Download - Marineblad Maart 2006

Transcript
Page 1: Marineblad Maart 2006

marinebladnummer 2, maart 2006 , jaargang 116

Uitgave van de Koninklijke Vereniging van Marineofficieren

Page 2: Marineblad Maart 2006

i n h o u d

inhoud4

12

21

26

Alle zeilen bij.Deelname Defensie aan nationale veiligheid

LNTKOLMARNS A.Wagemaker, plv. commandantPRT5, bericht vanuitAfghanistan

Zeemacht: een vrij blad in oorlogstijd

3 Column voorzitter KVMO4 Reportage

Alle zeilen bij9 Arbeidsvoorwaarden

Achtergronden van het CAO-overleg11 Cartoon

12 In beeld

Het Nederlandse PRT in Afghanistan 14 Kennis en wetenschap

Naval Ship Code17 Uit dienst

Drs. H.K. Stapel18 Het debat

LTZA 1 K. Boelema Robertus tegenoverKLTZ K.F.J. Henkelman

20 Boekbesprekingen

21 Kennis en wetenschap

Van Gallipoli naar Operation TELIC, dl. 225 Column

Ko Colijn26 Historie

Zeemacht: een vrij blad in oorlogstijd30 KVMO-zaken

KVMO-essaywedstrijd 2006

Colofon

ISSN: 0025-3340

RedactieMw. drs. M.L.G. Lijmbach, hoofdredacteurKLTZ drs. H. Pleijsier

ArtikelencommissieLTZA 1 mr. A.J.A.M. Maas, KTZE ir. V.C.Rademakers, KTZ b.d. L.J.M. Smit, LNTKOLMARNS drs. A.J.E. Wagemaker MA

Medewerkers:Mw. drs. Z. Borgeld, dr. J. Colijn, J. Margés, LTZ 1 ing. M.E.M. de Natris, drs. M.A.M. Weusthuis H. Boomstra (cartoon), AVDD (foto’s, tenzij anders vermeld)

Adres redactieWassenaarseweg 2-B2596 CH Den HaagTel. 070-383 95 [email protected]

VormgevingFrank de WitTel. 038-455 17 54

DrukwerkPlantijnCasparie ZwollePostbus 10258000 BA Zwolle

Abonnementsprijs (incl. BTW)Voor leden van de KVMO is het MarinebladgratisNiet-leden betalen € 49,50 (NL) of € 69,50(buitenland)

Adreswijzigingen en abonnementen voorniet-leden van de KVMO:Mw. E.M. Mulder: 035-625 86 [email protected]

Copyright MarinebladOvername van artikelen is enkel toegestaan naschriftelijke toestemming van de redactie enonder uitdrukkelijke vermelding van de bron.Artikelen in het Marineblad vertolken nietnoodzakelijk de visie van het hoofdbestuur vande Koninklijke Vereniging van Marineofficierenof van de redactie.

De inhoud van artikelen blijft geheel voorverantwoording van de auteur(s). De wijze vanaanleveren van artikelen is op te vragen bij deredactie.

AdreswijzigingZo tijdig mogelijk schriftelijk doorgeven aan:Secretariaat KVMO,Antwoordnummer 93244,2509 WB Den Haag(geen postzegel nodig)of [email protected]

Adreswijzigingen doorgegeven aan bureauCommandement etc. worden nietdoorgegeven aan de KVMO.

Foto Cover: AVDD

Het Marineblad is een uitgave van de Koninklijke Vereniging van Marineofficieren en verschijnt 9 keer per jaar

Page 3: Marineblad Maart 2006

3marineblad | maart 2006

c o l u m n

Aldus het Engelse weekblad “The Economist” over onze gemeenteraadsverkie-zingen van 7 maart jongstleden en dit gezaghebbende opinieblad schrijft zeldenof nooit over onze nationale politiek. In het artikel wordt de ondergang van deLeefbaren en overige Fortuyn-aanhangers gekoppeld aan de landelijke overwin-ning en de terugkeer van Links. Sociale thema’s als werk en inkomen, zorg,wonen en leven zijn gestegen op de prioriteitenlijst van de kiezers, ten koste vande oude “hot issues” als immigratiebeleid en veiligheid. Met als gevolg een ver-schuiving naar het linker deel van het politieke spectrum, aldus het weekblad.

Wat betekent dat voor de Koninklijke Marine, voor ons? Voorspellen is moeilijk. Toch kunnen we hier wel één voorzetje doen: in hetkomende jaar zullen we zeer regelmatig met elkaar speculeren over de vraag:“Hoe zal het met onze marine gaan onder Links?”Om het ‘seizoen’ dan maar gelijk te openen: de geschiedenis leert dat er nogal watlinkse defensieministers zijn geweest die onze branche bepaald goed hebbengedaan: denk aan de materieelvisie van minister Vredeling, denk aan de verandervi-sie van minister Ter Beek. Tegelijk: onder paars en rechts was en is ook voldoendekwaliteit te vinden: denk aan de bestuurlijke en politieke moed van minister Kamp.

Hoe dan ook: Als we met elkaar over bovenstaande vraag gaan speculeren, moe-ten we 1 ding niet vergeten: de dames en heren linkse politici zelf ook in de dis-cussie te betrekken en hen laten vertellen wat zij van plan zijn. En liefst voordate.e.a. in een nieuw Regeerakkoord staat gebeiteld!De KVMO zal daarom in het komende jaar extra in investeren in de dialoog metLinks. In het Marineblad én via andere initiatieven hoort u daar meer over.En laten we vooral positief denken: de marine onder een sociaal-democratiebiedt ook voordelen. Zo mag je – gezien de ervaringen - van Links verwachtendat zij de defensiewerknemers serieus nemen, dat ze oog hebben voor de bijzon-dere positie en inzet van militairen en dat er bereidheid is om tot goede arbeids-voorwaardelijke afspraken te komen. Een bereidheid die onze huidige Christen-Democratische staatssecretaris NIET lijkt te hebben. De concept-CAO, die nuvoorligt, doet geen enkel recht aan de grote loyaliteit van de defensiewerkne-mers en is in zekere zin schandelijk. Het zou mij verbazen als er op 6 april aanstaande (de datum waarop de bonden jaof nee moeten zeggen) wordt ingestemd met dit slechte voorstel. Ik hoop vurigdat niet gebeurt wat in 2002 bij de vorige CAO is gebeurd: dat opeens toch tweecentrales tekenden bij het kruisje en zo medeplichtig werden aan draconische enonnodige maatregelen.

Marine onder Links“The revolution that erupted in the Netherlands four

years ago may have ended this week where it began: in

Rotterdam’s city Hall.”

K L T Z d r s . H . P l e i j s i e r ,

Voorzitter KVMO

Page 4: Marineblad Maart 2006

Rol van Defensie binnen nationale veiligheid

Alle zeilen bijNationale veiligheid en – daarmee samenhangend – terrorismebestrijding zijn zeer

actuele thema’s. De overheid haalt alles uit zoveel mogelijk kasten en bundelt de

krachten van de verschillende ministeries. Dit om een vuist te kunnen maken met

vooral bestaande middelen. Hiaten moeten worden opgevuld met extra geld. In

april verschijnt bij Defensie het document ‘Intensivering Civiel Militaire

Samenwerking’, in samenwerking met het ministerie van BZK t.b.v. de Tweede

Kamer. Welke rol speelt Defensie binnen het nieuwe veiligheidsbeleid?

J . M a r g é s

4 Alle zeilen bij

r e p o r t a g e

Page 5: Marineblad Maart 2006

5marineblad | maart 2006

Op het symposium Nationale Veiligheid en Defensie, eind februa-ri 2006, benadrukte secretaris-generaal T. Annink dat de inzet vandefensiemiddelen voor onze nationale veiligheid ‘geen loze kreetis, maar pure noodzaak’. Het ging hem niet om een zoektocht vande krijgsmacht naar nieuwe taken. Wat voor hem wel telde? ‘Denoodzaak dat de overheid zich gaat bedienen van álle middelendie zij heeft. Óók die van de krijgsmacht, om onze veiligheid tewaarborgen.’ Annink illustreerde zijn betoog met de nu al veel-zeggende cijfers over het aantallen keren dat de ExplosievenOpruimingsdienst (EOD) het afgelopen jaar uitrukte: 2.400 keer.Het aantal maritieme reddingsacties van de kustwacht in 2005stelde hij vast op een, eveneens niet mis te verstaan, aantal vanruim 1.400.

Geen goedkoop uitzendbureauMaar Defensie is volgens Annink geen ‘goedkoop uitzendbureau’.‘De krijgsmacht is vandaag de dag een structurele veiligheidspart-ner in Nederland. De verwevenheid tussen de interne en externeveiligheid is in de afgelopen jaren toegenomen en neemt nogsteeds toe. Of het nu gaat om drugshandel, milieuvervuiling, ter-rorisme of cybervandalisme. Zelfs al ligt de bron buiten onzelandsgrenzen, de dreigingen kunnen zich nadrukkelijk hier mani-festeren. Criminelen en terroristen trekken zich niets van lands-grenzen aan. De dreigingen zijn grenzeloos geworden. Wij zullenons hiertegen beter moeten wapenen. Tegelijk met de toenemen-de verwevenheid tussen interne en externe veiligheid, is echterook de kwetsbaarheid van de Nederlandse samenleving zichtbaargeworden. Succesvol samenwerken is alleen mogelijk op basis vanglasheldere gezagsstructuren. Uit deze ervaring moeten we ookop nationaal niveau lering trekken.’

Veranderd optredenDie heldere gezagsstructuren, ook op basis van lessons learneduit het verleden, vormen ook een randvoorwaarde bij het project‘Intensivering Civiel Militaire Samenwerking’. Kolonel T.Middendorp, beleidscoördinator van de Hoofddirectie AlgemeneBeleidszaken van het ministerie van Defensie en belast met hetdossier nationale veiligheid, noemt het ‘een catalogus van natio-naal inzetbare militaire capaciteiten’. ‘Het geeft invulling aan eenkoerswijziging die de regering in april 2005 aankondigde. Defensieis binnen deze plannen niet langer vangnet, maar een serieuze vei-ligheidspartner. De militaire specialiteiten en capaciteiten zijn

steeds meer van een nationale toegevoegde waarde. Om er eenpaar te noemen: de Explosieven Opruimingsdienst, de radars aanboord van schepen, de vliegende sensoren van de KoninklijkeLuchtmacht, inclusief die van onbemande vliegtuigjes.’De heroverwegingen zijn volgens Middendorp ingegeven dooreen veranderd optreden van Defensie in de afgelopen jaren. ‘Wevoeren steeds meer politietaken uit, zoals in Irak, en treden vakerop tussen de lokale bevolking en in samenwerking met de lokaleautoriteiten. De Politie en Defensie groeien als het ware naarelkaar toe. Daardoor ligt de drempel steeds lager om samen te

de maatregelen zijn niet afgestemdop een worst case-scenario, maargaan uit van een betaalbaarminimum

Page 6: Marineblad Maart 2006

Alle zeilen bij

gaan werken. En daarmee is de nationale inzetbaarheid vanDefensie tegelijkertijd toegenomen.’

Grenzen vervagenOm alle theorie wat dichter bij de praktijk te brengen, zijn er doorde plannenmakers drie terroristische scenario’s uitgewerkt diezich afspelen in de haven van Rotterdam, op de luchthavenSchiphol en als pandemie met NBC-aspecten. Zo’n 200 deskundi-gen zijn betrokken geweest bij de analyses en uitwerking van demaatregelen. Ondersteund door TNO zijn de scenario’s onder-zocht door specialisten van de Nationale CoördinatorTerrorismebestrijding, TNO, de ministeries van Defensie,Volksgezondheid, Binnenlandse Zaken en Verkeer en Waterstaat.Ook is gebruik gemaakt van de expertise van de civiele hulpverle-ningsdiensten (Brandweer, Politie en GHOR) en van het havenge-bied Rotterdam en de luchthaven Schiphol. ‘Hoe zijn we georgani-seerd in de rampenbestrijding? Waar lopen we tegenaan en watkan Defensie doen? Dat zijn de vragen die we ons in dit verbandstellen’, licht Middendorp toe.De deelnemers hebben zich allicht gerealiseerd dat, waar het gaatom een aanslag of andere ramp, voorkomen beter is dan genezen.En dan komt de rol van de inlichtingendiensten MIVD en AIVDnadrukkelijk om de hoek kijken. ‘Preventie speelt een steeds gro-tere rol’, onderkent Middendorp. ‘De grenzen vervagen en deinterne en externe veiligheid raken steeds meer vervlecht. Risico’sdie we in Nederland lopen, door drugshandel, fundamentalismeen terrorisme, hebben steeds meer hun oorsprong in het buiten-land. Met het buitenlandse netwerk kan de MIVD bijvoorbeeldanalyses uitvoeren.

Bindende afspraken‘Wat bij de samenwerking centraal staat, is beter gebruik temaken van de reeds beschikbare middelen van het rijk’, zegtMiddendorp, in navolging van Annink. ‘Samenwerking scheeltgeld; denk maar aan de kosten voor aparte opleidingen en onder-zoek dat dubbel wordt uitgevoerd en middelen die dubbel wor-den aangeschaft. Met de middelen van Defensie erbij, kun je metbeperkte investeringen ook nog veel slagvaardiger optreden.Enerzijds biedt Defensie een soort escalatiedominantie, voorwanneer civiele capaciteiten tekort schieten, anderzijds vullen weook nichegebieden in met, bijvoorbeeld, EOD- en NBC-midde-len.’Dat heeft het finale civiele boodschappenlijstje opgeleverd waar-

succesvol samenwerken is alleenmogelijk op basis van glashelderegezagsstructuren

6

Page 7: Marineblad Maart 2006

7marineblad | maart 2006

mee de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties(BZK) bij zijn defensiecollega heeft aangeklopt. VolgensMiddendorp gaat het om ‘bladzijden vol’ met wensen. ‘Door deDefensiestaf is vervolgens geanalyseerd wat de gevolgen zijn,wanneer we ons hiertoe zouden verplichten. Is alles bijvoorbeeldintern afgedekt met beschikbare middelen of is er behoefte aanextra capaciteit? Vervolgens zijn de maatregelen heel concreetuitgewerkt en nu liggen er bindende afspraken tussen Defensie enBZK. Daarbij is helder hoeveel mensen en welk materieel, wan-neer beschikbaar zijn, in het geval er iets gebeurt.’ De afsprakenrichten zich op gebieden als de beveiliging van havens, debescherming van het luchtruim en de bewaking van objecten engebieden. Daarnaast blijken ook de goed georganiseerde com-mandovoering, de ICT-ondersteuning daarvan en rampenbestrij-dingscapaciteiten (transport, medisch, genie) een grote toege-voegde waarde te hebben voor de nationale veiligheid. Ook dezecapaciteiten mag Defensie volgens hem best benutten voor hetnationaal, niet-militair, belang. ‘Van Defensie zijn altijd maar eenbeperkt aantal eenheden tegelijk in het buitenland. De aanwezi-gen binnen Nederland zijn dan op incidentele basis in te zetten.Bijvoorbeeld een mariniersbataljon dat niet op missie is, valt zeerefficiënt in te zetten voor de bewaking van vitale objecten.Uiteraard mag deze vorm van inzet, ter ondersteuning van civieleautoriteiten, niet ten koste gaan van de expeditionaire inzetbaar-heid.’

