Download - MASTERPROEF stedenbouw & ruimtelijke planningpjvdabee/tussentijdse nota/nota... · 2008. 6. 5. · EDGE CITIES - 1 Tussentijdse nota Kaat Smets Juni 2008 MASTERPROEF stedenbouw &

Transcript
Page 1: MASTERPROEF stedenbouw & ruimtelijke planningpjvdabee/tussentijdse nota/nota... · 2008. 6. 5. · EDGE CITIES - 1 Tussentijdse nota Kaat Smets Juni 2008 MASTERPROEF stedenbouw &

EDGE CITIES - 1

Tussentijdse nota Kaat Smets Juni 2008

MASTERPROEF stedenbouw & ruimtelijke planning

Onderwerp Edge Cities : Nieuwe knopen in de stadsrand

Promotor Kristiaan Borret

Begeleider Peter Vanden Abeele

1. Focus

Het was Joel Garreau die in 1991 de term edge city introduceerde. Om de term in een notendop samen te

vatten, splitst hij het op in twee delen : edge en city. Garreau omschrijft edge cities als de bundeling van

functies die we in de traditionele stad terugvinden (› city), maar dan in een uitgesmeerde vorm aan de rand

van de stad (› edge) waar voorheen kleine leefgemeenschappen of akkerland waren.

Met deze beknopte omschrijving raakt Garreau twee interessante topics aan :

1) Wat maakt een stad tot stad? Wat is stedelijkheid? En vooral, hoe kunnen edge cities

bijdragen tot meer stedelijkheid?

2) Welke ruimtelijke patronen bestaan er omtrent de bundeling van functies?

Met deze twee thema’s (stedelijkheid en ruimtelijk patronen) probeer ik zowel vanuit een maatschappelijk-

culturele insteek als vanuit een fysisch-ruimtelijke insteek vat te krijgen op het begrip edge city. De vorming

van een stad is niet waardenvrij. In de teksten die ik tot nu toe gelezen heb, wordt continu verwezen naar

het begrip ‘stedelijkheid’. Maar wat bedoelen ze hier nu eigenlijk mee? Dit lijkt me een fundamentele vraag,

zeker om de vertaling in ruimtelijke patronen te maken. Alleen zo kan een coherent beeld gevormd worden

over de relatie die er bestaat tussen centra binnen en buiten de stadskern.

Page 2: MASTERPROEF stedenbouw & ruimtelijke planningpjvdabee/tussentijdse nota/nota... · 2008. 6. 5. · EDGE CITIES - 1 Tussentijdse nota Kaat Smets Juni 2008 MASTERPROEF stedenbouw &

EDGE CITIES - 2

1.1 Stedelijkheid

Garreau vat de functies van een stad samen in een aantal kernbegrippen waarronder ‘safety’ (de

beheersing van een gevoel van beschutting en geborgenheid), ‘comfortable’ (de creatie van een

aangename verblijfsruimte die komaf maakt met een gevoel van onveiligheid), ‘public space’ (de

planning, het ontwerp en de controle van de publieke ruimte in functie van ‘safety’ en ‘comfortable’),

‘companionship’ (leven tussen gelijkgestemden), ‘nature’ (het ongerepte, het onaangeroerde) en

‘religion’ (elke stad staat voor de verering van iets of iemand, met Jeruzalem, Rome, Kyoto en Peking als

uitersten van godsdienstige verering).

Een stad brengt mensen samen. Het onderscheid tussen mensen samenbrengen en mensen bij elkaar

brengen, ligt volgens Garreau in de behoefte aan een ‘centrum’, een ‘kern’. Hierbij baseert hij zich op de

Griekse agora die spontaan mensen aantrekt en waar publieke instituties zich rond scharen. De

hedendaagse centra zijn volgens hem de atria en binnentuinen van kantoorgebouwen, fitnesscentra en

shoppingsplaza’s.

Bovenstaande figuur geeft weer hoe ik Garreau’s edge cities interpreteer. Je kan ze vergelijken met een

schip dat aangemeerd ligt langs de kade. Het enige wat het ‘leven op het schip’ verbindt met het ‘leven

aan land’ is een smalle loopbrug. De twee centra fungeren als twee zelfstandige, autonome gehelen die

door middel van de ‘freeway’ met elkaar worden verbonden. Ze bezitten elk hun eigen kern waarrond

stedelijke functies zich verankeren. De twee centra leven naast elkaar. Er is nauwelijks tot geen

communicatie tussen de edge city en de eigenlijke stad.

