kijk op de linieop zoek naar de circumvallatielinie uit 1627 rondom Groenlo
Godfried NijsJoep van der Pluijm
4
1
kijk op de linieop zoek naar de circumvallatielinie uit 1627 rondom Groenlo
Godfried Nijs
Joep van der Pluijm
Uitgave Stadsmuseum Groenlo
2
Uitgave: Stadsmuseum Groenlo
Auteurs: Godfried NijsJoep van der Pluijm
Vormgeving: John Ligtenberg Vormgeving
Druk: Rehms-druck GmbhLandwehr 52, D-46325 Borkenwww.rehmsdruck.de
CIP gegevens:Nijs, G.A.Th.M.van der Pluijm, J.E.
Kijk op de linieOp zoek naar de circumvallatielinie rondom Groenlo uit 1627
Door:Godfried Nijs - Lichtenvoorde Joep van der Pluijm - Groenlo
Uitgave:Stadsmuseum Groenlo 2008
ISBN/EAN 978-90-813429-1-9
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of worden openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, digitalisering of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijketoestemming van de uitgever.
Colofon
3
Inhoud
VoorwoordDe Tachtigjarige OorlogHet belegeren van een vestingstadGroenlo in de Tachtigjarige OorlogDe belegering van Grol in 1627 Het Staatse leger voor Grol Het garnizoen van Grol De kaart van Bleau De Kwartieren De Linie De Schansen De Engelse Schans De Redoutes De Hoornwerken De verdediging van de tussen de verdedigingswerken liggende linies De Redans De Batterijen De verdubbeling van een deel van de linie De linie voltooid De Ruiterij binnen de linie De Approches Beschieting van de stad De Galerijen Nog twee kampementen Quartier des vivres Aankomst van het Spaanse leger en pogingen om de stad te ontzettenDe overgave van GrolFrederik Hendrik geëerdHistorie van het onderzoek naar de ligging van de circumvallatielinieKaarten, foto’s en satellietbeelden De 19e eeuwse stafkaarten De luchtfoto’s De satellietbeelden
De linie in beeld De zuizijde van de linie De Engelse Schans De Franse Schans De linie tussen de Franse Schans en het Kwartier van Ernst Casimir Het Kwartier van Frederik Hendrik Het Quartier des vivres De westzijde van de linie De ‘Kanonnenweg’ De linie ten noorden van het Kwartier van Frederik Hendrik Redoute en uitlopers van de Slinge Vermoedelijke ligging van de linie ten noorden van de Ruurloseweg De noordzijde van de linie Het Kwartier van Pinsen Het kampement van Varick De Hollandse Schans De redoute aan de Ruiterweg Het Groot Hoornwerk De dubbele linie De oostzijde van de linie De Schans Altena De redoutes tussen de Schans Altena en de Friese Schans De Friese Schans De linie tussen de Friese Schans en het Kwartier van Ernst Casimir Het Kwartier van Ernst Casimir van Nassau De ApprochesTot slotGeraadpleegde literatuur Geraadpleegde bronnen Geraadpleegde bronnen internet Fotoverantwoording Met dank aan
567910101112131414151617
1718181920202223262728
293133
3638383839
41444453
5964687171
7476
7882848690949699102102
104106
108110116118119120120120120
4
5
Voorwoord
Jan Klaassen was trompetter in het leger van prins Fre-
derik Hendrik (1584-1647), zo wil de legende en het
lied van Rob de Nijs. Hij marcheerde met het prinselijk
leger het land door en hielp mee de Spaanse tirannie te
verdrijven. In 1627 werd Groenlo veroverd, nadat het
ruim twintig jaar eerder door Spinola was ingenomen.
Prins Frederik Hendrik, de kunstminnende stadhou-
der die de middenweg en het compromis verkoos bo-
ven het conflict en paleis Noordeinde liet bouwen, was
een groot strateeg. Hij voerde geen veldslagen, maar
belegerde en omsingelde. Rond Groenlo wierp hij een
aarden wal op, isoleerde de vesting volledig en rukte
vanaf de wal meter voor meter op naar de overwinning.
Deze strategie paste hij hier voor het eerst toe, en later
nog vele malen.
Tien dagen had de prins nodig voor de aanleg van de
wal, twintig voor de opmars en de inname van Groenlo.
De verschansing lag op iets meer dan twee kilometer
afstand van de stad, was vijftien kilometer lang en bood
bescherming aan een prinselijk leger van zo’n 20.000
koppen. Aan Spaanse zijde waren het er niet meer dan
1350; die hadden geen schijn van kans. De tolerante
prins bood de vijand de aftocht en liet ‘m zuidwaarts
vluchten.
Het grondplan en de geschiedenis van de unieke linie
rond Groenlo is door de auteurs - de een onderwijzer
te Lichtenvoorde, de ander bioloog in Groenlo - nu in
kaart gebracht. Met een grote mate van nauwkeurig-
heid en na jaren van veldwerk en intensieve studie. Al
dat werk heeft een fascinerend boek opgeleverd, dat
uitnodigt tot lezen en een stevige wandeling.
Ik complimenteer Godfried Nijs en Joep van der Pluijm
van harte met hun ‘Kijk op de linie’. Zij verdienen, geen
twijfel, de loftrompet.
Clemens Cornielje
Commissaris van de Koningin in Gelderland
6
De Tachtigjarige Oorlog
Tussen Spanje en de Nederlanden ontbrandde in de
tweede helft van de 16de eeuw een oorlog, gebaseerd op
gebiedsaanspraken en godsdienstige tegenstellingen.
De Opstand (eerder aangeduid met de Tachtigjarige
Oorlog) tegen het Spaanse regime over de Nederlanden
begon in 1568 met de Slag bij Heiligerlee en duurde tot
de Vrede van Munster in 1648. Aan de kant van de Ne-
derlanden was Willem van Oranje in het begin leider
van de opstand. Na zijn gewelddadige dood in 1584
werd zijn taak overgenomen door zijn toen 17-jarige
zoon Maurits. Naast het feit dat deze zich tot een groot
veldheer ontwikkelde genoot hij in heel Europa grote
bewondering vanwege hervormingen van het Staatse
leger. In een aantal veldtochten veroverde Maurits een
aanzienlijk aantal vestingen op de Spanjaarden.
Slechts één keer rustten de wapens voor langere tijd. In
1609 sloten de koning van Spanje en de Staten Generaal
van de Verenigde Nederlanden een wapenstilstand. Dit
bestand duurde tot 1621.
