Download - (Leisure Management) 2014-2015.pdf

Transcript
Page 1: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

Leisure Management Onderwijs- en examenregeling 2014 – 2015

Stenden Hogeschool Rengerlaan 8

Postbus 1298

8900 CG Leeuwarden

Algemeen T (058) 2441441

[email protected]

Opleiding T (058) 2441253

Page 2: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

2

Onderwijs- en examenregeling 2014 – 2015

Vrijetijdsmanagement BBA voltijd/duaal,

crohonummer 34438

Vrijetijdsmanagement Associate Degree voltijd/duaal,

crohonummer 80040 Advies afgegeven door Opleidingscommissie, d.d. 13/06/2014

Instemming verleend door Centrale Medezeggenschap, d.d. 03/07/2014

Vastgesteld door het College van Bestuur, d.d. 08/07/2014

NB:

Uniformiteit Onderwijs- en Examenregeling (OER)

1. Deze OER bevat artikelen in de hoofdstukken 1 t/m 8 die voor een opleiding wel of

niet van toepassing zijn. In geval een artikel(lid) niet van toepassing is wordt dit bij

het betreffende artikel(lid) aangegeven.

Page 3: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

3

Inhoudsopgave

1 Algemeen 5

Art. 1 Begripsbepalingen

Art. 2 Reikwijdte van de regeling

Art. 3 Vaststelling en looptijd van de regeling

2 Toelating tot de opleiding 8

Art. 1 Vooropleidingseisen voor opleidingen

Art. 2 Nadere vooropleidingseisen voor opleidingen

Art. 3 Aanvullend onderzoek ex. art. 7.25 lid 5 WHW

Art. 4 Aanvullende eisen

Art. 5 Toelating tot versneld traject gericht op studenten met een vwo-diploma

Art. 6 Toelating tot speciaal traject als bedoeld in art. 7.9b WHW

Art. 7 Colloquium doctum (toelatingsonderzoek 21 jaar en ouder)

Art. 8 Eisen werkkring voor de deeltijdopleidingen

Art. 9 Toelating duaal onderwijs, eisen werkkring

Art. 10 Vrijstelling van vooropleidingseisen op grond van andere diploma’s

ex. art. 7.28 WHW

Art. 11 Aanvullend onderzoek ex. art. 7.28 lid 3 en 4

Art. 12 Toelating tot de post-propedeutische fase

Art. 13 Doorstroom Associate degree

Art. 14 Rechtsbescherming

3 Onderwijsprogramma 15

Art. 1 Beoordeling Onderwijs- en examenregeling

Art. 2 Doelstelling van de opleiding

Art. 3 Inrichting en studielast van de opleiding

Art. 4 Voertaal in het onderwijs

Art. 5 Voorzieningen voor student met functiebeperking

Art. 6 Samenstelling van de propedeutische fase

Art. 7 Samenstelling van de post-propedeutische fase

Art. 8 Samenstelling Associate-degreeprogramma

Art. 9 Minor

Art. 10 Studeren in het buitenland

4 Examens en getuigschriften 19

Art. 1 De examens van de opleiding

Art. 2 Toekenning graden

Art. 3 Getuigschriften

Art. 4 Toekenning van getuigschriften

Art. 5 Ondertekening getuigschriften

Art. 6 Data van de uitslag en uitreiking getuigschriften

Art. 7 Cum Laude-regeling

Art. 8 Verklaringen

Art. 9 Grading Table van de opleiding

Art. 10 Rechtsbescherming

5 Tentamens, toetsen en beoordelen 24

Art. 1 Vorm van de tentamens en toetsen

Art. 2 Volgorde van tentamens en toetsen

Page 4: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

4

Art. 3 Tijdvakken en frequentie van tentamens en toetsen

Art. 4 Gestelde eisen tentamens en toetsen

Art. 5 Inschrijvingsprocedure voor tentamens en toetsen

Art. 6a Praktische gang van zaken bij schriftelijke tentamens en toetsen

Art. 6b Praktische gang van zaken bij digitale tentamens en toetsen

Art. 7 Mondelinge tentamens en toetsen

Art. 8 Vaststelling van de beoordelingen

Art. 9 Normering van de beoordelingen

Art. 10 Het verlenen van vrijstellingen

Art. 11 Toekenning van studiepunten

Art. 12 Vastlegging en bekendmaking van de beoordelingen

Art. 13 Geldigheidsduur van studieresultaten

Art. 14 Inzage van tentamens en toetsen

Art. 15 Bewaring van afgelegde tentamens en toetsen

Art. 16 Fraude en plagiaat

Art. 17 Intellectueel eigendom

Art. 18 Rechtsbescherming

6. Studieloopbaanbegeleiding en Studieadvies 36

Art. 1 Studieloopbaanbegeleiding

Art. 2 Studieadvies aan het einde van het eerste jaar van inschrijving aan dezelfde

opleiding aan dezelfde instelling

Art. 3 Studieadvies aan het einde van het tweede jaar van inschrijving aan dezelfde opleiding

aan dezelfde instelling

Art. 4 Voorwaarden Bindend Studieadvies met afwijzing (BSA)

Art. 5 Gevolgen bindend studieadvies met afwijzing (BSA)

Art. 6 Doorstroom van propedeutische fase naar postpropedeutische fase

Art. 7 Verwijzing in de postpropedeutische fase

Art. 8 Rechtsbescherming

7. Examencommissie 41

Art. 1 Instelling en samenstelling Examencommissie

8. Slot- en invoeringsbepalingen 42

Art. 1 Hardheidsclausule

Art. 2 Onvoorziene omstandigheden

Art. 3 Bekendmaking van de regeling

Art. 4 Citeertitel, inwerkingtreding Bijlage A: Structuur en beroepscompetenties van de opleiding Leisure Management

BBA en AD voltijd 44

Bijlage B: Structuur en beroepscompetenties van de opleiding Leisure Management

BBA en AD duaal 45

Bijlage C: Nadere uitwerking van de onderwijseenheden van het curriculum voor

de BB en AD opleiding voltijd 48

Bijlage D Nadere uitwerking van de onderwijseenheden van het curriculum voor

de BBA en AD opleiding duaal 58

Bijlage E Uitwerking competenties AD 68

Bijlage F Praktische regels voor de opleiding Vrijetijdsmanagement 2014-2015. 76

Bijlage G Toelichting op Grading table. 82

Page 5: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

5

1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

afstudeerrichting: een specialisatie binnen de opleiding als bedoeld in artikel 7.13 WHW,

niet zijnde een Associate-degreeprogramma of een minor; Associate-degreeprogramma: programma als bedoeld in artikel 7.8a WHW met een

studielast van tenminste 120 studiepunten;

bezwaar, beroep en klachtenloket: faciliteit als bedoeld in artikel 7.59a WHW;

college van beroep voor de examens: college als bedoeld in artikel 7.60 WHW;

college van bestuur: het instellingsbestuur als bedoeld in artikel 1.1 en 10.8 WHW;

competentie: een integraal geheel van beroepskennis, -houding en -vaardigheden die een

persoon nodig heeft om binnen relevante beroepscontexten adequaat te kunnen

functioneren;

EVC: eerder verworven competenties examen: afsluitend onderdeel van een opleiding als bedoeld in artikel 7.3 WHW of de propedeutische fase als bedoeld in artikel 7.8 WHW;

examencommissie: commissie als bedoeld in artikel 7.12 WHW;

examinator: persoon als bedoeld in artikel 7.12c WHW, niet zijnde een student of

extraneus;

extraneus: degene die als extraneus als bedoeld in artikel 7.32 en 7.36 WHW is

ingeschreven bij de opleiding die voltijds of deeltijds is ingericht;

gedragscode internationale student: gedragscode internationale student hoger onderwijs, zoals deze geldt per 1 maart 2013;

instelling: Stenden Hogeschool;

les-, toets- en tentamentijden: 8.00 uur tot 21.30 uur.

centrale medezeggenschapsraad: raad als bedoeld in artikel 10.17 WHW;

minorprogramma: een samenhangend keuzeprogramma van in totaal 30

studiepunten, dat gevolgd wordt in de postpropedeutische fase, niet zijnde een

afstudeerrichting;

onderwijseenheid: onderwijseenheid als bedoeld in artikel 7.3 WHW, die in samenhang

met andere onderwijseenheden het onderwijsprogramma van de opleiding vormt, waaraan

één eindbeoordeling is verbonden. Een onderwijseenheid kan betrekking hebben op een

praktische oefening;

Page 6: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

6

opleidingscommissie: commissie als bedoeld in artikel 10.3c WHW;

opleidingsjaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van

het daaropvolgende kalenderjaar en, indien men zich inschrijft per 1 februari, het tijdvak

dat aanvangt op 1 februari en eindigt op de laatste dag van februari van het

daaropvolgende kalenderjaar;

opleidingsvariant: een opleiding kan in de voltijd-, deeltijd- en/of duale variant

aangeboden worden;

post-propedeuse: de hoofdfase van de opleiding direct volgend op de propedeuse;

praktische oefening: een onderwijseenheid als bedoeld in artikel 7.3 lid 2 WHW waarin de

nadruk ligt op de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening en op de

beroepsuitoefening in verband met het onderwijs in een duale opleiding, voor zover deze

activiteiten onder begeleiding van de instelling plaatsvinden. Een praktische oefening kan

vormgegeven zijn in een project, werkstuk, of ontwerp, scriptie, mondelinge presentatie,

doorlopen van een stage, deelname aan excursie, werken in (thema)groepen; programma: het samenhangend geheel van onderwijseenheden verzorgd door de

opleiding;

propedeuse: propedeutische fase van de opleiding, als bedoeld in artikel 7.8 WHW;

progRESS: studenten informatie systeem;

schooldag:alle dagen die in de jaarplanning doorgaans niet als vakantiedagen, zaterdagen,

zondagen of reguliere feestdagen zijn aangeduid, zijn schooldagen, waarbij de zaterdag

uitsluitend bestemd mag worden voor afname van tentamens en of toetsen en of examens. School-/Cluster en Staf Medezeggenschapsraad: raad bedoeld als in artikel 10.25 WHW.

student: degene die als student als bedoeld in artikel 7.32 WHW is ingeschreven bij de

instelling;

studentenstatuut: statuut als bedoeld in artikel 7.59 WHW;

studiejaar: het wettelijk studiejaar dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31

augustus van het daaropvolgende kalenderjaar;

studieloopbaanbegeleider/studiecoach/studiebegeleider: degene die namens de

opleiding is aangewezen om de student te begeleiden in zijn studie, keuze- en planningsprocessen, gericht op een effectieve studievoortgang;

studiepunt: eenheid voor berekening van de studielast als bedoeld in artikel 7.4 WHW,

waarbij 1 studiepunt gelijk staat aan 28 studiebelasingsuren;

Page 7: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

7

tentamen: een onderzoek naar kennis, inzicht, vaardigheden als bedoeld in artikel 7.3 en

7.10 WHW, waarvan de uitkomst in een beoordeling wordt uitgedrukt en die de afsluiting

vormt van een onderwijseenheid;

toets: een onderdeel van een tentamen waaraan een beoordeling door een examinator is

verbonden;

WHW: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

Artikel 2 Reikwijdte van de regeling

1. Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de

bacheloropleiding Vrijetijdsmanagement voltijd, crohonummer 34438,

Vrijetijdsmanagement duaal, crohonummer 34438,

Vrijetijdsmanagement (duaal) Associate Degree, crohonummer

80040, verder te noemen: de opleiding.

2. Deze regeling is van toepassing op de studenten en extraneï die staan ingeschreven

bij de opleiding en op aspirant-studenten en -extraneï die verzoeken om toegelaten

te worden tot de opleiding.

3. Wordt de opleiding aangemerkt als een gezamenlijke opleiding, dan is deze regeling

onverkort van toepassing, tenzij in de overeenkomst die aan de gezamenlijke

opleiding ten grondslag ligt anders is bepaald.

4. Kent de opleiding een of meer afstudeerrichtingen, dan is deze regeling onverkort

van toepassing, tenzij in de overeenkomst(en) die aan deze afstudeerrichting(en)

ten grondslag lig(t)(en)anders is bepaald.

5. Een Associate-degreeprogramma (croho 80040) is onderdeel van de bachelor

opleiding.

Artikel 3 Vaststelling en looptijd van de regeling

1. Deze Onderwijs- en examenregeling wordt, gehoord de centrale

medezeggenschapsraad conform artikel 10.20 WHW, vastgesteld door het College

van Bestuur.

2. De opleidingscommissie wordt jaarlijks tijdig in de gelegenheid gesteld deze regeling

te beoordelen en daarover advies uit brengen aan de Head of School. De

opleidingscommissie zendt een afschrift van dit advies aan de School-/Cluster en

Staf Medezeggenschapsraad (SCMR en SMR).

3. De regeling geldt voor de duur van een studiejaar. Gedurende het studiejaar kan de

regeling niet worden gewijzigd, tenzij dit als gevolg van overmacht noodzakelijk is en

studenten daar niet onevenredig door worden benadeeld. Een tussentijdse wijziging

behoeft de voorafgaande instemming van de Head of School; de bepalingen in dit

artikel zijn alsdan van overeenkomstige toepassing.

Page 8: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

8

2 Toelating tot de opleiding

WHW: 7.8a, 7.24, 7.25, 7.26, 7.27, 7.28, 7.29.

Artikel 1 Vooropleidingseisen voor opleidingen

1. Voor de inschrijving voor een opleiding in het hoger onderwijs geldt als

vooropleidingseis het bezit van een diploma voorbereidend wetenschappelijk

onderwijs (vwo) of hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) of een diploma van

een middenkaderopleiding of van een specialistenopleiding als bedoeld in artikel

7.2.2, eerste lid, van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) (mbo-niveau 4).

Met een diploma bedoeld in de eerste volzin wordt voor de toepassing van dit lid

gelijkgesteld het diploma van de bij ministeriële regeling aangewezen

vakopleidingen, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder c, van de WEB.

Artikel 2 Nadere vooropleidingseisen voor opleidingen

1. De volgende diploma's van middelbaar beroepsonderwijs (mbo niveau 4), hoger

algemeen voortgezet onderwijs (havo) en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs

(vwo) geven rechtstreeks toegang tot de opleiding, waarbij op grond van een

ministeriële regeling eisen aan het vakkenpakket kunnen worden gesteld:

a. mbo-diploma niveau 4;

b. havo-diploma, profiel natuur en techniek, geen eisen aan het vakkenpakket;

c. havo-diploma, profiel natuur en gezondheid, geen eisen aan het vakkenpakket;

d. havo-diploma, profiel economie en maatschappij [geen eisen aan het vakkenpakket;

e. havo-diploma, profiel cultuur en maatschappij, mits economie of m&o in het

vakkenpakket;

f. vwo-diploma, profiel natuur en techniek, [geen eisen aan het vakkenpakket;

g. vwo-diploma, profiel natuur en gezondheid, [geen eisen aan het vakkenpakket;

h. vwo-diploma, profiel economie en maatschappij, [geen eisen aan het vakkenpakket;

i. vwo-diploma, profiel cultuur en maatschappij, mits economie of m&o in het

vakkenpakket.

De diploma’s vermeld onder de letters b tot en met i hebben betrekking op profielen

havo/vwo die gelden vanaf 1 augustus 2007.

Page 9: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

9

Artikel 3 Aanvullend onderzoek ex. art. 7.25 lid 4 WHW

1. Het College van Bestuur kan bepalen dat de bezitter van een diploma genoemd in

artikel 1, die niet voldoet aan de in dit artikel 2 genoemde voorwaarden, toch wordt

ingeschreven, onder de voorwaarde dat blijkens een onderzoek wordt voldaan aan

inhoudelijk daarmee vergelijkbare eisen. Aan deze eisen moet zijn voldaan voor de

aanvang van de opleiding.

2. In geval van een aanvullend onderzoek wordt de kennis van de vereiste vakken dan

wel het vereiste niveau, genoemd in artikel 2, getoetst.

Artikel 4 Aanvullende eisen (Dit artikel is niet van toepassing)

1. Indien de uitoefening van het beroep of de beroepen waarop een opleiding voorbereidt,

dan wel de organisatie en de inrichting van het onderwijs, specifieke eisen stelt ten

aanzien van kennis of vaardigheden die niet of niet in voldoende mate onderdeel zijn

van het voortgezet onderwijs of van het beroepsonderwijs, bedoeld in de Wet

voortgezet onderwijs, onderscheidenlijk specifieke eisen stelt ten aanzien van de

eigenschappen van de student, kunnen bij ministeriële regeling in verband daarmee

eisen worden gesteld in aanvulling op de eisen, bedoeld in artikel 1.

Het College van Bestuur stelt een regeling vast voor de selectiecriteria en -procedure.

De selectiecriteria kunnen uitsluitend eisen bevatten die direct verband houden met de

gronden, bedoeld in de eerste volzin. Dit lid is niet van toepassing op opleidingen op

het gebied van de kunst en lerarenopleidingen op het gebied van de kunst.

2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld ten aanzien van welke

opleidingen het eerste lid toepassing kan vinden, alsmede op welke kostensoorten het

betrekking heeft en welke bedragen ten hoogste kunnen worden gevorderd.

Artikel 5 Toelating tot versneld traject gericht op studenten met een vwo-

diploma (Dit artikel is niet van toepassing)

1. Een College van Bestuur kan binnen een bacheloropleiding in het hoger

beroepsonderwijs een versneld traject aanbieden dat toegankelijk is voor studenten

met een diploma als bedoeld in artikel 7.24, tweede lid WHW, onder a of b dan wel een

op grond van artikel 7.28, tweede lid WHW, bij ministeriële regeling als ten minste

gelijkwaardig aangemerkt onderscheidenlijk naar het oordeel van het College van

Bestuur daaraan tenminste gelijkwaardig diploma. Een student die aan de in de eerste

zin bedoelde voorwaarde en de overige voorwaarden voor inschrijving voldoet, wordt

voor een versneld traject ingeschreven indien hij daarom verzoekt.

2. Het College van Bestuur kan besluiten ook een andere student dan degene, bedoeld in

het eerste lid, tot het versnelde traject toe te laten indien hij naar het oordeel van het

College van Bestuur blijk heeft gegeven van geschiktheid voor dat traject.

3. In afwijking van artikel 7.4b, eerste lid WHW, bedraagt de studielast voor een versneld

traject 180 studiepunten.

Page 10: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

10

Artikel 6 Toelating tot speciaal traject als bedoeld in art. 7.9b WHW (Dit

artikel is niet van toepassing)

1. Indien het College van Bestuur binnen een opleiding een speciaal traject aanbiedt dat

gericht is op het behalen van een hoger kennisniveau van studenten, kan selectie

worden toegepast.

2. Het College van Bestuur stelt regels vast met betrekking tot de selectie, bedoeld in het

eerste lid.

Het betreft de volgende regels:

[invullen regels waaronder in ieder geval:

* cognitieve en non-cognitieve criteria;

* relatie selectiecriteria en opleidingsprofiel;

* gemotiveerd toelaten of afwijzen.]

Artikel 7 Colloquium doctum (toelatingsonderzoek 21 jaar en ouder)

1. Het College van Bestuur kan personen van eenentwintig jaar en ouder die niet voldoen

aan de vooropleidingseisen genoemd in artikel 1, noch daarvan krachtens art. 7.28

WHW zijn vrijgesteld, van die vooropleidingseis vrijstellen, indien zij bij een onderzoek

door een door het College van Bestuur in te stellen commissie hebben blijk gegeven

van geschiktheid voor het desbetreffende onderwijs en van voldoende beheersing van

de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van het onderwijs.

2. De bij het onderzoek als bedoeld in lid 1 te stellen eisen van de opleiding zijn: er zijn

geen speciale eisen van de opleiding.

3. Het College van Bestuur kan ten aanzien van een bezitter van een buiten Nederland

afgegeven diploma dat in het eigen land toegang geeft tot een opleiding aan een

instelling voor het hoger onderwijs, afwijken van de in lid 1 genoemde leeftijdsgrens.

Van die leeftijdsgrens kan het College van Bestuur ook afwijken, indien in bijzondere

gevallen geen diploma kan worden overlegd.

Artikel 8 Eisen werkkring voor de deeltijdopleidingen (Dit artikel is niet van

toepassing)

1. Het College van Bestuur kan met het oog op de inschrijving voor een deeltijdse

opleiding eisen omtrent het verrichten van werkzaamheden tijdens het volgen van de

opleiding stellen.

2. In het geval het College van Bestuur werkzaamheden aanmerkt als

onderwijseenheden, kunnen er eisen gesteld worden aan de werkzaamheden.

Page 11: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

11

Artikel 9 Toelating duaal onderwijs, eisen werkkring

1. Extraneï worden niet toegelaten tot een duale opleiding.

2. De beroepsuitoefening van een duale opleiding vindt plaats op basis van een

overeenkomst, namens de instelling gesloten door de opleiding, de student en het

bedrijf of de organisatie waar het beroep in de praktijk wordt uitgeoefend.

3. De overeenkomst als bedoeld in het tweede lid omvat tenminste bepalingen over: de

duur van de overeenkomst en de tijdsduur van de periode of perioden van de

beroepsuitoefening, de begeleiding van de student, het deel van de kwaliteiten op

het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden die een student bij beëindiging van de opleiding moet hebben verworven en die tijdens de beroepsuitoefening dienen te

worden gerealiseerd, alsmede de beoordeling daarvan, en de gevallen waarin en de

wijze waarop de overeenkomst voortijdig kan worden ontbonden.

4. Degene die tot een duale opleiding wenst te worden toegelaten dient op het moment

van toelating, dan wel uiterlijk zes maanden nadien te beschikken over een

overeenkomst als bedoeld in het tweede lid. Wordt niet voldaan aan de eis als

bedoeld in de vorige volzin, dan wordt betrokkene geacht niet te voldoen aan de

voorwaarden om aan de duale opleiding deel te nemen. Dit betekent dat de

Examencommissie alsdan kan besluiten de student de toegang tot de duale opleiding

te ontzeggen. Over een besluit als bedoeld in de vorige volzin wordt de student

schriftelijk geïnformeerd.

5. Wordt een overeenkomst als bedoeld in het tweede lid voortijdig beëindigd als gevolg

van toerekenbaar verzuim van de student, dan wordt de student eenmalig voor een

periode van maximaal zes maanden in de gelegenheid gesteld een nieuwe

overeenkomst te sluiten als bedoeld in het tweede lid. Lukt dit niet, dan wordt de

student geacht niet meer te voldoen aan de voorwaarden om aan de duale opleiding

deel te nemen. Dit betekent dat de Examencommissie alsdan kan besluiten de

student de toegang tot dit onderwijs te ontzeggen. Over een besluit als bedoeld in de

vorige volzin wordt de student schriftelijk geïnformeerd.

Artikel 10 Vrijstelling van vooropleidingseisen op grond van andere diploma’s

ex. art. 7.28 WHW

1. Degene aan wie een graad (bachelor of master) is verleend, en de bezitter van een

met goed gevolg afgelegd propedeutisch examen aan een instelling voor hoger

onderwijs zijn vrijgesteld van de in artikel 1 bedoelde vooropleidingseisen,

onverminderd het vierde en vijfde lid van dit artikel.

2. Van de vooropleidingseisen is eveneens vrijgesteld degene die toegang heeft tot het

wetenschappelijk onderwijs of het hoger beroepsonderwijs in het land van een

verdragspartij die het Verdrag inzake de erkenning van kwalificaties betreffende

hoger onderwijs in de Europese regio (Trb. 2002, 137) heeft geratificeerd, onverminderd de bevoegdheid van het College van Bestuur om op grond van artikel

IV.1 van het genoemde verdrag een aanzienlijk verschil aan te tonen tussen de

algemene eisen betreffende de toegang op het grondgebied van het bedoelde land

waar de kwalificatie werd behaald en de algemene eisen bij of krachtens deze wet.

Page 12: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

12

3. Het College van Bestuur, na advies van de Examencommissie, verleent vrijstelling van

de in artikel 1 bedoelde vooropleidingseis aan de bezitter van een al dan niet in

Nederland afgegeven diploma dat bij ministeriële regeling is aangemerkt als

tenminste gelijkwaardig aan het in het desbetreffende lid bedoelde diploma,

onverminderd het derde en vierde lid. Het College van Bestuur kan vrijstelling

verlenen aan de bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat niet

in de eerste volzin genoemde ministeriële regeling is opgenomen, indien dat diploma

naar het oordeel van het College van Bestuur, na advies van de Examencommissie

tenminste gelijkwaardig is aan het bepaalde in artikel 1.

Indien het een buiten Nederland afgegeven diploma betreft, kan het College van

Bestuur bepalen dat geen examens of onderdelen daarvan worden afgelegd dan

nadat ten genoegen van de desbetreffende Examencommissie het bewijs is geleverd

van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen

volgen van het onderwijs. Het College van Bestuur kan, na advies van de

Examencommissie tevens bepalen dat betrokkene niet wordt ingeschreven zolang het

in de voorgaande volzin bedoelde bewijs niet is geleverd.

4. Indien bij ministeriële regeling nadere vooropleidingseisen als bedoeld in artikel 7.25

WHW en opgenomen in artikel 2, zijn vastgesteld kan de bezitter van een diploma geen examens afleggen voordat hij op een door het College van Bestuur te bepalen

wijze op grond van een aanvullend onderzoek heeft aangetoond te beschikken over

de kennis en vaardigheden waarop de eisen, bedoeld in artikel 2 betrekking hebben.

5. Het College van Bestuur kan bepalen dat de bezitter van een diploma als bedoeld in

art. 1 niet kan worden ingeschreven indien dat bestuur van oordeel is dat de nadere

vooropleidingseisen, bedoeld in artikel 2 van dien aard zijn dat redelijkerwijs

verwacht kan worden dat niet tijdens het eerste jaar van inschrijving voor de

opleiding op grond van een aanvullend onderzoek als bedoeld in het vierde lid

aangetoond kan worden dat betrokkene beschikt over de kennis en vaardigheden

waarop die eisen betrekking hebben. Het College van Bestuur bepaalt op welke wijze

betrokkene op grond van een aanvullend onderzoek met het oog op de inschrijving

vrijgesteld kan worden van die eisen.

6. De bij het onderzoek, bedoeld in de leden 4 en 5, te stellen eisen zijn opgenomen in

art. 9.

Artikel 11 Aanvullend onderzoek ex. art. 7.28 lid 3 en 4 WHW

1. Indien de aspirant-student beschikt over een propedeutisch getuigschrift (hbo of

wo), een hbo-getuigschrift of een wo-getuigschrift, maar niet voldoet aan de nadere

vooropleidingseisen, genoemd in artikel 2, wordt in het aanvullend onderzoek de

kennis van de vereiste vakken dan wel het vereiste niveau, genoemd in artikel 2,

getoetst.

2. Indien een aspirant-student beschikt over een buitenlands diploma dat gelijkwaardig

is aan een havo, vwo-diploma maar niet voldoet aan de nadere vooropleidingseisen,

genoemd in artikel 2, wordt in het aanvullend onderzoek de kennis van de vereiste

vakken dan wel het vereiste niveau, genoemd in artikel 2, getoetst en worden er ten

aanzien van de beheersing van de Nederlandse taal of Engelse taal eisen gesteld.

Page 13: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

13

3. Indien een aspirant-student als bedoeld in lid 2 zich wil inschrijven voor een

Nederlandstalige opleiding moet het diploma NT2-tweede niveau aantoonbaar zijn

behaald. In afwijking hierop kan voor een aspirant-student met een Duits

gelijkwaardig diploma van deze eis worden afgeweken.

4. Indien de aspirant-student als bedoeld in lid 2 zich wil inschrijven voor een

Engelstalige opleiding moet de aspirant-student aantoonbaar hebben voldaan aan

een IELTS score zes.

Onder een - met een IELTS-test score 6.0 te vergelijken - test wordt verstaan:

a. TOEFL10 Paper: 550;

b. TOEFL Computer: 213;

c. TOEFL Internet: 80:

d. TOEIC11: 670;

e. Cambridge ESOL12: CAE – C.

Artikel 12 Toelating tot de post-propedeutische fase

Een student kan op verschillende manieren rechtstreeks toegang krijgen tot de post-

propedeutische fase van een opleiding:

1. Voor de inschrijving voor een opleiding na het propedeutisch examen geldt als eis

het bezit van een getuigschrift van het met goed gevolg afgelegde propedeutisch

examen van die opleiding.

2. Het College van Bestuur kan vrijstelling verlenen van de in het eerste lid bedoelde

eis aan de bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma, indien dat

diploma naar het oordeel van het College van Bestuur ten minste gelijkwaardig is

aan het in het eerste lid bedoelde getuigschrift. Indien het een buiten Nederland

afgegeven diploma betreft, kan het College van Bestuur daarbij bepalen dat geen

examens of onderdelen daarvan worden afgelegd dan nadat ten genoegen van de

desbetreffende Examencommissie het bewijs is geleverd van voldoende beheersing

van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van het onderwijs.

3. De Examencommissie kan, in afwijking van het eerste lid, aan degene die is

ingeschreven, op zijn verzoek, reeds de toegang tot het afleggen van een of meer

onderdelen van het afsluitend examen verlenen voordat hij het propedeutisch

examen van de desbetreffende opleiding met goed gevolg heeft afgelegd. Artikel 13 Doorstroom Associate degree

1. Een student aan wie een graad als bedoeld in art. 7.10b lid 1 WHW is verleend, heeft

het recht zijn bacheloropleiding in het hoger beroepsonderwijs te vervolgen. Het

College van Bestuur kan daarbij voorschrijven welke onderwijseenheden binnen de

bacheloropleiding nog moeten worden gevolgd.