Page 3: MASTERPROEF stedenbouw & ruimtelijke planningpjvdabee/tussentijdse nota/nota... · 2008. 6. 5. · EDGE CITIES - 1 Tussentijdse nota Kaat Smets Juni 2008 MASTERPROEF stedenbouw &

EDGE CITIES - 3

In onze Europese context is de confrontatie tussen de historisch gegroeide steden en de recent

ontwikkelde subcentra veel groter. Wij hebben vrijwel geen plekken meer waar nog een compleet

nieuwe stad kan gebouwd worden. Vandaar ons streven naar complementariteit tussen bestaande en

nieuwe centra. Vanuit onze Europese stedelijke traditie hechten we veel belang aan de benadering van

historische stadscentra als handels- en ontmoetingsplaats. Nieuwe centra werden in het verleden

stiefmoederlijk behandeld. Ze werden vooral als concurrenten van de handel in de stad beschouwd.

Maar die houding lijkt te veranderen. Een polycentrisch model waarbij kernen (elk met hun eigen

specifieke inbreng) op elkaar worden afgesteld, moet tot een duurzamere ontwikkeling leiden. Hierbij

wordt gedacht op het niveau van een ‘stedelijke regio’. De historisch gegroeide stad vormt samen met

de recenter ontwikkelde subcentra een groter geheel waarbij gestreeft wordt naar een maatschappelijke

meerwaarde. Dit in tegenstelling tot Garreau’s visie waar edge cities zich als een satelliet in een baan

rond de traditionele steden begeven.

Garreau’s opvatting op ‘centrumvorming’ lijkt dan ook weinig inzetbaar in onze contreien. Voor mij

bestaat de uitdaging erin het begrip ‘centrum’ te herdenken binnen een stedelijke context die uit

verschillende kernen bestaat. Een ‘centrum’ hoeft niet per definitie gelijk te zijn aan de vertrouwde

opvatting van de Griekse agora, waarmee ik nog geen uitsluitsel wil geven over goed of fout.

Ik kwam in mijn literatuuronderzoek meerdere begrippen tegen die meermaals werden aangehaald

wanneer er over ‘stedelijkheid’ werd gepraat. Een aantal vond ik interessant en zet ik hier op een rijtje :

‘multifunctionaliteit’, ‘identiteit’, ‘publiek-privaat’ en stadsgevoel’.

In de stad komen verschillende functies samen (‘multifunctionaliteit’). Daar tegenover staan de

subcentra aan de rand van de stad met een overwegend monofunctioneel of thematisch karakter zoals

kantoorparken, winkelcentra, locaties voor grootschalige detailhandel en leisure complexen.

De ‘identiteit’ van een stad wordt bepaald door de aantrekkingskracht die uitgaat van een functie van

bovenlokaal belang zoals een verkeersknooppunt, researchpark, universitaire campus, voetbalstadion,

Page 4: MASTERPROEF stedenbouw & ruimtelijke planningpjvdabee/tussentijdse nota/nota... · 2008. 6. 5. · EDGE CITIES - 1 Tussentijdse nota Kaat Smets Juni 2008 MASTERPROEF stedenbouw &

EDGE CITIES - 4

hypermarchés en megabioscopen. Ze zouden ook aan de basis liggen van de ontwikkeling van een

nietsbetekenend subcentrum tot volwaardig stedelijk centrum.

Door de schaalvergroting aan programma’s (winkelen, kantoor, …) wijzigt de verhouding ‘publiek-

privaat’. De vraag of de ‘publieke interieurs’ van de shoppingmalls echte openbare ruimtes zijn, dringt

zich dan ook op.

De laatste parameter vind ik de meest delicate. Een ‘stadsgevoel’ wordt makkelijk verward met een

fictief dorpsgevoel. Binnensteden worden in hun verschijningsvorm gekopieerd naar de rand van de

stad, wat de identiteit van beide stadsdelen verloochent. Architectuur en stedenbouw worden te pas en

te onpas ingezet om een ‘beleving’ te creëren, wat vaak in één adem kan genoemd worden met de wil

om de omgeving te domineren.