Na het overlijden van Maurits op 23 april 1625 volgde
zijn halfbroer Frederik Hendrik hem op als bevelheb-
ber van de Staatse troepen. Hij erfde van Maurits de
titel Prins van Oranje. Veel leden van de Staten Gene-
raal hadden echter nogal wat bedenkingen wat betreft
de bekwaamheid als veldheer van ‘Mooi Heintje’, zoals
hij smalend genoemd werd. In 1626 werd Oldenzaal, na
een belegering van enkele dagen, door zijn neef Ernst
Casimir van Nassau ingenomen. De belegeringen van
Hulst en Sas van Gent mislukten echter jammerlijk. De
kritiek op de nieuwe prins werd hierna openlijker. Men
verweet hem onder andere een te grote voorzichtig-
heid en er werd geklaagd over het ‘quade beleyt ende
versuym’ binnen het Staatse leger. Nee, 1626 was niet
bepaald een glorieuze start van de loopbaan van prins
Frederik Hendrik als opperbevelhebber van het Staatse
leger. Maar de gebeurtenissen in het daarop volgende
jaar zouden alle kritiek doen verstommen.
Aan Spaanse zijde waren in het begin van de Opstand
de elkaar opvolgende landvoogden bevelhebber van
het Spaanse leger in de Nederlanden. In 1605 werd de
Italiaanse bankierszoon Ambrogio Spinola benoemd
tot opperbevelhebber van dat Spaanse leger. Hij moest
die functie eind 1627 afstaan aan zijn onderbevelheb-
ber Hendrik van den Bergh, een volle neef van Frederik
Hendrik.
Prins Frederik Hendrik
(1584-1647).
Graaf Hendrik van den Bergh
(1573-1638).
7
Het belegeren van een vestingstad
Zowel het Spaanse regime te Brussel als de Staten Ge-
neraal der Verenigde Nederlanden te Den Haag bezaten
een onvoldoende omvangrijk leger om hun grondge-
bied militair onder controle te houden. Het waren de
talrijke vestingsteden van waaruit het omliggende plat-
teland werd beheerst. Die vestingsteden bezaten dan
ook een eigen garnizoen. In de loop van de Tachtig-
jarige Oorlog kwam een groot deel van de noordelijke
Nederlanden onder de controle van het Staatse leger.
Toen waren het de vestingsteden in het grensgebied,
die het meest werden bedreigd. Geen van beide partijen
was echter financieel bij machte al deze zogenaamde
frontiersteden permanent van voldoende bezetting en
uitrusting te voorzien om een krachtig beleg te kun-
nen weerstaan. Dat was zeker het geval wanneer men
daarnaast ook nog een veldleger beschikbaar moest
houden.
Voor beide partijen gold dat bij het belegeren van een
vesting het van het grootste belang was deze zo onver-
wacht mogelijk in te sluiten. Niet alleen had dit een
ontmoedigende invloed op de bezetting en vooral op de
burgerij, maar ook gold een beleg al voor de helft mis-
lukt, wanneer de stad nog tijdig militair kon worden
versterkt en van extra voorraden kon worden voorzien.
Door het verspreiden van valse geruchten of het uit-
voeren van een schijnaanval tegen een andere vesting,
probeerde men dan ook de tegenpartij zo lang moge-
lijk in onzekerheid te laten totdat de te belegeren stad
onverwachts werd ingesloten of, zoals dat toen heette,
‘berend’ door vooruitgezonden cavalerie.
Voor het welslagen van een beleg was een gedegen voor-
bereiding van groot belang. Er werd daarbij gebruikge-
maakt van ervaringen, opgedaan tijdens eerdere bele-
geringen. Daarnaast namen verkenners ruim vooraf het
gebied in ogenschouw. Een gezegde uit die tijd luidde
niet voor niets: ‘een verspiede vesting is al schoon half
gewonnen’. Aan de hand van de bevindingen van de
spionnen werd het toekomstige beleg aan de tekentafel
verder volledig uitgewerkt. Alles werd doordacht en be-
rekend. In het veld had men de beschikking over gede-
tailleerde tekeningen die, voorzien van maten, ervoor
zorgden dat in minder dan geen tijd de insluitings- en
aanvalswerken uitgezet en uitgevoerd konden worden.
Ook wat de bevoorrading van de enorme troepenmacht
betreft werd niets aan het toeval overgelaten. Maurits
had deze manier van werken al toegepast maar onder
het bewind van Frederik Hendrik werd dit systeem ver-
der vervolmaakt.
In de beginjaren van de Tachtigjarige Oorlog beston-
den de insluitingswerken niet uit een doorlopende li-
nie rond de stad, maar uit schansen op de voornaamste
punten. Een schans was een door een aarden wal omge-
ven meestal vierkant terrein waarop in tenten soldaten
konden worden gelegerd. Om die aarden wal bevond
zich een gracht. Afhankelijk van de terreinomstandig-
heden was dat een droge of een natte gracht. Boven-
Overleg tussen de legeraanvoerders
voor Grol terwijl het voetvolk in de
loopgraven naar de stad trekt.
8
aan de binnenzijde van de wal bevond zich een pad, de
zogenaamde walgang. Met het bovenste gedeelte van
de wal als borstwering kon de vijand van daaraf onder
vuur worden genomen. Op de vier hoekpunten was de
schans versterkt met kleine bastions (vijfhoekige aar-
den uitbouw), waarop een of meer kanonnen konden
worden geplaatst. Feitelijk was een schans een vesting
in het klein. Onder Maurits lagen de schansen dichter
bij de stad dan de kampementen waarin zijn aanvalsle-
ger was ondergebracht. Vanuit die schansen werd dan
begonnen aan de aanvalswerken en werd weerstand
geboden aan uitvallen uit de stad. Die uitvallen hadden
vaak tot doel de in aanbouw zijnde aanvalswerken te
verstoren, maar ook werden de schansen zelf wel aan-
gevallen.
