Download - Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

Transcript
Page 1: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

Meer dan honger stillen? EEN SOCIAALHISTORISCH ONDERZOEK NAAR DE ROL VAN GEMAKSVOEDING IN DE

BELGISCHE NAOORLOGSE HUISKEUKEN

Sarah Daniels

Page 2: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van
Page 3: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

Faculteit van de Economische, Sociale en Politieke

Wetenschappen en Solvay Business School

Meer dan honger stillen? Een

sociaalhistorisch onderzoek naar de rol van

gemaksvoeding in de Belgische naoorlogse

huiskeuken

Academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van Doctor in de Sociale

Wetenschappen: Sociologie

Sarah Daniels

Promotor: prof. dr. Ignace Glorieux

Copromotor: prof. dr. Peter Scholliers

Page 4: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van
Page 5: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

Meer dan honger stillen?

Een sociaalhistorisch onderzoek naar de rol van gemaksvoeding in de Belgische naoorlogse

huiskeuken

Academisch proefschrift

Ter verkrijging van de graad van Doctor

aan de Vrije Universiteit Brussel

door

Sarah Daniels

2016

Page 6: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van
Page 7: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

Doctoraatsjury

Promotor: Professor dr. Ignace Glorieux

Copromotor: Professor dr. Peter Scholliers

Voorzitter: Professor dr. Patrick Stouthuysen

Overige leden: Professor dr. Charlotte De Backer

dr. Anne Roeters

dr. Dieter Vandebroeck

Page 8: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van
Page 9: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

Inhoudsopgave Dankwoord i

Synopsis v

Meer dan honger stillen? 1

ALGEMENE INLEIDING EN VERANTWOORDING PROEFSCHRIFT 1

Probleemstelling 1

Focus van dit onderzoek 12

Structuur van dit onderzoek 18

Theoretische situering 23

OVER VOEDING, VOEDINGSGEWOONTEN EN HUN SOCIAAL-CULTURELE FUNCTIES 23

Twee voedingscomponenten: cuisine vs. structuur 25

De paradox van de omnivoor: neophilia vs. neophobia 28

Gemaksvoeding geduid 37

Conclusie 47

Benaderingswijze en bronnen 49

ONDERZOEKSVRAGEN, -INSTRUMENTEN EN TOEPASSING 49

Onderzoeksvragen en doelstelling 49

Voorstelling van de benaderingswijze: a practice-based approach 51

Het nut van deze benadering in het kader van dit onderzoek 53

Data: kwantitatief met een kwalitatieve aanvulling 55

Conclusie 76

DEEL 1 77

Historische context 79

DE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN

79

De oorsprong van gemaksvoeding, haar ontwikkeling en rol in de rationalisering van de

keuken (voor 1945) 80

De verdere expansie, modernisering en drang naar authenticiteit na 1945 82

De toegenomen commercialisering en het belang van marketing na 1945 91

De naoorlogse introductie en evolutie van gemaksvoeding 92

Conclusie 126

Definitie en consumptie van gemaksvoeding 129

NAAR EEN HEDENDAAGSE BEGRIPSBEPALING VAN GEMAKSVOEDING, HAAR AANDEEL IN

VOEDINGSUITGAVEN EN ROL IN DE VOEDINGSCULTUUR 129

Wat is gemaksvoeding? 130

Over de rol van sociale achtergrond en gezinskenmerken 136

De rol van gemaksvoeding in onze voedingspatronen 138

Resultaten 142

Conclusie 154

Page 10: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

DEEL 2 157

De structuur van kookgewoonten 159

EEN HISTORISCHE EVOLUTIE IN DE TIJDSBESTEDING AAN EN DE ORGANISATIE VAN KOKEN 159

Veranderingen in de kookstructuur 162

Een langetermijnanalyse van de tijdsbesteding aan koken 164

Resultaten 166

Conclusie 180

De betekenis(-sen) van koken 183

OVER DE INVULLING EN DE BETEKENIS VAN KOKEN, EN MAALTIJDOPVATTINGEN 183

Wat is koken? 185

Over de rol van sociale achtergrond en gezinskenmerken 186

De invulling en betekenis van koken in onze maaltijdstructuur 190

Resultaten 192

Conclusie 206

Deel 3 209

De rol van gemaksvoeding in onze voedingscultuur 211

OVER DE IMPACT VAN GEMAKSVOEDING IN HET BEWAREN EN/OF HET ONTWRICHTEN VAN DE

MAALTIJDSTRUCTUUR 211

De rol van gemaksvoeding in de maaltijdstructuur 213

Over de rol van sociale achtergrond en gezinskenmerken 215

Naar een geïntegreerde benadering van gemaksvoeding 216

Resultaten 219

Conclusie 224

Conclusie 227

OPZET, RELEVANTIE EN BELANGRIJKSTE CONCLUSIES, EN PISTES VOOR VERDER ONDERZOEK 227

Uitgangspunt van dit onderzoek 227

Focus van dit onderzoek 230

Bevindingen 234

Interpretatie van de bevindingen 239

Suggesties voor verder onderzoek 241

Bijlagen 247

Bijlage bij hoofdstuk 4 248

Bijlage bij hoofdstuk 7 (constructie van de somschalen) 250

Referentielijst 253

Page 11: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

i

Dankwoord

Toen ik aan deze studie over voeding begon, wist ik niet dat ze me zo dicht ging brengen bij wat

in de maatschappij leeft, en dat de sociologische inzichten via informatie over de keuken, zo

veelbetekenend zouden geweest zijn. Een studie met voeding als onderwerp, is een studie die

‘langzaam aan de kook moet worden gebracht’, en die de tijd vraagt om te laten bezinken

voordat men er de smaak volledig van te pakken krijgt. Het lezen van literatuur over voeding

bleek niet enkel bijzonder leerrijk en inspirerend, maar ook opmerkelijk herkenbaar. Geregeld

doken grappige, mooie, leuke, maar soms ook minder leuke anekdotes en verhaallijnen op, die

me deden beseffen dat voeding een veel centralere en intiemere rol in mijn leven speelt, dan ik

ooit tevoren had kunnen denken.

Dat voeding meer betekent dan enkel het stillen van honger, had ik al op jonge leeftijd begrepen.

Mijn grootvader was een strenge man van weinig woorden. Wanneer ik voor mijn eerste

communie, de opdracht kreeg een woord van dank te uiten aan mijn grootouders, had ik dan ook

de grootste moeite iets voor hem te schrijven. Tot ik besefte dat het maken van verse soep zijn

manier was om aan zijn kleinkinderen te communiceren dat hij ze graag zag. De tekst op mijn

bedankkaartje was op mijn beurt mijn manier om aan te geven dat hij me met die soep gelukkig

maakte. Tien jaar later, wanneer hij op sterven lag en de woorden me tekort schoten, bleek

voeding opnieuw een ‘gemakkelijk’ aanknopingspunt te zijn. Het laatste gesprek dat we met

elkaar hadden, ging over hoe sterk de sla die ik in onze tuin geplant had, al gegroeid was.

Afb. communiekaart

Page 12: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

Zodra dieper over voeding wordt gereflecteerd, volgt al snel de conclusie dat voeding veel meer

inhoudt dan enkel het vervullen van een lichamelijke basisbehoefte. Het is mede door deze

sociale component van voeding en vele andere jeugdherinneringen (de soep van mijn

grootvader, de traditie van verse kaastaart op verjaardagen, mijn oudtante die die door het

kookprogramma van Antonio Carcluccio plots pastagerechten begon klaar te maken, het verhaal

van mijn ouders die bij hun huwelijk de raad kregen ingefluisterd om altijd ‘hun patatten voor de

volgende dag te schillen’ om gelukkig te leven, …) dat ik in 2010 gekandideerd heb voor de

positie als doctoraat onderzoeker in voedingssociologie. In de jaren daarop, bleven deze

persoonlijke herinneringen, mij de nodige energie geven om vol te houden. Toch was ook dit

soms een uitdaging. Een doctoraatsonderzoek vereist volharding en inzet, wetenschappelijk,

maar ook, en misschien zelfs vooral, persoonlijk. Ik vergelijk het soms met finger food of een

aantrekkelijk nieuw hapje waar je met een zekere nieuwsgierigheid voorzichtig van proeft, maar

het al eens kan tegenvallen en minder smaakvol is dan verwacht. Op zo’n momenten is de steun

van collega’s, familie en vrienden enorm belangrijk.

Allereerst wil ik mijn promotor prof. dr. Ignace Glorieux bedanken, voor de vele kansen, de

vrijheid en de tijd die hij mij gegeven heeft om zelf mijn weg en stijl te vinden. Ik wil hem dan

ook bedanken voor zijn vertrouwen en de vele fijne en eerlijke gesprekken en open discussies.

Zo herinner ik mij het moment dat ik de complexiteit van het thema gemaksvoeding ten volle

begon te vatten, en ik altijd bij hem terecht kon met moeilijke (en waarschijnlijk erg grappige)

vragen die hij steeds serieus nam: ‘Ignace, wat met gemalen peper of gesneden stukken vlees op

een stokje?’

Daarnaast ben ik ontzettend veel dank verschuldigd aan prof. dr. Peter Scholliers. Zijn werk en

interesse in voeding, waren erg inspirerend voor mij. Ik heb erg veel gehad aan zijn uitgebreide

feedback, hulp en enthousiasme, die een goede leerschool waren, en mij ook de nodige motivatie

gaven om door te zetten. Zelf omschreef hij zich ooit als een ‘goede en correcte huisvader’ die

bekommerd is om zijn studenten, en die rol speelt hij geweldig goed. Ik wil hem bedanken voor

zijn hulp en bijdrage aan dit proefschrift, maar ook voor het advies om af en toe eens van de zon

te genieten, te gaan sporten of een roman te lezen. Iedere doctoraatstudent kent het wel: het

knagende schuldgevoel wanneer het werk even opzij wordt geschoven (‘ik zou beter…’).

Wanneer dan in het weekend plots een mail opdook met de hint om de teugels wat losser te

laten, dan werd dat steeds heel ernstig genomen (‘… maar ik moet van Peter’).

Ook wil ik mijn juryleden bedanken voor hun bijzonder uitgebreide en leerrijke feedback bij het

lezen van mijn proefschrift.

Verder wil ik al mijn collega’s van TOR bedanken. Peggy, Sarah, Djiwo, Julie, Lauren, Filip,

Wendy, … , bedankt voor alle hulp, de schouderklopjes en de vele fijne momenten. Het zijn

Page 13: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

iii

vooral de kleine dingen met jullie, die gewaardeerd werden (samen een koffie gaan halen,

genieten van een lunch, elkaar op te beuren met leuke, mooie en grappige mails, of zelfs tijdens

de late uurtjes te dansen in de gangen). Graag wil ik ook Inge Mestdag bedanken die het thema

‘voeding’ in de onderzoeksgroep TOR, en zelfs in de sociologie in België heeft geïntroduceerd. Ik

heb haar werk, dat in grote mate de brug naar dit proefschrift vormde, steeds als voorbeeld

genomen.

Bij FOST kwam ik terecht in een hechte groep van enthousiaste en gedreven collega’s, allemaal

bezig met hetzelfde thema ‘voeding’. De korte bezoekjes aan het FOST-lokaal, gaven mij steeds

de nodige inspiratie en werklust. Speciale dank gaat uit naar Willem Scheire, voor zijn hulp en

aanmoedigingen, en naar Nelleke Teughels, voor haar verhelderende inzichten die me terug op

het juiste spoor brachten wanneer het overzicht even zoek was.

Was het niet bij mijn collega’s, dan was het wel bij mijn vriendinnen, Laura, Elise en Sara (de

chica’s), waar ik de nodige ontspanning vond. Jullie zijn de beste! Er bestaat geen wetenschap die

kan verklaren hoe wij hecht wij aan elkaar hangen. Merci meiden!

Dank ook aan mijn ex-treingenoten (Waldo, Stephanie, Sarah, Tim, …) die de lange pendelritten

tussen Deinze en Etterbeek steeds gezellig, en zelfs zo onvergetelijk hebben gemaakt, dat ze (ik

meen dit!) gemist worden.

Ik wil ook mijn ouders en schoonfamilie bedanken voor hun goede zorgen, onvoorwaardelijke

steun, liefde en oprechte belangstelling. Ook mijn zus verdient hier een vermelding. Zuster, merçi

ve de support en de zotte momente soême. De manier waarop jij uw dromen najaagt (en

waarmaakt) is bewonderenswaardend.

Tot slot nog een speciaal dankwoord aan Sven, mijn levenspartner en beste vriend. Jouw

optimisme, humor, nuchterheid, en liefde waren van onschatbaar belang. Zonder jou was dit

doctoraat nooit gelukt. Bedankt om mij te steunen in alles, mij de moed te geven vol te houden,

en mij tijdig van achter mijn laptop te halen, voor een verfrissende wandeling, een mooie

fietstocht, een deugddoende koffie of een ijsje op het strand. Jij hebt dit doctoraat, en al de

gevoelens die daarbij komen kijken, van het dichtst meegemaakt. Onlangs betrapte ik mezelf

erop dat ik het had over ‘ons doctoraat’ en dàt is het ook. Het is ‘ons kindje’ en hoewel ik besef

dat dit voor jou vaak een lastig en vervelend kind moet zijn geweest, hoop ik toch dat je er nu

fier op kan zijn. Proficat lief!

Deinze, januari 2016

Page 14: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

Financiering

Dit onderzoek werd gefinancierd door Omnivore paradoxes in history. Food traditions and

novelties in Europe since 1800 (GOA69).

Page 15: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

v

Synopsis

Indien het over verandering in voedingsgewoonten gaat, kan de opkomst van de zogenaamde

gemaksvoeding (convenience foods) niet genegeerd worden. Ze vormt een van de meest

fundamentele, maar ook omstreden voedingstrends van de afgelopen decennia. Hoewel ze geen

nieuw fenomeen is, is dit type van voeding sinds enkele decennia wel aan een opvallende

opmars bezig. Sommige spreken over een ware revolutie, met het gevolg dat haar sterke opmars,

ook zorgen baart. Vragen rijzen, onder meer, over haar impact op het koken en eten, en op de rol

en de betekenis van voeding in ons leven. In welke mate vervangt ze de huisbereide maaltijd, en

vormt ze een breuk met conventionele normen, kook- en eetgewoonten? Zet het voedingsgemak

van gemaksvoeding aan tot snacken, eten op flexibele tijdstippen, en individueel ‘graasgedrag’

(zelfs bij koppels en gezinnen met kinderen), of vormt ze daarentegen, net een garantie voor het

voortbestaan van onze ‘maaltijdtradities’? Ondanks de grote aandacht voor deze ontwikkeling, is

er nog maar weinig onderzoek naar verricht. Gezien haar groeiend aandeel in de

voedingsconsumptie, is het belangrijk haar intrede en rol in onze voedingscultuur beter te

begrijpen. Of en hoe gemaksvoeding onderdeel vormt van onze voedselpraktijken, staat centraal

in dit proefschrift. Speciale aandacht gaat naar haar invloed op hoe we koken en eten. Informatie

haal ik uit diverse bronnen, gaande van voedingsreclame via diepte-interviews, tot zeer concrete

informatie uit huishoud- en tijdsbudgetdata.

Ik neem de jaren 1950 en de radicale doorbraak van de consumptiesamenleving als vertrekpunt,

en illustreer wat inzichten in (gemaks-)voeding, leren over onze recente geschiedenis,

veranderende leefgewoonten, -en voorkeuren. Ik sta stil bij de complexiteit bij de invulling van

het begrip ‘gemaksvoeding’ en toon aan dat ondanks tegenbewegingen, gemaksvoeding een

trend is, die zich zal blijven ontwikkelen, en onze (voedings-)gewoonten verder bepalen.

Bovendien scheppen de bevindingen ook duidelijkheid in de betekenis van koken en voeding,

die enerzijds ten prooi lijken te vallen aan een algehele verhaasting, en anderzijds een nooit

eerder geziene belangstelling genieten.

Page 16: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 1

Page 17: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 1

1

1.

Meer dan honger stillen? ALGEMENE INLEIDING EN VERANTWOORDING PROEFSCHRIFT

No people, however hungry, has escaped its effects, for there is now no society which merely

eats to live. Everywhere, eating is a culturally transforming – sometimes a magically

transforming – act. It has its own alchemy. It transmutes individuals into society […]. It changes

personalities […]. It functions like ritual. It becomes ritual. It can release power. It can create

bonds. It can signify revenge or love. It can proclaim identity.

F. Fernandez-Armesto (2002a: 33-34), Food: A history

When we eat, we are not merely consuming nutrients, we are also consuming gustatory (i.e.,

taste-related) experiences and, in a very real sense, we are also ‘consuming’ meanings and

symbols [...]. Thus, it is no exaggeration to say that when humans eat, they eat with the mind as

much as with the mouth.

A. Beardsworth & T. Keil (1997: 51-52), Sociology on the menu

Probleemstelling

In de zomer van 2014 werd in De Standaard de tijdelijke rubriek “Het brood van morgen”

opgenomen waarin enkele van de meest recente voedingsinnovaties werden besproken. In een

artikel dat op 26 juli verscheen, ging het over “het poeder dat eten maakt en een vorm van eten is

dat even efficiënt is als kraantjeswater. Krijg je honger als je met iets anders bezig bent? Dan vul je

toch gewoon een glas met kraanvoeding: snel, gezond, efficiënt” (26/07/2014, p. 16). Alhoewel? In

Page 18: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 1

het artikel wordt eten als een ‘luxe’ voorgesteld: een activiteit die voor alsmaar meer mensen

een struikelblok betekent in hun dagelijkse bezigheden en hun streven naar productiviteit. Die

(keuken-)sleur valt volgens het artikel, evenals al de andere “rompslomp” en stress (zoals de

bezorgdheid omtrent wat gezond, goed is en wat niet), simpelweg met het poedervoedsel te

omzeilen. Vanuit een instrumenteel perspectief bekeken, is deze ‘kant-en-klare’ vorm van eten

inderdaad een bijzonder efficiënte en rationele vorm van energie-inname. Toch blijft het de

vraag in hoeverre mensen ook effectief in dit verhaal (zullen) meestappen? Eten gaat om veel

meer dan enkel een instrumentele bezigheid en het stillen van honger. Het gaat ook om de

honger naar ervaringen en de constructie van levensstijlen, emoties, culturen en sociale

verhoudingen (Falk, 1994). Om de Franse socioloog Claude Fischler te citeren:

“Man feeds not only on proteins, fats, carbohydrates, but also on symbols, myths,

fantasies” (1980, p. 937).

Deze symbolen, mythes of, kortweg, sociale en culturele aspecten van voeding vallen niet zo

maar weg te cijferen. De dag dat individuen zich enkel nog maar met pillen, poeders of drankjes

voeden, en ongeacht het moment van de dag, de locatie en het gezelschap eten, is nog lang niet

aangebroken (Belasco, 2002b; Mestdag, 2007a, b). Wat mensen eten, is net zoals de manier

waarop ze dat doen, sterk doordrongen van sociale regels en normen. Wat eetbaar en lekker is,

welke ingrediënten het best met elkaar samengaan, hoe maaltijden bereid en gegeten worden,

zijn verre van arbitrair en universeel, maar het resultaat van waarden en normen die

daaromtrent ontstaan zijn, en na verloop van tijd vanzelfsprekend werden (Beardsworth & Keil,

1997). Deze regels zijn ingebed in onze cultuur, en geven het dagelijks leven zin en betekenis

(Rozin, 1998). Voeding vormt een integraal onderdeel van ons leven, hangt samen met ons

welzijn en heeft een enorme invloed op hoe de tijd besteed, ingedeeld en beleefd wordt

(Kjaernes & Holm, 2007; Warde & Gronow, 2001). We eten om twaalf uur ’s middags, niet

(enkel) omdat we honger hebben, maar omdat het eenmaal ‘tijd’ is om te eten, en een

rustmoment in de dag te plannen. Daarnaast speelt voeding ook een sleutelrol in de wijze

waarop ze culturen van elkaar onderscheidt (of bindt), sociale grenzen worden afgebakend en

mensen zich tot elkaar verhouden en gedragen (Pollan, 2013; Wrangham, 2009). Veel meer dan

taal, kan voeding, culturen en mensen dichter bij elkaar brengen (Montanari, 2004). Wellicht is

voeding de belangrijkste schakel die de verschillende wereldpopulaties en culturen met elkaar

verbindt, gaande van nood naar deugd en van eten om te leven naar leven om te eten (Julier,

2002). Wat we eten en de manier waarop, zegt veel over wie we (willen) zijn. Het maakt de

maatschappelijke krachtsverhoudingen bekend. Voeding raakt aan de kern van

maatschappelijke veranderingen. Ze opent deuren naar nieuwe inzichten, in de manier waarop

kook- en eetpatronen, een spiegel zijn van de tijdgeest en de maatschappelijke context, en niet

Page 19: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 1

3

enkel doorheen de tijd en met de samenleving evolueren, maar ook de samenleving mee vorm

geven en doen veranderen. Voeding is deel van een groter geheel (Marshall, 2005; Scholliers,

2014). Ze staat in wederzijdse dialoog met onze leefwereld, veranderende gewoonten, behoeften

en verlangens (Bahr Bugge & Almås, 2006; Mintz, 1996). Ze vormt de grootste industrie ter

wereld, heeft veel macht en invloed, kent een enorme variatie aan producten en behoort tot een

van de grootste genoegens maar ook ongenoegens en bedreigingen in het leven (bijv. ziekte,

hongersnood, het leefmilieu, duurzame voeding, de gezondheid of het verdwijnen van

‘tradities’). Precies dat maakt onderzoek naar een schijnbaar banaal onderwerp als voeding zo

relevant en actueel (Belasco, 2002a; Rozin, 1998; Verbeek, Debackere, & Wouters, 2003). Zoals

socioloog Stouthuyzen (2015, p. 79) stelt “mogen we niet blind zijn voor wat we als

vanzelfsprekend beschouwen en net daarom in eerste instantie irrelevant zouden vinden”.

Terwijl voorheen slechts weinigen het primaire levensbelang en de noodzakelijkheid van

voeding in twijfel trokken, werd er tot ruim de jaren 1980 niet of onvoldoende bij stil gestaan

dat een dergelijk evident begrip als voeding, aan zovele maatschappelijke en sociaal-culturele

dimensies raakt. Wetenschappers die dat wel deden (voornamelijk sociale en culturele

antropologen en enkele historici) werden aanvankelijk onvoldoende ernstig genomen en

dienden hun interesse in voeding extra te verantwoorden, in een wereld waarin andere, grotere

en meer belangrijke maatschappelijke kwesties leken te spelen (Belasco, 2008). Wat dat betreft,

is veel veranderd. Langzaam kwam het besef dat de studie van het alledaagse (zo ook van

voeding) deze ‘bredere’ maatschappelijke kwesties niet uit de weg gaat, maar net overkoepelt en

weerspiegelt (Scott, 2009). Deze toegenomen belangstelling kadert binnen een culturele

omdraai of wetenschappelijke wending (de zogeheten cultural turn) met aandacht voor

materiële cultuur, het sociale handelen, de alledaagse leefwereld, het hoe en het waarom achter

consumptiepatronen (Trentmann, 2009; Woodward, 2007). De wetenschappelijke honger naar

voeding(-sgewoonten) nam de afgelopen dertig jaar opvallend toe en kreeg steeds meer

respons: van producent tot consument, van academici tot beleidsmakers, van experten tot de

media. Als onderzoeksveld staan voedingsstudies niet langer in de startblokken, is het niet

langer een discipline in ontwikkeling die haar onderzoeksbelang dient te legitimeren, maar een

interdisciplinair studiegebied dat duidelijk zichtbaar is en waarvan het academische en

maatschappelijke belang algemeen (of alleszins meer dan vroeger) erkend wordt (Freedman,

2014).

Deze toegenomen interesse in voeding kwam niet zonder reden. Nieuwe sociale denkkaders en

wetenschappelijke paradigma’s vinden hun oorsprong steeds in veranderingen in de

samenleving (Hancock & Garner, 2009). De voedingsindustrie heeft niet stilgestaan. De

samenleving evenmin. In het verlengde van de globalisering, de industrialisering en de

Page 20: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 1

standaardisering van de voedselketen, is de voedingssector (ook vanwege de competitie) blijven

inspelen op innovatie en vernieuwing (Marshall & Pettinger, 2009; Scholliers, 2014). De

toename in transportmogelijkheden, de verdere mechanisering, de evoluties in wetenschap, de

uitbreiding en de transformatie van distributie- en handelszaken en marketingmogelijkheden,

hebben tot een reeks aan nieuwe toepassingen in de voedingsindustrie geleid (bijv. aquacultuur,

vriesdrogen, voedingsadditieven, andere verpakkingswijzen en voedingsmiddelen). Deze

veranderingen hangen samen met veranderingen op andere niveaus van de samenleving: de

toename van alleenwonenden en tweeverdieners, de migratie en internationalisering, de

vergrijzing, het combineren van alsmaar meer activiteiten uit diverse levenssferen en de

afstemmingsproblemen die hieruit voortvloeien (bijv. lange pendeltijden). Dit alles heeft bij

wetenschappers (waaronder bij sociologen), maar ook bij de overheid, het maatschappelijke

middenveld en het grote publiek, het bewustzijn en het debat rond onze (veranderende)

voeding(-sgewoonten) ontketend. Het staat in relatie met vele van de grote prangende vragen

van onze tijd. Deze discussies hebben betrekking op de betekenis die mensen vandaag (nog) aan

voeding toekennen en over de rol die voeding en het bereiden ervan, in het dagelijks leven nog

spelen, gaande van een must tot een lust. Met dit proefschrift wil ik bijdragen tot dit debat over

veranderende voedingspraktijken. Hiervoor verdiep ik mij in een thema dat de laatste jaren

centraal is komen te staan in de voedingsliteratuur, namelijk convenience foods.

De opkomst van convenience foods (letterlijk vertaald, ‘gemaksvoeding’), is een fenomeen waar

niet aan voorbij kan worden gegaan. Als over verandering in voeding wordt gesproken, komt het

thema gemaksvoeding snel op de voorgrond. Gemaksvoeding wordt als een van de belangrijkste

symbolen gezien in de manier waarop het proces van rationalisering zich in het voedingsaanbod

en de alledaagse voeding- en leefgewoonten verankerd heeft (Teuteberg, 2007). Onze

eetgewoonten mogen dan nog niet zijn vervangen door maaltijdpillen of poedervoedsel, toch

lijken we alsmaar meer ons heil te zoeken in het ‘voedingsgemak’ van dit type van voeding. De

vele ontwikkelingen die ten grondslag liggen aan dit soort van voeding (op vlak van bijv. het

bereiden, het bewaren, het bewerken en het verpakken van producten) vormen de belangrijkste

fundamenten van de huidige moderne voedselindustrie (Capps, Tedford, & Havlicek, 1985).

Samen hebben deze ontwikkelingen een weg geplaveid naar een uitgebreide waaier aan

voedingsmiddelen, die het resultaat van een proces van eeuwen is, en heel wat taken eigen aan

het koken, geheel of gedeeltelijk, van de (huis-)keuken in de markt hebben gezet. Dat gaat van

conserven en diepvriesmaaltijden tot bewerkte producten of in folie verpakte maaltijden

waarbij slechts enkele prikjes en drie minuten in de microgolfoven volstaan om te kunnen eten.

Een ander voorbeeld dat het belang van bereid voedsel illustreert, is de opkomst van

buitenshuis eten (bijv. in restaurants, broodjeszaken of fastfoodketens).

Page 21: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 1

5

Te midden van al de maatschappelijke veranderingen en verschuivingen die zich de laatste

decennia hebben voltrokken, leg ik mij in dit onderzoek toe op de wijze waarop dit zogenoemd

“snelle voedsel” onderdeel is geworden van onze voedingscultuur, en met welke impact op hoe

we koken en eten (Fresco, 2012, p. 467).

Dit is reeds een korte schets waarover ik het in deze studie zal hebben, alvorens een verdere

situering naar de centrale vraagstelling, de relevantie en de opbouw van dit proefschrift te

geven. In deze studie focus ik mij specifiek op België en Vlaanderen, ondanks het feit dat mijn

onderzoek ook meer ruimere tendensen en ontwikkelingen in andere Westerse landen kan

reflecteren.

Wat is gemaksvoeding?

Een cruciale vraag die zich aandient, is: ‘wat is gemaksvoeding?’ In essentie omvat

gemaksvoeding alle voedingswaren die snel en eenvoudig te bereiden zijn of meteen genuttigd

kunnen worden. De term wordt als een verzamelnaam gebruikt voor voedsel en maaltijden

waarbij (een deel) van het werk, de (culinaire) kennis en de tijd nodig om te koken aan de

voedingsindustrie en andere voedingsproducenten is uitbesteed. Vele van de voedingsmiddelen

die vandaag gekocht worden, vereisen minder werk aangezien ze al schoongemaakt, geschild,

voorgekookt, gefileerd, gekruid, voorgesneden, verpakt, al volledig bereid of kant-en-klaar zijn

(Teuteberg, 2007). Een bezoek aan de supermarkt leert dat dit type van voeding de

winkelrekken domineert en ook alsmaar meer de versafdelingen inpalmt. Gemaksvoeding

bestaat in diverse vormen en varieert van producten die hapklaar of ready-to-eat zijn, naar

producten die ready-to-reheat of ready-to-cook zijn. In een rapport over de voedingsindustrie in

Vlaanderen wordt gesproken over “Do-It-For-Me-Foods” (Verbeek et al., 2003, p. 54). Doorgaans

wordt het gebruik van gemaksvoeding geassocieerd met het werk, de tijd, de moeite en de

voorbereidingen die het in de keuken uitspaart. Toch heeft het ook impact op de

maaltijdplanning, het doen van boodschappen, het plannen en eten van maaltijden en het

uiteindelijke afwas- en opruimwerk (Traub & Odland, 1979). In de winkel kan het minder tijd en

werk vergen om al de ingrediënten te verzamelen: het snel grissen van een kant-en-klaar

maaltijdpakket uit de koelafdeling volstaat en dat is ook zeker het geval voor maaltijden die aan

huis geleverd worden. Daarnaast kan gemaksvoeding ook meer variatie in het wekelijkse

eetpatroon brengen, bij gebrek aan inspiratie of bij mensen met beperkte kookvaardigheden of

mobiliteit. Het hebben van diepvriesproducten of groenten in blik in huis, kan een bezoek aan de

winkel uitstellen: alle ingrediënten zijn dan immers voorhanden. Het aanbod aan individueel

geproportioneerde maaltijden kan de kans op voedselverspilling verkleinen en een nuttig

Page 22: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 1

alternatief zijn bij een drukke levensstijl. Behalve kant-en-klare maaltijden die nog steeds een

handeling van de consument vereisen (bijv. het opwarmen, afwassen en opruimen), impliceert

buitenshuis eten nog minder werk.

Over de algemene definitie van gemaksvoeding bestaat consensus (nl. snel, gemakkelijk en

tijdbesparend), ondanks het feit dat meer onenigheid bestaat over de concrete invulling ervan,

en over welke voedingswaren onder gemaksvoeding vallen en welke niet. Net zoals bij andere

alledaagse fenomenen kan iedereen zich wel een idee vormen omtrent gemaksvoeding. Zo zullen

diepvriespizza’s, fastfood en kant-en-klare maaltijden wellicht de eerste voedingswaren zijn die

bij mensen opkomen wanneer ze aan gemaksvoeding denken. Toch is gemaksvoeding een breed

interpreteerbaar, haast containerbegrip en dit vanwege het ontbreken aan een eenduidige

betekenis. Daarnaast is het begrip haast niet aanwezig in ons taalgebruik. Toch is ook in landen,

waar het begrip wel vaker voorkomt in de taal (bijv. Angelsaksische landen), het definiëren van

‘gemaksvoeding’ een even complex gegeven. In de alledaagse communicatie vormt dit niet

zozeer een probleem, maar wel in een onderzoek dat zich specifiek over dit thema buigt

(Jackson & Viehoff, 2016). Wat is immers onderzoek zonder duidelijkheid over het onderwerp?

De term ‘gemaksvoeding’ kan heel eng opgevat worden (alleen kant-en-klare maaltijden), maar

ook heel ruim waarbij in essentie alles wat van de grond geraapt of van een boom kan geplukt

worden als ‘gemaks’voedsel geïnterpreteerd kan worden (Gofton, 1995a, p. 156; Jackson, 2013).

Hoewel ook een appel ‘kant-en-klaar’ om uit de hand te eten is, geldt de term ‘gemaksvoeding’ in

essentie enkel voor verwerkte voedingsmiddelen waar de mens zijn hand in heeft (Jackson,

2013). Toch zijn ook fijne bereide vleeswaren ‘kant-en-klaar’ om te eten of het brood mee te

beleggen dat we vers (doorgaans al gesneden) uit de broodautomaat halen, en op elk tijdstip van

de dag kunnen eten (bijv. onderweg, tijdens het werk of bij een hongergevoel tussen de

maaltijden door). ’s Avonds openen we een zakje chips op de trein, eten we een ijsje van de

ijskar, ontkurken we zonder moeite (misschien zelfs met een schroefdop) de fles wijn die we

gekocht hebben of drinken we een tas oploskoffie. Deze producten zijn een zodanig evident

onderdeel van onze cultuur en leven geworden, dat we als het ware een zucht slaken als we het

reservoir van het koffiezetapparaat met koffiebonen of water moeten vullen. Ondanks het feit

dat bewerkte producten zoals roomijs, margarine, kaas, snoepgoed, ontbijtgranen, fijne

vleeswaren, frisdrank, confituur, koffie, brood, … als ‘gemaksvoeding’ kunnen worden

beschouwd, worden ze niet (langer) zo opgevat. Haast niemand denkt er nog bij na om vele van

de producten die ze dagelijks gebruiken, op voorraad hebben en ready made gekocht hebben,

nog zelf te maken (Short, 2003). Dit maakt gemaksvoeding tot een dynamisch (maar ook

complex) begrip (Scholliers, 2015a).

Page 23: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 1

7

Wat vroeger als gemaksvoeding of als nieuw, uniek of een luxe werd gezien, enkel voor speciale

gelegenheden, is vandaag een evidentie. Uiteraard gaat daar een heel proces aan vooraf

(Geldhof, 2007; Scholliers, 2007). Een historisch onderzoek op basis van consumentenbladen

van Test-Aankoop illustreert dit mooi. In verschillende adviesbladen in de jaren ‘60 en ‘70 wordt

industrieel bereide chocolademelk nog als een uiterst uniek en innovatief product voorgesteld,

kant-en-klaar om te drinken, eenvoudig in gebruik en even lekker als huisbereide

chocolademelk. Aan het begin van de jaren ‘90 was de industriële productie van chocolademelk

echter al zodanig ingeburgerd, dat het door Test-Aankoop niet meer als een ‘gemaks’product

werd weergegeven. Hetzelfde kwam naar voren bij adviesbladen over yoghurt. Zo werd de

consumptie van industrieel bereide yoghurt tot eind de jaren ‘70 nog afgeraden en kregen

consumenten het advies, om thuis zelf yoghurt te (blijven) maken. Eind jaren 1980 werd yoghurt

niet langer meer gezien als gemaksvoeding. Vergelijkbare bevindingen zijn te vinden in

commerciële adviesbladen over geconcentreerde tomatenpuree, mayonaise en zelfs theezakjes

(Degreef, 2015). Indien de definitie van gemaksvoeding echter constant in ontwikkeling is, hoe

haar dan te omschrijven? De complexiteit bij het proberen vangen van de term ‘gemaksvoeding’

in een definitie duikt snel op bij het raadplegen van eerdere studies. Deze oefening lijkt evident,

vormt een cruciale stap in elke probleemomschrijving, maar wordt zelden of slechts

uitzonderlijk gemaakt. Veel van de definities die in de literatuur circuleren, missen diepgang.

Soms wordt een lijst met voorbeelden gegeven die wel een indruk geven, maar geen duidelijke

criteria om haar meetbaar te maken. Om voorbij dit abstracte denken te geraken, is het

belangrijk rekening te houden met de historische context en op basis van de verschuivingen in

het marktaanbod en de de betekenis(-sen) van voeding, een fundamentele afbakening uit te

werken (Scholliers, 2015a). Vaak wordt dit probleem van conceptualisering wel aangekaart,

terwijl er verder niet op wordt ingegaan, met het gevolg dat de verwarring hieromtrent enkel

maar blijft ‘gevoed’ worden. Dit maakt dat gemaksvoeding ‘alles en niets’ tegelijkertijd is, terwijl

er wel geregeld naar verwezen en over gesproken wordt. Uiteraard zijn er uitzonderingen. Het

werk van deze auteurs zal dan ook verder in deze studie nog besproken worden, hoewel ook

veel van hun voorstellen tegenstrijdig zijn en niet standvastig. Dit komt ook door de grote

verscheidenheid aan producten die vandaag bestaan, elk met hun eigen kenmerken en

samenstellingen. Dat vandaag simpelweg een ei in vloeibare vorm kan gekocht worden,

hardgekookt en geschild, gesneden, gefrituurd, in poedervorm of bereid als muffins,

eierpannenkoeken, tortilla’s of eiersalades, toont aan hoe diepgaand gemaksvoeding zich in elke

voedingscategorie heeft genesteld. Denk hierbij ook maar aan het ruime assortiment van kant-

en-klare babyvoeding, zonder daarbij zelfs nog maar aan de vele andere verschillen in merken,

prijzen, voedingswaarde, verpakkingen, imago of luxe karakter te denken (Daniels & Glorieux,

2015).

Page 24: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 1

Het is opvallend dat waar gemaksvoeding een dermate belangrijke motor van de

voedingsindustrie is, haar begrip niet (beter of meer) in ons taalgebruik ingeburgerd is.

Hierdoor is het moeilijk concrete – en vooral onderling vergelijkbare - cijfers te geven over de

evolutie en het marktaandeel van dit soort voeding, aangezien veel afhangt van de manier

waarop gemaksvoeding gedefinieerd wordt. Toch laat ik ook dit, deels vanwege de nog algemene

aard van de inleiding, even terzijde en doe ik een poging om haar huidige rol in

voedingsgewoonten te bespreken.

Groeiend belang van gemaksvoeding

Ondanks de onenigheid die bestaat omtrent de definiëring van gemaksvoeding, komen

onderzoekers wel tot de eenzelfde vaststelling dat ze een onmiskenbaar gegeven van onze

voedingscultuur is en een fenomeen is waar we niet meer omheen kunnen. Marktonderzoek

toont aan dat bij benadering vier op de vijf consumenten in België dit type van voeding kopen,

meestal in de supermarkt of in de voedingswinkel, maar ook door bereide maaltijden

buitenshuis te nuttigen of thuis te laten leveren (persoonlijke communicatie met dhr. G. Gallet op

21/11/2011 over de resultaten van het onderzoeksbureau GfK over de Belgische bereide

maaltijdensector in opdracht van BReMA1; OIVO, 2006).

Het succes van gemaksvoeding beperkt zich bovendien niet tot de huishoudelijke sfeer. Ook, en

vooral, in restaurantkeukens, tavernes, eetcafés, grootkeukens, traiteurzaken en andere

instellingen (bijv. hotels, ziekenhuizen, scholen en vliegtuigmaatschappijen) is de consumptie

van gemaksvoeding (bereide en bewerkte producten) in stijgende lijn. Voor chef-koks en

cateringbedrijven bespaart gemaksvoeding werk in de keuken, brengt ze tijdwinst en is ze een

manier om de voedselveiligheid aan te pakken. Een tendens die dit duidelijk illustreert, is hoe

Frankrijk (een land dat internationaal een hoogstaande verfijnde culinaire gastronomie wordt

toegekend) het bij wet heeft vastgelegd hoe restaurants zich voortaan met een logo home made

dienen te ‘etaleren’ om restaurantbezoekers erop te wijzen dat hun gerechten volledig

‘huisbereid’ zijn, hoewel ook dit breed interpreteerbaar is. Niettemin toont het aan hoe

gemaksvoeding centraal is komen te staan in het denken van consumenten over voeding

(Sorrell-Dejerine, 2014). Immers, wat is nog echt vers, zelf bereid en puur natuur?

Terwijl gemaksvoeding voorheen enkel in geval van nood (bijv. voedseltekorten,

seizoensgebondenheid en houdbaarheid) werd gebruikt, lijkt ze nu een alsmaar meer evident

1 Belgian Ready Meals Association, de Belgische vereniging voor de bereide maaltijden die kort na de dioxinecrisis is ontstaan.

Page 25: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 1

9

onderdeel te zijn geworden van onze alledaagse voeding en een kwestie van smaak en keuze te

zijn (Scheire, 2015). Dat blijkt ook uit verkoopcijfers. Zo zijn de uitgaven aan ‘bereide maaltijden’

(“in de ruime betekenis van het woord”, bijv. pizza’s, desserts, quiche, maaltijdsoep, bereide

salades en sandwiches) tussen de jaren 1980 en 2006 meer dan vervijfvoudigd (OIVO, 2006, p.

6). Deze cijfers zijn tien jaar oud, en met het alsmaar groeiende assortiment gemaksvoeding, is

het de vraag of deze uitgaven niet nog verder zijn toegenomen. Statistieken van een

marktonderzoek in de UK bevestigen dat hoewel tussen 1974 en 2011 nauwelijks iets gewijzigd

is aan de totale consumptie van vleeswaren, onbewerkte vleesproducten marktaandeel verloren

hebben aan bereide, bewerkte en kant-en-klare vleeswaren (BBC, 2013). Ook in België komen

marktonderzoekers tot gelijkaardige conclusies. Tussen 2005 en 2010 hebben verse

aardappelen terrein verloren ten opzichte van verwerkte aardappelen in diepvries en vers

verwerkte in vacuüm verpakte aardappelen (geschild en versneden) die zelfs – zeker te

vermelden waard - tot viermaal zo duur zijn. Ook het aangekochte volume bereide maaltijden

per capita is blijven toenemen. Dit komt vooral door het toegenomen assortiment aan vers

gekoelde maaltijden die sinds 2007 het marktsegment van diepvries inpalmen (persoonlijke

communicatie met mvr. N. Cattoor op 21/11/2011 op basis van de jaarpresentatie GfK gegevens

uit 2010). Deze laatste tendens valt ook af te leiden uit reclame, waarbij fabrikanten van

diepvriesproducten sinds enkele jaren, opvallend meer overtuigingsargumenten gebruiken om

de consument tot aankoop aan te zetten (bijv. de verschuiving van ‘diepvries’ naar ‘vriesvers’)

(Brockman, 2014). Tot slot nog een illustratie: in 2010 verkocht Delhaize bijna 30 miljoen

bereide maaltijden (niet gespecificeerd in het rapport), een spectaculaire groei na de uitbreiding

van haar assortiment met 40 procent (deels vanwege de kant-en-klare maaltijden door bekende

topkoks) (Delhaize Groep, 2010, p. 18). Ariane Louwaege (2014, p. 3), secretaris-generaal

BReMA, erkent dat de sector van bereide maaltijden sinds 1995 een “quasi ononderbroken groei”

heeft gekend. Onder de term ‘bereide maaltijden’ verstaat ze “pizza, lasagne, pastabereidingen,

oven- en wokgerechten, vis- en vleesmaaltijden, salades, quiches, soepen, biomaaltijden en home-

cook gerechten”.

Kortom, al deze cijfers en ontwikkelingen tonen hoe gemaksvoeding (in welke betekenis dan

ook) een belangrijk speerpunt binnen de voedingssector is, en tot een van de snelst groeiende

productcategorieën behoort (Jonckheere, 2014). Volgens voedingsproducenten zal dit type van

voeding aan belang blijven winnen, zowel in termen van consumptie als in termen van volume

en diversiteit (Verbeek et al., 2003). Zoals de Amerikaanse historicus Warren Belasco het

verwoordt:

“In a way, the whole modern industrial food chain does just have one simple

product: convenience” (2008, p. 56).

Page 26: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 1

Gemaksvoeding blijkt het recept voor een bloeiende industrie te zijn. Wereldwijd gaat haar

marktaandeel in stijgende lijn. Volgens sommigen gaat het om een ware “convenience-golf”, een

‘mega convenience trend’ of zelfs “convenience revolution” (Burnett, 1989, p. 310; International

Markets Bureau, 2010; Jaeger & Meiselman, 2004; Montijn, 1991, p. 85). “Convenience en nog

eens convenience dus”, zoals in het rapport van De voedingsindustrie in Vlaanderen staat

geschreven (Verbeek et al., 2003, p. 54). Het is interessant te noteren dat deze ‘grote

verandering’ reeds op verschillende momenten (1989, 1991, 2003-4 en 2010) werd

aangesneden en de opkomst van gemaksvoeding een proces is dat bijgevolg al enige tijd aan de

gang is.

De vraag rest wat haar succes verklaart. Dit valt niet eenduidig te verklaren en hangt samen met

verschillende factoren die ook onderling op elkaar inwerken (bijv. de opkomst van

tweeverdienersgezinnen, de toegenomen koopkracht, de afname in gezinsgrootte, de

veranderende rolpatronen, de toegenomen tijdsdruk en het belang van reclame) (Sheely, 2008).

Ondanks haar succes, blijft gemaksvoeding echter heel wat vragen oproepen en maakt ze deel

uit van een erg aanwezig, controversieel en actueel debat.

Negatieve aspecten en morele bezorgdheid omtrent gemaksvoeding

Ondanks het feit dat gemaksvoeding vanuit economisch perspectief een succesverhaal is, blijft

het ideaal van de huisbereide maaltijd gelden en is de bekommernis omtrent de ‘gevaren’ van

gemaksvoeding groot (Short, 2007). Net omdat gemaksvoeding zeer aanwezig is, trekt ze ook de

aandacht en wordt haar impact in vraag gesteld. De afgelopen decennia is ze dan ook, en dan

vooral sinds de jaren 2000, alsmaar meer het onderwerp van discussie geworden, ook bij

academici en dit vanuit verschillende invalshoeken (Scholliers, 2015a). Zo zou het met onze

kook- en eetgewoonten slecht gesteld zijn, en wordt gemaksvoeding vaak als (de) oorzaak

gezien. Deze bezorgdheid berust vooral op onzekerheid en angst (bijv. voor het teloorgaan van

‘tradities’, het lijden van verliezen door kleine lokale en ‘traditionele’ ketens, de kwaliteit en

duurzaamheid van producten of de gevolgen en de toekomstige risico’s van overvoeding) en is

het gevolg van “de radicaal veranderende voedselketen” met gemaksvoeding als meest

kenmerkende symbool (Scholliers, 2006, p. 282). Thema’s die naar voren komen, gaan onder

meer over haar rol in de publieke gezondheid en de toegenomen prevalentie van Westerse

welvaartziekten (Cutler, Glaeser, & Shapiro, 2003). Gemaksvoeding roept negatieve

gezondheidsconnotaties op. Niet volledig onterecht, zo blijkt. De Wereldgezondheidsorganisatie

(WHO) adviseert om de consumptie van kant-en-klare en voorbewerkte producten te vermijden

of tot een minimum te beperken, vanwege hun gemiddeld hogere gehaltes aan zout, verzadigd

Page 27: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 1

11

vet en suiker. Deze producten passen volgens de WHO dan ook niet binnen de definitie van wat

een gezond voedingspatroon inhoudt. Dat consumenten vandaag met een groot aanbod aan dit

type van voeding te maken hebben, ligt volgens de WHO ook mee aan de oorzaak van de evolutie

naar ongezonde levensstijlen en eetpatronen (World Health Organisation, 2015). Net daarom

heeft de voedingsindustrie sinds 2008, mede door concrete afspraken in het kader van het in

2005 geïntroduceerde Nationaal Voedings- en Gezondheidsplan (NVGP), het zoutgehalte in heel

wat gefabriceerde voedingsmiddelen verlaagd (Eykmans, 2013). Toch is het bijzonder moeilijk

om uitspraken te doen over het gezondheidsaspect van gemaksvoeding. Dit hangt ook af van

product tot product, de frequentie van inname, de manier van thuisbereiding en consumptie.

Een gezond voedingspatroon hoeft geen gemaksvoeding uit te sluiten (Vanhee, 2009). Denk

maar aan het commerciële aanbod aan ‘functionele voedingsmiddelen’ (als uitkomst van het

succes van de farmaceutische- met de voedingsindustrie) die cholesterolverlagend of

energieversterkend werken of andere speciaal ontworpen gezondheidsbevorderende

ingrediënten bevatten (Dixon, Hinde, & Banwell, 2006).

Naast de impact van gemaksvoeding op de gezondheid en dus het debat over de

voedingswaarde, de kwaliteit en ook de duurzaamheid van de producten zelf (bijv. de

verpakkingsmaterialen, het transport en het aantal ‘voedselkilometers’), bestaat ook

ongerustheid in hoeverre ze onze conventionele voedingsgewoonten verandert, domineert en

ondermijnt. Zo zijn er heel wat zorgwekkende claims dat het voedingsgemak van dit type van

voeding de sociale normen van koken en eten aantast (het belang van de huisbereide maaltijd,

regelmatig, op vaste tijden, samen met anderen en op specifieke locaties te eten) (Mäkelä, 2009;

Mestdag, 2007a; Short, 2003; Troye, Supphellen, & Jakubanecs, 2012). Doorgaans zijn de

opvattingen over gemaksvoeding weinig optimistisch en wordt ze geassocieerd met haastig en

onderweg eten, de achteruitgang van het zelf koken, het verdwijnen van de gezinsmaaltijd, het

ontstaan van de snackcultuur en de individualistische eter. De sociologe Frances Short schrijft

hierover:

“Convenience foods and ready meals, microwaves, fast food and takeaways, freezers

and processors routinely get the blame” (2006, p. 4).

Het zijn vooral deze laatste argumenten (met name het effect van gemaksvoeding op het kook-

en eetgedrag) die mijn interesse in dit onderzoeksonderwerp hebben opgewekt, en centraal

staan in dit proefschrift. De verhalen en opvattingen die hierover bestaan zijn vooral speculatief.

Onderzoek hierover is zeldzaam (Warde & Hetherington, 2008). Bovendien deelt niet iedereen

de bovenstaande visie. Sommigen beschouwen gemaksvoeding niet als een bedreiging, maar als

een efficiënt hulpmiddel in het behoud van maaltijdgebruiken. Reden te meer om de diffusie

(d.w.z. de maatschappelijke inbedding) en het gebruik van gemaksvoeding nauwer onder de

Page 28: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 1

loep te nemen, en haar rol in de (veranderende) kook- en eetpatronen, voedingscultuur te

bekijken. Internationaal neemt de aandacht voor gemaksvoeding toe. Inzicht in dit fenomeen is

dan ook een noodzaak.

Focus van dit onderzoek

Centraal in dit proefschrift staat de vraag:

in hoeverre gemaksvoeding haar weg heeft weten te vinden in de huidige

voedingspatronen van mensen, en met welke impact op hun kook- en eetpraktijken.

Als ik de mediaberichtgevingen mag geloven is de consumentenmarkt de afgelopen jaren in die

mate veranderd dat gemak “het nieuwe toverwoord” werd (De Standaard, 16/03/2008, p. 10).

Maar is dat ook zo en kent deze trend of ‘honger’ naar gemaksvoeding bij iedereen een

gelijkaardig succes? Is het consumentenlandschap inderdaad zodanig veranderd dat mensen

steeds meer de voorkeur geven aan gemak en de tijd niet (meer) hebben (of willen nemen) zelf

te koken? In hoeverre wordt er nog thuis gekookt? Bij welke groepen ligt het gebruik van

gemaksvoeding hoger dan bij anderen? Hoe en met welke gevolgen heeft gemaksvoeding zich in

onze kook-, eetpatronen en leven gevestigd? In hoeverre strookt dit met de veelal negatieve

reacties die gemaksvoeding uitlokt, en in welke mate verschilt dit afhankelijk van de definitie die

van gemaksvoeding gehanteerd wordt? Aan de hand van deze en andere deelvragen, hoop ik een

bijdrage te leveren tot het onderzoek naar de manier waarop nieuwe ontwikkelingen hun ingang

vinden in een voedingscultuur en deze (al dan niet) mee vorm geven en beïnvloeden.

Om de bovenstaande centrale vraag te beantwoorden, gebruik ik geen pasklare theorie, maar

baseer ik mij op de inzichten van diverse auteurs om tot een open-ended benadering van

gemaksvoeding te komen. Wat echter wel fundamenteel is en de nodige aandacht verdient, is het

probleem van de definiëring van gemaksvoeding en daarvoor is het nodig bepaalde concepten te

verhelderen. Zo is het bijvoorbeeld van belang, twee componenten toe te lichten, wil ik de rol

van gemaksvoeding in onze voedingscultuur kunnen vatten: namelijk, een voedingscomponent

enerzijds en een structurele component anderzijds. Terwijl de eerste component duidt op de

voedingskeuzes die mensen maken (d.w.z. wat ze eten), heeft de tweede component betrekking

op de wijze waarop maaltijden in de alledaagse context ingepast en georganiseerd worden

(d.w.z. de tijdsbesteding). In dat geval gaat deze studie dus niet enkel over wat gekocht, gekookt

of gegeten wordt (of het voedingsaspect van maaltijden), maar ook over het hoe, waar,

wanneer, hoelang en met wie de maaltijd bereid en genuttigd wordt (en dus over het

structurele of contextuele aspect van maaltijden). Met andere woorden: wanneer ik het in

Page 29: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 1

13

deze studie over het begrip ‘maaltijdstructuur’ heb, dan heb ik het over de tijdsinvulling, de

context en de manier waarop mensen koken en eten, terwijl de voedingscomponent verwijst

naar wat klaargemaakt en/of gegeten wordt. Tot dusver is deze samenhang tussen beide

componenten nog maar zelden grondig onderzocht. Nochtans is deze samenhang net essentieel

om op een meer genuanceerde en geïntegreerde wijze aan het debat over veranderende

voedingspraktijken bij te dragen (zie vorige sectie) en vooral indien ik de rol en impact van

gemaksvoeding wens in kaart te brengen. De ambitie van deze studie is om het verband tussen

beide te bestuderen en vragen te beantwoorden die vooralsnog weinig of niet wetenschappelijk

onderzocht werden. Tegelijkertijd levert deze benaderingswijze een meer genuanceerd beeld op

van onze manier van omgaan met voeding. Naar mijn mening wordt gemaksvoeding vaak te

eenzijdig benaderd in de literatuur, terwijl het in rekening nemen van deze ‘totale context’ van

voedingsgewoonten meer inzicht kan geven in haar relatieve positie in onze voedingscultuur.

Het is net door de focus op deze samenhang te leggen dat ik met deze studie het verschil maak,

vergeleken met eerder gedaan onderzoek.

Zowel internationaal als nationaal is het voeren van onderzoek naar recente voedingsgewoonten

namelijk niet nieuw (bijvoorbeeld, Kjaernes, 2001; Mandemakers & Roeters, 2014; Southerton,

Diaz-Mendez, & Warde, 2011; Warde, Cheng, Olsen, & Southerton, 2007). Uit het proefschrift van

sociologe Inge Mestdag (2007b) blijkt dat ondanks enkele kleine verschuivingen (bijv. een

toename in alleen eten, eten voor de televisie of buiten de normale etenstijden), het eten van

maaltijden in België nog steeds aan stevige regelmaten en aan duidelijke sociale regels gebonden

is met betrekking tot de duur, het tijdstip, de plaats en het gezelschap. Kortom, eten doen we niet

om het even waar, om het even met wie of om het even het moment van de dag. Onze

maaltijdengewoonten kennen doorgaans nog steeds een vaste structuur. Tot deze eenzelfde

vaststelling kwamen ook auteurs in andere landen (Kjaernes, 2001; Southerton et al., 2011;

Warde et al., 2007).

Met dit proefschrift ga ik verder in op deze inzichten, maar met meer aandacht voor de evolutie

in het kookgebeuren (wat op tafel staat, op welke manier dit klaargemaakt wordt en door wie)

en de impact van gemaksvoeding in dit verhaal. Daarover bestaat nog heel wat

onduidelijkheidDaarom stel ik mij de vraag in hoeverre de veranderingen in onze

voedingsconsumptie zich verhouden tot de veranderingen (of net de standvastigheid) in onze

maaltijdstructuur. Dit vraagstuk blijft onbeantwoord in de literatuur, ondanks het feit dat het

wel een veelbesproken en maatschappelijk bediscussieerd aandachtspunt is. Met dit proefschrift

beoog ik deze leemte op te vullen. Op die manier hoop ik tot het hoofddoel van deze studie te

komen waarbij ik wil nagaan in hoeverre gemaksvoeding een middel is dat de

maaltijdstructuur als een ‘kegelspel’ kan omgooien (omdat iedereen [zelfs de leden van een

Page 30: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 1

eenzelfde gezin] bijvoorbeeld op andere tijdstippen kan eten), dan wel niet een middel is dat

meer flexibiliteit geeft, maar het ideaal van de conventionele maaltijdstructuur kan

helpen te bewaren (door hulpbehoevende ouderen zelf nog thuis te kunnen laten eten of in

tijdsnood snel een pizza op te warmen om toch als gezin samen te kunnen eten). De term

‘maaltijdstructuur’ slaat zowel op het kook- als het tafelgebeuren. Daarbij heb ik aandacht voor

de (mogelijks verschillende) effecten van gemaksvoeding op zowel het koken als het eten van

maaltijden. Voor elk van deze hoger genoemde relaties onderzoek ik ook het verband met

individuele kenmerken en sociale achtergrond.

Dit alles maakt de studie naar de eigenlijke introductie tot de huidige consumptie en rol van

gemaksvoeding in de huiskeuken, sociologisch uiterst relevant en noodzakelijk. Het biedt de

mogelijkheid om op een meer fijnmazige manier, bij te dragen aan het debat over het

verschuiven en het veranderen van voedingspatronen. Bovendien onderzoek ik dit tegen de

achtergrond van een samenleving waarin sprake is van een schijnbare kookparadox. Enerzijds

wordt gesteld dat we in een samenleving leven die meer dan ooit in de ban van de tijd is, waarin

geen of onvoldoende tijd meer is, om met ‘onbewerkte’ basisproducten te koken. Het stijgende

marktaandeel van kant-en-klare en voorbewerkte ingrediënten lijkt dit alvast te bevestigen.

Waar geen tijd is om zelf te koken, lijken mensen genoegen te nemen met een schaaltje 2 à 3

minuten in de microgolfoven. Anderzijds is de belangstelling voor de ‘pure’ keuken en koken

groot (bijv. het succes van kookprogramma’s, kookworkshops, kookboeken en de toegenomen

academische aandacht voor dit onderwerp), evenals de interesse in slow food en slow cooking

waarbij de klemtoon niet ligt op het besparen, maar net op het genieten, en het nemen van de

tijd. Beide tendensen zijn echter minder paradoxaal dan wat vaak beweerd wordt. De

toegenomen belangstelling voor koken kan net geduid worden door (de mogelijke onzekerheden

bij) de veranderingen in de voedselketen, en innovaties zoals gemaksvoeding (Mäkelä, 2009;

Scholliers, 2006; Szabo, 2015). Misschien beïnvloeden ze elkaar zelfs op een cyclische wijze

waarbij de belangstelling voor koken, en de behoefte aan onthaasting in de keuken, het gevoel

van tijdsdruk en drukte bij mensen doet toenemen, en misschien dus ook hun gebruik van

gemaksvoeding. Dit biedt voldoende stof voor discussie. Met dit onderzoek kan ik hierover

inzichten aanreiken en nagaan in hoeverre, en bij welke sociale groepen, deze beide bewegingen

met betrekking tot het ‘besparen’, het ‘kopen’ of het ‘geven’ en ‘delen’ van tijd, het sterkst leven.

Daarnaast zal dit onderzoek ook raakpunten hebben met veel van de andere thema’s en

maatschappelijke problemen die academici, beleidsmakers en consumenten vandaag

bezighouden, zoals het verdwijnen van de gezinsmaaltijd, het verval en de de-structuratie van

maaltijdpatronen, de individualisering van het leven, de globalisering van voeding, de rol van

tijdsdruk en de veranderende gezinsstructuren. Zoals de Nederlandse voedseldeskundige Louise

Fresco over voeding schrijft:

Page 31: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 1

15

“Weinig onderwerpen roepen meer tegenstrijdige visies op, meer onzekerheid en

heftiger emoties” (2012, p. 10).

Kortom, het mag duidelijk zijn dat een studie naar voedingsconsumptie en gewoonten om een

uiterst complexe materie draait. Toch maakt net dat haar relevant. Het geeft kennis in de sociaal-

culturele aspecten tussen de consumptie van diverse voedingswaren enerzijds, en de (sociale)

omkadering en de context van maaltijden anderzijds. Daarnaast onthult het ook een complex

beeld dat samenhangt met gender(-rollen), sociale klasse, identiteitsbeleving,

arbeidsverhoudingen, economie en technologie, gezinsidealen, sociale relaties, communicatie,

tijdsbesteding, beleving en perceptie. Deze opsomming kan eindeloos doorgaan. Dit enkel maar

om aan te tonen, hoeveel facetten dit onderzoeksonderwerp omvat. Met deze studie hoop ik dan

ook tot een beter begrip van dit complexe netwerk aan levensaspecten te komen (werk, gezin,

vrije tijd, …) met bijzondere aandacht voor de rol van gemaksvoeding, die ik als een goede

indicator beschouw van ontwikkelingen in diverse sferen. Inzicht in de consumptie van

gemaksvoeding kan een ‘springplank’ zijn naar een beter begrip van de samenleving, haar

structuren, dynamiek, cultuur en de leefwereld die ons omringt. Echter, om dit te doen, is het

belangrijk om gemaksvoeding niet geïsoleerd te onderzoeken, maar voldoende te

contextualiseren. Voedingsgewoonten mogen dan wel een reflectie van onze leefwereld en

samenleving zijn, zonder facetten van die leefwereld en samenleving mee in rekening te nemen,

blijft het bij een louter beschrijvende weergave.

Het belang van ‘context’

Om gemaksvoeding te contextualiseren benader ik de voedingskeuzes die mensen maken als

deel van een groter geheel (Scholliers, 2014). Dit doe ik door het consumptiegedrag van mensen

te kaderen binnen de context van de maaltijdsituatie, hun dagelijkse leefomstandigheden, hun

gezinscontext, maar ook de maatschappij, haar tijdgeest en geschiedenis (Marshall, 2005; Mintz,

1996; Scholliers, 2014). Al deze contextelementen hebben immers invloed op het omgaan met

en denken over voeding. Bovendien is het slechts door voeding vanuit een dergelijk ‘gelaagd’

perspectief te bestuderen, dat verschuivingen in voedingspatronen en in de daarbij gepaard

gaande sociale normen en culturele overtuigingen, ten volle begrepen kunnen worden (Marshall,

2005). De term ‘context’ gebruik ik in de brede zin van het woord, om zowel over elementen op

macroniveau te spreken als over elementen op microniveau. Veranderingen in voeding staan in

verbinding met prijsschommelingen en een wisselend voedselaanbod, maar ook met de sociaal-

economische context van een samenleving, de wetenschappelijke en technologische

ontwikkelingen, innovaties, levensstijlen en meer (kortom, kenmerken op macroniveau). Het

Page 32: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 1

samenbrengen van al deze elementen staat in wisselwerking met de voedingspatronen en het

handelen op individueel of microniveau (World Health Organisation, 2015). Met dit onderzoek

wil ik dan ook proberen deze verschillende interacties in kaart te brengen, door als het ware

enkele ‘verbindingslijnen’ tussen deze elementen te trekken, hoewel sommige misschien net iets

meer ‘zichtbaar’ zullen zijn dan andere.

Het is door het belang van context dat ik er ook voor geopteerd heb om in de titel van dit

proefschrift de klemtoon op het sociaalhistorische karakter van dit onderzoek te leggen. Dat is

essentieel, zeker omdat gemaksvoeding (maar ook voedingsgewoonten in het algemeen)

context-gerelateerd en tijdsgebonden zijn, constant in evolutie zijn en mee met

maatschappelijke trends evolueren (Candel, 2001; Jackson, 2013; World Health Organisation,

2015). Door de nadruk op het sociaalhistorische te leggen, wil ik niet zozeer stellen dat dit

onderzoek aansluit bij het werk van historici, maar er veeleer verder op bouwt. Zo benadrukt

ook Lotte Holm (2013) dat een sociologische studie naar voeding kennis van het verleden

vereist. Als socioloog wil ik mij in deze studie dan ook richten op het werk van historici en

antropologen en op de inzichten die de geschiedenis kan aanreiken, in het helpen begrijpen van

‘hedendaagse’ fenomenen. Wat vandaag als nieuw, een trend of innovatie beschouwd wordt,

heeft vaak al verre wortels in het verleden. Het is daarom belangrijk een stap terug te zetten,

voedingsonderzoek vanuit een sociaalhistorisch luik te bekijken en dus niet in een vacuüm of

geïsoleerd te onderzoeken (Julier & Lindenfeld, 2005; van Otterloo, 2000).

Door het consumptiegedrag van mensen en hun keuze voor gemaksvoeding zo ruim mogelijk te

contextualiseren, hoop ik een meer volledig beeld van gemaksvoeding te krijgen. Op die manier

zet ik me af van de dikwijls eendimensionale en te simpele benadering van studies, ofwel op

voeding en consumptie, ofwel op context en situatie. Door beide elementen in deze studie te

integreren en hun onderlinge relatie met gemaksvoeding te bestuderen, hoop ik de verschillende

dimensies van het verhaal toe te lichten. De meerwaarde van dit onderzoek ligt dan ook in deze

meerdimensionale en brede benadering van (gemaks-)voeding. Hierdoor sluit dit onderzoek ook

aan bij de recente evoluties in de sociologie van de voeding. Binnen de sociologie is er nog maar

vrij recent aandacht voor voedingsgebruiken, het alledaagse en de leefwereld. De jaren 1970

vormen daarbij een belangrijk keerpunt (de cultural turn). In plaats van, zoals voorheen, de

nadruk op kwantitatieve benaderingen van voeding te leggen (bijv. de calorie-innamen of de

ontwikkeling van reële voedingsprijzen en hoeveelheden per capita), kwam de nadruk alsmaar

meer te liggen op de rol en de sociale en culturele betekenissen van voeding (kook- en

eetgewoonten) in verschillende ‘settingen’ (bijv. culturen, tijdsperiodes, gezinstypes of

dagelijkse omstandigheden). Aanvankelijk was het vooral het sociale aspect van voeding en haar

rol bij sociaal onderscheid dat de belangstelling van sociologen trok. Vandaag zijn het vooral de

Page 33: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 1

17

voedselpraktijken zelf (bijv. met wie we eten; waar, hoe en wat we eten en de patronen die zich

daarin aftekenen) die steeds meer de aandacht genieten (Kjaernes & Holm, 2007). Met deze

studie bundel ik elementen uit elk van deze ontwikkelingen, door voedingsconsumptie en -

gebruiken centraal te stellen en aandacht te hebben voor zowel de rol van context als betekenis.

Onderzoeksperiode: nutritional transition

Tot slot wil ik nog benadrukken dat mijn interesse voor gemaksvoeding kadert binnen de

grootschalige naoorlogse ontwikkelingen in voedingswaren, de doorbraak van de

consumptiemaatschappij, de verschuivingen in het levensritme en gezinsstructuren, de

modernisering van de keuken, de maatschappelijke (tijds-)problemen en de veranderende

tijdsbeleving. Daarbij spits ik mij toe op de periode van 1945 tot nu: van een samenleving

gekenmerkt door een naoorlogs herstel in alle levensdomeinen naar een consumerende

vrijetijdssamenleving met een hoger welvaartspeil en koopkracht, ook wel de nutritional

transition genoemd (Grigg, 1995). Het kenmerkt een periode waarin het alledaagse, eenvoudige

en eentonige voedingspalet meer divers werd en voeding los van haar fysiologische functie

(nog) meer symbolisch gewicht en “secondary meanings” (secundaire betekenissen) dan ooit

tevoren kreeg (Belasco, 2008; Scholliers, 2007a, p. 334). Terwijl voeding procentueel alsmaar

minder zwaar op het budget van gezinnen woog, gingen de absolute uitgaven aan voeding in

stijgende lijn bij alle lagen van de bevolking (Schröder, 2003). Deze ‘democratisering’ hield

echter niet in dat de verschillen in consumptiepatronen kleiner werden. Integendeel.

Consumptie werd steeds minder een kwestie van basisonderhoud en noodzaak, maar meer van

expressie, identiteit en levensstijl (den Hartog, 1987). Om het in de woorden van Fresco te

stellen:

“Wie tijd heeft omdat hij niet de hele dag bezig is met overleven, zoekt naar

beleving en zingeving” (2012, p. 283).

Voor de voedingsindustrie betekende deze ‘democratisering’ een belangrijke factor in haar

streven naar winst en zelfbehoud. Tegelijkertijd legde de toegenomen financiële draagkracht een

belangrijk fundament voor de vele innovatieve ontwikkelingen later. Terwijl de kennis en de

productie van gemaksvoeding er waren, alsmaar meer bijgeschaafd werden en het assortiment

verder toenam, diende de consumentenvraag naar gemaksvoeding ook (verder) gecreëerd te

worden. Dat bleek geen eenvoudige opgave (Shapiro, 2004). Voedingskeuzes hingen alsmaar

meer samen met symbolische, sociale en culturele indicatoren. Voor de voedingsindustrie

betekende dit een belangrijk aandachtspunt om de intrede van gemaksvoeding in de

voedingswaren tot een succes te (kunnen) noemen. Het is dan ook belangrijk om in dit

Page 34: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 1

onderzoek de dialectiek tussen vraag en aanbod, consumptie en productie en tussen discours,

cultuur en praktijk, consequent aan te houden. Dit zal, zoals later nog zal blijken, belangrijke

gevolgen hebben voor de bronnenkeuze in deze studie.

Structuur van dit onderzoek

In het volgende tweede hoofdstuk ga ik dieper in op het theoretische kader en de kennis

waarop dit onderzoek verder bouwt. Zonder te weten wat reeds over het onderwerp bestaat, is

het moeilijk een nieuwe bijdrage aan de literatuur te leveren. Daarbij vertrek ik vanuit het

eerder gedane werk van sociologen, maar ook van antropologen en historici die omtrent

voedingsculturen, gebruiken, cultuurconsumptie, verandering en ‘culinair conservatisme’

hebben gewerkt. In het boek Sociology on the menu beklemtonen de sociologen Alan

Beardsworth en Teresa Keil (1997) het belang om over de grenzen van verschillende disciplines

heen te denken. Studies naar voeding vragen om een interdisciplinaire benadering en een

integratie van tradities, methoden en invalshoeken uit verschillende vakgebieden (sociologie en

geschiedenis, maar ook antropologie, psychologie en economie). In plaats van te zoeken naar

een uniforme manier van denken en onderzoeken, is het net deze pluriformiteit die een uniek

kader kan bieden (Scholliers, 2007b). Het ligt dan ook niet in de bedoeling van dit hoofdstuk een

zoveelste synthese van de verschillende invalshoeken en onderzoeksstromingen te rapporteren.

Ik wil enkel die elementen (d.w.z. concepten, ideeën, theorieën en bevindingen) aankaarten die

naar mijn mening in het kader van dit onderzoeksdesign, betekenisvol zijn en een belangrijke

bijdrage leveren. In die zin heeft dit hoofdstuk een veelal open-ended karakter, dat de nodige

handvatten aanreikt, om de intrede en de rol van gemaksvoeding in onze voedingscultuur te

benaderen. Aangezien het begrip ‘voedingscultuur’ een kernbegrip in dit onderzoek vormt, neem

ik deze notie als basis en vertrek ik vanuit het conceptuele kader dat maaltijdpatronen, een

voedingscomponent hebben (d.w.z. wat mensen koken en eten) en een structurele component

(d.w.z. hoe, waar, wanneer mensen koken en eten). Deze tweedeling geeft richting aan dit

onderzoek en vormt een houvast voor de structuur van de empirische hoofdstukken. Dit laatste

leg ik zo meteen verder uit. Inhoudelijk is het in rekening nemen van deze tweedeling cruciaal

aangezien de structurele component meer standvastig blijkt te zijn en minder grote

veranderingen heeft gekend dan de voedingscomponent. Dat laatste hoef ik niet te

onderstrepen. Het aanbod en de variatie aan voedingswaren is nog nooit zo groot en complex als

vandaag geweest. Het is omwille hiervan dat ik in dit hoofdstuk ook aandacht besteed aan de

(toegenomen) onzekerheid en de ambivalentie die mensen (kunnen) ervaren bij het maken van

voedingskeuzes. De theoretische inzichten die hierover bestaan, bieden voor dit onderzoek een

Page 35: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 1

19

belangrijk kader voor het bestuderen van de diffusie van nieuwigheden in het voedsellandschap.

Bovendien plaats ik deze ambivalentie ruimer door in te zoomen op de sociale en culturele

context en het waarom achter wat, en hoe, individuen koken en eten. Deze sociale en culturele

invalshoek is bepalend voor de relatie tussen beide voedingscultuurcomponenten, en hoe

gemaksvoeding zich daar tot verhoudt. In dat verband ga ik ook in op de discussies die over

gemaksvoeding en haar rol in de voedingsgewoonten bestaan, en op de controversiële reacties

die ze uitlokt. Het verschil met eerder verschenen onderzoek ligt in het nagaan van de relatie

tussen beide voedingscultuurcomponenten, en het effect van gemaksvoeding. Dit werd tot

dusver nog niet onderzocht en mondt uit aan het einde van dit hoofdstuk in concrete

vraagstellingen.

Op basis van dit literatuuroverzicht verdiept en systematiseert het derde hoofdstuk de

onderzoeksvragen. Vervolgens licht ik de benaderingswijze toe die ik gebruik om deze vragen te

beantwoorden, stel ik de bronnen voor en bespreek ik hun voordelen en tekortkomingen.

Daarbij heb ik oog voor het opzet van deze studie en het conceptuele raamwerk dat ik in het

eerste hoofdstuk geconstrueerd heb, en argumenteer ik waarom net deze methodologische

keuzes, geschikt zijn voor dit onderzoek. Hoewel deze studie in de eerste plaats kwantitatief van

aard is, met cijferreeksen werkt en de focus op (veranderende) maaltijdpraktijken ligt, gemeten

aan de hand van Belgische en Vlaamse tijdsbudget- en huishoudbudgetdata, vul ik deze gegevens

(hoewel in enigszins kleinere mate) ook aan met een kwalitatieve focus die aandacht schenkt

aan het denken over en het (veranderende) culturele kader of discours achter voeding(-

sgewoonten). Hiervoor maak ik gebruik van diepte-interviews en voedingsreclame. Door

verschillende bronnen te hanteren, hoop ik zowel inzicht te krijgen in de gewoonten en

gebruiken van mensen, alsook in hun waarden en normen. Deze keuze voor een divers

bronnengebruik, doet ook recht aan de brede benadering die ik hanteer en is bovendien zeer

passend voor een studie naar een complexe materie. Het zwaartepunt van dit onderzoek ligt

vooral op de consumentenkant van het verhaal, hoewel ook de producentenkant aan bod komt,

weliswaar meer ter inleiding van het onderwerp, namelijk in hoofdstuk 4.

In het vierde hoofdstuk geef ik een historisch overzicht, en ga ik in op de geschiedenis van

gemaksvoeding, haar ontstaan en ontwikkeling, de rationalisering van de keuken en het

huishouden, de commercialisering van de voedselketen, en de opkomst van de moderne

consument. Kennis van het verleden verschaft de nodige informatie om huidige trends te

begrijpen, en zelfs zicht te krijgen op de toekomst. Ik schets de productiezijde van het verhaal, en

onderzoek hoe gemaksvoeding door de producenten zelf geïntroduceerd, voorgesteld en

gedefinieerd werd. Door de introductie van nieuwe producten dienden mensen geïnformeerd,

aangemoedigd of overtuigd te worden. Welke verkoopargumenten, ideeën en denkbeelden

Page 36: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 1

werden over de consumptie (maar ook over de consumenten) van gemaksvoeding verspreid?

Indien van toepassing, met welke context, kook- of maaltijdsituaties werd ze geassocieerd?

Welke veranderingen zijn in elk van deze aspecten, doorheen de afgelopen decennia

opgetreden? Antwoorden op deze vragen, zoek ik in voedingsreclame. Gebaseerd op de

inzichten van antropoloog Sidney Mintz ga ik na, “how those who make and sell us what we

consume, affect our symbol-making so that their products becomes us (both conceptually, as well as

physically)” (1996, p. 14). Bovendien geeft voedingsreclame een reflectie op een cultuur, haar

idealen en gewoonten, meer dan dat het haar verandert (Barthes, 2013 [1961]; McDowell,

2004). Reclame is een spiegel van de samenleving, hoewel ze ook bepaalde voorstellingen kan

propageren die niet of nauwelijks leven bij of ingang vinden bij mensen. Op die manier is het

geen letterlijke afspiegeling van de werkelijkheid, maar een afspiegeling van ideologieën en

sociaal geconstrueerde beelden. Of nog met andere woorden: reclame geeft niet zozeer

informatie over de werkelijke consumptiepatronen, maar wel over de ideeën en idealen die over

voeding bestaan, wat wenselijk is en wat niet. De voedingsadvertenties die ik gebruik, vormen

niet de kern van dit onderzoek, maar geven wel een impressie, en zijn in die zin een belangrijke

‘smaakmaker’. Ze bieden een manier om voeling te krijgen met de onderzoeksmaterie en

vormen een introductie naar de andere empirische hoofdstukken. Ik vermeld wat dit materiaal

leert over het aanbod van gemaksvoeding, haar definities en betekenissen en hoe dit in

wisselwerking met de sociale, culturele en economische evoluties, doorheen de tijd veranderd

en geherdefinieerd is. Het doel van dit hoofdstuk is om een brug te slaan naar het volgende

hoofdstuk en aan de hand van een kijk op de geschiedenis, tot een duidelijk afgebakend begrip

van gemaksvoeding te komen. In dat opzicht is dit hoofdstuk meer dan enkel een ‘smaakmaker’,

maar verschaft het de nodige (historische) achtergrond en informatie omtrent de evolutie, de

intrede en de betekenis van gemaksvoeding in onze voedingscultuur. Bovendien is kennis over

het verleden en over de introductie van gemaksvoeding essentieel om naar een heldere

conceptualisering van gemaksvoeding toe te werken: het tweede belangrijke kernbegrip in mijn

studie naast ‘voedingscultuur’. Daarom houd ik de definitie van gemaksvoeding in de

beginhoofdstukken bewust vaag, en vertrek ik vanuit de algemene visie die over dit type van

voeding bestaat, alvorens de term ‘gemaksvoeding’ verder te preciseren en meetbaar te maken.

Het is echter wel van belang in het achterhoofd te houden dat deze algemene definitie, een brede

waaier aan ontwikkelingen dekt. Zo kende het begrip in 1990 een andere invulling (bijv.

diepvriesmaaltijden, vers verpakte kant-en-klare schotels, etc.) dan in 1960 (bijv. confituur,

blikwaren, koekjes, etc.) bijvoorbeeld.

In het vijfde hoofdstuk ga ik in op het probleem van definiëring van gemaksvoeding. Het

conceptualiseren en eenduidig definiëren van een begrip als gemaksvoeding is dan ook van

uiterst belang en een uitdaging voor dit onderzoek, om haar huidig aandeel en belang in onze

Page 37: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 1

21

voedingscultuur te kunnen bestuderen. Afhankelijk van hoe breed of beperkt het begrip

afgebakend wordt, krijgt het verhaal en het debat rond gemaksvoeding immers een andere

wending, met consequenties voor de conclusies van dit proefschrift. In dat opzicht verschaft het

voorafgaande historische luik, samen met ook de informatie uit hoofdstuk 2, de nodige kennis

omtrent wat gemaksvoeding typeert, hoe ze ontstaan is en sinds de naoorlogse periode, tot en

met vandaag, geëvolueerd is. Op die manier ga ik niet enkel in op de wijze waarop

gemaksvoeding, de samenleving in al haar facetten beïnvloed en gevormd heeft, maar ook

omgekeerd, namelijk hoe de veranderende samenleving, haar aanbod, consumptie en

betekenis(sen) veranderd heeft. In dit hoofdstuk werk ik op basis van de literatuur, een

eenduidige, moderne en meetbare definitie van gemaksvoeding uit. Ik vergelijk hoe

verschillende auteurs het begrip omschrijven en meten en opteer voor een definitie die het best

aansluit bij de doelstelling van deze studie. Het ligt dan ook niet in mijn bedoeling een

‘duurzame’ definitie van gemaksvoeding uit te werken, die naar andere onderzoeken

veralgemeend kan of moet worden, simpelweg omdat haar betekenis nu eenmaal niet

standvastig, en steeds vatbaar voor discussie is. Elk onderzoek heeft eigen klemtonen en

doelstellingen. Mijn definitie komt met opzet maar pas vrij laat in deze studie aan bod, om haar

voldoende theoretisch te kunnen inbedden en wetenschappelijk te verantwoorden. Deze aanzet

is noodzakelijk om tot een volledig en duidelijk beeld van gemaksvoeding te komen.

Anders dan in hoofdstuk 4, richt ik mij in hoofdstuk 5, en het daaropvolgende, op het werkelijke

consumptie-, kook- en eetgedrag. Zoals reeds vermeld, is het begrip ‘voedingscultuur’ daarbij

richtinggevend. Eerst ga ik verder in op het uitwerken van de vraag omtrent de opkomst en het

aandeel van gemaksvoeding in onze voedingspatronen (d.w.z. in wat we eten). Vervolgens heb ik

aandacht voor de veranderende maaltijdstructuur, en de tot nog toe onderbelichte

veranderende invulling(-en), context en betekenis(-sen) van koken (hoofdstukken 6 en 7). Tot

slot concentreer ik mij op de manier waarop beide componenten (d.w.z. de voedingscomponent

en de structurele component van maaltijden) zich tot elkaar verhouden, en op de impact van

gemaksvoeding in het bijzonder (hoofdstuk 8). Samen bouwt elk van deze hoofdstukken op

naar de centrale doelstelling om de rol die gemaksvoeding in het behoud en/of de fragmentatie

van de Belgische maaltijdstructuur te onderzoeken. Dit vormt het onderwerp van het laatste

empirische hoofdstuk. Het is enkel maar door zowel op het niveau te kijken van wat mensen

kopen, koken en eten als op het niveau van de structuur van maaltijdgewoonten, dat een

antwoord geformuleerd kan worden op het vraagstuk of gemaksvoeding, een nefaste invloed op

de conventionele maaltijdgewoonten heeft, dan wel of niet een sleutel is tot het bewaren van

vaste structuren en gewoonten.

Page 38: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 1

Tenslotte breng ik in een afsluitend hoofdstuk (hoofdstuk 9) de belangrijkste bevindingen uit

deze studie samen. Ik evalueer de studie, overloop haar verdiensten, maar ook tekortkomingen

en sluit af met enkele reflecties en suggesties voor vervolgonderzoek.

Het mag duidelijk zijn dat dit doctoraatsonderzoek meer is dan alleen maar een verhaal over

(gemaks-)voeding en koken. Het gaat ook over veranderende levensstijlen en ideologieën;

innovaties, ‘tradities’ en conflicten; processen van productie, consumptie en interactie;

vertrouwen en onzekerheid; vrije tijd en tijdswinning; aspecten van gender; en over hoe mensen

zichzelf, hun relaties, leven en tijd (kunnen en willen) organiseren en beleven. Voeding biedt een

uitstekende invalshoek om de verschillende maatschappelijke en sociale strekkingen, die zich in

het verleden en vandaag hebben afgetekend, af te lezen. Wat en de manier waarop mensen eten,

staat in wisselwerking met de restricties (of net de mogelijkheden) van het dagelijks leven, en de

structurele ontwikkelingen op samenlevingsniveau. Anders geformuleerd: een blik in de keuken

werpt een blik op het leven. Net omdat voeding raakvlakken heeft met haast alle facetten van de

samenleving, sluit dit proefschrift ook aan bij andere belangrijke thema’s in de sociologie, zoals

inzichten over de verdeling en het uitbesteden van huishoudelijk werk, de werk-gezinsbalans,

genderidentiteit, het dagelijks leven en sociale verandering. Daarnaast bestaan ook vele

verbanden met de familiesociologie, zoals literatuur over ‘emotie werk’ en normen met

betrekking tot goed ouderschap. De bevindingen uit deze studie zijn interessant voor

voedingsexperts, gezondheidswerkers, wetenschappers, politici en beleidsmakers, en niet in het

minst voor huishoudens (en voor eender wie) die meer wil weten over voedingsconsumptie,

gewoonten, de rol van verandering en tijd. Zo stelt socioloog Dirk Geldof:

“We staan zelden stil bij onze dagelijkse consumptie, zo evident is ze. Hoog tijd om

dat wel te doen” (2007, p. 35).

Page 39: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 2

23

2.

Theoretische situering OVER VOEDING, VOEDINGSGEWOONTEN EN HUN SOCIAAL-CULTURELE FUNCTIES

In all societies, eating habits and rituals are governed by conventional analogous to those that

give meaning and stability to verbal languages themselves. This aggregate of conventions, which

we shall call “grammar”, informs the food systems not as a simple compilation of products and

foods, assembled in a more or less casual fashion, but rather as a structure, inside of which each

component defines its meaning.

A. Beardsworth & T. Keil (1997: 51-52), Sociology on the menu

In het boek Food Words plaatst Jackson (2013) enkele vraagtekens bij de meest elementaire

begrippen in het veld van voedingsstudies, te beginnen bij het woord ‘voeding’. Zo stelt hij hoe

voeding niet enkel te reduceren valt tot een bundeling van mineralen, vitaminen, vetten, vezels

en proteïnen, maar om meer dan louter voedsel gaat. De belevings- en de voelingswaarde doen

er, net zoals de voedingswaarde en de producten, evenzeer toe (Dagevos, 2005). Dit werd reeds

uitvoerig beschreven in het inleidende hoofdstuk. Ook het citaat hierboven maakt duidelijk hoe

voeding met sociale normen en dieperliggende betekenissen samenhangt, dat ze haar eigen

‘logica’, ‘grammatica’ en ‘structuur’ krijgt (Beardsworth & Keil, 1997). Voeding is een indirecte

manier van communiceren. Ze biedt tal van inzichten in ‘smaken’ (in brede zin), attitudes en

waarden, geeft uitdrukking aan situaties en handelingen (bijv. werk, vrije tijd en het

gezinsleven), symboliseert manieren van zijn (bijv. het verschil tussen ‘man’ en ‘vrouw’ zijn),

trekt sociale grenzen en markeert ideologische verschillen (Barthes 2013 [1961]). “Ons eten is

steeds meer eten en betekenis geworden”, stelt Elchardus (2007, p. 97). Het is minder (of niet

enkel) de functie van voeding die van tel is, maar ook haar betekenis (Beardsworth & Keil,

1997): haar “spirit”, zoals Roland Barthes het definieerde (2013 [1961], p. 26). Die betekenis of

‘spirit’ is relatief en hangt sterk af van de context (bijv. de tijd, het gezelschap of de plaats van

Page 40: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

consumptie). Als socioloog is het dan ook belangrijk te zoeken naar die onderlinge relaties en

patronen, en aandacht te hebben voor de wijze waarop mensen met voeding omgaan (Barthes,

2013 [1961]). Wat en de manier waarop mensen koken en eten (in het Engels gedefinieerd als

foodways), geeft immers toegang tot deze ‘cultuur’ van voeding(-sgewoonten) (Gofton, 1995a;

Lawrance & de la Peña, 2013).

Het is ook op deze manier dat ik in deze studie naar de intrede, de diffusie en de rol van

gemaksvoeding in de Belgische voedingscultuur zal kijken. In het vorige hoofdstuk kwam reeds

aan bod dat de term ‘gemaksvoeding’ niet eenvoudig te definiëren is. Dat geldt evenzeer voor de

term ‘voedingscultuur’. Zo stelt Jackson (2013) hoe de term slechts weinig verklarende waarde

heeft en haast een leeg begrip is. Vaak wordt dit vaag benaderd (Albala, 2011). Omwille hiervan

is het beter om over “social and cultural practices” te spreken (Jackson, 2013, p. 6). Wanneer ik

het in deze studie dus over voedingsculturen heb, dan bedoel ik de voedselpraktijken van

mensen (foodways), die ik op een zodanig manier zal benaderen dat ze inzichten geven in de

achterliggende betekenissen en de sociaal-culturele aspecten van voeding(-sgewoonten).

