Download - Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

Transcript
Page 1: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek

Sprundelseweg 10 Rucphen

Opdrachtgever: Koninvest Vastgoed B.V.

Contactpersoon: Dhr. J. Konings

Datum: 22 februari 2016

Projectnummer: 20151252

Page 2: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

Status rapport: Concept, 1 februari 2016

Opgesteld voor: Dhr. J. Konings Koninvest Vastgoed B.V. Damstraat 2

4701 GN Roosendaal

T. +31 6 24513710 E. [email protected]

Gezien door: D. van Iersel Natuurtechnisch adviseur

Opgesteld door: Frank van Irsel Natuurtechnisch adviseur Boomtechnisch adviseur Van Helvoirt Groenprojecten BV Oisterwijksebaan 8A 5056 RD Berkel-Enschot Postbus 145 5056 ZJ Berkel-Enschot 013-5408200 06-52396028 www.vanhelvoirtgroenprojecten.nl

© Van Helvoirt Groenprojecten BV. Dit rapport of delen ervan mogen niet zonder schriftelijke toestemming van Van Helvoirt Groenprojecten BV worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, anders dan bedoelt voor de doelstelling in het rapport.

Page 3: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 3

Inhoudsopgave Samenvatting ............................................................................................................................ 4

1 Inleiding ............................................................................................................................ 5

2 Onderzoek actuele natuurwaarden ...................................................................................... 6 2.1 Onderzoekslocatie ...................................................................................................... 6 2.2 Veldinspectie ............................................................................................................. 7 2.3 Bureaustudie ............................................................................................................. 7 2.4 Gebiedsbescherming .................................................................................................. 7 2.5 Resultaten onderzoek ................................................................................................. 8

3 Risicoanalyse van geplande werkzaamheden ........................................................................ 9 3.1 Analyse van werkzaamheden ...................................................................................... 9 3.2 Risicokalender ........................................................................................................... 9

4 Werkprotocol ................................................................................................................... 10 4.1 Uitvoer van werkzaamheden ..................................................................................... 10 4.2 Aanvullende maatregelen .......................................................................................... 10 4.3 Handelen bij voorkomen van (onverwachte) beschermde soorten ................................. 10 4.4 Calamiteiten ............................................................................................................ 11

5 Archeologisch onderzoek .................................................................................................. 12 5.1 Archeologische verwachtingen................................................................................... 12 5.2 Risico’s graafwerkzaamheden .................................................................................... 12 5.3 Aanbevelingen ......................................................................................................... 12

Bijlage 1. Wettelijk kader .......................................................................................................... 14 Bijlage 2. Richtlijnen zorgvuldig handelen ................................................................................... 16 Bijlage 3. Richtlijnen beschermende maatregelen ........................................................................ 21 Bijlage 4. Literatuuronderzoek ................................................................................................... 22 Bijlage 5. Archeologisch onderzoek ............................................................................................ 23

Page 4: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 4

Samenvatting

Quickscan flora & fauna Uit de quickscan flora & fauna is gebleken dat de natuurwaarden op het perceel laag zijn. Als gevolg hiervan kunnen de geplande werkzaamheden normaal doorgang vinden. Indien alsnog (onvermoed) zwaarder beschermde soorten worden aangetroffen, dient invulling te worden gegeven aan zorgvuldig handelen. Om invulling te geven aan het zorgvuldig handelen dient gewerkt te worden volgens de voorschriften van een gedragscode. Geadviseerd wordt om de ‘Gedragscode flora en faunawetgeving, Ruimtelijke ontwikkeling en inrichting van de vereniging Stadwerk’ te hanteren. Dit is een door het ministerie van LNV goedgekeurde gedragscode en wordt in de praktijk het meest gebruikt.

Deze gedragscode is van toepassing op de uitvoering van aanlegwerkzaamheden in groenvoorzieningen. Door te handelen volgens deze gedragscode wordt schade aan (lokale) populaties van beschermde planten en dieren voorkomen of tot een minimum beperkt. Archeologisch onderzoek Op grond van de resultaten van het onderzoek acht Archeodienst BV een archeologisch vervolgonderzoek in het noordelijk deel van het plangebied niet noodzakelijk als daar de graafwerkzaamheden gaan plaatsvinden. Indien in het zuidelijk deel van het plangebied graafwerkzaamheden gaan plaatsvinden is vervolgonderzoek wel noodzakelijk.

Page 5: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 5

1 Inleiding

Aanleiding Bij ruimtelijke ingrepen dient in kaart te worden gebracht of de actuele natuurwaarden van de betreffende locatie worden bedreigd. Met behulp van een inventarisatie van de aanwezige flora en fauna wordt vooraf een inschatting gemaakt van de effecten die de geplande ruimtelijke ingrepen op de actuele beschermde natuurwaarden zullen hebben. Deze inventarisatie bestaat uit een veldinspectie, een bureaustudie en een rapportage. Tevens is een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten daarvan zijn eveneens in dit rapport opgenomen. Veldwerk De veldinspectie heeft plaats gevonden op 15 februari 2016. Er is globaal gezocht naar sporen van

voorkomende fauna (uitwerpselen, nesten, (vogel)geluiden). Ook is er gezocht naar plantenresten of beginnende vegetaties. Deze veldinspectie is een momentopname en is derhalve op zichzelf staand slechts indicatief voor de voorkomende flora en fauna. Bureaustudie De bureaustudie richt zich op reeds bekende verspreidingsgegevens. Hierbij zijn onder andere waarneming.nl, SOVON, FLORON, RAVON en de zoogdiervereniging geraadpleegd. Rapportage Dit rapport bevat de uitwerking van de veldinspectie en de bureaustudie van het perceel gelegen aan Sprundelseweg 10 te Rucphen. Tevens worden aanbevelingen gedaan voor het uitvoeren van de geplande werkzaamheden met inachtneming van de zorgplicht ten aanzien van de Flora- en Faunawetgeving. Tevens is een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten daarvan zijn eveneens opgenomen in dit rapport.

Page 6: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 6

2 Onderzoek actuele natuurwaarden

De eerste stap om de effecten van een ingreep op beschermde soorten te achterhalen is een onderzoek naar de mate waarin beschermde soorten in het projectgebied voor (kunnen) komen. Gekeken wordt naar sporen en mogelijke rust- of verblijfplaatsen. Tevens wordt een inschatting gemaakt van de potentie van het projectgebied voor het voorkomen van beschermde flora en fauna.

2.1 Onderzoekslocatie

De onderzoekslocatie bevindt zich tussen Sprundelseweg 8 en 12 te Rucphen, zie afbeelding 1. Het betreft een frequent gemaaid grasveld dat is afgerasterd met hekken. Het voorste deel van het terrein is verhard met betonklinkers. Aan de zuidzijde grenst het terrein aan de Sprundelseweg. De oost- en westzijde van het terrein grenzen aan de tuin respectievelijk behorend bij Sprundelseweg 8 en 10. De noordzijde wordt begrenst door een bosje.

Afbeelding 1: Overzichtsfoto onderzoekslocatie

Page 7: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7

2.2 Veldinspectie Tijdens de veldinspectie is het projectgebied onderzocht op sporen van voorkomende flora en fauna. Ook zijn de potentiële mogelijkheden op het voorkomen van beschermde soorten onderzocht. De veldinspectie heeft plaatsgevonden op 15 februari 2016. Tijdens de veldinspectie is het projectgebied globaal onderzocht op sporen van voorkomende flora en fauna. De omgeving biedt in potentie nestgelegenheid aan een aantal algemene broedvogels. Tijdens het veldwerk zijn slechts enkele algemene soorten aangetroffen in de haag (cipres), zie afbeelding 2 en naaldbomen (Servische spar), zie afbeelding 3 die grenzen aan het perceel. Aangetroffen vogels zijn houtduif (Columba palumbus), Turkse tortel (Streptopelia decaocto), roodborst (Erithacus rubecula) en huismus (Passer domesticus). In het ruw gemaaide gras worden enkel algemene kruidsoorten aangetroffen.

Afbeelding 2: Bestaande Servische sparren (Picea omorika) aan de westzijde van het terrein

Afbeelding 3: Cipreshaag (Chamaecyparis lawsoniana 'Columnaris') aan de oostzijde van het terrein

2.3 Bureaustudie De bureaustudie richt zich op bekende verspreidingsgegevens (zoals waarneming.nl en diverse atlassen) en ruimtelijke plannen (lokaal, provinciaal, nationaal en Europees) die voor deze locatie relevant zijn. In deze bureaustudie zijn de verspreidingsgegevens van waaneming.nl indicatief gebruikt. In de diverse geraadpleegde gegevensbronnen worden in de directe omgeving geen beschermde soorten gemeld.

2.4 Gebiedsbescherming

Het projectgebied maakt geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur of Natura 2000 gebieden en is geen beschermd ‘natuurmonument’.

Page 8: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 8

2.5 Resultaten onderzoek Algemeen Het projectgebied en de directe omgeving worden momenteel intensief gebruikt/beheerd. Uit het veldwerk en de bureaustudie blijkt dat er nauwelijks verhoogde natuurwaarden nabij het projectgebied aanwezig zijn. Vogels Gezien de ligging van het projectgebied kunnen algemene soorten broedvogels verwacht worden. Het projectgebied is voor een aantal soorten geschikt als rust- of verblijfsplaats. Individuele broedgevallen zijn niet waargenomen.

Zoogdieren Tijdens het veldwerk zijn geen beschermde soorten waargenomen. Reptielen en amfibieën Tijdens het veldwerk zijn geen reptielen en/of amfibieën aangetroffen. Vissen Het voorkomen van vissen kan worden uitgesloten. Er is geen geschikte biotoop (open water) aanwezig in het projectgebied. Vlinders Gezien het feit dat specifieke waardplanten voor vlinders en rupsen in het projectgebied ontbreken, worden geen beschermde soorten verwacht. Vaatplanten Het betreft een intensief beheerd grasveld, waardoor geen beschermde soorten worden verwacht.

Overige Onder de overige soorten vallen onder andere kreeftachtigen en tweekleppigen. Gezien de eisen die deze soorten stellen aan hun biotoop kan worden uitgesloten dat deze soorten in het projectgebied voorkomen.

Page 9: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 9

3 Risicoanalyse van geplande werkzaamheden

Om een inschatting te kunnen maken van de gevolgen van de ruimtelijke ingreep voor de voorkomende flora en fauna dient een analyse te worden gemaakt van de diverse werkzaamheden. In dit hoofdstuk worden de diverse werkzaamheden waarbij het risico op verstoring aanwezig is beschreven en wordt een inschatting gemaakt van het risico op verstoring en/ of vernietiging van voorkomende flora en fauna.

3.1 Analyse van werkzaamheden Het grasveld wordt deels ontgraven ten behoeve van herinrichting en nieuwbouw. De risico’s op verstoring van beschermde flora en fauna tijdens de werkzaamheden zijn verwaarloosbaar. Er is een gering risico op de vernietiging van groeiplaatsen en/of vaste rust- of verblijfplaatsen, zie tabel 1.

Werkzaamheden Mogelijke overtreding Flora- en faunawet Art. Nr.

Ontgraven grasveld Vernietiging groeiplaats van flora en voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaats 8, 10 + 11

Tabel 1: Werkzaamheden met analyse van mogelijke risico’s

3.2 Risicokalender Aanbevolen wordt om de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren om het risico op schade aan vaste verblijfplaatsen uit te sluiten. De risico’s zijn met name van invloed op individuele broedgevallen van vogels. Tijdens het veldwerk zijn geen broedgevallen waargenomen. In tabel 2 is een risicokalender opgenomen.