Het ontbreken van een doorlopende linie tussen die
schansen had tot gevolg dat de belegerde vesting niet
volledig van toevoer kon worden afgesneden. De be-
legerden probeerden versterking te krijgen uit omlig-
gende garnizoenen en trachtten ook hun voorraden
(munitie en voedsel) op peil te brengen om een bele-
gering langere tijd te kunnen doorstaan. De vaak grote
overmacht van de belegeraars leidde op den duur on-
vermijdelijk tot de verovering van de stad, als niet een
ontzettingsleger de belegeraars kwam verdrijven. Zo’n
ontzettingsleger moest echter vaak van verre komen en
legde per dag maar ongeveer 20 km af. Om een bele-
gering met succes af te ronden was dus meestal haast
geboden. Was een ontzettingsleger eenmaal ter plaatse
aangekomen dan zaten de aanvallers van de stad tussen
twee vuren. Ze hadden dan te maken met uitvallen uit
de stad en aanvallen in de rug door de troepen die wa-
ren gearriveerd om de stad te ontzetten. Toen Maurits
dat bij Groenlo in 1595 overkwam trok hij zich ijlings
terug.
Maurits ging er daarom toe over voortaan tussen de
schansen aarden wallen aan te leggen, waarmee de
stad rondom werd ingesloten. De grote afstand tussen
de schansen maakte het echter onmogelijk die tussen-
liggende wallen dag en nacht over de gehele lengte te
bewaken. Een effectieve bestrijding van versterking en
bevoorrading van de stad was daarmee niet mogelijk.
Onder Frederik Hendrik werd de insluitingslinie zoda-
nig ingericht dat aanvoer van manschappen, voedsel en
materieel van buitenaf naar de stad nagenoeg onmoge-
lijk werd en ook de berichtgeving via koeriers vanuit de
stad aan een op komst zijnd ontzettingsleger en omge-
keerd werd verhinderd.
Overigens was men niet alleen aan Staatse zijde bezig
met het toepassen van een insluiting bij de belegering
van een stad. Aan Spaanse zijde werd een aaneengeslo-
ten linie het eerst in 1579 toegepast en wel door Parma
rond Maastricht. In 1583 sloot Mansfelt op dezelfde
wijze Eindhoven in.
De belegering van Grol door prins
Maurits in 1597.
9
Groenlo in de Tachtigjarige Oorlog
Groenlo (of Grol zoals de stad in die tijd gewoonlijk
werd genoemd) speelde in het begin van de Tachtigja-
rige Oorlog een weinig beduidende rol. Als gevolg van
de, in het oosten van de Nederlanden bestaande of zich
opnieuw ontwikkelende, sympathie voor het katholie-
ke Spaanse regime viel Grol in 1580 in handen van de
heer van Anholt. Grol kreeg een Spaans georiënteerd
garnizoen.
Na de verovering van Groningen in 1594 door prins
Maurits vonden de Staten Generaal de tijd gekomen
ook Grol onder hun gezag te brengen. Maurits deed
in 1595 een vergeefse poging Grol te overmeesteren,
maar in 1597 slaagde hij erin de stad in Staatse han-
den te brengen. In het leger van prins Maurits maakte
toen ook graaf Frederik Hendrik als 14-jarige zijn eer-
ste veldtocht mee. Vergezeld van zijn moeder Louise de
Coligny was hij met Maurits mee naar Arnhem gereisd,
waar zij hem bij Maurits achterliet om het leger te vol-
gen en het ‘ongemack vanden crijch te leeren verdra-
gen’.
Grol was na de inname in 1597 slechts negen jaren in het
bezit van de Staatsen. In 1606 veroverde de in Spaanse
dienst zijnde Italiaanse veldoverste Ambrogio Spinola
de vesting. Het Staatse leger moest de stad verlaten en
er vestigde zich een aanzienlijk Spaans garnizoen.
Toen Maurits in het najaar van 1606 een poging deed
om Grol op de Spanjaarden te heroveren had hij zijn
halfbroer graaf Frederik Hendrik met de cavalerie
vooruitgezonden om de toegangswegen tot de stad af
te sluiten en versterking van het aanwezige garnizoen
te verhinderen. Het kampement van Maurits was toen
op de Lievelder Es gevestigd. Omdat Spinola met zijn
leger het Spaanse garnizoen van Grol te hulp kwam
moest Maurits zijn heroveringspoging staken en trok
zich terug.
In 1606 waren de onderhandelingen tussen het te Brus-
sel gevestigde Spaanse gezag en de Staten Generaal der
Verenigde Nederlanden te Den Haag, om te komen tot
een bestand, reeds begonnen. Er werd in april 1607 een
wapenstilstand overeengekomen. In 1609 kwam een
verdrag tot stand. Tot het einde van het Twaalfjarig Be-
stand (1609–1621) werden er uiteraard van Staatse zijde
geen pogingen ondernomen Grol te heroveren.
In deze periode werd de vesting door de Spaanse bezet-
ting met (gedwongen) hulp van de omwonende boe-
ren uitgebouwd volgens de laatste inzichten. Zo werd
onder andere een zesde bastion aangelegd en de stad
van nieuwe poorten voorzien. In 1621 werden de vijan-
delijkheden tussen Spanje en de Nederlanden hervat.
Grol gold toen als een van de best verdedigbare vestin-
gen in het oosten.
De vesting Grol anno 1606.
De vesting Grol anno 1627.
10
De belegering van Grol in 1627
In Den Haag vergaderden de Staten Generaal over de
wijze waarop de oorlog tegen de Spanjaarden moest
worden voortgezet. Na veel over en weer gepraat (de
machtigste gewesten, Holland en Zeeland, wilden de
oorlog op zee verder voeren) werd in 1627 toch be-
sloten ‘die starcke stad Grol aan te tasten’. De voor-
bereidingen vonden in het diepste geheim plaats. Het
Staatse leger, bestaande uit meer dan twintigduizend
man voetvolk en ruiters, werd via de Lek en de Rijn naar
het oosten verscheept. De Spanjaarden wisten inmid-
dels dat er een groot Staats leger op weg was, maar
het was nog onduidelijk welke stad het doelwit van de
aanval zou worden. Om de vijand op een dwaalspoor te
brengen wekte het Staatse leger in eerste instantie de
indruk Wesel te willen aanvallen en voerde vervolgens
een schijnaanval uit op het Duitse stadje Goch.
Het Staatse leger voor Grol
Ondertussen ging de hoofdmacht op 17 juli 1627 in
Emmerich van boord en vertrok direct richting Grol.
In de nacht van de 18de op de 19de juli ‘berende’ Ernst
Casimir van Nassau met enige troepen, ruiters en voet-
volk de stad Grol.