Binnen de bepaling van begrippen omtrent ‘centrumvorming’ blijft mijn focus gericht op de vraag hoe die

nieuwe kernen kunnen bijdragen tot meer ‘stedelijkheid’. Ruimtelijke samenhang en sociale cohesie

kunnen in deze optiek beschouwd worden als twee belangrijke toetsingskaders voor het begrip

‘stedelijkheid’. Anders blijven de kernen subcentra zonder identiteit, Edgeless Cities zoals Robert Lang

ze noemt. Sieverts spreekt in deze context van de Zwischenstad, een polycentrische structuur die niet

meer als identiteit kan omschreven worden.

Page 5: MASTERPROEF stedenbouw & ruimtelijke planningpjvdabee/tussentijdse nota/nota... · 2008. 6. 5. · EDGE CITIES - 1 Tussentijdse nota Kaat Smets Juni 2008 MASTERPROEF stedenbouw &

EDGE CITIES - 5

1.2 Ruimtelijke patronen

De ruimtelijke patronen volgen uit twee verplaatsings- en vestigingspatronen die zich de afgelopen

decennia afspeelden. We spreken van twee bewegingen die elkaar opvolgden : ‘deconcentratie’ en

‘reconcentratie’.

1.2.1 Deconcentratie

De eerste golf omschrijft Garreau als ‘the suburbanisation of America’ in de naoorlogse periode waarbij

het wonen wegtrekt uit de stad onder impuls van de individuele verplaatsingsmogelijkheid die de auto

biedt.

“Americans want to have it all.” De efficiëntste manier om dit te bereiken is in een spinnenweb. Centraal

komt het wonen te staan, met daar rond school, ontspanning en winkelen. De auto is het enige

vervoersmiddel dat zo veel mogelijk combinaties mogelijk maakt in een zo kort mogelijke tijdspanne. In

plaats van te rekenen in afstanden, wordt er gerekend in tijd. Wat de technologie ook bracht, 45 minuten

wordt beschouwd als de maximum tijdspanne die we willen overbruggen tussen huis en werk/school.

Een tweede golf kwam er met ‘the malling of America’ in de jaren 1960 – 1970. Het ‘winkelen’ volgt het

‘wonen’. Binnen een derde golf - de ‘rise of the edge cities’ – volgen nu ook de jobs het wonen en

winkelen naar de stadsrand. Volgens Garreau komen in een edge city deze drie golven van

deconcentratie samen in een nieuw woon-, werk-, winkel- en uitgaansmilieu.

De deconcentratie zorgde voor een versnippering van centrumstedelijke functies die de verhouding

tussen stad en platteland ophief. De fijnmazige voorzieningenstructuur wordt uitgesponnen over een

groot gebied. De uitdaging bestaat er in de traditionele driedeling stad – stadsrand – hinterland op te

heffen en op zoek te gaan naar Europese variant op de edge city die tot een leefbaarder geheel moet

leiden.

Page 6: MASTERPROEF stedenbouw & ruimtelijke planningpjvdabee/tussentijdse nota/nota... · 2008. 6. 5. · EDGE CITIES - 1 Tussentijdse nota Kaat Smets Juni 2008 MASTERPROEF stedenbouw &

EDGE CITIES - 6

1.2.2 Reconcentratie

Niet elke vorm van centrumvorming leidt tot een edge city.

Pieter van der Heijde en Eric Hoppenbrouwer (S&RO jan. ‘06) schuiven volgende interessante patronen

naar voren :

- omvangrijke herstructureringsprojecten, zoals Bercy in Parijs

- grootschalige nieuwbouwprojecten aan de rand van de stad, zoals Torre Lombarde in

Milaan

- organische ontwikkelingen in bestaand stedelijk gebied, zoals Deutz in Keulen

Aan deze tabel voeg ik 2 onderwerpen toe : ‘centrum’ en (stedenbouwkundige) ‘opzet’. Naar mijn

mening 2 evenwaardige thema’s. Samen met de ‘situering’ vormen deze 3 thema’s interessante pistes

om op verder te denken.

Bercy in Parijs

Deutz in Duitsland

Torre Lombarde in Milaan

Situering Op afstand van de binnenstad

Op wandelafstand van de binnenstad

Ver van de binnenstad verwijderd

Centrum Parc de Bercy (in scherp contrast met ‘publieke

interieurs’ van ‘de mall’)

ICE-station Geen centrum

Opzet Woon- en bezoekerscentrum

Bezoekerscentrum (kantoor en leisure)

Wooncentrum

Daarnaast zijn er ook vormen van centrumvorming die niet beschouwd worden als edge cities, zoals

heropwaarderingsprojecten van traditionele centra in historische binnensteden en de herontwikkeling

van stationsgebieden met als doel een nieuw stadshart te creëren. Dit moet nog nader onderzocht

worden.