Werkzaamheden Jan Feb Maart April Mei Juni Juli Aug Sept Okt Nov Dec

Ontgraven grasveld

Acceptabel risico

Betrekkelijk risico

Onacceptabel risico

Tabel 2: Risicokalender werkzaamheden

Page 10: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 10

4 Werkprotocol

In dit hoofdstuk wordt het werkprotocol beschreven op basis van het onderzoek naar de actuele natuurwaarden en de risicoanalyse in de voorgaande hoofdstukken. Indien er sprake is van een gedragscode, wordt gerefereerd aan de ‘Gedragscode flora en faunawet, ruimtelijke ontwikkeling en inrichting’. Dit is een door het ministerie van LNV goedgekeurde gedragscode en wordt in de groensector het meest gehanteerd. Door te handelen volgens deze gedragscode wordt schade aan (lokale) populaties van beschermde planten en dieren voorkomen of tot een minimum beperkt.

4.1 Uitvoer van werkzaamheden Zoals geconcludeerd in hoofdstuk 2 zijn de actuele natuurwaarden nauwelijks verhoogd. Tijdens het veldwerk zijn in het projectgebied geen beschermde soorten of individuele broedgevallen van vogels aangetroffen. Indien alsnog (onvermoed) beschermde soorten worden aangetroffen, dient invulling te worden gegeven aan zorgvuldig handelen, zie paragraaf 4.3 en bijlage 3.

4.2 Aanvullende maatregelen Om verstoring van fauna te minimaliseren dienen de verschillende werkzaamheden waar mogelijk in één aaneengesloten werkgang, buiten het broedseizoen plaats te vinden. Indien er verstoring plaats vindt, dient er een goede vluchtroute beschikbaar te zijn. Een vluchtroute moet altijd beschikbaar zijn, om bijvoorbeeld verkeersslachtoffers te voorkomen.

4.3 Handelen bij voorkomen van (onverwachte) beschermde soorten

Ondanks alle voorzorgsmaatregelen kan het voorkomen dat er tijdens de realisatie van een project een niet in kaart gebrachte vaste rust- en verblijfplaats van een soort op de projectlocatie aanwezig blijkt te zijn of zich alsnog heeft gevestigd. Zowel de opdrachtnemer als de opdrachtgever hebben een taak om hier zorgvuldig mee om te gaan. De handelswijze in dit geval is als volgt:

De opdrachtnemer meldt bij de opdrachtgever (de directie van het werk) dat er een onverwachte soort is aangetroffen.

De opdrachtnemer stopt direct de activiteiten ter plaatse van de vaste rust- en verblijfplaats(en) ter voorkoming van verdere schade.

Alleen indien er sprake is van een overtreding van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet wordt dit voorval door de opdrachtgever bij de Algemene Inspectiedienst (AID) gemeld.

De opdrachtnemer stelt ter goedkeuring van de opdrachtgever het plan van aanpak, indien nodig in overleg met Dienst Regelingen, bij.

De opdrachtgever maakt de te treffen maatregelen onderdeel van de overeenkomst. Het werk wordt conform het goedgekeurde plan van aanpak voortgezet.

Page 11: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 11

4.4 Calamiteiten Een calamiteit betreft een onvoorziene gebeurtenis die actie vereist vanwege een acuur risico voor de volksgezondheid en/of openbare veiligheid. In het kader van de Flora- en faunawet kan dit situaties opleveren die specifiek aandacht vragen. Bij vermeende calamiteiten dient als volgt te worden gehandeld:

1. Is er sprake van een acuut risico voor de volksgezondheid en/of openbare veiligheid? Eventueel te beoordelen door inzet van een bevoegde instantie of persoon zoals GGD, wegbeheerder of waterschap.

Nee = Geen calamiteit Ja = Een calamiteit, ga verder met vraag 2

2. Is er sprake van aanwezigheid van groeiplaatsen van beschermde flora en/of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde fauna en is de functionaliteit in het geding? Te beoordelen door een deskundige op het vlak van inventariseren. Nee = Maatregelen uitvoeren om risico weg te nemen Ja = Ga verder met 3

3. Handelen conform de volgende prioritering:

a) Het risico wegnemen door dusdanig te werken dat de nadelige effecten voor flora en fauna zoveel mogelijk worden beperkt. Bijvoorbeeld bij een dassenburcht of vossenburcht onder een breukgevaarlijke boom, de boom verwijderen met een telescopische kraan of kraan met lange giek zodat niet op de burcht wordt gereden.

b) De schade aan de groeiplaats of rust- en verblijfplaats zoveel mogelijk beperken. Bijvoorbeeld takken in de kroon van een laanboom wegnemen en het stamstuk

waar vleermuizen in verblijven laten staan. c) Het risico wegnemen met blijvende schade aan de groeiplaats of rust- en

verblijfplaats. De analyse en de te nemen handelingen dienen te worden bepaald door een deskundige. De aanpak dient te worden gedocumenteerd en minimaal 2 jaar te worden bewaard door de opdrachtgever. Bijvoorbeeld het verwijderen van een door een herfststorm scheefgezakte boom boven een parkeerplaats met daarin een horst van een buizerd.

Page 12: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 12

5 Archeologisch onderzoek

Dit hoofdstuk omvat de belangrijkste conclusies en aanbevelingen van het verkennend archeologisch onderzoek dat op het terrein is uitgevoerd. Voor de volledige rapportage van het onderzoek wordt verwezen naar bijlage 5.

5.1 Archeologische verwachtingen Op basis van het bureauonderzoek was een middelhoge archeologische verwachting voor het plangebied opgesteld voor de perioden Laat-Paleolithicum tot en met de Vroege-Middeleeuwen en een lage verwachting voor de perioden Late-Middeleeuwen tot en met de Nieuwe tijd. De lage verwachting voor de perioden Late-Middeleeuwen tot en met Nieuwe tijd kan op grond van de veldresultaten worden gehandhaafd. De middelhoge verwachting voor de perioden Laat-Paleolithicum tot en met de Vroege-Middeleeuwen kan op grond van de veldresultaten voor het noordelijke deel van het plangebied worden bijgesteld naar laag.

5.2 Risico’s graafwerkzaamheden Gezien de aangetroffen verstoringen in het noordelijke deel van het plangebied worden er geen vindplaatsen meer verwacht die kunnen worden bedreigd door de voorgenomen graafwerkzaamheden. Voor het zuidelijke deel van het plangebied (vanaf 10 m ten zuiden van boring 2) geldt dat de voorgenomen graafwerkzaamheden een bedreiging vormen voor het eventueel aanwezige archeologische bodemarchief.

5.3 Aanbevelingen

Op grond van de resultaten van het onderzoek is een archeologisch vervolgonderzoek in het noordelijk deel van het plangebied niet noodzakelijk als daar de graafwerkzaamheden gaan plaatsvinden, zie afbeelding 4.

Indien in het zuidelijk deel van het plangebied graafwerkzaamheden gaan plaatsvinden is vervolgonderzoek wel noodzakelijk.

Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. Met nadruk wordt erop gewezen dat dit selectieadvies nog niet betekent dat reeds bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek zullen namelijk eerst moeten worden beoordeeld door de gemeente Rucphen, die vervolgens een selectiebesluit neemt.

Page 13: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 13

Afbeelding 4: Boorpunten en verwachtingskaart

Page 14: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 14

Bijlage 1. Wettelijk kader

Flora- en Faunawetgeving Een aantal zeldzame en/ of kwetsbare plant- en diersoorten wordt door de Flora- en faunawet beschermd. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken, met een ontheffing of vrijstelling. Het verlenen hiervan is de bevoegdheid van de minister van Landbouw,

Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). De Flora- en faunawet bevat een aantal verbodsbepalingen om er voor te zorgen dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust worden gelaten. Voor ruimtelijke ingrepen zijn dit meestal:

Artikel 8: Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen.

Artikel 9: Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen.

Artikel 10: Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort,

opzettelijk te verontrusten.

Artikel 11: Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren.

De mate van bescherming hangt af van het voorkomen van de soorten in Nederland. Er zijn drie beschermingsregimes ingesteld: Tabel 1

Voor algemeen voorkomende soorten geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling op de Flora- en faunawet;

Tabel 2

Voor minder algemene soorten geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling als de werkzaamheden gebeuren volgens een door de minister goedgekeurde gedragscode (bv. ‘gedragscode zorgvuldig bosbeheer’). Indien dit niet gebeurd is een ontheffing op de Flora- en faunawet nodig. De ontheffingsaanvraag wordt getoetst aan het criterium ‘doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort’ (zgn. lichte toets);

Tabel 3

Voor strikt beschermde soorten moet een uitgebreide toets worden verricht. Bij onder andere ruimtelijke ingrepen wordt het noodzakelijk geacht een toets te verrichten en ontheffing te hebben vóór uitvoering van de werkzaamheden.

Page 15: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 15

Vogel- en Habitatrichtlijn De Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn zijn richtlijnen van de Europese Unie waarin aangegeven wordt welke soorten en welke typen natuurgebieden (habitats) beschermd moeten worden door de lidstaten. De Vogelrichtlijn, 2 april 1979, bevat een lijst van 187 zeldzame of bedreigde vogelsoorten. Voor deze vogelsoorten en voor belangrijke overwinteringsgebieden van trekvogels moeten Speciale Beschermingszones (Vogelrichtlijngebieden) worden aangewezen. De Habitatrichtlijn dateert uit 1992. Hierin staat de bescherming van natuurlijke en halfnatuurlijke habitats centraal. In de bijlagen van de Habitatrichtlijn worden 500 plantensoorten, 200 diersoorten (geen vogels, omdat die al onder de vogelrichtlijn vallen) en 198 habitats genoemd. Ze worden bovendien verdeeld over verschillende bio-geografische regio's en in prioritaire en niet prioritaire soorten. Ook voor de Habitatrichtlijn moeten Speciale beschermingszones (Habitatrichtlijngebieden) worden aangewezen. De gebieden die vallen onder de beide richtlijnen moeten uitgroeien tot een Europees netwerk van natuurgebieden. Dit netwerk wordt Natura 2000 genoemd.

Rode lijst soorten Rode lijsten geven een overzicht van diersoorten die uit Nederland zijn verdwenen of dreigen te verdwijnen. De mate van bedreiging is verdeeld over de volgende categorieën:

uitgestorven op wereldschaal; in het wild uitgestorven op wereldschaal; verdwenen uit Nederland; in het wild verdwenen uit Nederland; ernstig bedreigd; bedreigd; kwetsbaar; gevoelig.

Plaatsing op één van de lijsten betekent niet automatisch dat de diersoort beschermd is. Daarvoor is opname in de Flora- en faunawet nodig. Rode lijsten hebben een belangrijke signaleringsfunctie. Ze geven namelijk aan hoe goed of slecht het met een diersoort gaat.

Page 16: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 16

Bijlage 2. Richtlijnen zorgvuldig handelen

Vaste rust- en verblijfplaatsen Bepalend voor het zorgvuldig handelen is het type vaste rust- en verblijfplaats en het gebruik van deze locatie door de soort (zie ook bijlage 3 en 4). Voor het uitwerken van het plan van aanpak gelden de volgende richtlijnen. Permanente vaste rust- en verblijfplaatsen (PVRV), permanent in gebruik Planten hebben een permanente groeiplaats en ook een aantal diersoorten maken gebruik van

permanente vaste rust- en verblijfplaatsen (bv. vossenhol of mierenhoop). Voor deze soorten geldt het uitwerken van zorgvuldig handelen jaarrond en resulteert in een keuze uit 2 scenario’s:

Beschermen van de vaste rust- en verblijfplaats en het voorkomen / beperken van het verontrusten/verstoren indien het fauna betreft.