Niettemin blijft het bij een ‘benadering’ en een reductie van de realiteit, en sluit ik mij aan bij het

standpunt van historicus Ken Albala, die spreekt van “food culture snapshots” (ibid., p. x). Om

echter ook over verandering in onze voedingscultuur te kunnen spreken, vormt de theorie van

de paradox van de omnivoor een interessant en functioneel kader dat aansluit bij mijn

onderzoek. In dit hoofdstuk geef ik meer duiding bij het ontstaan van deze paradox, en wat hij

kan leren over de diffusie, de betekenis, en de rol van gemaksvoeding in onze voedingscultuur:

het uiteindelijke empirische veld van deze studie.

Het begin van dit hoofdstuk bestaat uit een algemene uiteenzetting en verkenning van de

literatuur over het begrip ‘voedingscultuur’, de rol van verandering en betekenis bij

voedingsgewoonten, en de sociale mechanismen achter voedingsconsumptie. Ik heb nog niet

meteen aandacht voor gemaksvoeding, alhoewel er wel al verwijzingen tussen de regels door te

lezen zijn. Later in dit hoofdstuk komt aan beurt in hoeverre deze inzichten de nodige

wetenschappelijke basis vormen om de opkomst, de consumptie en de betekenis van

gemaksvoeding te kaderen. Daarbij geef ik een beknopt overzicht van wat over dit onderwerp

bekend is, en licht ik enkele denkpistes en benaderingen toe, alvorens mijn eigen onderzoek in

hoofdstuk 3 aan te vatten. Op die manier is dit theoretisch kader opgebouwd volgens een

‘trechtermodel’, waarbij ik eerst een globaal beeld en de algemene achtergrond schets, om

daarna bij het fenomeen gemaksvoeding uit te komen, en de koppeling met de centrale

vraagstelling te maken.

Page 41: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 2

25

Twee voedingscomponenten: cuisine vs. structuur

Om de voedingsgewoonten van mensen beter te begrijpen en inzicht te krijgen in het begrip

‘voedingscultuur’, is het belangrijk een onderscheid te maken tussen een voedingscomponent of

‘cuisine’ enerzijds, en een structurele component of maaltijdstructuur anderzijds. Deze

tweedeling vormt het fundament van mijn onderzoek. Ze biedt de opportuniteit om een meer

bevattelijk beeld te krijgen over de wijze waarop nieuwe ontwikkelingen zich een weg banen in

onze gewoonten (zowel in ons bord als in de keuken en aan tafel). Conceptueel heb ik mij voor

de interpretatie van beide componenten, vooral op het werk van historica Elizabeth Rozin

(1982) gebaseerd, hoewel de inzichten van Belasco (2008), alsook die van David Marshall

(2005), en antropoloog Michael Nicod (1979), eveneens inspirerend waren.

Bij de term ‘cuisine’ denken mensen al snel aan culinaire verfijning, hoogstaande gastronomie,

exclusieve smaken, delicatessen (d.w.z. haute cuisine) en aan de kook- en eetpatronen van de

hogere strata (Belasco, 2008; Jackson, 2013). Binnen dit proefschrift volg ik echter de visie van

Rozin (ibid.) en gebruik ik de term ‘cuisine’ als een verzamelnaam voor de voedingsmiddelen die

mensen consumeren. Belasco voegt toe dat verschillen in cuisine misschien nog best te

omschrijven zijn in termen van ‘menu’s’. Zoals hij schrijft:

“Some restaurants (cuisines) offer long and challenging lists of complex dishes,

while others stick to a short McMenu” (2008, p. 16).

Dit citaat als metafoor om de mogelijke verschillen in het voedingsaspect van maaltijden te

duiden, gaande van ‘conventionele’ voedingskeuzes tot ‘moderne’ eetpatronen (bijv. fastfood).

Toch gaan voedingsculturen om meer dan enkel een optelsom van voeding. Terwijl de term

‘cuisine’ vooral verwijst naar datgene wat uiteindelijk op de tong komt en gesmaakt wordt,

verwijst de term ‘structuur’ (d.w.z. de tweede component) naar het tijdsgebruik, de context en

de manier waarop het koken en eten van maaltijden in de alledaagse leefgewoonten ingepast

worden. Naar mijn mening, illustreert het hoger vermelde citaat van Belasco ook de structuur

van de maaltijd (bijv. uitgebreid versus snel) bovenop cuisine. Beide componenten zijn

interessant, maar het is vooral hun samenhang en de manier waarop ze zich tot elkaar

verhouden, die heel wat kunnen leren over de betekenis(-sen) en het sociale belang van

voeding(-sgebruiken).

Zo wordt enkel over ‘een maaltijd’ gesproken (gaande van de meest dagelijkse maaltijd met het

gezin tot een feestelijke maaltijd) in zoverre ze aan duidelijke temporele en ruimtelijke normen

en andere sociale contextregels gebonden is: in verband met de plaats, het tijdstip, de duur van

koken en tafelen of het gezelschap dat aanwezig is (Nicod, 1979). Door duidelijke afspraken te

maken rond maaltijden is het eenvoudiger om samen te komen en met anderen te eten (Mennell,

Page 42: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

1996b). Alleen eten past bij de overgrote meerderheid van mensen niet in het ideaalbeeld dat ze

over een maaltijd hebben (Pliner & Bell, 2009). Indien alleen gegeten wordt, wordt al sneller

genoegen genomen met snacks, lichte maaltijden of tussendoortjes (Murcott, 1983):

maaltijdsituaties waar minder etiquette en regels aan verbonden zijn (Nicod, 1979). In het geval

van een volledig ontbreken aan structuur, en mensen slechts eten wanneer het hen schikt

(ongeacht de plaats of context), spreekt men over ‘grazen’ of ‘graasgedrag’, gebaseerd op het

Engelse concept grazing (Meiselman, 2009). Vaak wordt dit in verband gebracht met de

opkomst van industriële voeding (bijv. kant-en-klare maaltijden, pastabekers, chips,

energiedrankjes of voedingsrepen) (Beardsworth & Keil, 1992). Kortom, afhankelijk van deze

verschillende ‘structuren’ en maaltijdsituaties, hebben mensen andere verwachtingspatronen

met betrekking tot wat bereid, geserveerd en gegeten worden (de maaltijdinhoud)

(Beardsworth & Keil, 1997). Dit geldt ook voor de tijd, de moeite en het werk dat in het bereiden

ervan gestoken wordt (de kookstructuur). Naargelang van de maaltijdsituaties zal bij de ene

maaltijd ‘het vullende’ meer primeren. Bij andere maaltijden zal de smaakbeleving meer centraal

staan, of de zorg en de affectie die met koken gepaard gaan. De manier waarop beide

componenten (nl. structuur en cuisine) zich tot elkaar verhouden en met sociale normen

samenhangen, hangt dus sterk af van de aard, de betekenis, de formaliteit en het belang van de

gelegenheid. Elke maaltijdsituatie en gelegenheid (bijv. een zakenlunch, een jaarlijks

familiefeest, een speciale gebeurtenis, romantisch diner of etentje met vrienden) heeft haar

eigen ‘protocol’ of ‘spelregels’ (Barthes, 2013 [1961]; Falk, 1994; Sargant, 2014). Daarbij geldt

dat naarmate het sociale aspect van de maaltijd belangrijker is, het aantal regels toeneemt,

zowel op vlak van cuisine als de structuur (Falk, 1994). Sociologe Alice Julier verwoordt het als

volgt:

“Each food event involves different degrees of formality, different roles and social

expectations for participants, and different divisions of labor in the actual

production of the food and the social interactions” (2013, p. 340).

Deze regels of sociale verwachtingen geven voorspelbaarheid, betekenis en structuur aan het

handelen (bijv. het kopen, koken en eten van maaltijden) (Warde & Gronow, 2001; Zerubavel,

1981). Uiteraard gaat dit ook om een kwestie van interpreteren. Het heeft te maken met het

delen van hetzelfde interpretatiekader, dezelfde normen en verwachtingspatronen. Niet

iedereen heeft dezelfde opvattingen en ideeën hieromtrent, of geeft daar een andere invulling

aan. Verschillen in voedingsgewoonten en gebruiken reflecteren dan ook verschillende

houdingen ten opzichte van voeding, maar ook verschillende smaken (levensstijlen), andere

waarden en visies ten opzichte van het leven (Bourdieu, 2013 [1979]; Pollan, 2013). Het zijn

Page 43: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 2

27

deze sociale verschillen die op geaggregeerd niveau een beeld kunnen geven van de dominante

(voedings-)cultuur.

Inzicht in de verhouding tussen cuisine en structuur, en hun achterliggende sociale regels, is

noodzakelijk om de mate van verandering in voedingsculturen beter te begrijpen (Falk, 1994;

Schrover, Mestdag, van Otterloo, & Zeegers, 2005). Innovaties en nieuwe producten (bijv.

technologieën, voedingswaren of recepten) moeten steeds ingang trachten te vinden binnen de

bestaande eet-, smaak- of verwachtingspatronen van een voedingscultuur en worden vooral

opgenomen, in zoverre het binnen haar maaltijdstructuur en sociale omkadering past (Nicod,

1979). Vaak gaat het bij nieuwe ontwikkelingen of innovaties dan ook veeleer over het

aanpassen en hervormen van bestaande gebruiken en gewoonten, dan over geheel nieuwe

aanpassingen (Rozin, 1996). Het gaat daarbij steeds om een soort van encoderen, decoderen en

hercoderen (Gofton, 1995a, p. 174). In functie van hun achtergrond gaan mensen er een nieuwe

identiteit en betekenis aan geven, waarbij het veelal om een ‘aanvulling’, dan om een gehele

vernieuwing of vervanging gaat (zie infra, het voorbeeld van de cappuccino).

Alle voedingsculturen veranderen, maar verandering doet zich vooral voor op vlak van cuisine

en op vlak van wat mensen eten, meer dan in de manier waarop het bereiden en eten van

maaltijden, in tijd en ruimte georganiseerd worden (Bahr Bugge & Almås, 2006). Net dat maakt

het in rekening nemen van beide componenten van een voedingscultuur interessant. Zo is een

cuisine sneller onderhevig aan invloeden, en meer flexibel dan een structuur. Dit valt treffend te

illustreren aan de hand van de manier waarop individuen die op reis naar het buitenland gaan,

zich kunnen verheugen op lokale specialiteiten, producten en gerechten (de cuisine), maar het

tegelijkertijd moeilijker (kunnen) hebben met de andere maaltijdstructuren, zoals de tijdstippen

waarop gegeten wordt. Gebaseerd op het werk van antropologe Mary Douglas, associëren

Schrover, Mestdag en van Otterloo (2005) dit verschil met de ontwikkeling van taal. Terwijl

woorden en uitdrukkingen snel kunnen veranderen (als metafoor voor cuisine), zijn de

grammaticaregels van een taal, standvastiger (als metafoor voor structuur). Het structurele

aspect van maaltijden wordt dus veeleer gekenmerkt door een routinematige manier van

omgaan met voeding. Het is ‘conservatiever’ vergeleken met het voedingsaspect van maaltijden,

zeker voor wat betreft de meer gestructureerde maaltijdgebruiken (bijv. de gezinsmaaltijd

tijdens het weekend versus een werklunch of tussendoortje). Ter illustratie: het drinken van een

cappuccino heeft zich in verschillende voedingsculturen gevestigd, maar daarom niet altijd op

een gelijkaardige manier in de bijhorende maaltijdenstructuren. Terwijl Italianen hun

cappuccino enkel (of vooral) tijdens de ochtend drinken, wordt hij in andere culturen op ieder

moment van de dag gedronken (Askegaard & Madsen, 1998; Montanari, 2004). Dit illustreert

Page 44: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

hoe mensen nieuwe ontwikkelingen steeds trachten te classificeren binnen de bestaande

gewoonten en/of wat hen bekend en vertrouwd is (Scholliers, 2007a).

Nog nooit is de introductie van nieuwe voedingsmiddelen zo groot als vandaag geweest. Sinds

WO II volgen innovaties en veranderingen op vlak van cuisine elkaar in een zodanig snel tempo

op, dat consumenten dit ook evident zijn gaan vinden. Pekelharing en van Lenning (2007, p. 55)

beschrijven het als “het snelle voedselaanbod”. Ondanks dat consumenten vandaag voortdurend

worden blootgesteld aan veranderingen en evoluties in het voedselaanbod, en dit ook ‘gewoon’

zijn geworden, is het slagen van deze ontwikkelingen niet altijd even evident (Geyzen, Scholliers,

& Leroy, 2012; Scholliers, 2014). Dit wordt onderstreept door de lage slaagkansen van de vele

nieuwe producten die jaarlijks gelanceerd worden (Traill & Grunert, 1997). Zo zou slechts één

procent van de nieuwe producten na vijf jaar nog in de winkelrekken liggen (Scholliers, 2014, p.

344). Studies naar de diffusie van nieuwe producten leren, dat het tijd vergt om nieuwe

producten te (leren) kennen, te vertrouwen en in de dagelijkse gewoonten in te passen. Het

heeft ook te maken met mentaliteitswijzigingen en het doorbreken van routine (Bruegel, 2002).

Hoewel de diffusie van innovaties geen proces van eeuwen meer is, en nieuwe ontwikkelingen

sneller geadapteerd worden, verloopt dit nog altijd niet zonder het minste probleem. Een

geschikt conceptueel kader om de mate van verandering en continuïteit in voedingsculturen

verder uit te diepen, is de ‘paradox van de omnivoor’.

De paradox van de omnivoor: neophilia vs. neophobia

De mens is een omnivoor. Het feit dat hij haast alles eet, maakt dat er keuzes dienen gemaakt te

worden over wat wel, en wat niet te eten, en dat is niet altijd even vanzelfsprekend. Eten is een

intieme aangelegenheid (tenslotte nemen we het op in ons lichaam), en net dat kan onzekerheid

teweegbrengen:

“In the case of food, consumption is not just about practices of ‘doing’, but also

about taking in and absorbing” (Sargant, 2014, p. 28).

Die onzekerheid vormt de kern van wat in de literatuur als de paradox van de omnivoor wordt

omschreven. De paradox werd voor het eerst in de mond genomen door psycholoog Paul Rozin,

maar kreeg meer bekendheid aan de hand van de theoretische uitwerking van Fischler (Jacobs &

Mestdag, 2004). De paradox verwijst naar het dilemma dat mensen (kunnen) ervaren tussen

hun behoefte aan, en neiging tot variatie, en verandering aan de ene kant (d.w.z. neophilia) en

hun angst voor het onbekende, wantrouwen, en hang naar controle en routine aan de andere

kant (d.w.z. neophobia) (Fischler, 1988; Halkier, 2001; Kittler, Sucher, & Nelms, 2011; Rozin,

Page 45: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 2

29

2005). De paradox vormt dan ook een belangrijke factor in het slagen of falen van nieuwe

ontwikkelingen en het veranderen van voedingsculturen. Het gaat daarbij steeds om een soort

van schommelen en spanningsveld tussen het nieuwe en het zogenaamd ‘traditionele’. Los van

het feit dat de grens tussen beide dikwijls vaag is (Leroy, Geyzen, Janssens, De Vuyst, &

Scholliers, 2013; zie verder in dit hoofdstuk), houdt de paradox verband met identiteit, sociale

en culturele normen en overtuigingen, zowel op vlak van cuisine als op vlak van structuur.

Historicus Massimo Montanari (2004) spreekt over cultuur als de plaats waar tradities en

nieuwigheden elkaar treffen en de paradox zijn voedingsbodem vindt. Van zodra sprake is van

weerstand (bijv. het eten van insecten), verwondering (bijv. het drinken van soep bij het ontbijt

in Aziatische landen) of verbijstering, laat een cultuur zich het sterkst voelen.

De paradox is van alle tijden (Scholliers, 2008). Hij kent zijn ontstaan vanuit de levenswijze en

de overlevingsdrang van nomadische jager-verzamelaars, maar geldt vandaag nog steeds, zij het

in een andere context dan voorheen en misschien wel actueler dan ooit. Nog nooit is de keuze

wat te eten zo divers als vandaag geweest. De competitiedrang die de voedingsindustrie tekent,

maakt innovatie tot een van haar hoofdpijlers en belangrijkste marktstrategieën. Als consument

maken we vandaag kennis met een enorm ruim voedingsassortiment dat voortdurend

vernieuwd en bijgeschaafd wordt (Bell & Valentine, 1997; Geyzen et al., 2012). Warde (1994, p.

25) spreekt in dat verband over “the routinization of the unfamiliar” waarmee hij duidt op het

feit dat het ‘onbekende’ nu een meer ‘gewone’ en ‘routineuze’ dimensie heeft aangenomen.

Vernieuwingen worden met minder argwaan bekeken. We staan daar meer voor open. Toch

betekent dit niet, zoals al reeds vermeld, dat de paradox verdwenen is. Neophobia bestaat

vandaag nog steeds, net zoals ook neophilia voorheen bestond (Scholliers, 2007a, p. 359). Deze

onzekerheid heeft vooral te maken met een gebrek aan controle (Beardsworth & Keil, 1997). Dat

valt onder meer af te leiden uit de aandacht die mensen besteden aan allerhande middelen (bijv.

televisieprogramma’s, kookboeken, internetbronnen, reclame of voedingsconsulenten) om zich

een weg “in deze overvloed” te banen, en een houvast te vinden (Montijn, 1991, p. 8). Het succes

van deze informatiebronnen is illustratief voor de manier waarop de ogenschijnlijke simpele

vraag ‘wat te eten’ zo complex is geworden (Pollan, 2009). Tegelijkertijd toont het aan hoe

consumenten vandaag hun keuzes (en daarmee ook hun verantwoordelijkheden) liever

uitbesteden, zelfs indien daarvoor betaald moet worden (Elchardus, 2011). Iedere dag moeten

we eten, maar waar we in tegenstelling tot de jager-verzamelaars, niet enkel (meer) ons

overlevingsinstinct volgen, spelen nu enorm veel (vaak tegenstrijdige) factoren mee: het

duurzaamheid- of gezondheidsaspect, het budgettaire, de culturele en ideologische elementen

van voeding, de eenvoud, het voedingsgemak, de ecologische voetafdruk, de rechtvaardige

wereldhandel, en ga zo maar door (Teuteberg, 2007, p. 233). De uiteindelijke keuze om mee in

het verhaal van vernieuwing of verandering te stappen, ligt bij de consument (Scholliers, 2007a).

Page 46: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

Net dat maakt het (soms) complex. Daarbij speelt de evolutie van voeding(-sgewoonten) als

louter functioneel (overleven) naar sociaal-cultureel (betekenis en zingeving) een belangrijke

rol (Fresco, 2012; Scott, 2009).

In de volgende twee paragrafen ga ik dieper in op deze twee verklaringsgronden van de paradox,

namelijk (1) op de toegenomen diversiteit van, en de radicale veranderingen in de voedselketen

en (2) op de sociale en culturele facetten die een rol spelen bij het maken van voedingskeuzes.

Deze achtergrondinformatie is cruciaal wil ik het onderwerp van deze studie kaderen.

De veranderingen in de voedselketen

De industrialisering en de commercialisering van de voedselketen hebben samen met de

toegenomen koopkracht, de opkomst van grootwarenhuizen, en de verdere naoorlogse

verbeteringen in wetenschap en technologie, tot een enorm uitgebreid voedselaanbod en

veranderingen in cuisine geleid. Deze ontwikkelingen kennen reeds een lange geschiedenis,

maar kwamen in een stroomversnelling na 1945 (Scholliers, 2014). Net daarom richt ik mij in

dit onderzoek ook op deze onderzoeksperiode. Sociologe Anneke van Otterloo (2000, p. 19)

noemt het een nieuwe fase in de mechanisering en chemicalisering van voeding. Aan deze

evolutie zijn zowel positieve als negatieve aspecten te verbinden. Enerzijds heeft ze smaken en

gebruiken uit verschillende uithoeken van de wereld in het voedingspalet van de consument

gebracht, en de toegang tot een brede en meer diverse waaier aan voedingsmiddelen, voor een

alsmaar groter publiek opengesteld (Pollan, 2006; Scholliers, 2014). Ze heeft meer afwisseling in

onze voeding gebracht. Om terug te komen op de notie cuisine, of ‘menu’ volgens Belasco (2008),

spreken Beardsworth en Keil (1992) over ‘menu pluralisme’. Binnen deze pluralistische setting

hebben mensen meer opties dan voorheen om hun voedingskeuzes af te stemmen, afhankelijk

van hun prioriteiten, noden, situatie en/of budget. Bovendien heeft de standaardisering van de

voedselketen tot een toename geleid van de controle op kwaliteit, voedselveiligheid en versheid

(bijv. de introductie van versheidsdatums en andere regelgeving) (van Otterloo, 2000). In het

artikel A plea for culinary modernism: why we should love new, fast, processed food, stelt historica

Rachel Laudan (2001) hoe deze industrialisering tot een vooruitgang in onze voeding heeft

geleid. Anderzijds, hoe groter het aanbod en hoe meer keuze, hoe groter ook de complexiteit en

de onzekerheid (Breedveld & Van den Broek, 2003; Schwartz, 2004).

Door de enorme toename van industrieel bereide voeding zijn consumenten alsmaar meer

afhankelijk geworden, en dus ook vervreemd van de voedselketen: een keten die extreem lang,

complex en weinig transparant is, vooral op vertrouwen steunt, en bijgevolg bijzonder wankel is.

Dat maakt het (soms) moeilijk, zeker omdat mensen door de toename in welvaart, het

Page 47: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 2

31

consumentisme en individualisme, meer dan ooit in de illusie van individuele en vrije keuze

leven. Dit vereist reflexiviteit en legt veel druk op de consument (Geldof, 2007; Sargant, 2014).

“Eten is weten en eten is geweten” (Fresco, 2012, p. 13). Jacobs en Mestdag vullen aan: “Je bent

wat je (w)eet. Maar weten we eigenlijk nog wat we eten?” (2004, p. 11).

Te midden van de vele ontwikkelingen in het voedselaanbod en “teveel aan keuze”, is onze “reële

keuzevrijheid” afgenomen (Geldof, 2007, p. 95). Voedingsproductie en bereiding zijn immers

alsmaar meer aan het oog onttrokken van de consument, en binnen een markt gebracht die

uiterst competitief is. Onze relatie met voeding wordt gemedieerd door reclame, merknamen,

labels, aantrekkelijke slogans en verpakkingen. Voor voedselfabrikanten is deze vorm van

‘bemiddelende consumptie’ van groot belang. Het winnen (maar ook het vasthouden) van het

vertrouwen van de consument is een belangrijk investeringsobjectief waarmee hun industrie

staat of valt (Jacobs & Mestdag, 2004; Kjaernes, Harvey, & Warde, 2007).

Sinds de jaren ‘80 hebben deze ontwikkelingen zich in een reeks van tegenbewegingen vertaald

(bijv. de slow food-, whole food-, clean eating- of green living-bewegingen) met een grote aanhang

voor wat ‘authentiek’, ‘natuurlijk’, ‘echt’ en dus vertrouwd is, als “een romantische kritiek op de

industriële samenleving” (Houtman, Aupers, & Hüzeir, 2010, p. 105). Hun succes is eens te meer

een symptoom van de onzekerheid (‘identiteitscrisis’) en de angst die het veranderende en

gecommercialiseerde voedsellandschap kleurt (Geoff, 2008; Geyzen, 2013; Scholliers, 2007a).

Dit groeiend bewustzijn voor “echtheid, puurheid en oorspronkelijkheid” en het zogenaamd

‘traditionele’ (of geïdealiseerde verleden), wordt tegelijkertijd versterkt door politieke en

economische crisissen en voedselschandalen (Aupers, Houtman, & Roeland, 2010; Geyzen et al.,

2012; Laudan, 2001). Dit heeft te maken met controle (nl. weten wat te eten) en het zoeken naar

zekerheid (Aupers, Houtman, & Roeland, 2010; Geyzen, 2013b). Deze tegenbewegingen houden

sterk vast aan het kleinschalige en zien de principes die ze uitdragen en verdedigen als een soort

van ‘bevrijding’ uit de greep van de industrialisering.

De beweegredenen van deze groepen vinden hun oorsprong in een soort van “kwalitatieve

angst” (Scholliers, 2015a, p. 12). Waar tot ruim in de 19e eeuw de kwantitatieve angst om

schaarste en honger nog primeerde en een belangrijke drijfveer voor innovatie en vernieuwing

was, zijn het deze vernieuwingen (bijv. op vlak van voedselbewaring- en bewerking) die

vandaag ter discussie worden gesteld. Dit nieuwe type van angst stoelt op een soort van

vervreemding van het voedsellandschap (Scholliers, 2015a). Tegelijkertijd is het ook een

duidelijk kenteken van welvaart. Wanneer voeding een minder groot deel van het budget in

beslag neemt, kunnen (nieuwe) onzekerheden en twijfels omtrent voeding ontstaan (anders dan

financiële onzekerheid). Het is maar pas wanneer voedselzekerheid, geen of althans minder een

bron van bezorgdheid is, dat ‘tradities’ (in welke betekenis dan ook) verheerlijkt worden (hypes

Page 48: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

omtrent ‘vergeten’ groenten, het fermenteren van voedsel, restaurants die uitsluitend met

voedsel in blik werken, enz.). Het is een terugkeer naar eenvoud, “la cucina povera”, maar met

het moderne comfort en de luxe van vandaag (Fresco, 2012, p. 312).

Echter, de complexiteit van de voedselketen is een ontwikkeling die nog lang niet ten einde is. De

standpunten die de bovenstaande tegenbewegingen uitdragen, vormen zelfs in belangrijke mate

haar “brandstof” en worden gecommercialiseerd (Belasco, 2007; Houtman, 2008, p. 22).

Consumenten willen geen onbekende of geheime ingrediënten in hun voedsel. Dat weerspiegelt

zich onder meer in de vele verwijzingen op voedingsverpakkingen naar ‘grootmoeders keuken’,

‘ambachtelijke’ productiebereidingen, of de vermelding dat de producten vrij zijn van

conserveringsmiddelen, smaakversterkers en additieven (Brockman, 2014; Geyzen, 2013b;

Houtman, Aupers, & Hüzeir, 2010) Dit illustreert hoe veranderingen in voedingsculturen niet

simpelweg het gevolg zijn van een eenzijdige relatie tussen productie en consumptie. De relatie

tussen vraag en aanbod werkt langs twee kanten: een bevinding die ik zal meenemen in mijn

onderzoek (hoofdstuk 4) (Kjaernes & Holm, 2007). Voedingsproducenten verkopen heel wat van

hun bewerkte en bereide producten onder de naam “modern scratch”, als een afleiding van het

Engels cooking from scratch (Unilever Food Solutions, z.j.). Hiermee profileren ze bereide

voeding, als een huwelijk tussen de huidige en moderne manieren van koken, en de ‘traditie’ van

de ‘klassieke’ keuken, en trachten ze het (mogelijke) spanningsveld tussen neophobia en

neophilia weg te werken. Zo is er ook de nieuwe trend van fast casual die zich tussen de

principes van fastfoodketens en een ‘klassiek’ restaurantbezoek situeert, en zodoende de

voordelen van beide bundelt (bijv. de combinatie van culinaire gerechten met selfservice, gemak

en functionaliteit). Sterrenchefs verbinden hun naam, en daarmee ook hun expertise aan

producten om vertrouwen bij de consument te creëren. Daarnaast speelt ook de markt van kant-

en-klare maaltijden in op deze bewegingen, met haar aanbod aan gedeeltelijk bereide

maaltijdpakketten die dichter bij het koken aanleunen, om meer werk vragen dan enkel in de

microgolfoven opgewarmd te worden, en de consument aldus nog ‘alle vrijheid’ geven. Een

ander voorbeeld is de toename van de (zogenaamd) biologische kant-en-klare maaltijden die

soms ook aan huis worden geleverd. Deze voorbeelden tonen aan hoe producenten ondanks (of

net dankzij) deze bewegingen onverminderd blijven doorgaan met bedenken van nieuwe

producten, in de hoop om hun winstmarges te blijven opdrijven. Ondanks het feit dat de vraag

naar voeding in vergelijking met andere consumptiewaren nagenoeg inelastisch is gebleven (in

het Engels, “fixed stomach”), blijven producenten inspelen op (de illusie van) een divers

voedingsaanbod (Pollan, 2009, p. 52). Toch weerspiegelen deze veranderingen zich niet

automatisch in het consumptiegedrag. In dat verband spelen de sociale- en culturele aspecten

van voeding en voedingsgewoonten een belangrijke rol.

Page 49: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 2

33

Voeding als een drager van cultuur, ‘vormer’ van identiteit en sterk sociale handeling

Als het gaat over de sociaal-culturele functie van voeding en voedingsgewoonten, mag het

inzicht van Frans antropoloog Claude Lévi-Strauss (2013 [1966]) niet ontbreken dat koken om

de transformatie van natuur in cultuur gaat. Richard Wrangham (2009) wijkt van dit inzicht af

door te stellen dat het beheersen van het vuur en het eten van gekookt voedsel door primaten,

circa 1,9 miljoen jaar geleden, zelfs aan de oorsprong van de mensheid ligt en deze culturele

innovatie in onze natuur ligt. Met zijn evolutietheorie toont Wrangham hoe koken onlosmakelijk

deel uitmaakt van onze menselijke identiteit. Ook Brits historicus Felipe Fernandez-Armesto

(2002a, b) beweert dat koken een cruciale rol in evolutie heeft gespeeld en de eerste grote

verandering vormt in de geschiedenis van het samenleven. “Koken is de basis voor relaties”, stelt

Fresco (2012, p. 309). Daarom heeft datgene wat mensen over voeding denken vaak slechts

weinig of nauwelijks iets te maken met het voedsel zelf, maar meer met het gehele symbolische,

culturele en sociale kader dat eraan verbonden is (Belasco, 2002a; Fresco, 2012). Het opstellen

van een boodschappenlijst, het klaarmaken van het avondeten, het samen eten als gezin, …,

lijken triviale handelingen, maar eens onderzocht, kunnen ze interessante sociale normen en

waarden blootleggen. We worden daar ook zo in gesocialiseerd. “Opvoeding en voeding zijn nauw

met elkaar verbonden”, vertelt Scholliers tijdens een interviewgesprek (Van de Steene, 2008, p.

5). De opvattingen die we over voeding hebben, worden ons, als het ware, met de paplepel

ingegoten en zijn dan ook gevormd door en vervlochten met onze sociale achtergrond en

leefomgeving. De paradox van de omnivoor dient dan ook steeds begrepen te worden in termen

van wat mensen over voeding en voedingsgewoonten denken, de normen en waarden,

richtlijnen, betekenissen en verwachtingen die erover bestaan (Fischler, 1988).

Deze immateriële betekenissen of ‘spelregels’ werken langs twee kanten in op de paradox. Aan

de ene kant blijven ze de paradox ‘voeden’ (zie zo meteen verder in de tekst). Anderzijds

fungeren ze ook als een wegwijzer of medium, die de mogelijke ambivalentie van de paradox kan

doorbreken. De sociale en culturele normen die rond voeding(-sgewoonten) bestaan, scheppen

een (veilig en comfortabel) kader die het dilemma tussen neophilia en neophobia kunnen

verlichten. Dat kan gaan om wat eetbaar is, wat gesmaakt of gekocht wordt, de manier waarop

het gekookt wordt en hoe, wanneer en met wie het gegeten wordt (den Hartog, 1987). Toch

maken deze normen en dieperliggende betekenissen, voeding ook wel tot een persoonlijk en dus

(mogelijk) complex gegeven. Voeding en voedingsgewoonten hangen samen met status, imago,

identiteit en zelfpresentatie. Via voeding geven individuen (bewust of onbewust) hun identiteit

vorm en interpreteren ze ook die van anderen (bijv. de inhoud van de winkelkar als spiegel van

de persoonlijkheid). Het is een middel om zichzelf uit te drukken (bijv. als een fijnproever, een

zorgzame moeder, ‘hobbykok’ of huisman). Dat kan gaan om een genderidentiteit, maar ook om

Page 50: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

het lidmaatschap van een specifieke sociale klasse, sociale groep (bijv. een gezin of familie),

cultuur, religie of samenleving (Bahr Bugge, 2003; Saulsbury, 2005). De manier waarop mensen

via voeding over zichzelf en anderen denken, is variabel en kan sterk uiteenlopen naargelang

van de situatie, tijd en plaats (Dagevos, 2004). Dit kan variëren van louter functioneel (bijv. een

dagelijkse noodzakelijkheid) tot een vorm van plezier, onthaasting of plicht tegenover anderen

(Lupton, 1966). Dat voeding mede aan de basis van (het creëren van) onze identiteit ligt,

betekent niet dat elke keuze die we maken zuiver rationeel is. Sommige van onze keuzes

gebeuren bewust (bijv. om zich op een bepaalde manier te profileren, sociale verschillen te

accentueren, een identiteit te benadrukken of sociale relaties te bevestigen), anderen zijn meer

irrationeel of intuïtief, net omdat ze sterk vertrouwd aanvoelen, routine zijn of in relatie tot onze

sociale achtergrond en leefomgeving gevormd zijn (Bourdieu, 2013 [1979]; Delormier, Frohlich,

& Potvin, 2009; Mennell, 1996a). Deze gewoonten zijn zodanig ‘geprogrammeerd’ dat ze een

tweede natuur zijn: ‘over smaken valt niet te twisten’. Hoe mensen met voeding omgaan (hun

houdingen en gedrag), mag dan ook niet los worden gezien van hun levensstijl en achtergrond

(Bourdieu, 2013 [1979]; Mennell, 1996a).

Samenvattend kan gesteld worden dat voeding en voedingsgewoonten verre van neutraal zijn en

een interessante bron van dieperliggende inzichten vormen (Wood, 1995). Het is hierdoor dat

voeding sinds de jaren ’70 ook een grotere plaats heeft verworven binnen het domein van de

sociologie. Deze toename in interesse varieert, kort samengevat, van de rol van voeding in de

beleving en de sociale organisatie van tijd (onderzocht door o.a. Shove, 2003; Warde, 1999;

Zerubavel, 1981) tot het uitdrukken van emoties en aspecten van zorg (zoals bij Kaufmann,

2005; Murcott, 1982), haar rol in het gezinsleven, de verhoudingen en de genderverdeling van

taken (bijv. Charles & Kerr, 1988; De Vault, 1994; Szabo, 2012) en het symboliseren van sociale

verschillen (bijv. Bourdieu, 2013 [1979]; Murcott, 1997; Warde, 1997). Uiteraard mag deze

benadering niet overdreven worden en wel niet in die mate dat een “appel niet meer gewoon een

appel kan zijn”, zoals Hans Dagevos benadrukt (2004, p. 426). Onze behoefte aan eten hoeft niet

(altijd) een uitdrukking te zijn van een sociaal-culturele betekenis van voeding, koken of samen

eten. De functionele en financiële aspecten blijven een cruciale rol spelen bij voedingskeuzes.

In de volgende paragraaf licht ik toe hoe zowel het voedselaanbod als de sociale en culturele

dimensie van voeding(-sgewoonten), sterk veranderd zijn door de industrialisering en de vele

ontwikkelingen tussen 1800 en WO II (op vlak van de introductie van nieuwe technologieën en

producten, verstedelijking, veranderende normen en gebruiken, koopkracht …). Het kort

schetsen van deze historische context is nodig om de uiteindelijke thematiek van dit onderzoek

(nl. gemaksvoeding) in te leiden. In hoofdstuk 4 kom ik hier nog uitvoerig op terug.

Page 51: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 2

35

De industrialisering als motor tot verandering

De sociale en culturele aspecten van voeding en voedingsgewoonten zijn moeilijk aan een

tijdskader te linken. Ze kennen al een lange geschiedenis die volgens sommige auteurs zelfs

teruggaan tot bij de eerste samenlevingsvormen (bijv. Fernandez-Armesto, 2002a; Wrangham,

2009). Al van oudsher zijn voorbeelden te vinden over de manieren waarbij voedsel beladen

werd met culturele en sociale betekenissen. In de 18e eeuw waren ananassen (de ‘koning van het

fruit’) een belangrijk statussymbool om macht, weelde en gedistingeerdheid te etaleren2

(Beauman, 2005). Toch zijn onze manieren van omgaan met voeding en de symbolische

betekenissen die we er aan toekennen (en aan consumptie in het algemeen) sterk veranderd

sinds de Industriële Revolutie. De Industriële Revolutie gaf aanleiding tot een hervorming en

modernisering van onze voedingscultuur, zowel op vlak van cuisine als structuur, materieel als

praktisch (bijv. nieuwe publieke ruimtes van voedselconsumptie, nieuwe goederen en

voedingsmiddelen). Deze veranderingen hadden ook invloed op de culturele en sociale

betekenissen van voeding(s-gewoonten) (Teuteberg, 2007, p. 261).

“Voedingsgewoonten veranderen voortdurend met het sociaal-economisch systeem

van de samenleving waarvan ze deel uitmaken” (den Hartog, 1987, p. 22).

Het verlangen naar een geborgen, veilige en warme thuissfeer als een vlucht uit en antithese van

de harde realiteit was groot (Neuhaus 2003). Hierbij groeide de huisbereide maaltijd uit als het

medium bij uitstek om vreugde, liefde en vrijgevigheid te uiten, stabiliteit, ritme en structuur in

het leven te brengen, in een maatschappij die steeds meer door economische rationaliteit werd

gekenmerkt (Fürst, 1997; Holm, 2013; Neuhaus, 2003). Daarbij werd veel aandacht geschonken

aan het gezin als hoeksteen van de maatschappij. De maaltijd werd het prototype van de

gezinstijd, de cement, lijm en het symbool van het gezinsleven en de differentiatie tussen werk

en vrije tijd (Kemmer, Anderson, & Marshall, 1998; Shapiro, 2004). Het realiseren van dit

middenklasse-ideaal werd als een verantwoordelijkheid gezien die de vrouw als ‘hoedster’ van

haar gezin verwacht werd te dragen. Dit ideaal werd gedreven vanuit een maatschappelijke

bekommernis omtrent het welzijn van arbeidersgezinnen en was gericht op de bevordering van

meer moderne (d.w.z. gezonde en betrouwbare) arbeiders (Berendsen & van Otterloo, 2002).

“The dinner table was seen as the key site for socialization into middle- to upper

middle-class manners” (Julier, 2013, p. 342).

2 In 1947 kreeg Elizabeth II, koningin van het Verenigd Koninkrijk, als huwelijksgeschenk onder meer 500 blikken ananas.

Page 52: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

Door de toegenomen urbanisatiegraad groeide ook de nood aan voedselzekerheid en veiligheid

en aan langer houdbare, goedkope en gemakkelijk te bereiden producten (den Hartog, 1987).

Volgens antropoloog Jack Goody (2013 [1982], p. 77) begon dit in grote mate te veranderen bij

de doorbraak van de conserveringsindustrie die in een stroomversnelling kwam aan het einde

van de 19e eeuw door de evoluties in de mechanisering en transport, en daarmee ook “het

tijdperk van de industriële voeding” inluidde. Pas rond 1920 begon dit aanbod aan bewerkte

voedingsmiddelen (bijv. margarine, conserven, gecondenseerde melk, vleesextracten en soep in

poedervorm) door de toegenomen levensstandaard deel uit te maken van de dagelijkse voeding,

terwijl deze voorheen vooral een afzetmarkt in grote instellingen vonden (bijv. ziekenhuizen of

het leger) (Cowan, 1976; Goody, 2013 [1982]; Scholliers, 1982). Hierdoor werden heel wat

taken eigen aan het koken uit handen genomen door de industrie. Deze evolutie kaderde binnen

de modernisering van de keuken. Het principe van economische rationaliteit bleef dus niet

beperkt tot de sfeer van betaalde arbeid, maar drong ook in het huishouden door, en werd

gekoppeld aan het idee van een moderne levensstijl (Berendsen & van Otterloo, 2002). Toch is

er bij deze evolutie ook een kanttekening te plaatsen. Het heeft hogere verwachtingen en

standaarden doen ontstaan met betrekking tot (verantwoorde) voeding, koken en eten.

Hierdoor raakte het ideaal van de gezinsmaaltijd en de sociale betekenis van koken, circa 1920

ook meer verspreid (Bahr Bugge, 2003; Cowan, 1983).

Daarnaast had het veranderende werk- en levensritme ook impact op de maaltijdstructuur. Het

gaf aanleiding tot het ontstaan van het driemaaltijdenpatroon, op basis waarvan onze

lichamelijke noden zich vervolgens hebben aangepast (bijv. ‘honger om twaalf uur’). Voor 1890

aten mensen meer onregelmatig, en waren er (gemiddeld genomen) minder vaste uren om te

eten. Tegelijkertijd vroeg het socio-culturele ideaal van de maaltijd om regelmaat, en duidelijke

regels in verband met tijd en plaats. Door de veranderende werksituaties, verschoof de

hoofdmaaltijd, van de middag naar de avond, hoewel deze evolutie zich minder snel op het

platteland voltrok. Daarentegen werd de hoofdmaaltijd op zondag (de rustdag sinds 1905) wel

nog ’s middags genuttigd, als het familiale hoogtepunt van de week (Mestdag, 2007b; Rotenberg,

1981).

Kortom, de industrialisering heeft een belangrijke impact op voeding – en voedingsgewoonten

gehad (zowel praktisch als ideologisch). Ze heeft de fundamenten van de moderne

voedingsindustrie gelegd en de weg geopend voor een ware doorbraak in nieuwigheden na WO

II (bijv. de komst van supermarktketens, multinationals, innovatieve marketingtechnieken, de

verdere technologisering van het huishouden, de microgolfoven, diepvriesproducten en meer)

die het dagelijkse leven, de voedselpraktijken, en de daaraan gekoppelde opvattingen,

betekenissen en idealen diepgaand hebben veranderd.

Page 53: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 2

37

In deze studie heb ik oog voor de rol van gemaksvoeding als een van de meest opvallende

veranderingen in deze ‘recente’ voedingsgeschiedenis. Ik bekijk gemaksvoeding daarbij als een

centrale schakel in dit verhaal van technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen,

evoluties in koopkracht, prijzen, (consumptie-)cultuur en gewoonten (Shove & Southerton,

2000). In wat volgt ga ik eerst in op de betekenissen van gemaksvoeding en hoe deze zich

kaderen binnen de modernisering en de industrialisering van de voedselketen. Vervolgens neem

ik in beschouwing hoe gemaksvoeding in relatie staat tot de paradox van de omnivoor, en

samenhangt met de sociale normen met betrekking tot cuisine en structuur. Daarbij wil ik de

aandacht vestigen op het feit dat de betekenis van gemaksvoeding relatief is en afhankelijk van

de tijd, plaats, maaltijdsituatie en de achtergrond van individuen. De inzichten die in wat volgt

aan bod komen, neem ik verder mee in mijn onderzoek.

Gemaksvoeding geduid

De moderne en hypermoderne betekenis van gemaksvoeding

Gemaksvoeding kenmerkt, naast de toename in uit eten gaan, een van de laatste stappen in de

industrialisering of commercialisering van de voedselketen (Scholliers, 2007a, p. 351). In het

vorige hoofdstuk kwam al aan bod hoe de vraag en het aanbod van gemaksvoeding de laatste

jaren zodanig zijn toegenomen dat sommigen haar als een ware ‘revolutie’ beschouwen.

Daarnaast is ook haar betekenis veranderd van een aanvankelijk louter symbool van

gebruiksgemak (bijv. het kopen van producten buiten het seizoen, de langere houdbaarheid, het

bestrijden van honger of het nut van ‘hamsteren’ in periode van schaarste) naar het symbool van

een haastige en jachtige samenleving die in de ban van de tijd is. De toename in uit eten gaan

(bijv. het ontstaan van fastfoodketens en de restaurantcultuur), kan daarbij opgevat worden als

de verst gevorderde vorm van commercialisering in het stillen van onze honger (Geldof, 2001;

Scholliers, 2007a). Onderzoek bevestigt dat consumenten dit als de meest ultieme vorm van

gemaksvoeding ervaren. In dat geval gaat het enkel om het genieten en/of het nadenken over

wat te eten, zonder tijd, moeite en werk te spenderen aan de aankoop van ingrediënten, het

koken, de opruim en de afwas (Candel, 2001).

Aanvankelijk had gemaksvoeding weinig te maken met het besparen van tijd of time

management (Shove 2003). Vanaf de jaren 1950 kwam daar verandering in en is gemaksvoeding

steeds meer symbool komen te staan voor winst: geen afwas, minder tijd in de keuken en de

winkel, minder kookmateriaal, … . In ruil voor geld veronderstelt ze tijd, (denk-)werk en andere

inspanningen in de keuken te besparen, zodanig dat de consument met een minimale input toch

Page 54: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

een maximale output kan krijgen (Belasco, 2008; Shapiro, 2004). Met gemaksvoeding ‘koopt’ de

consument tijd, inclusief de tijd nodig voor het volledige productie- en bereidingsproces, stelt

Gofton (1995a, p. 154). Volgens hem is gemaksvoeding dan ook het resultaat van een

toegenomen honger naar uren en minuten en het product van het moderne kapitalisme en de

utilitaire samenleving. Ze is de uitkomst van een modern tijdsbesef dat aandacht schenkt aan

rationalisering, vooruitgang, efficiëntie, voorspelbaarheid, controle en kwantificeerbaarheid: het

verlangen van alles te meten en het dagelijkse leven beter te beheersen en te coördineren

(Ritzer, 2011). De betekenis van het woord ‘gemak’ in de term ‘gemaksvoeding’ reikt dus veel

verder dan voedingsgemak alleen. De opkomst van kant-en-klare maaltijden en andere

voorbewerkte ingrediënten hoorde bij de ontwikkeling naar een moderne samenleving, en werd

als het instrument voorgesteld in de strijd tegen de uitdagingen van de moderne en haastige

maatschappij. Ze werd het icoon van de modernisering van de voedselketen en een symbool van

‘modern zijn’ (van Otterloo & de la Bruhèze, 2003). Het nieuwe ‘moderne brood’ (het ‘expo-

brood’) dat naar aanleiding van de wereldtentoonstelling van 1958 in Brussel op de markt

kwam, illustreert deze trend:

“Het resultaat was sneeuwwit, egaal, sponsachtig, voorgesneden, netjes verpakt in

cellofaan. Als het van tafel viel, sprong het er vanzelf weer op” (Elchardus, 2007, p.

97).

Consumenten waren enthousiast, wat volgens Elchardus (2007) meer met de betekenis, dan met

het brood zelf had te maken. Het brood werd beschouwd als het symbool van de industriële

vooruitgang in het voedselpatroon. Een belangrijke beweging daarbij was de daling van de reële

broodprijs die de betekenis, het belang en het beeld van brood grondig heeft doen veranderen

(Scholliers, 2014, p. 346). Toch mag het ontstaan en de toegenomen productie van

gemaksvoeding niet gezien worden als louter een gebaar van goodwill van de voedingsindustrie,

en antwoord op de snel veranderende samenleving en de noden van de consument. De vraag

naar gemaksvoeding diende eveneens gestuurd te worden. Hierbij speelde reclame een

belangrijke rol. Het ‘kopen van tijd’ werd een belangrijke verkoopargument en droeg op die

manier bij aan het verspreiden van deze moderne en utilitaire tijdscultuur. Gemaksvoeding

werd als dé oplossing voor de drukke consument voorgesteld en als onmisbaar in ieder modern

huishouden (Geldof, 2001; Shapiro, 2004). Toch heeft het succes van gemaksvoeding volgens

sociologen Warde (1998), Elizabeth Shove (2000; 2003) en Dale Southerton (2003) niet zozeer

of minder met het ‘besparen’ van, of het ‘zoeken’ naar tijd te maken (d.w.z. haar moderne

definitie), maar vooral met het kneden, (her-)organiseren en moduleren van tijd (d.i. de

hypermoderne definitie). Zoals Shove stelt:

Page 55: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 2

39

“The valuing of speed and of instant response is sometimes relevant, but the more

important issue is usually of control” (2003, p. 171-172).

Met andere woorden: het is niet het tijdbesparende karakter dat gemaksvoeding zo

aantrekkelijk maakt (dat wordt enkel maar op andere manieren ingevuld en verdeeld over

andere activiteiten), maar het feit dat ze een beter tijdsbeheer kan geven. Gemaksvoeding heeft

dus vooral met timing en de temporele organisatie van het dagelijks leven te maken (Warde,

Shove & Southerton, 1998). Dit laatste lijkt steeds meer een heikel punt te zijn. Dagelijks

beschikken we nog steeds over 24 uur. Ondanks dat onderzoek leert dat mensen vandaag over

meer vrije tijd dan vroeger beschikken, is het aantal activiteiten die ze in deze 24 uur willen en

ook verwacht worden te vervullen, in verschillende levenssferen toegenomen. De veelheid aan

activiteiten, verplichtingen en rollen die mensen, zowel thuis met het gezin als in hun vrije tijd

en op het werk opnemen, vraagt om meer organisatietalent en inspanningen om dit in de

beschikbare tijd te plannen. Het succes van gemaksvoeding vindt dan ook zijn grondslag in de

afstemmingsproblemen die hieruit voortvloeien. Het voorbeeld van Geldof is illustratief voor de

rol van kant-en-klare maaltijden wanneer “de uiteenlopende tijdsritmes het niet toelaten om

samen te eten”:

“Schat, ik ben later thuis vanavond. Het eten staat in de koelkast of diepvries, zes

minuten in de microgolfoven” (2001, p. 50).

Zo bekeken, is ze vooral het symbool van een samenleving waarin mensen hun tijd en leven zelf

willen inrichten, naar hun hand willen zetten en alles willen plannen:

“The obsession with convenience is a hallmark of the society of the schedule”

(Warde, 1999, p. 522).

Aan de hand van gemaksvoeding kunnen consumenten zich meer flexibel opstellen en

‘jongleren’ met de tijd. Ter illustratie verwijst Warde (1994) naar zijn historische

inhoudsanalyse van kookrubrieken (tussen 1967 en 1992). Daarin komt hij tot de conclusie dat

‘rationele calculatie’ steeds een groter aandachtspunt is geworden in receptomschrijvingen (bijv.

vermeldingen van de kookduur, concrete winkelinstructies, de moeilijkheidsgraad van

gerechten, enz.). Innovaties zoals gemaksvoeding laten toe om de tijd, op een andere, meer

flexibele manier in te vullen en te beheren (Warde, 1999). Zo kan het vullen van de diepvries

thuis, een bezoek aan de winkel uitstellen (de tijd wordt dan ‘opgeslagen’), en de flexibiliteit

geven om op eender welk moment van de dag, te eten (Shove & Southerton, 2000, p. 308).

Toch is de rol van gemaksvoeding in dit verhaal paradoxaal. Terwijl gemaksvoeding enerzijds

een gevolg is van deze toegenomen obsessie met het beheersen van tijd, maakt ze mensen

tegelijkertijd ook meer bewust van hun tijd (bijv. het gevoel geven iemand te zijn die geen tijd

Page 56: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

heeft om zelf te koken of wekelijks de boodschappen te doen). ‘Tijdbesparende’ innovaties zoals

gemaksvoeding liggen mede aan de oorzaak van de huidige “haastziekte” (nl. ‘het steeds willen

streven naar meer’) en de toegenomen ervaring van tijdsdruk (Geldof, 2001, p. 33). Dit is een

eindeloos proces. Carrigan en Szmigin (2005) noemen dit de ‘paradox van gemak’. Enerzijds

brengt gemaksvoeding (als slechts een element in de gehele trend van ontwikkelingen, zoals de

microgolfoven en de diepvries) heel wat voordelen (bijv. meer keuze, flexibiliteit, diversiteit,

comfort en gebruiksgemak). Anderzijds brengt ze meer complexiteit of onzekerheid (zie ook

volgende sectie) en doet ze ons steeds sneller voorthollen:

“It is a remedy offered by the market to treat an illness that it itself has caused”

(Carrigan & Szmigin, 2005, p. 4).

Een ander typisch voorbeeld van zogenaamd ‘tijdswinning’ is de vaatwasser. Hoewel een

vaatwasser sneller ingeladen is dan het zelf af te wassen, moet ze nog steeds uitgeladen worden,

het reservoir met zout gevuld, de filter afgespoeld, enzovoort. Ieder gemak heeft ook zijn prijs

(elektriciteits- en waterkosten). Keukenrobots zijn eenvoudig en snel in gebruik, maar

veronderstellen ook de tijd nodig voor de (de-)montage en het afwaswerk (Geldof, 2007). De

ontwikkeling naar efficiëntie, tijdsbesparing en controle is een tendens die zichzelf in stand

houdt en blijft voeden. Dit zal de tijdsproblemen nooit verzadigen. Zoals Robinson en Godbey

(1997, p. 45) stellen, zullen er altijd andere, betere en nieuwe ontwikkelingen en manieren

blijven ontdekt worden, “one can always become more efficient”. Deze norm is constant in

evolutie en verschuift voortdurend. Geldof (2007, p. 103) noemt het “de onverzadigbare

schaarste van nooit-genoeg”.

De paradox van gemak: functie vs. betekenis

Los van het gegeven of gemaksvoeding er al dan niet in slaagt om de tijdsproblemen te luwen, is

het haar economische en maximale nutslogica die haar tot een controversiële ontwikkeling heeft

gemaakt:

“The meaning of food cannot be reduced to rational calculations about time”

(Ashley, Hollows, Jones, & Taylor, 2004, p. 134).

Anders gesteld: achter de voedingskeuzes die mensen maken, schuilt meer dan enkele puur

rationele koopmotieven, zo leren de inzichten uit het begin van dit hoofdstuk. Een puur

‘calculerende’ en strikt instrumentele kijk op gemaksvoeding als een symbool van een

samenleving waarin iedereen het druk heeft, biedt dan ook onvoldoende verklaring voor de

verschillen in consumptiegedrag en gewoonten. Een dergelijke benadering is blind voor de

Page 57: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 2

41

immateriële betekenissen van voeding(-sgewoonten), de rol van geschiedenis en de expressieve

aspecten van het handelen (Belasco, 2008; Elchardus, 1983, 1990).

In de algemene ‘common sense’-opvatting blijft gemaksvoeding immers een trend inferieur en

tegengesteld aan het ‘echte’ koken. Gemaksvoeding gaat gepaard met morele waardeoordelen:

“Are we symply too ‘lazy’ to feed ourselves?” (Belasco, 2008, p. 58). Het woord ‘gemak’ kent een

negatieve bijklank. Het is tegengesteld aan ‘moeite doen’ (bijv. moeite doen voor het gezin, voor

de personen die men graag ziet, wiens gezondheid of plezier men in handen heeft of ook voor

zichzelf). De consumptie van gemaksvoeding staat dan ook op gespannen voet met de sociaal-

emotionele component van koken als “a gift of time, effort, heart and hands” (Ekström & Fürst,

2001, p. 233; Shapiro, 2004, p. 52). In dat geval gaat het niet om rationaliteit, efficiëntie,

eigenbelang of andere functionele en financiële aspecten, maar om emotionaliteit en het zorg

dragen voor anderen. Deze betekenis van koken kent haar oorsprong in de grotere gevoeligheid

die rond tijd is ontstaan. Het is net door het feit dat de tijd verschijnt als een schaars goed, dat

het handelen betekenis is gaan krijgen (bijv. het besteden en geven van ‘kostbare’ tijd aan

anderen) (Elchardus & Glorieux, 1999). De tijd die we besteden (bijv. aan koken of eten), geeft

bijgevolg uitdrukking aan de achterliggende motivaties of de normen, waarden en culturele

conventies, die belangrijk geacht worden (Elchardus & Glorieux, 1989). Bij gemaksvoeding is tijd

niet het medium (dat wordt omgezet in immateriële waarden zoals liefde, huiselijke warmte,

affectie of zorg), maar net het doel. De consumptie van gemaksvoeding wordt dan afgeschilderd

als een afbreuk op moreel, sociaal, maar ook nutritioneel vlak (Gofton, 1995a). Het

spanningsveld tussen gemaksvoeding en de visie op koken als een op zichzelf staande zinvolle

tijdsbesteding, kan tot gemengde gevoelens, ambivalentie en dus mogelijk meer complexiteit

leiden (Warde, 1997). Dit is een concreet voorbeeld passend binnen het kader van de paradox

van de omnivoor (neophilia versus neophobia). Het is kiezen tussen investeren (bijv. investeren

in tijd en in elkaar) en consumeren (bijv. het kopen van ‘tijdswinning’, comfort of flexibiliteit).

Dat maakt dat gemaksvoeding niet in alle omstandigheden even evident is. Het dominante

discours dat over gemaksvoeding bestaat, is negatief. Haar smaak (“tongue taste”) of functie

(kortom, het ‘fysieke product’) mag dan nog goed zijn, vaak is het, het gebrek aan eigen inbreng,

moeite of tijd (“hand taste”) en haar commerciële (‘onpersoonlijke’) karakter die haar tot een

controversiële ontwikkeling maken (Pollan, 2013, p. 416). Om dit te illustreren, verwijst Laura

Shapiro (2004) naar een marktonderzoek uit de jaren vijftig (het moment waarop

gemaksvoeding aan een ware doorbraak begon). Dit onderzoek ging na waarom het op de markt

brengen van kant-en-klare cake (alleen water toevoegen) niet of onvoldoende aansloeg bij de

consument. Hieruit bleek dat gebruikers de smaak (het ‘fysieke product’) wel konden

waarderen, maar niet het gevoel (en dus ook niet de voldoening) hadden van zelf een cake

gebakken te hebben. Dit viel immers niet onder de definitie die ze van koken hadden. Het

Page 58: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

productieproces van de cake werd zodanig aangepast dat consumenten nog een ei aan het kant-

en-klaar mengsel dienden toe te voegen alvorens het te bakken. Hoe banaal deze verandering

ook lijkt, positieve verkoopcijfers bleven niet lang uit. Een andere welbekend onderzoek uit de

jaren 1950 is de shopping list studie van Haire (1950) naar de perceptie van wie gemaksvoeding

koopt. Het beeld was vrij negatief. Aan de hand van twee verschillende boodschappenlijsten, met

op de ene de vermelding van oploskoffie (een toenmalig nieuw gemaksproduct) en op de andere

gemalen koffie, werd aan honderd vrouwelijke respondenten gevraagd de huisvrouw te

omschrijven. Daarbij werd de huisvrouw die oploskoffie kocht, bestempeld als lui, slordig en

slecht georganiseerd, terwijl de koopster van gemalen koffie als een goede huisvrouw werd

beschreven. De studie dateert uit de beginperiode van gemaksvoeding. Toch blijkt uit recent

onderzoek dat deze negatieve visie op gemaksvoeding nog steeds aanwezig is (alhoewel bij

andere producten). Onderzoek laat zien dat de ambivalentie tussen het gebruiksgemak van

gemaksvoeding en het zorgaspect van koken, vooral bij vrouwen voorkomt. Dat bleek onder

meer uit de interview- en observatiestudie van Meah en Jackson (2013), waarin het gebruik van

gemaksvoeding in de keuken, enkel bij vrouwen het gevoel gaf hun rol niet naar behoren te

vervullen. Meerdere onderzoeken hebben aangetoond dat, ondanks de inhaalbeweging van

mannen in de keuken, koken nog steeds vooral een vrouwentaak is (zie ook hoofdstuk 6).

Hierdoor is de verantwoordelijkheid en de plicht om te koken, meer aanwezig bij vrouwen, die

sneller schuldgevoelens kunnen ontwikkelen bij het gebruik van gemaksvoeding (Ekström &

Fürst, 2001; Fürst, 1997). Het is omwille van deze ambivalentie dat reclame ook zelden het

woord ‘gemak’ laat vallen. Vaak gaat het om maaltijden die ‘in enkele minuten’ of in een

‘handomdraai’ op tafel ‘getoverd’ kunnen worden, zonder een beeld van gemakzucht te

scheppen (Warde, 1999). Reclame tracht dan ook een discours rond gemaksvoeding en haar

gebruikers te creëren, die deze (mogelijke) gevoelens van ambivalentie bij consumenten tracht

weg te nemen. Dit is een principe dat ik in hoofdstuk 4 zal uitdiepen en illustreren. Ondanks de

(mogelijke) negatieve opvattingen die over gemaksvoeding bestaan, is ze toch een van de

belangrijkste groeipolen op het gebied van voeding geworden. In de volgende paragraaf zoek ik

naar antwoorden op deze ontwikkeling, en naar studies die dit bekrachtigen.

Drijfveren tot consumptie van gemaksvoeding: het belang van ‘context’

Om de evolutie in het gebruik van gemaksvoeding te bestuderen en een verklaring te vinden

voor haar huidige marktdominantie, is het van belang naar twee elementen te kijken. Ten eerste

is het belangrijk zich te verdiepen in de aanbodzijde (d.w.z. de industrie, de veranderingen en de

marketing) en te kijken naar de manier waarop consumentenbehoeften gecreëerd en in de hand

gewerkt worden (bijv. door via reclame in te spelen op het verhaal van tijdsdruk of de sociale

Page 59: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 2

43

betekenis en conventionele definitie van koken). Ten tweede dient ook de vraagzijde bekeken te

worden. Dit in het kader van de demografische en maatschappelijke veranderingen en het

toegenomen belang van zelfexpressie (Kjaernes & Holm, 2007). Gemaksvoeding dient daarbij

benaderd te worden als deel van een complex proces, waarbij elk element, gaande van het veld

tot op het bord, zijn rol speelt en in wisselwerking met elkaar staat (Scholliers, 2014, p. 360). Dit

vraagt om een brede en contextuele benadering.

De afgelopen decennia hebben verschillende maatschappelijke processen (waarover in

hoofdstuk 4 meer) er samen toe geleid dat gemaksvoeding aan belang heeft gewonnen.

Pekelharing en van Lenning (2007, p. 53) hebben het over “de onstuitbare opmars” van

gemaksvoeding in een tijdperk dat zij omschrijven met het begrip ‘gemakscultuur’. Verklaringen

kunnen worden gezocht in de stijging van de gemiddelde koopkracht, de mechanisering van het

huishouden, de opkomst van de vrijetijdssamenleving, de toegenomen veralgemening van het

tweeverdienersschap, drukke levensstijlen, de afname in de gemiddelde gezinsomvang, de

toename van alleenwonenden en eenoudergezinnen en de groeiende ervaring van tijdsdruk

(Buckley, Cowan, & McCarthy, 2007b; den Hartog, 1987; Mäkelä, 2009). Naast deze macro-

ontwikkelingen, spelen bij de keuze voor, en de betekenis van (gemaks-)voeding, (bewust en

onbewust) ook andere factoren een rol. Dat gaat om individuele- of levensstijlkenmerken, maar

ook om situationele kenmerken en de context van het handelen (Connors, Bisogni, Sobal, &

Devine, 2001).

Onderzoek leert dat op basis van het gebruik van gemaksvoeding, verschillende types

consumenten kunnen worden onderscheiden, met elk een verschillende houding ten opzichte

van (gemaks-)voeding, interesse in, of belangstelling voor koken, en een ander sociaal profiel

(bijv. Buckley, Cowan & McCarthy, 2007b). De typologie van Olsen, Prebensen en Larsen (2009)

is hier een mooi voorbeeld van, en als gevolg ook inspirerend voor mijn onderzoek. Op basis van

een grootschalige survey omtrent de betekenis en het gebruik van gemaksvoeding,

onderscheiden de auteurs, drie types consumenten. Consumenten van het eerste type, de

zogenoemde gemakszoekers (de meer ‘instrumentele’ consumenten), staan positief tegenover

gemaksvoeding, maken er veelvuldig gebruik van (zowel van de producten in de supermarkt als

fastfood en takeaway) en hebben een minder grote interesse in koken. Het gaat vooral om

mannen, alleenwonenden en voltijds werkenden. Deze groep staat sterk in contrast met de

zogeheten ontevreden consumenten die een negatief beeld over gemaksvoeding hebben (haar o.a.

te prijzig, minder voedzaam en niet lekker vinden) en vooral zelf en met onbewerkte

ingrediënten koken en sterker vasthouden aan ‘traditie’. Dit type consumenten is vooral terug te

vinden bij vrouwen en gezinnen ouder dan zestig. Een mogelijke verklaring voor dit

leeftijdseffect is dat ouderen meer tijd hebben om te koken, maar wat wellicht meer van tel is, is

Page 60: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

hun houvast aan conventionele manieren van koken. Ze zijn opgegroeid in een periode waarin

het aanbod aan gemaksvoeding nog niet zo divers en sterk aanwezig als vandaag was (Brunner,

van der Horst, & Siegrist, 2010). Een derde type (de zogeheten ambivalente consumentengroep)

situeert zich tussen de twee vorige types. Bij dit type is het meeste sprake van een

spanningsveld tussen hun gebruik van gemaksvoeding en het sociale zorgaspect van koken.

Ondanks dat gemaksvoeding tegen hun principes is, geven ze aan gemaksvoeding af en toe te

gebruiken, wanneer ze bijvoorbeeld in tijdsnood verkeren of hun kinderen een plezier willen

doen. Deze groep komt vooral voor bij gezinnen met kinderen en mensen uit de “drukke

leeftijdsfase” die op “de spitsuur van hun leven” verschillende levensactiviteiten (bijv. de uitbouw

van hun carrière en relatie, het krijgen en opvoeden van kinderen en het huishouden) moeten

zien te combineren (Elchardus, 1996, p. 56; Geldof, 2001, p. 37). In dat geval is gemaksvoeding

een praktische overweging of pragmatische oplossing waarbij het vooral om haar instrumentele

‘functie’ draait. Toch blijft het derde consumententype de verwerkte ingrediënten boven de

volledig kant-en-klare schotels verkiezen, wat op een hiërarchie van meer en minder

aanvaardbare producten duidt (Candel, 2001; Carrigan & Szmigin, 2005; Olsen et al., 2009).

Kortom, deze verschillen in consumptiegedrag maken dat de totale tijd die in de keuken word

besteed, sterk beïnvloed wordt door individuele kenmerken (zoals geslacht, gezinssituatie,

werksituatie, leeftijd), en als gevolg ook belangrijke aandachtspunten vormen in mijn studie

(Mancino & Newman, 2007).

Studies tonen aan dat het gebruik van typologieën en classificaties nuttig is om grip te krijgen op

verschillende levensstijlen en gewoonten. Ze zijn nooit een exacte spiegel van de realiteit, maar

benaderen haar wel grotendeels. Toch is het een feit dat typologieën (zoals de bovenstaande)

nooit stabiel zijn. Afhankelijk van de context (bijv. de maaltijdgelegenheid), kunnen

consumenten bij andere types worden geplaatst (Scholliers 2007a). Met name daarom is het

belangrijk om de voedingskeuzes van mensen tevens in relatie met de maaltijdsituatie –of

structuur te bestuderen. Dit staat centraal in de typologie van Marshall (2005), waarbij hij het

gebruik van gemaksvoeding (hoewel sterk productafhankelijk) in verband brengt met

maaltijdsituaties die in mindere mate aan temporele, ruimtelijke en sociale normen gekoppeld

zijn (bijv. snacks, lichte maaltijden of doordeweekse hoofdmaaltijden). Het koken met

onbewerkte ingrediënten associeert hij met formele, feestelijke of de meer gestructureerde

maaltijdgelegenheden (bijv. de gezinsmaaltijd op zondag): kortom, sociale contexten waarin het

gebruik van gemaksvoeding minder geschikt wordt geacht. Hiervoor baseert hij zich op de

ondertussen klassieke studies over het ideaalbeeld van de huisbereide maaltijd (bijv. het werk

van Charles & Kerr, 1986; Murcott, 1983) die hij twintig jaar later nog steeds als geldende norm

hanteert. Zijn typologie blijft echter speculatief, louter gebaseerd op literatuur. In zijn besluit

pleit hij voor meer (grootschalig) onderzoek naar het verband tussen wat (de producten) en hoe

Page 61: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 2

45

mensen koken en eten (de structuur van maaltijden). Net deze vraagstelling staat centraal in het

voorliggende proefschrift. Een studie die hierbij het dichtst aansluit, is de studie van Candel en

Verlegh (1999). Aan de hand van survey onderzoek toonden deze auteurs aan dat kant-en-klare

maaltijden vooral worden genuttigd, wanneer alleen gegeten wordt, eerder dan met het gezin of

vrienden. Dit lijkt alvast in de richting te wijzen van de kant-en-klare maaltijd als symbool van

individualisering, tegen de conventionele sociale betekenis van koken en de maaltijd (De Backer,

2015). Toch bestaat maar weinig zekerheid over de concrete impact van gemaksvoeding op de

relatie tussen cuisine en structuur, ondanks het feit dat er wel tegenstrijdige

(wetenschappelijke) visies over bestaan, zoals reeds kort aangehaald in het inleidende

hoofdstuk.

Onenigheid over de rol van gemaksvoeding in voedingsculturen

Over de invloed van gemaksvoeding op de maaltijdstructuur bestaat in de literatuur heel wat

onenigheid. Veelal wordt gemaksvoeding gezien als een bedreiging voor de conventionele

maaltijdgebruiken en -idealen (Meiselman, 2009). Er is bezorgdheid dat we in de keuken enkel

nog maar ‘consumenten’ in plaats van ‘producenten’ zijn (Pollan, 2013). Door gemaksvoeding is

het niet meer nodig om te koken. Daardoor rijst de vraag of nog wel gekookt wordt. Daarnaast

wordt ook haar impact op hoe we eten in vraag gesteld. Gemaksvoeding maakt consumptie rond

de klok mogelijk: ze is altijd beschikbaar en bovendien snel klaar (bijv. microgolfovenmaaltijden,

snackautomaten, tankstations met een assortiment aan eten en drinken, supermarkten met een

kleine lunchruimte en microgolfoven om kant-en-klare maaltijden op te warmen, of

thuislevering van maaltijden). Mensen hoeven niet meer te wachten om te eten: slechts enkele

minuten in de microgolfoven volstaan. Bovendien zijn sommige producten (bijv. belegde

broodjes of kant-en-klare pasta in bekers) ook zodanig ontworpen dat ze gemakkelijk aan het

bureau, snel uit de hand, achter het computerscherm, voor de televisie of onderweg kunnen

gegeten worden (Ahlgren, Gustafsson & Hall, 2005; Dixon et al., 2006). Tafel, stoelen, vork en

mes zijn niet meer nodig (Davis, 1995). Hierdoor kan dit type van voeding (dat sociologe Bahr

Bugge [2003, p. 20] ook als “one hand food” definieert) overal, ongeacht het moment van de dag,

gegeten worden. Hierdoor zou de maaltijdstructuur, het risico lopen chaotisch en onregelmatig

te worden omdat mensen kunnen eten wanneer het hen uitkomt (Marquis & Manceau, 2007).

Zelfs gezinsleden kunnen ieder op een verschillende tijdstip iets anders eten, wat maakt dat het

sociaal gebeuren van een maaltijd dreigt weg te vallen. Zo schrijft Fernandez-Armesto:

“The first great revolution in the history of food is in danger of being undone. The

companionship of the campfire, cooking pot and common table, which have helped

Page 62: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

to bond humans in collaborative living for at least 150,000 years, could be

shattered” (2002a, p. 222).

Volgens Fischler (1979) getuigt het succes van gemaksvoeding van een situatie van ‘gastro-

anomie’, gebaseerd het begrip anomie of ‘normenloosheid’ van Durkheim. Met deze term wijst

Fischler, zo lichten Jacobs en Mestdag (2004) toe, op het ontbreken aan ‘spelregels’ (bijv. m.b.t.

wat en hoe we koken en eten). Ook in meer hedendaagse bronnen zijn er auteurs die de visie van

Fischler uit 1979 onderschrijven (bijv. Davis, 1995; Fernandez-Armesto, 2000a, b; Pollan, 2013).

Het onderstaande citaat vat de zienswijze van deze auteurs goed samen:

“In short, modern convenience foods have encouraged diets to become disembedded

from social conventions, times and places. The socially-regulated food consumer of

the past has become a self-regulating omnivore, whose tastes are shaped by the

market rather than community-based norms” (Dixon et al., 2006, p. 636).

Echter, niet iedereen deelt deze visie. Volgens een tweede reeks auteurs is gemaksvoeding net

de reden dat er geen grote veranderingen vast te stellen zijn in de sociale en temporele

organisatie van eten. Zo zou ze een oplossing bieden om bepaalde normen en standaarden in

stand te houden (Short, 2007; Warde, 1999) door, bij wijze van illustratie, wanneer de tijd

schaars is, minder tijd in de keuken te spenderen om niet te laat en met het hele gezin langer aan

tafel te kunnen zitten (De Backer, 2015). Dit laatste komt ook tot uiting in de klassieke, meer

oorspronkelijke betekenis en herkomst van het woord convenience, dat van het Latijns woord

convenientia (van convenire) is afgeleid en ‘elkaar ontmoeten of samenkomen’ betekent (Belasco,

2008, p. 58). Kortom, volgens deze visie zou gemaksvoeding meer flexibiliteit brengen, maar niet

ten koste gaan van de maaltijdstructuur of het sociale belang van de maaltijd (wat de eerste visie

wel stelt) (Marshall & Pettinger, 2009).

Kortom, wordt gemaksvoeding als schadelijk of niet voor bestaande structuren bestempeld? Het

antwoord lijkt alvast gemengd. Gemaksvoeding zou een mes zijn dat langs twee kanten snijdt

(Belasco, 2008; De Backer, 2015). Enerzijds kan ze de structuur wankel maken (bijv. de vele

mogelijkheden om uit eten te gaan, waardoor niet meer thuis gekookt en gegeten wordt).

Anderzijds kan ze als een strategie gehanteerd worden die de conventionele maaltijdstructuur

kan bewaren, maar dan met veranderingen in de keuken (Monteleone & Dinnella, 2009). Met dit

proefschrift hoop ik de leemte die hierover bestaat, op te vullen en nieuwe kennis toe te voegen.

Page 63: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 2

47

Conclusie

“Convenience in modern food habits is a complex and controversial issue” (Gofton,

1995b, p. 11).

In dit hoofdstuk heb ik getracht deze complexiteit en controverse, theoretisch te omkaderen en

te duiden. Gemaksvoeding is een belangrijke voedingstrend en sterk aanwezig in het

sociaalwetenschappelijk debat. Ondanks deze grote belangstelling, is het debat echter maar

weinig geïntegreerd, en heeft niet iedereen dezelfde opvatting(-en) over de gevolgen van deze

ontwikkeling. Doorgaans blijven de discussies beperkt tot hetzij het voedingsaspect hetzij de

structuur van maaltijden, zonder de relatie tussen beide te onderzoeken. Daarom vormt dit net

het centrale onderwerp van dit onderzoek. Op die manier hoop ik meer klaarheid te brengen in

de rol van gemaksvoeding in onze samenleving, en de diverse meningen die erover bestaan. De

centrale onderzoeksvraag die ik wil uitwerken, is hoe en in welke mate gemaksvoeding een

plaats heeft weten te vinden in onze voedingscultuur, onderdeel is geworden van onze

cuisine en een stempel heeft gedrukt op onze maaltijdstructuur. Vaak wordt

gemaksvoeding met de vinger gewezen als het over de achteruitgang van kook- en

eetgewoonten gaat. Het hoofddoel van dit onderzoek is dan ook een beter zicht te krijgen op

deze ‘honger’ naar gemaksvoeding en haar invloed op onze kook- en eetgebruiken in kaart te

brengen. Heeft ze de eigen gekookte maaltijd vervangen? In hoeverre is ze in ieder huishouden

doorgedrongen? Wie zijn haar belangrijkste verbruikers? Hoe hangt dit samen met de structuur

van maaltijden (bijv. het samen tafelen, de tijdstippen van eten, …), de betekenis van koken en de

manier waarop individuen zelf nog dagelijks betrokken zijn bij het klaarmaken van eten? Aan de

hand van deze en andere deelvragen, hoop ik uitspraken te kunnen doen over de mate waarin

deze ontwikkeling de conventionele maaltijdnormen ondermijnt, of daarentegen, net in stand

houdt. Dit hoofdstuk heeft alvast enkele inzichten uit verschillende vakgebieden opgeleverd om

verder aan de slag te gaan (bijv. de sociale component van voeding, de begrippen neophobia en

neophilia, de paradox van convenience, het belang van typologieën, de begrippen

‘gemakscultuur’, ‘graasgedrag’, …). Deze inzichten vormen de bril van waaruit ik de

bovengenoemde vraagstelling benader. Deze werkwijze biedt meer ruimte voor eigen

interpretatie, invulling en creativiteit om in functie van het opzet van deze studie en op basis van

reeds bestaande concepten, de complexiteit van deze studie te benaderen. Aan de hand hiervan

hoop ik gemaksvoeding in haar veelzijdigheid te onderzoeken. Vele studies peilen naar de

frequentie van de consumptie van gemaksvoeding, maar slagen er niet in het verband te leggen

met andere voedingsgewoonten of met de ruimere context. In dit proefschrift tracht ik

gemaksvoeding zo nauwkeurig mogelijk te contextualiseren (bijv. in de evolutie in de keuken, de

veranderingen in de maatschappelijke context, maar ook in de diverse gezinssituaties, en de

Page 64: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

verschillende kook-en eetactiviteiten). Ondanks dat ik mij in deze studie zowel op de productie-

als op de consumptiekant van het verhaal richt, als op praktijken en discoursen, ligt de klemtoon

voornamelijk op de consument en zijn dagelijkse voedingspraktijken, wat ook niet los van zijn

sociale achtergrond mag worden gezien. Een benadering die dit naar mijn mening, het best in

kaart brengt en ook aansluit bij de theoretische uiteenzetting van dit hoofdstuk, is door te

vertrekken vanuit het zoeken naar patronen in het handelen, en zo de verschillende onderlinge

relaties te onderzoeken. In het volgende hoofdstuk licht ik deze benadering toe en kaart ik aan

waarom ik net deze benadering in het licht van de centrale doelstelling van deze studie, zo

geschikt vind. Deze benadering omvat een meer sociologische en ‘alternatieve’ manier van

denken over voeding(-sgewoonten). Op basis van deze benadering motiveer ik ook de keuze

voor mijn bronnen en volgt een eerste voorstelling van het onderzoeksmateriaal. Uiteraard

brengen de aard van de gegevens en deze benaderingswijze, ook een aantal beperkingen mee,

die ik eveneens in het volgende hoofdstuk toelicht.

Page 65: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

49

3.

Benaderingswijze en bronnen ONDERZOEKSVRAGEN, -INSTRUMENTEN EN TOEPASSING

For what is food? It is not only a collection of products that can be used for statistical or

nutritional studies. It is also, and at the same time, a system of communication, a body of images,

a protocol of usages, situations, and behavior.

R. Barthes (2013 [1961]: 24), Toward a psychosociology of food consumption

In dit hoofdstuk herinner ik eerst aan de centrale doelstelling en de structuur van dit

proefschrift, met behulp van een overzichtelijk schema van de onderzoeksvragen. Inspiratie om

deze vragen uit te werken, haal ik uit de principes van een ‘praktijkgebaseerde benadering’. Ik

leg deze benadering uit, en licht toe hoe ze, in combinatie met de theoretische inzichten uit het

vorige hoofdstuk, de nodige richtlijnen en vernieuwende ideeën kan verstrekken in het

onderzoeken van het dagelijkse handelen van mensen. In het laatste deel van dit hoofdstuk

verduidelijk ik de keuze voor mijn onderzoeksmateriaal. Ik bespreek het belang van dit

materiaal in het algemeen, en introduceer tot slot de technische details van de precieze bronnen

waarop dit proefschrift beroep doet.

Onderzoeksvragen en doelstelling

De centrale vraag in dit proefschrift betreft:

Hoe en in welke mate heeft gemaksvoeding haar intrede gevonden in de

Belgische keuken, en met welke impact op de maaltijdstructuur, kook- en

tafelgewoonten?

Page 66: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

Samengevat, ga ik de relatie na tussen wat mensen koken en eten, en de manier waarop, met

bijzondere aandacht voor de rol van gemaksvoeding daarin. Daarbij heb ik oog voor de invloed

van de sociale omgeving van consumenten (hun levensfase, gezinssituatie, leeftijd, enz.) in het

verklaren van verschillen in voedselpraktijken. Onder welke omstandigheden maken

consumenten hun keuze wat en hoe te koken en te eten? In welke mate zijn sommige

gewoonten, meer courant bij sommige individuen of sociale groepen dan bij anderen? De

diversiteit en ‘democratisering’ van het voedselaanbod maken het interessant om de verschillen

in voedingsgebruiken te bestuderen, zeker omwille van het feit dat iedereen nu eenmaal moet

eten.

Het begrip ‘voedingscultuur’ vormt een geschikt conceptueel kader, aan de hand waarvan ik de

bovenstaande vraagstelling uitwerk, en de volgende hoofdstukken richting geef (tabel 3.1). Ieder

hoofdstuk in dit onderzoek is bedoeld om een deel van de centrale vraag te beantwoorden.

Samen reiken al deze hoofdstukken, de nodige elementen aan om in het besluit (hoofdstuk 9),

tot een antwoord op deze vraag te komen, en uitspraken te doen over de betekenis van

gemaksvoeding en koken. De theoretische inzichten waarop dit onderzoek gebaseerd is, tonen

immers aan dat het bestuderen van de relatie tussen de voedingscomponent en de structurele

component van maaltijden, heel wat kan leren over culturele opvattingen, sociale relaties en

betekenissen. Van belang is ook het begrip ‘gemaksvoeding’. Hoofdstuk 4 vormt de nodige

historische achtergrond om tot een moderne begripsbepaling te komen, en als gevolg, haar

hedendaagse rol in onze voedingscultuur te benaderen.

Page 67: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

51

TABEL 3.1 EEN OVERZICHT VAN DE BELANGRIJKSTE ONDERZOEKSVRAGEN IN FUNCTIE VAN HET CONCEPTUELE

KADER ‘VOEDINGSCULTUUR’

In de volgende paragraaf leg ik de benaderingswijze uit dat naar mijn mening het best aansluit

bij de literatuurstudie en een geschikt empirisch kader vormt om deze vragen te beantwoorden

en mijn analyses mee te onderbouwen en structureren.

Voorstelling van de benaderingswijze: a practice-based approach

In dit onderzoek hanteer ik een bottom-up benadering waarbij ik vanuit het handelen van

individuen vertrek. In deze benadering ligt de klemtoon niet op het individu of op de consument,

maar op zijn gedrag en dagelijkse activiteiten, en hoe deze met elkaar verweven zijn. Op basis

hiervan hoop ik bepaalde structuren, interacties en patronen bloot te leggen die me toelaten de

samenhang en de mate van veranderlijkheid in voedingsgewoonten te bestuderen. Hiervoor

baseer ik mij op, wat in het Engels als een practice based approach wordt omschreven (een

‘praktijkgebaseerde benadering’). Het doel van deze benadering is om het gedrag en het hoe en

Het begrip ‘voedingscultuur’ Deelvragen Hoofdstuk

I. Cuisine: wat gekocht,

gekookt en gegeten wordt

Hoe is gemaksvoeding ontstaan en geëvolueerd?

Welke argumenten werden (worden) gebruikt om de

consument te overtuigen?

4

In welke mate heeft gemaksvoeding haar intrede

gevonden in wat we eten? In welke mate, en in welke

zin, verschilt de consumptie van gemaksvoeding

tussen sociale groepen? Wie zijn haar belangrijkste

consumenten, met andere woorden, wat is hun sociale

achtergrond?

5

II. Structuur: de manier

waarop gekookt en

gegeten wordt

Hoe is de structuur en de invulling van koken en eten,

doorheen de jaren veranderd?

6

In welke mate, en in welke zin, verschilt de invulling

van koken tussen sociale groepen??

7

III. Cuisine- structuur: het

verband tussen wat en de

manier waarop gekookt

en gegeten wordt

Wat is de relatie tussen wat, en de manier waarop

mensen koken en eten? Heeft gemaksvoeding een

effect op hoe we koken en eten? Wordt de

conventionele maaltijdstructuur ondermijnd, of net

ondersteund door gemaksvoeding?

8

Page 68: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

het waarom van de handelingspatronen van mensen in verschillende situaties beter te

begrijpen (Warde, 2005). De benaming zegt het zelf: het is een benadering en geen theorie,

noch een methode. Reeds verschillende auteurs hebben hierover geschreven, maar elk met

aparte benamingen en klemtonen, zonder dat het een gebruiksklaar en gemeenschappelijk

kader biedt. Het is vooral een meer ‘alternatieve’ manier van naar de werkelijkheid te kijken.

Door haar abstractiegraad vraagt ze naar een eigen verdere invulling. Toch maakt net dat haar

interessant (Postill, 2010).

“Wie zich in de theorieën opsluit als in een ivoren toren, beoefent op de duur

‘sociologie met de rug naar de samenleving’” (Elchardus, 2007, p. 29).

De benadering biedt de mogelijkheid die elementen en basisbeginselen te selecteren (of te

‘bricoleren’) die mij kunnen vooruithelpen. Het is dus niet dat ik één specifieke theorie of

benadering van één auteur naar voor wil brengen. Aan de hand van de belangrijkste principes

van de benadering, laat ik mij inspireren om de rol van (gemaks-)voeding in het dagelijks leven

op een vernieuwende manier bestuderen.

Ondanks het feit dat de benadering soms de kritiek krijgt beschrijvend en abstract te zijn,

beschouw ik haar net als ‘een andere manier van verklaren’ en een meer sociologische

benaderingswijze (cf. het citaat van Elchardus). De benadering heeft raakpunten met het werk

van verschillende sociale wetenschappers en is ontstaan na de onderzoekswending in de jaren

1970 (met aandacht voor het alledaagse) (Reckwitz, 2002). Daarnaast is ze ook geregeld

impliciet of expliciet terug te vinden bij meer hedendaagse sociologische studies. Zo is de

benadering reeds gebruikt in studies naar duurzame (voedsel-)consumptie, de rol van routine

en de mate van verandering in gedrag en sociale verschillen (bijv. Evans, McMeekin, &

Southerton, 2012; Sargant, 2014; Southerton, 2013; Warde, 2005).

Om te beginnen stelt de benadering het alledaagse handelen centraal. Consumptiepatronen,

voorkeuren, smaken en opvattingen, krijgen immers vorm door de dagelijkse handelingen van

individuen. Omgekeerd kan het zoeken van patronen in het handelen dus inzicht geven in de

onderliggende structuren en sociale mechanismen die spelen, en de sociale functie(-s) en

betekenis(-sen) van gewoonten. Daarnaast is de benadering ook relationeel omdat ze het

belang van context centraal stelt. Het dagelijkse handelen dient steeds in haar context

onderzocht te worden. Daarbij gaat het zowel over de ruimere context (de tijdgeest als de

maatschappij) als over de situationele context van het handelen (wat, waar, hoe en met wie).

Menselijke handelingen hebben een geschiedenis, een eigen traject en ontwikkeling doorlopen,

bij elk individu maar ook op samenlevingsniveau. Het is dus belangrijk rekening te houden met

deze contextkenmerken (de tijd, de culturele conventies en sociale omstandigheden) en

evoluties. In dat opzicht sluit deze benadering adequaat aan bij het opzet van dit onderzoek.

Page 69: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

53

Daarnaast zet de benadering zich ook af tegen het individualistische denken en het denken in

termen van autonomie. Individuen worden als dragers van handelingen bekeken, als

practictioners (of ‘participanten’). Volgens deze zienswijze zijn het de gewoonten die actoren

aantrekken en niet omgekeerd (Sargant, 2014; Warde, 2005).

“The social world is first and foremost populated by diverse social practices which

are carried by agents. Agents, so to speak, ‘consist in’ the performance of practices”

(Reckwitz, 2002, p. 256).