Mathijs van Dulcken, de Spaanse stadscommandant,
kon niet geloven dat er een belegering ophanden was,
toen hem gemeld werd dat dit ‘door den toorenblaser
gesien wierde’. Hij zat op dat moment aan tafel en ging
er in eerste instantie vanuit dat het konvooi met voorra-
den, dat hij uit Wesel verwachtte, voor een aanstormend
vijandelijk leger werd aangezien. Een van de aanwezi-
gen, een glazenier uit Goor, koos meteen eieren voor
zijn geld en verliet zijn tafelheer en de stad spoorslags,
de vrijheid tegemoet. Het zou niet lang duren voordat
Van Dulcken zijn vergissing in zou zien.
De 20ste juli arriveerde prins Frederik Hendrik met
de rest van het Staatse leger voor Grol. De voorhoede,
onder leiding van Herman Otto, graaf van Styrum, be-
zette meteen de belangrijkste toegangswegen naar de
vesting. Men bracht de eerste nacht door in de regen,
‘onder den blauwen hemel’ (in de openlucht).
In de begindagen van de belegering werd nog maar
weinig vanuit de stad geschoten. Een vanaf de stadswal
afgeschoten kanonskogel, een 24-ponder, komt echter
niet ver van de prins terecht. ‘Godt dheere wil hem be-
waren’ bidt een geschrokken ooggetuige.
Zolang de stad nog niet voldoende was ingesloten was
het mogelijk dat manschappen vanuit de in Spaanse
handen zijnde vestingen Rijnberk en Wesel zich naar
Grol zouden begeven ter versterking van het garnizoen
in de stad. Frederik Hendrik stuurde de cavalerie naar
Winterswijk met de opdracht deze troepentransporten
11
te onderscheppen en de daarbij betrokken soldaten zo
mogelijk gevangen te nemen. Hij had in oktober 1606
onder Maurits deze opdracht zelf uitgevoerd. Hij on-
derschepte toen met succes meerdere naar Grol op weg
zijnde konvooien. Ook nu boekte de cavalerie succes
met het weren van troepen die binnen Grol trachtten te
komen: ‘eenighe parthijen tsamen bij hondert sterck,
oock een convoi van achtentwintigh wagens en carren,
dat daer binnen sol sijn, sich heeft moeten saulviren
binnen Boickholt’.
Het garnizoen van Grol
In de stad lag een bezetting van acht compagnieën,
waaronder een Engelse en een Ierse compagnie. In to-
taal 1360 soldaten waar zich tijdens de belegering een
onbekend aantal Grolse burgers bij aansloot. Men kon
beschikken over zestien kanonnen. Er werd begon-
nen met het verdelen van de wachtposten en de borst-
weringen werden verhoogd.
Dit werk werd blijkbaar door de stadscommandant
persoonlijk geïnspecteerd, want niet lang na het begin
van de belegering werd Van Dulcken door een musket-
kogel in de schouder getroffen. Als gevolg van bloed-
verlies moest hij het bed houden en was genoodzaakt
het commando tijdelijk over te dragen aan ritmeester
Lambert Verreyken.
Het Staatse leger trok vanuit
Emmerich via Millingen, Yselburch,
Dinxperlo, Aalten, Bredevoort en
Vragender naar Grol.
12
De kaart van Blaeu
De vesting Grol en alles wat er rond Grol tijdens het
beleg werd aangelegd werd ter plaatse op kaart vast-
gelegd. Aan de hand van deze manuscriptkaart (zie
pagina 21) werd in het beroemde atelier van Blaeu te
Amsterdam onderstaande kaart vervaardigd. Deze zeer
betrouwbare topografische kaart is een belangrijke ge-
tuigenis van wat er rond Grol in 1627 heeft plaatsgevon-
den. In tegenstelling tot wat tegenwoordig gebruikelijk
is werden kaarten in die tijd niet altijd met het noorden
boven getekend. Een kompasroos gaf dan meestal aan
hoe de kaart georiënteerd was. Het noorden ligt in deze
kaart dus linksboven.
De in het atelier van Blaeu
te Amsterdam vervaardigde kaart
van de belegering van Grol in 1627.
13
De Kwartieren
Voor Grol gekomen werd het Staatse voetvolk in drie
delen gesplitst. Honderd vendels (meer dan de helft
van de totale strijdmacht) werden ondergebracht in het
Kwartier van Frederik Hendrik in het zuiden (op de Lie-
velder Es aan de toegangsweg van Bocholt en Lichten-
voorde), vijfenvijftig vendels bestaande uit Friese, Gro-
ningse, Duitse en Schotse compagnieën in het Kwartier
van Ernst Casimir van Nassau in het oosten (bij de
buurtschap Zwolle aan de toegangsweg van Vreden)
en vijftien vendels (ongeveer 2000 man) in het Kwar-
tier van Willem van Nassau in het noordwesten (bij de
buurtschap Avest). Men hield bij de aanleg hiervan een
afstand aan van ongeveer vijfentwintighonderd meter
vanaf Grol. Daarmee lagen de kwartieren buiten de
reikwijdte van de kanonnen die opgesteld stonden bin-
nen de vesting. Zodoende hoefde men in de kwartieren
niet beducht te zijn voor vijandelijk vuur. De legerplaat-
sen werden meteen van een omwalling voorzien.
Landbouwer Coene Conincx moet op de vroege morgen
van de 21ste juli 1627 raar opgekeken hebben. Zijn net
een half jaar oude boerderij ’t Conincxgoet ten oosten
van de Lievelder Es ligt ineens in het schootsveld van
het Kwartier van Frederik Hendrik. En dat heeft nogal
wat gevolgen. Bij een aanval van de Spanjaarden zou de
boerderij namelijk als dekking gebruikt kunnen wor-
den. Om dat te voorkomen is er van Staatse zijde maar
één optie: de boerderij moet meteen worden gesloopt.
Het is onbekend hoeveel boerenhoeven ditzelfde droe-
ve lot gedwongen hebben moeten ondergaan. Rondom
Lievelde ontsnapten in ieder geval de erven Brake, Le-
mel en Hoesels niet aan de slopershamer. Coene Co-
nincx heeft tot 1630 moeten wachten voordat al zijn
schade vergoed werd.
De kampementen van
De huidige boerderij ‘Koniger’, waar
vroeger ‘t Conincxgoet heeft gestaan.