Het opheffen van de PVRV in de vorm van het stimuleren en mogelijk maken dat de soort

op eigen gelegenheid een andere verblijfplaats kiest en het onbruikbaar maken van de PVRV. Deze actie is reeds uitgewerkt in de planvorming. Voor planten betekent dit het binnen het project verplanten of tijdelijke opslag en weer terug planten.

Permanente vaste rust- en verblijfplaatsen (PVRV), tijdelijk in gebruik Voor een aantal diersoorten geldt een permanente vaste rust- en verblijfplaats die niet jaarrond wordt gebruikt door de soort (bv. blauwe reigerkolonie in een bos, gevel van een gebouw door huiszwaluwen, poel door padden of slaapplaats van ransuilen). Deze soorten keren wel elk jaar terug op dezelfde plaats. Dit resulteert voor zorgvuldig handelen in een keuze uit 2 scenario’s:

De vaste rust- en verblijfplaats dient jaarrond te worden behouden. Afhankelijk van de

soort gelden er specifieke perioden voor het voorkomen / beperken van het verontrusten/verstoren (dit betreft veelal de voortplantingsperiode).

Het opheffen van de PVRV in de vorm van het onbruikbaar maken van de PVRV buiten de

periode dat de soort aanwezig is (inzet natuurkalenders LNV). Deze actie is reeds uitgewerkt in de planvorming.

Tijdelijke vaste rust- en verblijfplaatsen (TVRV) Voor met name veel vogelsoorten geldt een tijdelijke vaste rust- en verblijfplaats. Jaarlijks wordt een nieuw nest gemaakt, bijvoorbeeld het nest van een merel of meerkoet. Voor deze soorten is met name het tijdpad zeer bepalend voor de uitwerking van zorgvuldig handelen. Dit betekent aandacht besteden aan de uitvoeringsperiode van de werkzaamheden:

Startmoment: bij voorkeur voordat soorten nestelen of het nest hebben verlaten. Uitvoeringsperiode: indien de uitvoering start nadat de soort al op de werklocatie

aanwezig is, gebruik maken van beschermingszones en de maatregelen afstemmen op de aanwezige vogels (voorkomen/beperken verontrusten en verstoren).

Page 17: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 17

Werklocatie Het bestaand gebruik en de inrichting van de werklocatie zijn bepalend voor de aanwezige flora en fauna en de te hanteren richtlijnen tijdens de realisatie. Op basis van eigendomsbepalingen in de wet gelden de volgende categorieën:

Gebouwen (o.a. woningen en utiliteitsgebouwen). Werken (o.a. infrastructuur, nutsvoorzieningen en waterwerken). Terreinen (o.a. groenvoorzieningen, waterpartijen en landbouwareaal).

Ruimtelijke ontwikkeling betekent een verandering van de bestaande situatie en het daarmee

samenhangende beheer en gebruik. Hoe met de bestaande flora en fauna om te gaan is deels uitgewerkt tijdens de planvorming (permanente vaste rust- en verblijfplaatsen). Het contract en de daarbij horende documenten (b.v. een ontheffing in verband met tabel 3 soorten) vormen dan ook het uitgangspunt voor de invulling van het plan van aanpak per categorie. In de praktijk kunnen combinaties van de genoemde categorieën op één projectlocatie voorkomen. De geldende richtlijnen van alle relevante categorieën worden dan toegepast bij het opstellen van het plan van aanpak. De uitwerking geeft onder meer duidelijkheid over de 3 mogelijke keuzes. Van hoog naar lage prioriteit betreft het:

a. Behoud en bescherming vaste rust- en verblijfplaatsen. b. Voorkomen vestiging van beschermde soorten. c. Opheffen permanente vaste rust- en verblijfplaatsen.

In de uitwerking is specifiek aandacht besteed aan tabel 1, 2 soorten en vogels. Tabel 3 soorten en jaarrond beschermde vogelnesten (zie bijlage 5) zijn niet opgenomen. Hiervoor gelden in eerste

instantie de richtlijnen zoals die zijn verwoord in een ontheffing (zie planvorming).

Page 18: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 18

Beperken negatieve effecten van werkzaamheden Ondanks het zorgvuldig handelen op basis van de richtlijnen beschreven in voorgaande paragrafen kan het uitvoeren van werkzaamheden leiden tot een overtreding van de verbodsbepalingen of de zorgplicht van de Flora- en faunawet. In deze paragraaf wordt aandacht geschonken aan de bewustwording van effecten van werkzaamheden en worden handvatten geboden voor een zorgvuldige werkwijze zodat deze kan worden uitgewerkt in het plan van aanpak.

Licht Kunstmatige verlichting werkt verstorend op met name fauna. Beperk de toepassing van kunstlicht en de verstrooiing van licht buiten de projectlocatie indien er beschermde soorten voorkomen in de omgeving. Beperk het direct schijnen op wateroppervlakken. Tevens kan door het toepassen van gekleurd licht/zwakker licht het negatief effect worden beperkt (bv. groen licht versus aanwezigheid van vogels). Vernatting en/of verdroging Bemaling kan een onderdeel vormen van de realisatie. In de planvorming en/of het plan van aanpak dient de bemaling te worden uitgewerkt en dus zorgvuldig bemalen. Er dient aandacht te zijn voor:

Verdrogingeffecten in relatie tot vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde soorten. Vernattingeffecten in relatie tot vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde soorten.

Dit geldt voor de projectlocatie en de omgeving waarop de bemaling effect

heeft. Vervuiling Tijdens ruimtelijke ontwikkelingen komen vaak restafval en stof vrij. Naast de natuurwetgeving dient ook conform milieuwetgeving en het bouwstoffenbesluit invulling te worden gegeven aan een zorgvuldige opslag en afvoer van reststoffen en dient het stuiven te worden beperkt. Fysieke aanwezigheid Op het moment dat er wordt gewerkt nabij vaste rust- en verblijfplaatsen kan er verstoring of verontrusting optreden door het aanwezig zijn (geldt met name voor vogels en zoogdieren). Om dit te beperken dient de verstoringperiode tot een minimum te worden beperkt. Hiervoor gelden de volgende richtlijnen:

Beperk het aantal verstoringmomenten: concentreer/combineer maatregelen per locatie zo veel mogelijk.

Optimaliseer het werkproces zo dat de maatregel in een beperkte tijd kan plaatsvinden. Door te werken met werktuigen voorzien van een afgesloten cabine wordt de fysieke

aanwezigheid van de mens door de aanwezige dieren beperkt ervaren.

Page 19: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 19

Geluidsoverlast Om verstoring van aanwezige fauna tegen te gaan dient geluidsoverlast als gevolg van werktuigen/machines tot een minimum worden te beperkt. Hiervoor gelden de volgende richtlijnen:

Kies bewust locaties waar geluidsoverlast optreedt (dus niet het aggregaat in/nabij een bosje met bewoonde nesten plaatsen.

Beperk het aantal piekmomenten qua geluid. Beperk verrassingen en laat gewenning optreden (dus werk naar een vaste rust- en

verblijfplaats toe). Werkperioden De Flora- en faunawet schrijft geen werkperioden voor. In principe is er dan ook ruimte voor het jaarrond uitvoeren van werkzaamheden. De opdrachtgever kan werkperioden voorschrijven (bv. op basis van een natuurkalender, gebiedsspecifieke risicotabel of een natuurzonering). In algemene zin dient rekening te worden gehouden met de soortspecifieke perioden van tabel 1 en 2 soorten en vogels gekoppeld aan het gebruik van de vaste rust- en verblijfplaatsen. Enige voorbeelden zijn:

Voortplantingsperiode van een soort: de tijd tussen het maken van het nest tot en met het uitvliegen van de jongen van het laatste legsel.

Winterrustperiode van een soort: de slaapplaatsen overdag of ’s nachts of 24 uur per dag. Jaarronde verblijfsperiode van een soort: permanente vaste rust- en verblijfplaatsen,

permanent in gebruik. Als algemene richtlijn kunnen de LNV natuurkalenders worden ingezet. Deze kalenders geven per soort informatie over geschikte werkperioden. Werkrichting Ondanks zorgvuldig handelen is verstoring van vooral fauna niet altijd onvermijdelijk. Indien er verstoring plaats vindt, dient er een goede vluchtroute beschikbaar te zijn (geldt in het bijzonder voor vogels en zoogdieren). Dit om bijvoorbeeld verkeersslachtoffers te voorkomen. Werk van een drukke locatie (bv. hoofdontsluitingsweg of woonwijk) naar een rustige locatie (bv. groengebied of buitengebied). Voor vissen geldt: werk van een dood einde van een watergang naar een verbinding.

Page 20: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 20

Voorkomen/beperken vestiging flora en fauna Als gevolg van activiteiten of rustperiodes tijdens de realisatie van een ruimtelijke ontwikkeling kunnen aantrekkelijke milieus ontstaan voor (beschermde) flora en fauna. Het betreft met name dieren, echter ook beschermde planten kunnen zich vestigen indien de uitvoering over een lange periode wordt uitgesmeerd. Om risico’s ten aanzien van het overtreden van de verbodsbepalingen te voorkomen of calamiteiten te beperken dient er tijdens de realisatie aandacht te zijn voor flora- en faunawerende activiteiten. Het betreft:

Steile taluds door aanleg gronddepots of afgraven van grond. Zorg dat er geen steilranden beschikbaar zijn of dek deze af (met name voorjaar).

Risico: vestiging van oeverzwaluwen en rugstreeppadden. Natte laagtes door graafwerk of lozing van water. Beperk deze activiteiten, met name in

het vroege voorjaar. Risico: voortplanting door amfibieën als rugstreeppad. Onbebouwd werkterrein. Beperken van het areaal of die delen van de fysieke ruimtelijk

ontwikkeling regelmatig bewerken. Maximaal 1 maand voorafgaand aan de vestiging van te verwachte soorten hiermee starten.

Risico: gebruik door broedvogels, amfibieën en kleine zoogdieren. Gaten en kieren in gebouwen en werken. Object dicht maken of object afbreken. Risico: vestiging van steenmarter, vogels (voorjaar) en vleermuizen. Opslag van houtig en kruidig materiaal. Beperk opslaglocaties of stapels afdekken. Risico: vestiging van egels, muizen, vogels en amfibieën. Rustperiodes tijdens de uitvoering (o.a. vakantie) of tussen de verschillende

uitvoeringsfasen (bv. bouwrijpfase en woonrijpfase): beperk lange periodes van afwezigheid.

Risico: vestiging diverse soorten (afhankelijk van het gebouw, werk of terrein), geldt in het bijzonder in het voorjaar en in de herfst.

Indien er sprake is van mogelijke vestiging van soorten in het werkgebied gedurende de ruimtelijke ontwikkeling, wordt aanbevolen gebruik te maken van de regelingen voor tijdelijke natuur (via ontheffingen van LNV).

Page 21: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 21

Bijlage 3. Richtlijnen beschermende maatregelen

Indien er vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde flora of fauna op de projectlocatie voorkomen dienen deze te worden beschermd. De bescherming dient een zo beperkt mogelijke tijdsduur in stand te worden gehouden (direct koppelen aan de uitvoeringsperiode van de activiteit). Onder tijdelijk te beschermen locaties vallen de locaties zoals in bijlage 3 staan beschreven. De bescherming kan als volgt plaatsvinden:

Het aanbrengen van zichtbare markeringen door middel van een afzetting met palen en linten indien er sprake is van beperkte ingrepen (bv. lokaal graafwerk).

