Persbericht
Osteopathie is een weinig bekende vorm van wat onder de noemer “Complementaire
of Alternatieve Geneeskunde” (CAM) wordt gegroepeerd. De osteopaat streeft er
naar de verstoorde werking van organen en systemen in het lichaam te corrigeren
door, met behulp van bepaalde manuele technieken, in te werken op de spieren, de
gewrichtsbanden en de pezige structuren. Dit gebeurt hoofdzakelijk ter hoogte van
de wervelzuil, van waaruit belangrijke zenuwbanen vertrekken.
Alhoewel nogal wat onderzoek is verricht dat de werkzaamheid van osteopatische
behandeling ondersteunt, wordt deze behandelmethode door velen nog steeds als
esoterisch en ongefundeerd afgeschilderd.
De onderzoeksgroep van de International Academy of Osteopathy (IAO) te Gent
heeft beslist om zoveel als mogelijk de effectiviteit van osteopathische behandeling
te objectiveren. Daartoe werd een Diers Formetric 4-D® toestel aangeschaft. Dit
toestel laat toe nauwkeurig de drie-dimensionele configuratie van de wervelzuil te
beoordelen en uit te meten. Het Diers systeem vergt geen lichamelijke aanraking,
noch gebruik van ioniserende stralen, vermits de structuur van de wervelzuil wordt
afgeleid van het uitwendig “reliëf” van de rug, dat in beeld wordt gebracht op grond
van het Moiré princiep. Er zijn slechts een beperkt aantal dergelijke toestellen in
gebruik in de Benelux, en de aanwending in de osteopathie is uniek.
In eerste instantie werd uitvoerig onderzoek gedaan naar de betrouwbaarheid en de
reproduceerbaarheid van het wervelzuilonderzoek met het Diers toestel. Daaruit is
gebleken dat de variatie tussen herhaalde waarnemingen beperkt is tot 6 à 7%, mits
de onderzoeker goed is opgeleid via een “leercurve”. Dergelijke geringe variabiliteit is
uitstekend, en moet niet onderdoen voor die van meer ingrijpende onderzoeken
zoals radiografie.
Er is gebleken dat het geslacht van de onderzochte persoon, en diens lichaamsbouw
(body mass index) in belangrijke mate de configuratie van de wervelzuil
beïnvloeden. Bij het interpreteren van het resultaat van de metingen dient daarom
rekening te worden gehouden met “referentiewaarden”, die mede worden bepaald
door geslacht en BMI, maar niet door de leeftijd. Door de individuele metingen te
vergelijken met de norm-waarde kunnen (zelfs kleine) afwijkingen trefzeker worden
vastgesteld.
Voor elke persoon wordt een “kwalitatief wervelzuil profiel” in kaart gebracht, waarbij
de uitslag van de metingen visueel wordt uitgebeeld (in percentiele waarde) in
vergelijking met de “norm” voor geslacht en BMI.
De volgende stap bestond er in het effect te bestuderen van “algemene
osteopatische behandeling” (general osteopathic treatment = GOT) op de statiek van
de wervelzuil. Dit onderzoek heeft aangetoond dat GOT inderdaad een statistisch
significant gunstig effect sorteert op bepaalde aspecten van de wervelzuil-
configuratie. Meteen heeft dit onderzoek onthuld dat GOT voornamelijk efficiënt zal
zijn bij een welbepaalde groep van personen.
Verder onderzoek zal het verband analyseren tussen lage rugpijn, een aandoening
die voorkomt bij 20% van de bevolking en verantwoordelijk is voor veel werkverlet, en
de wervelzuilconfiguratie. Tevens zal het mogelijk verband worden opgespoord
tussen de effecten van GOT en andere behandelingsmodaliteiten op de wervelzuil en
de evolutie van de klinische klachten van deze patiënten.
Ons onderzoek komt aldus tegemoet aan de dringende vraag om wetenschappelijke
bewijsvoering rond de zin of onzin van osteopathie, en biedt nieuwe inzichten die
behulpzaam zullen zijn voor de behandeling van patiënten.