Plan van aanpak transitie jeugdzorg Gooi en Vechtstreek
18 januari 2013
Registratienr.
1. INLEIDING 2
2. DE CONCEPT-JEUGDWET 3
3. UITGANGSPUNTEN IN DE GOOI EN VECHSTREEK 5
4. KEUZE REGIEMODEL: EEN DOOR GEMEENTE(N) GESTUURDE ORGANISATIE 6
5. PROCES EN FASERING 7
6. OPDRACHTEN 10
7. SPOORBOEKJE 24
8. BEGROTING 26
BIJLAGE 1 - OVERZICHT ACTIES 1
2
1. INLEIDING
De jeugdzorg wordt in 2015 gedecentraliseerd naar gemeenten. De decentralisatie omvat alle onderdelen van de jeugdzorg: de jeugdzorg die nu een verantwoordelijkheid is van de provincie, de gesloten jeugdzorg onder regie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), de jeugd-GGZ die onder de zorgverzekeringswet (ZVW) valt, de zorg voor lichtverstandelijk gehandicapten jongeren op basis van de AWBZ en de jeugdbescherming en jeugdreclassering van Veiligheid en Justitie. Deze decentralisatie of transitie wordt gecoördineerd op het ministerie van VWS. De vormgeving en uitvoering is een gemeentelijke verantwoordelijkheid.
Het regeerakkoord heeft: ‘Eén gezin, één plan, één regisseur' benoemd als uitgangspunt bij de decentralisaties in het sociale domein. De grondslag voor dit uitgangspunt is terug vinden in de participatiewet, de Algemene wet bijzondere ziektekosten, de Wet maatschappelijke ondersteuning en de concept jeugdwet. Dit vergt daarom ook één budget en één verantwoordelijke van overheidszijde: de gemeente.
De gemeenten in de regio Gooi en Vechtstreek bereiden zich vanaf eind 2011 gezamenlijk voor op de transitie van de jeugdzorg en benutten de transitie om het stelsel van ondersteuning, hulp en zorg te vernieuwen en te verbinden met de overige transities in het sociale domein. Daarmee wordt de transitie ook een transformatie, met gevolgen voor alle partijen in het veld. De gezamenlijke regionale aanpak heeft geresulteerd in een ‘Startnotitie Decentralisatie Jeugdzorg’ (d.d. 5 juli 2012), gevolgd door een ‘Regiemodel Jeugdhulp 2015’, ‘Visie op de inrichting van een nieuw stelsel voor
jeugdhulp na de decentralisatie’ d.d. 1 november 2012.
In het regiemodel kiezen de gemeenten in de regio er voor de jeugdhulp te organiseren door sterk te
sturen op een integrale en passende aanpak van vragen en problemen van jeugdigen en gezinnen.
Dat doet de gemeente door een centrale rol te nemen in het traject van vraag naar het - samen met
jeugdige en gezin - bepalen van een passend aanbod.
Status document
Het plan van aanpak is geschreven op basis van de huidige conceptwetgevingstraject en onze huidige
stand van kennis en informatie over de jeugdzorg en alles wat hier mee samenhangt. Op het moment
van schrijven van dit plan is de consultatieronde over de concept jeugdwet afgerond. Mogelijk
komen er nog wijzigingen in de wet naar aanleiding van de consultatie, het advies van de Raad van
State en de behandeling in de eerste en tweede kamer. Het verdeelmodel voor de decentralisatie-
uitkering in het Gemeentefonds wordt naar verwachting medio 2013 bekend.
In de uitwerking van de onderdelen van het plan van aanpak zullen wij de actuele ontwikkelingen
betrekken en de verbinding zoeken met de andere transitietrajecten. Ook de uitkomsten (startfoto,
cliëntenperspectief) en de opbrengsten van het interactieve beleidstraject zullen een plek krijgen in
deze nadere uitwerking.
Leeswijzer
Hierna vatten we zowel de concept-Jeugdwet als de regionaal geformuleerde uitgangspunten voor
het nieuwe stelsel samen. We schetsen vervolgens onze visie op en de aanpak van het
veranderingsproces tot en met 2015 (proces en fasering). Deze schets van de wet en de regionale
visie vertalen we naar het plan van aanpak. Hierin beschrijven we de (beleids)opdrachten die
gepaard gaan met de transitie van de jeugdzorg. Daarnaast benoemen we kort de visie (of het
perspectief) van de regio voor deze opdracht en verwoorden we tenslotte de acties die we zullen
gaan uitvoeren om aan de beleidsopdrachten uitvoering te geven. De producten van de acties zijn
vervolgens de ingrediënten van de beleids- en uitvoeringsplannen die elke gemeente moet opstellen.
Tot slot benoemen we deze plannen en relateren we deze aan de diverse beschreven acties.
3
2. DE CONCEPT-JEUGDWET
In het nieuwe stelsel krijgt de gemeente de verantwoordelijkheid voor alle vormen van jeugdhulp
(dus inclusief specialistische hulp zoals jeugd-ggz, jeugd-lvb en gesloten jeugdhulp in het kader van
ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen) en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen
en jeugdreclassering. Deze verantwoordelijkheid wordt in dit wetsvoorstel vorm gegeven als een
zorgplicht van gemeenten, de zgn. jeugdhulpplicht.
De gemeente is verantwoordelijk voor een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod van de
verschillende vormen van jeugdhulp en zorgt er voor dat ieder kind dat een vorm van jeugdhulp
nodig heeft, deze daadwerkelijk krijgt. De verantwoordelijkheid van de gemeente bestaat in ieder
geval uit:
a. het versterken van het opvoedkundig klimaat in gezinnen, wijken, buurten, scholen en
kinderopvang;
b. het voorzien in een voldoende passend (dus effectief ) aanbod van jeugdhulp;
c. het advies geven over en het bepalen en inzetten van de aangewezen vorm van jeugdhulp,
op een laagdrempelige en herkenbare wijze; de vereiste expertise dient daarbij op het juiste
moment beschikbaar te zijn;
d. het op een toegankelijke wijze adviseren van professionals met zorgen over een jeugdige
(consultatiefunctie);
e. het doen van een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming indien een
kinderbeschermingsmaatregel noodzakelijk geacht wordt;
f. het compenseren van beperkingen in de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie
van een jeugdige (maatschappelijke begeleiding);
g. het op een eenvoudige wijze adviseren van jeugdigen met vragen;
h. het voorzien in een toereikend aanbod van gecertificeerde instellingen die de maatregelen
van kinderbescherming en jeugdreclassering uitvoeren.
i. De gemeente voert een samenhangend beleid ten aanzien van de jeugdhulp, de uitvoering
van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering en de jeugdgezondheidszorg en
zorgt voor afstemming en samenwerking met onderwijs, zorg, maatschappelijke
ondersteuning, werk en inkomen en politie en justitie.
j. De gemeente zet expertise in op de juiste plaats. Daarbij is de vraag leidend en het aanbod
flexibel.
k. De gemeente draagt zorg voor maatregelen ter voorkoming van huiselijk geweld en
kindermishandeling.
l. Over de uitvoering van deze taken dient de gemeente een beleidsplan en een verordening te
maken.
Toegang tot jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering
Een nieuw aspect van de jeugdwet is dat gemeenten de verantwoordelijkheid krijgen over de
toegang tot alle vrijwillige hulp en dat hiervoor geen indicatiebesluit van een onafhankelijk orgaan
(zoals BJZ) voor nodig is. Voor de gedwongen hulpverlening blijft gelden dat de rechter deze toewijst.
Voor de jeugd-ggz geldt dat de huisarts rechtstreeks mag doorverwijzen.
De gemeentelijke verantwoordelijkheid omvat:
1. laagdrempelige en herkenbare toegang tot jeugdhulp,
2. het advies geven over en het bepalen en inzetten van de aangewezen vorm van jeugdhulp,
3. het adviseren van professionals die zich zorgen maken over een jeugdige, en
4. het samenhangend organiseren van de toegang tot de raad voor de kinderbescherming en het
gedwongen kader.
4
De gemeente zorgt ervoor dat de ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen, gezinnen en
medeopvoeders integraal en op laagdrempelige wijze wordt aangeboden. Bij een interventie wordt
uitgegaan van de eigen kracht en het sociale netwerk van betrokken jeugdigen en hun ouders en is
de inzet gericht op herstel en versterking daarvan. Ook vindt afstemming met eventuele
ondersteuning op school plaats.
In de concepttekst wordt gezegd dat verreweg de meeste ondersteuning wordt geboden door de
medewerkers die werkzaam zijn in het centrum voor jeugd en gezin zelf. Op basis van hun
professionele deskundigheid en ervaring zijn ze in staat in te schatten wanneer inschakeling van
specialistische hulp nodig is of dat een kinderbeschermingsmaatregel dient te worden overwogen.
Het is aan de gemeenten om de toegang tot jeugdhulp zo goed mogelijk vorm te geven; het ‘Centrum
voor Jeugd en Gezin’ wordt niet wettelijk voorgeschreven.
De huisarts behoudt, zoals aangegeven, zijn rol als poortwachter (dat wil zeggen als verwijzer naar
jeugd-ggz).De gemeente zorgt voor de instelling en instandhouding van een meldpunt huiselijk
geweld en kindermishandeling.
Bron: Fact sheet Hoofdlijnen concept-Jeugdwet, juli 2012
In schema:
Reactie VNG
De VNG heeft in haar reactie dd. 13 oktober jl. de vraag “… of het concept-wetsontwerp van de
jeugdwet de juiste kaders biedt voor de bestuurlijke en financiële overdracht van de jeugdzorg naar
gemeenten (transitie) en voor de geleidelijke realisatie van een inhoudelijke vernieuwing binnen het
stelsel (transformatie)” niet met een volmondig ‘ja’ beantwoord. Belangrijkste kritiekpunt is dat de
VNG de Jeugdwet te gedetailleerd vindt en meent dat deze Wet weinig ruimte biedt voor
beleidsvrijheid van gemeenten. De VNG vindt dat de wetgeving meer kaderstellend moet zijn, zoals
5
de wetgeving van de WMO. Op dit moment is nog niet duidelijk wat daarvan de consequenties zijn
voor de inhoud en de doorlooptijd van het wetgevingstraject.
3. UITGANGSPUNTEN IN DE GOOI EN VECHSTREEK
In de ‘Startnotitie Decentralisatie Jeugdzorg’ (d.d. 5 juli 2012) heeft de Stuurgroep Jeugd een visie
geformuleerd en vertaald in een aantal richtinggevende uitspraken voor de transitie en de
transformatie van de jeugdzorg. Hieronder is een samenvatting daarvan te lezen.