Een volledige 3-dimensionale bescherming (kooiconstructie) indien er sprake is van

bomenkap versus het beschermen van locaties op maaiveldniveau (bv. mierenhoop of groeiplaats waardevolle planten).

Het behouden en beschermen van bewoonde holle bomen, bomen met nestkasten en

nestbomen en markering zone rondom deze bomen. De beschermingszone wordt (tijdelijk) uitgesloten van het werk.

Behouden en beschermen van delen van een gebouw of werk waarin, waaraan de soort

zit (bv. muurvegetatie en deze duidelijk herkenbaar markeren (bv. met verf, lint en/of hekwerken).

Behouden van openingen waar fauna gebruik van maakt en de toegang daartoe in stand

houden (bv. gat in een gevel en de aanvliegroute van een kerkuil): geen hekwerk of linten voor de opening plaatsen.

Geleiding en/of afscherming van locaties door middel schermen voor amfibieën en

reptielen of wildrasters.

Page 22: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 22

Bijlage 4. Literatuuronderzoek

Geraadpleegde websites www.minlnv.nl www.waarneming.nl www.zoogdieratlas.nl www.roplan.brabant.nl www.floron.nl www.sovon.nl

Gedrukte Literatuur Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Brochure ‘Buiten aan het werk’. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Brochure ‘Aangepaste lijst jaarrond beschermde nesten’. Vereniging stadswerk, Gedragscode bestendig groenbeheer (gemeentelijke) groenvoorzieningen. Vereniging Stadswerk, Gedragscode ruimtelijke ontwikkeling en inrichting.

Page 23: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 23

Bijlage 5. Archeologisch onderzoek

Page 24: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase

Sprundelseweg 10 te Rucphen

E.A. Schorn

Archeodienst Rapport 820 Onderzoeksmelding: 3987172100 In opdracht van: Van Helvoirt Groenprojecten BV

Page 25: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

3987172100 BO & IVO-V Sprundelseweg 10 te Rucphen Archeodienst BV

2

De kaft van dit rapport is in de vorm van de voor- en achterkant van een Romeinse dakpan waarop hondenpootafdrukken staan.

Colofon

Titel: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase Sprundelseweg 10 te Rucphen

Auteur(s): E.A. Schorn Met bijdragen van: N.v.t. Archeodienst Rapport: 820 ISSN nummer: 1877-2900 Versienummer: 1.0 (concept) Onderzoeksmelding: 3987172100 Gemeente: Rucphen Opdrachtgever: Van Helvoirt Groenprojecten BV Eindredactie E.A. Schorn Foto’s en tekeningen: Archeodienst BV, tenzij anders aangegeven Plaats: Zevenaar Foto omslag: N.v.t. Autorisatie: Willem-Simon van de Graaf

15-02-2016

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder bronvermelding. Archeodienst BV aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit onderhavig onderzoek of de gegeven adviezen. Archeodienst BV, Ringbaan-Zuid 8a, Postbus 297, 6900 AG Zevenaar, tel. 0316-581130, [email protected], www.archeodienst.nl

Page 26: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

3987172100 BO & IVO-V Sprundelseweg 10 te Rucphen Archeodienst BV

3

Inhoudsopgave

1 Inleiding ..................................................................................... 5 1.1 Onderzoekskader ................................................................................................ 5 1.2 Onderzoeksdoel en vraagstellingen ...................................................................... 6 1.3 Ligging en huidige situatie plangebied ................................................................. 6 1.4 Toekomstige situatie plangebied .......................................................................... 6

2 Bureauonderzoek ......................................................................... 7 2.1 Methode ............................................................................................................. 7 2.2 Fysische geografie ............................................................................................... 7 2.2.1 Geomorfologie en geologie .................................................................................. 7 2.2.2 Bodem ................................................................................................................ 9 2.3 Archeologie ...................................................................................................... 10 2.4 Historische geografie ......................................................................................... 11 2.5 Bodemverstoring ............................................................................................... 13 2.6 Specifieke archeologische verwachting ............................................................... 13

3 Booronderzoek .......................................................................... 15 3.1 Werkwijze ......................................................................................................... 15 3.2 Beschrijving en interpretatie van de boorgegevens .............................................. 15 3.2.1 Sediment .......................................................................................................... 15 3.2.2 Bodem .............................................................................................................. 15 3.3 Archeologische indicatoren ............................................................................... 15 3.4 Archeologische interpretatie .............................................................................. 15

4 Conclusie .................................................................................. 17 4.1 Inleiding ........................................................................................................... 17 4.2 Conclusies / beantwoording van de onderzoeksvragen ........................................ 17 4.3 Advies .............................................................................................................. 17

Bijlage 1: Periodentabel Bijlage 2: Verklarende woordenlijst Bijlage 3: Afkortingenlijst Bijlage 4: Geomorfologische kaart Bijlage 5: Bodemkaart Bijlage 6: Archeologische informatie Bijlage 7: Boorpuntenkaart Bijlage 8: Boorbeschrijvingen

Page 27: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

3987172100 BO & IVO-V Sprundelseweg 10 te Rucphen Archeodienst BV

4

Administratieve gegevens Projectnaam Rucphen-Sprundelseweg 10 Onderzoeksmelding 3987172100 Provincie Noord-Brabant Gemeente Rucphen Plaats Rucphen Toponiem Sprundelseweg 10

Type project Bureau- en booronderzoek, verkennende fase (BO en IVO-Overig)

Opdrachtgever Van Helvoirt Groenprojecten BV Contactpersoon opdrachtgever Dhr. D. van Iersel Bevoegd gezag Gemeente Rucphen

Deskundige namens bevoegd gezag Regioarcheologen programmabureau Regio West-Brabant (RWB)

Uitvoerder Archeodienst BV Uitvoerders veldwerk E.A. Schorn Vondstdeterminatie N.v.t. Uitvoeringsdatum 05-02-2016 Beheer en plaats documentatie Zevenaar

Geografische positie (x-y; in m)

Coördinaten zijn NW-NO-ZO-ZW (x) 97998 (y) 393999 (x) 98025 (y) 393992 (x) 98014 (y) 393880 (x) 97979 (y) 393882

Huidig grondgebruik Deels bestraat met klinkers, deels weide Oppervlakte plangebied Ca. 3525 m²

Geplande verstoringsdiepte Onbekend, maar uitgaande van de aanleg van een bouwput ca. 1 m -mv

Page 28: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

3987172100 BO & IVO-V Sprundelseweg 10 te Rucphen Archeodienst BV

5

1 Inleiding

1.1 Onderzoekskader

In opdracht van Van Helvoirt Groenprojecten BV heeft archeologisch onderzoeksbureau Archeodienst BV een bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase (IVO-O(verig); booronderzoek) uitgevoerd in het plangebied aan de Sprundelseweg 10 in Rucphen (gemeente Rucphen, Fig. 1.1). Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanprocedure ten behoeve van de nieuwbouw van een vrijstaande woning. De verstoringsdiepte is onbekend, maar uitgaande van de aanleg van een bouwput zal de bodem door graafwerkzaamheden tot een diepte van ca. 1,0 m beneden maaiveld worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische resten zullen daarbij verloren gaan.

Fig. 1.1: Het plangebied op de topografische kaart (bron: kadaster 2014).

Op de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart (IDDS 2011) heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting (Beleidsadviesgebied 3), wat inhoudt dat bij een bodemverstoring dieper dan 0,50 m en groter dan 100 m² vroegtijdig archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. Het onderzoek is uitgevoerd conform de gemeentelijke eisen en de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.3 (CCvD 2013). Voor de in dit rapport gebruikte geologische en archeologische tijdsaanduidingen wordt verwezen naar Bijlage 1. Afkortingen en jargon worden in Bijlage 2 en 3 uitgelegd.

Page 29: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

3987172100 BO & IVO-V Sprundelseweg 10 te Rucphen Archeodienst BV

6

1.2 Onderzoeksdoel en vraagstellingen

Het doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting aan de hand van bestaande bronnen over bekende of verwachte landschappelijke, historische en archeologische waarden. Het doel van het verkennend booronderzoek is het toetsen van het opgestelde verwachtingsmodel door de intactheid van de bodemopbouw vast te stellen. Om deze doelstelling te realiseren, zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld:

• Wat is de opbouw van de ondergrond en is het bodemprofiel intact? • Wat is de specifieke archeologische verwachting van het plangebied en wordt deze bij het

veldonderzoek bevestigd? • In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd door de

voorgenomen ontwikkeling van het gebied

1.3 Ligging en huidige situatie plangebied

Het plangebied is ca. 3525 m2 groot en ligt aan de Sprundelseweg (tussen huisnummer 8 en 12) in Rucphen (Fig. 1.1). Het terrein wordt in het noorden begrensd door de Sprundelseweg en aan de andere zijden door erven met bebouwing. Het plangebied is in het noordelijk deel bestraat met klinkers en voor de rest in gebruik als weide. De hoogte van het maaiveld (geraadpleegd op www.ahn.nl) varieert van ca. 11,45 tot 12,45 m +NAP (Normaal Amsterdams Peil).

1.4 Toekomstige situatie plangebied

De exacte inrichting is niet bekend, maar er is nieuwbouw van een woning gepland, waarbij er vanuit is gegaan dat deze een oppervlak heeft van meer dan 100 m2 (Fig. 1.1).

Page 30: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

3987172100 BO & IVO-V Sprundelseweg 10 te Rucphen Archeodienst BV

7

2 Bureauonderzoek

2.1 Methode

Ten behoeve van het bureauonderzoek zijn gegevens verzameld over bekende of verwachte archeologische waarden, alsmede over geologische, bodemkundige en historisch-geografische kenmerken van (de omgeving van) het plangebied. In het kader van het bureauonderzoek zijn de volgende bronnen geraadpleegd:

• Recente topografische kaarten (kadaster) en luchtfoto’s (BingMaps via ArcMap) • Actuele Hoogtebestand van Nederland (bron: AHN.nl) • Bodemkaart van Nederland schaal 1:50.000 (geraadpleegd via Archis3) • Geomorfologische Kaart Nederland (geraadpleegd via Archis2) • Diverse historische kaarten (Kadastrale Kaart 1832, Topografische Militaire Kaarten

serie 1830-1850 (nettekeningen), serie 1850-1945 (Bonnebladen), Top25 serie 1935-1995, geraadpleegd via beeldbank.cultureelerfgoed.nl en topotijdreis.nl)

• Archeologische Monumentenkaart (AMK, geraadpleegd via Archis3) • Archeologische waarnemingen, onderzoek- en vondstmeldingen (geraadpleegd via

Archis3) • Gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart (IDDS 2011). • Bodematlas van Noord-Brabant (ArcGIS mapserver) • Rijksmonumenten vanuit de Atlas Leefomgeving (www.atlasleefomgeving.nl) • Heemkundekring Schijf (dhr. T. Naenen).