Frederik Hendrik Ernst Casimir Willem van Nassau
14
De Linie
De dag na de aankomst van het leger begon men al
met het aanleggen van een cirkelvormige insluitings-
linie (ook wel circumvallatielinie genoemd), die de
drie legerplaatsen met elkaar verbond. De linie had
een lengte van 3 uur gaans te paard (ca. 15 km), of,
zoals een bij de belegering aanwezige Engelsman
schreef, dat het een gezonde soldaat 5 uur zou kos-
ten om de hele linie rond te lopen. De linie bestond
uit een aarden wal en de daarvoor liggende droge of
natte gracht. Ruiters en voetvolk zouden nog wel kun-
nen proberen door die linie heen te breken, maar deze
werd constant bewaakt. Nergens konden kanonnen
of karren de linie met succes passeren behalve dan
via enkele toegangswegen, maar daar lagen dan ook
bemande bewakingsposten (schansen en redoutes).
Frederik Hendrik stond erop dat eerst de linie volledig
gesloten was voordat begonnen werd met het aanleg-
gen van loopgraven richting de stad.
De Schansen
Er werd in die linie meteen begonnen met de aanleg
van vijf schansen die strategische plaatsen moesten be-
waken. Zo sloot de Franse Schans de weg naar Brede-
voort af terwijl de Friese Schans de weg naar het Duitse
Vreden en de Hollandse Schans de weg naar Borculo
en Zutphen bewaakte. Van zijn uit huurlingen van ver-
schillende nationaliteit bestaand leger liet Frederik
Hendrik landgenoten samenwerken, bijvoorbeeld bij
het bemannen van een schans. Dit voorkwam onder
andere tijdens het geven van bevelen en het onderling
samenwerken een Babylonische spraakverwarring. Zo
zal bijvoorbeeld de Engelse Schans ongetwijfeld ge-
bouwd en verdedigd zijn door Engelse manschappen.
In het westelijk deel van de linie waren geen schansen
opgenomen. Ten westen van Grol lag een uitgestrekt
moeras: het Ruurlosebroek. Van die kant was geen
aanval te verwachten en daarom waren daar geen extra
versterkingen nodig.
Franse en Engelse Schans.
15
De Engelse Schans
Alle schansen, op een na, waren in de circumvallatielinie
opgenomen. Uitzondering vormde de Engelse Schans.
Deze werd aangelegd ten zuidoosten van het kampe-
ment van Frederik Hendrik, dus feitelijk buiten de linie.
De schans lag op een uitloper van het Oost-Nederlands
plateau. Het was het hoogste punt in de omgeving. Deze
strategische plek, vlak bij het belangrijkste kampement,
moest in handen van de Staatsen blijven.
Frederik Hendrik ging ervan uit dat, als een Spaans leger
naar Grol zou oprukken om de stad te ontzetten, deze
troepen bij Wesel de Rijn zouden passeren en via Duits
en Nederlands grondgebied naar Grol zouden trekken.
Hij was er bij het opstellen van zijn plan voor de circum-
vallatielinie vanuit gegaan dat dit leger daarbij dezelfde
weg zou gaan als hij gevolgd had om Grol te bereiken:
vanuit het zuiden via Bredevoort, Vragender en Lich-
tenvoorde naar Grol. Het ontzettingsleger zou dan als
eerste op de Engelse Schans stuiten; de grootste schans
van de linie. Om de eventueel langs deze weg naderende
Spaanse troepen het hoofd te kunnen bieden werden
in deze schans een groot aantal soldaten gelegerd. De
Engelse Schans ligt tegenwoordig in een bosrijke omge-
ving. In 1627 was de situatie echter volstrekt anders. De
schans lag toen temidden van een uitgestrekt heidege-
bied. Vanaf deze natuurlijke hoogte zou men de vijand
van verre kunnen zien aankomen.
Naast schansen werden in de linie talrijke andere ex-
tra verdedigingswerken opgenomen, zoals redoutes en
hoornwerken.
De ten zuidoosten van het
kwartier van Frederik Hendrik
gelegen Engelse Schans.
16
De Redoutes
Redoutes waren kleine, gesloten schansen. Ze waren er
in verschillende vormen: onder andere vierhoekige en
halfronde. De meest gebruikelijke redoutes waren de
vierhoekige, hetzij vierkant of ruitvormig. De kleinste
waren ongeveer 14 – 20 m in het vierkant. De grotere
waren van geschutopstellingen en schietgaten voor-
zien. Zij vormden geheel zelfstandige werken, waren
door een gracht omringd en met stormpalen bezet. Ze
waren als ‘corps de garde’ (wachtposten) belangrijke
bemande steunpunten in de linie. Frederik Hendrik liet
er in de linie rond Grol 14 aanleggen.
Maurits had in 1606 ook al een linie van redoutes ge-
hanteerd. Op de westoever van de IJssel liet hij deze op
2 km van elkaar aanleggen om zo Spinola het overste-
ken van de rivier te kunnen beletten. Frederik Hendrik
was toen in het leger van Maurits aanwezig. Hij paste
de toen opgedane kennis nu toe.
Vierkante, halfronde en
ruitvormige redoutes.
17
De Hoornwerken
Een hoornwerk was een rechthoekige uitbouw van de
linie met op de twee hoekpunten halve bastions met
daartussen een recht stuk wal (courtine). Ook hoorn-
werken waren door een gracht omgeven en aan de bui-
tenzijde voorzien van stormpalen.
’t Groot Hoornwerck in
het noorden van de linie.
De verdediging van de tussen
de verdedigingswerken liggende linies
Rond Grol was nu de afstand tussen de verschillende
permanent bemande elementen van de linie veel klei-
ner dan tijdens eerdere belegeringen. Drie kwartieren,
vier schansen, veertien redoutes en twee hoornwerken
op een lengte van ongeveer 15 kilometer resulteerde in
een gemiddelde onderlinge afstand van ca. 650 meter.
Ten opzichte van eerdere situaties vergemakkelijkte
dit de bewaking van de tussenliggende stukken.
Frederik Hendrik had kolonel Wyts als commandant
over deze wacht aangesteld. De hele linie werd voort-
durend bewaakt en bij dreigend gevaar werd alarm
geslagen. Overdag gebeurde dat met rooksignalen en
’s nacht met vuurtekens.
18
De Redans
De dreiging dat de vijand de linie zou proberen te door-
breken was heel reëel. Mochten de aanvallers daarbij
zover komen dat ze de wal van de linie zouden berei-
ken, dan was er voor hen daar geen enkele beschutting.