De benadering houdt dus ook rekening met sociale verschillen. Ieder heeft zijn “portfolio”, zo

vult Sargant (2014, p. 131) aan. Dat maakt dat mensen in eenzelfde situatie zich anders

gedragen, voelen en beleven en met sommige handelingen en manieren van denken, hoe evident

ook, meer ‘voeling’ hebben dan met anderen (Postill, 2010; Warde, 2005). Dat kan gaan over hoe

bepaalde ingrediënten te gebruiken, weten hoe te koken, de boodschappen in functie van het

budget te plannen of plezier uit het koken te halen. Zodra iets aan een van deze elementen

verandert (bijv. door de introductie van allerhande nieuwe ontwikkelingen of wijzigingen in de

status en betekenis van handelingen) kan dit impact hebben op het alledaagse handelen van

individuen. Op hun beurt leiden deze handelingen er toe dat bepaalde gebruiken, routines,

normen en structuren blijven bestaan, herbevestigd worden of net veranderen (Evans et al.,

2012; Sargant, 2014). Op deze manier geven individuen via hun handelingen en in interactie met

anderen, vorm aan het sociale leven. Het is hier dat de kiem voor verandering ligt. Patronen in

gedrag of in het denken bestaan dan ook maar enkel indien ze ‘geactualiseerd’ worden. Het

alledaagse handelen of het handelen op microniveau (practices as performances) bepaalt en staat

in wisselwerking met de gedragspatronen op macroniveau (practices as entitities). Deze laatste

omvatten de ‘totale som’ van de alledaagse activiteiten van individuen op collectief niveau (bijv.

een gedeeld begrip van koken) (Evans et al., 2012; Warde, 2005). Deze gedeelde manieren van

handelen, maar ook van denken, zijn tegelijkertijd het medium van het handelen als de uitkomst

ervan. Ze fungeren als referentiekaders, hoewel er dus ook ruimte is voor dynamiek en

verandering.

Het nut van deze benadering in het kader van dit onderzoek

De benadering biedt een interessant denkkader voor dit onderzoek. Dit wordt stilaan ook meer

in recent onderzoek erkend. Zo stellen Jackson en Viehoff in een recente paper over de

complexiteit van het begrip ‘gemaksvoeding’:

Page 70: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

“Practice theory supports the need for a better understanding of the social

practices, codes and conventions through which convenience foods are made

meaningful – how they are appropriated and used in everyday life” (2016, p. 9).

De benadering biedt een alternatief voor studies die zich vanuit een meer individueel-

georiënteerd perspectief of via attitudes, opinies en houdingen, inzicht willen krijgen in het

gedrag van individuen. De benadering biedt zowel macro-inzichten in de collectieve

tijdspatronen en routines van een samenleving als micro-inzichten in het dagelijks leven van

individuen. Het verbaast Warde (2005) dat de benadering niet systematischer aan bod komt in

de literatuur. Niettemin stellen Kjaernes en Holm (2007) vast dat ze stilaan aan een opmars

bezig is.

Uit het theoretische kader bleek alvast het belang van een contextuele benadering waarin

‘interactie’ centraal staat. Dat kan gaan om de wisselwerking tussen productie en consumptie,

tussen een maaltijdsituatie (structuur) en de voedingskeuzes van mensen (cuisine), het verband

met sociale achtergrond (bijv. verplichtingen van het werk of gezinstaken), de evolutie in sociale

normen, de maatschappelijke verschuivingen, het belang van geschiedenis en meer. Kortom,

voorbeelden eigen aan de context of de situatie. Zoals Jackson en Viehoff het verwoorden:

“Practice theory focuses, on the way individual ‘choices’ are caught up in wider

routines and habitual behaviours” (ibid., p. 9).

In zekere mate is de benadering, een interpretatieve benadering. Het is net omwille van dit

‘relationele’ dat de benadering zich uitstekend leent voor studies naar de diffusie van innovaties

(in dit geval, gemaksvoeding). In het vorige hoofdstuk kwam reeds aan bod dat het merendeel

van innovaties mislukt. Voor producenten is het van belang mede via reclame in te werken op de

activiteitenpatronen van mensen en wat ze betekenen. Daarnaast legt de benadering ook het

accent op dynamiek en verandering, en biedt ze de mogelijkheid om de mate van

standvastigheid en veranderlijkheid in voedingsculturen te bestuderen. Met andere woorden:

door de nadruk op ‘context’, ‘interactie’ en ‘dynamiek’ te leggen, hoop ik de complexiteit van

voeding te benaderen en enkele van haar ‘diffuse’ begrippen (bijv. cuisine en structuur) concreet

te maken. Boodschappen doen, koken, eten, … : het zijn allemaal handelingen die veel variatie

kennen en op diverse manieren kunnen worden gedefinieerd, geïnterpreteerd, ingevuld en

beleefd. In de woorden van Sargant:

“Practices are never one-of-a-kind, even when discussed under the same banner”

(2014, p. 31).

De benadering maakt het mogelijk om deze complexiteit aan te pakken en de ‘spelregels’, de

‘spirit’ en de sociale normen van voedingsculturen te ontrafelen. Bovendien sluit deze

Page 71: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

55

benadering aan bij het feit dat ik mij niet op een specifiek theoretisch model baseer, maar de

vraagstelling met een veeleer ‘open blik’ benader, weliswaar geïnspireerd door enkele inzichten

uit de literatuur (de relatie tussen cuisine en structuur en hun onderliggende betekenissen, het

belang van ‘context’, …).

Data: kwantitatief met een kwalitatieve aanvulling

Dagboekonderzoek

Om de bovenstaande benaderingswijze te kunnen toepassen, heb ik materiaal nodig dat

inzichten biedt in de dagelijkse activiteiten van grote groepen mensen: enkel dan kunnen

patronen en trends in gewoonten blootgelegd worden. De onderzoeksvragen vereisen

kwantitatieve observatiegegevens. Hierdoor kan op een meer objectieve manier dan bij

kwalitatief onderzoek, naar de handelingspatronen van individuen gekeken worden, namelijk

naar het wat, hoe, wanneer en waarom van het handelen en bij wie, bij welke individuen of

groepen deze handelingen het meest gebruikelijk zijn. Op basis hiervan kan ik nagaan wat dit

vertelt over de rol en de ‘betekenis’ van (gemaks-)voeding in de samenleving. Een andere

belangrijke factor is dat voeding ook een zodanig evident onderdeel van het dagelijkse leven

vormt, dat mensen het moeilijk kunnen duiden zonder daarbij (deels ook door

geheugeneffecten) in veralgemeningen of stereotypen te vervallen (Warde & Gronow, 2001).

Soms zijn de dingen die het dichtst bij ons staan, het meest onbekend, stellen sociologen

Jonathan Gershuny en John Robinson (2013). Net dat vereist data die heel precieze informatie

verstrekken over de alledaagse activiteiten van mensen. Echter, de meeste van de data over

dagelijkse voedingsgewoonten blijven beperkt tot aankoopinformatie en/of verschaffen

onvoldoende ‘contextinformatie’ om de voedingskeuzes van mensen ten volle te kunnen

begrijpen (Marshall, 1993). Daarom steunt dit proefschrift vooral op dagboekonderzoek als

voornaamste bron van informatie. Dit type van onderzoek (in welke vorm dan ook) wordt als

veruit de beste methode beschouwt in het registreren van het alledaagse handelen van mensen

in hun natuurlijke leefwereld. Zoals Nezlek (2012, p. 2) schrijft: “data are collected ‘in vivo’, in the

course of people’s everyday lives”. In wat volgt, ga ik allereerst, meer in het algemeen, in op het

belang van dagboekonderzoek. Vervolgens licht ik de dagboekstudies toe die ik specifiek in dit

proefschrift zal gebruiken (nl. de tijd- en de huishuidbudgetstudies), bespreek ik hun

belangrijkste kenmerken en technische gegevens, en ga ik in op de wijze waarop deze bronnen

reeds in de literatuur zijn aangewend.

Page 72: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

Dagboeken (d.w.z. in de zin van persoonlijke aantekeningen en dagelijkse notities van

ervaringen en gebeurtenissen) kennen reeds een lange geschiedenis. Ze vormen dan ook reeds

lange tijd een interessante onderzoeksbron voor historici, taalkundigen, filosofen of

psychologen. Echter, de dagboeken die ik in deze studie gebruik, zijn niet ‘verhalend’ van aard

(d.w.z. de zogeheten egodocumenten, zoals brieven, memoires of biografieën). Ze zijn meer

gestructureerd, aan een vast format, concrete richtlijnen gekoppeld en gericht op het verkrijgen

van cijfermatig inzicht. Ondanks het feit dat de eerste ontwikkelingen van deze ‘kwantitatieve’

dagboeken teruggaan tot in het begin van de 20e, of zelfs rond 18503 (bijv. budgetenquêtes bij de

arbeidersklasse), werden ze maar pas na Wereldoorlog II, grootschaliger en meer

gestandaardiseerd. Het is vooral sinds de jaren 1980 dat dit type dagboekonderzoek aan belang

begon te winnen, hetgeen parallel liep met de toegenomen interesse in ‘praktijkgebaseerde

benaderingen’ en alledaagse cultuur (cultural turn). In verschillende landen begonnen

onderzoekers op een meer gecontroleerde, gerichte en onderling vergelijkbare wijze, grote

aantallen dagboekgegevens te verzamelen (Stigler, 1954; Wilhelm, Perrez, & Pawilk, 2012). De

data die deze dagboeken voortbrengen lenen zich, in vergelijking met ‘verhalende’ dagboeken,

dan ook meer voor kwantitatief, dan kwalitatief onderzoek. Het voordeel van dagboekgegevens

(al dan niet gestructureerd, kwantitatief of ‘verhalend’) is dat ze een meer alledaagse kijk op de

persoonlijke leefwereld van mensen bieden. Gegevens die anders niet of moeilijk te observeren

zijn (omdat ze zo evident aanvoelen, gevoelig liggen of niet frequent gebeuren), kunnen via

dagboekonderzoek worden vastgesteld. Dagboekdata bieden een diepgaande en

natuurgetrouwe blik op het leven, ook off record en ‘onafhankelijk’ van de onderzoeker(-s)

(Goodman, Kuniavsky, & Moed, 2012). Terwijl studies die werken met ‘klassieke’ enquêtevragen

(via mondelinge persoonsinterviews of vragenlijsten) nog steeds de vraag dienen te stellen of

hun vaststellingen ook werkelijk in het dagelijkse leven tot uiting komen, legt

dagboekonderzoek zich meteen toe op dit dagelijkse leven. Het dagelijkse handelen van mensen

wordt geregistreerd in hun eigen natuurlijke omgeving en persoonlijke levenssfeer. Dit maakt

het mogelijk na te gaan in hoeverre mensen met verschillende achtergronden, zich anders

gedragen naargelang van de situatie, de tijd, ruimte en sociale context. Door aan respondenten te

vragen, zelf en op een systematische en gecontroleerde wijze, hun activiteiten voor een bepaalde

periode in een dagboek te registreren, verkleint ook het risico op herinneringseffecten en

beïnvloeding. Ter vergelijking: bij survey-bevragingen kan het soms moeilijk zijn een antwoord

te geven op vragen ‘hoe dikwijls’ een handeling ‘in de regel’ gesteld wordt. Ook kan het niet

eenvoudig zijn in detail nog te weten wat en wanneer men de dag voordien, bijvoorbeeld,

3 Bijv. in België, het onderzoek van Ducpétiaux (1855).

Page 73: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

57

gegeten heeft. Bij observatiestudies kan de aanwezigheid van een observator, het gedrag van

individuen beïnvloeden. Bij laboratoriumstudies is de setting die gecreëerd wordt artificieel. Bij

interviews kan het risico op sociale wenselijkheid hoger liggen. Dagboekonderzoek biedt voor

onderzoekers dan ook een interessant alternatief tegenover deze meer ‘conventionele’

methoden van dataverzameling (Robinson & Godbey, 1997). Er bestaan verschillende soorten

dagboekstudies voor verschillende doeleinden. Bijvoorbeeld om de consumptie-uitgaven, de

tijdsbesteding of de transportbewegingen van mensen in kaart te brengen, hun mediagebruik,

alcoholconsumptie of drugsgebruik te meten, inzichten te krijgen in hun gedachtepatronen,

welzijn en geluksbevinden, om medische diagnoses te stellen of een therapiekeuze te maken.

In dit proefschrift maak ik gebruik van dagboekstudies die specifiek naar de uitgavenpatronen

en de tijdsbesteding van mensen peilen. De registratie van de dagelijkse uitgaven (onder meer

m.b.t. voeding) kent daarbij een langere traditie (circa 1850, zoals hoger vermeld) dan de

registratie van het dagelijkse tijdsgebruik, dat maar pas in een later stadium een aandachtspunt

werd. Vandaag bestaan beide soorten onderzoek in verschillende landen, hoewel niet altijd op

een gelijkaardige manier (bijv. verschillen in bevragingsmethoden of in de lengte van

dataverzameling). Deze dagboeken richten zich op de wijze waarop mensen dagelijks hun tijd en

geld gebruiken. In aanvullende vragenlijsten wordt gevraagd naar informatie die veeleer

‘constant’ is (althans toch op het moment van de bevraging). Dat gaat om de

achtergrondkenmerken van individuen (bijv. hun leeftijd of aantal kinderen), hun attitudes en

houdingen of om handelingen die via het dagboek niet of moeilijk vast te stellen zijn (bijv.

uitzonderlijke gebeurtenissen of grote en niet courante aankopen). Deze huishoud- en

tijdsbudgetonderzoeken vormen voor dit proefschrift een belangrijke informatiebron om de

voedingspatronen van gezinnen en hun kook- en tafelgewoonten grondig te exploreren. Officieel

wordt over huishoud- en tijdsbestedingsstudies gesproken, hoewel ik de term ‘budget’ meer

typerend en krachtiger vind. Dat dagboekonderzoek goed te combineren is met mijn onderzoek,

valt ook af te leiden uit de etymologische oorsprong van het woord diary. Dit is afkomstig van

het Latijns diarium, wat ‘dagelijks rantsoen’ betekent (Nezlek, 2012, p. 2). Dagboekonderzoek

staat dus in rechtstreekse lijn met geld en voeding. In mijn studie zijn de dagboekgegevens over

consumptie-uitgaven, vooral van belang om inzichten te krijgen in het begrip ‘cuisine’ en de

consumptie van gemaksvoeding. Daarentegen bieden de dagboekgegevens over

tijdsbestedingen, het ideale materiaal om de structuur van een voedingscultuur te bestuderen en

de kook- en tafelgebruiken in kaart te brengen. Uniek is wanneer beide gegevens aan elkaar

gekoppeld kunnen worden. Internationaal bestaat geen (of weinig) onderzoek dat de directe

relatie tussen beide gegevens kan toetsen. In mijn proefschrift gebruik ik data die deze

mogelijkheid bieden. Net dat maakt het opzet van mijn onderzoek vernieuwend en origineel.

Vooraleer ik deze bronnen in detail toelicht, geef ik in de eerstvolgende paragrafen nog een

Page 74: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

algemene toelichting over deze beide types van dagboekonderzoek. Verder beperk ik mij in dit

hoofdstuk nog tot een algemene omschrijving van het onderzoeksmateriaal. De bespreking van

de analysemethoden komt in de empirische hoofdstukken aan bod.

Huishoudbudgetonderzoek (afk. HBO-onderzoek) wordt als de gouden meetstandaard gezien

om uitgaven, inkomsten en opbrengsten te bestuderen (Upah & Sudman, 1981). Via dagboekjes

verzamelt dit onderzoek alle mogelijke huishoudelijke en private bestedingen (in contant geld,

met bankcontact, maaltijdcheques, …) aan transport, kledij, voedsel, gezondheidszorg, vrije tijd,

elektriciteit en meer. Deze uitgaven worden na dataverzameling naar specifieke

bestedingsrubrieken herleid zonder aan (teveel) detail te verliezen. Hierdoor bieden de data een

gedetailleerd overzicht van uitgaven. Dit wordt gekoppeld aan de meer ‘duurzame’ informatie

via vragenlijsten, zoals huisvesting, materiële bezittingen en sociaal-economische gegevens. De

rapportering van de uitgaven gebeurt op huishoudniveau. Dit impliceert dat onderzoekers enkel

uitspraken op huishoudniveau kunnen maken. Tenzij modellen worden gebruikt die specifiek

vanuit bepaalde schattingen en aannames over individueel gedrag vertrekken, bieden de data

(met uitzondering van alleenwonenden) dus geen feitelijke gegevens over het consumptiegedrag

op individueel niveau. De data zijn dus enkel (of toch vooral) geschikt voor analyses op

gezinsniveau. Dikwijls worden de persoons- en de achtergrondgegevens van de

‘referentiepersoon’ (d.w.z. diegene die het meest tot het gezinsinkomen bijdraagt) als

‘gezinsinformatie’ gebruikt. Dit type van onderzoek wordt hoofdzakelijk gebruikt om

prijsschommelingen en de consumptieprijsindex te berekenen, hoewel de gebruiksdoeleinden

van de data meer divers zijn, dan enkel een interesse in prijzen. Zo worden de data ook gebruikt

om de economische en sociale leefomstandigheden en de consumptiegewoonten van

huishoudens in kaart te brengen, al dan niet vanuit een langetermijnperspectief en/of voor

gezinnen met verschillende achtergrondkenmerken. Sommige onderzoekers gebruiken de data

vanuit een interesse in één specifiek product. Anderen gebruiken de data om relaties en

patronen tussen verschillende productcategorieën te vinden, of een overzicht van het

gemiddelde maandelijkse huishoudbudget te geven (European Commission, 2003). Omwille van

de diepte en de kwaliteit van de data, is dit type van onderzoek uiterst geschikt om op een meer

‘verdoken’ manier informatie in te winnen over de Belg, zijn voedingsgewoonten en gebruik van

(verschillende soorten) gemaksvoeding (Fiedler, 2009). Door respondenten niet specifiek over

hun voedingsconsumptie te bevragen, vermindert de kans op sociale wenselijkheid in

tegenstelling tot studies die rechtstreeks peilen naar voeding (bijv. voedingsdagboeken of

directe observaties in de keuken). Het feit dat gemaksvoeding met een enigszins negatief imago

kampt, kan ertoe leiden dat mensen niet met dit type van ‘fabrieks- en gemaksvoedsel’ willen

geassocieerd worden. De huishoudbudgetgegevens geven niet zozeer weer wat mensen denken,

voelen of wensen, maar wel wat mensen consumeren en kopen.

Page 75: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

59

Daarnaast wordt ook tijdsbugetonderzoek (afk. TBO-onderzoek) als veruit de beste methode

beschouwd om het alledaagse handelen van mensen in kaart te brengen (Glorieux et al., 2006).

Bij dit onderzoek wordt aan respondenten gevraagd om al hun activiteiten, het tijdstip en de

duur, nauwgezet te registreren, inclusief enkele contextgegevens (zoals de locatie of de

aanwezigheid van anderen). Door concreet in te zoomen op enkele momenten in het leven van

mensen, is het doel van dit onderzoek een zo accuraat mogelijk ‘totaalbeeld’ van het dagelijks

leven te krijgen (Robinson & Godbey, 1997). Ook hier ligt de nadruk dus niet expliciet op het

meten van voedingsgewoonten of de structuur van maaltijden. Tegelijkertijd maakt dit de data

ook waardevol, omdat het de kans op eventuele beïnvloeding verkleint (zie vorige paragraaf).

Bovendien biedt het de mogelijkheid om de voedingsgewoonten van mensen in hun dagelijkse

leven en dus natuurlijke omgeving te onderzoeken.

De bovenstaande data beantwoorden aan de benadering die ik wens toe te passen in dit

onderzoek. De combinatie van detail, structuur en grote hoeveelheden data, maken het mogelijk

om patronen en relaties te ontdekken en deze te contextualiseren (bijv. binnen de gezinscontext,

de maaltijdsituatie of de samenleving). Door bovendien gebruik te maken van verschillende

dagboekstudies, verspreid over verschillende momenten in de tijd, kan ook verandering in kaart

worden gebracht. Op die manier bundel ik de kracht van dagboekdata met de basisprincipes van

een praktijkgerichte benadering. In wat volgt introduceer ik eerst de studies. Vervolgens ga ik in

op het belang van de praktijkgerichte benadering in combinatie met dagboekdata.

Page 76: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

De verschillende dagboekstudies in dit proefschrift: een introductie

Een eerste databank (het Belgische huishoudbudgetonderzoek van 2005, HBO-05) bundelt

alle bestedingspatronen (de aard van de besteding en het bedrag) van 3.548 gezinnen waarvan

het gezinshoofd 18 jaar of ouder is. Het veldwerk van dit onderzoek liep van december 2004 tot

december 2005 om de seizoensgebonden variatie in consumptiepatronen te garanderen. Het

onderzoek werd uitgevoerd door de Algemene Directie Statistiek (oudere benamingen, het

Nationaal Instituut voor de Statistiek, en Algemene Directie Statistiek en Economische

Informatie) van de federale overheid. Alle respondenten werden gevraagd gedurende een

maand hun uitgaven (in Euro) in een dagboek te noteren. Dat dit voor elk huishouden voor een

volledige maand bijgehouden werd, is uniek. Vergeleken met andere Europese landen, kent het

Belgische onderzoek immers de langste onderzoeksperiode, wat belangrijk is om een meer

genuanceerd en volledig beeld van uitgaven te krijgen. De deelnemers werden bijgestaan door

een enquêteur die driemaal langskwam (voor, tijdens, en na de referentiemaand) om de nodige

hulp te bieden, na te zien op de kwaliteit van de dagboekjes en nog enkele enquêtevragen in te

vullen over onder meer het bezit van goederen en het gebruik van diensten. Alle geregistreerde

uitgaven in de dagboekjes werden per aard van besteding (bijv. wit brood versus bruin brood)

gesommeerd en geannualiseerd (d.w.z. omgerekend naar een periode van een jaar). Alle

voedingsuitgaven in de databank refereren dus naar een volledig jaar. De onderstaande

afbeelding toont de wijze waarop alle - de door de gezinsleden gemaakte - dagelijkse uitgaven,

steeds op een apart blad in het dagboekje dienden te worden geregistreerd. Dit werd gedaan om

de totaalberekening van de dagelijkse uitgaven te vereenvoudigen en de kwaliteit (d.w.z.

betrouwbaarheid) van de data te bevorderen. Op deze manier konden respondenten hun

dagelijkse bestedingen nauw opvolgen. Op iedere dagboekpagina stond ook de opmerking om

bij de rapportering van voeding, het onderscheid te maken tussen verse producten, diepvries of

conserven, en ook de consumptie van maaltijden en etenswaren buitenshuis, duidelijk te

definiëren (bijv. Quick, luxerestaurant of Franse keuken). De HBO-data maken het mogelijk

verschillende soorten gemaksvoeding te onderscheiden (zie hoofdstuk 5). Deze data werden

gewogen om te corrigeren voor steekproefvertekeningen. Voor meer informatie, verwijs ik naar

het technische rapport van het onderzoek (Glorieux, Mestdag, & Minnen, 2008).

Page 77: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

61

Afb. 3.1 Afdruk van het dagboek van het huishoudbudgetonderzoek (HBO-05)

Huishoudbudgetgegevens werden reeds meermaals als bron gebruikt in studies naar voeding:

om het aandeel van voeding in het totale huishoudbudget te berekenen bijvoorbeeld, of

evoluties in voedingsuitgaven te analyseren, de marktontwikkeling van een productcategorie te

volgen, de uitgavenverschillen van verschillende groepen te bestuderen of uitspraken over

hedendaagse voedingsgewoonten te doen. Niettemin zijn er ook tekortkomingen en blijft het ook

bij deze data, ondanks hun ‘grootschaligheid’, bij een reductie en benadering van de realiteit

(gelijkaardig aan het idee van food culture snapshots van Albala, zoals toegelicht in het

theoretische kader). Wat de HBO-data niet weergeven, is informatie over de plaats van aankoop

(bijv. supermarkt, markt of kleinhandel), het merk van de producten, de invloed van reclame en

promoties (Upah & Sudman, 1981). Ook laten de data niet toe uitspraken te doen over de

voedingswaarde en de kwaliteit van producten, of over de motieven achter

aankoopbeslissingen: informatie nodig om de ‘filosofie’ achter bestedingspatronen dieper te

doorgronden (Warde, 1997). Een andere mogelijke kritiek die gegeven kan worden, is dat de

Page 78: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

data gedateerd zijn. Toch beschouw ik ze waardevol om de ‘huidige’ voedingsgewoonten in

België te onderzoeken. Bovendien is het de meest recente bron die ook informatie verschaft over

het tijdsgebruik van gezinnen (bijv. aan koken en het eten van maaltijden). Zowel nationaal als

internationaal bestaan er geen of slechts weinig data waarbij voor eenzelfde gezinnen,

informatie over consumptie (het ‘kopen’) en tijdsbesteding bestaat. Dit mag gerust uniek

worden genoemd.

Het Belgische tijdsbudgetonderzoek van 2005 (TBO-05) vond plaats na de referentiemaand

van het HBO-onderzoek. Ook dit onderzoek werd uitgevoerd door de huidige Algemene Directie

Statistiek, en verliep in samenwerking met de onderzoeksgroep TOR. De uitnodiging om deel te

nemen aan dit onderzoek kwam na deelname aan de huishoudbudgetenquête en werd naar

dezelfde respondenten verstuurd. Deelname aan dit onderzoek was volledig individueel (alle

gezinsleden ouder dan 12 werden uitgenodigd voor deelname) maar vrijblijvend. 6.400 Belgen

van 12 jaar en ouder (uit 3474 gezinnen) hielden gedurende een vooraf toegekende week- en

een weekenddag, hun tijdsbesteding in een dagboek bij. Daarbij dienden ze hun tijdsbesteding

volgens een tien-minuten interval in te vullen en steeds informatie over de context te geven (zie

Afb. 3.2) Het veldwerk van dit onderzoek liep van januari 2005 tot januari 2006 (eerste week).

Elke dag in het dagboekje werd ingedeeld in episodes van tien minuten waarbinnen de

respondenten in eigen woorden, hun tijdsbesteding dienden te omschrijven: welke activiteiten

ze deden, waar ze waren en/of anderen aanwezig waren. Deze activiteiten werden

onderverdeeld in 272 activiteitencodes. De gekoppelde databank (TBO-05 met HBO-05) omvat

informatie van 6218 respondenten uit 3360 gezinnen “die op alle facetten van het gekoppelde

onderzoek hebben beantwoord”. Ook deze data werden gewogen om te corrigeren voor de

doorgaans lage responscijfers van dit type van onderzoek (bijv. de oververtegenwoordiging van

personen met een hoger opgeleid profiel). Technische details kunnen geraadpleegd worden in

het rapport Time & Budget (Glorieux et al., 2008, p. 25).

Page 79: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

63

Afb. 3.2 Afdruk van het dagboek van het tijdsbudgetonderzoek (TBO-05)

Een bijkomend voordeel is dat het eerste grootschalige tijdsbudgetonderzoek in België dateert

uit 1966 (TBO-66). Dit maakt het mogelijk een documentatie van het veranderende dagelijks

leven en de veranderende maaltijdgewoonten te geven in kwantitatieve zin. Deze studie uit ’66

luidde een nieuw tijdperk van dagboekonderzoek in. Ze kaderde binnen het Europees project

Multinational Comparative Time Budget Research van Alexander Szalai om crossnationaal

tijdsbudgetonderzoek mogelijk te maken en enkele duidelijke richtlijnen op te stellen (wat, zoals

hoger vermeld, de naoorlogse behoefte aan standaardisering illustreert). Tot vandaag wordt dit

project van Szalai nog steeds als een mijlpaal beschouwd in onderzoek naar tijdsbesteding. Voor

het onderzoek in België hielden 2.077 mensen tussen 19 en 65 jaar hun tijdsbesteding bij

gedurende 24 uur. Het veldwerk liep van januari tot april. Onderzoekers waren vooral

geïnteresseerd in de handelingspatronen van mensen woonachtig in stedelijke gebieden en

waarbij het gezinshoofd tewerkgesteld was. Hierdoor werden vooral respondenten uit de

gegoede kringen aangesproken en geen gezinnen op het platteland. Om evoluties te kunnen

weergeven, heb ik (in de mate van het mogelijke) de data uit 2005 vergelijkbaar trachten te

maken met de data uit 1966. Aangezien in 1999 (N=8.382 respondenten van 12 jaar of ouder)

een soortgelijk onderzoek als in 2005 plaatsvond, werden ook deze data compatibel gemaakt

met 1966, om op basis van deze drie tijdstippen, een vergelijking over de tijd te kunnen maken.

Bij beide databanken (1999 en 2005) heb ik een aselecte steekproef van een persoon per gezin

Page 80: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

getrokken4 (in ’66 werd maar een persoon per gezin bevraagd), een leeftijdsselectie uitgevoerd

(19-65 jaar) en nieuwe wegingscoefficiënten toegepast om de ‘nieuwe’ data (TBO-99: N=3.662

en TBO-05: N=2.947) te doen stroken met de Belgische bevolking. Voor dit laatste werden de

gegevens uit de Enquête naar Arbeidskrachten uit 1999 (N=5.540.845) en 2005 (N=5.644.310)

gebruikt. Hoewel de vergelijkbaarheid tussen deze gekoppelde data, nog steeds ter discussie kan

worden gesteld (vanwege andere personen die bevraagd werden, de kortere veldwerkperiode,

andere steekproefcriteria en licht verschillende doelstellingen), wilde ik deze kans niet onbenut

laten. Meer informatie is te verkrijgen op aanvraag of te raadplegen in het rapport Data over de

tijd (Daniels, 2012).

Een nadeel van elk van de bovenstaande tijdsbudgetstudies is dat ze slechts informatie

verschaffen voor 24 uur of twee dagen. Dit probleem heb ik opgevangen door ook gebruik te

maken van het Vlaamse tijdsbudgetonderzoek uit 2004 (TOR-04) dat door de

Onderzoeksgroep TOR werd uitgevoerd. Bij deze studie hielden 1.780 Vlamingen tussen 18 en

75 jaar hun dagelijkse bezigheden gedurende een volledige week bij. Deze data bieden een meer

‘doorsnee’ en ‘volledige’ kijk op het leven en zijn daarom beter geschikt om patronen in gedrag

te vinden en uitspraken over ‘levensstijlen’ te doen (Gershuny & Robinson, 2013). De

dataverzameling liep van 15 april tot 30 oktober 2004 (met zes weken in de zomervakantie niet

inbegrepen). Ook deze data werden gewogen. Aan respondenten werd gevraagd hun activiteiten

sequentieel in een dagboek te registeren met de begin- en de eindtijd (een ‘open’ tijdsinterval)

en ook de context mee te delen, met op elke bladzijde een activiteit (zie Afb. 3.3). Voor de

registratie van hun handelingen dienden ze gebruik te maken van een standaardlijst met 163

activiteitencodes. Een bijkomende meerwaarde van deze data is dat ze ook informatie

verstrekken over de motivaties achter het handelen. Respondenten werden gevraagd hun

ervaringen te duiden in termen van de volgende vier motieven: (1) verplichting, (2) noodzaak,

(3) een plicht of manier om anderen te plezieren of (4) plezier5. De eerste twee motieven (nl.

verplichting en noodzaak) zijn meer instrumenteel van aard. Activiteiten die als een noodzaak of

een verplichting aanvoelen, hebben meer te maken met externe motivaties, simpelweg omdat ze

nodig zijn en het niet anders kan (bijv. koken om eten op tafel te zetten) en/of verwacht wordt

door anderen (bijv. zondag als ‘kookdag’ voor papa). Bij de twee laatste motieven spelen meer

4 Iedere respondent kreeg een willekeurig getal toegewezen, waarna de getallen van groot naar klein werden gerangschikt en de eerste respondent per huishoudtype werd geselecteerd. 5 Deze vier betekenissen kaderen in de traditie van het Vlaamse tijdsbudgetonderzoek uit de jaren 1980, en de toenmalige interesse van TOR-onderzoekers in de beleving van tijd. Hoewel dit initieel gemeten werd aan de hand van een uitgebreid schema van handelingsoriëntaties, werd dit in de daaropvolgende studies uit 1999 en 2004, vanwege keuzes met betrekking tot de registratielast, herleid tot de vier hoger vermelde betekenissen. Details over het oorspronkelijke schema zijn onder meer te raadplegen in het artikel De tijd als zingever (Elchardus & Glorieux, 1987).

Page 81: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

65

interne, persoonlijke drijfveren en waarden een rol (zoals loyaliteit, sociale verbondenheid,

plichtsgevoelens of plezier). Bij de motivatie ‘verplichting’ ligt de motivatie meer buiten de

persoon zelf (omdat de sociale omgeving het verwacht of zelfs opdringt). Bij de motivatie ‘plicht’

komt de motivatie voor het handelen meer van binnenuit (omdat het anders niet ‘correct’ of

‘juist’ zou aanvoelen om bijv. niet voor de kinderen te koken). Het zoeken van patronen in het

handelen en het gedrag mensen, geeft een indicatie van de achterliggende betekenissen,

overtuigingen, normen en waarden. Door echter ook informatie te hebben over de motieven van

mensen, kan dit op een meer directe manier getoetst worden. Dit laat mij toe om de

voedingsgebruiken van mensen, zowel van buitenaf te onderzoeken als van ‘binnenuit’ of vanuit

het perspectief en de ervaring van het individu zelf. Dit laatste is van groot belang. Onderzoek

heeft geleerd dat een uitsluitend objectieve analyse van het volume tijd, misleidend kan zijn

(bijv. meer vrije tijd dan voorheen), zonder het belang van de subjectieve ervaring of beleving

(bijv. drukker dan voorheen) en ook de context (bijv. de sociale en temporele organisatie van het

leven) in rekening te nemen (Moens, 2006; Robinson & Godbey, 1997).

Afb. 3.3 Afdruk van het dagboek van het tijdsbudgetonderzoek (TOR-04)

Zowel nationaal als internationaal, zijn tijdsbestedingsdata reeds door verschillende

onderzoekers als bron gebruikt in de studie naar veranderende kook- en eetgewoonten (bijv.

Cheng, Olsen, Southerton, & Warde, 2007; Mandemakers & Roeters, 2014; Mestdag, 2007b;

Scholliers, 1996), landenvergelijkend onderzoek (bijv. Warde et al., 2007), de structuur en

sociale context van maaltijdpatronen (bijv. Mestdag, 2007b; Southerton et al., 2011), de

genderverdeling van koken (bijv. Ekström & Fürst, 2001) en de relatie tussen voedingspatronen

Page 82: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

en gezondheid (bijv. de Saint Pol & Ricroch, 2012; Reifschneider, Hamrick, & Lacey, 2010). Elk

van deze studies bevestigt het belang en de veelzijdigheid van tijdsbudgetdata in de studie naar

voeding. Toch krijgen studies die met deze data werken, geregeld te horen vooral ‘breed’

beschrijvend, verkennend en oppervlakkig te zijn. Deze kritiek is echter dikwijls het gevolg van

een eenzijdige aandacht voor de “kwantiteiten van tijd” (Elchardus & Glorieux, 1987, p. 54). Het

toepassen van een praktijkgerichte benadering kan daarin het verschil maken.

Het nut van een ‘praktijkgebaseerde’ benadering bij dagboekdata

Een kritiek die ‘kwantitatieve’ dagboekonderzoekers geregeld te verwerken krijgen, is dat hun

resultaten vaak bij een te algemene beschrijving van de werkelijkheid blijven. Deze kritiek valt

echter niet toe te schrijven aan de data (deze zijn zoals hierboven reeds vermeld, bijzonder rijk

aan detail), maar komt vooral door de manier waarop de volledigheid van de data vaak onbenut

wordt gelaten (Gershuny & Sullivan, 1998). De meeste van de analyses die met dagboekdata

gebeuren, blijven beperkt tot een algemeen en geaggregeerd niveau (bijv. de gemiddelde tijd die

in een samenleving aan koken wordt besteed). Vaak komt dit ook vanwege de manier waarop de

dagboekdata gecodeerd en gestructureerd worden en ter beschikking worden gesteld. Toch ligt

de sterkte van deze data net in het eigenlijke registratieniveau van de activiteiten en

handelingen. Het kan interessant zijn te kijken naar de totale hoeveelheid tijd die een persoon

aan eten besteedt. Echter, nog interessanter is te kijken hoe deze tijd tot uiting komt in de

verschillende eetactiviteiten van deze persoon en hoe dit verschilt naargelang van de context en

situatie. Hetzelfde geldt voor de dagboekdata over voedingsconsumptie. Het kan belangrijk zijn

inzicht te hebben in het totale bedrag dat gezinnen aan voeding spenderen. Toch is het leerzaam

te kijken hoe deze totale voedingsuitgaven verdeeld worden over de verschillende

productcategorieën. Het is enkel door op deze meer fijnmazige manier naar de data te kijken, dat

onderzoekers, de rijkdom van de data ten volle kunnen benutten en nog zelf kunnen finetunen

(Michelson, 2005). Mits enige creativiteit en statistische kennis, is er in de data heel wat

potentieel aanwezig, om inzichten te krijgen in de betekenis van activiteiten en de context van

het handelen (Gershuny & Sullivan, 1998).

Eigen aan dagboekonderzoek is dat het activiteiten lexicaal in rubrieken opdeelt. Zo omvat de

code ‘koken’ verschillende activiteiten (gaande van het bakken van brood, het maken van

confituur en het schoonmaken van groenten tot het opwarmen van een maaltijd in de

microgolfoven) en heeft ook de categorie ‘bereide voedingswaren’ betrekking op zeer

uiteenlopende producten (kant-en-klare babyvoeding, diepvriespizza’s, belegde broodjes, …).

Dikwijls trekt deze ‘abstrahering’ zich nog verder door in hoofdcategorieën (zoals de

Page 83: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

67

hoofdcategorie ‘huishoudelijk werk’ of de categorie ‘voeding en drank’). Aan het categoriseren

van data zijn zowel voor- als nadelen verbonden. Enerzijds hangt het groeperen van data samen

met het organiseren en het praktisch werkbaar maken van data. Anderzijds betekent het ook

een verlies aan informatie en houdt het geen rekening met het feit dat activiteiten zoals koken of

producten zoals gemaksvoeding, niet door iedereen op een identieke wijze gedefinieerd worden.

Waar koken voor de ene een huishoudelijke karwei en noodzaak is, is koken voor de andere een

vorm van ontspanning of hobby. Zo hangt de ‘definitie’ of betekenis van koken van persoon tot

persoon af, maar ook van hoe, waar, wanneer en in welke context de activiteit gesteld wordt

(Glorieux, 1993; Jackson, 2013; Koelet, 2005; Short, 2006). In de woorden van Trubek:

“Cooking never occurs in isolation, the landscape of cooking is varied, and people’s

relationship to that landscape is rich and diverse” (2013, p. 304).

In dit proefschrift tracht ik me af te zetten tegen dit lexicale en meer ‘abstracte’ denken en

werken met dagboekdata, door gebruik te maken van een praktijkgerichte benadering. Dit doe ik

door me te verdiepen in de context van het handelen, in detail naar de voedingsuitgaven te

kijken, dit in relatie tot de sociale achtergrond van individuen te interpreteren en historisch te

duiden. Toch zal ook ik in deze studie met classificaties, typologieën en indelingen werken, om

patronen in het gedrag te onderscheiden op een systematische manier. Op die manier tracht ik

aan de hand van een ‘praktijkgerichte’ benadering, de nadelen van het categoriseren van data op

te heffen, terwijl ik toch ook de effectiviteit ervan erken en benut. Tijd en geld staan in deze

studie centraal. Beide zijn kwantificeerbaar en meetbaar, maar hebben ook een subjectieve en

sociale component. Hoewel het toepassen van een praktijkgerichte benadering hierover

inzichten kan aanreiken, valt deze informatie (doorgaans) niet direct af te leiden uit de

dagboekdata (tenzij bij de TOR’04-data). Dit pleit voor een kwalitatieve aanvulling die hierover

meer duiding kan geven.

Het belang van een subjectieve aanvulling bij ‘objectieve’ dagboekdata

Naast de dagboekdata die de kern van mijn onderzoek uitmaken, maak ik ook gebruik van

gegevens uit diepte-interviews en voedingsreclame. Beide bronnen zijn meer exploratief en

gunnen een blik ‘achter de cijfers’ (de uren, de minuten, de geldsommen, …). Ze bieden

bijkomende informatie bij de dagboekdata en helpen de bevindingen uit de kwantitatieve

analyses meer ‘levendig’ en ‘herkenbaar’ te maken. Op deze manier tracht ik optimaal gebruik te

maken van de sterktes van beide insteken door zowel representativiteit alsook diepgang na te

streven en een brug te maken tussen het tastbare (het cijfermatige) en het niet-tastbare (de

verhaallijnen, motieven en percepties). Aan de hand van deze verschillende bronnen tracht ik

Page 84: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

voeding vanuit verschillende invalshoeken te benaderen. De dagboekdata geven een

gedetailleerde kijk op het dagelijks leven van mensen; de interviews op hun denken, ervaringen

en motieven en de advertenties op de commerciële belangen van producenten en hun idealen.

Bij deze laatste twee databronnen leg ik mij niet toe op de alledaagse gedragspatronen van

individuen, maar neem ik vooral het discours als onderzoekseenheid. Via deze data hoop ik meer

inzicht te krijgen in ‘de code’ of de ‘spelregels’ van koken en maaltijden (zoals in het begin van

dit hoofdstuk toegelicht).

De laatste dertig jaar is kwalitatief onderzoek in belang toegenomen (terug door de cultural turn

omstreeks 1970). Net zoals ook studies rond ‘voeding’ en andere veeleer meer ‘vrouwelijke’ en

‘alledaagse’ onderwerpen zich lang (en tot op zekere hoogte nog steeds) hebben moeten

legitimeren, heeft ook kwalitatief onderzoek lange tijd moeten opboksen tegen de kwantitatieve

benadering op onderzoek (Seidman, 2013). Vandaag wordt de combinatie van beide

benaderingen (een mixed methods-benadering) alsmaar meer als een belangrijke en relatief

nieuwe onderzoeksbeweging beschouwd.

Interviews

Interviews zijn een belangrijke bron van kennis om een samenleving en haar cultuur beter te

begrijpen. Ze geven een kijk op hoe mensen over hun eigen leven reflecteren en ervaringen

praten, over hoe ze zelf betekenis geven aan hun handelen, hun gedachten ordenen en op basis

daarvan een onderscheid maken tussen wat voor hen belangrijk is en wat niet. De interviews die

ik in deze studie gebruik, dienen om de kwantitatieve gegevens te duiden en reliëf te geven, wat

een noodzakelijke meerwaarde geeft. Voor dit onderzoek maak ik gebruik van de

semigestructureerde interviews die, onder mijn begeleiding in 2012, door collega-socioloog

Petrus te Braak werden afgenomen. Deze gegevens zijn ‘secundair’ aangezien ze binnen een

andere studie (titel: Zelf bereiden of kant-en-klaar? Een kwalitatieve exploratie naar de

beweegredenen voor de consumptie van gemaksvoeding in huishoudens) kaderen met als doel

inzicht te krijgen in de ambivalentie tegenover gemaksvoeding. Daarom werden enkel werkende

moeders uit koppels met jonge kinderen aangeschreven voor deelname. Hiervoor werd een

rekruteringsbrief naar verschillende ouderraden van scholen in Vlaams-Brabant verstuurd. In

totaal namen elf vrouwen deel aan het onderzoek (zie voor een omschrijving van hun

achtergrond in tabel 3.2). De interviews namen steeds een uur in beslag, werden afgenomen aan

de hand van een topiclijst, digitaal opgenomen en getranscribeerd. Deelname aan dit onderzoek

was niet verplicht. Hierdoor bestaat de kans dat de vrouwen vanuit hun belangstelling voor de

studie, andere, misschien meer bewuste opvattingen over voeding hebben. De meeste vrouwen

Page 85: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

69

waren vanwege hun zorgfunctie, voltijds thuis of deeltijds tewerkgesteld (vijf vrouwen waren

voltijds aan de slag). Allen hadden ze een voltijds werkende partner. De gegevens van deze

interviews werden voor dit proefschrift aan een vorm van close reading onderworpen. Dit

betekent dat ik de tijd heb genomen om de interviews, langzaam en nauwkeurig te (her-)lezen,

de woorden te laten doordringen en zo de ervaringen van de gesprekspartners beter te vatten.

Een nadeel van de studie is dat er geen referentiegroep voorzien werd om de verkregen

informatie van de elf vrouwen in contrast te plaatsen met de ervaringen van mannen en/of

vrouwen uit andere gezinstypes. In hoeverre zijn hun ervaringen eigen aan hun gezinssituatie?

In welke mate zijn deze reacties ook terug te vinden in gezinnen met andere

achtergrondkenmerken? Daarnaast gaat het ook om de meningen van slechts een beperkt aantal

bevraagde personen. Toch betreft het originele informatie die dient om diepte geven aan de

resultaten doorheen heel het proefschrift.

TABEL 3.2 EEN OVERZICHT VAN DE ACHTERGRONDKENMERKEN VAN DE RESPONDENTEN

Naam

(fictief)

Leeftijd Diploma Werksituatie Leeftijd

partner

Diploma

partner

Werksituatie

partner

Aantal

kinderen

(leeftijd)

Nadine 38 A2 Niet werkend 45 A2 Voltijds 4 (5-13)

Rita 44 H.O. Niet

universitair

Deeltijds

Kleuterleidster

45 A2 Voltijds

buschauffeur

6 (7-18)

Helena 44 H.O. Niet

universitair

Deeltijds 44 Universitair Voltijds

Zelfstandige

2 (8-10)

Stefanie 35 Universitair Deeltijds

Bediende

32 H.O. Niet

universitair

Voltijds leraar 2 (1-5)

Ellen 41 Universitair Voltijds

Director H.R.

47 H.O. Niet

universitair

Voltijds

Informaticus

2 (1-5)

Sandra 39 A2 Deeltijds

Bediende

39 H.O. Niet

universitair

Voltijds

Bediende

2 (6-11)

Wendy 41 H.O. Niet

universitair

Voltijds 43 H.O. Niet

universitair

Voltijds 2 (9-14)

Jolanda 45 Universitair Voltijds

Zelfstandige

44 Universitair Voltijds

Kader

2 (3-5)

Vicky 42 Universitair Voltijds

Ambtenaar

44 Universitair Voltijds

Bediende

3 (9-14)

Simone 42 H.O. Niet

universitair

Deeltijds

Bediende

39 H.O. Niet

universitair

Voltijds

Bediende

2 (6-11)

Kathleen 36 Universitair Voltijds

Bediende

39 Universitair Voltijds

Bediende

2 (3-5)

Page 86: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

Voedingsadvertenties

De data uit het huishoudbudgetonderzoek geven een reële kijk op de voedingsaankopen van

gezinnen. De vraag is echter hoe deze geëvolueerd zijn? Hoe hangt dit samen met veranderingen

in het aanbod van voeding en met verschuivingen in de betekenis(-sen) van voeding? Een

langetermijnanalyse van reclame kan daar inzicht in geven. Reclame geeft geen indicatie over

het consumptiegedrag van mensen (zoals het HBO-onderzoek doet), maar reflecteert vooral de

psychologische en culturele achtergrond en de productiezijde van het verhaal. Bij reclame gaat

het niet (enkel) om een eenrichtingsverkeer of een top-down communicatie, maar om interactie.

Zo wordt rekening gehouden met wat leeft bij consumenten, wat hun noden en behoeften zijn,

wat ze ideaal vinden (Parkin, 2006; Verriet, 2013). Meer dan dat ze de samenleving beïnvloedt,

is reclame een spiegel van de samenleving en geeft ze inzicht in de percepties en de

belevingswereld van mensen (Barthes, 2013 [1961]; Pardun, 2014). Aangezien reclame reeds

een lange geschiedenis kent, levert dit uniek materiaal op om de (recente) ontwikkelingen en

verschuivingen in de betekenis(sen), en het belang van voeding te verkennen (Daechun, 2003;

Scholliers, 2007a, p. 346). Hierdoor richt ik mij als socioloog op meer onbekend terrein en waag

ik me aan een vorm van ‘sociologische archeologie’.

Aangezien reclame op de maatschappij en haar tijdgeest inspeelt, bekijk ik haar als een

‘cultuurdrager’ (Geyzen, 2013a). Om beter te begrijpen hoe gemaksvoeding haar weg in onze

voedingsgewoonten gevonden heeft, is het noodzakelijk een stap terug naar het verleden zetten

en na te gaan hoe gemaksvoeding aan de consument werd voorgesteld (Shove & Southerton,

2000). Welke producten werden geadverteerd? Hoe werden deze gedefinieerd? Wat waren de

verkoopargumenten om mensen te overtuigen? Welke ideeën en boodschappen werden

verspreid, zowel over het belang van gemaksvoeding als over haar gebruikers, hun levensstijl,

kook- en eetgewoonten? Welke veranderingen zijn daarin over de tijd te zien (bijv. in het soort

producten dat geadverteerd werd)? Ondanks dat de klemtoon van advertenties op het

beïnvloeden van het koopgedrag, en het verhogen van de omzet ligt, herbergen ze een schat aan

informatie om mogelijke veranderingen in het discours over voeding te vinden (bijv. over wat

‘goede’ voeding is en wat niet, wat het belang van de maaltijd is, welke betekenis koken heeft,

enz.) (Geyzen, 2013a; Scheire, 2015; Williamson, 1978). Vaak gaat het daarbij ook om

tegenstrijdige informatie of om een bricolage van culturele mentaliteiten en ideeën (Geyzen,

2013a, p. 201). In de regel zijn er twee soorten manieren die reclame gebruikt om de consument

aan te spreken, met name een functioneel inhoudelijke benadering, en een emotioneel

symbolische benadering. De eerste benadering gaat in op de gebruiksredenen van

gemaksvoeding en belicht de instrumentele kant van het verhaal. De tweede benadering

besteedt aandacht aan het prikkelen van zintuigen, het creëren van sferen en speelt in op de

Page 87: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

71

emoties van de consument (Scheire, 2015). Meestal gaat het in reclame om een combinatie van

beide benaderingen waarbij het eerste meer direct waarneembaar is en het tweede meer

indirect. Gemeenschappelijk aan beide is dat ze ingaan op ‘het waarom’ van gemaksvoeding. Het

is dus belangrijk met beide invalshoeken rekening te houden om het diffusieproces en de

verspreiding van gemaksvoeding zo volledig mogelijk te omkaderen.

Aangezien de focus van mijn onderzoek op voedingsconsumptie en koken ligt en deze

activiteiten nog steeds vooral vrouwelijke taken zijn, heb ik voor een magazine gekozen dat

specifiek voor vrouwen werd gecreëerd en voldoende ver terug in de tijd gaat, om

veranderingen doorheen de tijd te kunnen duiden. Onderzoek leert dat vrouwenmagazines

immers een ideale bron vormen om de culturele en ideologische elementen van voeding te

bestuderen: “they offer the most accessible source of historical evidence about change over time”,

meent Pilcher (2012, p. 43). Omwille hiervan heb ik geopteerd voor Libelle: het oudste en ook

meest gelezen Vlaamse weekblad in België.

De eerste druk van het Vlaamse weekblad Libelle dateert uit 1945 (zie Afb. 3.4 voor de

welkomstaankondiging) en luidt het begin van een periode in met enkele fundamentele

ontwikkelingen en significante verschuivingen op uiteenlopende vlakken. Het gebruik van deze

advertenties maakt het mogelijk de veranderingen in het voedingsaanbod, het belang van prijs,

het discours en de principes van neophobia en neophilia te exploreren en te contextualiseren.

Dit zal helpen de wisselwerking tussen vraag en aanbod en de veranderingen in de

voedselketen, de leefwereld van de consument en de samenleving beter te duiden.

Page 88: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

Afb. 3.4 (1945, nummer 1, p. 7)

Libelle werd opgericht als een commercieel weekblad, speciaal afgestemd op de alledaagse

leefwereld van de Vlaamse (huis-)vrouw uit de middenklasse (“de wereld-van-moeder-de-

vrouw”), die als de ideale doelgroep bekeken werd om nieuwigheden te promoten. Het werd

uitgegeven door de Tijdschriften Uitgevers Maatschappij (TUM) en was afkomstig uit Nederland

(waar het reeds voor WO II bestond). In het blad “viel veel te leren”, zo stelde de directie en

redactie (zie Afb 3.4), zeker in een alsmaar sneller veranderende wereld. Het blad werd

opgebouwd rond huishoudelijke thema’s zoals koken, voeding, wonen, verzorging, mode en

gezondheid. Het vervullen van deze taken werd daarbij gezien als een fundamenteel onderdeel

van het ‘huwelijkscontract’ en de weg naar een gelukkig huwelijk en gezinsleven. De

onderstaande tekst (Afb. 3.5) illustreert waarop koken als een corvee werd voorgesteld: een

Page 89: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

73

plicht van de huisvrouw als wederdienst voor het geluk van haar gezin. In de woorden van

Neuhaus:

“Armed with a good pie recipe and a juicy red steak, a women was ready to become

a wife” (1999, p. 529).

De tekst (als onderdeel van een kookrubriek met verscheidene recepten) haalde de lezer (in dit

geval de pas gehuwde bruid) uit haar droomwereld terug naar de realiteit en het dagelijkse werk

in de keuken.

Afb. 3.5 (Libelle 1946, nummer 35, p. 22)

Dat het magazine een middenklasse-publiek voor ogen had, bleek ook uit zijn prijs. In de

beginjaren bedroeg de prijs voor een Libelle in België 5 Fr. per nummer. In de jaren 1950 kostte

het de lezer 6 Fr. per nummer (afgeleid op basis van het voorblad van een nummer uit 1951,

nummer 39, p. 61): bijna het equivalent van de prijs van een groot brood in 1953 dat nog 25%

duurder was (7,5 Fr.), en drie exemplaren van de krant (2 Fr.). De jaarabonnementsprijs van

Libelle bedroeg 275 F.: een soortgelijk bedrag voor het maken van acht treinritten van in totaal

360 km (zoals blijkt uit een vergelijking met prijzen uit data van het museum van de Nationale

Bank van België, 2009).

Page 90: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

Afb. 3.6 (1949, nummer 41, p. 19)

Afb. 3.7 (1949, nummer 41, p. 63)

Vanuit economische belangen poogden magazines en kranten, de aandacht van de industrie te

trekken voor het belang van reclame om hun (nieuwe) producten aan het publiek voor te stellen.

In de bovenstaande afbeeldingen (Afb. 3.6 en 3.7) geven de keurig en voornaam geklede dames

een sterke, koopkrachtige financieel onafhankelijke indruk. Hiermee werd de boodschap

verspreid dat het lezerspubliek van Libelle een belangrijke afzetmarkt voor de industrie vormde.

Libelle stelde in haar advertenties:

“Handelaars! Maakt gebruik van het groeiend succes van LIBELLE om in de

begoede kringen van Vlaams België uw artikelen te adverteren. En denkt er aan…

het is meestal de vrouw die de aankopen doet!” (1949, nummer 41, p. 41).

Ook de bovenstaande afbeeldingen dateren uit 1949: een periode waarin het aantal advertenties

in Libelle nog vrij beperkt was. In de daaropvolgende edities is het duidelijk dat deze

advertenties niet onopgemerkt zijn gebleven. Het aandeel reclame nam een hoge vlucht en ging

al snel, vooral tot en met de jaren 1970, het uitzicht van het blad domineren.

Vanaf de jaren zestig ging het blad, zo leren de advertenties (bijv. op vlak van de veranderende

vormgeving, zie hoofdstuk 4), zich steeds meer richten op de tewerkgestelde vrouw waarbij het

vooral sinds de jaren zeventig, deels onder invloed van het feminisme, een ‘meer hedendaags’

lezerspubliek kreeg. Ondanks dat Libelle doorheen de jaren, regelmatig een andere uitstraling,

Page 91: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

75

vorm en lay-out heeft gekregen en een wisselend (advertentie-)beleid heeft gekend (deels ook

vanwege de fusie met het blad Rosita in 1970 en de overname door Sanoma in 2001), is de

inhoud echter ongewijzigd gebleven. Echter, vandaag richt Sanoma (sinds 2011, Sanoma Media

Belgium) zich op de moderne geëmancipeerde vrouw en is Libelle nog steeds een van de meest

gelezen damesbladen in Vlaanderen, zo blijkt uit cijfers van het Centrum voor Informatie over de

Media (afk. CIM, online te raadplegen6).

De advertenties die in deze studie aan bod zullen komen, werden in de Koninklijke bibliotheek

van België verzameld, gefotografeerd en in een databank verwerkt. In totaal werden 793

advertenties tussen 1950 en 2000 verzameld. Daarbij heb ik de focus op ‘gemaksvoeding’ zo

breed mogelijk gehouden en alle reclame over ingeblikte voedingswaren, kant-en-klare sauzen,

maaltijden, bereide confituur en snacks geselecteerd: wat nu niet meer als gemaksvoeding

bestempeld wordt, was dat vroeger misschien nog wel. Om met de data een zo lang mogelijke

periode te bestrijken, werd uit pragmatisch oogpunt geopteerd om per jaar (gaande van 1950

tot 20007) de tijdschriften van telkens drie maanden te selecteren, tussen september en maart.

Deze selectie werd door de bibliothecaris willekeurig gemaakt. De advertenties werden via een

thematische inhoudsanalyse geanalyseerd en evenals de interviews, aan een vorm van close

reading ontworpen. Om dit op een enigszins consequente manier te doen, werd ieder decennium

met een gelijk aantal advertenties vertegenwoordigd. Hiervoor heb ik een willekeurig aantal

advertenties uit het totale corpus genomen en tot veertig advertenties per decennium herleid:

het totaal en tegelijkertijd het laagst aantal advertenties dat in de jaren negentig werd

verzameld. Dit bracht het totale corpus tot 200 te analyseren advertenties. Deze advertenties

werden op een hybride manier onderzocht. Dit betekent dat ze aan de hand van een

systematische codering (met in hoofdstuk 4 meer uitleg) kwantitatief verwerkt werden,

gecombineerd met een interpretatieve en inductieve benadering. Het codeerschema werd op

basis van inzichten uit het theoretische kader opgesteld en inductief aangevuld met inzichten uit

de analyse van de advertenties (Boyatzis, 1998). Hiervoor is het belangrijk aandacht te hebben

voor het visuele aspect, gelet op de emotioneel-symbolische benadering van reclame. Daarom is

het belangrijk te kijken naar de context waarin de producten voorgesteld worden, de afgebeelde

taferelen, de slogans en personages, de algehele sfeer en andere elementen. Het is belangrijk te

kijken naar de afbeelding, naar wat expliciet afgebeeld en geschreven staat (en dus direct af te

leiden valt uit de advertenties), maar ook naar de sociale betekenis en de ‘ruime boodschap’ die

advertenties impliciet willen overbrengen. De bevindingen uit deze thematische inhoudsanalyse

6 http://www.cim.be/nl. 7 De advertenties tussen 1945 en 1950 werden niet opgenomen gezien het nog kleinschalig aantal advertenties in Libelle. In totaal ging het maar om 9 advertenties van gemaksvoeding.

Page 92: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

helpen om op een meer theoretisch ‘gefundeerde’, consistente en dus minder subjectieve manier

naar de totale steekproef van verzamelde advertenties te kijken. Evenals de interviews, dienen

de advertenties om diepte te geven aan de kwantitatieve bevindingen in deze studie, en

verschaffen ze informatie die essentieel is om een meer hedendaags, genuanceerd en grondiger

beeld van gemaksvoeding te krijgen (bijv. cruciaal bij het uitwerken van een definitie van

gemaksvoeding). Evenals bij de dagboekdata, gaat het ook bij deze data om het zoeken naar

patronen en relaties, en om het contextualiseren en het schetsen van veranderingen en

verschuivingen.

Conclusie

Het handelen van individuen vormt de kern van dit boek. Om de rol van gemaksvoeding in onze

voedingscultuur te bestuderen, baseer ik mij op de principes van een ‘praktijkgebaseerde’

benadering als een meer sociologische benaderingswijze. Daarvoor vertrek ik vanuit de

alledaagse gedragspatronen van mensen om zo toegang tot een ruim netwerk aan onderlinge

interacties te krijgen. Gebaseerd op het onderscheid tussen cuisine en structuur, vertrek ik

daarbij vanuit de voedingspatronen van mensen. Ik benader gemaksvoeding niet als een

ontwikkeling die louter op zichzelf staat, maar tracht haar te contextualiseren op verschillende

niveaus. Daarbij heb ik oog voor de impact van de historische context, de samenleving en haar

tijdgeest, maar ook voor de rol van het gezin, het belang van levensstijl en de tijd, ruimte en

sociale context van het handelen. Immers, elk van deze elementen heeft een onmiskenbare

invloed op het omgaan met, het denken over en het betekenis geven aan voeding. Met deze

studie wil ik dan ook inzicht krijgen in dit een complexe web aan sociale relaties en verbanden.

Hiervoor maak ik gebruik van materiaal dat zich expliciet op het dagelijkse leven en het gedrag

van mensen richt, en het liefst ook langetermijnontwikkelingen kan weergeven. In de eerste

plaats gebruik ik data die informatie geven over de dagelijkse besteding van enerzijds tijd en

anderzijds geld. Hoe besteden mensen hun tijd aan maaltijden? Hoe structuren ze dit? Hoe

besteden ze hun budget aan voeding? Wat is het aandeel van gemaksvoeding? De nadruk ligt

vooral op voedselpraktijken, hoewel het aanwenden van een praktijkgebaseerde benadering ook

een indicatie kan geven van de achterliggende opvattingen en culturele overtuigingen. Om dit

echter nog meer kracht bij te zetten, baseer ik mij ook op interviews, reclame en surveygegevens

over attitudes, motivaties en opvattingen. Op die manier richt ik mij zowel op besteding als op

betekenis en beleving en tracht ik gemaksvoeding vanuit een meerdimensionaal perspectief te

onderzoeken

Page 93: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

77

DEEL 1

CUISINE

Page 94: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 3

Page 95: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

79

4.

Historische context DE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN

A consideration of convenience cannot be limited to the level of products in isolation.

B. Swoboda & D. Morschett (2001: 179), Convenience-oriented shopping

De vorige hoofdstukken gaven al enkele aanwijzingen over wat belangrijk is bij het definiëren

van gemaksvoeding: het belang van context, het in rekening nemen van haar dynamische

karakter, haar relatie tot koken, de mate van tijdwinst die ze oplevert of haar graad van (voor-

)bereiding, gaande van half-afgewerkt tot kant-en-klaar (of full convenience). Toch ging ik

voorbij aan het geven van een meer specifieke en toepassingsgerichte begripsafbakening. In dit

hoofdstuk diep ik dit verder uit door me te baseren op de historische context waarbinnen

gemaksvoeding ontstaan is en zich heeft ontwikkeld. Daarbij maak ik gebruik van reclame voor

gemaksvoeding. Hoe werd (en wordt) gemaksvoeding door de reclame-industrie zelf

omschreven en voorgesteld? Hoe en op basis van welke criteria werd (en wordt) de consument

van dit type van voeding overtuigd? Met welke waarden en normen werd (en wordt) ze

geassocieerd en in de markt gezet?

Het is maar pas door gemaksvoeding vanuit een historisch perspectief te benaderen dat haar

huidige aanbod en belang beter begrepen, omvat en geduid kunnen worden (Grauwels & Luyten,

2011; Scholliers & Jacobs, 2003). Vandaag staan consumenten niet meer stil bij dit hele

evolutieproces (Shepard, 2006). Net daarom wil ik met dit hoofdstuk illustreren dat wat

vandaag als vanzelfsprekend genomen wordt, dat niet altijd zo is geweest en het resultaat is van

een reeks maatschappelijke ontwikkelingen. In wat volgt, geef ik eerst op basis van de literatuur,

een kort overzicht van verschillende maatschappelijke evoluties van de voorbije decennia in

België. Door dit steeds te linken aan de veranderingen in de productie, de consumptie en de

Page 96: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

betekenis(-sen) van (gemaks-)voeding, wil ik tonen hoe de geschiedenis zich laat ‘lezen’ aan de

hand van voeding. Vervolgens ga ik door middel van een historische inhoudsanalyse van reclame

na hoe gemaksvoeding zich parallel met deze maatschappelijke strekkingen, tendensen en

discoursen heeft ontwikkeld. Met dit hoofdstuk tracht ik dus op de meer ‘ruimere’ (d.w.z. macro-

)context in te gaan van de centrale thematiek van deze studie.

De oorsprong van gemaksvoeding, haar ontwikkeling en rol in de

rationalisering van de keuken (voor 1945)

Vaak wordt gemaksvoeding als een nieuwe voedingstrend opgevat. Fresco (2012, p. 283)

spreekt over “het moderne voedsel”. Toch is ze altijd al eigen aan iedere tijd, samenleving en

cultuur geweest, weliswaar in verschillende vormen en in een andere context. Indien ruim

opgevat, gaat haar ontstaan zelfs terug naar de prehistorie (met jagers die hun prooi wilden

bewaren door ze te roken of te drogen), was ze al een begrip in de Oudheid (bijv. het gebruik van

Oud-Grieken om gerst te roosteren om later enkel nog boter of melk te moeten bijvoegen of van

Azteken om gemalen mais te branden en later met water te mengen) en in de Middeleeuwen

(bijv. straatventers), en ontwikkelde ze zich via de keukenmeid in de rijke burgerlijke families

aan het eind van de 19e en het begin van de 20e eeuw, verder naar haar ruime aanbod en het

ontstaan van de zogenoemd “industriële eter” vandaag (Dixon et al., 2006; Fernandez-Armesto,

2002a, p. 637; Laudan, 2001). Met andere woorden, gemaksvoeding kent reeds een lange

geschiedenis en is in vergelijking met wat vaak gesteld wordt, zeker niet nieuw. Echter, het

verschil met de huidige en meer industriële vormen van gemaksvoeding is dat deze

bovengenoemde ‘voorlopers’ of “traditionele vormen van fastfood”, zoals Fernandez-Armesto

(2002a, p. 221) het verwoordt, kleinschalig, ambachtelijk en lokaal waren.

De eerste meer industriële vormen van gemaksvoeding vonden hun oorsprong in de 19e eeuw,

bij de doorbraak van de industriële revolutie, de verstedelijking, de bevolkingsgroei en de

evoluties in wetenschap, technologie en transport. Samen met ook enkele crisisjaren (oorlog,

schaarste, armoede en honger) gaven deze ontwikkelingen aanleiding tot het ontstaan van

producten, zoals margarine, blikvoedsel (erwten, bonen, soep, …), geïndustrialiseerd brood en

gecondenseerde melk (Oddy, 2013). Aanvankelijk was de productie van deze voedingswaren

vooral gericht op grote instellingen (bijv. ziekenhuizen, grootkeukens, gevangenissen en het

leger). De ‘gewone mens’ had een langere aanpassingsperiode nodig om vertrouwen te stellen in

deze ‘onnatuurlijke’ fabrieksproducten en hun smaak te waarderen, ondanks enkele luxe-

uitzonderingen, zoals sardienen in blik. Bij grote instellingen die met een vorm van

massaconsumptie te maken hadden, sloegen deze producten vanwege hun houdbaarheid wel

Page 97: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

81

aan. Ook in steden waar de voedselbevoorrading niet evident was (vooral tijdens de

wintermaanden) wonnen deze producten aan afzet. Dit was ook het geval bij arme gezinnen die

dagelijks vooral met het probleem van het vullen van magen begaan waren, en niet zozeer (of

minder) met smaak en voedselveiligheid (den Hartog, 2002; Jackson, 2013). Echter, voor de

meeste mensen hield de industrialisering aanvankelijk vooral een ‘kwantitatieve’

voedselverbetering in. Ze kwam vooral de calorie-inname van het reeds gekende basisvoedsel

ten goede (bijv. vlees, melk, vet, suiker en eieren) en ging ook in tegen het risico op

voedselschaarste (bijv. margarine als een goedkoper en steeds voorradig alternatief voor boter,

of groenten in blik om de winter te overbruggen). Als gevolg van deze toegenomen consumptie

steeg tussen 1890 en 1920 het gemiddelde percentage uitgaven aan voeding in het totale

huishoudbudget van 60% naar 65%. Pas nadien, in de jaren 1920, begon deze

industrialiseringsbeweging ook een alsmaar meer ‘kwalitatieve’ verbetering en diversifiëring in

het dagelijkse menu in te houden (met de introductie van fijne vleeswaren, chocolade, koekjes,

groenten en fruit [ook in blik], …). Dit kan ook afgeleid worden uit het

huishoudbudgetonderzoek uit de bloeiende jaren 1928/29, waarin de opname van een nieuwe

aparte rubriek ‘ingeblikt waar’, op de uiteindelijke acceptatie van dit type van voeding wees (den

Hartog, 2002; Scholliers, 1982; 1993).

Deze acceptatie kwam niet toevallig tijdens deze periode tot stand. Ze moet gezien worden in het

kader van de grotere aandacht die aan het begin van de 20e eeuw op het huishoudelijke

efficiëntiestreven kwam. Immers, het rationaliseringsproces dat zich in de industriewereld

voltrok, greep alsmaar meer ook in op de materiële organisatie van het huishouden. Bovendien

had deze ontwikkeling ook cultureel impact, door de verspreiding van nieuwe idealen, zo ook

over de rol van de moderne en efficiënte huisvrouw, en het gebruik van voeding (kort

aangekaart in hoofdstuk 2). Deze aandacht voor het huishouden kwam vanuit verschillende

maatschappelijke hoeken: de overheid, fabrikanten, architecten en projectontwikkelaars,

vrouwenbewegingen, het onderwijs, … . De reden hiervoor is dat er ook verschillende

maatschappelijke belangen bij betrokken waren: zoals het bevorderen van de gezondheid en de

productiviteit van arbeiders; het innoveren, het werken aan nieuwe afzetmarkten en het doen

bloeien van de economie; het opvangen van het sterk uitgedunde, duur (en zogenaamd

‘onbetrouwbaar’) huishoudpersoneel; het verlichten van de werklast bij vrouwen of het

proberen duwen van de gehuwde vrouw uit de arbeidsmarkt (door de crisis van de jaren 1930,

zie verder) (Berendsen & van Otterloo 2002, p. 304). De introductie van industriële producten

(zo ook van industriële voedingsmiddelen) droeg bij tot het ideaal van een perfect draaiende

huishouding waarin de huisvrouw over het geluk en het welzijn van haar gezin kon waken, met

het gevoel deel uit te maken van de moderne tijd (Frost, 1993). Aan het ‘runnen’ van het

huishouden werd een positief beeld opgehangen, als een respectabel ‘werk’ dat kunde en kennis

Page 98: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

vroeg. De huishoudelijke sfeer werd daarbij als een warme en gezellige plaats beschouwd, ver

weg van de harde buitenwereld, de nog jonge herinneringen aan de ‘magere’ oorlogsjaren, en de

veranderingen die de industrialisering bracht. Nogal wat aandacht ging daarbij naar de keuken

“als de plaats waar alle kwaliteiten van een goede huisvrouw” samensmolten (Scholliers, 1999, p.

91). De keuken werd haar werkplaats en “laboratorium” om maaltijden te koken als symbool van

een warme huiselijke sfeer en liefde voor haar gezin (Collet, 2006; van Otterloo en Berendsen, p.

303; Scholliers, 1993; Neuhauss, 2003). De klemtoon lag op de vooruitgang, vrijheid en de

‘emancipatie’ die de industrialisering bracht (mechanisering, nieuwe technologieën en evolutie

in kooktoestellen en producten), maar parallel met het ideaal van de vrouw aan de haard die zelf

een huisbereide maaltijd klaarmaakt en begaan is met de zorg voor haar gezin (Turner, 2006).

Zoals Cowan in 1976 schreef:

“Feeding the family was not just feeding the family, but a way to express the

housewife’s artistic inclinations and a way to encourage feelings of family loyalty

and affection” (1976, p. 16).

Dit discours brak vooral door tijdens de crisisjaren van 1930: een periode van werkloosheid,

prijsstijgingen, daling van koopkracht, voedselbedelingen en schaarste. De rol van de vrouw in

het huishouden werd daarbij als de oplossing beschouwd om orde in het gezin, en zo ook in de

samenleving te brengen, maar tegelijkertijd ook als oorzaak van de malaise (namelijk bij het

falen in haar rol). De verspreiding van dit discours vormde dan ook een belangrijk politiek

agendapunt. Hiervan is onder meer bewijs te vinden in de extra financiering die voor

huishoudscholen en huishoudonderricht werd voorzien, en in het debat dat gevoerd werd over

het al dan niet op wettelijke wijze terugschroeven van de arbeidsdeelname van vrouwen

(Scholliers, 1999, 2013). Het discours kreeg vorm en werd een belangrijk ideaal tussen 1925 en

1940, maar werd pas realiteit na WOII, zodra het voor gezinnen ook meer financieel haalbaar

werd om de vrouw voltijds voor het huishouden te laten zorgen. Uit de Belgische

bevolkingstelling van 1947 blijkt dat de meeste vrouwen voltijds thuis bleven om het

huishouden te verzorgen. Slechts 15,4% van de gehuwde vrouwen was buitenshuis

tewerkgesteld (vergeleken met 85% van de gehuwde mannen), althans zo werd officieel aan de

autoriteiten meegedeeld (Vandebroek & Van Molle, 2010).

De verdere expansie, modernisering en drang naar authenticiteit na

1945

De periode na WOII stond in het teken van restauratie en kenmerkte een enorme toename in

koopkracht en economische groei (Reynebeau, 2009; Scholliers, 2015b). Na jaren van oorlog,

Page 99: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

83

overleven en sterk koopkrachtverlies, evolueerde de maatschappij langzamerhand naar een

consumptiesamenleving, waarin de honger naar meer haast niet te stillen leek. Consumptie ging

niet enkel langer om overleven, maar nam ook verschillende vormen aan, zowel materieel als

immaterieel (de behoefte aan nieuwe ervaringen, kennisvergaring, het belang van vrije tijd en

een rijk gevulde tijdsbesteding) (Falk, 1994; Robinson & Godbey, 1997; Swoboda & Morschett,

2001). Van een ‘stilstaande’ en stagnerende maatschappij tijdens de oorlogsjaren, werd

verwacht dat ze terug ‘in beweging’ kwam, werden toekomstplannen gemaakt en terug op het

belang van modernisering gewezen om de economie op gang te brengen. De trend van

rationalisering waarvan de fundamenten reeds in de decennia voor WOII aanwezig waren,

werden terug opgenomen. Hiervan zijn zelfs al sporen te vinden in een artikel uit 1946 dat mij

tijdens het verzamelen van reclame voor gemaksvoeding opviel:

“Meer dan de helft van haar leven brengt de vrouw in de keuken door. Waarom zou

ze dit vertrek niet naar haar smaak inrichten, ook al komt deze niet overeen met de

moderne opvattingen van ‘super-efficiency’?” (Libelle, nummer 52, p. 12).

Met deze vraagstelling sneed het artikel, getiteld “De keuken, uw koninkrijk”, het thema van

modernisering aan in het kader van de bekommernis omtrent de impact van modernisering op

het ideaal van de gezellige, knusse en familiale huishoudelijke sfeer. Uiteindelijk klonk in het

verslag dat het om het zoeken ging van een compromis tussen “de hypermoderne

keukeninrichtingen” en de “gezellige doch onpraktische keukens van grootmoeder” als een

huwelijk tussen het verleden en de toekomst.

Een ander mooi voorbeeld vond ik een reclame van een Prestige snelkookpan uit 1951 (Afb. 4.1).

Hierin werd de lezer gemeld hoe met de aanschaf van een Prestige kookpan op een economische

en zuinige wijze gekookt kon worden. Met de snelkookpan kon de huisvrouw gas besparen, tijd

winnen en gerechten klaarmaken die niets aan smaak, geur en ‘liefde’ verloren, zo liet ook de

titel uitschijnen (“maaltijd van verliefden”). De reclame gaf weer hoe de huisvrouw via de

kookpan (en door ‘het meegaan met haar tijd’) aan nutsmaximalisatie kon doen, zonder afbreuk

te doen aan het burgerlijke gezinsideaal en haar huishoudrol. De ‘wonderpan’ betekende een

ware revolutie in de keuken. De echtgenoot leek kenbaar tevreden en verrast door de prestaties

van zijn ‘voorbeeldige’ echtgenote. Aan de hand van soortgelijke (reclame-)strategieën werden

nieuwe technologieën en producten aan de consument gebracht en in een materiële

modelwereld voorgesteld. Daarbij werd (en wordt nog steeds) gebruik gemaakt van bestaande

ideeën, gebruiken en idealen (Geyzen, 2013; Otterloo en van Berendsen 2002), zodanig dat

consumenten er betekenis aan kunnen geven, zich eventueel in de cultuur en het beeld dat in de

reclame gecreëerd wordt, kunnen herkennen (Williamson, 1978). Via weekbladen zoals Libelle

Page 100: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

leerde de huisvrouw hoe ze haar huishoudrol en plichten aan de hand van de consumptie en het

kopen van allerhande producten, (nog beter) kon nakomen.

Afb. 4.1 (1951, nummer 52, p.55)

Page 101: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

85

De bovenstaande advertentie stelde de snelkookpan voor als “onmisbaar in elk middelmatig

gezin”. De reclame dateert uit de jaren 1950. Zo werd de naoorlogse expansie en modernisering

maar effectief rond deze periode merkbaar, wanneer voeding een minder grote uitgavepost en

dus minder ‘consumptiebepalend’ werd. Aanvankelijk nam voeding nog steeds meer dan de helft

van de totale huishoudbestedingen in beslag (Scholliers, 2011). Pas vanaf de jaren 1950 kwam

daar een verandering in. Zo spendeerde een gemiddeld arbeidersgezin minder dan 40% aan

voeding (Reynebeau, 2009) en dus ruim een kwart minder dan voor de eeuwwisseling. Enkel

met “een goed gevulde maag” kon stilaan ook geld aan “andere en minder levensnoodzakelijke

noden” worden besteed (Scholliers, 1982, p. 300). Hierdoor ontstond omstreeks de jaren 1950

meer ruimte voor levenskwaliteit in allerhande vormen (Scholliers, 1982). Dit hing, in navolging

van de jaren 1920, samen met de herontdekking en nieuwe aandacht naar ‘de consument’ en

met de vorming van de middenklasse (Scholliers, 1993). De onderstaande reclameboodschap

maakt duidelijk dat het huishoudelijke efficiëntiestreven en de modernisering van de keuken

met een prijskaartje gepaard ging. Voor de “onklopbare” prijs van 995 BEF (eventueel op

krediet) werd koken niet langer ‘een strijd tegen de klok’: het equivalent van het kopen van een

huishoudbrood voor 142 gezinnen. De aanschaf van de snelkookpan was wel winstgevend, zo

vermeldde de advertentie, aangezien de huisvrouw er geld mee kon besparen, er beter mee kon

koken en meer vrije tijd kon hebben. Voor meer inlichtingen werd ook verwezen naar het

jaarlijkse Salon van voedingsmiddelen en huishoudelijke artikelen in Brussel, dat reeds sinds

1924 bestaat: een belangrijk moment in de tijd, zo bleek uit de voorgaande sectie. Via het salon

konden consumenten kennis maken met de laatste nieuwigheden, maar waar het voor 1945 nog

vooral om het plezier van de uitstap ging in “a world that could be” (Frost, 1993, p. 129), werden

deze idealen na WOII stilaan meer realiteit en gingen mensen (die er de middelen toe hadden)

alsmaar meer mee met de stroming van modernisering.

Page 102: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

Afb. 4.2 (1955, nummer 12, p. 59)

Ook voor de voedingsindustrie werd de groeiende middenklasse een belangrijke afzetmarkt om

haar productie draaiende te houden (mede om de overschotten afkomstig uit de bevoorrading

van het leger, weg te werken), aan vernieuwing te blijven werken en zo haar winstmarges op te

drijven. Daarbij werd ook gemaksvoeding aan de hand van allerhande strategieën als een

onmisbaar basisproduct in de alledaagse keuken voorgesteld (den Hartog, 2002; Jackson, 2013;

Shapiro, 2004).

Gemaksvoeding, in de vorm waarin ze vandaag gekend is, kent haar ontstaan dan ook

grotendeels in de tweede helft van de 20e eeuw. De verdere commercialisering van de

voedselketen vroeg om kennis en technologie, maar was vooral sterk afhankelijk van de

naoorlogse economische groei en toename in financiële middelen, zowel langs productie- als

consumptiezijde (Jacobs & Scholliers, 2002). Daarnaast werd de verspreiding en de bekendheid

van gemaksvoeding en andere (nieuwe) producten ook bevorderd door de opkomst van grotere

voedingsketens en supermarkten in de jaren ’50, en de enorme groei in reclame (Dixon et al.,

Page 103: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

87

2006; Shapiro, 2004). Om de marktafzet van gemaksvoeding uit te breiden en de weg naar de

gewone consument te vinden (en dus niet enkel naar de massaproductie, gericht op grote

instellingen) werd reclame immers belangrijk om het vertrouwen van de consument te winnen,

en hem (of haar) te overtuigen van het belang en de kwaliteit van gemaksvoeding.

Gemaksvoeding maakte daarbij deel uit van een reeks moderne nieuwigheden die ook met

elkaar in verband werden gebracht. Ter illustratie: in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten

kregen kant-en-klare maaltijden op de verpakking, de benaming TV dinner om gemaksvoeding te

linken aan de aantrekkelijke opkomst van de televisie: het begrip groeide uit tot het symbool van

de jaren 1950 (de Solier, 2005). Pas later werd ook de Belgische consument vertrouwd met de

Zwan ‘TV-worstjes’ (zie verder).

Het hoogtepunt van de naoorlogse expansie, welvaart en modernisering werd bereikt tijdens de

wereldtentoonstelling van ’58 als een grote ommekeer en symbool van vooruitgang, na een

periode van oorlog en schaarste (Debray, 2008). Een goed voorbeeld van het samengaan van het

oude met het nieuwe, was door vele nieuwigheden (onder meer op culinair vlak en gebouwen in

uiterst moderne stijl, bijv. het Atomium) voor te stellen naast ‘Oud-België (het dorp waar

gegeten en gedronken werd, en gebouwen in ‘neprenaissance’ waren), om een gevoel van

vertrouwen te geven in een wereld van verandering (Reynebeau, 2009). In de periode na Expo

’58 tekende zich een bijzonder sterke groei in koopkracht af die vooral tussen 1965 en 1975

manifest was en die tot op heden nog niet geëvenaard is (Scholliers, 2015b). Parallel hieraan

kende de totale consumptie-uitgaven een constante groei, met een stagnatie in de jaren 1970 en

knik in ’83 (door de crisisjaren) en een daarna verdere toename (Scholliers, 2011). De jaren

1970 betekenden een belangrijk keerpunt aangezien niet langer voeding, de grootste hap uit het

budget van gezinnen nam (dat bedroeg anno 1978 nog ongeveer 22,2%), maar wel de

veranderingen op vlak van huisvesting en comfortabel wonen (Reynebeau, 2009; Scholliers,

1982). Een belangrijk gevolg van deze nieuwe consumptiewensen en levensstandaard was dat

de binnenkomende geldstroom van gezinnen vaak onvoldoende was en de toegenomen

arbeidsdeelname van vrouwen de oplossing bracht. Zo steeg de arbeidsmarktparticipatie van

gehuwde vrouwen van 15,4% in 1947, naar 20,5% in 1961, en 26,4% in 1970 (Vandebroek &

Van Molle, 2010). Deze ontwikkeling kan opgevat worden als een gevolg van de sterke

doorbraak van de consumptiesamenleving, maar gaf evenzeer aanleiding tot nieuwe

marktmogelijkheden. Zo nam parallel met het geleidelijk verdwijnen van de huisvrouw, het

aantal uitbestedingsvormen van koken toe (inclusief andere huishoudelijke- en gezinstaken).

Tegelijkertijd bleef ook het ideaalbeeld van de moderne keuken zich verder ontwikkelen.

Aangezien keukens volgens dit ideaalbeeld alsmaar meer in de leefruimte geïntegreerd werden,

bleef ook de belangstelling voor keukenmeubilair, decoratie en apparatuur groeien (Collet,

2006). De aparte werk- of laboratoriumkeuken (zoals voorgesteld in het begin van dit

Page 104: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

hoofdstuk) veranderende in een (half-)open keuken met meer sociaal contact (nl. la cuisine

plaisir), waarbij koken meer op de voorgrond kwam en meer aandacht kreeg: van een als het

ware backstage activity naar een front stage activity (Bahr Bugge, 2003; Collet, 2006; Sjögren,

1986). Wat betreft de verdere intrede van technologie in de keuken, was 30% van de Belgische

huishoudens in 1976 in het bezit van een diepvriezer, en deed ook de microgolfoven in de jaren

1980 zijn intrede (Segers, 2005). Tegen 1995 had de helft van de Belgische gezinnen een

microgolfoven, wat verder toenam tot 80% van de bevolking in 2005 (Scholliers, 2008b). Beide

toestellen kenden een snelle verspreiding, en zijn niet meer weg te denken uit de keuken. In het

huishoudbudgetonderzoek van 2010 is te zien, dat 87,2% van de Belgische bevolking een

microgolfoven heeft, 62,0% een diepvriezer, en 44,5% een combinatie koel-diepvries. 8

Aanvankelijk was het aanschaffen van een diepvriezer vooral economisch interessant voor

zelfvoorziening (het invriezen van eigen groententeelt of andere voedingswaren), en was hij

populair op het plattenland en bij landbouwers. Pas vanaf de late jaren 1970, werd de aanschaf

van een diepvriezer ook steeds meer aantrekkelijk door het op de markt komen van

diepvriesproducten (Segers, 2005). De diepvriezer en de microgolfovenoven kunnen dus zowel

als een oorzaak als een gevolg opgevat worden, in het toegenomen aanbod aan, en de gestegen

vraag naar gemaksvoeding (Fernandez-Armesto, 2002a, b). In de jaren ’80 versie van Ons

Kookboek (de zogeheten ‘culinaire bijbel’ van Vlaanderen) dook een apart hoofdstuk op over hoe

te koken met diepvriesproducten en de microgolfoven. Dit in navolging wat ook in de

voorafgaande jaren (rond 1950) met de opkomst van elektrische fornuizen, mixers, de

snelkookpan en andere innovaties werd gedaan (Segers, 2005). Ook Libelle schonk hier

aandacht aan. Zo werd reclame gemaakt voor het kookboek Diepvriezen (een Van Dishoeck-

kookboekje):

“Om alles te weten over het invriezen, het ontdooien en het bereiden van de

heerlijkste recepten voor de prijs van slechts 89 F” (1977, nummer 3, p. 80).

Samen met de nieuwe ontwikkelingen in de voedingsindustrie (nieuwe vries-, koel-, vers- en

verpakkingstechnieken), werd het assortiment aan gemaksvoeding in de loop van de tijd ruimer,

verbeterde ook haar smaak en steeg haar consumptieaandeel. Zo steeg het percentage

voedingsuitgaven aan bereide schotels van 3,2% in 1978 naar 8,2% in 2008 (Scholliers, 2011).

Deze verspreiding werd ook ondersteund door nieuwe distributievormen, zoals de sterke

opkomst van fastfoodketens en restaurants tijdens de periode 1970-1980 (den Hartog, 2002;

van Otterloo & de la Bruhèze, 2011). Ook in de onderstaande jaren ‘70 cartoon (Afb. 4.3) werd

8 Deze cijfers zijn online te raadplegen via de website http://statbel.fgov.be/nl/modules/publications/statistiques/arbeidsmarkt_levensomstandigheden/huishoudbudget_1999-2010.jsp

Page 105: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

89

ingespeeld op de toegenomen opkomst van eetgelegenheden buitenshuis (zelfs doordeweeks).

De cartoon sluit door haar feministische ondertoon ook aan bij de enorme toename aan

feministische initiatieven die tussen 1970 en 1980 hun opgang maakte. In de cartoon maande de

vrouw haar man immers (met sarcasme) aan dat hij haar wel uit eten zal ‘moeten’ nemen nu

haar maaltijd ‘mislukt’ was. De man, die overigens verrast leek, zijn kostuumvest al aan de kant

had gelegd en van zijn koffie en sigaret na een dag werken genoot, had daar slechts weinig of

niets in te beslissen. De vrouw had haar jas al aan, haar handtas over de schouder en stond al

met één been richting de huisdeur. Cijfers bevestigen dat het percentage uitgaven aan uit eten

gaan, toenam van 1,9% in 1961, naar 3,3% in 1978, en 5% in 1999 (Scholliers, 2011). Gegeven

de afname in het aandeel van voedingsuitgaven in het totale budget, mag deze toename gerust

opvallend genoemd worden.

