Leidraad Roosterdiensten
Beschrijving van de uniforme werkwijze
Datum 14 juni 2011 Versie 1.0 Definitief ter instemming
GOR
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 2 van 38
Leidraad Roosterdiensten
Beschrijving van de uniforme werkwijze
Colofon
Uitgegeven door Programmateam Roosterperspectief & Anders Werken
Informatie Het Bestuur van RWS heeft besloten de Leidraad te gaan
toepassen. De GOR heeft instemmingsrecht op de huidige
versie van de Leidraad. Tijdens de inrol van
Roosterperspectief & Anders werken wordt de Leidraad
verder geëvalueerd en wordt de impact per Dienst verder
uitgewerkt.
Telefoon
Uitgevoerd door Programmateam Roosterperspectief & Anders Werken
Opmaak
Datum 14 juni 2011
Status Definitief ter instemming GOR
Versienummer 1.0
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 3 van 38
Inhoud
1. WAT IS HET DOEL VAN DE LEIDRAAD? ..................................................... 5
1.1 Waarom deze Leidraad?.......................................................................... 5
1.2 Voor wie is de Leidraad bestemd? .......................................................... 5
1.3 Leeswijzer .............................................................................................. 6
2. WELKE BEGRIPPEN ZIJN RELEVANT?........................................................ 7
3. VAN ”PLANNEN TOT EN MET VERLONEN”................................................ 12
3.1 Opstellen normrooster.......................................................................... 13
3.2 Beheren van het werkelijk rooster........................................................ 16
3.3 Verantwoorden van het gelopen rooster............................................... 18
3.4 Verloning .............................................................................................. 19
4. WAT ZIJN DE AFSPRAKEN BIJ HET WERKEN IN ROOSTERDIENSTEN?..... 21
4.1 Het normrooster ................................................................................... 22
4.2 Wet en Regelgeving .............................................................................. 23
4.3 Overwerk .............................................................................................. 23
4.4 Optie tot vaste TOD .............................................................................. 25
4.5 55+ en PAS-regeling............................................................................. 26
4.6 Ruilen van diensten .............................................................................. 27
4.7 Verschuiven van diensten ..................................................................... 27
4.8 Consignatie........................................................................................... 29
4.9 Reserve................................................................................................. 29
4.10 Voornemen Aanstellingsomvang......................................................... 30
4.11 Verlof, vakanties en feestdagen.......................................................... 31
4.12 Cursus / Opleiding.............................................................................. 33
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 4 van 38
4.13 Reisuren ............................................................................................. 34
4.14 Overige afspraken............................................................................... 35
4.15 Arbeidstijdenmanagement Dienst Noordzee ....................................... 35
5. HOE WORDT DE LEIDRAAD ROOSTEREN BEHEERD? ................................ 38
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 5 van 38
1. Wat is het doel van de Leidraad?
1.1 Waarom deze Leidraad? Rijkswaterstaat hecht zeer veel waarde aan gedrag en heeft daarvoor kernwaarden
geformuleerd die van toepassing zijn op elke Rijkswaterstaat medewerker. De kernwaarden
zijn: resultaatgedreven, aanspreekbaar, dienstverlenend, integer en ondernemend.
Medewerkers vormen dé doorslaggevende factor binnen Rijkswaterstaat. Alleen met goede
medewerkers die hart voor het werk hebben kan Rijkswaterstaat haar maatschappelijke
kerntaak vervullen.
Een belangrijk deel van de maatschappelijke kerntaak wordt gerealiseerd door personeel dat
binnen Rijkswaterstaat werkt in roosterdiensten. Het werken in roosterdiensten is minder
voorspelbaar dan het werken in dagdiensten en het opstellen en afstemmen van planningen
vraagt veel inspanning van management, planner en medewerker.
Wat opvalt, is dat binnen Rijkswaterstaat grote verschillen bestaan tussen diensten en
districten als het gaat om de wijze waarop roosters tot stand komen en de wijze waarop
uitbetaling van het salaris en toeslagen plaatsvindt.
Rijkswaterstaat streeft ernaar deze en andere verschillen op te heffen. Er bestaat behoefte aan
gelijkheid en rechtvaardigheid in de planning, uitvoering en beloning van het werk. Met de
introductie van plannen in een landelijk plansysteem streeft Rijkswaterstaat uniformiteit in de
landelijke werkwijze na. Dit maakt het plannen van medewerkers transparanter, eenvoudiger
en efficiënter.
1.2 Voor wie is de Leidraad bestemd? Deze Leidraad is bestemd voor allen die betrokken zijn bij het werken in roosterdiensten, zoals
districtshoofden, afdelingshoofden, teamleiders, coördinatoren, planners en medewerkers.
Doel van de Leidraad is om duidelijkheid te scheppen over de uitgangspunten van de landelijke
werkwijze. Getracht is om in praktische taal het proces te beschrijven van “plannen tot en met
verlonen” met behulp van het plansysteem. Daarnaast komen in deze Leidraad verschillende
onderwerpen aan bod waarover landelijke afspraken zijn gemaakt. Dit zijn afspraken die
grotendeels gestoeld zijn op wet- en regelgeving en altijd een verbinding hebben met de
kernwaarden van Rijkswaterstaat.
De Leidraad geeft naast de landelijk geldende afspraken weer hoe in bepaalde praktijksituaties
gehandeld wordt. Het document is hierbij niet uitputtend, maar legt de nadruk op situaties en
afspraken die het meeste voorkomen. De decentrale dienstleiding draagt een eigen
verantwoordelijkheid bij de uitvoering van de in de Leidraad beschreven situaties en de
naleving van de afspraken.
Tot slot, de Leidraad is geen handleiding, maar een document dat als naslagwerk kan dienen.
De Leidraad maakt gebruik van en verwijst naar wet- en regelgeving die ten grondslag ligt aan
gekozen afspraken. Mocht er behoefte bestaan aan gedetailleerdere informatie dan kan
eenvoudig via de verwijzingen de geldende wet- en regelgeving worden bekeken.
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 6 van 38
1.3 Leeswijzer De Leidraad kent een eenvoudige opbouw.
Allereerst worden in hoofdstuk 2 belangrijke en veelvoorkomende begrippen toegelicht die van
toepassing zijn bij het werken in roosterdiensten. Enkele van deze begrippen zijn gebaseerd op
de geldende wet- en regelgeving en leggen in de meeste gevallen in wat eenvoudiger taal uit
wat met de begrippen bedoeld wordt.
In hoofdstuk 3 wordt het gehele proces beschreven van het opstellen van een normrooster tot
en met de uitbetaling van de werkelijk gelopen diensten. Het eerste deel van dit hoofdstuk
beschrijft hoe met behulp van het plansysteem het normrooster tot stand komt. In dit deel
worden ook de voorwaarden en de planregels toegelicht die bij het opstellen van het
normrooster van toepassing zijn. In het tweede deel is de kern van het dagelijkse werk van de
planner (en deels ook van het management) beschreven. Dit werk bestaat uit het binnen de
geldende kaders verwerken van wijzigingen in het rooster en het informeren van medewerkers
daarover. Planners verwerken de wijzigingen accuraat en zorgen ervoor dat de medewerker
altijd een actueel beeld heeft van het werkelijk rooster. Als medewerker en planner het niet
eens zijn over bepaalde punten dan is het de rol van het management (de teamleider) om
hierover te beslissen. Naast planwerk heeft de planner ook een adviserende rol richting het
management en maakt de planner knelpunten in de planning inzichtelijk en betrekt het
management als daarover keuzes gemaakt moeten worden. In het derde en vierde deel tot
slot wordt het proces van verantwoorden van de gelopen diensten en de verloning besproken.
In hoofdstuk 4 zijn de afspraken die van toepassing zijn bij het werken in roosterdiensten
uitgewerkt. Deze afspraken passen elk bij een ambitie die Rijkswaterstaat heeft en zijn
gebaseerd op de geldende wet- en regelgeving. De afspraken zijn grofweg in twee typen te
splitsen: (1) afspraken die vooral betrekkingen hebben op regels en (2) afspraken die ingaan
op wie waarover besluit. Twee willekeurige voorbeelden uit hoofdstuk 4:
• Overuren voor roosterdienstpersoneel worden bepaald op basis van een werkperiode van een
kalendermaand. Wordt het aantal uren dat een medewerker moest werken in een bepaalde
kalendermaand overschreden dan ontstaan er overuren. Deze afspraak heeft betrekking op
een regel die binnen Rijkswaterstaat geldt.
• Compensatie-uren (ADV-uren) kunnen in principe niet worden meegenomen naar het volgende
jaar. Indien het door dienstoorzaak niet mogelijk is om alle compensatie-uren op te nemen, dan
bestaat de mogelijkheid de compensatie-uren op te nemen tot 1 februari in het volgende jaar. Dit
kan alleen in overleg met het districtshoofd. Hierover besluit het betreffende districtshoofd.
Om zoveel mogelijk transparantie en uniformiteit te kunnen realiseren is het van groot belang
dat het management in alle lagen van de organisatie zich houdt aan de afspraken en ook
daarop stuurt. Naast het management zullen ook medewerkers en planners zich aan de
afspraken moeten houden. De afspraken in de Leidraad scheppen helderheid en zorgen (als ze
correct worden nageleefd) voor meer rust op de werkvloer. In het tweede deel van dit
hoofdstuk is een specifiek onderdeel opgenomen dat ingaat op de afspraken die gelden voor
Dienst Noordzee. Voor deze Dienst gelden aparte afspraken.
Tot slot is in hoofdstuk 5 aangegeven hoe de Leidraad wordt beheerd en hoe wordt omgegaan
met het opnemen en goedkeuren van wijzigingsverzoeken voor punten in de Leidraad.
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 7 van 38
2. Welke begrippen zijn relevant? Bij het werken in roosterdiensten worden vaak verschillende begrippen gehanteerd. Om
duidelijkheid te scheppen en om geen misverstanden te laten bestaan over welke definities
Rijkswaterstaat hanteert, zijn hieronder op alfabetische volgorde de belangrijkste begrippen
uitgewerkt.
Arbeidstijd
Tijd gedurende welke een werknemer arbeid verricht. De maximale arbeidstijd bedraagt 9 uur
per dag (dienst). Voor meer informatie zie de Variabele Werktijdregeling van Verkeer en
Waterstaat.
Behoeftedefinitie Dit is de capaciteitseis per werkplek. De behoeftedefinitie vloeit voort uit een vertaling van het dienstverleningsniveau naar benodigde capaciteit per werkplek. Het normrooster wordt opgesteld met als uitgangspunt de behoeftedefinitie.
Calamiteit
Een plotselinge ongewone en onverwachte gebeurtenis met verwachte (aanzienlijke) schade
en/of gevolgschade zoals een ramp, zwaar ongeval of ander ernstig incident.
Compensatie
Er zijn drie manieren om uren te compenseren:
1. Reguliere compensatie-uren (ADV): Uren die ontstaan doordat een medewerker op
basis van zijn normrooster meer werkt dan in zijn contracturen is aangegeven. In de
feitelijke arbeidsduur heeft de medewerker teveel gewerkt (teveel is in de meeste
gevallen meer dan gemiddeld 36 uur per week). Deze uren (voorheen kansuren
genoemd) kunnen worden gespaard en worden opgenomen.
Daarnaast kent Rijkswaterstaat een tweetal andere vormen van compensatie-uren, het gaat
hierbij om uren die de medewerker meer of minder draait dan in zijn normrooster is
opgenomen:
2. Compensatie-uren die ontstaan doordat een medewerker in een kalendermaand te veel
heeft gewerkt, meeruren of overuren heeft gemaakt die in een volgende periode (vaak
de volgende kalendermaanden) gecompenseerd kunnen worden. Dit is aan een
maximum gebonden (zie hiervoor hoofdstuk 4).
3. Tekort-uren die ontstaan doordat een medewerker in een kalendermaand te weinig
heeft gewerkt, te weinig uren heeft gemaakt die in een volgende periode (vaak de
volgende kalendermaanden) ingehaald kunnen worden. Het tekort aan uren kan ook
worden gecompenseerd met meeruren of overuren.
Consignatie- of bindingsdienst
Een consignatiedienst ook wel bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst genoemd, is een
periode buiten de ingeroosterde werktijden (van de medewerker), waarin deze bereikbaar en
beschikbaar is om bij een oproep (vaak een calamiteit) direct aan het werk te kunnen gaan.
Een oproep zelf is nog geen dienst, pas als de medewerker zich naar het werk begeeft, vangt
de arbeid aan. De minimum werktijd bij een oproep in consignatie is een half uur.
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 8 van 38
Meer informatie over maximum werktijd bij consignatie en consignatie voor en na een
nachtdienst is te vinden het schema vereenvoudiging Arbeidstijdenwet en Rijksweb.
Dienst
Som van de arbeidstijd en de pauzes. Werkoverleg en vergaderingen behoren ook tot de
arbeidstijd. De normale duur van een dienst is 8:30 uur (zie ook de definitie van pauze). Dienstgroep
Gecombineerde werkplekken, opgenomen in één groep (dit kunnen wegendistricten,
waterdistricten, etc zijn)
Extra dienst
De dienst die de medewerker loopt terwijl hij volgens het rooster vrij van dienst is, niet zijnde
een verschoven dienst.
Feestdagen
De volgende dagen worden als feestdag aangemerkt:
Nieuwjaarsdag
Eerste paasdag
Tweede paasdag
Koninginnedag
Bevrijdingsdag
Hemelvaartsdag
Eerste pinksterdag
Tweede pinksterdag
Eerste kerstdag
Tweede kerstdag
Maximum arbeidstijden
De arbeidstijden zijn gebonden aan regels. Er is bijvoorbeeld bepaald wat de maximum
arbeidstijden zijn per dienst en per periode zijn:
Per dienst: 9 uur,
Per week: 60 uur.
