2

3

ORPHEUS of “de wonderbaarlijke standvastigheid van de liefde”

Een opera van Georg Philipp Telemann (1681-1767)

Guy Joosten (algemeen directeur International Opera Academy, regie) / Apotheosis Orchestra o.l.v. Korneel Bernolet / Roel Van Berckelaer (decor, kostuums en belichting)

Voorstellingen 21, 22, 23 april 2017 Minard (Gent) 5 mei 2017 CCHA (Hasselt) 7 mei 2017 MUCH (Waterloo) – semi-staged 16 mei 2017 BOZAR (Brussel) 20 mei 2017 Het Paleis (Antwerpen)

Een coproductie van de INTERNATIONAL OPERA ACADEMY en APOTHEOSIS vzw. Co-presentatie BOZAR & DE MUNT. In het Duits met Nederlandse (en in Brussel ook Franse) ondertitels Duur van de voorstelling: ca. 1u40’ (zonder pauze) Met dank aan: Barones Dora Janssens, Mevr. Gisèle Croës, De Munt / La Monnaie & Kunsthuis Opera Vlaanderen Met de steun van: Barones Dora Janssen en Inspiratum (IOA Patrons Gold); Mevr. Gisèle Croës, Mevr. Mathy Kandiyoti en Stichting Robus (IOA Patrons Silver); Mevr. Natalie Dessay, Oncogeb SPRL, de heer en mevrouw Hans en My-Van Schwab en Baron Aldo Vastapane (IOA Patrons); Banque Degroof Petercam, Graaf Paul Buysse, de heer Daniël Cardon de Lichtbuer, Hôpital Erasme - Anatomie pathologique, de heer en mevrouw Frédéric Jourdain, Oblomov vzw en mevrouw Tilda Rousso (IOA Friends).

4

BEZETTING ORPHEUS

Orasia: Morgane Heyse / Margarida Hipolito (22/4, 05/05, 07/05) Orpheus: Artur Rozek

Eurydice: Julie Gebhart Eurimides: Sylvie Bedouelle / Pauline de Lannoy (22/4, 05/05, 07/05) Ismene / Priesteres: Louise Kuyvenhoven / Lara Rainho (22/4, 05/05,

07/05)

Pluto / Echo: Dominic Kraemer Cephisa: Ana Sofia Ventura

Ascalax: Boris Kondov / Gilles Thomas (21/04, 23/04, 16/05, 20/05)

Koor: Eline Brys, alternate cast

Repiteurs: Eline Brys & Aymeric Catalano

TEAM ORPHEUS

Dirigent: Korneel Bernolet Regie: Guy Joosten

Decor, kostuums & licht: Roel Van Berckelaer Choreografisch advies: Darren Ross

Hoofd muzikale instudering: Hein Boterberg Productieleiding: Klara Bundervoet

Taalcoach: Christiane Gleis

Assistent regie: Tom Goossens Assistent decor: Margaux Nessi

Assistent kostuums: Mieke Vandensande Assistent productie: Harry Billiet

Inspiciënt: Morgane Lambinet Boventiteling: Johan Wijnants

Bouwinspiciënt: Jean-Pierre Verkimpe Kleedster: Elena Werner

5

APOTHEOSIS ORCHESTRA

Korneel Bernolet (maestro al cembalo), Ronan Kernoa (gamba continuo), Justin Glaie (theorbe en barokgitaar), Annelies Decock

(concertmeester), Madoka Nakamura, Jorlen Vega, Marie Mooij, Gisela Cammaert, Michiyo Kondo (violen), Mark Claes, Hans De Volder

(altviolen), Thomas Luks (celli), Gery Cambier (violone), Jan Van den Borre (traverso en piccolo), Christophe Palameta (hobo), Lisa Goldberg

(fagot)

INTERNATIONAL OPERA ACADEMY

Voorzitter raad van bestuur: Stefaan De Ruyck

Algemeen directeur: Guy Joosten Muzikale leiding: Hein Boterberg

Staf: Klara Bundervoet, Joke Lambelin, Karen Coussement

6

SYNOPSIS

Koningin Orasia van Thracië is weduwe en koestert een geheime liefde voor Orpheus. Zijn liefde voor Eurydice vormt een obstakel voor de hare. Orasia vat het plan op om Eurydice uit de weg te ruimen. De koningin wijst Orpheus op zijn plichten aan haar hof, maar hij zou eigenlijk liever in de eenzaamheid van de natuur verder leven. Terwijl Eurydice danst en zingt met haar vriendinnen, wordt ze vergiftigd. Orpheus snelt te hulp, maar Eurydice sterft in zijn armen. De ontroostbare Eurimides verklaart zijn liefde aan de nimf Cephisa. Hij wordt afgewezen omdat zij haar vrijheid verkiest. Op aanraden van Eurimedes vat Orpheus het plan op om naar het dodenrijk te gaan en daar met zijn zangkunst Pluto (de koning van de onderwereld) te overtuigen Eurydice terug te geven. Orpheus treedt angstig maar hoopvol voor de koning en legt hem de reden van zijn komst uit. Pluto is onder de indruk van Orpheus' onderneming en wil hem zijn geliefde terug schenken. Aan de vrijlating van Eurydice is wel een voorwaarde gekoppeld: Orpheus mag niet omkijken vóór hij Pluto's rijk verlaten heeft. Daarnaast verneemt Orpheus dat de dood van Eurydice veroorzaakt werd door de jaloezie van Orasia; hij zint op wraak. Bij het buitengaan hoort Orpheus Eurydice niet meer, wordt ongerust en roept haar. Een antwoord blijft uit, en Orpheus keert zich om. Hij ziet Eurydice nog in de onderwereld, aan hem wordt de weg versperd. Bij zijn terugkeer confronteert Orpheus Orasia met haar rol in de dood van Eurydice. Als hij vervolgens haar avances afwijst, barst Orasia in woede uit. Orpheus wil liever alleen zijn met zijn verdriet, nu hij Eurydice twee keer verloren heeft. Orasia bergt haar verlangens voor Orpheus helemaal op en zint enkel nog op wraak. Tijdens een bacchanaal hitst ze de dronken vrouwen in haar gevolg op om Orpheus te gaan zoeken en vermoorden. Iets later verschijnen haar de schimmen van Orpheus en Eurydice samen in het dodenrijk, waardoor Orasia beseft dat Orpheus er alsnog in geslaagd is om zijn geliefde terug te krijgen. Ook zij verlangt nu naar de dood, al was het maar om haar wraakzuchtige plannen in de onderwereld verder te kunnen zetten.

7

8

TELEMANN’S ORPHEUS In 2017 is het 250 jaar geleden dat Telemann, de onbetwiste grootmeester van de oer-Duitse barokstijl, overleed. Telemann's Orpheus-zetting werd pas in 1978 herontdekt, en is geschreven in de typische Hamburgse stijl. Hamburg was in de 18e eeuw reeds een belangrijk internationaal centrum, omwille van de bloeiende haven die de stad met de Noordzee verbindt via de rivier Elbe. Handel bracht ook kunst met zich mee, en de opera van Hamburg werd een dynamisch theater waar het heel normaal was om in één stuk zowel Duitse, Italiaanse als Franse teksten te horen. Dat is ook in Orpheus het geval: de basis is het Duitse recitatief met enkele aria's in de moedertaal, maar het gros van de extraverte aria's staat in het Italiaans, terwijl enkele typisch Franse koren (en één 'air de cour') doen terugdenken aan de erfenis van Lully - de teksten verwijzen zelfs rechtstreeks naar Quinault. Interessant is daarenboven dat de Italiaanse stukken ook echt in de Italiaanse Händel-stijl geschreven zijn, en de Franse esthetiek volledig herkenbaar is in de koordelen. Het zoveelste bewijs van Telemann's onschatbare vak- en stijlkennis. Het oorspronkelijke werk duurt meerdere uren, maar voor de gelegenheid hebben we het werk herleid tot een voorstelling van een kleine twee uur. De hoofdfiguur is niet Orpheus maar Orasia, een toegevoegde koningin die Orpheus voor haar alleen wil hebben en dat uitzingt in niet minder dan 10 aria's. Als je dat vergelijkt met 7 Orpheus-aria's en slechts één voor Eurydice of de nevenpersonages, moet Telemann destijds twee sterzangers gehad hebben naast een ietwat magerdere cast. In onze gecoupeerde versie is de balans wat meer in evenwicht. Het orkest bestaat uit strijkers, drie blazers (fluit, hobo en fagot) en een continuogroep van gamba, theorbe en klavecimbel. Naast de coupures hebben we noodgedwongen moeten ingrijpen in de partituur. Zo heeft het origineel geen ouverture (of is die verloren gegaan?), is de slangenbeet gepasseerd voor je het weet (hier heb ik een Sinfonia van Händel in de plaats gezet) en is van het begin van de tweede akte (Pluto's scène) enkel het libretto overgeleverd - de muziek moest gereconstrueerd worden. De vele recieten werden aangevuld met enkele accompagnato-passages om wat meer te kunnen variëren in kleur. (Voor het gros van deze wijzigingen nam ik de editie van Peter Huth als basis. Korneel Bernolet