Visie Richtinggevende uitspraken voor de organisatie
van de zorg voor jeugd
Randvoorwaarden
De vraag
centraal
- Integrale aanpak: 1 gezin - 1 plan. Ontschotting
van beleid en budgetten binnen het sociale
domein. Gemeenten hebben een centrale rol in
de uitvoering om te kunnen sturen op de
samenhang
De gemeente is
verantwoordelijk voor
voldoende en adequaat
aanbod
Eigen kracht en
regie
- Het resultaat voor jeugdige en gezin is leidend
en niet het aanbod. Ondersteuning op maat
mogelijk maken met daarbij passende vormen
van financiering
- Jeugdige en gezin hebben een centrale positie in
het proces van vraag naar ondersteuningsplan.
We willen sturings, - en keuzemogelijkheden
voor jeugdige en gezin mogelijk maken
- Eenvoudige en transparante organisatie van de
zorg voor jeugd. Heldere verdeling van rollen en
verantwoordelijkheden
- Een sterke sociaalpedagogische omgeving
faciliteren en stimuleren
De uitgaven voor de zorg voor
jeugd blijven beheersbaar en
betaalbaar
De gemeente is
verantwoordelijk voor de
kwaliteit van de zorg voor
jeugd
Ontzorgen en
normaliseren
- Benutten van professionals die als vanzelf
betrokken zijn bij gezinnen (leraren, leidsters KO
etc.). Signalering vindplaats gericht vormgeven
Meedoen
- Ruimte voor 1e lijns professionals om uitvoering
te geven aan ondersteuning op maat. Waarbij
de zorg voor jeugd en gezin zoveel als mogelijk is
gericht op meedoen: het (weer) zelf en met de
sociale omgeving opgroeien en opvoeden
Veiligheid
- Wanneer de gezondheid en veiligheid in het
geding zijn, neemt de overheid de opvoeding
(tijdelijk) over
6
4. KEUZE REGIEMODEL: EEN DOOR GEMEENTE(N) GESTUURDE
ORGANISATIE
In het ‘Regiemodel Jeugdhulp 2015, Visie op de inrichting van een nieuw stelsel voor jeugdhulp na de
decentralisatie’ d.d. 1 november 2012 heeft de Stuurgroep Jeugd zich uitgesproken voor een door
gemeente(n) gestuurde organisatie van de ondersteuning van jeugdigen en gezinnen.
Gemeenten organiseren jeugdhulp door sterk te sturen op een integrale en passende aanpak van
vragen en problemen van jeugdigen en gezinnen. Dat doet de gemeente door een centrale rol te
nemen in het traject van vraag naar het - samen met jeugdige en gezin - bepalen van een passend
aanbod.
Bij deze keuze is er sprake van sturing op het proces van vraag naar passend aanbod met daarbij
passende vormen van financiering. De gemeente organiseert afstemming, draagt zorg voor
toeleiding en heeft een inhoudelijk standpunt over de kwaliteit van de zorg, die maatgevend is voor
instellingen (bijvoorbeeld Triple P).
De gemeente is onderdeel van de organisatie van de zorg voor jeugd en neemt in de toeleiding naar
passende ondersteuning sleutelposities in, bijvoorbeeld bij het toekennen van zorg of het fiatteren
van een plan van aanpak voor een cliënt die hulp nodig heeft. Bij deze keuze is een integrale
werkwijze mogelijk (Wmo, sociale zaken e.d. integraal aanbieden). Gemeenten regelen namens de
inwoners de meest passende zorg en worden dusdanig in positie gebracht dat instellingsbelangen
goede zorg niet in de weg staan. De gemeente zal deze positie moeten verwerven, maar kan vanuit
die positie meerwaarde voor inwoners creëren.
Met deze keuze voor dit regiemodel wil de gemeente de regie van ouders en jeugdigen versterken.
Het resultaat dat de hulpverlening voor het gezin wil bereiken, is in feite dat het gezin zonder
(professionele) ondersteuning verder kan.
Dit betekent dat ouders en jeugdigen zelfstandig doelen kunnen stellen en er naar kunnen handelen
(autonomie). Voor gemeenten is het van belang dat deze doelen het meedoen van deze gezinnen
daadwerkelijk bevorderen, of tenminste bijdraagt aan hun maatschappelijke verbondenheid (e.g.
opheffen isolement, verminderen overlast). Het is tenslotte cruciaal dat ouders en jeugdigen de
competenties (vaardigheden) verwerven die zij nodig hebben om op een passende manier aan deze
doelen te werken. Gemeenten dienen overigens ook oog te hebben voor regels, besliskaders, en
processen die het soms eerder moeilijker dan makkelijker maken dat inwoners de regie over het
eigen bestaan ter hand kunnen nemen.
Soms lopen de belangen van jeugdigen en ouders echter niet parallel. Dit is vaak het geval als de
veiligheid van het kind in het geding is. Voorbeelden hiervan zijn mishandeling en verwaarlozing. In
dergelijke gevallen prevaleert het belang van het kind en moet de gemeente zorgen voor een snelle
doorgeleiding naar de rechter. De gemeente is vervolgens verantwoordelijk voor het aanbod dat
aansluit bij de uitspraak van de rechter.
7
5. PROCES EN FASERING
De transitie en transformatie van de jeugdzorg is een proces dat meerdere jaren in beslag gaat
nemen, en naar verwachting ook doorloopt nadat de taken en verantwoordelijkheden van
gemeenten zijn verruimd. Voor de transitie worden in de regel de volgende processtappen
onderscheiden:
In de regio Gooi en Vechtstreek is de oriëntatiefase eind 2011 gestart en op onderdelen nog gaande.
Streven is deze fase eind 2012 af te sluiten met een document waarin is beschreven voor welke
voorzieningen gemeenten verantwoordelijk worden, hoeveel burgers gebruik maken van die
voorzieningen, welke financiële middelen met de uitvoering zijn gemoeid en welke keuzes er met
betrekking tot de uitvoering door gemeenten te maken zijn.
In 2012 is de bestuurlijke visie op de resultaten en maatschappelijke effecten van het jeugdstelsel
verder uitgewerkt, resulterend in een duidelijke keuze voor de inrichting van het stelsel (regiemodel).
Voor wat betreft de visie is voortgebouwd op eerdere resultaten zoals de regionale visie op
preventief jeugdbeleid (november 2011).
In 2013 zullen gemeenten het ontwerp verder uitwerken ten behoeve van (de voorbereiding van) de
invoering in 2014 en 2015. De gemeenten hebben er voor gekozen het ontwerpproces te benaderen
als een interactief proces, waarin de verschillende stakeholders actief worden benaderd en
uitgenodigd om hun bijdrage te leveren aan het ontwerp. Als stakeholders beschouwen we de
betrokken overheden en financiers (naast gemeenten de provincie en het zorgkantoor), het
management van instellingen (bestuurlijk/directieniveau), de professionals die verantwoordelijk zijn
voor de uitvoering, en de burgers/gebruikers die de voorzieningen benutten.
Ervaring leert dat het aanspreken en benutten van deze vier perspectieven een kritische succesfactor
zijn voor het welslagen van een complexe verandering (Zie o.a. het RMO-advies Bewijzen van goede
dienstverlening Den Haag 2004 en Bisschops in Transitie van de jeugdzorg, de betekenis voor
jeugdigen, ouders, professionals en gemeenten, K2 ’s-Hertogenbosch 2012).
Concreet betekent dit dat gemeenten in 2012 en 2013 een reeks gesprekken gaan voeren met
professionals, directies en gebruikers van de betrokken voorzieningen, om langs die weg input te
krijgen voor verdere planontwikkeling en om ideeën te toetsen aan de praktijk.
In schema:
richten richten inrichten verrichten
instellingen
professionals
provincie
gemeente
burgers
8
Concreet betekent dit dat gemeenten in 2012 en 2013 een reeks gesprekken gaat voeren met
professionals, directies en gebruikers van de betrokken voorzieningen, om langs die weg input te
krijgen voor verdere planontwikkeling en om ideeën te toetsen aan de praktijk.
Professionals
Op 8 november 2012 hebben we een succesvolle eerste dialoog gevoerd met de verantwoordelijke
wethouders en een representatief aantal professionals en direct leidinggevenden. Deze gesprekken
zullen we gedurende de transitieperiode voortzetten om het contact met de werkvloer te behouden
en de uitvoeringspraktijk als relevant toetsingskader te benutten. We doen dat aan de hand van voor
professionals relevante thema’s.
Directies
Ook met de directeuren van relevante partners (organisaties) zal het gesprek op bestuurlijk niveau
worden gestart. Daarbij gaat het om de meer of minder ingrijpende gevolgen van de transitie en de
kansen die organisaties zien voor vernieuwing van hun werkwijze en aanbod. Naast gesprekken
willen we werkbezoeken afleggen, zodat bestuurders een beeld en een gevoel krijgen bij de
instellingen en jeugdigen waarvoor zij verantwoordelijk worden.
In dit proces past ook de organisatie van jaarlijkse regioconferenties om het gesprek over en het
commitment aan de transitie te stimuleren en te bevestigen. De opzet van deze conferenties kan in
positieve zin bijdragen aan de dynamiek bij alle stakeholders rond de transitie en aan het vertrouwen
in de gemeente als regisseur van het proces.
Burgers/gebruikers
Het belichten van de transitie vanuit gebruikersperspectief is een voorwaarde om te komen tot een
verandering van het stelsel die ook door de burger zoveel mogelijk als een verbetering wordt
ervaren. Zo veel mogelijk, omdat er ook voor de burger iets verandert: de gemeenten doen een
groter beroep op het zelfoplossend vermogen van de burger, het recht op hulp maakt plaats voor de
plicht tot ondersteuning van burgers die dat aanvullend nodig hebben. Die veranderde verwachting
moet ook gecommuniceerd worden.
Het gebruikersperspectief wordt door de gemeenten georganiseerd door zoveel mogelijk gebruik te
maken van bestaande structuren (Wmo raden, cliëntenraden), maar mogelijk ook door toepassing
van vernieuwende vormen van burgerraadpleging als onderdeel van een interactief proces van
beleidsontwikkeling. Jongeren zijn minder goed bereikbaar via bestaande en vaste structuren. Om
het perspectief van jongeren bij de transitie te betrekken, zullen we gebruik maken van vormen die
hen aanspreken, bijvoorbeeld met behulp van nieuwe media.
Gemeenten en regio
De gemeenten nemen nadrukkelijk een regierol in dit proces, gericht op draagvlakontwikkeling en
het verzamelen van input voor te maken beleidskeuzes. De gemeente is uiteindelijk verantwoordelijk
voor het maken van een beleidsplan, dat voldoet aan de wettelijke eisen en inzicht geeft in de wijze
waarop de gemeente zorg draagt voor een voldoende en passend aanbod van jeugdhulp. Daarnaast
geeft de gemeente in het plan vorm en inhoud aan het regiemodel, inclusief de uitvoerende taak die
de gemeente (voortvloeiend uit de keuze voor het regiemodel) voor zichzelf ziet weggelegd.