Page 14: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

14

Artikel 14 Rechtsbescherming

1. Een (aspirant) student kan binnen zes weken na dagtekening tegen besluiten over de

toelating via [email protected] bezwaar maken bij het College van Bestuur. Alvorens

te beslissen wint het College van Bestuur advies in bij de Geschillen- en

Klachtenadviescommissie.

2. Tegen een beslissing op bezwaar staat beroep open bij het College van Beroep voor

het Hoger Onderwijs in Den Haag.

Page 15: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

15

3 Onderwijsprogramma

WHW: 6.13, 7.2, 7.4, 7.4b, 7.7, 7.8, 7.8a, 7.8b, 7.9, 7.9b, 7.11, 7.13, 7.14.

Artikel 1 Beoordeling Onderwijs- en examenregeling

1. Het College van Bestuur draagt zorg voor een regelmatige beoordeling van de

Onderwijs- en Examenregeling (OER) en weegt daarbij, ten behoeve van de bewaking

en zo nodig bijstelling van de studielast, het tijdsbeslag dat daaruit voor de studenten

voortvloeit.

Artikel 2 Doelstelling van de opleiding

1. Met de opleiding wordt beoogd de student zodanige kennis, houding en vaardigheden

bij te brengen op het terrein van Business Administration zodat deze bij het voltooien

van de opleiding in staat is tot de professionele uitvoering van taken op dat gebied

en tevens in aanmerking komt voor een eventuele voortgezette opleiding. Na

voltooiing van de opleiding moet de student als beroepsbeoefenaar zelfstandig en

met kritische instelling kunnen werken en beschikt de student over de competenties op hbo-niveau zoals vermeld in bijlage A.

Artikel 3 Inrichting en studielast van de opleiding

1. De opleiding heeft een studielast van 240 studiepunten, waarvan 60 studiepunten

behoren tot de propedeutische fase en 180 studiepunten behoren tot de

postpropedeutische fase.

2. De opleiding is voltijds en duaal ingericht en wordt verzorgd door de School for Leisure

& Tourism Management.

3. De voltijds opleiding kent vier afstudeerrichtingen, namelijk Sport Management, Kunst

en Cultuur Management, Tourism Management en Event Management. De voltijds en

de duale opleidingen kennen een Associate-degreeprogramma.

4. Alle afstudeerrichtingen zijn voltijds ingericht. Een afstudeerrichting kent een studielast

van 90 studiepunten.

5. Het Associate-degreeprogramma kent een studielast van 120 studiepunten.

6. De student aan wie de graad Associate Degree is verleend en die de bacheloropleiding

vervolgt, dient de door het College van Bestuur voorgeschreven onderwijseenheden

binnen de bacheloropleiding te volgen. De student dient hierover in overleg te treden

met de desbetreffende Examencommissie1.

1 Wetsvoorstel Kwaliteit in Verscheidenheid Hoger Onderwijs

Page 16: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

16

7. Voor studenten die de opleiding in duale vorm volgen, worden de perioden waarin

werkzaamheden in de beroepspraktijk worden verricht, aangemerkt als een

onderwijseenheid, voor zover deze werkzaamheden onder begeleiding van de opleiding

plaatsvinden. Aan deze werkzaamheden worden de volgende eisen gesteld:

a. de tijdsduur van de perioden in de beroepspraktijk bedraagt minimaal 24 uur

per week;

b. de studielast van de perioden in de beroepspraktijk bedraagt, inclusief de

perioden in de beroepspraktijk, 1680 uren en komt overeen met 60 studiepunten;

c. een zodanige inrichting van elke periode dat de student in staat wordt gesteld

de competenties te ontwikkelen tot het niveau dat voor die periode is

genoemd in de overeenkomst tussen instelling, student en bedrijf;

d. onderwijseenheden die in de beroepspraktijk worden uitgevoerd, worden

afgesloten met een tentamen.

Artikel 4 Voertaal in het onderwijs

1. Het onderwijs in de opleiding wordt gegeven in het Nederlands en in het Engels. Het

Nederlandstalig programma wordt gegeven in het Nederlands en Engels. Het

Engelstalig programma in het Engels, tenzij:

a. het onderwijs betreft dat betrekking heeft op een andere taal;

b. het onderwijs betreft dat in het kader van een gastcollege gegeven wordt door

een anderstalige gastdocent; c. de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs, dan wel de

herkomst van de studenten noodzaakt een andere taal te gebruiken. Het College

van Bestuur heeft hiertoe een Gedragscode voor het gebruik van andere talen dan

het Nederlands in het onderwijs, vastgesteld.

2. In een opleiding die in het Nederlands wordt aangeboden kan gebruik gemaakt

worden van anderstalige literatuur.

Artikel 5 Voorzieningen voor student met functiebeperking

1. De Head of School biedt aan studenten met een functiebeperking een

onderwijsomgeving aan die zo veel als mogelijk gelijkwaardig is aan die van

studenten zonder functiebeperking en die gelijkwaardige kansen op studiesucces

biedt. De Regeling Studie & Handicap, zoals opgenomen als bijlage bij het

Studentenstatuut, voorziet in de benodigde en afgesproken facilitering van

betrokkene.

Page 17: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

17

Artikel 6 Samenstelling van de propedeutische fase

1. De propedeutische fase heeft drie doelstellingen:

a. oriëntatie;

b. verwijzing;

c. selectie.

2. De propedeutische fase van de opleiding omvat de onderwijseenheden zoals

beschreven in bijlagen C en D, met de daarbij vermelde studielast (totaal 60

studiepunten).

Artikel 7 Samenstelling van de postpropedeutische fase

1. De postpropedeutische fase van de opleiding - alsmede de daarmee verbonden

afstudeerrichting(en- omvat de onderwijseenheden zoals beschreven in bijlagen C

en D, met de daarbij vermelde studielast (totaal 180 studiepunten).

Artikel 8 Samenstelling Associate-degreeprogramma

1. Het Associate-degreeprogramma als bedoeld in artikel 2 lid 5 omvat de

onderwijseenheden zoals beschreven in de betreffende bijlagen C en D met

de daarbij vermelde studielast.

Artikel 9 Minor

1. Het minorprogramma heeft een omvang van in totaal 30 studiepunten en maakt

deel uit van de postpropedeutische fase.

2. De minor die een student volgt, is gerelateerd aan de ambities van de student en

heeft een duidelijke relatie met de eindcompetenties van de opleiding. De minor

dient een aanvulling te zijn op overige onderdelen van de opleiding die de student

volgt.

3. De Examencommissie van de School die de minor heeft ontwikkeld, is

verantwoordelijk voor de inhoud van de minor en draagt er zorg voor dat de minor

ten minste voldoet aan de eisen gesteld in het volgende lid.

4. De door de instelling aangeboden minoren worden voor het begin van het

opleidingsjaar geplaatst op de voor alle studenten toegankelijke website. Op de

website wordt tenminste vermeld:

a. welke minoren binnen de instelling worden aangeboden; b. of het aanbieden van de minor wel of niet gebonden is aan een minimum aantal

deelnemers;

c. welke procedure wordt gehanteerd voor het inschrijven op een minor;

d. welke toelatingseisen voor een minor van toepassing zijn;

e. welke school verantwoordelijk is voor de inhoud van de minor en wie de

verantwoordelijke is binnen de school;

f. uit welke onderdelen de minor bestaat, met inbegrip van het aantal studiepunten

en de wijze van toetsing en herkansing van elk onderdeel.

Page 18: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

18

5. Gedurende het opleidingsjaar kan de inhoud van een minor niet worden gewijzigd. In afwijking van het bepaalde in de vorige volzin kan een aangeboden minor niet

worden verzorgd, ingeval van onvoldoende belangstelling, mits op de website als

bedoeld in het vierde

lid is aangegeven dat voor het verzorgen van een minor een minimaal aantal deelnemers is vereist. Een minor kan pas worden gevolgd als het propedeutisch

examen is behaald.

6. Ongeacht het voorgaande behoeft de toelating van een student tot een minor de

goedkeuring van de Examencommissie van de opleiding die de student volgt. De

Examencommissie kan ervoor kiezen een lijst te publiceren van minoren die

studenten mogen volgen zonder persoonlijk toestemming te hoeven vragen.

7. Buiten de door de instelling aangeboden minoren kunnen studenten minoren volgen

via www.kiesopmaat.nl. De toelating van een student tot een minor via deze route

behoeft goedkeuring van de Examencommissie van de opleiding waar de student

ingeschreven is.

Artikel 10 Studeren in het buitenland

1. Voor studeren in het buitenland geldt de Stenden beleidsregel dat maximaal 90

studiepunten van het onderwijsprogramma (30 studiepunten theorie en 60

studiepunten stage) in het buitenland mag worden gedaan.

Page 19: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

19

4 Examens en getuigschriften

WHW: 7.10, 7.10a, 7.11, 7.12c, 7.19a, 7.33

Artikel 1 De examens van de opleiding

1. In de opleiding wordt de propedeutische fase afgesloten met een examen en de

postpropedeutische fase met een afsluitend examen. Is aan de opleiding een

Associate-degreeprogramma verbonden dan wordt ook dat programma afgesloten met

een examen.

2. De examens als bedoeld in het eerste lid zijn behaald, indien alle onderwijseenheden

van de betreffende fase dan wel programma met goed gevolg (examen en beoordeling

tezamen) zijn afgelegd, dan wel daarvoor vrijstelling is verkregen.

3. Het afsluitend examen in de postpropedeutische fase kan niet eerder worden behaald

dan nadat het propedeutisch examen is behaald, dan wel vrijstelling is verleend voor

het afleggen daarvan.

4. De Examencommissie stelt de uitslag vast van de examens bedoeld in het eerste lid,

nadat zij heeft onderzocht of de student aan alle voor het betreffende examen

geldende verplichtingen heeft voldaan.

5. De Examencommissie reikt een getuigschrift uit aan de student die een examen heeft

behaald en ook verder voldoet aan de wettelijke vereisten. Per opleiding wordt één

getuigschrift uitgereikt. Geen propedeuse getuigschrift wordt uitgereikt aan degene die

van de Examencommissie vrijstelling heeft verkregen om deze fase van de opleiding te

volgen.

6. Het examen dat met goed gevolg is afgelegd en de met het oog daarop vervaardigde

werkstukken worden door het College van Bestuur gedurende een periode van ten

minste zeven jaar bewaard.

Artikel 2 Toekenning graden

1. De Examencommissie verleent namens het College van Bestuur de graad Bachelor

Business Administration, indien het afsluitend examen in de postpropedeutische fase

met goed gevolg is behaald.

2. In geval van onderwijs in het buitenland is de notitie “Gedragslijn Nederlands

Onderwijs in het buitenland” van de Minister van OCW van toepassing.

3. De Examencommissie verleent namens het College van Bestuur de graad Associate

Degree Business Administration, aan degene die met goed gevolg het examen heeft

afgelegd van een Associate-degreeprogramma.

Page 20: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

20

Artikel 3 Getuigschriften

1. Het College van Bestuur hanteert het model van de getuigschriften en stelt de hierna

genoemde bijlagen vast met inachtneming van artikel 7.11 WHW. In ieder geval

wordt vermeld:

a. de naam van de opleiding en de instelling die de opleiding verzorgt, zoals die worden vermeld in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO);

b. welke onderwijseenheden het examen omvatte;

c. in voorkomende gevallen welke minor is behaald;

d. in voorkomende gevallen welke bevoegdheid met betrekking tot de uitoefening van een beroep aan het getuigschrift is verbonden;

e. welke graad door het College van Bestuur is verleend;

f. op welk tijdstip de opleiding voor het laatst is geaccrediteerd dan wel de ‘toets

nieuwe opleiding’ met goed gevolg heeft ondergaan;

2. De onderwijseenheden van het examen en de behaalde minor worden benoemd in

een gewaarmerkte bijlage, waarbij tevens per onderwijseenheid de omvang in

studiepunten en de behaalde beoordeling worden vermeld. De beoordeling als

bedoeld in de vorige volzin wordt uitgedrukt in gehele cijfers als bedoeld in artikel 9

van hoofdstuk 5.

3. De Examencommissie voegt aan een getuigschrift van het met goed gevolg

afgelegde afsluitend examen, een diplomasupplement toe dat voldoet aan het

Europese overeengekomen standaardformat. Het diplomasupplement heeft tot doel

inzicht te verschaffen in de aard en inhoud van de afgeronde opleiding, mede met

het oog op internationale herkenbaarheid van opleidingen. Het in het Nederlands of

Engels gesteld diplomasupplement bevat in elk geval:

a. de naam van de opleiding en de instelling die de opleiding verzorgt,

b. of het een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs dan wel een opleiding in het hoger beroepsonderwijs betreft,

c. een beschrijving van de inhoud van de opleiding, en

d. de studielast van de opleiding, en

e. een gradingtable van de opleiding zoals opgenomen in artikel 9. Artikel 4 Toekenning getuigschriften

1. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de

Examencommissie een getuigschrift uitgereikt.

2. De student die aanspraak heeft op uitreiking van een getuigschrift, kan

overeenkomstig door het College van Bestuur vast te stellen regels de Examencommissie verzoeken daartoe nog niet over te gaan.

3. Indien de student een fout constateert op zijn resultatenoverzicht dan dient de

student direct contact op te nemen met de afdeling ESR – Information & Registration

Centre. Indien daar geen fout wordt geconstateerd dan dient hij uiterlijk binnen vier

schoolweken na vaststelling van de definitieve uitslag van een onderwijseenheid,

schriftelijk te reageren naar de Examencommissie.

Page 21: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

21

4. Voor de datum op het getuigschrift wordt de datum aangehouden waarop de

Examencommissie heeft vastgesteld dat de student aan de voorwaarden heeft

voldaan. Als procedurele voorwaarde voor toekenning van het getuigschrift geldt dat

de student ingeschreven moet staan bij de opleiding.

Artikel 5 Ondertekening getuigschriften

1. Het getuigschrift wordt namens het College van Bestuur ondertekend:

a. Door de voorzitter en de secretaris van de Examencommissie of hun

plaatsvervangers;

b. Door de student.

2. Het diplomasupplement bij het getuigschrift genoemd in artikel 3 worden

ondertekend en voorzien van naam door de voorzitter van de Examencommissie en

secretaris of hun plaatsvervangers.

3. De namen tekenbevoegden worden geregistreerd in een handtekeningenregister. Dit

register wordt beheerd door de afdeling ESR-Toetsbureau.

Artikel 6 Data van de uitslag en uitreiking getuigschriften

1. Aan het begin van elk studiejaar stelt de Examencommissie de data vast waarop de

uitslag als bedoeld in artikel 1 wordt vastgesteld, met inachtneming van het derde en

vierde lid van artikel 1.

2. Aan het begin van elk studiejaar stelt de Head of School de data vast waarop de

getuigschriften als bedoeld in artikel 3 in een openbare bijeenkomst worden

uitgereikt.

3. Het vaststellen van de uitslag van het propedeutisch examen vindt tweemaal per

jaar plaats, aan het einde van het opleidingsjaar, na verwerking van de resultaten

van de laatste herkansingen. Op verzoek van de student kan de uitslag ook

tussentijds in de loop van het opleidingsjaar vastgesteld worden. Artikel 7 Cum laude-regeling

1. De student dient bij de Examencommissie een verzoek in tot toekenning van het

predicaat Cum Laude bij het propedeusegetuigschrift. Het verzoek wordt vergezeld

van een door de student aangeleverd overzicht van alle door de student behaalde

beoordelingen op basis waarvan de student meent aanspraak te kunnen maken op het

predicaat Cum Laude.(Dit artikellid is niet van toepassing)

2. De student dient bij de Examencommissie een verzoek in tot toekenning van het

predicaat Cum Laude bij het bachelorgetuigschrift. Het verzoek wordt vergezeld van

een door de student aangeleverd overzicht van alle door de student behaalde

beoordelingen op basis waarvan de student meent aanspraak te kunnen maken op het

predicaat Cum Laude.

3. Het beoordelen van de toekenning van het predicaat Cum Laude vindt plaats door de

Examencommissie.

Page 22: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

22

4. Indien van toepassing verklaard in lid 1 van dit artikel geeft de Examencommissie het

predicaat cum laude bij het behalen van het propedeusegetuigschrift als de student

voldoet aan de volgende voorwaarden:

a. Het gewogen gemiddelde op basis van behaalde studiepunten van alle behaalde

cijfers is 8,0 of hoger;

b. De student moet voor alle studie-onderdelen van de propedeutische fase minimaal

een voldoende hebben behaald en mag geen enkele herkansing hebben gedaan;

c. De student mag voor maximaal 25% van het aantal studiepunten een vrijstelling

hebben gekregen;

d. Als studie-onderdelen zijn beoordeeld met een

onvoldoende/voldoende/goed/uitstekend, dan moet de student voor minstens 80%

van deze onderdelen minimaal een goed hebben behaald.

e. Als een student aanvullende studie-onderdelen heeft gevolgd, die niet tot het

verplichte studieprogramma behoren, dan worden die niet meegenomen in de

berekening van het gewogen gemiddelde;

f. Vrijstellingen worden niet meegenomen in de berekening van het gewogen

gemiddelde.

(Dit artikellid is niet van toepassing)

5. De Examencommissie geeft het predicaat cum laude bij het behalen van het

bachelorgetuigschrift als de student voldoet aan de volgende voorwaarden:

a. Het gewogen gemiddelde op basis van behaalde studiepunten van alle behaalde

cijfers is 8,0 of hoger;

b. De student moet voor alle studie-onderdelen van de propedeutische en post-

propedeutische fase minimaal een voldoende hebben behaald en mag geen enkele

herkansing hebben gedaan;

c. De student mag voor maximaal 25% van het aantal studiepunten een vrijstelling

hebben gekregen;

d. Als studie-onderdelen zijn beoordeeld met een

onvoldoende/voldoende/goed/uitstekend, dan moet de student voor minstens 80%

van deze onderdelen minimaal een goed hebben behaald.

e. De student heeft minimaal een 8,0 behaald voor de afstudeerscriptie.

f. Als een student aanvullende studie-onderdelen heeft gevolgd, die niet tot het

verplichte studieprogramma behoren, dan worden die niet meegenomen in de

berekening van het gewogen gemiddelde;

g. Vrijstellingen worden niet meegenomen in de berekening van het gewogen

gemiddelde.

Artikel 8 Verklaringen

1. Een student die meer dan één tentamen met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie

geen getuigschrift als bedoeld in artikel 4 kan worden uitgereikt, ontvangt

desgevraagd, mits binnen een jaar na uitschrijving van de student, een door de

desbetreffende Examencommissie af te geven verklaring waarin in elk geval de

tentamens zijn vermeld die door hem met goed gevolg zijn afgelegd.

Page 23: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

23

Artikel 9 Grading table van de opleiding

De grading table van de bba en de ad course staat hieronder vermeld.

LM BBA % Cumula

tief

LM AD % Cumula

tief

10 2% 2% 10 1% 1%

9,5 1% 3% 9,5 0% 1%

9 2% 5% 9 1% 1%

8,5 3% 8% 8,5 1% 3%

8 8% 16% 8 7% 10%

7,5 11% 28% 7,5 12% 22%

7 19% 46% 7 19% 41%

6,5 20% 67% 6,5 22% 63%

6 19% 86% 6 23% 85%

5,5 14% 100% 5,5 15% 100%

De toelichting op deze grading table is te vinden in bijlage G.

Artikel 10 Rechtsbescherming

1. De student die het oneens is met een beslissing van de Examencommissie op

grond van de bepalingen in dit hoofdstuk kan daar tegen bezwaar maken bij de Examencommissie van de opleiding.

2. De student heeft de mogelijkheid om tegen het besluit van de Examencommissie

op het ingediende bezwaar in beroep te gaan bij het College van Beroep voor de Examens (COBEX).

3. De student heeft de mogelijkheid om tegen het besluit van de COBEX in beroep te

gaan bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs in Den Haag.

Page 24: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

24

5 Tentamens, toetsen en beoordelen

WHW: 7.3, 7.8b, 7.11, 7.12b, 7.12c, 7.13, 7.34, 7.61, 7.10.

Artikel 1 Vorm van de tentamens3 en toetsen4

1. De onderwijseenheden5 van het onderwijsprogramma worden getoetst op de wijze

zoals aangegeven in de bijlage met de samenstelling van de propedeutische en

postpropedeutische fase.

2. Een tentamen en of toets die door een groep van studenten gezamenlijk dient te

worden uitgevoerd, wordt zodanig ingericht dat deze voor elke betrokken student tot

een individuele beoordeling leidt. Daarbij wordt in ieder geval gewaarborgd dat de

kwalificatie ‘onvoldoende’ als beoordeling wordt toegekend aan de student die zich

onvoldoende heeft ingezet bij de uitvoering van deze toets. In de formulering van de

opdracht wordt aangegeven hoe hieraan concreet invulling is gegeven.

3. Van een tentamen en of toets die bij herhaling in hetzelfde opleidingsjaar wordt

aangeboden, moeten alle gelegenheden in dat opleidingsjaar dezelfde vorm hebben.

4. Van de bepaling in het vorige lid kan worden afgeweken in geval van overmacht of

indien het om organisatorische en/of onderwijskundige redenen niet mogelijk is een

herkansing aan te bieden met dezelfde vorm als de eerste gelegenheid in het

betreffende opleidingsjaar. In dat geval mag de herkansing een andere vorm

hebben, maar moet wel zijn voldaan aan de eisen van gelijkwaardigheid zoals bedoeld in artikel 4 van dit hoofdstuk. Behalve ingeval van overmacht dient een

situatie zoals beschreven in de vorige volzin aan het begin van het opleidingsjaar te

worden bekend gemaakt en betreft de volgende onderwijseenheden:

[Onderwijseenheid invullen];

(Dit artikellid is niet van toepassing)

5. Een student met een functiebeperking kan aan de Examencommissie verzoeken

gelegenheid te krijgen de toetsen op een zo veel mogelijk aan zijn individuele

beperking aangepaste wijze af te leggen. De procedure is beschreven in de Regeling

Studie & Handicap.

6. Een student die voldoet aan de criteria van de door het College van Bestuur

vastgestelde Regeling Financiële ondersteuning student-topsporter kan de

Examencommissie verzoeken om een aangepaste inroostering van de toetsen,

waarbij - indien dit naar het oordeel van de Examencommissie mogelijk is en voor de

3 Tentamen = een onderzoek naar kennis, inzicht, vaardigheden als bedoeld in art. 7.3 en 7.10 WHW, waarvan de

uitkomst in een beoordeling wordt uitgedrukt en die de afsluiting vormt van een onderwijseenheid. 4 Toets = een onderdeel van een tentamen waaraan een beoordeling door een examinator is verbonden.

5 Onderwijseenheid = als bedoeld in art. 7.3 WHW, die in samenhang met andere onderwijseenheden het

onderwijsprogramma van de opleiding vormt, waaraan een tentamen is verbonden. Een onderwijseenheid kan betrekking hebben op een praktische oefening.

Page 25: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

25

opleiding niet bezwaarlijk - zo veel mogelijk wordt aangesloten bij de individuele

mogelijkheden van de student.

Artikel 2 Volgorde van tentamens en toetsen

1 De tentamens en toetsen van de onderwijseenheden van het propedeutisch examen

en van het afsluitend examen kunnen binnen de desbetreffende fase in een willekeurige

volgorde worden afgelegd, met uitzondering van de bepalingen in de volgende leden van

dit artikel.

2 Aan de tentamens of toetsen van de hierna genoemde onderwijseenheden kan niet

eerder worden deelgenomen dan nadat de toetsen van de daarbij aangegeven

onderwijseenheden zijn behaald:

A Met het afsluitende stage- en scriptieprogramma kan pas gestart worden als één van

de volgende alternatieven is voldaan.

-1- De propedeuse, alle tweedejaars onderwijseenheden en de derdejaars

onderwijseenheid AtWork moeten voldoende zijn afgerond. Verder moeten alle overige

derdejaars onderwijseenheden zijn gevolgd en mag van die onderwijseenheden nog één

onderwijseenheid niet behaald zijn. Daarnaast hoeft de derdejaars voortgangstoets nog

niet voldoende te zijn afgerond.

-2- De propedeuse en alle derdejaars onderwijseenheden (met uitzondering van de

derdejaars voortgangstoets) moeten voldoende zijn afgerond. Alle tweedejaars

onderwijseenheden moeten zijn gevolgd en er mag van dat tweede studiejaar nog niet

behaald zijn:

maximaal één onderwijseenheid ter grootte van 3 EC (een taalmoduul), of

één onderdeel Bedrijfseconomie of

de tweedejaars voortgangstoets.

B De onderliggende argumentatie voor de onder alternatief 1 en alternatief 2 opgesomde

eisen gelden voor de start van de vierdejaars stage is dat iedere student die start aan

de vierdejaars stage voldoende basiskennis, - vaardigheden en –

houdingscomponenten moet beheersen om als aankomend professional te kunnen

functioneren, dan wel op het vereiste niveau onderzoek te kunnen verrichten

C De student mag alleen deelnemen aan de tweede jaars voortgangstoets wanneer

de norm voor de eerste jaars voortgangstoets is behaald en wanneer de student is

ingeschreven in het tweede studiejaar (of hoger).

D De student mag alleen deelnemen aan de derde jaars voortgangstoets wanneer de

norm voor de eerste en tweede jaars voortgangstoetsen zijn behaald en wanneer

de student is ingeschreven in het derde studiejaar (of hoger).

Page 26: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

26

3. Aan de tentamens of toetsen van de hierna genoemde onderwijseenheden kan niet

eerder worden deelgenomen dan nadat de student eerst heeft deelgenomen aan

de bijbehorende praktische oefeningen:

(Dit artikellid is niet van toepassing)

4. Ongeacht het bepaalde in de vorige leden kan een minor pas worden gevolgd als is

voldaan aan het bepaalde in artikel 9 van hoofdstuk 3.

Artikel 3 Tijdvakken en frequentie van tentamens en toetsen

1. Tot het afleggen van de tentamens en toetsen van de propedeutische fase wordt elk

opleidingsjaar ten minste tweemaal gelegenheid gegeven, de eerste maal direct

aansluitend op het onderwijs in de desbetreffende onderwijseenheid.

2. Tot het afleggen van de tentamens en toetsen van de postpropedeutische fase wordt

elk opleidingsjaar ten minste tweemaal gelegenheid gegeven, waarvan eenmaal

direct aansluitend op het onderwijs in de desbetreffende onderwijseenheid.

3. Bij het bepalen van de datum van de tweede tentamen- en of toetsgelegenheid in

een opleidingsjaar, wordt rekening gehouden met de vereiste studeerbaarheid van

het totale programma voor een student.

4. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid wordt in een opleidingsjaar slechts

eenmaal gelegenheid gegeven voor het afleggen van het tentamen of een toets

van een onderwijseenheid waarvan het onderwijs in dat opleidingsjaar niet is

gegeven Tot het maken van het betreffende tentamen en of toets bestaat nog

tweemaal de mogelijkheid, te rekenen vanaf het laatste opleidingsjaar waarin de

bedoelde onderwijseenheid wordt aangeboden.

5. De tijdvakken waarin de toetsgelegenheden worden aangeboden, worden jaarlijks

door de Examencommissie vastgesteld en uiterlijk bij aanvang van het opleidingsjaar

bekend gemaakt.

6. Een student die verhinderd is van een toetsgelegenheid gebruik te maken, is

aangewezen op de volgende toetsgelegenheid. In bijzondere gevallen kan de

Examencommissie besluiten in een voor de student gunstige zin af te wijken van

deze regel. Artikel 4 Gestelde eisen tentamens en toetsen

1. De Examencommissie maakt voor elk tentamen en elke toets afzonderlijk tijdig

bekend welke eisen worden gesteld bij het afleggen van dat tentamen of die toets,

zodat de student zich zo goed mogelijk kan voorbereiden. De Examencommissie

vermeldt daarbij ook welke hulpmiddelen zijn toegestaan en welke

beoordelingsnormen zullen worden gehanteerd. Deze informatie wordt opgenomen in

het moduulboek van de desbetreffende onderwijseenheid en wordt daarnaast vermeld op de Blackboardpagina van de betreffende onderwijseenheid. De informatie betreffende hulpmiddelen die gebruikt mogen worden bij de

voortgangstoets en de beoordelingsnormen die gehanteerd worden bij de

voortgangstoets worden op de Blackboardpagina geplaatst die is aangemaakt

betreffende de voortgangstoets.

Page 27: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

27

2. Van een tentamen of toets die bij herhaling binnen een opleidingsjaar wordt

aangeboden, moet elke gelegenheid wat betreft inhoud, niveau en zwaarte

gelijkwaardig zijn aan de voorafgaande gelegenheid.

3. Wanneer een student een onderwijseenheid niet heeft behaald in het opleidingsjaar

waarin hij het onderwijs in die onderwijseenheid heeft gevolgd en in het volgende

opleidingsjaar alsnog een tentamen of toets in die onderwijseenheid wil afleggen,

gelden ten aanzien van de gestelde eisen de eisen van het lopende opleidingsjaar.

Artikel 5 Inschrijvingsprocedure voor tentamens en toetsen

1. Voor mondelinge tentamens en toetsen en voor tentamens of toetsen ter afsluiting

van praktische oefeningen dient de student zich tijdig in te schrijven, op een nader door de Examencommissie aan te geven wijze. In het algemeen geldt dat dit

gebeurt via intekenlijsten die de betreffende (vak)docente openstelt voor

inschrijving. De informatie hierover wordt op het moment dat de onderwijseenheid

wordt opgestart op de betreffende Blackboardpagina vermeld. Indien de betreffende

(vak) docent daaraan de voorkeur geeft kan de inschrijving voor mondelinge toetsen en tentamens ook plaatsvinden via Progress, op dezelfde wijze als gebruikelijk is

voor de schriftelijke toetsen en tentamens. De docent geeft ook hierover informatie

op de Blackboardpagina die voor het betreffende onderwijsonderdeel is aangemaakt

op het moment dat de onderwijseenheid wordt opgestart.