9

ORPHEUS – GUY JOOSTEN Fragment uit MuntMonnaieMagazine

In onze twee jaar lange opleiding proberen we de studenten in contact te brengen met alle genres: van barok tot hedendaagse muziek. De lichting die nu afstudeert had nog niet rond de barok gewerkt, vandaar de keuze voor deze partituur van Telemann. Telemann ging in alle muziektradities op zoek naar bruikbare stukken en maakte daar vervolgens één geheel van. Deze collage-techniek sprak me aan. Bovendien wordt in deze opera niet alleen Duits gezongen, maar ook Italiaans en Frans... Deze veelzijdigheid vormt een uitdaging voor de studenten én biedt tegelijk veel mogelijkheden voor scenische interpretatie. Het lijkt soms dat in de barok en de klassieke periode iedere componist van enige naam het verhaal van Orpheus en Eurydice op muziek wou zetten, maar ontevreden waren met het verhaal, want dat wordt steevast naar eigen goeddunken aangepast. Ja, en ook Telemann heeft ermee geprutst. Zo introduceert hij met koningin Orasia die verliefd is op Orpheus en alles wil doen om hem te overtuigen van haar liefde, een geheel nieuwe love interest. Orasia gebruikt een uitgebreid palet aan overtuigingsmiddelen – haar verleidelijkheid maar ook haar macht – en begrijpt maar niet waarom haar rijkdom en haar positie een man niet kan overtuigen. Welke zijn de belangrijkste elementen in uw enscenering? Wat ik aan deze opera interessant vind, is de juxtapositie van de onderwereld en de bovenwereld. Ik vraag me dan af in welke wereld ik eigenlijk zou willen wonen. Het antwoord op die vraag – althans in Telemanns opera – is zeker de onderwereld. Het is daar te leuk; eenmaal ervan geproefd, bestaat de kans dat je niet meer terug wilt. Pluto bijvoorbeeld waarschuwt dat het aardse geluk van korte duur is en dat in de bovenwereld bepaalde normen, afspraken en machtstructuren gelden waarvan je in de onderwereld bevrijd bent... In het geval van Eurydice blijft de ambiguïteit: was ze echt de weg kwijt of wilde ze niet terug? Die twee werelden wil ik tegen elkaar uitspelen. Daarnaast wil ik in de enscenering ook aan de slag gaan met de dualiteit van zien en niet zien, licht en donker. Zien, niet alleen in letterlijke zin,

10

maar ook weten wat er gebeurt... en wat er niet gebeurt maar toch een element van de intrige is. Maakt liefde blind en hoe werkt dat dan? Een ander belangrijk element in het scènebeeld is het bed. Het bed als deelgenoot van de twee uitersten die ons leven begrenzen: we komen erin tot leven en we sterven erin. Het bed deelt de hoogtepunten en dieptepunten van ons leven, onze geheimen... Daarin dromen wij en slapen wij, komen we tot rust, of liggen we te woelen, maar zieken we ook uit.... Ik wil met een paar duidelijke en zichtbare elementen het bed en het orkest een plek geven... Neemt ook het orkest een centrale plaats in? Het is niet voor niets het fluitspel van Orpheus dat Pluto bekoort en overhaalt Eurydice te laten gaan. En vervolgens is het de afwezigheid van de muziek die Pluto ervan weerhoudt de uitzondering voor de tweede keer toe te staan. Ik wil van het orkest dus ook een personage maken. Voor deze productie werken jullie samen met het Apotheosis Ensemble? Inderdaad, we hebben geen vast ensemble, maar kiezen naargelang de productie voor een andere orkestformatie. Voor Benoît Merniers Frühlings Erwachen hebben we samengewerkt met het Spectra ensemble. Deze keer vroegen we het Apotheosis Ensemble, onder leiding van Korneel Bernolet, die ook docent is aan de IOA. We dromen natuurlijk van een productie met een volledig symfonisch orkest. Het is geen must, maar het zou welkom zijn. - Opgetekend door Carl Böting (MuntMonnaieMagazine)

11

BIOGRAFIE | ARTISTIEKE LEIDING DIRIGENT KORNEEL BERNOLET Dirigent-klavecinist Korneel Bernolet was Belgische ‘Jonge muzikant van het jaar 2014’ en wordt door de internationale pers omschreven als “een ongelofelijk getalenteerde uitvoerder”, “met een feilloze beheersing van het klavier”, “een virtuoos musicus pur sang” en “één van Europa's top-klavecimbelspecialisten”. Als klavecinist, chef-de-chant en assistent-dirigent werkt hij bij Les Talens Lyriques (Christophe Rousset) aan de grote operahuizen; daarnaast is hij vaste assistent-dirigent van Jos van Immerseel bij Anima Eterna Brugge en speelt hij bij La Petite Bande (Sigiswald Kuijken), Scherzi Musicali (Nicolas Achten), BachPlus (Bart Naessens) en Transports Publics (Thomas Baeté), Il Gardellino… Zijn twee debuut-cd’s als solist en met zijn ensemble (in werk van Balbastre en Rameau) werden lovend onthaald in de internationale pers. Korneel studeerde bij Paul Clement, Ewald Demeyere, Gustav Leonhardt en met name Christophe Rousset, en treedt als solist, continuïst of dirigent op in de Benelux, gans West-Europa, Macedonië, Mexico en Zuid-Korea. Hij doceert klavecimbel aan het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen en de International Opera Academy Gent, naast zijn freelance activiteiten als opname-ingenieur en opname-editor. Met Apotheosis tracht hij muziek van barok tot romantiek op een verantwoorde wijze te recreëren. Centraal hierin staat de dynamiek van de uitvoering, met name om de historische muziek zo actueel mogelijk te laten klinken in onze 21e eeuw. Niet alleen musicologisch onderzoek, maar vooral muzikaal experiment vormt daarbij het belangrijkste vertrekpunt. Het ensemble is een variërend collectief, gaande van kamermuziek over vocale soli tot een volwaardig orkest op historisch instrumentarium in muziek van de 17e tot de 20e eeuw.

12

REGIE GUY JOOSTEN Guy Joosten begon zijn carrière als theaterregisseur en artistiek leider van het mede door hem opgerichte theatercollectief Blauwe Maandag Compagnie. Hij regisseerde eveneens in het NTG, de KVS en het Brussels Kamertoneel en voor diverse gezelschappen in Nederland (Amsterdam, Eindhoven en Groningen). Op 28-jarige leeftijd maakte hij zijn debuut aan het Burgtheater in Wenen en een jaar later werd hij chef-regisseur bij het Thaliatheater in Hamburg. Joosten ontving in 1989 de Theaterfestivalprijs in Rotterdam voor zijn regie van Lars Norens stuk “Nachtwake” en kreeg ook de Belgische Thaliaprijs voor zijn werk bij de Blauwe Maandag Compagnie. Voor zijn operaregies werd hij door de Vlaamse regering in 1999 onderscheiden met de titel van Cultureel Ambassadeur van Vlaanderen. In 2010 kreeg hij in Parijs de “Prix de l’Europe Francophone” / grand prix de la critique voor zijn regie van “Elektra” in de Brusselse Muntschouwburg. In april 2016 werd hij voor deze zelfde productie in Bologna, bekroond met de prestigieuze Italiaanse Premio della critica Musicale “Franco Abbiati” 2016 voor beste regisseur. In 1991 maakte hij de overstap van theater naar de operawereld. Hij regisseerde zijn eerste opera bij de Vlaamse Opera (Antwerpen/Gent) in het seizoen 1990/91. Hij regisseerde producties in diverse stijlen en genres gaande van Rossini, Mozart, Verdi, het belcantorepertoire, operettes en werken uit het Franse repertoire tot Britten, Stravinsky, Berg alsook hedendaagse opera’s. Guy Joosten regisseerde wereldwijd in vele operahuizen o.a. in Amsterdam, Barcelona, Bern, Bologna, Brussel, Düsseldorf, Essen, Genève, Göteborg, Hamburg, Helsinki, Kopenhagen, Leipzig, Lissabon, Londen (English National Opera), Luik, Madrid, Maribor, Marseille, Monte Carlo, Montpellier, Oviedo, Sankt Gallen, Rouen, Saint-Etienne, Sofia, Wenen (Volksoper en Theater a/d Wien) en Zürich. In 2005 maakte hij zijn debuut aan de Metropolitan Opera in New York met Gounods “Romeo & Juliette”. Naast zijn werk als regisseur was hij ook gastprofessor aan de universiteit van Hamburg en docent aan de hogescholen van Amsterdam, Saarbrücken en Maastricht. Ook is hij leraar aan de operaklas van de Artesis hogeschool in Antwerpen en richtte hij de Operastudio Vlaanderen – nu International Opera Academy – op, een post-hogeschoolvorming voor operazangers. Hij doceert eveneens in het Theaterinstituut van Barcelona en geeft regelmatig masterclasses o.a. in Sofia en Tel Aviv.