Afb 4.3. (1974, nummer 4, p. 98)

Page 106: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

Het aantal mogelijkheden om koken uit te besteden (via kant-en-klare en voorbewerkte

ingrediënten, thuisleveringsdiensten, eetautomaten of eetgelegenheden buitenshuis), nam in de

afgelopen decennia een hoge vlucht. Tegelijkertijd nam de afhankelijkheid van de consument ten

opzichte van deze nieuwe vormen van voedselvoorziening ook toe. Daarbij speelden

verschillende factoren een rol, zoals de toename van het aantal alleenstaanden (van 19% in

1970 naar 32% in 2001) en eenoudergezinnen (van 5,2% in 1970 naar 8,6%), alsook de verdere

feminisering van de arbeidsmarkt (met een verwelkoming van 890.000 vrouwen op de

arbeidsmarkt tussen 1983 en 2013), en de opkomst van het tweeverdienersschap (Deboosere et

al., 2009). Ondanks deze verschuivingen en de veranderende genderrollen, toont onderzoek aan

dat de verantwoordelijkheid van het huishouden, nog steeds vooral op de schouders van de

vrouw valt (Koelet, 2005; van Tienoven & Glorieux, 2009).

Gelijk met de expansie van de maatschappij, het toegenomen aantal keuzemogelijkheden en de

mondialisering (bijv. de val van de Berlijnse muur in ’89 en de internetrevolutie in de jaren ’90)

groeide ook de algemene argwaan, het wantrouwen, het ongenoegen, de veeleisendheid, de

ervaring van tijdsdruk en onzekerheid (Reynebeau, 2009). Aangewakkerd door de complexiteit

van de voedingsindustrie en de voedselcrisissen, werd ook de kwaliteit van voeding in vraag

gesteld en als resultaat, het voedingsbeleid, het aantal voedingsrichtlijnen en de controle

aangescherpt. De veranderingen in het voedingslandschap creëerden een soort van

vervreemding en verlangen naar ‘echtheid’ en ‘zuiverheid’ (zie hoofdstuk 2) “tegen de

grootschalige, onpersoonlijke en gerationaliseerde kapitalistische productie en hun winstbejag”.

Deze behoefte naar authenticiteit vond haar voedingsbodem in de tegencultuur van de jaren ’60

tegen de massaproductie, maar raakte sinds de jaren 1990 meer algeheel verspreid (Houtman,

2010, p. 107). Ook uit huidige keukentrends valt af te leiden hoe de consument naar de gezellige

keuken van grootmoeder verlangt, weliswaar met het maximaal comfort vandaag (Collet, 2006;

la cucina povera, maar met luxe, zie hoofdstuk 2). Het verhaal waarmee deze paragraaf werd

ingeleid, zet zich vandaag dus verder, hoewel de term ‘comfort’ wel mee geëvolueerd en

veranderd is. Sinds 1999 tot vandaag, neemt het gemiddelde budget dat aan voeding

gespendeerd wordt ongeveer 15% van de totale gezinsuitgaven in beslag (Scholliers, 2011, zie

ook in hoofdstuk 5). In wat volgt tracht ik de opkomst en de ontwikkelingen in gemaksvoeding

(zowel op vlak van haar aanbod als haar consumptie en beeldvorming) binnen deze

ontwikkelingen te situeren en te evalueren, aan de hand van een analyse van naoorlogse

reclame.

Page 107: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

91

De toegenomen commercialisering en het belang van marketing na

1945

Door de economische groei, de massaproductie en de gestegen koopkracht kende ook reclame

maar pas na WOII haar ware doorbraak. Zowel economisch als ideologisch begon ze een alsmaar

grotere rol te spelen. Zo werd ze belangrijk in het aandrijven van de economie, het beïnvloeden

en het aanwakkeren van het koopgedrag, maar ook in het verspreiden van nieuwe ideeën en

idealen (Daechun, 2003; McDowell, 2004). Voor de consument werd reclame belangrijk om op

de hoogte te blijven van nieuwigheden, in een alsmaar sneller veranderende

consumptiesamenleving. Voor de producent werd reclame belangrijk om zijn product maximaal

te promoten en een succesvolle product- en merkbekendheid te verwerven, zeker gezien de

toenemende competitie en ‘reclame-oorlog’. Door de grotere afstand en ook afhankelijkheid die

tussen producent en consument ontstond, werd het opbouwen (en het onderhouden) van een

vertrouwensband tussen beide belangrijk (Dixon et al., 2006; Schoefs, 2002). Dat werd vooral

belangrijk met het oog op het vinden van nieuwe afzetmarkten en het werken aan

productinnovaties. Immers, om de introductie van een nieuw product tot een succes te kunnen

noemen, is het van belang dat de consument mee in het verhaal van vernieuwing stapt. Slechts

dan kan verandering optreden (Shove, 2003). Om de woorden van Scholliers te gebruiken:

“Mensen geven betekenis aan consumptie, interpreteren, veroordelen, adopteren,

juichen toe of verwerpen” (2011, p. 133).

Producenten gaan vooral dit laatste trachten te vermijden door aan de hand van reclame,

eventuele sporen van twijfels of onzekerheid bij de consument weg te nemen (neophobia) en/of

zijn nieuwsgierigheid te prikkelen, bevestigen of versterken (neophilia). Dat kan worden gedaan

door sterk in te spelen op de ‘materiële’ eigenschappen en/of het nut van een (‘fysiek’) product,

maar ook door het met bepaalde betekenissen, emoties of beelden te associëren waarin

(potentiële) kopers zich kunnen (en/of ook willen) herkennen (Williamson, 1978). Er is sprake

van een succesvolle marktintroductie wanneer een innovatie na verloop van tijd zodanig een

plaats in het dagelijks leven heeft weten te vinden, dat ze zelf ‘traditie’, ‘gewoonte’ en dus

vanzelfsprekend wordt (Shove, 2003). Met andere woorden, via dit actief en continu proces,

blijven producenten steeds aan innovatie en vernieuwing werken. Via reclame spelen ze in op de

gevoelens, de behoeften en de noden, die gelinkt zijn aan elke tijdgeest. Zo trachten producenten

steeds een aspect van de sociale realiteit te behandelen, een cultuur weer te geven, een situatie

of beeld te schetsen, waarvan zij denken dat dit aansluiting vindt bij de leefwereld en de wensen

van de consument. Het is net daarom dat reclame enig licht kan werpen op een maatschappij,

haar gebruiken en cultuur.

Page 108: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

De naoorlogse introductie en evolutie van gemaksvoeding

Een inhoudsanalyse en close reading van Libelle

Aangezien reclame een belangrijke rol heeft gespeeld in de verspreiding van innovaties en de

commercialisering van de voedselketen, wil ik haar belang benadrukken in deze studie. Net

daarom maak ik in dit hoofdstuk gebruik van een thematische en historische inhoudsanalyse op

enkele van de naoorlogse advertenties die over gemaksvoeding verschenen zijn. Hiervoor maak

ik gebruik van het populaire weekblad Libelle (zie technische details in hoofdstuk 3). In mijn

zoektocht naar advertenties heb ik een breed perspectief op gemaksvoeding gehanteerd, waarbij

ik mij heb laten inspireren door de verschillende argumenten die de reclamemakers zelf naar

voren brachten. Dit betekent dat ik alle producten die in de reclame als gemakkelijk,

tijdbesparend en snel werden bestempeld, heb geselecteerd, en ook ben blijven verzamelen,

zelfs wanneer ze, bijvoorbeeld, enkele jaren later, niet meer als gemaksvoeding voorgesteld

werden. Wanneer het voedingsgemak niet meer gepromoot wordt, is dat immers een indicatie

dat deze producten “mainstream” zijn geworden, en niet meer als gemaksvoeding beschouwd

worden (Witteveen, 2008, p. 33).

Het doel van dit hoofdstuk is ‘sporen’ van haar introductie en ontwikkelingstraject in onze

voedingscultuur te ontdekken. Met andere woorden, hoe werd (en wordt) gemaksvoeding

omschreven en gepositioneerd door de voedingsindustrie? Welke verschillen of constanten zijn

hierin (over de tijd) op te merken? Om dit te onderzoeken, heb ik aandacht voor ‘wat’ en

‘waarom’ van gemaksvoeding in reclame (haar ‘fysieke’ en ‘culturele’ producteigenschappen en

gebruiksredenen) maar ook haar consumptiecontext (nl. waar, hoe en met wie). Hiervoor focus

ik mij zowel op de vormgeving (wat afgebeeld wordt) als op de verkoopargumenten (wat

vermeld wordt) en op wat beide kunnen leren over het (door de voedingsindustrie

geconstrueerde) discours rond gemaksvoeding en haar gebruik(-ers).

Om hierover uitspraken te kunnen doen, baseer ik mij op de resultaten van een inhoudsanalyse

waarbij de visuele en tekstuele inhoud van de advertenties in verschillende thematische codes

werden samengevat. Daarbij heb ik een codeerschema opgesteld, dat eerst via een aparte

steekproef getoetst, inductief aangevuld en later systematisch toegepast werd op de

uiteindelijke steekproef van 200 advertenties. Ondanks het feit dat ik een veelal ‘open codering’

gehanteerd heb (d.w.z. op basis van wat de advertenties zelf aangeven), heb ik mij deels laten

inspireren door de literatuur. Zo heeft vooral het werk van Warde (1994) enkele

aandachtspunten aangereikt (bijv. in welke mate reclame inspeelt op de verhouding tussen

traditie en innovatie, het gezondheidsaspect versus het plezier van eten en het verband tussen

het moderne comfort en het zorgaspect van koken). Daarnaast hebben ook de inzichten van

Page 109: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

93

Shove (2003) mij gewezen op de betekenis van gemaksvoeding inzake gebruiksgemak, tijdwinst

en tijdsbeheer. Andere elementen heb ik ontleend aan het werk van Houtman, Aupers en Hüzeir

(2010) omtrent de roep naar echtheid en authenticiteit, vanwege de doorgedreven

industrialisering van de voedselketen. Al deze inzichten en elementen hebben de

voedingsbodem gevormd voor het uiteindelijke codeerwerk (zie in bijlage voor het finale

codeerschema).

Het voordeel van de codering is dat het kan helpen om mijn ideeën te structureren, de totale

steekproef van advertenties op een meer wetenschappelijk onderbouwde manier te

interpreteren en de bevindingen met cijfers te staven. Daarnaast heb ik deze codering ook

gedaan om patronen te vinden en eventuele trends en evoluties te kunnen schetsen. De

frequentie waarin een bepaalde code aan bod komt, kan daarbij een indicatie van

‘belangrijkheid’ geven. Toch is het van belang voorzichtig te blijven, aangezien de codering

slechts op een selectie (200 van de in totaal 793 advertenties) en ook op maar één en bovendien

commercieel magazine (en specifieke doelgroep) betrekking heeft. Vermits ik buiten

gemaksvoedingsreclame geen andere producten onderzocht heb (behalve enkele voorbeelden

zoals aan het begin van dit hoofdstuk), is het niet mogelijk om te weten in hoeverre de

bevindingen, enkel voor gemaksvoeding gelden, dan wel niet deel uitmaken van ruimere

reclamebewegingen.

Aangezien het opzet van deze inhoudsanalyse vooral exploratief is, gebruik ik geen zuiver

kwantitatieve analyse, maar een inhoudsanalyse met een veelal meer interpretatieve inslag en

kwalitatieve benadering, om in te gaan op het verhaal, het discours, de ideeën en de

betekenissen ‘achter’ de advertenties. Strikt kwantitatieve analyses (in de vorm van tabellen,

grafieken, correlaties of significantieniveaus) lijken mij dan ook minder gepast, zeker wat betreft

de rijkheid van de data. Om de advertenties meer ‘in hun geheel’ te onderzoeken, tracht ik ook

steeds verbanden te leggen met de ruimere maatschappelijke ontwikkelingen, zoals omschreven

in het eerste deel van dit hoofdstuk. Zo benader ik de resultaten van de codering niet geïsoleerd,

maar maak ik steeds de terugkoppeling naar de maatschappelijke context en de tijdgeest waarin

de advertenties verschenen. Pas dan kan een dieper inzicht verkregen worden in het discours en

de betekenissen van (gemaks-)voeding (Hesse-Biber, 2010).

In wat volgt ga ik eerst in op het veranderde productie-aanbod van gemaksvoeding en haar

‘materiële’ ontwikkeling. Om dit te doen, kijk ik naar de verschillende soorten producten die in

iedere periode geadverteerd werden. Daarbij bespreek ik kort ook enkele verkoopargumenten

om de evolutie in het soort producten beter te duiden. Toch kijk ik vooral in de daaropvolgende

paragrafen naar de eigenschappen die specifiek aan gemaksvoeding gekoppeld werden, zowel

materieel als sociaal-cultureel, en hoe deze geëvolueerd zijn. Dit doe ik door eerst naar de

Page 110: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

veranderende vormgeving van de advertenties te kijken, en tenslotte ook de belangrijkste

verkoopargumenten te bespreken.

Veranderingen in het assortiment van gemaksvoeding

De reclame die in de periode 1950-1960 verscheen, ging vooral over fruitconserven, over instant

pudding (bijv. “zo gemakkelijk klaar te maken” [1958, nummer 43, p. 111]), “kant-en-klaar”

pannenkoekmeel (“vlug-gemakkelijk” [1962, nummer 48, p. 74]), gebruiksklare desserts

(“worden zo uit de doos op tafel gebracht. Altijd klaar” [1962, nummer 5, p. 43], gemalen instant

koffie (bijv. “zo eenvoudig […] En hoeveel tijd gewonnen” [1957, nummer 47, p. 55]),

bouillonblokjes, bereide sauzen (bijv. “gans bereide Napolitaanse saus, die slechts hoeft

opgewarmd te worden” [1958, nummer 52, p. 21), vleesextracten (bijv. “om op voordelige wijze

de smaak te verbeteren” [1958, nummer 41, p. 49]) en instant mousseline puree (bijv. “zo vlug

gereed” [1968, nummer 39, p. 113]). Daarnaast werden ook groenten in blik geadverteerd (zoals

erwtjes, worteltjes, spinazie, asperges, bonen of gemengde groenten), maar ook vleeswaren in

blik (bijv. stoofcarbonade, frikadellen, worstjes of soepballetjes) en visconserven, zoals “de

Portugese sardine” die, zoals de producent stelde, “een kostbare hulp voor iedere huisvrouw” en

“etensklaar” was (1957, nummer 47, p. 62). Wat betreft het toenmalige assortiment van bereide

maaltijden, bestonden, naast de vele advertenties voor maaltijdsoep (die, zo werd geschreven,

“kant en klaar” waren [1957, nummer 42, p. 61), ook andere “voorbereide gerechten”, zoals

spaghetti met tomaat en kaas in blik, bonen in tomatensaus (1954, nummer 44, p. 86), cassoulet

en zuurkool met worst en spek (1959, nummer 40, p. 95), gebruiksklare baby- en

kleutervoeding (“gemaakt met dezelfde minutieuze zorg als U het zelf zou doen” [1962, nummer

42, p. 70]) of ontbijtmaaltijden die snel of “in een oogwenk” klaar zijn, zoals ontbijtgranen (zie

Afb. 4.4) of Quaker havermout (“klaar in 1 minuut” [1961, nummer 45, p. 34]).

Page 111: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

95

Afb. 4.4 (1952, nummer 38, p. 57)

Door de introductie van producten zoals cassoulet (cf. reclame uit 1959, ibid.) kon de consument

reeds in de jaren 1950 via de huiskeuken met buitenlandse producten, kennis maken (veelal uit

de Italiaanse of Franse keuken), nog alvorens de invloed van reizen, restaurants en immigratie

zich ook effectief lieten voelen (Mestdag, 2002). Ook exotisch fruit in blik (ananas of perzik) kon

aan een ‘gunstige’ prijs door de consument aangeschaft worden, terwijl de verse variant niet

altijd verkrijgbaar of prijzig was, zo stelt de Nederlandse schrijfster Van Bergen (2014) in haar

Page 112: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

autobiografie Gouden jaren. In welke mate deze producten ook effectief een voordelige prijs

hadden en in eenieders bereik waren, kon ik niet afleiden uit de advertenties die ik verzameld

heb (de prijs werd niet meegedeeld). Uit de studie van Geyzen (2013a) blijkt dat deze producten

in de jaren 1950 voor een modaal gezin, nog te duur waren om regelmatig te consumeren. Een

reclame voor fruitconserven Del Monte gaf aan:

“Nu in België, zo uit Californië, het ‘fruit-paradijs’, heerlijk Del Monte fruit – hét

uitverkoren merk in Amerika” (1958, nummer 49, p. 31).

In de jaren 1950 en 1960 werd in reclame (evenals in de jaren 1980, zo zal verder nog blijken)

sterk ingespeeld op de geografische oorsprong van producten, vooral om de consument op het

unieke en het exclusieve van de voedingsmiddelen te wijzen. Ook in de reclame van Del Monte

werd een specifieke vermelding naar Amerika gemaakt, wellicht ook om indruk op de

consument te maken. Uit de studie van Salzman (1983) bleek immers dat de introductie van

Amerikaanse voedingswaren in de periode net na WO II door de consument met luxe en

kwaliteit geassocieerd werden. Dit sluit ook aan bij het feit dat in de jaren 1950 de nadruk in

reclame vaak extra op het exotische van een product werd gelegd. Dit bleek immers een

belangrijk verkoopargument te zijn bij een kwart van de advertenties uit de jaren 1950. Vanaf

1970 werd dit ‘exotische’ echter niet meer of toch minder beklemtoond in

reclameboodschappen, hoogstwaarschijnlijk omdat deze producten (zoals fruit in blik) een meer

vanzelfsprekende plaats in de keuken kregen en minder ‘exclusief’ werden: het aanvankelijk

‘nieuwe’ werd ‘traditie’ (of mainstream). In de bovenstaande reclame van Del Monte werd ook

duidelijk naar de bekendheid van het merk verwezen, om de consument van de kwaliteit van het

fruit te verzekeren en het nieuwe te laten samensmelten met het vertrouwde. Het werken aan

een sterk merkimago en trouw klantenpubliek is steeds een belangrijke reclamestrategie van

producenten gebleven. Toch kwam dit in de jaren ‘50-slogans het vaakst tot uiting (namelijk bij

15 van de 40 advertenties). Bovendien werd de lezer in de jaren 1950 (wanneer de supermarkt

maar pas van start ging in België) ook nog attent gemaakt op de verkooppunten, door in reclame

specifiek naar de kruidenier, de kleinhandelszaken of de buurtwinkel te verwijzen waar het

product gekocht kon worden. Deze eerste soorten van gemaksvoeding waren nog niet overal

verkrijgbaar.

In de jaren 1970 ontstond stilaan een meer gevarieerd assortiment aan gemaksvoeding, zoals

cannelloni in blik, een groter aanbod aan bereide desserten (‘potjesvoeding’) en allerhande

bakklare degen (om bijv. “het bijna vergeten genoegen zelf deeg te vormen […] in een

handomdraai [...] en in een minimum van tijd” klaar te maken [1976, nummer 7, p. 15]). Ook de

diepvrieswaren (diepvriesgroenten), gedroogde kruidenmixen (bijv. “om heel gemakkelijk heel

lekker te koken” [1977, nummer 46, p.6-7), op te vullen bereide snacks met paté in tube (bijv.

Page 113: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

97

“eenvoudig, gemakkelijk en snel” [1974, nummer 50, p.55]), de in zakjes vers verpakte producten

(zoals kant-en-klare sauzen) deden hun intrede, naast een nog vrijwel constant aanbod aan

producten vergeleken met 1950 en 1960 (nl. blikwaren, confituren, soep in blik en poedervorm,

babyvoeding, …). Het verschil met voorheen was dat producenten vanaf de jaren 1970 alsmaar

meer de woorden ‘nieuw’, ‘verbeterend’ en ‘innoverend’ gingen gebruiken. Dit kwam in de

codering bij ongeveer 1 op de 4 advertenties uit de jaren zeventig tot uiting en werd wellicht

gedaan om het hoofd te bieden aan de alsmaar groter wordende concurrentie. Een andere

mogelijke verklaring is het feit dat er minder drempelvrees was voor het nieuwe, dan twintig

jaar voorheen (“the routinization of the unfamiliar”, Warde, 1994, p. 25).

Om de toenemende concurrentie aan te gaan, gingen producenten ook alsmaar meer de

klemtoon leggen op hun ervaring, kennis en specialisatie in het productieproces (bijv. “de

specialist van het vleesextract” [1978, nummer 51, p. 81). Sommige producenten waren ook al

jaren bezig waardoor ze hun jarenlange ervaring ook meer specifiek gingen uitspelen via

reclame. Bij een kwart van de advertenties uit de jaren 1970 (en ook nog de jaren 1980) bleek

dit een belangrijke tactiek om het vertrouwen van de consument te winnen, door het alsmaar

groter gamma van industriële voeding. Een andere manier van de producenten om met het

groter voedingsaanbod om te gaan, was door het belang van afwisseling en variatie op het bord

uit te spelen. Uit de codering blijkt dat hier in de jaren 1970 meer aandacht aan geschonken

werd dan in de andere periodes (namelijk bij 6 van de 40 advertenties). Sommige producten die

voorheen nog als ‘gemaksvoeding’ werden beschouwd (zoals confituur, ontbijtgranen, bereide

potjespudding en instant koffie), kwamen in reclame nog aan bod, hoewel ze niet meer als

dusdanig omschreven werden. Terwijl deze producten aanvankelijk nog als een luxe of uniek

werden gezien, tijdbesparend en/of eenvoudig in gebruik, kwam de nadruk in de latere periodes

haast nog uitsluitend op hun smaak te liggen. Deze verschuiving in verkoopargumenten laat dus

een evolutie in de definitie van gemaksvoeding zien.

Toch is het vooral vanaf de jaren 1980, dat als gevolg van verdere productinnovaties en de

massale opkomst van de diepvriezer en de microgolfovenoven, het aantal kant-en-klare

gerechten in voedingsreclame meer divers werd. Zo vond ik reclame terug voor “kaasflapjes met

echte Ardense ham” (1979, nummer 2, p. 75), Zuid-Frans en Provençaalse visgerechten (1979,

nummer 3, p. 76), diepvriespizza’s, lasagnes, paella, couscous (1988, nummer 46, p. 154-155) en

ook allerlei dieetmaaltijden in individuele porties van maximum 300 calorieën verpakt en “klaar

in amper 15 minuutjes” (1988, nummer 46, p. 181). Bovendien deed de Oosterse keuken haar

intrede, wat tegelijkertijd een verklaring is voor de toename van vermeldingen rond deze

periode naar de geografische herkomst van producten. Zo werd in een reclame van Suzi-wan-

producten vermeld:

Page 114: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

“Zet heel Azië op uw tafel […] Het beste van het Oosten, nu in het Westen [...] zonder

uren in de keuken te staan” (1981, nummer 45, p. 111).

In de Suzi-wan reclame werd een koppel afgebeeld dat aan een rijk gevulde tafel zat, aan het

genieten van een romantisch diner in intieme sfeer. Op die manier werd ook de toegenomen

trend van uit eten gaan, uit de periode 1970-1980, door reclamemakers als een rationeel

argument gebruikt om de consument tot kopen te overtuigen. Zo gaf een reclame uit 1987 aan:

“Bistro-dineren bij je thuis is net zo’n feest als uit gaan eten. En je hoeft er niet eens

het huis voor uit! Bistro Diner biedt een rijke keuze uit bereide schotels (Tagliatelli

di Mare, Witloof au gratin, Waterzooi op zijn Gents, Bami Goreng, Kip Hawai, …).

Elk genoeg voor één persoon. De meeste gerechten zijn geschikt voor de

microgolfovenoven” (nummer 42, p. 169).

De bovenstaande bevindingen geven geen directe aanwijzing over de werkelijke marktafzet van

gemaksvoeding. Dit vereist immers andere data (zie volgend hoofdstuk). Echter, een indicatie

dat gemaksvoeding toch aansloeg bij de consument, kan wel worden afgeleid uit haar

toegenomen assortiment en uit de verschillende variaties (smaken, groottes,

verpakkingsvormen of light-versies) die in de loop van de jaren van eenzelfde basisproduct en

merk, op de markt zijn gekomen. Bij meer dan de helft (namelijk bij 56%) van het totaal aantal

gecodeerde advertenties, werd door de producent verwezen naar ook andere (gemaksvoedings-

)producten en smaken in hun assortiment. Dit blijkt toch aan te tonen dat gemaksvoeding

winstgevend was, aansloeg bij de consument en tot een succesvol segment in de voedingsmarkt

is geëvolueerd. De veranderingen in haar aanbod van producten (nl. de geleidelijke toename van

reclame in de jaren 1950-1960, de grotere variatie vanaf 1970, en de grotere diversiteit aan

kant-en-klare maaltijden in de jaren 1980-1990), hangen samen (toeval of niet) met de

veranderende academische aandacht naar dit type van voeding: van een langzame en

geleidelijke toename tot aan het midden van de jaren ‘60, een bescheiden sprong rond 1970, een

verdubbeling van verwijzingen in de jaren ‘90 en een opvallend enorme toename vanaf de jaren

2000 (Scholliers, 2015a, p. 2).

Veranderingen in de betekenis(-sen) van gemaksvoeding

Doorheen de jaren is het assortiment aan gemaksvoeding steeds blijven toenemen. Daardoor

lijkt de keuze voor de consument alsmaar meer in “een kunst” te zijn veranderd, zoals ook

vermeld in een reclame uit 1979 (nummer 3, p. 51). Immers, wat nog te kiezen? Dit keuzeproces

heeft zich bij producenten in een strijd om de consument vertaald, door middel van vormgeving

en verkoopargumenten in reclame. Daarbij wordt in de eerste plaats de smaak uitgespeeld.

Page 115: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

99

Gemeenschappelijk aan alle advertenties die ik verzameld heb, is dat producenten hun product

steeds zo smakelijk en aanlokkelijk mogelijk willen presenteren, zowel op vlak van vormgeving

als op vlak van reclameslogans. In ruim dertig van de veertig advertenties die ik per decennium

geanalyseerd heb, werd tekstueel op de smaak, de textuur, het uitzonderlijke aroma of het genot

gewezen om zo de smaakzin van de consument te prikkelen en zijn koopbeslissing te

beïnvloeden. Wel valt het op dat producenten in de jaren 1950 vaak superlatieven gebruikten

om de smaak van hun producten nog extra te beklemtonen. Kant-en-klare maaltijdsoep werd

bijvoorbeeld voorgesteld als “uitmuntend” (1953, nummer 13, p.49), “de grootste triomf van de

kookkunst” (1953, nummer 1, p. 68), “een ware schat voor de keuken” (1953, nummer 9, p. 70),

“een lekkernij voor fijnproevers” (1950, nummer 51, p.93) of “een prinselijk gerecht” (1958,

nummer 47, p. 23). Het benadrukken van de smaak werd doorheen de jaren standaard

ondersteund door middel van aantrekkelijke afbeeldingen, hetzij van een appetijtelijk gerecht,

hetzij van de basisingrediënten van een product, of van maaltijden waarin sterk werd ingespeeld

op het plezier van het (samen) eten. Ook het mooi in beeld brengen van de verpakking is steeds

een belangrijke strategie van de producent gebleven om de consument van zijn merk en

kwaliteit te overtuigen. Bij maar slechts 6 van de 200 advertenties die ik gecodeerd heb, werd de

verpakking (die doorgaans ook met de nodige aandacht voor detail aantrekkelijk werd gemaakt)

niet afgebeeld.

In de volgende paragraaf ga ik verder in op de vormgeving van de advertenties (d.w.z. de

afbeeldingen) en welke veranderingen hierin door de jaren heen gebeurd zijn. Zo heb ik

aandacht voor de context en de sfeer waarin gemaksvoeding gepresenteerd werd, en hoe de

‘presentatie’ van gemaksvoeding doorheen de tijd geëvolueerd is. Vervolgens doe ik hetzelfde

met de overige tekstuele verkoopargumenten, naast smaak.

Een evolutie in de vormgeving

In ongeveer de helft van de advertenties die ik gecodeerd heb (circa 24 van de 40 advertenties

per decennium) werd een afbeelding van een gerecht gebruikt. Hoewel dit vooral gedaan werd

(en wordt) om de consument te doen ‘watertanden’, geeft dit tegelijkertijd ook een idee wat te

verwachten en te doen met het product. Dit laatste bleek vooral tot en met de jaren 1970, een

belangrijke verkooptechniek te zijn, wanneer consumenten nog weinig vertrouwd waren met

het gebruik van gemaksvoeding in de keuken. Om de consument hierin te begeleiden, gaven

producenten tot en met deze periode (weliswaar al dan niet afgebeeld), recepten mee of gaven

ze concrete gebruiksaanwijzingen en suggesties, zoals ook in de reclame van Kellogg’s

cornflakes te zien is (Afb. 4.4). Zo werd ook in een reclame uit 1957 (nummer 47, p. 62)

meegedeeld dat de consument gratis recepten kon aanvragen bij het “bureau voor portugese

Page 116: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

conserven, dienst nr. 2, postbus 52 in Elsene” en werd ook een voorbeeld van een gerecht

toegevoegd in de reclame:

“Maak vierkantjes broodkruim klaar, bedek ze met mayonnaise en leg op elk een

portugese sardine zonder vel noch graten. Garneer, door middel van de spuit, met

mayonnaise, versier met kappertjes of rode bieten” (ibid., p. 62).

Dit werd gedaan om te weerhouden dat de consument, deze nieuwe producten niet zouden

durven kopen uit onwetendheid (Short, 2006). Vanaf de jaren 1980 werd dit een minder

courante praktijk, wellicht omdat mensen ook al kennis hadden gemaakt met deze producten,

ook via andere kanalen (bijv. TV, reizen, kookboeken en magazines). Naast afbeeldingen van

gerechten, werden soms ook de basisingrediënten afgebeeld (bij ongeveer 10 à 15 advertenties

per decennium) om de consument te verzekeren van de uitstekende smaak, de natuurlijke

oorsprong en de kwaliteit van de producten. Soms werd een product ook in zijn ‘natuurlijke’

omgeving (bijv. akker) gesitueerd of werd de consument een blik op het productieproces

gegund. Van dit laatste vond ik vooral enkele voorbeelden uit de jaren 1950 terug (bij ongeveer

5 van de 40 advertenties), zoals de onderstaande reclame van Marie Thumas (Afb. 4.5). In de

reclame kreeg de Libelle-lezer, een kenbaar bekwame kokkin te zien, die met de nodige zorg en

aandacht voor hygiëne, verscheidene verse groenten en kruiden, aan het kuisen en snijden was

voor het bereiden, en het in blik verwerken van een “natuurverse” groentesoep, even lekker als

huisbereide soep (althans zo werd de indruk gewekt). Zo werd het accent gelegd op de

zuiverheid en echtheid van de industriële productie van soep in blik. Producenten wilden

voorkomen dat consumenten onbewerkte ingrediënten, boven bewerkte producten zouden

verkiezen. Daarnaast werd in de reclame aandacht geschonken aan het sociaal-culturele aspect

van koken. De lezer kreeg een afbeelding te zien van een keurig en gelukkig gezin, dat de

maaltijdsoep van Marie Thumas wel wist te smaken. De afbeelding toonde een zichtbaar

tevreden echtgenoot die met de nodige goedkeuring en trots toekeek hoe zijn echtgenote

(modieus en modern gekleed), een bord soep voor haar dochter uitschonk. De reclame

illustreert mooi hoe gemaksvoeding met het culturele ideaal van het gelukkige gezin aan tafel

geassocieerd werd. In reclame werd sterk gewerkt aan het idee dat het kopen en het aan het

gezin serveren van producten, zoals kant-en-klare soep, met de zorgrol van de huisvrouw

strookte. Tot dezelfde bevinding kwam Parkin (2006) in haar boek Food is love. Indien de kant-

en-klare soep van Marie Thumas niet de moeite en de aandacht waard zou geweest zijn, zou de

huisvrouw ook niet de moeite en de tijd gestoken hebben in het mooi aankleden van haar tafel

met verse bloemen.

Page 117: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

101

Afb. 4.5 (1958, nummer 43, p. 65)

Het culturele ideaal rond koken werd voor de voedingsindustrie, een belangrijk aandachtspunt

in het werken aan een positief imago rond gemaksvoeding. Kenmerkend voor de jaren 1950 en

1960 zijn dan ook de talloze afbeeldingen van gezellige en idealistische huistaferelen. Zo werd

gemaksvoeding vaker dan in de latere periodes, in een concreet verhaal of scenario ingebed, met

personages (een huisvrouw, vader en kind[eren]) dikwijls ook aan tafel (bij ongeveer een kwart

van de advertenties tussen 1950 en 1960). Ondanks dat sterk werd ingegaan op de sociaal-

emotionele component van koken, werden kooktaferelen haast niet of weinig afgebeeld. Het was

vooral het tafelgebeuren dat in reclame aandacht kreeg, soms ook met de huisvrouw die een

dienblad in haar handen had of een gerecht aan tafel serveerde. Zo werd vooral op het belang

van het maaltijdgebeuren gewezen, dat aan de hand van gemaksvoeding steeds een festijn en

succes beloofde te zijn. Op die manier werd evenveel reclame voor gemaksvoeding gemaakt, als

voor de huisvrouw, haar rol in de keuken en de maaltijdstructuur. Met gemaksvoeding kon de

Page 118: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

huisvrouw haar rol in het huishouden met glans en met gemak vervullen en haar tafelgenoten

verwennen, zo werd haar meegedeeld: de consumptie van gemaksvoeding hoefde met geen

enkele schuldgevoelens of ambivalentie gepaard te gaan (Shapiro, 2004). Met gemaksvoeding

kon de huisvrouw toch nog het gevoel aan haar gezin overbrengen, met veel liefde een maaltijd

klaargemaakt te hebben. Shapiro stelt:

“The table was set, the smiling family was gathered, the mother wore a pretty

apron, and the food was frozen. Or dehydrated. Or canned” (2002, xvii).

Afb. 4.6 (1958, nummer 43, p. 111)

Door het koppelen van rationele argumenten met emotionele argumenten werd gemaksvoeding

als een succes-ingrediënt en win-winsituatie gepromoot. Op deze manier schetste de

reclamewereld een complementair beeld tussen het gebruiksgemak van gemaksvoeding en het

Page 119: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

103

zorgaspect van koken om negatieve consumentenreacties te vermijden (Geyzen, 2013a).

Enerzijds werd ingespeeld op de emancipatie en de vooruitgang die dit type van voeding bracht

(bijv. moderne echtgenote zonder keukenschort, in Afb. 4.5). Anderzijds bleef het ideaal van de

zorgdragende echtgenote aanwezig. Dit sluit aan bij wat ik in het begin van dit hoofdstuk heb

geschreven. Een reclame uit de 1958 (Afb. 4.6) geeft dit duidelijk weer. In de reclame werd

moeder letterlijk door haar gezin op handen gedragen zodra ze ontdekte hoe eenvoudig en

lekker de bereide chocoladepudding van Marque à l’Ours was. Vooral het krijgen van de

bevestiging door het gezin en meestal ook de goedkeuring van de echtgenoot werd door

reclamemakers uitgespeeld. In dat geval kon een product immers niet anders dan goed zijn, zo

luidde de boodschap. In een reclame voor kant-en-klare soep van Liebig uit 1954 (Afb. 4.7) gaf

een jonge echtgenoot aan hoe hij de goede voedingskeuzes van zijn vrouw enkel maar kon

beamen. Ook in deze reclame werd de soep in een klassieke terrine geserveerd om de indruk te

geven dat de soep een volwaardig gerecht voor een doordeweekse maaltijd was dat bij iedereen

in de smaak viel. In afbeelding 4.8 kwam de jaren ’50 cultuur van de ‘bevelshuishouding’ (d.w.z.

hiërarchisch, met concrete gedragsvoorschriften) sterk naar voren waarin de huisvrouw, het

bevel kreeg in de toekomst steeds met het geadverteerde product (in dit geval, Marmite) te

koken: volgens de (autoritaire) echtgenoot kon zij het niet beter.

Afb. 4.7 (1954, nummer 42, p. 66)

Page 120: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

Afb. 4.8 (1952, nummer 3, p. 58)

Naast de goedkeuring van het gezin en het gezellige tafelgebeuren, was het ook een gangbare

strategie om af te beelden hoe gemaksvoeding reeds de voorkeur van verschillende

huisvrouwen genoot. Zo werd in een reclame uit 1956 (zie afb 4.9) geappelleerd aan het belang

van mond-tot-mond reclame. In de reclame brachten verschillende huisvrouwen elkaar op de

hoogte van het gemak en de voordelen van Liebig pakjessoep. Op die manier werd

gemaksvoeding op een meer persoonlijke en dus te vertrouwen manier gepromoot. Daarnaast

werd ook de suggestie gewekt dat de pakjessoep bij verschillende generaties (en ook bij

grootmoeders) in trek was. Het feit dat zelfs grootmoeder vertrouwen gaf aan gemaksvoeding

Page 121: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

105

was een belangrijk tactiek om de lezer te verzekeren van de kwaliteit van de producten. Net

zoals ook met andere nieuwigheden werd gedaan (bijv. huishoudartikelen), werd ook in deze

reclame, het nieuwe met het traditionele en het vertrouwde gerijmd, door naar de goede

authentieke keuken van grootmoeder te verwijzen. Hierdoor gaf reclame een ‘traditionele’

dimensie aan gemaksvoeding (Geyzen, 2013b). De bovenstaande afbeeldingen (incl. Afb. 4.9)

tonen hoe de reclame-industrie steeds naar een middenweg zocht tussen de mogelijke

nieuwsgierigheid van consumenten naar het nieuwe (neophilia) en hun eventuele houvast aan

het conventionele (neophobia). Een ander voorbeeld vond ik in een reclame voor groenten in

blik uit 1953 waarin grootmoeder afgebeeld werd aan het fornuis:

“Bij grootmoeder is het eten altijd lekker. Vooral de groenten. Men mag er op ’t

onverwachts komen, in minder dan geen tijd zet ze U wat voor. Hoe doet ze dat

toch?” (nummer 6, p. 52)

Afb. 4.9 (1956, nummer 47, p.43)

Aan de personages die in de jaren 1950 en ‘60 werden afgebeeld, kwam ook steeds de

traditionele takenscheiding tussen de man als kostwinner en de vrouw als huisvrouw tot uiting.

Terwijl de huisvrouw of huismoeder steeds werd afgebeeld in haar keukenshort, met een

dienblad in haar handen, een boodschappentas in haar handen en/of tijdens het dekken van de

tafel of het dresseren van de borden, werd de huisvader steeds afgebeeld in kostuum, dikwijls

ook aan tafel, verheugend op de schotel waarop hij zich kon verwachten of duidelijk voldaan bij

het proeven van een gerecht. Vanaf de jaren 1970 is een duidelijke afname te zien in de

Page 122: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

associatie van gemaksvoeding met het traditionele kerngezin, hoewel de rol van de vrouw in de

keuken en het sociale belang van koken wel aanwezig bleef, maar meer subtiel werd afgebeeld

(Afb. 4.11). Vandaag zou het haast taboe zijn om de vrouw op een dusdanige manier in reclame

af te beelden. In de onderstaande reclame uit 1968 (Afb. 4.10) voor cannelloni (“pannenkoekjes”

of “zakjes” gevuld met vlees, zoals aan de lezer werd verduidelijkt), kozen de reclamemakers om

de man niet in kostuum af te beelden (zoals standaard in de voorafgaande jaren werd gedaan),

maar wel in vrijetijdskledij. Toch werd het beeld zodanig geconstrueerd dat zijn trouwring sterk

in het oog sprong (net naast het vlaggetje met de boodschap “voor lekkerbekken”). Dit wekte de

indruk dat de maaltijd heel wat echtgenoten wist (of beloofde) te bekoren en binnen het ideaal

van de gezinsmaaltijd paste. De echtgenoot bleek duidelijk op het gerecht verlekkerd te zijn aan

de manier waarop hij met plezier de ene cannelloni na de andere, met twee vorken verorberde

(over gulzigheid maar ook tijdwinst gesproken). Toch is deze reclame vatbaar voor discussie

aangezien het evengoed om een vrijgezel kon gaan (met gewone ring) die van een warme

maaltijd genoot die hij misschien zelf niet kon klaarmaken. In beide scenario’s is de boodschap

hetzelfde: het smakelijk eten.

Page 123: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

107

Afb. 4.10 (1968, nummer 40, p. 103)

Ondanks dat het klassieke beeld van de moderne en goede huisvrouw uit de reclame verdween,

werd zoals in afbeelding 4.11 aan de hand van vrouwenhanden (met mooi gelakte nagels)

duidelijk gemaakt, dat het creëren van een huiselijke sfeer en het koken van warme maaltijden

nog steeds als een vrouwentaak werd gezien, ongeacht haar werksituatie. Hierdoor kon de lezer

dit meer vrij interpreteren en zich ook beter laten meeslepen en inleven in het verhaal. De keuze

bleef aan de Libelle-lezeres (buitenshuis werkend of niet) of zij zich kon vinden in dit scenario.

Page 124: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

Gelijk met de veranderende levensstijl van het lezerspubliek (zie hoofdstuk 3), veranderende

dus ook de vormgeving van reclame. Het klaarmaken van kant-en-klare Unox soep werd in de

reclame als een mooi verwelkomingsgebaar weergegeven waarvoor iedere man zich na een dag

werken maar al te graag naar huis spoedde. Soms werd ook gebruikt gemaakt van humor (bijv.

de kroketten die “recht naar ’t hart van elke man” gaan) om de rol van de vrouw in de keuken op

een minder moraliserende manier te verspreiden (zie Afb 4.12).

Uit het vergelijken van de verschillende advertenties, valt op dat reclamemakers zich door de

jaren heen, minder met personages en verhalen zijn gaan bezighouden, maar meer met het

product zelf. Zo geloofde de industrie dat het niet langer de personages en de context eromheen

waren die de consument tot het kopen van gemaksvoeding kon overtuigen, maar wel het

product zelf. In plaats van de nadruk dus op de huisvrouw- of moeder en/of het eettafereel te

leggen, werd steeds meer aandacht besteed aan een sterke visuele en smaakmakende weergave

van het geadverteerde product en/of een specifiek gerecht. Deze trend zette zich geleidelijk

vanaf de jaren 1960 in, maar won vooral aan belang vanaf de jaren 1970, waarbij vooral het

basisproduct, de natuurlijke herkomst en de versheid van de voedingsmiddelen alsmaar meer

werden benadrukt. Alle overtuigingskracht werd gebruikt om de eigenheid van een product ten

volle tot zijn recht te laten komen (‘de pure keuken’). Tegelijkertijd hing dit ook samen met de

toegenomen bezorgdheid die tijdens deze periode omtrent de doorgedreven industrialisering

van de voedselketen ontstond waardoor producenten via reclame maximaal zijn gaan inspelen

op de natuurlijke kwaliteit van hun producten. Zo werd in een reclame voor kriekenconfituur

van De Betuwe (1975, nummer 4, p. 24) enkel een witte boterham afgebeeld vol rode vers

geplukte krieken (met het steeltje er nog aan) om de consument van “de volle smaak van verse

krieken” te verzekeren. In plaats van te appelleren aan het vertrouwen in het advies en de

keuken van (groot-)moeder, zoals in de voorafgaande decennia gebruikelijk was, werd steeds

meer ingegaan op het vertrouwen in ‘moeder natuur’. Een reclameafbeelding voor

diepvriesgroenten van Iglo uit 1999 (afb. 4.13) gaf weer hoe moeder natuur, haar industrieel

bewerkt product omarmde. In de meest recente advertenties werd de nadruk steeds meer op de

natuurlijke oorsprong van het product gelegd, met de bedoeling de consument te tonen dat alles

met de nodige zorg en eerbied voor de natuur behandeld en verwerkt werd (bijv. onmiddellijk

op het land geoogst en ingevroren). Op vlak van vormgeving is dus een verschuiving vast te

stellen van het sociaal-emotionele en symbolische (met een link naar grootmoeder en het

gelukkige gezin aan tafel), naar het functioneel-inhoudelijke (de koppeling met de natuur en de

eigenschappen van een product). Ondanks de veranderingen op vlak van vormgeving, is de

onderliggende doelstelling echter steeds hetzelfde gebleven: het overtuigen van de consument

dat gemaksvoeding smaak- en kwaliteitsvol, vers, natuurlijk en gezond is en tegelijkertijd een

winst in de keuken betekent (zie volgende secties).

Page 125: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

109

Afb. 4.11 (1987, nummer 42, p. 178)

Page 126: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

Afb. 4.12 (1971, nummer 50, p.86)

Page 127: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

111

Afb. 4.13 (1999, nummer 43, p. 81)

Een evolutie in de verkoopargumenten

Het benadrukken van de kwaliteit van het voedsel, is een van de meest belangrijke en meest

constante verkoopargumenten onder producenten gebleven. Bij ongeveer 15 à 20 advertenties

die ik per decennium gecodeerd heb, werd de kwaliteit van het voedsel als verkoopargument

gebruikt, hetzij gekoppeld aan een visuele verwijzing naar het gelukkige gezin aan tafel, de

keuken en de kennis van (groot-)moeder, hetzij door visueel een link te maken naar de natuur

(vorige sectie). Daarnaast werd de Libelle-lezer ook attent gemaakt op het feit dat de producten

steeds met de grootst mogelijke zorg geproduceerd werden. Dit verscheen bij ongeveer 20

advertenties per decennium (met uitzondering van 10 advertenties in de jaren 1990) en hing

ook samen met de vele verwijzingen naar de natuurlijke versheid (d.w.z. de ‘zuiverheid’ en

‘echtheid’) van producten (die vanaf de jaren 1960 bij ongeveer 15 advertenties per decennium

verschenen). Een andere manier om de consument hierop attent te maken, was door te

verwijzen naar het ‘ambachtelijke’ van een product en dat alles met respect voor tradities werd

Page 128: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

geproduceerd. Het verspreiden van dergelijke “romantisch-nostalgische claims” (Houtman 2010,

p. 105), werd afwisselend doorheen de recente decennia gebruikt. Een voorbeeld hiervan vond

ik een reclame voor bereide groenten in glas van ReNa uit 1975 (nummer 45, p. 35). In de

advertentie vertelde René Naenen (de baas van ReNa, 74 jaar) met fierheid over zijn producten

waarin hij reeds meer dan 48 jaar ervaring had (tevens een verwijzing naar zijn specialisatie) en

het belang van vakmanschap en ‘traditie’ vooropgestelde. Zo werd de advertentie ook ingeluid

met de slogan:

“Wie met voedingswaren te maken heeft, moet conservatief zijn.”

Ondanks dat gemeld werd dat de productie doorheen de jaren grootschaliger en meer

gemechaniseerd werd (onder meer door het gebruik van gedrukte, in plaats van geschreven

etiketten, zo werd geïllustreerd), bleef de boodschap hetzelfde: namelijk, dat de groenten van

ReNa de beste kwaliteit leveren. De groenten werden immers, zoals geschreven werd, “direct na

het plukken vers gesteriliseerd” zoals ook “moeder het deed”. In de verkoopargumenten bleef de

verwijzing naar grootmoeder wel aanwezig, weliswaar zonder afbeelding in tegenstelling tot

vroeger (zie Afb. 4.9). In de advertentie van Rena werd het belang van ‘de goede oude

huisvrouwmethode’ in verband gebracht met het ‘natuurverse’. Het in glas verwerken van

voedingswaren bleek daarbij een handige strategie aangezien de consument op die manier ook

direct de kwaliteit kon zien en ook beoordelen. Deze argumenten werden ook door andere

firma’s zoals Hak (zie onderstaand citaat) en Marie Thumas (zie Afb. 4.14) uitgespeeld:

“Hak groenten in glas zoals onze grootmoeders ze inmaakten. Voor onze

grootmoeders had het inmaken van groenten geen geheim: vers uit de moestuin, fris

achter glas. Hak doet dat nog steeds zo: vers geplukte groenten bereiden met een

toewijding die je heden nog maar zelden ziet. Net alsof elke pot voor eigen gebruik

bestemd is. Dat merk je duidelijk aan de kwaliteit. Ja, zelfs in de winkel zie je het.

Want Hak groenten zitten in glas” (1975 nummer 46, p. 92).

Omwille van deze reden, trachtte Marie Thumas de consument ook te verzekeren van de

kwaliteit van groenten in blik om zo de concurrentie aan te gaan met andere bewaartechnieken

(bijv. diepvries).

Page 129: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

113

Afb. 4.14 (1976, nummer 9, p. 72)

Page 130: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

Afb. 4.15 (1978, nummer 46, p. 46)

Kortom, door de kwaliteit, de zorg en de versheid centraal te stellen (Afb. 4.15, die op vlak van

vormgeving de verschuiving van het sociaal-culturele, naar het materiële ook treffend

illustreert), probeerde de industrie aan de verwachtingen van de consument tegemoet te komen

die in de eerste plaats, althans zo wekten de advertenties de indruk, ‘traditioneel’ klaargemaakte

producten wilde kopen. Dit sluit aan bij de kritiek op massaproductie die sinds de jaren 1960

geleidelijk ontstond (zie in het eerste deel van dit hoofdstuk). Immers, hoe complexer de

voedselketen, hoe groter de inspanningen van de reclame-industrie om via de vormgeving en de

verkoopargumenten, de ‘natuurlijke’ waarde van hun (fabrieks-)producten naar de voorgrond te

brengen. Dit omdat mensen het natuurlijke en het onbewerkte (zonder smaakstoffen en andere

toevoegingen) nog steeds als het beste beschouwen (zie o.a. de getuigenis uit het interview met

Jolanda): als het gezondste, het lekkerste, het veiligste en het puurste. Echter, het feit dat er

zodanig veel reclame over, en variatie van gemaksvoeding bestaat, lijkt er toch op te wijzen dat

mensen, om welke reden dan ook, er toch het voordeel en het nut van in zien. In hoofdstuk 5

toets ik dit concreet.

Page 131: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

115

Dat gemaksvoeding als een symbool van het moderne leven werd gezien (zie hoofdstuk 2),

kwam ook duidelijk uit de inhoudsanalyse naar voren. In verschillende advertenties werd het

kopen van gemaksvoeding gelijkgesteld aan winst op verschillende vlakken (bijv. op financieel

vlak, maar ook op vlak van tijdsbesteding- en planning, sociale contacten, gebruiksgemak en

meer).

In het begin, in de jaren 1950, werd het kopen van gemaksvoeding door producenten nog

geregeld als financieel voordelig voorgesteld, als reactie op het feit dat vele gezinnen zich deze

producten niet regelmatig konden permitteren (zie eerder, het voorbeeld van ananas in blik). Dit

argument kwam bijvoorbeeld tot uiting bij 13 van de 40 advertenties uit de jaren 1950. Zo werd

via reclame benadrukt dat gemaksvoeding goedkoop was en minder hoge verbruikskosten met

zich meebracht omdat het eten sneller klaar was. Dat de prijs toen nog een grote(-re) rol

speelde, bleek ook het feit dat in advertenties in de jaren 1950, nog geregeld de prijs werd

meegedeeld, terwijl dit later (wanneer de koopkracht sterk steeg) nog nauwelijks of niet meer

gedaan werd.

Het rationele argument van tijdwinst is daarentegen altijd een belangrijke constante gebleven.

Ondanks het feit dat dit in de jaren 1950 nog vaker centraal werd gesteld in reclame (bij 16 van

de 40 advertenties), bleef dit ook in de daaropvolgende jaren (bij ongeveer 5 à 10 advertenties

per decennium) een belangrijke strategie om de consument van het nut van gemaksvoeding te

overtuigen. Zo werd gemaksvoeding in reclame aangekondigd als een middel dat meer (vrije)

tijd (of vrijheid) gaf om aan andere activiteiten te spenderen, onaangenaam werk bespaarde en

het leven gemakkelijker, aangenamer en meer kwaliteitsvol maakte (zie onder meer afbeelding

4.16). Het kunnen spenderen van tijd met het gezin als moeder werd een belangrijke

ONZEKERHEID MET DE VOEDSELKETEN

Jolanda (voltijds werkende mama van twee jonge kinderen) kookt drie à vier

keer per week. Ze hecht veel belang aan gezonde voeding en stelt de

voedingswaarde van gemaksvoeding in twijfel. Ze vertelt:

“Ik denk dat als je groenten neemt die ‘heel’ zijn [onbewerkt], dat die gezonder zijn dan iets dat in een

pakket zit, waarvan ik niet goed weet wat het traject is geweest, door welke voorbereidingsstappen het

geweest is, waaraan het blootgesteld is geweest. Dus als je een ‘hele’ [onbewerkte] groente kunt nemen, dan

bedoel ik niet gesneden of niets, dan denk ik dat het logisch is van daaruit af te leiden dat het gezonder

is.”

Page 132: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

verkooptechniek en kaderde in de opkomst van de vrijetijdssamenleving. Door de reclame zo te

brengen dat het doorbrengen van vrije tijd met de kinderen een belangrijk element was, werd de

nadruk op de moederrol gelegd, en gemaksvoeding als een oplossing naar voren geschoven om

eventuele schuldgevoelens weg te nemen indien een moeder niet de tijd voor haar kinderen zou

hebben. Via gemaksvoeding kon een moeder zich optimaal met de opvoeding van haar kinderen

bezighouden en toch lekkere en gezonde maaltijden voorschotelen. Zo luidde de tekst van een

reclame voor kant-en-klare soep van Iglo uit 1979:

“Het sukses van de moeders van vandaag bestaat erin verse soep te maken, zelfs als

ze’r geen tijd voor hebben. Je weet het nog van toen je zelf kind was… Het is zo fijn

om een mama te hebben die tijd heeft… Tijd voor ’n wandeling. Voor een spelletje.

Voor een babbeltje… Tijd ook voor een bordje goeie, warme verse soep. Het kan

makkelijk met Iglo-soep. Echt vers. Lekker en hartig. Klaar in 15 minuten”

(nummer 47, p. 32-33).

Page 133: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

117

Afb. 4.16 (1976, nummer 9, p. 78)

Ook in de bovenstaande reclame voor Zwan cassoulet werd vermeld dat een gezin zich tijdens

de week ook andere vrijetijdsactiviteiten buitenshuis kon veroorloven, nu moeder nog maar

slechts een kwartier nodig had, om met weinig moeite en werk een lekkere maaltijd op tafel te

zetten. Daarbij diende de consument ook niet aan smaak, kwaliteit of versheid in te boeten, zo

klonk het. Doorheen de jaren werd gemaksvoeding in verschillende advertenties geassocieerd,

met lekkere en volwaardige maaltijden waarmee de consument steeds bij familie en/of vrienden

Page 134: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

kon scoren en hen als “markante gasten” kon ontvangen (Afb 4.17). Het verkoopargument van

gemaksvoeding als een succesmiddel is steeds belangrijk gebleven. Ook dit kan als een

winstargument opgevat worden en belicht het meer relationele en sociale aspect van koken. Zo

werd ook in een advertentie uit 1981 (nummer 45, p. 111) geschreven dat het kopen van een

kant-en-klaarmaaltijd een tafel niets anders, dan eer kon aandoen. Door de garantie te geven dat

een gerecht met het gebruik van gemaksvoeding niet zou mislukken (soms ook door de recepten

die voorgesteld werden), probeerden producenten eventuele twijfels over het lukken van het

gerecht, bij de consument weg te nemen. Op basis hiervan werd ook de vakkundigheid van het

productie- en bereidingsproces (zoals in de vorige sectie aangekaart) benadrukt:

“Zou u echt wel eens iets heel anders op uw tafel willen zetten, zonder uren in de

keuken te staan? Dat kan met Suzi-Wan. Suzi-Wan heeft het meeste werk al gedaan,

dus u brengt snel en probleemloos de maaltijd op tafel. Sukses verzekerd” (1981

nummer 45, p. 111).

Een ander steeds wederkerend argument is de verwijzing naar het gebruiksgemak van

gemaksvoeding. Zoals reeds aan bod kwam in de vorige sectie werd de lezer van Libelle in de

jaren 1950 op de hoogte gebracht van het praktische nut van gemaksvoeding door andere

huisvrouwen (bijv. grootmoeder). Een mooi voorbeeld hiervan vond ik in een reclame uit 1953

voor Campbells tomatensoep (Afb. 4.18). In de reclame vertelde een huisvrouw enthousiast hoe

het in huis halen van de kant-en-klare soep van Campbells enkel maar voordelen bracht,

onovertrefbaar was en dit op verschillende vlakken: met de soep kon ze een extra toets en meer

glans aan haar gerechten geven, en tijd en geld besparen zonder aan kwaliteit en

voedingswaarde te verliezen. Gemaksvoeding verving haar rol niet, maar maakte het mogelijk

haar rol nog beter en naar een hoger niveau te tillen, zo toonde de advertentie. Zelfs met het

gebruik van gemaksvoeding, bleef de huisvrouw ‘de ster’ in de keuken (Shapiro 2004).

Page 135: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

119

Afb. 4.17 (1953, nummer 8, p. 52) Afb. 4.18 (1953, nummer 5, p. 52)

Ondanks dat gemaksvoeding comfort en gebruiksgemak bracht, bleven producenten aandacht

schenken aan de persoonlijke inbreng van de consument om hun producten te opwaarderen,

zelfs indien dat maar om het toevoegen van melk, suiker of room en verse kruiding ging (zie Afb.

4.19, maar bijv. ook bij Afb. 4.12). Ook in een artikel voor kant-en-klare conservensoep uit 1958

werd vermeld:

“Niets vervangt de lekkere tomatensoep zoals U alleen die kunt bereiden! Zij heeft

deze enige smaak, die speciale ‘toets’ die zij enkel aan U dankt! Maar bovenal bevat

zij de beste tomaten ter wereld… deze van het Dubbelgeconcentreerd

Tomatenextract Cirio! […] Kortom, met het Dubbelgeconcentreerd Tomatenextract

Page 136: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

Cirio bereidt U beslist de allerbeste tomatensoep: deze die U ‘ondertekent’”

(nummer 50, p. 65).

Afb. 4.19 (1971, nummer 44, p. 24)

Door de nadruk op persoonlijke inbreng te leggen, hoopte de reclame-industrie de consument te

overtuigen dat gemaksvoeding vooral een basisproduct was, waar nog zelf mee in de keuken aan

de slag moest worden gegaan. Het doel was vooral om aan te tonen dat ook gemaksvoeding om

‘koken’ ging (cf. het marktonderzoek van kant-en-klare cake, zie hoofdstuk 2), de nodige

voldoening en de fierheid kon geven en appreciatie aan tafel kon brengen (zie infra, de

uitspraken van Rita, Nadine, Vicky en Wendy). Een van de beste voorbeelden vond ik terug in

een reclame voor pudding van Imperial (in poeder) uit 1970 waarin de lezer werd gewezen op

het belang van het nemen van de tijd om zelf en met liefde, een dessert voor de kinderen te

maken, ondanks dat de reclame zelf over gemaksvoeding ging:

“Imperial pudding is géén haastjerepje…liefde ook niet. Wat klaarfansen in een wip

en een wenk. Kàn niet als u een natuurzuiver lekker licht dessert op tafel wilt

brengen. Neem imperial pudding. Daar houden ze van. Die kunt u op 100 manieren

klaarmaken. Zo eenvoudig. U wéét wat u eet. En, ja, beken maar dat u zich ergens

wel een beetje trots en gelukkig voelt, als de kinderen spontaan zeggen: ‘die van

mams is toch de beste!’” (nummer 40, p. 59).

Page 137: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

121

Kortom, met gemaksvoeding werd de consument niet langer voor de keuze gesteld tussen

investeren van tijd in zichzelf en het investeren van tijd in anderen: via het kopen van

gemaksvoeding kon de consument beide bereiken. Een andere gangbare manier om te

consument te overtuigen dat bij het gebruik van gemaksvoeding, nog eigen inbreng (‘kookwerk’)

aan te pas kwam, was door het belang van creativiteit te benadrukken dat vooral in de recente

advertenties benadrukt werd:

DE DEFINITIE VAN KOKEN EN HET BELANG VAN APPRECIATIE

Rita kookt 5 dagen per week. Voor haar is gemaksvoeding geen vorm van koken:

“Een [kant-en-klare] pizza of lasagne in de oven zetten, dat noem ik niet koken. Nee, dat is niet

koken hè. ‘Luiwijveneten’ zeggen ze hier in de streek [lacht]. Maar als ik kook, dan bedoel ik, dat zijn

aardappelen schillen of vandaag was het rijst met balletjes in tomatensaus, maar dan zijn die balletjes wel

vers [onbewerkt]. Maar als ik echt geen zin heb om te koken, dan is het alles ‘bazaar’, noem ik dat,

zoals frieten van de frituur, lasagne of een macaroni, zo in die aluminiumschaaltjes. Het is een beetje de

luie mama dan hè. [lacht]”.

Vicky (voltijds werkend) kookt zes dagen per week. Volgens haar past

gemaksvoeding niet binnen het ideaalbeeld van een maaltijd:

“Ik gebruik zo weinig mogelijk kant-en-klare producten. Daar gaan ze [haar gezin] niet snel ‘dank u’

voor zeggen. Nee, ze zeggen ‘dank u’ als ik geprobeerd heb iets te maken dat ze graag eten en dat niet

kant-en-klaar is. Ze gaan niet ‘dank u’ zeggen als ik een blikje bolagnaisesaus koop, maar als ze zien

dat ik zelf een mooie bolognaisesaus heb gemaakt of met zalm, dan zeggen ze wel ‘dankjewel’. Ik denk

dat ze dan beseffen dat ik hen probeer een plezier te doen.”

Wendy (voltijds werkend) kookt dagelijks. Bij de vraag of ze kant-en-klare

producten zou gebruiken wanneer gasten op bezoek komen, antwoordt ze:

“Nee. Absoluut niet. Nee. Ja, ik weet niet hoe ik dat moet zeggen. Het zou precies een beetje een falen

zijn van mezelf, dat ik denk van: ‘je vraagt geen gasten om dan rap iets [kant-en-klaar] in de oven

steken. Allez ja, nee, ik denk dat daar het sociale te belangrijk is.”

Page 138: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

“Above all, creativity was the fairy dust that would transform opening boxes into

real cooking” (Shapiro, 2004, p.64).

Zo werd gemaksvoeding als een middel voorgesteld waarmee de consument als ‘de innovatieve

regisseur van zijn keuken’ creatief aan het werk kon gaan, wat wederom als een ‘aanwinst’ kan

geïnterpreteerd worden. De nadruk werd gelegd op het gevoel en de mogelijkheid om als

‘individu’ te koken en niet als een ‘massaconsument’. Hierdoor werd de indruk gewekt dat

gemaksvoeding om meer dan enkel het openen van een blik ging en/of het ontdooien en het

opwarmen van een maaltijd. Hiervan vond ik een illustratie bij reclame voor Zwan uit 1982 (Afb.

4.20) waarin werd benadrukt hoe eenvoudig het was om Zwan altijd in huis te hebben. Door via

reclame de nadruk op de creativiteit van het verschaffen van een maaltijd, te leggen, kwam

echter ook meer werk op de schouders van de huiskok te liggen. Dit kan in verband gebracht

worden met de More work for mother-these die Cowan (1983) als reactie op de rationalisering

van het huishouden en de bijgevolg hogere verwachtingen.

Page 139: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

123

Afb. 4.20 (1982, nummer 42, p.121)

Net omwille van het gebruiksgemak van gemaksvoeding werd door de producent ook gewezen

op het belang van het steeds in huis hebben van gemaksvoeding (bijv. de Zwan-worstjes). Dit om

bijvoorbeeld niet steeds naar de winkel te hoeven, steeds voorbereid te zijn op een onverwachts

bezoek of in geval van nood, toch zonder veel moeite, een ‘verrukkelijke’ maaltijd te kunnen

klaarmaken (Afb. 4.21). Zo werd gemaksvoeding als een efficiënte strategie weergegeven in het

uitvoeren van huishoudelijke taken en het beter kunnen organiseren van de tijd. De meeste

voorbeelden hiervan vond ik in de jaren 1950 terug (bij 7 van de 40 advertenties), hoewel dit

ook in de jaren later aanwezig bleef. Zo klonk de boodschap in een reclame uit 1996:

Page 140: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

“Vandaag geen tijd gehad om boodschappen te doen? Kijk even in de voorraadkast,

want met een paar ingrediënten en een portie creativiteit kookt u een gerecht van

de bovenste (of tweede of derde) plank” (nummer 2, p. 101).

Afb. 4.21 (1952, nummer 51, p. 53)

Om de consument te overtuigen dat gemaksvoeding aan alle verwachtingen voldeed en op alle

vlakken winst betekende, werd tot en met jaren 1970, geregeld de vergelijking met zelfgemaakte

en huisbereide gerechten in reclame gemaakt. Daarbij was de vaststelling steeds dat

gemaksvoeding even lekker, even kundig en zorgvuldig bereid, even vers en misschien zelfs nog

beter was: “Dus waarom nog de moeite doen?" (1953, nummer 8, p. 26). In de daaropvolgende

jaren werd deze vergelijking niet meer in reclame aangehaald, deels omdat mensen al meer met

deze producten (kant-en-klare soep, confituur, instant puree, erwtjes en worteltjes in blik)

vertrouwd waren. In de beginperiode was het maken van deze vergelijking nog belangrijk,

Page 141: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

125

vooral om het vertrouwen te winnen van mensen bij wie deze producten nog nieuw waren. In de

daaropvolgende jaren werd in reclame wel nog gebruik gemaakt van vergelijkingen, maar dan

tussen verschillende vormen van gemaksvoeding (zoals de vergelijking tussen blik en glas of

diepvries en vers).

Indien de consument na het gebruik van de bovengenoemde argumenten nog niet overtuigd was

van het winstgevende en de toegevoegde waarde van gemaksvoeding, speelden (en spelen)

producenten soms nog een laatste troef uit door aantrekkelijke cadeaus aan te bieden. Het

toevoegen van ‘uitzonderlijke’ prijzen, kleine gadgets (vaak ook voor de kinderen, zoals in Afb.

4.4) of kortingsbonnen aan producten werd een belangrijke strategie om de aandacht van de

consument te trekken. Zo werd in een reclame uit 1958 (nummer 47, p. 23) vermeld hoe

consumenten door het versturen van 24 verpakkingen van Liebig kant-en-klare soep een kom

“in echt Delfts” konden krijgen. Ondanks dat dit vooral in de jaren 1950 populair bleek te zijn (bij

17 advertenties), bleef dit ook in de daaropvolgende jaren een belangrijke reclamestrategie om

de consument tot kopen te verleiden. In de onderstaande slogan van Zwan uit 1978 (Afb. 4.22)

werd ingegaan op de kostbaarheid van de tijd door enerzijds naar de wedstrijd te verwijzen (de

te winnen goudstukken) en anderzijds naar de Zwan TV worstjes die zoals de reclame aangaf

“goud waard” waren en tijdwinst gaven.

Afb. 4.22 (1978, nummer 50, p. 83)

Page 142: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

Conclusie

In dit hoofdstuk ging de aandacht naar de manier waarop gemaksvoeding via reclame door de

industrie zelf afgebakend en voorgesteld werd. Dit heb ik gedaan vertrekkende vanuit diverse

maatschappelijke ontwikkelingen die zich de afgelopen decennia in België hebben voltrokken,

met de bedoeling het ontstaan en de ontwikkeling van gemaksvoeding beter te kunnen kaderen

en duiden. De resultaten van de inhoudsanalyse geven alvast duidelijk aan dat een studie naar

reclame daarbij heel wat kan leren en zelfs noodzakelijk is, door dieper inzicht te geven in een

samenleving, haar gebruiken en rituelen, zo ook over de waarden en de normen die bij

voedingsconsumptie een rol spelen. Vooral dit laatste is van belang wil ik de ontwikkelingen

binnen de voedingsindustrie en dus ook de groeiende marktafzet van gemaksvoeding beter

begrijpen (Sarasúa, Scholliers, & Molle, 2005). Daarom ging mijn aandacht in dit hoofdstuk ook

specifiek uit naar het in kaart brengen van evoluties en patronen, door de verschillende

advertenties verspreid over een voldoende groot aantal jaargangen, met elkaar te vergelijken.

Dit heb ik gedaan om de veranderingen in het aanbod van gemaksvoeding te schetsen, maar ook

om gemaksvoeding te contextualiseren, en te zien hoe ze over de tijd al dan niet verschillend

geadverteerd werd.

Ten eerste geven de resultaten in dit hoofdstuk een duidelijke weergave van de wijze waarop

gemaksvoeding geëvolueerd en uitgebreid is, tot een niet meer weg te denken product vandaag.

Wat vroeger in reclame nog als een (luxe-)vorm van gemaksvoeding benadrukt werd (bijv.

instant gemalen koffie, bereide confituur, verse melk in karton verpakt, droge deegwaren,

gebruiksklare koekjes en snacks), wordt vandaag niet meer zo gedefinieerd. Hoewel dit niet erg

verrassend is, scheppen de advertenties in dit hoofdstuk wel een herkenbaar beeld, en geven ze

belangrijke aanwijzingen voor het uitwerken van een hedendaagse definitie van gemaksvoeding,

waarop ik in het volgende hoofdstuk zal terugkomen.

Ten tweede is gebleken dat reclame steeds op de maatschappelijke trends en de culturele

idealen eigen aan iedere periode inhaakt (bijv. de economische groei en de gestegen koopkracht,

de toegenomen arbeidsmarktparticipatie van vrouwen, de opkomst van de

vrijetijdssamenleving, het ontstaan van de restaurantcultuur, de populariteit van de televisie, en

de toename van eenoudergezinnen). Op die manier stelt gemaksvoeding zich ‘flexibel’ op en

blijft ze de trends en ontwikkelingen opvolgen. Ondanks (of net dankzij) de tegenreacties op de

modernisering van de voedselketen, is gemaksvoeding niet verdwenen, maar zijn nieuwe

vormen van gemaksvoeding ontstaan. Dit viel af te leiden uit de producten die geadverteerd

werden (bijv. de opkomst van reclame voor eenpersoonsmaaltijden) en uit de manier waarop ze

gedefinieerd en gepromoot werden (bijv. met een verwijzing naar Amerika in de jaren na WO II,

de zogenaamd ‘voordelige’ prijs van gemaksvoeding in de jaren 1950, de gezelligheid van het uit

Page 143: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

127

eten gaan in de jaren 1970), maar kwam bovenal tot uiting in de vormgeving van reclame.

Doorheen de jaren zijn vooral op vlak van vormgeving aanpassingen aangebracht, waarbij de

klemtoon alsmaar meer verschoven is van de rol van gemaksvoeding in de gezinsmaaltijd (de

maaltijdstructuur) en het beeld van de ideale echtgenote, naar de producten zelf en het belang

van de natuur. Ondanks het feit dat gemaksvoeding doorheen de jaren met verschillende

discoursen in de markt werd gezet, bleef het onderliggende doel wel hetzelfde: namelijk de

consument een gevoel van vertrouwen geven. Om hun producten in een zo breed mogelijk

segment van de samenleving te introduceren, construeren producenten hun reclame steeds

zodanig dat de nadruk zowel op het nieuwe en het innoverende als op het conventionele van

hun producten komt te liggen. Op die manier trachten zij zowel in te spelen op de interesse en de

belangstelling van consumenten (neophilia) als op hun eventuele twijfels en wantrouwen

(neophobia). Voor de reclame-industrie gaat het dus steeds om het zoeken van een evenwicht

tussen het ‘nieuwe’ en het ‘bekende’. Op basis van de advertenties die ik in dit hoofdstuk

besproken heb, bleek duidelijk dat producenten daarbij gebruik maken van zowel rationeel-

inhoudelijke verkoopargumenten (bijv. het belang van tijdsbesparing, de smaakgarantie, het

gebruiksgemak, de voedingswaarde, de versheid en kwaliteit) als emotionele argumenten, door

hun producten ook met sociaal-culturele betekenissen en bepaalde waarden en normen te

associëren (zoals de sociale betekenis van koken, het belang van appreciatie aan tafel, met liefde

iets klaar te maken, het zorg dragen voor anderen of de zogenaamde instandhouding van de

tradities). De resultaten tonen dat deze argumenten doorheen de jaren vrij standvastig zijn

gebleven, weliswaar steeds verschillend ingebed en ‘gepresenteerd’: eerst via het burgerlijke

gezinsideaal en de kennis van grootmoeder, later via het vertrouwde van ‘moeder natuur’.

Niettegenstaande dat het gamma aan producten in reclame en het aantal voedingskeuzes

duidelijk is uitgebreid en veranderd, wijzen de resultaten veeleer op een continuïteit in het

sociale belang van koken en in de sociale normen en de betekenissen achter

voedingsconsumptie: het moet lekker, kwaliteitsvol, natuurlijk en zorgvuldig bereid zijn. Puur

op basis van de reclame lijkt gemaksvoeding een succesverhaal te zijn, voor de producent, maar

ook voor de consument. Gemaksvoeding wordt daarbij door de voedingsindustrie voorgesteld

als de oplossing op elk ‘probleem’ (bijv. tijdsdruk, onverwachts bezoek, gebrek aan inspiratie of

andere prioriteiten) en de uitkomst, ideaal voor elke maaltijdgelegenheid (zowel alledaags als

bijzonder). De vraag is natuurlijk dit een spiegel is van de realiteit. Dat de vergelijking met

huisbereid en de verwijzingen naar recepten, vanaf de jaren 1980, minder aan bod kwamen in

reclame, kunnen een indicatie zijn dat het publiek meer vertrouwd is geraakt met het gebruik

van gemaksvoeding. Toch kwam uit de citaten van de interviews naar voren dat gemaksvoeding

tot vandaag geen of niet altijd een evidentie is en niet evenwaardig aan zelf bereide voeding. Zo

associeert Rita gemaksvoeding met ‘luiwijveneten’. Dit illustreert hoe de bevinding uit de

Page 144: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 4

shopping list studie van Haire (1950) nog steeds actueel is. In het volgende hoofdstuk bestudeer

ik de alledaagse voedingsgewoonten van consumenten om na te gaan hoe gemaksvoeding een

plaats heeft verworven in onze voedingscultuur.

Page 145: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 54 OOFDSTUK 5HOOFDSTUK 4

129

5.

Definitie en consumptie van

gemaksvoeding NAAR EEN HEDENDAAGSE BEGRIPSBEPALING VAN GEMAKSVOEDING, HAAR AANDEEL IN VOEDINGSUITGAVEN EN

ROL IN DE VOEDINGSCULTUUR

In each case, it seems, what constitutes ‘convenience’ is contingent, contested, and context-

dependent.

P. Jackson (2013: 59), Food Words: Essays in Culinary Culture

In het vorige hoofdstuk kwam de geschiedenis en de ontwikkeling van gemaksvoeding aan bod,

met de bedoeling haar veranderend aanbod en productiezijde te benaderen via reclame. Toch

bleef ik aan het einde van het hoofdstuk met de vraag zitten in hoeverre gemaksvoeding ook

effectief een plaats heeft weten te verwerven in onze voedingscultuur. In welke mate is

gemaksvoeding een onderdeel van onze hedendaagse keuken (d.w.z. cuisine) geworden en bij

welke sociale groepen het meest? Deze vragen staan centraal in dit hoofdstuk waarbij ik de

consumptiezijde van het verhaal wens te belichten. In dit hoofdstuk ligt de nadruk dus niet

zozeer op de voedingsidealen (zoals in hoofdstuk 4), maar op de consumptiepraktijken en

gebruiken van mensen. Om dit te onderzoeken baseer ik mij op huishoudbudgetgegevens.

Relevant aan deze data is dat ze een beeld kunnen geven van het percentage van gemaksvoeding

in het totale voedingsbudget van huishoudens. Wat is de gemiddelde procentuele verhouding

tussen uitgaven aan gemaksvoeding versus ingrediënten om te koken? Wordt er nog gekookt

met onbewerkte producten? In hoeverre getuigen deze cijfers van een ware doorbraak van

gemaksvoeding? De meeste studies leggen hun focus uitsluitend op gemaksvoeding, en niet op

haar rol in het geheel van voedingspatronen. In navolging van andere studies (zoals in hoofdstuk

2 reeds kort naar verwezen) wil ik op basis van de voedingsuitgaven van huishoudens,

Page 146: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 5

verschillende types van consumenten onderscheiden en in verband brengen met hun

achtergrondkenmerken. Echter, om dit te analyseren, moet eerst worden gedefinieerd wat

onder gemaksvoeding kan worden begrepen. De advertenties gaven al blijk van een bijzonder

ruim assortiment van gemaksvoedingsproducten. Indien ruim opgevat (als alle producten die

door de mens verwerkt, bewerkt of bereid zijn), zou het antwoord op de bovenstaande

vraagstelling eenvoudig zijn: haast alles is dan gemaksvoeding (Short 2006). Bijkomend, stelt

ook Belasco (2008) zich de vraag of huisbereide pannenkoeken, klaargemaakt op basis van

bloem, suiker, boter, melk en eieren (producten die allemaal tot op zekere hoogte, industrieel

bewerkt en verpakt zijn) als gemaksvoeding kunnen worden beschouwd.

“Zelfs wie achteloos een appel van een schaal pakt, eet het resultaat van bewerking”

(Fresco, 2012, p. 290).

De discussie van wat gemaksvoeding is, wordt nog complexer wanneer ook eigengemaakte

producten gericht op het voedingsgemak in rekening worden genomen (bijv. groenten van eigen

kweek blancheren en invriezen, of spaghettisaus op voorhand invriezen voor verscheidene

maaltijden). Het vereist (soms veel) werk maar het bespaart tijd, werk en kosten achteraf

(Odland & Axelson, 1982). Omwille van dit ‘allesomvattende’, is het geven van een moderne en

nauwgezette definiëring, het eerste belangrijke aandachtspunt in dit hoofdstuk. Hiervoor geef ik

in aanvulling op de inzichten van de advertenties, een overzicht van studies die zich al over dit

probleem van conceptualisering hebben gebogen. Daarbij is het niet de bedoeling een

exhaustieve lijst van studies te geven, maar enkel die elementen te bespreken die relevant zijn

voor mijn onderzoek. De analyses in dit hoofdstuk vormen een belangrijke stap in het

beantwoorden van de centrale onderzoeksvraag over de rol van gemaksvoeding in onze

voedingscultuur, alvorens ook haar invloed op de maaltijdstructuur te onderzoeken (in

hoofdstuk 8).

Wat is gemaksvoeding?

Volgens een historische analyse dook de term ‘convenience foods’ in de internationale literatuur

voor het eerst op in 1920 (Scholliers, 2015a), tevens de periode waarin de gewone consument

voeding in blik begon te kopen (zie hoofdstuk 4). Ondanks het feit dat de term nog steeds

overkoepelend gebruikt wordt, is de invulling complexer geworden en met zodanig veel variatie

dat het moeilijk is een grens te trekken tussen wat wel en wat niet gemaksvoeding is. Bovendien

is het trekken van deze grens ook subjectief, waarbij iedere consument gemaksvoeding op een

eigen manier invult (zie onderstaand de betekenis die Jolanda en Sandra aan het begrip

‘gemaksvoeding’ toedichten), hetgeen ook afhangt van de context. Net daarom sluit ik mij aan bij

Page 147: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 54 OOFDSTUK 5HOOFDSTUK 4

131

Candel (2001) die beweert dat gemaksvoeding veeleer een relatief dan een absoluut begrip is. Ik

waag mij dan ook niet tot het uitwerken van een absolute en vastliggende definitie van

gemaksvoeding, maar tracht tot een zo nauwkeurig mogelijke benadering te komen, die

specifiek voor mijn onderzoek van belang is.

Het is belangrijk om verder te kijken dan het onderscheid tussen niet-gemaksvoeding enerzijds

en gemaksvoeding anderzijds (Pollan, 2013). Hiervoor baseer ik mij op de literatuur. Echter, om

tot die definitie te komen, is het van belang een afweging te maken tussen categoriseren en

detailleren, maar alsnog een voldoende genuanceerd beeld van gemaksvoeding te geven.

Immers, een te gedetailleerde meting van gemaksvoeding zou haaks staan op het doel van dit

onderzoek om later in dit proefschrift, haar impact, kwantitatief te kunnen onderzoeken. Zoals

Harris en Shiptsova (2007) uitgebreid toelichten, hangt het afbakenen van gemaksvoeding van

verschillende factoren af: de mate waarin voedingsmiddelen tijd besparen, kant-en-klaar voor

consumptie zijn, handig verpakt zijn, uit de hand te eten zijn, lang houdbaar zijn, kookkennis en

culinaire expertise uitbesteden, zonder ook de plaats van consumptie te vergeten (in huis of

buitenshuis). Afhankelijk van de factor(-en) die onderzoekers selecteren, zijn er verschillende

definities in de literatuur te onderscheiden. Toch voldoet de definitie die Harris en Shiptsova

(ibid.) uiteindelijk voorstellen niet aan de verwachtingen die ze creëren op basis van de

grondige uiteenzetting die ze geven omtrent het benaderen van de complexiteit van de term

‘gemaksvoeding’. Zo leggen de auteurs de nadruk uitsluitend op kant-en-klare maaltijden voor

thuisverbruik en komt het belang van uit eten gaan of buitenshuis eten niet aan bod. Nochtans

hebben beide net betrekking op het uitbesteden van koken, de ene al wat fundamenteler dan de

andere. Terwijl kant-en-klare maaltijden nog enig werk en moeite van de consument vereisen

(bijv. het doen van boodschappen, het stockeren, het opwarmen, het afruimen en eventueel

afwassen), is het bezoek aan een restaurant of een fastfoodzaak, de meest radicale vorm van

convenience, aangezien het geen werk (en meestal louter genot) met zich meebrengt (De Backer,

2015; Scholliers, 2015). In de theorie van de McDonaldisering van de samenleving beschouwt

Ritzer (2005) fastfoodketens, zelfs als het ultieme symbool van rationalisering. Omwille hiervan

concentreren Buckley, Cowan en McCarthy (2007a) zich in hun definitie van gemaksvoeding op

de plaats van consumptie: binnenshuis of buitenshuis. Toch is het in rekening nemen van de

locatie alleen, niet voldoende om te weten over welke types van voedingsmiddelen het gaat:

afhaalmaaltijden, kant-en-klaar of gedeeltelijk bereide producten. Ook de redenering dat

gemaksvoeding alle producten, behalve onbewerkte voeding en enkele bereide basisproducten

(bijv. boter, olie, bloem, suiker en kruiden) omvat (Capps et al., 1985), blijft te ruim. Een meer

genuanceerde definitie vond ik in het onderzoek van Odland en Axelson (1982, p. 343) waarbij

drie categorieën van gemaksvoeding werden voorgesteld, gebaseerd op de graad van bereiding

en verwerking van producten: (1) de bewerkte basisvoedingsmiddelen (bijv. producten in

Page 148: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 5

diepvries, blik of gedroogd), (2) de door de voedingsindustrie bereide kant-en-klare

voedingsmiddelen, bestaande uit meerdere ingrediënten (“built-in culinary expertise”) en ten

slotte (3) de louter industrieel bereide producten (bijv. snoepgoed en frisdrank).

Niettegenstaande dat hun definitie al meer uitgewerkt en minder eenzijdig is dan de

bovengenoemde benaderingswijzen, is ze niet meer geheel actueel. Zo rekenden de auteurs,

vruchtensappen, kaas en instant koffie, tot hun categorie bewerkte basisvoedingsmiddelen (zie

supra, categorie 1) en gebruiksklare confituur, brood en desserts, tot kant-en-klare

voedingsmiddelen (zie supra, categorie 2). Hun definitie was zelfs al in 1982 achterhaald,

aangezien producenten sinds 1970, niet meer over gemaksvoeding spraken als ze het in reclame

over deze producten hadden (zie hoofdstuk 4). Dit is ook reeds in eerder verschenen onderzoek

(cf. de studie van Test-Aankoop, zoals toegelicht in hoofdstuk 1) als criterium gebruikt om te

weten wat wel en niet als gemaksvoeding beschouwd wordt. Zelfs in een onderzoek uit 2009 van

Monteiro worden producten zoals industrieel bereid brood, koekjes, snacks en ontbijtgranen

nog altijd in dezelfde voedingscategorie als kant-en-klare schotels en fastfood geplaatst, wat een

te ruime en verouderde visie is om als basis te gebruiken voor mijn onderzoek. Bovendien stelt

Monteiro, voedingsconserven en diepvriesproducten gelijk aan onbewerkte voedingsmiddelen,

hetgeen niet strookt met de visie van Warde en Shove (zoals vermeld in hoofdstuk 2), dat ook

deze producten de consument een beter tijdbeheer en meer flexibiliteit verschaffen.

De bovenstaande definities reiken een aantal aandachtspunten aan die van belang zijn voor het

bepalen van mijn definitie, namelijk het maken van een onderscheid tussen binnenshuis en

buitenshuis eten, het hanteren van een hedendaagse focus op gemaksvoeding, en het

differentiëren van bewerkte basisvoedingsmiddelen of enkelvoudige ingrediënten met kant-en-

klare maaltijden. De grootste uitdaging daarbij is het vinden van een evenwicht, tussen een te

eenzijdige en te ruime categorisering.

Page 149: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 54 OOFDSTUK 5HOOFDSTUK 4

133

Een definitie die naar mijn gevoel het best tegemoetkomt aan de bovenstaande criteria en een

meer compleet beeld van gemaksvoeding levert, is de definitie van Jens Bonke (1992). Bonke

hanteert een moderne visie op gemaksvoeding, maakt een onderscheid tussen niet-

gemaksvoeding, bewerkte maaltijdingrediënten (semi-gemaksvoeding) en complete kant-en-

klare maaltijden (gemaksvoeding), legt zijn focus op het bereiden van maaltijden (door het

ontbijt, brood, beleg, frisdrank en snacks apart te plaatsen) en differentieert producten voor

thuisverbruik van buitenshuis eten. Ik heb mij dan ook grotendeels laten inspireren door zijn

ideeën, aangevuld met inzichten van ook andere auteurs.

Wat mijn definitie betreft (zie figuur 5.1), heb ik steunend op de definitie van Bonke een

onderscheid gemaakt tussen niet-gemaksvoeding, semi-gemaksvoeding en gemaksvoeding.

Deze driedeling is gebaseerd op het verschil tussen enerzijds maaltijdcomponenten (die de

categorieën niet- en semi-gemaksvoeding vormen) en anderzijds volledige kant-en-klare

WAT IS GEMAKSVOEDING?

Bij de vraag wat gemaksvoeding is, antwoordt Jolanda:

“Wel [denkt na] bijvoorbeeld een hamburger van de Macdonalds of frietjes van de Macdonalds bedoel

ik. Wat is nog gemaksvoeding? [denkt na] Wacht hè, hier thuis, ja dat is niet echt ge[-maksvoeding].

Het is duur, dus de traiteur. Dat eet ik ook soms als ik echt weinig tijd heb en zeg: ‘oké, hop, ik ga

naar de traiteur, ik koop voor twee dagen’, en dat is gemak, ik bedoel dat is enkel opwarmen. Wat is

dan nog [gemaksvoeding]? Wel de enige diepvriesproducten die ik koop zijn diepvrieserwten en ook vlees.

Als ik voor een week kook, dan doe ik al het vlees dat ik gekocht heb in de diepvries ook. In de

diepvries bij mij ga je vinden, dinges die al klaargemaakt zijn. Kippenfilets ga je vinden, worstjes ga je

vinden, gehakt ga je vinden. Uhm, wat ga je vinden? Uhhh ja, diepgevroren stukjes fruit. Ge weet wel

zoals bosbessen, ananas, ja. En wat ga je nog vinden bij mij? Ijsroom en erwten. En dat is het denk ik.”