Per 4 weken: gemiddeld 55 uur per week. Per 16 weken: gemiddeld 48 uur per.
Meer informatie hierover is te vinden in de Variabele Werktijdregeling Verkeer en Waterstaat,
en het schema vereenvoudiging Arbeidstijdenwet, waarbij de bepalingen in de Variabele
Werktijdregeling Verkeer en Waterstaat voorrang hebben.
Nachtdiensten
Een dienst waarin meer dan een uur arbeid wordt verricht tussen 00.00 uur en 06.00 uur (zie
verder de Abeidstijdenwet).
• Rusttijden na een nachtdienst
Minimumrust na een reeks van 3 of meer achtereenvolgende nachtdiensten is 46 uur.
Minimumrusttijd na een nachtdienst die eindigt na 02:00 uur is 14 uur (1 x per 7 x 24
uur in te korten tot 8 uur).
• Maximum aantal achtereenvolgende nachtdiensten per periode
Per 16 weken maximaal 36 nachtdiensten die eindigen na 02:00 uur. Bij collectieve
regeling kan hiervan worden afgeweken tot maximaal 140 nachtdiensten die eindigen
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 9 van 38
na 02:00 uur per 52 weken, of maximaal 38 uur arbeid tussen 00:00 uur en 06:00 uur
per 2 weken.
Meer informatie hierover is te vinden in het schema vereenvoudiging Arbeidstijdenwet en
Rijksweb.
Normrooster
Een overzicht dat aangeeft wie ingedeeld is voor welke dienst. Hierbij wordt de beschikbare
capaciteit aan de behoefte gekoppeld. Het normrooster wordt door de planner opgesteld met
behulp van het systeem.
Onregelmatige dienst
Er is sprake van een onregelmatige dienst als er op grond van de werktijdenregeling
regelmatig op andere tijden wordt gewerkt dan van maandag tot en met vrijdag tussen 8.00
uur en 18.00 uur.
Onregelmatige uren
Onregelmatige uren zijn uren die vallen:
Voor 8.00 uur en na 18.00 uur op maandag tot en met vrijdag, evenals alle zaterdagen,
zondagen en feestdagen.
Overwerk
Bij Rijkswaterstaat geldt dat bij roosterpersoneel overuren ontstaan als het aantal vastgestelde
uren per kalendermaand is overschreden. Dit geldt zowel voor medewerkers die in voltijd als in
deeltijd werken. Als een medewerker langer werkt dan hij moest werken op een bepaalde dag,
dan ontstaan er meeruren. Aan het eind van de maand wordt bepaald of dit ook daadwerkelijk
overuren zijn.
Bij dagdienstmedewerkers (medewerkers die niet in roosters werken) ontstaan overuren als
het aantal vastgestelde uren per dag wordt overschreden.
PAS-regeling
Als een medewerker 57 jaar of ouder wordt en minstens vijf jaar onafgebroken in rijksdienst
heeft gewerkt, is het mogelijk om deel te nemen aan de regeling Partiële Arbeidsparticipatie
Senioren (PAS). Het is dan mogelijk om minder te gaan werken waarbij het brutosalaris wordt
aangepast. Voor meer informatie over de gevolgen van PAS-regeling zie Rijksweb.
Pauze
Aaneengesloten periode van minimaal 15 achtereenvolgende minuten waarmee de arbeid
tijdens de dienst wordt onderbroken.
Een medewerker heeft bij een normale dienst van 8 uur recht op minimaal een half uur pauze.
In overeenstemming met het DGO (Departementaal Georganiseerd Overleg) en SZW is voor
een aantal functies een ontheffing van de pauzeverplichting vastgesteld.
Planeenheid
Het laagste niveau waarop voor een groep medewerkers een rooster wordt gemaakt.
Reisuren
Dit zijn uren die gemaakt zijn in het kader van een dienstreis. De normale reisuren van woon-
werkverkeer vallen niet onder reisuren. De Reistijdvergoedingsregeling Rijkswaterstaat geldt
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 10 van 38
niet voor iedereen. Normaal wordt een vergoeding verstrekt op basis van het Reisbesluit
Binnenland.
Reservedienst
Een reservedienst is een dienst waarop een medewerker als reserve is ingepland om eventuele
ziektegevallen, verlof en seizoenspieken te kunnen opvangen. Vaak is de reservedienst
gekoppeld aan een dagdienst in het rooster.
Roostervrije dag
Een roostervrije dag is een dag waarop een medewerker niet is ingeroosterd, met uitzondering
van de uren tussen 21.00 uur en 24.00 uur.
Rusttijden
Deze tijden geven weer wat de dagelijks en wekelijks onafgebroken rusttijden moeten zijn.
Rusttijden zijn belangrijk om veiligheid, gezondheid en welzijn te waarborgen. Meer informatie
hierover is te vinden in artikel 21 ARAR leden 7 en 8 en het schema vereenvoudiging
Arbeidstijdenwet. Wat in het ARAR staat is hierbij bindend, tenzij het strijdig is met de
Arbeidstijdenwet.
Toeslag onregelmatige dienst
Als een medewerker regelmatig of vrij regelmatig arbeid verricht op andere tijden dan op de
dagen van maandag tot en met vrijdag tussen 8.00 en 18.00 uur wordt een toeslag voor deze
onregelmatige diensten verstrekt. Deze toeslag kan variabel of vast zijn. Bij een vaste toeslag
bestaat de mogelijkheid om deze toeslag collectief per planeenheid, of individueel te bepalen.
Voor meer informatie over de toeslag voor onregelmatige diensten zie het Bezoldigingsbesluit
Burgerlijke Rijksambtenaren (BBRA).
Vakantie-uren
Vakantie-uren zijn uren waarop een medewerker vrij van dienst is en waarop vakantieverlof
wordt genoten.
Vergoeding overwerk
De vergoeding bestaat uit:
Een vergoeding in tijd (100%) plus een toeslag in geld. Deze toeslag is afhankelijk van
wanneer het overuur gemaakt is. Of een vergoeding in geld gelijk aan het uursalaris van de
medewerker plus een toeslag in geld. Ook deze toeslag is afhankelijk van wanneer het overuur
gemaakt is. Meer informatie is te vinden in het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke
Rijksambtenaren (BBRA).
Verlofuren
Verlofuren zijn uren waarop een medewerker vrij van dienst is en waarop verlof wordt
genoten. Verlof kan ook worden opgenomen op een zaterdag, zondag of een feestdag, indien
betrokkene is ingeroosterd.
Verschoven dienst
Van een verschoven dienst is sprake als er op andere uren dan het normrooster dienst moet
worden gelopen, zonder dat door die verschuiving er een overschrijding van het aantal te
werken uren per kalendermaand plaatsvindt.
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 11 van 38
Werkelijk rooster
Het rooster waarin de wijzigingen verwerkt worden en waarin de actuele diensten opgenomen
zijn. Werkgerelateerde bijeenkomsten Dit zijn bijeenkomsten die niet tot de primaire taak behoren van de medewerker, maar wel noodzakelijk (kunnen) zijn voor de uitvoering van het werk, zoals landelijke werkoverleggen of bijeenkomsten, regionale werkoverleggen, vergaderingen, etc. Voor de leden van de OR bestaat een aparte regeling. Werkplek Een locatie waarop medewerkers ingepland worden om diensten uit te voeren (dit kan een sluis, een wegendistrict, een verkeerscentrale, etc zijn)
Ziekte-uren
Ziekte-uren zijn verlofuren waarop geen dienst wordt gelopen als gevolg van ziekte
(ziekteverlof).
Zondagsbepaling
De zondagsbepaling geeft richtlijnen over werken op zondag en de regels die daarbij gelden.
Meer informatie hierover is te vinden in artikel 21 ARAR leden 7 en 8 en het schema
vereenvoudiging Arbeidstijdenwet, waarbij de bepalingen in het ARAR voorrang hebben.
55+ regeling
Als een medewerker 55 jaar of ouder wordt, hoeft de medewerker niet meer te werken in de
nachten, tussen 22.00 en 6.00 uur, met uitzondering van die diensten die maximaal 2 uur
eindigen na 22.00 uur. Ook consignatie in de nacht kan in principe niet worden opgelegd. Het
inplannen van nachtdiensten en het opleggen van consignatie is wel toegestaan als dit op verzoek
van de medewerker gebeurt en er jaarlijks een goedkeuring van de Arbodienst is..
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 12 van 38
3. Van ”plannen tot en met verlonen”
Het gehele proces van plannen tot en met verlonen wordt hieronder eerst op hoofdlijnen
beschreven. Vervolgens komt elke processtap afzonderlijk aan bod. Het proces bestaat uit vier
stappen, namelijk het opstellen van het normrooster, het beheren van het werkelijk rooster,
het verantwoorden van het gelopen rooster en uiteindelijk de verloning.
1. Opstellen normrooster
Met behulp van het plansysteem wordt er per planeenheid een eerste normrooster voor een
periode van een jaar gemaakt. Dit rooster geeft aan welke medewerker op welk moment welke
dienst moet lopen. Elke medewerker krijgt daarmee een persoonlijk rooster.
Het plansysteem werkt alleen als het systeem beschikt over de juiste gegevens. Deze vallen in
vijf typen uiteen.
• Wet- en regelgeving
• Behoeftedefinitie
• Beschikbare capaciteit
• Wensen van medewerkers
• Planregels
Zodra het systeem beschikt over de juiste gegevens kan het systeem een normrooster
opstellen dat voldoet aan wet- en regelgeving en landelijke afspraken die bij Rijkswaterstaat
gelden.
2. Beheren van het werkelijk rooster
Nadat het normrooster gereed is, is het zaak om dit rooster in beheer te nemen. Het
normrooster geeft een gedetailleerde weergave van de te lopen diensten per medewerker.
Gedurende het jaar zijn er steeds situaties die het rooster beïnvloeden. Voorbeelden van
veranderingen zijn medewerkers die ziek worden, diensten die geruild worden, medewerkers
die met verlof gaan, een cursus die gevolgd wordt en een calamiteit die extra capaciteit
vraagt.
De planner verwerkt deze veranderingen dagelijks tot het meest actuele rooster. Dit doet de
planner in het planbord van het plansysteem. Het systeem houdt rekening met wat wel en niet
kan, het toetst steeds aan wet- en regelgeving om ervoor te zorgen dat medewerkers zo min
mogelijk normen, zoals rusttijden en maximum arbeidsuren overschrijden. De planners leggen
desgewenst specifieke werkopdrachten vast in het rooster en wijzen deze werkopdrachten toe
aan bepaalde medewerkers. De medewerker en ook de teamleider kunnen het rooster altijd
inzien, maar moeten wel rekening houden met wijzigingen die de planner (dagelijks) kan
doorvoeren. Het kan voorkomen dat medewerkers door bijvoorbeeld een calamiteit langer
moeten werken. Medewerkers verantwoorden zo snel mogelijk na de gelopen dienst achteraf
de afwijkingen ten opzichte van het actuele rooster dat door de planner is bijgehouden.
3. Verantwoorden van het gelopen rooster
Deze fase gaat over de verantwoording van de werkelijke uren die door de medewerkers
gemaakt zijn. Vanuit het plansysteem ontvangt de medewerker zijn vooringevulde
maandstaat. Op deze staat zijn de uren ingevuld die volgens de meest actuele rooster bekend
zijn. De medewerker controleert zijn/haar eigen maandstaat en vult deze aan waar nodig. Om
de planner en de teamleider in staat te stellen de aanvullingen snel te beoordelen, geeft de
medewerker altijd een onderbouwing van de aanvullingen. Planners beoordelen de
maandstaten en de teamleider keurt de maandstaten uiteindelijk goed.
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 13 van 38
4. Verloning
Na goedkeuring van de maandstaat door de teamleider, worden in SAP de verschillende uren
en toeslagen per maand berekend waarna het salaris en toeslagen worden uitbetaald.
3.1 Opstellen normrooster Het normrooster wordt met het plansysteem voor periode van meestal een jaar opgesteld. Om
dit rooster te kunnen opstellen, is belangrijk dat het plansysteem beschikt over de juiste
gegevens.
De juiste gegevens
Deze gegevens bestaan uit de volgende categorieën:
• Wet- en regelgeving
• Behoeftedefinitie
• Beschikbare capaciteit
• Wensen van medewerkers
• Planregels
Wet- en regelgeving
Rijkswaterstaat hecht zeer veel waarde aan het naleven van de wet- en regelgeving. De wet-
en regelgeving is opgenomen in het plansysteem. Het plansysteem toetst bij het berekenen
van het normrooster continu aan deze wet- en regelgeving en maakt een rooster dat voldoet
aan de deze wet- en regelgeving. De volgende wetten en regelingen zijn daarbij belangrijk:
het Algemeen Rijksambtenaren Reglement (ARAR), de Arbeidstijdenwet (ATW), het
Arbeidstijdenbesluit (ATB), de Variabele Werktijdregeling Verkeer en Waterstaat,
Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren (BBRA), de Reistijd Vergoedingsregeling
Rijkswaterstaat (RVR) en de Regelgeving Roovur. Het BBRA en de RVR zijn minder van
toepassing bij het opstellen van het normrooster, maar vooral relevant als het gaat om de
verloning (zie verder 3.4).