2. Voor andere toets- en tentamenvormen dan genoemd in het eerste lid is de student

verplicht zich te houden aan de volgende inschrijvingsprocedure voor deelname aan

schriftelijke tentamens en toetsen:

a. De student is verplicht zich digitaal voor een schriftelijke tentamen- en of toetskans

in te schrijven, tenzij anders is bepaald. De student moet na inschrijving een bewijs

van inschrijving uitprinten.

b. Indien een student niet kan intekenen voor een toets en of tentamen dan neemt de

student rechtstreeks contact op met het ESR-Toetsservicebureau. Voor de

vestigingen Emmen, Meppel en Assen geldt dat de student contact opneemt met het

secretariaat van de opleiding, die vervolgens contact opneemt met het ESR-

Toetsservicebureau.

c. Inschrijven betekent verplicht deelnemen aan de toets en of tentamen én een kans

gebruiken, overmachtsituaties uitgezonderd.

d. Iedere secretaris van de Examencommissie meldt aan het ESR-Toetsservicebureau

voor 15 mei van elk opleidingsjaar het aantal tentamen- en toetsgelegenheden dat

een student aan de desbetreffende opleiding aangeboden krijgt. Bij overschrijding

van dit aantal gelegenheden wordt de intekening voor deelname aan de betreffende

toets en of tentamen geblokkeerd.

e. Het ESR-Toetsservicebureau publiceert bij aanvang van het opleidingsjaar het

jaartoetsrooster per opleiding. Het definitieve rooster wordt uiterlijk twee

schoolweken voor een tentamenperiode gepubliceerd.

Page 28: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

28

f. Verzoek tot wijziging van intekening voor een toets en of tentamen moet altijd door

de student ter beoordeling aan de secretaris van de Examencommissie worden

voorgelegd, overmachtsituaties uitgezonderd. Na toestemming van de secretaris van

de Examencommissie kan tot twee werkdagen voor aanvang van de toetsweek/- periode tot 12.00 uur de toegestane wijzigingen door ESR-Toetsservicebureau

worden verwerkt.

g. Indien de student te laat is met digitaal intekenen én er is daarbij sprake van

bijzondere omstandigheden dan neemt de student rechtstreeks contact op met de

secretaris van de Examencommissie.

Artikel 6a Praktische gang van zaken bij schriftelijke tentamens en toetsen

Bij het afnemen van tentamens en toetsen moet aan de eisen gesteld in de volgende leden

worden voldaan:

1. De student dient zich te kunnen legitimeren door middel van zijn of haar

Multifunctionele kaart (MFK). Daarnaast moet de student zich desgevraagd kunnen

legitimeren met een geldig identiteitsbewijs.

2. De student dient vijf minuten voor aanvang van het aanvangstijdstip in de

tentamenzaal aanwezig te zijn en plaats te nemen op de door de organisatie

aangewezen plaats.

3. Degene die als gevolg van overmacht meer dan 30 minuten te laat arriveert, kan de

toegang worden geweigerd.

4. Het is niet toegestaan om gedurende de eerste 30 minuten het lokaal te verlaten.

5. De aanwijzingen van de examinator of surveillant moeten worden opgevolgd.

6. De aangegeven tijd voor een toets en/of tentamen is inclusief het uitreiken en

verzamelen van tentamenopgaven en antwoordformulieren.

7. De student dient bij ontvangst van de toets- en/of tentamenopgaven te controleren of

hij een juist en volledig exemplaar heeft ontvangen.

8. Het is niet toegestaan om het tentamen en toets te maken op ander dan door de

surveillant uitgedeelde antwoordformulieren.

9. De student dient -indien van toepassing- op de toets- en of tentamenopgaven en het

antwoordformulier te vermelden:

a. naam

b. studentnummer / relatienummer

c. toets en/of tentamen

d. aantal antwoordformulier-bladen dat wordt ingeleverd

e. datum waarop aan de toets en of tentamen is deelgenomen

f. handtekening van de student

Page 29: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

29

10. Het gebruik van andere hulpmiddelen dan schrijfgerei en het ter plekke uitgereikte

materiaal is uitsluitend toegestaan als dit uitdrukkelijk is aangegeven.

11. Elektronische apparaten waar gegevens op kunnen worden geraadpleegd of opgeslagen

dienen vóór de aanvang te worden uitgezet en te worden weggeborgen in een

afgesloten tas.

12. Het is niet toegestaan zonder toestemming van de examinator of surveillant te

communiceren met andere personen in of buiten het lokaal waar het tentamen of de

toets wordt afgenomen.

13. De examinator en de surveillant zijn bevoegd passende maatregelen te nemen indien

de orde en rust worden verstoord.

14. De toets- en of tentamenopgaven moeten tegelijkertijd met de antwoordformulieren bij

aftekening worden ingeleverd bij de surveillant.

15. De student wordt geacht aan een schriftelijke toets en of tentamen te hebben

deelgenomen als de toets- en of tentamenopgaven en het totale aantal

antwoordformulieren is ingeleverd en de presentielijst is getekend. Dit artikellid is

onverkort van toepassing op degene die het antwoordformulier niet dan wel onvolledig

heeft ingevuld.

16. Aan studenten met een functiebeperking kan de Examencommissie een verlenging van

de standaardduur van het tentamen en of toets en/of het gebruik van hulpmiddelen

toestaan, naast de bevoegdheid bepaald in artikel 1 voor studenten met een

functiebeperking de toetsvorm nog verder aan te passen aan de mogelijkheden van de

betrokken student.

17. Indien de student een klacht wil indienen betreffende de afname van een toets en of

tentamen dan laat de student zijn/ haar klacht direct op het protocolformulier noteren

door een surveillant van de toets en of tentamen. Daarnaast schrijft de student een

schriftelijke klacht aan de betreffende Examencommissie.

18. Indien een student een klacht heeft betreffende de inhoud van de toets en of tentamen

dan moet deze klacht schriftelijk binnen twee werkdagen ingeleverd worden bij de

secretaris van de betreffende Examencommissie. De benodigde toets- en of

tentamensleutel wordt binnen 24 uur na afloop van de toets en of tentamen

beschikbaar gesteld.

Artikel 6b Praktische gang van zaken bij digitale tentamens en toetsen

1. Bij het afnemen van digitale tentamens en toetsen moet aan de eisen gesteld in de

volgende leden worden voldaan: (Dit artikel is niet van toepassing)

Artikel 7 Mondelinge tentamens en toetsen

1. Mondeling wordt niet meer dan één student tegelijk getoetst, tenzij de

Examencommissie anders heeft bepaald.

Page 30: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

30

2. Het mondeling afnemen van een toets en of tentamen is niet openbaar, tenzij de

Examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders

heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt.

3. Bij het afnemen van een mondeling tentamen en of toets met een studiebelasting

van minimaal 28 uur dient een tweede examinator aanwezig te zijn of dient het

examen met behulp van audiovisuele middelen te worden vastgelegd.

Artikel 8 Vaststelling van de beoordelingen

1. De examinator stelt de beoordeling vast. De termijn voor de vaststelling van de

beoordeling is in de regel dertien werkdagen, nadat het schriftelijke werk is gemaakt.

Indien deze termijn wordt overschreden, wordt dit door de Examencommissie met

redenen omkleed aan de student gemeld.

2. Ten aanzien van de uitslagen van de laatste onderwijsperiode van een opleidingsjaar

kan door de opleidingen een versnelde procedure worden toegepast.

3. De beoordeling van een tentamen en of toets door een examinator geschiedt voor

elke student afzonderlijk.

4. Indien de voorlopige uitslag van een tentamen en of toets door meer dan één

examinator wordt vastgesteld, geschiedt de vaststelling in onderling overleg. Indien

de examinatoren niet tot overeenstemming kunnen komen, wordt, nadat de

betrokken examinatoren zijn gehoord, de definitieve uitslag vastgesteld door de

voorzitter van de Examencommissie.

5. De datum waarop een student een toets en/of tentamen heeft behaald is de datum

waarop de toets en of het tentamen is afgelegd en beoordeeld. Antedatering is niet

toegestaan.

6. De examinator stelt de beoordeling van een mondelinge toets en of tentamen vast

direct, dan wel dezelfde dag na het afnemen van die toets en of tentamen en

verstrekt de student een schriftelijke verklaring met de uitslag.

7. De Examencommissie stelt vast of de student aan de gestelde eisen voor de toets

en/of tentamen heeft voldaan.

Artikel 9 Normering van de beoordelingen

1. De uitslag van een tentamen en of toets wordt uitgedrukt in een cijfer op een schaal

van 1 tot en met 10 met ten hoogste één decimaal dan wel in een kwalificatie

uitmuntend / goed / voldoende / onvoldoende.

2. Als laagste kwalificatie ‘voldoende’ geldt het cijfer 5,5.

3. Voor het afronden van decimale getallen gelden de volgende regels:

a. Het gemiddelde van meerdere cijfers wordt naar beneden afgerond (=afgekapt)

op één decimaal.

b. Indien aan de orde wordt een cijfer met één decimaal op de normale,

rekenkundige manier afgerond op een geheel getal (het cijfer 5,5 wordt dan afgerond tot een 6).

Page 31: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

31

4. Indien de tentamen- en of toetsuitslag samengesteld wordt uit verschillende

deelresultaten, wordt de wijze waarop de uitslag berekend wordt (bijvoorbeeld een

rekenkundig of gewogen gemiddelde) nauwkeurig in de OER beschreven.

5. Bij deelname aan een tentamen en of toets krijgt de student tenminste het cijfer één of de kwalificatie onvoldoende.

6. Indien een tentamen en of toets niet met goed gevolg is afgelegd kan een student

een verzoek indienen bij de Examencommissie tot een second opinion van de

betreffende toets en of tentamen. De termijn voor indiening bedraagt 4 weken na

bekendmaking van de uitslag.

7. Indien de student een reeds eerder afgelegde toets en of tentamen nogmaals aflegt,

is de hoogst behaalde beoordeling bepalend voor de vraag of de student aan zijn

verplichtingen heeft voldaan. Artikel 10 Het verlenen van vrijstellingen

1 Een vrijstelling wordt door een Examencommissie altijd individueel verleend op basis

van haar vrijstellingenbeleid en met in achtneming van de navolgende bepalingen van

dit artikel.

2 Studenten studerend op één van de site(s) van Stenden Hogeschool volgen op enig

moment een representatief deel van het onderwijs van de opleiding met een omvang

van 60 EC bij de Nederlandse instelling. Dit onderwijsprogramma wordt uitgewerkt in

de betreffende bijlage. Dit is van toepassing voor studenten die ingeschreven zijn

vanaf september 2012.

(Dit artikel is niet van toepassing)

3 Voor MBO studenten van het cohort 2011/2012 en eerder geldt de

vrijstellingsregeling zoals opgenomen in de OER 2011/2012.

4 Voor MBO studenten van het cohort 2012/2013 geldt de vrijstellingsregeling zoals

opgenomen in de OER 2012/2013.

5 Voor MBO studenten van het cohort 2013/2014 en later gelden geen standaard

vrijstellingen. Indien een student denkt in aanmerking te komen voor vrijstellingen

dan kan een verzoek daartoe ingediend worden bij de examencommissie.

6 De student die in aanmerking wil komen voor de in dit artikel genoemde

vrijstellingen, dient hiertoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek in bij de

Examencommissie. Bij het verzoek moet het diploma worden overgelegd evenals

verdere bewijsstukken om aan te tonen dat reeds is voldaan aan de vereisten voor

de onderwijseenheden waarvoor vrijstelling wordt gevraagd.

7 Vrijstellingen kunnen mede gebaseerd zijn op EVC. Degene die op basis van een

EVC-procedure meent in aanmerking te komen voor een of meer vrijstellingen,

dient hiertoe een gemotiveerd verzoek in bij de Examencommissie, met bijsluiting

van de EVC-rapportage.

Page 32: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

32

8 Degene die op andere dan in de vorige leden bedoelde gronden meent in aanmerking

te komen voor vrijstelling van het afleggen van een tentamen of toets, dient daartoe

een schriftelijk en gemotiveerd verzoek in bij de Examencommissie, waarbij tevens

de bewijsstukken ter onderbouwing van het verzoek worden overgelegd.

9 De Examencommissie beoordeelt mede aan de hand van de overgelegde

bewijsstukken of wordt voldaan aan de vereisten gesteld voor de desbetreffende onderwijseenheid of onderdelen daarvan.

10 De Examencommissie kent een individueel verzoek om een vrijstelling toe, indien

verzoeker aantoonbaar voldoet aan de vereisten gesteld voor de desbetreffende

onderwijseenheid, dan wel voor – in voldoende mate afgeronde - onderdelen

daarvan. De Examencommissie informeert de student over haar beslissing binnen

zes schoolweken gerekend vanaf de datum waarop het verzoek is ontvangen.

11 Vrijstellingen worden in het resultatenoverzicht van de student getoond met de

omschrijving „VR‟. Een tentamen en of toets waarvoor de student vrijstelling heeft

gekregen, telt niet mee in eventuele middelingen tot een eindcijfer van de

onderwijseenheid waarbij dit tentamen en toets is betrokken. De examencommissie

stelt in dat geval het cijfer van de onderwijseenheid vast.

Artikel 11 Toekenning van studiepunten

1. Als een onderwijseenheid wordt afgesloten met een tentamen, is de onderwijseenheid behaald en worden de bijbehorende studiepunten toegekend indien

de student voor het tentamen en of toets een voldoende resultaat heeft behaald.

2. Als een onderwijseenheid wordt afgesloten met twee of meer (deel)toetsen, is de

onderwijseenheid behaald en worden de bijbehorende studiepunten toegekend indien

de student als beoordeling voor de onderwijseenheid een voldoende resultaat heeft

ontvangen en tevens de resultaten voor de (deel)toetsen en of (deel) tentamens

voldoen aan de daaraan gestelde eisen.

3. Als de student voor een onderwijseenheid een vrijstelling heeft gekregen, is de

onderwijseenheid behaald en worden de bijbehorende studiepunten toegekend.

4. Een minorprogramma is behaald en de bijbehorende studiepunten worden

toegekend indien de student alle onderwijseenheden heeft behaald waaruit de

minor is samengesteld.

5. Als datum waarop de studiepunten zijn behaald, wordt geregistreerd de datum

waarop de toets en of tentamen, c.q. de laatste deeltoets is afgelegd inclusief de

beoordeling die heeft geleid tot het behalen van de onderwijseenheid c.q. de minor.

Antedatering is niet mogelijk.

6. Heeft een onderwijseenheid in het voltijd of deeltijd onderwijs betrekking op de

praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening, dan worden aan die

onderwijseenheid alleen studiepunten toegekend als de activiteiten onder begeleiding

van de opleiding plaatsvinden.

Page 33: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

33

Artikel 12 Vastlegging en bekendmaking van de beoordelingen

1. De beoordelingen die een student heeft behaald, worden uiterlijk vijftien werkdagen

na het maken van het tentamen en of de toets opgenomen in een geautomatiseerd

systeem van studievoortgangregistratie (ProgRESS.www). Op het gebruik van dit

systeem is de Regeling Bescherming Persoonsgegevens van de instelling van

toepassing.

2. De registratie van studieresultaten vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de

Examencommissie.

3. De student ontvangt van de behaalde beoordelingen geen schriftelijk bewijsstuk

maar kan deze inzien in ProgRESS.WWW.

4. Indien de student een fout constateert op zijn resultatenoverzicht dan dient de

student direct contact op te nemen met de afdeling ESR-Toetsservicebureau. Indien

daar geen fout wordt geconstateerd dan dient hij uiterlijk vier schoolweken, na

vaststelling van de definitieve uitslag van een onderwijseenheid, schriftelijk te

reageren naar de Examencommissie.

5. Indien er een toets en of tentamenuitslag ontbreekt op de publicatielijst dan neemt

de betreffende student direct contact op met de afdeling ESR-Toetsservicebureau.

6. Bij het ontbreken van een toets- en of tentamenuitslag worden protocolformulier,

presentielijst en toets- en of tentamenopgaven door de afdeling ESR-

Toetsservicebureau gecontroleerd.

7. Indien de student op protocolformulier en presentielijst als aanwezig staat

geregistreerd en de toets- en of tentamenopgave ontbreekt dan dient de student

schriftelijk een klacht in bij de secretaris van de Examencommissie.

Artikel 13 Geldigheidsduur van studieresultaten

1. De geldigheidsduur van examenonderdelen is in beginsel onbeperkt. In afwijking

hiervan kan de Examencommissie aan de student een aanvullend dan wel een

vervangend tentamen opleggen indien het examenonderdeel langer dan acht jaar

geleden is behaald.

2. Als wettelijk bewijs gelden de resultaten zoals vastgesteld door de

Examencommissie.

Artikel 14 Inzage van tentamens en toetsen

1. De Examencommissie draagt er zorg voor dat de student het door hem gemaakte en

beoordeelde schriftelijk tentamen en of toetswerk kan inzien binnen twee maanden

na de laatste dag van een tentamen en of toetsperiode of tenminste tien

schooldagen voor een eventuele herkansing, tenzij afgeweken moet worden van gestelde termijnen op grond van redelijkheid en billijkheid2.

2 De landelijk verplichte toetsen van de opleiding Leraar Basisonderwijs zijn hier van uitgezonderd.

Page 34: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

34

2. Een student kan alleen inzage worden geboden in schriftelijk en beoordeeld

tentamen- en of toetswerk in het bijzijn van de betrokken examinator of diens

plaatsvervanger.

3. De Examencommissie kan bepalen, dat de inzage of kennisneming geschiedt op een

vaste plaats en op een vast tijdstip.

Artikel 15 Bewaring van afgelegde tentamens en toetsen

1. De Examencommissie draagt er zorg voor dat de inspectie en organisaties in het

kader van het accreditatieproces kennis kunnen nemen van de opdrachten, de

opgaven en de bijbehorende beoordelingsnormen voor de schriftelijke en praktische

examenonderdelen, alsmede inzage kunnen hebben in het schriftelijk tentamen- en

of toetswerk.

2. In geval van beroep tegen de uitslag van een schriftelijk tentamen en of toets wordt

het werk bewaard gedurende de periode dat nog niet op het (hoger) beroep is

beslist.

3. De Examencommissie draagt er zorg voor, dat van elke student de tijdens het (post-)

propedeutisch examen behaalde cijfers dan wel kwalificaties en de uitslag van het

examen en het bijbehorende toets- en of tentamenwerk bewaard blijven in het

archief van de opleiding, conform de “Selectielijst voor de administratieve neerslag

van de openbaar gezagtaken en niet-publiekrechtelijke werkprocessen van Nederlandse hogescholen”, 2013.

4. Wanneer een student na afloop van een schriftelijke toets en/of tentamen de toets-

en/of tentamenopgaven en het totale aantal antwoordformulieren heeft ingeleverd

wordt dit door de surveillant afgetekend op het protocolformulier. Op dat moment

gaat de verantwoordelijkheid tot zorgvuldige bewaring van een schriftelijke

tentamenwerk over op de hogeschool.

5. In het geval dat tentamen- en of toetswerk als bedoeld in artikel 15.4 desalniettemin

zoek raakt waardoor geen beoordeling kan plaatsvinden, wordt deze gang van zaken

door de Examencommissie vastgesteld. Vervolgens wordt, na de betreffende student

te hebben gehoord, door de betrokken docent, onderscheidenlijk coördinator,

vastgesteld op welk tijdstip en in welke vorm de toets en/of tentamen opnieuw moet

worden afgelegd.

6. De Examencommissie geeft de documenten bedoeld in de vorige leden op zodanige

wijze in bewaring dat de authenticiteit van de documenten gedurende de

bewaartermijn gewaarborgd is.

7. De student is gehouden een afschrift (schriftelijk en/of digitaal) van het ingeleverde

toets- en of tentamen(onderdeel) onder zich te houden gedurende één jaar na

inlevering, voor zover de omstandigheden zich hiertegen niet verzetten.

8. Een kopie van het getuigschrift en diplomasupplement wordt gedurende dertig jaren

in het archief bewaard.

Page 35: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

35

Artikel 16 Fraude en plagiaat

1. Indien een student of extraneus fraudeert en of plagiaat pleegt, kan de

Examencommissie betrokkene het recht ontnemen één of meer door de

Examencommissie aan te wijzen toetsen, tentamens of examens af te leggen,

gedurende een door de Examencommissie te bepalen termijn van ten hoogste een

jaar.

2. Bij ernstige fraude kan het College van Bestuur op voorstel van de

Examencommissie de inschrijving voor de opleiding van de betrokken student of

extraneus definitief beëindigen.

3. Wat in dit artikel wordt aangemerkt als fraude of ernstige fraude als bedoeld in

artikel 7.12b WHW is nader uitgewerkt in het Reglement Fraude en Plagiaat Stenden

Hogeschool, zoals opgenomen als bijlage bij het Studentenstatuut. Artikel 17 Intellectueel eigendom

1. Het auteursrecht van een werk komt toe aan de student, mits deze als maker ervan

kan worden aangemerkt.

2. Als maker wordt, behoudens tegenbewijs, beschouwd degene die als zodanig op of in

het werk is aangeduid.

3. Indien het werk tot stand is gebracht naar het ontwerp van een ander dan de

student en onder diens leiding en toezicht, dan wordt deze ander als maker van

dat werk aangemerkt.

Artikel 18 Rechtsbescherming

1. De student die het oneens is met een beslissing van de Examencommissie op grond

van de bepalingen in dit hoofdstuk kan daar tegen bezwaar maken bij de

Examencommissie van de opleiding.

2. De student heeft de mogelijkheid om tegen het besluit van de Examencommissie op

het ingediende bezwaar in beroep te gaan bij het College van Beroep voor de

Examens (COBEX).

3. De student heeft de mogelijkheid om tegen het besluit van de COBEX in beroep te

gaan bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs in Den Haag.

Page 36: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

36

6 Studieloopbaanbegeleiding en Studieadvies

WHW: art. 5.5, 7.8b, 7.13, 7.34, 7.51, 7.59, 11.15.

Artikel 1 Studieloopbaanbegeleiding

1. De Head of School draagt zorg voor de studieloopbaanbegeleiding van elke student,

mede ten behoeve van zijn oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de

opleiding.

2. De Head of School besteedt bij de studieloopbaanbegeleiding bijzondere zorg aan de

begeleiding van studenten met een functiebeperking waarvan de deelname in het

hoger onderwijs in belangrijke mate achterblijft bij de deelname van studenten die

hier niet toe behoren.

3. De Head of School besteedt namens het College van Bestuur bij de

studieloopbaanbegeleiding bijzondere zorg aan de begeleiding van studenten die

behoren tot een etnische of culturele minderheid waarvan deelname aan het hoger

onderwijs in betekenende mate achterblijft bij de deelname van Nederlanders die

niet behoren tot een dergelijke minderheid.

3. De student kan zich wenden tot zijn studieloopbaanbegeleider voor problemen die

rechtstreeks samenhangen met de studie.

5. De student kan zich wenden tot de decaan voor problemen van persoonlijke aard, al

dan niet rechtstreeks samenhangend met de studie.

Artikel 2 Studieadvies aan het einde van het eerste jaar van inschrijving aan

dezelfde opleiding aan dezelfde instelling

1. Namens het College van Bestuur brengt de Examencommissie aan iedere student

aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving aan dezelfde opleiding aan

dezelfde instelling voor de propedeutische fase van de opleiding advies uit over de

voortzetting van zijn studie binnen de opleiding.

2. De brief waarin de Examencommissie het advies aan de student kenbaar maakt, mag

in geval van de september-instroom niet later worden verstuurd dan in de derde

week van de maand juli.

3. Voor de februari-instroom wordt in afwijking van lid 1 het woord ‘jaar’ vervangen

door 13 maanden. Deze uitzondering ten opzichte van de reguliere instroom in

september vindt plaats op grond van organisatorische redenen die worden

veroorzaakt door een afwijkende opbouw van het opleidingsjaar bij de februari- instroom. De brief waarin de Examencommissie het advies aan de student kenbaar

maakt, mag in geval van de februari-instroom niet later worden verstuurd dan in de

laatste week van februari.

Page 37: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

37

4. Het studieadvies heeft een bindend afwijzend karakter indien de student minder dan

51 studiepunten uit de propedeutische fase heeft behaald, alsmede niet de door de

opleiding aangewezen onderwijseenheden uit de propedeutische fase met een

voldoende heeft afgesloten op het moment dat het advies wordt uitgebracht.

5. De door de opleiding aangewezen onderwijseenheden als bedoeld in de vorige volzin

zijn:

a Studieloopbaanbegeleiding (3 credits);

b Schrijfvaardigheid (3 credits);

c Be kostprijs of Be bedrijfsadministratie (3 credits).

6. Resultaten behaald door vrijstelling tellen niet mee bij de vaststelling of het

minimum van 51 studiepunten is behaald.

7. Studenten die hun inschrijving bij de opleiding in de loop van het opleidingsjaar

tussentijds hebben beëindigd ontvangen uiterlijk aan het einde van het

opleidingsjaar een studieadvies propedeuse en dat kan ook een bindend studieadvies

met afwijzing (BSA) zijn, tenzij er - gelet op de persoonlijke omstandigheden van de

student - voor de Examencommissie aanleiding bestaat geen bindend studieadvies

met afwijzing (BSA) uit te brengen.

8. Studenten die zich bij een opleiding hebben ingeschreven, de studie staken en zich

vervolgens weer opnieuw inschrijven bij dezelfde opleiding bij dezelfde instelling

worden wettelijk beschouwd als ‘studenten tweede jaar van inschrijving’. Dit

betekent dat deze studenten aan het einde van hun tweede jaar van inschrijving aan

al hun propedeuse verplichtingen moeten hebben voldaan. Artikel 3 Studieadvies aan het einde van het tweede jaar van inschrijving aan

dezelfde opleiding aan dezelfde instelling

1. Namens het College van Bestuur brengt de Examencommissie een bindend

studieadvies met afwijzing (BSA) uit indien de student aan het einde van het

tweede jaar van inschrijving aan dezelfde opleiding aan dezelfde instelling het

propedeutisch examen niet heeft behaald.

2. De brief waarin de Examencommissie het advies aan de student kenbaar maakt, mag

in geval van de september-instroom niet later worden verstuurd dan in de derde

week van de maand juli.

3. Voor de februari-instroom wordt in afwijking van lid 1 het woord ‘jaar’ vervangen

door 13 maanden. Deze uitzondering ten opzichte van de reguliere instroom in

september vindt plaats op grond van organisatorische redenen die worden

veroorzaakt door een afwijkende opbouw van het opleidingsjaar bij de februari-

instroom. De brief waarin de Examencommissie het advies aan de student kenbaar

maakt, mag in geval van de februari-instroom niet later worden verstuurd dan in de

laatste week van februari.

Page 38: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

38

4. Studenten die hun inschrijving bij de opleiding in de loop van het opleidingsjaar

tussentijds hebben beëindigd ontvangen uiterlijk aan het einde van het

opleidingsjaar een studieadvies propedeuse en dat kan ook een bindend studieadvies

met afwijzing (BSA) zijn, tenzij er - gelet op de persoonlijke omstandigheden van de

student - voor de Examencommissie aanleiding bestaat geen bindend studieadvies met afwijzing (BSA) uit te brengen.

5. Na het verstrijken van de termijn als bedoeld in lid 2 en 3 van dit artikel kan geen

bindend studieadvies met afwijzing (BSA) meer worden uitgebracht.

Artikel 4 Voorwaarden Bindend studieadvies met afwijzing (BSA)

1. Een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) wordt niet uitgebracht wanneer de

student gedurende het opleidingsjaar niet tijdig ten minste eenmaal via de opleiding

en op een redelijke termijn door de opleiding is gewaarschuwd dat hij bij

ongewijzigde omstandigheden een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) zal

kunnen ontvangen, alsmede wat de gevolgen daarvan zijn.

2. Indien aan de orde meldt een student bijzondere omstandigheden tijdig bij de

studentendecaan en eventueel de studieloopbaanbegeleider en verzoekt de

Examencommissie deze mee te wegen in haar besluit over het uitbrengen van een

bindend studieadvies met afwijzing (BSA). Slechts met toestemming van de student

kan de Examencommissie de betrokken studentendecaan en

studieloopbaanbegeleider om nader advies vragen ten aanzien van mogelijke

persoonlijke omstandigheden die kunnen rechtvaardigen dat wordt afgezien van het

uitbrengen van een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) aan de betrokken

student.

3. Een melding van een bijzondere omstandigheid wordt aangemerkt als tijdig wanneer

de student de omstandigheden meldt zodra deze zich voordoen dan wel zeer spoedig

daarna.

4. Als bijzondere omstandigheden worden aangemerkt:

a. ziekte

b. zwangerschap

c. bijzondere familieomstandigheden

d. lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis

e. bestuursactiviteiten die een student in het kader van de medezeggenschap van

Stenden verricht, waarbij sprake is van een substantiële tijdsbesteding, ter

beoordeling aan het College van Bestuur, onder voorwaarde dat de student kan

aantonen dat de geldende facilitering de studievertraging niet compenseert en derhalve als bijzondere omstandigheid kan worden aangemerkt.

5. De situaties genoemd onder a t/m d dienen schriftelijk te worden vastgesteld door

een onafhankelijke deskundige.