Ook Sandra baseert haar definitie van gemaksvoeding op basis van wat ze zelf in

huis heeft. Ze vertelt:

“Ja tomaten passata, maar ja, dat noem ik geen gemaksvoeding. Ravioli, dat hebben we in huis,

inderdaad en misschien van die Uncle Bens zoetzure saus. Maar daarnaast heb … koop ik dat

[gemaksvoeding] niet. Er steken misschien pizza’s in die diepvriezer, maar dat is dan meestal voor ons

als we een weekend zonder kinderen hebben en we bijvoorbeeld een hele dag gewerkt hebben en we dat dan

s’ avonds wel een keer gebruiken.”

Page 150: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 5

maaltijden (die de categorie gemaksvoeding vormen). Bovendien houd ik binnen de categorie

gemaksvoeding (vanwege de focus op koken) ook rekening met buitenshuis eten dat behalve

kant-en-klare maaltijden in de supermarkt of in de voedingswinkel, eveneens het gemak van

klaargemaakt eten illustreert: restaurantbezoek, fastfoodketens, afhaalmaaltijden en

thuisleveringsdiensten.

Aangezien ik gemaksvoeding niet zo ruim wil benaderen, wil ik duidelijk het verschil

beklemtonen tussen bewerkte maaltijdcomponenten (semi-gemaksvoeding) versus volledig

bereide maaltijden (gemaksvoeding). Bij semi-gemaksvoeding gaat het immers meer over een

soort van ‘assisteren’ van de huiskok (International Markets Bureau, 2010). Tenslotte dienen de

ingrediënten thuis nog zelf door de consument in een maaltijd verwerkt te worden, en komt het

conventionele begrip van koken meer aan bod dan bij kant-en-klare maaltijden. Illustratief is het

citaat van Shapiro (2004, p. 60) die deze producten omschrijft als “behind-the-scenes assistants to

the real star”. Ook uit de advertenties (hoofdstuk 4), die een beeld scheppen van wat

consumenten belangrijk vinden, bleek het belang van koken en eigen inbreng, een grote rol te

spelen bij het kopen van gemaksvoeding. Om de relatie met koken nog beter te benaderen heb ik

bij zowel de onbewerkte als de bewerkte maaltijdcomponenten, nog een bijkomend onderscheid

gemaakt tussen enerzijds basisingrediënten (bijv. groenten, vlees en aardappelen) en anderzijds

aanvullende ingrediënten die ‘niet puur te eten zijn’ (bijv. sauzen, kruiden, boter en

bouillonblokjes).

In dezelfde lijn als de definitie van Bonke, gebruik ik een hedendaagse visie op gemaksvoeding,

door producten zoals droge deegwaren, margarine, bloem en vers verpakt en versneden vlees,

onder te brengen in de categorie ‘niet-gemaksvoeding’. Ook Odland en Axelson (1982) namen

bereide basisproducten zoals boter, suiker en olie (ondanks bewerkt), niet op in hun categorie

gemaksvoeding. Een belangrijk verschil tussen mijn classificatie en die van Bonke, is dat hij vlees

en vis in diepvries en blik bij niet-gemaksvoeding categoriseert (namelijk als producten die nog

gekookt moeten worden), terwijl ik deze (naar aanleiding van de inzichten uit hoofdstuk 2)

onder semi-gemaksvoeding rangschik, als producten die eenvoudig te bewaren zijn en meer

controle over de tijd geven (Sheely, 2008). Het onderstaande citaat van Shove en Southerton

(2000, p. 308) weerspiegelt adequaat het gevoel van flexibiliteit dat deze producten aan de

consument kunnen verschaffen (de hypermoderne betekenis van gemaksvoeding):

“…the experience of having a mini-supermarket within ‘your own kitchen’” (2000,

p. 308).

Daarnaast plaatst Bonke gepaneerde verse vis en vlees, in de categorie semi-gemaksvoeding,

hoewel ik deze als niet-gemaksvoeding definieer, vanwege de langetermijnvisie en ik dus minder

‘conservatief’ in het categoriseren van gemaksvoeding ben. Anders zouden ook andere taken,

Page 151: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 54 OOFDSTUK 5HOOFDSTUK 4

135

zoals het versnijden, verwerken, en verpakken van verse porties vlees en vis (behalve kant-en-

klare bereidingen), de definitie van gemaksvoeding te breed maken (Scholliers, 2015, p. 4). Het

hanteren van deze moderne aanpak brengt ook met zich mee dat ik andere bewerkte producten

en ‘voorlopers’ van ‘gemaksvoeding’, zoals brood, ontbijtgranen en snacks (bijv. chocolade,

snoepgoed en koekjes) in een bijkomende categorie ‘restvoeding’ opneem. Hiermee bedoel ik

niet dat deze producten ‘ondergewaardeerd’ worden, maar categoriseer ik ze apart om een meer

genuanceerd beeld van gemaksvoeding te construeren. Het isoleren van deze categorie doet ook

recht aan de focus die ik op koken hanteer. Bovendien is het in kaart brengen van deze categorie

belangrijk om een volledig beeld te schetsen van de ‘totale’ voedingsuitgaven van gezinnen, en

de rol van gemaksvoeding daarin (zie verder).

Wanneer ik het verder in dit boek over de overkoepelende term ‘gemaksvoeding’ heb, bedoel ik

zowel semi-gemaksvoeding als volledige bereide maaltijden en buitenshuis eten. Indien ik het

echter in het belang van dit onderzoek meer genuanceerd (specifiek gerelateerd aan een van de

onderliggende categorieën van de classificatie wil hebben) en dus een meer concrete invulling

hanteer, zal ik dit duiden.

FIGUUR 5.1 CLASSIFICATIE VAN GEMAKSVOEDING

NIET-GEMAKSVOEDING SEMI-GEMAKSVOEDING GEMAKSVOEDING RESTVOEDING

Maaltijdcomponenten Volledige

maaltijden

Basisingrediënten

(1)

Onbewerkte (minimaal

bewerkte) maaltijdcomponenten

Bijv. onbewerkte groenten

(3)

Semi-bewerkte en bereide

maaltijdcomponenten

Bijv. groenten in blik

(5)

Kant-en-klare

maaltijden

Bijv. diepvriespizza

(6)

Maaltijden

buitenshuis

Bijv. restaurant

(7)

Ontbijt en

broodmaaltijden

Bijv. ontbijtgranen

(8)

Kant en klare

snacks

Bijv. chocolade

Aanvullende ingrediënten

(2)

Basisproducten

Bijv. margarine

(4)

Volledig bewerkte producten

Bijv. kant-en-klare sauzen

Page 152: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 5

De definitie die ik in dit onderzoek van gemaksvoeding vooropstel, is vooral voor mijn studie

van belang, en slechts een van de vele benaderingen van gemaksvoeding. Andere mogelijkheden

zijn het maken van een opdeling op basis van bijvoorbeeld de gemiddelde kostprijs van

producten, hun verpakkingsmaterialen, calorieën of zelfs luxe-imago. Bovendien wil ik

benadrukken dat gemaksvoeding een open begrip is, dat haar invulling steeds in evolutie is en

dat ook mijn categorisering als gevolg vatbaar voor discussie is. Ter illustratie: chips kan als een

kant-en-klare snack beschouwd worden, maar ook als een ingrediënt in een gerecht (Jacobs,

2015). Dit om te verduidelijken dat indien de focus op teveel details berust er altijd

verschuivingen mogelijk zijn tussen de bovenstaande categorieën. Dit is eigen aan iedere

categorisering, maar essentieel om een totaalbeeld te kunnen verschaffen over de betekenis van

gemaksvoeding in onze voedingscultuur.

Is gemaksvoeding inderdaad zo alomtegenwoordig in de voedingsgewoonten? De laatste jaren is

in publicaties opvallend veel aandacht voor gemaksvoeding. Daarbij komt met name de rol van

gezinskenmerken ter sprake. In de volgende paragraaf bespreek ik kort de impact van diverse

achtergrondkenmerken, in het bijzonder de gezinssituatie, maar ook de levensfase, en de

werksituatie van huishoudens.

Over de rol van sociale achtergrond en gezinskenmerken

Voedingskeuzes voelen sterk individueel en natuurlijk aan, hoewel ze verband houden met

sociale achtergrondkenmerken en de levensfase (Beardsworth & Keil, 1997). Op basis van reeds

gedane studies valt te vermoeden dat gemaksvoeding vooral aanhang geniet bij mannen,

alleenstaanden en voltijds werkenden (zie hoofdstuk 2). Het is met name bij deze sociale

groepen dat voedingskeuzes meer rationeel en functioneel van aard zijn, hetzij door een gebrek

aan kookkennis, hetzij door tijdsgebrek, hetzij door het gemis van het sociale belang van koken

en het bijgevolg niet kunnen opbrengen van de tijd en de moeite. Er bestaat heel wat literatuur

over de invloed van samenwonen op het sociale belang van de maaltijd en het zorgaspect van

koken (Kemmer et al., 1998; Kemmer, 1999). Marhall en Anderson concluderen op basis van

interviews en ‘voedingsdagboeken’ bij net-gehuwde mannen en vrouwen:

“The idea of eating properly continues to exist as a metaphor for family life,

signifying the departure from single status” (2002, p. 204).

Zo hangt de betekenis van koken bij (net-)samenwonende koppels (en met name met kinderen),

sterker samen met de symboliek van de gezinsmaaltijd als bindmiddel, en is koken meer sociaal-

en persoons-georiënteerd dan bij alleenstaanden. Bij deze laatste groep zijn de voedingskeuzes

Page 153: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 54 OOFDSTUK 5HOOFDSTUK 4

137

minder aan bepaalde regels, verwachtingspatronen en structuur gebonden (Murcott, 1983; Falk,

1994). De sociale en culturele facetten van koken zijn bijgevolg minder van invloed. Wanneer het

sociale belang van koken minder aanwezig is, wordt koken vaker uitbesteed door uit eten te

gaan, kant-en-klare maaltijden te kopen of maaltijden af te halen. In dat geval primeert vooral

het kopen en het besparen van tijd die anders thuis in de keuken doorgebracht wordt. Dit blijkt

vooral populair te zijn bij alleenstaanden (zie ook verder in dit hoofdstuk, het verhaal van

Helena) en in zekere mate ook bij koppels zonder kinderen (Candel 2001). Bij gezinnen met

kinderen zou de consumptie van gemaksvoeding (en dan vooral van kant-en-klare maaltijden)

sneller schuldgevoelens aanwakkeren. De klemtoon ligt dan immers op het spenderen van tijd

en moeite aan koken, als een symbool van liefde en het investeren van tijd in het gezin (in het

Engels uitgedrukt met de term ‘hand taste’, zie hoofdstuk 2). Toch is het in dagelijks praktijk

brengen van dit ideaal niet altijd haalbaar, ook niet bij gezinnen met kinderen. Studies tonen aan

dat gemaksvoeding in dat geval, in welke vorm dan ook, een efficiënt en nuttig alternatief kan

zijn om met huishoudstress, tijdsdruk of andere en onvoorziene omstandigheden om te gaan

(Bava, Jaeger, & Park, 2007; Buckley, Cowan, & McCarthy, 2007a; Schubert, Jennaway, &

Johnson, 2010). De voedingsindustrie speelt daar (o.a. via reclame) ook op in, en tracht

mogelijke schuldgevoelens weg te nemen. Toch blijkt uit het onderzoek van Bonke (1993) dat

gezinnen met kinderen eerder voor semi-gemaksvoeding opteren, in plaats van kant-en-klare

maaltijden te kopen of uit eten te gaan. Gemiddeld vallen deze laatste twee maaltijdalternatieven

ook financieel duurder uit in grotere, dan in kleinere gezinnen.

Om terug te komen op de gebruiksredenen van gemaksvoeding, zou deze ook vooral bij

werkende gezinnen een uitkomst kunnen bieden na een drukke dag op het werk (Jabs et al.,

2007; Verlegh & Candel, 1999). Het hebben van hogere werkeisen en een druk sociaal leven

heeft tot gevolg dat hoger opgeleiden, koken vaker zouden uitbesteden dan lager opgeleiden,

maar dan in de vorm van uit eten gaan, wat bovendien een belangrijk symbool van status en

identiteit is (Cheng et al., 2007). Misschien liggen net daarom hun huishoudelijke uitgaven aan

kant-en-klare maaltijden minder hoog dan bij lager opgeleiden, hoewel dit volgens Harris en

Shiptsova (2007) ook kan liggen aan een meer gezondheidsbewuste houding ten opzichte van

voeding.

Daarnaast tonen studies aan dat jongere gezinnen minder conventioneel in hun voedingskeuzes

zijn en meer open staan voor het uitproberen van nieuwe producten (neophilia) vergeleken met

oudere gezinnen die meer conservatief zijn en aan hun gewoonten vasthouden (neophobia).

Oudere generaties zijn ook minder bekend met de laatste nieuwe trends in gemaksvoeding en

groeiden op in een tijd waarin het aanbod aan gemaksvoeding (vooral van kant-en-klare

maaltijden, fastfood en afhaalmaaltijden) nog niet zo groot en divers was als vandaag of zelfs nog

Page 154: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 5

niet bekend was (Jabs et al., 2007). Hoewel de impact van leeftijd op voedingsconsumptie vooral

zou toe te schrijven zijn aan een generatie-effect, zou een alternatieve verklaring zijn dat ze

meer tijd hebben om te koken (Brunner et al., 2010). Onderzoek bevestigt dat oudere gezinnen

meer tijd aan koken spenderen dan jongere gezinnen (Cheng, et al. 2007; zie ook hoofdstuk 6 en

7).

Ik volg De Backer (2015) die stelt dat de sterkte van de invloed van gezinskenmerken

samenhangt met het type van gemaksvoeding. Zo valt te verwachten dat producten zoals semi-

gemaksvoeding hun weg in vrijwel alle keukens hebben gevonden, terwijl kant-en-klaar en uit

eten gaan, meer specifiek in gebruik zijn bij sommige groepen in de maatschappij. Op basis

hiervan verwacht ik dat de impact van de gezinskenmerken sterker zal zijn bij deze laatste types

van gemaksvoeding.

De rol van gemaksvoeding in onze voedingspatronen

Een typologie van voedingsuitgaven

Zoals Rozin (1982) stelt is cuisine een complex begrip dat zich laat ontdekken via het zoeken

naar patronen. Om dit doel te bereiken, zijn objectieve en kwantitatieve gegevens noodzakelijk

die ik in het Belgische huishoudbudgetonderzoek uit 2005 (toegelicht in hoofdstuk 3) terugvind

en een zeer gedetailleerde registratie van de voedingsuitgaven van huishoudens biedt.

Om deze patronen te kennen, vertrek ik vanuit het alledaagse handelen op microniveau. In die

zin is deze opzet meer ‘explorerend’, hoewel ik ook de rol van gezinskenmerken toets (door de

relaties tussen de voedingspatronen en de achtergrondkenmerken van huishoudens te

onderzoeken). In hun totaliteit geven deze patronen op macroniveau, inzicht in onze

voedingscultuur, cuisine en rol van gemaksvoeding. Deze benaderingswijze is een omgekeerde

manier van werken dan wat doorgaans in studies gedaan wordt. Vaak vertrekken studies vanuit

bepaalde assumpties om zo hun onderzoekspopulatie af te bakenen (bijv. de voedingsgebruiken

van alleenstaanden) en in functie daarvan hun verwachtingen te toetsen. Daarentegen opteer ik

ervoor om vanuit de basis (nl., een bottom-up perspectief), verschillende voedingspatronen te

ontwarren om een beter zicht op het geheel te krijgen, en vanuit een minder vooringenomen

invalshoek te vertrekken. Tegelijkertijd brengt deze strategie de meerwaarde van de data

maximaal tot uiting: het onderzoeken van de verbanden tussen uitgaven, hun samenstelling,

verdeling en hun relatie tot verschillende types van huishoudens (Scholliers, 2011). Deze

benaderingswijze (gebaseerd op de principes van de praktijkgebaseerde benadering) is niet

beter dan andere, meer top-down methoden, maar wel meer sociologisch (cf. de these van de

Page 155: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 54 OOFDSTUK 5HOOFDSTUK 4

139

ivoren toren van Elchardus). Zo berust ze minder op theoretische vooronderstellingen. Echter,

de vraag blijft hoe deze opzet te vertalen in een concreet werkbare analyse. Een statistische

methode die naar mijn mening goed bij deze benadering aansluit, is de methode genaamd

‘latente klasse analyse’.

Latente klasse analyse is een uiterst geschikte methode om huishoudens in verschillende types

te categoriseren (d.w.z. latente klassen) op basis van hun voedingsuitgaven (gedrag). Deze

methode wordt dikwijls in de sociale wetenschappen gebruikt voor het uitwerken van

typologieën. Aan de hand van deze methode tracht ik verschillende groepen van consumenten

(patronen) te onderscheiden die een gelijkaardig consumptiegedrag vertonen. Een eerste

belangrijk voordeel van deze analyse is dat ze minder absoluut en separatistisch is, vergeleken

met andere clustermethodes. Zo houdt ze rekening met de neiging van gezinnen om tot meer

dan een voedingspatroon te behoren (uitgedrukt door de analyse als

waarschijnlijkheidskansen). Immers, soms gaan mensen vlot van de ene voedingscategorie naar

de andere: van niet-gemaksvoeding naar kant-en-klaar als ze uit eten gaan, afhankelijk van het

moment van de dag, de gebeurtenis of het weekendgevoel (Dagevos, 2005). Een tweede

voordeel is dat ik op basis van de enorme hoeveelheid producten en gedetailleerde

uitgavencijfers, mijn eigen categorisering van gemaksvoeding (zie supra, figuur 5.1) kan invullen

en ook haar rol in de totale voedingsgewoonten in kaart kan brengen. In andere studies (bijv.

Buckley et al., 2007a; Candel, 2001) wordt dikwijls via interviews of enquêtes gepeild naar de

consumptie van gemaksvoeding (bijv. frequentie uit eten gaan, snacken, het kopen van kant-en-

klare voeding), hetgeen een minder nauwkeurig beeld van de realiteit kan geven. Een derde en

laatste belangrijk voordeel van de analyse is dat ze ook een goede aanzet geeft en de basis vormt

voor verdere en meer gevorderdere analyses. Indien ik ervoor had gekozen om de uitgaven aan

elk voedingsproduct in detail te rapporteren (met het voordeel van een zeer genuanceerd

beeld), had ik een invalshoek gehanteerd die zich minder had geleend voor bijkomende analyses

(bijv. het bestuderen van de link met sociale achtergrond). Aangezien ik de voedingsuitgaven

van huishoudens en hun vraag naar gemaksvoeding, in verband wil brengen met de

tijdsbesteding aan maaltijden (hoofdstuk 8), heb ik nood aan een analysemethode die deze

mogelijkheid biedt.

Bij het zoeken van deze patronen heb ik aandacht voor de relatieve voedingsuitgaven, de

manier waarop deze verdeeld zijn en de plaats en de rol van gemaksvoeding daarbinnen. In

navolging van Bonke (1992), maar ook Odland en Axelson (1982), baseer ik mij op relatieve

uitgaven aangezien deze een indicatie geven van voedingsvoorkeuren, keuzes en preferenties.

Het percentage kennen van het voedingsbudget dat naar gemaksvoeding gaat, is voldoende om

te zien in welke gemaksvoeding een rol speelt in de voedingscultuur. Hiervoor tracht ik in een

Page 156: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 5

eerste fase die meer verkennend is, een typologie uit te werken die zich specifiek toelegt op de

thuisconsumptie van voedingsmiddelen (maaltijden buitenshuis niet opgenomen), waarbij ik

specifiek geïnteresseerd ben in de rol die gemaksvoeding speelt in het kopen van producten,

bedoeld voor het thuis bereiden van maaltijden. Om deze typologie (zie tabel 5.2) op te stellen

en verschillende voedingspatronen te onderscheiden, maak ik gebruik van acht indicatoren: (1)

het percentage van voedingsuitgaven in het totale gezinsbudget (uitgedrukt in kwartielen), de

verdeling van het budget volgens basisingrediënten ([2] vlees, [3] vis, [4] groenten, [5] fruit en

[6] maaltijdkoolhydraten) naar niet-gemaksvoeding en/of semi-gemaksvoeding, (7) het

percentage van uitgaven aan kant-en-klare maaltijden in het totale voedingsbudget (wederom

uitgedrukt in kwartielen) en tenslotte (8) de specificatie van het budget aan kant-en-klare

maaltijden9.

Vervolgens breng ik in een tweede fase deze typologie in verband met mijn classificatie van

gemaksvoeding (figuur 5.1). Ten eerste schept dit meer klaarheid in de voedingspatronen, maar

ook in de rol van gemaksvoeding in de totale voedingsuitgaven van huishoudens. Ook deze

definitie wordt toegepast op de data om de verdeling van het gemiddelde totale voedingsbudget

na te gaan voor elk van de verschillende categorieën. Echter, om dit te kunnen doen, heb ik op

het hoogste detailniveau van de data gewerkt en alle voedingsuitgaven die vermeld stonden in

de classificatie ondergebracht, zoals geïllustreerd in de onderstaande figuur 5.2. Gezien de

volledigheid en de gedetailleerdheid kon ik de operationalisering van de definitie grondig

uitwerken, met uitzondering van het feit dat schoolmaaltijden en maaltijden op het werk (in de

kantine) niet in de categorie ‘maaltijden buitenshuis’ konden worden opgenomen. Aangezien de

uitgaven aan kantinemaaltijden niet (duidelijk) in de data vermeld stonden, heb ik ook geen

rekening gehouden met de gezinsuitgaven aan schoolmaaltijden.

9 Voor het vormen van deze typologie neem ik studerende gezinnen (gezinshoofd en/of partner voltijds student) niet op. Daarnaast verwijder ik alle gezinnen met onvolledige informatie omtrent hun voedseluitgaven uit de databank en selecteer ik ook enkel die gezinnen waarbij het gezinshoofd deelnam aan het tijdsbudgetonderzoek, om in een volgende fase ook zijn of haar individuele kenmerken in rekening te nemen (nl. leeftijd en opleidingsniveau). Hiervoor heb ik mij gebaseerd op de data uit het tijdsbudgetonderzoek.

Page 157: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 54 OOFDSTUK 5HOOFDSTUK 4

141

FIGUUR 5.2 DE OPERATIONALISERING VAN DE DEFINITIE VAN GEMAKSVOEDING: EEN ILLUSTRATIE

De reden waarom ik de rol van gemaksvoeding in twee fasen onderzoek, is om de validiteit van

beide benaderingen met elkaar te kunnen vergelijken. Cijfers zijn altijd vatbaar voor

interpretatie. De mate van samenhang tussen beide classificaties kan helpen meer inzicht te

krijgen in de betekenis van de verschillende types van gemaksvoeding, en ook haar rol in onze

voedingscultuur en cuisine beter te begrijpen. Een mogelijke kritiek is dat mensen zich niet of

moeilijk laten vangen in een typologie en dat de werkelijkheid vaak complexer ligt (Scholliers,

2007; Dagevos, 2005). Niettegenstaande dat ik deze kritiek niet weerleg (getuige ook mijn keuze

voor latente klasse analyse), is het naar mijn mening toch een manier om grip te krijgen op die

werkelijkheid. Een lacune aan de data is dat ze geen informatie geven over de koopmotieven van

de consumenten, hoe de producten klaargemaakt worden (bijv. een kant-en-klaarmaaltijd als

‘basis’ nemen, en aanvullen met ‘natuurlijke’ ingrediënten), door wie ze worden geconsumeerd

(de man, de vrouw en/of de kinderen) en in welke context. Bovendien verschaffen de data ook

NIET-GEMAKSVOEDING SEMI-GEMAKSVOEDING GEMAKSVOEDING RESTVOEDING

Maaltijdcomponenten Volledige maaltijden

Basisingrediënten

(1)

Onbewerkte (minimaal

bewerkte)

maaltijdcomponenten

Bijv. aardappelen, rijst,

pasta, stukken verse kip,

schnitzel, cordon bleu,

gourmetschotel, gehakt,

verse vis, eieren, …

(3)

Semi-bewerkte en bereide

maaltijdcomponenten

Bijv. diepvriesfrieten,

kroketten, groenten en

fruit in blik of diepvries,

vis en vlees in diepvries of

blik, …

(5)

Kant-en-klare maaltijden

Bijv. pizza, bereide schotels

met vlees, groenten of vis,

babyvoeding, kant-en-klare

soep, belegde broodjes (tacos,

tortillas, panini of

hamburgers)

(6)

Maaltijden buitenshuis

Bijv. restaurant, fastfood,

afhaalmaaltijden en

thuisleveringsdiensten

(7)

Ontbijt en

broodmaaltijden

Bijv. ontbijtgranen,

yoghurt, brood,

confituur, fijne

vleeswaren, kaas,

havermout, …

(8)

Kant en klare snacks

Bijv. roomijs,

chocolade, koekjes,

patisserie, …

Aanvullende ingrediënten

(2)

Basisproducten

Bijv. margarine, olie

kruiden, suiker, bloem,

zelfrijzend meel, …

(4)

Volledig bewerkte

producten

Bijv. kant-en-klare sauzen,

bouillonblokjes,

vleesextracten, …

Page 158: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 5

geen informatie verschaffen over wat huishoudens zelf produceren (bijv. groenten uit eigen

teelt).

Resultaten

Typologie 1: gemaksvoeding in de huiskeuken

Tabel 5.2 geeft een overzicht van de verschillende voedingspatronen voor huishoudens in België.

Nog een voordeel aan de analyse die ik gebruik, is dat ze onmiddellijk duidelijkheid schept over

het optimaal aantal patronen in kwestie. Via een stapsgewijze opbouw van clustermodellen (zie

tabel 5.1) reikt de analyse enkele criteria aan, op basis waarvan het best passende model kan

worden gedefinieerd. Uit de literatuur blijkt dat de BIC-indicator (afkorting voor Bayesian

Information Criterion) de meest betrouwbare aanwijzer is: hoe lager de waarden van de BIC, hoe

beter het model. Volgens deze indicator zijn in België vier voedingspatronen. De volgende

modellen (het toevoegen van een model met vijf of zes clusters) leveren een minder ‘zinvolle’

uitkomst op, zo blijkt uit het vergelijken van de BIC waarden.

TABEL 5.1 INDICATOREN TER BEPALING VAN HET OPTIMALE CLUSTER MODEL

Op basis van de cijfers in tabel 5.2, kan dit 4-clustermodel geïnterpreteerd worden. De namen

die ik aan deze voedingspatronen gegeven heb, zijn afgeleid van hun belangrijkste kenmerken,

zoals weergegeven door de cijfers. De tabel vermeldt bij elk voedingspatroon de clustergrootte

of het percentage huishoudens die dat voedingspatroon heeft. Deze clustergroottes sommeren

tot 100. De overige cijfers in de tabel, de zogeheten ‘conditionele kansen’ (gaande van 0 tot 1),

geven de relaties weer tussen de voedingspatronen en de verschillende indicatoren die gebruikt

werden om de typologie op te stellen. Het verticaal lezen van de cijfers helpt de verschillende

voedingspatronen te duiden (per indicator sommeren de cijfers tot 1). Het horizontaal lezen

van de cijfers helpt de nuances en de verschillen tussen de voedingspatronen te begrijpen. Ter

illustratie: het kant-en-klaar gericht voedingspatroon koopt hoofdzakelijk vers fruit (verticale

interpretatie), maar heeft tegenover de andere voedingspatronen, een hogere conditionele kans

BIC Δ BIC AIC Δ AIC CAIC Δ CAIC

1-clustermodel 43903,21 43742,67 43930,21 2-clustermodel 42792,69 1110,52 42489,44 1253,23 42843,69 1086,52 3-clustermodel 42081,82 710,87 41635,86 853,58 42156,82 686,87 4-clustermodel 42024,60 57,22 41435,93 199,93 42123,60 33,22 5-clustermodel 42102,07 -77,48 41370,70 65,23 42225,07 -101,48 6-clustermodel 42227,10 -125,02 41353,02 17,68 42374,10 -149,02

Page 159: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 54 OOFDSTUK 5HOOFDSTUK 4

143

om hun budget aan fruit, ook aan bewerkte producten (bijv. gemengd fruit in blik) te besteden

(horizontale interpretatie).

Page 160: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 5

TABEL 5.2 CONDITIONELE KANSVERDELING VAN HET VIER CLUSTER MODEL NAAR DE CONSUMPTIE VAN

GEMAKSVOEDING (N=2825)

Gemengd

voedingspatroon

Conventioneel

voedingspatroon

Kant-en-klaar gericht

voedingspatroon

Minimaal minder

conventioneel

voedingspatroon

Clustergrootte (%) 0,6588 0,1562 0,1198 0,0653

Aandeel van voeding in de

totale uitgaven

1e kwartiel (-9%) 0,1764 0,1246 0,6029 0,6335

2e kwartiel (-13%) 0,2532 0,2173 0,2713 0,2594

3e kwartiel (-17%) 0,2850 0,2970 0,0958 0,0833

4e kwartiel (+17%) 0,2853 0,3611 0,0301 0,0238

Consumptie van

maaltijdcomponenten

Vlees

Geen vleesconsumptie 0,0155 0,0044 0,3164 0,2411

Vooral verse vleeswaren 0,9300 0,9331 0,5882 0,7204

Vooral bereide of bewerkte

vleeswaren

0,0523 0,0625 0,0930 0,0386

Beide 0,0022 0,0000 0,0024 0,0000

Vis

Geen visconsumptie 0,1225 0,0862 0,5130 0,4512

Vooral verse vis 0,5046 0,6592 0,1900 0,2976

Vooral bereide of bewerkte vis 0,3696 0,2546 0,2869 0,2426

Beide 0,0032 0,0000 0,0101 0,0086

Fruit

Geen fruitconsumptie 0,0180 0,0094 0,2434 0,1737

Vooral vers fruit 0,9363 0,9745 0,6419 0,7741

Vooral bewerkt of

voorgesneden fruit

0,0437 0,0161 0,1147 0,0521

Beide 0,0020 0,0000 0,0000 0,0000

Groenten

Geen consumptie 0,0006 0,0000 0,2341 0,1093

Vooral verse groenten 0,9054 0,9833 0,5670 0,7543

Vooral bereide en bewerkte

groenten

0,0922 0,0167 0,1989 0,1365

Beide 0,0019 0,0000 0,0000 0,0000

Maaltijdkoolhydraten

Vooral rijst 0,0535 0,0452 0,0414 0,0979

Vooral pasta 0,2549 0,1719 0,2271 0,1261

Vooral aardappelen 0,4845 0,6548 0,1826 0,2930

Vooral frieten en kroketten 0,1618 0,0991 0,1517 0,0638

Geen consumptie 0,0351 0,0220 0,3906 0,3980

Twee of meer 0,0101 0,0070 0,0066 0,0212

Consumptie van volledige

maaltijden

Aandeel van bereide maaltijden

in de totale voedingsuitgaven

1e kwartiel (-2%) 0,0430 0,9975 0,0051 0,9970

2e kwartiel (-4%) 0,3584 0,0025 0,1127 0,0030

3e kwartiel (-8%) 0,3292 0,0000 0,2768 0,0000

4e kwartiel (+8%) 0,2694 0,0000 0,6054 0,0000

Bereide maaltijden

Vooral bereide soep 0,0827 0,1270 0,0814 0,0804

Vooral bereide pastaschotels 0,2569 0,1018 0,2675 0,0127

Vooral ‘volledig’ kant-en-klare

maaltijden

0,6572 0,3302 0,6401 0,0820

Geen consumptie 0,0000 0,4411 0,0001 0,8235

Twee of meer 0,0031 0,0000 0,0110 0,0015

Page 161: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 54 OOFDSTUK 5HOOFDSTUK 4

145

Uit tabel 5.2 valt op dat de meeste gezinnen in België (66%, zo blijkt uit de clustergrootte) een

gemengd voedingspatroon hebben. Huishoudens die tot dit eerste voedingspatroon behoren,

situeren zich in de groep van Belgische gezinnen die het meest van hun budget aan voeding

spenderen. Proportioneel geven deze gezinnen meer geld uit aan onbewerkte of minimaal

bewerkte basisingrediënten, hoewel ze ook een deel van hun uitgaven spenderen aan semi-

gemaksvoeding, zoals vis in blik of diepgevroren, alsook diepvriesfrieten en kroketten. Een

middelmatig percentage van hun voedingsbudget gaat daarbij naar het kopen van kant-en-klare

maaltijden. Misschien is een verwijzing naar het begrip ‘menu-pluralisme’ van Beardsworth en

Keil (1992) hier wil van toepassing aangezien hun voedingsuitgaven op een ‘gevarieerd menu’

wijzen, met een voorkeur voor onbewerkt, maar waar ook gemaksvoeding een plaats heeft.

Het tweede voedingspatroon (het conventionele voedingspatroon) typeert zich door een meer

‘klassieke’ houding ten opzichte van voeding. Dit vertaalt zich in cijfers die wijzen op een hoog

uitgavenaandeel aan onbewerkte ingrediënten om te koken. Bovendien hebben ze een grote

voorkeur voor aardappelen, veeleer dan pasta of rijst. Deze gezinnen kopen bijna geen kant-en-

klare producten, met uitzondering van kant-en-klare maaltijdsoep (d.w.z. de voorloper van de

meer hedendaagse kant-en-klare ‘maaltijden’, zo blijkt uit hoofdstuk 4). Ongeveer 16 procent

van de gezinnen in België heeft dit voedingspatroon. Deze categorie omvat de gezinnen die het

grootste aandeel van hun budget aan voeding besteden (namelijk meer dan 17%).

Het aandeel van de uitgaven dat aan gemaksvoeding gespendeerd wordt, ligt het hoogst in het

derde voedingspatroon (het kant-en-klaar gerichte voedingspatroon). Het betreft hier gezinnen

die gemiddeld het laagste percentage van hun totale budget aan voeding spenderen (<9%).

Hoewel dit enerzijds op meer financiële middelen kan duiden (als een indicator van sociaal-

economische status), is het echter meer waarschijnlijk, dat deze gezinnen minder vaak koken.

Gezinnen in dit voedingspatroon hebben immers een hogere conditionele kans om geen

basisingrediënten te kopen, in vergelijking met andere gezinnen. Daarnaast laten ze zich ook

kenmerken door een iets grotere kans om van het budget dat ze aan basisingrediënten

spenderen, aan semi-gemaksvoeding uit te geven, hoewel ze toch nog een gemiddeld grotere

kans hebben om geld te spenderen aan onbewerkte ingrediënten. In dat opzicht hebben ze ook

een gemengd voedingspatroon, niettegenstaande dat ze meer kant-en-klaar gericht zijn dan het

eerste voedingspatroon en het meest van alle andere huishoudens het grootste aandeel van hun

voedingsbudget aan volledig bereide maaltijden spenderen (>8%). Ruim 12 procent van de

Belgische gezinnen heeft dit bestedingspatroon.

Gezinnen in het vierde en het laatste voedingspatroon (het minimaal minder conventioneel

voedingspatroon) spenderen het minst van hun gezinsbudget aan voeding vergeleken met de

andere gezinnen. Echter, van de uitgaven die ze maken, gaat het meeste naar onbewerkte

Page 162: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 5

basisproducten, met een minimum aan uitgaven aan kant-en-klaar. Toch zijn ze minder

conventioneel omdat ze net als de kant-en-klaar gerichte huishoudens een iets grotere

conditionele kans hebben op het niet kopen van basisingrediënten. Dit voedingspatroon telt

ongeveer 7 procent van de Belgische gezinnen.

Samenvattend leert de analyse dat onbewerkte voedingsmiddelen nog steeds het grootste

onderdeel uitmaken van het budget dat gezinnen aan voeding spenderen, hoewel

gemaksvoeding toch een plaats heeft weten te verwerven in het Belgische eetpatroon: bij 78%

maken kant-en-klare maaltijden deel uit van hun voedingsuitgaven bedoeld voor het bereiden

van maaltijden (koud of warm, met uitzondering van broodmaaltijden, ontbijt en snacks) en

thuisconsumptie. Van de uitgaven die Belgen aan de belangrijkste maaltijdcomponenten

spenderen (vlees, vis, aardappelen en groenten) vormen de onbewerkte producten nog steeds

een grote uitgavepost in tegenstelling tot semi-gemaksvoeding. Toch laten de cijfers niet toe te

zeggen dat deze gezinnen helemaal geen semi-gemaksvoeding gebruiken. In vergelijking met de

andere voedingstypes, spenderen gezinnen met een kant-en-klaar gericht voedingspatroon,

proportioneel het hoogste budget aan semi-gemaksvoeding, wat betreft hun uitgaven aan

groenten, vlees en fruit. Daarentegen zijn proportioneel gezien de uitgaven aan bewerkte vis,

diepvriesfrieten en – kroketten, het hoogst bij gezinnen met een gemengd voedingspatroon, die

ook kant-en-klaar aankopen. Bij ongeveer 20% van de Belgische gezinnen wordt kennelijk

minder thuis gekookt.

Typologie 2: gemaksvoeding in het totale voedingsbudget

In wat volgt breng ik de bovenstaande vier voedingspatronen in verband met de classificatie van

gemaksvoeding (zie tabel 5.3). Figuren 5.3 en 5.4 geven alvast de procentuele verdeling weer

van het totale voedingsbudget van gezinnen (ditmaal inclusief uitgaven aan maaltijden

buitenshuis) aan de verschillende voedingscategorieën van de classificatie10.

Meteen valt op dat de categorie ‘restvoeding’ verantwoordelijk is voor het grootste deel van het

voedingsbudget van gezinnen (namelijk 42%). Dit bevestigt dat ‘het dagelijkse brood’ onmisbaar

is in de Belgische eetcultuur. Ook het relatief hoge percentage dat naar snacks gaat (bijna 11%),

is een indicatie dat de snackcultuur, een essentieel onderdeel van de voedingsgewoonten

uitmaakt. Onbewerkte (of minimaal bewerkte) maaltijdcomponenten volgen op de tweede

plaats. Dit bevestigt dat de aanschaf van onbewerkte en conventionele producten nog sterk

10 Gemiddeld nemen de voedingsuitgaven (inclusief uit eten gaan) van gezinnen 16 procent van hun totale gezinsbudget in beslag. Zonder uitgaven aan buitenshuis eten, bedraagt dit 14 procent.

Page 163: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 54 OOFDSTUK 5HOOFDSTUK 4

147

aanwezig is bij gezinnen in België. Toch valt ook de opkomst van gemaksvoeding op, waarbij de

uitgaven aan uit eten gaan, de hoogste plaats innemen (16%). Gemiddeld nemen kant-en-klare

maaltijden iets minder dan de helft van het budget in beslag dat naar buitenshuis eten gaat, en

sluiten de uitgaven aan semi-gemaksvoeding, procentueel dicht aan bij volledig bereide

maaltijden. Het percentage van het voedingsbudget dat naar aanvullende ingrediënten gaat, is

relatief laag, hetgeen niet verwonderlijk is aangezien deze producten (bijv. bouillonblokjes,

olijfolie, suiker, zout, …) niet vaak gekocht worden en in relatief beperkte hoeveelheden in de

keuken gebruikt worden.

FIGUUR 5.3 PROCENTUELE VERDELING VAN GEMAKSVOEDING IN HET TOTALE VOEDINGSBUDGET (N=2825)

De volgende figuur (5.4) geeft een beknopt overzicht van de drie hoofdcategorieën ‘niet-

gemaksvoeding’, ‘gemaksvoeding’ (inclusief semi-gemaksvoeding) en ‘restvoeding’, dit om in

een oogopslag, meteen de rol van gemaksvoeding (in haar brede betekenis) in de totale

voedingsuitgaven te zien. Het valt meteen op dat gemaksvoeding in haar totaliteit bijna een

gelijkaardige plaats in het totale voedingsbudget inneemt als niet-gemaksvoeding. Restvoeding

niet in beschouwing genomen, bepalen beide 50% van het budget nodig voor het bereiden of het

aanschaffen van maaltijden (al dan niet thuis of buitenshuis), met een bescheiden verschil in het

voordeel van niet-gemaksvoeding.

Page 164: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 5

FIGUUR 5.4 PROCENTUELE VERDELING VAN GEMAKSVOEDING IN HET TOTALE VOEDINGSBUDGET: EEN MEER

BEKNOPTE WEERGAVE (N=2825)

Verband tussen typologie 1 en typologie 2: de ‘betekenis’ van gemaksvoeding

Tabel 5.3 geeft de relatie weer tussen de vier voedingspatronen en de classificatie van

gemaksvoeding, om op basis daarvan een ‘totaaloverzicht’ te schetsen. Ten eerste heb ik zowel

bij de categorie ‘niet-gemaksvoeding’ als bij de categorie ‘semi-gemaksvoeding’ (d.w.z. de

maaltijdcomponenten), de relatieve uitgaven aan ‘basisingrediënten’ gekoppeld aan de relatieve

uitgaven aan ‘aanvullende ingrediënten’. Om de betekenis van gemaksvoeding duidelijk te

vatten, heb ik vervolgens de categorie ‘volledig bereide maaltijden’, apart gehouden van de

categorie ‘maaltijden buitenshuis’. Bovendien heb ik om het verband te onderzoeken tussen de

voedingspatronen en de verschillende voedingscategorieën van de classificatie, huishoudens

onderverdeeld in de cluster waartoe ze het meest waarschijnlijk behoren (modal assignment

approach). De cijfers in de tabel (5.3) sommeren horizontaal steeds tot 100 procent en geven de

verdeling weer van het totale budget dat gezinnen in elk voedingspatroon aan de verscheidene

uitgavencategorieën spenderen. Echter, verticaal scheppen de cijfers een betere indruk van de

verschillen tussen de voedingspatronen. Om na te gaan in hoeverre de verschillen tussen de

voedingspatronen significant zijn, heb ik als referentiegroep, de gezinnen genomen met het

meest conventionele voedingspatroon.

Page 165: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 54 OOFDSTUK 5HOOFDSTUK 4

149

TABEL 5.3 HET VERBAND TUSSEN DE VOEDINGSPATRONEN EN DE CLASSIFICATIE VAN GEMAKSVOEDING (EEN

GLM-ANALYSE MET EEN BONFERONNI-TOETS VOOR SIGNIFICANTIEBEREKENING)

Gezinnen met een gemengd voedingspatroon spenderen hun voedingsbudget (na restvoeding)

vooral aan niet-gemaksvoeding, hoewel gezinnen met een conventioneel voedingspatroon dit

toch meer essentieel vinden (met een verschil van 10 procentpunten in hun totale uitgaven).

Deze eerste groep spendeert proportioneel meer aan gemaksvoeding dan gezinnen die meer

conventioneel gericht zijn, waarbij de verschillen het meest uitgesproken zijn bij het aanschaffen

van kant-en-klare maaltijden. Wat de uitgaven aan maaltijden buitenshuis betreft, zijn de

verhoudingen tussen beide categorieën meer vergelijkbaar. Bovendien is het merkbaar dat in

gezinnen met een gemengd voedingspatroon een gelijkaardige verdeling van hun budget naar

niet-gemaksvoeding (30%) als naar gemaksvoeding in haar totaliteit (28%) gaat. Niettemin

spenderen ze procentueel meer van hun budget aan maaltijdcomponenten dan aan volledig

bereide maaltijden: respectievelijk 36 % tegenover 22%.

Bij het kant-en-klaar gerichte voedingspatroon en het minimaal minder conventioneel

voedingspatroon (respectievelijk groep 3 en 4), zijn de relatieve uitgaven aan restaurants,

fastfood en afhaalmaaltijden opvallend hoger dan bij groep 1 en groep 2. Uit de vorige analyse

werd reeds de suggestie gewekt dat deze groepen (namelijk 3 en 4) minder koken. Echter, een

belangrijk verschilpunt tussen groep 3 en 4, is dat de thuisconsumptie van kant-en-klare

schotels bijna onbestaand is in groep 4. Met andere woorden, de meest uiterste vormen van

gemaksvoeding primeren in groep 3 (bijna de helft van hun uitgaven) als substituut voor het

koken. In vergelijking met een doorsnee Belgisch gezin besteden deze kant-en-klaar gerichte

huishoudens de helft van hun voedingsbudget minder aan onbewerkte maaltijdcomponenten en

zelfs ook iets minder aan broodmaaltijden en snacks (cf. figuur 5.3). Toch liggen hun uitgaven

aan volledig bereide maaltijden procentueel bijna dubbel zo hoog in vergelijking met hun

N Percentage

uitgaven aan

niet-

gemaksvoeding

Percentage

uitgaven semi-

gemaksvoeding

Percentage

uitgaven

aan kant-

en-klare

maaltijden

Percentage

uitgaven aan uit

eten gaan,

fastfood en

afhaalmaaltijden

Percentage

uitgaven

aan

restvoeding

Voedingspatronen

Gemengd

1848

29,7%

***

6,4%

7,5

***

14,3

*

42,2

Conventioneel

(referentiegroep)

522 39,1% 6,5% 1,0 11,8 41,6

Kant-en-klaar

gericht

287

16,8%

***

5,2%

***

14,2

***

24,4

***

39,5

Minimaal minder

conventioneel

168

28,7%

***

4,5%

***

1,1

22,6

***

43,2

*p≤0.05, **p≤0.01,***p≤0.001 (vergelijking van de voedingspatronen met het conventionele voedingspatroon)

Page 166: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 5

uitgaven aan maaltijdcomponenten. Dit wijst op een grotere voorkeur voor het kopen dan het

koken van maaltijden. Dat groep 3 en 4 meer voor gemaksvoeding opteren (hetzij uitsluitend via

maaltijden buitenshuis, hetzij ook met kant-en-klaar), tekent zich ook af in hun procentueel

lagere uitgaven aan semi-gemaksvoeding, vergeleken met gezinnen met een conventioneel of

gemengd voedingspatroon, die vooral zelf hun maaltijden bereiden. Dit lijkt te bevestigen dat de

consumptie van semi-gemaksvoeding dichter bij de conventionele manier van koken aanleunt.

Daarnaast zijn de verschillen bij semi-gemaksvoeding tussen de verschillende voedingspatronen

opvallend klein, hetgeen hard maakt dat dit type voeding toch een plaats heeft weten te vinden

in ieders keuken. Dit strookt met de stelling van De Backer (2015). Terzijde wil ik opmerken dat

ook de verschillen bij de restvoedingsgroep (brood en snacks) miniem zijn. Bij snacks zijn er

geen significante verschillen vast te stellen (resultaten niet gepresenteerd), wat aantoont dat de

snackcultuur zich in ieder voedingspatroon in dezelfde mate genesteld heeft. Het significante

verschil tussen groep 3 en 2 is louter toe te schrijven aan een verschillende verdeling van het

voedingsbudget aan ontbijt- en broodmaaltijden.

Wie kiest voor gemaksvoeding?

In deze sectie bestudeer ik het verband tussen de verschillende voedingspatronen (typologie 1

in tabel 5.2) en gezinskenmerken, met de bedoeling de sociale verschillen in

voedingsconsumptie in kaart te brengen. Hiervoor gaat mijn aandacht naar de invloed van de

gezinssituatie (waarbij ik wat betreft alleenstaanden, een onderscheid tussen mannen en

vrouwen heb gemaakt), de werksituatie van gezinnen, de leeftijd en het opleidingsniveau van

het gezinshoofd. Voor de codering van leeftijd heb ik mij gebaseerd op het idee van de drukke

leeftijdsfase (24-44 jaar). Om te onderzoeken in hoeverre er significante verschillen zijn tussen

de verscheidene sociale groepen met betrekking tot hun voedingskeuzes, maak ik gebruik van

een ANOVA-MCA-analyse. Zeer algemeen gesteld, gaat dit type analyse na of de gemiddelden

(d.w.z. de gemiddelde conditionele kansen) van de sociale groepen, significant van elkaar

verschillen. Aangezien deze kwestie reeds meermaals in onderzoek aan bod kwam, heb ik ook

duidelijke verwachtingen over de rol van gezinskenmerken, wat tegelijkertijd een manier is om

de verschillende voedingspatronen te valideren. Tabel 5.4 presenteert de resultaten. Daarbij

werden ook steeds de Beta-coëfficiënten van de gezinskenmerken gerapporteerd, wat een

indicatie geeft over het belang van ieder gezinskenmerk in het verklaren van de verschillen in

voedingsconsumptie.

Het hebben van een gemengd voedingspatroon is vooral kenmerkend bij gezinnen met kinderen

(ook bij Helena en Jolanda), alleenstaande moeders en in iets mindere mate ook bij koppels

Page 167: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 54 OOFDSTUK 5HOOFDSTUK 4

151

zonder kinderen. Het hebben van kinderen brengt met zich mee dat gezinnen toch hoofdzakelijk

onbewerkte producten aanschaffen om maaltijden thuis te koken, hoewel ook aangevuld met

semi-gemaksvoeding. Dit geeft een indicatie dat de huisbereide maaltijd nog steeds sterk

aanwezig is bij gezinnen met kinderen. Zo toont tabel 5.3 een overwicht van

maaltijdcomponenten in hun voedingsuitgaven, niettegenstaande dat ze soms ook volledig

bereide maaltijden consumeren.

Het conventioneel voedingspatroon is grotendeels terug te vinden bij koppels zonder

(inwonende) kinderen, oudere gezinnen (65+), niet-werkende gezinnen en gezinnen met een

lager opgeleid gezinshoofd. Deze gezinnen zijn voornamelijk ‘traditioneel’ in hun

DE ROL VAN HET GEZINSTYPE IN HET CONSUMEREN VAN GEMAKSVOEDING

Helena (deeltijds werkende mama van 2 kinderen) vertelt:

“Laat ons zeggen dat ik 75 procent of 80 procent van de tijd echt wel alle dagen voor een goede maaltijd zorg,

maar dat ik voor 25 à 20 procent van de dagen, wanneer ik laat thuiskom, dat het dan een snelle hap is. En

dan haal ik ook een keer een pizza uit de diepvries of pasta in een pak dat ge in de oven moet zetten. Dat

gebeurt ook. […] Dan ga ik mij niet onnodig stresseren en dan is het gemaksvoeding. […] Daar leg ik mij bij

neer op die momenten. Ik weet niet. Ik heb altijd geleerd [lacht] dat perfectie goed is maar dat in te helder water

geen vis overleeft. Dat is mij altijd gezegd [lacht]. Dat is zo een beetje mijn filosofie. Ik probeer het goed te doen,

maar perfect gaat niet. Voilà, er is ergens een middenweg. Door het feit dat ik weet dat, dat het maar sporadisch

is, heb ik daar totaal geen probleem mee. Dat moet echt kunnen. […] Ik vind dat ge alles moet eten, maar met

mate. […] Ja, dat moet echt kunnen. Daarvoor is het gemaksvoeding. Het is voor uw gemak. Af en toe, is het

gewoon nodig.”

Op de vraag of ze ook enkel voor zichzelf zou koken, antwoordt ze:

“Beginnen koken voor mezelf? Nee, nee. Ik weet ook niet of ik zo naar gemaksvoeding zou… Ik denk dat ik

dan eerder naar boterhammen ga grijpen.”

Bij het kopen van een kant-en-klare maaltijd vertelt Jolanda:

“dat haar instinct meteen de reactie maakt van: ‘wat doe ik hier? Ik ben geen goede moeder’, maar dan zou ik

met mezelf redeneren en zou ik mijn gezond verstand gebruiken en zeggen: ‘Jolanda kom, gij hebt nu geen keuze,

het is nu zo, het is tijdelijk, er zijn goede redenen waarom ge dit doet en het is niet permanent’.”

Page 168: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 5

voedingskeuzes (overwegend onbewerkte producten) waarbij koken en eten hoofdzakelijk

huiselijke aangelegenheden zijn. Hoogstwaarschijnlijk hangt dit samen met meer traditionele

opvattingen, hetzij al dan niet gekoppeld aan minder tijdsdruk (geen kinderen in huis, het niet

beoefenen van een job, de categorie 65-plussers).

De resultaten betreffende het kant-en-klaar gerichte voedingspatroon bevestigen dat

gemaksvoeding haar grootste aanhangers heeft bij alleenwonende mannen, alleenstaande

vaders, in mindere mate alleenwonende vrouwen, werkende gezinnen, jonge twintigers en

gezinnen in de drukke leeftijdsfase. Deze gezinnen neigen meer naar het uitbesteden van koken,

hetzij door een mogelijk gebrek aan kookkennis (mannen en jonge twintigers), hetzij door

tijdsgebrek (werkende gezinnen), hetzij door de afwezigheid van een tafelgenoot

(alleenwonenden). Aangezien dit voedingspatroon haast ongebruikelijk is bij koppels of

gezinnen met kinderen (inclusief alleenstaande moeders), getuigt van het feit dat een meer

uitgesproken gebruik van gemaksvoeding, minder strookt met het culturele ideaal van de

huisbereide maaltijd als een sociale en huiselijke gezinsaangelegenheid. Daarnaast neemt de

keuze voor gemaksvoeding significant af met de leeftijd van het gezinshoofd.

Het minimaal minder conventioneel voedingspatroon komt ook vooral voor bij alleenwonenden,

hoewel meer bij vrouwen, die wanneer ze af en toe koken, hun keuze vooral laten vallen op

onbewerkte producten met een minimum aan bewerkte ingrediënten. Dat dit voedingspatroon

enigszins meer gebruikelijk is bij laag opgeleide gezinnen is, doet vermoeden dat deze gezinnen

meer conventionele voedingsgebruiken hebben, aangezien hun uitgaven voor kant-en-klaar

haast nihil zijn.

De bijdrage van de gezinskenmerken draagt slechts in relatief beperkte mate bij tot het

verklaren van de variantie in voedingskeuzes (gegeven de relatief lage verklaarde varianties of

R2). Dit illustreert dat voedingsconsumptie, zoals ook Sheely (2008) aangeeft, een complex te

verklaren begrip is, dat ook met andere factoren verband houdt (bijv. attitudes, koopmotivaties,

de rol van de maaltijdgelegenheid, …). In het kant-en-klaar gerichte voedingspatroon is de

verklaringskracht van de gezinskenmerken het hoogst (bijna een vijfde van de totale verklaarde

variantie). De gezinssituatie en de leeftijd van het gezinshoofd bepalen sterk in hoeverre

consumenten een meer uitgesproken voorkeur voor gemaksvoeding hebben.

Page 169: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 54 OOFDSTUK 5HOOFDSTUK 4

153

TABEL 5.4 DE VERDELING VAN DE CONDITIONELE KANSEN (0-1) OM TOT DE VERSCHILLENDE

VOEDINGSPATRONEN TE BEHOREN IN FUNCTIE VAN SOCIALE ACHTERGROND (ANOVA-MCA) (N=2830)

N Gemengd voedingspatroon

Conventioneel voedingspatroon

Kant-en-klaar gericht voedingspatroon

Minimaal minder conventioneel voedingspatroon

Gemiddelde grootte (%)

65,8 13,0 14,7 6,5

Gezinssituatie (Beta en sig.)

0,315 ***

0,136 ***

0,399 ***

0,182 ***

Alleenwonende man 557 0,50 0,07 0,33 0,10 Alleenwonende vrouw

629 0,54 0,13 0,21 0,12

Alleenstaande vader 60 0,59 0,12 0,25 0,05 Alleenstaande moeder

174 0,76 0,13 0,07 0,03

Koppel zonder kind(-eren)

631 0,68 0,19 0,09 0,04

Koppel met kind(-eren)

779 0,83 0,13 0,02 0,02

Werksituatie van het gezin (Beta en sig.)

0,025

0,061 *

0,054 *

0,039

Niet-werkend gezin 1092 0,65 0,15 0,13 0,08 Minstens een werkend gezinslid

1738 0,67 0,12 0,16 0,06

Leeftijd van het gezinshoofd (Beta en sig.)

0,081 ***

0,136 ***

0,194 ***

0,022

Jonger dan 24 26 0,50 0,08 0,37 0,05 Tussen 24 en 44 jaar oud

1152 0,63 0,09 0,21 0,07

Tussen 45 en 64 jaar oud

1102 0,70 0,13 0,11 0,06

65 jaar of ouder 550 0,65 0,20 0,08 0,07 Opleidingsniveau van het gezinshoofd (Beta en sig.)

0,038

0,051 *

0,036

0,050 *

Laag 772 0,63 0,15 0,13 0,08 Midden 790 0,66 0,12 0,15 0,06 Hoog 1268 0,67 0,12 0,15 0,06 R2 11,2% 6,4% 18,3% 4,3%

*p≤0.05, **p≤0.01,***p≤0.001 Door de toepassing van de multivariate analyse op ongewogen data (N=2989) en de ontbrekende waarden van de sociale achtergrondfactoren wijken de gemiddelde geschatte clustergroottes licht af van de resultaten in tabel 5.2. Opleidingsniveau werd gemeten: laag (max. lager secundair onderwijs), midden (max. hoger secundair onderwijs) en hoog (hoger onderwijs). Dit werd geconstrueerd op basis van informatie van 6 antwoordcategorieën. Een zesde categorie ‘andere opleiding in verband met de beroepsactiviteit’ werd als missing gedefinieerd aangezien deze geen informatie geeft over het niveau van het diploma. De leeftijdscategorie < 24 jaar heeft een beperkte steekproefomgang (N=26): deze resultaten dienen voorzichtig geïnterpreteerd te worden.

Page 170: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 5

Conclusie

In dit hoofdstuk heb ik mij toegelegd op de eerste doelstelling van deze studie om de rol van

gemaksvoeding in onze voedingscultuur en cuisine in kaart te brengen. Een eerste stap was het

meetbaar maken van het begrip ‘gemaksvoeding’. In de definitie die ik in dit hoofdstuk heb

uitgewerkt, werd een direct verband gelegd met het koken van maaltijden (het onderscheid

tussen de consumptie van maaltijdingrediënten en volledige maaltijden, en de categorie

‘restvoeding’ die niet gerelateerd is aan koken) en werd een hedendaagse focus op

gemaksvoeding gehanteerd (het categoriseren van ‘eerdere vormen’ van gemaksvoeding hetzij

als ‘niet-gemaksvoeding’, hetzij als ‘restvoeding’). Een tweede stap was het onderzoeken van

haar plaats in de Belgische voedingsconsumptie. Dit werd onderzocht door middel van de

Belgische huishoudbudgetgegevens uit 2005. Hiervoor heb ik een latente klasse analyse

toegepast, die een efficiënte methode bleek te zijn om patronen te vinden in de voedingsuitgaven

van gezinnen.

De resultaten bevestigen het vermoeden uit hoofdstuk 4 dat gemaksvoeding een niet meer weg

te denken plaats in onze voedingsgewoonten heeft ingenomen: een gemiddeld gezin in België

spendeert 28 procent van het voedingsbudget aan gemaksvoeding. Een interessant punt is dat

dit een bijna gelijkaardig deel van het budget uitmaakt als niet-gemaksvoeding (30%). Toch

blijkt dat, wat enkel de thuisconsumptie van producten betreft (typologie 1), de totale uitgaven

aan niet-gemaksvoeding dubbel zo groot zijn als de uitgaven aan (semi-)gemaksvoeding.

Gemiddeld genomen gebruiken ruim alle gezinnen in België in meer of mindere mate

gemaksvoeding. De cijfers in dit hoofdstuk ondersteunen de stelling van Montijn (1991, p. 85)

dat er sprake is van “een ware convenience golf”. Montijn had dat al 25 jaar geleden besloten,

terwijl sindsdien deze golf ongetwijfeld is toegenomen. Toch is niet iedereen in dezelfde mate

overspoeld door de golf van het succes van gemaksvoeding. Zo is bij ongeveer een achtste van de

Belgische bevolking sprake van een overduidelijk gebruik van gemaksvoeding, vermits haar

voedingsbudget aan volledig bereide maaltijden hoger ligt dan aan maaltijdcomponenten. Dit

voedingspatroon is vooral typerend bij jongeren, werkende gezinnen en alleenstaanden

(overwegend mannen). Dit sluit aan bij het onderzoek van Olsen, Prebensen en Larsen (2009)

dat ‘gemaksconsumenten’ bij diezelfde sociale groepen te vinden zijn (hoofdstuk 2).

Daarentegen hebben de meeste gezinnen, een gemengd voedingspatroon waarbij

gemaksvoeding een gelijkaardig deel van hun voedingsbudget uitmaakt als niet-gemaksvoeding.

Deze gezinnen schijnen in hun keuzes, een evenwicht te hebben gevonden tussen conventioneel

en kant-en-klaar. In hun totale voedingsbudget hebben de maaltijdcomponenten het overwicht

in tegenstelling tot volledig bereide maaltijden. Hiermee kan ik met zekerheid stellen dat in de

meeste gezinnen de ‘huisbereide’ maaltijd nog steeds primeert. Dit patroon is vooral te vinden

Page 171: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 54 OOFDSTUK 5HOOFDSTUK 4

155

bij koppels en gezinnen met kinderen. Uit het onderzoek van Mestdag (2007b) bleek reeds dat

bij deze gezinnen de cultuur van de gezinsmaaltijd nog steeds een belangrijk sociaal, standvastig

en gestructureerd gebeuren is. Dit lijkt eveneens tot uiting te komen in de voedingskeuzes die

deze gezinnen maken, niettegenstaande dat gemaksvoeding ook duidelijk een plaats in hun

voedingsgewoonten verworven heeft. Een fragment uit het gesprek met Helena toont hoe ze

spreekt over een ‘middenweg’. Ondanks het feit dat Helena meestal zelf kookt, geeft ze aan dat

het gebruik van kant-en-klare maaltijden soms onvermijdelijk is. Ook Jolanda tracht rationeel te

blijven door te stellen dat gemaksvoeding bij gelegenheid en in het geval van tijdsgebrek een

goed maaltijdalternatief is. Toch lijkt het koken niet het onderspit te moeten delven voor

gemaksvoeding. Die vaststelling is evenzeer of zelfs nog meer aanwezig bij gezinnen met een

conventioneel voedingspatroon. Bij ongeveer 15 procent van de gezinnen in België komt dit het

sterkst tot uiting met een onmiskenbare voorkeur voor onbewerkt, al dan niet aangevuld met

‘semi’ en geen kant-en-klaar. Deze gezinnen eten voornamelijk thuis gezien hun procentueel lage

uitgaven aan uit eten gaan. Dit voedingspatroon is voornamelijk gangbaar bij ouderen, lager

opgeleiden, niet-werkende gezinnen en gezinnen met (geen inwonende) kinderen. Bij 7 procent

van de gezinnen in België is eveneens sprake van conventionele voedingskeuzes in de zin dat ze

ook vooral met onbewerkte producten koken en haast geen kant-en-klare maaltijden

aanschaffen, niettegenstaande dat ze minder zelf lijken te koken en een groter deel van hun

voedingsbudget aan maaltijden buitenshuis spenderen. Deze voedingskeuzes kenmerken zich

vooral bij alleenwonende vrouwen en lager opgeleide gezinnen.

Op basis van de resultaten kan geconcludeerd worden dat gemaksvoeding een grote

aanvaarding geniet in de huidige maatschappij. De vraag is met welke gevolgen dit zich in onze

samenleving genesteld heeft, zoals voor de tijd die aan koken gespendeerd wordt, de betekenis

van koken, de manier waarop gezinnen (samen) eten? Vooraleer te onderzoeken in welke mate

gemaksvoeding bijdraagt tot het behoeden van de conventionele maaltijdstructuur dan wel niet

een nefaste impact heeft (hoofdstuk 8), heb ik in de volgende twee hoofdstukken aandacht voor

de organisatie en de betekenis van koken.

Page 172: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

OOFDSTUK 5HOOFDSTUK 4

Page 173: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

DSTUK 5HOOFDSTUK 4 HOOFDSTUK 5HOOFDSTU

157

DEEL 2

STRUCTUUR

Page 174: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 5HOOFDSTUK 4

Page 175: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 6 5HOOFDSTU

159

6.

De structuur van kookgewoonten EEN HISTORISCHE EVOLUTIE IN DE TIJDSBESTEDING AAN EN DE ORGANISATIE VAN KOKEN

We also may be looking for quite the wrong type of evidence, confusing historical fact with the

necessary myths which human beings create to help make collective sense of the social

arrangements they inherit and the social changes they experience.

A. Murcott (1997: 46), Family meals – a thing of the past?

Met de opkomst van gemaksvoeding is de schrik ontstaan dat de conventionele

maaltijdgebruiken geïndividualiseerd zijn, in verval zijn geraakt en ontdaan zijn van structuur

en sociale regels. Deze pessimistische visie werd voor België grotendeels ontkracht door de

studie van Mestdag (2007a, b). Haar onderzoek toont aan dat het nuttigen van maaltijden nog

steeds aan vaste tijdstippen gebonden en sterk gestructureerd is. De vaststelling dat de

conventionele maaltijdstructuur nog sterk standhoudt, toont aan dat de maaltijd nog steeds een

belangrijk sociaal en collectief gebeuren is (Symons, 1994). De grootste verschillen met vroeger

vallen vooral tijdens de weekdagen op (bijv. het alleen eten op sommige dagen, het ontbijt dat

overgeslagen wordt, …). Onmiskenbaar zijn er door de evoluties in de voedingsindustrie en

maatschappelijke veranderingen (bijv. het verhoogd consumptieniveau, het verdwijnen van de

huisvrouw, …), wel meer veranderingen opgetreden in de voedingskeuzes van gezinnen en in

hun kookgewoonten. Uit het vorige hoofdstuk bleek dat de grootste groep van de Belgische

bevolking op basis van gegevens uit 2005 een gemengd voedingspatroon heeft, en een

middenweg lijkt te hebben gevonden tussen gemaksvoeding en niet-gemaksvoeding, wat op

meer flexibiliteit wijst. Net daarom is het interessant na te gaan in welke mate deze flexibiliteit

zich heeft doorgetrokken in de keuken. Kortom, in hoeverre heeft het organiseren en de

structuur van het bereiden van maaltijden, meer verschuivingen en veranderingen gekend, dan

Page 176: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 6

de structuur van het consumeren van maaltijden? Wat betreft deze laatste vaststelling, steun ik

op het eerder verschenen onderzoek van Mestdag (2007b).

De pessimistische stelling waarmee dit hoofdstuk begon, trekt zich door tot in de keuken, met

een bezorgdheid omtrent de invloed van gemaksvoeding op de kookvaardigheden die de rol van

de huiskok minimaliseert (Fernandez-Armesto, 2002a, b). Algemeen is de vrees dat door de

commercialisering van de voedselketen, de tijdsbesteding aan koken niet meer bepaald wordt

door sociale conventies (wanneer of hoelang te koken) en gekenmerkt wordt door collectieve

ritmes, maar door een individualistische invulling van, en ‘calculerende’ houding ten opzichte

van de tijd (bijv. door het uitbesteden van koken, individueel snacken en ‘grazen’) (Southerton et

al., 2011). Echter, indien het inderdaad zo negatief gesteld is met de kookstructuur, hoe kan de

huidige interesse in koken dan verklaard worden? Impliceert dit dat koken een exclusieve

activiteit is geworden, die mensen louter nog doen om vrienden en familie te imponeren die op

bezoek komen? Met andere woorden, in hoeverre is koken nog een dagelijkse taak?

In het vorige hoofdstuk werd vastgesteld dat de snackcultuur merkbaar aanwezig is bij alle

types consumenten. Zo nemen snacks ongeveer een vierde van de uitgaven aan ‘restvoeding’ in

beslag. Toch is dit niet overheersend en laten de overige resultaten vermoeden dat deze

snackcultuur het koken van maaltijden niet in de weg is komen te staan. Zo werd geconcludeerd

dat er nog steeds, maar hoogstwaarschijnlijk in mindere mate dan vroeger, een conventionele

groep van gezinnen bestaat die haast uitsluitend met onbewerkte producten koken (al dan niet

aangevuld met semi-gemaksvoeding) en die doorgaans ook thuis eten. Daarbij aansluitend is op

te merken dat de grootste groep consumenten (gemengd, conventioneel en in minder mate

conventioneel) in België nog steeds in hoofdzaak kookt, wat alvast een indicator is dat de

kookstructuur nog niet verloren is gegaan. Daarentegen is er een minderheid van consumenten

die helemaal in het verhaal van gemaksvoeding zijn meegegaan, waarbij ik de vraag stel of de

kookstructuur bij deze sociale groepen helemaal afwezig is of overboord is gegooid.

Om de veranderingen in de Belgische kookstructuur te onderzoeken, kijk ik terug in de tijd.

Daarbij hanteer ik dezelfde opbouw als in hoofdstuk 4 en 5, waarbij ik eerst de historische

context en recente ontwikkelingen schets, om vervolgens de overstap te maken naar het

hedendaagse. Om de veranderingen in de kookstructuur te benaderen, heb ik aandacht voor de

gemiddelde tijd die aan koken gespendeerd wordt, de tijdsstippen waarop gekookt wordt, het

percentage van de Belgische bevolking dat betrokken is bij het koken en de identiteit van de

huiskok. Daarbij valt te vermoeden dat verschillende maatschappelijke verschuivingen impact

hebben gehad (bijv. de toegenomen arbeidsmarktparticipatie van vrouwen, de veranderende

gezinsvormen, het toegenomen aanbod aan gemaksvoeding, de verdere mechanisering van de

keuken, de mentaliteitswijzigingen over de verdeling van het huishoudelijk werk, de opkomst

Page 177: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 6 5HOOFDSTU

161

van de vrijetijdssamenleving, de toename van tweeverdieners en de combinatiedruk, …). Om de

mogelijke signalen van deze factoren te onderzoeken, maak ik gebruik van tijdsbudgetgegevens,

gaande van 1966 tot 2005 (zie toelichting van data in hoofdstuk 3). Deze gegevens bieden de

nodige informatie om op basis van de bovenvermelde tijdsparameters (de duur van koken, de

timing en de frequentie) een beeld doorheen de tijd te construeren van de kookstructuur in

België. Aangezien de nadruk ligt op het zoeken naar patronen, regelmaten en trends in het

gedrag van mensen, bouwt ook dit hoofdstuk verder op de redeneringen van een

praktijkgebaseerde benadering, maar ditmaal met het opzet om enkel een geaggregeerd en

gemiddeld beeld op macroniveau te kunnen schetsen.

Wat betreft de vergelijking met de jaren 1966 kwam in hoofdstuk 4 reeds aan bod dat deze een

periode kenmerken waarin de keuken nog in hoofdzaak een ‘afgesloten’ werkruimte was; de

mechanisering, het materialisme en ook de consumptiesamenleving nog maar geleidelijk in

opmars waren; het assortiment aan gemaksvoeding nog niet zo uitgebreid was; de

restaurantcultuur nog niet ingeburgerd was, de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen nog maar

geleidelijk toenam en pril was, de gezinsvormen nog grotendeels ‘traditioneel’ waren en het

ideaal van de perfecte huisvrouw (die kookt) nog sterk geprezen werd. Wat vandaag als

vanzelfsprekend beschouwd wordt (bijv. een diepvriesmaaltijd, microgolfovenoven of het

gebruik om doordeweeks uit eten te gaan), was toen nog onbestaand, uiterst uitzonderlijk of

revolutionair. Bovendien worden de jaren 1950 en 1960 ook bestempeld als “the Golden Era of

the family meal” en het hoogtepunt van een collectief maaltijdenpatroon (Mestdag, 2007b, p. 74).

Echter, zoals sociologe Murcott (1997) benadrukt is het daarbij belangrijk een onderscheid te

maken tussen discours en praktijk. De vraag kan gesteld worden of het ideaal van de maaltijd en

de cultuur van de huisvrouw die kookt, zoals ook geschetst door de advertenties in hoofdstuk 4,

wel reëel aanwezig waren in het alledaagse leven van gezinnen circa vijftig jaar terug. De data

die ik in dit hoofdstuk gebruik, helpen de inzichten uit deze advertenties te ‘de-romantiseren’.

Ondanks het feit dat ook de representativiteit van deze tijdsbudgetgegevens ter discussie kan

worden gesteld, brengen deze gegevens me toch een stap dichter bij de alledaagse realiteit dan

de geïdealiseerde en de virtuele wereld die advertenties voorhouden. Vaak wordt nostalgisch

naar het verleden verwezen. Hierdoor is het van belang mythes en populaire denkbeelden te

differentiëren van de alledaagse werkelijkheid (Bahr Bugge, 2003). Om meer duidelijkheid

daaromtrent te scheppen, is het citaat van Flammang toepasselijk:

“History should not be divided into the good sunny days of yore and the bad gray

industrial present” (2009, p. 72).

Page 178: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 6

Veranderingen in de kookstructuur

Vermits in hoofdstuk 4 al een uitgebreid overzicht werd gegeven van de diverse

maatschappelijke ontwikkelingen na WO II, bespreek ik enkel de impact die deze verschuivingen

hebben gehad op de tijdsbesteding aan en de organisatie van koken. Een constante vaststelling is

de afname in de gemiddelde tijd die aan koken gespendeerd wordt. Dit is een evolutie die zich in

verschillende landen in meer of mindere mate heeft doorgetrokken, samen met ook een toename

in het uitbesteden van koken en het eten van maaltijden buitenshuis. Volgens studies gaat het

daarbij om een combinatie van structurele en demografische veranderingen (op het vlak van

leeftijd, arbeidsmarkt, huishoudens, …) en gedragswijzigingen (door de introductie van moderne

en meer efficiënte kookapparatuur, nieuwe voedingsmiddelen, …). Deze evolutie komt ook meer

tot uiting tijdens de week dan tijdens het weekeinde, hetgeen ook overeenstemt met de

bevindingen van Mestdag (2007a, b). Tijdens het weekeinde zou koken ook meer als een

ontspannende vrijetijdsactiviteit worden beschouwd (Mandemakers & Roeters, 2014; Warde,

Cheng, Olsen, 2007). Wat betreft de structurele veranderingen blijken vooral belangrijke

verschuivingen te zijn gebeurd door de toename van eenpersoonshuishoudens en

eenoudergezinnen. De meeste verschillen in de tijd die mensen vandaag aan koken spenderen,

zouden dan ook merkbaar zijn op het vlak van de gezinssituatie, en het al dan niet hebben van

kinderen (Cheng et al., 2007; Mandemakers & Roeters, 2014). Ook in het vorige hoofdstuk bleek

gezinssituatie de belangrijkste factor te zijn in het verklaren van verschillen in

voedingsconsumptie.

Daarentegen tonen verschillende studies aan dat de kloof tussen mannen en vrouwen merkelijk

kleiner is geworden, vooral door de toegenomen participatie en/of interesse van mannen in de

keuken (Ekström & Furst, 2001; Warde, Cheng & Olsen, 2007). Deze evolutie maakt deel uit van

de meer algemene trend waarin mannen doorheen de afgelopen decennia meer zijn gaan

bijdragen tot de huishoudelijke taken (Sullivan, 2000). Van al de meer ‘vrouwelijke’ taken (bijv.

kuisen, strijken, schoonmaken, de was doen…) zijn mannen het meest geneigd om te koken, net

omdat het een taak is die plezier en voldoening kan geven (Glorieux et al., 2006; Ricroch &

Division, 2011). Ook Mandemakers en Roeters (2014) kwamen tot de vaststelling dat vooral

mannen met een partner meer tijd aan koken zijn gaan spenderen (en dan vooral tijdens het

weekeinde) en dat de grootste afname in de tijd besteed aan koken bij alleenstaande mannen

vast te stellen is. Kortom, het klassieke beeld van de man aan tafel en de vrouw in de keuken,

zoals weergegeven in hoofdstuk 4, is minder dominant aanwezig dan vroeger, maar niet geheel

verdwenen. Zo blijft het bereiden van de alledaagse maaltijd nog steeds in hoofdzaak een

vrouwentaak waarbij koken bij mannen, meer een optie is dat in grote mate van hun mate van

interesse afhangt (Ekström & Fürst, 2001; Murcott, 2000). Echter, ondanks deze veranderingen

Page 179: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 6 5HOOFDSTU

163

blijven de verschillen standvastig, dat vrouwen, ouderen, lager opgeleiden, niet-werkenden,

koppels en gezinnen met kinderen, meer tijd aan koken spenderen dan mannen, jongeren, hoger

opgeleiden, werkenden en alleenstaanden (Warde, Cheng & Olsen, 2007). Zoals uit het vorige

hoofdstuk is gebleken, zijn het vooral deze laatste sociale groepen die een meer kant-en-klaar

gericht voedingspatroon hebben en koken vaker uitbesteden.

Ook in dit hoofdstuk ga ik na hoe en in welke mate de bovenvermelde verschuivingen hun

invloed hebben gehad op de tijd die aan koken gespendeerd wordt. De meeste van de studies

hierboven vermeld, hebben dit onderzocht voor de periode 1975-2005. Het verschil is dat ik dit

met gegevens uit 1966 in verband breng. In tegenstelling tot de jaren 1970 vormen de jaren

1966 een periode waarin het ideaal van de huisvrouw die uit liefde voor haar echtgenoot en

kinderen kookt nog sterk werd benadrukt (zie Afb. 6.1), de restaurant- en de fastfoodcultuur nog

niet doorgebroken waren en het aanbod aan diepvriesproducten nog beperkt was: kenmerken

die onmiskenbaar een invloed hebben gehad op het koken.

Afb. 6.1 (1967, nummer 52, p. 14-15)

Page 180: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 6

Een langetermijnanalyse van de tijdsbesteding aan koken

Om een systematische vergelijking doorheen de tijd te kunnen maken, heb ik de Belgische

tijdsbudgetgegevens uit 1999 en 2005 compatibel gemaakt met de informatie uit het Belgische

tijdsbudgetonderzoek van 1966 (zie voor de technische details in hoofdstuk 3). De besteding van

tijd kan daarbij als een indicator opgevat worden van het belang dat (in dit geval) aan het koken

en de maaltijden gehecht wordt (Warde, Cheng & Olsen, 2007). Ondanks het feit dat de klemtoon

op het registeren van gebruiken en praktijken ligt, geven de data toch een indicatie van een

cultuur, haar tijdgeest en evoluties. Meer dan om enkele numerieke cijfers en verschillen in uren

en minuten gaat het dus om uitingen van sociale normen en waarden, idealen en voorkeuren

(Glorieux et al., 2006), maar ook andere maatschappelijke omstandigheden en materiële

condities (bijv. de mechanisering van de keuken). Toch dient ook dit genuanceerd te worden en

blijft het ook bij deze data, bij een benadering, veeleer dan een exacte afspiegeling van de

realiteit. Om de woorden van Lindquist, Hart-Davidson en Grabill te gebruiken:

“In opening access to practices that are routinized but not necessarily frequent,

diary studies can invite us into a room with a view (even if they can’t quite open the

blinds all the way)” (2010, p. 210).

In dit hoofdstuk analyseer ik de data op een manier die het meest courant wordt toegepast op

dit type van onderzoek, met de bedoeling de rol van koken in de dagelijkse organisatie van het

leven in kaart te brengen. In een eerste stap voer ik een aantal algemene beschrijvende analyses

uit in verband met veranderingen in de tijd die de Belg aan koken spendeert, in de verdeling van

koken tussen mannen en vrouwen, en de tijdstippen waarop gekookt wordt. Wat betreft de

genderverdeling van koken, volg ik de onderstaande redenering van Finse sociologen Ekström

en Fürst (2001, p. 227) om uitspraken te kunnen doen over de algemene rollenverdeling tussen

mannen en vrouwen in de keuken (uitgedrukt in percentages). Het in cijfers uitdrukken van de

verschillen tussen wat ‘traditioneel’, ‘doorsnee’ of ‘modern’ is, is niet evident, maar toch moeten

er grenzen getrokken worden, waarbij ik het model van Ekström en Fürst (hoewel opgesteld in

de context van de Noordse landen) toch overtuigend vind. De cijfers geven een algemeen

overzicht, zijn van toepassing voor de totale populatie, en dus niet enkel voor mannen en

vrouwen die in koppel leven.

Page 181: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 6 5HOOFDSTU

165

TABEL 6.1 DE VERDELING VAN MANNEN EN VROUWEN BIJ KOKEN: EEN CATEGORISERING (PARTCIPATIEGRAAD)

In een tweede stap ga ik meer in detail in op de mate waarin de demografische ontwikkelingen

en verschuivingen in de structuur van de bevolking (de veranderende gezinsvormen, het

gestegen opleidingsniveau, de veroudering van de bevolking en de veranderingen op de

arbeidsmarkt) een verklaring bieden voor de evolutie en de variatie in de tijd die aan koken

gespendeerd wordt. Door deze variabelen op te nemen, controleer ik (in de mate van het

mogelijke) voor de verschillende tijdsperiodes (d.w.z. de structurele variatie) en de compositie-

verschillen (nl. de steekproefverschillen tussen de drie databanken). Op die manier kan inzicht

verkregen worden in de gedragswijzingen, zoals tijdsbudgetonderzoekers Sullivan en Gershuny

(2003) toelichten. De vraag blijft natuurlijk wat deze mogelijke gedragsverschuivingen

verklaren? Daarbij maak ik in navolging van Mandemakers en Roeters (2014) een onderscheid

tussen week- en weekenddagen, onderzoek ik de rol van gender in relatie tot de gezinssituatie

en ook de mate waarin de ontwikkelingen doorheen de tijd in functie daarvan verschillen.

Daarnaast wil ik opmerken dat de definitie van ‘koken’ in dit hoofdstuk niet enkel op het

bereiden van eten duidt, maar ook op het conserveren, het voorbereiden, het opdienen en het

afruimen van maaltijden (uitgezonderd van het afwaswerk). Deze keuze is puur methodologisch

vermits in de data uit 1966 enkel de activiteit ‘keukenwerk’ werd opgenomen als een bundeling

van de eerder vermelde keukenactiviteiten. Dit toont ook aan hoe koken in de jaren 1960 als een

‘werk’ werd beschouwd.

De koppeling tussen de drie tijdsbudgetonderzoeken ging ten koste aan heel wat detail, niet

enkel op het vlak van activiteiten (bijv. ‘koken’), maar ook op het vlak van

achtergrondkenmerken en de leeftijdselectie (bijv. 19-65 jaar). Deze gekoppelde data lenen zich

dan ook minder voor meer gevorderde analyses, maar zijn wel geschikt om maatschappelijke

evoluties te schetsen11 en de nodige historische achtergrond te schetsen voor het volgende

hoofdstuk.

11 Evenals in het vorige hoofdstuk werden studenten en inwonenden bij ouders niet opgenomen in de analyses.

Traditioneel Doorsnee Modern

Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen

Deelnamepercentage ≤30% ≥85% 31-49% 61-84% ≥50% ≤60%

Page 182: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 6

Resultaten

Een evolutie in de verdeling van en de tijdsbesteding aan koken

De resultaten in tabel 6.2 geven een eerste algemene indruk over de veranderingen in de

verdeling van en de tijdsbesteding aan koken. De tabel geeft een overzicht van de evoluties op

vlak van de duur van koken, de participatiegraad (nl. het deelnamepercentage van mannen en

vrouwen aan koken) en de duur per participant aan koken (enkel voor die respondenten die

gekookt hebben).

Op vlak van de gemiddelde tijdsbesteding valt op dat het werk in de keuken nu minder tijd in

beslag neemt dan vroeger: namelijk een afname van gemiddeld 9 minuten per dag, wat zeker

niet dramatisch is (een dag telt 1440 minuten, en 9 minuten daarvan zijn 0,6%). Het gaat hier

om een gemiddelde berekend los van bijvoorbeeld gender. Over het algemeen neemt het werk in

een doorsnee keuken in België nog steeds veertig minuten per dag in beslag. Op basis van de

evoluties in de participatiegraad is te bevestigen dat het koken van maaltijden in 1966 haast

uitsluitend een vrouwentaak was: ruim 90 procent van de vrouwen stond op een toevallige dag

in de keuken vergeleken met maar slechts 15 procent van de mannelijke bevolking. Het feit dat

mannen vroeger bijna nooit kookten, wordt ook duidelijk geïllustreerd door het verhaal van

Pamela, die als jonge afgestudeerde kokkin (zo werd verteld in Libelle), een vorm van

gemaksvoeding vond om iedere dag tegen bestelling een vers klaargemaakte maaltijd aan

(fortuinlijke) alleenstaande mannen te bezorgen. In het artikel, getiteld “Uw maaltijd aan de

deur”, werd geschreven:

“Met een dergelijke maaltijd dat door een lief meisje kant en klaar voor je neus

wordt gezet, is het (mannelijke) vrijgezellenleven nog zo kwaad niet. Welke jonge

vrijgezel zag niet graag zijn lievelingskostje door een lief meisje aan de deur

bezorgd krijgen?” (Libelle, 1956, nummer 48, p. 87)

Page 183: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 6 5HOOFDSTU

167

Afb 6.2.( 1956, nummer 48, p. 87)

Het succesverhaal van Pamela (Afb. 6.2) is vandaag meer dan ooit actueel, maar dan in de vorm

van thuisleveringsdiensten (bijv. maaltijdpakketten), kant-en-klare schotels en allerhande

maaltijden die buitenshuis kunnen gekocht en gegeten worden en die vooral succes genieten bij

alleenstaande mannen. Toch beperkt de populariteit van bereide maaltijden zich niet meer

uitsluitend tot alleenstaande mannen, maar is ze ook verspreid geraakt bij andere lagen van de

bevolking en dan met name bij jongeren, gezinnen in ‘de drukke leeftijdsfase’ en werkende

gezinnen (zie hoofdstuk 5), die zoals verder in dit hoofdstuk zal blijken ook minder tijd in de

keuken spenderen.

Page 184: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 6

TABEL 6.2 EEN HISTORISCH OVERZICHT VAN DE VERDELING VAN EN TIJDSBESTEDING AAN KOKEN

VOLGENS GENDER

Uit de bovenstaande tabel (6.2) valt op dat de aanwezigheid van mannen in de keuken de

afgelopen decennia met ongeveer 40 procentpunten gestegen is en bij vrouwen met 10

procentpunten gedaald. Dit wijst op een evolutie naar meer gelijkheid waarin de keuken zoals

verwacht een meer gedeeld domein is geworden. Deze evolutie valt vooral te verklaren door de

toegenomen participatie van mannen in de keuken tijdens de weekdagen. Echter, ondanks het

feit dat ongeveer de helft van de mannen op een doorsnee dag in de keuken werkt, blijft koken

over het algemeen nog steeds een typische vrouwelijke taak (zie infra, de verklaring van Vicky).

Wel valt op dat vrouwen die koken in 2005 er ongeveer een halfuur minder aan spenderen dan

in 1966 en ook minder vaak tijdens het weekeinde koken. De verdeling van het werk in de

keuken kan niet meer traditioneel worden genoemd (cf. tabel 6.1), maar ook niet modern of

egalitair.

Tijd besteed aan koken % participanten Gemiddelde tijd besteed aan

koken door participanten

Weekdag Weekenddag Weekdag Weekenddag Weekdag Weekenddag

N h:m N h:m % % h:m h:m

Mannen

1966 656 0:05 195 0:07 13,6 18,1 0:39 0:42

1999 1496 0:20 1496 0:25 52,3 54,8 0:39 0:46

2005 1255 0:23 1255 0:26 59,7 56,8 0:39 0:46

Vrouwen

1966 626 1:38 206 1:29 91,7 93,0 1:47 1:36

1999 1615 1:00 1615 1:02 88,2 84,2 1:08 1:14

2005 1292 0:58 1292 0:54 85,7 79,7 1:07 1:08

Totaal

1966 1282 0:50 401 0:49 51,7 56,6 1:38 1:28

1999 3111 0:41 3111 0:44 70,9 70,1 0:58 1:03

2005 2547 0:41 2547 0:40 72,9 68,4 0:56 0:59

Page 185: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 6 5HOOFDSTU

169

De veranderende tijdstippen van koken

De onderstaande figuren (de zogeheten ‘tempogrammen’) geven de manier weer waarop koken

binnen het dagritme gepland wordt en hoe dit, vergeleken met enkele generaties terug,

veranderd is. De figuren laten per interval van tien minuten het percentage van mannen en

vrouwen zien dat op dat ogenblik bezig was met het klaarmaken van eten of ander keukenwerk

(inbegrepen de afwas) en het thuis eten van maaltijden. Daarbij werd ook een onderscheid

gemaakt tussen week- en weekenddagen. Gegeven het korte tijdsinterval tussen 1999 en 2005

(en de geringe verschillen tussen beide jaren, zie tabel 6.2), heb ik deze figuren enkel voor de

data uit 1966 en 2005 opgesteld. Tempogrammen zijn relevant aangezien ze inzicht geven in de

mate van structuur, fragmentering of individualisering in kook- en eetgewoonten. Met andere

woorden, de figuren geven een indicatie van de collectieve ritmes of, beter gesteld, de mate

waarin mensen op vergelijkbare tijdstippen koken en eten.