Naast redoutes en hoornwerken treffen we namelijk
een groot aantal kleinere constructies aan. De redan
was als verdedigingswerk een door een opening in de
linie toegankelijke uitbouw gevormd door twee onder
een hoek van ca. 90º aaneensluitende rechte aarden
wallen. Ook van hieruit konden de aanvallers door flan-
kerend vuur beschoten worden.
Redans in de linie.
De Batterijen
Op de meest bedreigde plaatsen waren net binnen de
linie in batterijen kanonnen opgesteld.
Deze batterijen waren naar buiten gericht, dat wil zeg-
gen dat wanneer de linie aangevallen zou worden de
eventueel doorgebroken vijand met zwaar geschut on-
der vuur genomen kon worden.
Een tweetal batterijen in het
zuidelijk deel van de linie.
19
De verdubbeling van een deel van de linie
Bij de belegering van Grol door Maurits in 1597 en 1606
was het heidegebied ten noorden en noordoosten van
Grol steeds moerassig geweest; niet geschikt om van
die kant aan te vallen. Om Grol te ontzetten naderde
Spinola in het najaar van 1606 met zijn leger de stad
toch vanuit het noordoosten, dwars door dat moerasge-
bied. Geheel ondoorgankelijk was het gebied dus niet.
Frederik Hendrik had gewaarschuwd kunnen zijn. Bij
het in 1627 maken van plannen te Den Haag was men
Het begin- (bij de Hollandse Schans)
en het eindpunt (aan de oever van de
Slinge net voorbij het kwartier van
Ernst Casimir) van de dubbele linie.
ervan uitgegaan dat dit gebied ook nu drassig zou zijn.
Ter plaatse gearriveerd bleek het echter te zijn droog
gevallen. De ruiterij van de vijand zou daar dan ook
over een breed front kunnen aanvallen. Reden waarom
Frederik Hendrik voor dat gedeelte van de linie voor de
reeds bestaande wal een extra wal liet aanleggen. Wel
met een dringend verzoek aan de Staten Generaal om
extra geld te sturen. Men had bij het opstellen van het
financiële plaatje niet op deze extra kosten gerekend.
20
De linie voltooid
Al snel werd duidelijk dat graaf Hendrik van den Bergh
te Wesel een groot Spaans leger bijeen had gebracht en
op weg zou gaan om Grol te ontzetten. Dag en nacht
werd daarom door 8.000 schansgravers en soldaten
van het Staatse leger koortsachtig aan de insluitingsli-
nie gewerkt. Op de eerste dag (21 juli 1627) kon al ge-
meld worden dat het werk zover gevorderd was dat de
kwartieren verdedigbaar, ofwel ‘in defensie waeren’.
Na een week was de hele insluitingslinie voltooid. Dat
bij het aanleggen van de linie de tijd drong blijkt wel
uit het feit dat zelfs de officieren de armen uit de mou-
wen staken: er werd gegraven ‘sonder dat sigh selfs of
Ooversten of Kolonellen ’t werken ontsaegen’.
De aldus ontstane ring was verdedigbaar tegen aan-
vallen van buitenaf en sloot bovendien de stad van de
buitenwereld af zodat er niemand meer in of uit kon.
Met recht kan gesproken worden van een vesting om
een vesting. Hugo de Groot meldt over de gerealiseerde
De in Beltrum gelegerde ruiterij.
werken ‘dat noyt eenighe volmaekter is geweest, selfs
niet onder Maurits, die alles wat ergens geleesen of ge-
sien was in gebruyk gebraght had’. Men was met recht
trots: voor het eerst in de Tachtigjarige Oorlog was
door de Staatse troepen een stad bij een belegering zo
volledig ingesloten. De belegering van Grol mag in
dat opzicht gezien worden als generale repetitie voor
de meest glorierijke overwinning uit de loopbaan
van Frederik Hendrik als veldheer: de belegering en in-
name van ‘s-Hertogenbosch, twee jaar later, in 1629.
De Ruiterij binnen de linie
Na het gereedkomen van de circumvallatielinie was het
niet langer nodig dat de te Winterswijk gelegen cava-
lerie van daaruit de eventueel naar Grol op weg zijnde
versterkingen zou onderscheppen. De ruiters werden
dan ook met hun paarden binnen de linie gebracht en
in het grasrijke Beltrum gelegerd.
21
Enige bekende manuscriptkaart van de belegering van Grol in 1627.
Waarschijnlijk is deze kaart gebruikt bij het vervaardigen van de kaart van Blaeu.
22
De Approches
Op 26 juli, vijf dagen na het begin van de belegering, was
de hele linie gesloten en kon met ‘approcheren’ worden
begonnen. Voor het graven van deze loopgraven richting
de stad werden 3000 man ingezet. Vanuit het kampement
van Frederik Hendrik werden twee loopgraven aangelegd:
de Engelse en de Franse approche. Vanuit het kampement
van Ernst Casimir naderde een loopgraaf uit het oosten de
stad.
Ondanks dat het werken in de loopgraven zeer gevaarlijk
was bestond er onder de soldaten veel animo voor. Er werd
namelijk een bonus voor betaald. Een soort gevarengeld
dus. Er was namelijk een constante dreiging van kanon-
vuur en van uitvallen vanuit de stad. Daarnaast lagen op de
Grolse verdedigingswerken scherpschutters, die wachtten
op een kans de gravers onder vuur te nemen. De approches
hadden een aanzienlijke breedte; tenminste 2,40 meter en
soms wel 4 meter, zodat verkeer met wagens mogelijk was.
Door deze loopgraven werden kanonnen, munitie en ma-
terialen (zoals schanskorven en hout voor het bouwen van
galerijen) richting de gracht vervoerd. De Arnhemse sche-
pen, H. van Essen, was tijdens de belegering van Grol als
gedeputeerde te Zutphen aanwezig. Uit een van de brieven
die hij aan ‘Cantzelair en Raden des Vorstendoms Gelder
en Graifschap Zutphen’ stuurde, blijkt hoe gevaarlijk het
leven in de loopgraven eind juli 1627 was: ‘... zijn eenighe
van den vijandt uyt die stadt gevallen, hebben twee werck-
luiden gedoot en eenen sargiant gevanghen [ ... ] Ghis-
terennacht sijn sij weederom op de approches van sijne
Genade Graaf Ernst van Nassau uytgevallen en vijf ofte
ses van die onse gedoot ofte gequetst. Den sergiant-major
Dromont van ‘t regiment van Brock is in den uytval met
een musqettade dootlick gequetst’. Dat er zoveel schans-
gravers werden gedood kwam misschien omdat ‘die sluy-
merigh waren’. Uitvallen vanuit de stad hadden ten doel
het werk van het Staatse leger zoveel mogelijk te verstoren,
maar ook om tijdens de opschudding die door het gevecht
ontstond, een aantal bodes de gelegenheid te geven de li-
nie te doorbreken om contact te leggen met het Spaanse
ontzettingsleger dat in aantocht was.