Waterdicht concept onhaalbaarUit de plannen komt naar voren dat de overheid voorbereid wilzijn op het ergste. Toch geeft Middendorp toe dat de maatrege-len niet zijn afgestemd op een worst case-scenario, maar ‘uitgaanvan een betaalbaar minimum’. Kortom, betreft het hier half werk?Wordt de burger in slaap gesust met schijnveiligheid?Middendorp werpt tegen dat een waterdicht concept voor natio-nale veiligheid en terrorismebestrijding onhaalbaar en onbetaal-baar is. BZK streeft naar een realistisch niveau van veiligheid,waarbij ook de middelen waarover Defensie beschikt optimaalworden benut en – waar nodig – uitgebreid. Een aanvullende maatregel waarvoor extra geld werd uitgetrok-ken, was de uitbreiding van de capaciteit van de BijzondereBijstands Eenheid/Snelle Interventie Eenheid. Het betreft hierslechts een tijdelijk verband, dat binnen afzienbare tijd wordt ver-vangen door de Dienst Speciale Interventies, met daarin deBijzondere Bijstands Eenheid van het Korps Mariniers en deArrestatieteams van het Korps Landelijke Politie Diensten. Metname deze eenheid is in staat om aan terroristische dreiging, zoalsin de vorm van gijzelingen of bezettingen, het hoofd te bieden.

Koppeling ICT-structurenHet samenvoegen van de specialistische teams geeft eens te meeraan dat er met de bundeling van krachten winst valt te boeken,zeker ook op het gebied van aansturing en commandovoering.

Secretaris-generaal T. Annink: ‘De krijgs-macht is vandaag de dag een structureleveiligheidspartner in Nederland.’

Kolonel (KL) T. Middendorp: ‘Defensie looptin ‘netwerkcentrisme’ voorop en anderenkunnen daarvan profiteren.’

KTZ K. Boelema Robertus: ‘Het is slechtseen kwestie van tijd voordat zich dreigingvoor de scheepvaart op zee voor zal doen.’

(P. W

iezor

eck)

(J.M

)

Page 8: Marineblad Maart 2006

we moeten voor het zeetransportdezelfde monitoring invoeren alsvoor de luchtvaart

8 Alle zeilen bij

Defensie is vergevorderd in de ontwikkeling van een net-werkachtige ICT-ondersteuning van de commandovoering enheeft daar internationaal ook prijzen mee gewonnen. Hiermee iseen goede informatie-uitwisseling tussen diverse diensten moge-lijk en kan één actueel situatiebeeld worden gecreëerd waar ieder-een gebruik van kan maken. Bij het Landelijk OperationeelCoördinatiecentrum van BZK is een zogenaamde netcentrischeproeftuin opgezet waar we de civiele toepasbaarheid van militairecommandovoeringssystemen beproeven. Diverse veiligheids-regio’s en het Defensie Operatie Centrum werken hieraan mee.

De eerste resultaten zijn bemoedigend en lijken ook mogelijkhe-den te bieden om civiele functionele informatiestromen te ont-schotten. Wij hebben afgesproken dit concept verder uit te wer-ken in een configuratie van systemen, dat we bij de volgende“Bonfire”-oefening op alle niveaus gaan gebruiken. Het maaktgoede coördinatie tijdens multidisciplinair optreden na een rampmogelijk. Een ander voorbeeld van civiel-militaire samenwerkingop ICT-gebied is de zogenaamde Haagse Ring. Dit betreft een net-werk dat Defensie al heeft opgezet voor de verbinding van alledepartementen en de beveiligde uitwisseling van informatie.Middendorp: ‘Met deze ‘Haagse Ring’ zijn alle ‘eilandjes’ gekop-peld. Defensie loopt in ‘netwerkcentrisme’ voorop en anderenkunnen daarvan profiteren. ‘Situational awareness’ vinden wij alsDefensie vanzelfsprekend, maar ook civiel is dit bewustzijn heelbelangrijk. Waarom het wiel opnieuw uitvinden als Defensie er alover beschikt?

Kustwacht professionaliserenBinnen Defensie zijn meer eenheden die zich wijden aan preventiefoptreden. Zo bewaakt de Koninklijke Marechaussee de grenzen enreizen zogeheten airmarshalls van het Wapen onherkenbaar meeop risicovluchten. Maar ook de Kustwacht, met diens bewa-kingstaak, dicht Middendorp een belangrijke rol toe. De Kustwachtwas versnipperd, maar wordt volgens hem aanzienlijk verbeterd nuis besloten het beheer over de middelen en de operationele aanstu-ring daarvan bij Defensie (Kustwachtcentrum) te concentreren enhet Verkeer en Waterstaat. Ook KTZ K. Boulema Robertus, HoofdBestuursondersteuning van het Commando Zeestrijdkrachten, iszeer te spreken over de betere aansturing van de Kustwacht. ‘Hetwas een wat gammel samenwerkingsverband, maar nu kunnen wede Kustwacht verder professionaliseren. Gelukkig dat daar binnende politiek veel aandacht voor bestaat. Europa in het algemeenmaar Nederland in het bijzonder is strategisch afhankelijk van dezee en de vrije doorvoer van goederen. In generale zin zijn terro-risten altijd op zoek naar locaties waar aanslagen pijn doen, het ligtdus voor de hand dat zij pogingen zouden doen om deze vrije door-voer in gevaar te brengen. Om de economische belangen van de

koopvaardij te beschermen, moeten we de havenaanlopen beveili-gen. En zorgen dat we Amsterdam en Rotterdam altijd bereikbaarhouden.’

Gevoel voor urgentie groterOm vrij verkeer naar de belangrijke havens in stand te kunnenhouden, hecht Boelema Robertus, veel belang aan de herinvoe-ring van mijnenveegcapaciteit bij de KM. En aan de aanschaf van‘Unmanned Underwater Vehicles’, om de bodem af te zoeken ende havengebieden beter te kunnen beschermen. Maar aangaandehet ‘grotere plaatje’ wordt het wel tijd dat we meer zicht krijgenop wat en wie er op zee rondvaart en onze kant opkomt. ‘Wemoeten voor het zeetransport dezelfde monitoring invoeren als

voor de luchtvaart. Je weet toch ook waar elk vliegtuig is en wathet doet? Dat hebben we op zee ook nodig, want het is slechtseen kwestie van tijd voordat zich dreiging voor de scheepvaart opzee voor zal doen.’, aldus Boelema Robertus.Middendorp weer: ‘De dreiging en het optreden groeien meer enmeer naar elkaar toe. Jongeren die in Parijs auto’s in brand steken,de overstroming van New Orleans, grootschalige vogelgriep; hetkan ons allemaal ook hier gebeuren. Het gevoel van urgentiewordt in ieder geval groter. Vooral omdat de opkomende dreigingmeer en meer een irregulier karakter heeft. En van groeperingenbinnen Nederland gaat steeds meer dezelfde dreiging uit als waarwe op missies in het buitenland mee te maken hebben.’Nederland kan volgens hem al met al alleen kansrijk optreden bijde bescherming van havens en het luchtruim plus de beveiligingvan objecten en gebieden, als de overheid de handen ineenslaat.Dat betekent dat ook Defensie – nadrukkelijk inclusief de marine– alle zeilen bij moet zetten.

Page 9: Marineblad Maart 2006

9marineblad | maart 2006

a r b e i d s v o o r w a a r d e n

Hier gaan we in op de achtergronden van het CAO-overleg. Watwordt er eigenlijk onder arbeidsvoorwaarden verstaan en hoe ver-lopen de CAO-besprekingen?

ArbeidsvoorwaardenOnder arbeidsvoorwaarden wordt verstaan het geheel van(rechts)regels, afspraken, inclusief het beloningsbeleid dat geldt inde arbeidsrelatie tussen een werknemer en een werkgever. Metander woorden: arbeidsvoorwaarden regelen de rechtsverhou-ding tussen werkgever en werknemer.Er wordt onderscheid gemaakt tussen primaire en secundairearbeidsvoorwaarden.

Primaire arbeidsvoorwaarden bevatten onderwerpen die de kernraken van de arbeidsrelatie, zoals de arbeidsduur, het loon, devakantieaanspraken, de vergoeding voor onregelmatige diensten,de bovenwettelijke uitkeringen ingeval van ziekte/arbeidsonge-schiktheid, de eindejaarsuitkering, de pensioenafspraken, delevensloopregeling etc.. Secundaire arbeidsvoorwaarden zijn onderwerpen die ‘op detweede plaats’ komen, het woord zegt het al. Gedacht moet danworden aan vergoedingen voor woon-werkverkeer, dienstreisver-goedingen, gratificaties bij ambtsjubilea, studiefaciliteiten, cao á lacarte, verhuiskostenvergoedingen etc..

Arbeidsvoorwaarden komen in de private sector op een anderemanier tot stand dan bij de overheid.

Arbeidsvoorwaarden in de private sectorIn de private sector, ‘het bedrijfsleven’, kan een (arbeids)overeen-komst worden afgesloten als er sprake is van overeenstemmingtussen de werkgever en één van de betrokken werknemerspartij-en. In de private sector is dus geen meerderheid nodig. In de

praktijk komen arbeidsovereenkomsten bijna altijd tot stand doormiddel van door de minister van Sociale Zaken enWerkgelegenheid algemeen verbindend verklaarde CollectieveArbeidsOvereenkomsten (CAO’s). Alleen voor hogere- en top-functionarissen worden individuele arbeidsovereenkomsten afge-sloten.

Daarnaast geldt dat de wetgever in een reeks van wetten en voor-schriften regelingen heeft vastgesteld, die als arbeidsvoorwaardenkunnen worden aangemerkt (arbeidsrecht). Als voorbeelden kun-nen worden genoemd het Sociaal Verzekeringsrecht, de Wet

Minimumloon en Vakantiebijslag, de Arbeidsomstandigheden-wet, de Algemene wet gelijke behandeling en de Arbeids-tijdenwet.

Arbeidsvoorwaarden bij de overheidTot 1993 voerde de minister van Binnenlandse Zaken de arbeids-voorwaardenonderhandelingen voor de gehele overheid. Hetnadeel daarvan was dat onvoldoende rekening kon wordengehouden met de specifieke omstandigheden en wensen van deafzonderlijke overheidssectoren, waaronder Defensie.

Sectoraal…Om aan deze bezwaren tegemoet te komen is per 1 januari 1993het sectorenmodel van kracht geworden, waarbij acht sectorenworden onderscheiden, waaronder Rijk, Politie, Justitie,Onderwijs en Defensie. De verschillende sectoren kunnen sinds-

Achtergronden van het CAO-overleg

Onlangs is er in de sector Defensie een

onderhandelingsresultaat tot stand

gekomen over een nieuwe CAO voor alle

defensiemedewerkers. Op de website van

de KVMO en in het FVNO bulletin kunt u

alles lezen over dit resultaat en over ons

standpunt.

secundaire arbeidsvoorwaardenzijn onderwerpen die ‘op de tweedeplaats’ komen

Page 10: Marineblad Maart 2006

10 Achtergronden van het CAO-overleg

dien zelfstandig afspraken maken met de vakbonden voor over-heidspersoneel, ook wel overheidscentrales geheten. Let wel: dusniet met afzonderlijke belangenverenigingen, zoals de KVMO.Dergelijke verenigingen hebben zich moeten aansluiten bij eenvan de vier overheidscentrales. Het sectorenmodel schrijft name-lijk voor dat alleen overheidscentrales bevoegd zijn met over-heidswerkgevers te onderhandelen over de arbeidsvoorwaarden.Over het algemeen zijn dit centrales die aangesloten zijn bij éénvan de drie vakcentrales FNV, CNV of MHP.

Zo is in de sector Defensie de AFMP aangesloten bij de FNV, deACOM bij de CNV en de CMHF (waarbij de KVMO is aangeslo-ten) bij de MHP. Er zijn hierop enkele uitzonderingen, zoals hetAC (VBM/NOV in de sector Defensie) of Het Zwarte Korps (devereniging voor kraanmachinisten).1

Of toch centraal?Ondanks het feit dat er sprake is van een sectorenmodel wordentoch nog steeds arbeidsvoorwaardelijke onderwerpen boven-sec-toraal bepaald. Het beroemde Nederlandse poldermodel houdt indat de sociale partners (het kabinet en de drie vakcentrales) in hetVoor- en/of Najaarsoverleg centrale afspraken maken. Aangeziendrie van de vier overheidscentrales in de sector Defensie zijn aan-gesloten bij deze vakcentrales worden deze afspraken in de sectorDefensie gevolgd. Het is niet zo dat er geen overleg meer wordtgevoerd over deze onderwerpen. In het ‘polderoverleg’ wordenalleen de kaders gesteld. De invulling hiervan kan per sector ver-schillen.

Zelfstandig afspraken makenHet voordeel van sectoren is dat iedere sector zelfstandig afspra-ken kan maken en dus kan inspelen op de specifieke eigenschap-pen van het betrokken personeel. Een goed voorbeeld hiervan ishet pensioenstelsel. Militairen zijn bij de overheid nog de enige

ambtenaren die een eindloonstelsel hebben. Dit komt omdat desalarisschalen van militairen zodanig afwijken van de burgeramb-tenaren, dat invoering van een middelloonstelsel desastreuzegevolgen zou hebben gehad voor het pensioen van militairen.

Sinds de invoering van het sectormodel zijn de arbeidsvoor-waarden tussen de diverse sectoren uiteen gaan lopen. Zo heb-ben alle overheidssectoren een 36-urige werkweek, terwijlDefensie nog altijd een 38-urige werkweek heeft.

In tegenstelling tot de private sector is er pas een arbeidsvoor-waardenakkoord (een CAO) als een meerderheid van de vieroverheidscentrales ermee instemt. Aan de onderhandelingstafelheeft de werkgever en iedere overheidscentrale één stem, of zenu 1000 of 10.000 leden hebben. Dit betekent dat twee van devier centrales er mee in moeten stemmen.

De CAO-onderhandelingen bij DefensieWie zitten er aan tafel? Uiteraard de werkgever, hij levert de voor-zitter. In de sector Defensie is dat de staatssecretaris vanDefensie. Veelal laat die zich vertegenwoordigen door zijn hoog-ste personeelsambtenaar. Aan de andere kant van de tafel zittende vier centrales van overheidspersoneel; de CMHF, het AC, deAFMP en de ACOM. Tevens neemt een ´waakhond´van hetministerie van Financiën deel, om te voorkomen dat Defensie bui-ten haar financiële kaders treedt.

De startDe CAO-onderhandelingen worden gestart door middel van brie-ven. Defensie biedt aan de centrales van overheidspersoneel haarinzetbrief aan en de centrales op hun beurt bieden hun – veelalgezamenlijke - inzetbrief aan.

Aan de hand van deze brieven wordt gezamenlijk de agenda voorde onderhandelingen opgesteld. Hierbij moet worden opgemerktdat de centrales een door de werkgever ingebracht punt als bij-voorbeeld de ophoging van de UKW-leeftijd niet van de agendakunnen weren. Als dit wel het geval zou zijn zou de werkgeverniet in staat zijn om reorganisaties door te voeren. Daar staattegenover dat deze alleen doorgevoerd kunnen worden als hierovereenstemming over wordt bereikt met de centrales.

Het overlegNadat de agenda is opgesteld kan het overleg beginnen. De cen-trales moeten gedurende het proces proberen te voorkomen datzij tegen elkaar worden uitgespeeld. Samen staan ze sterk.Onderling moeten er dus compromissen worden gesloten.Vanzelfsprekend gaat dit niet altijd zonder slag of stoot!

CAO-onderhandelingen zijn nu niet bepaald te omschrijven alseen dynamisch proces. Het is voornamelijk elkaar ‘aftasten’ om tezien hoe ver men kan gaan. Het is best vermoeiend, het kost vaakvele sessies, en er gaat veel tijd verloren aan schorsingen. Tijdensdeze schorsingen wordt er onderling overlegd over nieuwe voor-stellen. Uiteindelijk komt er een ‘eindbod’ op tafel. Dit kan een

Page 11: Marineblad Maart 2006

11marineblad | maart 2006

bod zijn naar volle tevredenheid van de centrales, anders betrefthet een eindbod van de werkgever. Met dit eindbod geeft hij aanniet meer te willen bewegen op dat bepaalde onderwerp.