2.2 Fysische geografie

2.2.1 Geomorfologie en geologie

Het plangebied ligt in een relatief vlak gebied, dat in de ijstijden nooit door het landijs bedekt is geweest. Het ligt in het westen van Noord-Brabant waar in de diepere ondergrond fijnzandige of kleiige oud-pleistocene afzettingen van de Formatie van Waalre voorkomen, die zijn afgedekt door zandige afzettingen van de Formatie van Stramproy, die weer zijn afgedekt door een maximaal enkele meters dikke laag dekzand (Berendsen 2005). Volgens de geologische overzichtskaart van Nederland betreft komen in dit gebied de afzettingen van de Formatie van Stramproy voor (TNO Bouw en Ondergrond 2008). De afzettingen van de Formatie van Stramproy vertegenwoordigen een grote tijdsspanne, waarin veelal non-depositie plaatsvond (Lang en Weerts, 2003). De afzettingen zijn ten dele eolisch gevormd, deels onder periglaciale condities. Deze oudere afzettingen zijn in de laatste ijstijd, het Weichselien (ca. 115.000 – 11.755 jaar gele-den), afgedekt met de Formatie van Boxtel, die uit fluvioperiglaciale afzettingen, dekzand en löss bestaat. Dit afdekkende pakket heeft een dikte van 0,5 tot 4,0 m (Stichting voor Bodemkartering 1982). Op de geomorfologische kaart zijn de gebieden waar de oude rivierafzettingen relatief dicht aan het oppervlak voorkomen aangegeven als terrasafzettingswelvingen bedekt met dekzand (Bijlage 4, code 3L12a). Volgens de geomorfologische kaart ligt het plangebied binnen deze terrasafzettingswelvingen. In het Weichselien heeft het landijs zich sterk uitgebreid, maar heeft Nederland niet bereikt. Het klimaat is steeds kouder en droger geworden bij een dalende zeespiegel (Berendsen 2004). Tijdens het Pleniglaciaal (ca. 75.000 – 15.700 jaar geleden) is de bodem permanent bevroren geweest. Hierdoor is het sneeuwsmelt- en regenwater gedwongen over het oppervlak af te stromen waarbij zogenaamde fluvioperiglaciale afzettingen zijn afgezet en dalen uitgesleten. De fluvioperiglaciale afzettingen bevinden zich in de diepere ondergrond van het plangebied en bestaan uit fijn en grof zand, soms met grind, leemlagen en plantenresten, en worden tot de Formatie van Boxtel gerekend. In dit gebied wordt ook de zogenaamde Brabantse Leem onderscheiden (Laagpakket van Liempde, Formatie van Boxtel). Deze afzettingen zijn voor een deel ingewaaid in voormalige ondiepe meren of gevormd door adhesie aan vochtige

Page 31: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

3987172100 BO & IVO-V Sprundelseweg 10 te Rucphen Archeodienst BV

8

oppervlakken (Jongmans e.a. 2013). De moeilijk doorlatende leemlaag heeft grote invloed gehad op de waterhuishouding in het gebied. In deze periode zijn ook oude dekzandpakketten afgezet. In de koudste en droogste perioden van het Weichselien, met name in het Laat-Pleniglaciaal (ca. 26.000 –15.700 jaar geleden) en Laat-Glaciaal (ca. 15.700 – 11.755 jaar geleden), is de vegetatie vrijwel verdwenen, waardoor op grote schaal verstuiving is opgetreden (Berendsen 2004). Hierbij is (opnieuw) dekzand (jong dekzand) over de fluvioperiglaciale afzettingen afgezet. Dit (vaak lemige) zand is kalkloos, fijnkorrelig (150 – 210 μm), goed afgerond, goed gesorteerd en arm aan grind en wordt tot het Laagpakket van Wierden van de Formatie van Boxtel gerekend (Berendsen 2004). Volgens de geomorfologische kaart (Bijlage 4) komt in het plangebied dekzand voor dat de terrasafzettingswelvingen afdekt (code 3L12a). In het Holoceen (de laatste ca. 11.750 jaar) is het klimaat warmer en vochtiger geworden. Door de toenemende vegetatie is het dekzand vastgelegd en hebben de beken zich ingesneden, waarbij beekdalen zijn ontstaan. Er zijn geen beken in de omgeving van het plangebied aanwezig. Doordat het klimaat vochtiger werd steeg de grondwaterspiegel. Daardoor werden op lage plek-ken met een stagnerende waterafvoer (vaak met leem en/of klei dicht aan het oppervlak) de om-standigheden voor veenvorming vanaf het Neolithicum gunstig. Grote delen van het tegenwoordige zandgebied zijn bedekt geweest met veen, voornamelijk met veenmosveen (Formatie van Nieuwkoop, Laagpakket van Griendtsveen). Door afgraving in de Late-Middeleeuwen en de Nieuwe tijd is het meeste veen verdwenen (Stichting voor Bodemkartering 1982). Volgens de kaart met de veenwinningsgebieden (IDDS 2011) heeft het plangebied in een veengebied gelegen. Uit de Turfdatabank (http://gisgeoloket.provant.be/SilverlightViewer_1_10/Viewer.html?Viewer= Turfdatabank)blijkt dat in het plangebied geen veen aanwezig is geweest en dat het plangebied in een zone ligt waar de agrarische ontginning vanaf 1357 heeft plaatsgevonden. Op het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN, Fig. 2.1) is te zien dat het grootste deel van het plangebied relatief hoog gelegen is (ca. 12,45 m +NAP, geeloranje kleur) en dat het noordelijk uiteinde een stuk lager (ca. 12,45 m +NAP, geeloranje kleur)ligt binnen een hoger gelegen gebied (lichtgroene kleur,ca. 11,45 m +NAP). Beide delen liggen binnen de zone met de terrasafzettingswelvingen bedekt met dekzand op de geomorfologische kaart (Bijlage 4). De eerste AHN-kaarten waarop dit te zien was, stammen uit 1996/1997 het huidige bestand (AHN-2) stamt uit 2009.

Page 32: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

3987172100 BO & IVO-V Sprundelseweg 10 te Rucphen Archeodienst BV

9

Fig. 2.1: Het plangebied op het Actueel Hoogtebestand van Nederland (bron: www.ahn.nl).

2.2.2 Bodem

Op basis van de bodemkaart worden in het plangebied laarpodzolgronden in leemarm tot zwak lemig fijn zand verwacht (Bijlage 4, code cHn21). Op de zandgronden vindt het bodemvormende proces podzolering plaats. Bij podzolering worden kleine deeltjes, zoals ijzeroxiden, aluminiumoxiden en humus uitgespoeld door infiltrerend regen-water. Dit proces wordt ook wel uitloging genoemd (De Bakker/ Schelling 1989). De deeltjes worden door het water naar beneden getransporteerd en spoelen daar in, zodat podzolgronden ontstaan (code Hn21, Bijlage 4). De podzolgrond bestaat uit een donkere humeuze bovengrond (A-horizont), waaronder een lichtgrijze E-horizont (uitspoelingshorizont) aanwezig is. Hieronder ligt de bruine B-horizont (inspoelingshorizont), die geleidelijk overgaat in de natuurlijke ondergrond (C-horizont). Afhankelijk van de vroegere bodembewerking is de oorspronkelijke A-, E- en/of B-horizont in meer of mindere mate intact. Wanneer de oorspronkelijke bodem is afgedekt met een humeuze bovengrond is de bodem ge-classificeerd als een laarpodzolgrond (cHn21) of hoge zwarte enkeerdgrond (zEZ21). De laarpod-zolgronden worden gekenmerkt door een humeuze bovengrond met een dikte van 30-50 cm en de hoge zwarte enkeerdgronden door een dek van meer dan 50 cm dik (De Bakker/ Schelling 1989). De humeuze bovengrond betreft op de hogere zandgronden vaak een plaggendek, ook wel esdek genoemd. Plaggendekken zijn ontstaan, doordat in Zuid-Nederland vanaf ca. de 14e en 15e eeuw op grote schaal het systeem van potstalbemesting is toegepast (Spek 2004). Plaggen worden met mest van het vee vermengd en op de akkers uitgespreid om de bodem vruchtbaarder te maken. In de loop van de tijd is een plaggendek op de oorspronkelijke bodem ontstaan. Op de bodemkaart staan de gemiddelde grondwaterstanden aangegeven door middel van zoge-naamde grondwatertrappen (I t/m VII). Het plangebied wordt naar verwachting gekenmerkt door een diepe grondwaterstand (grondwatertrap VII). Dit betekent dat de gemiddeld hoogste grond-

Page 33: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

3987172100 BO & IVO-V Sprundelseweg 10 te Rucphen Archeodienst BV

10

waterstand dieper dan 80 cm en de gemiddeld laagste grondwaterstand dieper dan 160 cm beneden maaiveld wordt aangetroffen.

2.3 Archeologie

Binnen het plangebied zijn geen archeologische monumenten, waarnemingen of onderzoeks-meldingen aanwezig. In een straal van ruim 500 m rondom het plangebied zijn geen archeologische monumenten en waarnemingen bekend, maar wel een aantal onderzoeksmeldingen (Bijlage 6, Tab. 2.1). Onderzoeksmelding Ligging Aard melding Advies

29036 0 m Bureauonderzoek, MER

omlegging N638 N.v.t.

30500 490 m ten ZO Bureauonderzoek booronderzoek

38741 520 m ten ZO Begeleiding Geen advies

38991 570 m ten ZO Booronderzoek Geen advies

48188 550 m ten ZO Booronderzoek, droge veldpodzolgronden

Proefsleuven

65305 340 m ten W Bureauonderzoek

centrumgebied Geen advies

Tab. 2.1 Overzicht van de monumenten, waarnemingen en onderzoeksmeldingen binnen een straal van ruim 500 m rondom het plangebied.

Uit de omgeving van het plangebied is weinig tot geen archeologische informatie bekend. In de omgeving zijn droge veldpodzolgronden aangetroffen, die mogelijk ook in het plangebied zijn te verwachten. In het plangebied zullen deze gronden volgens de bodemkaart (Bijlage 5) door een dun plaggendek zijn afgedekt. Op de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting, waarbij het plangebied in een zone ligt waar vroeger mogelijk veen aanwezig is geweest (Fig. 2.2, IDDS 2011). Uit de turfdatabank is gebleken dat in het plangebied geen veen aanwezig is geweest. Uit de gegevens van de Atlas Leefomgeving blijkt dat binnen het plangebied geen bekende (ondergrondse) bouwhistorische resten aanwezig zijn. De heemkundekring Schijf (dhr. T. Naenen) is per e-mail benaderd voor aanvullende informatie uit (de directe omgeving van) het plangebied. Dhr. Naenen heeft op donderdag 4 februari gereageerd en deelde mee dat bij de AWN werkgroep archeologie Schijf geen archeologische gegevens van het plangebied en directe omgeving bekend zijn.

Page 34: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

3987172100 BO & IVO-V Sprundelseweg 10 te Rucphen Archeodienst BV

11

Fig. 2.2: Het plangebied op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Rucphen (IDDS 2011).

2.4 Historische geografie

De turfwinning werd gedurende de veertiende eeuw een massaal proces (IDDS 2011). Als gevolg van de grote vraag en de uitgifte van grond nam de werkgelegenheid toe. Hierdoor trokken vele mensen/gezinnen naar de gemeente Rucphen toe. De veenwinning leidde eveneens tot het ontstaan van nieuwe landbouwgebieden. Als gevolg van beide processen nam het inwonertal toe en ontstonden nieuwe nederzettingen in de regio. Voor het plangebied geldt dat het geen onderdeel uitmaakte van het veengebied, maar onderdeel was van een agrarische ontginning (turfdatabank). De nederzetting Rucphen ontwikkelde zich na 1357 toen het gebied werd uitgegeven voor ontginning (IDDS 2011). In 1437 waren er 66 bewoonde huizen. In 1461 werd de Rucphense Molen gebouwd op de Molenhei. De eerste vermelding van een kapel stamt uit 1432. Het belang van de nieuwe plaats wordt duidelijk als in 1464 door paus Pius II een deel van de parochie van Sprundel wordt afgesplitst als de zelfstandige parochie Rucphen. De parochie draagt de naam ‘Ruckvenne cum appendicio de Swartcive’ (dat wil zeggen Rucphen en Schijf). Snel daarna werd de Sint Martinuskerk gebouwd. Deze is echter in 1684 geheel afgebrand (Hezemans 1982; Meertens instituut 2011). Voor de historische ontwikkeling is historisch kaartmateriaal geraadpleegd. Zowel op het minuutplan uit het begin van de 19e eeuw (Fig. 2.3) als op de kaart uit ca. 1896 (Fig. 2.4) is het plangebied onbebouwd en in gebruik als akker. Op de kaart uit 1896 is de eerste bebouwing in de directe omgeving van het plangebied te zien. Het plangebied is tot op heden onbebouwd gebleven (Fig. 1.1) en in gebruik als weide. Aangezien er geen aanwijzingen zijn voor historische bebouwing, wordt de kans klein geacht dat deze in het plangebied aanwezig is.