13

DECOR, KOSTUUMS, LICHT

ROEL VAN BERCKELAER Roel Van Berckelaer studeerde decorontwerp aan de Academie Maastricht en het Institut del Teatre in Barcelona, kostuumontwerp in Antwerpen en lichtontwerp bij Josef Svoboda. Hij deed praktijkervaring op als inspiciënt bij Opera Zuid en later als assistent decorontwerp bij Jan Versweyveld in de Koninklijke Muntschouwburg in Brussel, de Opéra National de Paris, Teatro Real in Madrid, Kunsthuis Kunsthuis Opera Vlaanderen, Toneelgroep Amsterdam en de Comédie-Française. Hij werkte met regisseurs als Ivo van Hove, Johan Simons, Pierre Audi, Jim Lucassen, Joachim Robberechts, Marcel Sijm en Thibaud Delpeut. Met die laatste werkte hij aan de producties Antigone – Kreon en Oidipous (Sophocles), Blasted, 4.48 Psychosis en Crave (Sarah Kane), Nacht (bewerking van de Bergman film Shame), Al Mijn Zonen (Arthur Miller), Freule Julie (Strindberg), Medea (Euripides), Nora (Ibsen), Ajax (Sophocles), Phaedra (Hugo Claus), Stad der Blinden (bewerking van de roman van Saramago), Een soort Hades (Lars Norén), Westkaai (Koltes), La Musica Deuxième (Marguerite Duras) en Hedda gabler (Ibsen) voor Toneelgroep Amsterdam, Schauspielhaus Frankfurt, Theater Utrecht en andere gezelschappen. Met Jim Lucassen werkte hij aan Werther (Massenet) voor de Salzburg Opera (Landes Theater), met Guy Joosten aan Frühlings Erwachen (Benoit Menier) voor de International Opera Academy, met Pierre Audi aan de Johannes-Passion (Bach) voor het Klara festival en met Marcel Sijm aan Hondenhart voor de Nederlandse Nationale Opera.

14

15

BIOGRAFIE | ZANGERS EN PIANISTEN

ORASIA MORGANE HEYSE Morgane Heyse werd geboren in 1990 en groeide op in een tweetalige, muzikale familie in Frankrijk. Ze behaalde een masterdiploma in de Lyrische Kunst aan het Conservatoire Royal de Liège. Ze speelde rollen als: Gretel (Hänsel und Gretel), Sivene (Le Cinesi), Ernestine (Mr. Choufleuri restera chez-lui) en Aspasia (Mitridate, re di Ponto). Morgane maakte deel uit van de wereldpremières Le Chat (A. Ripoll, 2014) en La Caravane du Caire reloaded (A. Ripoll, A-M Register en F. Bovet, 2013). Ze won de Armel Opera Competition (2016), behaalde de derde prijs in de Bell’Arte International Singing Competition (2015) en was finaliste bij de SummerFest Europe Competition (2013). Dit seizoen was Morgane te zien als Belinda (Dido and Aeneas), Papagena (Die Zauberflöte) in Kunsthuis Kunsthuis Kunsthuis Opera Vlaanderen en Sofia (The Mother) in de wereldpremière van de vijfde opera van de Engelse componist L. Osborn.

MARGARIDA HIPÓLITO De Portugese sopraan Margarida Hipólito behaalde een masterdiploma zang aan de universiteit van Aveiro in 2012. Tijdens een postgraduaat voor operaperformance werkte ze met Peter Konwitschny in Die Zauberflöte (als second Lady) en zong ze verschillende rollen in L’Enfant et les Sortilèges (Ravel) en The Fairy Queen (Purcell). Margarida was voorts te zien in Amor de perdição, een Portugese opera door João Arroyo; de wereldpremière van Mumadona, een compositie van Carlos Azevedo, Prima la musica e poi le parole (Salieri; rol van Eleonora) en Eugène Onegin (Tchaikovsky; rol van Tatiana). Ze trad op als soliste in het Tantum ergo KV142, Laudate Dominum KV339 & Regina Cæli KV127 (Mozart) en Benedictus uit de Missa brevis Sancti Joannis de Deo (Haydn). Sinds 2013 is Margarida lid van de organisatie ENOA. Ze nam deel aan verschillende workshops, waaronder Mozart Residence in het Festival van Aix-en-Provence (2014). In datzelfde jaar won zij de derde prijs op de Portuguese Rotary Foundation Lyric’s Singing Competition.

16

ORPHEUS ARTUR ROZEK De Poolse bariton Artur Rozek werd geboren in 1984 en begon zijn muzikale opvoeding op zevenjarige leeftijd. Aanvankelijk legde Artur zich toe op pianostudies; op zijn twintigste startte hij zijn zangopleiding. Hij studeerde af als master met onderscheiding aan het Departement Stem aan de Frederic Chopin University of Music te Warschau. In 2015 voltooide hij de Udo Reinemann Lied Masterclasses aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel, onder begeleiding van prof. Udo Reinemann, Christianne Stotijn en gastdocenten. Dit seizoen was Artur te zien als 8. Diener in Capriccio (productie van De Munt).

EURYDICE JULIE GEBHART Julie is een lichte, lyrische sopraan. Zij studeerde aan het conservatorium van Valenciennes en aan de Ecole normale Alfred Cortot te Parijs. Tijdens verschillende masterclasses mocht ze werken met Tom Kraus, Renata Scotto, Natalie Dessay, José Van Dam en Tito Capo Bianco. In de Flame-competitie (Parijs) behaalde ze de tweede prijs; ze won de eerste prijs bij de internationale Lied Cobeli-competitie (Italië). Julie gaf reeds vele concerten in België, Frankrijk, Nederland, Italië en Argentinië; ze kreeg de kans de rollen van Bastienne, Euridice, Gretel en Eleonora (Salieri) in België uit te voeren. Tijdens het seizoen 2016-2017 nam Julie deel als Zwaantje aan de productie Zwanemans van Guy Joosten (HETPALEIS en Kunsthuis Kunsthuis Opera Vlaanderen).

EURIMIDES

SYLVIE BEDOUELLE

Mezzosopraan Sylvie Bedouelle werd opgeleid aan de Guildhall School Opera Course en won er de Patrick Libby Prize. Recent was ze te zien als Hans in Der Gestiefelter Kater (Cesar Cui, in het NTGent); Lisinga (Gluck’s Le Cinesi in de Minardschouwburg, Gent); Annina (La Traviata), Garcias (Don Quichotte), en Madelon (Fortunio) voor Grange Park Opera; Third Boy (Die Zauberflöte voor Metz Opera); Volusio (Hasse’s Cajo Fabrizio, voor het Händel Festival); en Angela (La Cenerentola, voor Opera Up-close). Sylvie wordt ondersteund door de Kathleen Trust.

17

PAULINE DE LANNOY De Belgische mezzosopraan Pauline de Lannoy werd geboren in Luik, en behaalde een mastergraad aan de Université de Liège. Na haar vioolopleiding legde Pauline zich volledig toe op de zangstudie. Ze studeerde bij Bruno Boterf aan het Conservatorium van Luik; aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel studeerde ze met Christine Solhosse, Laure Delcampe, Stephane Van Dijck en Tibaut Lenaerts. In september 2014 vervoegde Pauline het opleidingsprogramma voor jonge zangers van het Kamerkoor van Namen. Ze wordt begeleid door zangdocenten Louis Landuyt en Lucienne Van Deyck. Pauline brengt oude muziek en polyfonie met La Noeva, L’ensemble Exuberans, het Musica Fura-ensemble, The New Baroque Times, de Sablon Gregorian Schola, en het Namur Chamber Choir. Recent kon men haar aan het werk zien als Cherubino (Le Nozze di Figaro, voor het Koninklijk Parktheater, Brussel), Métella (Offenbach’s Parisian Life; galaconcert, Elezelles). Tijdens het seizoen 2016-2017 nam Pauline deel als Giovanna/Contessa aan de productie Rigoletto van Guy Joosten (Ópera Oviedo).