Het eindeHet onderhandelingsproces kan op verschillende manieren eindi-gen. Als er sprake is van een onderhandelaarsakkoord dan zijn allepartijen tevreden over het bereikte resultaat. De vier centraleszullen een onderhandelingsakkoord veelal met een positief adviesaan hun leden voorleggen.

Met de aanduiding onderhandelingsresultaat geven de centralesaan niet gelukkig te zijn met het resultaat maar het is op datmoment het eindproduct van de onderhandelingen. Afhankelijkvan het resultaat zullen de bonden dit negatief of neutraal aan deleden voorleggen.

LedenraadplegingDe centrales van overheidspersoneel leggen het onderhandelings-akkoord/resultaat voor aan hun leden. Die hebben het dan voorhet zeggen. Als er twee of meer centrales van overheidsperso-neel instemmen volgt ondertekening van de CAO.Wordt het onderhandelaarakkoord/resultaat door de leden ver-worpen dan moet er opnieuw onderhandeld gaan worden. Ditkan inhouden dat er acties gevoerd gaan worden. Overigens heb-

ben militairen geen stakingsrecht en worden de mogelijkheid tothet houden van collectieve acties aan banden gelegd in deMilitaire Ambtenarenwet.

Huidige stand van zaken rondom de CAOZoals u ongetwijfeld heeft gelezen dan wel heeft gehoord isonlangs weer een CAO-proces afgerond met een onderhande-lingsresultaat. Een resultaat, omdat de centrales vinden dat hetevenwicht tussen ´zoet en zuur´ in deze CAO niet in evenwichtis. De CMHF legt het bereikte resultaat met een negatief adviesaan de leden voor omdat zij van mening is dat het zuur de officie-ren het hardst treft. Op het moment van schrijven moeten er nog ledenraadplegingenplaatsvinden. Zie het FVNO-bulletin voor nadere informatie. Hetwordt dus, net als in 2001, spannend. Houden de centrales hetfront gesloten en wordt het resultaat verworpen of valt het frontuiteen en wordt er door twee of meer centrales een CAO onder-tekend?

Afkortingen1 FNV = Federatie Nederlandse Vakbeweging, CNV= Christelijk NationaalVakverbond, MHP=Vakcentrale voor Middengroepen en Hoger Personeel, AFMP =Algemene Federatie voor Militair Personeel, ACOM = Algemeen ChristelijkeOrganisatie van Militairen, CMHF – Centrale voor Middelbare en HogereFunctionarissen bij overheid, bedrijven en instellingen, AC= AmbtenarenCentrum,VBM/NOV= Vereniging Belangenbehartiging Militairen/Nederlandse OfficierenVereniging

c a r t o o n

Page 12: Marineblad Maart 2006

12 in beeld

Afghaanse uitdagingenNederland heeft zich gecommitteerd aan Afghanistan en draagtbij aan de internationale operaties Enduring Freedom enInternational Security Assistance Force (ISAF). Sinds oktober 2004 iser een Nederlands Provinciaal Reconstructie Team (PRT) in denoord-Afghaanse provincie Baghlan. In september 2005 heeft eensamengestelde marine-eenheid het stokje overgenomen in Pol-eKohmri waar het bivakkeert. 180 mannen en vrouwen opereren ineen onherbergzaam gebied dat zo groot is als driekwart vanNederland. Het wordt gekenmerkt door de meest uiteenlopendeterreinvormen en etniciteiten. Er is zowel woestijn als hoogge-bergte en alles wat Afghanistan aan bevolkingsgroepen te biedenheeft. Regelmatig bekruipt mij het gevoel in de NationalGeographic beland te zijn.

Grimmige incidentenHet PRT maakt deel uit van ISAF met een robuust mandaat,waardoor desnoods met geweld kan worden opgetreden. Hetbetreft hier noodgevallen want de Afghaanse autoriteiten moetenhet eigenlijk zelf doen. ISAF helpt en ondersteunt bij het herstel-len van het vertrouwen in het centrale gezag. Dit is een hele opga-ve in een situatie die gekenmerkt wordt door ‘veilig maar nog nietstabiel’. De bevolking moet allerlei subversieve groepen – en diezijn er veel in dit land van krijgsheren, Al Qa’ida en Taliban – nietlanger steunen. Het incident van 9 februari jl. is karakteristiek.Zo’n 350 demonstranten kwamen aan de poort van deNederlandse compound met als alibi de Deense spotprenten. Wehebben hoogstens onze vermoedens waar het werkelijk om ging.De situatie werd zo bedreigend dat we de opgehitste meute metlicht, rook en geluidsgranaten uit elkaar moesten slaan toen bleekdat de politie de zaak niet meer aankon. De bewoners van Pol-eKohmri maakten al snel hun oprechte excuses voor de baldadigeactie.

Grimmige incidenten – zoals die van 9 februari – zijn geen directeaanleiding voor Search and Destroy missies, het vervreemdt debevolking van je. Maar de PRT-missie is veel meer dan traditionelepeacekeeping. Het draait om het stimuleren van de transitie vanoorlog naar vrede. De militairen moeten helpen een veilige omge-ving te creëren en over voldoende flexibiliteit beschikken om bur-gertaken te ondersteunen.

Hearts and mindsDe eerste PRT’s hebben zich voornamelijk beziggehouden methet inventariseren hoe de hearts and minds gewonnen kunnenworden. De Afghanen blijken een vriendelijk, ijverig en trots volkdat al snel de harten van de Nederlanders wist te stelen en vooralzelf drukdoende is de eigen leefomstandigheden te verbeteren.We zijn nu vooral bezig met het creëren van veiligheid en stabi-liteit, omdat de voormalige krijgsheren de wapens hebben neer-gelegd. De focus is op het ondersteunen van het democratischgekozen bestuur door ambtenaren te trainen en het prikkelen vandepartementen. Ervaringen met het stabiliseren van allerleibrandhaarden hebben geleerd dat een gestructureerde opbouwhet beste resultaat oplevert. De werkzaamheden van het PRT krij-gen richting met een Masterplan om de End State – de Afghanenbesturen het land zonder buitenlandse hulp – te behalen. Hetmentoren van de organen die belast zijn met de openbare veilig-heid, zoals politie, leger en de rechterlijke macht, is essentieel.We stimuleren allerlei wederopbouwprojecten zoals het werkenaan de infrastructuur door wegen te verbeteren en bruggen tebouwen; het ondersteunen van elementaire gezondheidszorgdoor vroedvrouwen te trainen (de zuigelingensterfte is enorm) eneen bloedbank op te zetten; onderwijs mogelijk te maken; en hetverder op gang helpen van de economie door het midden- enkleinbedrijf te assisteren bij het maken van businessplannen.

LNTKOLMARNS drs. A.J.E. Wagemaker

o f f i c i e r i n b e e l d

Het Nederlandse PRT in Afghanistan In de rubriek ‘In Beeld’ staat een officier, missie of eenheid van de KM centraal. In dit nummer is

dat het Nederlandse Provinciaal Reconstructie Team (PRT) in de noord-Afghaanse provincie

Baghlan. LNTKOLMARNS drs. A.J.E. Wagemaker, chef staf en plaatsvervangend commandant

PRT5, doet vanaf de basis in Pol-e Kohmri voor het Marineblad kort verslag van de

gebeurtenissen aldaar.

i n b e e l d

Page 13: Marineblad Maart 2006

marineblad | maart 2006

De Afghaanse economie drijft, ondanks alle inspanningen, op depapaverteelt en opiumproductie die goed zijn voor het grootstegedeelte van het nationaal inkomen. De internationale gemeen-schap zet regering Karzai onder druk om resultaat in de opiumpa-ragraaf te boeken. Op korte termijn leidt een vernietiging van deoogst tot een daling van de opiumproductie, maar het lijkt eenverloren strijd. De boeren zaaien de papaver op andere plaatsenin bij gebrek aan een passend alternatief.

Nederland draagt substantieel bij aan het verbeteren van de situa-tie in de provincie Baghlan. Het werk van de marinemannen en–vrouwen wordt gewaardeerd door de locale bevolking. Het PRT-

concept is op een vergelijkbare manier bruikbaar in Uruzgan, mitsbeseft wordt dat de situatie niet afgedwongen kan worden. Hetsucces van de missie wordt bepaald door het draagvlak onder debevolking. Regelmatig krijgen we signalen om ons met sommigezaken niet te nadrukkelijk te bemoeien. In dit land waar wapen-tuig in grote hoeveelheden verkrijgbaar is, zijn IED’s (ImprovisedExplosive Device) gebruikelijk. Gelukkig heeft dit bij ons nog niettot ernstig leed geleid, in zuid-Afghanistan is dit wel het geval.Eind januari gingen we door het oog van de naald toen een

patrouille gewaarschuwd werd voor een geïmproviseerd explosieflangs de provinciale hoofdweg. Een behoorlijk gevaarlijke situatie,zo bleek na de ontmanteling van een bom met acht kilo spring-stof met een verwoestende werking tot zo’n 150 meter. Het‘mooie’ van het incident is overigens wel dat we door de localebevolking gewaarschuwd werden, de Nederlanders hebben dehearts and minds gewonnen.

Mission creepVeel gehoorde kritiek op het werk van het PRT is dat het leidt totmission creep, een onwenselijke uitbreiding van de missie tot bui-ten het strikt militaire handwerk. Het tegenovergestelde is echterhet geval, juist de uitholling van de missie, mission erosion, werktcontraproductief door een te beperkte opvatting van het man-daat. Het accent ligt nu nog op het vergroten van de veiligheidom wederopbouw en uitbreiding van het gezag van de centraleoverheid mogelijk te maken. Het is een punt van discussie of diteen typische taak voor militairen is; het marine-PRT pakt het inieder geval wel voortvarend op. Vertegenwoordigers van hetministerie van Ontwikkelingssamenwerking zijn welkom om dewederopbouwtaak effectief en efficiënt in te vullen, militairenhebben nu werk in Uruzgan te doen.

we stimuleren allerlei wederopbouwprojecten zoals hetwerken aan de infrastructuur door wegen te verbeteren en bruggen te bouwen

13

Het succes van de missie wordt bepaald door het draagvlakonder de bevolking.

Page 14: Marineblad Maart 2006

Naval Ship Code

Toekomstmuziek ofnaderende realiteit ?

De eerste zeegaande schepen werden gebouwd zonder vastgestelde regels.

Ervaringen werden van meester op leerling overgedragen. In de 17e eeuw werden

ervaringen over ontwerp en bouw in boekwerken vastgelegd.1 Het duurde nog tot

1834 voor het klassebureau “Lloyds Register of Shipping” de eerste klasseregels

opstelde.2

i r . E . C . A . t e r B e k k e

14 Naval Ship Code

Civiele scheepvaartOp basis van deze klasseregels kon op een transparante wijze dezeewaardigheid van een schip worden bevestigd met een klasse-certificaat. Tot op de dag van vandaag gelden deze klassecertifica-ten als bewijs voor voldoende zeewaardigheid bij de scheepsver-zekeraars.

Pas in de tweede helft van de 19e eeuw werden vlaggenstatenactief in het ontwikkelen en vastleggen van maritieme wet- enregelgeving. Hierbij ontstonden grote verschillen in regelgevingtussen de verschillende vlaggenstaten. Het zinken van de Titanicin 1912 zorgde voor een ommekeer. Twee jaar na deze catastrofewerd de eerste International Convention for the Safety of Life at Sea(SOLAS) aangenomen, die zorgde voor ‘lifeboats for all’. DeSOLAS is van toepassing op de internationale civiele zeevaart enomvat een uitgebreide set minimum veiligheidsstandaarden. Dewet- en regelgeving groeit nog steeds, voortdurend in reactie opcatastrofes als de Herald of Free Enterprise (1987), Erika (1999) enScandinavian Star (1990). Tegenwoordig wordt de SOLAS onder-houden door het VN-agentschap International MaritimeOrganisation (IMO).3

Vlaggenstaten zijn verantwoordelijk voor het implementeren vangeratificeerde conventies in nationale wet- en regelgeving. Zo isde SOLAS opgenomen in de Schepenwet en het Schepenbesluit.Verder dienen vlaggenstaten de geïmplementeerde regels ook tehandhaven bij de eigen vloot. De havenstaten zijn gerechtigd omconventieschepen bij bezoek aan hun haven ‘aan de ketting’ teleggen, wanneer zij niet voldoen aan de internationale conventies.

Militaire scheepvaartDe beheersing van zeewaardigheid van militaire vaartuigen is vanoudsher een interne marine aangelegenheid. Internationale, directtoepasbare normen voor de integrale beschouwing van zee-waardigheid waren niet beschikbaar. Er werden wel militaire nor-men ontwikkeld, maar deze waren gericht op het optimaliserenvan het voortzettingsvermogen van het vaartuig en haar beman-ning. Wanneer aan dergelijke normen voldaan werd, vond mendat het vaartuig voldoende zeewaardig was.

Tegenwoordig past deze impliciete, niet transparante benaderingniet meer. Dit komt mede doordat de publieke opinie sterk beïn-vloed wordt door (inter)nationale rampen die zich niet alleenbeperken tot de scheepvaart. Denk hierbij aan olierampen alsErika en Prestige, de aanslagen in Amerika, de cafébrand inVolendam en de vuurwerkramp in Enschede. De maatschappijverwacht van de overheid transparantie in regelgeving en hand-having.

Het is niet meer voldoende enkel te stellen dat de vaartuigen vanDefensie voldoende zeewaardig zijn. Nee, Defensie dient dit opeen transparante wijze aan te kunnen tonen aan haar belangheb-benden (waaronder de belastingbetaler, het varend personeel ende (families van) opvarenden). Aangezien de minister vanDefensie verantwoordelijk is voor het waarborgen van voldoendezeewaardigheid en tevens exploitant is van het militaire zeevaart-bedrijf, vereist de waarborging van een acceptabel zeewaardig-heidsniveau speciale aandacht.

k e n n i s e n w e t e n s c h a p

Page 15: Marineblad Maart 2006

marineblad | maart 2006

Beschadigd voorsteven van de de Britse destroyer HMSNottingham. (pages.zdnet.com)

Ook andere marines wensen de beoordeling van zeewaardigheidinzichtelijker te maken, met name de marines die recentelijk eenscheepsongeval hebben meegemaakt. Zo is bijvoorbeeld in 2002de Britse destroyer Nottingham aan de grond gelopen op een rots,die te vinden was op de zeekaart. Vijf compartimenten liepen volmet water, hetgeen bijna leidde tot het zinken van het schip. Eentweede voorbeeld is de Australische tanker Westralia in 1998,waar aan boord een brand ontstond nadat olie was gelekt uit eenrecentelijk geplaatste flexibele leiding op een hete voorstuwings-eenheid. Vier opvarenden kwamen hierbij om het leven.4

Er blijkt al met al een behoefte te zijn ontstaan om, net als in deciviele scheepvaart, te komen tot een internationaal gedefinieerd‘minimum acceptabel veiligheidsniveau’.

Minimum acceptabel veiligheidsniveauMaar als men voor de militaire scheepvaart een minimum geac-cepteerd veiligheidsniveau wil definiëren, waarom gebruikt mendan de SOLAS niet? Regulation 3 van SOLAS stelt echter dat ‘shipsof war and troopships’ uitgezonderd zijn van de bepalingen. Dezeuitzondering is gerechtvaardigd omdat de veiligheid van het schip

en haar opvarenden tijdens specifieke militaire operaties onder-geschikt kan zijn aan de militaire missie. Een bijkomend aspect is de prescriptieve opbouw van SOLAS,waarin gedetailleerde specifieke oplossingen voor komen.Sommige van deze oplossingen zijn voor militaire vaartuigenonwenselijk, zoals bijvoorbeeld het hebben van oranje reddings-sloepen aan dek. Tot slot kent het militaire vaartuig omstandighe-den die onbekend zijn in de civiele scheepvaart, zoals het in- enuitvaren van landingsvaartuigen. Hierdoor kan de SOLAS nietéén-op-één worden overgenomen.