6. Als de Examencommissie besluit af te zien van een bindend studieadvies met

afwijzing (BSA) in gevallen zoals bedoeld in het vorige lid, dan is de

Examencommissie bevoegd om in plaats daarvan een niet-bindend advies uit te

brengen aan de betrokken student.

Page 39: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

39

7. Afhankelijk van de aard van de persoonlijke omstandigheden kan de student de

Examencommissie verzoeken de informatie verstrekt in het kader van het advies als

bedoeld in het tweede lid vertrouwelijk te behandelen.

8. Ongeacht het bepaalde in de vorige leden stelt de Examencommissie - alvorens tot

een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) over te gaan - de student in de

gelegenheid om door of namens de Examencommissie te worden gehoord.

Artikel 5 Gevolgen bindend studieadvies met afwijzing (BSA)

1. Degene die een bindend studieadvies met afwijzing (BSA) heeft ontvangen, kan zich

gedurende minimaal één jaar niet meer aan de instelling voor dezelfde opleiding als

student of extraneus worden ingeschreven. Na deze periode moet bij een

hernieuwde inschrijving ten genoege van de Examencommissie van de opleiding

aannemelijk gemaakt worden dat de opleiding met vrucht zal kunnen volgen.

2. Indien de student een Bindend studieadvies met afwijzing (BSA) ontvangt, wordt de

inschrijving beëindigd door het College van Bestuur conform de geldende

uitschrijfprocedure in hoofdstuk 2 van het Studentenstatuut.

3. De Examencommissie is bevoegd in bepaalde gevallen tegemoet te komen aan

onbillijkheden van overwegende aard, die zich bij toepassing van het verstrekken

van een Bindend studieadvies met afwijzing (BSA) mochten voordoen. Artikel 6 Doorstroom van propedeutische naar postpropedeutische fase

1. Aan het einde van het eerste opleidingsjaar stelt de Examencommissie vast welke

studenten kunnen doorstromen van de propedeutische fase naar de

postpropedeutische fase. De volgende categorieën studenten zijn toelaatbaar:

a. studenten die het propedeutisch examen hebben behaald;

b. studenten die ten minste 51 studiepunten hebben behaald in de propedeutische fase en niet om andere redenen een bindend studieadvies

met afwijzing (BSA) hebben gekregen.

2. De student die 51 of meer maar minder dan 60 studiepunten van de propedeutische

fase heeft behaald, dient in overleg met de studieloopbaanbegeleider een studieplan

op te stellen primair gericht op het inlopen van de achterstand in de propedeuse. In

dit studie-plan wordt vastgelegd tot welke onderwijseenheden van de

postpropedeutische fase de student toegang heeft.

3. De student die 51 of meer maar minder dan 60 studiepunten van de propedeutische

fase heeft behaald, dient eerst te overleggen met de studieloopbaanbegeleider maar

heeft daarna rechtstreeks toegang tot alle onderwijseenheden van de

postpropedeutische fase.

Page 40: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

40

4. Bij de uitwerking van de beide vorige leden wordt er rekening mee gehouden dat het

de student niet is toegestaan deel te nemen aan een onderwijseenheid uit de

postpropedeutische fase die een rechtstreekse voortzetting vormt van een

onderwijseenheid uit de propedeuse die hij nog niet heeft behaald. Ook wordt

rekening gehouden met de bepalingen van hoofdstuk 5, artikel 2 over de volgorde

waarin toetsen en of tentamens kunnen worden afgelegd.

5. Aan het volgen van onderwijs uit zowel de propedeutische fase als de

postpropedeutische fase kan de student geen rechten ontlenen ten aanzien van de wijze van inroostering. Het is dus mogelijk dat dergelijke onderwijsactiviteiten

gelijktijdig gegeven worden.

Artikel 7 Verwijzing in de postpropedeutische fase

Studenten van de opleiding hebben toegang tot alle afstudeerrichtingen beschreven in hoofdstuk 3, artikel 3.

Artikel 8 Rechtsbescherming

1. De student die het oneens is met het verstrekte studieadvies kan daar tegen

bezwaar maken bij de Examencommissie van de opleiding.

2. De student heeft de mogelijkheid om tegen het besluit van de Examencommissie op

het ingediende bezwaar in beroep te gaan bij het College van Beroep voor de

Examens (COBEX).

3. De student heeft de mogelijkheid om tegen het besluit van de COBEX in beroep te

gaan bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs in Den Haag.

4. De consequentie van een bezwaar- en beroepsprocedure betreffende een bindend

studieadvies met afwijzing (BSA) is dat zolang de student nog geen onherroepelijk

uitspraak heeft ontvangen vóór de start van het onderwijs op 1 september, zich niet kan herinschrijven.

Page 41: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

41

7 Examencommissie

WHW: 7.10,7.11,7.12,7.12b, 7.12c, 7.13, 7.28, 7.30, 7.42a, 7.61

Artikel 1 Instelling en samenstelling Examencommissie

1. Elke opleiding of groep van opleidingen heeft een Examencommissie. De

Examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of

een student voldoet aan de voorwaarden die deze regeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad als

bedoeld in artikel 2 van Hoofdstuk 4 van deze OER. De samenstelling, werkwijze,

taken en bevoegdheden van de Examencommissie zijn uitgewerkt in het Reglement

Examencommissies van de Stenden Hogeschool.

Page 42: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

42

8 Slot- en invoeringsbepalingen

WHW: 10.20

Artikel 1 Hardheidsclausule

1. De examencommissie is bevoegd in bepaalde gevallen tegemoet te komen aan

onbillijkheden van overwegende aard, die zich bij toepassing van deze OER mochten

voordoen.

Artikel 2 Onvoorziene omstandigheden

1. In gevallen waarin deze OER niet voorziet en waaromtrent een onmiddellijke

beslissing noodzakelijk is, beslist de examencommissie op basis van redelijkheid en

billijkheid.

Artikel 3 Bekendmaking van de regeling

1. De Head of School draagt zorg voor een passende en tijdige bekendmaking van deze

onderwijs- en examenregeling.

Artikel 4 Citeertitel, inwerkingtreding

1. Deze Onderwijs- en examenregeling wordt, gehoord de centrale

medezeggenschapsraad conform artikel 10.20 WHW, vastgesteld door het College van Bestuur, vervangt de eerder voor de opleiding geldende Onderwijs- en

examenregeling en kan worden aangehaald als Onderwijs- en examenregeling

opleiding Vrijetijdsmanagement voltijd, crohonummer 34438,

Vrijetijdsmanagement duaal, crohonummer 34438 en

Vrijetijdsmanagement Associate Degree, crohonummer 80040 en treedt in

werking op 1 september 2014.

Page 43: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

43

Contacturen 1e jaar

Studenten krijgen ieder moduul in het eerste jaar minimaal 16 lesuren per week ingeroosterd.

Periode Moduulnaam Minimaal aantal contacturen

per moduul

1 IVK 16

2 O&M 16

3 Marketing 16

4 Leisure Life 16

Page 44: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

44

Bijlage A: Structuur en beroepscompetenties van de opleiding Leisure Management Voltijd, BBA en AD

Jaar 1 BBA EN AD

Moduul 1 Moduul 2 Moduul 3 Moduul 4

Inleiding in de Vrijetijdskunde (6 EC) Organisatie & Management (6 EC) Marketing (6 EC) Leisure Life (6 EC)

English 1 (3 EC) English 2 (3 EC) English 3 (3 EC) English 4 (3 EC)

Jong Ondernemen 1 (3 EC) Jong Ondernemen 2 (3 EC) )

BE Administratie (3 EC) BE kostprijs (3 EC)

Studieloopbaanbegeleiding (3EC)

Schrijfvaardigheid (3 EC

Voortgangstoets (3 EC)

Managementvaardigheden (3 EC)

Jaar 2 BBA EN AD

Moduul 1 Moduul 2 Moduul 3 Moduul 4

HRM (6 EC) Leisure experience (6 EC) Event Operations (6 EC) Leisure Lab (6 EC)

Duits of Frans 1 (3 EC) Duits of Frans 2 (3 EC) Duits of Frans 3 (3 EC) Duits of Frans 4 (3 EC)

Leisure projects 1 (3 EC)

Leisure projects 2 (3 EC)

Leisure projects 3 (3 EC) Leisure projects 4 (3 EC) (AD inclusief proeve van bekwaamheid

BE financiering (3 EC)

Studieloopbaanbegeleiding 2 (3EC)

Voortgangstoets 2 (3 EC)

Managementvaardigheden 2 (3 EC)

Jaar 3 BBA

Moduul 1 (ook mogelijk in moduulperiode 2 of 4)

Moduul 2 (ook mogelijk in moduulperiode1-4)

Moduul 3 (ook mogelijk in moduulperiode1-4)

Moduul 4 (ook mogelijk in moduulperiode1-4)

Strategisch Management (12 EC) @WORK (12 EC) Minor 1 (15 EC) Minor 2 (15 EC)

Studieloopbaanbegeleiding 3 (3EC)

Voortgangstoets 3 (3 EC)

Jaar 4 BBA

Moduul 1 Moduul 2 Moduul 3 Moduul 4

Stage (42)

Scriptie (18 EC)

Competenties BBA en AD

1. Ontwikkelen van een visie op veranderingen en trends in de externe omgeving en ontwikkelen van relaties, netwerken en ketens;

2. Analyseren van beleidsvraagstukken, vertalen in beleidsdoelstellingen en alternatieven, en voorbereiden van besluitvorming;

3. Regisseren in netwerken;

4. Initiëren, creëren en vermarkten van producten, diensten; zelfstandig en ondernemend;

5. Toepassen van HRM in het licht van de strategie van de organisatie;

6. Inrichten, beheersen en verbeteren van bedrijfs- of organisatieprocessen;

7. Analyseren en implementeren van de financiële en juridische aspecten, interne processen en de bedrijfs- of organisatieomgeving om samenhang en wisselwerking te versterken;

8. Ontwikkelen, implementeren en evalueren van een veranderingsproces;

9. Sociale en communicatieve competentie (interpersoonlijk, organisatie);

10. Zelfsturende competentie (intrapersoonlijk, vrijetijdsmanager of professional).

Page 45: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

45

Bijlage B: Structuur en beroepscompetenties van de opleiding Leisure Management Duaal, BBA en AD

Jaar 1 Duaal BBA EN AD

Moduul 1 Moduul 2 Moduul 3 Moduul 4

IVK (6 EC) Organisatie & Management (6 EC) Marketing (6 EC) Leisure Life (6 EC)

English 1 (3 EC) English 2 (3 EC)

BE bedrijfsadministratie (3 EC) BE kostprijs (3 EC)

Schrijfvaardigheid (3 EC)

Zelfmanagement (6 EC) Zelfmanagement (6 EC)

Competenties op het werk (3 EC) Competenties op het werk (3 EC)

Voortgangstoets (3 EC)

Jaar 2 Duaal BBA EN AD

Moduul 1 Moduul 2 Moduul 3 Moduul 4

HRM (6 EC) Leisure experience (6 EC) Event Operations (6 EC) Leisure Lab (6 EC)

Leisure projects 1 (3 EC)

Leisure projects 2 (3 EC)

Leisure projects 3 (3 EC) Leisure projects 4 (3 EC)

BE financiering (3 EC)

English 3 (3EC) English 4 (3 EC)

Zelfmanagement (3 EC) Zelfmanagement (3 EC)

Competenties op het werk (3 EC) Competenties op het werk (3 EC) / AD:. Proeve van bekwaamheid

Voortgangstoets 2 (3 EC)

Jaar 3 Duaal BBA

Moduul 1

Moduul 2

Moduul 3

Moduul 4

Onderzoek 1 atWork (6 EC) Onderzoek 2 atWork (6 EC) Strategisch Management 1 (6 EC)* Strategisch Management 2 (6 EC)*

Zelfmanagement (6 EC) Zelfmanagement (6 EC)

Competenties op het werk (6 EC) Competenties op het werk (6 EC)

Minor (9 EC)

Voortgangstoets 3 (3 EC)

*Mogelijk in samenwerking met IHM

Jaar 4 Duaal BBA

Moduul 1

Moduul 2

Moduul 3

Moduul 4

Minor (6 EC) Onderzoeksvoorstel (6 EC) Scriptie (12 EC)

Competenties op het werk (18 EC) Competenties op het werk (18 EC)

Opmerking jaar 3 en 4: De volgorde van de te volgen modulen (onderzoek 1 en 2 atWork, Strategisch Management en Minors wordt later bepaald aan de hand van de mogelijkheid om groepen te vormen en

tegemoet te komen aan de wensen van studenten t.a.v. een Minor.

Page 46: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

46

Bijlage C: Nadere uitwerking van de onderwijseenheden van het curriculum voor de BBA en AD opleiding Voltijd

Moduulnaam Coördinator

Plaats in curriculum

EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten

STUDIEJAAR 1 (Voltijd BBA en AD)

Inleiding in de Vrijetijdskunde (IVK) Mark van Driel

1e jaar moduul

1 6 Moduulopdracht

Moduulopdracht onderzoek HC/WC -participatie PGO –participatie Fieldtrip

50% 50% Participatie: voldoende of onvoldoende

Competentie 1:

De student kan verschillende definities van vrijetijd omschrijven en toepassen

De student kan de begrippen Serious Leisure, Casual Leisure en Project-based Leisure uitleggen

De student kan de geschiedenis, trends en de mogelijke ontwikkelingen in de toekomst in/van de vrijetijd(sbesteding) omschrijven

De student kan het belang van de vrijetijdssector omschrijven

De student kan de vrijetijdsbeleving van de mens uitleggen

De student kan invloedsfactoren op het vrijetijdsgedrag uitleggen

De student kan de bestedingen binnen de sectoren; toerisme, recreatie, sport, kunst & cultuur en media weergeven

De student kan verschillende definities van de sectoren; toerisme, recreatie, sport, kunst & cultuur en media omschrijven en categoriseren

Competentie 3:

De student kan de invloed van de overheid op de vrijetijd(sbesteding) omschrijven Competentie 10:

De student kan het concept ethiek als onderdeel van duurzaamheid uitleggen

De student kan het concept people, planet, profit in relatie met Leisure management uitleggen

Probleem Gestuurd Onderwijs Moduulopdracht-begeleiding (Hoor/werk)-colleges Fieldtrip

Sectoranalyse, Literatuurstudie

Organisatie en Management Liesbeth Schellekens

1e jaar moduul

2 6 Moduulopdracht

Moduulopdracht onderzoek Pgo-participatie HC/WC -participatie

50% 50% Participatie: voldoende of onvoldoende

Competentie 1:

De student kan verschillende soorten omgevingsfactoren en stakeholders van een organisatie benoemen en

herkennen.

De student weet wat het strategisch beleid van een organisatie inhoudt en kan het belang hiervan aangeven.

Competentie 2:

De student weet hoe een besluitvormingsproces kan worden ingericht, waarbij meerdere partijen zeggenschap

hebben.

Competentie 3:

De student kan aangeven waarom organisaties verschillende soorten samenwerkingsverbanden aangaan en op

welke niveaus samenwerking plaats vindt.

Competentie 5:

De student kan verschillende internationale culturen en organisatieculturen benoemen en onderscheiden.

De student kan aangeven wat de verbanden en verschillen zijn tussen leiderschap en management.

De student kan verschillende leiderschapsstijlen herkennen en verkrijgt inzicht in zijn of haar eigen

leiderschapsstijl aan de hand van het Concurrerende Waarden model van Robert E. Quinn.

De student kent de verschillende soorten motivatietheorieën, die een manager in de praktijk kan hanteren.

Competentie 6:

De student kan verschillende soorten organisatiestructuren benoemen en herkennen in de praktijk.

De student kan verschillende soorten bedrijfsprocessen en hun verbanden benoemen en het belang van deze

processen aangeven, gerelateerd aan de effectiviteit van een organisatie.

De student verkrijgt, door middel van deskresearch en fieldresearch, inzicht in de verschillende wijzen waarop

een organisatie in de praktijk is ingericht, waarbij de focus ligt op de volgende onderdelen: strategisch beleid,

organisatiecultuur, organisatiestructuur, besluitvormingsprocessen, bedrijfsprocessen, stakeholders en

samenwerkingsverbanden.

Competentie 10:

De student kan een discussie voeren over ethische aspecten in het kader het van functioneren van

organisaties.

Probleem Gestuurd Onderwijs Moduulopdracht-begeleiding (Hoor/werk)-colleges

Interview met een manager en bedrijfsanalyse Literatuurstudie

Marketing van de Vrije Tijd Steffen Fokkema

1e jaar moduul

3 6 Moduulopdracht

Moduulopdracht onderzoek Pgo-participatie

50% 50% Participatie: Voldoende of onvoldoende

Competentie 1:

Potentiële concurrentie en partners in kaart te brengen en op basis daarvan het bedrijf of het product

strategisch te positioneren.

Verschillende klantengroepen te onderscheiden en de marketingmix af te stellen op het koopgedrag en de

wensen van de doelgroep.

De marketingmix dusdanig in te richten dat er hogere klantloyaliteit en klantwaarde ontstaat.

Probleem Gestuurd Onderwijs Moduulopdracht-begeleiding (Hoor/werk)-colleges

Marketingplan Onderzoeksrapport Aanbodsanalyse Vraaganalyse

Page 47: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

47

Moduulnaam Coördinator

Plaats in curriculum

EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten

HC/WC -participatie

Competentie 2:

Een volledig marketingplan op te zetten en uit te voeren.

Het personeelbeleid klantvriendelijk en ethisch verantwoord vorm te geven.

Competentie 4:

De leisuredienst, de dienstverleningsomgeving en het merk dusdanig vorm te geven dat er een belevenis wordt

gecreëerd.

De prijsstelling af te stemmen op de vraag en het aanbod om de opbrengst te maximaliseren.

De online marketingtools op de juiste manier in te zetten.

Marketingcommunicatie en PR-activiteiten af te stemmen op de behoeften van de verschillende klanten- en

belangengroepen.

Fieldtrip

Uitgewerkt concept of product

Leisure Life Frits Hoogteijling

1e jaar moduul

4 6 Moduulopdracht

Moduulopdracht onderzoek Pgo-participatie HC/WC -participatie Fieldtrips

50% 50% Participatie: Voldoende of onvoldoende

Competentie 1:

De student kent het begrip identiteit en kan dit relateren aan zijn eigen vrijetijdsbesteding en levenskwaliteit; De student kent op hoofdlijnen de sportstructuur en het sportbeleid binnen Nederland en een ander land

Competentie 2:

De student kent de het belang van toekomstscenario’s binnen de vrijetijdsindustrie;

De student kent de stappen van het onderzoeksproces en is in staat een eenvoudig kwalitatief onderzoek uit te voeren;

Competentie 4

De student kent het begrip esthetiek en kan het belang daarvan voor zowel de vraag als de aanbodzijde binnen de kunst- en cultuursector aangeven;

De student kent de invloed/macht van de (nieuwe) media op individu en samenleving en begrijpt het belang daarvan voor een vrijetijdsorganisatie;

Competentie 8:

De student kent de politieke en planologische aspecten van de openluchtrecreatie en is in staat dit te vertalen naar het gemeentelijk recreatie beleid;

De student kent het begrip authenticiteit en kan dit toepassen op het toeristisch-recreatieve product van een stad;

Competentie 10:

De student weet wat het begrip duurzaamheid inhoudt (people, planet, prosperity) en is in staat het belang daarvan voor organisaties in de vrijetijdsector weer te geven;

Probleem Gestuurd Onderwijs Moduulopdracht-begeleiding (Hoor/werk)-colleges Fieldtrip

Literatuurstudie Interview Onderzoeksrapport

English 1 Dinie Middelbrink

1e jaar,

moduul 1

3 Writing Oral Participatie

42,5% writing-test 42,5% oral-test 15% Participation

Competentie 9: (Nederlandse stroom taalcompetentie niveau B2/)

Students have acquired new business-related vocabulary

Students be able to use new vocabulary appropriately in business situations

Students have become more fluent and confident in using the language of business

Students be able to deliver an effective meeting and elevator pitch.

Students have expanded and brushed up their knowledge of essential grammar concepts by using the Grammar Lab course book and online support

Workshops

Meetings in English

English 2 Dinie Middelbrink

1e jaar,

moduul 2

3 Writing Oral Participatie

42,5% writing-test 42,5% oral-test 15% Participation

Workshops

Pitch in English

English 3 Dinie Middelbrink

1e jaar,

moduul 3

3 Writing Oral Participatie

42,5% writing-test 42,5% oral-test 15% Participation

Competentie 9: (Nederlandse stroom taalcompetentie niveau B2)

Students have acquired essential reading skills skimming, scanning, speed reading and summarizing

Students will be able to give a well structured and mutually coordinated group presentation on a realistic Business Case using the language of presentations.

Students will become more fluent and confident in the use of formal business English, both orally and in writing.

Students will have improved their listening skills.

Workshops

Presentation in English

English 4 Dinie Middelbrink

1e jaar,

moduul 4

3 Writing Oral Participatie

42,5% writing-test 42,5% oral-test 15% Participation

Competentie 9: (Nederlandse stroom taalcompetentie niveau B2 )

Students will be able to deliver a persuasive speech using rhetorical devices.

Students will be able to write a summary of a business texts.

Students will be able to use Business-related vocabulary

Students have enhanced their reading skills.

Workshops

Executive summary Speech in English

Jong Ondernemen 1 Henri Hendriks

1e jaar

semester 1 3 Vormen onderneming

Doelgroepanalyse Marktverkenning Ondernemingsplan Functionerings

40% 40%

Competentie 1

Vergaren van informatie, onderzoek en analyse en deze marktanalyse vertalen naar visie onderneming

Uitwerken visie naar ondernemingsplan

Aangaan van relaties Competentie 2

Het onderzoek van of een product/dienst haalbaar is door het vergaren van informatie van inkoop, media concurrentie.

Begeleiding groepen door JO coach en externe mentor Hoorcolleges Deelname marktcontacten, Pitch JO Company Launch,

Vormen onderneming Doelgroepenanalyse, Marktverkenning product/dienst JO Ondernemingsplan

Page 48: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

48

Moduulnaam Coördinator

Plaats in curriculum

EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten

gesprekken Aandeelhouders-vergadering /Standpresentatie Individuele reflectie

20%

Onderzoekt of een nieuw product/alternatief haalbaar is qua kosten en opbrengsten

Competentie 4

Opstellen van marktverkenning onderzoek/enquête Competentie 6:

Het opzetten en inrichten van de eigen JO-projectorganisatie Competentie 9:

Weet de gedane marktanalyse overzichtelijk te presenteren.

Voert functioneringsgesprekken

Pitch Best Stenden JO Company Presentatie: aandeelhouders

Jong Ondernemen 2 Henri Hendriks

1e jaar

Semester 2 (

3 Marketing-communicatieplan Halfjaarverslag Commercial/ M&C presentatie Jaarverslag/Financieel rapport Aandeelhouders-vergadering / Eindpresentatie Liquidatie/JO Companydossier Individuele reflectie

40% 40% 20%

Competentie 2:

Kent de belangrijkste ontwikkeling en de omgeving van het bedrijf en kan deze methodisch vertalen naar kansen en bedreigingen

Competentie 3: Uitdragen en overbrengen van de visie op samenwerking en het beoogde resultaat ervan, zowel binnen het

samenwerkingsverband als naar externe stakeholders Competentie 4 Ontwikkelen en uitwerken van een marketingstrategie Competentie 7:

Juridische aspecten regelen, zoals verzekeringen en vergunningen en contracten

Op basis van een financiële en juridische analyse gerichte keuzes maken

De student kent de stappen die nodig zijn een onderneming op te heffen en kan deze toepassen op zijn eigen JO onderneming

Competentie 9:

De student kan het financieel plan van het ondernemingsplan op een juiste wijze vertalen naar een informatieve presentatie, met als doelgroep de aandeelhouders van de JO onderneming.

De student kan, tijdens een presentatie of andere uitingsvorm, op passende wijze een product en/of dienst onder de aandacht brengen bij de gewenste doelgroep, teneinde personen te informeren en ter stimulering van het verkoopcijfer.

Begeleiding groepen door JO coach en externe mentor Hoorcolleges Deelname marktcontacten, Pitch JO Company Launch, Pitch Best Stenden JO Company

Marketing Communicatie plan Halfjaarverslag Commercial Verkoopacties Aandeelhouders-vergadering Jaarverslag +Financieel eindverslag JO Companydossier

BE bedrijfsadmi. Ingrid van Zanten

1e jaar

Semester 1 3 Participatie

Toets

Participatie voorwaardelijk: voldoende of onvoldoende Toets (100%)

Competentie 7

De student kan een bedrijfsadministratie opzetten en bijhouden.

De student kan een balans en winst- en verliesrekening maken en analyseren

Hoor- en werkcolleges

Bedrijfsadministratie opzetten

BE kostprijs Ingrid van Zanten

1e jaar

semester 2 3 Participatie

Toets Participatie voorwaardelijk: voldoende of onvoldoende Toets (100%)

Competentie 7

Student kan de kostprijs van een product of dienst berekenen

Student kan budget opstellen

Student kan een verschillen-analyse uitvoeren

Student kan een break-evenanalyse uitvoeren

Student kan verschillende soorten kosten berekenen en ook interpreteren

Student kan de balans, de winst- en verliesrekening en het kasstroomoverzicht maken en analyseren

Hoor- en werkcolleges

Kostprijsberekening Break-evenanalyse Verschillen-analyse

Studieloopbaanbegeleiding (SLB1)Jorrit van de Waal Pietrick Wiersma

Jaar 1 3 Kennismaking Studie Zelfanalyse POP Competentie- Reflectie Voortgangstoets

Goede, voldoende, onvoldoende beoordeling portfolio Participatie: norm = 100% aanwezig; voorwaardelijk voor het kunnen verkrijgen van een beoordeling op het portfolio Participatie 2

voortgangstoetsen

Competentie 10:

De student kan de eigen sterke en zwakke kanten onderzoeken en hierop reflecteren.

Reflecteren.

De student kan reflecteren op de eigen leer- en beroepsmotivatie.

De student kan reflecteren op persoonlijk handelen (individueel en met anderen).

Student kan andermans rollen en de eigen rol bij samenwerking herkennen en hierop reflecteren.

Student kan aspecten van ethiek en duurzaamheid herkennen en bespreekbaar maken.

Student kan leerdoelen formuleren en op basis hiervan eigen handelen en leerproces sturen en hierop reflecteren.

Hoorcollege Workshops SLB gesprekken

Persoonlijke ontwikkelingsplan

Schrijfopdracht Roel de Vries

Jaar 1 3 Schrijven: e-mail brief artikel essay persbericht commerciële tekst

50% Opdrachten 50% Schriftelijke toets

Competentie 9:

De student is in staat een tekst te schrijven in foutloos Nederlands;

De student is in staat een zakelijke en formele schrijfstijl te hanteren;

De student is in staat de volgende teksten produceren: e-mail, zakelijke brief, artikel, essay.

De student is in staat zelfstandig een persbericht schrijven volgens de geldende normen en regels;

De student is in staat een commerciële tekst schrijven volgens de geldende normen en voorschriften

Hoorcolleges e-mail brief artikel essay persbericht commerciële tekst

Page 49: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

49

Moduulnaam Coördinator

Plaats in curriculum

EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten

Voortgangstoets Jeroen van Vliet

Jaar 1 3 Toets met 200 vragen. Het aantal te maken vragen per subonderdeel staat beschreven op het voorblad van de toets.

BBA en AD Norm te maken vragen: 90 Norm :28

Competentie 1:

De student kent theorie rondom stakeholdersanalyse

De student kent theorie rondom scenario-onderzoek

De student kent theorie rondom trendonderzoek

De student kent theorie rondom waarde- en belevingsonderzoek

De student kent theorie rondom marktanalyse Competentie 2:

De student kent theorie rondom het opstellen van beleid

De student kent theorie rondom haalbaarheidsonderzoek

De student kent theorie rondom strategische planning

De student kent theorie rondom onderzoek Competentie 3

De student kent theorie rondom samenwerking

De student kent theorie rondom gebruik multimedia

De student kent theorie rondom voortgangsrapportages

De student kent theorie rondom netwerk/ ketens

De student kent theorie rondom draagvlakanalyse Competentie 4

De student kent theorie rondom marketing

De student kent theorie rondom conceptontwikkeling

De student kent theorie rondom belevenissen

De student kent theorie rondom projectmanagement

De student kent theorie rondom marketingcommunicatie

De student kent theorie rondom branding strategieën

De student kent theorie rondom sales

De student kent theorie rondom crossmedia

De student kent theorie rondom evenementenmanagement Competentie 5:

De student kent theorie rondom motivatietheorieën

De student kent theorie rondom leiderschap theorieën

De student kent theorie rondom HRM strategieën

De student kent theorie rondom personeelsplanning

De student kent theorie rondom opleiding en training

De student kent theorie rondom toepassing HRM-cyclus Competentie 6:

De student kent theorie rondom operationeel management

De student kent theorie rondom kwaliteitsmanagement

De student kent theorie rondom dienstverlening Competentie 7:

De student kent theorie rondom Arbo, arbeidsrecht en sociale zekerheid

De student kent theorie rondom contracten en verzekeringen

De student kent theorie rondom ondernemingsrecht

De student kent theorie rondom offertes

De student kent theorie rondom financiering

De student kent theorie rondom projectbegroting en realisering Competentie 8:

De student kent theorie rondom vrijheidsbeleving en vrijetijdsbeleid

De student kent theorie rondom sportbeleid en vrijetijd

De student kent theorie rondom recreatiebeleid en vrijetijd

De student kent theorie rondom mediabeleid en vrijetijd

De student kent theorie rondom kunst en cultuurbeleid en vrijetijd

De student kent theorie rondom toerisme en vrijetijd Competentie 9:

De student kent de theorie rondom schriftelijke communicatie

De student kent de theorie rondom mondelinge communicatie Competentie 10:

De student kent theorie rondom duurzaamheid

De student kent theorie rondom maatschappelijk verantwoord ondernemen

De student kent theorie rondom ethiek

Hoorcollege uitleg toets Feedback op toets via studiecoach

Management-vaardigheden

Jaar 1 3 Basis communicatie vaardigheden

25%

Competentie 9 Managementvaardigheden in het 1

e studiejaar staat in het teken van basisvaardigheden voor het uitoefenen van een

Hoorcollege Workshops

Reflectie verslag Presentatie

Page 50: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

50

Moduulnaam Coördinator

Plaats in curriculum

EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten

Tsjitske Stoer Gespreks-technieken Presenteren Persoonlijke effectiviteit

25% 25% 25% Participatie: voldoende of onvoldoende

managementfunctie (oefenen, inzicht in zichzelf en reflecteren)

De student leert communicatieve basisvaardigheden welke nodig zijn voor pgo (professioneel werken, vergaderen, samenwerken en besluitvorming)

De student leert basis gespreksvaardigheden zoals interviewtechnieken, telefoongesprekken, emotionele gesprekken en een dialooggesprek

De student leert basisvaardigheden presenteren

De student kent de principes van tijd- en stressmanagement (persoonlijke effectiviteit) en kan hier op reflecteren.