ISMENE | PRIESTERIN LOUISE KUYVENHOVEN Op tienjarige leeftijd begon Louise haar muzikale opleiding aan de Muziekacademie Peter Benoit in Harelbeke. In 2010 trok ze naar het Gentse Koninklijk Conservatorium, waar ze studeerde bij de basbariton Gidon Saks. Als studente aan het conservatorium soleerde Louise in verschillende opera’s: The Turn of the Screw, Dido and Aeneas en Der Rosenkavalier. In 2015 behaalde ze haar Master Zang aan het Lemmensinstituut te Leuven. Tijdens het seizoen 2016-2017 nam Louise deel als Zwaantje aan de productie Zwanemans van Guy Joosten (HETPALEIS en Kunsthuis Kunsthuis Opera Vlaanderen).

LARA RAINHO Na een opleiding bij Susana Teixeira in 2011 studeerde Lara Rainho (Portugal, °1993) verder aan de universiteit van Évora. Ze behaalde haar bachelorgraad onder de begeleiding van mezzosopraan Liliana Bizineche, en verhuisde in 2015 naar België om haar studies verder te zetten aan de IOA. Tijdens het seizoen 2016-2017 nam Lara deel als Zwaantje aan de productie Zwanemans van Guy Joosten (HETPALEIS en Kunsthuis Kunsthuis Opera Vlaanderen). Daarnaast was zij te zien als Page in Rigoletto (Guy Joosten bij

18

Ópera Oviedo). PLUTO | ECHO DOMINIC KRAEMER (GAST IOA)

Dominic Kraemer studeerde aan de Royal Academy of Music, St. John's College, Cambridge en de Dutch National Opera Academy. Hij maakte recent zijn debuut aan de De Nederlandse Opera, waar hij de rol van Prince Saud al Faisal zong in de wereldpremière van The New Prince (Fairouz). Dominic was lid van programma’s voor ‘young artists’ aan Garsington Opera, Opera Holland Park, Mid Wales Opera en was als ‘jong talent’ betrokken bij projecten aan de DNO. Recente rollen omvatten Sid (Albert Herring), Falke (Die Fledermaus), Figaro (Le Nozze di Figaro), Prince Yamadori, Madama Butterfly; tenslotte was hij als B-cast betrokken bij L'Orfeo aan de Bayerische Staatsoper (Pastore II). Onder de hoogtepunten in zijn concertcarrière noteren we het Bachprogramma met het Collegium Musicum Bergen; een recital aan het Harrogate International Festival; Serenade to Music aan the Barbican; en een concert voor het London Händel Festival. In de loop van dit seizoen trekt Dominic naar Aix-en-Provence voor opvoeringen van The Rake's Progress en Don Giovanni.

CEPHISA ANA SOFIA RAMOS VENTURA Sopraan Ana Sofia Ventura studeerde af als bachelor aan de Lisbon Music University in 2014. Ze studeerde er bij Luís Madureira; op dit ogenblik wordt ze verder begeleid door Lúcia Lemos en Dietrich Henschel. Ana Sofia nam deel aan masterclasses met Natalie Dessay, Laurent Naouri, Dietrich Henschel, Linda Watson, Korneel Bernolet (oude muziek), Alfredo Abbatti (hedendaags repertoire), Wim Henderickx (hedendaags repertoire), Rufus Müler, Jill Feldman, Yvonne Minton, Lieve Jansen, Crissman Taylor (Alexandertechniek), Alberto Zedda (belcanto) en Marc-Andrée Dalbavie (hedendaags repertoire/orkest). Ze was te zien als Die Prinzessin in Der gestiefelte Kater (C. Cui), Civene in Le cinesi (C. Gluck), Belinda en Second Woman in Dido and Aeneas (H. Purcell), the Game in Les plaisirs de Versailles (M. Charpentier), en was één van de Grisettes in Die Lustige Witwe (F. Léhar). Ze nam deel aan de première van Courage to follow the way, de Lunchconcerten (Kunsthuis Kunsthuis Opera Vlaanderen), aan O King (L. Berio), Drumming (S. Reich), de Messiah (G. Händel) en als de Engel aan Lauda

19

per la Natività del Signore (O. Respighi). Tijdens het seizoen 2016-2017 nam Ana Sofia deel als Zwaantje aan de productie Zwanemans van Guy Joosten (HETPALEIS en Kunsthuis Opera Vlaanderen).

ASCALAX

BORIS KONDOV (GAST IOA) Boris werd geboren te Ath in juli 1990 en volgde er lessen notenleer, piano, dictie en drama aan de muziekacademie. In 2005 startte zijn vorming als zanger bij het knapenkoor “Les Petits Chanteurs de Belgique”. Op zijn zeventiende kreeg de jonge Boris – de alt van het koor – van zijn leraren de raad zijn stem verder te vormen als contratenor; hij besloot in deze tessituur verder te werken en vatte een professionele kunstopleiding aan. In 2008 begon hij zijn studies aan het Koninklijk Conservatorium van Bergen; vervolgens trok hij richting Koninklijk Conservatorium van Brussel. Daar studeerde hij in 2013 af als master in de zangkunst; hij studeerde er onder Marcel Vanaud, geassisteerd door Stefan Vandyck en Laure Delcampe. Gepassioneerd door oude muziek volgde Boris naast deze studies masterclasses bij Greta de Reyghere, Annie Frantz, Nicolas Achten, Maria- Christina Kiehr en Rosa Dominguez. Vandaag perfectioneert hij zijn kunnen bij docent Axel Everaert.

GILLES THOMAS (GAST IOA) Op zevenjarige leeftijd begon Gilles Thomas te zingen bij Petits chanteurs de Belgique; daarnaast volgde hij lessen notenleer en piano. Na een bachelor in de rechten begon de contratenor in 2011 als student van Lena Lootens in het Koninklijk Conservatorium van Brussel. Hij volgde verschillende masterclasses bij Italiaanse opera-specialisten zoals Ubaldo Fabri, Paola Larini en Stefano Patarino. In 2015 en 2016 specialiseerde hij zich aan het Koninklijk Conservatorium Den Haag in barokmuziek bij docenten Rita Dams, Michael Chance, Pascal Bertin, Peter Kooij en Jill Feldman; hij behaalde er zijn masterdiploma Zang. Verder specialiseerde de contratenor zich in middeleeuwse- en renaissancemuziek bij experten Niels Berentsen en Stratton Bull. Met regelmaat zingt Gilles Thomas bij verschillende vocaal ensembles, zoals Laus aeterna, L’Ensemble vocal de l’abbaye de la Cambre, Harmonie des Voix, het vocaal ensemble van la Chapelle du Hainaut en The New Baroque Times. Hij werkt als solist en koorzanger onder dirigenten Anthony Vigneron, Hélène Richardeau, Thierry Lequenne, Sigiswald Kuyken, Paul Dombrecht, Peter Van

20

Heyghen, Pieter-Jan Belder en Charles Toets.

PIANISTEN ELINE BRYS Eline Brys (°1992) studeerde piano met Daan Vandewalle aan het Koninklijk Conservatorium van Gent, waar ze in 2015 afstudeerde. Als studente begeleidde ze verschillende repetities van operaproducties die door de school werden georganiseerd (bv. La Fourchette (operapastiche met muziek van Offenbach) en The Turn of the Screw (Britten)); steeds meer begon ze te dromen van een carrière als repetiteur. In 2014-2015 deed ze stage als koorrepetiteur bij Kunsthuis Opera Vlaanderen voor de producties Akhnaten (Glass) en La Juive (Halévy). Tijdens het seizoen 2016-2017 nam Eline deel als Zwaantje aan de productie Zwanemans van Guy Joosten (HETPALEIS en Kunsthuis Opera Vlaanderen). AYMERIC CATALANO De Italiaans-Franse pianist Aymeric Catalano vatte zijn muziekopleiding op zesjarige leeftijd aan. Na het behalen van zijn diploma in Italië zette hij zijn studies verder aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel. Aymeric wisselt een carrière als solist en kamermuzikant af met het beroep van repetiteur. Tijdens het seizoen 2016-2017 nam Aymeric deel als repetiteur aan de productie Der fliegende Holländer (Kunsthuis Opera Vlaanderen).