Transformatie
De overdracht en de stelselvernieuwing brengt voor de betrokken organisaties een aantal
onzekerheden mee, maar prikkelt ook tot het uitwerken van nieuwe concepten op onderdelen van
9
het stelsel. De gemeenten zullen organisaties, maar ook professionals en gebruikers in 2013 vragen
om uitwerkingen op onderdelen, als basis voor concretisering binnen het kader van het regiemodel.
Zoals eerder aangegeven loopt het proces van stelselvernieuwing (transformatie) door ná de formele
overdracht van taken, middelen en bevoegdheden naar de gemeenten. De gemeenten zullen zich in
eerste instantie richten op de toegang tot het aanbod, het verbeteren van de kwaliteit, samenhang
en continuïteit van het aanbod waarmee het merendeel van de burgers in de regio Gooi en
Vechtstreek kan worden ondersteund (advies, informatie, begeleiding en ambulante vormen van
hulp en behandeling). Daarbij zoeken we nadrukkelijk de verbinding met het WMO-aanbod, het
(passend) onderwijs en trajecten rond werk en inkomen. We sluiten daarbij aan bij de principes van
de participatiesamenleving, en de visie, uitgangspunten en werkwijze die ten grondslag liggen aan de
WMO.
De gemeenten oriënteren zich nadrukkelijk op de mogelijkheid nieuwe aanbieders te contracteren
voor het leveren van passende vormen van ondersteuning. Tegelijkertijd voelen we ons
verantwoordelijk voor een – binnen de per 2015 beschikbare middelen – continuïteit van
ondersteuning van ouders en gezinnen. Dat betekent dat we ook na 2015 vooralsnog uitgaan van
continuering van het bestaande aanbod van pleegzorg, dagbehandeling en residentiële zorg en
behandeling. De positie van de Raad voor de Kinderbescherming stellen we niet meteen ter
discussie, en voor wat betreft de jeugdbescherming volgen we de ontwikkelingen zoals die zich de
komende maanden in relatie tot het wetgevingstraject zullen voordoen.
Communicatie
Communicatie langs verschillende wegen (media) zetten we in ter ondersteuning van het proces van
interactieve beleidsontwikkeling, dus gericht op de verschillende hierboven genoemde doel- en
belangengroepen van beleid. Communicatie vatten we nadrukkelijk op als tweerichtingsverkeer: niet
alleen zenden, maar ook het ontvangen faciliteren en mogelijk maken.
Met communicatieadviseurs vanuit de gemeenten ontwikkelen we een plan voor de communicatie
gedurende de transitie.
Verbinding Passend onderwijs van de overdracht Invoering van de Wet Passend Onderwijs en de Jeugdwet creëert nieuwe mogelijkheden voor
schoolbesturen en gemeenten om gezamenlijk de zorg rond jeugdigen en gezinnen vorm te geven.
Alleen door samenwerking tussen het onderwijs en de gemeenten is het mogelijk om de zorg in en
rond het onderwijs aan leerlingen en de zorg die de gemeenten verstrekken aan al haar ingezetenen
af te stemmen. Door het leggen van verbindingen is het mogelijk om het streven van één kind, één
gezin, één plan te realiseren. In de december 2012 verschenen handreiking ‘de verbinding Passend
Onderwijs en zorg voor jeugd’ van VNG, PO-raad en VO-raad worden de bouwstenen aangeleverd
voor deze verbinding. Deze handreiking zien we als leidraad.
Pilots, proeftuinen en werkplaatsen
In 2012 gestarte pilots worden in 2013 en 2014 voortgezet en benut als werkplaatsen en proeftuinen
voor de transitie: het uitproberen van nieuwe werkwijzen en samenwerkingsvormen.
De pilots, zowel de lokale als de regionale, brengen we in een zinvol (inhoudelijk) verband, we
monitoren de opbrengst en we sturen op het realiseren van maximale input voor de transitie, zowel
beleidsmatig als werkinhoudelijk. We zoeken nadrukkelijk naar werkwijzen en samenwerkingvormen
die de diverse transities omvatten (e.g. het snijvlak jeugdhulp, participatiewet en Wmo aangaan). We
willen voorkomen dat we zogenaamde integrale pilots uitvoeren binnen de afzonderlijke transities.
We willen ervaring opdoen met nieuwe vormen van indicatiestelling en toewijzing. Dit alles onder
het motto: vernieuwend aan de slag en learning bij doing.
10
6. OPDRACHTEN
Wettelijke taken en uitgangspunten voor transitie en transformatie leiden tot een groot aantal
uitwerkingsvraagstukken.
Hieronder hebben we op basis van de nieuwe wettelijke taken waarvoor de gemeenten zich
geplaatst weten, uitgewerkt wat nodig is in termen van onderzoek, beleidsontwikkeling en
(voorbereiding) op de uitvoering om deze taken ook daadwerkelijk te kunnen gaan uitvoeren.
De opdrachten zijn hieronder verdeeld in 10 thema’s. Bij elk thema wordt kort de beleidsopgave
geschetst, het perspectief van de regio op deze opgave en de acties die nodig zijn. We onderscheiden
de volgende thema’s:
A. Opvoedkundig klimaat
B. De positie van ouders en jeugdigen in het nieuwe stelsel
C. Toegang
D. Financiering
E. Kwaliteit en toezicht
F. Aanbod, beleid en werkwijzen
G. Verordening en beleidsproces
H. Het gedwongen kader
I. Crisissituaties en veiligheid
J. Het proces van de overdracht
K. Verbinding passend onderwijs
Regionaal - lokaal
De gemeenten in de Gooi en Vechtstreek hebben ervoor gekozen om de beleidsopgaven gezamenlijk
voor te bereiden en uit te werken. Dit luidt via conceptbeleidsplannen tot een regionaal beleidskader
2015-2019 waarin gemeenten in bepaalde situaties de mogelijkheid krijgen om het beleid aan te
passen naar hun lokale beleid. Bij de uitwerking van de verschillende opgaven wordt de schaal van
uitvoering meegenomen. Zo zal bijvoorbeeld de versterking van het opvoedkundig klimaat (zie A)
vooral een lokale aangelegenheid zijn. De deskundigheid voor de inzet van gespecialiseerde vormen
van jeugdzorg zullen we naar verwachting regionaal organiseren. Voor jeugdzorg in het gedwongen
kader (kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering en gesloten jeugdhulp) worden we
verplicht om regionaal samen te werken. Dat geldt ook voor het organiseren van een meldpunt
huiselijk geweld en kindermishandeling.
A. Opvoedkundig klimaat
Concept jeugdwet artikel: 2.2
Beleidsopgave
De gemeente draagt zorg voor het versterken van het opvoedkundig klimaat in gezinnen, wijken,
buurten, scholen en kinderopvang.
Doel van het stelsel
• Een goed pedagogische klimaat draagt eraan bij dat jeugdigen zich veilig en (psychisch)
gezond kunnen ontwikkelen. Investeren in een goed pedagogische klimaat draagt ook bij
aan het terugdringen van de behoefte aan specialistische zorg.
11
Deze opgave valt uiteen in drie onderdelen:
• Het ondersteunen/faciliteren van de zogenaamde pedagogische civiele samenleving (PCS).
De pedagogische civiele samenleving is een zaak van burgers en niet van professionals. De
PCS is (per definitie) een zaak van burgers. Zij vormen met elkaar de PCS. De PCS is het
netwerk van burgers dat elkaar ondersteunt bij de opvoeding van kinderen, door elkaar te
helpen bij de opvoeding, op elkaars kinderen te letten etc. In een goed functionerende PCS
draagt een netwerk van ouders gezamenlijk de verantwoordelijk voor de positieve
ontwikkeling van het kind.
• Ouders adviseren over de wijze waarop zij in de thuissituatie kunnen zorgen voor een
klimaat waarin jeugdigen zich goed kunnen ontwikkelen.
• Het adviseren van scholen en kinderopvang over de wijze waarop zij het pedagogische
klimaat (inclusief veiligheid) kunnen versterken.
Perspectief van de regio
Het versterken van het pedagogisch klimaat is belangrijk omdat van een goed sociaal klimaat een
preventieve werking wordt verwacht die (op termijn) het beroep op intensieve jeugdhulp kan doen
afnemen. Gemeenten kunnen op de volgende manieren een bijdrage leveren aan het pedagogisch
klimaat.
Gemeenten faciliteren de PCS. De gemeente kan de vorming van de PCS faciliteren door
ontmoetingsmogelijkheden te bieden, ontmoetingen te organiseren, netwerken van ouders
promoten, etc. Dit betekent dat gemeenten middelen dienen te reserveren voor het faciliteren van
de PCS. Het faciliteren van de PCS is een lokale verantwoordelijkheid; vraagt om lokaal maatwerk.
Gemeenten zorgen ervoor dat professionals in staat zijn goede adviezen te geven over het
pedagogisch klimaat in gezinnen. Het is van belang dat professionals in staat zijn bij te dragen aan
een goed pedagogisch klimaat en ook op dit vlak adequaat toegerust zijn. Het huidige CJG heeft in
onze gemeenten de taak professionals te ondersteunen.
Gemeenten zorgen ervoor dat scholen en kinderopvang bij het CJG loket informatie en advies
kunnen krijgen over het versterken van het pedagogisch klimaat binnen de school en de opvang.
Gemeenten moeten er voor zorgen dat inwoners en professionals voor advies en informatie op dit
terrein terecht kunnen bij een laagdrempelige informatievoorziening. De huidige CJG’s hebben deze
taak (Bron: Visie preventieve jeugdzorg.)
Acties
1. Bijdragen aan het pedagogische klimaat
We onderzoeken op welke manier investeringen in het pedagogische klimaat kunnen bijdragen aan
het jeugdstelsel. We bieden (onder verwijzing naar de omvangrijke literatuur over dit onderwerp)
een overzicht van:
a. de mogelijkheden om de PCS te faciliteren;
b. de werkwijzen en methoden waarvan bewezen is dat ze effectief bijdragen aan het
pedagogische klimaat in zowel gezinnen, scholen als de kinderopvang;
c. de organisaties die (op verzoek van scholen of de opvang) in staat zijn deze methoden in te
voeren.
Op basis van het onderzoek ontwikkelen de gemeenten afzonderlijk beleid dat de activiteiten en
organisaties benoemd die moeten bijdragen aan de PCS. Daarbij zullen gemeenten aan moeten
geven hoeveel middelen zij hiervoor inzetten.
12
B. De positie van ouders en jeugdigen in het nieuwe stelsel
Concept jeugdwet artikel: 2.2, 2.5.4 f, 2.5.4 g, 4.2.5
Beleidsopgave
Belangen van cliënten dienen in het nieuwe stelsel gewaarborgd te worden. Deze opgave valt uiteen
in vier onderdelen:
- Cliëntenorganisaties hebben een sterke rol (o.a. t.a.v. opzet ervaringsonderzoek,
medezeggenschap).