Competentie 10:

De student kan reflecteren op de eigen leer- en beroepsvaardigheden.

Student kan andermans rollen en de eigen rol bij samenwerking herkennen en hierop reflecteren.

managementvaardigheden

STUDIEJAAR 2 (Voltijd BBA en AD)

HRM Hilda Koops Voertaal; Engels

2e jaar 1

e

moduul 6 Module assignment

Moduele assignment Researsch CBL-participation

50% 50% Participation: pass or fail

Competentie 5:

The student describes the position, objectives and tasks of HRM in an organisation.

The student names the HRM instruments that can be used to enhance the quality of the services.

The student explains the relationship between leadership, motivation and staff satisfaction.

The student indicates the reach of HR planning.

The student compiles (parts of) a personnel plan.

The student sets up a recruitment and selection procedure for a specific job in an accountable way (incl. Implementation and budgeting).

The student names the different types of training forms for new employees.

The student describes and explain what ‘reward’ entails (compensation and benefits). Competentie 6:

The student explains the relationship between the quality of the personnel and the quality of the service provision.

Competentie 7:

The student names the basic rights of employees in the areas of working conditions, labour law and social security in the Netherlands and, where applicable, in the country of origin.

The student explains how the difference between gross and net salary is established

CBL Hoor/werkcolleges

Analysis of trends and environment concerning HRM Personnel plan Recruitment and selection procedure

Leisure Experience Theo de Jong

2e jaar

2e moduul

6 Moduulopdracht Moduulopdracht onderzoek CBL-participatie fieldtrip

50% 50% Participatie: voldoende of onvoldoende

Competentie 1:

De student kan relevante informatie verzamelen en de uitkomsten van marktonderzoek interpreteren.

De student kent de verschillende trends en ontwikkelingen die spelen binnen de beleveniseconomie.

De student begrijpt de invloed en beleving van de vrijetijdsbesteding op de consument.

De student heeft kennis van de verschillende uitgangspunten voor conceptontwikkeling en weet welke theorieën gebruikt kunnen worden om te komen tot een visie en een concept.

De student kent het begrip authenticiteit en kan dit toepassen binnen conceptontwikkeling. Competentie 2:

De student kan adviserend optreden en een onderzocht concept op een overtuigende manier presenteren aan de opdrachtgever.

Competentie 3:

De student kan een concept omzetten in een concreet product en weet de juiste samenwerkingsverbanden hiervoor te gebruiken.

De student heeft kennis van het netwerkperspectief en weet waarom samenwerking van belang kan zijn voor het Imagineeringsproces.

Competentie 4:

De student kent de kenmerken en mogelijkheden van de verschillende mediumtypen t.b.v. Marketingcommunicatie en kan deze vertalen naar een cross/transmediaal concept.

De student is bekend met de karakteristieken en mogelijkheden van verschillende media en is in staat deze vertalen naar concrete marketingcommunicatie instrumenten.

De student kan vraagstukken vanuit het werkveld vertalen naar concrete diensten/evenementen d.m.v. Het toepassen van conceptontwikkeling.

De student heeft kennis van City & Regio marketing.

De student heeft kennis van verschillende positioneringstrategieën en merkenmanagement.

De student kan d.m.v. Een werkveldbezoek aan Disneyland Parijs opgedane kennis en ervaring vertalen in een creatief concept dat aansluit bij de strategie van Disneyland Parijs.

Competentie 9:

De student begrijpt het belang van creativiteit en weet welke theorieën gebruikt kunnen worden binnen het groepsproces.

De student heeft voldoende vaardigheden om overtuigend concepten te kunnen presenteren.

CBL Hoor/ werkcolleges fieldtrips

Waarde en belevingsonderzoek Marktanalyse Samenwerkingsplan Netwerk/keten Uitgewerkt concept Belevenis Storyline, moodboard Marketing communicatieplan Cross mediaal plan Branding strategie

Leisure Operations Eva Janssen

2e jaar

3e moduul

6 Moduulopdracht

50%

Competentie 2

De student is in staat adviezen te geven over de duurzame inrichting van operations

CBL

Literature review

Page 51: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

51

Moduulnaam Coördinator

Plaats in curriculum

EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten

Moduulopdracht onderzoek Cbl-participatie

50% Voldoende of onvoldoende

Competentie 6:

De student begrijpt de psychologische en sociologische drijfveren van bezoekers en gasten die bepalend zijn voor routing en layout

De student is in staat de kwaliteit van diensten te analyseren en te verbeteren

De student onderkent het belang en effect van de contactmomenten tussen dienstverlener en klant en kan deze plaatsen in het operationele proces

De student heeft kennis van en inzicht in theorie en modellen die gebruikt kunnen worden om alle operationele processen volgens plan te laten verlopen

De student kan de efficiëntie van de operationele processen bepalen Competentie 7

De student krijgt een beter inzicht in de financiële zaken omtrent evenementen organisatie

De student krijgt inzicht in de wet- & regelgeving omtrent het organiseren van een evenement

Hoor/ werkcolleges

Adviesrapport

Leisure Lab Jorrit van de Waal Onderwijsmateriaal is Engels, voertaal Engels en Nederlands

2e jaar,

4e moduul

6

Research Leisure Projects Industry Orientation / CBL-participatie

50% research assigement 50% module assigment Participatie, voldoende of onvoldoende

Competentie 1:

Kan op basis van bureau- en veldonderzoek relevante trends en ontwikkelen in de markt beschrijven

Kan op basis van deze onderzoeksresultaten een visie formuleren

Kan deze visie vertalen naar een strategie

Is in staat op gepaste wijze sleutelfiguren toe te voegen aan eigen netwerk Competentie 2:

Kan relevante interne informatie beschrijven

Kan interne en externe stakeholders betrekken bij het maken van plannen en hier ook draagvlak voor creëren

Kan zijn visie en plannen beargumenteren en presenteren Competentie 3:

Kan mogelijke samenwerkingspartners met elkaar in contact brengen

Kan zijn visie op samenwerking uitdragen en overbrengen op anderen Competentie 4:

Kan marktonderzoek doen

Kan draagvlak creëren voor zijn plannen Competentie 5:

Kan verschillende manieren van werk organiseren beschrijven

Kan zijn visie hier op geven Competentie 7:

Kan op basis van financiële en juridische analyse gerichte keuzes maken Competentie 8:

Kan onderzoeken wat de effecten zijn van bepaald vrijetijdsbeleid

Kan wensen, behoeften en gedragingen analyseren

Kan dit combineren tot een beargumenteerde visie Competentie 9:

De student kent de zakelijke etiquette

De student gebruikt de zakelijke etiquette in de omgang met zijn professionele netwerk

De student kan effectief communiceren met andere mensen in het netwerk Competentie 10:

De student kan zelfstandig opdrachten uitvoeren en evalueren

De student kan effectief omgaan met het geven en ontvangen van feedback

CBL Hoor/ werkcolleges Symposium Observaties in het werkveld CBL

Evaluatierapport Onderzoek Evaluatierapport evenement Senarioplan Concept Artikel vakblad Infografic Presentatie

Leisure Projects Anita van der Ven

Jaar 2 moduul 1

3 Persoonlijke SWOT en POP HRM procedures Kennismaken opdrachtgever

33% 33% 33%

Competentie 1:

De student kent de verschillende trends en ontwikkelingen die spelen binnen de Leisure Industry en neem deze mee in de ontwikkeling en uitvoering van Leisure Projects

Competentie 3:

De student kan een startbijeenkomst met een opdrachtgever voorbereiden en leiden. Competentie 5:

De student kan de HRM cyclus toepassen binnen Leisure Projects Competentie 6:

De student kan een project organisatie opzetten

Project Onderwijs Coaching Hoorcolleges Intervisie

Trendonderzoek Samenwerkingsplan Intentieovereenkomst Toepassen HRM Cyclus Project organisatie plan

Leisure Projects Anita van der Ven

Jaar 2, moduul 2

3 Projectplan Initiatiefrapport

50% 50%

Competentie 3

De student is in staat een concept om te zetten in een concreet project en weet de juiste samenwerkingsverbanden hiervoor te gebruiken

De student heeft kennis van het netwerkperspectief en begrijpt waarom samenwerking van belang kan zijn voor het project

Competentie 4:

De student kan relevante informatie verzamelen en de uitkomsten van onderzoek interpreteren en toepassen.

De student begrijpt het belang van nieuwe media en kan cross-/trans mediale strategieën/concepten ontwikkelen en inzetten tijdens Leisure Projects.

Project Onderwijs Coaching Hoorcolleges Intervisie

Netwerk/keten Initiatief rapport Project plan Marketing plan Cross mediaal plan Evenement Analyse wensen en behoeften

Page 52: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

52

Moduulnaam Coördinator

Plaats in curriculum

EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten

De student kan vraagstukken vanuit het werkveld vertalen naar concrete diensten/evenementen d.m.v. Het toepassen van projectmanagement.

De student heeft begrip van de kenmerken en mogelijkheden van de verschillende mediumtypen t.b.v. Marketingcommunicatie en kan deze vertalen naar concrete communicatie instrumenten.

Competentie 8:

De student kan op basis van een analyse van wensen/behoeftes van de klant en doelgroep een initiatief rapport opstellen

Leisure Projects Anita van der Ven

Jaar 2, moduul 3

3 Productie programma 100%

Competentie 6

De student kan projectmatig werken en wensen/behoeften van externe opdrachtgevers vertalen naar een initiatiefrapport, projectplan, veiligheidsplan, kwaliteitsplan en draaiboek.

Competentie 7:

De student kan een begroting opstellen en de haalbaarheid van een project inschatten d.m.v. Het toepassen van ROI en vertalen naar de wensen en behoeften van de opdrachtgever.

De student kan de benodigde contracten en vergunningen opstellen t.b.v. Een project.

De student kan een risicoanalyse uitvoeren

Project Onderwijs Coaching Hoorcolleges Intervisie

Draaiboek Projectbegroting Contract en verzekering Event layout Veiligheidshandboek Kwaliteitschecklist Vrijwilligersplan

BBA Leisure Projects Anita van der Ven

BBA Jaar 2, moduul 4

3 Uitvoer evenement Evaluatie evenement

50% 50%

Competentie 8

De student kan een onderzoeksrapport opstellen waarin de effecten van en project worden gemeten. Competentie 9

De student kan een concept overtuigend presenteren.

De student beheerst de nodige communicatievaardigheden om op een professionele manier om te gaan met interne en externe partijen, zowel mondeling als schriftelijk.

Competentie 10

De student is in staat kritisch te reflecteren op zijn eigen werk, staat open voor feedback en gebruikt deze feedback om zijn/haar eigen prestaties te verbeteren

Project Onderwijs Coaching Hoorcolleges Intervisie

Klant tevredenheidsonderzoek Evaluatierapport Persoonlijk ontwikkelingsplan Reflectieverslag Beoordelingsgesprekken Presentaties

AD Leisure Projects Anita van der Ven

AD Jaar 2, moduul 4

3 Evaluatie evenement Individueel assessment uitvoer van het evenement

50% 25% Individuele beoordeling tijdens uitvoer evenement 25% presentatie/reflectie AD competenties

Competentie 8

De student kan een onderzoeksrapport opstellen waarin de effecten van en project worden gemeten. Competentie 9

De student kan een concept overtuigend presenteren.

De student beheerst de nodige communicatievaardigheden om op een professionele manier om te gaan met interne en externe partijen, zowel mondeling als schriftelijk.

Competentie 10

De student is in staat kritisch te reflecteren op zijn eigen werk, staat open voor feedback en gebruikt deze feedback om zijn/haar eigen prestaties te verbeteren

Competentie 1-9 (proeve van bekwaamheid):

De student demonstreert, tijdens de uitvoer van leisure projects, dat hij/zij beschikt over de AD competenties in de beroepspraktijk

Competentie 10

De student kan reflecteren op het behalen van zijn AD competenties

Project Onderwijs Coaching Hoorcolleges Intervisie

Klant tevredenheidsonderzoek Evaluatierapport Persoonlijk ontwikkelingsplan Reflectieverslag Beoordelingsgesprekken Presentaties

BE financiering Ingrid van Zanten

Jaar 2 Semester 1

3 Participatie Toets

Participatie: voldoende of onvoldoende Toets

Competentie 7:

De student kan een financieringsplan opstellen

De student kan de balans, de winst- en verliesrekening en het kasstroomoverzicht maken en analyseren

De student kan activa zoals voorraden, debiteuren en liquide middelen op een financieel verantwoorde wijze te beheren.

De student kan de financiële situatie van een bedrijf beoordelen

De student kan een offerte opstellen

Hoor/werkcolleges

SLB2 Dymphi van der Hoeven Jorrit van de Waal en Pietrick Wiersma

Jaar 2 3 Teamrollen Leiderschap Vrije studie punt Participatie WC/intervisie

50% (Onvoldoende of voldoende) 50% (Onvoldoende of voldoende) Participatie: norm = 100% aanwezig; voorwaardelijk voor het kunnen verkrijgen van een beoordeling op het portfolio

Competentie 10:

De student kan actief ontwikkelingen in het beroepsdomein volgen en deze vertalen naar een POP.

De student kan de eigen sterke en zwakke kanten onderzoeken en hierop reflecteren.

De student kan reflecteren op de eigen leer- en beroepsmotivatie.

De student kan reflecteren op persoonlijk handelen (individueel en met anderen).

De student kan reflecteren op professioneel handelen, houding en motivatie en deze verder ontwikkelen.

Student kan aspecten van ethiek en duurzaamheid herkennen en bespreekbaar maken.

Student kan leerdoelen formuleren en op basis hiervan eigen handelen en leerproces sturen en hierop reflecteren.

Gesprekken Zelfstudie Praktijk Workshops Intervisie

Portfolio

Page 53: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

53

Moduulnaam Coördinator

Plaats in curriculum

EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten

Voortgangstoets

Participatie 2

voortgangstoetsen

Voortgangstoets 2 Jeroen van Vliet

Jaar 2 3 Toets met 200 vragen. Het aantal te maken vragen per subonderdeel staat beschreven op het voorblad van de toets.

BBA en AD Norm te maken vragen: 120 Norm :36

Zie jaar voortgangstoets jaar 1

Management-vaardigheden 2 Tsjitske Stoer

Jaar 2 HRM gesprekken Creativiteit Teambuilding Leiderschap

25% 25% 25% 25% Participatie: voldoende of onvoldoende

Managementvaardigheden in het tweede studiejaar is gericht op het ontwikkelen van en verdiepen op specifieke managementvaardigheden gericht op functioneren van een manager, gekoppeld aan de onderwerpen van de modulen. Competentie 5:

De student kan HRM-gesprekken voeren Competentie 8:

De student kan een veranderingsproces analyseren en ingang zetten Competentie 9::

De student begrijpt het belang van creativiteit en weet welke theorieën en technieken gebruikt kunnen om tot een innovatief concept te komen

De student kan conflicthantering en onderhandelingstechnieken inzetten.

De student kan een team vormgeven

De student kan zichzelf en anderen motiveren

De studenten kan leiding en instructies geven aan een team. Competentie 10:

De student kan reflecteren op de eigen leer- en beroepsvaardigheden.

De student kan andermans rollen en de eigen rol bij samenwerking herkennen en hierop reflecteren.

Workshops

Taal 2e studiejaar (Duits beginners, Duitsgevorerden of Frans)

Duits 1 Gevorderden G. Schmäling

Jaar 2 Moduul 1 keuze

3 Presentatie Tekstverklaring Grammatica Participatie

30% 30% 30% 10% Voldoende of onvoldoende

Competentie 9:

De student is in staat om aan de hand van informatieve teksten een presentatie samen te stellen en op professionele wijze te houden.

De student kan sociaal contact leggen en onderhouden met collega’s, klanten en bezoekers door middel van smalltalk.

De student is in staat om in adequate wijze een vergadering voor te zitten en aan vergaderingen deel te nemen en zijn eigen mening te uiten.

De student is in staat om op adequate wijze zakelijke notulen te verzorgen.

De student kan de aangeboden grammaticaonderwerpen adequaat toepassen

Workshops

In het Duits: Vergaderingen voorzitten Agenda samenstellen Notulen maken Bedrijfspresentatie houden

Duits 2 Gevorderden G. Schmäling

Jaar 2 Moduul 2 Keuze

3 Formele/ informele gesprekken Correspondentie Grammatica Participatie

30% 30% 30% 10% Voldoende of onvoldoende

Competentie 9:

De student is in staat om in adequate wijze de telefoon te beantwoorden, gesprekken door te verbinden en informatie door te geven in telefoonnotities t.b.v. Een efficiënte informatieoverdracht.

De student is in staat om op adequate wijze interne en externe bezoekers te ontvangen en te voorzien van informatie. De student kan sociaal contact leggen en onderhouden met collega’s, klanten en bezoekers door middel van smalltalk.

De student is in staat om op adequate wijze zakelijke correspondentie te verzorgen.

De student kan de aangeboden grammaticaonderwerpen adequaat toepassen

Workshops

In het Duits: zakelijke communicatie: schriftelijk: Brief/ e-mail/memo mondeling: formele/informele gesprekken

Duits 3 Gevorderden G. Schmäling

Jaar 2 Moduul 3 Keuze

3 Sollicitatie gesprek Sollicitatiebrief Grammatica Participatie

30% 30% 30% 10% Voldoende of onvoldoende

Competentie 9:

De student is in staat om in adequate wijze een sollicitatiebrief met CV te schrijven.

De student is in staat om rollen in een sollicitatiegesprek te vervullen (Manager HRM en sollicitant)

De student kan de aangeboden grammaticaonderwerpen adequaat toepassen

Workshops

In het Duits: Sollicitatiegesprek Sollicitatiebrief

Duits 4 Gevorderden G. Schmäling

Jaar 2 Moduul 4 keuze

3 Presentatie Tekstverklaring Grammatica Participatie

30% 30% 30% 10% Voldoende of o nvoldoende

Competentie 9:

De student is in staat om in adequate wijze mondeling een bedrijfsresultaat te presenteren.

De student is in staat om teksten (vakliteratuur) samen te vatten, te analyseren en te interpreteren

De student kan de aangeboden grammaticaonderwerpen adequaat toepassen Aan het eind van moduul 4 zou de student het CEFR niveau B2 bereikt moeten hebben

Workshops

In het Duits: Bedrijfsresultaten lezen, samenvatten, analyseren en interpreteren Bedrijfspresentatie houden

Duits 1 – Beginners

Jaar 2, moduul 1

3 Luisteren Grammatica/

45%

Competentie 9:

Luisteren: De student kan eenvoudige vragen en aanwijzingen verstaan en begrijpen,, kan korte en eenvoudige

Workshop

nvt

Page 54: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

54

Moduulnaam Coördinator

Plaats in curriculum

EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten

A. Eijkenaar Idioom Participatie

45% 10%

wegaanwijzingen volgen, kan eenvoudige gegevens mbt getallen, hoeveelheden, prijzen en kloktijden begrijpen

De student kan de aangeboden grammaticaonderwerpen adequaat toepassen

Lezen: De student kan korte en eenvoudige Duitse teksten zin voor zin lezen, kan simpele teksten (bijv. Memo’s en e-mails) lezen, kan eenvoudige en simpele mededelingen op borden, ansichtkaarten etc. Lezen,

Spreken: De student kan zich in eenvoudige bewoording uiten over: het eigen welbevinden en het welbevinden van anderen, kan iets zeggen over wat hij/zij doet en waar hij/zij woont, kan iets zegen over mensen en plaatsen, iets zeggen over (Deze vaardigheid wordt overigens niet getoetst!)

Schrijven: Deze vaardigheid wordt niet getoetst, en dus ook niet geoefend!

Duits 2 – Beginners A. Eijkenaar

Jaar 2, moduul 2

3 Luisteren Grammatica/ Idioom Participatie

45% 45% 10% Voldoende of onvoldoende

Competentie 9:

Luisteren: De student kan eenvoudige vragen en aanwijzingen verstaan en begrijpen,, kan korte en eenvoudige wegaanwijzingen volgen, kan eenvoudige gegevens mbt getallen, hoeveelheden, prijzen en kloktijden begrijpen

De student kan de aangeboden grammaticaonderwerpen adequaat toepassen

Lezen: De student kan korte en eenvoudige Duitse teksten zin voor zin lezen, kan simpele teksten (bijv. Memo’s en e-mails) lezen, kan eenvoudige en simpele mededelingen op borden, ansichtkaarten etc. Lezen,

Spreken: De student kan zich in eenvoudige bewoording uiten over: het eigen welbevinden en het welbevinden van anderen, kan iets zeggen over wat hij/zij doet en waar hij/zij woont, kan iets zegen over mensen en plaatsen, iets zeggen over

(Deze vaardigheid wordt overigens niet getoetst!) Schrijven: Deze vaardigheid wordt niet getoetst, en dus ook niet geoefend! Aan het eind van moduul 2 moet de student op het CEFR niveau A1 zijn

Workshop

nvt

Duits 3 – Beginners A. Eijkenaar

Jaar 2, moduul 3

3 Lezen Grammatica/ Idioom Participatie

45% 45% 10% Voldoende of onvoldoende

Competentie 9:

Lezen: De student kan korte en eenvoudige Duitse teksten mbt vertrouwde en concrete thema’s begrijpen; kan informatie halen uit eenvoudig schriftelijk materiaal, waarin iets over specifieke gebeurtenissen e.d. Wordt verteld ; kan eenvoudige handleidingen lezen en begrijpen; kan voorschriften (bijv. Inzake veiligheid) begrijpen, mits dit in eenvoudig Duits beschreven is.

De student kan de aangeboden grammaticaonderwerpen adequaat toepassen

Luisteren: De student kan wezenlijke informatie uit korte mededelingen halen,; kan conversatie volgen en begrijpen. Dit alles echter alleen mits dit in eenvoudig Duits wordt gesproken

Spreken: De student kan in eenvoudig Duits over alledaagse aspecten van het leven spreken; verklaren , waarvan hij/zij wel en niet houdt, voorwerpen en zaken kort beschrijven en met elkaar vergelijken; iemand netjes aanspreken en begroeten.

(Deze vaardigheid wordt overigens niet getoetst!) Schrijven: Deze vaardigheid wordt niet getoetst, en dus ook niet geoefend!

Workshop

In het Duits lezen en begrijpen van eenvoudige handleidingen voorschriften (bijv. inzake veiligheid)

Duits 4 – Beginners A. Eijkenaar

Jaar 2, moduul 4

3 Lezen Grammatica/ Idioom Participatie

45% 45% 10% Voldoende of onvoldoende

Competentie 9:

Lezen: De student kan korte en eenvoudige Duitse teksten mbt vertrouwde en concrete thema’s begrijpen; kan informatie halen uit eenvoudig schriftelijk materiaal, waarin iets over specifieke gebeurtenissen e.d. Wordt verteld ; kan eenvoudige handleidingen lezen en begrijpen; kan voorschriften (bijv. Inzake veiligheid) begrijpen, mits dit in eenvoudig Duits beschreven is.

De student kan de aangeboden grammaticaonderwerpen adequaat toepassen

Luisteren: De student kan wezenlijke informatie uit korte mededelingen halen,; kan conversatie volgen en begrijpen. Dit alles echter alleen mits dit in eenvoudig Duits wordt gesproken

Spreken: De student kan in eenvoudig Duits over alledaagse aspecten van het leven spreken; verklaren , waarvan hij/zij wel en niet houdt, voorwerpen en zaken kort beschrijven en met elkaar vergelijken; iemand netjes aanspreken en begroeten.

(Deze vaardigheid wordt overigens niet getoetst!) Schrijven: Deze vaardigheid wordt niet getoetst, en dus ook niet geoefend! Aan het eind van moduul 4 moet de student op het CEFR niveau A2 zijn

Workshop

In het Duits lezen en begrijpen van eenvoudige handleidingen voorschriften (bijv. inzake veiligheid)

Frans

Roel de Vries

Jaar 2,

moduul 1

3 Uitspraak/Grammatica 15% Participatie

42,5% mondeling

42,5% schriftelijk

Competentie 9:

De student spreekt de klanken van de Franse taal correct uit

De student verbetert zijn kennis van de Franse grammatica.

De student verbetert zijn kennis van het Franse vocabulaire.

Workshops

Basisconversatie

Frans

Roel de Vries

Jaar 2,

moduul 2

3 Professionele

dialogen

15% Participatie

85% schriftelijk

Competentie 9:

De student kan op correcte wijze gasten in de Leisure branch te woord staan en informatie verstrekken

Workshops

Toeristische informatie

verstrekken

Frans

Roel de Vries

Jaar 2,

moduul 3

3 Luistervaardigheid,

grammatica

15% Participatie

42,5% mondeling

42,5% schriftelijk

Competentie 9:

De student kan eenvoudige Franse dialogen begrijpen en grammatica verklaren

Workshops

Luistervaardigheid

Frans

Roel de Vries

Jaar 2 moduul

4

3 Presentatie 15% Participatie

42,5% presentatie

42,5% uitvoering spel

Competentie 9:

De student kan een uitgebreide presentatie in het Frans geven, waarbij het vocabulaire en de grammatica foutloos zijn

Workshops

Uitgebreide presentatie in

het Frans

Page 55: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

55

Moduulnaam Coördinator

Plaats in curriculum

EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten

De student kan een kleine workshop (spel) in het Frans geven Aan het eind van moduul 4 is het niveau B1/B2 bereikt Daarnaast beschikken studenten over Business-related vocubulary betreffende Leisure competenties 1-9

3E STUDIEJAAR (voltijd BBA )

@WORK Edou Hilverda Lesmateriaal in het Engels, voertaal is Nederlands en Engels

Jaar 3 12 Praktijk verslag en participatie Onderzoek Personal Future

33% 33% 33% Participatie voorwaardelijk: voldoende of onvoldoende

Competentie 1

De student is in staat om een eigen visie op de leisure markt te ontwikkelen

De student heeft visie op en kan aansluiten bij bestaande trends en ontwikkelingen in de sector aansluiten op eigen specialisatie.

Competentie 2

De student kan zelfstandig een opdracht voor een externe opdrachtgever uitvoeren en rapporteren Competentie 3

De student is in staat effectief te communiceren met andere mensen bij veranderende werkomstandigheden

De student is in het netwerk aan te laten sluiten op eigen waarden en kwaliteiten. Competentie 4

De student is in staat zelfstandig een afweging maken tussen de verschillende belangen van verschillende stakeholders

Competentie 7

De student is in staat om een kritische analyse te maken van de operationele aspecten van een leisure organiatie

Competentie 8

De student is in staat zelfstandig concrete aanbevelingen geven ter implementatie Competentie 9:

De student is in staat zijn sociale en communicatieve vaardigheden verder te ontwikkelen in een prakijksituatie

De student kan eigen waarden en werkwijze benoemen

De student kan eigen kwaliteiten en vaardigheden concreet benoemen

You have a clearer impression of your personal opportunities /capabilities Competentie 10

De student kan zelfstandig op professionele wijze zowel schriftelijk als mondeling contact onderhouden met verschillende stakeholders

De student kan eigen waarden, kwaliteiten en werkwijzen verbinden tot een “personal brand”

De student kan een “personal brand” effectief communiceren met beoogd netwerk

Praktijk: - Praktijk/Stage - Coaching - Start-, tussen- en

eindgesprek Onderzoek: - Workshops - Presentatie geven

en actief aanwezig Personal Future: - Workshops - Presentatie

Praktijk: - Project plan - Analyse en

verbetervoorstel bedrijfsprocessen

- Persbericht - Archief Onderzoek: - Onderoeksvoorstel

(opzet) - Onderoeksrapport - Mondelinge

presentatie Personal Future: - Pitch

StrategicManagement Jochem Jansen Voertaal: Engels

Jaar 3 12 Cases and participation Management game and related topics Test en Student Led Seminars

Participation and report 33% Participation and report 33% Participaton and test 33 %

Competentie 1:

Have acquired an extensive vocabulary on the topic of the external environment of organization in relation to strategic management.

Be able to identify stakeholder groups, to analyze their expectations regarding the organization’s performance, and to formulate strategies taking into consideration these conflicting expectations.