Internationale aandachtToch wordt door marines aan de SOLAS gerefereerd, wanneeruitspraken worden gedaan over minimale veiligheid. De Britseminister van Defensie stelt bijvoorbeeld: “… I require that wherethe MoD has been granted exemption from specific regulations,health and safety standards and arrangements will be, as far asreasonably practical, at least as good as those for statute”.5 Voorde Australische marine geldt: “… that the regulatory processesapplied to the technical integrity of Australian Defence Forcematerial are to be developed with an awareness and recognitionof the civil regime applicable to similar technologies”. De Duitsemarine formuleert het als volgt: “The regulations of civilian ship-

Ruimte waarin de brand aan boord van de Australische tankerHMAS Westralia ontstaan is. De rechter hoofdmotor en hetbeschadigde schot zijn goed te zien. (uit het Report of the boardof inquiry into the fire in HMAS Westralia on 5 May 1998, zievoetnoot 4)

Page 16: Marineblad Maart 2006

16 Naval Ship Code

ping … are consequently a measure for the safety standard onships of the Federal Armed Forces”.6 Ten aanzien van Nederlandsemilitaire vaartuigen is bepaald dat “het te realiseren zeewaardig-heidsniveau van militaire vaartuigen … ten minste gelijkwaardig[dient] te zijn aan het niveau dat bereikt wordt in de civielescheepvaart middels wet- en regelgeving, tenzij het gelijkwaardig-heidbeginsel onvermijdelijk conflicteert met militair operationeleeisen”.7

NAVOIn december 2003 werd binnen de NAVO een Specialist Teamopgericht om een Naval Ship Code (NSC) te ontwikkelen. Hetdoel van de Naval Ship Code is het bieden van een raamwerk vooreen veiligheidsmanagementsysteem voor militaire oppervlakteschepen, gebaseerd op de IMO conventies en resoluties, ziefiguur 3.8 De Naval Ship Code dient het merendeel van de schepenvan de NAVO en de Partners for Peace te omarmen. Verder dientde Naval Ship Code zoveel mogelijk:• geharmoniseerd te zijn tussen lidstaten;• een veiligheidsniveau te bieden dat minimaal gelijk is aan het

niveau dat de civiele scheepvaart kent;• het werk van andere NAVO groepen of specialist teams niet te

dupliceren; en• een kosteneffectieve manier te bieden voor het specificeren en

managen van veiligheid van militaire schepen.

Figuur 3, normen ontwikkeling voor civiele en militaire schepen

De Naval Ship Code zal alle technische onderwerpen behandelenvan SOLAS. Een extra hoofdstuk zal specifieke regels geven voorhet vervoer van gevaarlijke stoffen als munitie. Momenteel zijn eerste versies beschikbaar voor hoofdstuk 1(General Provisions) en hoofdstuk 7 (Escape, Evacuation and Rescue).Aangezien hoofdstuk 7 het eerste technische hoofdstuk is, geldtdit als voorbeeld voor de andere technische hoofdstukken.Daarom was de Koninklijke Marine zeer bereid de voorzittersrolvoor de ontwikkeling van dit hoofdstuk op zich te nemen. In denabije toekomst worden de eerste versies van hoofdstuk II(Structure), V (Electrical Installations) en VI (Fire Protection,Detection and Extinction) verwacht. Waarschijnlijk worden anderehoofdstukken volgend jaar opgestart, zodat het geheel over onge-veer 3 jaar beschikbaar is.Binnen het Specialist Team wordt nauw samengewerkt met geres-

pecteerde klassebureaus, zoals Lloyd’s Register, Det NorskeVeritas en Germanischer Lloyd’s. Op deze wijze wordt gewaar-

borgd dat er voldoende kennis en expertise binnen het SpecialistTeam aanwezig is om de achtergronden van de civiele wet- enregelgeving te doorgronden. Verder hebben klassebureaus veelpraktische ervaring, aangezien zij zeer veel schepen op regulierebasis inspecteren. Aangezien de Naval Ship Code opgesteld wordt middels eensamenwerkingsverband van marines en klassebureaus, wordt nietalleen de kennis en ervaring van civiele scheepvaart opgenomen,maar ook de ervaringen van (bijna-) ongevallen van de verschillen-de marines.

ImplementatieMomenteel hebben de grotere klassebureaus op basis van hunciviele klasseregels zogenaamde Naval Rules ontwikkeld voor debeoordeling van militaire vaartuigen. Wanneer de Naval Ship Codebeschikbaar is zal dit de basis vormen voor de Naval Rules. Steedsmeer marines, waaronder de Koninklijke Marine, maken dankbaargebruik van deze Naval Rules bij het laten keuren van de schepen. Binnen de NAVO zal de Naval Ship Code geïmplementeerd wor-den als een Standardization Agreement, oftewel STANAG. DezeSTANAG zal stellen dat de daadwerkelijke implementatie van deinhoud van de Naval Ship Code, dus het voldoen aan de beschre-ven regels, ter beoordeling is van de afzonderlijke marines.Voor Nederland geldt dat de Naval Ship Code naadloos aansluit bijhet vigerende zeewaardigheidsbeleid van Defensie9, dat in eenvolgend artikel zal worden belicht. De Naval Ship Code biedt eensolide basis voor het transparant beoordelen van de zeewaardig-heid van de vloot. Ondanks dat de Naval Ship Code nog steeds inhaar ontwikkelingsfase is, zullen de reeds opgeleverde hoofdstuk-ken nu al als leidraad fungeren bij de beoordeling van nieuwe enbestaande schepen.

mw. ir. E.C.A ter Bekke is werkzaam bij de Directie MaterieelOrganisatie (DMO), Ressort Zee, Afdeling Platformtechnologie inDen Haag. Voor uw reactie op dit artikel: [email protected].

Noten1. Vallianatos, A., Quality shipping en de maritieme expert, Schip & Werf de Zee,

Oktober 20042. www.lr.org/corporate_information/brief_history.htm3. www.imo.org4. Royal Australian Navy, Report of the board of inquiry into the fire in HMAS

Westralia on 5 May 1998, Volume 1, DPUBS 32871/98, 19985. Secretary of State for Defense, MOD JSP 430, foreword, 20056. NATO NSSC, Guide to the conduct of the specialist team “Naval Ship Safety and

Classification”, UK Mod/STG/17/6/5/1 Issue 2, Nov. 2004 7. Petersen, L., The Naval Ship Code – A new safety standard for naval vessels?,

Naval Forces 5/20058. Uit de Guide to the conduct of the specialist team “Naval Ship Safety and

Classification”, zie voetnoot 69. Organisatie Materiele Zeewaardigheid, DMKM, Nota 200511882, Den Haag, 2005

de Naval Ship Code moet eenraamwerk bieden voor eenveiligheidsmanagementsysteemvoor militaire oppervlakteschepen

IMO

Civiele zeevaart Militaire zeevaart

SOLASNATO

Specialist TeamNaval Ship

Code

Ministerie V & W

SchepenwetSchepenbesluit

Defensie Materieel

Organisatie

VoorschriftenDefensie

Klasse bureaus

Class Rules Klasse bureaus Naval Rules

Page 17: Marineblad Maart 2006

u i t d i e n s t

17marineblad | maart 2006

Waarom dit werk?Het sluit nauw aan bij mijn belangstelling. Al lang heb ik eenwarme belangstelling voor geschiedenis. Ik was enkele jaren(bestuurs)lid van de Nederlandse Vereniging voorZeegeschiedenis en van een aantal historische verenigingen. Ditleidde tot een studie geschiedenis aan de Universiteit vanAmsterdam waar ik in 2003 afstudeerde. Bij het aansturen vaneen museum komt mijn bestuurlijke en leidinggevende ervaringuit de marine goed van pas. Als voormalig zeeofficier en actiefwatersporter heb ik een vanzelfsprekende band met het wateren daar is het Reddingmuseum nu juist aan gewijd. De geschiede-nis van het Nederlandse reddingwezen en alle mogelijke zakendie daarmee te maken hebben zijn er te vinden. Een bezoekwaard voor jong en oud (www.reddingmuseum.nl)!

Wat is het verschil met werken bij de KM? Je kunt niet terugvallen op je collega's. Je moet alles, van jaarreke-ningen tot pensioenregelingen en vele andere zaken, zelf uitzoe-ken. Dat is wel heel leerzaam en leuk. Er gaan nieuwe wereldenopen: marketing, fondsenwerving, contacten met politieke partij-en, gemeente en andere musea. Niet altijd gemakkelijk, maar hetenthousiasme van bijna veertig vrijwilligers en het vakmanschapvan de conservator houden me op de been.

Wat mist u uit uw KM-tijd? En wat niet?Niets! Ik heb een fijne tijd bij de marine gehad maar denk er nietecht aan terug. Er zijn zoveel interessante dingen te doen, demarine is niet het enige dat bestaat. Ik mis de treinreizen naarDen Haag en een weekendhuwelijk zeker niet.

Hoe belangrijk is de KM nu nog voor u? De marine speelt geen rol meer in mijn dagelijkse leven. Ik hebaltijd contacten buiten de marine onderhouden en ben sociaal enbestuurlijk actief buiten de marine. Het LOM was dan ook geeningrijpende gebeurtenis. Wel vind ik het gezellig vriendschappenuit de marineperiode bij te houden.

Heeft u nog een goed advies voor de huidige marineleiding? Ja. Zorg dat Den Helder weer een marinestad wordt. Den Helderwordt gepropageerd als ‘Stad van Napoleon’. Dit doet geen rechtaan de betekenis van de KM voor de stad. Maak de terreinen vanKIM, Harssens en Marinemuseum vrij toegankelijk voor hetpubliek en zorg dat er een marineschip ligt, bijvoorbeeld opHarssens. De lokale bevolking en de toeristen willen buiten deVlootdagen ook iets van de marine zien.

Drs. H.K. Stapel

Uit dienst: februari 2005Laatste rang: kapitein-ter-zeeLaatste functie: Commandant Nederlands-Belgische

Operationele School

Direct na zijn leeftijdsontslag heeft Stapel de

functie aangenomen van directeur bij het

Nationaal Reddingmuseum Dorus Rijkers in

Den Helder. Hij is verantwoordelijk voor het

reilen en zeilen van dit bijzondere museum

dat in april haar 25-jarig jubileum viert.

zorg dat Den Helderweer een marinestadwordt

Page 18: Marineblad Maart 2006

LTZA 1 K. Boelema Robertus is Centrale VertrouwenspersoonKM, deel uitmakend van de Stafgroep CommandoZeestrijdkrachten.

18 het debat

h e t d e b a t

LTZA 1 K. Boelema Robertus:Om maar meteen met de deur in huis te vallen…..hier ben ikgeen voorstander van! In plaats van een campagne moeten we ernaar streven om normen en waarden als onderwerp te integrerenin de bedrijfsvoering en op deze manier proberen het continuebespreekbaar te maken en te houden.

CultuurIk denk dan bijvoorbeeld aan het regelmatig op de agenda zettentijdens werkoverleg, het een vast onderwerp te laten zijn in func-tioneringsgesprekken en het structureel in te bedden in alle oplei-dingen. Omdat iedere eenheid zijn eigen (sub)cultuur heeft, ishet zeer belangrijk om het op deze wijze structureel en construc-tief aan de orde te stellen. De cultuur wordt namelijk medebepaald door de normen en waarden die gehanteerd worden.Iedereen kan hier zijn bijdrage aan leveren. Het credo ‘Goed voor-beeld doet goed volgen’ geldt nog steeds, of je nu matroos ofadmiraal bent.

Normen en waarden zijn zeer persoonlijk en komen misschienniet altijd overeen met die van de organisatie. Dat kan een pro-bleem zijn. Maar als wij niet goed met elkaar om kunnen gaan, kan dat directe gevolgen hebben voor de manier waarop wij onzetaak uitvoeren. Bij de KM gaan we, met name tijdens missies enuitzendingen, rond de klok met elkaar om en leven daarbij ooknog eens in kleine ruimtes of onder andere bijzondere omstandig-heden. Omdat we daarbij ook nog veelal in groepsverband moe-ten werken, is het belangrijk dat we respect voor elkaar tonen.

Bespreekbaar makenAlles wat er is opgeschreven en uitgedragen tijdens de NOWAK-campagne geldt vandaag de dag nog steeds. Waarom dan 10 jaarna NOWAK deze stelling? Omdat niet alleen bij de KM, maar ookin de wereld om ons heen, steeds meer en vaker mensen op zoekzijn naar hoe we met elkaar kunnen en moeten omgaan. Webeginnen ons te realiseren dat we er de afgelopen jaren te weinigaandacht aan hebben besteed; we hebben daar ook niet altijd tijdvoor en het lijkt haaks te staan op ons beroep, het wordt over hetalgemeen beschouwd als een soft onderwerp. Dus wat mij betreft geen campagne, maar het onderwerp als eennormaal en bespreekbaar onderwerp integreren.

De hoogste tijd NOWAK-

In de rubriek ‘het debat’ gaan twee personen

met elkaar in debat over een actueel marine-

alles wat er is opgeschreven enuitgedragen tijdens de NOWAK-campagne geldt nog steeds

Page 19: Marineblad Maart 2006

19marineblad | maart 2006

KLTZ K.F.J. Henkelman:Toen alles op papier stond trokken de leidinggevenden zich terugachter hun bureaus. De gewone marineman- en vrouw sprak alsnel over NOWAK als: ‘Niet Ouwe Hoeren Want Alles Kan’ enhoe gaat het met de ‘Wormen in Naarden’. Nadat de NOWAK-patrouille weer eens een hardwerkende korporaal op zijn vuilepetkapje had gewezen keerde alles terug naar het oude.Nu hoor ik opnieuw dat de waarden en normen vervagen. Demarine dreigt ethisch ten onder te gaan als we niet snel iets doen,zo gaan de geruchten. De leidinggevenden roepen om een oplos-sing. Bijvoorbeeld om een campagne waarbij de militair weer eeneigen, algemeen gewenste, set waarden en normen krijgt aange-reikt.

Sappige verhalenVolgens mij is dat vervagen allemaal onzin. Toen ik nog op hetKIM zat werd ik geconfronteerd met de STUMIK (StuurgroepMaatschappelijke Invloeden in de Krijgsmacht). De bedoeling vandie stuurgroep was de militaire en burgermaatschappij dichter bijelkaar brengen. Dat is de STUMIK in de loop der jaren dan ookuitstekend gelukt! In de burgermaatschappij hebben we tenslottedrugs, prostitutie, diefstal en zinloos geweld, dit zien we bij demarine nu opeens ook.

Iedereen kent de sappige of schandalige verhalen over zaken dieniet (helemaal) NOWAK waren. Van die dingen: met verkeerdevrouwen op een verkeerd moment; een onhandige declaratie; ofeen alcoholische versnapering die beter niet op dat momentgenuttigd had kunnen worden. Kortom, ogenschijnlijk eigenlijkniks nieuws onder de zon.

OnzinWaarom zou ik een tweede NOWAK-campagne onzin vinden?Waarden en normen krijg je niet door campagnes. Waarden ennormen krijg je door leidinggevenden die het goede voorbeeldgeven; door leidinggevenden die regelmatig hun bureau uitko-men; door leidinggevenden die openlijk misstanden aan de kaakstellen. Kortom leidinggevenden die jongere militairen opvoedenen die zich daarbij gesteund weten door de marineleiding. Niks campagnes laten maken door dure externe bureaus, niksbrochures, niks videobanden maar gewoon leidinggeven enopvoeden met steun en duidelijke ideeën van de leiding.