- Participatie van ouders en jongeren bij beleidsontwikkeling is passend geregeld.
- Er is een goede klachtenregeling.
- Regelen vertrouwenspersoon.
Perspectief van de regio
De regio geeft via het principe van vraagsturing prioriteit aan het perspectief van ouders en
jeugdigen. Doel van alle hulp is dat ouders en jeugdigen in staat zijn zelfstandig vorm te geven aan
het eigen bestaan: de ondersteuning versterkt de autonomie, herstelt verbondenheid en vergroot
competenties. Daarbij past een sterke positie van cliëntenorganisaties, ruime gelegenheid voor
ouders en jongeren om mee te praten over beleidskeuzes, een goede klachtenregeling en een
adequate regeling ‘vertrouwenspersoon’.
De concept jeugdwet heeft de positie en bevoegdheden van cliëntenraden binnen jeugdhulp
organisaties nauwgezet vastgelegd. De regio wil de positie van cliënten(organisaties) versterken
door deze een belangrijke plek in het stelsel te geven. Dit geldt niet alleen voor cliënten die met
jeugdhulp te maken krijgen, maar voor alle cliënten.
Om de positie van de cliënt maar ook de actieve rol van de gemeente en de samenhang in het
sociale domein te versterken is een bestuursopdracht geformuleerd. De cliënten van jeugdhulp zijn
hier nadrukkelijk bij inbegrepen (zie: Onderzoeksopdrachten Sociaal domein).
Daarnaast wil de regio ook leren van de ervaringen van cliënten en cliënten direct ondervragen over
de diensten en producten die ze aangeboden krijgen. Het gaat hierbij zowel om ervaringen in het
verleden (jeugdzorg),als ervaringen met nieuw aanbod (‘zorg nieuwe stijl’), zoals deze binnen pilots
worden geboden (zie: onder aanbod: perspectief van de gebruiker).
In het kader van de inspraak en beleidsconsultatie op het terrein van de Wmo heeft de regio een
participatietraject ingericht, waarbij het regionale traject nauw aansluit op de lokale inspraak en
consultatieprojecten die doorlopen moeten worden. In de regio zal analoog aan de Wmo, en - voor
zover mogelijk – in samenhang met de Wmo - de participatie van ouders en jeugdigen bij
beleidsontwikkeling jeugdhulp vormgeven (zie onder: verordening en proces beleidsplan nr. 2). Om
deze cyclus tot een krachtig en versterkend instrument te maken, zullen cliënten (ouders en
jeugdigen) en cliëntenorganisaties moeten kunnen profiteren van het hierboven genoemde
‘gedifferentieerde palet van instrumenten’.
De concept jeugdwet vraagt aan gemeenten dat ze waarborgen dat jeugdhulpaanbieders (inclusief
gecertificeerde aanbieders van gesloten jeugdhulp) maar ook gemeenten zelf een effectieve en
laagdrempelige afhandeling van klachten inzake jeugdhulp bieden. Voor aanbieders van intensieve
en gesloten jeugdhulp gelden hiervoor specifieke in de wet vastgelegde regels.
13
De concept jeugdwet legt bij gemeenten voorts de verantwoordelijkheid neer dat jeugdigen en
ouders die (intensieve of gesloten) jeugdhulp ontvangen of te maken hebben met het meldpunt
huiselijk geweld en kindermishandeling een onafhankelijk vertrouwenspersoon kunnen krijgen
toegewezen.
Acties
(Er worden diverse acties uitgevoerd om te zorgen voor een sterke positie van ouders en jeugdigen,
zie boven. Deze acties worden elders omschreven omdat ze verband houden met bredere thema’s,
zoals vraagsturing en in het versterken van de positie van de cliënt in brede zin.)
1. Klachtenregeling
We zorgen ervoor dat klachten over jeugdhulp laagdrempelig en effectief afgehandeld kunnen
worden.
2. Vertrouwenspersoon
We waarborgen dat jeugdigen en ouders die te maken hebben met (intensieve) jeugdhulp of het
meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling gebruik kunnen maken van een
vertrouwenspersoon.
C: Toegang
Concept jeugdwet artikel: 4.1.8.,2.5, 2.7.,4.2.1 t/m 4.2.3., 6.1., 6.1.5, 6.1.8. ,7.1.5.1 t/m 7/2/8, 7.1.1.1. t/m 7.1.4.6.)
Beleidsopgave
Gemeenten krijgen in 2015 de verantwoordelijkheid voor de toegang tot de jeugdhulp,
jeugdbescherming en jeugdreclassering. Het gaat om de toegangstaken die nu nog bij Bureau
Jeugdzorg en het CIZ liggen als het gaat om het indiceren en toekennen van jeugdhulp.
De gemeentelijke verantwoordelijkheid omvat (concepttekst jeugdwet):
1. laagdrempelige en herkenbare toegang tot jeugdhulp,
2. het advies geven over en het bepalen en inzetten van de aangewezen vorm van jeugdhulp,
3. het adviseren van professionals die zich zorgen maken over een jeugdige, en
4. het samenhangend organiseren van de toegang tot de raad voor de kinderbescherming en het
gedwongen kader.
Perspectief van de regio
De gemeenten in de Gooi en Vechtstreek hebben ervoor gekozen om die toegangstaak zelf uit te
voeren (zie ook toelichting op het sturingsmodel). Onder de toegang wordt verstaan het hele proces
van signaal of vraag naar plan voor de ondersteuning. In het jeugddomein blijven er ook andere
partijen die de toegang naar vormen van ondersteuning voor jeugd en gezin bepalen. De huisartsen
kunnen bijvoorbeeld direct doorverwijzen als het gaat om GGZ ondersteuning. Via de
samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs wordt onderwijsgerelateerde zorg ontsloten.
Met name het onderwijs is en wordt voor gemeenten een belangrijke partner als het gaat om het
realiseren van de ambitie: 1 kind/gezin – 1 plan.
Hieronder worden de opdrachten beschreven die voortkomen uit het overgaan van de
verantwoordelijkheid van toegang naar de gemeenten. De opdrachten die betrekking hebben op de
14
toegang tot de Raad voor de Kinderbescherming en het gedwongen kader wordt beschreven bij het
onderdeel gedwongen kader.
Acties
1. Mandaten toegang beleggen
- In beeld brengen van de mandaten t.a.v. de toegang tot jeugdzorg in het huidige stelsel.
Daarbij gaat het om de verantwoordelijkheden t.a.v.: informatie & advies, vraagverheldering,
resultaatbepaling, toewijzing en bekostiging.
- Uitwerken van de wijze waarop we die mandaten in het nieuwe stelsel gaan beleggen,
uitgaande van het gekozen sturingsmodel voor de regio. Daarbij zijn de volgende onderdelen
van belang:
- De afbakening van basisvoorzieningen (vrij toegankelijke preventieve ondersteuning) en – in
termen van de Jeugdwet – individuele voorzieningen (ondersteuning waarvoor een
besluit/toekenning van de gemeente nodig is).
- De wijze waarop we de sturing en regie van jeugdigen en ouders in het toegangsproces
waarborgen.
- De verhouding tot en afstemming met andere toegangsbepalers in het sociale domein (in
2015) uitwerken (o.a. huisartsen, justitie, en onderwijs) en de positie van gemeentelijke
gesubsidieerde partners in de zorgstructuren onderwijs en veiligheid zoals de JGZ, RBL en
Versa. De afstemming met de ontwikkelingen in het passend onderwijs hebben bij dit
onderdeel prioriteit.
2. Vereenvoudigd afwegingskader voor resultaatbepaling
- In beeld brengen van de huidige wijze van indicatiestelling in de jeugdzorg (individuele
voorzieningen) en de afwegingskaders die daarbij gehanteerd worden.
- Komen tot een vereenvoudigd afwegingskader voor resultaatbepaling/‘indicatiestelling’ per
2015.
3. Werkprocessen toegang inrichten
- Werkprocessen toegangsbepaling inrichten (van signaal, vraagverheldering, resultaatbepaling,
toewijzing/beschikking naar financiering). Daarbij nog differentiëren naar vrijwillig en
gedwongen kader.
4. Administratief systeem inrichten
- Administratief systeem voor registratie, workflow, managementinformatie, betalingen etc.
inrichten.
5. Profiel gemeentelijke professionals in de toegang uitwerken
- Profielen gemeentelijke professionals uitwerken (weer in relatie met transformatie sociaal
domein). Daarbij de benodigde vaardigheden en deskundigheid in beeld brengen en een
voorstel uitwerken voor hoe deze vaardigheden en deskundigheid op peil te brengen (door
training, door werving, door inhuur, etc.)
15
D: Financiering
Concept jeugdwet artikel: 8.1.1. t/m 8.1.5., 8.2.3. t/m 8.2.9.
Beleidsopgave
Met de nieuwe taken voor gemeenten komen ook de daarbij behorende budgetten over naar de
gemeenten in de vorm van een decentralisatie-uitkering in het Gemeentefonds. Op het totale
budget zal het rijk circa 15% bezuinigen (regeerakkoord). Voor de verdeling van de budgetten wordt
een verdeelmodel ontwikkeld. Begin 2013 komt er een update van cijfers per gemeente, op basis
van cijfers van Cebeon. Medio 2013 is het verdeelmodel van het SCP en Cebeon klaar. In de
Meicirculaire 2013 wordt het verdeelmodel bekend.
In de concepttekst van de jeugdwet is opgenomen dat:
- Gemeenten ook voor de jongeren waarvan de zorgverlening in een andere gemeente
plaatsvindt de kosten moet dragen zolang het gezin, waaruit de jongere afkomstig is en
vermoedelijk weer naar terugkeert, binnen deze gemeente blijft wonen.
- In de concept wettekst is, analoog aan de Wmo, opgenomen dat de gemeente kan besluiten
om een PGB te verstrekken, met uitzondering van jeugdbescherming, jeugdreclassering en
Jeugdzorgplus.
- Voor jeugdhulp zijn, conform de Wmo, de gemeenten vrij in de keuze voor het subsidiëren of
aanbesteden van zorgaanbieders.
- In de concept wettekst werd uitgegaan van de mogelijkheid voor gemeenten om een eigen
bijdrage te vragen vanaf 2015. Deze eigen bijdragen hadden € 70 miljoen moeten opleveren. In
het regeerakkoord wordt afgezien van de mogelijkheid van een eigen bijdrage. Nog onduidelijk
is of gemeenten dit bedrag nog bovenop de 15% moeten bezuinigen of niet.