21

22

ORPHEUS ou « La Merveilleuse Constance de l’amour » Un opéra de Georg Philipp Telemann (1681-1767)

Guy Joosten (directeur général de l’International Opera Academy, mise en scène) / Apotheosis Orchestra, dir. Korneel Bernolet / Roel Van Berckelaer (décors, costumes et lumières) Représentations 21, 22, 23 avril 2017 Minard (Gand) 5 mai 2017 CCHA (Hasselt) 7 mai 2017 MUCH (Waterloo) – mise en espace 16 mai 2017 BOZAR (Bruxelles) 20 mai 2017 Het Paleis (Anvers) Une coproduction INTERNATIONAL OPERA ACADEMY et APOTHEOSIS vzw. Co-présentation BOZAR et LA MONNAIE. Remerciements à : Baronne Dora Janssens, Mme Gisèle Croës, De Munt / La Monnaie & Kunsthuis Opera Vlaanderen Avec le soutien de : Baronne Dora Janssen et Inspiratum (IOA Patrons Gold); Mme Gisèle Croës, Mme Mathy Kandiyoti et La Fondation Robus (IOA Patrons Silver); Mme Natalie Dessay, Oncogeb SPRL, Mr et Mme Hans et My-Van Schwab et Baron Aldo Vastapane (IOA Patrons); Banque Degroof Petercam, Comte Paul Buysse, Mr Daniël Cardon de Lichtbuer, Hôpital Erasme - Anatomie pathologique, Mr et Mme Frédéric Jourdain, Oblomov asbl et Mme Tilda Rousso (IOA Friends).

23

DISTRIBUTION

Orasia: Morgane Heyse / Margarida Hipolito (22/4,05/05,07/05) Orpheus: Artur Rozek

Eurydice: Julie Gebhart Eurimides: Sylvie Bedouelle / Pauline de Lannoy (22/4, 05/05, 07/05)

Ismene /Prêtresse: Louise Kuyvenhoven /Lara Rainho (22/4,05/05,07/05) Pluto / Echo: Dominic Kraemer

Cephisa: Ana Sofia Ventura Ascalax : Boris Kondov / Gilles Thomas (21/4, 23/4, 16/05,20/05)

Chœur : Eline Brys + distribution alternée,

OPRHEUS TEAM

Chef d’orchestre: Korneel Bernolet Mise en scène: Guy Joosten

Décors, costumes et lumières: Roel Van Berckelaer Conseil choréographique: Darren Ross

Coordination de l'étude musicale: Hein Boterberg Coordination de la production: Klara Bundervoet

Coach en allemand : Christiane Gleis

Assistant à la mise en scène: Tom Goossens Assistante aux décors: Margaux Nessi

Assistante aux costumes: Mieke Vandensande Assistant de la production: Harry Billiet

Accessoires: Morgane Lambinet

Surtitrage: Johan Wijnants Accessoires structure: Jean-Pierre Verkimpe

Habilleuse: Elena Werner

24

APOTHEOSIS ORCHESTRA

Korneel Bernolet (maestro al cembalo), Ronan Kernoa (gamba continuo), Justin Glaie (téorbe et guitare baroque), Annelies Decock

(concertmaster), Madoka Nakamura, Jorlen Vega, Marie Mooij, Gisela Cammaert, Michiyo Kondo (violon), Mark Claes, Hans De Volder (alto),

Thomas Luks (violoncelle), Gery Cambier (violone), Jan Van den Borre (flûte et piccolo), Christophe Palameta (hautbois), Lisa Goldberg (basson)

INTERNATIONAL OPERA ACADEMY

Président du conseil d’administration : Stefaan De Ruyck Directeur général: Guy Joosten

Direction musicale : Hein Boterberg Personnel: Klara Bundervoet, Joke Lambelin, Karen Coussement

25

ARGUMENT La reine Orasie de Thrace, veuve, est secrètement éprise d’Orphée. L’amour de celui-ci pour Eurydice constitue un obstacle au sien. Elle décide d’écarter Eurydice et rappelle à Orphée les devoirs qu’il doit remplir à sa cour ; mais Orphée préfère continuer à vivre dans la solitude de la nature. Tandis qu’elle danse et chante avec ses amies, Eurydice est empoisonnée. Orphée se précipite à son secours, mais Eurydice meurt dans ses bras. Alors qu’Orphée plonge dans un chagrin inconsolable, Eurimède déclare son amour à la nymphe Céphise. Elle le rejette, préférant sa liberté. Sur les conseils d’Eurimède, Orphée décide de se rendre dans le royaume des morts et, par son chant, de convaincre Pluton, le roi des enfers, de lui rendre Eurydice. Orphée se présente rempli d’angoisse et d’espoir devant le roi et lui expose les raisons de sa venue. Impressionné par l’entreprise d’Orphée, Pluton veut lui rendre sa bien-aimée. La libération d’Eurydice est toutefois soumise à une condition : Orphée ne devra pas se retourner pour la regarder tant qu’il sera dans le royaume de Pluton. Le poète apprend par ailleurs que la mort d’Eurydice a été provoquée par la jalousie d’Orasie. Il aspire à la vengeance. Parvenu à la sortie, Orphée, qui n’entend plus Eurydice, s’inquiète et l’appelle. La réponse tardant à venir, il se retourne. Il voit Eurydice encore dans le monde des morts, alors que le chemin lui est désormais barré. De retour à Thrace, Orphée reproche à Orasie le rôle qu’elle a joué dans la mort d’Eurydice. Il rejette ses avances, et Orasie laisse éclater sa colère. Orphée, qui a perdu Eurydice par deux fois, préfère rester seul avec son chagrin. Reléguant son désir pour Orphée, Orasie n’aspire plus qu’à se venger. Lors d’une bacchanale, elle exhorte les femmes ivres de sa suite à aller trouver Orphée et à l’assassiner. Un peu plus tard, les ombres d’Orphée et d’Eurydice lui apparaissent réunies au royaume des morts, et Orasie comprend qu’Orphée a réussi à retrouver sa bien-aimée. Elle aspire à présent elle aussi à mourir, ne serait-ce que pour pouvoir poursuivre ses projets de vengeance aux enfers.

26

27

ORPHEUS DE TELEMANN L’année 2017 marque le 250e anniversaire de la mort de Telemann, l’incontestable grand-maître des débuts du baroque allemand. La partition Orpheus de Telemann, redécouverte en 1978 seulement, est écrite dans le style typique de Hambourg. Au XVIIIe siècle, Hambourg était déjà un centre international important, grâce au port florissant qui relie la ville à la mer du Nord via le fleuve Elbe. Haendel y avait aussi apporté son art, et l’opéra de Hambourg devint un théâtre dynamique où il était tout à fait normal d’entendre une œuvre mêlant des textes allemands, italiens et français. C’est d’ailleurs le cas dans Orpheus : cet opéra s’appuie sur des récitatifs en allemand et quelques airs également dans la langue maternelle du compositeur, mais l’essentiel des arias expansives est en italien, tandis que quelques chœurs (et un air de cour) typiquement français font penser à l’héritage de Lully - leurs textes renvoient même directement à Quinault. Il est en outre intéressant de noter que les morceaux italiens sont écrits dans le style italien de Haendel, et que l’esthétique française est tout à fait reconnaissable dans les passages de chœur. Une énième preuve des inestimables connaissances stylistiques et techniques de Telemann. L’œuvre d’origine dure plusieurs heures, mais pour l’occasion, nous l’avons ramenée à un spectacle de deux heures. Le protagoniste n’y est pas Orphée, mais Orasie, une reine inventée de toutes pièces qui veut garder Orphée pour elle seule, ce qu’elle chante dans pas moins de dix airs – contre sept airs d’Orphée et un seul air pour Eurydice ou les personnages secondaires, Telemann a probablement à l’époque complété une distribution plutôt chétive avec deux chanteurs étoile. Notre version réduite présente un meilleur équilibre. L’orchestre est composé de cordes, de trois vents (flûte, hautbois et basson) et d’un continuo formé d’une viole de gambe, d’un théorbe et d’un clavecin. Outre les coupures, nous sommes, pour les besoins de la cause, intervenus dans la partition. Ainsi, l’original n’a pas d’ouverture (à moins qu’elle ne soit perdue ?), le serpent est passé avant même qu’on l’ait vu (j’ai inséré ici une Sinfonia de Haendel) et il ne reste du début du deuxième acte (scène de Pluton) que le livret – dont il a fallu reconstituer la musique. Les nombreux récitatifs ont été étoffés de quelques passages accompagnés afin de pouvoir varier la couleur. (Je me suis, pour l’essentiel de ces modifications, basé sur l’édition de Peter Huth.) Korneel Bernolet