Behoeftedefinitie
Het dienstverleningsniveau bepaalt de behoefte; het aantal werkplekken (en de hiervoor
benodigde middelen) dat bezet moet worden. Aan elke werkplek is een bezettingstijd
gekoppeld. Sommige werkplekken moeten bijvoorbeeld semi-continu en anderen continu bezet
zijn. Het komt vaak voor dat er binnen een planeenheid meerdere werkplekken zijn die bij
elkaar horen. Een planeenheid is het laagste niveau waarop voor een groep medewerkers een
rooster wordt gemaakt.
Er zijn twee variabelen die de grenzen van de planeenheid bepalen:
• Afhankelijkheid: er is een onderlinge afhankelijkheid tussen medewerkers binnen een
planeenheid. Dit kan bijvoorbeeld zijn doordat zij specifieke kennis van een gebied hebben of een bepaalde samenwerking tussen medewerkers nodig is voor uitvoering van het werk.
• Uitwisselbaarheid: binnen de planeenheid zijn groepen medewerkers te onderscheiden die qua werk uitwisselbaar zijn doordat zij identieke of vergelijkbare functies en kwalificaties hebben.
De behoeftedefinitie dient door de operationele leiding per planeenheid en werkplek, tijdig
(zeker 4 maanden voor aanvang van het nieuwe rooster) aangeleverd te worden aan de
planner. Deze behoeftedefinitie wordt in het plansysteem opgenomen, zodat het plansysteem
in staat is de beschikbare medewerkers toe te wijzen aan de werkplekken.
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 14 van 38
Het kan zo zijn dat er in een bepaald jaar meerdere geplande projecten en opdrachten (gaan)
plaatsvinden. Omvangrijke projecten kunnen (extra) capaciteit vragen die ook in de
behoeftedefinitie meegenomen dient te worden.
Beschikbare capaciteit
Het plansysteem zal ervoor moeten zorgen dat met het aantal beschikbare medewerkers de
diensten bezet worden. Hiervoor is het essentieel dat in het systeem een aantal gegevens
bekend is van elke medewerker. Deze gegevens zijn belangrijk, omdat ze bepalen hoe lang en
waarvoor een medewerker wel en niet inzetbaar is. De zogenoemde stamgegevens vallen
uiteen in kwantitatieve en kwalitatieve gegevens. Kwantitatieve gegevens hebben vooral
betrekking op het aantal uur dat een medewerker inzetbaar is. Er wordt door het systeem
onder andere rekening gehouden met de aanstellingsvorm van de medewerker (deeltijd, 36 of
40 uur) met de PAS-regeling waarvan een medewerker gebruik kan maken en daardoor
minder inzetbaar is en met de 55+ regeling waardoor de medewerker niet in de nachten
inzetbaar is. Kwalitatieve gegevens geven aan waarvoor een medewerker op basis van zijn
kwalificaties wel of niet inzetbaar is. Het spreekt voor zich dat deze gegevens actueel moeten
zijn. Bij wijzigingen in deze gegevens worden de Rijkswaterstaat procedures gevolgd.
Wensen van medewerkers
Wensen van medewerkers kunnen beperkt meegenomen worden zodra het plansysteem
geautomatiseerd het normrooster kan creëren. Afspraken over het opnemen van de
vakantiewensen worden in hoofdstuk 5 toegelicht. Het is in ieder geval belangrijk dat elke
medewerker zich goed houdt aan de afspraken die hierover gemaakt zijn.
Planregels
Rijkswaterstaat streeft een gezond en veilig werkklimaat na. Voor elke medewerker geldt dat
hij met plezier moet kunnen werken en dit ook langdurig moet kunnen blijven doen. Het
werken in roosterdiensten kan voor de medewerker belastend zijn. Daarom is het belangrijk de
arbeids- en rusttijden in acht te nemen en aan te sluiten bij de geldende wet- en regelgeving
(specifiek de Arbeidstijdenwet en het Algemeen Rijksambtenaren Reglement). Deze wetten
geven de kaders aan, echter binnen deze kaders bestaat nog enige vrijheid om zelf
normroosters vorm te geven. Hiervoor past Rijkswaterstaat in het plansysteem planregels toe.
De onderstaande planregels passen in de bestaande wet- en regelgeving en hebben bewezen
ergonomisch en sociaal verantwoord te zijn. Voor de medewerker is hierbij het roosterpatroon
voorspelbaar. Om tot een goed normrooster te komen zullen de volgende planregels in
onderstaande volgorde worden toegepast.
• Maximaal drie aaneengesloten nachtdiensten
Nachtdiensten worden als belastend ervaren en daarom wordt het aantal
aaneengesloten nachtdiensten beperkt tot maximaal drie. Als medewerkers er geen
bezwaar tegen hebben dan kan het maximum aantal aaneengesloten nachtdiensten
worden verruimd naar vier.
• Voorwaartse rotatierichting
Voorwaarts roteren, betekent dat in de cyclus in het rooster onregelmatige diensten
elkaar met een voorwaartse rotatierichting opvolgen. Vaak komt dit neer op dat er na
een vroege dienst, een late dienst en daarna een nachtdienst volgt. Na één of meer
roostervrije dagen kent de cyclus een nieuw startpunt.
• Hoge rotatiesnelheid
Na maximaal vier aaneengesloten gelijke onregelmatige diensten, volgt een ander
diensttijdstip. Dit leidt tot niet steeds dezelfde diensten en tot variëteit in het werk. Als
medewerkers er geen bezwaar tegen hebben dan kan het maximum aantal
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 15 van 38
aaneengesloten gelijke onregelmatige diensten (met uitzondering van nachtdiensten)
worden verruimd.
• Een reekslengte van drie tot zes aaneengesloten diensten
Het wordt over het algemeen als niet prettig ervaren om “losse” diensten te lopen.
Daarom wordt voorgesteld om minimaal drie diensten achtereen te lopen en maximaal
zes.
• Geen halve weekenden werken
Het wordt als sociaal wenselijk ervaren om niet halve weekenden te werken. Het is dan
beter om hele weekenden te werken en andere weekenden vrij te zijn. Op eigen
verzoek van de medewerker is het mogelijk om halve weekenden te werken, mits dit in
het rooster past.
In de planregels wordt over diensten gesproken. Hiermee worden niet consignatiediensten
bedoeld. Het gaat om diensten waarbij ook zeker is dat er gedurende die diensten gewerkt
wordt.
Naast de bovenstaande planregels is het belangrijk om rekening te houden met een aantal
planvoorwaarden. Deze luiden als volgt:
• De arbeidsduur mag maximaal 9 uur bedragen
In de Variabele werktijdregeling staat dat de maximale structurele arbeidsduur
maximaal 9 uur per dag mag bedragen.
• Een half uur pauze in het midden van de dienst
Binnen Rijkswaterstaat bestaat voor bepaalde functies ontheffing van deze pauze
norm. Voor deze functies hoeft geen pauze in het midden van de dienst ingepland te
worden. Mochten er functies bestaan die niet onder deze ontheffing vallen, dan is het
inplannen van een pauze nodig.
• In het kader van uniformiteit en gelijke belasting van de medewerker zal er altijd naar
gestreefd worden de onregelmatige en consignatiediensten gelijkmatig over de
medewerkers te verdelen.
• Eventuele reservediensten en consignatiediensten dienen in het basisrooster te worden
opgenomen.
De planregels en planvoorwaarden die hierboven zijn uitgewerkt vormen de basis en het
uitgangspunt waarmee het normrooster (voor de lange termijn) tot stand komt. De planner
heeft de mogelijkheid om in het plansysteem per planregel waarden te veranderen binnen een
bepaalde bandbreedte. De planner kan bijvoorbeeld ingeven dat er in plaats van minimaal drie
diensten achtereen rekening moet worden gehouden met vier diensten achtereen. Dit kan de
planner niet zomaar doen. Afwijkingen van de standaardwaarde binnen de bandbreedte die
gevolgen kunnen hebben voor het normrooster, worden altijd afgestemd met de dienstleiding
en voor zover van toepassing met de OR op grond van artikel 27 lid 1 van de WOR. Het is aan
het dienstleiding de keuze betreffende afwijkingen binnen de bandbreedte onderbouwd te
maken.
De planregels en planvoorwaarden vormen de basis voor de wijze waarop het normrooster van de diensten
en de districten van Rijkswaterstaat tot stand komt. De planregels worden daarom door de directie van
Rijkswaterstaat aan de GOR voorgelegd. De GOR heeft instemmingsrecht op deze regels en beoordeelt ook
de werking van de planregels. Deze regels worden niet opnieuw door lokale ondernemingsraden ter
discussie gesteld. Het eerste jaar, bij de inrichting van het plansysteem zullen de planregels uitvoerig
worden besproken met de GOR, in andere jaren zal de GOR worden geraadpleegd als wijzigingen in de
regels nodig zijn.
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 16 van 38
Wat doet het plansysteem?
Met al deze input berekent het plansysteem vanaf 2012 het normrooster. Uiteindelijk heeft
elke medewerker binnen een planeenheid een individueel rooster, waarin de te lopen diensten
inclusief reserve- en consignatiediensten (indien van toepassing) zijn opgenomen.
Wat is het resultaat?
De uitkomst van deze fase is een rooster op persoonsniveau dat weergeeft wanneer welke
medewerker voor welke dienst ingepland is. Het rooster dat het systeem maakt is een
voorstelrooster dat de planner ondersteunt bij het opstellen van het definitieve normrooster.
In sommige gevallen kan het zo zijn dat het systeem met de huidige beschikbaarheid van
medewerkers niet het volledige rooster “rond” krijgt, zonder de wet- en regelgeving te
overtreden. Als zulke gevallen zich voordoen geeft het systeem dit aan en is het uitgangspunt
dat het management van een district of de dienst zelf een afweging maakt wat te doen. De
planner adviseert hierbij. Het management kan in deze afweging de volgende punten
meenemen:
• Wensen van medewerkers. Krijgt het systeem het rooster wel rond als deze wensen
anders worden meegenomen?
• Het dienstverleningsniveau. Kan het dienstverleningsniveau worden aangepast, zodat
het werk nog steeds uitgevoerd kan worden en het rooster toch rond gemaakt kan
worden? Is het bijvoorbeeld (tijdelijk) acceptabel dat er minder vaartuigen op het
water zijn, of vaartuigen met minder medewerkers of dat er langere aanrijtijden op de
weg worden geaccepteerd? Of dat aanvullende taken verminderd worden uitgevoerd?
• Biedt (tijdelijk) externe inhuur uitkomst?
3.2 Beheren van het werkelijk rooster Nadat het normrooster door het systeem berekend is en door de dienstleiding is vastgesteld,
wordt het normrooster door de planner in beheer genomen. In de praktijk van alle dag zullen
er situaties ontstaan die tot wijzigingen leiden in het vastgestelde normrooster. Het verwerken
van deze wijzigingen in het werkelijk rooster staat centraal in de processtap “beheren van het
werkelijk rooster”.
Het plannen van en anticiperen op wijzigingen in het normrooster is het meest tijdrovende van
het gehele planproces. Dit is het dagelijkse werk van de planner. Dit werk is complex en erg
belangrijk. Uiteindelijk moet ondanks alle wijzigingen die zich voordoen het rooster wel
kloppen en moeten de diensten volgens de kwaliteitsstandaarden worden gelopen.
De planner kan er niet alleen voor zorgen dat de diensten volgens de geldende kaders worden
gelopen. Dit is altijd een samenspel tussen manager (vaak de teamleider), planner en
medewerker. De heldere kaders die het management met de planner(s) afspreekt en de
bereidheid en flexibiliteit van de medewerker zijn hierbij van doorslaggevend belang.
De driehoek manager, planner, medewerker geeft juist weer dat zowel de planner, als de
manager, maar ook de medewerker verantwoordelijkheid hebben in het planproces.
ManagerManager
PlannerPlannerMedewerkerMedewerker
Roosterdiensten binnen
Rijkswaterstaat
behoefte
beschikbaarheid
taakopdracht
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 17 van 38
De planner plant binnen de geldende kaders op een efficiënte, effectieve manier de diensten in en verwerkt wijzigingen correct en accuraat, waar nodig in afstemming met de medewerker en de teamleider. Mocht een medewerker het niet eens zijn met (wijzigingen in) het rooster dan verwijst de planner de medewerker door naar hun eigen teamleider. Oplossing van dergelijke discussies is de verantwoordelijkheid van de teamleider en niet van de planner.
Wijzigingen in het rooster
Wijzigingen die invloed hebben op het rooster kunnen verschillende oorzaken hebben. Er zijn
grofweg 3 typen wijzigingen te onderscheiden, te weten wijzigingen in het rooster vooraf,
afwijkingen ten opzichte van het rooster achteraf en wijzigingen in de medewerkergegevens.
• Wijzigingen vooraf zijn bijvoorbeeld verlofaanvragen en ruilingen die door de
medewerkers worden aangevraagd bij de planner. Daarnaast kunnen er verzoeken en
wijzigingen komen vanuit de Dienst, zoals werkoverleggen, cursussen, benodigde extra
inzet die in het rooster ingepland moeten worden.
• Afwijkingen achteraf (ten opzichte van het rooster dat door de planner is bijgehouden)
zijn bijvoorbeeld overuren of plotselinge tekorturen die door de medewerker direct na
de gelopen dienst worden verantwoord.
• Wijzigingen in de medewerkergegevens hebben te maken met bijvoorbeeld PAS, 55+,
contractvorm en kwalificaties. Deze wijzigingen hebben indirecte invloed op het rooster
en worden via HR-processen en de planners verwerkt. Hiervoor zijn aparte
procesbeschrijvingen opgesteld.