Perspectief van de regio
De nieuwe jeugdzorgtaken voor gemeenten in 2015, worden in het huidige stelsel op verschillende
manieren gefinancierd. De financiering van de jeugdzorg door de provincie vindt plaats op basis van
subsidiering. De jeugd-GGZ en jeugd LVG op basis van inkoop via het zorgkantoor (AWBZ) of de
verzekeraar (zorgverzekeringswet).
Gemeenten in de Gooi en Vechtstreek gaan uit van passende financiering van jeugd en gezin.
Grofweg kunnen we zeggen dat preventieve basistaken worden gefinancierd via budgetsubsidies. Bij
ondersteuning waarvoor de gemeente de toegang bepaalt, volgt de financiering zoveel mogelijk de
vraag (bijvoorbeeld PGB, ZIN en persoonsvolgende financiering). Uitgewerkt moet worden hoe we
hier vorm aan kunnen geven en in welke mate dat voor alle vormen van jeugdzorg realiseerbaar is.
Acties
1. Budgetten in beeld
- In beeld brengen van huidige en toekomstige budgetten en financieringsstromen zorg voor
jeugd en gezin.
2. Financieringsmodel uitwerken
- Voor jeugdzorg uitwerken van de scheiding tussen subsidies (gericht op het verkeer tussen
burgers/voor het loket) en overheidsopdrachten (gericht op het individu/na het loket). Zie ook
bestuursopdracht transformatie sociaal domein.
- Wat betreft de via de gemeente ingezette individuele ondersteuning: uitwerken van inkoop- en
aanbestedingsmodel. Daarbij uitwerken hoe we voorwaarden scheppen voor innovatie in de
markt van individuele ondersteuning van jeugdigen en gezinnen en de kansen en beperkingen
16
van deze benadering in beeld brengen (o.a. factoren continuïteit en veiligheid). In het inkoop-
en aanbestedingsmodel wordt uitgewerkt wanneer regionale dan wel lokale inkoop aan de orde
is.
- Voorbeiden van standpuntbepaling t.a.v. risicospreiding w.b. bekostiging
gespecialiseerde/kostbare vormen van jeugdzorg.
- Bepalen welke checks and balances er nodig zijn om de zorg financieel beheersbaar te houden
zonder onnodige bureaucratie te organiseren.
3. Bezuinigingstaakstelling uitwerken
- Voorstellen uitwerken voor realisatie van de bezuinigingstaakstelling vanuit het Rijk op de
jeugdzorgtaken op korte (per 2015) en op langere termijn. Hierbij in ieder geval te onderzoeken:
i. Besparing door beperken/voorkomen van de inzet van zwaardere jeugdzorg
ii. Besparing door de vereenvoudiging van de organisatie van de jeugdzorg
iii. Besparing door regionale samenwerking op onderdelen
E: Kwaliteit en toezicht
Concept jeugdwet artikel:2.8, 4.1.1.t/m 4.1.4, 4.1.6, 4.2.4 t/m 4.2.14, 6.5.1, 6.5.2, 6.5.3., 9.1 t/m 9.6.)
Kwaliteit
Beleidsopgave
Het is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de gemeente om een eigen kwaliteitsbeleid te
voeren. De gemeente is afhankelijk van landelijke kwaliteitseisen en cliëntenrechten die het Rijk zal
vaststellen. Certificering van instellingen wordt een landelijke aangelegenheid. In de concept-
Jeugdwet zijn (kwaliteits)eisen geformuleerd waaraan jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde
instellingen en het meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling moeten voldoen (hfdst. 4).
Aanvullende kwaliteitseisen kunnen worden geformuleerd in een AMvB. Eisen hebben betrekking
op de uitvoering, maar ook op de accommodatie.
Er komt een landelijk kwaliteitsregister, waarin beroepsbeoefenaren (verplicht) zijn ingeschreven;
voorwaarde is een minimaal opleidingsniveau.
Een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling wordt verplicht, evenals een klachten-
regeling, een cliëntenraad en een onafhankelijke vertrouwenspersoon.
Perspectief van de regio
De regio sluit aan bij de landelijk geformuleerde kwaliteitseisen en de landelijke certificering en past
deze toe in subsidiebeschikkingen en/of contracten die de gemeenten sluiten met aanbieders,
alsook op de eigen (gemeentelijke) uitvoering van taken in het kader van de jeugdwet (toegang,
CJG).
Op basis van ervaring bezien we na de transitie de noodzaak van aanvullende kwaliteitseisen.
Toezien op toepassing van de Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld bij alle organisaties
die werken met jeugdigen (incl. onderwijs en kinderopvang). De betrokken instellingen dienen zich
te verantwoorden over de maatregelen die zij treffen om de kwaliteit van hun aanbod op peil te
houden en te verbeteren.
Acties
1. Kwaliteitseisen opnemen in de verordening
- Ten behoeve van de contractering van aanbieders moeten gemeenten een verordening
vaststellen waarin (aanvullende) kwaliteitseisen zijn opgenomen en de wijze van
17
verantwoording door aanbieders is bepaald;
- Deze verordening bevat tevens eisen ten aanzien van het toepassen van keurmerken,
klachtenregistratie en onderzoeken naar klanttevredenheid (verbinden met landelijke
regelingen);
2. Wijze van verantwoording kwaliteit uitwerken
- Het is van belang de kwaliteit van het aanbod voorafgaand aan de overdracht in beeld te
hebben. In overleg met de huidige financiers verzoeken we aanbieders te rapporteren over de
mate waarin ze voldoen aan de kwaliteitseisen.
- Gemeenten moeten voorafgaand aan de overdracht bepalen op welke wijze uitvoerende
instellingen zich na de overdracht verantwoorden over de kwaliteit van hun werk.
Toezicht
Beleidsopgave
Het vormgeven van het toezicht op de uitvoering ligt bij gemeenten. Het Rijk behoudt een eigen
toezichthoudende verantwoordelijkheid voor de gecertificeerde instellingen (gedwongen kader).
Gemeenten kunnen voor het toezicht bovenlokale samenwerking zoeken of het Rijkstoezicht
inschakelen. Er is een meldplicht van calamiteiten en geweld in de uitvoering, bij de inspectie.
Perspectief van de regio
Gemeenten verwachten het toezicht in te kunnen kopen bij een landelijke Inspectie. Voorwaarde is
dat deze Inspectie naast algemeen toezicht ook specifiek toezicht op vraag van de gemeente en/of
de regio kan doen, als ontwikkelingen in de regio daar aanleiding toe geven (bijvoorbeeld bij
calamiteiten).
Acties
1. Afspraken maken met de landelijke Inspectie
2. Een protocol opstellen over de meldplicht van aanbieders in het geval van calamiteiten.
- Dit protocol wordt onderdeel van het maken van afspraken met instellingen.
F. Aanbod, beleid en werkwijzen
Concept jeugdwet artikel: 2.2, 2.3, 2.6, 7.1.3.1, 7.1.1.2, 7.4
Beleidsopgave
De gemeente voorziet in een voldoende passend (dus effectief) aanbod van jeugdhulp. De
gemeente maakt een samenhangend beleid ten aanzien van jeugdhulp, jeugdgezondheidszorg,
kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering en andere vormen van ondersteuning.
Doel: iedere jeugdige/gezin kan de ondersteuning en bescherming krijgen die nodig is om
zelfstandig te functioneren en veilig deel te nemen aan de samenleving.
Deze opgave omvat:
- Er dient een evenwichtig en voldoende aanbod aan Jeugdhulp beschikbaar te zijn, zowel vrij
toegankelijk aanbod, als aanbod in de vorm van individuele voorzieningen (inclusief
begeleiding al dan niet in de vorm van een PGB).
- Gemeenten zorgen voor een integrale structuur van jeugdhulp en wijzen
verantwoordelijkheden aan.
18
- Gemeenten zorgen voor verbindingen tussen jeugdhulp, jeugdgezondheidszorg,
kinderbescherming en jeugdreclassering en andere vormen van ondersteuning.
- Gemeenten dragen zorg voor een nieuwe verhouding tussen preventie en zorg.
- Gemeenten zorgen voor een afname van het beroep op (gedwongen) intensieve hulpverlening
- Monitoring van de jeugdhulp/registratie en rapportages over inzet, tevredenheid
Perspectief van regio
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de invoering van een werkwijze die zich kenmerkt door:
- Vraaggericht (behoeften en vragen van gezinnen/jeugdigen staan centraal)
- Gericht op meedoen (versterken eigen regie, toename competenties en vergroten
verbondenheid)
- Integraal (gericht op gezin, meerdere domeinen)
- Preventief
- Eigen verantwoordelijkheid
- Inzet sociaal netwerk
- Aandacht voor de veiligheid van het kind
Gemeenten hebben gekozen voor een regiemodel dat gemeenten op strategische posities in de
uitvoering plaatst, met name op de toegang en samenwerken (zie toegang). Op deze wijze kunnen
gemeenten het vraaggericht en integraal werken bevorderen en via dit instrumentarium een
gewenste verandering van het aanbod teweegbrengen.
Gemeenten zullen acties moeten realiseren die gericht zijn op de voorbereiding van de transitie,
maar ook met de huidige instellingen nu al in gesprek moeten gaan over de invoering van de
geprefereerde vraaggerichte en integrale werkwijze. In dit kader is het ook van belang dat
gemeenten zich uitspreken over de rol van eigen uitvoeringsorganisaties. Dit geldt in het bijzonder
voor de JGZ, omdat een fusie van GGD Gooi en Vechtstreek en GGD Flevoland, effect kan hebben op
de rol die de JGZ in onze regio kan spelen.
Acties gericht op voorbereiding transitie
1. Startfoto
In kaart brengen wat het complete aanbod aan jeugdhulp is in de regio, hoeveel gebruik er gemaakt
wordt van dit aanbod en welk kosten dit met zich meebrengt (‘startfoto’).
2. Perspectief van de gebruiker
In kaart brengen wat gebruikers en (eventueel) andere stakeholders vinden van het huidige aanbod
en wat zij zien als gewenst aanbod (o.a. tevredenheidsonderzoek). Onderzoek naar de wijze waarop
ontvangers van jeugdzorg versterkt zijn (t.a.v. van competentie, autonomie en verbondenheid).
3. Gewenst aanbod jeugdhulp
- Perspectief op gewenst aanbod jeugdhulp ontwikkelen met juiste balans tussen vrij
toegankelijk aanbod en individuele voorzieningen via gemeentelijk loket (nieuwe balans tussen
preventie en gespecialiseerde zorg; nieuwe ordening van producten – gebaseerd op analyse
van vraag jeugdigen/opvoeders, profiel van doelgroep/vragensteller.
- Perspectief op gewenst aanbod jeugdhulp koppelen aan inkoopmodellen en organiseren van
toegang (bijv. persoonsgericht financieren).
