2. 1. Kinderopvang en kwaliteitscriteria:een referentiekader
Verschillende variabelen:
- aanpakvariabelen
= de normen die door overheidsinstellingen als Kind & Gezin
zijn uitgevaardigd.
Heeft betrekking op de maximale groepsomvang, de ratio
begeleiders/kinderen, opleiding en salariring, minimale oppervlakte
per kind, hyginische eisen,
3.
Referentiekader voor kwaliteitscriteria
Nadeel van aanpakvariabelen:
- Niet sluitend karakter van die benadering: twee settings
kunnen in grote mate aan de aanpakcriteria voldoen en toch een
verschillende impact hebben op kinderen.
AANPAK middelen praktijkprincipes PROCES EFFECT Doel Resultaat
4.
- Effectvariabelen
= uiteindelijk telt wat men bij de kinderen (op termijn)
teweegbrengt.
Nadelen van effectvariabelen:
De informatie over de ontwikkelingseffecten voor de betrokkenen
groep kinderen komt te laat.
Het is niet eenvoudig om na het constateren van
ontwikkelingseffecten verbanden te leggen met karakteristieken van
de aanpak.
5.
- procesvariabelen
= men concentreert zich op wat zich hier en nu aan de zijde van
de kinderen afspeelt als gevolg van de gecreerde pedagogische
condities.
Aandacht besteden aan de activiteiten die kinderen uitvoeren,
cognitieve operaties die daarin aan de orde zijn, de
interacties
6. 2. Betrokkenheid en welbevinden als procesvariabelen.
Innovatieproject Ervaringsgericht Onderwijs
2 concepten domineren
Betrokkenheid Welbevinden
7. a) Welbevinden
Betrekking op de mate waarin de opvoedingscontext aan de
basisbehoeften van kinderen tegemoet komt: fysische behoeften,
behoefte aan aandacht en affectie, behoefte aan duidelijkheid en
veiligheid, behoefte aan erkenning en waardering van anderen,
behoefte aan zingeving,
realiseren= goede kansen voor de persoonlijkheids- en
emotionele ontwikkeling.
8. b) betrokkenheid
Laat zich herkennen aan een geconcentreerd, aangehouden en
tijdvergeten bezig zijn, waarbij de persoon zich gemotiveerd voelt,
geboeid is en zich ten volle engageert, zich openstelt, op een
intense wijze waarneemt en betekenissen ervaart, een grote mate van
energie vrijmaakt en een sterke voldoening ervaart
Bron= exploratiedrang
9. 3.Onderzoeksopzet
Betekent een eerste stap in het verkennen van de waarde van de
invalshoeken welbevinden en betrokkenheid voor het beoordelen van
de pedagogische kwaliteit van het werk in kinderdagverblijven.
Hoofddoelen:
- de ontwikkeling van een methodologie en instrumenten om de
kwaliteit van de kinderopvang te beoordelen.
10.
Hoofddoelen:
- de ontwikkeling van een methodologie en instrumenten om de
kwaliteit van de kinderopvang te beoordelen;
- constateren van de verschillen in welbevinden en
betrokkenheid tussen settings;
- exploratie van de relatie tussen welbevinden en betrokkenheid
en andere variabelen.
11.
Doelgroep:
29 peutergroepen, gespreid over 15 kinderdagverblijven in
Vlaanderen. Leeftijd van de peuters varieert tussen 18 en 36
maanden.
12.
Hoe?
Interview met het hoofd van de instelling worden de volgende 7
themas verkend:
- bijscholing van het personeel
- organiseren van teamvergaderingen
- begeleiding van personeel
- pedagogische concepten
- observatie door kinderverzorgster
- groepsindeling
- aantal peuters per groep
13.
Registratie van het dagverloop levert basismateriaal voor het
bepalen van de effectieve speel-tijd (kinderen die n volledige dag
aan activiteiten kunnen besteden.)
Inventariseren (aanpakvariabele)
Plattegrond van de setting (aanpakvariabele)
14. 4. Beschrijving van het observatie-instrument.
4.1 Kinderverzorgsterstijl
- Stimulerend tussenkomen kunnen we
definiren als de mate waarin de
kinderverzorgster een bron is van
impulsen die de aard en de kwaliteit van de activiteiten van
peuters kunnen bepalen.
- gevoeligheid voor beleving betreft mate waarin de
kinderverzorgster zich kan verplaatsen in de gevoelswereld.
- verlenen van autonomie slaat op de mate waarin de
kinderverzorgster de petuers de ruimte geeft hun eigen traject te
bepalen,
15.
4.2 Peuterinitiatief
Onderzoek naar de ruimte voor het nemen van initiatieven op het
niveau van de organisatie.
Verplichte activiteiten
Keuze uit 2/3 aanbiedingen
Vrije keuze uit een breed aanbod
16.
4.3 Betrokkenheid
Op basis van de Leuvense Betrokkenheidsschaal voor Kleuters
worden 5 schaalwaarden onderscheiden.
Niveau 1: geen activiteit
Niveau 3: kind is actief, zonder betrokkenheid
Niveau 5: kind is helemaal in zijn activiteit opgeslorpt.
17.
4.4 Welbevinden
Beperking tot scoren van huilen, lachen
4.5 Interactie
Men spreekt van interactie als er minimaal sprake is van een
woord en wederwoord tussen de kleuter en een gesprekspartner.
18. 5. Betrokkenheid en de kwaliteitsvraag.
5.1 Profielen
Voor elke setting werd een profiel gemaakt dat bestond juist
alle beschikbare gegevens en conclusies van een kwalitatieve
analyse.
19.
5.2 Inventaris van betrokkenheidsverhogende factoren
Elementen die al of niet tot betrokkenheid bijdragen:
De omvang, variatie en staat van het materiaal-aanbod
De duur van de activiteiten
Moeilijkheidsgraad van de activiteiten
Keuzevrijheid
Grootte van de speelruimte
Stimulerende impulsen
Welbevinden
20. 6.Slotbeschouwing
Vlaamse peutertuin heeft nog onvoldoende de mogelijkheden om
minder conventioneel materiaal te verkennen.
Ander aandachtspunt vormt de pedagogische deskundigheid van de
begeleidster.
Ook de opleiding van kinderverzorgsters blijkt nog steeds een
sterk medische stempel te dragen.