Hoe om te gaan met wijzigingen in het rooster
De verschillende type wijzigingen vooraf vormen de start voor de planner om te gaan
herplannen en de wijzigingen dagelijks door te voeren in het rooster. Afhankelijk van het type
wijziging is overleg tussen de planner en de teamleider en zelfs het districtshoofd nodig. Het is
erg belangrijk dat planners weten binnen welke kaders ze kunnen plannen. Het is de taak van
de teamleiding en de districtsleiding om de planners te voorzien van de juiste kaders en
richtlijnen. Binnen deze kaders kunnen planners zelf wijzigingen in het rooster doorvoeren.
Mochten er conflicterende situaties ontstaan, dan weet een planner wanneer opschaling nodig
is. De planner geeft altijd aan wat het probleem is en reikt alternatieven aan voor oplossing
ervan. De teamleiding of de districtsleiding neemt op basis daarvan een besluit en de planner
voert dit vervolgens uit.
Afwijkingen achteraf (ten opzichte van het rooster dat door de planner is bijgehouden) worden
door de medewerker zo snel mogelijk na de gelopen dienst waarin de afwijkingen hebben
plaatsgevonden verantwoord. Dit doet de medewerker in de tijdschrijfmodule. De medewerker
schrijft hier altijd de werkelijke uren die gemaakt zijn. De planner kan deze afwijkingen
terugzien in het planbord en houdt hiermee rekening bij het inplannen van de diensten.
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 18 van 38
Het proces ziet er als volgt uit:
Wat is het resultaat?
In deze fase van het planproces gaat het erom dat de diensten zoveel mogelijk volgens
normrooster gelopen worden. Waar dit niet mogelijk is door wijzigingen die onvermijdelijk
gaan optreden, is de planner verantwoordelijk voor een zo soepel mogelijk verloop van het
rooster. De planner weet hoe de beschikbaarheid van de medewerkers eruit ziet en houdt het
rooster actueel door alle wijzigingen dagelijks te verwerken. Hierbij houdt de planner zich aan
de wet- en regelgeving. Afwijken daarvan kan alleen in situaties van calamiteiten en wordt
altijd overlegd met de teamleider. Aan het eind van de maand als alle wijzigingen zijn verwerkt
maakt de planner het rooster definitief.
3.3 Verantwoorden van het gelopen rooster Deze fase gaat over de verantwoording van de werkelijke uren die door de medewerkers
gemaakt zijn. Tijdens de beheerfase van het werkelijk rooster heeft de planner nauwkeurig de
wijzigingen in het rooster verwerkt en definitief gemaakt. De medewerker heeft de afwijkingen
ten opzichte van het laatst bekende rooster eveneens verantwoord.
Aan het eind van de maand/begin van de volgende maand ontvangt de medewerker zijn
vooringevulde maandstaat. Op deze staat zijn de uren ingevuld die volgens het meest actuele
rooster bekend zijn, inclusief de uren die de medewerker zelf heeft verantwoord. De
medewerker controleert zijn/haar eigen maandstaat secuur en wijzigt de uren waar deze niet
correct zijn ingevuld. Bij aanvullingen of correcties geeft de medewerker altijd de reden van de
correctie of aanvulling weer. De verantwoordelijkheid voor het tijdig controleren en versturen
van de maandstaat ligt bij de medewerker zelf.
Nadat de maandstaat door de medewerker is ingestuurd, komt de staat bij de planner terecht.
Bij wijzigingen controleert de planner de maandstaat en keurt de teamleider, met advies van
de planner de maandstaat uiteindelijk goed of af. Als er geen wijzigingen zijn, dan gaat de
maandstaat door naar de verloning.
PlansysteemPlanbureauTeamleiderMedewerker PlansysteemPlanbureauTeamleiderMedewerker
Geeft voorafbekende
wijzigingen (ruilingen,
verlof, etc.) per email door
Beoordeelt en verwerkt alle wijzigingen in het planbord
Geeft achteraf afwijkingen tov
de laatst bekende rooster
door in de tijdschrijf-module
Beoordeelt alle afwijkingen in het planbord
Medewerker doet dit altijd direct na de gelopen dienst
Beoordeelt de afwijkingen bij twijfels van de
planner
Wijzigingen/afwijkingen verwerkt in het planbord
Beoordeelt de wijzigingen bij twijfels van de
planner
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 19 van 38
Het proces ziet er als volgt uit:
Wat is het resultaat?
Het resultaat van deze fase is een door de medewerker en teamleider goedgekeurde
maandstaat die doorgezet kan worden naar het verloningsproces.
Omdat alle gegevens over geschreven uren, (gelopen) diensten en de mate waarin de wet- en
regelgeving is overtreden in het plansysteem zitten, kan het plansysteem verschillende
vormen van managementinformatie opleveren. Zo kan het systeem rapportages maken van
bijvoorbeeld het aantal overuren per maand, of het aantal reservediensten dat gelopen is in
een bepaalde periode. Deze managementinformatie zorgt voor transparantie en kan
behulpzaam zijn bij het nemen van beslissingen op managementniveau.
3.4 Verloning In de verloningsfase worden de geschreven en goedgekeurde uren uitbetaald. Het berekenen
van de uren vindt geautomatiseerd plaats. Het rekenprogramma dat onderdeel uitmaakt van
het plansysteem rekent uit hoeveel uren van elke categorie zijn gemaakt, zoals normale uren,
overuren, onregelmatige uren, verschoven uren, gebonden uren, SOR-uren en reisuren.
Vervolgens wordt onder andere op basis van de geldende vergoedingen het maandsalaris plus
toeslagen uitgerekend.
Wat is het resultaat?
Het salaris wordt conform de door de medewerker en teamleider goedgekeurde berekend en
uitbetaald. Het basissalaris wordt altijd in de maand zelf uitbetaald. De toeslagen worden 2
maanden later uitbetaald.
De rekenregels in het plansysteem zijn grotendeels gelijk aan de rekenregels die in het Roovur
(Rooster) systeem voor medewerkers in roosterdienst zijn toegepast. Deze rekenregels zijn
gebaseerd op de geldende wet- en regelgeving, met name het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke
PlansysteemPlanbureauTeamleiderMedewerker PlansysteemPlanbureauTeamleiderMedewerker
Let op: Gedurende de maand kan de medewerker al de wijzigingen van de planner
volgen in het werkelijk rooster
Verwerkt eventuele
onjuistheden
Controleert de maandstaat en geeft eventuele onjuistheden
door
Wijzigingen/afwijkingen verwerkt in het planbord
Beoordeelt de eventuele
onjuistheden bij verschil van mening tussen medewerker en
planner
(Aangepaste) Maandstaat
Doet de medewerker niets dan gaat de
maandstaat door naar de
salaris-administratie
Keurt de maandstaat goed of af
Definitieve Maandstaat
Verloning
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 20 van 38
Rijksambtenaren (BBRA) en de Reistijd Vergoedingsregeling Rijkswaterstaat. Voor
medewerkers die niet in roosterdienst werken (dagdienstmedewerkers), worden andere
rekenregels toegepast, namelijk die van het Roovur (Overur) systeem. Deze laatste groep
medewerkers valt buiten het plansysteem en wordt via P-direct verloond.
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 21 van 38
4. Wat zijn de afspraken bij het werken in roosterdiensten? Rijkswaterstaat kent bepaalde sturingslijnen en verantwoordelijke managementlagen in de
organisatie. Om helder te kunnen aangeven waar welke verantwoordelijkheid ligt, is in eerste
instantie de gehele verantwoordingslijn uitgewerkt. Deze ziet er op dit moment als volgt uit:
Uit dit figuur blijkt dat het beslissingen over de
operationele werkzaamheden vooral plaatsvinden op
het niveau van teamleider, coördinator/zorgbaas,
planner en medewerker. Dit is ook logisch, maar in
een aantal gevallen is het nodig om ook de
managementlagen daarboven te betrekken. Blijkt
bijvoorbeeld dat met een bepaalde capaciteit niet het
gewenste dienstverleningsniveau kan worden
gerealiseerd, dan zal de directie keuzes moeten
maken op welke taken en werkzaamheden de focus
zal moeten liggen. Gaat het om het beheersen van
overuren dan hebben met name de teamleider en het
districtshoofd daarin een sturende taak.
In de volgende paragrafen wordt een aantal relevante onderwerpen bij het werken in
roosterdiensten uitgewerkt. Per onderwerp is een ambitie geformuleerd die richting geeft aan
hoe Rijkswaterstaat om wil gaan met elk onderwerp en de afspraken die daarbij horen. Deze
afspraken geven de landelijke geldende kaders en richtlijnen aan.
Belangrijk is dat:
• De lijst met afspraken alleen van toepassing is op personeel (ook deeltijdmedewerkers
en inhuur) dat binnen Rijkswaterstaat in roosterdiensten werkt.
• De afspraken zijn gebaseerd op reeds geldende wet- en regelgeving, te weten het
Algemeen Rijksambtenaren Reglement (ARAR), de Arbeidstijdenwet (ATW), het
Arbeidstijdenbesluit (ATB), de Variabele Werktijdregeling Verkeer en Waterstaat,
Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren (BBRA), de Reistijd
Vergoedingsregeling Rijkswaterstaat (RVR) en de Regelgeving Roovur.
Verder is het zo dat:
• De hoofdafspraken cursief en in grijs zijn weergegeven. De subafspraken die bij de
hoofdafspraken horen, in normale tekst zijn uitgewerkt.
Rijkswaterstaat heeft voor elk onderwerp een ambitie geformuleerd. Kort samengevat zien de
ambities er als volgt uit:
• “Rijkswaterstaat zorgt voor een stabiel normrooster, waarbij de benodigde capaciteit is
afgestemd op de daadwerkelijke behoefte.
• “Rijkswaterstaat houdt zich aan de geldende wet- en regelgeving.”
DG RWS
HID Dienst
Directeur
Districtshoofd/ Afdelingshoofd
Teamleider
Coordinator/ Zorgbaas
Planner
Medewerker
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 22 van 38
• “Rijkswaterstaat wil bewust omgaan met overwerk. Overwerk dient beperkt te worden
en alleen plaats te vinden als dit vanuit het dienstbelang noodzakelijk is.”
• “Rijkswaterstaat wil bewust en rechtvaardig omgaan met toeslag voor onregelmatige
diensten.”
• “De 55+ en PAS-regeling zijn Rijksbrede regelingen waar Rijkswaterstaat zich aan
heeft te houden. Om realistisch en zoveel mogelijk voorspelbaar te kunnen plannen wil
Rijkswaterstaat pro-actief omgaan met deze regelingen.”
• “Ruilen van diensten is belangrijk voor het flexibel kunnen uitoefenen van het werk.
Ruilen van diensten is mogelijk, mits bekend is wie welke dienst loopt.”
• “Vanuit dienstbelang bestaat soms de noodzaak om diensten te verschuiven. Doel is
om verschoven diensten zoveel mogelijk te beperken.”
• “Rijkswaterstaat wil bewust omgaan met consignatie. In gevallen buiten de normale
werktijden is het belangrijk dat er voldoende, en tegelijkertijd niet te veel
medewerkers bereikbaar zijn om arbeid te kunnen verrichten.”
• “Rijkswaterstaat wil reservediensten zo optimaal en efficiënt mogelijk benutten.”
• “Rijkswaterstaat streeft naar één model voor invulling van voltijdfuncties voor
dienstroosterpersoneel.”
• “Rijkswaterstaat wil vakantiewensen van de medewerkers waar mogelijk honoreren,
maar wel met behoud van goede dienstverlening.”
• “Rijkswaterstaat heeft gekwalificeerd personeel nodig, om de dienstverlening naar de
klant zo goed mogelijk te kunnen verzorgen.”
• “Rijkswaterstaat wil dat haar medewerkers op juiste wijze reisuren schrijven en
gerelateerde kosten declareren.”
In onderstaande onderwerpen komen de ambities terug en zijn de bijbehorende afspraken
uitgewerkt.
4.1 Het normrooster Normrooster
AMBITIE: “Rijkswaterstaat zorgt voor een stabiel normrooster, waarbij de
benodigde capaciteit is afgestemd op de daadwerkelijke behoefte.
A Het secuur opstellen van het normrooster is belangrijk. In het normrooster is de
benodigde capaciteit afgestemd op de behoefte. De behoefte vloeit voort uit het te
realiseren dienstverleningsniveau. De planner stelt met behulp van het plansysteem
het normrooster op.
B Tijdens de beheerfase in het planproces zorgt de planner ervoor dat
roosterwijzigingen:
• Binnen 28 dagen* voor aanvang van de dienst persoonlijk met de
medewerker (per mail of telefoon) worden besproken.
• Buiten 28 dagen* via een algemene mail aan de betreffende medewerkers
bekend gemaakt worden. Dit betekent niet dat de planner precies aangeeft
wanneer de wijziging plaatsvindt. De planner geeft alleen aan dat er in een
bepaalde periode wijzigingen hebben plaatsgevonden. De medewerker is er
zelf verantwoordelijk voor om deze wijzigingen in het rooster op te zoeken
en binnen 5 werkdagen aan te geven of de dienst gelopen kan worden. Als
de dienst niet gelopen kan worden geeft de medewerker dit uiterlijk de 5e
werkdag (dienst) na ontvangst van de wijziging door aan de planner. Als
een medewerker niet binnen deze periode heeft gereageerd is de dienst
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 23 van 38
definitief.
C Als tijdens de beheerfase van het werkelijk rooster blijkt dat de planner een
opengevallen dienst niet kan vervullen, bepaalt de teamleider of en zo ja op welke
wijze de dienst vervuld kan/moet worden.
* De 28 dagen periode heeft betrekking op artikel 4.2 van de Arbeidstijdenwet
4.2 Wet en Regelgeving Een van de belangrijkste doelen van Rijkswaterstaat als het gaat om medewerkers die werken
in roosterdiensten is dat Rijkswaterstaat zich bij het inzetten van de medewerkers houdt aan
de geldende wet- en regelgeving.