Be able to analyze the strategic position of an organization given its external environment, the expectations of stakeholders, the purpose of the organization, and the organization’s resources and competencies.

Be able to foresee future trends and to translate these into plausible scenarios through the use of scenario-planning methods

Competentie 2:

Understand what strategic directions and methods of development are available to organizations, why some methods and directions are preferred, and how some directions and methods succeed better than others do.

Be able to identify an organization’s strategic choices.

Be able to take or advise upon strategic management decisions.

Be able to work out a strategic implementation plan for an organization based on a sound strategic analysis and the formulation of strategic future directions to follow

Competentie 5:

Understand how organizations conduct strategic change processes in relation to the internal organization Competentie 6:

Be able to compare, contrast and evaluate organizational structures, behaviour and processes necessary for putting strategy into action.

Competentie 7:

Be able to analyze whether and why an investment or strategic choice is feasible and profitable based on a financial analysis of the expected return and results

Be able to apply and assess various investment- and (financial) monitoring instruments

Be able to analyze and interpret activities from a financial perspective and produce an annual report. Competentie 8

Be able to compare, contrast and evaluate organizational structures, behaviour and processes necessary for putting strategy into action

Lectures and workshops CBL Student-led Seminars Test Management Game

Scenario research and development Strategic development plan Analysis of trends and environment concerning strategic management within organizations Stakeholder analysis Annual report (airline simulation game)

Page 56: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

56

Moduulnaam Coördinator

Plaats in curriculum

EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten

Understand how organizations conduct strategic change processes and what needs to be taken into account in relation to this

Be able to implement and evaluate different investment yield standards.

Analyze and evaluate strategic choices of an organization on the basis of feasibility, acceptability and feasibility in relation to an organization’s resources and competences, purpose and stakeholder expectations

Minor LM Minor 15 15

Afhankelijk per minor Specifieke beschrijvingen van keuze modulen zijn weergegeven op intranet

Kenmerk van een minor is verdieping of verbreding. LM biedt een specialisatie semester Kunst en Cultuurmanagement, Sportmanagement en Evenementen Management. Bij alle drie LM eigen semesters wordt ten eerste de student gevraagd zich theoretisch te verdiepen op een deelaspect van de opleiding. Vervolgens moet een student zelfstandig vragen/problemen oplossen uit deze specialisatie en de nieuwe en eerder opgedane theorie toepassen in wisselende, complexe opstandigheden, zelfstandig en kritisch. Studenten mogen minors volgens bij een andere opleiding/ HBO-instellingen indien er sprake is verdieping/verbreding en er geen overlap is met het vaste programma van LM (ter beoordeling examencommissie).

Specifieke beschrijvingen van keuze modulen zijn weergegeven op intranet

Specifieke beschrijvingen van keuze modulen zijn weergegeven op intranet

SLB3 Pietrick Wiersma

Jaar 3 3 Stagevoor-bereiding Persoonlijke en professionele visie op de Leisure Manager Vrije-studiepunt

33% 33% 33% Vrije studiepunt Onvoldoende, voldoende of goed

Competentie 9::

De student weet op heldere en professionele wijze te communiceren met verschillende partijen op verschillende niveaus, zowel binnen als buiten een organisatie.

De student kan contact onderhouden met interne en externe partijen op professionele wijze, zowel schriftelijk als mondeling

De student kan diverse gesprekstechnieken toepassen om informatie in te winnen of te solliciteren. Competentie 10::

De student is in staat om met een kritische blik naar je eigen functioneren te kijken.

De student staat open voor feedback en vraagt daar ook om in bijvoorbeeld intervisiebijeenkomsten. Je gebruikt deze feedback ter verbetering van je functioneren.

De student is actief bezig met het verbeteren en aanvullen van je kennis en vaardigheden binnen zijn beroepenveld.

De student weet wie ze is en kan dit aan anderen uitleggen.

De student gedraagd zich confrom de binnen de organisatie (en opleiding) geldende normen en waarden voor de van maatschappelijke verantwoordelijkheid en weet op de juiste wijze om te gaan met ethische kwesties.

Hoor/werk colleges Intakegesprek gesprek met de studiecoach. netwerkdag

Portfolio

Voortgangstoets 3 Jeroen van Vliet

Jaar 3 3 Toets met 200 vragen. Het aantal te maken vragen per subonderdeel staat beschreven op het voorblad van de toets.

Norm te maken vragen: 150 Norm : 46

Zie voortgangstoets jaar 1

4E STUDIEJAAR (voltijd BBA )

Stage Pietrick Wiersma (=afronding competentie-ontwikkeling duaal)

Jaar 4 42 Praktijkverslag Praktijkuren zelfevaluatieverslag (incl bewijzen behaalde competenties)

De basis ontwikkeling van alle competenties is afgerond in het verplichte onderdeel. De stage kent de volgende

kenmerken:

1) Zelfstandigheid: je kunt zelfstandig een globaal omschreven opdracht uitvoeren, waarbij je zelf te kiezen methodes

kan inzetten. Je kunt anderen (bege)leiden bij het uitvoeren van taken of een project.

2)Complexiteit: de situatie waarin de opdracht wordt uitgevoerd is complex. Je functioneert in complexere

omgevingen, waar doelstellingen minder duidelijk omschreven zijn, terwijl de eisen aan de producten hoog zijn, en de

impact op de bedrijfsvoering van de organisatie hoog. Je kunt een beredeneerde keuze maken uit verschillende

beschikbare uitvoeringsstrategieën, en je bent in staat zowel op tactisch als strategisch niveau als projectmanager en

adviseur op te treden

Je hebt aan het einde van de stage de volgende beroepskwalificaties behaald:

Je kunt je theoretisch opgedane kennis onder wisselende praktijkomstandigheden zelfstandig en kritisch toepassen.

Je kunt in wisselende werksituaties goed omgaan met andere personen met wie, uit hoofde van dat werk, (regelmatig) contact onderhouden moet worden.

Je hebt je enerzijds aangepast in de nieuwe organisatie (praktijksituatie) en hebt anderzijds een eigen (zelfstandige) inbreng gehad in deze organisatie.

Je hebt in de praktijksituatie de beschikbare sociale, communicatieve en technische vaardigheden (volledig) kunnen ontplooien.

Je hebt in de stage een duidelijker beeld gekregen van de vrijetijdsindustrie en haar/zijn attitude ten aanzien van deze industrie/sector verder kunnen ontwikkelen.

Je bent (beter) in staat zelfstandig een visie te ontwikkelen over de Vrijetijdsindustrie.

Praktijkervaring/Stage Coaching op de werkplek 1 startgesprek 1 voortgangsgesprek 1 beoordelingsgesprek 2 Stageterugkomdagen

Stageverslag 2 zelf-evaluatieverslagen

Page 57: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

57

Moduulnaam Coördinator

Plaats in curriculum

EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten

Je hebt geleerd zelfstandig vragen/problemen op te lossen.

Je kunt snel improviseren/anticiperen op momenten dat de praktijksituatie daarom vraagt.

Je bent (beter) in staat kritisch te oordelen over het functioneren van een organisatie/bedrijf binnen de vrijetijdsindustrie.

Je hebt een duidelijker beeld van de eigen mogelijkheden/capaciteiten

Afstudeer Onderzoek Pietrick Wiersma

Jaar 4 18 Onderzoeksvoorstel Scriptie Presentatie

Onvoldoende-voldoende-goed-zeer goed. 100% Uitgedrukt in een cijfer. Voldoende bij 5,5 Onvoldoende-voldoende-goed-zeer goed. Voorwaardelijk om af te kunnen studeren.

Doelen van de het toegepaste onderzoek en de presentatie: Je toont aan dat je:

voldoende relevante en actuele kennis hebt van het vakgebied (om als beginnend beroepsbeoefenaar te kunnen functioneren).

voldoende inzicht hebt in relevante en actuele ontwikkelingen in het vakgebied (om als beginnend beroepsbeoefenaar te kunnen functioneren).

relevante en actuele (wetenschappelijke) kennis en inzichten kunt toepassen bij het definiëren, analyseren en oplossen van een praktijkprobleem.

relevante informatie kunt verzamelen en te kunnen analyseren.

op basis van deze informatie en de analyse oplossingen/opties kunt genereren, deze kunt evalueren en tot een gefundeerde keuze kunt komen en deze keuze uit kunt werken in de vorm van een adviesrapport.

je werkwijze, de informatie, de analyse en de oplossingen (het advies) schriftelijk en mondeling kunt overbrengen op een publiek bestaande uit specialisten en niet-specialisten.

methodisch en reflectief kunt denken en handelen.

over houding en vaardigheden beschikt om als beginnend beroepsbeoefenaar te kunnen functioneren. .

Workshop Onderzoek Gesprekken

Scriptie Presentatie

Page 58: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

58

Bijlage D: Nadere uitwerking van de onderwijseenheden van het curriculum voor de BBA en AD opleiding Duaal

Moduulnaam Coördinator

Plaats in curriculum

EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten

STUDIEJAAR 1 (Duaal BBA en AD)

IVK Mark van Driel

1e jaar moduul

1 6 Over Vrijetijd

Trends in Vrijetijd Duurzaamheid Omgeving en

33% 33% 33%

Competentie 1:

De student kan verschillende definities van vrijetijd omschrijven en toepassen

De student kan de begrippen Serious Leisure, Casual Leisure en Project-based Leisure uitleggen

De student kan de geschiedenis, trends en de mogelijke ontwikkelingen in de toekomst in/van de vrijetijd(sbesteding) omschrijven

De student kan het belang van de vrijetijdssector omschrijven

De student kan de vrijetijdsbeleving van de mens uitleggen

De student kan invloedsfactoren op het vrijetijdsgedrag uitleggen

De student kan de bestedingen binnen de sectoren; toerisme, recreatie, sport, kunst & cultuur en media weergeven

De student kan verschillende definities van de sectoren; toerisme, recreatie, sport, kunst & cultuur en media omschrijven en categoriseren

Competentie 3:

De student kan de invloed van de overheid op de vrijetijd(sbesteding) omschrijven Competentie 10:

De student kan het concept ethiek als onderdeel van duurzaamheid uitleggen

De student kan het concept people, planet, profit in relatie met Leisure management uitleggen

Action leaning Coaching Hoorcolleges

Sectoranalyse, Literatuurstudie

Organisatie en Management Liesbeth Schellekens

1e jaar moduul

2 6 Organisatie

Mensen en Organisatie Structuur en Organisatie

33% 33% 33%

Competentie 1:

De student kan verschillende soorten omgevingsfactoren en stakeholders van een organisatie benoemen en

herkennen.

De student weet wat het strategisch beleid van een organisatie inhoudt en kan het belang hiervan aangeven.

Competentie 2:

De student weet hoe een besluitvormingsproces kan worden ingericht, waarbij meerdere partijen zeggenschap

hebben.

Competentie 3:

De student kan aangeven waarom organisaties verschillende soorten samenwerkingsverbanden aangaan en op

welke niveaus samenwerking plaats vindt.

Competentie 5:

De student kan verschillende internationale culturen en organisatieculturen benoemen en onderscheiden.

De student kan aangeven wat de verbanden en verschillen zijn tussen leiderschap en management.

De student kan verschillende leiderschapsstijlen herkennen en verkrijgt inzicht in zijn of haar eigen

leiderschapsstijl aan de hand van het Concurrerende Waarden model van Robert E. Quinn.

De student kent de verschillende soorten motivatietheorieën, die een manager in de praktijk kan hanteren.

Competentie 6:

De student kan verschillende soorten organisatiestructuren benoemen en herkennen in de praktijk.

De student kan verschillende soorten bedrijfsprocessen en hun verbanden benoemen en het belang van deze

processen aangeven, gerelateerd aan de effectiviteit van een organisatie.

De student verkrijgt, door middel van deskresearch en fieldresearch, inzicht in de verschillende wijzen waarop

een organisatie in de praktijk is ingericht, waarbij de focus ligt op de volgende onderdelen: strategisch beleid,

organisatiecultuur, organisatiestructuur, besluitvormingsprocessen, bedrijfsprocessen, stakeholders en

samenwerkingsverbanden.

Competentie 10:

De student kan een discussie voeren over ethische aspecten in het kader het van functioneren van

organisaties.

Action leaning Coaching Hoorcolleges

Interview met een manager en bedrijfsanalyse Literatuurstudie

Marketing van de Vrije Tijd Steffen Fokkema

1e jaar moduul

3 6 De consument (B2C)

City Marketing Business to Business

33% 33% 33%

Competentie 1:

Potentiële concurrentie en partners in kaart te brengen en op basis daarvan het bedrijf of het product

strategisch te positioneren.

Verschillende klantengroepen te onderscheiden en de marketingmix af te stellen op het koopgedrag en de

Action leaning Coaching Hoorcolleges

Marketingplan Onderzoeksrapport Aanbodsanalyse

Page 59: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

59

Moduulnaam Coördinator

Plaats in curriculum

EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten

Marketing wensen van de doelgroep.

De marketingmix dusdanig in te richten dat er hogere klantloyaliteit en klantwaarde ontstaat.

Competentie 2:

Een volledig marketingplan op te zetten en uit te voeren.

Het personeelbeleid klantvriendelijk en ethisch verantwoord vorm te geven.

Competentie 4:

De leisuredienst, de dienstverleningsomgeving en het merk dusdanig vorm te geven dat er een belevenis wordt

gecreëerd.

De prijsstelling af te stemmen op de vraag en het aanbod om de opbrengst te maximaliseren.

De online marketingtools op de juiste manier in te zetten.

Marketingcommunicatie en PR-activiteiten af te stemmen op de behoeften van de verschillende klanten- en

belangengroepen.

Vraaganalyse Uitgewerkt concept of product

Leisure Life Frits Hoogteijling

1e jaar moduul

4 6 Sport

Toerisme & Recreatie Kunst & Cultuur

33% 33% 33%

Competentie 1:

De student kent het begrip identiteit en kan dit relateren aan zijn eigen vrijetijdsbesteding en levenskwaliteit;

De student kent op hoofdlijnen de sportstructuur en het sportbeleid binnen Nederland/Duitsland; Competentie 2:

De student kent de het belang van toekomstscenario’s binnen de vrijetijdsindustrie;

De student kent de stappen van het onderzoeksproces en is in staat een eenvoudig kwalitatief onderzoek uit te voeren;

Competentie 4

De student kent het begrip esthetiek en kan het belang daarvan voor zowel de vraag als de aanbodzijde binnen de kunst- en cultuursector aangeven;

De student kent de invloed/macht van de (nieuwe) media op individu en samenleving en begrijpt het belang daarvan voor een vrijetijdsorganisatie;

Competentie 8:

De student kent de politieke en planologische aspecten van de openluchtrecreatie en is in staat dit te vertalen naar het gemeentelijk recreatie beleid;

De student kent het begrip authenticiteit en kan dit toepassen op het toeristisch-recreatieve product van een stad;

Competentie 10:

De student weet wat het begrip duurzaamheid inhoudt (people, planet, prosperity) en is in staat het belang daarvan voor organisaties in de vrijetijdsector weer te geven;

Action leaning Coaching Hoorcolleges

Literatuurstudie Interview Onderzoeksrapport

English 1 Dinie Middelbrink

1e jaar,

Semester 1

3 Writing Oral Participatie

42,5% writing-test 42,5% oral-test 15% Participation

Competentie 9: (Nederlandse stroom taalcompetentie niveau B2/internationale stroom niveau B2/C1)

Students have acquired new business-related vocabulary

Students be able to use new vocabulary appropriately in business situations

Students have become more fluent and confident in using the language of business

Students be able to deliver an effective meeting and elevator pitch.

Students have expanded and brushed up their knowledge of essential grammar concepts by using the Grammar Lab course book and online support

Workshops

Meetings in English

English 2 Dinie Middelbrink

1e jaar,

Semester 2

3 Writing Oral Participatie

42,5% writing-test 42,5% oral-test 15% Participation

Workshops

Pitch in English

BE bedrijfsadmi. Ingrid van Zanten

1e jaar

Semester 1 3 Participatie

Toets

Participatie: voldoende of onvoldoende Toets

Competentie 7

De student kan een bedrijfsadministratie opzetten en bijhouden.

De student kan een balans en winst- en verliesrekening maken en analyseren

Hoor- en werkcolleges

Bedrijfsadministratie opzetten

BE kostprijs Ingrid van Zanten

1e jaar

semester 2 3 Participatie

Toets

Participatie: voldoende of onvoldoende Toets

Competentie 7

Student kan de kostprijs van een product of dienst berekenen

Student kan budget opstellen

Student kan een verschillen-analyse uitvoeren

Student kan een break-evenanalyse uitvoeren

Student kan verschillende soorten kosten berekenen en ook interpreteren

Student kan de balans, de winst- en verliesrekening en het kasstroomoverzicht maken en analyseren

Hoor- en werkcolleges

Zelfmanagement

Anke Rozendaal

Jaar 1

semester 1

9

Zelfanalyse

POP

Persoonlijke

effectiviteit

Rapport

Competentie 9

Managementvaardigheden in het 1e studiejaar staat in het teken van basisvaardigheden voor het uitoefenen van een

managementfunctie (oefenen, inzicht in zichzelf en reflecteren)

De student leert communicatieve basisvaardigheden welke nodig zijn voor pgo (professioneel werken,

Persoonlijke gesprekken

managementvaardigheden

Portfolio

Reflectie verslag

Presentatie

Portfolio

Page 60: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

60

Moduulnaam Coördinator

Plaats in curriculum

EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten

Reflectie en

ontwikkeling van

competentie-op de

werkplek

Managementvaardigh

eden en participatie

lesdagen

Driehoeksgesprek

Semster 1 o-meting, plan

van aanpak

Participatie (voldoende

of onvoldoende)

vergaderen, samenwerken en besluitvorming)

De student leert basis gespreksvaardigheden zoals interviewtechnieken, telefoongesprekken, emotionele gesprekken en een dialooggesprek

De student leert basisvaardigheden presenteren

De student kent de principes van tijd- en stressmanagement (persoonlijke effectiviteit) en kan hier op reflecteren.

Competentie 10:

De student kan de eigen sterke en zwakke kanten onderzoeken en hierop reflecteren.

De student kan reflecteren op de eigen leer- en beroepsmotivatie.

De student kan reflecteren op persoonlijk handelen (individueel en met anderen).

Student kan andermans rollen en de eigen rol bij samenwerking herkennen en hierop reflecteren.

Student kan aspecten van ethiek en duurzaamheid herkennen en bespreekbaar maken.

Student kan leerdoelen formuleren en op basis hiervan eigen handelen en leerproces sturen en hierop reflecteren.

De student kan reflecteren op de eigen leer- en beroepsvaardigheden.

Student kan andermans rollen en de eigen rol bij samenwerking herkennen en hierop reflecteren.

De student formuleert samen met de werkgever eigen leerdoelen om sturing te geven aan de competentieonwikkeling op de werkplek

De student kan reflecteren op het behalen van zijn AD competenties Competentie 1-10: Zie AD competentie uitwerking bijlage F

Driekhoeksgesprek

student, werkgever en

docent

Zelfmanagement

Anke Rozendaal

Jaar 1

Semester 2

9 Zelfanalyse

POP

Persoonlijke

effectiviteit

Reflectie en

ontwikkeling van

competentie-op de

werkplek

Managementvaardigh

eden en participatie

lesdagen

Voortgangstoets

Rapport

Driehoeksgesprek

(voldoende of

onvoldoende)

Participatie (voldoende

of onvoldoende)

Participatie 2

voortgangstoetsen

Persoonlijke gesprekken

managementvaardigheden

Driekhoeksgesprek

student, werkgever en

docent

Portfolio

Reflectie verslag

Presentatie

Portfolio

Schrijfopdracht Roel de Vries

Jaar 1 3 Schrijven: e-mail brief artikel essay persbericht commerciële tekst

50% Opdrachten 50% Schriftelijke toets

Competentie 9:

De student is in staat een tekst te schrijven in foutloos Nederlands;

De student is in staat een zakelijke en formele schrijfstijl te hanteren;

De student is in staat de volgende teksten produceren: e-mail, zakelijke brief, artikel, essay.

De student is in staat zelfstandig een persbericht schrijven volgens de geldende normen en regels;

De student is in staat een commerciële tekst schrijven volgens de geldende normen en voorschriften

Hoorcolleges e-mail brief artikel essay persbericht commerciële tekst

Voortgangstoets Jeroen van Vliet

Jaar 1 3 Toets met 200 vragen. Het aantal te maken vragen per subonderdeel staat beschreven op het voorblad van de toets.

BBA en AD Norm te maken vragen: 90 Norm :28

Competentie 1:

De student kent theorie rondom stakeholdersanalyse

De student kent theorie rondom scenario-onderzoek

De student kent theorie rondom trendonderzoek

De student kent theorie rondom waarde- en belevingsonderzoek

De student kent theorie rondom marktanalyse Competentie 2:

De student kent theorie rondom het opstellen van beleid

De student kent theorie rondom haalbaarheidsonderzoek

De student kent theorie rondom strategische planning

De student kent theorie rondom onderzoek Competentie 3

De student kent theorie rondom samenwerking

De student kent theorie rondom gebruik multimedia

De student kent theorie rondom voortgangsrapportages

De student kent theorie rondom netwerk/ ketens

De student kent theorie rondom draagvlakanalyse

Hoorcollege uitleg toets Feedback op toets via studiecoach

Page 61: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

61

Moduulnaam Coördinator

Plaats in curriculum

EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten

Competentie 4

De student kent theorie rondom marketing

De student kent theorie rondom conceptontwikkeling

De student kent theorie rondom belevenissen

De student kent theorie rondom projectmanagement

De student kent theorie rondom marketingcommunicatie

De student kent theorie rondom branding strategieën

De student kent theorie rondom sales

De student kent theorie rondom crossmedia

De student kent theorie rondom evenementenmanagement Competentie 5:

De student kent theorie rondom motivatietheorieën

De student kent theorie rondom leiderschap theorieën

De student kent theorie rondom HRM strategieën

De student kent theorie rondom personeelsplanning

De student kent theorie rondom opleiding en training

De student kent theorie rondom toepassing HRM-cyclus Competentie 6:

De student kent theorie rondom operationeel management

De student kent theorie rondom kwaliteitsmanagement

De student kent theorie rondom dienstverlening Competentie 7:

De student kent theorie rondom Arbo, arbeidsrecht en sociale zekerheid

De student kent theorie rondom contracten en verzekeringen

De student kent theorie rondom ondernemingsrecht

De student kent theorie rondom offertes

De student kent theorie rondom financiering

De student kent theorie rondom projectbegroting en realisering Competentie 8:

De student kent theorie rondom vrijheidsbeleving en vrijetijdsbeleid

De student kent theorie rondom sportbeleid en vrijetijd

De student kent theorie rondom recreatiebeleid en vrijetijd

De student kent theorie rondom mediabeleid en vrijetijd

De student kent theorie rondom kunst en cultuurbeleid en vrijetijd

De student kent theorie rondom toerisme en vrijetijd Competentie 9:

De student kent de theorie rondom schriftelijke communicatie

De student kent de theorie rondom mondelinge communicatie Competentie 10:

De student kent theorie rondom duurzaamheid

De student kent theorie rondom maatschappelijk verantwoord ondernemen

De student kent theorie rondom ethiek

STUDIEJAAR 2 (DUAAL BBA en AD)

HRM Hilda Koops Voertaal; Engels

2e jaar 1

e

moduul 6 Werving en Selectie

Leiderschap en motivatie Arbeidsrecht

33% 33% 33%

Competentie 5:

The student describes the position, objectives and tasks of HRM in an organisation.

The student names the HRM instruments that can be used to enhance the quality of the services.

The student explains the relationship between leadership, motivation and staff satisfaction.

The student indicates the reach of HR planning.

The student compiles (parts of) a personnel plan.

The student sets up a recruitment and selection procedure for a specific job in an accountable way (incl. Implementation and budgeting).

The student names the different types of training forms for new employees.

The student describes and explain what ‘reward’ entails (compensation and benefits). Competentie 6:

The student explains the relationship between the quality of the personnel and the quality of the service provision.

Competentie 7:

The student names the basic rights of employees in the areas of working conditions, labour law and social security in the Netherlands and, where applicable, in the country of origin.

The student explains how the difference between gross and net salary is established

Action leaning Coaching Hoorcolleges

Analysis of trends and environment concerning HRM Personnel plan Recruitment and selection procedure

Leisure 2e jaar 6 Moduulopdracht 33% Competentie 1: Action leaning Waarde en

Page 62: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

62

Moduulnaam Coördinator

Plaats in curriculum

EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten

Experience Theo de Jong

2e moduul

Onderzoeksopdracht Individuele opdracht

33% 33%

De student kan relevante informatie verzamelen en de uitkomsten van marktonderzoek interpreteren.

De student kent de verschillende trends en ontwikkelingen die spelen binnen de beleveniseconomie.

De student begrijpt de invloed en beleving van de vrijetijdsbesteding op de consument.

De student heeft kennis van de verschillende uitgangspunten voor conceptontwikkeling en weet welke theorieën gebruikt kunnen worden om te komen tot een visie en een concept.

De student kent het begrip authenticiteit en kan dit toepassen binnen conceptontwikkeling. Competentie 2:

De student kan adviserend optreden en een onderzocht concept op een overtuigende manier presenteren aan de opdrachtgever.

Competentie 3:

De student kan een concept omzetten in een concreet product en weet de juiste samenwerkingsverbanden hiervoor te gebruiken.

De student heeft kennis van het netwerkperspectief en weet waarom samenwerking van belang kan zijn voor het Imagineeringsproces.

Competentie 4:

De student kent de kenmerken en mogelijkheden van de verschillende mediumtypen t.b.v. Marketingcommunicatie en kan deze vertalen naar een cross/transmediaal concept.

De student is bekend met de karakteristieken en mogelijkheden van verschillende media en is in staat deze vertalen naar concrete marketingcommunicatie instrumenten.

De student kan vraagstukken vanuit het werkveld vertalen naar concrete diensten/evenementen d.m.v. Het toepassen van conceptontwikkeling.

De student heeft kennis van City & Regio marketing.

De student heeft kennis van verschillende positioneringstrategieën en merkenmanagement.

De student kan d.m.v. Een werkveldbezoek aan Disneyland Parijs opgedane kennis en ervaring vertalen in een creatief concept dat aansluit bij de strategie van Disneyland Parijs.

Competentie 9:

De student begrijpt het belang van creativiteit en weet welke theorieën gebruikt kunnen worden binnen het groepsproces.

De student heeft voldoende vaardigheden om overtuigend concepten te kunnen presenteren.

Coaching Hoorcolleges

belevingsonderzoek Marktanalyse Samenwerkingsplan Netwerk/keten Uitgewerkt concept Belevenis Storyline, moodboard Marketing communicatieplan Cross mediaal plan Branding strategie

Leisure Operations Eva Janssen

2e jaar

3e moduul

6 Duurzaamheid Klanttevredenheid Veiligheid

33% 33% 33%

Competentie 2

De student is in staat adviezen te geven over de duurzame inrichting van operations Competentie 6:

De student begrijpt de psychologische en sociologische drijfveren van bezoekers en gasten die bepalend zijn voor routing en layout

De student is in staat de kwaliteit van diensten te analyseren en te verbeteren

De student onderkent het belang en effect van de contactmomenten tussen dienstverlener en klant en kan deze plaatsen in het operationele proces

De student heeft kennis van en inzicht in theorie en modellen die gebruikt kunnen worden om alle operationele processen volgens plan te laten verlopen

De student kan de efficiëntie van de operationele processen bepalen Competentie 7

De student krijgt een beter inzicht in de financiële zaken omtrent evenementen organisatie

De student krijgt inzicht in de wet- & regelgeving omtrent het organiseren van een evenement

Action leaning Coaching Hoorcolleges

Literature review Adviesrapport

Leisure Lab Jorrit van de Waal Onderwijsmateriaal is Engels, voertaal Engels en Nederlands

2e jaar,

4e moduul

6

Energietransitie Quality of Life Scenario’s

33% 33% 33%

Competentie 1:

Kan op basis van bureau- en veldonderzoek relevante trends en ontwikkelen in de markt beschrijven

Kan op basis van deze onderzoeksresultaten een visie formuleren

Kan deze visie vertalen naar een strategie

Is in staat op gepaste wijze sleutelfiguren toe te voegen aan eigen netwerk Competentie 2:

Kan zijn visie en plannen beargumenteren en presenteren Competentie 4:

Kan draagvlak creëren voor zijn plannen Competentie 5:

Kan verschillende manieren van werk organiseren beschrijven

Kan zijn visie hier op geven Competentie 7:

Kan op basis van financiële en juridische analyse gerichte keuzes maken

Action leaning Coaching Hoorcolleges

Evaluatierapport Onderzoek Evaluatierapport evenement Senarioplan Concept Artikel vakblad Infografic Presentatie

Leisure Projects Anita van der Ven

Jaar 2 moduul 1

3 HRM procedures

100%

Competentie 1:

De student kent de verschillende trends en ontwikkelingen die spelen binnen de Leisure Industry en neem deze mee in de ontwikkeling en uitvoering van Leisure Projects

Competentie 3:

Coaching

Trendonderzoek Samenwerkingsplan Intentieovereenkomst Toepassen HRM Cyclus Project organisatie plan

Page 63: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

63

Moduulnaam Coördinator

Plaats in curriculum

EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten

De student kan een startbijeenkomst met een opdrachtgever voorbereiden en leiden. Competentie 5:

De student kan de HRM cyclus toepassen binnen Leisure Projects Competentie 6:

De student kan een project organisatie opzetten

Leisure Projects Anita van der Ven

Jaar 2, moduul 2

3 Projectplan Initiatiefrapport

50% 50%

Competentie 3

De student is in staat een concept om te zetten in een concreet project en weet de juiste samenwerkingsverbanden hiervoor te gebruiken

De student heeft kennis van het netwerkperspectief en begrijpt waarom samenwerking van belang kan zijn voor het project

Competentie 4:

De student kan relevante informatie verzamelen en de uitkomsten van onderzoek interpreteren en toepassen.