Page 7: MASTERPROEF stedenbouw & ruimtelijke planningpjvdabee/tussentijdse nota/nota... · 2008. 6. 5. · EDGE CITIES - 1 Tussentijdse nota Kaat Smets Juni 2008 MASTERPROEF stedenbouw &

EDGE CITIES - 7

Garreau maakt een onderscheid in Uptowns, Boomers en Greenfields.

Uptowns groeien uit bestaande nederzettingen die werden geconcipieerd op maat van voetgangers. De

winkels richtten zich op de passanten door hun waar uit te stallen op straat wat een gevarieerd beeld en

gefragmenteerde grondeigendom opleverde. Omwille van de historische geladenheid van deze centra

heerst er een groot wantrouwen bij de bewoners in nieuwe ontwikkelingen met betrekking tot kantoor en

auto. Ontwikkelaars moeten er rekening houden met de historische context.

Boomers veruitwendigen de klassieke vorm van een edge city : veel glas en staal. Ze zijn gelegen op

de kruising van belangrijke verkeersassen van het mobiliteitsnetwerk. Deze centra worden

gestructureerd rondom de ‘mall’. De boomers worden door Garreau op hun beurt onderverdeeld in ‘the

Strip’, ‘the Node’ en ‘the Pig in the Python’.

De Strip : geen densiteit

The Node : dens, een centrum waarrond een cirkel denkbaar is

The Pig in the Python : Een combinatie van Strip en Node

The Pig in the Python : The Node met een Strip (highway) als staart

Greenfields zijn het antwoord op de chaotische structuur van de Boomer. Het gaat om gigantische

groenvlakten die aangeplant worden met privaat geld. “A Greenfield occurs at the intersection of several

thousand acres of farmland and one developer’s monumental ego.” (Garreau, 1991)

Page 8: MASTERPROEF stedenbouw & ruimtelijke planningpjvdabee/tussentijdse nota/nota... · 2008. 6. 5. · EDGE CITIES - 1 Tussentijdse nota Kaat Smets Juni 2008 MASTERPROEF stedenbouw &

EDGE CITIES - 8

2. Aanpak In een eerste luik probeer ik vat te krijgen op het begrip ‘Edge City’, zoals Joel Garreau het introduceerde in

1991. In de eerste plaats door een theoretisch onderzoek (literatuurstudie) van een aantal basiswerken

zoals ‘Edge Cities:: life on the New Frontier’ (Garreau, 1991) en ‘Edgeless Cities: Exploring the Elusive

Metropolis’ (Lang, 2003). Om de vertaling naar de Europese context te maken, zou ik me toespitsen een

aantal case-studies. Ik zou verder inpikken op een aantal Europese centra die de Amerikaanse edge cities

benaderen, of net niet. Vooral die laatste stap – waar ligt de grens tussen het al dan niet ‘zijn’ – lijkt me

verrijkend.

In een tweede luik bouw ik een aantal scenario’s op. Deze kunnen beschouwd worden als ruimtelijke

vingeroefeningen. Het komt er op aan ruimtelijke concepten ontwerpmatig te bedenken voor de

implementatie van stedelijke programma’s (wonen, werken, …) in edge cities. Eén van die scenario’s wordt

dan op een concrete site uitgewerkt. Bijvoorbeeld : wonen op Flanders Expo (Gent). Deze laatste stap zou

de bekroning vormen van een theoretisch en ontwerpmatig onderzoek.

Page 9: MASTERPROEF stedenbouw & ruimtelijke planningpjvdabee/tussentijdse nota/nota... · 2008. 6. 5. · EDGE CITIES - 1 Tussentijdse nota Kaat Smets Juni 2008 MASTERPROEF stedenbouw &

EDGE CITIES - 9

3. Literatuur en beoogde contacten

Reeds gelezen :

- BUMSOO L., “Edge” or “Edgeless” Cities? Urban spatial structure in U.S. metropolitan areas 1980 – 2000, in: Journal of Regional Science, vol. 47, n°3, 2007

- Themanummer “(Sub)centra”, S&RO, jan. 2006

Aan het lezen in :

GARREAU J., Edge Cities : life on the New Frontier, Garden City (N.Y.): Doubleday, 1991

Nog te lezen :

LANG R., Edgeless Cities: Exploring the Elusive Metropolis, Washington (D.C.): Brookings institution, 2003