“The ordering of meals, the relationship between certain foods, rituals and norms

surrounding the activity are related to timing” (Southerton et al., 2011, p. 27).

Uit de figuren van 1966 valt duidelijk af te leiden dat koken opvallend aanwezig was in het

dagelijks leven van de meeste vrouwen. Daarnaast valt ook duidelijk het driemaaltijdenpatroon

op. Op een doordeweekse ochtend hield 10% van de vrouwen zich rond 7.00 uur bezig met het

klaarmaken van het ontbijt en zaten een halfuur later ongeveer 20% van de vrouwen en 15%

van de mannen thuis aan de ontbijttafel. De middag was kenbaar het moment bij uitstek om te

koken: om klokslag 12.00 uur stond bijna de helft van de vrouwen (45%) in hun keuken. Reeds

vanaf 10.00 uur in de voormiddag hielden zij zich bezig met het klaarmaken van het

KOKEN ALS EEN VROUWENTAAK

Vicky staat bijna dagelijks achter het fornuis. Bij de vraag wat dit betekent voor

haar, antwoordt ze:

“Het is geen plezier. Het is meer een, een van te moeten.”

In nagenoeg al de gezinnen die geïnterviewd werden (10 van de 11), bleek het

dagelijkse koken een vrouwelijke aangelegenheid. Behalve in het gezin van

Stefanie (deeltijds werkende mama van 2 jonge kinderen), is het haar

echtgenoot (voltijds leraar) die kookt, aangezien hij vroeger thuis komt van het

werk.

Page 186: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 6

middagmaal. Een opvallend percentage mannen en vrouwen aten dan ook hun warme

hoofdmaaltijd tijdens de werkweek ’s middags thuis (mogelijk door een minder lang woon-werk

afstand). Na het eten volgde het opruim- en afwaswerk: van 13.00 tot 13.30 uur hield twintig

procent (bijna een vierde) van de vrouwen zich bezig met het opruimwerk en de afwas. Het

klaarmaken van het avondmaal was enigszins meer gespreid over de avond en minder collectief

dan het middagmaal. Na 19.00 uur werd er niet meer of doorgaans nog maar weinig gekookt

(minder dan 10 procent). De doordeweekse kookstructuur verschilde niet zozeer van de

kookgebruiken tijdens het weekeinde. Een zaterdag was bovendien voor velen nog een werkdag,

en er was school in de voormiddag. Dat de maaltijd vooral op zondag een belangrijk huiselijk

gebeuren was, blijkt ook uit het hoger percentage vrouwen dat rond 12.00 uur in de keuken

stond (nl. 52%) en het feit dat meer uitgebreid getafeld werd. Rond 14.00 uur hield ook een

kwart van de vrouwen zich bezig met de afwas. Ongeacht de dag van de week vormde het koken

een onmiskenbaar onderdeel in het dagelijkse leven van vrouwen.

Wat dat betreft, tonen de figuren uit 2005 enkele opmerkelijke verschillen. Ten eerste valt op

dat nog wel ontbeten wordt, maar met een minimum aan koken (deels ook door de introductie

van ‘snelle ontbijtmaaltijden’ in de jaren 1950 en 1960, zie hoofdstuk 4). Ook de gewoonte om

tijdens de werkweek ’s middags thuis een hoofdmaaltijd te koken en te eten lijkt te zijn

verdwenen en verschoven naar de avond. Dit is het logische gevolg van het toetreden van de

huisvrouw tot de arbeidsmarkt, maar ook van de toegenomen mogelijkheden om buitenshuis en

op het werk te eten en de toegenomen woon-werkafstand. Slechts 14 procent van de vrouwen

kookt vandaag ‘s middags. Tegenwoordig wordt in de meeste gezinnen in België ’s avonds

gekookt. Om 18.00 uur, het moment dat de meeste Belgen in hun keuken staan, houdt 20

procent van de vrouwen en 8 procent van de mannen zich bezig met het bereiden van het

avondeten. In vergelijking met vroeger koken sommigen ook iets later in de avond, na 19.00 uur.

Tijdens het weekeinde blijven Belgen er de voorkeur aan geven om ’s middags te koken.

Zondagmiddag is nog steeds het moment bij uitstek van de week om te koken, weliswaar minder

dan vroeger: in 1966 stonden dubbel zoveel vrouwen op een zondagmiddag in de keuken dan in

2005. Bovendien is mede door de opkomst van de afwasmachine, de manuele afwas grotendeels

verdwenen.

Page 187: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 6 5HOOFDSTU

171

FIGUUR 6.1 VERLOOP VAN HET BEREIDEN, AFWASSEN EN NUTTIGEN VAN MAALTIJDEN OP EEN WEEKDAG, EEN

ZATERDAG EN ZONDAG VOOR 1966

Page 188: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 6

FIGUUR 6.2 VERLOOP VAN HET BEREIDEN, AFWASSEN EN NUTTIGEN VAN MAALTIJDEN OP EEN WEEKDAG, EEN

ZATERDAG EN ZONDAG VOOR 2005

Page 189: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 6 5HOOFDSTU

173

Het verband tussen tijd en timing

De volgende figuren12 geven het verband weer tussen de momenten waarop mensen koken en

eten (timing) en de tijd die ze daaraan spenderen. Per interval van zestig minuten werd de totale

gemiddelde duur van de geregistreerde kook- en eetactiviteiten (van de participanten)

berekend, beginnende binnen ieder tijdsinterval. In tegenstelling tot de bovenstaande figuren

die in de literatuur vaak gebruikt worden, is het principe van de onderstaande figuren volledig

nieuw en zelf ontworpen. De figuren geven meer duiding aan de tempogrammen en stellen mij

in staat, niet enkel te zien hoeveel mensen op welk moment van de dag koken of eten (cf. vorige

sectie), maar ook hoeveel tijd ze hieraan besteden: uitgebreid of snel. Tegelijkertijd is dit een

nuttige indicator omtrent het moment van de dag dat de hoofdmaaltijd wordt genuttigd.

Uit de figuren blijkt dat de tijd aan tafel minder verandering heeft gekend, dan de tijd die

gespendeerd wordt aan het koken. In vergelijking met vroeger zitten we bijna even lang aan tafel

dan vroeger (ongeveer dertig minuten of meer naargelang van de week of het weekeinde), maar

met een sneller klaargemaakte maaltijd. Ook de tijd die aan koken besteed wordt, schommelt

rond de dertig minuten, met een lichte toename op zaterdagavond en zondagmiddag. Het

verschil met vroeger is groot aangezien half zoveel tijd aan het koken wordt besteed, zeker wat

betreft het bereiden van het middagmaal. De figuren laten eveneens zien hoe de hoofdmaaltijd

tijdens de werkweek verschoven is van de middag naar de avond. Het is wel opmerkelijk dat

vrouwelijke en mannelijke huiskoks vandaag een bijna even groot aandeel van hun tijd aan

koken spenderen, hoewel vrouwen nog steeds iets meer dan mannen.

12 De scherpe piek-waarde van mannen die in 1966 rond 15u op zaterdag aan het koken waren, komt door het laag aantal geregistreerde kookactiviteiten. De figuren dienen dan ook in relatie met de vorige figuren (tempogrammen) geïnterpreteerd te worden. Het is vooral belangrijk te kijken naar de meest gebruikelijke tijdstippen om te koken. Daarvoor kunnen de tempogrammen de nodige inzichten brengen.

Page 190: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 6

FIGUUR 6.3 DE TIJD BESTEED AAN KOKEN

OVER DE TIJD IN FUNCTIE VAN HET

MOMENT VAN DE DAG EN DE DAG VAN DE WEEK

FIGUUR 6.4 DE TIJD BESTEED AAN THUIS ETEN VAN

MAALTIJDEN OVER DE TIJD IN FUNCTIE VAN HET

MOMENT VAN DE DAG EN DE DAG VAN DE WEEK

We

ek

da

ge

n

Z

ate

rda

ge

n

Z

on

da

gen

We

ek

da

ge

n

Z

ate

rda

ge

n

Z

on

da

gen

0:0

0

0:1

5

0:3

0

0:4

5

1:0

0

1:1

5

1:3

0

1:4

5

6:00

7:00

8:00

9:00

10:00

11:00

12:00

13:00

14:00

15:00

16:00

17:00

18:00

19:00

20:00

21:00

19

66

vro

uw

en2

00

5 v

rou

wen

20

05

man

nen

0:0

0

0:1

5

0:3

0

0:4

5

1:0

0

1:1

5

1:3

0

1:4

5

6:00

7:00

8:00

9:00

10:00

11:00

12:00

13:00

14:00

15:00

16:00

17:00

18:00

19:00

20:00

21:00

19

66

vro

uw

en2

00

5 v

rou

wen

20

05

man

nen

0:0

0

0:1

5

0:3

0

0:4

5

1:0

0

1:1

5

1:3

0

1:4

5

6:00

7:00

8:00

9:00

10:00

11:00

12:00

13:00

14:00

15:00

16:00

17:00

18:00

19:00

20:00

21:00

19

66

vro

uw

en2

00

5 v

rou

wen

20

05

man

nen

0:0

0

0:1

5

0:3

0

0:4

5

1:0

0

1:1

5

1:3

0

1:4

5

6:00

7:00

8:00

9:00

10:00

11:00

12:00

13:00

14:00

15:00

16:00

17:00

18:00

19:00

20:00

21:00

19

66

vro

uw

en1

96

6 m

ann

en

20

05

vro

uw

en2

00

5 m

ann

en

0:0

0

0:1

5

0:3

0

0:4

5

1:0

0

1:1

5

1:3

0

1:4

5

6:00

7:00

8:00

9:00

10:00

11:00

12:00

13:00

14:00

15:00

16:00

17:00

18:00

19:00

20:00

21:00

19

66

vro

uw

en1

96

6 m

ann

en

20

05

vro

uw

en2

00

5 m

ann

en

0:0

0

0:1

5

0:3

0

0:4

5

1:0

0

1:1

5

1:3

0

1:4

5

6:00

7:00

8:00

9:00

10:00

11:00

12:00

13:00

14:00

15:00

16:00

17:00

18:00

19:00

20:00

21:00

19

66

vro

uw

en1

96

6 m

ann

en

20

05

vro

uw

en2

00

5 m

ann

en

Page 191: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 6 5HOOFDSTU

175

Veranderingen in de tijd besteed aan koken voor verschillende sociale groepen

Tabel 6.3 laat de resultaten zien waarbij de evolutie in de tijdsbesteding aan koken (in minuten)

gecontroleerd werd voor de mogelijke impact van de populatiewijzigingen, gemeten aan de hand

van een OLS regressie. In de tabel werden ook interactie-effecten opgenomen om na te gaan in

hoeverre de evolutie verschilt tussen de gezinstypes en de veranderende rol van mannen en

vrouwen in de keuken 13 . Deze interactie-effecten werden grafisch voorgesteld om de

interpretatie te vergemakkelijken.

De eerste modellen in de tabel geven alvast een eerste indruk van de manier waarop de tijd

besteed aan koken doorheen de afgelopen jaren veranderd is, berekend voor de totale

populatie14. De cijfers tonen dat vandaag in de doorsnee Belgische keuken minder tijd aan koken

gespendeerd wordt, hoewel dit verschil enkel significant is voor een gemiddelde weekdag

(gemiddeld 11 minuten meer in 1966) en zaterdag (in 1966 gemiddeld 17 minuten meer). Op

zondag is de tijd die aan koken gespendeerd wordt niet significant verschillend met vroeger. Dit

geeft aan dat de maaltijd op zondag nog steeds een belangrijk gebeuren is.

13 Het toevoegen van interactie-effecten verandert de interpretatie van de ‘hoofdeffecten’ (modellen 3 in tabel 6.3). Ter illustratie: In het derde model voor de kookactiviteiten op weekdagen geldt het hoofdeffect van ‘gezinssituatie’ enkel voor 2005 (d.w.z. de referentiecategorie van de indicator ‘het jaar van observatie’): alleenstaande mannen besteden bijna 33 minuten minder aan koken dan vrouwen met een partner en kind(-eren). Analoog hieraan geldt het hoofdeffect van ‘het jaar van observatie’ (bijv. B=34,97 voor 1966) enkel voor vrouwen met een partner en kind(-eren) (d.w.z. de referentiecategorie van de indicator ‘gezinssituatie’): vrouwen in gezinnen met kinderen spendeerden in 1966 35 minuten meer aan koken dan samenwonende vrouwen met kind(-eren) in 2005. In 1966 spendeerden mannen met een partner bijvoorbeeld, minder tijd aan koken dan vandaag (gemiddeld 9 minuten minder): 34,97-43,97=9 minuten. Echter, om de interpretatie te vergemakkelijken werden de interactie-effecten grafisch weergegeven (figuren 6.5 en 6.6). 14 De algemene trends over de tijd wijken licht af van de resultaten in tabel 6.2 aangezien de data in tabel 6.3 niet gewogen zijn, apart bekeken zijn voor zaterdag- en zondagen en door de weglating van respondenten met ontbrekende gegevens (missing values) op een of meerdere sociale indicatoren. De resultaten in de tweede modellen stroken het best met de gegevens in tabel 6.2 aangezien deze gecontroleerd zijn voor socio-demografische factoren.

Page 192: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 6

De impact van de socio-demografische kenmerken in acht genomen (modellen 2) en met de

nadruk op de veranderingen die hierin zijn gebeurd (bijv. de toename van

tweeverdienersgezinnen, alleenstaanden, …), blijft de vaststelling gelden dat de Belg vandaag

minder tijd aan koken spendeert en dan voornamelijk tijdens de week (nl. 8 minuten minder dan

in 1966). Het verschil op zaterdagen is nog maar beperkt significant (eveneens een verschil van

8 minuten). Dit wijst dus op een gedragswijziging (een, bij wijze van spreken, ‘netto-effect van

tijd’) ten gevolge van nog andere maatschappelijke veranderingen, zoals meer efficiënte

kooktoestellen, een groter aanbod aan semi-gemaksvoeding (bijv. het koken van verse bouillon

vergeleken met kant-en-klare bouillonblokjes), de ‘drukke’ vrije tijd en meer. Dit verschil lijkt,

zoals reeds gesteld, bijzonder klein, maar betreft een evolutie op populatieniveau. Ter

vergelijking: in Nederland werd eenzelfde evolutie vastgesteld tussen 1975 en 2005 en in

Frankrijk voor dezelfde periode, een afname van ongeveer 20 minuten (Mandemakers &

Roeters, 2014; Warde, Cheng, Olsen, & Southerton, 2007). Het percentage verklaarde variantie

(d.w.z. het aandeel van de variantie van de tijd besteed aan koken die verklaard kan worden

door de sociale indicatoren) is hoger in de modellen voor de weekdagen. Dit toont aan dat vooral

de doordeweekse kookactiviteiten in grote mate afhangen van iemands sociale achtergrond,

meer dan tijdens het weekeinde waar andere factoren gelden (bijv. familiebijeenkomsten,

sociale contacten, invulling van vrije tijd, cf. het verhaal van Vicky).

WEEK/WEEKEND-VERSCHILLEN IN KOKEN

Vicky vertelt:

“We nemen toch meer tijd in het weekend, alhoewel dat relatief is, maar er is toch minder stress en we

eten vaak niet of bijna niet op het middaguur omdat we laat eten ’s morgens. Als we vroeg hebben gegeten

dan wel, maar het is niet zo dat ik ’s middags en ’s avonds een hele maaltijd maak. […] Eigenlijk, het

is misschien een beetje uitgebreider. Het is niet anders gestructureerd. Nee, het zal gemakkelijker een

zelfgemaakt dessert zijn bijvoorbeeld, eerder dan een yoghurtje of… Maar er zijn ook heel veel activiteiten

in het weekend dus, het is altijd een beetje relatief.”

Page 193: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 6

177

TABEL 6.3: REGRESSIE-ANALYSE VAN TIJD BESTEED AAN KOKEN (MINUTEN) NAAR JAAR VAN OBSERVATIE EN

VERSCHILLENDE SOCIALE GROEPEN

W

ee

kd

ag

en

(N

=7

20

1)

Za

terd

ag

en

(N

=3

11

3)

Zo

nd

ag

en

(N

=3

24

6)

M

od

el

1

Mo

de

l 2

M

od

el

3

Mo

de

l 1

M

od

el

2

Mo

de

l 3

M

od

el

1

Mo

de

l 2

M

od

el

3

(In

terc

ept)

3

7,8

1 *

**

91

,13

***

8

1,3

3 *

**

37

,03

***

7

4,3

4 *

**

74

,34

***

3

9,1

2 *

**

71

,95

***

6

4,4

6 *

**

Jaar

van

ob

serv

atie

(re

fcat

: 20

05

)

19

66

1

1,3

6 *

**

7,7

1 *

**

34

,97

***

1

6,7

8 *

**

8,3

4 *

8

,34

*

6,2

9

6,3

7

31

,51

***

19

99

1

,28

-1

,43

0

,38

4

,76

*

3,4

5

3,4

5

4,9

0 *

* 2

,11

1

0,2

6 *

*

Gez

inss

itu

atie

(re

fcat

: vro

uw

met

par

tner

en

kin

d)

All

een

staa

nd

e m

an

-3

8,2

6 *

**

-32

,76

***

-37

,72

***

-3

7,7

2 *

**

-4

1,5

1 *

**

-35

,59

***

All

een

staa

nd

e v

rou

w

-2

6,7

4 *

**

-21

,24

***

-25

,69

***

-2

5,6

9 *

**

-2

3,3

0 *

**

-17

,28

***

Man

met

par

tner

-54

,13

***

-4

3,1

1 *

**

-4

4,4

6 *

**

-44

,46

***

-50

,87

***

-4

0,2

6 *

**

Vro

uw

met

par

tner

-12

,01

***

-7

,27

*

-6

,67

*

-6,6

7 *

-14

,94

***

-1

1,0

9 *

Man

met

par

tner

en

kin

d(-

eren

)

-46

,76

***

-3

2,3

5 *

**

-3

2,6

7 *

**

-32

,67

***

-43

,86

***

-3

1,7

9 *

**

Wer

ksi

tuat

ie (

refc

at: n

iet

wer

ken

d)

Wer

ken

d

-2

9,0

2 *

**

-25

,23

***

-20

,66

***

-2

0,6

6 *

**

-8

,76

***

-7

,22

***

Op

leid

ings

niv

eau

(re

fcat

: laa

g)

Mid

den

-6,6

5 *

**

-6,2

5 *

**

-3

,48

-3

,48

-3,2

9

-3,4

7

Ho

og

-7

,81

***

-7

,77

***

-2,6

0

-2,6

0

-3

,88

-3

,78

Lee

ftij

d (

refc

at: 2

5-3

9)

19

-24

-5,6

23

-6

,06

*

-1

2,1

4 *

-1

2,1

4 *

-11

,03

*

-10

,30

40

-54

4,4

7 *

**

4,5

2 *

**

7

,04

***

7

,04

***

6,5

8 *

**

6,6

1 *

**

55

-65

2,0

6

4,3

0 *

*

10

,22

***

1

0,2

2 *

**

1

0,8

3 *

**

11

,62

***

Inte

ract

ie-e

ffec

ten

met

jaar

van

ob

serv

atie

19

66

*all

een

staa

nd

e m

an

-34

,20

***

-30

,93

19

66

*all

een

staa

nd

e v

rou

w

-11

,27

-8,2

9

19

66

*man

in k

op

pel

-4

3,9

7 *

**

-4

4,3

0 *

**

19

66

*vro

uw

in

ko

pp

el

-13

,79

**

7

,76

19

66

*man

in k

op

pel

met

kin

d(-

eren

)

-5

3,9

5 *

**

-5

2,3

2 *

**

19

99

*all

een

staa

nd

e m

an

0,4

51

-7,4

2

19

99

*all

een

staa

nd

e v

rou

w

-0,4

13

-8,0

2

19

99

*man

in k

op

pel

-2

,94

-13

,75

*

19

99

*vro

uw

in

ko

pp

el

-3,5

0

-8

,45

19

99

*man

in k

op

pel

met

kin

d(-

eren

)

-4

,28

-14

,13

**

Ad

just

ed R

2

0.0

07

0

.32

0

0.3

46

0

.00

5

0.1

55

0

.15

5

0.0

02

0

.15

9

0.1

70

*p≤

0.0

5, *

*p≤

0.0

1,*

**p

≤0

.00

1

Page 194: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 6

Trends naar socio-demografische kenmerken

Uit figuren 6.5 en 6.6 (geconstrueerd op basis van tabel 6.3) blijkt dat ongeacht de gezinssituatie,

vrouwen nog steeds het meeste tijd aan koken spenderen, alhoewel dit sterk verminderd is ten

opzichte van vroeger. Toch wijzen de resultaten op een enigszins stijgende tendens wat betreft

de rol van de man in de keuken, zeker in gezinnen met kinderen. Enkel de tijd die alleenstaande

mannen aan koken spenderen, is nagenoeg stabiel gebleven. Zodra koppels gaan samenwonen,

nemen de meeste vrouwen de taak van koken op zich, terwijl de kooktaken bij gezinnen met

kinderen meer verdeeld worden tussen man en vrouw. Bijkomend valt op dat de kloof tussen de

verschillende gezinstypes en tussen vrouwen en mannen doorheen de afgelopen decennia

kleiner is geworden, maar zeker niet verdwenen.

Verder blijkt uit de resultaten van tabel 6.3 dat werkenden doordeweeks minder tijd aan het

koken spenderen dan niet-werkenden. Ondanks het feit dat er tijdens het weekeinde een

inhaalbeweging is (en dan vooral op zondag), blijven niet-werkenden toch wel de meeste tijd

aan koken spenderen. Wellicht kunnen niet-werkenden meer huishoudelijke taken tijdens de

week doen en zijn hun vrijetijdsactiviteiten minder op het weekeinde georiënteerd dan bij

mensen die tewerkgesteld zijn. Daarnaast speelt ook het opleidingsniveau een rol in de

tijdsorganisatie van het koken tijdens de week. Hoger opgeleiden brengen minder tijd in de

keuken door dan lager opgeleiden die bovendien in hun voedingsgewoonten meer conventioneel

gericht zijn. Wat betreft de impact van leeftijd, koken oudere leeftijdsgroepen langer dan

jongeren en mensen in de drukke leeftijdsfase (25-39 jaar). Tijdens het weekeinde komt dit

verschil nog sterker naar voren waarbij enerzijds een leeftijdseffect kan spelen (bijv. kinderen

die op bezoek komen) of (en wellicht meer waarschijnlijk) een generatie-effect (bijv. meer

belang hechten aan het conventionele koken thuis).

Op basis van de gestandaardiseerde effectparameters (niet opgenomen in tabel 6.3) blijkt dat

vooral het geslacht een grote verklaringskracht heeft: mannen spenderen significant minder tijd

aan koken dan vrouwen, ongeacht hun gezinssituatie. Deze verschillen zijn vooral duidelijk

aanwezig tijdens de week – en de zondagen: dagen waarin koken een kenbaar meer vrouwelijke

taak is. Op zaterdagen zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen in de keuken (ongeacht

hun gezinstype) merkbaar kleiner. Dat valt voornamelijk op bij mannen met een partner en in

een gezin met kinderen. Ook de impact van alleenstaand zijn is belangrijk in het verklaren van

de verschillen in de tijd die aan koken gespendeerd wordt. Nogmaals blijkt dit sterker te zijn bij

alleenstaande mannen dan bij alleenstaande vrouwen. Dit sluit aan bij de bevinding uit het

vorige hoofdstuk dat alleenstaande mannen meer ten volle in het verhaal van gemaksvoeding

zijn meegegaan dan alleenstaande vrouwen die enigszins meer aan de conventionele

voedingsgebruiken lijken vast te houden. Tenslotte blijkt ook vooral de werksituatie een

Page 195: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 6

179

belangrijke invloed uit te oefenen op de tijd die aan koken besteed kan worden, hoewel dit effect

vooral tijdens de weekdagen sterk is. De variabelen opleiding en leeftijd oefenen een meer kleine

invloed uit op de tijd die aan koken besteed wordt.

FIGUUR 6.5 HET EFFECT VAN GEZINSSITUATIE OVER DE TIJD (VOOR WEEKDAGEN)15

FIGUUR 6.6 HET EFFECT VAN GEZINSSITUATIE OVER DE TIJD (VOOR ZONDAGEN)

15 In de figuren staan de jaartallen (vanwege de bewerking door SPSS) op de horizontale (categorie) as op gelijke afstand van elkaar, ondanks hun verschillende tijdspanne. Hierdoor lijkt de verandering tussen 1966 en 1999 sneller te zijn gegaan dan in de werkelijkheid.

Page 196: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 6

Conclusie

In dit hoofdstuk ging de aandacht naar de wijze waarop de veranderingen in de kookstructuur

een spiegel zijn van een samenleving met meer geschoolde mensen, de toegenomen

arbeidsdeelname van vrouwen en tweeverdieners, meer eenpersoonshuishoudens, en andere

gezinssamenstellingen. De resultaten in dit hoofdstuk geven duidelijk aan dat deze

sociaaleconomische ontwikkelingen, een impact hebben gehad op de tijdsbesteding aan koken.

Toch duiden de resultaten ook op de impact van andere veranderingen (bijv. de modernisering

van de keuken, technologie en apparatuur, de toename van buitenshuis eten, maaltijden op het

werk, het groter assortiment aan [semi-]gemaksvoeding en het belang van vrije tijd) die maken

dat er in de gemiddelde Belgische keuken vandaag minder lang gekookt wordt dan in de jaren

1966. Toch blijkt er geen sprake te zijn van een verval van koken. Ondanks het feit dat er wel aan

de vertrouwde structuur van koken gesleuteld is, is deze nog grondig aanwezig.

De resultaten in dit hoofdstuk bevestigen het vermoeden uit hoofdstuk 5 dat het dagelijkse

koken nog duidelijk aanwezig is in onze voedingscultuur. Toch gaat dit met meer flexibiliteit

gepaard dan vroeger. In tegenstelling tot de structuur van de eetgewoonten die sterk

onveranderd is gebleven, zijn de verschillen op het vlak van de kookstructuur opvallend groter,

vooral tijdens de werkweek. Zo wordt tijdens een doorsnee weekdag, minder tijd aan koken

gespendeerd, en is het gebruik van ’s middags te koken, naar de avond verschoven. Daarentegen

is tijdens het weekeinde toch nog een opmerkelijk percentage van mensen die de gewoonte

behouden om ’s middags te koken, en samen aan tafel te zitten op het middaguur. Zondagmiddag

blijft dan ook voor de meeste Belgen het meest ideale moment om thuis te eten en te koken.

Kortom, vergeleken met de jaren 1960 wordt nog steeds op vaste uren gekookt, maar met een

zekere marge (d.w.z. minder vergelijkbare tijdstippen) en minder collectief (d.w.z. minder

mensen die op gelijke tijdstippen in de keuken staan) dan voorheen.

Een ander groot verschil met vroeger tekent zich af in de identiteit van de huiskok. Terwijl

koken vroeger vooral door de vrouw werd gedaan als een huishoudelijke taak (een keukenwerk)

uit noodzaak of toewijding ten opzichte van haar gezin, lijken vandaag verschillende types van

huiskoks te zijn ontstaan. Het meeste opvallende is de toegenomen betrokkenheid van mannen

in de keuken. Niettegenstaande dat in de meeste gezinnen minder tijd aan koken dan vroeger

besteed wordt en koken een nog steeds overwegend vrouwelijke taak is, zijn mannen die

samenwonen met een partner en kinderen hebben, er zich wel meer mee gaan bezighouden. Een

nadeel is dat de data geen inzicht geven in de betekenis die mensen aan koken geven. Zo kan

worden aangenomen dat koken vandaag meer betekenissen dan vroeger draagt, meer variantie

kent en een nieuwe invulling kreeg (bijv. mannen die koken, de keuken als een hobbyplaats, de

opkomst van de restaurantcultuur en moderne apparatuur). Uit de analyses blijkt dat koken

Page 197: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 6

181

vroeger op een meer gelijkaardige manier ingevuld werd door vrouwen. Het feit dat koken, of

eerder de belangstelling daarvoor, de laatste jaren aan populariteit gewonnen heeft, doet

vermoeden dat koken ook meer een vrijetijdsbesteding is geworden, hoewel het nu ook nog

steeds een noodzaak kan zijn. Kortom, wat betekent koken in onze huidige samenleving? Wat

zijn de beweegredenen en motivaties van mensen om te koken? Dit vormt het onderwerp van

het volgende hoofdstuk. De vaststelling dat koken vandaag een enigszins minder dagelijks

gebeuren dan vroeger is, duidt op het belang van gegevens over meer dan een of twee dagen.

Daarom maak ik in het volgende hoofdstuk gebruik van de Vlaamse tijdsbudgetgegevens uit

2004 die informatie over een volledige week en de motivaties van tijd geven.

Page 198: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

Page 199: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

183

7.

De betekenis(-sen) van koken OVER DE INVULLING EN DE BETEKENIS VAN KOKEN, EN MAALTIJDOPVATTINGEN

Within the broad universal practice we call cooking, there is an almost limitless set of individual

practices.

E. Rozin (1982: 190), The structure of cuisine

In het vorige hoofdstuk werd geconcludeerd dat de kookstructuur nog steeds standvastig is,

weliswaar aangepast aan de noden en de normen van de huidige maatschappij (bijv. de

veranderende werkuren, de ontwikkeling naar een vrijetijdsmaatschappij, …) en met meer

flexibiliteit. In dit hoofdstuk heb ik aandacht voor de mensen achter deze kookstructuur: wie

staat in de keuken en met welke bedoelingen (bijv. uit plicht, om zorg te dragen voor te

kinderen, vrienden te plezieren, te ontsnappen aan de dagelijkse realiteit of gewoonweg eten op

tafel te brengen)? In dit hoofdstuk ga ik dieper in op de identiteit van de verschillende

kooktypes, hun kookgebruiken en motivaties. De conclusies uit het vorige hoofdstuk laten toe te

vermoeden dat dit meer divers is geworden (bijv. de toename van mannen in de keuken). Ook

dit kan gerelateerd worden aan de manier waarop gemaksvoeding een plaats heeft weten te

vinden in de Belgische keuken. Door het grotere aanbod aan deels of volledig bewerkte

ingrediënten, maaltijdpakketten (met recepten en klaargemaakte sauzen), fastfoodketens en de

microgolfoven, is de stap naar de keuken ook sneller gezet door mensen met minder

kookkennis. Hierdoor is koken meer in het handbereik van iedereen (Warde & Hetherington,

2008). Daarnaast heeft het uitgebreid assortiment aan gemaksvoeding (bijv. kant-en-klare

bladerdeeg, exotische kant-en-klare sauzen, …) ook heel wat taken vereenvoudigd en samen met

de modernisering van de keuken en de omschakeling naar meer open keukens, meer comfort,

variëteit, plezier en creativiteit in het koken gebracht. Zo stelt Szabo (2015) dat koken door

gemaksvoeding ook meer een ‘optie’ dan een dagelijkse noodzaak is geworden. Dit hangt samen

Page 200: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

met het feit dat de belangstelling voor koken de laatste jaren opvallend aan populariteit heeft

gewonnen, meer een vrijetijdsactiviteit is geworden en succes geniet. Van een taak die voorheen

als louter manueel werd bestempeld, een vorm van handenarbeid, wel een vaardigheid maar

geen kunst, is koken de laatste jaren in status gestegen als een creatieve bezigheid. Dit wordt

goed geïllustreerd door kookprogramma’s die vroeger ernstig werden gebracht en hoofdzakelijk

bestemd waren voor de huisvrouw (bijv. Kijk en kook van Paula Semer) en de huidige

kookprogramma’s (bijv. Dagelijkse kost van Jeroen Meus) die gericht zijn tot een meer divers

publiek en een vorm van ‘edutainment’ zijn (namelijk, een combinatie van entertainment met

informatieverstrekking) (Bahr Bugge, 2003). Anderzijds heeft het brede aanbod aan

gemaksvoeding er toe bijgedragen dat mensen koken zijn gaan idealiseren, als een houvast in

een wereld van evolutie en een basisbehoefte die ze niet willen zien verdwijnen. De aandacht

voor koken is groot, misschien zelfs een “verzuchting”, zo schreef De Morgen (31/12/2010, p. 3).

Dit blijkt ook uit het feit dat de meeste mensen op zondag nog steeds verkiezen op het

middaguur te koken: een gewoonte die in 1966 nog vaker op een doorsnee dag werd gedaan. De

vraag is in hoeverre deze aandacht voor koken (al dan niet als een hobby, keukensnobisme of als

een verzuchting naar tijd en de essentie van het leven) ook specifiek tot uiting komt in de

dagelijkse kookgewoonten van mensen en hun beleving ervan. Daarom ga ik in dit hoofdstuk

dieper in op de invulling, de context en de betekenis van koken. Bovendien onderzoek ik hoe dit

samenhangt met de opvattingen die mensen hebben over het sociale belang van de

maaltijdstructuur (gedefinieerd als enkel het nuttigen van maaltijden), de verdeling van het

huishoudelijke werk tussen mannen en vrouwen, hun mogelijke gevoelens van tijdsdruk en

eigen visie op koken. Ik kijk naar de betekenis van koken vooral omdat dit in relatie staat met de

hoeveelheid tijd en geld die mensen aan voeding besteden, en dus belangrijk is om

gemaksvoeding beter te kaderen. Het zou interessant zijn dit in verband te brengen met de

verschillende voedingspatronen (zoals opgesteld in hoofdstuk 5), maar aangezien de data

ontbreken, onderzoek ik dit in relatie tot de sociale achtergrond van individuen. Tenslotte geeft

ook dit een indicatie omtrent de voedingskeuzes van gezinnen. Uit hoofdstuk 5 kwam naar voren

dat de maaltijd in gezinnen met kinderen nog steeds vooral zelf klaargemaakt wordt en een

huiselijke gebeuren is, maar met welke beweegredenen staan zij in de keuken? In hoeverre

verschilt hun kookgedrag van de wijze waarop alleenwonenden koken of oudere

leeftijdsgroepen en lager opgeleiden die standaard ook een meer conventioneel

voedingspatroon hebben (en misschien meer naar neophobia neigen)? Met andere woorden,

door in dit hoofdstuk specifiek te kijken naar de betekenissen van koken hoop ik een

waardevolle bijdrage te leveren tot het begrijpen van de rol van gemaksvoeding in de Belgische

kook- en eetgewoonten. Om dit te onderzoeken maak ik gebruik van de Vlaamse

tijdsbudgetgegevens uit 2004 waarin specifiek gepeild werd naar de motieven van het handelen.

Page 201: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

185

Dit laatste maakt deze data tot op heden uitzonderlijk, ondanks het feit dat de gegevens

inmiddels een decennium oud zijn, toen de belangstelling voor koken nog niet zo

gepopulariseerd was als nu. Hier moet ik dus opmerken dat mijn resultaten enigszins

genuanceerd moeten worden in het interpreteren van ‘het hedendaagse’. Niettemin zijn dit de

meest recente beschikbare gegevens inzake de tijdsbesteding- en beleving van mensen. Om te

onderzoeken wat koken in onze voedingscultuur betekent, pas ik evenals in hoofdstuk 5 en in

relatie met de literatuur, een praktijkgebaseerde benadering toe. Op die manier wil ik nagaan in

welke mate koken meer is dan enkel een activiteit om eten te bereiden.

Wat is koken?

Net zoals ook gemaksvoeding moeilijk te omschrijven is, is ook het begrip ‘koken’ niet eenvoudig

om in een enkele definitie te vatten (Marshall, 2005). Wanneer aan mensen gevraagd wordt

koken te omschrijven, varieert dit van een alledaagse routine gericht op loutere maagvulling tot

een creatieve bezigheid, een sociale plicht, een plezier, een manier om te onthaasten, aan de

realiteit te ontsnappen of een activiteit waaraan mensen hun identiteit ontlenen of die ze ten

allen tijde willen vermijden en uitbesteden (Miles, 2005; Short 2006; 2003; Trubek 2013).

Kortom, uit de literatuur blijkt dat koken verschillende secundaire betekenissen heeft, meer dan

enkel ‘het klaarmaken van voedsel voor consumptie’ zoals het lexicaal omschreven wordt

(Belasco, 2002a). In tijdsbudgetonderzoek wordt koken standaard onder de rubriek

‘huishoudelijk werk’ geplaatst, terwijl sociologen Mandemakers en Roeters (2015, p. 122)

beklemtonen, dat koken eveneens aan de rubrieken persoonlijke verzorging en vrije tijd kan

gelinkt worden en als gevolg tussen de ‘klassieke’ categorieën van tijdsbesteding schommelt.

“The word ‘cooking’ is clearly loaded and gives rise to a series of questions

regarding who does it; for whom; on what occasions; and how do they feel about

it?” (Jackson, 2013, p. 59)

Om de visie van Jackson te benaderen, tracht ik het begrip ‘koken’, dat in tijdsbudgetonderzoek

standaard ruim ingevuld wordt (bijv. het bakken van een cake, het opwarmen van een kant-en-

klaarmaaltijd in de microgolfoven, het snijden van groenten, het volledig zelf koken van een

gerecht, …), te specificeren door aan de hand van de invulling, de context en de subjectieve

beleving ervan, verschillende kooktypes (d.w.z. practices as performances, zoals toegelicht in

hoofdstuk 3) te differentiëren.

“Nothing indicates that the same lexically defined activity has always, under all

circumstances, the same meaning” (Elchardus & Glorieux, 1999, p. 6).

Page 202: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

Dat de activiteit ‘koken’ in tijdsbudgetonderzoek breed geïnterpreteerd wordt en verschillende

kookgebruiken, technieken en handelingen omvat, doet recht aan de veelzijdigheid van koken.

“Cooking today means a heterogeneous mix of the fresh, the raw and the pre-

prepared, the new and the traditional, the technological and the manual” (Short,

2006, p. 113).

Kortom, koken kan betrekking hebben op verschillende gebruiken, gewoonten en ervaringen die

naargelang van de gelegenheid, de context en verschillende individuen kunnen verschillen.

Sommige mensen willen helemaal niet koken of toch niet altijd, anderen hoeven niet te koken,

staan enkel in de keuken wanneer ze er zin hebben, voelen zich innerlijk ‘verplicht’ dagelijks te

koken (bijv. Sandra) of genieten ervan af en toe de kans te hebben het niet te moeten doen

(Short, 2006; bijv. de getuigenis van Rita).

Over de rol van sociale achtergrond en gezinskenmerken

Dat koken stilaan ook een vrijetijdsactiviteit is geworden, wordt vaak in verband gebracht met

de toegenomen participatie van mannen in de keuken. Beide aspecten zijn relatief nieuw, toch

wat het thuis koken betreft (en dus niet het koken op professionele basis meegerekend). Zoals in

een rapport van Future Foundation wordt vermeld:

DE BETEKENIS VAN KOKEN

Sandra (deeltijds werkend) kookt dagelijks. Ze hecht veel belang aan het samen

eten met haar gezin en kookt graag.

Rita (mama van zes kinderen) kookt meestal 5 dagen in de week. Anders dan

Sandra, kan Rita ervan genieten eens niet te moeten koken. Ze vertelt:

“Bij mij zijn ook alle redenen goed om een keer niet te moeten koken. Dat geef ik toe, want ik, ik…,

dat is moeten, dat is van moeten, koken… dat moet ge omdat dat… omdat dat moet, omdat dat gezond

is, omdat ik anders honderd kilo zou wegen als ik zelf niet zou koken, dus allez. Mijn kinderen zijn nu

gelukkig allemaal mager, maar ik, ik moet al fel opletten. Dus ja, ik weet dat dat moet hè. Allez ja,

afwisseling en gezond en… . Maar als ik het een keer kan gedaan krijgen om het een keer niet te moeten

doen, dan ga ik zeker [lacht]… op de kar springen.”

Page 203: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

187

“The tension between cooking and masculinity has been resolved. It is now perfectly

acceptable for men to show a passion for food” (2008, p. 6).

Om geen afbreuk te doen aan hun mannelijkheid, zouden mannen vooral de nadruk op de

vrijetijdsbeleving van koken leggen om zich zo te distantiëren van de conventionele

beeldvorming omtrent koken als een typisch vrouwelijke, alledaagse zorgtaak en verplichting

(Future Foundation, 2008). Dat koken bij mannen veeleer om een ‘showkoken’ en bij vrouwen

om een ‘zorgkoken’ zou gaan, zoals Nederlands sociologe Edith Dourleijn (2009) het omschrijft,

werd reeds in de literatuur uit de jaren 1980 aangekaart: een periode waarin het aandeel

mannen dat kookt geleidelijk begon toe te nemen. Zo stelde Adler in 1981 dat het koken bij

mannen vooral om het verzorgen van het ontbijt op zondag zou gaan, het koken voor vrienden

en de ‘kunst’ van het barbecueën (het controleren van het vuur en het grillen van het vlees

tegenover de bereiding van de salades door vrouwen in de keuken). Met andere woorden, bij

mannen zou het meer om de beleving, het plezier, de uitdaging en de taak van het koken zelf

gaan (het plannen, de [voor]bereiding, …). Daarentegen zou het bij vrouwen meer omtrent het

relationele en het symbolische aspect van het koken gaan, het plezieren van en het zorg dragen

voor anderen (Aarseth & Olsen, 2008; Charles & Kerr, 1988; De Vault, 1994; Szabo, 2015). In dat

opzicht zou het koken bij vrouwen meer persoons-georiënteerd zijn, en meer gefocust zijn op de

bedoelingen ervan (de zorg, de plicht, het verwennen van haar gezin, het waken over hun

gezondheid en welzijn, …) (Beagan, Chapman, Sylva, & Bassett, 2008; Charles & Kerr, 1988; De

Vault, 1994). Dit zorgaspect maakt dat vrouwen meer uit emotionele overwegingen zouden

koken en ook meer gebonden zouden zijn aan de culturele verwachting voldoende tijd, werk en

moeite in het koken te investeren (Neuhaus, 2003). Om terug te komen op het jaren ’80-

onderzoek van Adler:

“His is festal, hers ferial, his is socially and gastronomically experimental, hers

mundane, his is dish-specific and temporally-marked, hers diversified and

quotidian, his is play, hers is work” (1981, p. 51).

Page 204: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

De eerder vermelde woorden van Adler (ibid.) hebben verschillende onderzoekers aan het

denken gezet en tot de vraag geleid in hoeverre het koken tussen mannen en vrouwen verschilt.

Sommige studies bevestigen het bovenstaande denken, anderen nuanceren het, maar

ontkrachten het zeker niet. Zo wijst onderzoek bijvoorbeeld uit dat mannen koken, inderdaad

meer dan vrouwen, als een creatieve en vrijetijdsbezigheid definiëren, ondanks het feit dat dit

ook bij hen (hoewel in mindere mate dan bij vrouwen) een in de eerste plaats sociale handeling

en verplichting is (Poulain, 2002). Dit valt ook af te leiden uit het feit dat vooral mannen in

gezinnen met kinderen de laatste decennia meer zijn tijd gaan spenderen aan koken, zoals

vastgesteld in hoofdstuk 6. Sociologe Szabo (2012, p. 623) omschrijft het kookgedrag bij mannen

dan ook als een combinatie en vorm van “work-leisure”. Dat het nu occasioneel, met regelmaat of

dagelijks is, feit is dat mannen er merendeels plezier in scheppen, zo blijkt uit een

interviewstudie van Alex Miles (2005). De ervaring van koken hangt ook sterk af van de context

die mannen (bewust of onbewust) zo aangenaam mogelijk zouden creëren (bijv. door tijdens het

koken een glas wijn te drinken, naar muziek te luisteren, samen met anderen te koken,

OVER DE ROL VAN ROUTINE IN DE BETEKENIS VAN KOKEN

Jolanda vertelt:

“Koken is niet iets dat ik heel graag doe. […]. Het is niet mijn passie. Het is niet…Ik doe het met het

boek open in mijn hand en dan zo: ‘ok, dan moet ik dit doen, dan moet ik dit doen.’ Mijn man is veel

creatiever. Die gaat dat tijdens het weekend [doen]. Dus ik maak alles klaar in de zin van ‘hier zijn alle

ingrediënten’ en ik heb misschien een schotel klaargemaakt, de groenten, maar hij doet dan het vlees hè.

Hij is veel creatiever, hij springt daar creatiever mee om. Voor mij is het meer ook omdat, je moet het echt

iedere dag klaar hebben op tijd. Als je iets speels kunt maken, zoals hapjes, dan is dat leuk. Maar als je

voor de zoveelste keer puree met dinges, met dinges moet klaarmaken, daar zit geen originaliteit in.”

Simone (deeltijds werkend) kookt 4 à 5 keer per week. Ze vertelt:

“Ik denk dat ik de dagdagelijkse pot wel goed kan koken. Mijn man is denk ik iets beter in het koken

van maaltijden als we mensen zouden uitnodigen bijvoorbeeld. Ik denk ook omdat hij dat liever doet dan

ik [lacht]. Bij mij is het echt een beetje van het moeten, het koken. Het is gewoon iets dat moet gebeuren.”

Ook in het gezin van Helena is het voornamelijk haar partner die kookt bij

bezoek.

“Als het een gepland bezoek is, dan kookt mijn echtgenoot. Dat is misschien een

mannelijk ding. Als ze, als ze publiek hebben dan vinden ze dat heel prettig. Dus

bij bezoek is het altijd mijn echtgenoot die kookt.”

Page 205: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

189

uitgebreid de tijd ervoor te nemen of net van de sensatie te houden snel, praktisch en behendig

te koken), zo concludeerde Szabo (2012) uit haar observatiestudie. Ook Cairns, Johnston en

Baumann (2010) kwamen op basis van interviews (met ‘hobbykoks’) tot de conclusie dat

mannen koken veeleer als een hobby beschouwen (bijv. het plezier van het verder aanscherpen

van hun kookkennis en vaardigheden). Niettegenstaande dat koken bij vrouwen ook een hobby

kan zijn, is de invulling ervan breder, ten gevolge van het zorgaspect en de alledaagse routine

van koken. Koken is bij mannen meer dan bij vrouwen afhankelijk van hun mate van interesse

(Ekström & Fürst, 2001; cf. Vicky, hoofdstuk 6).

Uit het vorige hoofdstuk bleek dat de gezinssituatie een belangrijke rol speelt in de tijd die aan

koken gespendeerd wordt en hoogstwaarschijnlijk ook verband houdt met de betekenis van

koken. Zo hangt de betekenis van koken sterk samen met het sociale belang van de maaltijd (het

gezelschap aan tafel, het zorgaspect van koken, de appreciatie, …) met het gevolg dat wanneer

dit sociaal aspect wegvalt (zoals bij alleenwonenden), koken veeleer als een noodzaak gezien

wordt, als een taak die louter moet gebeuren. Dit toont aan dat het sociale gegeven van de

maaltijd boven de primaire behoefte van eten primeert. Het samen eten met anderen geeft zin

en betekenis aan het werk dat in de keuken gespendeerd wordt (Sidenvall, Nydahl, & Fjellström,

2000). Wanneer dit niet aanwezig is, geven mensen veeleer de voorkeur aan snel en

gemakkelijk. Ook in hoofdstuk 5 werd getoond dat de consumptie van gemaksvoeding vooral bij

alleenwonenden in de smaak valt en minder bij koppels en gezinnen met kinderen, waar de

nadruk meer op de sociale en de conventionele component van de huisbereide maaltijd ligt. Dit

geldt ook voor oudere leeftijdsgroepen (+ 55 jaar) die koken ook als een typische vrouwelijke

zorgtaak en belangrijke alledaagse plicht beschouwen. Bij jongere leeftijdsgroepen zou dit

conventionele beeld minder spelen en zou het accent meer op de vrijetijdsbeleving van koken

liggen, als een creatieve activiteit, hoewel dit vanwege hun levensfase (gebrek aan kennis en/of

tijd) ook als een meer lastige karwei kan aangevoeld worden (Ekström & Fürst, 2001; Poulain,

2002).

Daarnaast zouden het ook vooral de jongere generatie mannen zijn die zich met het koken

bezighouden en een meer alledaagse rol in de keuken opnemen. Zo vonden Bove en Sobal

(2006) dat koken bij mannen sterker leeftijdsgerelateerd en generatiegebonden is tegenover

vrouwen die ongeacht hun leeftijd koken.

In dit hoofdstuk wil ik aan de hand van de tijd die mannen en vrouwen in de keuken spenderen,

nagaan in hoeverre de hoger vermelde visies, met de realiteit stroken door aandacht te besteden

aan de dagelijkse context waarin ze koken, hun kookmotivaties en rol van sociale achtergrond.

Alhoewel de meeste studies hierover (vanwege de nadruk op betekenis) meestal vanuit een

kwalitatief en individueel perspectief vertrekken (via interviews of observaties), bekijk ik dit

Page 206: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

vanuit een kwantitatief perspectief en geïnspireerd door de ideeën van een praktijkgebaseerde

benadering. De benadering geeft de mogelijkheid inzicht te krijgen in de betekenis van

handelingen en de daarbij horende sociale normen, maar met het voordeel dit op een grote

steekproef te kunnen doen.

De invulling en betekenis van koken in onze maaltijdstructuur

Een typologie van koken

Centraal in dit hoofdstuk staat de vraag hoe mensen omgaan met hun tijd om te koken in

verschillende alledaagse situaties. Evenals in kwalitatieve studies leg ik daarbij de nadruk op de

subjectieve beleving van koken. Om hierover inzichten te kunnen krijgen, baseer ik mij op het

artikel Consumption and theories of practice van Warde (2005) en stel ik de vraag welke

kookpatronen het meest gangbaar zijn, in hoeverre deze gewoonten meer van toepassing zijn

voor sommige types van individuen, gezinnen en sociale groepen en samenhangen met andere

opvattingen en overtuigingen over het koken, de maaltijd of de verdeling van het huishoudelijk

werk. Om verschillende kookpatronen op te stellen, pas ik evenals in hoofdstuk 5 een

praktijkgebaseerde benadering toe, maar ditmaal met het doel het hoe, wanneer en waarom van

koken in kaart te brengen aan de hand van tijdsbestedingsdata. Daarbij volg ik de stelling van

Reckwitz:

“A ‘practice’ (Praktik) is a routinized type of behaviour which consists of several

elements, interconnected to one other: forms of bodily activities, forms of mental

activities, ‘things’ and their use, a background knowledge in the form of

understanding, know-how, states of emotion and motivational knowledge. A

practice – a way of cooking, of consuming, of working, of investigating, of taking

care of oneself or of others, etc. – forms so to speak a ‘block’ whose existence

necessarily depends on the existence and specific interconnectedness of these

elements, and which cannot be reduced to any one of these single elements.

Likewise, a practice represents a pattern which can be filled out by a multitude of

single and often unique actions reproducing the practice” (2002, p. 249-250).

Om een activiteit als koken zo volledig mogelijk te kunnen vatten, zoals Reckwitz stelt, leg ik mij

toe op verschillende indicatoren die verband houden met de structuur van koken, zoals de

gemiddelde kookduur, het aantal kookactiviteiten (dagelijks of meer occasioneel), de tijdstippen

en de context (alleen of in gezelschap, met of zonder hulp, de aandacht enkel op het koken

gericht of multitasking) in relatie met de subjectieve beleving van tijd. Dit brengt me tot zeven

Page 207: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

191

indicatoren (tabel 7.2) om te ontdekken welke en hoeveel kooktypes in Vlaanderen bestaan.

Daarbij maak ik een onderscheid tussen de kookactiviteiten doordeweeks en tijdens het

weekeinde, wat het totaal op 14 indicatoren brengt. In het vorige hoofdstuk stelde ik immers

vast dat het koken tijdens het weekeinde minder grote veranderingen over de tijd heeft gekend

dan tijdens de week, zeker wat betreft het koken op zondag. Daarom is het interessant na te

gaan hoe dit zich vertaalt in andere manieren van koken en ervaringen tijdens de week versus

het weekeinde. Om te onderzoeken in hoeverre deze indicatoren zich laten bundelen in

verschillende types van huiskoks, maak ik gebruik van de Vlaamse tijdsbestedingsdata uit 2004

(zie hoofdstuk 3). Dit doe ik in het bijzonder omdat deze data informatie verschaffen over de

alledaagse gebruiken van mensen voor een volledig week, maar ook over de context van het

handelen en de kookmotivaties of subjectieve beleving van tijd. Bij de rapportering van

activiteiten, dienden respondenten hun tijdsbesteding steeds te motiveren in termen van vier

betekenissen: uit verplichting, noodzaak, plichtsbesef (om anderen te plezieren) en/of plezier.

Deze betekenissen refereren naar de achterliggende bedoelingen, attitudes, waarden en normen

die belangrijk geacht worden (Elchardus & Glorieux, 1989). De eerste twee motivaties hebben

een meer instrumenteel karakter, hetzij in de zin dat het door anderen wordt opgedrongen en

als een verplichting aanvoelt, hetzij omdat het nu eenmaal nodig is en het niet anders kan (bijv.

om eten op tafel te brengen). Bij de laatste twee motivaties spelen meer interne beweegredenen

een rol (zoals de behoefte om zorg te dragen voor anderen of affectie te uiten) of gaat het meer

over persoonlijke drijfveren (bijv. het beleven van plezier of de voldoening te hebben een

lekkere maaltijd klaargemaakt te hebben). Terwijl de eerste twee motivaties een indicatie

kunnen geven van een taakgerichte houding ten opzichte van koken, kunnen de laatste twee

motivaties enkele conclusies toelaten over de mate waarin koken vanuit een persoons-

georiënteerd perspectief ervaren wordt (hetzij met de focus naar anderen, hetzij naar zichzelf).

Evenals in hoofdstuk 5, stel ik de 14 indicatoren op in functie van het percentage van de tijd die

aan koken besteed wordt om zodoende na te gaan welke van de verschillende

antwoordcategorieën het overwicht heeft (bijv. of iemand meestal alleen kookt of meestentijds

samen met anderen).16

In een eerste meer verkennende fase bestudeer ik de tijdsbesteding en de participatiegraad van

mannen en vrouwen in de keuken in het algemeen (N=1519 respondenten). Om vervolgens de

verschillende kooktypes te onderscheiden, gebruik ik de informatie van mannelijke en

vrouwelijke huiskoks (d.w.z. participanten), zonder ontbrekende informatie betreffende hun

kookcontext (N=1210 respondenten), gekoppeld aan de informatie van de respondenten die

16 Studenten en inwonenden bij ouders zijn niet opgenomen in de analyses.

Page 208: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

tijdens de registratieweek niet gekookt hebben (N=280 respondenten). Door ook deze laatste

groep van mensen op te nemen, krijg ik een algemeen beeld van de rol van koken in het

alledaagse leven van Vlamingen. Later in dit hoofdstuk werk ik deze typologie dieper uit door ze

eerst in verband te brengen met de achtergrondkenmerken van individuen (hun gezinssituatie,

werksituatie, leeftijd en opleidingsniveau) en vervolgens ook met enkele van hun persoonlijke

attitudes, ideeën en gevoelens, relevant voor dit onderzoek. Daarbij heb ik aandacht voor de

manier waarop individuen zelf over hun rol in de keuken denken en (indien van toepassing) ook

die van hun partner (beide uitgedrukt als een percentage), maar ook voor hun houdingen ten

opzichte van de traditionele genderverdeling van taken, de conventionele maaltijdstructuur

(gericht op het nuttigen van maaltijden) en hun gevoelens van tijdsdruk. Voor deze laatste drie

indicatoren heb ik drie ‘somschalen’ geconstrueerd met somscores gaande van 0 tot 100. Hoe

hoger deze scores, des te conventioneler hun opvattingen over de rollen van mannen en

vrouwen, hoe groter het belang dat ze hechten aan een conventionele maaltijdstructuur of hoe

drukker ze zich voelen. Voor de constructie van deze drie somschalen, heb ik mij op

verschillende items gebaseerd uit de TOR04-vragenlijsten, op basis waarvan de respondenten

aan de hand van een ‘vijfpuntenschaal’ dienden aan te geven in hoeverre ze er akkoord mee

gingen, gaande van ‘helemaal niet akkoord’ tot ‘helemaal akkoord’ (zie in bijlage voor meer

technische gegevens, bijv. over de diverse items die gebruikt werden). Deze laatste analyses

stellen me in staat na te gaan in hoeverre de alledaagse kookgebruiken en de gedragingen van

mensen ook effectief overeenstemmen met hun eigen persoonlijke opvattingen, ideeën en visies.

Tegelijkertijd is dit ook manier om de typologie te valideren. Een nadeel is dat de data geen

informatie geven over de maaltijdgelegenheden (‘alledaags’ of veeleer ‘speciaal’) en de

ingrediënten die gebruikt worden. Hierdoor kan de rol van gemaksvoeding of de impact van de

kookgelegenheid in dit hoofdstuk niet onderzocht worden.

Resultaten

Een typologie van koken op basis van tijdsbesteding

Vrouwen spenderen gemiddeld meer tijd in de keuken dan mannen. De gemiddelde tijd die

vrouwen aan koken besteden, ligt op weekbasis bijna driemaal hoger dan bij mannen:

respectievelijk 5u20’ tegenover 1h48’. Op basis van de data blijkt dat 56 procent van de mannen

minstens een keer doordeweeks kookt, vergeleken met 95 procent van de vrouwen. Gemiddeld

staan mannen 1u16’ in de keuken voor gemiddeld 2 kookactiviteiten, vrouwen daarentegen

bijna 4 uur voor gemiddeld vijf kookmomenten. Tijdens het weekeinde kookt 40% van de

mannen voor gemiddeld een halfuur voor één kookactiviteit. Bij vrouwen nemen hun

Page 209: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

193

kookactiviteiten in het weekeinde drie keer zoveel tijd in beslag, namelijk gemiddeld 1u21’.

Daarbij kookt 79 procent van de Belgische vrouwen in het weekeinde voor gemiddeld 2

kookmomenten. Ondanks het feit dat er dus wel degelijk sprake is van een toegenomen

percentage mannen dat kookt, is er van een ‘democratisering’ in de keuken, zoals Meah en

Jackson (2013) het noemen, (nog) geen sprake. Om de woorden van Inness te gebruiken:

“Even today, millions of women are convinced that their place is in the kitchen;

millions of men are convinced that their place is anywhere but the kitchen” (2001,

p. 9).

De bovenstaande bevindingen doen me besluiten dat koken bij vrouwen nog steeds een meer

dagelijkse taak is dan bij mannen. De vraag is hoe dit tot uitdrukking komt in de wijze waarop ze

koken en hun kookactiviteiten beleven. Ligt de nadruk bij vrouwen inderdaad meer op het

zorgaspect (en de verplichting) van koken en bij mannen op plezierbeleving?

De resultaten (tabel 7.1) wijzen uit dat er zes kookpatronen zijn (afgeleid a.d.h.v. de BIC-

indicator). De BIC waarden van de modellen met zeven of acht kookstijlen wijzen op een minder

goede aansluiting bij de data. Tegenover een model met vijf kookpatronen levert een zes-

clustermodel maar een beperkte meerwaarde, althans statistisch. Inhoudelijk wijst het op een

cruciaal verschil waarbij het type van huiskoks die koken als een belangrijke zorgtaak

beschouwen (meer uitleg verder) opgesplitst wordt naargelang van de tijd die ze aan koken

spenderen. Er zijn zes kooktypes in Vlaanderen die koken elk op een andere manier invullen en

ervaren. In wat volgt bespreek ik hetgeen hun kookactiviteiten van elkaar onderscheidt. Ik

bespreek ze naargelang van hun grootte. De namen die ik aan de clusters geef, zijn gebaseerd op

de belangrijkste kenmerken van de clusters en niet gebaseerd op de literatuur.

TABEL 7.1 INDICATOREN TER BEPALING VAN HET OPTIMALE CLUSTER MODEL

De eerste en tegelijkertijd ook grootste cluster (tabel 7.2) betreft het koken van ongeveer 25

procent van de Vlaamse bevolking. Individuen in dit kooktype koken enkele keren tijdens de

week (hoogstens vier keer) en niet tijdens het weekeinde. Gemiddeld brengen ze niet veel tijd

door in de keuken. Ondanks het feit dat ze in de eerste plaats koken toch als een noodzaak en

BIC Δ BIC AIC Δ AIC CAIC Δ CAIC

1-cluster model 57057,11 56728,11 57119,11

2-cluster model 43407,58 13649,53 42786,74 13941,37 43524,58 13594,53

3-cluster model 39621,32 3786,263 38708,63 4078,113 39793,32 3731,263

4-cluster model 37405,33 2215,993 36200,78 2507,843 37632,33 2160,993

5-cluster model 36764,44 640,8841 35268,05 932,7337 37046,44 585,8841

6-cluster model 36678,76 85,6806 34890,52 377,5303 37015,76 30,6806

7-cluster model 36754,92 -76,1563 34674,83 215,6933 37146,92 -131,156

8-cluster model 36775,15 -20,2347 34403,21 271,6149 37222,15 -75,2347

Page 210: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

ietwat plicht en verplichting aanvoelen, beleeft dit kooktype van alle andere huiskoks die tijdens

de week koken, het meeste plezier aan deze activiteit. Ik benoem deze cluster als het week-

kooktype.

In vergelijking met het week-kooktype staan mensen in het tweede kooktype, ongeveer twintig

procent van de Vlamingen, wel vaker in de keuken, in de zin dat ze niet enkel tijdens de week

maar ook tijdens het weekeinde koken, maar zeker niet dagelijks. Tijdens het weekeinde ligt het

accent minder dan tijdens de week op de noodzaak en de verplichting van het koken en meer op

het zorgaspect en de plezierbeleving ervan. Huiskoks in deze cluster koken doorgaans in

aanwezigheid of zelfs ook samen met andere leden van het gezin en spenderen hun aandacht het

meest van alle clusters haast exclusief aan het koken. Ik bestempel deze cluster als het week-en-

weekend-kooktype.

De derde cluster omvat ongeveer twintig procent van de Vlaamse bevolking en gaat om mensen

die niet koken, kortom het nooit-kooktype.

Individuen in het vierde kookpatroon koken meer frequent vergeleken met de eerste twee

besproken kooktypes. In tegenstelling tot alle andere clusters die doorgaans in aanwezigheid

van anderen koken, staan huiskoks in deze cluster haast steeds alleen in de keuken (alhoewel

iets minder tijdens het weekeinde). Dit lijkt ook een weerslag te hebben op de betekenis van

koken die huiskoks in dit type het meest dan alle andere clusters, als een puur noodzakelijke

huishoudkarwei en verplichting aanvoelen (vooral tijdens de week). Wat betreft de tijdstippen

van koken, zijn er geen grote verschillen vast te stellen tussen de verschillende kooktypes:

gedurende de week wordt vooral tijdens de avond gekookt en in het weekeinde ’s middags

(overeenkomstig met de bevindingen uit hoofdstuk 6). Toch valt op dat huiskoks in dit vierde

kooktype een hogere kans hebben om doordeweeks ’s middags te koken. In totaal laat ongeveer

17 procent van de Vlamingen zich kenmerken door dit, wat ik gedefinieerd heb, als het

alledaagse-noodzaak-kooktype.

In het vijfde kooktype gaat het om huiskoks (ongeveer 15 procent van de respondenten) die het

meeste tijd aan koken spenderen van alle clusters, het vaakst en dagelijks in de keuken staan. De

conditionele kans om het koken met andere huishoudelijke taken (afruim, afwas en opkuis) te

combineren, is het hoogst in dit kooktype. Vergeleken met de andere clusters kookt dit kooktype

het meest in aanwezigheid van de partner en/of kinderen en met het grootste plichtsgevoel. Ik

duid deze cluster als het alledaagse-zorg-kooktype.

De laatste en de kleinste cluster (5%) omvat de kookactiviteiten van huiskoks die enkel tijdens

het weekeinde koken en dit in de eerste plaats als een belangrijke vrijetijdsactiviteit zien. Voor

hen staat koken synoniem aan ontspanning, vrije tijd en gezellig samenzijn. Zo combineren ze

Page 211: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

195

hun kookactiviteiten ook meer dan de andere huiskoks met vrijetijdsbestedingen en koken ze

ook vaker samen met anderen. Het gaat hier om het -weekend-hobby-kooktype.

Samenvattend kan gesteld worden dat er geen sprake is van een kooktype dat heel dominant is.

Alle clusters zijn ongeveer gelijk in omvang, met uitzondering van het weekend-hobby-kooktype

dat maar een klein segment van de Vlaamse bevolking betreft. Uit de analyses valt op dat koken

in de eerste plaats als een huishoudelijke en noodzakelijke taak opgevat wordt, niettegenstaande

dat de keuken ook meer dan enkel een (werk-)plek om te koken, ook een plek van ontmoeting en

gezellig samenzijn is, waar tijd met het gezin en de kinderen wordt doorgebracht, en koken ook

een ontspannende vrijetijdsbezigheid kan zijn. Dit laatste komt vooral tijdens het weekeinde tot

uiting. Ongeveer 20 procent van de Vlamingen kookt nooit, terwijl 49 procent occasioneel in de

keuken staat en de overige 32 procent dagelijks kookt.

Page 212: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

TABEL 7.2 CONDITIONELE KANSVERDELING VAN HET ZES-CLUSTER MODEL NAAR DE CONTEXT EN BETEKENIS

VAN KOKEN (N=1490)

He

t w

ee

k-k

oo

kty

pe

H

et

we

ek

-en

-

we

ek

en

d-k

oo

kty

pe

He

t n

oo

it-

ko

ok

typ

e

He

t a

lle

da

ag

se-

no

od

zaa

k-k

oo

kty

pe

He

t a

lle

da

ag

se-z

org

-

ko

ok

typ

e

He

t w

ee

ke

nd

-

ho

bb

y-k

oo

kty

pe

W

eek

W

eek

ein

de

Wee

k

Wee

kei

nd

e

Wee

k

Wee

kei

nd

e W

eek

W

eek

ein

de

Wee

k

Wee

kei

nd

e

Clu

ster

gro

ott

e (%

) 0

,24

16

0,1

97

0.1

89

7

0,1

71

5

0,1

50

6

0,0

51

4

Tij

d b

est

ee

d a

an

ko

ke

n

1st

kw

arti

el

0,3

07

3

0,9

99

5

0,2

87

2

0,0

01

0,1

23

4

0,0

00

5

0,0

09

7

0,0

00

1

0,9

97

4

0,0

00

9

2n

d k

war

tiel

0

,34

48

0

,00

05

0

,34

13

0

,43

4

0

,25

83

0

,30

95

0

,06

34

0

,11

09

0

,00

26

0

,41

42

3rd

kw

arti

el

0,2

39

0

0

,25

06

0

,34

72

0,3

34

2

0,3

60

6

0,2

54

6

0,2

90

9

0

0,3

51

3

4th

kw

arti

el

0,1

08

9

0

0,1

20

9

0,2

17

8

0

,28

41

0

,32

94

0

,67

23

0

,59

81

0

0

,23

36

Aa

nta

l k

oo

ka

ctiv

ite

ite

n

1st

kw

arti

el

0,4

43

2

0,9

99

5

0,3

88

1

0,0

00

9

0

,17

82

0

,00

03

0

,02

96

0

,00

01

0

,99

78

0

,00

1

2n

d k

war

tiel

0

,32

43

0

,00

05

0

,32

82

0

,60

87

0,2

75

2

0,4

21

1

0,1

09

9

0,1

65

5

0,0

02

2

0,6

39

8

3rd

kw

arti

el

0,1

66

9

0

0,1

95

0

,29

85

0,2

98

7

0,3

72

2

0,2

87

1

0,3

55

5

0

0,2

81

5

4th

kw

arti

el

0,0

65

6

0

0,0

88

6

0,0

91

9

0

,24

79

0

,20

64

0

,57

34

0

,47

9

0

0,0

77

7

Tij

dst

ipp

en

va

n

Ko

ke

n

Vo

or

10

h

0,0

98

0

0

,05

04

0

,10

46

0,1

15

6

0,0

96

2

0,1

26

2

0,1

56

3

0,0

00

2

0,1

64

7

10

– 1

4 h

0

,25

54

0

,00

01

0

,22

01

0

,48

65

0,4

01

5

0,5

26

2

0,2

80

5

0,4

91

6

0,0

00

5

0,5

22

3

14

– 1

6 h

0

,03

7

0

0,0

52

8

0,0

35

8

0

,04

35

0

,01

63

0

,03

54

0

,01

94

0

,00

01

0

,01

05

16

– 2

0 h

0

,57

73

0

,00

01

0

,62

89

0

,33

78

0,3

93

8

0,3

06

6

0,5

43

1

0,2

41

3

0,0

00

9

0,2

63

7

Na

20

h

0,0

23

5

0

0,0

32

8

0,0

23

6

0

,03

97

0

,04

37

0

,01

32

0

,01

89

0

0

,01

74

Tw

ee o

f m

eer

0,0

08

7

0

0,0

15

0

,01

15

0,0

05

7

0,0

10

8

0,0

01

5

0,0

72

1

0

0,0

20

5

Nie

t k

ok

en

0,0

00

1

0,9

99

7

0,0

00

1

0,0

00

2

0

,00

02

0

,00

03

0

,00

02

0

,00

03

0

,99

83

0

,00

09

So

cia

le c

on

tex

t

All

een

0

,33

81

0

,00

01

0

,00

57

0

,16

64

0,9

28

2

0,5

06

0

,05

24

0

,02

86

0

,00

05

0

,19

74

In a

anw

ezig

hei

d v

an a

nd

eren

0

,50

46

0

,00

02

0

,74

53

0

,61

68

0,0

63

6

0,3

71

7

0,8

16

2

0,7

58

9

0,0

00

9

0,5

38

2

Sam

en m

et a

nd

eren

0

,14

24

0

0

,22

36

0

,20

42

0,0

00

1

0,1

06

9

0,1

25

3

0,1

67

2

0,0

00

2

0,2

63

5

Tw

ee o

f m

eer

0,0

14

8

0

0,0

25

3

0,0

12

3

0

,00

79

0

,01

51

0

,00

6

0,0

45

1

0

0

Nie

t k

ok

en

0,0

00

1

0,9

99

7

0,0

00

1

0,0

00

2

0

,00

02

0

,00

03

0

,00

02

0

,00

03

0

,99

83

0

,00

09

Inte

ract

iep

art

ne

rs

All

een

0

,32

71

0

,00

01

0

,01

06

0

,17

77

0,9

54

2

0,5

02

1

0,0

16

3

0,0

39

7

0,0

00

5

0,1

88

5

Par

tner

/kin

d(e

ren

) 0

,61

09

0

,00

02

0

,91

62

0

,70

17

0,0

19

9

0,4

09

6

0,9

63

3

0,8

99

9

0,0

01

0

,78

26

Vri

end

en, f

amil

ie e

n a

nd

eren

0

,04

47

0

0

,03

8

0,0

45

2

0

,02

2

0,0

54

1

0,0

20

2

0,0

10

3

0,0

00

1

0,0

17

9

Tw

ee o

f m

eer

0,0

17

2

0

0,0

35

1

0,0

75

2

0

,00

37

0

,03

4

0

0,0

49

9

0

0,0

1

Nie

t k

ok

en

0,0

00

1

0,9

99

7

0,0

00

1

0,0

00

2

0

,00

02

0

,00

03

0

,00

02

0

,00

03

0

,99

83

0

,00

09

Page 213: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

197

TABEL 7.2 VERVOLG

H

et

we

ek

-ko

ok

typ

e

He

t w

ee

k-e

n-

we

ek

en

d-k

oo

kty

pe

He

t n

oo

it-

ko

ok

typ

e

He

t a

lle

da

ag

se-

no

od

zaa

k-k

oo

kty

pe

He

t a

lle

da

ag

se-z

org

-

ko

ok

typ

e

He

t w

ee

ke

nd

-

ho

bb

y-k

oo

kty

pe

W

eek

W

eek

ein

de

Wee

k

Wee

kei

nd

e

Wee

k

Wee

kei

nd

e W

eek

W

eek

ein

de

Wee

k

Wee

kei

nd

e

Mu

ltit

ask

ing

Gee

n m

ult

itas

kin

g

0,4

07

5

0,0

00

1

0,5

15

3

0,5

53

3

0

,42

08

0

,46

82

0

,27

91

0

,26

36

0

,00

07

0

,39

16

Per

soo

nli

jke

ver

zorg

ing

0,0

51

8

0

0,0

45

6

0,0

52

1

0

,04

43

0

,06

15

0

,04

01

0

,04

52

0

,00

01

0

,04

93

Hu

ish

ou

del

ijk

e ta

ken

0

,20

22

0

,00

01

0

,12

93

0

,17

27

0,1

91

2

0,1

50

9

0,3

30

5

0,3

15

3

0,0

00

3

0,1

79

6

Gez

inst

aken

0

,01

23

0

0

,04

0

,00

27

0

0

0,0

14

4

0,0

03

0

0

,00

89

Vri

je t

ijd

0

,31

33

0

,00

01

0

,24

16

0

,20

56

0,3

41

0

,29

52

0

,33

57

0

,33

7

0,0

00

5

0,3

69

7

Tw

ee o

f m

eer

0,0

12

9

0

0,0

28

1

0,0

13

4

0

,00

26

0

,02

4

0

0,0

35

5

0

0

Nie

t k

ok

en

0,0

00

1

0,9

99

7

0,0

00

1

0,0

00

2

0

,00

02

0

,00

03

0

,00

02

0

,00

03

0

,99

83

0

,00

09

Be

lev

ing

Ver

pli

chti

ng

0,1

10

9

0

0,0

90

3

0,0

74

5

0

,13

52

0

,09

73

0

,10

63

0

,08

99

0

,00

02

0

,10

59

Pli

cht

0,1

74

9

0

0,1

65

0

,18

7

0

,08

3

0,0

94

2

0,1

94

4

0,1

78

4

0,0

00

3

0,0

47

5

No

od

zaak

0

,44

43

0

,00

01

0

,50

57

0

,45

56

0,6

23

4

0,5

45

4

0,4

95

8

0,4

54

6

0,0

00

9

0,3

12

2

Ple

zier

0

,24

06

0

,00

01

0

,19

15

0

,23

29

0,1

45

4

0,2

27

3

0,2

03

2

0,2

28

6

0,0

00

3

0,4

45

7

Tw

ee o

f m

eer

0,0

29

1

0

0,0

47

4

0,0

49

6

0

,01

28

0

,03

55

0

0

,04

83

0

0

,08

78

Nie

t k

ok

en

0,0

00

1

0,9

99

7

0,0

00

1

0,0

00

2

0

,00

02

0

,00

03

0

,00

02

0

,00

03

0

,99

83

0

,00

09

De

kw

arti

elen

in

de

tab

el h

ebb

en d

e v

olg

end

e b

etek

enis

:

Tij

dsb

este

din

g: t

ijd

ens

de

wee

k (

gro

ep 1

: m

ax. 1

u1

0, g

roep

2: m

ax. 2

u2

5, g

roep

3:

max

. 4u

10

en

gro

ep 4

: mee

r d

an 4

u1

0)

en t

ijd

ens

het

wee

kei

nd

e (g

roep

1: k

oo

kt

nie

t, g

roep

2: m

ax.

45

min

, gro

ep 3

: max

. 1u

30

en

gro

ep 4

: mee

r d

an 1

u3

0).

Aan

tal

ko

ok

acti

vit

eite

n:

tijd

ens

de

wee

k (

gro

ep 1

: m

ax. 2

kee

r, g

roep

2:

max

. 4 k

eer,

gro

ep 3

: max

. 6 k

eer

en g

roep

4:

mee

r d

an 6

kee

r) e

n t

ijd

ens

het

wee

kei

nd

e (g

roep

1:

ko

ok

t n

iet,

gro

ep 2

: max

. 1 k

eer,

gro

ep 3

: max

. 2 k

eer

en g

roep

4: m

eer

dan

2 k

eer)

.

Page 214: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

Wie kookt, hoe en waarom?

Tabel 7.3 geeft de verdeling weer van de verschillende kooktypes naargelang van enkele socio-

demografische kenmerken voor zowel mannen als vrouwen. Op basis van deze beschrijvende

gegevens kan worden nagegaan wie kookt en op welke manier. Dit biedt de mogelijkheid te

weten hoe de werkende mens koken ervaart of wat de impact is van het hebben van jonge

kinderen in huis, of van alleenstaand zijn.

Uit de tabel (de kolom ‘het nooit-kooktype’) valt op dat 36 procent van de mannen niet kookt

tegenover maar slechts 2 procent van de vrouwen. Mannen die wel koken, staan echter meestal

occasioneel en minder frequent in de keuken (49%) en minder dagdagelijks (15%). Deze

resultaten kunnen afgeleid worden uit het sommeren van de verschillende clustergroottes (zie

de eerste rij, ‘gemiddelde’). Bij vrouwen is er een evenwicht tussen het occasioneel en minder

frequent (49%) en het dagdagelijks koken (eveneens 49%). Het alledaagse koken is nog steeds

en vooral een vrouwentaak en dat zeker wat betreft het koken voor het gezin en als plicht:

slechts bij 4,1% van de mannen is koken een dagelijkse zorgtaak tegenover 25,5% van de

vrouwen.

Het eerste type van huiskoks die enkele keren per week tijdens de week koken, komt

voornamelijk voor bij alleenwonende mannen en mannen in gezinnen met kinderen, die

sporadisch een helpende hand willen toesteken in de keuken (zo blijkt bij het ‘verticaal

interpreteren’ van de resultaten). Het valt vooral op dat dit kooktype meer frequent voorkomt

bij jongere dan oudere mannen. Bij vrouwen is dit kooktype meer gebruikelijk wanneer ze

alleenstaande moeder of jonger dan 24 zijn.

Het tweede type van huiskoks (het week-en-weekendkooktype) is vooral veelvoorkomend bij

alleenstaande vaders, voltijds werkende mannen en mannen in de drukke leeftijdsfase. Verder is

dit kookpatroon ook meer gebruikelijk bij vrouwen in koppels of in gezinnen met vooral jonge

kinderen, die in de drukke leeftijdsfase, voltijds tewerkgesteld en hoger opgeleid zijn: kortom,

allemaal kenmerken die er toe bijdragen dat vrouwen minder frequent in de keuken (kunnen)

staan.

Het nooit-kooktype is haast enkel gangbaar bij mannen. Ongeacht of vrouwen veel of minder

koken, bijna alle vrouwen koken (98%). Mannen koken meestal niet wanneer ze jonger zijn dan

24, gepensioneerd zijn en ouder dan 65 jaar en leven in gezinnen zonder kinderen waar vooral

de vrouw de taak van koken op zich neemt, wat ook minder het geval is in gezinnen met

kinderen: in dat geval kookt de man meer.

Page 215: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

199

Het alledaagse-noodzaak-kooktype dat koken vooral als een werk ervaart, verschijnt bij

alleenwonenden (zowel man als vrouw) en bij oudere en gepensioneerde vrouwen. Mannen

ouder dan 65 koken meestal niet.

Daarentegen is het alledaagse-zorg-kooktype meer het geval bij vrouwen in koppels en in

gezinnen met kinderen (doorgaans ook met al iets oudere kinderen) en bij vrouwen die deeltijds

tewerkgesteld of niet-werkend zijn. Dit verschilt van het tweede kooktype vrouwen, die koken

ook als een zorgtaak beschouwen, maar deze taak niet dagelijks vervullen omwille van hun

voltijdse werkweek en met jonge kinderen in huis. Bij mannen is dit vijfde kooktype minder

gebruikelijk, tenzij bij lager opgeleiden.

Het type van huiskoks die enkel tijdens het weekeinde en uit plezier koken, komt meer bij

mannen (8%) dan bij vrouwen voor (2%). Het zijn vooral deeltijds werkende mannen die koken

als een leuke weekendactiviteit beschouwen. Doorgaans hebben deze weekend-hobbykoks ook

een hoger opgeleid profiel (zowel man als vrouw) en meestal ook meer financiële en culturele

middelen om mee te zijn met de nieuwste keukentrends en ontwikkelingen.

OVER DE COMBINATIEDRUK EN DE BETEKENIS VAN KOKEN

Vicky legt uit hoe het koken vaak met prioriteiten en keuzes te maken heeft:

“Ja het is gewoon heel moeilijk om …, om goed te koken als je ook goed wilt werken en goed uhhh…

Het is moeilijk voor mij. Ik denk dat veel mensen het kunnen doen hè en dat mensen gewoon soms

creatiever zijn met het eten, enzovoort. Maar voor mij persoonlijk is het moeilijk om uhhh…om te

denken aan gezond koken, gezond, goed uhhh… met plezier enzovoort, terwijl je ook enorm veel werk

hebt, terwijl je ook de kinderen moet opvoeden op andere niveaus, van studies. Dat neemt nogal veel tijd,

terwijl je ook voor je huis moet werken, een proper huis. Alles tegelijk is, is soms teveel.”

Page 216: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

TABEL 7.3 DE VERDELING VAN DE CONDITIONELE KANSEN OM TOT DE VERSCHILLENDE KOOKTYPES TE

BEHOREN IN FUNCTIE VAN SOCIALE ACHTERGROND VOOR MANNEN (N=728) EN VROUWEN (N=762), BIVARIAAT

N

W

ee

k-

ko

ok

typ

e

We

ek

-en

-we

ek

en

d-

ko

ok

typ

e

No

oit

-

ko

ok

typ

e

All

ed

aa

gse

-no

od

zaa

k-

ko

ok

typ

e

All

ed

aa

gse

-zo

rg-

ko

ok

typ

e

We

ek

en

d-h

ob

by

-

ko

ok

typ

e

M

an

V

rou

w

Ma

n

Vro

uw

M

an

V

rou

w

Ma

n

Vro

uw

M

an

V

rou

w

Ma

n

Vro

uw

M

an

V

rou

w

Gem

idd

eld

e (%

)

2

7,0

2

1,5

1

3,7

2

5,4

3

6,0

2

,3

11

,2

22

,8

4,1

2

5,5

8

,0

2,4

Ge

zin

ssit

ua

tie

* **

* **

* **

*

***

***

**

*

*

All

een

wo

nen

d

13

8

11

3

32

,6

20

,1

5,5

1

0,8

2

1,6

3

,1

28

,9

61

,4

2,7

3

,4

8,7

1

,2

Een

ou

der

gezi

n

24

5

4

25

,2

34

,4

26

,0

22

,0

33

,2

1,3

7

,5

21

,5

5,0

1

9,5

3

,2

1,3

Met

par

tner

, gee

n

kin

d(e

ren

)

23

4

22

6

20

,9

24

,1

11

,2

25

,9

47

,4

3,2

7

,9

19

,3

4,7

2

7,1

8

,0

0,4

Met

par

tner

en

kin

d(e

ren

)

33

2

36

9

29

,0

18

,4

18

,0

30

,2

34

,2

1,7

6

,5

13

,3

4,2

3

2,2

8

,1

4,2

Le

eft

ijd

jo

ng

ste

kin

de

ren

***

***

***

***

**

*

**

Gee

n k

ind

eren

3

72

3

39

2

5,3

2

2,8

9

,1

20

,8

37

,8

3,2

1

5,7

3

3,3

3

,9

19

,2

8,2

0

,6

Jon

gste

jon

ger

dan

7

11

8

13

6

35

,2

22

,1

19

,2

39

,3

29

,8

1,0

4

,4

6,3

3

,5

25

,2

8,0

6

,2

Jon

gste

7 o

f o

ud

er

23

8

28

7

25

,5

19

,7

18

,3

24

,3

36

,3

2,0

7

,7

18

,2

4,6

3

3,1

8

,0

2,7

We

rksi

tua

tie

*

*

***

***

***

**

* **

* **

*

Dee

ltij

ds

wer

ken

d

28

1

96

1

1,4

2

1,5

1

4,3

2

8,1

3

3,7

1

,7

11

,2

17

,8

5,7

2

9,0

2

3,8

1

,8

Vo

ltij

ds

wer

ken

d

45

9

22

3

29

,9

20

,8

16

,6

32

,0

34

,3

3,8

9

,6

20

,6

2,9

1

6,3

6

,8

6,5

Nie

t-w

erk

end

6

4

22

9

31

,6

22

,8

11

,7

21

,6

15

,6

2,5

1

7,7

2

2,1

7

,7

31

,0

15

,7

-

Gep

ensi

on

eerd

1

77

1

14

2

0,2

2

0,3

7

,0

15

,5

48

,3

0,4

1

3,1

3

7,2

5

,6

26

,7

5,9

-

Le

eft

ijd

*

* **

* **

**

*

**

*

Jon

ger

dan

24

2

4

28

3

5,0

4

1,8

7

,4

18

,1

47

,5

5,8

4

,3

16

,9

- 1

4,5

5

,9

2,9

Tu

ssen

24

en

44

jaar

3

02

3

32

3

1,7

2

1,9

1

8,4

3

0,7

2

8,3

2

,4

9,1

1

4,1

3

,4

27

,4

9,1

3

,6

Tu

ssen

45

en

64

jaar

2

99

2

82

2

5,2

2

0,9

1

3,1

2

3,4

3

6,4

2

,7

13

,0

25

,6

4,0

2

5,5

8

,3

1,9

65

jaar

of

ou

der

1

03

1

20

1

6,3

1

7,1

3

,0

17

,4

54

,6

0,5

1

4,2

4

1,8

7

,5

23

,3

4;4

-

Op

leid

ing

sniv

ea

u

**

*

*

*

Laa

g 3

14

3

37

2

4,7

2

3,6

1

0,7

1

9,8

3

9,3

2

,7

11

,2

26

,2

6,0

2

6,3

8

,3

1,4

Mid

den

2

24

2

25

3

2,2

2

3,5

1

5,5

2

8,6

3

4,0

1

,7

10

,5

20

,7

3,3

2

4,0

4

,5

1,6

Ho

og

18

2

18

7

24

,8

16

,5

16

,3

30

,8

32

,5

2,7

1

2,6

1

9,9

2

,0

24

,9

11

,8

5,3

*p≤

0.0

5, *

*p≤

0.0

1,*

**p

≤0

.00

1

Page 217: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

201

Tabel 7.4 geeft aan de hand van verschillende ANOVA-MCA-analyses (zie uitleg analyse in

hoofdstuk 5) de relaties weer tussen de kookgewoonten van mannen en vrouwen en hun

opvattingen over het koken, het belang van de maaltijd, de traditionele rolverdeling en hun

ervaring van tijdsdruk. Deze relaties werden gecontroleerd voor sociale achtergrondkenmerken,

aangezien de vorige analyses op een duidelijk verband wijzen tussen de achtergrond van

mensen en hun kookgebruiken.

De resultaten tonen aan dat de manier waarop mannen en vrouwen hun verantwoordelijkheid

in de keuken zelf uitdrukken (zie de eerste kolom in tabel 7.4), overeenstemt met ‘de doorsnee

rolverdeling’ in de keuken, zoals Ekström en Fürst stellen. Terug wijzen de resultaten op het feit

dat koken vooral een vrouwentaak is, en in het bijzonder bij koppels en gezinnen met kinderen.

Zo schatten mannen hun verantwoordelijkheid in de keuken groter in wanneer ze alleenstaand

zijn en dus op zichzelf zijn aangewezen. Dit is ook het geval bij alleenstaande vrouwen, hoewel

het verschil tussen alleenstaand zijn of samenwonen opvallend kleiner is bij vrouwen dan bij

mannen. De participatie van mannen in de keuken is ook sterk leeftijdsgebonden: jongere

generatie mannen koken meer dan oudere mannen. Deze bevindingen stemmen overeen met de

informatie uit de dagboekdata (tabel 7.2). De gezinssituatie en de sociale achtergrond hebben

een grotere impact op de rol van mannen in de keuken (zie de hogere R2) wat bij vrouwen

minder het geval is, aangezien koken steeds aanwezig is. Wanneer deze resultaten gekoppeld

worden aan de verschillende kookgebruiken (patronen) uit de dagboekdata, valt op dat mannen

en vrouwen die meer dagelijks koken, hun rol in de keuken ook effectief het hoogst inschatten

tegenover de kooktypes die minder dikwijls of occasioneel tijdens het weekeinde koken.