De student begrijpt het belang van nieuwe media en kan cross-/trans mediale strategieën/concepten ontwikkelen en inzetten tijdens Leisure Projects.

De student kan vraagstukken vanuit het werkveld vertalen naar concrete diensten/evenementen d.m.v. Het toepassen van projectmanagement.

De student heeft begrip van de kenmerken en mogelijkheden van de verschillende mediumtypen t.b.v. Marketingcommunicatie en kan deze vertalen naar concrete communicatie instrumenten.

Competentie 8:

De student kan op basis van een analyse van wensen/behoeftes van de klant en doelgroep een initiatief rapport opstellen

Coaching

Netwerk/keten Initiatief rapport Project plan Marketing plan Cross mediaal plan Evenement Analyse wensen en behoeften

Leisure Projects Anita van der Ven

Jaar 2, moduul 3

3 Productie programma 100%

Competentie 6

De student kan projectmatig werken en wensen/behoeften van externe opdrachtgevers vertalen naar een initiatiefrapport, projectplan, veiligheidsplan, kwaliteitsplan en draaiboek.

Competentie 7:

De student kan een begroting opstellen en de haalbaarheid van een project inschatten d.m.v. Het toepassen van ROI en vertalen naar de wensen en behoeften van de opdrachtgever.

De student kan de benodigde contracten en vergunningen opstellen t.b.v. Een project.

De student kan een risicoanalyse uitvoeren

Coaching

Draaiboek Projectbegroting Contract en verzekering Event layout Veiligheidshandboek Kwaliteitschecklist Vrijwilligersplan

Leisure Projects Anita van der Ven

BBA Jaar 2, moduul 4

3 Uitvoer evenement Evaluatie evenement

50% 50%

Competentie 8

De student kan een onderzoeksrapport opstellen waarin de effecten van en project worden gemeten. Competentie 9

De student kan een concept overtuigend presenteren.

De student beheerst de nodige communicatievaardigheden om op een professionele manier om te gaan met interne en externe partijen, zowel mondeling als schriftelijk.

Competentie 10

De student is in staat kritisch te reflecteren op zijn eigen werk, staat open voor feedback en gebruikt deze feedback om zijn/haar eigen prestaties te verbeteren

Coaching

Klant tevredenheidsonderzoek Evaluatierapport Persoonlijk ontwikkelingsplan Reflectieverslag Beoordelingsgesprekken Presentaties

BE financiering Ingrid van Zanten

Jaar 2 Semester 1

3 Participatie Toets

Participatie: voldoende of onvoldoende Toets

Competentie 7:

De student kan een financieringsplan opstellen

De student kan de balans, de winst- en verliesrekening en het kasstroomoverzicht maken en analyseren

De student kan activa zoals voorraden, debiteuren en liquide middelen op een financieel verantwoorde wijze te beheren.

De student kan de financiële situatie van een bedrijf beoordelen

De student kan een offerte opstellen

Hoor/werkcolleges

English 3 Dinie Middelbrink

2e jaar,

Semester 1

3 Writing Oral Participatie

42,5% writing-test 42,5% oral-test 15% Participation

Competentie 9: (Nederlandse stroom taalcompetentie niveau B2/internationale stroom niveau B2/C1)

Students have acquired essential reading skills skimming, scanning, speed reading and summarizing

Students will be able to give a well structured and mutually coordinated group presentation on a realistic Business Case using the language of presentations.

Students will become more fluent and confident in the use of formal business English, both orally and in writing.

Students will have improved their listening skills.

Workshops

Presentation in English

English 4 Dinie Middelbrink

2e jaar,

semester 3

3 Writing Oral Participatie

42,5% writing-test 42,5% oral-test 15% Participation

Competentie 9: (Nederlandse stroom taalcompetentie niveau B2/internationale stroom niveau B2/C1)

Students will be able to deliver a persuasive speech using rhetorical devices.

Students will be able to write a summary of a business texts.

Students will be able to use Business-related vocabulary

Students have enhanced their reading skills.

Workshops

Executive summary Speech in English

Zelfmanagement

Anke Rozendaal

Jaar 2

semester 1

3

Zelfanalyse

POP

Rapport

Competentie 5:

De student kan HRM-gesprekken voeren

Gesprekken

Zelfstudie

Portfolio

Page 64: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

64

Moduulnaam Coördinator

Plaats in curriculum

EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten

Semester 2

3

Persoonlijke

effectiviteit

Managementvaardigh

eden

Participatie lesdagen

Participatie (voldoende

of onvoldoende)

Participatie (voldoende

of onvoldoende)

Competentie 8:

De student kan een veranderingsproces analyseren en ingang zetten Competentie 9::

De student begrijpt het belang van creativiteit en weet welke theorieën en technieken gebruikt kunnen om tot een innovatief concept te komen

De student kan conflicthantering en onderhandelingstechnieken inzetten.

De student kan een team vormgeven

De student kan zichzelf en anderen motiveren

De studenten kan leiding en instructies geven aan een team.

De student kent de zakelijke etiquette

De student gebruikt de zakelijke etiquette in de omgang met zijn professionele netwerk

De student kan effectief communiceren met andere mensen in het netwerk Competentie 10:

De student kan reflecteren op de eigen leer- en beroepsvaardigheden.

De student kan actief ontwikkelingen in het beroepsdomein volgen en deze vertalen naar een POP.

De student kan de eigen sterke en zwakke kanten onderzoeken en hierop reflecteren.

De student kan reflecteren op de eigen leer- en beroepsmotivatie.

De student kan reflecteren op persoonlijk handelen (individueel en met anderen).

De student kan reflecteren op professioneel handelen, houding en motivatie en deze verder ontwikkelen.

Student kan aspecten van ethiek en duurzaamheid herkennen en bespreekbaar maken.

Student kan leerdoelen formuleren en op basis hiervan eigen handelen en leerproces sturen en hierop reflecteren.

De student kan zelfstandig opdrachten uitvoeren en evalueren

De student kan effectief omgaan met het geven en ontvangen van feedback

Praktijk

Workshops

Intervisie

presentatie

Competentie-ontwikkeling op het werk

Jaar 2 semester 1

3 Assessment

STARR

Driehoeksgesprek

(voldoende of

onvoldoende)

Competentie 1-10: Zie AD competentie uitwerking bijlage F Competentie 10

De student formuleert samen met de werkgever eigen leerdoelen om sturing te geven aan de

competentieonwikkeling op de werkplek

De student kan reflecteren op het behalen van zijn AD competenties

Driehoeksgesprek

Competentie-ontwikkeling op het werk

Jaar 2 semester 2

3 Assessment

STARR

Voldoet aan 80% van de

AD competenties na

semester 2

Eindpresentatie: Proeve

van bekwaamheid AD

Competentie 1-10: Zie AD competentie uitwerking bijlage F Competentie 10

De student kan reflecteren op het behalen van zijn AD competenties

Driehoeksgesprek

Voortgangstoets 2 Jeroen van Vliet

Jaar 2 3 Toets met 200 vragen. Het aantal te maken vragen per subonderdeel staat beschreven op het voorblad van de toets.

BBA en AD Norm te maken vragen: 120 Norm :36

Zie jaar voortgangstoets jaar 1 Toets

3E STUDIEJAAR (DUAAL BBA )

Onderzoek 1 AtWork

Jaar 3

6 Onderzoek Kwalitatief voor de werkgever

Onderzoeksverslag Presentatie

Competentie 1:

Kan op basis van bureau- en veldonderzoek relevante trends en ontwikkelen in de markt beschrijven

Kan op basis van deze onderzoeksresultaten een visie formuleren Competentie 2:

Kan relevante interne informatie beschrijven

De student kan zelfstandig een opdracht voor een opdrachtgever uitvoeren en rapporteren Competentie 3:

Kan marktonderzoek doen Competentie 8:

De student is in staat zelfstandig concrete aanbevelingen geven ter implementatie

Kan onderzoeken wat de effecten zijn van bepaald vrijetijdsbeleid

Kan wensen, behoeften en gedragingen analyseren

Kan dit combineren tot een beargumenteerde visie

Workshop coaching

Kwalitatief onderrzoek uitvoeren en rapporteren

Onderzoek 2 atWork

Jaar 3

6 Onderzoek Kwantitatief voor de werkgever

Onderzoeksverslag Presentatie

Workshops coaching

Kwantitatief onderzoek uitvoeren en rapporteren

Page 65: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

65

Moduulnaam Coördinator

Plaats in curriculum

EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten

Vrijheid in de te kiezen onderzoeksthematiek biedt de mogelijkheid voor persoonlijke specialisatie

Stategisch Management: Stategic Position Voertal: Engels

Jaar 3

6 Strategic position

Written Reports (Internal & External Analysis) & Participation

Competentie 2:

Understand what strategic directions and methods of development are available to organizations, why some methods and directions are preferred, and how some directions and methods succeed better than others do.

Be able to identify an organization’s strategic choices.

Be able to take or advise upon strategic management decisions.

Be able to work out a strategic implementation plan for an organization based on a sound strategic analysis and the formulation of strategic future directions to follow

Competentie 5:

Understand how organizations conduct strategic change processes in relation to the internal organization Competentie 6:

Be able to compare, contrast and evaluate organizational structures, behaviour and processes necessary for putting strategy into action.

Workshops coaching

Determine the internal and external strategic position of a leisure organisation’ ‘generate and evaluate strategic options in order to make an informed choice’.

Stategisch Management: Strategy Implementation Voertaal Engels

Jaar 3 Te volgen na het moduul Strategic Position

6 Formulation strategy Implementation of its strategy(ies).

Written Report & Presention

Competentie 7:

Be able to analyze whether and why an investment or strategic choice is feasible and profitable based on a financial analysis of the expected return and results

Be able to apply and assess various investment- and (financial) monitoring instruments

Be able to analyze and interpret activities from a financial perspective and produce an annual report. Competentie 8

Be able to compare, contrast and evaluate organizational structures, behavior and processes necessary for putting strategy into action

Understand how organizations conduct strategic change processes and what needs to be taken into account in relation to this

Be able to implement and evaluate different investment yield standards.

Analyze and evaluate strategic choices of an organization on the basis of feasibility, acceptability and feasibility in relation to an organization’s resources and competences, purpose and stakeholder expectations

Workshops Coaching

Generate and evaluate strategic options in order to (re)design the business model of a Leisure organisation based on the strategic objectives of the organisation. Translate the strategic plan into functional plans and departmental objectives.

Zelfmanagement Jaar 3 Semester 1 Semester 2

6 6

Zelfanalyse

POP

Persoonlijke

effectiviteit

Managementvaardigh

eden

Participatie lesdagen

Rapport per semester

Participatie (voldoende

of onvoldoende)

Participatie (voldoende

of onvoldoende)

Competentie 1

De student is in staat om een eigen visie op de leisure markt te ontwikkelen

Is in staat op gepaste wijze sleutelfiguren toe te voegen aan eigen netwerk Competentie 3:

Kan zijn visie op samenwerking uitdragen en overbrengen op anderen

De student is in het netwerk aan te laten sluiten op eigen waarden en kwaliteiten. Competentie 9::

De student kan eigen waarden en werkwijze benoemen

De student kan eigen kwaliteiten en vaardigheden concreet benoemen Competentie 10

De student kan eigen waarden, kwaliteiten en werkwijzen verbinden tot een “personal brand”

De student kan een “personal brand” effectief communiceren met beoogd netwerk

De student is in staat om met een kritische blik naar je eigen functioneren te kijken.

De student staat open voor feedback en vraagt daar ook om in bijvoorbeeld intervisiebijeenkomsten. Je gebruikt deze feedback ter verbetering van je functioneren.

De student is actief bezig met het verbeteren en aanvullen van je kennis en vaardigheden binnen zijn beroepenveld.

De student weet wie ze is en kan dit aan anderen uitleggen.

De student gedraagd zich confrom de binnen de organisatie (en opleiding) geldende normen en waarden voor de van maatschappelijke verantwoordelijkheid en weet op de juiste wijze om te gaan met ethische kwesties

Gesprekken Zelfstudie Praktijk Workshops Intervisie

Competenties op het werk

Jaar 3 Semester 1

6

Voortgangsgesprek STARR

Driehoeksgesprek (voldoende/onvoldoende)

Competentie 10

De student formuleert samen met de werkgever eigen leerdoelen om sturing te geven aan de competentieonwikkeling op de werkplek

De student kan reflecteren op het behalen van zijn BBA competenties

3 hoeksgesprekken STARR

Competenties op het werk

Jaar 3 Semester 2

6

Assessment STARR

Driekhoeksgesprek Voldoet aan 50% van de BBA competenties (voldoende/onvoldoende

Competentie 1

De student is beheert actief zijn relaties, ontwikkelt een netwerken en sluit aan bij ketens Competentie 2

De student past toe de volgende operations research technieken (afdeling audit, procesanalyse en productiviteit

3 hoeksgesprekken STARR

Page 66: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

66

Moduulnaam Coördinator

Plaats in curriculum

EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten

) meting) op een afdeling van zijn bedrijf; Competentie 3

De student is een regisseren in netwerken. De student bouwt aan zijn eigen netwerk, Competentie 4

De student ontwikkelt diensten en producten voor de eigen organisatie, hij initieert , creëert vermarkt producten en diensten; zelfstandig en ondernemend

Competentie 5:

De student beheert een afdeling in het eigen bedrijf (het stellen van duidelijke doelen, het organiseren van personeel en andere middelen, het coachen van medewerkers, het geven van feedback, controleren en evalueren van de prestaties, het onderhoud en het veiligstellen van de kwaliteitsnormen)

Competentie 6

De student kan een draaiboek opstellen, uitvoeren, bijsturen en evalueren.

De student kan leiding geven aan projecten Competentie 7:

De student kan werkwijzes toepassen die de kwaliteit nog verder verbeteren en de organisatie nog efficiënter maken.

De student kan financiële en juridische aspecten analyseren en toepassen. Competentie 10

De student formuleert samen met de werkgever eigen leerdoelen om sturing te geven aan de competentieonwikkeling op de werkplek

De student kan reflecteren op het behalen van zijn BBA competenties Competentie 10

De student kan reflecteren op het behalen van zijn BBA competenties

Minor LM Minor 9

Persoonlijke specialisatie

Kenmerk van een minor is verdieping of verbreding. Ten eerste wordt de student gevraagd zich theoretisch te verdiepen op een deelaspect van de opleiding. Vervolgens moet een student zelfstandig vragen/problemen oplossen uit deze specialisatie en de nieuwe en eerder opgedane theorie toepassen in wisselende, complexe opstandigheden, zelfstandig en kritisch. Gekozen kan worden voor een vaste minor (voltijd) of een eigen specialisatie. De samenstelling van de eigen specialisatie wordt voorgelegd aan de examencommissie. Competentie 1:

De student heeft visie op en kan aansluiten bij bestaande trends en ontwikkelingen in de sector aansluiten op eigen specialisatie.

Coaching

Voortgangstoets 3 Jeroen van Vliet

Jaar 3 3 Toets met 200 vragen. Het aantal te maken vragen per subonderdeel staat beschreven op het voorblad van de toets.

Norm te maken vragen: 150 Norm : 46

Zie voortgangstoets jaar 1 Toets

4E STUDIEJAAR (voltijd BBA )

Minor LM Minor 6 Persoonlijke specialisatie

Kenmerk van een minor is verdieping of verbreding. Ten eerste wordt de student gevraagd zich theoretisch te verdiepen op een deelaspect van de opleiding. Vervolgens moet een student zelfstandig vragen/problemen oplossen uit deze specialisatie en de nieuwe en eerder opgedane theorie toepassen in wisselende, complexe opstandigheden, zelfstandig en kritisch. Competentie 1:

De student heeft visie op en kan aansluiten bij bestaande trends en ontwikkelingen in de sector aansluiten op eigen specialisatie.

Coaching

Competenties op het werk

Jaar 4 Semester 1

18

Voortgangsgesprek STARR

Driehoeksgesprek en voortgangsafspraken (voldoende/onvoldoende .

Competentie 10

De student formuleert samen met de werkgever eigen leerdoelen om sturing te geven aan de competentieonwikkeling op de werkplek

De student kan reflecteren op het behalen van zijn BBA competenties

Begeleiding op de werkplek 3 hoeksgesprekken

STARR

Competenties op het werk

Jaar 4 Semester 2

18

Assesment STARR

Driehoeksgesprek Voldoet aan 80% van de BBA competenties Presentatie Onvoldoende-voldoende-goed-zeer

Je hebt aan het einde van de opleiding aan 80% van de BBA competenties voldaan : Competentieontwikkeling in jaar 4 kent de volgende kenmerken: 1) Zelfstandigheid: je kunt zelfstandig een globaal omschreven opdracht uitvoeren, waarbij je zelf te kiezen

methodes kan inzetten. Je kunt anderen (bege)leiden bij het uitvoeren van taken of een project. 2) Complexiteit: de situatie waarin de opdracht wordt uitgevoerd is complex. Je functioneert in complexere

omgevingen, waar doelstellingen minder duidelijk omschreven zijn, terwijl de eisen aan de producten hoog zijn, en de impact op de bedrijfsvoering van de organisatie hoog. Je kunt een beredeneerde keuze maken uit

Begeleiding op de werkplek 3 hoeksgesprekken

STARR

Page 67: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

67

Moduulnaam Coördinator

Plaats in curriculum

EC Onderdelen Weging/toets Doelstelling Onderwijsvorm Beroepsproducten

goed. Voorwaardelijk om af te kunnen studeren.

verschillende beschikbare uitvoeringsstrategieën, en je bent in staat zowel op tactisch als strategisch niveau als projectmanager en adviseur op te treden

3) Je kunt je theoretisch opgedane kennis onder wisselende praktijkomstandigheden zelfstandig en kritisch toepassen.

Competentie 1

De student heeft een eigen visie op de veranderingen en trends in de externe omgeving Competentie 2

De student analyseert beleidsvraagstukken, vertaalt deze in beleidsdoelstellingen en alternatieven ter voorbereiden van besluitvorming

Competentie 3

De student is een regisseren in netwerken. De student heeft een eigen netwerk opgebouwd Competentie 5:

De student kan de strategie van zijn organisatie vertalen naar leidinggeven aan een team.

De student kan effectief en productief omgaan met culturele diversiteit Competentie 6

De student kan leiding geven aan projecten Competentie 7:

De student kan principes van de Balanced Score Card toepassen om een goede organisatie te worden. Competentie 8

De student kan veranderingsprocessen sturen, ontwikkelen, implementeren en evalueren Competentie 9:

Je kunt in wisselende werksituaties goed omgaan met andere personen met wie, uit hoofde van dat werk, (regelmatig) contact onderhouden moet worden.

Je hebt in de praktijksituatie de beschikbare sociale, communicatieve en technische vaardigheden (volledig) kunnen ontplooien.

Competentie 10

Je hebt in jaar 4 een duidelijker beeld gekregen van de vrijetijdsindustrie en haar/zijn attitude ten aanzien van deze industrie/sector verder kunnen ontwikkelen.

Je bent (beter) in staat zelfstandig een visie te ontwikkelen over de Vrijetijdsindustrie.

Je hebt geleerd zelfstandig vragen/problemen op te lossen.

Je kunt snel improviseren/anticiperen op momenten dat de praktijksituatie daarom vraagt.

Je bent (beter) in staat kritisch te oordelen over het functioneren van een organisatie/bedrijf binnen de vrijetijdsindustrie.

De student kan reflecteren op het behalen van zijn BBA competenties

Je hebt een duidelijker beeld van de eigen mogelijkheden/capaciteiten

Onderzoeksvoorstel Afstudeer Onderzoek

Jaar 4 6 12

Onderzoeksvoorstel Scriptie Presentatie

Onvoldoende-voldoende-goed-zeer goed. Voldoende bij 5,5 Onvoldoende-voldoende-goed-zeer goed. Voorwaardelijk om af te kunnen studeren.

Doelen van de het toegepaste onderzoek en de presentatie: Je toont aan dat je:

voldoende relevante en actuele kennis hebt van het vakgebied (om als beginnend beroepsbeoefenaar te kunnen functioneren).

voldoende inzicht hebt in relevante en actuele ontwikkelingen in het vakgebied (om als beginnend beroepsbeoefenaar te kunnen functioneren).

relevante en actuele (wetenschappelijke) kennis en inzichten kunt toepassen bij het definiëren, analyseren en oplossen van een praktijkprobleem.

relevante informatie kunt verzamelen en te kunnen analyseren.

op basis van deze informatie en de analyse oplossingen/opties kunt genereren, deze kunt evalueren en tot een gefundeerde keuze kunt komen en deze keuze uit kunt werken in de vorm van een adviesrapport.

je werkwijze, de informatie, de analyse en de oplossingen (het advies) schriftelijk en mondeling kunt overbrengen op een publiek bestaande uit specialisten en niet-specialisten.

methodisch en reflectief kunt denken en handelen.

over houding en vaardigheden beschikt om als beginnend beroepsbeoefenaar te kunnen functioneren. .

Workshop Onderzoek Gesprekken

Scriptie Presentatie

Page 68: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

68

Bijlage E: Uitwerking competenties AD

Page 69: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

69

Uitwerking competenties, eindkwalificaties AD

Toelichting:

De beschrijving van de competenties 1-10 en de situatieschets zijn een letterlijke weergave uit

het landelijke competentieprofiel Vrijetijdsmanagement (versie 3.0 oktober 2009). De AD

beschrijving, AD beroepshandelingen en AD beroepsproducten is tot stand gekomen in een

teambijeenkomst LM februari 2013. Toetsing door het werkveld heeft plaats gevonden via de

Raad van Advies van Leisure Management.

De beschrijving verschil AD en BBA is gebaseerd op het competentieprofiel AD van Retail

Management.

Verschil AD en BBA:

Een AD-er is de beginnend beroepsbeoefenaar die op tactisch niveau werkt, waarbij hij de

verbinding legt tussen operatie en strategie, binnen en buiten de organisatie.

Drie factoren spelen een rol bij het verschil tussen AD en BA; context, complexiteit en de

mate van zelfstandigheid.

AD: Context: de context waarin de student functioneert, is in zekere mate gestructureerd en

er is sprake van begeleiding in de uitvoering van zijn verantwoordelijkheden. De student in

jaar 2 (het afstudeerjaar voor het Associate degree) functioneert als (beginnend)

leidinggevende op tactisch niveau. Hij functioneert in een omgeving waarin hij op basis van

zijn begrip, vaardigheden en werkzaamheden kan communiceren met gelijken,

leidinggevenden en klanten.

AD: Mate van zelfstandigheid: de student heeft een eigen verantwoordelijkheidsgebied

waarbinnen hij onder begeleiding en in een overzichtelijke situatie een globale opdracht zelf

vorm kan geven, of zelfstandig een duidelijk omschreven opdracht kan uitvoeren. Hij heeft

voldoende kennisondergrond en toont voldoende persoonlijke en professionele ontwikkeling

om vraagstukken te herkennen en daarin keuzes te kunnen maken of beslissingen te kunnen

nemen. Hij heeft een uitvoerende, adviserende of organiserende functie en kan anderen

begeleiden bij het uitvoeren van taken of een eenvoudig project. Een AD student heeft een

assisterende/ondersteunde taak bij grotere/complexe projecten/producten.

AD: Mate van complexiteit: de student heeft te maken met duidelijk gedefinieerde concrete

werkproblemen en verantwoordelijkheden. Het betreft werksituaties met meerdere variabelen

waarbij sprake is van een standaardaanpak met een mogelijkheid voor een creatieve

oplossing. Hij kan daarbij vanuit de visie van de organisatie waarvoor hij werkt, tot nieuwe

oplossingen komen door toepassing van uitgebreide kennis en een breed scala aan cognitieve

en praktische vaardigheden.

Page 70: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

70

Competentie 1

Ontwikkelen van een visie op veranderingen en trends in de externe omgeving en ontwikkelen

van relaties, netwerken en ketens

Situatieschets

De behoefte bestaat om de externe omgeving in kaart te brengen en een visie te ontwikkelen

die leidend kan zijn voor het ontwikkelen van nieuwe producten. De organisatie is zich daarbij

bewust van het toenemende belang van ketens en netwerken en wil voldoende in staat zijn hier

op in te spelen.

AD: de AD vrijetijdsmanager heeft kennis en inzicht in de ontwikkelingen in de markt/sector

waarin hij werkt en weet deze in kaart te brengen.

AD Beroepshandelingen

Vergaren van primaire en secundaire onderzoeksgegevens met betrekking tot de externe

omgeving van het eigen bedrijf

Inzichtelijk presenteren van bovenstaande informatie

AD Voorbeelden van beroepsproducten

Marktanalyse

SWOT, confrontatiematrix en PESTEL

Waarde en belevingsonderzoek

Doelgroepanalyse

Competentie 2

Analyseren van beleidsvraagstukken, vertalen in beleidsdoelstellingen en alternatieven en

voorbereiden van besluitvorming

Situatieschets

De vrijetijdsmanager bevindt zich in een vrijetijdsorganisatie en door de directie zijn

strategische keuzes gemaakt die vragen om verdere uitwerking en implementatie.

AD. Aan de AD vrijetijdsmanager om te komen tot een voorstel van het beleid (enkelvoudige

niet complexe beleidsterreinen) op dat vervolgens ter besluitvorming aan de directie voor te

leggen. Bij de analyse en uitwerking van het beleid dient aansluiting gevonden te worden op

bestaand intern beleid.

AD: Beroepshandelingen

Vergaren van relevante informatie van binnen en buiten de eigen organisatie

Analyseren van deze gegevens volgens een vaste systematiek

Opstellen van concept-beleidsnota

Presenteren van onderdelen van een beleidsvoorstel en beargumenteren van

verschillende voor- en nadelen

AD: Voorbeelden van beroepsproducten

Bijdrage aan een (Integraal) beleidsplan of eenvoudig niet complex beleidsplan

Onderzoek of een nieuw product haalbaar is qua kosten en opbrengsten

Een bijdrage aan een strategisch plan, bijvoorbeeld door het leveren van analyses of het

schrijven van een hoofdstuk

Marketingactieplan

Bijdrage aan een onderzoeksrapport

Page 71: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

71

Competentie 3

Regisseren in netwerken

Situatieschets

De organisatie is ervan overtuigd dat er geen betere sleutel tot succes is dan samenwerking.

Juist door krachten te bundelen, kunnen samenwerkende partijen zich sterk positioneren. Ook

in een tijd waarin vrijetijd schaars is en de consument veel keuze heeft, is het bieden van

betekenisvolle belevenissen cruciaal. Om deze te bereiken is een innovatieve manier van

samenwerken nodig over sectoren heen (publiek en/of privaat). De belangen van mogelijke

partners in de samenwerking liggen deels in elkaars verlengde maar zijn soms ook tegenstrijdig

(bijvoorbeeld door concurrentie) en dat vergt coördinatie en afstemming.

AD: De AD Vrijetijdsmanager herkent dit krachtenveld en opereert resultaat- en relatiegericht.

AD: Beroepshandelingen

Het mede-voorbereiden en mede-leiden van startbijeenkomsten van mogelijke

samenwerkingspartners

Verwerven van belangstelling voor samenwerking in een niet complexe omgeving

Uitwisseling van informatie gericht op samenwerking en afstemming

Monitoren van de voortgang van de samenwerking in een niet complexe omgeving

AD: Voorbeelden van beroepsproducten

Voortgangsrapportage

Signaleren en rapporteren van knelpunten in de samenwerking

Verbetervoorstellen betreffende samenwerking

Competentie 4

Initiëren, creëren en vermarkten van producten en diensten; zelfstandig en ondernemend

Situatieschets

De organisatie moet steeds harder zijn best doen om klanten aan zich te binden en gebonden te

houden. Dit heeft als gevolg dat producten en diensten continu aan ontwikkeling onderhevig

zullen zijn. Het gedrag van de klant is onvoorspelbaar en de organisatie is zich bewust van het

feit dat behoeften van klanten vluchtiger van aard zijn dan waarden.

Innovatief businessmodel

Crossmediaal plan

Evenement

AD: De AD vrijetijdsmanager werkt aan betekenisvolle belevenissen teneinde een duurzame

klantrelatie te bewerkstelligen. De AD vrijetijdsmanager ontwikkelt concepten in situaties met

meerdere variabelen waarbij sprake is van een standaardaanpak met een mogelijkheid voor

een creatieve oplossing.

AD: Beroepshandelingen

Vertalen van markt- en waardeonderzoek naar een creatief concept

Ontwikkelen van een nieuw concept

Uitwerken van een creatief concept naar een product of dienst

Het mee-ontwikkelen en uitwerken van een marketingstrategie

Uitvoering geven aan communicatie met klanten

Page 72: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

72

Creëren van intern draagvlak voor producten en diensten in een niet complexe

organisatie

Ontwikkelen van content voor folders, nieuwsbrieven, tweets, websites gebaseerd op de

marketingstrategie

AD: Voorbeelden van beroepsproducten

Uitgewerkte concept of product of belevenis

Storyline, moodboard

Bidbook

Projectplan voor een event

Marketingplan, marketingactieplan of marketing communicatieplan

Salesplan

Inventarisatie technologische en virtuele mogelijkheden

Crossmediaal plan

Competentie 5:

Toepassen van HRM in het licht van de strategie van de organisatie

Situatieschets

Er komen steeds meer aanvragen voor projecten binnen, die variëren in mate van complexiteit.