28

ORPHEUS – GUY JOOSTEN Extraits de l’entretien paru dans le MuntMonnaieMagazine

Au cours de notre formation en deux ans, nous essayons d’amener les étudiants au contact de tous les genres, du baroque à la musique contemporaine. La promotion qui termine à présent le cursus n’avait pas encore abordé le baroque, d’où le choix de cette partition de Telemann ; le compositeur y a réuni des morceaux efficaces puisés dans toutes les traditions musicales. Cette technique de collage m’a plu. En outre, cet opéra n’est pas chanté uniquement en allemand, on y entend aussi de l’italien et du français. Cette diversité constitue un défi pour les étudiants tout en offrant de nombreuses possibilités d’interprétation scénique. On a l’impression que tous les compositeurs baroques et classiques ont mis en musique le mythe d’Orphée et Eurydice, sans pour autant être convaincus par ce mythe, souvent remanié à leur guise. Oui, et Telemann lui aussi a bricolé. Avec la reine Orasie, éprise d’Orphée et qui veut tout faire pour le convaincre de son amour, il introduit une toute nouvelle composante amoureuse. Orasie utilise une vaste palette de moyens de persuasion – sa séduction mais aussi son pouvoir – et ne comprend pas pourquoi sa richesse et sa position ne parviennent pas à faire fléchir le poète. Quels sont les principaux éléments de votre mise en scène ? Ce que je trouve intéressant dans cet opéra, c’est la juxtaposition du monde des morts et de celui des vivants. Je me demande dans quel monde j’aimerais vraiment vivre. La réponse à cette question est assurément – du moins dans l’opéra de Telemann – le royaume des morts. Tout y est plaisant ; une fois que l’on y a goûté, on peut tout à fait ne plus vouloir en partir. Pluton prévient par exemple que le bonheur terrestre est de courte durée et que les normes, conventions et structures de pouvoir présentes sur terre amènent à éprouver un sentiment de liberté aux Enfers... Dans le cas d’Eurydice, l’ambiguïté demeure : a-t-elle vraiment perdu son chemin, ou ne voulait-elle pas revenir sur terre ? Je veux confronter ces deux perspectives. Dans la mise en scène, je veux aussi m’intéresser à ce que l’on voit et ne voit pas, au contraste entre lumière et obscurité. Pas uniquement

29

voir au sens littéral, mais aussi savoir ce qui se passe... ou pas, cela étant pourtant un élément de l’intrigue. L’amour rend-il aveugle, et de quelle manière dans le cas échéant ? Autre élément important de la scénographie : le lit. Le lit, compagnon des deux extrêmes qui délimitent la vie : on y naît et on y meurt. Le lit est témoin des hauts et des bas de l’existence, des secrets... on y rêve et on y dort, on s’y repose ou on y tourne en tous sens, on y séjourne aussi malade.... Je veux donner une place à l’orchestre et au lit à l’aide de quelques éléments compréhensibles et visibles... L’orchestre occupera-t-il aussi une place centrale ? Ce n’est pas un hasard si Orphée séduit Pluton en jouant de la flûte et le persuade de laisser partir Eurydice. Par la suite, l’absence de musique dissuade Pluton d’autoriser une seconde fois l’exception. Je veux donc traiter l’orchestre à la manière d’un personnage. Vous travaillerez avec l’ensemble Apotheosis pour cette production ? En effet. Nous n’avons pas d’ensemble fixe, et nous choisissons une formation orchestrale en fonction de la production. Pour Frühlings Erwachen de Benoît Mernier, nous avons collaboré avec l’ensemble Spectra. Cette fois, nous avons demandé à Apotheosis, dirigé par Korneel Bernolet qui est enseignant à l’IOA. Nous rêvons bien sûr d’une production avec grand orchestre symphonique. Ce n’est pas impératif, mais ce serait chouette ! Propos recueillis par Carl Böting (MuntMonnaieMagazine)

30

BIOGRAPHIE | DIRECTION ARTISTIQUE

DIRECTION MUSICALE KORNEEL BERNOLET Le claveciniste et chef d’orchestre Korneel Bernolet a été nommé « jeune musicien belge de l’année » pour 2014 ; la presse internationale le décrit comme un « interprète incroyablement talentueux, avec une impeccable maîtrise du clavier », un « musicien et virtuose de premier rang, et l’un des meilleurs spécialistes du clavecin en Europe ». Il travaille avec Christophe Rousset et Les Talens Lyriques comme claveciniste, chef de chant et chef assistant dans plusieurs théâtres lyriques importants et se produit comme assistant à la direction musicale avec Jos van Immerseel et Anima Eterna Brugge ; il se produit également avec La Petite Bande (Sigiswald Kuijken), Scherzi Musicali (Nicolas Achten), BachPlus (Bart Naessens), Transports Publics (Thomas Baeté) et Il Gardellino. Ses premiers disques (œuvres de Balbastre et de Rameau) ont été encensés par la presse musicale internationale. Bernolet a étudié avec Paul Clement, Ewald Demeyere, Gustav Leonhardt et plus particulièrement avec Christophe Rousset ; il s’est produit en soliste, continuiste et chef au Benelux, à travers l’Europe occidentale, en Macédoine, au Mexique et en Corée du Sud. À côté de ses autres activités d’ingénieur du son et de monteur indépendant, il est professeur de clavecin au Conservatoire royal d’Anvers et à l’Académie internationale d’opéra de Gand. Avec son ensemble Apotheosis, il s’efforce de recréer la musique qui va du baroque au romantisme de manière responsable. La dynamique interprétative est au cœur de leur démarche, notamment en faisant paraître la musique des périodes plus anciennes aussi moderne que possible en ce XXIe siècle ; la recherche musicologique est l’un de leurs points de départ, mais l’expérimentation musicale est tout aussi importante, sinon plus. L’ensemble travaille comme un collectif, variant ses musiciens suivant les œuvres exécutées ; son répertoire comprend des œuvres du XVIIe au XXe siècle, et l’ensemble peut aller de la formation de chambre à l’orchestre complet sur instruments d’époque, avec solistes vocaux le cas échéant.

31

MISE EN SCÈNE GUY JOOSTEN Guy Joosten a commencé sa carrière en tant que metteur en scène de théâtre et directeur artistique de la compagnie Blauwe Maddan qu’il a fondée. Il a également mis en scène au NTG, au KVS et au Brussels Kamertoneel ainsi que pour plusieurs troupes aux Pays-Bas (Amsterdam, Eindhoven et Groningue). À l’âge de 28 ans, il fait ses débuts au Burgtheater de Vienne, et devient un an plus tard metteur en scène titulaire du Thaliatheater à Hambourg. Joosten a reçu en 1989 le Theaterfestivalprijs à Rotterdam pour sa mise en scène de Nachtwake (Lars Noren), ainsi que le Thaliaprijs de Bemgoque pour son travail avec la Blauwe Maandag Compagnie. Ses mises en scène d’opéra lui valent d’être promu Ambassadeur culturel de Flandre par le gouvernement flamand en 1999. En 2010, il reçoit à Paris le Prix de l’Europe Francophone/grand prix de la critique pour sa mise en scène d’Elektra (Strauss) au Théâtre de la Monnaie à Bruxelles. En avril 2016, il est couronné pour cette même production à Bologne par le prestigieux prix italien Premio della critica Musicale Franco Abbiati 2016 dans la catégorie Meilleur metteur en scène. En 1991, il passe du théâtre à l’opéra. Il met en scène son premier opéra dans le cadre de la saison 1990-91 du Vlaamse Opera (Anvers/Gand). Il travaille à des productions de styles et genres variés, allant de Rossini, Mozart, Verdi, le répertoire de bel canto, opérettes et œuvres du répertoire français à Britten, Stravinsky, Berg ainsi que des opéras contemporains. Guy Joosten œuvre dans le monde entier pour de nombreuses maisons d’opéras comme Amsterdam, Barcelone, Bern, Bologne, Bruxelles, Düsseldorf, Essen, Genève, Göteborg, Hambourg, Helsinki, Copenhague, Leipzig, Lisbonne, Londres (English National Opera), Liège, Madrid, Maribor, Marseille, Monte Carlo, Montpellier, Oviedo, Saint-Gall, Rouen, Saint-Étienne, Sofia, Vienne (Volksoper et Theater an der Wien) et Zurich. En 2005, il fait ses débuts au Metropolitan Opera à New York avec Romeo & Juliette de Gounod. Outre son travail de metteur en scène, il est aussi professeur invité à l’université de Hambourg et professeur dans les hautes-écoles d’Amsterdam, Sarrebruck et Maastricht. Il enseigne également dans la classe d’opéra de la haute-école Artesis à Anvers et a fondé Operastudio Vlaanderen – à présent International Opera Academy –, une formation post-études supérieures destinée aux chanteurs d’opéra. Il enseigne également à l’Institut de théâtre de Barcelone et donne régulièrement des master-classes à Sofia et Tel Aviv.