Page 35: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

3987172100 BO & IVO-V Sprundelseweg 10 te Rucphen Archeodienst BV

12

Fig. 2.3: Het plangebied op de kaart uit het begin van de 19e eeuw, kadastrale minuut (bron: www.beeldbank.cultureelerfgoed.nl).

Fig. 2.4: Het plangebied op de kaart uit 1896, Bonneblad (bron: www.topotijdreis.nl).

Page 36: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

3987172100 BO & IVO-V Sprundelseweg 10 te Rucphen Archeodienst BV

13

2.5 Bodemverstoring

Binnen het plangebied zijn geen, saneringen of ondergrondse olietanks, benzinepompinstallaties en dergelijke bekend waardoor archeologische resten mogelijk verloren zijn gegaan (www.bodemloket.nl).

2.6 Specifieke archeologische verwachting

Op basis van bovenstaand bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld (Tab. 2.2).

Periode Verwachting Verwachte kenmerken vindplaats Diepteligging sporen

Laat-Paleolithicum - Mesolithicum Middelhoog Bewoningssporen, tijdelijke kampementen,

vuursteen artefacten, haardkuilen

Onder het plaggendek vanaf

de top van de podzolbodem

Neolithicum – Vroege-Middeleeuwen Middelhoog

Nederzetting: cultuurlaag, fragmenten aardewerk, natuursteen, gebruiksvoorwerpen

Onder het plaggendek vanaf

de top van de podzolbodem

Late-Middeleeuwen – Nieuwe tijd Laag Vanaf maaiveld

Tab. 2.2 Archeologische verwachting per periode voor het plangebied.

Het landschap heeft met name voor de prehistorische mens een belangrijke rol gespeeld in de keuze voor een bewoningslocatie. Het plangebied ligt op een terrasafzettingswelving bedekt met dekzand, waarin zich een laarpodzol heeft gevormd. Het plangebied heeft geen onderdeel uitgemaakt van het veengebied, maar is agrarisch ontgonnen vanaf 1357. Tot nu toe zijn nog geen vindplaatsen (waarnemingen) aangetroffen in de directe omgeving van het plangebied. Gezien de ouderdom van de te verwachten afzettingen kunnen in het plangebied vindplaatsen aanwezig zijn vanaf het Laat-Paleolithicum tot en met de Nieuwe tijd. Jager-verzamelaars uit het Laat-Paleolithicum tot en met het Mesolithicum kozen als woon- en verblijfplaats vaak voor de hoger liggende terreingedeelten in het landschap, bij voorkeur in de buurt van open water. Water was een belangrijk gegeven, niet alleen voor het lessen van de dorst. Nabij water heerst er ook een grotere biodiversiteit wat de jacht en het verzamelen van plantaardig voedsel vergemakkelijkt. Vuursteenvindplaatsen worden gekenmerkt door een vuursteenspreiding aan het oppervlak en eventueel sporen in de vorm van ondiepe haardkuilen. De vuursteenartefacten kunnen vanaf het maaiveld worden verwacht als deze zijn opgeploegd. In situ vondsten en sporen kunnen onder het aanwezige plaggendek worden aangetroffen vanaf de top van een eventueel aanwezige laarpodzolbodem dan wel de C-horizont, voor zover deze niet is verploegd. In de directe omgeving van het plangebied zijn vondsten uit het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum gedaan. De hoger gelegen landschapsdelen vormden in deze tijd waarschijnlijk een gunstige locatie voor tijdelijk verblijf. In lager gelegen gebiedsdelen heeft vanaf het mesolithicum veenvorming plaatsgevonden. Gezien de relatief gunstige landschappelijke ligging, terrasafzettingswelvingen bedekt met dekzand, maar door het ontbreken van open water in de directe omgeving wordt aan het plangebied een middelhoge verwachting toegekend om vindplaatsen vanaf het Laat-Paleolithicum tot en met het Mesolithicum aan te treffen. Vanaf het Neolithicum ontstaan in onze streken de eerste landbouwculturen die gekenmerkt worden door sedentaire nederzettingen. In de beginperiode combineert men akkerbouw met het jagen en verzamelen, maar geleidelijk stapt men over naar akkerbouw en veeteelt. De nederzettingen worden gekenmerkt door permanente woningen die vaak diep in de grond gefundeerd waren. Waterputten werden gegraven voor de watervoorziening terwijl in en nabij de nederzetting afvalkuilen werden gegraven om afval te begraven. Deze sporen kunnen diep in de bodem reiken. De vondsten kunnen vanaf het maaiveld worden verwacht als deze zijn opgeploegd. In situ vondsten en sporen kunnen worden aangetroffen vanaf de top van een eventueel aanwezige podzolbodem dan wel de C-horizont, voor zover deze niet is verploegd. In de periode vanaf het Neolithicum tot en met de Vroege-Middeleeuwen heeft men nog steeds een

Page 37: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

3987172100 BO & IVO-V Sprundelseweg 10 te Rucphen Archeodienst BV

14

voorkeur voor hoger en droger gelegen gebieden in de nabijheid van water. Aangezien er geen open water in de omgeving aanwezig is, wordt aan het plangebied een middelhoge verwachting toegekend voor nederzettingsresten vanaf het Neolithicum tot en met de Vroege-Middeleeuwen. Vanaf de Late-Middeleeuwen verandert het bewoningspatroon. Bewoning concentreert zich in dorpen, steden en bewoningsclusters. Rondom deze dorpen ligt het landbouwareaal dat instaat voor de voedselvoorziening van de inwoners. In deze periode is een hoge ligging van het gebied niet meer doorslaggevend voor de locatiekeuze. De eerste agrarische ontginningen van het gebied rondom Rucphen vonden plaats vanaf 1357, waarmee ook de stichting van Rucphen samenhangt. De eerste bebouwing in de omgeving van het plangebied verschijnt tegen het einde van de 19e eeuw. Daarom wordt aan het plangebied een lage verwachting toegekend om nederzettingsresten vanaf de Late-Middeleeuwen tot en met de Nieuwe tijd aan te treffen.

Page 38: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

3987172100 BO & IVO-V Sprundelseweg 10 te Rucphen Archeodienst BV

15

3 Booronderzoek

3.1 Werkwijze

Om de bodemopbouw en intactheid van de bodem te onderzoeken is bij het verkennende booronderzoek voor het volgende Plan van Aanpak (PvA) gekozen. In totaal zijn 6 boringen geplaatst met een Edelmanboor met een boordiameter van 7 cm. De boringen zijn doorgezet tot minimaal 20 cm in de C-horizont. Vanwege het geringe oppervlak zijn de boringen zo gelijkmatig mogelijk over het plangebied verdeeld. De exacte boorlocaties zijn ingemeten met een meetlint. Het opgeboorde sediment is verbrokkeld en versneden en geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals houtskool, vuursteen en aardewerk. De boringen zijn beschreven conform de NEN 5104 en de bodemclassificatie volgens De Bakker en Schelling (1989).

3.2 Beschrijving en interpretatie van de boorgegevens

Voor de ligging van de boorpunten wordt verwezen naar Bijlage 7, de boorbeschrijvingen zijn te vinden in Bijlage 8. Het terrein loopt vanaf de Sprundelseweg gezien in zuidelijke richting op, waarbij het voorste gedeelte (noordelijk uiteinde) vrij vlak is. Hier is ook de klinkerbestrating aanwezig.

3.2.1 Sediment

De natuurlijke ondergrond bestaat uit zwak siltig zeer fijn zand dat goed is afgerond en goed is gesorteerd. Het zand is geïnterpreteerd als dekzand behorend tot het Laagpakket van Wierden van de Formatie van Boxtel (de Mulder et al. 2003). De natuurlijke ondergrond is in de boringen 1 en 2 onder een verstoord pakket aangetroffen op een diepte van respectievelijk 105 en 100 cm –mv. In de boringen 3-6 is de natuurlijke ondergrond aangetroffen onder een plaggendek vanaf 55-75 cm –mv, waarvan de C-horizont van de bodem al dan niet was verploegd met het plaggendek.

3.2.2 Bodem

In de boringen 1 en 2 was de bodem verstoord tot een diepte van respectievelijk 105 en 100 cm –mv en is alleen het zand van de C-horizont aangetroffen. In de boringen 3-6 is een plaggendek (Aap- met Aa-horizont) aangetroffen met een dikte van 55-75 cm. Aangezien het dek dikker is dan 50 cm is er sprake van een enkeerdgrond in tegenstelling tot de verwachte laarpodzol uit het bureauonderzoek. In de Aa-horizont zijn zogenaamde lichtgrijze loodzandkorrels aangetroffen, die erop duiden dat de E-horizont (uitgeloogd) is verploegd met de Aa-horizont. In boring 5 was ook nog een deel van de Bhs-horizont van de onderliggende podzolbodem in de Aa-horizont aanwezig. In de boringen 3, 5 en 6 is een podzolbodem aangetroffen, die nog gedeeltelijk intact was. De Ap-, E-, en de Bh-horizont ontbreken en zijn waarschijnlijk verploegd met het plaggendek. De meest intacte podzolbodem is aangetroffen in boring 3 waar ook nog de Bhs-horizont aanwezig was, die via de Bs- en BC-horizont overging in het zand van de C-horizont. In boring 4 was sprake van een plaggendek dat direct op de C-horizont rustte.

3.3 Archeologische indicatoren

Bij de controle van het opgeboorde bodemmateriaal zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. Het verkennende booronderzoek had dan ook niet specifiek tot doel om deze op te sporen.

3.4 Archeologische interpretatie

In het noordelijke deel van het plangebied (tot ca. 10 m ten zuiden van boring 2) is de bodem tot in de C-horizont tenminste 35-80 cm diep verstoord. Dit deel is ook relatief laag gelegen. De kans dat hier nog archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, wordt klein geacht. Ten zuiden van deze zone is een enkeerdgrond (plaggendek) aangetroffen met daaronder in de meeste gevallen een deels intacte podzolbodem. Eventueel aanwezige vindplaatsen kunnen hier bewaard zijn gebleven.