Waar het vroeger toereikend was om projecten met een aantal freelancers en wat vrijwilligers te

draaien, rijst nu de vraag of er personeel aangenomen moet worden. De verschillende

mogelijkheden moeten in kaart gebracht worden om een zo optimaal mogelijke bezetting van

de projecten te realiseren. De organisatie is zich er van bewust dat de bemensing cruciaal is om

voor de klant de belevenis optimaal te laten slagen.

Het is van belang om zo goed mogelijk personeelsbestand te hebben en medewerkers te boeien

en te binden. Kennis van arbeidsrecht en sociale zekerheid binnen de organisatie zijn echter

onontbeerlijk om problemen met medewerkers te voorkomen of het hoofd te bieden.

De organisatie maakt al jaren gebruik van vrijwilligers, maar ook hier wil zij de beste mensen

blijven aantrekken.

AD: Op een afdeling, binnen een team, is het aansturen, motiveren, boeien en binden voor de

AD vrijetijdsmanager bekend terrein. Hij herkent de situaties waarin het verstandig is een HRM-

specialist of senior in te schakelen.

AD: Beroepshandelingen

Het opzoeken van actuele regels op het gebied van arbeidsrecht en sociale zekerheid

Het opstellen en uitvoeren van een beleidsplan vrijwilligers

Personeelsplan voor team/afdeling met bijbehorende planning opstellen en

implementeren

Taken inventariseren

Bepalen welke functies/rollen nodig zijn om deze taken te vervullen

Voorstellen formuleren voor afwegingen, zoals grootte

aanstellingsomvang, verhouding vast/tijdelijk

Werving en selectie procedure van nieuwe medewerkers

Deskundigen op het gebied van HRM inschakelen voor complexe HRM-vraagstukken

Achterhalen van de tevredenheid van eigen medewerkers

Aansturen en motiveren van medewerkers

Page 73: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

73

AD: Voorbeelden van beroepsproducten

Personeelsplan voor een afdeling/team

Beleidsplan vrijwilligers

Toepassing HRM-cyclus (functioneringsgesprekken, gesprekken over

arbeidsvoorwaarden) op een afdeling/team)

Competentie 6

Inrichten, beheersen, analyseren en verbeteren van bedrijfs- of organisatieprocessen

Situatieschets

De eisen van de klant worden steeds hoger. Klanten willen meer maatwerk, ze willen zelf een

vinger in de pap hebben en ze willen weinig betalen. Opdrachtgevers stellen hoge eisen aan

zowel de kwaliteit van de dienst of het product als aan de dienstverlening. Er treden steeds

meer eenmanszaken toe in de markt, die voor moordende concurrentie zorgen, omdat ze onder

de marktprijs duiken. De organisatie moet op zoek naar werkwijzen om de kwaliteit nog verder

te verbeteren en de organisatie efficiënter in te richten.

AD: De AD vrijetijdsmanager is zich bewust van de wensen van de klant en signaleert

knelpunten in het werkprocessen en bijbehorende (project)organisatie. Dit doet hij zowel in het

voortraject als tijdens de uitvoering van de opdracht.

Beroepshandelingen AD

Deelnemen aan een (project)organisatie

Het uitvoeren van instrumenten om de kwaliteit te waarborgen

Doorloopt kwaliteitscyclus (plan-do-check-act)

Opstellen van een draaiboek voor een evenement

Assistent event manager

Voorbeelden van beroepsproducten AD

Draaiboek

Kwaliteitsplan evenement

(Project)organisatieplan

Klanttevredenheidsonderzoek

(Concept) Evaluatieverslag van een evenement

Competentie 7:

Analyseren en implementeren van de financiële en juridische aspecten, interne processen en de

bedrijfs- of organisatieomgeving om samenhang en wisselwerking te versterken

Situatieschets

De noodzakelijke samenwerking met verschillende partijen maakt de organisatie wat onrustig.

Er moet van alles geregeld worden om problemen in een later stadium te voorkomen. Er

moeten contracten en vergunningen worden afgesloten, begrotingen worden opgesteld en

sponsors geworven.

AD: De AD vrijetijdsmanager weet door zijn kennis van financiën en juridische aspecten wat hij

zelf kan regelen en waarvoor hij op welk moment een senior of een deskundige in moet zetten.

Page 74: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

74

AD: Beroepshandelingen

Juridische aspecten regelen, zoals verzekeringen en vergunningen en contracten

Herkent wanneer ARBO-regelgeving verwerkt moet worden in interne bedrijfsvoering

Opstellen en uitvoeren van een veiligheidsplan voor zowel medewerkers als klanten

Het bijdragen aan een financieel gezonde (project)organisatie

Op basis van een financiële en juridische analyse voorstellen formuleren.

AD: Voorbeelden van beroepsproducten

Niet complexe projectbegroting en –realisatie

Kostprijsberekening

Offerte

Niet complex ondernemingsplan

Concept contract

Verzekering afsluiten

Competentie 8

Ontwikkelen, implementeren en evalueren van een veranderingsproces

Situatieschets

Er is een verandering in een organisatie, in een gebied of in een stad noodzakelijk, waarbij de

invulling van leisure een grote rol kan spelen. De werksfeer binnen de organisatie, het

leefklimaat in de wijk of het gevoel van verbondenheid met de stad zijn ver beneden peil. De

vraag is op welke manier leisure hier een rol in kan spelen.

AD: De AD leisuremanager herkent de problematiek en draagt bij aan het veranderingsplan als

lid van een projectgroep of als assistent van de projectleider.

AD Beroepshandeling

Het bijdragen aan het ontwikkelen van het vrijetijdsbeleid van een city of site met

bijbehorend implementatieplan

Het meewerken aan het creëren van draagvlak bij betrokken partijen, zoals bewoners,

ondernemers, gemeente

Het meewerken aan onderzoeken naar de effecten van gevoerd vrijetijdsbeleid

AD: Voorbeelden van beroepsproducten

Analyse van wensen/behoeften en (vrijetijds)gedragingen

Projectplan

Generen van data voor een onderzoeksrapport naar effecten vrijetijdsbeleid

Competentie 9: sociale en communicatieve competentie

Situatieschets

Op het sociale en communicatieve vlak wordt van de vrijetijdsmanager veel verwacht.

AD: De AD vrijetijdsmanager weet op heldere en professionele wijze te communiceren met

verschillende interne en externe partijen en houdt hierbij rekening met de organisatiedoelen.

Hij kan plannen op heldere wijze mondeling presenteren en in goed Nederlands en/of Engels op

schrift stellen. Hij bezit een goede uitdrukkingsvaardigheid, weet zich in zijn taal aan te passen

aan zijn publiek.

Page 75: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

75

De AD vrijetijdsmanager geeft de dagelijkse leiding op een afdeling of binnen een team. Binnen

deze context motiveert hij zijn team en voert hij functionerings- en beoordelingsgesprekken. Hij

is binnen de organisatie als een spin in het web. Hij reageert op een constructieve wijze op

ideeën van anderen en sluit aan bij de kennis en kunde van teamleden.

AD: Beroepshandelingen

Voeren van motivatiegesprekken

Voeren van feedbackgesprekken

Contact onderhouden met interne en externe partijen op professionele wijze, zowel

schriftelijk als mondeling

Toepassen van diverse gesprekstechnieken, zowel op commercieel gebied (externe

partijen), als op het gebied van motiveren en feedback geven (interne partijen)

AD: Voorbeelden van beroepsproducten

Presentaties binnen de eigen organisatie

Sollicitatiegesprekken

Functionerings- en beoordelingsgesprekken

Notities / Rapportages

Standpunt in discussies

Competentie 10: zelfsturende competentie (intrapersoonlijk, vrijetijdsmanager of

professional)

Situatieschets

De vrijetijdsmanager is in staat om met een kritische blik naar zijn eigen functioneren te kijken.

Hij staat open voor feedback en vraagt daar ook om in bijvoorbeeld intervisiebijeenkomsten. Hij

gebruikt deze feedback ter verbetering van zijn functioneren. Hij is zich bewust van het bestaan

van blinde vlekken en houdt daar rekening mee in zijn oordeelsvorming.

AD: De AD vrijetijdsmanager legt verantwoording af over keuzes en afwegen. Stuurt en

reguleert de eigen ontwikkeling. Hij neemt verantwoording voor eigen handelen, heeft respect

voor andere en weet op de juiste wijze om te gaan met ethische kwesties.

Beroepshandelingen AD

Participeren in intervisiebijeenkomsten

Onbevooroordeeld waarnemen

Life Long Learning

Ethisch verantwoord handelen

Vragen om feedback

Deelnemen aan beroepsgerelateerde trainingen en cursussen

Reflecteren op het eigen handelen en gedrag (inclusief effect daarvan op anderen)

Voorbeelden van beroepsproducten AD

Persoonlijk Ontwikkelingsplan

Reflectieverslag

Page 76: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

76

Bijlage F Praktische regels voor de opleiding Vrijetijdsmanagement 2014-2015

Het doel van deze bijlage is het regelen van de praktische gang van zaken betreffende de

opleiding Vrijetijdsmanagement.

Artikel 1 Deelname aan het onderwijs

lid 1. Per opleidingsjaar kan een student in principe een bepaalde onderwijseenheid één keer

volgen.

lid 2. Gedurende zijn studie kan de student maximaal twee keer een bepaalde

onderwijseenheid volgen. Als de student daarna, met eventueel gebruikmaking van

herkansingstoetsen, een bepaalde onderwijseenheid nog niet heeft behaald, beslist de

examencommissie in redelijkheid en billijkheid over de te nemen maatregel.

Artikel 2 Het tentamen

Artikel 2.1 De schriftelijke opdracht

lid 1. Een schriftelijke opdracht kan een opdracht betreffen die geheel individueel, geheel in

groepsverband of deels individueel en deels in groepsverband wordt uitgevoerd.

lid 2. Een opdracht kan eenmaal herkanst worden. De herkansing wordt verleend door de

moduulcoördinator, binnen vier weken na de datum waarop de voorlopige uitslag van de

opdracht bekend is gemaakt op Progress, indien deze daartoe een schriftelijk verzoek

heeft ontvangen van de student. Verzoeken ontvangen na deze periode van vier weken

worden niet in behandeling genomen. Noch door de moduulcoördinator, noch door de

examencommissie, behoudens overmacht.

lid 3. Opdrachten dienen zowel digitaal als in hard copy ingeleverd te worden voor de daartoe

vastgestelde deadline.

lid 4. Het niet op tijd inleveren van een opdracht betekent dat de betreffende kans is

verspeeld. Het alsnog inleveren van dezelfde opdracht wordt beschouwd als herkansing.

lid 5. De student wordt op de hoogte gesteld waar en wanneer schriftelijke opdrachten en

digitale uitwerkingen van opdrachten dienen te worden ingeleverd. Bij het inleveren van

een opdracht bij de Front-Office van het secretariaat van de opleiding plaatst de student

een handtekening als bewijs van inleveren.

lid 6. Indien de hard-copy versie van de opdracht wel is ingeleverd en de digitale versie van

diezelfde opdracht niet is ingeleverd, of andersom, wordt de opdracht niet nagekeken.

lid 7. De examinator die het werk moet beoordelen dat onder de omschrijving van art. 2.1 lid

6 van deze praktische regels valt, dient studenten die dat betreft binnen 2 schooldagen

op de hoogte te stellen van het niet volledig aanleveren van de opdracht.

lid 8. Art. 2.1, lid 6 van deze bijlage is niet van toepassing, indien de ontbrekende versie van

de opdracht binnen vijf schooldagen na de deadline alsnog wordt ingeleverd.

lid 9. In het geval van een groepsopdracht, dient bij samenwerkingsproblemen, hiervan direct

melding gemaakt te worden bij de tutor of de moduulcoördinator. In het geval er sprake

is van aanhoudende problemen kan de moduulcoördinator besluiten de groep te

ontbinden en één of enkele leden van de groep verplichten de opdracht individueel of in

kleinere samenstelling af te ronden.

Art. 2.2 De schriftelijke toets

lid 1. Een schriftelijke toets is een toets, zoals beschreven in art.6, hoofdstuk 5 van de

Onderwijs en Examenregeling 2014-2015.

lid 2. a. De student heeft het recht om per gevolgde onderwijseenheid maximaal vier keer aan

elke binnen die onderwijseenheid begrepen schriftelijke toets van die onderwijseenheid

Page 77: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

77

deel te nemen.

b. In het eerste studiejaar mag de student aan maximaal 2 toetsmomenten van iedere

te onderscheiden schriftelijke toets deelnemen.

c. Heeft de student een schriftelijke toets niet gehaald na 4 keer te hebben

deelgenomen aan de betreffende toets, dan moet de student het onderdeel waarover de

schriftelijke toets wordt afgenomen in een volgend studiejaar in zijn geheel opnieuw

volgen.

lid 3. Aan studenten die op stage gaan kunnen extra toetsmomenten worden aangeboden

voor toetsen behorende tot een onderwijseenheid die zij in het opleidingsjaar hebben

gevolgd, waarin zij hun stage aanvangen. Een verzoek daartoe dienen zij schriftelijk in

te dienen bij de examencommissie met een bewijs van de begindatum van de stage.

Zonder dit bewijs wordt het verzoek niet in behandeling genomen. Als het verzoek

wordt gehonoreerd, wordt met de student bepaald op welk moment deze toetsing kan

plaatsvinden.

lid 4. Het niet kunnen deelnemen aan enige toets wegens het samenvallen van

toetsmomenten behoort tot het risico van de student.

Art. 2.3 De voortgangstoets

lid 1. De voortgangstoets wordt jaarlijks op vier verschillende momenten per aangeboden.

lid 2. Studenten kunnen zonder beperking deelnemen aan de aangeboden voortgangstoetsen,

met inachtneming van de inschrijvingsverplichtingen die gelden voor deelname aan een

schriftelijke toets (zie Onderwijs- en examenregeling 2014-2015, hoofdstuk 5, art.5, lid

3).

Art. 2.4 A. Alternatieve toetsvorm voor de laatste nog openstaande

onderwijseenheid, bacheloropleiding.

lid 1. De student kan onder de volgende voorwaarden (eenmalig) in aanmerking komen voor

een alternatieve toetsvorm ter afsluiting van één onderwijseenheid:

a. Het gaat om de laatste nog te behalen onderwijseenheid voor aanvang van de

stageperiode.

b. De onder art. 2.4, lid 1a bedoelde onderwijseenheid behoort tot het verplichte

postpropedeutische onderwijs programma, met uitzondering van de voortgangstoets

tweede jaar. Het minorprogramma valt buiten deze regeling

c. De student moet op de reguliere manier hebben deelgenomen aan de

onderwijseenheid en het bij die onderwijseenheid behorende tentamen.

d. De student moet hebben deelgenomen aan tenminste twee toetsherkansingen als het

gaat om een schriftelijke toets en aan minimaal één herkansing als het gaat om een

andere toetsvorm.

lid 2. De onderwijseenheid mag een maximale studielast hebben van 336 uur (12 EC)

lid 3. De alternatieve toetsvorm, waarmee de laatste nog openstaande onderwijseenheid mag

worden afgesloten wordt, wordt bepaald door de betreffende moduulcoördinator of de

betreffende vakgroep, na goedkeuring door de examencommissie.

lid 4a. In het geval de onderwijseenheid wordt afgesloten met een opdracht moet deze

betrekking hebben op het thema van die onderwijseenheid en mag er geen relatie

bestaan met het thema van de eindscriptie van de betreffende student.

lid 4b De student is vrij om zelf te bepalen waar de onder lid 4b van dit artikel bedoelde

opdracht wordt uitgevoerd en heeft het recht gebruik te maken van de faciliteiten van

de hogeschool.

lid 4c De student heeft recht op regelmatige feedback gedurende de periode dat hij/zij aan de

opdracht werkt. De student heeft uitsluitend recht op begeleiding gedurende de

schoolweken.

Page 78: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

78

lid 5a In het geval de laatste nog te behalen onderwijseenheid de derdejaars voortgangstoets

betreft, gelden de volgende voorwaarden:

De student moet het minimale niveau van voortgangstoets jaar 1 en voortgangstoets

jaar 2 hebben behaald;

De student moet minimaal 6 maal aan de voortgangstoets jaar 3 hebben deelgenomen;

De student moet minimaal het cijfer “4” hebben behaald voor de voortgangstoets jaar 3.

Lid 5b De alternatieve toetsvorm voor de voortgangstoets jaar 3 bestaat uit een mondeling

examen, afgenomen door een geselecteerd panel van docenten.

lid 5c De resultaten van de laatste gemaakte voortgangstoetsen zijn bepalend voor de selectie

van de onderwerpen die bevraagd worden, waarbij uitgangspunt is dat die onderwerpen

aan de orde komen die door de betreffende student laag gescoord zijn.

lid 6. Om in aanmerking te komen voor alternatieve toetsvorm ter afsluiting van één

onderwijseenheid dient een schriftelijk verzoek daartoe gericht te worden aan de

examencommissie.

lid 7. Voldoende beoordeling geeft als cijfer een 5,5 voor de onderwijseenheid. Bij een

onvoldoende beoordeling blijft de eerdere beoordeling van de onderwijseenheid

gehandhaafd.

Art. 2.4.B Alternatieve toetsvorm voor de laatste nog openstaande

onderwijseenheid, AD-opleiding.

lid 1. De student kan onder de volgende voorwaarden (eenmalig) in aanmerking komen voor

een alternatieve toetsvorm ter afsluiting van één onderwijseenheid:

a. Het gaat om de laatste nog te behalen onderwijseenheid voordat de student kan

afstuderen voor de AD-opleiding;

b. De onder art. 2.4, lid 1a bedoelde onderwijseenheid behoort tot het tweedejaars

onderwijs programma;

c. De student moet op de reguliere manier hebben deelgenomen aan de

onderwijseenheid en het bij die onderwijseenheid behorende tentamen.

d. De student moet hebben deelgenomen aan tenminste twee toetsherkansingen als het

gaat om een schriftelijke toets en aan minimaal één herkansing als het gaat om een

andere toetsvorm.

lid 2. De onderwijseenheid mag een maximale studielast hebben van 336 uur (12 EC)

lid 3. De alternatieve toetsvorm, waarmee de laatste nog openstaande onderwijseenheid mag

worden afgesloten wordt, wordt bepaald door de betreffende moduulcoördinator of de

betreffende vakgroep, na goedkeuring door de examencommissie.

lid 4a. In het geval de onderwijseenheid wordt afgesloten met een opdracht moet deze

betrekking hebben op het thema van die onderwijseenheid en mag er geen relatie

bestaan met de proeve van bekwaamheid AD van de betreffende student.

lid 4b.De studielast van de opdracht moet gelijk zijn aan de studielast van de betreffende

onderwijseenheid.

lid 4c. De student is vrij om zelf te bepalen waar de onder lid 4b van dit artikel bedoelde

opdracht wordt uitgevoerd en heeft het recht gebruik te maken van de faciliteiten van

de hogeschool.

lid 4d De student heeft recht op regelmatige feedback gedurende de periode dat hij/zij aan de

opdracht werkt. De student heeft uitsluitend recht op begeleiding gedurende de

schoolweken.

lid 5a In het geval de laatste nog te behalen onderwijseenheid de tweedejaars

voortgangstoets betreft, gelden de volgende voorwaarden:

De student moet het minimale niveau van voortgangstoets jaar 1 hebben behaald;

De student moet minimaal 4 maal aan de voortgangstoets jaar 2 hebben deelgenomen;

De student moet minimaal het cijfer “4” hebben behaald voor de voortgangstoets jaar 2.

Page 79: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

79

lid 5b De alternatieve toetsvorm voor de voortgangstoets jaar 2 staat vast en bestaat uit een

mondeling examen, afgenomen door een geselecteerd panel van docenten.

lid 5c De resultaten van de laatste gemaakte voortgangstoetsen zijn bepalend voor de selectie

van de onderwerpen die bevraagd worden, waarbij uitgangspunt is dat die onderwerpen

aan de orde komen die door de betreffende student laag gescoord zijn.

lid 6. Om in aanmerking te komen voor alternatieve toetsvorm ter afsluiting van één

onderwijseenheid dient een schriftelijk verzoek daartoe gericht te worden aan de

examencommissie.

lid 7. Voldoende beoordeling geeft als cijfer een 5,5 voor de onderwijseenheid. Bij een

onvoldoende beoordeling blijft de eerdere beoordeling van de onderwijseenheid

gehandhaafd.

lid 8. Indien een student er voor kiest een onderwijseenheid van het AD-programma af te

sluiten op de wijze als genoemd in dit artikel vervalt voor deze student de mogelijkheid

tot het op deze wijze afronden van de laatste onderwijseenheid van het

bachelorprogramma, mocht de student er voor kiezen na het behalen van het AD-

programma door te studeren voor het bachelordiploma van de opleiding Leisure

Management.

Art. 3 Overmacht bij schriftelijke en mondelinge toetsing.

lid 1. Nadat een student heeft deelgenomen aan een toets is het niet meer mogelijk zich te

beroepen op overmacht met betrekking tot die toets.

lid 2. Indien een student door overmacht niet deel kan nemen aan een schriftelijke of

mondelinge toets, vervalt de inschrijving voor die betreffende toets. Dit betekent dat de

student daarmee geen toetskans verspeelt.

lid 3. Een verzoek om een toetskans te behouden op grond van overmacht, dient te worden

gedaan bij de examencommissie uiterlijk 5 schooldagen na de toetsdatum waarop de

overmacht betrekking heeft.

lid 4. In het in art.3, lid 3 genoemde verzoek dient de student de bedoelde overmacht met

schriftelijke bewijzen te staven.

Bovendien moet de student voldaan hebben aan de voorwaarde dat de student de

afwezigheid dezelfde dag heeft gemeld bij de Front-office van de opleiding.

lid 5. Om bij het maken van een opdracht in aanmerking te kunnen komen voor de

overmachtregeling dient vóór het verstrijken van de inlevertermijn contact te zijn

opgenomen met de coördinator van de betreffende onderwijseenheid. Laatstgenoemde

treft dan een voorlopige regeling met de student en stelt de secretaris van de

examencommissie daarvan in kennis. De secretaris van de examencommissie

beoordeelt of de voorlopige regeling omgezet kan worden in een definitieve regeling,

dan wel bepaalt of dit ter besluitvorming geagendeerd dient te worden voor de

eerstvolgende vergadering van de examencommissie.

Art. 4 Overmacht inzake participatie

lid1. De student heeft de mogelijkheid om bij de coördinator van een onderwijseenheid een

verzoek in te dienen voor een compensatieopdracht voor gemiste participatie, als er

sprake is van omstandigheden die niet aan de student kunnen worden toegerekend

(overmacht).

lid 2. Om in aanmerking te kunnen komen voor een compensatieopdracht moet voldaan zijn

aan de volgende voorwaarden:

- De student heeft de afwezigheid dezelfde dag gemeld bij de Front Office van de

opleiding.

- Alle gemiste verplichte activiteiten binnen het betreffende onderdeel van de

Page 80: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

80

onderwijseenheid zijn gemist tengevolge van overmacht, dit ter beoordeling aan de

coördinator van de betreffende onderwijseenheid.

- De student heeft geparticipeerd tijdens de overige bijeenkomsten

- De student dient de overmacht met schriftelijke bewijzen te staven.

lid 3. Het verzoek om een vervangende opdracht kan pas worden ingediend nadat de laatste

week van de betreffende onderwijseenheid is afgesloten en moet uiterlijk 4 schoolweken

na de laatste dag van de periode waarin betreffende onderwijseenheid is aangeboden in

het bezit van de coördinator van de onderwijseenheid zijn.

lid 4. De coördinator van de onderwijseenheid bepaalt,eventueel in overleg met de betrokken

docent of tutor, de inhoud en uitvoering van de compensatieopdracht.

lid 5. De compensatieopdracht dient het gemiste verplichte onderdeel inhoudelijk te

vervangen en qua studiebelasting gelijkwaardig te zijn aan die van de gemiste

verplichte onderdelen.

lid 6. Compensatieopdrachten behorend bij één van de eerste drie moduulperiodes in een

bepaald studiejaar dienen in hetzelfde studiejaar te worden ingeleverd en nagekeken.

Compensatieopdrachten behorend bij moduulperiode vier dienen uiterlijk 15 augustus

van het betreffende studiejaar te zijn ingeleverd en binnen één week te zijn nagekeken.

lid 7. De coördinator van de betreffende onderwijseenheid is verantwoordelijk voor het doen

vaststellen of de opdracht aan de gestelde criteria voldoet. Als de opdracht als

voldoende wordt beoordeeld kent de coördinatoren van de onderwijseenheid alsnog

participatie punten toe.

lid 8. Indien het gaat om afwezigheid bij een specifiek vakkan in dit artikel de betreffende

vakdocent worden gelezen in plaats van de coördinator van een onderwijseenheid

lid 9. In het geval student en coördinator van de onderwijseenheid, respectievelijk de

betreffende vakdocent geen eenduidig oordeel hebben over de vraag of wel of niet

sprake is van overmacht, kan de student zijn verzoek richten aan de secretaris van de

examencommissie, eveneens binnen 4 weken na afloop van de periode waarin de

onderwijseenheid is aangeboden.

Artikel 5 Tweede beoordeling

lid 1. Studenten die individueel of als groep in aanmerking willen komen voor een tweede

beoordeling van een opdracht moeten een verzoek daartoe schriftelijk indienen bij de

secretaris van de examencommissie. Indien de aanvraag voor een tweede beoordeling is

gedaan door één student terwijl de opdracht door twee of meer studenten is gedaan

geldt de gewijzigde uitslag alleen voor de student die de aanvraag heeft ingediend. De

andere studenten komen hier niet meer voor in aanmerking.

lid 2. Het verzoek, genoemd onder lid 1, moet uiterlijk binnen 4 schoolweken na de publicatie

van de definitieve uitslag van de betreffende onderwijseenheid in bezit zijn van de

secretaris. Verzoeken die later worden ingeleverd, worden niet in behandeling genomen.

lid 3. De secretaris wijst, in overleg met het management van de opleiding, een tweede

beoordelaar aan wiens beoordeling bindend is. Het resultaat van deze tweede

beoordeling dient daarna binnen 10 schooldagen bij de secretaris bekend te zijn. De

secretaris van de examencommissie zal daarna de student hierover informeren.

Artikel 6 Getuigschriften

lid 1. Studenten die ingeschreven staan voor de Propedeutische fase, die de Propedeuse

hebben afgerond en die een getuigschrift Propedeutisch Examen wensen te ontvangen,

moeten een verzoek sturen aan de examencommissie. Nadat het verzoek is ontvangen

zal de examencommissie, na controle van de credits, een getuigschrift Propedeutisch

Examen in Vrijetijdsmanagement afgeven.

Het format voor het verzoek kan gevonden worden op Blackboard, op de daarvoor door

Page 81: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

81

de Examencommissie aangemaakte pagina.

lid 2. Studenten die een vrijstelling hebben voor de propedeutische fase, zullen geen

getuigschrift Propedeutisch Examen ontvangen.

lid 3. Studenten die de gehele opleiding voldoende hebben afgerond, moeten een verzoek

doen om een getuigschrift Associate Degree of Business Administation in

Vrijetijdsmanagement, respectievelijk het getuigschrift Bachelor of Business

Administration in Vrijetijdsmanagement te ontvangen.

Het format voor het verzoek kan gevonden worden op Blackboard, op de daarvoor door

de Examencommissie aangemaakte pagina.

lid 4. Studenten die willen afstuderen moeten daartoe een verzoek indienen bij de secretaris

van de examencommissie, in ieder geval 14 dagen voor de gewenste afstudeerdatum.

Het verzoek zal worden beoordeeld door de examencommissie.

Het format voor het verzoek kan gevonden worden op Blackboard, op de daarvoor door

de Examencommissie aangemaakte pagina.

lid 5. Studenten kunnen maandelijks afstuderen op data die aan het begin van het

academisch jaar op de Blackboardpagina van de examencommissie worden

bekendgemaakt.

Page 82: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

82

Bijlage G, toelichting op Grading table

Grading Table - explanation

A grading table provides the statistical distribution of possible grades for a course. The

grading system used at Stenden Hogeschool (University of Applied Sciences) is a number in

the range 1.0 to 10.0, 5.5 being the lowest pass grade. The grading table will only consider

pass grades and is based on all grades from the past three years. A grading table is created

for each course separately and is updated annually.

An example of a grading table is shown below.

Grade Count Percentile Cumulative

10 20 1% 1%

9.5 68 2% 2%

9 175 5% 7%

8.5 295 8% 14%

8 592 15% 30%

7.5 595 15% 45%

7 710 18% 63%

6.5 515 13% 77%

6 570 15% 91%

5.5 340 9% 100%

Total 3880

In words: an 8.5 score is in the top 14% of all students in this course.

The percentile can be used to interpret the grade of a student independently of the grading

system used.

When a Stenden grade needs to be compared (or even converted) to a grade from another

university with another grading system a Grading Table of the course from the other

university is required.

Example:

Below is a grading table of a university involved in an exchange program. A student has

Stenden grade 8, the corresponding cumulative percentile is 30%. The best match in the table

below is the 28% percentile which translates to ©.

Grade percentile Cumulative

β 1% 1%

¥ 4% 5%

© 23% 28%

Page 83: (Leisure Management) 2014-2015.pdf

83

‡ 45% 73%

§ 27% 100%

Please note: a separate Grading Table is required for each course.