19
4. BackOffice
Besluitvorming voorbereiden m.b.t. ondersteunende regionale backoffice op basis van
inventarisatie van ondersteunende taken t.b.v. adequate uitvoering jeugdhulp (kwaliteitsbeleid,
procesregie, verwijsindex, training gemeentelijke professionals, inkoop, monitoring, etc.).
5. Ontwikkelen beleidsexpertise jeugdhulp
Beleidsexpertise ontwikkelen op specialistische onderdelen van jeugdhulp en, zo nodig,
beleidsontwikkeling op gang brengen:
a. Jeugd ggz
b. Jeugd lvg
c. Begeleiding
d. Pleegzorg
e. Jeugdbescherming en jeugdreclassering
f. Ambulante zorg
g. Residentiële zorg
h. Gesloten jeugdzorg/jeugdzorgplus
6. Monitor jeugdhulp
Opstellen van programma van eisen voor monitor jeugdhulp en vervolgens keuze voor een monitor
jeugdhulp.
Acties gericht op invoeren nieuwe werkwijze – transformatie - in het licht van transitie.
1. Transformatie uitvoering preventie
Gemeentelijke uitvoeringsorganisaties, zoals JGZ, (CJG ), RBL en gesubsidieerde uitvoerders van
preventieve en lichte hulp, gaan (meer) werken conform de principes van jeugdhulp als zij bijdragen
aan de ondersteuning van individuen. Gemeenten maken hiertoe nadere prestatie afspraken met
deze organisaties, betrekken de organisaties bij pilots en geven specifieke opdrachten aan
organisaties die bijdragen aan de nieuwe werkwijzen.
2. Visie toekomst JGZ
Gemeenten ontwikkelen (in samenspraak met JGZ) een visie op de toekomst van de JGZ als
gemeentelijk uitvoeringsorganisatie waarbij aandacht is voor de JGZ als dossierhouder, signaleerder
en uitvoerder van preventieve zorg. Gemeenten willen deze rol goed borgen binnen het nieuwe
jeugdstelsel.
3. Verwijsindex
Sturen op meer gebruik van de verwijsindex d.m.v. prestatieafspraken, aansluiten nieuwe partners.
4. Bemoeizorg
Gemeenten ontwikkelen (in samenspraak met Vangnet Jeugd) een definitief standpunt over de
vormgeving van bemoeizorg. Op dit moment wordt bemoeizorg uitgevoerd voor de regio door
Vangnet Jeugd, grotendeels met behulp van provinciale middelen. Deze stoppen in september
2013.
5. Pilot: eerder en dichtbij
Regionale pilot ‘eerder en dichtbij’ uitvoeren. Conclusie trekken over werkwijze, toegang,
procesregie, eerder aanbieden van intensief (preventief) aanbod.
6. Pilots rond toegang, procesregie
Lokale pilots rondom werkwijzen, versterken procesregie, toegangsfunctie, nazorg. De conclusies
20
uit deze pilots meenemen bij de keuze voor de werkwijze rondom de inzet van jeugdhulp in de
regio. In Bussum en Naarden wordt de pilot kernteam Bussum-Naarden uitgevoerd. Hierin wordt
praktisch uitgeprobeerd op welke wijze de (integrale) toegang tot jeugdhulp en aanverwante
voorzieningen vanuit gemeenten gerealiseerd kan worden. In Huizen is ervoor gekozen om de
procesregie in aanloop naar de transitie te versterken met expertise van het team Toegang van
Bureau Jeugdzorg.
G: Verordening en proces rondom beleidsplan
Concept jeugdwet artikel: 2.2 derde lid,2.4, 2.5. t/m 2.9, 3.1.4)
Opdracht
Over de uitvoering van de gemeentelijke taken jeugdhulp dient de gemeente een beleidsplan en
een verordening te maken (het beleidsplan ligt ten grondslag aan de verordening).
Doel
- Het gemeentelijk beleidsplan en de verordening zijn instrumenten om jeugdhulp transparant
en planmatig/doelgericht te organiseren.
Wat houdt deze opgave in?
- Iedere gemeente zal met de ingang van het nieuwe stelsel een vierjarig beleidsplan jeugdhulp
moeten vaststellen, dat is besproken met betrokkenen, professionals en instemming geniet
van schoolbesturen en dat de doelen en plannen van de gemeenten op het terrein van
jeugdhulp beschrijft.
- Iedere gemeente zal moeten aangeven in een verordening in welke gevallen een
jeugdige/gezin bepaalde vormen van jeugdhulp kan ontvangen.
Perspectief van de regio
Gemeenten in de regio werken – daar waar dit efficiënt is – samen. Het samen optrekken als het
gaat om het inrichten van het gemeentelijk beleidsplan en het opstellen van verordeningen
jeugdhulp is niet alleen efficiënt, maar draagt ook bij aan afstemming. Op het terrein van de Wmo
werd een gemeenschappelijk beleidsplan Wmo opgesteld, waarbinnen afzonderlijke gemeenten
eigen accenten kunnen aanbrengen. Deze werkwijze kan ook op het terrein van jeugdhulp gevolgd
worden, waarbij afstemming en samen optrekken voor de hand ligt.
Acties
1. Concept verordening
- Concept verordening voor de 9 gemeenten in de Gooi en Vechtstreek opstellen (op basis van
modelverordeningen). Het onderbrengen van de jeugdzorg in één gekanteld juridisch kader
voor het sociaal domein (zie bestuuropdracht sociaal domein).
2. Regionaal procesplan
- Regionaal procesplan ontwerpen t.b.v. fasering en planning vaststelling 4 jarig beleidsplan in
de gemeenten in de regio, waarbij het betrekken van inwoners (ouders, jeugdigen,
cliëntenorganisaties), jeugdhulporganisatie, afstemming onderwijs t.b.v. vaststellen
beleidsplan en afstemmen huisartsen t.b.v. toegang jeugd-ggz is opgenomen.
21
H: Gedwongen kader
Concept jeugdwet artikel: 2,3,2,4,3.1. t/m 3.3., 4.1.6, 4.1.7, 5.2 t/m 5.6, 6.1.1.t/m 6.1.1.5, 6.2.1 t/m 6.2.4, 6.3.1. t/m 6.3.8., 6.4.1, 6.5.1.,
6.5.2., 6.5.3, 7.3.1. t/m 7.3.13. Gemeente: 7.4.1 t/m 7.4.5.
Beleidsopgave
Het gedwongen kader omvat alle maatregelen die op last van de kinderrechter worden opgelegd
aan een gezin en/of een jeugdige. Deze maatregelen variëren van voogdij en gezinsvoogdij tot
opname in een gesloten justitiële jeugdinrichting, met alles wat daartussen zit aan ondersteuning,
begeleiding en behandeling. Onderscheidend is dat de jeugdige niet op vrijwillige basis gebruik
maakt van een voorziening, maar als gevolg van actieve bemoeienis van de overheid cq. de rechter.
De gemeente wordt in het nieuwe stelsel verantwoordelijk voor zowel de toeleiding naar als voor de
uitvoering van het gedwongen kader: jeugdbescherming en jeugdreclassering.
In de concept-Jeugdwet ligt een aantal zaken vast: de Raad adviseert de kinderrechter op basis van
eigen onderzoek. Dit onderzoek wordt uitgevoerd na een (onderbouwd) verzoek daartoe vanuit een
toegangsinstantie (nu Bureau Jeugdzorg). Door het Rijk gecertificeerde instellingen zijn
verantwoordelijk voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering en
gesloten jeugdhulp, en jeugdhulpaanbieders die verblijf en intensieve ambulante jeugdhulp in het
gedwongen kader aanbieden.
Perspectief van de regio
Het doen van een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming indien een
kinderbeschermingsmaatregel noodzakelijk geacht wordt
De verantwoordelijkheid voor het gedwongen kader en de regelruimte die gemeenten hierin
krachtens de concept-Jeugdwet hebben is door de VNG ter discussie gesteld. Het effect hiervan op
de definitieve wetstekst is nog niet duidelijk. Bovengenoemde opgaven kunnen worden uitgewerkt
vanaf het moment dat deze duidelijkheid er is, naar verwachting medio 2013.
Acties
1. Visie op samenhang gedwongen kader en vrijwillige hulp
- Gemeenten ontwikkelen een visie op de samenhang tussen gedwongen en vrijwillige
hulpverlening, en waarborgen continuïteit van drang- en dwangmaatregelen.
2. Toeleiding naar de Raad voor de Kinderbescherming uitwerken
- Gemeenten oriënteren zich gezamenlijk op het gedwongen kader. Dit heeft een procesontwerp
als resultaat. Dit dient inzicht te geven in de keten van melden t.b.v. een raadsonderzoek, advies
aan de kinderrechter en uitvoering van het besluit van de rechter inclusief de hiervoor
verantwoordelijke organisaties.
- Gemeenten nemen een besluit over de toeleiding naar het gedwongen kader cq. de Raad voor
de Kinderbescherming: wie kunnen toeleiden en aan welke eisen moet een verzoek aan de Raad
voldoen; welke procedure hanteren gemeenten in crisissituaties.
3. Onderzoek afspraken gecertificeerde instellingen
- Gemeenten verwerven inzicht in de aard van de afspraken die moeten worden gemaakt met de
‘gecertificeerde instellingen’ en de hiermee gemoeide kosten.
- Gemeenten verwerven inzicht in de mogelijkheden om de vraag naar maatregelhulp te
beïnvloeden.
22
I: Crisissituaties en veiligheid
Beleidsopgave
Gemeenten moeten waarborgen dat er adequaat kan worden gehandeld in crisissituaties waar
kinderen bij zijn betrokken, en zijn te allen tijde verantwoordelijk voor de veiligheid van kinderen, in
situaties waarin kinderen worden bedreigd, mishandeld of in hun ontwikkeling worden belemmerd.
Basis hiervoor is de door Nederland ondertekende Verklaring van de Rechten van het Kind.
Deze verantwoordelijkheid is onderscheidend voor de jeugdhulp, en aanvullend op de overige
vormen van ondersteuning in het lokale sociale domein.
In de wet is vastgelegd dat de gemeente zorgt voor de instelling en instandhouding van een
meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling.
Perspectief van de regio
Deze beleidsopgave pakken de gemeenten in regionaal verband op: het meldpunt huiselijk geweld
en kindermishandeling is een regionale voorziening, die onder regionale regie tot stand komt en
mogelijk gecombineerd wordt met een meldpunt crisissituaties. Bij de vormgeving maken we
gebruik van ervaringen van Bureau Jeugdzorg, het AMK en het Steunpunt Huiselijk geweld
Acties
1. Ontwikkelen protocol crisissituaties
- Voor het handelen in geval van crisissituaties moet een protocol worden ontwikkeld en
ingevoerd. In regionaal verband maken we afspraken met daarvoor verantwoordelijke
uitvoeringsorganisaties over een protocol, incl. afspraken over beschikbare opvangcapaciteit en
de betrokkenheid van de gemeente. Uiterlijk met ingang van 2015 moeten sluitende afspraken
zijn gemaakt over de omgang met crisissituaties. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van
bestaande structuren en afspraken.