Wet / en Regelgeving
AMBITIE: “Rijkswaterstaat houdt zich aan de geldende wet- en regelgeving.”
A De maximum arbeids- en rusttijden uit het ARAR, de variabele werktijdregeling en
de ATW worden in acht genomen bij het plannen en uitvoeren van werk. Wat in het
ARAR (artikel 21, lid 8)en de variabele werktijdregeling staat is hierbij bindend,
tenzij het strijdig is met de Arbeidstijdenwet.
Voor meer informatie over de arbeids- en rusttijden, het maximum aantal
nachtdiensten per periode zie verder het ARAR, de variabele werktijdregeling en de
ATW.
A1 Het normrooster voldoet hierbij altijd aan de maximum arbeids- en rusttijden uit het
ARAR, de variabele werktijdregeling en de ATW
B Als het dienstbelang vereist dat er medewerkers extra opgeroepen moeten worden
dan komen de medewerker(s) die kunnen werken zonder ARAR en ATW
(arbeidstijdenwet) conflict het eerst in aanmerking.
C Mocht er onvoorzien een ATW-overtreding zijn opgetreden dan meldt de planner dit
zo snel mogelijk aan het districtshoofd.
C1 Na een ATW-overtreding moet een voldoende lange rustperiode ingebouwd worden,
zodat de betreffende medewerker van zijn rust kan genieten.
4.3 Overwerk Het werk wat Rijkswaterstaat uitvoert, is niet altijd te voorspellen. Er wordt gestreefd naar een
zo groot mogelijke voorspelbaarheid, maar er blijven altijd situaties bestaan waarin
bijvoorbeeld calamiteiten extra inzet van medewerkers vragen. Deze extra inzet kan leiden tot
overwerk. Echter met de inzet van medewerkers voor overwerk dient bewust te worden
omgegaan. Ook dient eenduidig omgegaan te worden met de wijze waarop overuren worden
geschreven. De volgende afspraken zijn daarom van belang.
Overwerk
AMBITIE: “Rijkswaterstaat wil bewust omgaan met overwerk. Overwerk dient
beperkt te worden en alleen plaats te vinden als dit vanuit het dienstbelang
noodzakelijk is.”
A Overwerk kan alleen worden opgedragen namens de directeur door het
districtshoofd. Het districtshoofd kan vervolgens het mandaat hiervoor bij de
teamleider leggen.
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 24 van 38
A1 In onvoorziene situaties; vervanging (bij bijvoorbeeld ad hoc ziekte), calamiteiten
(bij bijvoorbeeld gladheidbestrijding) of uitloop van noodzakelijke werkzaamheden
(bij bijvoorbeeld incidenten) is vooraf geen toestemming voor overwerk nodig.
A2 Bij het opdragen van overwerk in andere gevallen (voorzienbare situaties) dan
hierboven vermeld, vraagt de teamleider toestemming aan het districtshoofd.
A3 De medewerker geeft bij het terugmelden van meeruren altijd aan wat de reden is
van de gemaakte meeruren.
A4 Als overwerk (te) hoog oploopt, dan dient de directeur een afweging te maken
tussen het verlagen van het dienstverleningsniveau of het accepteren van dit
overwerk.
B Overuren zijn periodiek onderwerp op de agenda van management overleggen
binnen de Dienst, Districten en Teams.
B1 De planner genereert en analyseert maandelijks de rapportages van overuren en
geeft bij de teamleider aan waardoor de overuren veroorzaakt zijn en hoe de
overuren over de medewerkers verdeeld zijn. Deze informatie vormt input voor de
managementoverleggen.
C De planner zorgt ervoor dat overwerk wordt verdeeld over de planpopulatie, waarbij
rekening gehouden wordt met eventuele ATW-conflicten en met de bereidheid waarin
medewerkers overwerk willen en kunnen verrichten.*
D Structurele onderbezetting wordt niet opgevangen door structureel overwerk.
Regelmatig voorkomende en voorzienbare werkzaamheden moeten worden
opgenomen in het rooster.
D1 Planner identificeert deze werkzaamheden en zorgt dat ze worden opgenomen in het
rooster. Hij houdt daarbij de ontwikkelingen van de effectief besteedbare uren van
de medewerkers in de gaten. Als opnemen van de werkzaamheden in het rooster
niet kan, of de effectief besteedbare uren van de medewerkers sterk wijzigen,
escaleert de planner dit naar de teamleider.
E Om overwerk te beperken kan de HID/directeur in samenspraak met het betreffende
districtshoofd (mandaat ligt bij het districtshoofd) besluiten de werktijden (tijdelijk)
aan te passen aan de behoefte van de Dienst, ook al liggen de werkuren buiten de
gebruikelijke werkuren.
E1 Als gevolg van seizoensinvloeden stemt het districtshoofd af met de directeur in
hoeverre de dienstverlening bijgesteld kan worden, dan wel inhuur of inzet flexibele
deeltijdwerkers noodzakelijk is.
F Overwerk is niet: de verplichting om beschikbaar of bereikbaar te zijn, reistijd van
een dienstreis die langer duurt dan de geldende arbeidsduur, het bijwonen van
recepties en andere werkgerelateerde bijeenkomsten, het volgen van een cursus of
een opleiding en werkzaamheden die ook de volgende dag/dienst kunnen worden
uitgevoerd.
F1 De medewerker schrijft voor deze situaties geen overuren.
F2 De teamleider keurt de maandstaat goed en controleert of voor deze situaties geen
overuren worden geschreven en spreekt de medewerker hierop aan als het wel
gebeurt.
G Overuren voor roosterdienstpersoneel worden bepaald op basis van een werkperiode
van een kalendermaand. Wordt het aantal uren dat een medewerker moest werken
in een bepaalde kalendermaand overschreden dan ontstaan er overuren.
G1 De combinatie werken en verlof op één dag kan niet leiden tot overuren, tenzij
gedurende de gehele kalendermaand langer gewerkt is dan het oorspronkelijke
normrooster.*
H Bij het maken van overwerk bestaat de keuze om de gewerkte uren uit te laten
betalen met een toeslag of om de uren te compenseren met uitbetaling van een
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 25 van 38
toeslag. Als voor de optie compenseren gekozen wordt, kunnen de te compenseren
uren (tijd voor tijd) per einde van de maand niet meer bedragen dan 42. De rest
wordt uitbetaald.
H1 Bij uren die gecompenseerd worden is het streven om de uren als verlof op te nemen
in de kalendermaand die volgt op de kalendermaand waarin de overuren gemaakt
zijn. De planner bewaakt dat de compensatie-uren in de volgende maand worden
opgenomen.
I Voor overwerk dat gedurende korter dan een uur aansluitend aan de vastgestelde
dagelijkse werktijd wordt verricht, wordt geen vergoeding toegekend.
J Overuren kunnen aan alle medewerkers worden vergoed tot en met salarisschaal
10.*
* Dit geldt ook voor deeltijdmedewerkers
4.4 Optie tot vaste TOD Rijkswaterstaat wil bewust en rechtvaardig omgaan met de toeslag voor onregelmatige
diensten. Het is mogelijk om elke medewerker die in roosterdienst werkt, een vaste toeslag
voor onregelmatige diensten te geven. Invoering van deze vaste toeslag kan meer rust creëren
binnen het rooster en negatieve effecten die vastzitten aan een variabele TOD wegnemen. De
volgende afspraken zijn van toepassing:
Optie tot vaste TOD
AMBITIE: “Rijkswaterstaat wil bewust en rechtvaardig omgaan met toeslag voor
onregelmatige diensten.”
A Het is mogelijk om medewerkers een vaste toeslag voor het werken in onregelmatige
diensten te geven (gebaseerd op BBRA, artikel 17 lid 7). *
A1 De toeslag voor onregelmatige diensten kan per planeenheid of per individu op basis
van het normrooster berekend worden. Het aantal onregelmatige diensten (inclusief
reserve) wordt dan evenredig over de medewerkers verdeeld, waarna de vaste TOD
berekend kan worden. Deze wordt jaarlijks opnieuw bepaald, bij wijzigingen in het
normrooster.**
A2 De toeslag voor onregelmatige diensten wordt aan het begin van het jaar (bij het
begin van de planperiode) berekend en aan het einde van elke maand met het
salaris uitbetaald. Bij verlof en ziekte wordt de toeslag doorbetaald.
A3 Bij wijzigingen in de planeenheid, gedurende het jaar verandert het TOD bedrag niet.
Een voorbeeld: Als iemand uit dienst gaat of met langdurig verlof wordt het TOD
bedrag voor de anderen op dat moment niet opnieuw berekend. De TOD blijft een
vast bedrag.
B Iedere medewerker die een toeslag onregelmatige diensten ontvangt, krijgt een
vaste nominale toeslag van 37,50 bruto (BBRA, artikel 22e).*
B1 Deze toeslag wordt maandelijks uitbetaald met het salaris en de toeslag vervalt als
er langer dan een kalendermaand geen onregelmatige dienst wordt gelopen.
C De berekening van de toeslag onregelmatige diensten voor medewerkers van 55 jaar
en ouder blijft gehandhaafd. *
C1 Medewerkers van 55 jaar en ouder ontvangen met ingang van de maand waarin ze
55 worden een vaste TOD, ongeacht of ze daarna nog onregelmatige diensten lopen
of niet. De hoogte van de vaste TOD is gebaseerd op het gemiddelde van de in de
afgelopen 36 maanden ontvangen toeslag.
C2 De toeslag voor onregelmatige diensten voor medewerkers die 55 jaar en ouder zijn,
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 26 van 38
wordt in de maand waarop de medewerker 55 wordt berekend en aan het einde van
elke maand met het salaris uitbetaald.
** Er dient nog een besluit genomen te worden over de landelijke
berekeningsgrondslag. Momenteel wordt door een expertisegroep gewerkt aan het
bepalen van deze grondslag.
* Dit geldt ook voor deeltijdmedewerkers
Extra opmerking over de berekening van de vaste TOD:
Er zijn twee varianten waarop de vaste TOD berekend kan worden.
1. De vaste TOD kan worden berekend per planeenheid. Hierbij krijgt iedere medewerker
(beneden de 55+) binnen de planeenheid hetzelfde TOD percentage, dat gebaseerd is
op het normrooster. Voorwaarde is hierbij wel dat de onregelmatige diensten
gelijkmatig over alle medewerkers worden verdeeld.
2. De vaste TOD kan ook per individu berekend worden. Hierbij krijgt iedere medewerker
een eigen vaste TOD percentage dat gebaseerd is op het individuele normrooster van
de medewerker.
4.5 55+ en PAS-regeling Voor medewerkers die 55 jaar en/of 57 jaar en ouder gelden Rijksbrede regelingen. Deze
regelingen hebben effect op de beschikbaarheid van de medewerkers. Medewerkers worden
vaak minder inzetbaar na hun 55ste.
55+ en PAS-regeling
AMBITIE: “De 55+ en PAS-regeling zijn Rijksbrede regelingen waar Rijkswaterstaat
zich aan heeft te houden. Om realistisch en zoveel mogelijk voorspelbaar te kunnen
plannen wil Rijkswaterstaat proactief omgaan met deze regelingen.”
A Als medewerkers gebruik maken van de 55+ regeling- en of de PAS-regeling, dan
neemt de planner dit op in het normrooster en/of in het werkelijk rooster.
A1 In een gesprek in november tussen teamleider en medewerker, wordt door de
teamleider geïnventariseerd of de medewerker die 55, of 57 (PAS-regeling) wordt,
gebruik wil maken van de 55+ en/of PAS regeling. Indien de medewerker gebruik wil
maken van de 55+ regeling dan neemt de planner dat op in het normrooster. De
PAS-regeling wordt in het werkelijk rooster ingepland.
A2 In de berekening van de benodigde bezetting houdt de planner rekening met
correctiefactoren als 55+ zonder nachtarbeid en de PAS-regeling. Het doel van deze
correctiefactoren is om de wekelijkse werkdruk bij collega´s als gevolg van deze
regelingen niet te laten toenemen. Bij de berekening maakt de planner gebruik van
de rekenmodellen, uit de Roovur regeling.
A3 Medewerkers van 55+ mogen niet worden ingeroosterd op onregelmatige diensten
tussen 22.00 en 06.00 uur, met uitzondering van die diensten die volgens de
werktijdregeling maximaal 2 uur eindigen na 22.00 uur.
A4 Aan medewerkers van 55+ mag ook (tussen 22.00 en 6.00 uur) geen consignatie
worden opgelegd en eventueel daaruit voortvloeiend (incidenteel) overwerk.
A5 Een uitzondering op afspraak A3 en A4 is dat het inroosteren en het opleggen van
consignatie aan medewerkers van 55+ alleen is toegestaan als het dienstbelang zeer
dringend is. Het is ook toegestaan als dit op verzoek van de medewerker gebeurt en
de medewerker aangegeven heeft ´s nachts te willen blijven werken. Hiervoor is wel
jaarlijks een goedkeuring van de Arbodienst nodig.
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 27 van 38
B Als medewerkers gebruik maken van de PAS-regeling, dan zorgt de planner dat de
PAS-dag op een vaste dag in de week wordt ingepland. Lukt het in een bepaalde
week niet om de PAS-dag op de vaste dag te genieten, dan kan de PAS-dag binnen
dezelfde week naar een andere dag verschoven worden. Het is niet de bedoeling om
de PAS-dagen op te sparen.