Page 39: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

3987172100 BO & IVO-V Sprundelseweg 10 te Rucphen Archeodienst BV

16

Vuursteenvindplaatsen van jagers-verzamelaars bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen, in de bovengrond van de oorspronkelijke podzolgrond. Aangezien de bodem in het noordelijke deel is verstoord tot diep in de C-horizont worden daar geen vindplaatsen meer verwacht en wordt de middelhoge verwachting uit het bureauonderzoek bijgesteld naar een lage verwachting. In het zuidelijke deel met een plaggendek is de Ap-, E-, en de Bh-horizont van de podzolbodem verploegd met de Aa-horizont van het plaggendek, waardoor eventueel aanwezige vindplaatsen zullen zijn aangetast, maar niet geheel verdwenen. Daarom wordt de middelhoge verwachting uit het bureauonderzoek voor vuursteenvindplaatsen van jagers-verzamelaars uit het Laat-Paleolithicum tot en met Mesolithicum voor het zuidelijke deel gehandhaafd. Nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de C-horizont reiken en zijn mogelijk nog intact. De kans dat deze in het noordelijk deel (diep verstoord tot in de C-horizont) nog aanwezig zijn wordt klein geacht. Vandaar dat de middelhoge verwachting uit het bureauonderzoek voor het noordelijke deel voor de perioden Neolithicum tot en met de Vroege-Middeleeuwen wordt bijgesteld naar laag. In het zuidelijke deel met een plaggendek is de Ap-, E-, en de Bh-horizont van de podzolbodem verploegd met de Aa-horizont van het plaggendek, waardoor eventueel aanwezige vindplaatsen zullen zijn aangetast, maar niet verdwenen. Daarom wordt de middelhoge verwachting uit het bureauonderzoek voor de perioden Neolithicum tot en met de Vroege-Middeleeuwen op grond van de veldresultaten gehandhaafd. Voor de perioden Late-Middeleeuwen tot en met de Nieuwe gold op grond van het bureauonderzoek een lage verwachting voor het gehele plangebied. De Veldresultaten geven geen aanleiding om deze verwachting bij te stellen.

Page 40: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

3987172100 BO & IVO-V Sprundelseweg 10 te Rucphen Archeodienst BV

17

4 Conclusie

4.1 Inleiding

Het doel van het archeologisch bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Het doel van het inventariserend veldonderzoek was om deze verwachting te toetsen. In paragraaf 4.2 wordt antwoord gegeven op de onderzoeksvragen zoals die voorafgaand aan het onderzoek zijn geformuleerd. In paragraaf 4.3 wordt een advies gegeven ten aanzien van archeologisch vervolgonderzoek.

4.2 Conclusies / beantwoording van de onderzoeksvragen

• Wat is de opbouw van de ondergrond en is het bodemprofiel intact? De natuurlijke ondergrond bestaat uit zwak siltig zeer fijn zand dat goed is afgerond en goed is gesorteerd. Het zand is geïnterpreteerd als dekzand. De natuurlijke ondergrond is in de boringen 1 en 2 onder een verstoord pakket aangetroffen op een diepte van respectievelijk 105 en 100 cm –mv. In de boringen 3-6 is de natuurlijke ondergrond aangetroffen onder een plaggendek vanaf 55-75 cm –mv, waarvan de C-horizont van de bodem al dan niet was verploegd met het plaggendek. In de boringen 1 en 2 was de bodem verstoord tot een diepte van respectievelijk 105 en 100 cm –mv en is alleen het zand van de C-horizont aangetroffen. In de boringen 3-6 is een enkeerdgrond (Aap- met Aa-horizont) aangetroffen met een dikte van 55-75 cm. In de Aa-horizont zijn zogenaamde lichtgrijze loodzandkorrels aangetroffen, die erop duiden dat de E-horizont (uitgeloogd) is verploegd met de Aa-horizont. In boring 5 was ook nog een deel van de Bhs-horizont van de onderliggende podzolbodem in de Aa-horizont aanwezig. In de boringen 3, 5 en 6 is een podzolbodem aangetroffen, die nog gedeeltelijk intact was. De Ap-, E-, en de Bh-horizont ontbreken en zijn waarschijnlijk verploegd met het plaggendek. De meest intacte podzolbodem is aangetroffen in boring 3 waar ook nog de Bhs-horizont aanwezig was, die via de Bs- en BC-horizont overging in het zand van de C-horizont. In boring 4 was sprake van een plaggendek dat direct op de C-horizont rustte.

• Wat is de specifieke archeologische verwachting van het plangebied en wordt deze bij het veldonderzoek bevestigd? Op basis van het bureauonderzoek was een middelhoge archeologische verwachting voor het plangebied opgesteld voor de perioden Laat-Paleolithicum tot en met de Vroege-Middeleeuwen en een lage verwachting voor de perioden Late-Middeleeuwen tot en met Nieuwe tijd. De lage verwachting voor de perioden Late-Middeleeuwen tot en met Nieuwe tijd kan op grond van de veldresultaten worden gehandhaafd. De middelhoge verwachting voor de perioden Laat-Paleolithicum tot en met de Vroege-Middeleeuwen kan op grond van de veldresultaten voor het noordelijke deel van het plangebied worden bijgesteld naar laag en kan voor het zuidelijke deel (vanaf 10 m ten zuiden van boring 2) worden gehandhaafd.

• In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische waarden bedreigd door de

voorgenomen graafwerkzaamheden? Gezien de aangetroffen verstoringen in het noordelijke deel van het plangebied worden er geen vindplaatsen meer verwacht die kunnen worden bedreigd door de voorgenomen graafwerkzaamheden. Voor het zuidelijke deel van het plangebied (vanaf 10 m ten zuiden van boring 2) geldt dat de voorgenomen graafwerkzaamheden een bedreiging vormen voor het eventueel aanwezige archeologische bodemarchief.

4.3 Advies

Op grond van de resultaten van het onderzoek acht Archeodienst BV een archeologisch vervolgonderzoek in het noordelijk deel van het plangebied niet noodzakelijk als daar de graafwerkzaamheden gaan plaatsvinden (Bijlage 7). Indien in het zuidelijke deel van het plangebied graafwerkzaamheden gaan plaatsvinden is wel vervolgonderzoek noodzakelijk (Bijlage 7). Op basis van de resultaten van het booronderzoek is mogelijk een archeologische vindplaats in het zuidelijke deel van het plangebied aanwezig. Wanneer de geplande graafwerkzaamheden dieper

Page 41: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

3987172100 BO & IVO-V Sprundelseweg 10 te Rucphen Archeodienst BV

18

reiken dan 55 cm beneden maaiveld kunnen eventueel aanwezig archeologische resten verloren gaan en is vervolgonderzoek noodzakelijk. Archeodienst BV adviseert een vervolgonderzoek in de vorm van een archeologische begeleiding bij de aanleg van een bouwput (met de mogelijkheid om door te starten naar een definitieve opgraving) om vast te stellen of in het plangebied archeologische resten aanwezig zijn en zo ja, welke waardering hieraan gegeven kan worden. Voor deze begeleiding is een Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk dat is goedgekeurd door de bevoegde overheid. In dit PvE wordt de werkwijze en de randvoorwaarden van de begeleiding vastgelegd. Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. Met nadruk wijst Archeodienst BV erop dat dit selectieadvies nog niet betekent dat reeds bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek zullen namelijk eerst moeten worden beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Rucphen), die vervolgens een selectiebesluit neemt. Het uitgevoerde onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Het archeologisch onderzoek is erop gericht om de kans op het aantreffen dan wel vernietigen van archeologische waarden bij bouwwerkzaamheden in het plangebied te verkleinen. Aangezien het onderzoek is uitgevoerd door middel van een steekproef kan echter, op basis van de onderzoeksresultaten, de aan- of afwezigheid van eventuele archeologische waarden niet met zekerheid gegarandeerd worden. Indien bij graafwerkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen dienen deze conform de Monumentenwet 1988, artikel 53, bij de minister gemeld te worden. In de praktijk verdient het de aanbeveling de gemeente hierover in te lichten.

Page 42: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

3987172100 BO & IVO-V Sprundelseweg 10 te Rucphen Archeodienst BV

19

Literatuur

Bakker, H. de/J. Schelling, 1989² (1966): Systeem van de bodemclassificatie voor Nederland, Wageningen. Berendsen, H.J.A. 2005: Landschappelijk Nederland, Assen. Berendsen, H.J.A., 2004: De vorming van het land; Inleiding in de geologie en de geomorfologie, Assen. Centraal College van Deskundigen Archeologie, 2013: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) Landbodems, versie 3.3. Gouda. Hezemans A.J.M., 1982: Gemeente Historie 1930 – 1980. Deel 1: Strijd om het gemeentelijk grondgebied Rucphen. Rucphen. IDDS, 2011: Toelichting Erfgoedkaart gemeente Rucphen. Gemeentelijke Archeologiekaart. IDDS Archeologie B.V., rapport 1132. Kadaster, 2014: Topografische kaart 1: 10.000, Apeldoorn. Lang, F.D. de/H.J.T. Weerts, 2003: Formatie van Stramproy. Utrecht. Leenders, K.A.H.W., 2013: Verdwenen venen. Een onderzoek naar de ligging en exploitatie van thans verdwenen venen in het gebied tussen Antwerpen, Turnhout, Geertruidenberg en Willemstad. 1250 - 1750. Een actualisering. Woudrichem. Mulder, E.F.J. de/M.C. Geluk/I.L. Ritsma/W.E. Westerhof/T.E. Wong, 2003: De ondergrond van Nederland, Groningen. NEN (Nederlands Normalisatie Instituut), 1990: NEN-5104:1989 NL, Classificatie van onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie Instituut, Delft. Stichting voor Bodemkartering, 1982: Toelichting op de Bodemkaart van Nederland, 1:50.000, blad 49 Oost Bergen op Zoom. Wageningen. Spek, Th, 2004: Het Drentse esdorpen landschap, een historisch geografische studie, Utrecht. TNO Bouw en Ondergrond, 2008: Geologische overzichtskaart van Nederland 1:600.000 (www.dinoloket.nl). Websites http://www.ahn.nl (Actueel Hoogtebestand van Nederland) http://atlas.brabant.nl http://bagviewer.kadaster.nl/ (Basisregistraties Adressen en Gebouwen viewer) http://www.topotijdreis.nl (diverse historische kaarten) http://www. beeldbank.cultureelerfgoed.nl (minuutplan) https://zoeken.cultureelerfgoed.nl/(diverse kaarten, waaronder IKAW en AMK) http://www.atlasleefomgeving.nl/ (RCE Rijksmonumenten) http:// www.nitg.tno.nl (Geologische Overzichtskaart van Nederland Schaal 1:600.000) http://gisgeoloket.provant.be/SilverlightViewer_1_10/Viewer.html?Viewer= Turfdatabank

Page 43: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

3987172100 BO & IVO-V Sprundelseweg 10 te Rucphen Archeodienst BV

20

Lijst van afbeeldingen

Fig. 1.1: Het plangebied op de topografische kaart (bron: kadaster 2014). ..................................5 Fig. 2.1: Het plangebied op het Actueel Hoogtebestand van Nederland (bron: www.ahn.nl). ......9 Fig. 2.2: Het plangebied op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Rucphen

(IDDS 2011). ................................................................................................................... 11 Fig. 2.3: Het plangebied op de kaart uit het begin van de 19e eeuw, kadastrale minuut (bron:

www.beeldbank.cultureelerfgoed.nl). ................................................................................. 12 Fig. 2.4: Het plangebied op de kaart uit 1896, Bonneblad (bron: www.topotijdreis.nl). ............. 12

Lijst van tabellen

Tab. 2.1 Overzicht van de monumenten, waarnemingen en onderzoeksmeldingen binnen een straal van ruim 500 m rondom het plangebied. .................................................................. 10

Tab. 2.2 Archeologische verwachting per periode voor het plangebied. ..................................... 13