Omgekeerd valt op dat in koppels de rol van de partner hoger wordt uitgedrukt naarmate de

eigen verantwoordelijkheid in de keuken kleiner is. Kortom, er is altijd wel iemand die zich over

de taak van het koken buigt, wat aanwijst dat koken toch niet in verval geraakt of verdwenen is

(cf. de stelling van Fernandez-Armesto).

Het hebben van een ‘traditionele’ houding ten opzichte van de takenverdeling tussen mannen en

vrouwen is vooral een kwestie van opleidingsniveau (zowel bij mannen als vrouwen) waarbij

lager opgeleiden meer conventionele opvattingen hebben. Daarnaast hangt het hebben van

traditionele opvattingen ook duidelijk samen met de leeftijd. Zo wordt koken bij de oudere

leeftijdsgroepen die gemiddeld traditioneler zijn ingesteld, nog steeds in hoofdzaak als een

typisch vrouwenwerk gezien. Dat valt af te leiden uit het lagere percentage van mannen dat

kookt in de oudere leeftijdsgroepen. Zo hangt het kookgedrag vooral bij mannen in sterke mate

samen met hun ingesteldheid en visie op de traditionele rolverdeling. Hoe ze ten opzichte van de

verdeling van de arbeid- en gezinstaken staan, bepaalt dus in belangrijke mate hun beslissing om

al dan niet te koken. Zo zijn mannen die niet koken of enkel tijdens het weekeinde, het meest

Page 218: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

conventioneel in hun denken over de traditionele rolverdeling. Bij de mannen die niet koken, is

deze vaststelling evident, maar ook bij de mannelijke hobbykoks, komt dit tot uitdrukking in de

manier waarop ze de nadruk vooral op de vrijetijdsbeleving van koken leggen en niet op haar

conventionele betekenis als een alledaagse routine en zorgtaak. Mannen die meer dagelijks in de

keuken staan, zijn het meest modern in hun genderopvattingen. Bij vrouwen zijn er daarentegen

tussen de verschillende kooktypes geen verschillen te vinden in hun denken over het

traditionele rollenpatroon.

Dat de maaltijd vooral een belangrijk sociaal en gestructureerd gebeuren is onder koppels en bij

gezinnen met kinderen blijkt uit de resultaten. Deze gezinstypes (zie kolom 4 ‘conventionele

maaltijdopvattingen’) hechten immers meer belang aan een vaste maaltijdstructuur dan

alleenwonenden en zijn ook meer geneigd dagelijks te koken. Verder valt op dat vooral ook

oudere leeftijdsgroepen vasthouden aan een duidelijke structuur en organisatie in

tafelgewoonten. Bij vrouwen spelen hun opvattingen hierover een belangrijke rol in de manier

waarop ze koken. Zo hechten vrouwen die dagelijks in de keuken staan en dat als een

belangrijke plicht aanvoelen, ook het meeste waarde aan het samen eten op vaste tijdstippen. De

conventionele betekenis van koken als plicht veronderstelt bepaalde opvattingen en normen

waarbij vrouwen die dit kooktype hebben ook duidelijk belang aan hechten en dat ook in

praktijk omzetten. Dit is anders bij mannen. Of mannen nu dagelijks, slechts occasioneel of niet

koken, allemaal hechten ze een eenzelfde belang aan een duidelijke maaltijdstructuur (wat

tegelijkertijd de meerwaarde van dagboekdata illustreert tegenover ‘klassiek’

enquêteonderzoek).

Ook zijn er geen significante verschillen vast te stellen tussen de verschillende kookgewoonten

van mannen en hun gevoelens van tijdsdruk (laatste kolom). Bij vrouwen houdt tijdsdruk

daarentegen wel verband met hun kookgebruiken. Zo ervaren vrouwen die niet kunnen koken of

maar slechts af en toe, meer tijdsdruk. Voor vrouwen lijkt koken dus niet een kwestie van willen

te zijn, maar meer een kwestie van kunnen en de kans (en de tijd) daarvoor te hebben (cf. denk

ook aan het verhaal van Vicky). Vrouwen die dagelijks en bijgevolg met een getemperd

enthousiasme achter het fornuis staan, ervaren het minste tijdsdruk (36,2 op een schaal van 0

tot 100). Verder hangt de mate van tijdsdruk bij zowel mannen als vrouwen sterk af van hun

werksituatie. Zo hebben werkenden meer met gevoelens van tijdstekort te maken dan niet-

werkenden. Net daarom steken mannen in gezinnen waar de vrouw uit werken gaat, ook meer

een helpende hand bij aan het koken van maaltijden (namelijk 24% tegenover 11% in gezinnen

met een niet-werkende vrouw, cf. het gezin van Stefanie). Het dagelijkse koken is dan ook

minder gangbaar bij vrouwen die voltijds tewerkgesteld zijn (tabel 7.2). Tot slot is nog op te

merken dat vooral hoger opgeleide mannen meer tijdsdruk ervaren.

Page 219: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

203

OVER DE POPULARITEIT VAN KOKEN

Kathleen kookt twee à drie keer per week (meestal gestructureerd, voor

meerdere dagen). Ze kookt niet graag en schrijft dat toe aan haar drukke leven.

Ze licht toe:

“Het probleem is de tijd […] En ja, wij zij nooit heel gerelaxeerd om te koken met kinderen op die

leeftijd. Een beetje later denk ik dat dit wel zal komen en ook mijn man hoor [koken uit plezier]. Wij

zijn twee, ja met die programma’s van de televisie, ik ben wel geïnteresseerd in nieuwe dingen te horen en

nieuwe dingen te zien. Ik denk dat ik niet, allez, ik ben niet de beste kok of een goede kok, maar ik

denk dat je kan veel verbeteren, ook en euh…het is, het is een stimulering maar je moet tijd hebben en ja,

en ook een mooie keuken. Dat is belangrijk: een mooie plaats.”

Helena vertelt:

“Al die programma’s, kookprogramma’s, dat gaat aan mij voorbij. Dat interesseert mij eigenlijk niet. Ik

moet gewoon mijn basisvoedsel hebben, maar ik heb wel graag alle dagen mijn warm eten, maar ik ga er

geen uren insteken. Dat, dat moet gewoon gezellig zijn, en ik vind het fantastisch dat de kinderen

eindelijk beginnen te helpen in de keuken.”

Page 220: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

TABEL 7.4 DE RELATIE TUSSEN ACHTERGRONDKENMERKEN, HET KOKEN EN DE HOUDINGEN VAN MANNEN EN

VROUWEN (ANOVA-MCA)

H

oe

ma

nn

en

en

vro

uw

en

hu

n

eig

en

ve

ran

two

ord

eli

jkh

eid

vo

or

ko

ke

n u

itd

ruk

ke

n i

n %

Ho

e m

an

ne

n e

n v

rou

we

n d

e

ve

ran

two

ord

eli

jkh

eid

va

n h

un

pa

rtn

er

uit

dru

kk

en

vo

or

ko

ke

n i

n %

Ge

mid

de

lde

sco

res

op

ee

n s

cha

al

va

n

tra

dit

ion

ele

ge

nd

ero

pv

att

ing

en

(0-1

00

)

Ge

mid

de

lde

sco

res

op

ee

n

sch

aa

l v

an

co

nv

en

tio

ne

le

ma

alt

ijd

op

va

ttin

ge

n

(0-1

00

)

Ge

mid

de

lde

sco

res

op

sch

aa

l v

an

tij

dsd

ruk

(0-1

00

)

M

ann

en

Vro

uw

en

Man

nen

V

rou

wen

M

ann

en

Vro

uw

en

Man

nen

V

rou

wen

M

ann

en

Vro

uw

en

Gem

idd

eld

e 35

,2

82

,0

71

,8

18

,9

36

,7

30

,4

60

,2

64

,1

36

,3

38

,3

So

cia

le

ach

terg

ron

d

Gez

inss

itu

ati

e

(Bet

a e

n s

ig.)

0,4

11

***

0,1

72

***

0,0

91

0,0

74

0,0

91

0,0

75

0,1

59

***

0,1

20

*

0,0

93

0,1

15

All

een

wo

nen

d

64

,6

91

,7

- -

39

,8

33

,5

55

,4

61

,5

35

,7

37

,3

Een

ou

der

gezi

n

59

,0

89

,6

- -

38

,9

29

,1

55

,1

59

,9

36

,9

38

,7

In k

op

pel

3

0,7

7

9,3

6

8,5

2

1,3

3

5,1

3

0,2

6

1,1

6

4,3

3

4,8

3

5,7

In k

op

pel

met

kin

d(e

ren

), jo

ngs

te

kin

d jo

nge

r d

an7

24

,5

80

,2

74

,6

19

,3

37

,0

29

,8

62

,0

63

,8

36

,4

40

,2

In k

op

pel

met

kin

d(e

ren

), jo

ngs

te

kin

d o

ud

er d

an 7

26

,1

79

,9

73

,8

16

,8

36

,2

30

,1

61

,4

65

,8

38

,0

39

,6

Wer

ksit

ua

tie

(Bet

a e

n s

ig.)

0,0

15

0,1

82

***

0,0

82

0,2

25

***

0,0

66

0,1

80

***

0,0

55

0,1

25

**

0,1

64

***

0,1

48

***

Nie

t-w

erk

end

3

6,0

8

8,0

7

5,8

1

1,0

3

8,5

3

4,1

6

1,4

6

6,4

3

2,9

3

5,5

Wer

ken

d

34

,8

78

,1

70

,3

23

,5

35

,9

28

,1

59

,6

62

,6

37

,8

40

,1

Lee

ftij

d

(Bet

a e

n s

ig.)

0,1

24

*

0,0

69

0,1

28

0,0

38

0,3

05

***

0,1

59

***

0,3

48

***

0,2

23

***

0,1

06

0,0

79

Jon

ger

dan

24

4

2,2

7

4,2

6

5,8

2

0,4

2

1,8

2

6,4

4

6,3

5

2,4

3

3,3

3

2,3

20

-44

3

9,7

8

1,9

6

8,3

1

8,9

3

2,5

2

9,4

5

5,2

6

2,4

3

6,2

3

8,6

45

-64

3

3,2

8

3,4

7

3,4

1

8,1

3

7,7

2

9,9

6

2,7

6

5,3

3

7,5

3

8,8

65

jaar

of

ou

der

2

7,1

8

0,2

7

9,4

2

1,8

4

8,0

3

7,2

6

9,0

6

9,9

3

3,3

3

7,3

Op

leid

ing

sniv

eau

(Bet

a e

n s

ig.)

0,0

21

0,0

37

0,0

68

0,0

23

0,2

51

***

0,2

37

***

0,0

72

0,0

58

0,1

01

*

0,0

70

Laa

g 3

5,4

8

1,3

7

0,9

1

9,5

4

2,6

3

4,8

6

0,8

6

5,3

3

4,3

3

8,4

Mid

den

3

4,2

8

1,3

7

4,5

1

9,2

3

6,2

3

1,1

5

8,6

6

3,5

3

7,3

3

6,9

Ho

og

36

,0

83

,4

69

,8

18

,1

31

,2

25

,4

61

,1

63

,4

37

,2

39

,6

Page 221: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

205

TABEL 7.4 VERVOLG

H

oe

ma

nn

en

en

vro

uw

en

hu

n e

ige

n

ve

ran

two

ord

eli

jkh

eid

vo

or

ko

ke

n u

itd

ruk

ke

n i

n %

Ho

e m

an

ne

n e

n v

rou

we

n d

e

ve

ran

two

ord

eli

jkh

eid

va

n h

un

pa

rtn

er

uit

dru

kk

en

vo

or

ko

ke

n

in %

Ge

mid

de

lde

sco

res

op

ee

n

sch

aa

l v

an

tra

dit

ion

ele

ge

nd

ero

pv

att

ing

en

(0-1

00

)

Ge

mid

de

lde

sco

res

op

ee

n

sch

aa

l v

an

co

nv

en

tio

ne

le

ma

alt

ijd

op

va

ttin

ge

n

(0-1

00

)

Ge

mid

de

lde

sco

res

op

sch

aa

l v

an

tij

dsd

ruk

(0-1

00

)

M

ann

en

Vro

uw

en

Man

nen

V

rou

wen

M

ann

en

Vro

uw

en

Man

nen

V

rou

wen

M

ann

en

Vro

uw

en

Ko

ok

typ

e

Ko

okp

atr

on

en

(Bet

a e

n s

ig.)

0,4

48

***

0,3

42

***

0,4

96

***

0,3

54

***

0,1

60

***

0,0

55

0,0

76

0,1

75

***

0,0

92

0,1

29

*

Wee

k-k

oo

kty

pe

41

,7

78

,1

65

,5

23

,9

36

,1

29

,9

59

,9

62

,9

36

,4

37

,8

Wee

k-e

n-w

eek

end

-

ko

ok

typ

e

43

,7

78

,5

62

,0

21

,5

34

,2

30

,5

61

,4

63

,9

35

,0

40

,9

No

oit

-ko

ok

typ

e 1

6,6

4

9,6

8

6,2

5

5,2

3

9,1

2

7,2

5

9,3

5

5,4

3

6,9

4

2,9

All

edaa

gse-

no

od

zaak

-ko

ok

typ

e

56

,6

88

,2

54

,3

10

,8

32

,5

29

,8

59

,4

62

,3

33

,7

36

,2

All

edaa

gse-

zorg

-

ko

ok

typ

e

76

,3

90

,0

25

,1

11

,5

30

,0

31

,7

63

,0

67

,8

38

,6

37

,0

wee

ken

d-h

ob

by

-

ko

ok

typ

e

30

,7

52

,5

81

,7

48

,9

41

,5

30

,4

62

,8

61

,9

38

,2

40

,8

R2

43

,1%

2

0,2

%

29

,3%

1

9,2

%

25

,8%

2

1,0

%

17

,2%

1

5,3

%

10

,6%

9

,8%

N

71

9

74

1

56

9

59

1

71

3

73

9

71

8

74

1

71

9

74

1

*p≤

0.0

5, *

*p≤

0.0

1,*

**p

≤0

.00

1

Page 222: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

Conclusie

In dit hoofdstuk heb ik de nadruk gelegd op de betekenis en de structuur van koken. Uit het

vorige hoofdstuk bleek dat koken in de jaren 1966 een huishoudelijke taak was die dagelijks en

uitsluitend door de vrouw of echtgenote werd gedaan. Sindsdien zijn er veel veranderingen

gebeurd op vlak van koken, meer dan op het gebied van de structuur van het nuttigen van

maaltijden die vrij standvastig is gebleven (zie het onderzoek van Mestdag). Duidelijk is de

grotere toename van mannen die koken. Wat het meest opvalt is dat de man niet louter kookt uit

hobby, zoals het populaire denkbeeld luidt. Dit betreft maar een kleine minderheid van mannen.

Het merendeel van mannen staat ook meer sporadisch in de keuken. Dit is vooral zo bij

alleenwonenden en alleenstaande vaders (die dikwijls ook geen andere keuze hebben dan zelf te

koken of uit eten te gaan en gemaksvoeding te kopen) maar ook bij gezinnen met kinderen. Deze

kooktypes koken vooral uit noodzaak, maar verrichten de taak ook meestal met plezier en als

plicht en zorg. Mannen die meer frequent tot bijna dagelijks in de keuken staan, zijn

hoofdzakelijk alleenwonend en koken uit noodzaak. Iets meer dan een derde van de mannen

kookt niet en vooral bij koppels zonder kinderen.

Wat betreft het koken bij vrouwen is de meest ingrijpende verandering, het verdwijnen van de

(huis-)vrouw anno 1966 die op vaste tijden ’s middags kookte voor haar gezin. Hogere studies

en de toegenomen deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt hebben ertoe bijgedragen dat ze

minder dagelijks in de keuken staan. Echter, gemiddeld is de groep van vrouwen die minder

frequent koken, even groot als de groep van vrouwen die heel frequent tot elke dag koken. De

alledaagse routine van het koken berust dus nog steeds op de schouders van de vrouw, hoewel

meer bij deeltijds en niet werkende vrouwen (die gemiddeld minder tijdsdruk hebben) en bij

koppels en vooral gezinnen met kinderen waar het ideaal van het samen tafelen het sterkst

aanwezig is. Toch is er ook een aanzienlijk percentage van vrouwen in koppels en in gezinnen

met kinderen die niet dagelijks koken en een grotere tijdsdruk ervaren. Wellicht gebruiken

gezinnen met kinderen daarom ook af en toe gemaksvoeding (gemengd voedingspatroon). De

populaire gedachte dat het kookgedrag bij vrouwen een alledaagse ‘zorgkoken’ is, strookt meer

met de realiteit, hoewel bijna de helft, minder frequent en niet dagelijks kookt. Met andere

woorden, het stereotiepe denken over het koken bij mannen en vrouwen kan niet ontkend

worden (en dan hoofdzakelijk bij vrouwen), maar dient meer genuanceerd te worden.

Gemiddeld wordt koken door zowel mannen als vrouwen in de eerste plaats als een noodzaak

beschouwd, weliswaar meer tijdens de (werk-)week dan in het weekeinde waar het aangename

en sociale aspect van koken meer aanwezig is. Ondanks de angst dat de ‘dagelijkse kookpot zou

verdwijnen’ ten gunste van gemaksvoeding (bijv. de stelling van Fernandez-Armesto), tonen de

Page 223: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

207

resultaten in dit hoofdstuk dat het koken (minder frequent of heel frequent) zeker nog aanwezig

is in de Vlaamse keukens.

In het volgende hoofdstuk ga ik meer in detail in op de wijze waarop de opkomst van

gemaksvoeding kan worden opgevat: als een negatieve ontwikkeling die de maaltijdstructuur

ondermijnt of als een strategie die de maaltijdstructuur net kan helpen in stand te houden. Op

die manier diep ik haar rol in de Belgische voedingscultuur verder uit en onderzoek ik dit in

relatie met de sociale achtergrondkenmerken van individuen. Door zowel naar het

consumptiegedrag en de voedingsgewoonten van huishoudens te kijken als naar de tijd die ze in

de keuken en aan tafel spenderen, bundel ik de reeds gedane bevindingen samen in een

afsluitend en overkoepelend hoofdstuk.

Page 224: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

Page 225: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

209

Deel 3

CUISINE & STRUCTUUR

Page 226: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

Page 227: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 8

211

8.

De rol van gemaksvoeding in onze

voedingscultuur OVER DE IMPACT VAN GEMAKSVOEDING IN HET BEWAREN EN/OF HET ONTWRICHTEN VAN DE

MAALTIJDSTRUCTUUR

It is only by looking at contextual and situational aspects of consumption that we can fully

understand the changes in consumption and consumer choice.

D. Marshall (2005: 80), Food as ritual, routine or convention

In dit hoofdstuk ga ik in op de manier waarop gemaksvoeding moet geïnterpreteerd worden: als

een ontwikkeling die de conventionele maaltijdstructuur ontwricht of een strategie die haar net

ondersteunt en meer flexibiliteit biedt. Op die manier haak ik in op de bezorgdheid en de

discussie die vandaag bestaat over de teloorgang van de conventionele maaltijdgebruiken en de

rol die gemaksvoeding daarin speelt (zoals besproken in de laatste sectie van het theoretisch

kader). In de interpretatie van het begrip ‘conventionele maaltijdstructuur’, volg ik Mestdag:

“Traditioneel gezien eten we niet eender waar of met eender wie. De maaltijd speelt

een centrale rol en veronderstelt dat een aantal regels in acht wordt genomen. Er

moet op regelmatige basis en op momenten die ervoor zijn voorzien voldoende tijd

worden uitgetrokken om te eten. Een echte maaltijd is bovendien een sociaal en

huiselijk gebeuren. Hij wordt doorgaans niet alleen thuis bereid maar ook thuis

(samen met het gezin) geconsumeerd” (2007a, p. 15).

Tot dusver is de rol van voeding vaak genegeerd in studies naar de context en de structuur van

maaltijdgewoonten (Meiselman, 2009). Toch kan enkel op die manier het debat over de

veranderende maaltijdgewoonten benaderd worden. Zo concluderen Kjaernes, Holm, Gronow,

Page 228: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

Mäkelä en Ekström (2009) dat meer onderzoek nodig is om na te gaan hoe gemaksvoeding

samenhangt met minder conventionele maaltijdpatronen en in welke mate haar rol, een

voordeel of eerder een nadeel is. Ondanks het feit dat studies al hebben aangetoond dat onze

maaltijdgewoonten gemiddeld genomen nog sterk gestructureerd zijn, wil ik meer in detail

ingaan op de bijdrage van gemaksvoeding, wat een meer genuanceerd en misschien zelfs een

ander beeld naar boven kan brengen. Wat dat betreft bestaan in de literatuur heel wat

tegenstrijdige opvattingen. Sommigen beweren dat gemaksvoeding een nefaste invloed heeft.

Anderen vechten deze stelling aan of benaderen haar rol in onze kook- en eetgewoonten meer

genuanceerd. Toch wordt er vaker aan de alarmbel getrokken, dan dat haar invloed positief

wordt opgevat (Poulain, 2001). Om het effect van gemaksvoeding duidelijk in kaart te brengen,

onderzoek ik in dit hoofdstuk in hoeverre haar consumptie een verschillende invloed uitoefent

op het koken, dan op het nuttigen en de context van maaltijden. Zo is er voldoende aanleiding

om te vermoeden dat gemaksvoeding gepaard gaat met minder tijd in de keuken, maar wat met

de tijd die aan tafel wordt doorgebracht? Gaat een hogere consumptie van gemaksvoeding ook

samen met minder tijd die aan tafel wordt gespendeerd? Met andere woorden, in hoeverre

vertaalt deze ‘non-activiteit’ (het niet willen of kunnen spenderen van tijd, moeite en werk in de

keuken) zich in de tijd die genomen wordt om te eten? Daarentegen kan de vraag gesteld

worden in welke mate gemaksvoeding een hulpmiddel kan zijn, door in periodes van drukte,

meer flexibiliteit te bieden en de tijd die anders nodig is om te koken, te benutten om (met het

gezin) langer te kunnen tafelen. Vaak wordt in dit debat een zwart-wit opdeling gemaakt waarbij

het koken met onbewerkte ingrediënten, van het bewerkte en het industriële karakter van

gemaksvoeding wordt afgezet:

“Real food versus processed food, the fresh and the raw versus the pre-prepared and

convenient” (Short, 2006, p. 113).

In werkelijkheid is dit meer complex en hebben de meeste mensen een evenwicht weten te

vinden tussen beide (‘gemengd’). In hoofdstuk 5 heb ik reeds op basis van de variatie in de

relatieve uitgaven aan gemaksvoeding, verschillende voedingspatronen opgesteld. In dit

hoofdstuk wil ik nagaan in hoeverre deze voedingspatronen ook met andere kook- en

eetgewoonten verband houden. De vraag is of gezinnen met meer conventionele

voedingsaankopen, ook meer conventioneel zijn in hun gedrag in de keuken en aan tafel? In

welke mate verschilt dit van huishoudens die meer naar gemaksvoeding en andere

maaltijdalternatieven grijpen? Om deze vragen te onderzoeken, maak ik gebruik van de

gekoppelde Belgische huishoud- en tijdbudgetgegevens uit 2005. Op die manier hoop ik de rol

van gemaksvoeding breder te kaderen, en me niet te beperken tot de consumptie van de

Page 229: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 8

213

producten en maaltijden alleen, maar ook rekening te houden met de context waarin

gemaksvoeding gebruikt en genuttigd wordt (Shove & Southerton, 2000; Wales, 2009).

De rol van gemaksvoeding in de maaltijdstructuur

Wanneer het over de achteruitgang van de structuur, het collectieve en het sociale belang van de

maaltijdgewoonten gaat, wordt gemaksvoeding vaak als oorzaak aangedragen en als een

bedreiging gezien (Meiselman, 2009). Zo schrijft Fernandez-Armesto over de opkomst van

gemaksvoeding:

“This new way of cooking reverses the cooking revolution which made eating

sociable and threatens to return to a presocial phase of evolution” (2002b, par. 8).

Volgens verschillende auteurs (o.a. Davis, 1995; Fischler, 1979; Fresco, 2012; Pollan, 2013 en

Putnam, 2000) heeft deze nieuwe manier van ‘koken’ zodanig flexibiliteit gebracht dat

maaltijden niet meer gebonden zijn aan collectieve routines (bijv. individuele maaltijden of

flexibele tijdstippen om te eten), met nefaste gevolgen voor het sociale belang van de maaltijd. In

het artikel Grab and go vat Maggie Jackson deze ontwikkeling als volgt samen:

“Food is fuel. Eating is a brief and solitary act. The day is one long graze. The price

paid for this grab-and-go gastronomy, however, is a deepening detachment from

the rich sensory and social experiences of eating, a distancing that in turn risks

disconnection from place, body and earth” (2008, p. 32).

Daarentegen zijn er ook auteurs die de opkomst van gemaksvoeding net positief onthalen, en als

een middel zien dat weerwerk biedt aan problemen in de organisatie van het dagelijks leven.

Volgens deze auteurs is gemaksvoeding net een belangrijk medium in het tot stand houden van

de conventionele maaltijdstructuur. Zo zou haar snelle bereidingstijd of flexibiliteit het mogelijk

maken om op momenten wanneer het maaltijdideaal moeilijk haalbaar is, toch op regelmatige

vaste tijdstippen of samen (bijv. met het gezin) te kunnen eten. Tot een gelijkaardige vaststelling

kwam Brembeck (2005). In haar studie benadert ze het eten in fastfoodketens als een manier die

de huiskok tijd en werk bespaart, en toch een sociale gelegenheid kan zijn (als een plezier en

beloning). Dit is vergelijkbaar met ook andere vormen van uit eten gaan, die als een ‘mix’ van

gemaksvoeding en sociale participatie worden gezien, en geen inbreuk hoeven te betekenen op

het sociale belang van de maaltijd (Cheng et al., 2007). Het zou dus niet zozeer of minder de

structuur zijn die veranderd is, maar wel het type en de stijl van consumptie of de inhoud van

het bord (Recours & Hebel, 2007).

Page 230: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

“It is perhaps not so much the collapse of food routines (cf. Fischler, 1980) as the

incorporation of more varied ways of feeding into the patterns of everyday life”

(Warde & Hetherington, 2008, p. 777).

In plaats van een ‘destructuratie’ van maaltijdgewoonten, zou het volgens deze strekking veeleer

om een ‘herstructuratie’ of een ‘modificatie’ gaan (bijv. minder tijd die aan koken besteed wordt,

een grotere consumptie van gemaksvoeding, kleinere en lichte maaltijden, meer flexibiliteit naar

de timing van eten, …) (Hébel, 2007; Kjaernes, Holm, Gronow, Mäkelä & Ekström, 2009).

Ondanks de bovenstaande stellingen, is de invloed van gemaksvoeding op de maaltijdgewoonten

(waar, wanneer, hoe en met wie gegeten wordt, en de manier waarop de maaltijd bereid wordt)

nog maar weinig onderzocht en ook bij de studies die hierover bestaan, zijn de bevindingen niet

eenduidig.

De Amerikaanse studie How we eat what we eat (Laska, Hearst, Lust, Lytle, & Story, 2015) sluit

wat betreft haar doelstelling het best aan bij het opzet van dit hoofdstuk. Het artikel wijst op een

sterk verband tussen de voedingskeuzes van mensen en hun kook-en eetgewoonten (gebaseerd

op een grootschalige bevraging bij studenten). Uit het onderzoek blijkt dat een hogere

consumptie van fastfood samengaat met het vaker eten van maaltijden onderweg, vlug en voor

de televisie, een grotere voorkeur voor gemaksvoeding en minder regelmatige en

gestructureerde maaltijdgewoonten: duidelijk tegengesteld aan hogervermeld citaat van

Mestdag. Het kopen van onbewerkte ingrediënten zou daarentegen gepaard gaan met meer tijd

die in de keuken gespendeerd wordt, en met maaltijdgewoonten die aan sterke regelmaten en

vaste tijdstippen gebonden zijn. In dat geval, zouden deze bevindingen een bevestiging kunnen

zijn van de pessimistische visie omtrent gemaksvoeding, ondanks het feit dat de studie wel een

bijzondere en andere onderzoekspopulatie betreft. Tot een andere vaststelling die in de richting

van de meer optimistische strekking wijst, kwamen Carrigan et al. (2006). Uit hun

interviewstudie met moeders komt naar voren dat hoewel gemaksvoeding niet altijd even ideaal

is, ze wel een hulpmiddel kan zijn dat de maaltijdgewoonten kan ondersteunen in geval van

nood of tijdsdruk. Zoals de auteurs het zelf verwoorden:

“While each member of the family may no longer eat a ‘proper meal’, these mothers

aim to ensure they ‘eat properly” (ibid., p. 382).

Zoals het citaat weergeeft, gaat het in dat geval niet of minder om de maaltijd zelf, maar om het

ritueel samen te eten en zodanig zorg te dragen voor het gezin (Marshall & Pettinger, 2009). Wel

wijzen de auteurs op een hiërarchie van meer of minder aanvaardbare gemaksproducten, met

de kant-en-klaarmaaltijd die het meest negatieve imago heeft, vanwege het niet of nauwelijks

koken. Dit komt ook tot uiting in de studie van Verlegh en Candel (1999) naar de rol van de

Page 231: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 8

215

maaltijdsituatie in het al dan niet consumeren van bereide maaltijden. Zo kwamen ze tot de

conclusie dat kant-en-klare gerechten vooral alleen worden genuttigd, en daarom niet

noodzakelijk meer door alleenwonenden, zoals Ahlgren, Gustafsson en Hall (2005) hebben

aangetoond. Deze laatste auteurs kwamen tot de bevinding dat, met uitzondering van het

gezelschap, de consumptie van kant-en-klare maaltijden niet zo sterk verschilt van andere

maaltijdsituaties, wat betreft de duur of het tijdstip van eten. De sociale context is dus een

belangrijke factor in de keuze voor gemaksvoeding. Deze resultaten lijken alvast in de richting te

wijzen van de kant-en-klaarmaaltijd als symbool van individualisering, tegen de conventionele

sociale betekenis van koken en de huisbereide maaltijd (De Backer, 2015).

Onze maaltijdgewoonten zijn altijd al sterk beïnvloed geweest door uiteenlopende factoren. Zo

zijn ze niet enkel onderhevig aan de invloed van het veranderende voedingsassortiment en de

toegenomen mogelijkheden om uit eten gaan, maar ook en niet onbelangrijk door de sociale

achtergrond en de levensfase van mensen (hun werksituatie, uurroosters, gezinssituatie,

geboortejaar, enz.) (Mäkelä, 2009). Gemaksvoeding is dus zeker niet de enige factor in het

verhaal van het al of niet achteruitgaan van de maaltijdgewoonten (De Backer 2015).

Over de rol van sociale achtergrond en gezinskenmerken

Uit de studie van Mestdag (2007a, b) blijkt vooral de gezinssituatie een belangrijke factor te zijn

in het al dan niet hebben van een vaste regelmaat en structuur in de tafelgewoonten. In

‘traditionele’ gezinnen (d.w.z. samenwonende ouders met kinderen) zijn de maaltijden meer aan

uur en tijd gebonden, belangrijke sociale en huiselijke momenten, en met name tijdens het

weekeinde. Ongestructureerde maaltijdgewoonten komen daarentegen vaker voor bij

alleenwonenden. Het alleen-zijn beïnvloedt de maaltijdstructuur volgens Ahlgren et al. (2005)

op verschillende manieren, zoals de tijd die aan het koken wordt besteed, waar en wanneer

gegeten wordt en voor hoe lang en met welke activiteiten dat gecombineerd wordt. De vereisten

liggen dan anders, met een grotere voorkeur voor gemaksvoeding of gerechten die snel en

gemakkelijk klaar zijn, om zich zo minder lang in de keuken bezig te houden. Echter, het is niet

omdat alleenwonenden minder belang aan het kookgebeuren hechten dat ze de maaltijd vaker

overslaan of snel(-ler) nuttigen. Daarentegen zouden ze wel vaker voor de televisie eten ter

compensatie van het gemis aan gezelschap (Prim, Gustafsson, & Hall, 2007). Daarnaast vonden

Cheng et al. (2007) dat alleenwonenden daarom ook minder dikwijls thuis eten. Onderzoek

toont aan dat het alleen eten van maaltijden doorgaans geen keuze is en niet verkozen wordt,

hoewel het door het gebrek aan structuur, ook een ‘vrijheid’ kan betekenen om te eten wat men

wil en hoe, waar en wanneer (Prim et al., 2007a; Mestdag, 2007b). Op basis van deze studies kan

Page 232: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

ik verwachten dat de gezinssituatie sterk (misschien wel het meest) doorslaggevend is in de

keuze hoe te koken, waar, wanneer en hoe te eten.

Een andere relatie is die tussen leeftijd en maaltijdgewoonten waarbij jongere leeftijdsgroepen

het minder nauw zouden nemen met het eten op vaste tijdstippen (Mäkelä, 2001; Mestdag,

2007a, b). Oudere leeftijdsgroepen zouden vaker koken en thuis eten dan jongere

leeftijdscategorieën en sterker vasthouden aan een vast en strak gepland eetpatroon (Cheng et

al., 2007; Prim, Gustafsson, & Hall, 2007). Daarnaast zouden ook vooral werkenden minder op

vaste tijden eten, hoewel ze tijdens het weekeinde wanneer de werkweekstress wegvalt, meer

tijd zouden besteden aan koken en eten (Mestdag, 2007a, b; Prim et al., 2007).

In wat volgt onderzoek ik in hoeverre gemaksvoeding impact heeft op de maaltijdstructuur en

veeleer samenhangt met niet-conventionele dan wel conventionele kook- en eetgewoonten,

rekening houdend met de invloed van sociale achtergrond.

Naar een geïntegreerde benadering van gemaksvoeding

Een analyse van voedingsconsumptie en tijdsbesteding

In dit hoofdstuk werk ik een ‘totaalbeeld’ uit van de rol van gemaksvoeding in de Belgische

voedingscultuur. Hiervoor onderzoek ik de verschillende interactieverbanden tussen de

voedingspatronen van gezinnen (zoals opgesteld in hoofdstuk 5 en samengebracht onder de

noemer ‘cuisine’) en de structuur en de context van hun kook- en eetpatronen (die onder de

noemer ‘maaltijdstructuur’ vallen). Tot dusver heb ik dit apart onderzocht. In dit hoofdstuk wil

ik aantonen hoe deze verschillende maaltijdgebruiken met elkaar verweven zijn, gelet ook op de

invloed van de sociale achtergrond. Zo hoop ik een meer coherent en systematisch beeld te

krijgen van het effect van gemaksvoeding op hoe we koken en eten. In de conclusies die

Monteleone en Dinnella (2009) trekken, wijzen ze op het belang van het koppelen van

consumptiegegevens aan tijdsbestedingsdata om dit te onderzoeken. Data hierover zijn immers

zeldzaam. Zelfs Bonke, wiens werk in grote mate als inspiratiebron voor mijn conceptualisering

van gemaksvoeding heeft gediend, betreurt in zijn rapport uit 1992 dat er geen onderzoek

bestaat dat informatie over beide gegevens omvat. Het Belgische huishoud- en

tijdsbudgetonderzoek uit 2005 biedt wel deze unieke opportuniteit (zie hoofdstuk 3 voor meer

technische details). Toch kennen ook deze data tekortkomingen. Zo biedt de

tweedagenregistratie van het tijdsbudgetonderzoek onvoldoende informatie om dezelfde

kooktypes te construeren, zoals geïntroduceerd in hoofdstuk 7. Eten doen we alle dagen, maar

koken niet noodzakelijk. Daarom gaat mijn aandacht in dit hoofdstuk hoofdzakelijk uit naar de

Page 233: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 8

217

tafel- en eetpatronen van individuen, meer dan naar hun kookprestaties en de structuur van

koken. Om de mate van structuur en individualisering in maaltijdgewoonten evenwel zo breed

mogelijk te toetsen en tegelijk de rol van gemaksvoeding in zo fijn mogelijk detail te begrijpen,

bestudeer ik op welke manier de voedingspatronen een verschillend effect hebben op de kans

dat individuen minder tijd nemen voor het bereiden van maaltijden, snacken, alleen, snel of

haastig eten, hun maaltijden vaker voor de televisie, op minder conventionele tijden of uit huis

nuttigen. Daarnaast onderzoek ik ook in welke mate een hogere thuisconsumptie van

gemaksvoeding verband houdt met een groter deel van het voedingsbudget dat aan fastfood en

afhaalmaaltijden besteed wordt en aan restaurants (in mijn definitie geoperationaliseerd als

‘bereide maaltijden’ buitenshuis). Het maken van een onderscheid tussen beide is interessant

aangezien huishoudens die vaker kant-en-klare maaltijden kopen, ook vaker fastfood en

afhaalmaaltijden zouden consumeren, zo blijkt uit onderzoek van de Boer, McCarthy, Cowan en

Ryan (2004). Daarentegen zou het bij een restaurantbezoek, minder om het gemak of de

snelheid gaan, en meer om de omkadering en de sociale beleving, ondanks het feit dat dit ook,

maar in mindere mate, het geval kan zijn bij een bezoek aan een fastfoodketen of snackbar (bijv.

de hoger vermelde studie van Brembeck). Zo wil ik vooral inzicht krijgen in de manier waarop

een hogere consumptie van gemaksvoeding samenhangt met een grotere voorkeur om koken uit

te besteden.

Tabel 9.1 geeft een overzicht van de wijze waarop ik de verschillende net vermelde indicatoren

geconstrueerd heb, en biedt een eerste algemeen overzicht van de kook- en eetpatronen van

Belgen17. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat van een fenomeen ‘grazen’

(gemiddeld genomen) nog geen sprake is, hetgeen niet verrassend is in het licht van de

vaststellingen van Mestdag (2007b). De meeste Belgen eten nog steeds vooral thuis, samen met

anderen en binnen de normale etenstijden, en spenderen gemiddeld een halfuur aan het

bereiden van maaltijden. Daarentegen zijn het snacken, het snel en het voor de televisie eten van

maaltijden en het nuttigen van fastfood minder courante eetgebruiken.

17 Ook in de analyses van dit hoofdstuk neem ik studerende gezinnen niet op, in overeenstemming met de constructie

van de typologie in hoofdstuk 5. Ik bestudeer ook enkel de tijdsbesteding van het gezinshoofd, en (indien van toepassing, d.w.z. bij koppels) van zijn of haar partner.

Page 234: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

TABEL 9.1 DE OPERATIONALISERING VAN DE AFHANKELIJKE VARIABELEN

Zoals tabel 9.1 aangeeft, werden de verschillende indicatoren ‘gedichotomiseerd’ (d.w.z.

gehercodeerd in ‘dummy-variabelen’) met waarde ‘0’ als een respondent een gedrag niet stelt en

waarde ‘1’ als een respondent een gedrag wel stelt. Dit hoofdstuk bevat twee soorten analyses

afhankelijk of de indicatoren uit het tijdsbudgetonderzoek of uit het huishoudbudgetonderzoek

komen.

Wat betreft de afhankelijke variabelen uit het tijdsbudgetonderzoek, heb ik nood aan een

analysemethode die rekening houdt met de hiërarchische opbouw van de data en met de manier

waarop het handelen op dagniveau (N=8480, het handelen van individuen, gedurende een week-

en weekenddag) samengaat met verschillende types van individuen (N=4240) die op hun beurt

deel uit maken van een welbepaald gezinstype (N=2830). Dit multi-level perspectief vraagt om

een multi-level analyse die deze ‘contextualiteit’ en afhankelijkheid in rekening brengt om zo het

risico op ‘type-1 fouten’ te vermijden (nl. het ten onrechte trekken van significante relaties).

Aangezien de verschillende bovengenoemde indicatoren categorisch zijn, gebruik ik een

multilevel logistische analyse. Tabel 9.2 geeft de resultaten van de diverse finale modellen weer

(gecontroleerd voor elkaar). De resultaten zijn uitgedrukt in odds-ratio’s of relatieve

kansverhoudingen: hoe hoger de kansverhouding, hoe hoger de kans om een bepaald gedrag te

stellen (bijv. minstens eenmaal gedurende een dag voor de televisie eten). Daarbij wordt naast

de impact van de voedingspatronen en de sociale achtergrond ook rekening gehouden met de

mogelijke week- en weekenddagverschillen, en nagegaan of de maaltijdgebruiken beïnvloed

worden door een interactie-effect tussen gezinssituatie en geslacht. Dit laatste biedt de

mogelijkheid om na te gaan in hoeverre de kook-en-eetpatronen tussen mannen en vrouwen

Oorspronkelijke variabelen Survey Gemiddelde Nieuwe variabelen Gemiddelde

(%)

Op DAGBASIS en INDIVIDUEEL NIVEAU Tijd besteed aan koken TBO 0:35 ≥40 min 33%

Tijd besteed aan snacken TBO 0:04 Minstens 1x 17%

Alleen eten in functie van de totale tijd

besteed aan eten

TBO 23% ≥22% van de totale tijd

besteed aan eten

34%

Tijd besteed aan het eten van maaltijden (10

min)

TBO 10% Minstens 1x 40%

Eten voor TV in functie van de totale tijd

besteed aan eten

TBO 7% Minstens 1x 14%

Eten volgens de voorziene tijdstippen in

functie van de totale tijd besteed aan eten

TBO 85% ≥86% van de totale tijd

besteed aan eten

68%

Thuis eten in functie van de totale tijd

besteed aan eten

TBO 80% ≥58% van de totale tijd

besteed aan eten

Op MAANDBASIS en GEZINSNIVEAU Fastfood en takeaway in functie van de totale

voedingsuitgaven

HBO 2% Minstens 1x 34%

Restaurantkosten in functie van de totale

voedingsuitgaven

HBO 13% >16% van de totale

voedingsuitgaven

33%

Page 235: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 8

219

significant van elkaar verschillen naargelang van het gezinstype (bijv. het verschil in de tijd die

mannen en vrouwen aan koken spenderen in gezinnen met kinderen, zie hoofdstuk 6 en 7).

Voor de afhankelijke variabelen uit het huishoudbudgetonderzoek (tabel 9.3) volstaat een

logistische regressie aangezien deze data enkel op gezinsniveau en dus niet trapsgewijs

opgesteld zijn zoals in de analyse in tabel 9.2.

Indien uit deze analyses blijkt dat gezinnen met een gemengd of kant-en-klaar gericht

voedingspatroon in hun tafelgebruiken nauwelijks verschillen van gezinnen met een meer

conventioneel voedingspatroon, en dus geen maaltijdgebruiken hebben die neigen naar ‘grazen’

(d.w.z. de-structuratie en individualisering), dan vind ik bevestiging dat gemaksvoeding zich met

succes in de maaltijdstructuur heeft geïntegreerd en geen bedreiging vormt voor de

‘vertrouwde’ maaltijdstructuren en het sociale belang van de maaltijd. Bijkomend, onderzoek ik

of de consumptie van gemaksvoeding in dat geval een grotere impact heeft op de

kookgewoonten, dan op de eetgewoonten. Echter, indien de resultaten aantonen dat in gezinnen

die meer gemaksvoeding kopen wel significant meer sprake is van geïndividualiseerde en

minder conventionele maaltijdpatronen, dan vind ik bevestiging voor de these dat

gemaksvoeding de conventionele maaltijdstructuur ondermijnt.

Resultaten

Zoals blijkt uit de resultaten in tabel 9.2 kan maar weinig of geen bevestiging gevonden worden

dat gezinnen met een meer uitgesproken voorkeur voor gemaksvoeding, minder

gestructureerde en meer geïndividualiseerde eetpatronen hebben. In tegenstelling tot wat

auteurs van de pessimistische stroming verkondigen, verschillen de maaltijdsituaties van deze

gezinnen, niet significant van gezinnen die meer conventioneel in hun voedingskeuzes zijn. Wat

mensen eten (bijv. het hebben van een grotere voorkeur voor onbewerkt of kant-en-klaar) heeft

weinig of geen invloed op hun tafelgewoonten (bijv. de onderstaande getuigenissen van Simone

en Helena). Dit bevestigt dat gemaksvoeding veeleer een middel is dat de maaltijdstructuur

ondersteunt of althans niet bedreigt. Op basis van deze cijfers kan worden geconcludeerd dat

gemaksvoeding zich niet enkel met succes in onze cuisine heeft genesteld (zie hoofdstuk 5),

maar ook in de bestaande maaltijdstructuur.

Daarentegen wijzen de resultaten in de eerste kolom van tabel 9.2 op een duidelijk verschil in de

keuken. Gezinnen met procentueel hogere uitgaven aan gemaksvoeding nemen het minste tijd

om zelf te koken, dan gezinnen die meer conventioneel zijn of een gemengd voedingspatroon

hebben. In tegenstelling tot deze laatsten, hangt een hogere consumptie van gemaksvoeding

Page 236: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

samen met het vaker kopen van voedsel dat snel klaar is (o.a. fastfood) en uit eten gaan (tabel

9.3 en laatste kolom in tabel 9.2). De resultaten bevestigen de vermoedens uit hoofdstuk 5, dat

gezinnen met een conventioneel voedingspatroon de meeste tijd in de keuken spenderen

(gevolgd door gezinnen met een gemengd voedingspatroon) en voornamelijk thuis eten.

Samengevat, kan gesteld worden dat een hogere consumptie van gemaksvoeding vooral invloed

heeft op wat gegeten wordt en de kookstructuur, maar daarentegen weinig of geen effect hebben

op de maaltijdcontext (waar, met wie en wanneer gegeten wordt). Gemiddeld genomen zijn onze

maaltijdgewoonten nog steeds in sterke mate gestructureerd (zie ook tabel 9.1), ongeacht (of

misschien wel net dankzij) de voedingskeuzes en de kookgebruiken van gezinnen.

GEMAKSVOEDING EN DE MAALTIJDSTRUCTUUR

Simone kookt 4 à 5 keer per week. Ze hecht veel belang aan het dagelijkse ritueel

samen te eten met haar gezin. Doorgaans brengen ze 3 kwartier tot 1 uur door

aan tafel. Zelfs op vrijdagavond, wanneer gebruikelijk een kant-en-klare pizza

gegeten wordt, blijft Simone er belang aan hechten samen aan tafel te eten. Ze

vertelt:

“Ja, we zitten dan ook aan tafel. Ook al is het een gemakkelijke maaltijd, we eten dat niet voor de

televisie.”

Ook in het gezin van Helena heeft het in huis halen van gemaksvoeding weinig of

geen invloed op de tafelgewoonten. Toch hecht ze meer belang aan het samen

eten met haar gezin naarmate ze meer tijd en werk in het koken heeft gestoken.

Ze vertelt:

“Het samen aan tafel zitten vind ik heel belangrijk. Absoluut. Het is iets waar we echt op moeten

hameren. Want, ja, die [kinderen] staan constant recht en die lopen voortdurend rond. Ik vind dat heel

vervelend. Ik, zit graag aan tafel en babbel. Dus daar zit ik heel erg op te hameren dat er aan tafel

rustig gegeten wordt en dat iedereen zijn tijd neemt om rustig te eten en een beetje te babbelen. Als we

gemaksvoeding eten, ga ik minder hameren dat we allemaal gezellig aan tafel zitten. We gaan nog altijd

aan tafel zitten en dergelijke, maar als die maaltijd op 10 minuten voorbij is, dan heb ik er eigenlijk geen

probleem mee. Bij manier van spreken. Als ik zelf kook dan wil ik dat ze stil zitten en ervan genieten.”

Page 237: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 8

221

De analyse toont aan dat niet alleen de voedingskeuzes van gezinnen maar ook de context van de

dag18 en de sociale achtergrond, de mate bepalen waarin mensen meer of minder conventioneel

in hun kook- en eetgedrag zijn.

Tijdens de (werk-)week is de maaltijd een minder sociaal en gestructureerd gebeuren en wordt

vaker sneller, tussendoor, soms ook voor de televisie of alleen gegeten, terwijl er tijdens het

weekend een duidelijke inhaalbeweging is, en mensen meer tijd nemen om langer, samen en op

vaste eettijden te tafelen. Het sociaal-culturele aspect komt dus meer tot uiting tijdens het

weekend. Dit strookt met de vaststellingen van Mestdag (2007b), ondanks het feit dat ik dit op

een andere manier onderzocht heb. De bevindingen wijzen niet op een significant verschil in de

tijd die tijdens de week aan koken besteed wordt, vergeleken met het weekend (gelijkaardig aan

de bevindingen in hoofdstuk 6): tijdens de week en het weekend hebben mensen (o.a. los van

hun achtergrond) dezelfde kans om 40 minuten of langer in de keuken te staan (duidelijk

tegengesteld aan de getuigenis van Ellen).

Uit tabel 9.2 blijkt dat werkende gezinnen (bijv. Ellen), hoger geschoolde gezinnen en gezinnen

in de drukke of de meest actieve leeftijdsfase (kortom, gezinnen die het doorgaans drukker

hebben), minder tijd in de keuken spenderen en ook vaker buitenshuis eten. Dit sluit aan bij de

bevindingen uit tabel 9.3 waaruit blijkt dat deze sociale groepen vaker uit eten gaan en/of

fastfood consumeren. Bovendien wordt bij gezinnen die werken ook vaker alleen gegeten en is

ook het nuttigen van de maaltijd in hoger opgeleide gezinnen, vaker een haastige bedoening.

18 Voor tabel 9.3 kan dit niet worden nagegaan aangezien de data op maandniveau werden verzameld.

KOKEN TIJDENS DE WEEK

Ellen heeft het tijdens de week vaak te druk om zelf te koken. Ze ziet duidelijk een link

met haar werksituatie. Ze vertelt:

“Natuurlijk heb ik het gevoel dat ik het liever zelf zou willen klaarmaken, maar ik heb er gewoon de tijd niet

voor. Als ik moet beginnen aardappelen schillen, groentjes wassen en te snijden, … Ik heb daar gewoon de tijd

niet voor. En ik ben blij dat hij [haar zoon] eigenlijk al iets met groenten eet, zelfs als, als het uit de diepvries

komt. Moest ik nu deeltijds werken, dan zou ik elke avond vers eten klaarmaken. Dat is zeker, maar dat is nu

niet het geval, dus je moet ergens een compromis zoeken.”

Page 238: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

Daarentegen zijn niet-werkende gezinnen, lager opgeleide en oudere gezinnen, conventioneler

in hun kook- en eetgewoonten: ze koken vooral zelf en gaan ook minder uit eten (tevens af te

leiden uit tabel 9.3). Verder valt op dat vooral oudere gezinnen belang hechten aan het eten op

vaste tijdstippen (zoals eveneens vastgesteld in tabel 7.4 uit hoofdstuk 7). Hoe jonger het

gezinshoofd, hoe minder rekening wordt gehouden met de conventionele tijdstippen om te eten,

en al eens vaker voor de televisie wordt gegeten.

Wat het effect van gezinssituatie betreft, is de conventionele maaltijdstructuur, zoals verwacht,

het sterkst aanwezig bij gezinnen met kinderen (bijv. bij het gezin van Helena). Het is vooral in

deze gezinsvorm dat vaker thuis (tevens vast te stellen uit tabel 9.3), op vaste uren en samen

met het gezin aan tafel (niet voor de televisie) gegeten wordt, en ook de meeste tijd (nl. door de

vrouw) aan koken gespendeerd wordt. Alleenstaanden koken daarentegen minder uitgebreid en

eten door het gemis aan een maaltijdpartner vaker voor de televisie (de kans dat ze voor de

televisie eten is tweemaal zo groot tegenover samewonenden) en ongeacht de gebruikelijke

eettijden. Bovendien eten alleenstaanden ook minder vaak thuis. Uit tabel 9.3 blijkt dat er

nauwelijks verschillen zijn tussen de gezinstypes wat betreft de consumptie van fastfood: haast

iedereen heeft een gelijkaardige kans minstens een keer per maand fastfood te consumeren,

hoewel dit minder gebruikelijk is bij alleenwonende vrouwen. Deze laatste groep is ook minder

geneigd om (evenals gezinnen met kinderen en alleenstaande moeders) een hoog aandeel van

hun voedingsbudget aan restaurants te besteden, in vergelijking met koppels en ook

alleenstaande mannen.

Verder valt uit tabel 9.2 af te leiden dat mannen minder vaak thuis en op minder conventionele

uren dan vrouwen eten, en dat vrouwen daarentegen (evenals niet-werkende gezinnen) vaker

snacken.

Page 239: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 8

223

TABEL 9.2 DE INVLOED VAN GEMAKSVOEDING OP DE MAALTIJDSTRUCTUUR, GECONTROLEERD VOOR DE

CONTEXT VAN DE DAG EN SOCIALE ACHTERGROND (LOGISTISCHE REGRESSIE) (N=2830 gezinnen)

Da

ge

lijk

s

≥ 4

0 m

in

ko

ke

n

Sn

ack

en

A

lle

en

ete

n

Ha

ast

ig e

n s

ne

l

ete

n

Vo

or

de

TV

ete

n

Op

con

ve

nti

on

ele

ee

ttij

de

n e

ten

Th

uis

ete

n

Inte

rcep

t 2

,28

8 *

**

0,1

55

***

0

,48

3 *

**

0,6

58

***

0

,03

4 *

**

3,7

71

***

1

6,8

08

***

Da

g v

an

de

we

ek

(re

fca

t: w

ee

kd

ag

)

Wee

ken

dd

ag

0,9

58

1

,02

7

0,3

88

***

0

,51

6 *

**

0,5

76

***

1

,83

4 *

**

0,9

36

Ge

nd

er

(re

fca

t: v

rou

w)

Man

0

,11

4 *

**

0,6

75

***

0

,88

8

0,8

30

1

,13

1

0,8

51

**

0,7

77

***

So

cia

le a

chte

rgro

nd

Gez

inss

itu

ati

e (r

efca

t: k

op

pel

zo

nd

er k

ind

(ere

n))

All

een

staa

nd

0

,68

6 *

**

0,5

95

2

4,3

88

***

1

,08

4

2,1

13

***

0

,79

5 *

0

,60

3 *

**

Een

ou

der

gezi

n

1,0

27

0

,93

3

2,8

26

***

1

,09

0

0,7

31

1

,10

2

0,9

02

Ko

pp

el m

et k

ind

(-er

en)

1

,46

1 *

**

1,2

72

0

,81

9

1,1

60

0

,47

2 *

**

1,3

09

*

1,3

33

**

Wer

ksit

ua

tie

van

het

gez

in (

refc

at:

nie

t w

erke

nd

)

Min

sten

s ee

n w

erk

end

gez

insl

id

0,5

57

***

0

,69

8 *

1

,39

9 *

* 1

,07

7

0,9

17

0

,85

2

0,4

14

***

Lee

ftij

d g

ezin

sho

ofd

(re

fca

t: 6

5 o

f o

ud

er)

Jon

ger

dan

24

0

,67

0

0,2

83

0

,66

7

0,9

16

2

,59

8

0,2

57

***

0

,75

3

24

-44

0

,54

6 *

**

1,3

08

0

,55

8 *

**

1,0

96

1

,98

7 *

* 0

,41

2 *

**

0,5

46

***

45

-64

0

,77

0 *

1

,11

0

0,7

54

*

1,0

33

1

,78

6 *

* 0

,59

8 *

**

0,8

28

Op

leid

ing

sniv

eau

gez

insh

oo

fd (

refc

at:

laa

g)

Mid

den

0

,82

2 *

0

,75

0 *

0

,81

7

1,1

32

1

,17

8

0,9

80

0

,67

1 *

**

Ho

og

0

,75

7 *

**

0,9

17

0

,69

0 *

**

1,2

05

*

1,1

10

0

,94

3

0,5

62

***

Vo

ed

ing

svo

ork

eu

ren

Vo

edin

gsc

lust

ers

(ref

cat:

co

nve

nti

on

eel)

Gem

engd

0

,78

9 *

* 0

,89

2

0,9

38

1

,17

7

0,9

47

1

,11

2

0,9

87

Kan

t-en

-kla

ar g

eric

ht

0,4

04

***

0

,96

1

0,7

36

0

,88

1

1,2

26

1

,00

8

0,6

86

*

Min

imaa

l min

der

co

nve

nti

on

eel

0,6

10

**

1,0

94

1

,04

2

1,0

67

0

,65

8

0,7

68

0

,86

1

Cro

ss-l

ev

el

inte

ract

ies

Man

*all

een

staa

nd

4

,04

9 *

**

Man

*een

ou

der

gezi

n

4,4

38

***

Man

*Ko

pp

el m

et k

ind

(ere

n)

1,1

49

Go

od

ne

ss o

f fi

t (L

og

Lik

eli

ho

od

)

45

98

3

62

8

42

49

5

53

7

30

98

5

06

2

46

10

De

lev

el 1

-var

iab

elen

5

06

7

36

55

4

99

0

55

61

3

14

7

51

23

4

80

3

De

lev

el 1

- en

leve

l 2-v

aria

bel

en

47

63

3

64

0

49

87

5

55

4

31

46

5

11

9

47

92

De

lev

el 1

-, 2

- en

3-v

aria

bel

en (

geen

cro

ss-l

evel

inte

ract

ie)

46

40

36

28

42

49

55

37

30

98

50

62

46

10

Page 240: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

TABEL 9.3 DE INVLOED VAN GEMAKSVOEDING OP HET UITBESTEDEN VAN KOKEN, GECONTROLEERD VOOR

SOCIALE ACHTERGROND (LOGISTISCHE REGRESSIE) (N=2830)

Conclusie

Wie de literatuur over voeding overloopt, stelt vast dat er de laatste jaren veel aandacht is voor

de mate van verandering in voedingsgewoonten. De nadruk ligt dikwijls op gemaksvoeding en

haar impact op het kook- en eetgedrag. Hieromtrent bestaat heel wat onenigheid. Toch zijn het

aantal wetenschappelijke vaststellingen hierover niet evenredig meegegroeid, met de gestegen

belangstelling voor dit type van voeding. In dit hoofdstuk heb ik getracht deze leemte in de

literatuur op te vullen. In hoofdstuk 5 werd reeds geconcludeerd dat gemaksvoeding goed is

ingeburgerd in onze consumptiegewoonten. Toch blijken de meeste gezinnen geen extreme

gebruikers te zijn, in de zin dat nog vooral zelf gekookt wordt (al dan niet met semi-

gemaksvoeding). Op basis van mijn analyses in dit hoofdstuk vond ik indicaties dat

gemaksvoeding een ‘hulp’ is in huis, en een ondersteuning kan zijn voor de vertrouwde

maaltijdstructuur (vooral bij matige consumptie, nl. het gemengd voedingspatroon). Voor wat

Consumptie van fastfood en

takeaway

Hoge relatieve uitgaven

restaurantbezoek

Intercept 0,095 *** 0,268 ***

Sociale achtergrond

Gezinssituatie

(refcat: koppel zonder kind(-eren)

*

***

Alleenwonende man 0,864 1,113

Alleenwonende vrouw 0,755 * 0,624 ***

Alleenstaande vader 1,467 0,625

Alleenstaande moeder 0,771 0,371 ***

Koppel met kind(-eren) 1,084 0,405 ***

Werksituatie van het gezin

(refcat: niet werkend)

Minstens een werkend gezinslid 1,580 *** 2,150 ***

Leeftijd van het gezinshoofd

(refcat: 65 of ouder)

***

*

Jonger dan 24 1,440 0,219**

Tussen 24 en 44 jaar oud 2,311 *** 0,760

Tussen 45 en 64 jaar oud 1,364 * 0,777

Opleidingsniveau van het gezinshoofd

(refcat: laag)

***

***

Midden 1,842 *** 1,930 ***

Hoog 2,077 *** 2,740 ***

Voedingsvoorkeuren

Voedingsclusters

(refcat: conventioneel)

***

***

Gemengd 1,978 *** 1,271

Kant-en-klaar gericht 2,253 *** 2,079 ***

Minimaal minder conventioneel 1,732 * 1,843 **

Nagelkerke R2 15,4% 14,0%

*p≤0.05, **p≤0.01,***p≤0.001

Page 241: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 8

225

betreft dit laatste, heb ik de theoretische opvattingen van Mestdag (2007b) als basis genomen.

Het consumeren van gemaksvoeding houdt vooral verband met het uitbesteden van koken, en

het spenderen van minder tijd in de keuken, terwijl het daarentegen geen impact heeft op de

tafelgewoonten van mensen (waar, wanneer, hoelang en met wie gegeten wordt). De doorbraak

van gemaksvoeding impliceert zeker niet dat de collectieve tijdsordening gefragmenteerd of

individueler geworden is, dan wat vaak gevreesd wordt. Veeleer dan een ‘de-structuratie’, is

sprake van een ‘herstructuratie’ waarbij gemaksvoeding onderdeel is geworden van de

vertrouwde maaltijdstructuur. Het is dan ook vooral belangrijk rekening te houden met het

consumptiegedrag van mensen (wat ze koken en eten) in het bestuderen van de context en het

sociale belang van maaltijdgewoonten.

“The contents of our plates are probably going to change more than the idea of

sharing food with other human beings” (Mäkelä, 2009, p. 46).

De mate waarin kook- en eetgewoonten gestructureerd zijn, bleek in mijn analyses ook af te

hangen van de context van de dag en sociale achtergrond. Weekdagen verschillen duidelijk van

het weekend. Tijdens de week lijken mensen immers meer moeilijkheden te ondervinden met

het in praktijk brengen van de maaltijdidealen. Tijdens de week wordt al eens vaker een snack

genuttigd, voor de televisie of alleen gegeten. Daarnaast zijn ook vooral jongeren, gezinnen in de

drukke leeftijdsfase, werkende gezinnen en hoger opgeleide gezinnen, minder conventioneel in

hun kook- en tafelgewoonten. Bovendien ondersteunen mijn gegevens de these van de maaltijd

als symbool van het gezin. Zo is de maaltijd vooral een belangrijk sociaal, huiselijk en

gestructureerd gebeuren, in gezinnen met kinderen, in tegenstelling tot alleenstaanden die

minder koken, minder vaak thuis eten en individueler in hun eetgewoonten zijn (bijv. tijdstippen

van eten). Deze laatste vaststellingen (los van de impact van voedingskeuzes), liggen volledig in

lijn met de literatuur. Ondanks het feit dat de informatie omtrent de tijd die aan maaltijden

besteed wordt, slechts over een tweedagenregistratie gaat, vallen toch enkele significante

verschillen op die maken dat mijn bevindingen aannemelijk zijn.

Page 242: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

Page 243: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 9

227

9.

Conclusie OPZET, RELEVANTIE EN BELANGRIJKSTE CONCLUSIES, EN PISTES VOOR VERDER ONDERZOEK

Meals are a combination of the traditional, the contemporary, and the future, and they will

remain an exciting area for study and discussion.

H. L. Meiselman (2009: 33), Meals in science and practice

Uitgangspunt van dit onderzoek

Onze voeding beheerst wellicht niet elk aspect van het dagelijks leven, maar niemand kan

ontkennen dat boodschappen doen, koken, eten, afruimen en denken (piekeren, fantaseren,

ruziën, …) over voeding wezenlijk deel uitmaken van onze doordeweekse praktijken, gedachten

en gesprekken. Dat inzicht volstaat ruim om het grote belang van voeding als een sociologisch

studieobject te waarderen en zelfs koesteren, wat ten overvloede blijkt uit de internationale

literatuur van de jongste jaren (zie infra). Variabelen als geslacht, leeftijd, gezinssituatie of

opleidingsniveau onderstrepen de rijkdom en diversiteit van het onderwerp. De koppeling van

tijdsgebruik en gezinsuitgaven aan voeding maakt de aandacht voor voeding bijzonder concreet.

Dàt is waaraan dit proefschrift is gewijd: het belicht de zogenaamde gemaksvoeding die kan

worden beschouwd als een synthese van zeer verscheiden korte- en

langetermijnontwikkelingen in produktie en consumptie en bijgevolg als een proxy van

maatschappelijke ontwikkelingen die koken en eten overstijgen.

Page 244: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

De opmars van gemaksvoeding

Wegens het toenemend belang van gemaksvoeding is deze in recente decennia een belangrijk

studiethema geworden. Al sinds de jaren 1920 kreeg ze interesse vanuit academische hoek, met

een opvallende toename omstreeks 1970, tegelijk met de opkomst van diepvriesproducten. Toch

is het vooral sinds de eeuwwisseling, dat ze mede door haar alsmaar nadrukkelijke

aanwezigheid een stevige plaats in onderzoek is gaan innemen (Scholliers, 2015a). Haar omvang

maakt haar tot een veelbesproken thematiek. Internationaal vormen haar opkomst en evolutie

een van de belangrijkste aandachtspunten in het verhaal van veranderende voedings- en

levensgewoonten.

Tal van studies hebben zich over gemaksvoeding gebogen en zijn op zoek gegaan naar

verklaringen over haar ontstaan en geschiedenis, de complexiteit van haar definitie, de mate

waarin ze deel is gaan uitmaken van de alledaagse kook-, eet-, leefgewoonten, wat ze betekent,

en wie dit type van voeding consumeert. Toch ontbreekt een geïntegreerde aanpak. Bij vele

studies is de aandacht vaak eenzijdig gericht op de voedingsmiddelen of op de consument en zijn

€kook- en eetgedrag of percepties. Er is te weinig oog voor de wisselwerking tussen elk van deze

elementen. Nochtans is dit cruciaal voor een goed begrip van een voedingstendens die

onderwerp vormt van een actueel debat. Kortom, de studie naar gemaksvoeding betreft een

complexe materie en vraagt bijgevolg een brede benadering. In mijn proefschrift heb ik getracht

inzichten te verwerven over de rol van gemaksvoeding in onze keuken, maaltijdstructuur,

tijdsgebruik en bestedingspatroon, met de bedoeling meer eenduidigheid te brengen in de vele

en vaak negatieve speculaties over gemaksvoeding.

In academische kringen weerklinken nu en dan echo’s van bezorgdheid wegens de toename van

de snelle hap, zelfs in die mate dat gesproken wordt van evolutie naar een “gemakssamenleving”

(Jeurissen & Pater, 2007, p. 109). De media doen daar nog een schep bovenop en berichten

geregeld over ‘de verhaasting’ in onze voedingsgewoonten. Vaak wordt met een beschuldigende

vinger gewezen op de sterke opkomst van gemaksvoeding. Dit “snelle voedsel” (Fresco, 2012, p.

467) zou de rol van de huiskok overbodig maken, de transitie naar een snackcultuur inluiden, de

gezinsmaaltijd vervangen en de individualisering concretiseren: ‘graasgedrag’ in een haastige

maatschappij. Gemak wordt als “het nieuwe toverwoord” gezien, meldt De Standaard

(16/03/2008, p. 10). Gemaksvoeding zou het nieuwe ‘goochelmiddel’ zijn voor een generatie

consumenten “die alles tegelijk wil: carrière maken, een goede partner en een aanwezige ouder

zijn en nog wat tijd overhouden voor zichzelf”. “Waarom moeilijk doen, als het makkelijk kan?”,

luidde een vraag in Weekend Knack (27/04/2005, p. 148). Met de hulp van gemaksvoeding zou

koken “hokus pokus” zijn: een manier van “koken zonder te koken” (ibid.). In tijden waarin

mensen alsmaar minder in de keuken staan, zou gemaksvoeding “troef” zijn (Weekend Knack,

Page 245: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 9

229

07/12/2005, p. 116), en een van de belangrijkste groeipolen van de voedingsindustrie vormen

(Trends, 28/01/2010). Dit werd ook sterk onderlijnd in De Standaard (10/07/2015, p. 5): “De

boodschap dat de snelle hap een uitkomst en tijdsbesparing is, wordt voor zoete koek geslikt.”

Volgens trendwatchers zouden we met zijn allen ten prooi vallen aan gemaksvoeding. In

hoeverre strookt deze honger naar gemaksvoeding ook effectief met de realiteit?

Gemaksvoeding is sterk aanwezig, en haar gamma breidt steeds meer uit, maar betekent dit dat

ze onze manier van koken en eten helemaal overheerst?

Tot nog toe blijven antwoorden op deze vragen beperkt tot uitspraken die amper

wetenschappelijk gefundeerd zijn. Ook in de internationale literatuur blijft het vaak bij

assumpties. Ondanks het feit dat de meeste auteurs zich negatief uitlaten over de huidige

voedingsgewoonten (o.a. overgewicht of verdwijnen van commensaliteit) en gemaksvoeding

zien als (de) oorzaak van deze achteruitgang, zijn de meningen hierover verdeeld. Sommige

auteurs beschouwen de opkomst van gemaksvoeding positief en zien haar niet als een

bedreiging, maar als een efficiënt hulpmiddel bij het behoud van de maaltijdgewoonten.

Als gevolg van deze discussie ben in deze studie nagegaan in hoeverre de hoger geschetste

bezorgdheid een objectieve afspiegeling is van de alledaagse kook- en eetgewoonten van Belgen.

Kan er gesproken worden van ‘koken zonder te koken’? Hoeveel tijd wordt nog in de keuken

doorgebracht, en wat betekent koken voor de meeste mensen? Wordt gemaksvoeding werkelijk

als ‘zoete koek geslikt’? Bestaat koken nog louter uit het opwarmen van bereide voedingswaren?

De hamvraag luidde tot op welke hoogte gemaksvoeding met de conventionele kook-en

eetstructuren strookt, of er tegen indruist. Het doel van dit onderzoek was na te gaan hoe

gemaksvoeding haar weg vond in de Belgische keuken en welke impact zij had op de

maaltijdstructuur, kook- en tafelgewoonten.

Om gemaksvoeding te duiden, was het onontbeerlijk rekening te houden met de

maatschappelijke ontwikkelingen uit de laatste decennia en stond ik stil bij het ontstaan en de

evolutie van gemaksvoeding en de daarmee gepaard gaande veranderingen en gevolgen op wat

en hoe we koken en eten. Dit heb ik bestudeerd tegen de achtergrond van de huidige hype rond

koken en de reactie op de zogenaamde verhaasting van de samenleving (de ‘onthaasting’ via

slow food en slow cooking).

Page 246: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

Focus van dit onderzoek

Een nieuwe bijdrage tot de voedingsliteratuur

Dit onderzoek was een vervolg op het proefschrift van Mestdag (2007b). Zij onderzocht in welke

mate maaltijden gebonden zijn aan vaste structuur, regels en afspraken. Zij besloot de these van

gastro-anomie te verwerpen en stelde dat maaltijden duidelijke normen volgen met betrekking

tot tijd, plaats en gezelschap. Gemiddeld genomen bleken onze eetgewoonten in de jaren 1990

en 2000 nog sterk gestructureerd. Er wordt (nog steeds) meestal thuis, op vaste uren en samen

met anderen aan tafel gegeten, hoewel enkele veranderingen niet te ontkennen zijn. Zo wordt

vaker dan vroeger een maaltijd overgeslagen, alleen, tussendoor of buitenshuis gegeten. De

impact van gemaksvoeding, die volgens de literatuur een doorslaggevende rol zou spelen, werd

echter niet bekeken. Mestdag heeft onderzoek gedaan naar hoe voeding genuttigd en maaltijden

georganiseerd worden, maar niet naar wat gegeten wordt, hoe en door wie dat voedsel bereid

wordt, en welke veranderingen daarin zijn gebeurd. Het is niet omdat onze eetgewoonten nog

aan duidelijke routines en structuren gebonden zijn (zoals geconcludeerd door Mestdag) dat de

opkomst van gemaksvoeding deze maaltijdstructuur ongemoeid zou laten. Gemaksvoeding kan

gedestructureerde eetgewoonten of individueel snackgedrag in de hand werken. Daarnaast is

ook haar impact op de structuur van koken niet duidelijk.

Dit onderzoek legt het accent op de tweede helft van de 20e en het begin van de 21e eeuw. Deze

periode wordt gekenmerkt door vele en snelle veranderingen van de hele voedselketen (‘from

farm to plate’). Om te beginnen zijn er de radicale veranderingen in de voedingsindustrie en het

voedingsaanbod (nutritional transition), met een overvloed aan keuzes en ‘nieuwe’ trends

(Grigg, 1995). De gemaksvoeding staat symbool voor een van de laatste en meest grootschalige

ontwikkelingen in de commercialisering van de voedselketen. Veranderingen in de structuur van

de bevolking (zoals de toename van het aantal eenpersoonshuishoudens, de hogere

arbeidsmarktparticipatie van vrouwen, het groter aantal tweeverdieners, de gestegen prestatie-

en tijdsdruk) en verschuivingen in sociale normen en verwachtingen (zoals de verdeling van

taken tussen man en vrouw, of het belang van vrije tijd) zijn andere factoren die de

voedingsgewoonten hebben gewijzigd. Steeds vaker duiken vragen op omtrent de impact van

deze veranderingen op voedingsgewoonten, met zelfs een onderliggende ongerustheid omtrent

sociale cohesie of kwaliteit van voedsel (gerelateerd aan gezondheid). Deze ongerustheid ligt

mee aan de basis van mijn onderzoek.

Page 247: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 9

231

Een techniek van gemengde methoden

Om een antwoord op mijn vragen te formuleren had ik nood aan betrouwbare data over de

voedingsgewoonten van mensen uit verschillende lagen van de bevolking. In de Belgische tijd-

en huishoudbudgetdata vond ik de geschikte informatie, geregistreerd door middel van

dagboekjes. Deze dagboekdata zijn ideaal om een accurate kijk te krijgen op het leven ‘zoals het

geleefd wordt’ (Bolger, Davis, & Rafaeli, 2003). Dit was uiterst belangrijk. Gemaksvoeding heeft

vaak een negatief imago, wat respondenten zou kunnen beïnvloeden in hun antwoorden.

Daarnaast zijn voeding, koken en eten zo banaal dat de meeste mensen moeite hebben deze

activiteiten correct te omschrijven (bijv. in te schatten hoe vaak ze in de keuken werken,

opruimen of eten, bepaalde voedingsmiddelen consumeren, samen met het gezin eten, op welke

tijdstippen ze dat doen en zo verder). Bovendien is er vaak een verschil tussen perceptie en

gedrag. De literatuur spreekt over de teloorgang van het thuis koken of over een culinaire

deskilling (Jaffe, 2015), terwijl er nog nooit zoveel kookboeken werden verkocht of

kookprogramma’s bekeken. Hoe vertaalt deze belangstelling voor koken zich in de alledaagse

praktijk? Daarvoor zijn data vereist, die zo nauwkeurig mogelijk de werkelijkheid benaderen.

Eerder onderzoek leert dat dagboekdata, die tijd en bestedingen meten, daaraan het best

tegemoetkomen, vergeleken met frequentievragenlijsten of interviews. Bovendien geven

dagboekdata de mogelijkheid om het verband tussen gewoonten te bestuderen (m.b.t. wie, wat,

waar, wanneer en hoe) en om de rol van gemaksvoeding in onze kook- en eetgewoonten vorm

en betekenis te geven. Uit de sociologische literatuur over voeding blijkt de dringende vraag

voor aandacht voor de ‘context’ van voeding, waarbij ik Sargant volg:

“Practices of food consumption are not islands but can be seen in terms of chains of

practices where practices are embedded within sets of other, adjacent practices”

(2014, p. 32).

Om de voedingsgewoonten zo goed mogelijk te contextualiseren heb ik rekening gehouden met

(1) de maatschappij, haar tijdgeest en ontwikkelingen, en veranderingen in de

voedingsindustrie; (2) de situationele context van het handelen (wat, waar, wanneer en hoe); (3)

het individu als ‘participant’, zijn sociale achtergrond en gezinscontext. Hiervoor heb ik de

principes van een ‘praktijkgebaseerde benadering’ als leidraad genomen. Deze benadering gaf

mij de nodige inspiratie om op een originele manier met de dagboekgegevens om te gaan. Om dit

te realiseren was de combinatie met theorie (zie verder) noodzakelijk. Tegelijkertijd biedt de

abstractiegraad van de praktijkgebaseerde benadering een voedingsbodem voor creativiteit en

nieuwe ideeën. Dit laatste hoop ik te hebben bewezen door de typologieën die ik gebruikt heb

om ‘van onderuit’ patronen in het voedingsgedrag te onderkennen, pas naderhand te bestuderen

Page 248: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

hoe deze eigen zijn aan bepaalde sociale groepen. Ondanks het feit dat deze benaderingswijze de

mogelijkheid gaf om een idee te krijgen van betekenissen van voedingsconsumptie en koken,

bleef de klemtoon liggen op voedselpraktijken weergegeven door zeer concrete data over tijd en

bestedingen.

Om de betekenissen en het (veranderende) discours rond (gemaks-)voeding en koken, dieper

uit te spitten, maakte ik gebruik van kwalitatief onderzoek. Ik heb me daarvoor gebaseerd op

enkele actuele diepte-interviews en de unieke informatie die voedingsreclame herbergt, onder

meer over de sociale en culturele normen van een samenleving. De inbreng van kwalitatief

onderzoek bleek niet alleen erg zinvol maar uitermate relevant. Zo gaven de interviews en de

voedingsreclame de nodige achtergrond bij de interpretatie van de dagboekgegevens, naast een

indicatie van de keuzeprocessen, en beweegredenen achter voedingsgewoonten.

Het begrip ‘gemaksvoeding’

Gemaksvoeding is een fenomeen waarover veel gesproken, geschreven en naar verwezen wordt,

hoewel niet altijd specifiek met deze term, ook al omdat hij niet volledig ingeburgerd is in de

Nederlandse taal (althans toch minder dan de overeenkomstige Engelse term convenience food).

Echter, net als het geval is bij de Engelse term, bestaat onduidelijkheid over wat ‘gemaksvoeding’

betekent. Volgens Fresco (2012, p. 109) is brood de vorm van gemaksvoeding “avant la lettre”.

Uit mijn studie blijkt dat de broodmaaltijd een grote plaats inneemt in onze eetpatronen, maar

als brood gemaksvoeding is, dan is haast alles gemaksvoeding (ook melk in karton, vers

versneden vleeswaren, bloem of boter) en zou de conclusie van dit proefschrift luiden dat

gemaksvoeding onze eetgewoonten overheerst. Zoals Scholliers (2015a, p. 4) stelt, betreft dit

“an extremely long-term view on convenience foods” die nog maar weinig verklarende waarde

heeft voor onderzoek naar de recente en huidige omvang van gemaksvoeding, en haar gevolgen

op de wijze van koken en eten. Toch bestaat er geen consensus over de precieze invulling van de

term. De discussie kan zelfs zo ver gaan dat de vraag kan gesteld worden of gezinsleden die

slechts hun voeten onder de tafel hoeven te schuiven niet iedere dag ‘gemaksvoeding’ hebben en

of ook druiven zonder pit niet een vorm van ‘gemaksvoeding’ zijn. Naar mijn mening is er een

verschil tussen ‘gemakkelijjk eten’ en ‘gemaksvoeding’. Omwille van deze complexiteit heb ik in

dit onderzoek veel aandacht besteed aan het probleem van definiëring, door gemaksvoeding

eerst historisch te situeren, haar evolutie te kaderen en toe te lichten (bijv. via de analyse van

voedingsreclame), en ook een beroep te doen op definities die reeds in de literatuur verschenen

zijn. De definitie die ik uiteindelijk gebruikt heb (zoals beschreven in hoofdstuk 5), steunt in

grote mate op de classificatie van gemaksvoeding, opgesteld door Jens Bonke. Ik heb me

Page 249: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 9

233

eveneens laten inspireren door theorieën over de hypermoderne betekenis van gemaksvoeding,

als een flexibele oplossing van eten in de keuken (Sheely, 2008; Shove & Southerton, 2000).

Classificaties geven nooit een volledige weergave van de werkelijkheid, maar zijn wel een middel

om er greep op te krijgen, en fenomenen zoals gemaksvoeding ‘zichtbaar’ te maken. Ook in deze

studie meen ik een classificatie uitgewerkt te hebben, die vooral voor dit onderzoek van belang

en bruikbaar was om gemaksvoeding in ‘de totale context’ van de voedingsuitgaven van

consumenten te plaatsen. Toch kan deze classificatie ook ter inspiratie dienen voor verder

onderzoek. Dat blijkt uit een recent artikel van Jackson en Viehoff (2015) waarin ze als een

bruikbaar instrument wordt voorgesteld dat helderheid kan scheppen in de complexiteit van het

begrip gemaksvoeding.

Wat en hoe gekookt en gegeten wordt

Niettegenstaande de bijzondere aandacht voor context en de mixed methods-benadering, ligt de

belangrijkste bijdrage van dit onderzoek in het bestuderen van de relatie tussen wat mensen

koken en eten, en de manier waarop dit gebeurt. Dit lijkt evident, maar is het niet. Internationaal

bestaan maar slechts weinig data die diepgaande informatie verschaffen over zowel consumptie

als tijdsbesteding. In de koppeling van het Belgische huishoud- en tijdsbudgetonderzoek uit

2005 zag ik de unieke kans om deze samenhang te onderzoeken. Dit mag gerust een unicum

genoemd worden, want in de literatuur wordt dikwijls gewezen op de nood aan een

‘situatiegerichte’ benadering in voedingsonderzoek (Ahlgren et al., 2005; Jackson, 2013;

Marshall, 2005). Om het verband uit te klaren tussen ‘wat’ en ‘hoe’ mensen koken en eten

(anders gesteld: tussen consumptie en de ‘gebruikssituatie’) heb ik gesteund op de theoretische

inzichten van onder meer Michael Nicod (1979), en meer recent van Pasi Falk (1994) en David

Marshall (2005). Centraal staan ideeën hoe aspecten van (1) de structuur van maaltijden en (2)

voeding (van onbewerkt tot gemaksvoeding), vorm en betekenis geven aan verschillende

voedingspatronen, gedragingen en houdingen. Door mij in dit onderzoek specifiek op deze

samenhang te hebben toegelegd, hoop ik de betekenis van koken en gemaksvoeding in onze

voedingscultuur te hebben weerspiegeld, en de inzichten van deze auteurs concreet te hebben

gemaakt. Om deze doelstelling te verwezenlijken, werd het empirische luik van dit onderzoek

verdeeld in drie delen.

Het eerste deel ging in op de veranderingen, en de opkomst en intrede van gemaksvoeding in

onze voedingspatronen. Vervolgens werden in het tweede deel de veranderingen in de structuur

van koken en eten onderzocht, en de verschillende invullingen en betekenissen van koken

nagegaan, gekaderd binnen de mogelijke impact van gemaksvoeding. In het derde deel werd tot

Page 250: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

slot effectief ingegaan op de samenhang tussen de voedingskeuzes van mensen en hun manieren

van koken en eten, om zo het effect van gemaksvoeding te begrijpen op de wijze van koken en

eten. Het is vooral aan de hand van deze geïntegreerde benadering dat deze studie een bijdrage

levert aan eerder onderzoek dat gemaksvoeding vaak te eenzijdig en geïsoleerd benadert.

De belangrijkste bevindingen uit deze hoofdstukken breng ik in volgende paragraaf tot een

coherent verhaal. Vervolgens geef ik mijn visie op deze bevindingen en eindig ik met enkele

suggesties voor verder onderzoek.

Bevindingen

Gemaksvoeding in de (voedings-)cultuur

Gemaksvoeding is met succes onze voedingscultuur binnengedrongen. Zoals aangetoond in

hoofdstuk 4, is haar aanbod doorheen de jaren alsmaar uitgebreid, inspelend op (nieuwe)

behoeften van de samenleving. Op die manier hoop ik te hebben aangetoond hoe veranderingen

in de voedselketen een belangrijke grondslag in de (veranderende) maatschappij en cultuur

hebben. Gemaksvoeding is echter geen recent gegeven. Ontstaan vanuit voedselschaarste,

honger en noodzaak (bijv. in het kader van oorlog of de toename van de verstedelijking in het

begin van de 20e eeuw), is ze verder blijven ontwikkelen tot een belangrijk element in onze

alledaagse eetcultuur en zelfs drijfkracht achter het huidige (over)aanbod aan voeding. Montijn

(1991) kondigde enkele decennia geleden reeds een ware doorbraak van gemaksvoeding aan.

Dat lijkt sindsdien niet te zijn veranderd, of toch niet getemperd. Alle vormen van

gemaksvoeding samen, consumeert iedereen gemaksvoeding, weliswaar in meerdere of mindere

mate en met verschillende voorkeuren naargelang van allerlei sociale variabelen (hoofdstuk 5).

Volgens de cijfers (uit 2005) bestaat een duidelijk evenwicht tussen de consumptie van

gemaksvoeding (28% van het totale voedingsbudget) en niet-gemaksvoeding (30% van dat

budget). Dit duidt aan dat ondanks de veranderingen op het gebied van voeding, de consument

een middenweg bewandelt tussen het ‘conventionele’ en het ‘moderne’. Van ‘koken zonder te

koken’ is, zoals trendwatchers stellen, (nog) geen sprake. Gemiddeld wordt nog steeds een

groter deel van het voedingsbudget aan ingrediënten besteed (al dan niet gedeeltelijk of volledig

bewerkt) om te koken (36,1%), eerder dan aan bereide schotels (22,2%), waarvan 6,6% naar

kant-en-klaar in de supermarkt, en 15,6% naar eten buitenshuis (fastfood, takeaway, bars,

restaurants, …). Desondanks de opkomst van gemaksvoeding, is het thuis koken zeker niet

verdwenen. De ‘huisbereide’ maaltijd primeert nog steeds in de Belgische keuken, al dan niet

Page 251: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 9

235

klaargemaakt of samengesteld met onbewerkte of gedeeltelijk bewerkte producten (semi-

gemaksvoeding).

Toch mag niet voorbij worden gegaan aan het feit dat koken de voorbije decennia enkele

opvallende veranderingen heeft gekend, veel meer dan onze eetstructuur. Hoofdstuk 6 en 7

hebben aangetoond dat koken geëvolueerd is van een eenduidige activiteit die dagelijks door de

vrouw uit noodzaak of plicht gedragen werd, naar een activiteit met verschillende betekenissen

en nieuwe invullingen. De tijd die gemiddeld aan koken besteed wordt, is afgenomen, hoewel

niet in grote mate. Ondanks meer mogelijkheden die het thuis koken als het ware overbodig

maken (buitenshuis eten, kant-en-klare maaltijden die thuis opgewarmd kunnen worden,

afhaalmaaltijden, snacks, …), koken de meeste mensen nog steeds in hoge mate uit noodzaak,

wat soms verantwoord wordt door verantwoordelijkheidsgevoel. Van ‘hokus pokus in de

keuken’, zoals trendwatchers stellen, is absoluut geen sprake. Koken is misschien gemakkelijker

geworden, minder plichtmatig aangevoeld en meer flexibel, maar het is nog steeds een

belangrijke dagelijkse voedselpraktijk. Dat blijkt uit de tijd die (en dus ook het belang dat) er aan

besteed wordt, met name door koppels en gezinnen met kinderen. Koken mag dan wel in de

eerste plaats voor de meeste huiskoks als een noodzaak en verplichting aanvoelen, het is ook

een manier om anderen te plezieren of eventueel samen met anderen genoegen uit te halen.

Deze sociale betekenissen van koken verklaren waarom innovaties zoals het poedervoedsel

(zoals ingeleid in hoofdstuk 1) niet of amper aanslaan. Het dagelijkse koken is nog steeds vooral

een vrouwentaak, hoewel deze sinds 1966 verminderd is, ook omdat meer mannen erbij

betrokken zijn. Verklaringen voor deze evolutie kunnen gezocht worden niet enkel in de opmars

van gemaksvoeding, maar ook in de belangstelling voor koken als vrijetijdsbesteding, de

toegenomen arbeidsdeelname van vrouwen, de toename van eenpersoonshuishoudens, de

hogere combinatiedruk met als gevolg ook andere verwachtingspatronen over de

takenverdeling in het huishouden. Afwegen van al deze factoren is lang niet eenvoudig, maar

gemaksvoeding speelt niet alleen op zich een rol maar zou bijvoorbeeld ook van tel kunnen zijn

in de mate waarin mannen voor maaltijden zorgen.

Niettegenstaande de conventionele structuur van koken nog sterk aanwezig is, zijn er

veranderingen merkbaar. De ‘traditie’ van de (huis-)vrouw in de keuken is zeker niet

verdwenen, maar heeft plaats gemaakt voor andere kookgebruiken (bijv. mannen die helpen in

de keuken, koken als hobby, …). Zo is er, vergeleken met vroeger, meer sprake van variatie,

zowel op vlak van wie kookt, wat en hoe gekookt wordt. Dit illustreert het belang van koken niet

als een lexicale activiteit te onderzoeken, aangezien ze verschillende betekenissen en invullingen

kan hebben. Door de definitie van koken in dit onderzoek breed te houden, en alle activiteiten op

Page 252: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

te nemen gerelateerd aan het bereiden van voedsel, heb ik deze complexiteit kunnen weergeven.