4.6 Ruilen van diensten Het kan voor medewerkers handig zijn om diensten onderling te ruilen. Ruilen van diensten
gebeurt altijd op initiatief van de medewerker. Als medewerkers diensten ruilen dan is het
belangrijk dat de planner en teamleider daarvan op de hoogte zijn.
Ruilen van diensten
AMBITIE: “Ruilen van diensten is belangrijk voor het flexibel kunnen uitoefenen
van het werk. Ruilen van diensten is mogelijk, mits bekend is wie welke dienst
loopt.” *
A Ruilen van diensten is mogelijk, waarbij de vergoeding is gekoppeld aan de
daadwerkelijk gelopen dienst.
A1 Een verzoek tot ruilen van diensten wordt altijd bij de planner aangevraagd. De
planner bekijkt of de ruiling niet in strijd is met de wet en regelgeving (ARAR, ATW,
etc) en of de ruiling in het rooster past. Dit doet de planner door gebruik te maken
van het plansysteem. Het systeem geeft meldingen als de wet- en regelgeving wordt
overtreden.
A2 Als de ruiling past dan registreert de planner dit in het plansysteem. De
medewerkers lopen vervolgens de dienst die in het werkelijke rooster staat en
schrijven de werkelijk gemaakte uren van de dienst die ze gelopen hebben. De
vergoeding is gebaseerd op de werkelijk gelopen diensten. Past de ruiling niet, dan
kan de ruiling niet door gaan. Als de medewerker het hierover niet eens is met de
planner dan kan de teamleider betrokken worden.
B Het ruilen van diensten (op initiatief van de medewerker) kan nooit tot een
vergoeding voor verschoven uren leiden.
Opm. Met een vaste TOD, hebben ruilingen geen effect op het salaris.
* Ruilen van diensten gebeurt altijd op initiatief van de medewerker
4.7 Verschuiven van diensten
Verschuiven van diensten
AMBITIE: “Vanuit dienstbelang bestaat soms de noodzaak om diensten te
verschuiven. Doel is om verschoven diensten zoveel mogelijk te beperken.” *
A Als een medewerker wordt opgedragen op andere op andere uren te werken dan het
normrooster aangeeft zonder dat er een overschrijding van het aantal diensturen per
kalendermaand plaatsvindt, dan is er sprake van een verschuiving. De medewerker
werkt niet langer, maar slechts op andere uren of dagen.
A1 Voor verschoven diensten geldt alleen een toeslag als de verschuiving vanuit
dienstbelang plaatsvindt en als de verschuiving korter dan 72 uur van te voren wordt
aangezegd; er is dan sprake van een niet tijdig verschoven dienst. De toeslag wordt
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 28 van 38
alleen toegekend over de uren die verschoven zijn.
A2 Het twee of meer keren verschuiven van een dienst leidt niet tot twee of meer malen
toeslag; de toeslag wordt gebaseerd op de vergelijking tussen het oorspronkelijke
normrooster en de uiteindelijk gelopen dienst.
B Verschuiven van diensten blijft altijd mogelijk. De bedoeling is dat de planner
verschuivingen (zeker als die van lange duur zijn) zoveel mogelijk tijdig van te voren
in te plannen.
B1 Als er gaten in het rooster ontstaan kijkt de planner hoe deze gaten het beste op te
vullen zijn, dit kan leiden tot verschuiven van diensten voor medewerkers.
B2 Om te bepalen wie het beste de verschoven dienst kan lopen maakt de planner
gebruik van het plansysteem. Planner vraagt medewerker ruim van te voren (bij
voorkeur langer dan 72 uur) de verschoven dienst te lopen en verschuift de dienst
ook in het plansysteem. Bij het verschuiven van diensten wordt eerst gekeken of er
vertikaal verschoven kan worden (bijvoorbeeld van dag naar laat) kan dit niet dan
wordt gekeken of er horizontaal verschoven kan worden (bijvoorbeeld van maandag
naar dinsdag).
B3 Als de verschoven dienst gelopen is, schrijft de medewerker de werkelijk gemaakte
uren van de verschoven dienst.
C Uitgangspunt is dat verschuivingen naar zon- en feestdagen zoveel mogelijk worden
gecompenseerd op (andere) zondagen. Dit is een afspraak die is vastgelegd in de
SOR-regeling. De regeling is als volgt opgebouwd:
C1 1. Een medewerker die op een roostervrije zondag moet werken, dient de
gewerkte uren te compenseren met een andere zondag waarop die moe(s)t
werken.
2. Lukt dit niet dan kan de medewerker op een doordeweekse dag de
gewerkte uren compenseren. De medewerker krijgt hiervoor dan op zondag
TOD-toeslag uitbetaald en tevens overurentoeslag.
3. Lukt het helemaal niet om de uren te compenseren dan krijgt de
medewerker de gemaakte uren op de roostervrije zondag als overuren
uitbetaald.
Let op: Op een extra nachtdienst die aangevangen is op zaterdag is de SOR-regeling
volledig van toepassing. Op een extra nachtdienst die is aangevangen op zondag en
die doorloopt op maandag is de SOR-regeling niet van toepassing.
C2 Als de medewerker niet tijdig (binnen 72 uur) is gevraagd op de roostervrije zondag
te werken dan heeft de medewerker recht op een verschuivingstoelage. Als de SOR-
uren regeling en een eventuele verschuivingstoelage samenvallen, dan is de SOR-
uren regeling leidend. Dit betekent dat een medewerker in dat geval dus geen
verschuivingstoelage uitbetaald krijgt.
C3 Voor een medewerker met een vaste TOD vergoeding is de SOR-regeling van
toepassing. Dit betekent dat deze medewerkers naast de vaste TOD-vergoeding,
overurentoeslag kunnen ontvangen. Dit geldt alleen bij compensatie van de op
zondag gewerkte uren op een doordeweekse dag.
* Verschuiven van diensten gebeurt altijd op initiatief van de dienst
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 29 van 38
4.8 Consignatie
Consignatie
AMBITIE: “Rijkswaterstaat wil bewust omgaan met consignatie. In gevallen buiten
de normale werktijden is het belangrijk dat er voldoende, en tegelijkertijd niet te
veel medewerkers bereikbaar zijn om arbeid te kunnen verrichten.”
A De planner zorgt voor voldoende ingeplande geconsigneerde medewerkers.*
B Consignatie kan aan iedere medewerker worden opgelegd van 18 jaar en ouder
(m.u.v. 55+), ongeacht zijn/haar salarisschaal. Consignatiediensten neemt de
planner direct op in het normrooster.
B1 Als een medewerker geconsigneerd is,dan is de medewerker verplicht om bij oproep
aan het werk te gaan.
C Consignatie legt de planner bij voorkeur niet op als de medewerker (vakantie)verlof
heeft. Dit kan eventueel wel als de medewerker hiermee akkoord is.
D Als een medewerker een roostervrije dag heeft, kan consignatie worden ingepland
(bijvoorbeeld in de weekenden). Indien tijdens de diensturen andere gekwalificeerde
medewerkers aan het werk zijn, worden deze eerst opgeroepen alvorens een beroep
te doen op de met consignatie belaste medewerker.
E Bij een langdurige calamiteit in de privé sfeer van de medewerker, kan in overleg
met de teamleider besloten worden (tijdelijk) geen consignatiedienst op te leggen, of
een andere minder frequente consignatiedienst te lopen.
E1 Als dit het geval is, zorgt de planner ervoor dat dit in het rooster verwerkt wordt.
F Consignatietoeslag wordt aan het eind van elke maand met het salaris uitbetaald en
wordt bij ziekte en verlof doorbetaald.**
* Voorwaarden waaronder consignatie mag worden opgelegd: artikel 5:9 van de
Arbeidstijdenwet
** Dit geldt ook voor deeltijdmedewerkers
4.9 Reserve Reserve
AMBITIE: “Rijkswaterstaat wil reservediensten zo optimaal en efficiënt mogelijk
benutten.”
A Reservecapaciteit wordt ingezet om gaten in het rooster op te vangen die ontstaan
door gebeurtenissen als ziekte, verlof, seizoensinvloeden, etc. Gebeurtenissen
kunnen voorzienbaar (bijvoorbeeld verlof) of niet voorzienbaar zijn (bijvoorbeeld
ziekte). De reservecapaciteit is onderdeel van de capaciteit die nodig is om het
dienstverleningsniveau te kunnen realiseren.
A1 Bij het daadwerkelijk inzetten van een reserve zorgt de planner dat er een reserve
beschikbaar is om niet voorzienbare gebeurtenissen op te kunnen vangen (m.a.w.
voorzienbare gebeurtenissen mogen niet tot volledige uitputting van de
reservecapaciteit leiden voordat de dienst waarvoor de reserve geldt is
aangevangen).
A2 Bij een niet tijdige verschuiving van de reservedienst heeft een medewerker recht op
verschuivingstoeslag over de verschoven uren. Hierbij geldt de regel A2 van
`verschuiven van diensten`
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 30 van 38
A3 Wanneer onvoldoende reservecapaciteit beschikbaar is, kan besloten worden tot
oproepen van geconsigneerde medewerkers. Zijn deze niet beschikbaar dan kan
worden besloten om roostervrije medewerkers op te roepen. Hiermee dient de
planner zorgvuldig om te gaan. Hiervoor is altijd overleg met de medewerker en
toestemming van de teamleider nodig.
A4 Wanneer onvoldoende reservecapaciteit beschikbaar is, kan de directeur in overleg
met het betreffende districtshoofd besluiten tot inhuur van externe capaciteit.
B Reservediensten worden efficiënt en alleen wanneer ze noodzakelijk zijn in het
normrooster ingepland. Het is logisch om een medewerker een dagdienst met een
reservestatus te geven, waarbij de medewerker ermee rekening moet houden dat
deze dienst (op het laatste moment) ook een vroege-, late-, of nachtdienst kan
worden.
C Als een medewerker een dagdienst heeft die is aangemerkt als zijnde een
reservedienst, dan kan een medewerker een verschuiving naar een andere dienst op
die dag niet weigeren. Dit is de consequentie van de reservestatus.
D Het streven is om de reservemedewerkers tijdens reserve diensten zinvol in te
zetten.
D1 De betrokken medewerker dient voorafgaand en tijdens de reserveperiode
bereikbaar en beschikbaar te zijn om binnen 1 uur na oproep op de werkplek
aanwezig te zijn. Een reserveperiode kan een periode van 24 uur zijn.
4.10 Voornemen Aanstellingsomvang Om gezonde en acceptabele roosters te kunnen maken en om medewerkers gelijk te
behandelen, streeft Rijkswaterstaat naar één model voor de invulling van voltijdfuncties, 36
uur.
Voornemen Aanstellingsomvang
AMBITIE: “Rijkswaterstaat streeft naar één model voor invulling van voltijdfuncties
voor dienstroosterpersoneel.”
A Het voornemen is om afwijkende werktijdregelingen (bijvoorbeeld vier keer negen
uur werken) voor personeel dat in roosterdienst werkt alleen nog toe te staan als het
dienstbelang het toelaat.*
A1 Districtshoofd beoordeelt een verzoek tot wijziging in samenspraak met de planner.
B RWS streeft naar gelijkheid in de aanstellingsomvang van medewerkers. RWS houdt
zich daarom aan de 36-urige werkweek. Het wijzigen van bestaande voltijd
aanstellingen van 36 naar structureel 40 uur is dan ook niet wenselijk. Daarnaast is
het ongewenst om compensatie-uren op te bouwen in het normrooster.**
B1 Een ingediend verzoek (van 36 naar structureel 40 uur) wordt beoordeeld door het
districtshoofd in samenwerking met de planner. Het verzoek kan worden afgewezen
als het dienstbelang zich hiertegen verzet (past niet in het rooster, budgettair niet
mogelijk, etc).
* Dit staat los van deeltijdwerken. Werken in deeltijd kan altijd, al is het wel aan te
bevelen om rekening te houden met roosterdiensten van 8 uur. 16, 24, of 32 uur
werken zijn dan de meest logische eenheden.
** Het opbouwen van compensatie-uren kan conflicten geven met de ATW. Daarnaast is
het risico van opbouw van stuwmeren aanwezig.
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 31 van 38
4.11 Verlof, vakanties en feestdagen Om zoveel mogelijk rust in het rooster te realiseren is het belangrijk dat onder andere de
vakanties (langdurige periodes van afwezigheid) tijdig ingepland worden. Medewerkers
stemmen lang en kortdurend verlof vroegtijdig af met hun planner en teamleider. Dit betekent
niet dat verlofaanvragen kort van te voren niet meer mogelijk zijn. Er kan altijd verlof worden
aangevraagd, maar de kans bestaat dat dit niet altijd meer in te plannen is. Belangrijk is dus
dat medewerkers, planners en teamleiders zich aan de hieronder opgenomen termijnen
houden.
Verlof, vakanties en feestdagen
AMBITIE: “Rijkswaterstaat wil vakantiewensen van de medewerkers waar mogelijk
honoreren, maar wel met behoud van goede dienstverlening.”
A Lang verlof voor het komende jaar wordt tijdig en volgens een vaste procedure
aangevraagd.
A1 Medewerker geeft afwezigheid van langer dan een week (7 dagen) (voor
bijvoorbeeld de zomer, winter en feestdagen) voor het komende jaar tussen 1
november en 1 december door aan de planner. Hierbij is het zinvol om voor de
zomerperiode gebruik te maken van vakantieblokken (bijvoorbeeld 3 blokken),
waarbij de vakantieblokken worden vastgesteld door de teamleider. Medewerkers
kunnen aangeven in welk blok ze graag verlof zouden willen hebben. Het hanteren
van blokken zorgt voor spreiding in de vakantieplanning.