2. Meldpunt Huiselijk geweld en kindermishandeling inrichten
- Inrichten van een meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling op basis van een
vastgesteld programma van eisen en resultaatafspraken.
De vorming van een meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling dient in principe per 2015
te zijn gerealiseerd. Draagvlak bij betrokken instanties en initiatieven moeten worden
onderzocht, beleid dient te worden ontwikkeld, geformuleerd en vastgesteld.
J: Het proces van de overdracht
Opgave
Aan de overdracht van taken van rijk, zorgkantoren en provincie naar de gemeenten zijn in de jaren
van de transitie en daarna consequenties verbonden. Consequenties voor gezinnen en jeugdigen die
gebruik maken van jeugdzorg als het gaat om de continuïteit van jeugdzorg, consequenties voor de
huidige toegangsbepalers CIZ en Bureau Jeugdzorg bij de afbouw en overdracht van hun taken en
deskundigheid aan gemeenten en consequenties voor gemeenten bij het overnemen van taken met
een bezuinigingstaakstelling. In het rapport ‘Verantwoord over de drempel’ zijn de risico’s in kaart
gebracht door een ambtelijke werkgroep van VWS, V&J, VNG en IPO. Deze partijen zullen nadere
afspraken maken over overgangsmaatregelen. Wanneer is nog niet bekend.
Perspectief van de regio
In de Gooi en Vechtstreek betreft de transitie niet alleen een overheveling van taken maar ook een
23
wijziging van het stelsel voor jeugdzorg. Het sturingsmodel waar de gemeenten voor hebben
gekozen en de daarmee samenhangende passende financiering hebben consequenties voor
gebruikers en aanbieders van jeugdzorg. Bovendien geldt dat er per 2015 op het totale budget voor
jeugdhulp 15% wordt bezuinigd. De gemeenten in de Gooi- en Vechtstreek hanteren de volgende
uitgangspunten voor het proces van de overheveling van taken:
- Zorgvuldigheid en transparantie: tijdig veranderingen en bezuinigingen richting gebruikers en
aanbieders aankondigen.
- Zoveel mogelijk schokvrij voor gebruikers, maar helder zijn over wat we niet meer ondersteunen
(i.v.m. 15% bezuiniging per 2015). Gemeenten moeten daarvoor in kaart brengen welke klanten
met welke indicaties zij overnemen. Van belang is dat gemeenten vroegtijdig lopende indicaties
en overdrachtsdossiers van aanbieders ontvangen.
- Expertise van de huidige toegangsbepalers zoveel mogelijk behouden.
- Frictiekosten zoveel mogelijk beperken.
Acties
1. Risico’s en consequenties in kaart brengen.
- deskundigheid bestaande toegangsbepalers
- continuïteit ondersteuning (perspectief aanbieders en gebruikers)
- financiële en juridische risico’s bij de overname van taken (bijvoorbeeld m.b.t. de huisvesting
van residentiële jeugdzorg).
2. Waar nodig maatregelen nemen om de risico’s te beperken.
K: Passend Onderwijs
Concept Jeugdwet artikel: 2.1.3. 2.5.5.
Beleidsopgave
In de concept Jeugdwet staat dat gemeenten een samenhangend beleid moeten voeren en moeten
zorgdragen voor een effectieve samenwerking onder andere met het onderwijs. Zowel in de Wet
Passend Onderwijs als de concept Jeugdwet is opgenomen dat gemeenten en onderwijs tot
afstemming en effectieve samenwerking moeten komen en op overeenstemming gericht overleg
moeten voeren over het beleidsplan van de gemeenten en het ondersteuningsplan van de
samenwerkingsverbanden passend onderwijs.
Perspectief van de regio
De gemeenten in Gooi & Vechtstreek en de samenwerkingsverbanden passend onderwijs (Qinas
(VO) en Unita (PO) staan voor dezelfde uitdaging. Het komen tot een intersectorale
handelingsgerichte werkwijze met betrekking tot het verlenen van zorg en het verstrekken van
ondersteuning aan ouders en jeugdigen.
Om te komen tot afstemming en de doorvoering van vergaande samenwerking is structureel overleg
en het delen van informatie noodzakelijk. Voorkomen moet worden dat het onderwijs en de
gemeenten hulp en ondersteuning anders organiseren en dat het gekozen gemeentelijke
regiemodel, waarbij de toegangstaak is belegd bij de gemeente, niet aansluit bij het
ondersteuningsplan van de samenwerkingsverbanden. Met name het onderwijs is en wordt voor
gemeenten een belangrijke partner als het gaat om het realiseren van de ambitie: één kind/één
gezin - één plan.
24
Acties
1. Samenwerkingsafspraken met het onderwijs maken
- Met het onderwijs de mogelijkheden verkennen om samen te werken rond de toegang naar
zorg voor jeugd en ‘één kind – één plan’ te realiseren voor zorg binnen én buiten het
onderwijs. Daarmee waar mogelijk oefenen in bestaande of nieuwe pilots.
- De positie van het schoolmaatschappelijk werk en de onderwijsbegeleidingsdienst in het
nieuwe stelsel uitwerken. Dit geldt ook voor door de gemeenten gesubsidieerde partners in
de zorgstructuren van het onderwijs (zie ook Toegang).
- Opstellen van een samenwerkingsagenda waarin thema’s zijn opgenomen die zowel de
gemeente als het samenwerkingsverband aangaan. Deze agenda kan worden behandeld in
het op overeenstemming gericht overleg. Het passend onderwijs wordt op regionaal niveau
afgestemd. Het ligt daarom voor de hand dat regionaal de voorbereidingen plaatsvinden
voor het lokale op overeenstemming gericht overleg .
- Het conceptbeleidsplan Jeugd in het op overeenstemming gericht overleg met het onderwijs
bespreken.
7. SPOORBOEKJE
Op basis van de hierboven uitgewerkte opgaven (eisen vanuit het rijk) en de eisen die een
interactieve beleidsontwikkeling vraagt, maar ook op basis van het besef dat de inrichting van een
nieuw jeugdstelsel in samenhang dient plaats te vinden met de andere transities en de invoering van
het passend onderwijs, presenteren we het spoorboekje ‘transitie jeugdzorg’.
Beleidsontwikkeling
(transitieteam)
Bestuurlijke besluitvorming
Mei - aug.
2012
Startnotitie
Regionaal: vastgesteld pfho jeugd d.d. 5 juli 2012)
Sept. – dec.
2012
Regiemodel jeugdhulp (visie nota)
Regionaal: vastgesteld pfho jeugd d.d. 1 november
2012
Plan van aanpak
Pfho jeugd dec. 2012
Voorleggen raden visie + plan van aanpak: uiterlijk
28 maart 2013
Jan. - april
2013
Visie nota JGZ Advies stuurgroep jeugd en vaststelling colleges
jan. 2013
Startfoto: inventarisatie en
feitenanalyse (‘groeidocument’) 1
Tkn. stuurgroep jeugd april 2013
Regionaal procesplan participatie
traject t.b.v. gemeenten
Vaststelling in stuurgroep jeugd en colleges april
2013
1 De startfoto bevat een inventarisatie op basis van bestaande cijfers die periodiek wordt aangevuld t.b.v.
beleidsontwikkeling op de diverse onderdelen.
25
Procesplan Verwijsindex/
Meldcode KMH & HG
Vaststellen in stuurgroep jeugd en colleges april
2013
Mei - aug.
2013
Notitie toekomst bemoeizorg Advies stuurgroep jeugd en vaststelling colleges
mei 2013
Oplevering Bouwstenen voor
conceptbeleidsplan
Vaststelling in stuurgroep jeugd en colleges
augustus 2013
(ter consultatie raden: voor dec. 2013)
Sept. - dec.
2013
Oplevering concept-beleidsplan
Vaststelling regio: april 2014
(ter consultatie raden: voor aug. 2014).
Jan. – april
2014
Concept verordening en
beleidsregels
Vaststelling in stuurgroep jeugd en colleges april
2014.
Mei - aug.
2014
Oplevering definitief beleidsplan
Vaststelling in stuurgroep en colleges
Vaststelling in de raden sept. 2014
Definitieve Verordening en
beleidsregels
Vaststelling in stuurgroep en colleges
Vaststelling in de raden okt. 2014
Sept. - dec.
2014
Gemeente: Uitvoeringsplan 2015 Vaststelling in stuurgroep en colleges nov. 2014
Procesplanning interactieve beleidsontwikkeling en inspraak
Sept. – dec. 2012 - Keuze voor interactieve beleidsontwikkeling
- Pfho jeugd & professionals
- Pfho jeugd en directies
- Tournee langs uitvoerders voorbereiden
Jan. – april 2013 - Stuurgroep jeugd en gebruikers, besluit conferentie(s)
- Tournee langs aanbieders uitvoeren
- Regionaal procesplan interactieve beleidsontwikkeling
-
Mei - aug. 2013 - Regioconferentie Transitie Jeugd: 4 perspectieven
- Bilaterale consultaties met stakeholders
- Vanaf januari: pfho Jeugd met directies
Sept. - dec.
2013 - Pfho Jeugd met professionals
- idem met gebruikers
Jan.- april 2014 - Bilaterale consultaties met stakeholders vanaf januari
- Pfho Jeugd met directies
- Pfho Jeugd met gebruikers: formele consultatie
- Conceptbeleidsplan
Mei - aug. 2014 - Regioconferentie Transitie Jeugd: 4 perspectieven
- Pfho Jeugd met directies
-
Sept. - dec.
2014 - Bilaterale consultaties met stakeholders vanaf september
- Pfho Jeugd met directies
- Pfho Jeugd met gebruikers
26
8. BEGROTING
In dit hoofdstuk is de begroting uitgewerkt voor het jaar 2013. Naar verwachting is minstens
eenzelfde inzet aan middelen nodig in 2014.
1. Financieringsvoorstel 2013
Weken Uren per week
Tarief Totaal
Programmamanagement
� coördinatie 45 8 € 50 € 18.000
� programmaondersteuning, formatie
Gewestbegroting
€ 45.000
Uitvoering acties (zie bijlage 1)
� inzet beleidsadvies transitieteam 45 104 (waarvan 36 om niet) € 50 € 153.000
Uitvoering regionale pilots
(projectleiding t.l.v. provinciale middelen)
� inzet beleidsadvies transitieteam 45 4 € 50 € 9.000
Communicatie
� budget inhuur € 10.000
� consultatie en inspraak
(inzet beleidsadvies) 45 4
€ 50 € 9.000
Besteedbaar budget
� bijeenkomsten, inhuur advies etc. € 20.000
TOTAAL 120
€ 264.000
2. Toelichting personele inzet
Daar waar in 2012 een fulltime transitiemanager noodzakelijk was om processen met provinciale
subsidie op gang te krijgen, heeft het transitieteam inmiddels een goed tempo. Bovendien vraagt het
verminderen van de provinciale middelen om een aanpassing van de organisatie. Er is minder
management nodig en meer beleidsvoorbereidende en uitvoerende capaciteit. De transitiemanager
zal meer in de rol van stimulator en verbinder komen die gebruik maakt van de bij gedetacheerde
medewerkers aanwezige kwaliteiten. Een ondersteuner om de veelheid van projecten die reeds
lopen en nog van start gaan te faciliteren, is noodzakelijk.