Die benaderingswijze bleek ook waardevol in het bestuderen van voedingsconsumptie.

Keuze voor gemaksvoeding

Uit de analyses van hoofdstuk 5 blijkt dat er niet zoiets bestaat als enkel een ‘modern’ versus

‘conventioneel’ voedingstype. In werkelijkheid is dit meer complex. Dit is een bevinding die

reeds door Michael Pollan (2013) en andere auteurs (bijv. Short, 2006) werd benadrukt, maar

nooit werd onderzocht of met cijfers hard gemaakt. Met dit onderzoek heb ik getracht deze

complexiteit concreet te maken. Uit mijn onderzoek kwamen vier verschillende voedingstypes

naar voren, elk met een verschillend gebruik van gemaksvoeding.

Bij het merendeel van de respondenten (ongeveer 65%) is sprake van een evenwichtig of

gemengd voedingspatroon, weliswaar met een voorkeur voor koken en een ‘aanvullend’ gebruik

van gemaksvoeding. Dit betreft voornamelijk gezinnen met kinderen, die, zo bleek uit hoofdstuk

7, belang hechten aan het zorgaspect van koken, en daarbij gemaksvoeding soms als hulpmiddel

gebruiken. Ook in de interviews met moeders bleek dat het koken nog steeds de voorkeur

geniet, maar dat gemaksvoeding in sommige omstandigheden nodig en onvermijdelijk is, en

daarom aanvullend gebruikt wordt. In dat geval primeert het rationele denken boven de sociale

betekenis (‘hand taste’) van koken. Dat het koken vooral in dit gezinstype belangrijk is, komt

eveneens tot uiting in het feit dat ook mannen, wanneer het nodig is, bijspringen in de keuken.

Slechts bij een minderheid (ongeveer een achtste van de steekproef) is veeleer sprake van een

‘overmatige’ consumptie van gemaksvoeding. Dit type consumenten lijkt specifiek op zoek naar

snelle en gemakkelijke maaltijden. Ze spenderen een groter deel van het voedingsbudget aan

bereide schotels dan aan ingrediënten om zelf te koken. Dit gaat voornamelijk om werkende

gezinnen, maar ook om eenpersoonshuishoudens (in hoofdzaak mannen, en uitgezonderd

alleenstaande moeders) en jongere leeftijdsgroepen.

Daarentegen houdt 15% van de respondenten sterk vast aan de huisbereide maaltijd, in die

mate dat ze nauwelijks of niet uit eten gaan of kant-en-klare maaltijden kopen. Dit conventioneel

voedingspatroon komt vooral voor bij lager opgeleide gezinnen, oudere leeftijdsgroepen en niet-

werkende gezinnen. Soms wordt vergrijzing als een verklaring naar voren geschoven bij het

succes van gemaksvoeding, maar ik vond hiervan geen indicatie (misschien door de meer

’actieve’ graad van de respondenten), omdat ouderen doorgaans met onbewerkte producten

koken. Ondanks dat het moeilijk aan te tonen is, wijzen de resultaten toch in de richting van een

generatie-effect waarbij oudere leeftijdsgroepen meer prioriteit geven aan koken .

Page 253: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 9

237

Bij een overig klein percentage (7%) is er eveneens sprake van conventioneel consumptiegedrag

met een voorkeur voor onbewerkte en enkelvoudige ingrediënten, ondanks het feit dat ze, in

tegenstelling tot het net besproken voedingstype, iets minder vaak in de keuken staan, deels ook

door hun keuze voor gemaksvoeding, maar dan in de vorm van buitenshuis eten (bijv. fastfood,

takeaway, tavernes of restaurants). Deze voedingskeuzes kenmerken zich vooral bij

alleenwonenden (voornamelijk vrouwen) en lager opgeleide gezinnen.

Vooral belangrijk in dit onderzoek was het nagaan van de rol van gemaksvoeding in de relatie

tussen wat gekookt en gegeten wordt, en op welke manier deze relatie tot stand kwam. In

tegenstelling tot wat vaak wordt beweerd, is het eten van maaltijden, ongeacht de

voedingsvoorkeuren van gezinnen en de consumptie van gemaksvoeding, nog steeds sterk

gebonden aan vaste tijdstippen, regels en een sociale activiteit. De resultaten in hoofdstuk 8

nuanceren sterk de negatieve beeldvorming over gemaksvoeding als mogelijk risico voor de

verwaarlozing van maaltijdgewoonten. Uit dit onderzoek blijkt dat er geen verband bestaat

tussen het voedingsgemak van gemaksvoeding en alleen eten, graasgedrag of snacken. Studies

die zich enkel zouden toeleggen op data over voedingsconsumptie zouden daarom verkeerde

conclusies kunnen trekken. Ondanks, of zelfs dankzij, de groei van gemaksvoeding, zijn onze

eetgewoonten gestructureerd, zij het enigszins in een nieuw kleedje gestoken (d.w.z. met meer

gemaksvoeding, en veranderingen in de kookstructuur). Eerder dan een impact op de

tafelgewoonten, heeft gemaksvoeding vooral invloed op het koken. Een hogere consumptie van

gemaksvoeding gaat gepaard met minder tijd in de keuken. Omgekeerd kwam ik tot de

vaststelling dat in huishoudens die meer onbewerkte voedingsmiddelen kopen, langer in de

keuken wordt gestaan, en het koken minder uitbesteed wordt. Indien over verandering moet

gesproken worden, gaat het vooral over wat mensen eten, de inhoud van hun bord en hun

manieren van koken, veeleer dan het sociale aspect en de conventionele structuur van

maaltijden. Om Fjellström te parafraseren:

“Thus, it is not the question of eating together that is a problem of European

families in the beginning of the 21st century, but of what foods they decide to share

together in everyday life” (2009, p. 219) .

De resultaten in deze studie illustreren en bevestigen dat de cuisine meer flexibel en onderhevig

aan verandering is, dan de maaltijdstructuur (Bahr Bugge & Almås, 2006; Schrover, Mestdag,

van Otterloo, & Zeegers, 2005), dat er geen sprake is van een ‘de-structuratie’ maar van een

‘herstructuratie’ (Hébel, 2007; Kjaernes, Holm, Gronow, Mäkelä & Ekström, 2009). Evenzeer

stellen sommige auteurs dat er geen sprake is van een deskilling van koken, maar van een

reskilling (Jaffe, 2015). Dit illustreert hoe nieuwe ontwikkelingen een plaats krijgen in en

samensmelten met conventionele gebruiken en normen, om zo mogelijke negatieve gevoelens te

Page 254: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

vermijden. Deze bevindingen sluiten aan bij de inzichten van de paradox van de omnivoor, zoals

omschreven in hoofdstuk 2. De ‘huisbereide’ maaltijd is zeker niet verdwenen, maar heeft een

ander karakter gekregen met nieuwe manieren van koken en moderne technieken en producten.

Zoals Fjëllstrom (ibid.) het omschrijft, zijn het vooral de voedingskeuzes, maaltijdalternatieven

en eventueel de kookgebruiken die ter discussie moeten worden gesteld, veeleer dan het samen

eten, of de structuur van onze eetgewoonten die nog erg standvastig is.

Het belang van sociale achtergrond en levensfase

Toch is aandacht naar de context en structuur van eten niet onbelangrijk. Zo zijn verschillen

hierin, niet zozeer een weerspiegeling van verschillen in consumptiegedrag, en de keuze voor

gemaksvoeding, maar wel van sociale verschillen. Vooral in gezinnen met kinderen is sprake van

gestructureerde en regelmatige kook- en eetpatronen, gecontroleerd voor de invloed van

diverse voedingspatronen. Gemaksvoeding of niet, dit gezinstype eet meestal samen aan tafel.

Ook in het gezin van Simone wordt doorgaans samen aan tafel gegeten, ook wanneer het frietjes

zijn of afhaalpizza. Daarentegen eten eenpersoonshuishoudens eten minder vaak thuis, vaker

tijdens het televisiekijken, en op minder gebruikelijke tijdstippen. Ook in werkende gezinnen

wordt in vergelijking met niet-werkende gezinnen, minder tijd in de keuken doorgebracht, vaker

buitenshuis en alleen gegeten. Dit geldt in zekere mate ook voor hoger opgeleide gezinnen, die

ook vaker genoegen nemen met een snelle hap. Daarnaast staan ook jongere gezinnen minder

lang in de keuken, eten ze vaker uit huis, voor de televisie en op minder gebruikelijke

etenstijden. Oudere leeftijdsgroepen, lager opgeleiden, en niet-werkende gezinnen, zijn meer

conventioneel in hun voedingskeuzen, en in de structuur van hun kook- en eetgewoonten.

Gemaksvoeding: een ‘dubbel’ verhaal

Samenvattend kan gesteld worden dat gemaksvoeding een succes is, in de zin dat ze zich in de

voedingspatronen van iedereen heeft genesteld, hoewel bij sommigen meer en bij anderen

minder, maar dat van een dominantie of een evolutie naar een ‘gemakssamenleving' (nog) geen

sprake is. Zo wordt gemaksvoeding veeleer ‘aanvullend’ geconsumeerd, met (nog steeds) een

grotere voorkeur voor koken, veeleer dan het uitbesteden. We koken nog steeds vaker wel dan

niet, ondanks het feit dat vaak het tegendeel beweerd wordt. Deze bevindingen blijken uit cijfers

uit 2005. Enerzijds betekent de uitgebreide variatie aan eenvoudig te bereiden producten en

maaltijdalternatieven op het gebied van keuze, een vooruitgang en een rijke aanvulling aan het

voedselaanbod, ten opzichte van vroeger. Wie ook deze mening deelt, is Laudan (2001) die zelfs

Page 255: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 9

239

een pleidooi houdt voor gemaksvoeding. Wanneer het niet overmatig geconsumeerd wordt,

betekenen deze producten, een verrijking van onze keuken. Bij gebrek aan kookervaring, kan

toch een warme maaltijd gegeten worden, en kan gemaksvoeding eveneens de aanzet geven tot

(het leren) koken. Het biedt ook de mogelijkheid aan sommige ouderen, langer zelfstandig te

blijven. Het kan een manier zijn om nieuwe smaken te leren kennen, of meer variatie in het

wekelijks eetpatroon te brengen. Bovendien kan ze nuttig zijn om bij tijdsdruk, toch samen met

het gezin te kunnen eten, en het sociale aspect van de maaltijd te bewaren. Anderzijds maakt ze

mensen paradoxaal genoeg ook meer bewust van hun tijd (bijv. iemand die geen tijd heeft om

zelf met koken bezig te zijn, na te denken over wat te eten, …). Zo bekeken blijft ze het gevoel van

tijdsdruk verder ‘voeden’. Bovendien kan een hogere consumptie van gemaksvoeding, leiden tot

minder kennis van koken, minder controle op het voedsel, en een grotere afhankelijkheid van de

voedingssector (niet te vergeten, de gevoeligheid voor reclame), met mogelijke negatieve

gevolgen op fysiek, sociaal en ecologisch vlak. Voor beide standpunten valt iets te zeggen. Net

daarom moet deze evolutie blijven opgevolgd worden en met oog op begeleiding op maat van de

consument.

Interpretatie van de bevindingen

De bezorgdheid rond voeding, kreeg niet enkel aandacht in academische kringen. In het artikel

Voedingsbeleid: graag een programma! (Guggenbühl & Mollet, 2004), werd gehamerd op de nood

aan een nationaal beleidsplan. Als gevolg hiervan werd in december 2005, het Nationaal

Voedings- en Gezondheidsplan (NVGP) geïntroduceerd. Het NVGP richt zich onder meer op de

voedingsindustrie, met (indien nodig) de introductie van nieuwe normen inzake de productie,

samenstelling en de kwaliteit van voedingsmiddelen. De recente afspraken inzake zoutreductie,

zijn daar een voorbeeld van. Daarnaast richt het plan zich op de consument, mits het

samenstellen en verspreiden van een voedingsgids met praktische tips voor het brede publiek.

Aan de hand hiervan wil de overheid duidelijkheid scheppen in de complexiteit rondom de vraag

‘wat te eten’ en de consument helpen in het vinden van een gezonde middenweg. De gids legt de

nadruk op de context en de structuur van het nuttigen van maaltijden (bijv. het belang van

regelmaat, op vaste tijdstippen en aan tafel, rustig te eten) en op wat gegeten wordt (bijv. het

belang van een matige consumptie van zout). Gemaksvoeding wordt vaag omschreven als

“producten op de markt die het ons makkelijker maken en die ons tijd doen winnen”. “De uitdaging

bestaat erin”, zo staat geschreven, “deze tijdswinst maximaal te benutten zonder evenwel het

voedingsevenwicht in gevaar te brengen” (Het Nationaal Voedings- en Gezondheidsplan, 2015, p.

56). Haar consumptie wordt niet nefast beschouwd voor een evenwichtig voedingspatroon. Zo

Page 256: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

wordt bijvoorbeeld het belang van producten in blik benadrukt, die altijd voorhanden, goedkoop

en snel zijn, en nauwelijks of geen impact op de voedingswaarde hebben. Het gaat om het vinden

van een compromis. Dit wordt ook onderstreept door andere organisaties, zoals het NICE

voedingsinformatiecentrum. Mijn bevindingen suggereren dat de meerderheid van de bevolking

daar in slaagt. Slechts een kleine groep komt hier minder in tegemoet. Een evenwichtig

voedingspatroon is van belang voor onze gezondheid en welzijn, zo wordt gesteld in

verschillende voedingsadviezen. Overdaad schaadt. Om dat te vermijden, leert mijn onderzoek

dat het belangrijk is oog te hebben voor verschillende kook- en voedingsgebruiken, eigen aan

verschillende sociale groepen. Indien hier geen rekening moet worden, lopen campagnes en

interventies, het risico te individualistisch georiënteerd zijn, op de idee van vrije keuze en

individuele verantwoordelijkheid. Dit heeft tot gevolg dat de resultaten van vele campagnes

veeleer mager zijn. Daarbij volg ik Short:

“In order to change food and cooking practices, it’s necessary to focus on the food

and cooking culture in it’s entirety rather than on particular and discrete aspects of

it” (2006, p. 118).

Ook de voedingsgids is samengesteld uit enkele ‘steriele’ tips (bijv. eet tweemaal per week vis,

eet met regelmaat, niet gehaast, …) die uit hun context gehaald zijn, en dus niet voor iedereen

eenvoudig haalbaar zijn of belangrijk worden bevonden. Het is belangrijk rekening te houden

met de sociale en culturele invalshoek van voeding(-sgewoonten), afhankelijk van situatie tot

situatie (bijv. de samenstelling van het gezin, de aanwezigheid van partner of kinderen, …). Uit

mijn studie kwam naar voren dat alleenwonenden (mannen in het bijzonder), niet of minder de

moeite nemen om voor zichzelf te koken, het koken veeleer uitbesteden, en het minder nauw

nemen met een vaste structuur en regelmaat in hun eetgewoonten. Dit bevestigt dat de sociale

omkadering van het tafelritueel (commensaliteit), en de erkenning van het koken, belangrijker

zijn, dan het eten zelf. Dit vraagt om een mentaliteitswijziging en een verandering in

maatschappelijke perceptie, wat weliswaar niet evident is, gezien de vaak vastgeroeste

gewoonten van mensen. Pollan stelt:

“For is there any practice less selfish, any labor less alienated, any time less wasted,

than preparing something delicious and nourishing for people you love?” (2013, p.

23)

De vraag is of de argumenten van Pollan ook niet, en in het bijzonder, gelden wanneer mensen

voor zichzelf koken. Het zorgaspect, en het leveren van moeite om te koken, zijn minder

aanwezig wanneer er geen gasten of tafelgenoten zijn. Koken wordt dan veeleer een last,

noodzaak of een corvee (hoofdstuk 7), waardoor de stap naar gemaksvoeding gemakkelijker

wordt gezet. De gangbare beeldvorming over voeding blijft sterk sociaal of gezinsgericht. Denk

Page 257: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 9

241

maar aan de vele recepten die standaard gericht zijn voor vier personen. Ook de bevindingen in

dit onderzoek, tonen dat de huisbereide maaltijd vooral een belangrijk en gestructureerd

gebeuren is bij koppels en gezinnen met kinderen. Zonder normatief te willen zijn, zou het besef

moeten groeien dat koken en zorg dragen voor, niet enkel in de eerste plaats gericht is op

anderen, maar ook (en vooral) van belang is in individueel opzicht. Bewustmakingscampagnes

of interventies dienen rekening te houden met deze ‘contextgebondenheid’, om doelgericht te

kunnen werken (bijv. in het viseren van eenpersoonshuishoudens, maar bijvoorbeeld ook

jongeren, hoger opgeleiden of drukke tweeverdienersgezinnen).

Suggesties voor verder onderzoek

Het klinkt haast clichématig, maar hoe verder een onderzoek verloopt, hoe meer kennis er

verzameld wordt, hoe groter het besef dat nog meer te meten en te weten valt. De bevindingen

in dit onderzoek vormen een belangrijk begin van meer inzicht in de rol en betekenis van

gemaksvoeding in onze (voedings-)cultuur. Toch kwamen er tijdens de studie, aandachtspunten

naar voren die relevant zouden kunnen zijn voor verder onderzoek. Net zoals mijn onderzoek

verder heeft gebreid aan eerder onderzoek, hoop ik dat ook mijn bevindingen, het uitgangspunt

kunnen vormen tot verdere studie en uitwerking. In wat volgt, ga ik in op zowel de lacunes als

de verdiensten van deze studie, en wat deze leren voor toekomstig onderzoek.

Over de (gebruikte) data, analyses en benaderingswijzen

Ten eerste zou mijn studie gewonnen hebben met meer actuele gegevens. De bevindingen zijn

grotendeels gebaseerd op data die intussen een decennium oud zijn. Sinds het Belgisch

huishoudbudgetonderzoek uit 2005 is het aanbod en het marktaandeel van gemaksvoeding

ongetwijfeld toegenomen en veranderd op vlak van assortiment, kwaliteit en imago. Mogelijks is

de groep van gezinnen met een meer kant-en-klaar gericht voedingspatroon ook groter

geworden door de verdere toename van eenpersoonsgezinnen. Daarnaast kan afgevraagd

worden in hoeverre het recent toegenomen aanbod aan semi-gemaksvoeding, stilaan de meer

conventionele gezinnen aangesproken heeft. Marktonderzoek toont dat het succes van

gemaksvoeding vooral in maaltijdcomponenten zit, die de consument meer ‘vrijheid’ en

‘controle’ geven, en een gevoel van zelf te ‘koken’ (Witteveen, 2008, p. 8). Uit dit onderzoek blijkt

dat vooral de ingrediënten om te koken veranderen in tegenstelling tot de eigen inbreng bij het

koken (mixen, mengen, bewerken en experimenteren) die belangrijk blijft, mogelijk omwille van

de appreciatie of het zorgaspect of omdat koken, zoals Wrangham (2009) stelt, inherent is aan

Page 258: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

de mens en in onze natuur ligt. Het is de vraag of en in welke mate de recente veranderingen in

het aanbod van gemaksvoeding die inspelen op de beleving van koken, reeds een ander beeld

geven over haar omvang in onze voedingscultuur. Bovendien is het maar pas over de laatste tien

jaar dat de belangstelling voor koken gepopulariseerd is. Wellicht heeft ook dit impact gehad op

het percentage mannen dat kookt, en op de invulling en de beleving van koken. Het zou

interessant geweest zijn om meer recente data gehad te hebben. Hoewel de structuur van ons

maaltijdpatroon (waar, wanneer, en met wie we eten) vrij standvastig is, toont mijn onderzoek

aan dat de veranderingen daarentegen wel groter zijn, in wat we kopen, eten, wie dat kookt, en

op welke manier. Toch heb ik mij over een onderwerp gebogen, waarover weinig empirisch

materiaal bestaat. Ik heb dan ook de beste data gebruikt die vandaag voorhanden zijn om de

voedingskeuzes van consumenten in relatie tot hun dagelijkse kook- en eetpraktijken te

bestuderen. Daarbij hoop ik te hebben aangetoond dat dagboekdata zeer diepgaande informatie

kunnen verschaffen, zeker wanneer ze op het niveau van de activiteitenregistraties,

geanalyseerd worden. Bij herhaaldelijke metingen over de tijd, kunnen ze ook trends

blootleggen, zoals geïllustreerd in hoofdstuk 6. De literatuur over ‘praktijkgebaseerde

benaderingen’ gaf mij de inspiratie om op een andere, meer diepgaande manier naar deze data

te kijken, dan doorgaans het geval is (bijv. op geaggregeerd niveau, meestal exclusief gericht op

de hoofdcategorieën van tijd en bestedingen). Deze benaderingswijze biedt geen pasklaar

‘stappenplan’, maar reikt wel enkele aandachtspunten aan waarop dit huidig onderzoek

gesteund heeft (bijv. door vanuit het handelen van mensen, en de omringende context, bepaalde

gedragspatronen en structuren te vinden, en ook verandering te begrijpen).

Ten tweede heb ik een aantal elementen niet kunnen belichten, die vooral eigen zijn aan

‘secundaire analyses’ op data die niet speciaal voor dit onderzoek ontworpen werden. Wat

betreft de huishoudbudgetenquête zou het interessant geweest zijn om informatie gehad te

hebben over de koopmotieven. Gemaksvoeding wordt vaak in het verhaal van ‘tijdsdruk’

gekaderd, terwijl onderzoek toont dat we nog nooit zoveel vrije tijd hebben gehad (Moens, 2006;

Robinson, 1997). Gemaksvoeding heeft te maken met prioriteiten en het maken van keuzes. Mijn

onderzoek geeft al belangrijke aanwijzingen over haar rol in onze eetpatronen, maar niet over

haar gebruiksredenen (bijv. de impact van de kookkennis of de kookgelegenheid, de rol van

tijdsdruk, het niet weten wat te koken, het willen vermijden van keuzestress, de

nieuwsgierigheid om nieuwe producten te leren kennen, de tijd aan iets anders te willen

spenderen, …). Bovendien zou het interessant zijn om na te gaan in welke mate en op welke

manier gemaksvoeding voor de consument ook effectief convenience of voedingsgemak biedt

(bijv. snel en gemakkelijk te kiezen, kopen, bereiden, mee te nemen, eten, bewaren, …).

Page 259: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 9

243

Toekomstig onderzoek zou deze suggesties als startpunt kunnen nemen door gelijkaardige

dagboekdata te verzamelen (over tijdsgebruik en bestedingen), maar met de aandacht meer

expliciet op kook- en eetgewoonten (bijv. door extra dagboekvragen in te bouwen over de

maaltijden die klaargemaakt worden, de ingrediënten die gebruikt worden, eventueel de

kookapparatuur, de rol van de maaltijdsituatie, de motieven, …). In dit onderzoek heb ik deze

lacunes (gedeeltelijk) trachten op te vangen, door beroep te doen op een mixed methods-

benadering, en via kwalitatief onderzoek meer diepte en betekenis te geven aan de

kwantitatieve gegevens. Ik hoop te hebben aangetoond dat beide types van onderzoek elkaar

mooi aanvullen, én nodig zijn om tot een beter begrip te komen van complexe fenomenen. In dit

onderzoek heb ik beroep gedaan op de interviews van een studie uit 2012, met het nadeel dat de

interviews niet specifiek gericht waren op mijn vragen, en dat het ook enkel om moeders ging,

en er geen referentiegroep was. Toekomstig onderzoek zou de resultaten uit deze studie (bijv.

de verschillende typologieën of de definitie van gemaksvoeding) kunnen toetsen bij

verschillende sociale groepen, en zelfs bij voedingsproducenten, om te vragen naar hun

persoonlijke ervaringen en meningen. Op die manier zou ook verder gepeild kunnen worden

naar de subjectieve verschillen in de interpretatie van gemaksvoeding. Daarenboven zou een

internationaal comparatief onderzoek zinvol zijn om te bestuderen in hoeverre de door dit

onderzoek blootgelegde patronen van toepassing zijn in andere landen.

Over het onderzoeksonderwerp

Uit dit onderzoek heb ik geleerd dat nieuwe tijden synoniem staan voor nieuwe voeding, en dat

het verhaal van (gemaks-)voeding nog lang niet is uitgesproken. Gemaksvoeding is al jaren een

van de belangrijkste trends in voeding, en dat zal niet gauw veranderen. Gemaksvoeding is een

ontwikkeling die zichzelf in stand houdt, door ook in te spelen op de wisselwerking tussen het

bekende en het nieuwe. Om dit te illustreren kan worden verwezen naar de recent toegenomen

aandacht voor maaltijdpakketten (met bijv. kant-en-klare sauzen) die het principe van

gemaksvoeding trachten te verzoenen met de nog steeds grote voorkeur van de Belg om te

koken en tijd en keuzestress (beloven te) besparen door het aan huis geleverd pakket en recept.

Zelfs ‘bekende’ vormen van fastfood (bijv. hotdog, friet of hamburger) worden ‘veredeld’ door

sterrenchefs en een exclusief imago gegeven om op die manier gemaksvoeding nog meer te

verspreiden in onze voedingscultuur en in te spelen op het sterke verband tussen voeding en

identiteit. Gemaksvoeding is een fenomeen dat niet snel zal verdwijnen, aangezien ze steeds

nieuwe vormen aanneemt, volgens de noden, de levensstijl en de wensen van de consument. De

sleutel tot succes, ligt volgens mij dan ook in de flexibiliteit van het product: gemaksvoeding op

maat en volgens de noden van iedereen. Aangezien haar rol nog niet is uitgespeeld, blijft

Page 260: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

onderzoek naar gemaksvoeding, en haar invloed op onze voedingsgewoonten, essentieel. Toch

zijn er ook andere aspecten van ‘gemaksvoeding’ die niet in deze studie behandeld werden, maar

zeker de aandacht verdienen (zoals het thuis zelf bereiden van ‘gemaksvoeding’, het afleveren

van maaltijden of het gemak van verse ingrediëntenboxen aan huis en het eten bij vrienden of

familie, maaltijden op het werk, school, …). Bovendien toont dit onderzoek aan dat cuisine een

onderwerp is, waarbinnen veranderingen zich in een steeds sneller tempo voltrekken. Met

andere woorden, gemaksvoeding is een fenomeen, dat zeker de moeite, het werk en de tijd

waard is om als een geïsoleerd onderzoeksthema te onderzoeken en verregaande inzichten kan

opleveren. Inzicht in gemaksvoeding, biedt immers inzicht in het veranderende

maatschappelijke leven, in al haar facetten. Om te eindigen met de woorden van Jackson (2013,

p. 4), “… food serves as a powerful lens through which to examine wider changes in society”.

Page 261: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

Page 262: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

246

Page 263: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

247

Bijlagen

Page 264: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

Bijlage bij hoofdstuk 4

HET FINAAL CODEERSCHEMA (VORMGEVING)

Codewoorden Literatuur Omschrijving Frequentie van vermelding

1950 1960 1970 1980 1990

Soort(-en) gemaksvoeding

Open omschrijving

Vormgeving (Afbeelding van…)

Foto 3 28 31 28 30

Tekening 38 14 9 10 8

Product(-en)

Verpakking(-en) 40 38 40 37 39

Gerecht(-en) 20 28 25 22 23

Basisingrediënt(-en) 9 16 17 14 10

Natuurlijke setting Gerelateerd aan product 4 0 1 2 1

Natuurlijk

omgevingstafereel

Niet gerelateerd aan product 5 1 1 0 0

Productieproces 4 1 1 0 0

Personages

Vrouw(-en) 22 8 5 15 6

Producent(-en) (‘maker’[-s]) van

het product

6 0 0 0 0

Gebruiker(-s) (kopen) 3 0 0 0 0

Gebruiker(s-) (koken) 9 3 5 4 0

Gebruiker(s) (eten) 5 3 2 5 3

Raadt/raden het product aan

(zonder het te gebruiken)

5 1 0 0 2

Louter symbolisch 4 4 0 4 0

Man(-nen) 11 3 5 6 6

Producent(-en) (‘maker’[-s]) van

het product

3 1 1 0 1

Gebruiker(-s) (kopen) 0 0 0 0 0

Gebruiker(s-) (koken) 0 2 0 0 0

Gebruiker(s) (eten) 8 3 3 5 2

Raadt/raden het product aan

(zonder het te gebruiken)

0 0 2 0 0

Louter symbolisch 0 0 0 1 3

Jongen(-s) 6 3 4 1 3

Meisje(-s) 7 6 5 2 0

Gezinstypologie

Traditioneel

kostwinnersmodel

Verwijzing naar man als

kostwinner en vrouw als

huisvrouw en moeder

14 9 3 2 0

Consumptiesituatie

Eettafereel 12 7 5 4 5

Kooktafereel 4 0 3 0 1

Page 265: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

249

HET FINAAL CODEERSCHEMA (VERKOOPARGUMENTEN)

Codewoorden Literatuur Omschrijving Frequentie van vermelding

1950 1960 1970 1980 1990

Verkoopargumenten (Verwijzing naar…)

Vakmanschap Houtman et al.

(2010)

Vakmanschap, traditie en ambachtelijkheid (bijv.

‘klassiek’, artisanaal, ‘op grootmoeders wijze’)

2 9 4 7 5

Natuurvers Ibid. Zuiverhuid en natuurlijkheid (bijv. natuurlijke

herkomst)

8 15 12 13 15

Geografische herkomst Warde (1994) Geografische herkomst, origine en identiteit 6 11 4 6 3

Traditie Ibid. Traditie of ‘historische roots’ 4 0 0 2 0

Vertrouwd ‘Het’ bekende merk 15 8 12 11 1

Specialisatie De jarenlange ervaring of de specialist in het

productieproces

2 4 8 10 4

Uniek Ibid. Het exclusieve 4 3 1 4 2

Exotisch Ibid. 10 5 3 3 2

Nieuw Ibid. Het nieuwe, moderne, verbeterende en

innoverende

6 7 9 12 10

Afwisseling Het belang van variatie in eten 2 1 6 4 0

Luxe Ibid. Het extravagante 1 0 0 0 0

Huisbereide producten Vergelijking met huisbereid 5 6 6 1 2

Andere producten Vergelijking met andere merken, smaken of

producten

5 3 4 7 2

Variatie Andere smaken en producten in hetzelfde

‘productgamma’

24 24 22 23 19

Creativiteit Creativiteit en het belang van inspiratie 0 0 1 3 4

Kwaliteit De kwaliteit en de zorg van het productieproces 17 19 19 21 10

Gezondheid Ibid. De voedzaamheid en gezonde voeding 8 5 7 1 4

Voedingskracht De (genezende) kracht van producten (‘maakt

sterk’)

4 10 2 4 1

Voedingswaarde Ibid. Aantal calorieën, vetten en zoutgehalte 0 5 5 6 2

Voedingskwaliteit De kwaliteit van het product 17 17 14 11 18

Smaak De smaak, textuur en aroma 31 28 30 27 30

Gastronomisch Het culinaire en verfijnde 6 4 1 0 4

Voedingsgenot Ibid. Het genot van het eten 5 4 4 2 7

Het plezier van eten De gezelligheid van het tafelen 7 4 4 4 8

Producten volgens de

seizoenen

Volgrijp 7 4 2 2 1

Verkooppunten Melding van verkooppunten 6 1 1 0 0

Economisch Ibid. De prijs 6 2 2 0 0

Goedkoop Ibid. De financiële voordeligheid 13 2 3 4 0

Kortingsbonnen 0 1 0 0 3

Speciale acties Promoties, spaarpunten of wedstrijden 17 2 7 3 5

Succes Garantie op succes, om uitstekend en beter te

koken

4 10 11 5 9

Voorraadkast Goed om altijd in de voorraadkast te hebben 7 1 4 2 2

Gebruiksgemak Shove (2003) Comfort, efficiëntie en gebruiksgemak 14 8 10 9 9

Tijdswinst Ibid. Het besparen van tijd 16 8 6 4 9

Timing Ibid. Time management 2 3 3 0 0

Demonstratie Gebruiksaanwijzing, recepten, suggesties hoe het

te gebruiken

17 16 17 9 12

Verhaal Een verhaal dat in verband wordt gebracht met

het product

10 2 6 2 5

Altijd verkrijgbaar Seizoen gebondenheid 4 0 3 0 0

Experten advies ‘Professioneel’ advies (bijv. een chef-kok) 3 0 1 0 1

Persoonlijk advies (bijv.

familie of vrienden)

‘Persoonlijk’ advies (bijv. vrienden, familie of

andere consumenten)

6 0 0 0 0

Eigen inbreng Het belang van eigen inbreng 4 4 4 4 1

Page 266: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

Bijlage bij hoofdstuk 7 (constructie van de somschalen)

SOMSCHALEN (0-100)

Traditionele rolopvattingen

5 items

Best dat de vrouw het huishouden doet en de man de kost verdient

Wanneer er kleine kinderen zijn, stopt een vrouw beter met werken

Vrouwen zijn geschikter om kleine kinderen op te voeden dan mannen

Jongens kan je nu eenmaal wat vrijer opvoeden dan meisjes

Voor een meisje is het minder belangrijk dan voor een jongen om een goede schoolopleiding te

krijgen

Cronbach’s α ,760

Gemiddelde 35,1

Conventionele maaltijdstructuur 6 items

Het is belangrijke om op vaste tijdstippen te eten

Ik eet wanneer ik honger heb

Je kan evengoed eten terwijl je verder doet

Tussen maaltijden door eten hoort niet

Het is belangrijk om tijd te nemen om rustig te eten

Het stoort als anderen te laat zijn voor de maaltijd

Cronbach’s α ,674

Gemiddelde 61,97

Tijdsdruk

8 items

Ik moet meer doen dan ik wil

Ik heb nooit tijd voor mezelf

Er wordt meer van mij verwacht dan ik aankan

Ik raak nooit bijgewerkt

Er wordt teveel van mij verwacht

Ik heb geen tijd dingen te doen die ik moet doen

Een dag heeft te weinig uren

Ik moet dikwijls aangegane afspraken afzeggen

Cronbach’s α ,812

Gemiddelde 36,89

Page 267: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

Page 268: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

252

Page 269: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

253

Referentielijst

Aarseth, H., & Olsen, B. M. (2008). Food and

masculinity in dual-career couples.

Journal of Gender Studies, 17(4),

277–287.

Adler, T. (1981). Making pancakes on

Sunday: the male cook in family

tradition. Western Folklore, 40(1),

45–54.

Ahlgren, M. K., Gustafsson, J., & Hall, G.

(2005). The impact of the meal

situation on the consumption of

ready meals. International Journal of

Consumer Studies, 29(6), 485–492.

Albala, K. (2011). Food cultures of the world

encyclopedia. Oxford: Greenwood.

Albala, K., & Nafziger, R. N. (2010). The Lost

art of real cooking: rediscovering the

pleasures of traditional food one

recipe at a time. New York: Penguin

Group.

Ashley, B., Hollows, J., Jones, S., & Taylor, B.

(2004). Food and cultural studies.

London: Routledge.

Askegaard, S., & Madsen, T. K. (1998). The

local and the global: exploring traits

of homogeneity and heterogeneity in

European food cultures.

International Business Review, 7(6),

549–568.

Aupers, S., Houtman, D., & Roeland, J.

(2010). Authenticiteit. De culturele

obsessie met echt en onecht.

Sociologie, 6(2), 3–10.

Aveyard, H. (2014). Doing a literature review

in health and social care: a practical

guide (derde editie). Berkshire:

Open University Press.

Bahr Bugge, A. (2003). Cooking – as identity

work. In The 6th conference of the

European Sociological Association:

“aging societies, new sociology”, 23-

26 September. Murcia, Spain.

Bahr Bugge, A., & Almås, R. (2006).

Domestic dinner: representations

and practices of a proper meal

among young suburban mothers.

Journal of Consumer Culture, 6(2),

203–228.

Barthes, R. (2013 [1961]). Toward a

psychosociology of food

consumption. In C. Counihan & P.

Van Esterik (Red.), Food and culture:

a reader (pp. 23–30). New York:

Routledge.

Bava, C. M., Jaeger, S. R., & Park, J. (2007).

Constraints upon food provisioning

Page 270: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

practices in “busy” women’s lives:

trade-offs which demand

convenience. Appetite, 50(2-3), 486–

498.

BBC. (2013). Britain’s changing meat buying

habits. Geraadpleegd op 9 juni 2014

via http://www.bbc.com/news/uk-

21460452

Beagan, B., Chapman, G. E., Sylva, A. D., &

Bassett, B. R. (2008). It’s just easier

for me to do it: rationalizing the

family division of foodwork.

Sociology, 42(4), 653–671.

Beardsworth, A., & Keil, T. (1992).

Foodways in flux: from gastro-

anomy to menu pluralism. British

Food Journal, 94(7), 20–25.

Beardsworth, A., & Keil, T. (1997). Sociology

on the menu: an invitation to the

study of food and society. London:

Routledge.

Beauman, F. (2005). The pineapple: king of

fruits. London: Vintage Books.

Belasco, W. (2002a). Food matters:

perspectives on an emerging field. In

W. Belasco & P. Scranton (Red.),

Food nations: selling taste in

consumer societies (pp. 2–23). New

York: Routledge.

Belasco, W. (2002b). Future notes: the meal

in a pill. In C. M. Counihan (Red.),

Food in the USA: a reader (pp. 59–

72). New York: Routledge .

Belasco, W. (2007). Appetite for change: how

the counterculture took on the food

industry (tweede editie). New York:

Cornell University Press.

Belasco, W. (2008). Food: the key concepts.

Oxford: Berg.

Bell, D., & Valentine, G. (1997). Consuming

geographies: we are where we eat.

New York: Routledge.

Berendsen, M., & van Otterloo, A. (2002).

“Het gezinslaboratorium”. De

betwiste keuken en de wording van

de moderne “huisvrouw”. Tijdschrift

Voor Sociale Geschiedenis, 28(3),

301–322.

Bolger, N., Davis, A., & Rafaeli, E. (2003).

Diary methods: capturing life as it is

lived. Annual Review of Psychology,

54(1), 579–616.

Bonke, J. (1992). Choice of foods – allocation

of time and money, household

production and market services

[Working paper no 9]. Geraadpleegd

via

http://pure.au.dk/portal/files/3229

9500/wp09.pdf

Bonke, J. (1993). Choice of foods – allocation

of time and money, household

production and market services

[Working paper no 3]. Geraadpleegd

via

Page 271: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

255

http://pure.au.dk/portal/files/3229

9487/wp03.pdf

Bourdieu, P. (2013 [1979]). Distinction: a

social critique of the judgement of

taste (translated by Richard Nice). In

C. Counihan & P. Van Esterik (Red.),

Food and culture: a reader (derde

editie) (pp. 31–39). New York:

Routledge.

Bove, C., & Sobal, J. (2006). Foodwork in

newly married couples: making

family meals. Food Culture and

Society, 9(1), 69–89.

Boyatzis, R. E. (1998). Transforming

qualitative information: thematic

analysis and code development.

Cleveland: SAGE Publications.

Breedveld, K., & Van den Broek, A. (2003).

De meerkeuzemaatschappij. Facetten

van de temporele organisatie van

verplichtingen en voorzieningen. Den

Haag: Sociaal en Cultureel

Planbureau.

Brembeck, H. (2005). Home to McDonald’s.

The domestication of McDonald’s in

Sweden. In K. M. Ekstrom & H.

Brembeck (Red.), European

advances in consumer research (pp.

256–261). Goteborg: Association for

Consumer Research.

Brockman, C. (2014). Convenience food -

time-pressed Europeans seek

convenience. Geraadpleegd op 4

januari 2015 via

http://frozenfoodeurope.com/articl

e/reports/convenience-food-time-

pressed-europeans-seek-

convenience

Bruegel, M. (2002). How the French learned

to eat canned food. In W. Belasco &

P. Scranton (Red.), Food nations:

selling taste in consumer societies

(pp. 113–130). New York:

Routledge.

Brunner, T. A., van der Horst, K., & Siegrist,

M. (2010). Convenience food

products. Drivers for consumption.

Appetite, 55(3), 498–506.

Buckley, M., Cowan, C., & McCarthy, M.

(2007a). Consumer attitudes

towards convenience foods. In L.

Frewer & H. Van Trijp (Red.),

Understanding consumers of food

products (p. 200-220). Cambridge:

Woodhead Publishing Limited.

Buckley, M., Cowan, C., & McCarthy, M.

(2007b). The convenience food

market in Great Britain: convenience

food lifestyle (CFl) segments.

Appetite, 49(3), 600–617.

Burnett, J. (1989). Plenty and want: a social

history of food in England from 1815

to the present day (derde editie).

Oxon: Routledge.

Page 272: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

Candel, M. (2001). Consumers’ convenience

orientation towards meal

preparation: conceptualization and

measurement. Appetite, 36(1), 15–

28.

Capps, O., Tedford, J. R., & Havlicek, J.

(1985). Household demand for

convenience and nonconvenience

foods. American Journal of

Agricultural Economics, 67(4), 861–

869.

Carrigan, M., & Szmigin, I. (2005). Revisiting

the construct of convenience in

consumer research: the paradox of

convenience consumption. In The

4th critical management conference:

critique and inclusivity, 4-6 July.

Cambridge, UK.

Carrigan, M., Szmigin, I., & Leek, S. (2006).

Managing routine food choices in UK

families: the role of convenience

consumption. Appetite, 47(3), 372–

383.

Charles, N., & Kerr, M. (1986). Issues of

responsibility and control in the

feeding of families. In S. Rodmell &

A. Watt (Red.), The politics of health

education: raising the issues. (pp. 57–

75). London: Routledge.

Charles, N., & Kerr, M. (1988). Women, food,

and families. Manchester:

Manchester University Press.

Cheng, S., Olsen, W., Southerton, D., &

Warde, A. (2007). The changing

practice of eating: evidence from UK

time diaries, 1975 and 2000. The

British Journal of Sociology, 58(1),

39–61.

Collet, E. (2006). La cuisine, mode de vie.

Bruxelles: Archives d’architecture

moderne.

Connors, M., Bisogni, C. a., Sobal, J., & Devine,

C. M. (2001). Managing values in

personal food systems. Appetite,

36(3), 189–200.

Cowan, R. S. (1976). The “Industrial

Revolution” in the home: household

technology and social change in the

20th century. Technology and

Culture, 17(1), 1–23.

Cowan, R. S. (1983). More work for mother:

the ironies of household technology

from the open hearth to the

microwave. New York: Basic Books.

Cutler, D. M., Glaeser, E. L., & Shapiro, J. M.

(2003). Why have Americans

become more obese? Journal of

Economic Perspectives, 17(3), 93–

118.

Daechun, A. (2003). Content analysis of

advertising visuals in the magazine

advertisements: the roaring twenties

and the Great Depression.

Geraadpleegd op 2 december 2014

Page 273: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

257

via

http://www.scripps.ohiou.edu/wjm

cr/vol06/6-3a-b.htm

Dagevos, H. (2004). Voedsel als uitdrukking

van een levenswijze? Een

sociologische benadering. Ethische

Perspectieven, 14(4), 413–428.

Dagevos, H. (2005). Voedselconsumptie:

prijskwestie en principezaak.

Economenblad, 28(4), 9–11.

Daniels, S. (2012). Data over de tijd [intern

rapport]. Brussel: Vrije Universiteit

Brussel.

Daniels, S., & Glorieux, I. (2015).

Convenience, food and family lives: a

socio-typological study of household

food expenditures in 21st-century

Belgium. Appetite, 94(Nov), 54–61.

Davis, J. A. (1995). Family meals: a thing of

the past. Archives of Disease in

Childhood, 73(4), 356.

De Backer, C. (2015). Convenience foods. In

K. Albala (Red.), The SAGE

encyclopedia of food issues (pp. 286–

291). London: SAGE Publications.

de Boer, M., McCarthy, M., Cowan, C., & Ryan,

I. (2004). The influence of lifestyle

characteristics and beliefs about

convenience food on the demand for

convenience foods in the Irish

market. Food Quality and Preference,

15(2), 155–165.

Deboosere, P., Lesthaeghe, R., Surkyn, J.,

Willaert, D., Boulanger, P., Lambert,

A., & Lohlé-Tart, L. (2009).

Huishoudens en gezinnen in België.

Monografieën sociaal-economische

enquête 2001 no 4. Brussel: Ministry

of Economic Affairs, Directie

Statisiek & Economische Informatie

(ADSEI), en Federale Diensten voor

Wetenschappelijke, Technische, en

Culturele Aangelegenheden

(FDWTC).

Debray, F. (2008). Expo 58: de grote

ommekeer. Gent: Borgerhoff &

Lamberigts.

Degreef, F. (2015). Convenience foods, as

portrayed by a consumer

organisation. Test-Aankoop/Test-

Achats (1960-1995). Appetite,

94(Nov), 26–33.

Delhaize Groep. (2010). Samen het beste van

het leven. Jaarverslag 2010.

Geraadpleegd op 6 januari 2016 via

http://docplayer.nl/3579518-

Samen-het-beste-van-het-leven.html

Delormier, T., Frohlich, K. L., & Potvin, L.

(2009). Food and eating as social

practice-understanding eating

patterns as social phenomena and

implications for public health.

Sociology of Health & Illness, 31(2),

215–28.

De Morgen (31/12/2010). Nieuwjaar 2011:

Page 274: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

sober en gezellig.

den Hartog, A. P. (1987).

Voedingsgewoonten en een

veranderende samenleving. In A. de

Knecht-van Eekelen & M. Stasse-

Wolthuis (Red.), Voeding en

gezondheid. Voeding in onze

samenleving. Een cultuurhistorisch

perspectief (pp. 15–37). Brussel:

Samson Stafleu.

den Hartog, A. P. (2002). Technologisch

vernuft en eten buitenshuis als

massaverschijnsel in de negentiende

en twintigste eeuw. In M. Jacobs & P.

Scholliers (Red.), Buitenshuis eten in

de lage landen sinds 1800 (pp. 29–

56). Brussel: VUBPress.

de Saint Pol, T., & Ricroch, L. (2012). Le

temps de l’alimentation en France.

Insee Première, 1417(Oct).

de Solier, I. (2005). TV dinners: television,

education and distinction. Journal of

Media & Cultural Studies, 19(4), 465–

481.

De Standaard (16/03/2008). Gemak is het

toverwoord.

De Standaard (26/07/2014). Het poeder dat

eten overbodig maakt.

De Standaard (10/07/2015). Het beste dieet

is het antidieet.

De Vault, M. L. (1994). Feeding the family:

the social organization of caring as

gendered work. Chicago: University

of Chicago Press.

Dixon, J. M., Hinde, S. J., & Banwell, C. L.

(2006). Obesity, convenience and

“phood.” British Food Journal,

108(8), 634–645.

Dourleijn, E. (2009). Koken op Venus en

Mars. In P. Schnabel (Red.), SCP-

nieuwejaarsuitgave 2009 (pp. 23–6).

Den Haag: SCP.

Ducpétiaux, E. (1885). Budgets économiques

des classes ouvrières en Belgique.

Bruxelles: La Commission Centrale

de Statistique.

Ekström, M. P., & Fürst, E. L. (2001). The

gendered division of cooking. In U.

Kjaernes (Red.), Eating patterns. A

day in lives of Nordic peoples. (pp.

213–233). Lysaker: The National

Institute for Consumer Research.

Elchardus, M. (1983). De ethiek van de

dualistische conceptie van de tijd.

Vrijetijd en Samenleving, 1(4), 342–

373.

Elchardus, M. (1987). Vrij om platgetreden

paden te bewandelen. Tijdschrift

voor Geestelijk Leven, 67(5), 5–17.

Elchardus, M. (1990). Rationality and the

specialization of meaning. A

sociological approach to the

allocation of time. In E. Amitai, G.

Page 275: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

259

Antonides, W. A. Arts, & W. F. Van

Raaij (Red.), The consumption of time

and the timing of consumption.

Toward a new behavioral and socio-

economics (pp. 69–86). Amsterdam:

Akademie van wetenschap.

Elchardus, M. (1996). De gemobiliseerde

samenleving. Tussen de oude en de

nieuwe ordening van de tijd. Brussel:

Koning Boudewijnstichting.

Elchardus, M. (2007). Sociologie. Een

inleiding. Amsterdam: Pearson

Education Benelux.

Elchardus, M., & Glorieux, I. (1987). De tijd

als zingever. Tijdschrift voor

Sociologie, 8(4), 53–87.

Elchardus, M., & Glorieux, I. (1989). The

generalized meanings of time use:

replication and progress report. In

International Association for Time

Use Research (Red.), Time use

studies world wide (pp. 209–229).

Sofia: Socio Consult.

Elchardus, M., & Glorieux, I. (1999). What

does your time mean? Some

arguments for including indicators

on the meaning of time use in time

budget research. In The 1999 IATUR

conference: ‘the state of time use

research at the end of the century’, 6-

8 October. Colchester, UK.

European Commission. (2003). Household

budget surveys in the EU. Methdology

and recommendations for

harmonisation-2003. Geraadpleegd

op 8 december 2014 via

http://ec.europa.eu/eurostat/ramo

n/statmanuals/files/KS-BF-03-003-

__-N-EN.pdf

Evans, D., McMeekin, A., & Southerton, D.

(2012). Sustainable consumption,

behaviour change policies and

theories of practice. In A. Warde & D.

Southerton (Red.), The habits of

consumption, COLLEGIUM: studies

across disciplines in the humanities

and social sciences (pp. 113–129).

Helsinki: Helsinki Collegium for

Advanced Studies.

Eykmans, J. (2013). Minder zout in de

voeding van de Belgen. Geraadpleegd

op 5 december 2015 via

http://www.presscenter.org/nl/pre

ssrelease/20130923/minder-zout-

in-de-voeding-van-de-belgen

Falk, P. (1994). The consuming body.

London: SAGE Publications.

Fernandez-Armesto, F. (2002a). Food: a

history. London: Pan Books.

Fernandez-Armesto, F. (2002b). Meals make

us human. Geraadpleegd op 2

december 2014 via

http://www.theguardian.com/socie

ty/2002/sep/14/publichealth.com

ment

Page 276: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

Fiedler, J. (2009). Strengthening household

income and expenditure surveys as a

tool for designing and assessing food

fortification programs [Working

paper no 1]. Geraadpleegd via

http://www.ihsn.org/home/sites/d

efault/files/resources/IHSN-

WP001.pdf

Fischler, C. (1979). Gastro-nomie et gastro-

anomie. Communications, 31(1),

189–210.

Fischler, C. (1980). Food habits, social

change and the nature/culture

dilemma. Social Science Information,

19(6), 937–953.

Fischler, C. (1988). Food, self and identity.

Social Science Information, 27(2),

275–292.

Fjellström, C. (2009). The family meal in

Europe. In H. L. Meiselman (Red.),

Meals in science and practice:

interdisciplinary research and

business applications (pp. 219–235).

Cambridge: Woodhead Publishing.

Flammang, J. (2009). The taste for

civilization: food, politics, and civil

society. Chicago: University of

Illinois Press.

Fresco, L. (2012). Hamburgers in het

Paradijs. Voedsel in tijden van

schaarste en overvloed. Amsterdam:

Bert Bakker Amsterdam.

Frost, R. L. (1993). Machine liberation:

inventing housewives and home

appliances in Interwar France.

French Historical Studies, 18(1),

109–130.

Fürst, E. (1997). Cooking and femininity.

Women’s Studies International

Forum, 20(3), 441–449.

Future Foundation. (2008). The emergence

of the gastrosexual. Geraadpleegd op

11 november 2010 via

http://www.gastrosexual.com/Eme

rgenceoftheGastrosexual.pdf

Geldof, D. (2001). Onthaasting. Op zoek naar

tijd in de risicomaatschappij.

Antwerpen: Houtekiet.

Geldof, D. (2007). We consumeren ons kapot.

Antwerpen: Houtekiet.

Geoff, A. (2008). The slow food story: politics

and pleasure. London: Pluto Press.

Gershuny, J., & Robinson, J. P. (2013). Life-

style conclusions from synthetic

weekly time diaries and stylized

questions. International Journal of

Time Use Research, 10(1), 91–111.

Gershuny, J., & Sullivan, O. (1998). The

sociological uses of time-use diary

analysis. European Sociological

Review, 14(1), 69–85.

Geyzen, A. (2013a). Food preservation in

Flemish women’s magazines, 1945-

Page 277: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

261

1960. In D. J. Oddy & A. Drouard

(Red.), The food industries of Europe

in the nineteenth and twentieth

centuries (pp. 199–212). Burlington:

Ashgate.

Geyzen, A. (2013b). Imagining identities.

Women’s magazines and the

invention of culinary traditions in

Flanders (1945-1970). In G.

Ceccarelli, A. Grandi, & S. Magagnoli

(Red.), Typicality in history.

Tradition, innovation and terroir (pp.

109–128). Brussel: Peter Lang.

Geyzen, A., Scholliers, P., & Leroy, F. (2012).

Innovative traditions in swiftly

transforming foodscapes: an

exploratory essay. Trends in Food

Science & Technology, 25(1), 47–52.

Glorieux, I. (1993). Social interaction and

the social meanings of action: a time

budget approach. Social Indicators

Research, 30(2-3), 149–173.

Glorieux, I., Koelet, S., Mestdag, I., Minnen, J.,

Moens, M. & Vandeweyer, J. (2006).

De 24 uur van Vlaanderen. Het

dagelijkse leven van minuut to

minuut. Leuven: LannooCampus.

Glorieux, I., Mestdag, I., & Minnen, J. (2008).

Technisch verslag time & budget

[rapport]. Brussel: Vrije Universiteit

Brussel.

Gofton, L. (1995a). Convenience and the

moral status of consumer practices.

In D. W. Marshall (Red.), Food choice

and the consumer (pp. 153–181).

Cambridge: Chapman & Hall.

Gofton, L. (1995b). Dollar rich and time

poor? British Food Journal, 97(10),

11–16.

Goodman, E., Kuniavsky, M., & Moed, A.

(2012). Observing the user

experience. A practictioner’s guide to

user research (tweede editie). San

Francisco: Morgan Kaufmann.

Goody, J. (2013 [1982]). Industrial food:

towards the development of a world

cuisine. In C. Counihan & P. Van

Esterik (Red.), Food and culture: a

reader (derde editie) (pp. 72–90).

New York: Routledge.

Grauwels, A., & Luyten, D. (2011). De

actualiteit van de geschiedenis. In A.

Grauwels, D. Luyten, F. Caestecker,

P. Scholliers, & E. Vanhaute (Red.),

Hedendaagse economische

geschiedenis van België, een inleiding

(pp. 1–28). Gent: Academia Press.

Grigg, D. (1995). The nutritional transition

in Western Europe. Journal of

Historical Geography, 21(3), 247–

261.

Guggenbühl, N., & Mollet, E. (2004).

Voedingsbeleid: graag een

programma! Geraadpleegd op 2

Page 278: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

februari 2016 via

http://www.healthandfood.be/html

/nl/popup/63/voedingsbeleid.htm

Haire, M. (1950). Projective techniques in

marketing research. The Journal of

Marketing, XIV(5), 649–656.

Halkier, B. (2001). Risk and food:

environmental concerns and

consumer practices. International

Journal of Food Science and

Technology, 36(8), 801–812.

Hancock, B. H., & Garner, R. (2009).

Changing theories: new directions in

Sociology. Toronto: University of

Toronto Press.

Harris, J. M., & Shiptsova, R. (2007).

Consumer demand for convenience

foods: demographics and

expenditures. Journal of Food

Distribution Research, 38(3), 22–36.

Hébel, P. (2007). Effets de génération sur les

comportements alimentaires.

Information Diététique, 2(118), 1–5.

Hesse-Biber, S. N. (2010). Mixed methods

research: merging theory with

practice. New York: Guilford Press.

Het Nationaal Voedings- en

Gezondheidsplan. (2015). Algemene

gids. Lekker aanbevolen voor jong en

minder jong. Geraadpleegd op 5

januari 2016 via

http://www.health.belgium.be/

Holm, L. (2013). Sociology of food

consumption. In A. Murcott, W.

Belasco, & P. Jackson (Red.), The

handbook of food research (pp. 324–

337). London: Bloomsbury

Academic.

Houtman, D. (2008). Op jacht naar de echte

werkelijkheid. Dromen over

authenticiteit in een wereld zonder

fundamenten. Amsterdam: Pallas

Publications - Amsterdam University

Press.

Houtman, D., Aupers, S., & Hüzeir, V. (2010).

Yogho ! Yogho !, bereid uit

natuurlijke ingrediënten volgens

eeuwenoude familietraditie?

Sociologie, 2010(6), 105–124.

Inness, S. A. (Red.). (2001). Kitchen culture

in America: popular representations

of food, gender, and race.

Pennsylvania: University of

Pennsylvania Press.

International Markets Bureau. (2010).

Consumer trend report –

convenience. Geraadpleegd op 24

juni 2014 via

http://www5.agr.gc.ca/resources/p

rod/Internet-Internet/MISB-

DGSIM/ATS-SEA/PDF/5527-eng.pdf

Jabs, J., Devine, C. M., Bisogni, C., Farell, T. J.,

Jastran, M., & Wethington, E. (2007).

Trying to find the quickest way:

employed mother’s constructions of

Page 279: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

263

time for food. Journal of Nutrition

Education and Behavior, 39(1), 18–

25.

Jackson, M. (2008). Grab and go: a restless

nation tanks up. Gastronomica: The

Journal of Critical Food Studies, 8(3),

32–38.

Jackson, P. (2013). Food words: essays in

culinary culture. London:

Bloomsbury Academic.

Jackson, P., & Viehoff, V. (2016). Reframing

convenience food. Appetite, 98(1

March), 1–11.

Jacobs, M. (2015). Chips in black boxes?

Convenience life span, parafood,

brandwidth, families, and co-

creation. Appetite, 94(Nov), 34–9.

Jacobs, M., & Mestdag, I. (2004). Claude

Fischler. Identiteit, voeding en

smakelijk gevaar. Tijdschrift voor

Volkscultuur in Vlaanderen, 5(3), 11–

13.

Jacobs, M., & Scholliers, P. (Red.). (2002).

Buitenshuis eten in de lage landen

sinds 1800. Brussel: VUBPress.

Jaeger, S. R., & Meiselman, H. L. (2004).

Perceptions of meal convenience:

the case of at-home evening meals.

Appetite, 42(3), 317–325.

Jaffe, J. (2015). Deskilling. In K. Albala

(Red.), The SAGE encyclopedia of

food issues (pp. 350–355). Thousand

Oaks, CA: SAGE Publications.

Jeurissen, R., & Pater, A. (2007). De

voedingsindustrie en overgewicht:

MVO op zijn smalst? In H. Dagevos &

G. Munnichs (Red.), De obesogene

samenleving: maatschappelijke

perspectieven op overgewicht (pp.

105–114). Amsterdam: Amsterdam

University Press.

Jonckheere. (2014). Voedingsindustrie

presteert goed. Food Industry, 14(4),

13–14.

Julier, A., & Lindenfeld, L. (2005). Mapping

men onto the menu: masculinities

and food. Food and Foodways, 13(1-

2), 1–16.

Julier, A. P. (2002). Feeding friends and

others: boundaries of intimacy and

distance in sociable meals

[proefschrift]. Amherst: University

of Massachusetts.

Julier, A. P. (2013). Eating together: food,

friendship, and inequality. Chicago:

University of Illinois Press.

Kaufmann, J.-C. (2005). Casseroles, amour et

crises: ce que cuisiner veut dire. Paris:

Armand Colin.

Kemmer, D. (1999). Food preparation and

the division of domestic labour

among newly married and

cohabiting couples. British Food

Page 280: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

Journal, 101(8), 570–578.

Kemmer, D., Anderson, A. S., & Marshall, D.

W. (1998). Living together and

eating together: changes in food

choice and eating habits during the

transition from single to

married/cohabiting. The Sociological

Review, 46(1), 49–72.

Kittler, P. G., Sucher, K., & Nelms, M. (2011).

Food and culture (zesde editie).

Belmont, CA: Wadsworth.

Kjaernes, U. (Red.). (2001). Eating patterns.

A day in the lives of Nordic peoples.

Lysaker: The National Institute for

Consumer Research.

Kjaernes, U., Harvey, M., & Warde, A. (2007).

Trust in food: a comparative and

institutional analysis. Hampshire:

Palgrave Macmillan.

Kjaernes, U., & Holm, L. (2007). What causes

change in food consumption? Buying

organic food in Denmark and not in

Norway. In The 8th ESA conference:

conflict, citizenship and civil society,

3-6 September. Glasgow, UK.

Kjaernes, U., Holm, L., Gronow, J., Mäkelä, J.

& Ekström, M.P. (2009). The study of

Nordic meals: lessons learnt. In H. L.

Meiselman (Red.), Meals in science

and practice. Interdisiciplinary

research and business applications

(pp. 69–91). Cambridge: Woodhead

Publishing.

Koelet, S. (2005). Standvastige verschillen:

een analyse van theoretische

benaderingen over de verdeling van

het huishoudelijke werk van vrouwen

en mannen op basis van

tijdsbudgetonderzoek [proefschrift].

Brussel: Vrije Universiteit Brussel.

Laska, M. N., Hearst, M. O., Lust, K., Lytle, L.

A., & Story, M. (2015). How we eat

what we eat: identifying meal

routines and practices most strongly

associated with healthy and

unhealthy dietary factors among

young adults. Public Health

Nutrition, 18(12), 2135–45.

Laudan, R. (2001). A plea for culinary

modernism: why we should love

new, fast, processed food.

Gastronomica: The Journal of Critical

Food Studies, 1(1), 36–44.

Lawrance, B. N., & de la Peña, C. (2013).

Local foods meet global foodways:

tasting history. New York: Routledge.

Leroy, F., Geyzen, A., Janssens, M., De Vuyst,

L., & Scholliers, P. (2013). Meat

fermentation at the crossroads of

innovation and tradition: a historical

outlook. Trends in Food Science &

Technology, 31(2), 130–137.

Lévi-Strauss, C. (2013 [1966]). The culinary

triangle. In C. Counihan & P. Van

Page 281: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

265

Esterik (Red.), Food and culture: a

reader (derde editie) (pp. 40–47).

New York: Routledge.

Lindquist, J., Hart-Davidson, W. F., & Grabill,

J. T. (2010). Making composing

visible. A study of first-year college

writers’ distributed invention

practices. In G. A. Troia, R. K.

Shankland & A. Heintz (Red.),

Putting writing research into

practice: applications for teacher

professional development (pp. 206–

229). New York: Guilford Press.

Louwaege, A. (2014). Nutritioneel op goede

weg. Food Industry, 14(4), 3.

Lupton, D. (1966). Food, the body and the

self. London: SAGE Publications.

Mäkelä, J. (2001). The meal format. In

Kjaernes, U. (Red.), Eating patterns.

A day in the lives of Nordic peoples.

(pp. 125–158). Lysaker: The

National Institute for Consumer

Research.

Mäkelä, J. (2009). Meals: the social

perspective. In H. L. Meiselman

(Red.), Meals in science and practice:

interdisciplinary research and

business applications (pp. 37–50).

Cambridge: Woodhead Publishing.

Mancino, L., & Newman, C. (2007). Who has

time to cook? How family resources

influence food preparation. [Working

paper no 40]. Geraadpleegd via

http://www.ers.usda.gov/media/19

8978/err40_1_.pdf

Mandemakers, J. J., & Roeters, A. (2014).

Fast or slow food? Explaining trends

in food-related time in the

Netherlands, 1975-2005. Acta

Sociologica, 58(2), 121–137.

Marquis, M., & Manceau, M. (2007).

Individual factors determining the

food behaviours of single men living

in apartments in Montreal as

revealed by photographs and

interviews. Journal of Youth Studies,

10(3), 305–316.

Marshall, D. (1993). Appropriate meal

occasions: understanding

conventions and exploring

situational influences on food

choice. The International Review of

Retail, Distribution and Consumer

Research, 3(3), 279–301.

Marshall, D. (2005). Food as ritual, routine

or convention. Consumption Markets

& Culture, 8(1), 69–85.

Marshall, D., & Pettinger, C. (2009).

Revisiting British meals. In H. L.

Meiselman (Red.), Meals in science

and practice: interdisciplinary

research and business applications

(pp. 638–664). Cambridge:

Woodhead Publications.

Page 282: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

Marshall, D. W., & Anderson, A. S. (2002).

Proper meals in transition: young

married couples on the nature of

eating together. Appetite, 39(3),

193–206.

McDowell, W. S. (2004). Selling the niche: a

qualitative content analysis of cable

network business-to-business

advertising. The International

Journal on Media Management, 6(3),

217-225.

Meah, A., & Jackson, P. (2013). Crowded

kitchens: the “democratisation” of

domesticity? Gender, Place and

Culture, 20(5), 578–596.

Meiselman, H. L. (Red.). (2009). Meals in

science and practice:

interdisciplinary research and

business. Cambridge: Woodhead

Publishing.

Mennell, S. (1996a). All manners of food.

Eating and taste in England and

France from Middle Ages to the

present (tweede editie). Urbana:

University of Illinois Press.

Mennell, S. (1996b). Sociogenetic

connections between food and

timing. Food and Foodways, 6(3-4),

195–204.

Mestdag, I. (2002). Italiaans op mijn bord?

Een onderzoek naar de receptie van

de Italiaanse keuken in België aan de

hand van het maaltijdpatroon.

Tijdschrift voor Sociologie, 23(2),

139–160.

Mestdag, I. (2007a). De gezinsmaaltijd heeft

nog toekomst. Nutrinews, 15(1), 15–

19.

Mestdag, I. (2007b). Destructuration of the

Belgian meal pattern? Changes in the

temporal, social and spatial aspects

of eating practices by means of time-

use data [proefschrift]. Brussels:

VUBPress.

Michelson, W. M. (2005). Time use:

expanding explanation in the social

sciences. New York: Routledge.

Miles, A. (2005). Ces hommes qui cuisinent.

Le plaisir de partager. Paris: Agnès

Viénot Editions.

Mintz, S. W. (1996). Tasting food, tasting

freedom: excursions into eating,

culture, and the past. Boston: Beacon

Press.

Moens, M. (2006). Handelen onder druk. Een

sociologische analyse van tijdsdruk

als meervoudige ervaring

[proefschrift]. Brussel: Vrije

Universiteit Brussel.

Montanari, M. (2004). Food is culture. New

York: Columbia University Press.

Monteiro, C. A. (2009). Nutrition and health.

The issue is not food, nor nutrients,

Page 283: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

267

so much as processing. Public Health

Nutrition. 12(5), 729–31 .

Monteleone, E., & Dinnella, C. (2009). Italian

meals. In H. L. Meiselman (Red.),

Meals in science and practice.

Interdisiciplinary research and

business applications. Cambridge:

Woodhead Publishing.

Montijn, I. (1991). Aan tafel! Vijftig jaar eten

in Nederland. Utrecht: Uitgeverij

Kosmos.

Murcott, A. (1982). On the social

significance of the “cooked dinner”

in South Wales. Social Science

Information, 21(4/5), 677–696 .

Murcott, A (Red.). (1983). The sociology of

food and eating. Gower: Aldershot.

Murcott, A. (1997). Family meals–a thing of

the past? In P. Caplan (Red.), Food,

health and identity (pp. 32–49).

London: Routledge.

Murcott, A. (2000). Invited presentation: is

it still a pleasure to cook for him?

Social changes in the household and

the family. Consumer Studies & Home

Economics, 24(2), 78–84.

Museum van de Nationale Bank van België.

(2009). Een stabiele munt.

Geraadpleegd op 15 mei 2015 via

http://www.nbbmuseum.be/doc/fic

hes/Fiche-04-N.pdf

Neuhaus, J. (1999). The way to a man’s

heart: gender roles, domestic

ideology, and cookbooks in the

1950s. Journal of Social History,

32(3), 529–555.

Neuhaus, J. (2003). Manly meals and mom’s

home cooking: cookbooks and gender

in modern America. Baltimore: Johns

Hopkins University Press.

Nezlek, J. B. (2012). Diary methods for social

and personality psychology. London:

SAGE Publications.

Nicod, M. (1979). Gastronomically speaking:

food studied as a medium of

communication. In M. Turner (Red.),

Nutrition and lifestyles (pp. 53–66).

London: Applied Science Publishers

LTD.

Oddy, D. J. (2013). Introduction. In D. J. Oddy

& A. Drouard (Red.), The food

industries of Europe in the nineteenth

and twentieth centuries (pp. 1–17).

Farnham: Ashgate.

Odland, D., & Axelson, J. (1982).

Convenience foods- what they cost

you. In U.S. Department of

Agriculture (Red.), Food – from farm

to table. 1982 yearbook of

agriculture (pp. 343–351).

Washington: US Government

printing office.

OIVO. (2006). De bereide gerechten.

Page 284: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

Geraadpleegd op 19 juni 2014 via

www.oivo.be

Olsen, O. S., Prebensen, N., & Larsen, T. A.

(2009). Including ambivalence as a

basis for benefit segmentation.

European Journal of Marketing,

43(5/6), 762–783.

Pardun, C. (Red.). (2014). Advertising and

society: an introduction (tweede

editie). Malden: Wiley Blackwell.

Parkin, K. J. (2006). Food is love: advertising

and gender roles in modern America.

Philadelphia: University of

Pennsylvania Press.

Pekelharing, P., & van Lenning, A. (2007).

Nooit genoeg: de onstuitbare

opmars van fastfood en slowfood. In

H. Dagevos & G. Munnichs (Red.), De

obesogene samenleving (pp. 53–63).

Amsterdam: Amsterdam University

Press.

Pilcher, J. M. (2012). The Oxford handbook of

food history. Oxford: Oxford

University Press.

Pliner, P., & Bell, R. (2009). A table for one:

the pain and pleasure of eating

alone. In H. L. Meiselman (Red.),

Meals in science and practice:

interdisciplinary research and

business applications (pp. 169–189).

Cambridge: Woodhead Publishing.

Pollan, M. (2006). The omnivore’s dilemma. A

natural history of four meals.

London: Penguin Books.

Pollan, M. (2009). In defense of food: an

eater’s manifesto. New York: Penguin

Books.

Pollan, M. (2013). Cooked: a natural history

of transformation. New York: The

Penguin Press.

Postill, J. (2010). Introduction: theorising

media and practice. In B. Bräuchler

& J. Postill (Red.), Theorising media

and practice (pp. 1–27). Oxford:

Berghahn.

Poulain, J. P. (2001). Les mutations des

pratiques alimentaires.

Geraadpleegd op 2 februari 2016 via

http://www.lemangeur-

ocha.com/wp-

content/uploads/2012/02/01_muta

tion_pratiques.pdf

Poulain, J. P. (2002). Sociologies de

l’alimentation: les mangeurs et

l'espace social alimentaire. Paris:

Presses universitaires de France.

Prim, M., Gustafsson, I., & Hall, G. (2007).

The appropriatness of ready meals

for dinners. Journal of Foodservice,

18(6), 238–250.

Putnam, R. (2000). Bowling alone: the

collapse and revival of American

community. New York: Simon &

Schuster.

Page 285: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

269

Reckwitz, A. (2002). Toward a theory of

social practices: a development in

culturalist theorizing. European

Journal of Social Theory, 5(2), 243–

263.

Recours, F., & Hebel, P. (2007). Evolution

des comportements alimentaires: le

rôle des générations. Cahiers

d’économie et Sociologie Rurales, 82-

83, 79–108.

Reifschneider, M. J., Hamrick, K. S., & Lacey,

J. N. (2010). Exercise, eating

patterns, and obesity: evidence from

the ATUS and its eating & health

module. Social Indicators Research,

101(2), 215–219.

Reynebeau, M. (2009). Een geschiedenis van

België. Tielt: Lannoo.

Ricroch, L., & Division, L. C. (2011). The

enjoyable moments of day-to-day

life. Insee Premiere, 1378(Nov), 2–5.

Ritzer, G. (2011). The McDonaldization of

Society 6. London: SAGE

Publications.

Robinson, J., & Godbey, G. (1997). Time for

life: the surprising ways Americans

use their time. Pennsylvania:

Pennsylvania State University Press.

Rotenberg, R. (1981). The impact of

industrialization on meal patterns in

Vienna, Austria. Ecology of Food and

Nutrition, 11(1), 25–35.

Rozin, E. (1982). The structure of cuisine. In

L. M. Barker (Red.), The

psychobiology of human food

selection (pp. 189–203).

Connecticut: AVI Pub.

Rozin, P. (1996). The socio-cultural context

of eating and food choice. In H. L.

Meiselman & H. J. H. MacFie (Red.),

Food choice acceptance and

consumption (pp. 83–103). London:

Blackie Academic & Professional.

Rozin, P. (1998). Towards a psychology of

food choice. Bruxelles: Institut

Danone.

Rozin, P. (2005). The meaning of food in our

lives: a cross-cultural perspective on

eating and well-being. Journal of

Nutrition Education and Behavior,

37(215), 107–12.

Salzman, C. (1983). Margriet’s advice to the

dutch housewife: changes in eating

habits in the Netherlands, 1945-

1975. In A. Davidson (Red.), Food in

motion: the migration of foodstuffs

and cookery techniques (pp. 128–

135). Oxford: Oxford Symposium.

Sarasúa, C., Scholliers, P., & Molle, L. (2005).

Land, shops and kitchens: technology

and the food chain in twentieth-

century Europe. Turnhout: Brepols.

Sargant, E. (2014). Sustainable food

consumption. A practice-based

Page 286: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

approach. Wageningen: Wageningen

Academic Publishers.

Saulsbury, C. V. (2005). Consuming home

cooking: an investigation of the

contemporary meaning of cooking

and identity in the domestic sphere.

Bloomington: Indiana University.

Scheire, W. (2015). “Bring joy to your home

with the real frigidaire”: advertising

the refrigerator to Belgian female

consumers, 1955–1965. Food and

Foodways, 23(1-2), 57–79.

Schoefs, H. (2002). Alle voedsel op een

stokje. De opmars van een lean,

clean portable cuisine. In M. Jacobs

& P. Scholliers (Red.), Buitenshuis

eten in de lage landen sinds 1800 (pp.

201–228). Brussel: VUBPress.

Scholliers, P. (1982). Verschuivingen in het

arbeidersconsumptiepatroon, 1890-

1930. Belgisch Tijdschrift voor

Nieuwste Geschiedenis, 2(3), 273–

310.

Scholliers, P. (1993). Arm en rijk aan tafel:

tweehonderd jaar eetcultuur in

België. Antwerpen: EPO.

Scholliers, P. (1999). “Vreugde heerst aan de

dis”. Een essay over de huisvrouw

en de voeding van arbeiders in de

politieke economie van België

(1840-1940). Jaarboek Voor

Vrouwengeschiedenis, 19, 73–97.

Scholliers, P. (2006). Voedingsonderzoek

over de 19de en 20ste eeuw in

België, Nederland en Europa.

Volkskunde, 107(4), 281–303.

Scholliers, P. (2007a). Novelty and tradition.

The new landscape for gastronomy

(pp. 332–357). In P. Freedman

(Red.), Food: the history of taste.

Berkeley: University of California

Press.

Scholliers, P. (2007b). Twenty-five years of

studying un phénomène social total.

Food history writing on Europe in

the nineteenth and twentieth

centuries. Food, Culture and Society,

10(3), 449–471.

Scholliers, P. (2008a). Defining food risks

and food anxieties throughout

history. Appetite, 51(1), 3–6.

Scholliers, P. (2008b). Food culture in

Belgium. London: Greenwood Press.

Scholliers, P. (2011). Consumeren,

levensstandaard en sociale

ongelijkheid. In A. Grauwels, D.

Luyten, F. Caestecker, P. Scholliers, &

E. Vanhaute (Red.), Hedendaagse

economische geschiedenis van België,

een inleiding (pp. 115–139). Gent:

Academia Press.

Scholliers, P. (2013). Food

recommendations in domestic

education, Belgium 1890-1940.

Page 287: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

271

Paedagogica Historica: International

Journal of the History of Education,

49(5), 645–66.

Scholliers, P. (2014). Post-1945 global food

developments. In P. Freedman, J.

Chaplin, & K. Albala (Red.), Food in

time and place. The American

Historical Association companion to

food history (pp. 340–363).

Berkeley: University of California

Press.

Scholliers, P. (2015a). Convenience foods:

what, why, and when. Appetite,

94(Nov), 2–6.

Scholliers, P. (2015b). Honderd jaar

koopkracht in België (1914-2014).

Brood & Rozen, 3(5), 5–21.

Scholliers, P., & Jacobs, M. (Red.). (2003).

Eating out in Europe: picnics,

gourmet dining and snacks since the

late eighteenth century. Oxford: Berg

Publishers.

Schröder, M. J. A. (2003). Food quality and

consumer value: delivering food that

satisfies. New York: Springer Science

& Business Media.

Schrover, M., Mestdag, I., van Otterloo, A., &

Zeegers, C. (2005). Lekker. Waarom

knoflook niet meer vies is. In I.

Hoving, H. Dibbits, & M. Schrover

(Red.), Veranderingen van het

alledaagse. Cultuur en migratie in

Nederland. (pp. 77–112). Den Haag:

Sdu.

Schubert, L., Jennaway, M., & Johnson, H.

(2010). Explaining patterns of

convenience food consumption. In G.

Lawrence, K. Lyons, & T. Wallington

(Red.), Food security, nutrition and

sustainability (pp. 130–144).

London: Earthscan.

Schwartz, B. (2004). The paradox of choice.

Why more is less. How the culture of

abundance robs us of satisfaction.

New York: HarperCollins Publishers.

Scott, S. (2009). Making sense of everyday

life. Cambridge: Polity Press.

Segers, Y. (2005). Food recommendations,

tradition and change in a Flemish

cookbook: Ons Kookboek, 1920-

2000. Appetite, 45(1), 4–14.

Seidman, I. (2013). Interviewing as

qualitative research: a guide for

researchers in education and the

social sciences (vierde editie). New

York: Teachers College Press.

Shapiro, L. (2004). Something from the oven:

reinventing dinner in 1950s America.

London: Penguin Books.

Sheely, M. (2008). Global adoption of

convenience foods. Journal of

Agricultural Economics, 90(5), 1356–

1365.

Page 288: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

Shepard, S. (2006). Pickled, potted, and

canned: how the art and science of

food preserving changed the world.

New York: Simon and Schuster.

Short, F. (2003). Domestic cooking practices

and cooking skills: findings from an

English study. Food Service

Technology, 3(3-4), 177–185.

Short, F. (2006). Kitchen secrets. The

meaning of cooking in everyday life.

Oxford: Berg.

Short, F. (2007). Cooking , convenience and

dis-connection. In The European

cultural studies conference, 11-13

June. Norrköping, Sweden.

Shove, E. (2003). Comfort, cleanliness and

convenience: the social organization

of normality. Oxford: Berg

Publishers.

Shove, E., & Southerton, D. (2000).

Defrosting the freezer: from novelty

to convenience. A narrative of

normalization. Journal of Material

Culture, 5(3), 301–319.

Sidenvall, B., Nydahl, M., & Fjellström, C.

(2000). The meal as a gift. The

meaning of cooking among retired

women. Journal of Applied

Gerontolgy, 19(4), 405–423.

Sjögren, A. (1986). Le repas comme

architecte de la vie famiale. Dialogue,

93(3), 405–423.

Sorrell-Dejerine, O. (2014). The new sign on

French menus. Geraadpleegd op 18

juli 2014 via

http://www.bbc.com/news/magazi

ne-28313666

Southerton, D. (2012). Habits, routines and

temporalities of consumption: from

individual behaviours to the

reproduction of everyday practices.

Time & Society, 22(3), 335–55.

Southerton, D., Diaz-Mendez, C., & Warde, A.

(2011). Behavioural change and the

temporal ordering of eating

practices: a UK-Spain comparison.

International Journal of Sociology of

Agriculture & Food, 19(1), 19–36.

Stigler, G. J. (1954). The early history of

empirical studies of consumer

behavior. The Journal of Political

Economy, 62(2), 95–113.

Stouthuysen, P. (2015). Opportuniteiten.

Sociologos, 36(2), 79.

Sullivan, O. (2000). The division of domestic

labour: twenty years of change?

Sociology, 34(3), 437–456.

Sullivan, O., & Gershuny, J. (2003). Cross-

national changes in time-use: some

sociological (hi)stories re-examined.

The British Journal of Sociology,

52(2), 331–347.

Swoboda, B., & Morschett, D. (2001).

Convenience-oriented shopping: a

Page 289: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

273

model from the perspective of

consumer research. In L. Frewer, E.

Risvik, & H. Schifferstein (Red.),

Food, people and society: a European

perspective of consumers’ food

choices (pp. 177–196). Berlin:

Springer.

Symons, M. (1994). Simmel’s gastronomic

Sociology: an overlooked essay. Food

and Foodways, 5(4), 333–351.

Szabo, M. (2012). Foodwork or foodplay?

Men’s domestic cooking, privilege

and leisure. Sociology, 47(4), 623–

638.

Szabo, M. (2015). Cooking as leisure activity.

In K. Albala (Red.), The SAGE

encyclopedia of food issues (pp. 299–

304). Thousand Oaks, CA: SAGE

Publications.

Te Braak, P. (2012). Zelf bereiden of kant- en

klaar? Een kwalitatieve exploratie

naar de beweegredenen voor de

consumptie van gemaksvoeding in

huishoudens [masterproef]. Brussel:

Vrije Universiteit Brussel.

Teuteberg, H. J. (2007). The birth of the

modern consumer age: food

innovation from 1800. In P.

Freedman (Red.), Food: the history of

taste (pp. 233–262). Berkeley:

University of California Press.

Traill, B., & Grunert, K. G. (1997). Products

and process innovation in the food

industry. London: Chapmann & Hall.

Traub, L. G., & Odland, D. (1979).

Convenience foods and home-

prepared foods: comparative costs,

yield, and quality. Washington, DC:

US Department of Agriculture.

Trends (28/01/2010). Univeg verovert de

wereld.

Trentmann, F. (2009). Materiality in the

future of history: things, practices

and politics. Journal of British

Studies, 48(2), 283–307.

Troye, S., Supphellen, M., & Jakubanecs, A.

(2012). The consumer as a co-

producer and prosumer:

convenience food marketing. In T.

Rudolph, B. B. Schlegelmilch, J.

Franch, A. Bauer & J. N. Meise (Red.),

Diversity in European marketing (pp.

179–192). Wiesbaden: Springer

Gabler.

Trubek, A. B. (2013). A “knack” for cooking :

what are the required tools. In The

2013 Oxford symposium on food and

cookery: food & material culture, 5-7

July. Oxford, UK.

Turner, K. L. (2006). Buying, not cooking:

ready-to-eat food in American urban

working-class neighborhoods, 1880-

1930. Food, Culture and Society: An

International Journal of

Page 290: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

Multidisciplinary Research, 9(1), 13–

40.

Unilever Food Solutions. (z.j.). De opkomst

van ‘modern scratch’. Geraadpleegd

op 2 december 2015 via

http://www.unileverfoodsolutions.b

e/onze-services/uw-

keuken/slimmer-werken/modern-

scratch

Upah, G. D., & Sudman, S. (1981). The

consumer expenditure survey:

prospects for consumer research.

Advances in Consumer Research,

8(1), 262–266.

Van Bergen, A. (2014). Gouden jaren. Hoe

ons dagelijks leven in een halve eeuw

onvoorstelbaar is veranderd.

Amsterdam: Atlas Contact.

Vandebroek, H., & Van Molle, L. (2010). The

era of the housewife? The

construction of “work” and the

“active” population in the Belgian

population census (1947, 1961 &

1970). Belgisch Tijdschrift voor

Nieuwste Geschiedenis, 1(2), 51–83.

Vanhee, P. (2009). Een gezonde voeding

sluit geen gemaksvoedsel uit.

Waarom? Nutrinews, 3, 15–6.

Van de Steene, S. (2008). Eten! Interview

met Peter Scholliers. UVV-Info

(gezond Voedsel, Gezond Leven),

25(5), 4–7.

van Otterloo, A. (2000). The rationalization

of kitchen and cooking 1920-1970.

Journal for the Study of Food and

Society, 4(1), 19–26.

van Otterloo, A., & de la Bruhèze, A. (2011).

Goedkoop, maar vullend. Snacks,

snackcultuur en buitenshuis eten in

Nederland, 1920-1980. Spiegel

Historiael: Tijdschrift voor

Geschiedenis en Archeologie, 38(3-4),

142–148.

van Tienoven, T., & Glorieux, I. (2009).

Gender en tijdsbesteding. Verschillen

en evolutie in de tijdsbesteding van

Belgische vrouwen en mannen (2005,

1999 en 1966). Brussel: Instituut

voor de Gelijkheid van Vrouwen en

Mannen.

Verbeek, A., Debackere, K., & Wouters, R.

(2003). De voedingsindustrie in

Vlaanderen. “Op weg naar 2010”.

Brussel: Uitgave van de Vlaamse

Raad voor Wetenschapsbeleid.

Verlegh, P. W. J., & Candel, M. J. J. M. (1999).

The consumption of convenience

foods: reference groups and eating

situations. Food Quality and

Preferences, 10(6), 457–464.

Verriet, J. (2013). Ready meals and cultural

values in the Netherlands, 1950-

1970. Food & History, 11(1), 123–

153.

Page 291: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

275

Wales, M.-E. (2009). Understanding the role

of convenience in consumer food

choices: a review article. Studies by

Undergraduate Researchers at

Guelph, 2(2), 40–48.

Warde, A. (1994). Changing vocabularies of

taste, 1967-92: discourses about

food preparation. British Food

Journal, 96(9), 22–25.

Warde, A. (1997). Consumption, food & taste.

Culinary antinomies and commodity

culture. London: Thousand Oaks .

Warde, A. (1999). Convenience food: space

and timing. British Food Journal,

101(7), 518–527.

Warde, A. (2005). Consumption and

theories of practice. Journal of

Consumer Culture, 5(2), 131–153.

Warde, A., Cheng, S., Olsen, W., &

Southerton, D. (2007). Changes in

the practice of eating. A comparative

analysis of time-use. Acta

Sociologica, 50(4), 363–385.

Warde, A., & Gronow, J. (2001). Ordinary

consumption. London: Routledge.

Warde, A., & Hetherington, K. (2008).

English households and routine food

practices: a research note. The

Sociological Review, 42(4), 758–778.

Warde, A., Shove, E., & Southerton, D.

(1998). Convenience, schedules and

sustainability. In The ESF workshop

on sustainable consumption, 27-29

March, Lancaster, UK.

Weekend Knack (27/04/2005). Koken

zonder te koken.

Weekend Knack (07/12/2005). Snelle

aardappel.

Wilhelm, P., Perrez, M., & Pawilk, K. (2012).

Conducting research in daily life. A

historical review. In M. R. Mehl & T.

S. Conner (Red.), Handbook of

research methods for studying daily

life (pp. 62–89). New York: The

Guilford Press.

Williamson, J. (1978). Decoding

advertisements: ideology and

meaning in advertising. London:

Marion Boyars.

Witteveen, J. S. J. (2008). Grenzeloos gemak

in food. De impact van convenience

op de foodketen in België en

Nederland. Geraadpleegd op 6

januari 2016 via

https://storecheck.files.wordpress.c

om/2008/02/ing_economisch_bure

au_-_grenzeloos_gemak_in_food_-

_2008.pdf

Wood, R. (1995). The Sociology of the meal.

Edinburgh: Edinburgh University

Press.

Woodward, I. (2007). Understanding

material culture. London: SAGE.

Page 292: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

World Health Organisation. (2015). Healthy

diet [fact sheet no. 394].

Geraadpleegd op 18 november 2015

via

http://www.who.int/mediacentre/f

actsheets/fs394/en/

Wrangham, R. (2009). Catching fire: how

cooking made us human. New York:

Basic Books.

Zerubavel, E. (1981). Hidden rhythms:

schedules and calendars in social life.

London: University of California

Press.

Page 293: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7

277

Page 294: Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN 79 De oorsprong van

HOOFDSTUK 7