A2 De planner beoordeelt de verzoeken na het verlopen van de indientermijn en stelt de
vakantieplanning samen, rekening houdend met de ingediende voorkeuren van
medewerkers. De planner houdt zich hierbij aan het (minimaal) noodzakelijke
dienstverleningsniveau en de bezetting die daarbij past. Mocht de vakantieplanning
niet rond te krijgen zijn, dan geeft de planner aan wat hiervan de oorzaak is en
betrekt de teamleider van de betreffende medewerkers.
A3 Een verlofaanvraag beschreven in A2 en de uiteindelijke vakantieplanning wordt
naast de planner ook altijd beoordeeld door de teamleider(s). De teamleider is als
leidinggevende formeel verantwoordelijk voor het toe- of afwijzen van deze
verlofaanvragen. Als een planner de vakantieplanning niet rond krijgt, gaat de
teamleider in gesprek met de betreffende medewerkers om tot een oplossing te
komen.
A4 Medewerkers krijgen uiterlijk een maand na het indienen van het lang verlof een
bevestiging of en hoe het aangevraagde verlof is ingepland.
B Kortdurend verlof gedurende het jaar en compensatie-uren (ADV-uren) worden tijdig
en volgens een vaste procedure aangevraagd. Aanvragen worden beoordeeld op
basis van volgorde van binnenkomst.
B1 Medewerker vraagt verlof aan bij de planner. De medewerker dient de aanvraag
minimaal een week (7 dagen) van te voren in bij de planner. Bij het aanvragen van
verlof kan een medewerker zelf aangeven welke andere medewerker zijn/haar
dienst(en) wil overnemen. Uiteindelijk bepaalt de planner (waar nodig in overleg met
de teamleider) wie de dienst overneemt. De volgende regel is van toepassing: des te
eerder de aanvraag bij de planner binnenkomt, des te groter de kans dat de
aanvraag kan worden gehonoreerd.
B2 In de verlofaanvraag dient de medewerker aan te geven welke soort afwezigheid
hij/zij wil opnemen. De medewerker dient aan te geven of hij/zij compensatie van
overuren, compensatie-uren (ADV) of verlofuren wil inzetten.
B3 Per dienst kan de medewerker (zowel bij lang als kort verlof) kiezen uit één
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 32 van 38
afwezigheid. Dus of compensatie van overuren, of compensatie-uren (ADV), of
verlofuren. Het is niet toegestaan om voor één dienst zowel compensatie van
overuren, compensatie-uren (ADV) als verlofuren in te zetten. Er geldt één
uitzondering: Mocht een medewerker aan het eind van het jaar minder compensatie-
uren (ADV) overhouden dan voor het nemen van verlof van een gehele dienst nodig
is (zie ook punt H), dan kan in overleg met de teamleider een uitzondering gemaakt
worden om twee afwezigheden voor één dienst in te zetten.
B4 Een verlofaanvraag beschreven in B.1 wordt binnen drie werkdagen beoordeeld en
beantwoord door de planner. De teamleider is als leidinggevende formeel
verantwoordelijk voor het toe- of afwijzen van de verlofaanvraag.
C Overige vormen van verlof worden tijdig bij de teamleider aangevraagd.
C1 Buitengewoon, ouderschaps- en zwangerschapsverlof wordt bij de teamleider
aangevraagd. De teamleider bekijkt in overleg met de planner hoe het verlof het
beste in het rooster past. Dit geldt niet voor calamiteitenverlof. Calamiteitenverlof
(een onderdeel van buitengewoon verlof) wordt wel gemeld aan de teamleider.
C2 Voor ouderschapsverlof specifiek geldt dat een medewerker dit minimaal 2 maanden
van te voren aanvraagt bij de teamleider. De medewerker geeft hierbij het volgende
aan:
• de aaneengesloten periode van het verlof
• het aantal uren verlof per week
• de spreiding van de verlofuren over de week.
Uiteindelijk keurt het districtshoofd de aanvraag goed of af. Let op zie voor alle
voorwaarden rond de ouderschapsverlof regeling het ARAR, artikel 33g..
D De medewerker is vrij te bepalen wanneer hij verlof (lang als kortdurend) opneemt,
voor zover de belangen van de Dienst zich daartegen niet verzetten.
D1 Per kalenderjaar moet een medewerker minimaal 108 uur vakantie/verlof
opnemen.*
D2 Eenmaal per kalenderjaar moet een aaneengesloten vakantieperiode minimaal 72
uur duren.*
E Het is niet de bedoeling dat een medewerker alle feestdagen in een jaar werkt. Het is
wel de bedoeling dat medewerkers die in een bepaald jaar op één of meerdere
feestdagen werken, in het volgende jaar bij voorkeur niet op (deze) feestdagen
werken. De planner zorgt dat er jaarlijks roulatie van de te lopen feestdagen plaats
kan vinden.
E1 Als er medewerkers zijn die juist wel op feestdagen willen werken dan kunnen ze dit
bij de planner aangeven, zodat de planner daar vervolgens rekening mee kan
houden.
G Er kunnen maximaal 58 verlofuren worden meegenomen naar het volgende
kalenderjaar. Deze regel geldt voor medewerkers jonger dan 45 jaar. Medewerkers
ouder dan 45 jaar kunnen deze meeruren eveneens meenemen. Zie onderstaande
tabel voor de regels daarover.
De teamleider stuurt gedurende het jaar op voldoende opname (minimaal 108 uur
wettelijk) van verlof. De teamleider voorkomt daarmee een overschot aan
verlofuren.
Leeftijd Extra verlofuren Totaal mee te nemen uren
45 – 49 jaar 7,2 uren 165,6 + 7,2 = 173 (-108) = 65
50 – 54 jaar 14,4 uren 165,6 + 14,4 = 180 (-108) = 72
55 – 59 jaar 21,6 uren 165,6 + 21,6 = 187 (-108) = 79
G1
Vanaf 60 jaar 28,8 uren 165,6 + 28,8 = 194 (-108) = 86
H Compensatie-uren (ADV-uren) kunnen in principe niet worden meegenomen naar het
volgende jaar. Indien het door dienstoorzaak niet mogelijk is om alle compensatie-
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 33 van 38
uren op te nemen, dan bestaat de mogelijkheid de compensatie-uren op te nemen
tot 1 februari in het volgende jaar. Dit kan alleen in overleg met het districtshoofd.
I Er kunnen gedurende en aan het eind van het kalenderjaar geen negatieve verlof-,
en compensatie-uren (ADV) saldi ontstaan. De planner en de teamleider monitoren
dit. Voor compensatie van overuren geldt dit niet. Bij het verschuiven van diensten
over de maandgrenzen heen is het noodzakelijk dat de negatieve saldi (het tekort
aan uren) die hierdoor ontstaan in de volgende maanden weer ingehaald kunnen
worden.
I1 Mocht een medewerker (bijvoorbeeld door een verschoven dienst) in een
kalendermaand te weinig hebben gewerkt, dan zorgt de planner er samen met de
medewerker voor dat de medewerker deze uren in de volgende kalendermaanden in
het betreffende jaar kan inhalen.
J Er kan verlof worden verleend aan een medewerker als er capaciteit beschikbaar is
en dit niet tot overwerk leidt (bij een andere medewerker). Dit geldt niet als er
sprake is van calamiteiten in de privé sfeer. De teamleider beoordeelt de situatie.
Opmerking: het kan zo zijn dat er toch overwerk zou kunnen ontstaan doordat de
reservemedewerker(s) ziek wordt. Een andere roostervrije medewerker moet dan de
dienst opvangen. Dit is echter niet te voorzien.
K Alle medewerkers kunnen jaarlijks één bijzondere verlofdag opnemen voor het
bijwonen van een sportdag of ander (cultureel) evenement dat vanuit RWS (lokaal,
Dienstbreed of RWS-breed) wordt georganiseerd. Medewerkers kunnen zelf kiezen
voor welke sportdag of welk evenement zij de bijzondere verlofdag willen opnemen.
* Dit geldt alleen voor voltijdmedewerkers op basis van een 36 uurs contract. Voor
medewerkers die minder werken wordt het aantal uur evenredig minder.
4.12 Cursussen / Opleidingen / Werkgerelateerde bijeenkomsten
Cursus/Opleiding
AMBITIE: “Rijkswaterstaat heeft gekwalificeerd personeel nodig, om de
dienstverlening naar de klant zo goed mogelijk te kunnen verzorgen.”
A Het inplannen van cursussen, opleidingen en werkgerelateerde bijeenkomsten dient
tijdig plaats te vinden, met behoud van goede dienstverlening voor de klant.
A1 Cursussen/opleidingen: Teamleider en medewerker bespreken tijdens het RKW-
gesprek de voor het komende jaar te volgen cursussen en opleidingen (de planner
houdt kwalificaties, begin- en eindtijd bij en licht teamleider in bij het aflopen van
kwalificaties van de medewerker).
A2 Cursussen/opleidingen: CLC, de teamleider en de planner stemmen minimaal
halfjaarlijks de behoefte aan cursussen/opleidingen op elkaar af. Dit is belangrijk,
omdat de planner dan tijdig de (landelijke) cursussen en opleidingen in het rooster
kan inplannen.
A3 Cursussen/opleidingen: Als de cursussen en opleidingen niet in het rooster passen
dan bekijken de planner en de teamleider de alternatieven. Uiteindelijk besluit de
teamleider of de cursus wel of niet doorgang moet vinden en koppelt dit terug aan
de medewerker. De teamleider keurt een cursusaanvraag altijd goed of af.
A4 Werkgerelateerde bijeenkomsten: Teamleiders stemmen onderling en in overleg met
de planner vroegtijdig af welke werkgerelateerde bijeenkomsten er wanneer plaats
(moeten) vinden en hoe deze bijeenkomsten opgenomen kunnen worden in het
rooster. Vooraf raadplegen de teamleiders verschillende stakeholders en stellen
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 34 van 38
prioriteiten welke bijeenkomsten wel en niet noodzakelijk zijn.
A5 Cursussen/opleidingen en werkgerelateerde bijeenkomsten worden gepland tijdens
dagdiensten (dus niet tijdens roosterdiensten of roostervrije dagen). Als dat
(incidenteel) niet lukt, dan worden (toch) de uren geschreven die daadwerkelijk
gelopen zijn (het principe je schrijft wat je loopt is ook hier van toepassing). Er geldt
hiervoor één uitzondering: Als het (incidenteel) niet lukt om de cursus/opleiding (in
dienstopdracht, conform artikel 59, van het ARAR) te plannen tijdens een dagdienst,
dan kan de medewerker het dan bekende rooster doorschrijven. De duur van de
geschreven dag is altijd gelijk aan de dienst die in het rooster stond. Als dit 8 uur is,
dan schrijft de medewerker 8 uur (ook al duurt de cursus meer dan 8 uur)!
A6 Wanneer (incidenteel) cursussen/opleidingen en werkgerelateerde bijeenkomsten in
dienstopdracht plaatsvinden op een roostervrije dag, dan krijgt de medewerker
daarvoor een roostervrije dag terug (de planner geeft de medewerker ergens anders
binnen de maand de roostervrije dag terug of verhoogt het compensatie-uren saldo).
Het maakt daarbij niet uit of een cursus/opleiding of werkgerelateerde bijeenkomst
binnen of buiten de diensttijd valt.
A7 Wanneer een cursus/opleiding op eigen verzoek van de medewerker (geen
dienstopdracht) wordt gevolgd dan worden hierover tussen medewerker en
leidinggevende afspraken over gemaakt (conform artikel 59 van het ARAR).
C Het streven is dat het volgen van cursussen/opleidingen en werkgerelateerde
bijeenkomsten niet mag leiden tot overuren. Verder moet worden voorkomen (door
inzet van reservemedewerkers) dat een cursus/opleiding of werkgerelateerde
bijeenkomst van een medewerker bij andere medewerkers tot overuren leidt.
4.13 Reisuren Reisuren
AMBITIE: “Rijkswaterstaat wil dat haar medewerkers op juiste wijze reisuren
schrijven en gerelateerde kosten declareren.”
A De HID kan in samenspraak met de OR de Reistijdvergoedingsregeling van
toepassing verklaren. De regeling voorziet in het vergoeden van structurele reistijd.
A1 Als een overschrijding van het aantal diensturen plaatsvindt door het maken van
dienstreizen, dan wordt op grond van de reistijdvergoedingsregeling per reisuur* een
vergoeding toegekend. Deze vergoeding is gebaseerd op het uurloon van schaal 3
trede 13 en kent een maximum van 50 reisuren per maand.
A2 De HID kan bepalen reistijd met verlof te vergoeden. Dit laatste is echter niet
wenselijk en de landelijke lijn zal zijn om reistijd uit te betalen volgens schaal 3,
trede 13.
A3 Als een cursus of opleiding op een locatie anders dan de vaste locatie wordt gevolgd,
ontstaat er reistijd. Er kunnen hiervoor geen reisuren geschreven worden op grond
van de Reistijdvergoedingsregeling.
* Van reistijd wordt, als de reis start of eindigt bij de woning van de medewerker van
de heenreis of de terugreis een half uur buiten beschouwing gelaten. Met andere
woorden de medewerker reist een half uur in zijn/haar eigen tijd. Deze aftrek van
een half uur geldt niet bij reizen op een roostervrije dag.
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 35 van 38
4.14 Overige afspraken Overige afspraken
A De periodieke keuringen welke noodzakelijk zijn voor het kunnen uitoefenen van de
functie worden beschouwd als werk.
B In principe is het niet de bedoeling dat RWS werkt met 15 minuten* overdrachttijd
per dienst. Alleen als dit echt noodzakelijk is voor de uitvoering van het werk kan
overdrachttijd gehonoreerd worden. Deze overdrachttijd moet dan opgenomen
worden in het normrooster.