KLTZ K.F.J. Henkelman

voor een nieuwecampagne!

NOWAK, Normen en Waarden in de Koninklijke Marine, was inhet midden van de jaren ‘90 een campagne om het vervagen vande waarden en normen bij de KM een halt toe te roepen.Daarvoor werden brochures geschreven, videobanden gemaakten op de Nieuwe Haven in Den Helder de NOWAK-patrouilleingesteld.

of defensieonderwerp aan de hand van

een stelling.

KLTZ K.F.J. Henkelman is Projectleider van het projectNIMCIS (Nieuwe generatie Mariniers Communicatie- enInformatieSysteem), DMO.

waarden en normen krijg jeniet door campagnes

Page 20: Marineblad Maart 2006

Het zilveren regeringsjubileum vanHare Majesteit de Koningin vormdede aanleiding de geschiedenis vanhet Militaire Huis te laten vastleg-gen door het Nederlands Instituutvoor Militaire Historie van hetministerie van Defensie. De presen-tatie van het boekwerk door deminister van Defensie aan Hare

Majesteit de Koningin jongstledenjanuari, prikkelde de bij mij levendehooggespannen verwachtingenover dit boek. Niet in de laatsteplaats daar ik enorm benieuwd wasnaar de uiteenzetting over mijnvorig jaar overleden vader, luite-nant-generaal b.d. J.F.G.A.M. Maas,Chef van het Militaire Huis in deperiode 1995-2001.

Deze verwachtingen zijn ten volsteuitgekomen. Het boek kenschetst in zes hoofd-stukken de totstandkoming en ont-wikkeling van het Militaire Huis. Dekracht van het boek schuilt erin datde auteur, drs. J.T.W.H. vanWoensel, erin is geslaagd volledigemedewerking te verkrijgen van allerelevante (militaire) autoriteitenzowel binnen als buiten het hof.Hierdoor is het boek niet loutergeschiedschrijving geworden maareen allesomvattend, prettig lezend,document waarin tevens voor heteerst inzage wordt gegeven in detaken van het Militaire Huis alsme-de in de werkzaamheden die mili-

tairen verbonden aan het hof in deloop der tijd hebben verricht.

Bovendien wordt met het boek dui-delijk welke invloed de regerendemonarch in de loop der tijd bij deontwikkeling van het Militaire Huis,heeft gehad. Met name dit laatsteaspect maakt het boek buitenge-woon interessant. Waar KoningWillem III bij het aanstellen van offi-cieren aan het Hof aanvankelijk nogde nadruk legde op kwaliteit vanofficieren als krijgsofficier te velde,werden zij onder Koningin-regentesEmma geselecteerd op hoffelijkheiden speelden zij een belangrijke rol inhet populariteitsoffensief om hetKoningshuis weer geliefd te makenbij de Nederlandse bevolking.Koningin Wilhemina was vanmening dat militairen primairmoesten doen waarvoor zij warenopgeleid. Zij stuurde dan ook tij-dens de Twee Wereldoorlogen eengroot deel van haar adjudantenterug naar de operationele eenhe-den. Onder haar koningschap wer-den na 1945 voor het eerst adjudan-

ten benoemd van niet-adellijkeafkomst. Selectie vond plaats opbasis van staat van dienst in de oor-log. Koningin Juliana gaf eveneensde voorkeur aan militairen die zichstrijdbaar hadden ingezet voor hetvaderland. Onder haar bewind werdde hofhouding vereenvoudigd enstonden adjudanten hoofdzakelijkde Prins-gemaal ten dienste. Na hetaantreden van Koningin Beatrix in1980 volgde een reorganisatie vande hofhouding en werd gekozenvoor een zakelijke aanpak die geheelpast in het huidige tijdsbeeld.Sindsdien luidt het devies van hetMilitaire Huis ‘trouw, dienstbereiden oplettend’ en wordt er metname op organisatorische gebiedveel van het Militaire Huis gevergd.

Al met al een zeer boeiend en fraaigeïllustreerd boek dat tevens eenprachtig naslagwerk is voor allen diede bijzondere band tussen hetKoninklijk Huis en de Krijgsmachtkoesteren…. en welke (oud)mari-neofficier heeft deze band niet. A.J.A.M. Maas

Soldiers and Civil Power,Supporting or SubstitutingCivil Authorities in ModernPeace Operations

een beeld schetst van soms moei-zame, soms succesvolle operatieslangs en over de grens van hetciviele domein. De auteur onder-zoekt de vredesondersteunendeoperaties in Cambodja, Somalië,Bosnië en Kosovo vanuit historischperspectief. Een theoretisch fun-dament wordt gelegd door middelvan de bestudering van hetGeallieerde militair gezag in metname Duitsland na de TweedeWereldoorlog en de Britse counterinsurgency variant in Maleisië in dejaren vijftig. Voor beide geldt dat zesuccesvol waren maar ook de min-dere varianten passeren de revuezoals de Amerikaanse in Vietnam.Kenmerkend voor dergelijke ope-raties zijn de – vanuit traditioneelstandpunt – buiten het militairedomein liggende civiel-bestuurlijketaken die door militairen wordenuitgevoerd omdat ze noodzakelijkzijn om politiek-strategische doe-len te kunnen bereiken.

De toepassing van militair bestuuris een gevoelig onderwerp, zekerwanneer het westerse krijgsmach-ten betreft met een koloniaal ver-leden. De scheiding tussen hetciviele en militaire domein is moei-lijk aan te brengen, de auteur con-stateert dat dit de facto een onei-genlijke is. De twee liggen dusda-nig dicht tegen elkaar aan dat ver-antwoordelijken juist de grenzenvan hun mandaat opzoeken ensoms er wel overheen moetengaan om succesvol te kunnen zijn.In de praktijk zal echter een vanbeide domeinen leidend moetenzijn hetgeen vooral ingegevenwordt door de mate van stabiliteit.Altijd geldt dat er een continueafstemming en uitwisseling van

Militairen aan het hof. Degeschiedenis van het militaireHuis 1848-2005

Auteur : J. van WoenselUitgever : Boom, Amsterdam

2005Omvang : 188 pag, geïll.Prijs : € 29,50ISBN : 90 8506 228 4

gegevens tussen de twee moetzijn. Wederopbouw en duurzamestaatsvorming zijn sleutelbegrip-pen in postconflict campagneswaarin state building en nation buil-ding de hoofdrol spelen die echterniet van de grond kunnen komenzonder vrede en stabiliteit.

Hoewel tegenwoordig militaireondersteuning van civiel bestuurin conflictgebieden op zijn bestkrampachtig is, suggereertBrocades in zijn case studies datjuist militaire commandanten diede civiele sfeer in durfden tebetreden succesvol waren waar-mee de eerder genoemde Britselessen in feite opnieuw geleerdworden. Sprekend zijn de voor-beelden van de Nederlandse mari-niers in Cambodja (1992-93), diehet civiele vlak betraden metdirecte steun aan de niet-militairecomponenten van het tijdelijkeVN-bestuur (UNTAC), en hetoptreden van de Gele Rijders inKosovo (1999) waarbij luitenant-kolonel van Loon zelfs als feitelijkmilitairgouverneur optrad toen deServische provincie van buitenafgeregeerd werd door internationa-le gezagsdragers. Uit zijn studieblijkt dat het uitvoeren van niet-militaire taken essentieel was eneen integraal onderdeel om mili-taire taken uit te kunnen voeren.

Dat dit echter geen garantie voorsucces is bleek bijvoorbeeld tij-dens de dramatische episode enhet Amerikaanse debacle inSomalië dat vanuit meerdere per-spectieven beschouwd wordt. Degrondigheid waarmee Brocades tewerk gaat verveelt niet. Hij blijftboeien door zijn heldere, verhalen-

de stijl. De anekdotes en raketyperingen van hoofdrolspelerswerken ontspannend en zijn voor-al voor militairen herkenbaar. Hijverdient hiervoor als “burger” eenpluim maar het is wel jammer dathij de positie van CIMIC-sectiesbinnen militaire eenheden nietecht doorgrond.

Het boek stopt met de Kosovo-ervaring dat tot een conceptueeldebat in militaire kring leidde, deauteur heeft een keuze gemaakt.Na de grote terreuraanslagen ende interventies in Afghanistan enIrak blijkt echter de actualiteit vanhet tijdelijk waarnemen of assiste-ren van het openbaar bestuur inhet missiegebied. In dit verband ishet een boeiende discussie waar-om niet meer ambtenaren vanBuitenlandse Zaken worden uitge-zonden naar missiegebieden.Brocades doet er daarom goed aanspoedig zijn onderzoek naar demeest recente missies toegankelijkte maken, te meer omdat ook deNederlandse krijgsmacht worsteltmet de taakopvatting na het eindevan de industriële oorlogvoering.Juist suggesties van onafhankelijkdenkende academici kunnen ver-helderend werken.

Brocades Zaalberg heeft een gron-dige en actuele studie gepubli-ceerd over het groeiende ver-standshuwelijk tussen het civieleen militaire domein. Soldiers andCivil Power is een verplicht num-mer voor iedereen die zich met demilitaire, operationele of beleids-matige kant van buitenlandsbeleidbezighoudt.

A.J.E. Wagemaker

Auteur : T. Brocades Zaalberg

Uitgever : AmsterdamUniversity Press(2005)

Omvang : 528 blz.Prijs : € 45,-ISBN : 90 5356 792 5

Oorlogen worden niet beslist ophet slagveld, een overwinningmoet blijken in de periode na dekrijg oftewel volgt er een stabieleen acceptabele vrede. Daarom zitde crux in de postconflict operatiesen niet in een snelle “verovering”.Het is verwonderlijk dat civieletaken nog steeds weinig aandachtkrijgen op de militaire agenda enopmerkelijk dat dit nauwelijksbeseft wordt. Vredesoperaties zouden na deKoude Oorlog de hoofdtaak van dewesterse krijgsmachten moetenzijn maar dit beeld strookt niet metde realiteit volgens Thijs BrocadesZaalberg in Soldiers and Civil Power.Het boek is een bewerking van zijngelijknamige dissertatie waarin hij

20 boeken

b o e k e n

Page 21: Marineblad Maart 2006

21marineblad | maart 2006

k e n n i s e n w e t e n s c h a p

In het eerste deel, verschenen in het vorige nummer van hetMarineblad, is aan de hand van de drie zg. warfighting functionsde operatie op en rond het schiereiland Gallipoli geanalyseerd. In dit tweede deel komt de meer recente Britse Operation TELICin Irak aan de orde, ook weer aan de hand van de warfighting functions. Na een korte analyse volgen de lessons learned van beideoperaties en conclusies van de auteur.

Case study Operation TELICOp 20 maart 2003 startte een Coalition of the Willing onder lei-ding van de Amerikanen met Operation Iraqi Freedom (OIF). Deaanleiding hiervoor werd gezien in de vermeende aanwezigheidvan massavernietigingswapens in Irak en het gevaar dat daar vanuitging voor de Westerse wereld. Saddam Hoessein had in devoorgaande maanden beperkt openheid van zaken willen gevenover de aanwezigheid van dergelijke wapens en had VN-wapenin-specteurs belemmerd in de uitvoering van hun werk. Als er weereen VN-ultimatum verloopt en Saddam Hoessein niet wil mee-werken aan het ontmantelen van zijn Weapons of MassDestruction (WMD) is voor met name de VS, Groot-Brittannië enSpanje de maat vol. Aangezien er weinig steun is vanuit de VNom direct militair in te grijpen besluit een Coalition of the Willingzonder VN-mandaat tot actie over te gaan en Irak binnen te vallenom de dreiging van WMD te elimineren.De Britse bijdrage aan OIF kreeg de naam Operation TELIC. De

bijdrage bestond uit een rond de 1st (UK) Armoured Divisionsamengestelde eenheid, een maritieme taakgroep en meerderesquadrons van de Royal Air Force.2 De 1st (UK) Armoured Divisionkreeg als onderdeel van 1st Marine Expeditionary Force (1MEF) detaak om het Al Faw Peninsula in te nemen. Vervolgens moest heteenheden aflossen op posities bij Az Zubayr en het RumaliaOlieveld en tenslotte blocking positions innemen naar het noordenen noordoosten. Op 6 april 2003 was de stad Basrah onder con-trole van de Britten die vanaf dat moment begonnen met stabili-satie operaties. Op 9 april veroverden de Amerikanen Bagdad enop 1 mei verklaarde president Bush dat de major combat phase ofoperations voorbij was.3

een Coalition of the Willing besluitzonder VN-mandaat Irak binnen tevallen

Moeizame stabilisatieZo voorspoedig als de gevechtsfase verliep zo moeizaam verliepde stabilisering. De Britse minister van Defensie kondigde pas op18 december 2002 de Britse militaire bijdrage aan OIF aan.

Van Gallipoli naar Operation TELIC

een vergelijking van twee expeditionaire operaties, deel 2

Uit de case studies over de aanval op Gallipoli uit 1915 en de Operation TELIC 1 uit

2003 (beide Brits) wordt duidelijk dat, hoe verschillend de omstandigheden ook

zijn, hoe ver de techniek ook is voortgeschreden en hoe veel lessen al geleerd zijn,

het moeilijk blijft om alles rond een expeditionaire operatie goed te regelen.

M A J M A R N S T . A . v a n D i s h o e c k

Detailkaart van zuid-Irak: het gebied rond de stad Basrah dat doorde Britten tijdens Operation TELIC is veroverd. (PCL mapcollection)

Page 22: Marineblad Maart 2006

22 Van Gallipoli naar Operation TELIC

Pas toen de significante Britse bijdrage bekend was werden ze toe-gelaten tot de Amerikaanse planningsessies voor de invasie. Tegendie tijd hadden de Amerikanen hun plannen voor de invasie echteral zo goed als klaar, waardoor de Britten geconstateerde tekort-komingen in het campagneplan niet meer konden bijsturen.

De Britten zagen met name tekortkomingen voor de stabilisatie-fase. De gevolgen hiervan zien we nog dagelijks in de kranten enop televisie. De gevolgen voor de Britten lijken mee te vallen inhun sector. Hiervoor zijn mogelijk twee redenen: de Britten doenhet ondanks de tekortkomingen in het campagneplan van deAmerikanen goed omdat ze door hun ervaringen in NoordIerland, Bosnië, Kosovo en Afrika snel en adequaat hebben kun-nen reageren op de nieuwe situatie. De andere reden zou kunnenzijn dat de Britten een gemakkelijke sector hebben toegewezengekregen, met een hun welgezinde lokale bevolking.

Unieke omstandighedenTenslotte moet opgemerkt worden dat de omstandigheden waar-onder de Britten opereerden uniek zijn te noemen: de Irakezenhadden geen luchtmacht kunnen inzetten, er waren geen deep-strike aanvallen door vijandelijke raketten en er was geen sprakevan gecoördineerde weerstand boven bataljonsniveau. Daarnaastlieten de Irakese eenheden na de vele natuurlijke hindernissen uitte buiten, zijn er geen NBC-middelen ingezet, was de bevolking inde beginfase op de hand van de Britten en was de urbanisatie-graad gunstig voor offensief optreden.

Deze omstandigheden moeten wel voor ogen gehouden wordenwanneer er wordt gekeken naar de resultaten van de gevechtsfa-se. Duidelijk moge zijn dat, indien de Irakezen meer tegenstand

hadden geboden op enkele van de hierboven genoemde gebie-den, dit grote gevolgen had kunnen hebben voor de coalitie.