Uitgangspunt voor de personele inzet in het transitieteam jeugd is dat deze wordt geleverd vanuit
de 9 betrokken gemeenten. Door de jeugdadviseurs uit de verschillende gemeenten te betrekken bij
de voorbereiding en uitvoering van de transitie vergroten we de gezamenlijke kennis en verbreden
we het draagvlak. Daarmee wordt bijgedragen aan een blijvende kwaliteit en een grotere slagkracht
in de regio. Voor de uitvoering van de verschillende projecten en de gezamenlijke
beleidsontwikkeling is in 2013 in het minimale scenario totaal 112 uur per week nodig, ofwel
27
ongeveer 3 FTE. De verwachting is dat in 2014 een zelfde aantal uren nodig is maar er nog meer op
implementatie zal worden ingezet.
Voor de personele inzet gaan we ervan uit dat elke gemeente een beleidsadviseur inzet in het
transitieteam. Het gaat om acht adviseurs, waarvan één voor de gemeenten Blaricum en Laren. Van
de inzet in het transitieteam wordt 4 uur per week om niet door de gemeenten ingezet. Deze inzet
wordt gezien als onderdeel van de reguliere taken van de beleidsadviseurs jeugd. Bovenop deze
basisinzet vanuit de gemeenten is een inzet nodig van 76 uur per week.
Personele inzet
Uren om niet
per week
Uren tlv regionaal
budget Totaal per week
- beleidscoördinator 8 8
- managementassistent Gewest 32 32
- beleidsadvies transitieteam 36 76 112
Verdeling inzet beleidsadvies
Blaricum 4 4
Bussum 4 20 24
Huizen 4 16 20
Hilversum 4 24 28
Laren 4 4
Muiden 4 4 8
Naarden 4 4 8
Weesp 4 4 8
Wijdemeren 4 4 8
Totaal 36 76 112
3. Dekkingsvoorstel 2013
In het portefeuillehoudersoverleg Jeugd van 1 november is besloten om 40% tot 60% van de
beschikbare invoeringsmiddelen voor de regionale voorbereiding en uitwerking van de transitie
beschikbaar te stellen, onder voorbehoud van een uitgewerkte begroting. In onderstaande
dekkingsvoorstel wordt circa 50% van de beschikbare invoeringsmiddelen in 2013 ingezet voor de
regionale voorbereiding en uitvoering van de transitie in 2013. Bij de doorberekening naar de
gemeenten is uitgegaan van de omvang van de invoeringsmiddelen die elke gemeente krijgt en is
uitgegaan van 4 uur inzet per gemeente om niet.
Dekking ten laste van invoeringsbudgetten 2013
Huizen € 38.201
Hilversum € 63.634
Bussum € 34.532
Blaricum € 17.727
Laren € 18.720
Naarden € 25.312
Weesp € 22.648
Wijdemeren € 26.606
Muiden € 16.619
TOTAAL € 264.000
28
Invoeringsbudget
2013
(septembercirculaire)
1e tranche 2013
invoeringskosten
2e tranche 2013
incidenteel (wordt
definitief ahv
verdelingsmodel)
Beschikbaar
2013
%
invoeringsbudget
Huizen € 39.039 € 39.039 € 78.078 14 %
Hilversum € 65.031 € 65.031 € 130.062 24,10 %
Bussum € 35.290 € 35.290 € 70.580 13,08 %
Blaricum € 18.116 € 18.116 € 36.232 6,71 %
Laren € 19.131 € 19.131 € 38.262 7,09 %
Naarden € 25.868 € 25.868 € 51.736 10,0 %
Weesp € 23.145 € 23.145 € 46.290 8,58 %
Wijdemeren € 27.190 € 27.190 € 54.380 10,08 %
Muiden € 16.984 € 16.984 € 33.968 6,30 %
TOTAAL € 269.794 € 269.794 € 539.588 100 %
BIJLAGE 1 - OVERZICHT ACTIES
Actie Product start Gereed Onderdeel van (besluitvorming)
inzet tt in dd in 2013 Uitbesteden
A Opvoedkundig klimaat
1 Bijdragen aan opvoedkundig klimaat Notitie investering pedagogisch klimaat jan.2013 aug-13 concept beleidsplan 20 Stage/afstudeeropdracht
B De positie van ouders en jeugdigen in het nieuwe stelsel
1 klachtenregeling jeugdhulp Afspraken gemeenten en jeugdhulporganisaties inzake afhandeling klachten jeugdhulp aug. 2013 apr-14 10
2 vertrouwenspersoon waarborgen Afspraken gemeenten en organisaties inzake taken en inzet vertrouwenspersoon aug. 2013 apr-14 10
C Toegang
1 Mandaten toegang beleggen Notitie mandaten toegang jeugdhulp 2015, concept afstemmingsafspraken huisartsen, justitie, onderwijs jan.2013 jun-13 25
2 Afwegingskader voor resultaatbepaling maken Afwegingskader toegang jeugdhulp 2015 jun. 2013 dec-13 concept beleidsplan 40
3 Werkprocessen toegang inrichten Methodiek voor vraag en resultaat sturing/protocollen werkprocessen dec. 2013 jun-14 40
4 Administratief systeem inrichten Ingericht administratie systeem tbv registratie, workflow management, betalingen etc. dec. 2013 nov-14 25 pm
5 Profiel gemeentelijke professionals uitwerken + organiseren trainingen Goed voorbereide professionals toegang jun. 2013 nov-14 25 pm
D Financiering
1 Budgetten in beeld Budgetten jeugdhulp in kaart (onderdeel startfoto) jan.2013 apr-13 startfoto 20
2 Financieringsmodel uitwerken Financieringsmodel jeugdhulp apr.2013 aug-13 50
3 Bezuinigingstaakstelling uitwerken Voorstel bezuinigingstaakstelling aug. 2013 dec-13 50
E Kwaliteit en toezicht
1 Kwaliteitseisen toepassen Verordening kwaliteitseisen uitvoering jeugdhulp, verantwoording, klachtenregeling jun. 2013 dec-13 concept verordening 40
2 Professionalisering Rapportages kwaliteit huidig aanbod apr. 2013 jun-14 10
3 Toezichtsol vormgeven Afspraken rondom toezicht, protocol meldplicht calamiteiten nov. 2013 jun-14 5
F Aanbod
1 Startfoto Digitaal toegankelijk (groei)document jeugdhulp: cijfers, analyses sept. 2012 apr-13 Startfoto 20 pm, DD groep/BMC
2 Perspectief van de gebruiker Rapport: ervaringen en wensen van gebruikers jeugdhulp (oud en nieuw) dec. 2012 aug-13 bijlage concept beleidsplan 15 pm, afstudeeropdracht
3 Gewenst aanbod jeugdhulp Producten overzicht (basisindeling NJI) + overzicht gewenste producten jeugdhulp jan. 2013 aug-14 concept beleidsplan 20
4 Back office Voorstel backoffice jeugdhulp jan. 2013 aug-13 concept beleidsplan 25
2
5 Ontwikkelen beleidsexpertise jeugdhulp
Accounthouders onderdelen jeugdhulp bepalen; beleidsmatige verkenning uitvoeren, beleidsdoelen onderdelen jeugdhulp jan. 2014 nov-14 concept beleidsplan 150
6 Monitor jeugdhulp Programma van eisen + keuze monitor + inrichten monitor mei. 2013 apr-14 concept beleidsplan 50 pm
7 Transformatie uitvoering preventie Resultaatafspraken organisaties die preventief werken mrt. 2013 aug-13 concept beleidsplan 20
8 Visie toekomst JGZ Visie nota JGZ nov. 2013 jan-13 visie nota JGZ 35
9 Verwijsindex Meer meldingen, meer partijen aangesloten jan. 2013 mei-14 25
10 Bemoeizorg bemoeizorg structureel beschikbaar jan. 2013 apr-14 notitie toekomst bemoeizorg 20
11 Pilot eerder en dichtbij werkplaats toegang/regie regionaal: rapport bevindingen en aanbevelingen febr. 2012 sep-14 concept beleidsplan 45
pm: projectleiding regionale pilot
12 Lokale pilots toegang/procesregie werkplaats toegang/regie lokaal: rapport bevindingen en aanbevelingen sept. 2012 sep-14 concept beleidsplan 50
G Verordening en beleidsproces
1 Concept verordening maken Concept verordening tbv beschikken individuele hulp jan. 2013 okt-14 concept verordening 20
2 Regionaal procesplan opstellen Procesplan participatie beleidontwikkeling voor regio Gooi en Vechtstreek dec. 2012 apr-13 procesplan participatie 5
H Gedwongen kader
1 Visie op samenhang gedwongen kader en vrijwillige hulp Visie notie gedwongen hulp en vrijwillige hulp mei. 2013 dec-13 concept beleidsplan 25
2 Functie toeleiding naar de RvdK uitwerken Toeleidingsprotocol nov. 2013 jun-14 concept beleidsplan 10
3 Onderzoek afspraken gecertificeerde instellingen
Rapport: Onderzoek en beleid vermindering maatregelhulp nov. 2013 okt-14 concept beleidsplan 10
I Crisissituaties en veiligheid
1 Ontwikkelen protocol crisissituaties Protocol crisissituaties nov. 2013 aug-14 concept beleidsplan 30
2 Meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling
Meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling operationeel jan. 2013 aug-14 concept beleidsplan 30
J Het proces van de overdracht
1 Risico's en frictiekosten in beeld brengen Risicoparagraaf en flankerende maatregelen jan. 2013 aug-13 concept beleidsplan 45
2 Afstemming en besluitvorming Overdrachtsmaatregelen nov. 2013 apr-14 concept beleidsplan 60
K Passend onderwijs
1 Samenwerkingsafspraken met het onderwijs Samenwerkingsafspraken Jan-13 aug-13 concept beleidsplan 40
Onvoorzien pm 110
1210 dd
NB: beleidsplan wordt in drie fasen opgeleverd (bouwstenen, concept en definitief)
NB: exclusief procesmanagement +
3
projectondersteuning
NB: beroep op uitvoering (procesregisseurs en consulenten) nog niet uitgewerkt.
Top Related