De Engelse en Franse approche ten
zuiden van de stad.
23
Beschieting van de stad
Inmiddels waren de Staatse soldaten op 7 augustus
met het graven van de loopgraven zover gevorderd dat
men de gracht had bereikt. Om de vestingwerken van
de stad van dichtbij te kunnen beschieten werden via de
aangelegde approches kanonnen aangevoerd, die aan
de rand van de gracht in batterijen werden opgesteld.
Tussen het kwartier van Frederik Hendrik op de Lievel-
der Es en het begin van de approches richting Grol liep
de weg door een laaggelegen drassig stuk land. Om de
kanonnen vanuit zijn kampement zonder problemen
naar de approches te kunnen overbrengen liet Frederik
Hendrik naast de bestaande weg een dijk aanleggen.
De door het moeras lopende dijk
waarover de kanonnen richting stad
konden worden vervoerd. Aan beide
zijden van deze weg liep een sloot.Soldaten in de loopgraven richting de stad. Op regelmatige
afstanden waren er in approches rechthoekige ‘corps de garde’,
vluchtplaatsen wanneer de ruiterij vanuit de stad een aanval
op de loopgraaf uitvoerde.
Detail van een schilderij dat in 1627 door Daniël Cletcher van
de situatie ter plaatse werd vervaardigd.
24
Men begon op 30 juli de beschieting van de stad, of zoals
het door een ooggetuige is beschreven: ’t Canon begost
te speelen’. De eerste kogel vloog door het dak van het
klooster Engelhuizen en een andere door de Calixtus-
kerk. Vanuit de stad werd teruggeschoten, maar hiervan
was men niet onder de indruk: ’Grol schiet zeer zonder
schade’.
Miniatuur van een batterij.
25
De stad wordt met ‘vuerballen’
in brand geschoten.
Bij grondwerkzaamheden in en rond Groenlo worden regelma-
tig musket- en kanonskogels gevonden, of zoals hier een frag-
ment van een ‘vuerbal’.
Naast kanonnen beschikte Frederik Hendrik over een
aanzienlijk aantal mortieren. Die werden op enige af-
stand van de stad opgesteld. Er werden daarmee zoge-
naamde ‘vuerballen’ of granaten van soms meer dan 160
pond per stuk de stad in geschoten. Daar ontplofte dan
het projectiel, vaak in een klap ‘eenighe huysen wech
slaende’. Raakten ze een huis dan sloeg de bom door het
dak tot op de begaande grond. Na dergelijke ontploffin-
gen riepen de wachten op de wal ‘moordenaers!’ rich-
ting de kanonniers en hoorde men geregeld een ‘jaem-
merliches Geschrey’ van achter de wallen opklinken.
26
De Galerijen
Nu men de gracht had bereikt trachtte men het water
daaruit te laten weglopen. De Schotse hopman Pude-
weldt, uit de lijfwacht van de prins, slaagde erin de
sluis te veroveren waarmee de waterstand in de gracht
geregeld kon worden. Door de sluis te openen zakte het
water in de gracht inmiddels ongeveer 1,5 meter en kon
begonnen worden met het bouwen van galerijen over
de gracht. Een galerij was een overdekte gang, in dit
geval over de gedeeltelijk drooggevallen en gedempte
gracht gebouwd, die ervoor zorgde dat de aanvallers
redelijk beschut naar de voet van de stadswal konden
oversteken.
Ook het bouwen van de galerijen was een uiterst ge-
vaarlijk karwei. Vanuit de stad probeerde men de aanleg
van deze grachtovergangen tot het uiterste te verhinde-
ren. Overdag werd met musketvuur het werken aan de
galerij nagenoeg onmogelijk gemaakt en vormden uit-
vallen vanuit de stad een constante bedreiging. Daarbij
werd op 7 augustus tijdens het aanvuren van zijn man-
nen de Engelse kapitein Ram door een musketkogel
dodelijk getroffen. Ook ’s nachts vielen er doden door
voortdurend vuur vanaf de stadswallen. Met brandende
pekkransen en kanonvuur vanaf de bastions en vanuit
de onderwal trachtte men de reeds gerealiseerde bouw-
werken te verstoren. Geregeld ging daarbij het werk
van dagen verloren.
Frederik Hendrik loofde een beloning van ‘drihondert
guldens’ uit voor de bemanning van de galerij die het
eerst de overkant van de gracht zou bereiken. Een lo-
gisch gevolg van deze onderlinge competitie en het
vooruitzicht op extra inkomsten was dat hierdoor ook
het werktempo, ondanks alle gevaren, hoog lag. En dat
had weer een positieve invloed op de snelle afwikkeling
van het beleg. Het spreekt vanzelf dat elke dag dat de
belegering korter duurde ook financieel aantrekkelijk
was voor de Staten Generaal, die de hele veldtocht be-
kostigden.
De drie galerijen.
Maquette van een galerij in aanbouw.
Rond de in aanbouw zijnde galerij
waren kanonnen in batterijen
opgesteld.
27
De kwartieren
van Varick
en Pinsen,
gelegen binnen
de linie.
Op 11 augustus regende het hard, waardoor het werken
aan de galerijen trager vorderde. Uiteindelijk was de
Franse galerij op 16 augustus het eerst over de gracht
en gingen zij dus met de prijs en de eer strijken. De En-
gelse galerij volgde een dag later en ook zij kregen een
beloning.
Nog twee kampementen
Voordat Frederik Hendrik met zijn leger naar Grol trok
had hij kolonel Varick opdracht gegeven zich met 14
compagnieën voetvolk te Zaltbommel paraat te hou-
den. Het doel hiervan was de rivieren te bewaken,
mocht de vijand, nu het leger in het oosten te velde zou
zijn, vanuit het zuiden iets tegen het grondgebied van
de Noordelijke Nederlanden willen ondernemen. Met
diezelfde opdracht werd de gouverneur van Rees, kolo-
nel Pinsen, met 26 compagnieën te Grave gelegerd.