32

DÉCORS, COSTUMES, LUMIÈRES ROEL VAN BERCKELAER Roel Van Berckelaer a étudié la scénographie à l’Académie de Maastricht et à l’Institut de théâtre de Barcelone, la réalisation de costumes à Anvers et l’ingénierie lumière auprès de Josef Svoboda. Accessoiriste à Opera Zuid, il est ensuite assistant-scénographe de Jan Versweyveld au Théâtre royal de la Monnaie à Bruxelles, à l’Opéra National de Paris, au Teatro Real de Madrid, à Kunsthuis Opera Vlaanderen, au Toneelgroep Amsterdam et à la Comédie-Française. Il a travaillé avec des metteurs en scène comme Ivo van Hove, Johan Simons, Pierre Audi, Jim Lucassen, Joachim Robberechts, Marcel Sijm et Thibaud Delpeut. Il a travaillé avec ce dernier aux productions Antigone – Kreon en Oidipous (Sophocle), Blasted, 4.48 Psychosis et Crave (Sarah Kane), Nacht (adaptation du film Shame de Bergman), Al Mijn Zonen (Arthur Miller), Freule Julie (Strindberg), Medea (Euripide), Nora (Ibsen), Ajax (Sophocle), Phaedra (Hugo Claus), Stad der Blinden (adaptation du roman de Saramago), Een soort Hades (Lars Norén), Westkaai (Koltes), La Musica Deuxième (Marguerite Duras) et Hedda Gabler (Ibsen) pour Toneelgroep Amsterdam, Schauspielhaus Frankfurt, Theater Utrecht et d’autres troupes. Il a travaillé avec Jim Lucassen à Werther (Massenet) pour l’opéra de Salzbourg (Landes Theater) ; avec Guy Joosten à Frühlings Erwachen (Benoit Menier) pour l’International Opera Academy ; avec Pierre Audi à la Johannes-Passion (Bach) pour le Klara festival ; et avec Marcel Sijm à Hondenhart (Boulgakov) pour le Nederlandse Nationale Opera.

33

34

BIOGRAPHIES | CHANTEURS ET PIANISTES

ORASIA MORGANE HEYSE Née en 1990, Morgane Heyse a grandi en France dans une famille musicienne bilingue. Elle est titulaire du master en art lyrique du Conservatoire Royal de Liège. Elle a joué les rôles de Gretel (Hänsel und Gretel, Humperdinck), Sivene (Le cinesi, Gluck), Ernestine (Mr. Choufleuri restera chez lui, Offenbach) et Aspasia (Mitridate, re di Ponto, Mozart). Morgane a participé aux créations mondiales du Chat (A. Ripoll, 2014) et de La Caravane du Caire reloaded (A. Ripoll, A-M Register et F. Bovet, 2013). Lauréate du concours Armel Opera (2016), elle a décroché le troisième prix du concours international de chant Bell’Arte (2015) et a été finaliste du concours SummerFest Europe (2013). Cette saison, on a pu la voir en Belinda (Dido and Aeneas, Purcell), Papagena (Die Zauberflöte, Mozart) au Kunsthuis Opera Vlaanderen, et en Sofia lors de la création mondiale de The Mother, cinquième opéra du compositeur anglais Osborn.

MARGARIDA HIPÓLITO La soprano portugaise Margarida Hipólito est diplômée du master en chant de l’université d’Aveiro en 2012. Lors d’un post-graduat en interprétation lyrique, elle a travaillé avec Peter Konwitschny dans Die Zauberflöte (Mozart, en Zweite Dame) et chanté différents rôles de L’Enfant et les Sortilèges (Ravel) et de The Fairy Queen (Purcell). On a ensuite pu la voir dans Amor de perdição, un opéra portugais de João Arroyo ; dans la création mondiale de Mumadona (Carlos Azevedo) ; en Eleonora (Prima la musica e poi le parole, Salieri) et en Tatiana (Eugène Onéguine, Tchaïkovski). Elle s’est produite en soliste dans diverses œuvres religieuses de Mozart (Tantum ergo KV142, Laudate Dominum KV339 et Regina Cæli KV127) ainsi que dans le « Benedictus » de la Missa brevis Sancti Joannis de Deo de Haydn. Depuis 2013, Margarida est membre de l’organisation ENOA. Elle a participé à plusieurs ateliers, dont une Résidence Mozart au Festival d’Aix-en-Provence (2014). Cette même année, elle a remporté le troisième prix du concours de chant lyrique de la Fondation Rotary au Portugal.

35

ORPHEUS ARTUR ROZEK Né en 1984, le baryton polonais Artur Rozek commence sa formation musicale à l’âge de sept ans. Il se consacre d’abord à des études de piano, et entame à l’âge de vingt ans sa formation en chant qu’il termine par un master avec félicitations au département voix de l’Université de musique Frédéric Chopin à Varsovie. En 2015, il suit le cycle de master-classes de lied Udo Reinemann au Conservatoire royal de Bruxelles, où il bénéficie des enseignements d’Udo Reinemann, Christianne Stotijn et d’autres professeurs invités. Cette saison, on a pu le voir en 8. Diener dans la production de Capriccio donnée à la Monnaie.

EURYDICE JULIE GEBHART Soprano lyrique léger, Julie a fait ses études au conservatoire de Valenciennes et à l’École normale Alfred Cortot à Paris. Diverses master-classes l’ont amenée à travailler avec Tom Kraus, Renata Scotto, Natalie Dessay, José Van Dam et Tito Capo Bianco. Elle a remporté le deuxième prix du concours Flame (Paris) ; le premier prix du concours international de lied Cobelli (Italie). Julie a déjà donné de nombreux concerts en Belgique, France, aux Pays-Bas, en Italie et en Argentine ; elle a pu interpréter les rôles-titre de Bastien et Bastienne (Mozart), Orfeo e Euridice (Gluck), Hänsel und Gretel (Humperdinck) et celui d’Eleonora (Prima la musica e poi le parole, Salieri) en Belgique. Durant la saison 2016-2017, Julie a participé en Zwaantje à la production de Zwanemans (Koen De Graeve, d’après Wagner) signée Guy Joosten (HETPALEIS et Kunsthuis Opera Vlaanderen).

EURIMIDES SYLVIE BEDOUELLE La mezzo-soprano Sylvie Bedouelle s’est formée dans le cadre du Guildhall School Opera Course et a remporté le Patrick Libby Prize. On a pu la voir récemment en Hans (Der Gestiefelter Kater, Cesar Cui) au NTGent ; Lisinga (Le cinesi, Gluck) au Minardschouwburg de Gand ; Annina (La Traviata, Verdi), Garcias (Don Quichotte, Massenet), et Madelon (Fortunio, Messager) au Grange Park Opera ; Dritter Knaben (Die Zauberflöte, Mozart) à l’opéra de Metz ; Volusio (Cajo Fabrizio, Hasse) au festival Haendel ; et Angela (La Cenerentola, Rossini) pour Opera Up-close. Sylvie est soutenue par le

36

Kathleen Trust.

PAULINE DE LANNOY Née à Liège, la mezzo-soprano belge Pauline de Lannoy, d’abord formée au violon, a ensuite étudié le chant auprès de Bruno Boterf au Conservatoire de Liège et au Conservatoire royal de Bruxelles avec Christine Solhosse, Laure Delcampe, Stephane Van Dijck et Tibaut Lenaerts. Titulaire d’un master de l’Université de Liège, elle a suivi en septembre 2014 le programme pour jeunes chanteurs du Chœur de chambre de Namur. Elle bénéficie des enseignements de Louis Landuyt et Lucienne Van Deyck. Pauline interprète musique ancienne et polyphonie avec les ensembles La Noeva, Exuberans, Musica Fura, The New Baroque Times, Schola grégorienne du Sablon, et le Chœur de chambre de Namur. On a pu récemment la voir en Cherubino (Le Nozze di Figaro, Mozart) au Théâtre royal du parc à Bruxelles et en Métella (La Vie parisienne, Offenbach) lors d’un concert de gala à Elezelles. Durant la saison 2016-2017, Pauline a participé en tant que Giovanna/Contessa à la production de Rigoletto (Verdi) mise en scène par Guy Joosten pour Ópera de Oviedo. ISMENE | PRÊTRESSE LOUISE KUYVENHOVEN Louise commence sa formation musicale à l’âge de dix ans à la Muziekacademie Peter Benoit de Harelbeke. En 2010, elle s’inscrit au Conservatoire royal de Gand où elle étudie auprès du baryton-basse Gidon Saks. Encore étudiante au conservatoire, Louise a été soliste dans plusieurs opéras : The Turn of the Screw (Britten), Dido and Aeneas (Purcell) et Der Rosenkavalier (Strauss). En 2015, elle a obtenu un master en chant à l’institut Lemmen de Louvain. Durant la saison 2016-2017, Louise a participé en Zwaantje à la production de Zwanemans (Koen De Graeve, d’après Wagner) mise en scène par Guy Joosten (HETPALEIS et Kunsthuis Opera Vlaanderen).