Command & ControlOp het gebied van Command & Control (C2) hebben problementijdens de gevechtsfase van OIF geen desastreuze gevolgen gehaddie vergelijkbaar zijn met Gallipoli. De gevolgen van de gebrekki-ge planning voor de stabilisatiefase zijn daarentegen nog welmerkbaar. De planners stonden onder grote tijdsdruk omdat deCoalition of the Willing voor het zandstormenseizoen Irak wildebinnenvallen. Uit analyses blijkt verder dat een verschil in de com-mandostructuren tussen de Britten en de Amerikanen leidde tot“…a degree of complexity at the tactical and operationallevels…”.4 Naast Amerikanen en Britten zaten er gedurende deoperatie in Irak ook nog andere nationaliteiten in de coalitie, metelk een eigen commandostructuur en eigen werkwijze.

de Amerikaanse mariniers waren zosnel doorgestoten dat hetAmerikaanse leger moeite had ombij te blijven

Tactische beslissingen werden in hoog tempo genomen en destrategische en operationele beslissers hadden moeite om bij teblijven.5 Voor de uiteindelijke aanval op Bagdad hebben deAmerikanen een gevechtspauze moeten inlassen.6 DeAmerikaanse mariniers waren zo snel doorgestoten dat hetAmerikaanse leger moeite had om bij te blijven en de langelogistieke lijnen te beveiligen. Uit het boek “The March Up” vanWest en Smith7 valt af te leiden dat dit de strategische en operati-onele commandanten, die in hun planning achter de feiten aanlie-pen en een slecht beeld hadden van de actuele situatie, ook eenmooie gelegenheid bood om bij te trekken.

Britse commando’s in actie op het Al Faw Peninsula. (Crowncopyright)

Page 23: Marineblad Maart 2006

23marineblad | maart 2006

ProblemenUit Amerikaanse evaluatierapporten werd duidelijk dat er eenprobleem is met informatiemanagement; teveel verschillendesystemen bieden dezelfde informatie aan.8 Een Britse rapport9

spreekt daarnaast ook over problemen met de interoperabiliteitvan systemen van de coalitiepartners. In de snel veranderendeomgeving vormden de systemen zelfs een beperking voor infor-matie-uitwisseling en planning van de operaties.10 De benodigdeinformatie was in grote mate aanwezig maar de verschillendesystemen konden het hoge tempo van de tactische operaties nietaan.11 Dit betekende dat zeer bruikbare inlichtingen vaak nietterecht kwamen bij de tactische commandanten.

In de gevechtsfase hadden de problemen met betrekking tot C2weinig invloed op het resultaat. In de stabilisatiefase waren degevolgen echter wel merkbaar. Dit kwam in de eerste instantiedoor de late politieke besluitvorming omtrent de Britse deelnameaan OIF. Toen Britse planners eenmaal deel mochten uitmakenvan de planning constateerden ze al snel tekortkomingen in deplanning voor de stabilisatiefase. Zij waren door late en slechteallocatie bij de Amerikaanse staven niet in staat om nog iets teveranderen.12 Het gevolg van deze gebrekkige planning voor destabilisatiefase was dat veel kostbare tijd verloren is gegaan: na derelatief snelle overwinning kon niet meteen worden overgegaannaar de volgende fase. De oproerlingen onder de Irakezen haddenhierdoor de tijd om zich te hergroeperen en te reorganiserenvoor operaties in Irak. De lacune in de planning is één van de oor-zaken van de huidige instabiliteit van Irak waarvan het einde voor-lopig nog niet in zicht lijkt.

De rol van inlichtingenEr was, in tegenstelling tot de aanval op Gallipoli, niet zozeer spra-ke van een gebrek aan goede inlichtingen. Daarentegen waren erandere problemen. Het eerste probleem betrof vooral het

managen van de hoeveelheid inlichtingen. De bestaande inlichtin-genstructuren waren niet afgestemd op de moderne wijze vanoorlogvoeren (hoog tempo, flexibel, internationale coalities).Technische ontwikkelingen hebben het verzamelen, verwerkenen verspreiden van informatie verbeterd maar de hoeveelheidinformatie was zo groot dat systemen moeite hadden met het tijdig verwerken en verspreiden. Dit C2 capaciteitsprobleem, ominlichtingen snel bij de verschillende gebruikers te krijgen, heefteen effect op de uitvoering en de aansturing.

Het tweede probleem was dat alle niveaus door het door de coa-litie gebruikte concept van information push werden overstroomdmet informatie waardoor men door de bomen het bos niet meerzag.13 Information push betekent dat alle informatie van bovenafnaar beneden door het systeem wordt geduwd. Gevolg hiervan isdat eenheidscommandanten veel informatie krijgen en moetenverwerken waar ze uiteindelijk niks mee kunnen. In plaats vaninformation push zou overgegaan moeten worden op een conceptvan smart push waarbij alleen voor de gebruiker relevante infor-matie doorkomt.14

het gebruik van helikopters envoertuigen in de woestijn zorgdevoor een grote toename in de vraagnaar reserveonderdelen

Tenslotte blijkt uit analyses dat de organisatiestructuren van mili-taire inlichtingencellen in OIF beperkt waren in hun vermogenom grote hoeveelheden informatie vanuit een breed scala aanmilitaire en civiele bronnen te verwerken en te verspreiden.15 Omdergelijke snelle, beslissende en multi-layered campaigns te kun-nen voorzien van goede, tijdige en relevante intelligence in eentijdperk van Network Enabled Capablities zijn robuuste interopera-bele communicatiesystemen nodig.

Het belang van logistiekDe logistieke aanlooptijd voor deze operatie was beperkt door delate politieke besluitvorming. Het Britse leger dat uit kostenbe-sparing kleine voorraden aanhield moest veel materiaal aankopenom alle eenheden te kunnen voorzien van alle benodigde uit-rusting (woestijncamouflage, desert boots, stoffilters, en NBC-kle-ding). Niet alle leveranciers waren in staat om op korte termijnhet gevraagde materiaal te leveren waardoor een aantal produc-ten (keramische platen, woestijncamouflagepakken) pas geleverdwerden toen de eenheden al in Irak zaten. Sommige artikelen,zoals NBC kleding, ballistische vesten of kleding met woestijn-camouflage, zijn nooit bij de eenheden aangekomen gedurendede periode in Irak. Het gebruik van helikopters en voertuigen in de woestijn zorgdevoor een significante toename in de vraag naar reserveonderde-len. Met veel kunst en vliegwerk hebben de Britten de beschik-baarheid van helikopters en voertuigen op een redelijk niveaukunnen houden.16 De tekorten en niet beschikbaarheid van diver-se uitrusting en reserveonderdelen hebben achteraf gezien

Page 24: Marineblad Maart 2006

24 Van Gallipoli naar Operation TELIC

geen significante gevolgen gehad op de operationele output maarhadden wel de potentie om een groot probleem te vormen metlevensbedreigende situaties.

Vergelijking van beide operatiesDit artikel heeft twee grote Britse expeditionaire operaties metelkaar vergeleken om daarmee inzicht te geven in de ontwikkelingvan expeditionaire operaties op drie belangrijke aspecten (C2,Inlichtingen en Logistiek). Zo blijkt dat bijna een eeuw na Gallipoliop hoofdlijnen vergelijkbare lessen geleerd worden. Beide perio-des werden geconfronteerd met grote technologische vooruit-gang en een navenante stijging van de eisen die aan de bestaandesystemen en structuren gesteld werden.

beide operaties hebben het belangonderstreept van een gezamenlijkeplanning

Op het gebied van C2 bleek in Gallipoli voornamelijk de opdrachtdie door de politiek was geformuleerd en opgedragen aan demilitairen het probleem te zijn. Tijdens Operation TELIC was deopdracht niet zozeer het probleem maar voornamelijk de zeerbeperkte planningsduur die de militairen was gegund. Dit laatste speelde een kleine eeuw eerder ook voor Hamiltoneen grote rol omdat hij op stel en sprong moest vertrekken endaarbij zijn logistiek planners achterliet met grote gevolgen voorhet verloop van de operatie. De korte planningstijd heeft voorOperation TELIC geen significante invloed heeft gehad op het ver-loop van de gevechtsfase maar wel op de stabilisatiefase.

Tevens waren er tijdens beide operaties problemen met de com-municatie gedurende de operatie, waardoor met name de opera-tionele commandanten niet goed op de hoogte waren van deactuele situatie op het slagveld en beperkt waren in het uitoefe-nen van invloed op het verloop van de strijd.

Zowel tijdens de operatie op Gallipoli als tijdens OperationTELIC was er een probleem met het managen van de inlichtingen.Hierdoor kwamen die vaak niet op tijd en op de juiste plaatsterecht. In beide operaties speelden tekortkomingen van de techniek hierbij een rol: in 1915 waren er gewoon te weinig com-municatiemiddelen, terwijl in 2003 de communicatiemiddelencapaciteitsproblemen hadden en de organisatiestructuren vaninlichtingencellen verouderd waren.

Het belang van logistiek en met name de planning ervan tijdensoperaties is wederom aangetoond. Op Gallipoli heeft dit totgrote problemen geleid die de coalitie tijdens Operation TELICbespaard bleef. De eenheden op Gallipoli werden geconfronteerdmet een tekort aan vers drinkwater, rantsoenen, munitie en medi-sche voorzieningen waardoor de gevechtskracht van de eenhe-den ter plekke zwaar werd aangetast. De Britten hebben tijdensOperation TELIC ook de nodige logistieke problemen gehad maardit heeft, gezien het succesvolle verloop van de strijd niet geleidtot significante problemen. De beperkte Irakese weerstand heefthen daarbij in de kaart gespeeld.

Met veel kunst en vliegwerk hebben de Britten de beschikbaarheidvan helikopters en voertuigen in de woestijn op een redelijk niveaukunnen houden. (Crown copyright)

Page 25: Marineblad Maart 2006

In Darfur voert de locale bevolking al jaren een kansloze

strijd tegen Arabische milities van de Janjaweed. Daar

zijn al 200.000 à 300.000 mensen bij om het leven

gekomen. Er kan met recht gesproken worden van

genocide, met gedoogsteun van de Soedanese regering,

die in onderhandelingen weinig goede wil toont om aan

de moordpartijen een einde te maken.

25marineblad | maart 2006

Oud-minister Jan Pronk, nu VN-gezant voor Soedan, was eind januari voorstandervan het sturen van een VN-troepenmacht. Begin maart leek hij compleet vangedachten veranderd. Volgens Pronk is het anti-VN sentiment sterker gegroeid enzou de troepenmacht een kwade kans lopen om doelwit van een bloedige jihad teworden. “Een recept voor een ramp”, vindt hij nu. Dat lijkt op een draai van 180 gra-den. Is het dat ook? Ik meen van niet. De huidige troepenmacht van de AfrikaanseUnie kon al niet veel bescherming bieden, maar had bovendien aangekondigd eindmaart te willen vertrekken. Zo dreigt een vacuüm te ontstaan, of erger, een vrijplaatsvoor genocide. President Bush opperde de mogelijkheid van een NAVO-troepen-macht. Het lijkt erop dat die gedachte alleen al averechts heeft gewerkt. De regeringin Soedan beschouwt de komst van de NAVO als een ‘anti-arabische invasie’ engooit olie op het vuur. De real-politicus in Pronk erkent blijkbaar dat een VN-machtdie gedomineerd zou worden door NAVO-soldaten als een rode lap op een stier zouwerken. Sterker nog: tot een Mogadishoe-effect zou leiden. Wie herinnert zich niet hoe de strijdlust van Somalische krijgsheren zich in 1993 ont-laadde op Amerikaanse mariniers, die er de orde kwamen herstellen? Het Darfur-dilemma toont aan dat de VN, door het ontbreken van een eigen inter-ventiecapaciteit, kwetsbaar is voor politisering. Omdat de VN een beroep moetdoen op externe troepenleveranciers kan de internationale gemeenschap haar ‘res-ponsibility to protect’, een formule die in september door de Algemene Vergaderingis omarmd, moeilijk waarmaken. Als Jan Pronk bedoelde te waarschuwen voor eentweede Mogadishoe, dan is het voor de plaatselijke bevolking uiteindelijk beter omeen (slimmer) alternatief te zoeken voor directe NAVO-bemoeienis. Misschien kande NAVO een rol spelen in de lucht door het afdwingen van een no fly zone, zodatSoedanese vliegtuigen de Janjaweedstrijders in elk geval niet kunnen steunen. DeAfrikaanse Unie zou , met maximale materiële steun van het buitenland, de missieop de grond moeten blijven uitvoeren. Gebruik van geweld tegen de Janjaweed zoudaarbij in het mandaat inbegrepen moeten zijn.

Dr. J. (Ko) Colijn is defensiespecialist, redacteur van Vrij Nederland en verbondenaan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

D r . J . C o l i j n

Conclusie Zowel Gallipoli als Operation TELIC werdengeconfronteerd met weinig tijd voor de planning en voorbereiding van de operatie.Deze korte planningstijd is maar tot op zekerehoogte te ondervangen door gekwalificeerdemilitaire planners.

Daarnaast hebben beide operaties het belangonderstreept van een gezamenlijke planning,of dit nu een joint, combined of een coalitionplanning is. Tijdens de uitvoering van de operatie dienen communicatiesystemen enorganisatiestructuren afgestemd te zijn op demoderne wijze van opereren zodat de com-mandant effectief controle kan uitoefenen opde operatie. Het belang van goede en tijdigeinlichtingen blijft nog altijd actueel.

Majoor der mariniers T.A. van Dishoeck isUniversitair docent Maritieme Operaties aande Nederlandse Defensie Academie.

Noten1. TELIC is vermoedelijk een anagram voor Tell Everyone

Leave Is Cancelled2. Voor een gedetailleerde samenstelling van de Britse bij-

drage wordt verwezen naar Operations in Iraq, Lessons forthe Future, Directorate General CorporateCommuncation, London, December 2004, p.77-83

3. Operations in Iraq, Lessons for the Future, DirectorateGeneral Corporate Communcation, London, December2004, p.74

4. Idem, p.95. Idem, p.146. West, B., Smith, R.L. Major General USMC (ret), The

March Up, Taking Baghdad with the 1st Marine Division,Bantam Dell, New York, 2003

7. Zie voetnoot 68. Operation Iraqi Freedom (OIF) Lessons Learned, 1st Marine

Division, May 2003; Field Report: Marine Corps SystemsCommand Liaison Team, Central Iraq, April 2003; w

9. Operations in Iraq, Lessons for the Future, DirectorateGeneral Corporate Communcation, London, December2004, p.8

10. Idem, p.1011. Operations in Iraq, Lessons for the Future, Directorate

General Corporate Communcation, London, December2004. p.14; Cordesman, A.H., The Iraq War, Strategy,Tactics, and Military Lessons, The CSIS Press,Washington, 2003, Ch.6, p.183 ev

12. Operations in Iraq, Fist Impressions, Directorate GeneralCorporate Communcation, London, July 2003, Ch.6;Operations in Iraq, Lessons for the Future, DirectorateGeneral Corporate Communcation, London, December2004, Ch.7 en Ch.11

13. Cordesman, A.H., The Iraq War, Strategy, Tactics, andMilitary Lessons, The CSIS Press, Washington, 2003,Ch.6, p.188

14. Zie voetnoot 1315. Operations in Iraq, Lessons for the Future, Directorate

General Corporate Communcation, London, December2004, p.10

16. Operations in Iraq, Lessons for the Future, DirectorateGeneral Corporate Communcation, London, December2004, p.38, p.40

c o l u m n

Het Darfur-dilemma

Page 26: Marineblad Maart 2006

26 Zeemacht

Het Marineblad is bezig met haar 116e

jaargang. Een respectabele ‘leeftijd’

voor een tijdschrift, dat in de loop der

jaren verschillende gedaante-

veranderingen heeft ondergaan. De

meest recente daarvan is wellicht de

ingrijpendste geweest.