Page 44: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

3987172100 BO & IVO-V Sprundelseweg 10 te Rucphen Archeodienst BV

Bijlage 1: Periodentabel

Page 45: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

3987172100 BO & IVO-V Sprundelseweg 10 te Rucphen Archeodienst BV

Bijlage 2: Verklarende woordenlijst

Page 46: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

3987172100 BO & IVO-V Sprundelseweg 10 te Rucphen Archeodienst BV

Bijlage 3: Afkortingenlijst

afkorting betekenis afkorting betekenis…1 zwak Ks1 klei zwak siltige…2 matig Ks2 klei matig siltige…3 sterk Ks3 klei sterk siltige…4 uiterst Ks4 klei uiterst siltige…g1 zwak grindig KWARTS Kwartsiet…g2 matig grindig Kz1 klei zwak zandig…g3 sterk grindig Kz2 klei matig zandig…h1 zwak humeus Kz3 klei sterk zandig…h2 matig humeus L leem…h3 sterk humeus l lichtAD Anno Domini (datering na Christus) LBK Lineaire bandkeramiekafb. afbeelding LEE LeerAHN Actueel Hoogtebestand Nederland LIN LineairAMK Archeologische Monumenten Kaart Lz1 leem zwak zandigAMS directe C14-meting Lz3 leem sterk zandigAMZ Archeologische Monumenten Zorg m meterARCHIS Archeologisch Informatie Systeem m² vierkante meterart. artikel MA Master of ArtsASB Archeologische Standaard Boorbeschrijving MC14 monster voor C14-dateringAW Aardewerkconcentratie MFE ijzermonsterAWG gedraaid MFOS fosfaatmonsterAWH handgevormd mg matig gesorteerdBC Before Christ (datering voor Christus) MHK houtskoolmonsterBE Beige MHT houtmonsterbijv. bijvoorbeeld MICRO micromorfologisch onderzoekBL Blauw MLIT lithologisch monsterblz bladzijde mm millimeterBOT Bot Mn mangaanBP Before Present (datering t.o.v. 'heden', zijnde 1950) MP pollenmonsterBR Bruin mp meetpuntBS Baksteen MPF botanisch monsterBTO Onverbrand bot MSc Master of ScienceBTV Verbrand bot MTL metaalBV Bouwvoor mv maaiveld (het landoppervlak)C14 Koolstofdatering MZF zoölogisch monster, 0,25 mmmCA kalk n neeca. circa N noordCAA Centraal Archeologisch Archief NAP Normaal Amsterdams PeilCAD Computer-aided Drafting (of Design) NEN Nederlandse NormCCvD Centraal College van Deskundigen nr. nummerChr. Christus NV Natuurlijke verstoringCHW Cultuur-Historische Waardenkaart O oostCIS Centraal Informatie Systeem o.a. onder anderecm centimeter OD ouder danCMA Centraal Monumenten Archief OR Oranjecon concreties ORG OrganischCRI Crinoiden kalk OX oxidatieCvAK College PA Paarsd donker pag. paginaDAO Defintief Archeologisch Onderzoek plr plantenrestendrs. doctorandus pu puine.d. en dergelijke PvA Plan van Aanpake.v. en verder PvE Programma van Eisenet al. et alii (en anderen) RCE Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoedetc. etcetera RD Rijksdriehoek systeem FE Ijzer/oer (landelijk coördinatensysteem)FeO2 roest (ijzeroxide) REC Recente verstoringFF Fosfaat RI rietFG Fysisch Geograaf/ Fysische Geografie RO RoodFig. Figuur RZ RozeG Grind S siltGE Geel s spoorgem. gemiddeld sch schelpenrestengew. gewicht sg slecht gesorteerdGEWICHT gewicht SIKB Stichting Infrastructuur Kwaliteitsboring Bodembeheergg goed gesorteerd SLK (produktie-) slakkenGIS Geografisch Informatie Systeem sph sphagnumGLS Glas Stiboka Stichting voor BodemkarteringGN Groen STN natuursteenGPS Global Positioning System tab. tabelGR Grijs tel. telefoonGW grondwater temp temperatuurGs grind siltig TEX TextielGz1 grind zwak zandig TOU TouwGz2 grind matig zandig V VeenGz3 grind sterk zandig v vondstGz4 grind uiterst zandig Vk1 veen zwak kleiigh humeus Vk3 veen sterk kleiigho hout VKL Huttenleem/verbrande leemh1 zwak humeus Vm veen mineraalarmh2 matig humeus vnr vondstnummerh3 sterk humeus VST Vuursteenha hectare Vz1 veen zwak zandigHK Houtskool Vz3 veen sterk zandigHL Hutteleem W westHT Hout WABO Wet Algemene Bepalingen OmgevingsrechtHU Humus WI Witid identiek aan WRO Wet Ruimtelijke OrdeningIKAW Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden wo wordtelrestINDET Ondetermineerbaar X(XX) onbekending. ingenieur Z zandIVO Inventariserend Veldonderzoek Z zuidIVO-K Inventariserend Veldonderzoek, karterende fase Z1 zand uiterst fijnIVO-O Inventariserend Veldonderzoek Overig Z2 zand zeer fijnIVO-P Inventariserend Veldonderzoek Proefsleuven Z3 zand matig fijnIVO-V Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase Z4 zand matig grofJ ja Z5 zand zeer grofJD jonger dan Z6 zand uiterst grofK klei zg zeggek kolom Zk zand kleiigKBW Bouwkeramiek Zs1 zand zwak siltigKER keramiek Zs2 zand matig siltigKl Kiezel Zs3 zand sterk siltigkm kilometer Zs4 zand uiterst siltigKNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie ZW Zwart

Page 47: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

3987172100 BO & IVO-V Sprundelseweg 10 te Rucphen Archeodienst BV

Bijlage 4: Geomorfologische kaart

Page 48: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

97500

97500

98500

98500

3935

00

3935

00

3945

00

3945

00

LegendaPlangebied

4H10a

3K13

3L8

3L12a

2M20a

2M48

3N8

Geomorfologische kaart

±0 250 500125 m

Glooiing in terrasafzettingsvlakte, bedekt met dekzand

Dekzandrug

Lage landduinen met bijbehorende vlakten en laagten

Terrasafzettingswelvingen, bedekt met dekzand

Terrasafzettingsvlakte, bedekt met dekzand

Vlakte ontstaan door afgraving of egalisatie

Laagte ontstaan door afgraving

3K13

2M20a

3L8

4H10a

2M48

Page 49: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

3987172100 BO & IVO-V Sprundelseweg 10 te Rucphen Archeodienst BV

Bijlage 5: Bodemkaart

Page 50: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

Veldpodzolgronden; leemarm en zwak lemig fijn zandLaarpodzolgronden; leemarm en zwak lemig fijn zand

cHn21

Hn21

VII

VI

V

VI

VI

98000

98000

3940

00

3940

00

LegendaPlangebiedHn21cHn21

±0 250 500125 m

Bodemkaart

Page 51: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

3987172100 BO & IVO-V Sprundelseweg 10 te Rucphen Archeodienst BV

Bijlage 6: Archeologische informatie

Page 52: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

:

::::

:

::

::::::::::::::::::::: :

::

:::

:

:

::::::::

::::

:

:::::::

::::::

::

:

::

::

:

::

:::::: ::::::::::::::: :

::

:::

:

:

::::::::

::::

::::::::

::::::

::414952

29036

30500

51244

65305

51308

66861

38991

5819450676

61041

38741

36888

44990

48188

37048

97000

97000

97500

97500

98000

98000

98500

98500

99000

99000

3930

00

3930

00

3935

00

3935

00

3940

00

3940

00

3945

00

3945

00

Archeologische Informatie

LegendaPlangebied

WaarnemingenWaarnemingen

Waarneming met datering

:

Paleolithicum

:Mesolithicum

: Neolithicum

: Bronstijd

: IJzertijd

: Romeinse tijd

: Middeleeuwen

: Nieuwe tijd

VondstmeldingenVondstmeldingen

OnderzoeksmeldingenBureauonderzoek

Booronderzoek

Gravend onderzoek

MonumentenArcheologische waarde

Hoge archeologische waarde

Zeer hoge archeologische waarde

Zeer hoge archeologische waarde, beschermd

Bronnen: © TOP10NL juni 2014, © ArchisII mei 2015

± 1:12500

0 100 20050 m

Page 53: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

3987172100 BO & IVO-V Sprundelseweg 10 te Rucphen Archeodienst BV

Bijlage 7: Boorpuntenkaart

Page 54: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

!

!

!.

!.

!.

!.6

5

4

3

2

1

97950

97950

98000

98000

98050

98050

3938

50

3938

50

3939

00

3939

00

3939

50

3939

50

3940

00

3940

00

LegendaPlangebied

!. Enkeerdgrond op deels intacte podzol

!. Enkeerdgrond op C-horizont

! Verstoord

Geen vervolgVervolg

±0 20 4010 m

3987172100_Rucphen_Sprundelseweg 10_BO+IVO-VAchtergrond: Luchtfoto © AeroGRID 1m via ESRI

Boorpuntenkaart

Page 55: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

3987172100 BO & IVO-V Sprundelseweg 10 te Rucphen Archeodienst BV

Bijlage 8: Boorbeschrijvingen

Page 56: Quickscan flora & fauna Archeologisch onderzoek · 2016. 10. 12. · Quickscan flora & fauna en Archeologisch onderzoek, Sprundelseweg 10 te Rucphen pagina 7 2.2 Veldinspectie Tijdens

BoorbeschrijvingenProject Sprundelseweg 10 Rucphen Datum 05-02-2016

Type grond zand Beschrijver ES

Bijzonderheden Methode Edelman 7 cm

Boring Diepte in cm Textuur Humus Kleur Bijzondere bestanddelen Horizont Opmerkingen Vondsten

1 10 X X klinker

bestrating 45 Z2s1 lgr X ophoog zand

70 Z2s1 h2 zwgr Ap

105 Z2s1 h1 brgr/ge Ap/C gevlekt, verstoord

140 Z2s1 ge

Boring Diepte in cm Textuur Humus Kleur Bijzondere bestanddelen Horizont Opmerkingen Vondsten

2 20 Z2s1 h3 zwgr Ap

weide 100 Z2s1 h1 zwgr/ge Ap/C gevlekt, verstoord

130 Z2s1 lge C

Boring Diepte in cm Textuur Humus Kleur Bijzondere bestanddelen Horizont Opmerkingen Vondsten

3 20 Z2s1 h3 zwgr Aap

weide 55 Z2s1 h2 zwgr/lgr Aa/E verploegd

65 Z2s1 h1 orbr Bhs

75 Z2s1 bror Bs

85 Z2s1 orge BC

110 Z2s1 ge C

Boring Diepte in cm Textuur Humus Kleur Bijzondere bestanddelen Horizont Opmerkingen Vondsten

4 30 Z2s1 h3 zwgr Aap

weide 50 Z2s1 h2 zwgr/gr Aa/E verploegd

75 Z2s1 h1 zwgr/ge Aa/C verploegd

100 Z2s1 lge C

Boring Diepte in cm Textuur Humus Kleur Bijzondere bestanddelen Horizont Opmerkingen Vondsten

5 25 Z2s1 h3 zwgr Aap

weide 50 Z2s1 h2 zwgr/lgr Aa/E verploegd

60 Z2s1 h2 zw/gr/bror Aa/E/Bhs verploegd

70 Z2s1 or Bs

80 Z2s1 orge BC

110 Z2s1 lge C

Boring Diepte in cm Textuur Humus Kleur Bijzondere bestanddelen Horizont Opmerkingen Vondsten

6 30 Z2s1 h2/h3 zwgr Aap

weide 75 Z2s1 h2 zwgr/lgr Aa/Everploegd, scherpe grens met Bs-horizont

85 Z2s1 or Bs

110 Z2s1 orge C gevlekt met ijzer