LARA RAINHO Après des cours auprès de Susana Teixeira, Lara Rainho (née au Portugal en 1993) a poursuivi sa formation à l’université d’Évora. Elle a obtenu un bachelor grâce à l’enseignement de la mezzo-soprano Liliana Bizineche, et a déménagé en 2015 en Belgique pour poursuivre ses études à l’IOA. Durant la saison 2016-2017, Lara a participé en Zwaantje à la production de

37

Zwanemans (Koen De Graeve, d’après Wagner) mise en scène par Guy Joosten (HETPALEIS et Kunsthuis Opera Vlaanderen). On a ensuite pu la voir en Page dans le Rigoletto (Verdi) mis en scène par Guy Joosten pour Ópera de Oviedo.

PLUTO | ECHO DOMINIC KRAEMER (INVITÉ IOA) Dominic Kraemer a étudié à la Royal Academy of Music, St. John's College à Cambridge et à la Dutch National Opera Academy. Il a récemment fait ses débuts au Nederlandse Opera, où il a tenu le rôle du Prince Saud al Faisal dans la création mondiale de The New Prince (Fairouz). Dominic a été membre de programmes pour « jeunes artistes » au Garsington Opera, Opera Holland Park, Mid Wales Opera et a été impliqué dans des projets du DNO en qualité de « jeune talent ». Récemment, il a été Sid (Albert Herring, Britten), Falke (Die Fledermaus, Strauss), Figaro (Le Nozze di Figaro, Mozart), Prince Yamadori (Madama Butterfly, Puccini) ; il a en outre été le Pastore II du cast B de L’Orfeo (Monteverdi) au Bayerische Staatsoper. Parmi les temps forts de sa carrière en concert, citons un programme Bach avec le Collegium Musicum Bergen ; un récital au Harrogate International Festival ; Serenade to Music (Vaughan William) au Barbican ; et un concert pour le London Händel Festival. Cette saison, Dominic se produira à Aix-en-Provence dans des productions de The Rake's Progress (Stravinsky) et Don Giovanni (Mozart).

CEPHISA ANA SOFIA RAMOS VENTURA La soprano Ana Sofia Ventura est titulaire d’un bachelor de l’Université de musique de Lisbonne en 2014. Elle y a étudié auprès de Luís Madureira ; elle bénéficie actuellement de l’enseignement de Lúcia Lemos et Dietrich Henschel. Ana Sofia a participé à des master-classes avec Natalie Dessay, Laurent Naouri, Dietrich Henschel, Linda Watson, Korneel Bernolet (musique ancienne), Alfredo Abbatti (répertoire contemporain), Wim Henderickx (répertoire contemporain), Rufus Müler, Jill Feldman, Yvonne Minton, Lieve Jansen, Crissman Taylor (technique Alexander), Alberto Zedda (bel canto) et Marc-André Dalbavie (répertoire contemporain/orchestre). On a pu la voir en Prinzessin (Der gestiefelte Kater, Cui), Civene (Le cinesi, Gluck), Belinda et Second Woman (Dido and Aeneas, Purcell), Le Jeu (Les plaisirs de Versailles, Charpentier) et une Grisette (Die Lustige Witwe, Léhar).

38

Elle a participé à la création de Courage to follow the way, aux Concerts de midi de Kunsthuis Opera Vlaanderen, à O King (Berio), Drumming (Reich), Messiah (Haendel) et a été Engel dans les Lauda per la Natività del Signore (Respighi). Durant la saison 2016-2017, Ana Sofia a participé en Zwaantje à la production de Zwanemans (Koen De Graeve, d’après Wagner) mise en scène par Guy Joosten (HETPALEIS et Kunsthuis Opera Vlaanderen).

ASCALAX

BORIS KONDOV (INVITÉ IOA)

Né à Ath en juillet 1990, Boris est inscrit dès l'âge de 6 ans à l'Académie de Musique d'Ath afin de suivre les cours de solfège, piano, déclamation et art dramatique. Il découvre l'art du chant en 2005 au sein de la manécanterie «Les Petits Chanteurs de Belgique». A 17 ans, Boris évoluant toujours en pupitre d'alto de la chorale, les professeurs qui l'entourent lui conseillent de se renseigner sur les voix de contreténor. C'est à partir de cette période qu'il décide de continuer à travailler dans cette tessiture et d’entreprendre des études artistiques. En 2008, il débute sa formation au Conservatoire Royal de Mons, pour se diriger ensuite vers le Conservatoire Royal de Bruxelles où il a obtenu en juin 2013 son master en chant dans la classe de Marcel Vanaud assisté de Stefan Vandyck et Laure Delcampe. Parallèlement, poussé par sa passion pour la musique ancienne, Boris a suivi de nombreuses masterclasses avec Greta de Reyghere, Annie Frantz, Nicolas Achten, Maria- Christina Kiehr et Rosa Dominguez. Il continue aujourd’hui son perfectionnement auprès d’Axel Everaert.

GILLES THOMAS (INVITÉ IOA) Gilles Thomas débute le chant au sein des Petits chanteurs de Belgique à l'âge de sept ans tout en suivant parallèlement des cours de solfège et de piano. En 2011, après l’obtention d’un bachelier en droit, le contre- ténor entre dans la classe de Lena Lootens au sein du Koninklijk Conservatorium van Brussel. Il suit plusieurs masterclasses auprès de spécialistes de l’opéra italien tels qu’Ubaldo Fabri, Paola Larini ou Stefano Patarino. En 2015 et 2016, il se perfectionne dans la musique baroque au sein du Koninklijk Conservatorium Den Haag auprès de professeurs tels que Rita Dams, Michael Chance, Pascal Bertin, Peter Kooij ou Jill Feldman et obtient son diplôme de Master en chant. D’autre part, le contre-ténor se spécialise dans la musique médiévale et Renaissance avec des experts tels que Niels Berentsen et Stratton Bull. Gilles Thomas chante régulièrement au sein de divers ensembles vocaux tels

39

que Laus aeterna, L’Ensemble vocal de l’abbaye de la Cambre, l’Harmonie des Voix, l’ensemble vocal de la Chapelle du Hainaut ou encore The New Baroque Times. Il s’est produit en tant que soliste ou choriste sous la direction d’Anthony Vigneron, Hélène Richardeau, Thierry Lequenne, Sigiswald Kuyken, Paul Dombrecht, Peter Van Heyghen, Pieter-Jan Belder ou encore Charles Toets. PIANISTES ELINE BRYS Eline Brys (°1992) a étudié le piano avec Daan Vandewalle au Conservatoire royal de Gand, dont elle est sortie diplômée en 2015. Accompagnant durant ses études plusieurs répétitions de productions d’opéra organisées par l’école (par exemple La Fourchette (pastiche d’opéra sur la musique d’Offenbach) et The Turn of the Screw (Britten), elle s’est mise à rêver d’une carrière de chef de chant. En 2014-2015, elle a fait un stage comme chef de chant à Kunsthuis Opera Vlaanderen pour les productions d’Akhnaten (Glass) et de La Juive (Halévy). Durant la saison 2016-2017, Eline a participé en Zwaantje à la production de Zwanemans (Koen De Graeve, d’après Wagner) mise en scène par Guy Joosten (HETPALEIS et Kunsthuis Opera Vlaanderen). AYMERIC CATALANO Le pianiste franco-italien Aymeric Catalano a commencé sa formation musicale à l’âge de six ans. Son diplôme obtenu en Italie, il poursuit ses études au Conservatoire royal de Bruxelles.

40

INTERNATIONAL OPERA ACADEMY – IOA

Bijlokekaai 6, 9000 Gent, Belgium Phone +32(0)9/233.24.30 info@ioacademy www.ioacademy.be

FOTO’S:

Cover: © Alexey Kondakov repetitiefoto’s: © Roel Van Berckelaer: p 7; p. 14; p 21; p. 26; p. 33

TEKSTEN: Korneel Bernolet, Guy Joosten, Carl Böting (Vertaling

naar het Frans: Emilie Syssau) SAMENSTELLING & REDACTIE: Guy Joosten, Klara Bundervoet, Joke

Lambelin, Harry Billiet

• PATRONS “GOLD” OF THE IOA: Lady Baroness Dora Janssen and Inspiratum;

• PATRONS “SILVER” OF THE IOA: Mrs Gisèle Croës, Mrs Mathy Kandiyoti and the Robus foundation

• PATRONS OF THE IOA: Mrs Natalie Dessay, Oncogeb SPRL, Mr and Mrs Hans and My-Van Schwab and Sir Baron Aldo Vastapane;

• FRIENDS OF THE IOA: Banque Degroof Petercam, Count Paul Buysse, Mr Daniël Cardon de Lichtbuer, Hôpital Erasme - Anatomie pathologique, Mr and Mrs Frédéric Jourdain, Oblomov vzw and Mrs Tilda Rousso

For more information about our sponsor programmes, check out our website

www.ioacademy.be