Dit had zelfs haar 123e jaargang kunnen

zijn, ware het niet dat de uitgave van

(toen nog geheten) Marinevereniging

rond de oorlogsjaren 7 jaar lang niet is

verschenen.

Zeemacht: een vrij blad in oorlogstijd

h i s t o r i e

In Nederlands-Indië is dit gemis aan het begin van de TweedeWereldoorlog opgevangen met de oprichting van het eigenzinni-ge maandblad Zeemacht, door het bestuur van de afdelingNederlands-Indië van de Marinevereniging.

Vertrek uit IndiëOp 6 maart 1942, in de avond om 17.50 uur, vertrok Hr.Ms. K XIIals laatste oorlogsschip uit Soerabaja. De boot liet een brandendMarine Etablissement en Tandjong Perak achter. Aan boordbevonden zich buiten de bemanningsleden zeven evacués: deCMR (Commandant der Marine) en zijn staf. Enige dagen voorhet vertrek werden op bevel van de CZM (Commandant derZeemacht) zaken, die niet in de handen van de vijand mochten

vallen, ingeladen.1 Op 20 maart bereikte men veilig Fremantle.Colombo was voor de beschikbare brandstof te ver.

Een van de evacués was de eerste luitenant ter zee C.J.W. vanWaning. Hij was behalve stafofficier ook secretaris van deStichting Zeemacht en had een complete uitgave van het bladZeemacht meegenomen aan boord. Op 25 februari 1949 overhan-digde hij deze complete ingebonden uitgave aan het toenmaligehoofd van de Historische sectie van de Marinestaf met eenopdracht geschreven op het schutblad:

“Aangeboden aan de Historische sectie van de Marinestaf terherinnering aan het maritiem maandblad van het Koninkrijk

Voorblad van het maandblad Zeemacht, 1e jaargang no. 12.

G . D . H o r n e m a n

Page 27: Marineblad Maart 2006

27marineblad | maart 2006

der Nederlanden – “Zeemacht”, dat verscheen te Soerabajain Nederlandsch Indië van 1 september 1940 t/m 1 februari1942.Moge dit, zover mij bekend, thans eenige complete stel afle-veringen van dit maandblad 2; mede een bron vormen voorhen, die geroepen zijn voor de historie getuigenis af te leggenvan de geest welke de Koninklijke Marine, de koopvaardij ende burgerij in Nederlandsch Indië bezielde en verenigde inden vasten wil tot herstel en behoud van het koninkrijk; waar-voor zoo velen het offer van hun leven brachten. Soerabaja 25 februari 1949.” 3

Zeemacht: onbekend in NederlandDe maritieme wereld van Nederland en Nederlands-Indië, in hetbijzonder de Koninklijke Marine, kende voor het uitbreken van deTweede Wereldoorlog vele periodieken die het wel en wee vanhet maritiem gebeuren behandelden en propagandeerden o.a.Onze Vloot, Onze Marine en Het Nederlandsch Zeewezen.

Een onbekende hier in Nederland was (en is) het maandbladZeemacht. Dit is begrijpelijk want het blad werd uitgegeven inNederlands-Indië na de inval van de Duitsers in Nederland in mei1940. Het blad heeft korte tijd veel betekend voor de toenmaligemarinemensen die ver weg van hun dierbaren hun plicht deden.4

Het was een maritiem maandblad voor het Koninkrijk derNederlanden en verscheen 17 keer, van september 1940 t/m janu-ari 1942.Het was een uitgave van de Marinevereniging tot 1 januari 1941,daarna Stichting Zeemacht, beide te Soerabaja, en werd gedruktbij de N.V. Koninklijke Boekhandel en Drukkerijen G. Kolff & Coook te Soerabaja.

Vervanging van het MarinebladZeer spoedig na de bezetting van Nederland, besloot het bestuurvan de afdeling Nederlands-Indië van de Marinevereniging totoprichting van een maritiem tijdschrift, aanvankelijk als vervan-ging van het Marineblad. Om ideële en praktische redenen groei-de echter het idee alle maritieme krachten en belangstelling inNederlands Indië zoveel mogelijk in één blad te verzamelen,immers niet alleen het Marineblad, ook de andere Maritieme tijd-schriften zoals Onze Vloot, Onze Marine, De Zee en HetNederlandsch Zeewezen, verdwenen na mei 1940 uit Indië.

De vlootvoogd, vice-admiraal C.E.L. Helfrich, schreef in het eerstenummer, als welkomstwoord het volgende:

“Nu het Marineblad uit ons midden is weggevallen, zal hetallen die bij de zeevaart zijn betrokken, voldoening schenkendat de afdeeling Nederlandsch-Indië der Marinevereeniginghet initiatief heeft genomen tot het uitgeven van ‘Zeemacht’hetwelk de open plaats tijdelijk zal innemen. Tijdelijk, omdatniet alleen bij mij, doch tevens naar ik zeker weet, bij allen devaste overtuiging leeft dat het Marineblad eens toch weder-om zal worden gedrukt en uitgegeven in ‘Vrij Nederland’,waar dan onze trotsche driekleur weer fier zal wapperen.

De ruime basis, waarop ‘Zeemacht’ zal worden opgezet enwaardoor zoowel voor de oorlogs- als voor de handelsmarinebelangstelling wordt gevraagd, zal niet nalaten in breedenkring voldoening te wekken. Het verschijnen van dit periodiekzal bij allen de overtuiging sterken in den niet te vernietigenwil tot voortbouw aan een krachtige Zeemacht, welke in deMarine zelf leeft. Onze kameraden, die zoover van hier verwijderd, hun krach-ten wijden aan de bevrijding van Nederland, zullen in het ver-schijnen van ‘Zeemacht’ het bewijs zien dat wij volle vertrou-wen den afloop afwachten van den strijd, welke mede debeslissing zal brengen inzake het voortbestaan van deKoninklijke Marine.”

OprichtingsperikelenFinancieel stond de Marinevereniging in 1940 er bepaald nietsterk voor, met slechts € 169,83 (ƒ 374,25) in kas. Van enkelescheepvaartmaatschappijen (o.a. StoomvaartmaatschappijNederland – Rotterdamsche Loyd – Java China Japan Lijn) werdeneenmalige bijdragen verkregen totaal € 907,56 (ƒ 2.000,00). Hetgezonde optimisme waarmee Zeemacht begon bleek na het ver-schijnen van het eerste nummer, met zoveel belangstelling aller-wegen ook begroet, niet geheel gerechtvaardigd. De oprichtings-kas was met deze eerste oplage van 10.000 exemplaren volledigleeg. De druk van de advertenties, berekend op een oplage van4.500 exemplaren, kostte geld en de vastgestelde abonnements-prijs van €2,27 (ƒ 5,00) per jaar bleek te laag voor het aanzienlijkin omvang groeiende blad. Niettemin vermeldde het accountantsrapport na 6 maanden dat‘nimmer in haar ervaring een onderneming met zoveel opti-misme op zo’n gering aanvangskapitaal was opgericht, met zo’nsucces blijkende uit een omzet van ruim ƒ 50.000 [€ 22.689,00]en een volledig gezonde balans’.

Een vrij bladDit was uitsluitend te danken aan het tijdig ingrijpen van deskundi-gen uit de burgerij, met name van ir. H. Egeter, directeur vanTydeman en van Kerchem. Deze firma schreef via de ondernemersen plantersbonden alle ondernemingen in Nederlands-Indië aanmet het verzoek een z.g. ondernemersabonnement te nemen van€ 11,34 (ƒ 25,00) per jaar. Ruim 650 ondernemers gaven aan ditverzoek gehoor. Advertentietarieven werden herzien en druk-kosten verlaagd. Het gevaar dat een subsidie van officiële zijde zoumoeten worden aanvaard, zoals ‘onder bepaalde voorwaarden’door Commandant Zeemacht Nederlands-Indië was aangeboden,kon worden bezworen. Zeemacht was en bleef een vrij blad.

De Stichting ZeemachtDe Marinevereniging was in Nederlands-Indië geen rechtspersoon.De gevolgen van een eventueel deficit van Zeemacht zoudenterecht komen op de hoofden van de leden cq. van de bestuurders.Zeemacht overschreed als financiële onderneming in zijn totaalde begroting van de Marinevereniging en kon hier niet aan opge-hangen blijven. In december 1940 werd mede om die reden deStichting Zeemacht opgericht.

Page 28: Marineblad Maart 2006

Zeemacht28

De redactie bestond uit zo’n 10 leden5 en vele medewerkers. Eenaantal daarvan had wel eens bezwaar tegen de soms zeer verre-gaande redactionele wijzingen die de dagelijkse leiding zich in zijnpennenvruchten veroorloofde; doch met het goede doel voorogen en erkennende dat Zeemacht een vaste lijn wilde volgen,werd veel op dit gebied geslikt. 6

Ophef over artikelenDe offensieve geest die uit Zeemacht sprak kon niet altijd degoedkeuring van de hoge autoriteiten wegdragen. Het artikel‘Politiek en Strategie’ uit 1941 van luitenant ter zee A.J.Bussemaker lokte een zachte waarschuwing van CZM uit. Hetartikel ‘Neutraliteit’ uit hetzelfde jaar van kapitein ter zee G.B.Salm oogstte een kleine storm in pers en Volksraad, met alsgevolg een reprimande van commandant Leem in opdracht vande Gouverneur Generaal. Nu was admiraal Helfrich de laatste om het niet 100% met dezeartikelen en de offensieve geest die Zeemacht propageerde eenste zijn, doch als lid van de Nederlands-Indische regering kon hijniet anders. De later zeer offensieve heer Kersten, die in deVolksraad de Commandant Zeemacht verweet dat kennelijk blij-

kens de artikelen in Zeemacht op de vloot en in het korps officie-ren een offensieve geest heerste, verzocht de admiraal er voor tezorgen dat deze geest vervangen werd door een ‘defensieve’. Ja,ook Indië had in de status quo-periode enige moeite om te besef-fen wat het betekent in oorlog te zijn.

Zeemacht mag in het proces van het overwinnen van deze statusquo-neutraliteitsgeest een bepaald aandeel niet worden ontzegd.De gewraakte artikelen werden gelezen, overgenomen en geci-teerd, met steeds meer instemming. Zij vestigden de reputatie ende invloed van dit nieuwe maritieme maandblad. Vooral omdatvele, ja vrijwel alle burgers in Nederlands-Indië haast instinctiefvoelden dat de tijd van passieve semi-neutraliteitspolitiek voorbijwas.

De verspreiding door samenwerkingWat in Nederland herhaaldelijk vergeefs was geprobeerd op hetgebied van samenwerking, nl. het uitgeven van een gezamenlijkorgaan van meerdere maritieme verenigingen, lukte onder dedwang van de omstandigheden in Nederlands-Indië wel. Iedereendie zich opgaf als abonnee van Zeemacht werd automatisch lidvan de Koninklijke Nederlandsche Vereniging Onze Vloot, diehierdoor ± 5.000 nieuwe leden kreeg. Het blad werd ook ver-spreid onder de leden van de vereniging Het NederlandschZeewezen, de stichting De Zee, de Vereniging vanGezagsvoerders en stuurlieden in Nederlands Indië, deVereniging van Oud kwekelingen KSVZA en de Vereniging vanberoepspersoneel der KM beneden de rang van officieren.

WeekendexcursiesIn nauwe samenwerking met de Stichting Nederland ter Zee,plantersverenigingen, scheepvaart maatschappijen en deBataafsche Petroleum Maatschappij droeg ook Zeemacht haarsteentje bij tot het wekken van actieve belangstelling en medele-ven met de zeeman van Marine en koopvaardij aan de wal.

De weekendexcursies naar de bergcultures leidden voor velen tothartelijke banden met de planters in Oost-Java en elders. In hetbijzonder de traditionele, gulle gastvrijheid van de planters vanOost-Java jegens onze marinemannen die geen thuis meer had-den aan de wal, blijft een onvergetelijk monument. Er groeide ietsgoeds in die dagen in de verhoudingen tussen zee en wal in deIndische archipel. De spontane en prachtige geslaagde actie vooreen nieuwe torpedobootjager Van Galen, die tot in de verst afge-legen kampongs werd gevoerd, was hiervan mede een bewijs.7

De laatste maandenToen de politieke verhoudingen zich ook in het Verre Oosten ver-scherpten en iedereen in de marine veel meer dan een volle dag-taak kreeg, bleef er nauwelijks tijd over voor journalistiek werkvoor Zeemacht. De behoefte aan een vaste kracht met als volledi-ge functie ‘assistent redactie’ werd steeds sterker. De Commandant Zeemacht stelde hiervoor twee krachten terbeschikking. Mede door deze steun, doch niet minder door dievan trouwe medewerkers, kon ook na 8 december 1941, de uitgave

Voorbeeld van een van de advertenties.

Page 29: Marineblad Maart 2006

29marineblad | maart 2006

van Zeemacht worden gehandhaafd, tot de nacht viel over Java.

Op 5 maart 1942 werd het februarinummer no. 6 – 2e jaargang opde persen van de drukkerij Kolff te Soerabaja vernietigd. Velen dieaan de groei en bloei van Zeemacht hadden bijgedragen, maaktenmoeilijke jaren door in Japanse kampen, degenen die het ‘geluk’hadden buiten Nederlands-Indië de strijd te mogen voortzettenwerden in de oorlog over de gehele aardbol verspreid. Veel is nade oorlog, ondanks de extremistische activiteit en politieke passi-viteit, weer herrezen in Soerabaja. De Stichting Zeemacht methaar resterend kapitaal wachtte nog op een gunstig gelegenheidom weer te verschijnen.

Na de Tweede WereldoorlogHet bestuur werd in maart 1949 opnieuw samengesteld. Er wasnog ruim € 5.900,00 (ƒ 13.000,00) in kas, met een rekening van ± € 2.268,00 (ƒ 5.000,00) voor de firma Kolff. Het kapitaal vooreen hernieuwde uitgave lag te Soerabaja te wachten, het was 20keer zo groot als waarmee het oude Zeemacht begonnen was.De Stichting Zeemacht zou voor de uitgave van Zeemacht, eengeheel financieel – en commercieel beleid zorgen. De redactiebleef van rechtswege uitsluitend berusten bij de Marine-vereniging.

Nooit meer uitgegevenMaar Zeemacht is nooit meer uitgegeven. Dit is te begrijpen. Erwaren immers zoveel problemen in de Oost, en niet in het minstvoor de Koninklijke Marine. Maar niet alleen de politieke- en oor-logshandelingen gooiden roet in het eten. Na de TweedeWereldoorlog verschenen in Nederland de maritieme tijdschrif-ten weer: Onze Vloot (1945 - 1959), Onze Marine (1945 - 1946) ende Blauwe Wimpel (1945 -). Ook vanuit de Koninklijke Marine zelfkwamen er periodieken uit; o.a. Overal (januari 1946 t/m juli 1947)later overgegaan in Alle Hens (1947 -). De Vereniging voorBelangenbehartiging van schepelingen bij de Zeemacht brachthet Algemeen Marine Weekblad uit (VBZ; 1946-1984). Ook het Marineblad werd weer uitgegeven. Het eerste nummerna de Tweede Wereldoorlog verscheen in juni 1947. De noodzaakbleek niet groot om nóg een tijdschrift te laten verschijnen; menhad genoeg aan de verschijnende periodieken. Nederlandsestrijdkrachten verdwenen uit Indonesië en met hen de behoeftevoor een nieuw tijdschrift.