B1 De HID/directeur kan in samenspraak met de districtshoofden beslissen
overdrachttijd te honoreren en op te (laten) nemen in het normrooster.
C RWS zorgt voor zoveel mogelijk (landelijke) uniforme aanvangs- wissel- en
eindtijden in de normroosters (zeker bij vergelijkbare werkplekken). Daarnaast wordt
overlaptijd bij diensten in normroosters zoveel mogelijk beperkt.
D Afspraken die een individuele Dienst (die betrekking hebben op het planning- en
verloningsproces van dienstroosterpersoneel) maakt en die alleen binnen die Dienst
gelden dienen te worden afgestemd tussen de desbetreffende HID en het Bestuur
van RWS.
* Voor Coördinerend Wegverkeersleiders geldt een landelijke afspraak voor 30
minuten overdrachtstijd
4.15 Arbeidstijdenmanagement Dienst Noordzee Dienst Noordzee voert verschillende werkzaamheden uit op zee, in de lucht en op kantoor. Een
deel van de werkzaamheden (vliegwaarnemingen, markeerwerk-zaamheden, vistellingen op
lange vaarafstand, meetwerkzaamheden, etc.) zijn beperkt of niet uit te voeren binnen de
reguliere kaders die RWS stelt aan de arbeid- en rusttijden.
Om langere werktijden, opgeknipte diensten en bijvoorbeeld werken in ploegendienst (shifts)
mogelijk te maken is voor Meetleiders, Markeerders, medewerkers HMCN, Vliegwaarnemers en
medewerkers Consignatie Kantoororganisatie (Incidenten & Handhaving) de regeling
“Arbeidstijdenmanagement” (ATM) van toepassing. ATM maakt het o.a. mogelijk om oplopend
tot 12 en zelfs 14 uur per dag te werken (basis: ATB vervoer). Naast ATM heeft DNZ een
tweetal convenanten met medewerkers van Douane en LNV afgesloten. Deze convenanten
blijven onverminderd geldig.
Algemeen geldt dat bij het opstellen van normroosters waar mogelijk rekening wordt gehouden
met de planregels uit Hoofdstuk 3 van de Leidraad. Dit zal in de praktijk niet altijd mogelijk
zijn.
In onderstaande overzichten zijn per groep de specifieke regelingen vermeld die gelden op
basis van ATM (versie 1.0 5 nov 2009). Per regeling is aangegeven of deze aanvullend en/of
vervangend is ten opzichte van de afspraken uit de Leidraad. Dat betekent dat ook voor de in
ATM benoemde groepen de Leidraad van toepassing is, tenzij op basis van onderstaande
overzichten anders blijkt.
Verder wordt verwezen naar Tabel 1 ´Samenvatting Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit
Vervoer voor RWS Noordzee´.
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 36 van 38
A
A1 Maximaal 14 uur per dag, minimaal 10 uur rust per dag op te delen in twee delen
waarvan een deel minimaal 6 uur aaneengesloten.
Gaat boven hs 4.2 afspraak A Markeren
Meetleiders
A2 Minimaal 77 uur rust per week. Gaat boven hs 4.2 afspraak A Markeren
Meetleiders
A3 Onafgebroken rusttijd ten minste 11 uren in een aaneengesloten tijdruimte van 24 uren,
welke rusttijd éénmaal in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren mag
worden ingekort tot ten minste 8 uren.
Gaat boven hs 4.2 afspraak A HMCN
Vliegwaarnemers
A4 Onafgebroken rusttijd van hetzij ten minste 36 uren in elke aaneengesloten tijdruimte
van 7 maal 24 uren, hetzij ten minste 72 uren in elke aaneengesloten tijdruimte van 14
maal 24 uren, op te splitsen in perioden van minimaal 32 uur.
Gaat boven hs 4.2 afspraak A HMCN
Vliegwaarnemers
A5 Ten hoogste 10 uren per nachtdienst arbeid verricht (maximaal 5x per 14 etmalen en
22x per 52 weken te verlengen tot 12 uur onder gelijktijdige inkorting van de rust na
die verlengde nachtdienst tot minimaal 12 uur)
Gaat boven hs 4.2 afspraak A HMCN
Vliegwaarnemers
A6 De minimale rust na een nachtdienst die eindigt na 02:00 uur is 14 uur, 1x per 7x24
uur in te korten tot 8 uur.
Gaat boven hs 4.2 afspraak A HMCN
Vliegwaarnemers
A7 De minimale rust na een reeks van 3 of meer achtereenvolgende nachtdiensten is 46
uur.
Gaat boven hs 4.2 afspraak A HMCN
Vliegwaarnemers
A8 Regels ten aanzien van onafgebroken rusttijden, pauzes en aantal malen nachtdienst
zijn niet van toepassing voor de arbeid die voortvloeit uit een oproep tijdens
consignatie.
Gaat boven hs 4.2 afspraak A Vliegwaarnemers
B
B1 Indien sprake is van ADV uren (compensatie-uren) worden deze compensatie-uren
volledig ingeroosterd.
Aanvulling op leidraad hs 4.11
afspraak B
Markeren
Meetleiders
Vliegwaarnemers
B2 Compensatie-uren ADV (compensatie-uren) mogen voor maximaal 50% vast worden
ingeroosterd.
Aanvulling op leidraad hs 4.11
afspraak B
HMCN
B3 Overwerk wordt gecompenseerd door dagdiensten vrij te nemen. Aanvulling op leidraad HMCN
C
C1 Verwerking in ROOVUR volgens Kantonnierregeling. Gaat boven leidraad die uitgaat
van verwerking via
roosterregeling
Markeren
Meetleiders
Vliegwaarnemers
C2 Verwerking in ROOVUR volgens de roosterregeling. Sluit aan bij leidraad HMCN
C3 Onregelmatigheidstoelage alleen in eerste 8 uur van de werkdag. Gaat boven leidraad die uitgaat
van verwerking via
roosterregeling
Markeren
Meetleiders
HMCN
Vliegwaarnemers
C4 Overuurtoeslag boven 8-urige werkdag. Gaat boven leidraad die uitgaat
van verwerking via
roosterregeling
Markeren
Meetleiders
Vliegwaarnemers
C5 Geen verschuivingstoelage. Gaat boven leidraad die uitgaat
van verwerking via
roosterregeling
Markeren
Meetleiders
C6 Verschuivingstoelage bij verplaatsen dienst minder dan 72 uur voor aanvang. Sluit aan bij leidraad HMCN
C7 Geen verschuivingstoelage, de vluchten in het weekend welke worden geannuleerd zijn
geen werkuren.
Gaat boven leidraad die uitgaat
van verwerking via
roosterregeling
Vliegwaarnemers
Werk- en rusttijden
Compensatie-uren
Verloningsgrondslag
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 37 van 38
D
D1 De verlof en vakantieplanning moet uiterlijk 15 november van het voorgaande jaar
worden aangeleverd bij het management.
Komt overeen met leidraad HS
4.11 afspraak A1
Markeren
D2 De verlof en vakantieplanning vindt plaats in januari. Gaat boven hs 4.11 afspraak A1 Meetleiders
HMCN
Vliegwaarnemers
D3 Verlof dient zo vroeg mogelijk te worden aangevraagd, omdat anders de kans bestaat
dat vanwege het dienstbelang het verlof niet kan worden ingepast.
Komt overeen met leidraad HS
4.11 afspraak B
Markeren
Meetleiders
Vliegwaarnemers
D4 Verlof dient minimaal 6 weken van tevoren aangevraagd te worden. De verlof aanvraag
niet alleen bij de coördinator indienen maar ook bij de persoon(personen) die de
diensten moeten gaan lopen.
Gaat boven hs 4.11 afspraak B1 HMCN
D5 Binnen de termijn van 6 weken kan alleen verlof opgenomen worden indien de
persoon(personen) die de diensten moeten invallen akkoord gaan.
Gaat boven hs 4.11 afspraak B1 HMCN
D6 De voorrangsregels voor de voorjaarsvakanties en de najaarsvakantie blijven
gehandhaafd.
Gaat boven hs 4.11 afspraak B1 HMCN
D7 Bij verlof kan alleen het hele blok van te lopen dagen vrij genomen worden. Gaat boven hs 4.11 afspraak B1 HMCN
D8 Er kunnen maximaal 2 personen tegelijkertijd met verlof. Gaat boven hs 4.11 afspraak B1 HMCN
D9 Verlof op feestdagen is in principe niet mogelijk. Gaat boven hs 4.11 afspraak B1 HMCN
D1
0
Verlof in het weekend wordt zoveel mogelijk vermeden. Gaat boven hs 4.11 afspraak B1 HMCN
E
E1 Op jaarbasis mag de overurenbuffer niet meer dan 200 uur bedragen en kunnen
maximaal 200 overuren gemaakt worden (200 overuren na aftrek van de
gecompenseerde overuren).
Gaat boven hs 4.3 afspraak H en
H1
Markeren
Meetleiders
HMCN
Vliegwaarnemers
E2 Het maximaal aantal uit te betalen buffer-uren op jaarbasis is gelijk aan dat van het
maximum van de buffer.
Gaat boven hs 4.3 afspraak H en
H1
Markeren
Meetleiders
HMCN
Vliegwaarnemers
E3 Uitbetaling van buffer-uren kan tweemaal per jaar plaatsvinden. Gaat boven hs 4.3 afspraak H en
H1
Markeren
Meetleiders
HMCN
Vliegwaarnemers
E4 Maximaal 80 buffer-uren kunnen worden meegenomen naar een volgend jaar. Gaat boven hs 4.3 afspraak H en
H1
Markeren
Meetleiders
HMCN
Vliegwaarnemers
E5 Per jaar mogen maximaal 160 uren extra worden ingeroosterd. Gaat boven hs 4.3 afspraak H en
H1
Meetleiders
E6 Overwerk wordt gecompenseerd door dagdiensten vrij te nemen. Gaat boven hs 4.3 afspraak H en
H1
HMCN
F
F1 Tijdens overblijven op schip, vaartoelage (5% door de week, 10% in het weekend en
feestdagen, percentages van maximaal het uursalaris bij schaalnummer 10,
salarisschaal 7).
Aanvulling op leidraad hs 4.8 Markeren
Meetleiders
F2 Consignatie op het schip of “vreemde” haven (10% door de week, 20% in het weekend
en feestdagen, percentages van maximaal het uursalaris bij schaalnummer 10,
salarisschaal 7).
Aanvulling op leidraad hs 4.8 Markeren
Meetleiders
F3 Bij consignatie ten hoogste 13 uren arbeid in elke periode van 24 achtereenvolgende
uren en 60 uren per week arbeid.
Aanvulling op leidraad hs 4.8 Vliegwaarnemers
F4 14 maal 24 uren geen consignatie in elke aaneengesloten periode van 28 maal 24 uren. Aanvulling op leidraad hs 4.8 Kantoororganisatie
betreffende
consignatie
(Incidenten &
Handhaving)
Overuren
Consignatie- en vaartoelage
Verlof
Leidraad Roosterdiensten
Pagina 38 van 38
5. Hoe wordt de Leidraad Roosteren beheerd?
De Leidraad in de huidige vorm is tot stand gekomen, in samenwerking met verschillende
medewerkers (medewerkers, planners, teamleiders, districtshoofden en HRM medewerkers) uit
de expertisegroep Roosterperspectief & Anders werken. De conceptversie van de Leidraad is
tijdens landelijke Impactanalyses en de Pilot in Zuid-Holland getoetst in de praktijk. Naar
aanleiding van de Impactanalyses en de Pilot is de Leidraad op een beperkt aantal punten
aangepast. De afspraken in de Leidraad zijn opgesteld om bij te dragen aan landelijke
uniformiteit. De huidige versie van de Leidraad vormt de basis van waaruit verder “gebouwd”
kan gaan worden aan uniformiteit in de landelijke werkwijze.
Het spreekt voor zich dat er afspraken kunnen wijzigen als er nieuwe inzichten ontstaan, of als
wet- en/of regelgeving verandert. Wanneer en op welke wijze noodzakelijke wijzigingen
worden doorgevoerd, is hieronder beschreven.
Beheer
De Leidraad zal op één plek binnen Rijkswaterstaat worden beheerd. Het beheer ligt bij de
juridisch specialist (functie Adviseur Arbeidsvoorwaarden) van de Corporate Dienst. Hier is de
noodzakelijke kennis van wet- en regelgeving met betrekking tot roosterdiensten aanwezig.
Verder heeft de functie een onafhankelijke positie van personeel dat te maken heeft met, of
werkt in roosterdiensten. Als blijkt dat er wijzigingen in de Leidraad nodig zijn, dan zorgt de
Adviseur Arbeidsvoorwaarden in samenspraak met Staf DG HRM dat deze wijzigingsvoorstellen
in een advies worden voorgelegd aan zowel de HID van Zuid Holland als die van Utrecht. Beide
HIDen hebben een landelijke taak en zullen deze wijzigingsvoorstellen voor zover nodig
voorleggen aan het bestuur en de GOR.
Kennisplatform
Om praktijkervaringen met het plansysteem, de toepassing van wet- en regelgeving en de
landelijk geldende afspraken uit te wisselen en van elkaar te leren is er een kennisplatform
opgezet waaraan (afhankelijk van de thematiek) planners, arbeidsvoorwaardelijke- en BPS-
medewerkers deel nemen. Binnen onder andere dit kennisplatform worden nieuwe inzichten en
ervaringen besproken die mogelijk kunnen leiden tot wijzigingsvoorstellen.
Top Related