NaschriftHet maritiem maandblad Zeemacht was in haar gehele ontstaanen plotselinge bloei, een typische uitingsvorm van de sterke geestdie in de Koninklijke Marine leefde en die ook velen buiten demarine wist te inspireren. Het was allerminst een officieel orgaanvan een officiële voorlichtingsdienst. Zeemacht wilde zichzelf zijnen blijven en is hierin tot het einde toe geslaagd. Als een typischuiting van particulier initiatief slaagde het omdat dit initiatiefgeboren was uit het aanvoelen van een behoefte en het besef datde tijd rijp was voor bundeling van alle maritieme krachten.Daarom kan de verdienste en de bloei van Zeemacht in de 17maanden van haar bestaan, niet worden gezocht in de individuele

prestaties van de artikelen, doch is zij een testimonium van de wiltot gezamenlijke activiteit op velerlei gebied ten bate van de oor-logsvoering met inspanning van alle krachten, ook die van hetthuisfront.

G.D. Horneman is museoloog b.a.. Sinds 2002 is hij beheerder vanhet Czaar Peterhuisje te Zaandam. Ook is hij bestuurslid van deStichting Vrienden van het Marinemuseum

Oproep!De auteur is nog op zoek naar exemplaren van Zeemacht. Heeft u misschien 1 of meerdere uitgaven in uw bezit? Neemt u dan svp. contact met hem op. Tel: 075-6160390 (CzaarPeterhuisje) of 06 22469808, e-mail: [email protected]

Noten1. Onder andere werden Enigma’s met de bijbehorende codes, optelgetallen wpz

Syko en Airforce code en schrijfmachines(!) ingeladen.2. Behalve het exemplaar van Van Waning welke zich in het NIMH (collectie tijd-

schriften) bevindt, bezit het Marinemuseum (PS 1), het Maritiem MuseumRotterdam (PE 21175) en Nederlands Historisch Scheepvaart-museum,Amsterdam (S 7258 (01)) een exemplaar.

3. Maritiem cdt. Soerabaja van 1 juni 1946 – 8 maart 1949.4. Cf. een schrijven van Van Waning welke berust bij het NIMH te Den Haag (collec-

tie tijdschriften, Zeemacht).5. G.G. Bozuwa, kapitein ter zee, voorzitter van de Marinevereniging; algemene lei-

ding van de redactie, later opgevolgd door SBN G.W.N. Stöve (m.i.v. januari1941), C.J.W. van Waning, dagelijkse leiding van de redactie, nautische rubriek;H.A. Corsten, luit. ter zee 1e kl. KMR, luchtvaartrubriek: A.N. baron de Vos vanSteenwijk luit. ter zee 2e kl., technische rubriek: Ir. N.J.C. Smit, officier MSD 1e kl.,rubriek ‘Korps Mariniers’, W.A.J. Roelofsen, kap. van de mariniers, economischrubriek; J.H. Siegers, officier van de administratie 1e kl., penningmeester van deMarinevereniging. De redacteuren te Batavia waren H.C.W. Moorman, luit. terzee 1e kl., en de heer P. Vergroesen voor koopvaardij aangelegenheden.

6. Pag. 608, 1e jaargang.7. In Nederlands Indië werd in korte tijd zo’n € 2.268.901,00 (5 miljoen gulden) bij-

een gebracht voor de aankoop van een nieuwe Van Galen. Op 3 maart werd 1941werd met de Admiralty overeengekomen dat de Koninklijke Marine twee torpe-dobootjagers zou overnemen die op de werf van Wm. Denny Bros. teDumbarton in Schotland op stapel stonden en waaraan oorspronkelijk de namenNoble en Nonpareil waren toegedacht. Eerst genoemde schip is, overigens pas infebruari 1942, als Hr.Ms. Van Galen in dienst gesteld. Cf. Helfrich, Memoires 1, pag.128 en Von Munching, Schepen van de Koninklijke Marine, pag. 29-30.

Een advertentie van de weekendexcursies.

Page 30: Marineblad Maart 2006

30 KVMO zaken

K V M O z a k e n

Afdeling Zuid27 april: Koninginneborrel + nasimaaltijd

Locatie: Vergaderzaal M.K. Vlissingen, aanvang: 13.00 uur

24 mei Bestuursvergadering + nasimaaltijd Locatie: M.K. Vlissingen, aanvang: 11.00 uur

16 juni: Barbecue + Jeu de BoulesLocatie: Jeu de Boulesterrein Middelburg, aanvang: 18.00 uur

Opgaven voor deelname uiterlijk 10 dagen van te voren bij bestuurslid P. van der Laan, tel: 0118-602677 of [email protected]

Afdeling Midden11 april: Afdelingsvergadering

9 mei: Borrel

13 juni: Afdelingsvergadering

11 juli: Borrel

De vergaderingen en borrels worden gehouden in de Coffeecorner vangebouw 35 van de Frederikkazerne in Den Haag. Alle activiteiten beginnenom 17:00 uur.

Afdeling Noord4 april PA borrel, 17.30 uur

19 april Afdelingsvergadering, 17.00 - 18.30 uur

29 april Heildronk, 12.00 uur

2 mei PA borrel, 17.30 uur

Alle activiteiten vinden plaats in de Marineclub te Den Helder.

Heildronk zaterdag 29 aprilDit jaar zal op 29 april de traditionele heildronk ter ere van de officiële verjaardag van Hare Majesteit de Koningin worden gehouden. DeMarineclub en de KVMO zorgen weer voor de entourage en het traditio-nele Indonesische buffet. U allen, jong en oud, actief diendend en post-actief, bent met uw echtgenote/ levenspartner van harte uitgenodigd. DeMarineclub en uw KVMO rekenen op uw aanwezigheid voor een geslaagden gezellig evenement.

Afdelingsactiviteiten

Op 1 maart 2006 onthulden VADM bd. N.W.G. Buis en SBN bd. P.C.

van der Graaf, respectievelijk president en algemeen directeur van

de Oorlogsgravenstichting, in het Nederlands erehof op de

oorlogsbegraafplaats te Perth, Australië een plaquette met de

namen van 25 Nederlanders die zijn omgekomen bij de Japanse

luchtaanval op Broome op 3 maart 1942 en van wie het stoffelijk

overschot nooit gevonden is.

In februari 1942 werd besloten tot evacuatie van geallieerd personeel enhun gezinsleden van Java. Met vliegboten van de Koninklijke Marine wer-den zij overgebracht naar Australië. Op de rede van Broome, WesternAustralia, werd een tussenstop gemaakt om te tanken. Door de val vanTimor kwam het vliegveld bij Koepang in handen van de Japanners. Mede

hierdoor, en door het gebruikvan extra brandstoftanks,kwam noord-west Australiëbinnen de actieradius vanJapanse jachtvliegtuigen te lig-gen. De Japanners waren waar-schijnlijk door het drukkeradioverkeer geattendeerd opde activiteiten in Broome.

Op 2 maart 1942 werd eenJapans verkenningsvliegtuigwaargenomen. Helaas hield

men geen rekening met een Japanse aanval. Deze kwam de volgende dagdan ook als een volslagen verrassing. Zowel de volgetankte vliegboten opde rede van Broome als de vliegtuigen op het plaatselijke vliegveld werdendoor Japanse Zero's aangevallen. Bijna twintig geallieerde toestellen wer-den vernietigd. Hierbij kwamen 53 Nederlanders om het leven. Van 25slachtoffers is het stoffelijk overschot nooit gevonden. Hun namen staan nu vermeld op de plaquette die is aangebracht in heterehof waar al sinds 1950 24 andere slachtoffers van de tragedie hun laat-ste rustplaats hadden gevonden. 4 slachtoffers zijn na de oorlog herbegra-ven in Nederlands-Indië.

De plaquette is, op initiatief van de Oorlogsgravenstichting, geschonkendoor de Vereniging Onderlinge Bijstand Officieren KM.

Onthulling plaquette

In de Traditiekamer op Marinevliegkamp De Kooy, opgericht in 1994, is eenaantal boordvliegtuigen, zoals een Seahawk, een Wasp helikopter en eenGrumman Tracker, scheeps- en vliegtuigmodellen en een schat aanherinneringsvoorwerpen en uniek fotomateriaal te zien, die samen degeschiedenis van de MLD treffend illustreren. Met de in het gebouwaanwezige filmzaal, bibliotheek, foto- en videoarchief vervult deTraditiekamer MLD een recreatieve, educatieve en representatieve taak.

Met de beslissing om de Groep Maritieme Patrouillevliegtuigen enValkenburg af te stoten dreigt het roemruchte verleden van het personeelvan de MLD en haar squadrons bij de KM op de achtergrond te geraken. Het bestuur van de Stichting Vrienden van de Traditiekamer MLD maaktzich sterk om dit te voorkomen. De huidige Traditiekamer wordt dit jaar ingrijpend gerenoveerd. Dezeverbouwing vormt een goed moment om ook het erfgoed vanMVKValkenburg en haar squadrons een prominente plaats te geven. Het streven is erop gericht met de gemoderniseerde en vergroteexpositieruimtes nog meer gastvrijheid te verlenen aan oud-MLDers enoverige belangstellenden.De organisatorische en financiële onafhankelijkheid van de StichtingVrienden van de Traditiekamer is van groot belang om het behoud van heterfgoed van de Marine Luchtvaartdienst veilig te stellen. Hierbij danook eenoproep om donateur te worden van de Stichting Vrienden van deTraditiekamer.

De minimum bijdrage bedraagt slechts €12,50 per jaar. Ieder jaar wordt eennieuwsbrief uitgegeven en een donateursdag en themadag georganiseerd.

U kunt zich op de volgende wijze aanmelden als donateur:via E-mail : [email protected] (secretaris Pieter Post) of

[email protected] (voorzitter)telefonisch : 0223-658703 (beheerder Koos van den Berg)schriftelijk : Stichting Vrienden van de Traditiekamer MLD,

Marinevliegkamp De KooyPostbus 10.000 Den Helder

Ook kunt u natuurlijk direct een bijdrage overmaken op rekeningnr.370501853 t.n.v. de Stichting Vrienden van de Traditiekamer MLD.

Steun de TraditiekamerMarine Luchtvaartdienst!

Page 31: Marineblad Maart 2006

31marineblad | maart 2006

Ere-leden:Ir. S.J.J.Hoffmann, KTZT b.d.drs. G. Brand, KTZA b.d.K.G. Spaans, LTZSD 1 b.d.A.H.P. Knoppien, KOLMARNS b.d.L.J.M. Smit, KTZ b.d.Drs. T.G.D. Steenbeek, KTZA b.d.

Hoofdbestuur:Voorzitter:drs. H. Pleijsier, KLTZVice-voorzitter:P.J. van Maurik, KLTZHoofd Sectie Georganiseerd Overleg:ing. M.E.M. de Natris, LTZ 1Secretaris:R. Annema, LTZA 1Penningmeester:H.M.J. van de Burgt, KLTZALeden:Afdeling NoordA. van Gils, MAJMARNSAfdeling MiddenK.F.J. Henkelman, KLTZAfdeling ZuidD. Bosch, LNTKOLMARNSWerkgroep PostactievenA.J. Zwijnenburg, KLTZ b.d.Werkgroep KMR’sJ.T. Meijer, LTZ 1 KMRWerkgroep Jongerenir. M. de Visser, LTZE 2 OC

Aanspreekpunten:Noord:A. van Gils, MAJMARNSmw. J.S.I. Bisdonk - van Vugt, LTZE 1H.T. van Wilgenburg,LTZVK 2 OC b.d.mw. A.L.P.Vrijburg, LTZSD1 b.d.J. Goedknegt, KLTZing. F.J.J. Schoonhoff, LTZE 1

Midden:K.F.J. Henkelman, KLTZJ. de Jonge, KLTZI. Lek, LTZE 2 OCP.J.G. van Sprang, KTZA b.d.

Zuid:D. Bosch, LNTKOLMARNSJ.T. van Elsen, LTZ 1A.J. Mors, LTZSD 2 OC b.d.H. Willems, KLTZSD b.d.P. van der Laan, Maj KL b.d.

Caribisch Gebied:mw. drs. S.M. van Westing,LTZA 2 OCmw. mr. V. Vorstenboschdrs. W. Blijleven, LTZA1

Adres secretariaat:Wassenaarseweg 2b2596 CH Den HaagT : 070-3839504F : 070-3835911E : [email protected] : www.kvmo.nl

De Koninklijke Verenigingvan Marineofficieren

De KVMO heeft een samenwerkingsverband met Onderlinge Bijstand.Voor nadere informatie of het verkrijgen van aanvraagformulieren kunt ucontact opnemen met het secretariaat KVMO: 070-3839504, of [email protected]

Het hoofdbestuur van de KVMO heeft de droeve plicht u in kennis te stellen van het overlijden van:

Wij betuigen de nabestaanden onze deelneming en wensen hen veel sterkte toe.

P. Blankwater, LTZVK 2 OC b.d. († 7 maart 2006)

A.J. Hakkert, KOLMARNS b.d. († 19 februari 2006)

A.C. Pijcke, KLTZT b.d. († 15 februari 2006)

Mevr. B.N. Winkelman-Lyon, weduwe († 23 januari 2006)

A.A.H. van IJsel Smits, LTZ 1 b.d. († 28 mei 2005)

essa

yIn de krijgsmacht van vandaag de dag kun je als leidinggevende niet meer opje strepen staan. De strakke hiërarchische lijnen gelden alleen nog tijdensoperationele omstandigheden. Daarbuiten, op de staven en kazernes gaathet om hele andere kwaliteiten. Zeker in deze tijd, want door de vele eningrijpende reorganisaties en bezuinigingen staan alle tollen los. Er wordtveel van de leiders gevraagd. De goede komen boven drijven, de slechtegaan ten onder.

Maar wat is een goede leider en wat is een slechte? Vragen deze tijden omcrisismanagers of om begeleiders? Gaan we voor robuust of voor coachendleiderschap? En kun je leren hoe dat beter kan, wat is daar voor nodig ?

Schrijf een essay (omvang 800-2.400 woorden) waarin u uw visie geeft opde gewenste vorm van leiderschap binnen de krijgsmacht van deze tijd. U mag zich ook beperken tot een krijgsmachtdeel.

Een onafhankelijke jury zal de essays beoordelen op argumentatie,overtuigingskracht en originaliteit.

De KVMO-essaywedstrijd staat open voor iedereen, dus voor deelnemersbinnen én buiten Defensie.

De sluitingsdatum is 1 juni 2006.

De KVMO verbindt aan de eerste prijs van deze essaywedstrijd de VADM A.van der Moer-prijs met een beloning van € 1000,00. De 2e prijs bedraagt € 500,00, de 3e prijs € 250,00.

Teksten aanleveren op diskette of per e-mail:Adres: KVMO EssaywedstrijdWassenaarseweg 2b2596 CH Den Haage-mail: [email protected] (o.v.v. Essaywedstrijd).

Vergeet niet uw naam, adres, telefoonnr. en e-mailadres te vermelden Het Marineblad verschijnt in 2006 op 11 februari, 25 maart, 6 mei, 17 juni, 29 juli, 16 september, 28 oktober, en 9 december.

De deadline voor het meinummer is 11 april 2006.

De KVMO nodigt u uit mee te doen aan de KVMO-essaywedstrijd 2006 om de

Vice-admiraal van der Moer-prijs, waaraan een geldbedrag van € 1000,00 is verbonden

Het thema voor dit jaar is:

Wie durft er hier nog de leiding te nemen?!

KVMO essaywedstrijd 2006

Page 32: Marineblad Maart 2006

32 voet

Task Force 150: Internationaal vlootverband, onderdeel van

operatie Enduring Freedom, opereert inwisselende samenstelling en omvang. Tot april

staat het onder Nederlandse leiding.

• IN DIT NUMMER:• Nationale veiligheid: deelname Defensie• Achtergronden van het CAO-overleg• Berichten uit Afghanistan• Naval Ship Code

• EN VERDER:• Het debat: De hoogste tijd voor een nieuwe NOWAK-campagne?!• Uit dienst: Interview met KTZ b.d. H. Stapel• Ko Colijn over Darfur

Foto: AVDD