Nu duidelijk was geworden dat Hendrik van den Bergh
met zijn troepen de Rijn zou gaan passeren om naar
Grol op te trekken en vooral dat hij de garnizoenen van
Den Bosch en Breda naar zijn leger te Wesel had ontbo-
den, besloot Frederik Hendrik dat de extra bewaking
van de rivieren kon worden opgeheven. Hij gaf de kolo-
nels Pinsen en Varick opdracht met hun compagnieën
voetvolk naar Zutphen te komen. Een deel van hun
manschappen werd vervolgens naar Grol ontboden.
Omdat de circumvallatielinie intussen was aangelegd
konden de kampementen voor deze troepen niet meer
in de linie worden opgenomen maar werden tegen de
binnenzijde van de linie aangelegd. De kwartieren van
Pinsen en Varick lagen ten westen van de Hollandse
Schans in Avest.
28
Quartier des vivres
Het leger voor Grol bestond nu uit 194 compagnieën.
Iedere compagnie telde 100 tot 150 man. Voor zo’n
groot aantal soldaten werd per schip te Zutphen voed-
sel aangevoerd. Dat werd daar op kleinere schepen
overgeladen die vervolgens de Berkel op voeren. Te
Borculo werd overgeladen op karren en wagens om
de voorraden dan in konvooi, onder bewaking van een
aanzienlijk aantal ruiters, naar Grol te vervoeren.
Voor de opslag van voedsel en het bakken van brood
was, grenzend aan het kampement van Frederik Hen-
drik op de Lievelder Es, reeds een ‘Quartier des vivres’
ingericht. Aan de rand van die es, op de plaats van de
huidige Erve Kots, werd waarschijnlijk kwelwater aange-
troffen waardoor de keuze op die plaats was gevallen.
Frederik Hendrik had reeds verwacht dat een Spaans
ontzettingsleger naar Grol zou trekken. Toen bekend
werd dat Hendrik van den Bergh met een dergelijk le-
ger op weg was gegaan en gevreesd moest worden dat
de aanvoerwegen van levensmiddelen door deze troe-
pen zouden worden afgesneden nam Frederik Hendrik
maatregelen.
Via Zutphen werd nu op voorraad 400.000 pond brood
en 48.000 pond kaas aangevoerd en in het ‘Quartier des
vivres’ opgeslagen. Daarnaast nog 235 wagenvrachten
meel. In het ‘Quartier des vivres’ stonden reeds twin-
tig mobiele bakovens opgesteld. Die konden in 24 uur
2880 pond brood uitleveren. ‘Een grooten overvloed,
en die ’t leger voor langen tijdt tegen den honger hadt
konnen versekeren’.
De bevoorrading van het rond
Grol liggende zeer omvangrijke
leger vond vanuit Zutphen
plaats. Daar werd per schip
voedsel en oorlogsmateriaal
aangevoerd om vervolgens
over land via Lochem en
Borculo naar Grol te worden
vervoerd.
Naast het kwartier van
Frederik Hendrik gelegen
‘Quartier des vivres’.
29
Aankomst van het Spaanse leger en pogingen
de stad te ontzetten
Na de eerste schermutselingen tussen die van de stad
en de Staatse troepen van Frederik Hendrik werd al
snel duidelijk dat voor de belegerden hulp van buitenaf
een bittere noodzaak was. En inmiddels was daartoe
een groot Spaans ontzettingsleger vanuit Wesel op weg
gegaan naar Grol. Anders dan Frederik Hendrik had
verwacht nam men niet de kortste weg naar Grol maar
trok Hendrik van den Bergh met zijn leger over Duits
grondgebied naar Vreden en vervolgens naar Rekken.
De soldaten van de Engelse Schans hoefden dus niet in
actie te komen.
Kennelijk had Spinola Hendrik van den Bergh geadvi-
seerd Grol vanuit het noordoosten te naderen. Spinola
had zelf in 1606 vanuit die richting komend Grol met
succes weten te ontzetten. Toen Van den Bergh er ech-
ter achter kwam dat Frederik Hendrik zijn linie aan die
kant extra had versterkt keerde hij met zijn leger terug
naar Vreden. Hij vestigde zijn hoofdkwartier in een
boerderij in de nabij Vreden gelegen buurtschap Gaxel.
Het extra hoornwerk bij het Kwartier
van Ernst Casimir.
Extra verdedigingswal vóór Schans
Altena en Friese Schans.
Daar beraamde hij zijn ontzettingspoging. Voor Frede-
rik Hendrik was nu duidelijk dat het gevaar uit het oos-
ten dreigde. In allerijl werd voor het Kwartier van Ernst
Casimir een extra hoornwerk aangelegd en liet de prins
de wachten verdubbelen en ‘alle wercken verhoogen en
de grachten dieper maken’. Ook voor de Schans Altena
en de Friese Schans werd een extra verdedigingswerk
gebouwd.
30
De aanval op het hoornwerk
vóór het kwartier van Ernst Casimir.
Ernst Casimir van Nassau
(1573-1632).
Na aankomst op 9 augustus trok een deel van het Spaan-
se leger naar ‘seekeren heuvel’ en liet een kanon afvuren
om de belegerden in de stad te laten weten dat ontzet op
handen was. Frederik Hendrik was zich zeker bewust
van het gevaar en hield enkele nachten 7000 soldaten
paraat om op alles voorbereid te zijn. De vijand liet zich
echter niet zien en Frederik Hendrik begaf zich telkens
om 7 uur in de ochtend weer richting zijn kwartier.
Na verschillende prikacties, om de bewaking van de li-
nie te testen, richtte Hendrik van den Bergh in de nacht
van 15 op 16 augustus zijn aanval op het hoornwerk bij
het Kwartier van Ernst Casimir, dat verdedigd werd door
Schotten, die ‘terstont wacker’ waren. De palissaden
werden door de aanvallers uitgerukt en er ontstond een
felle strijd. Frederik Hendrik werd direct op de hoogte
gebracht en trok met een aanzienlijke legermacht en zes
kanonnen richting het kampement van Ernst Casimir.
Na een hevig gevecht van ongeveer anderhalf uur werd
de aanval afgeslagen. Aan Spaanse zijde waren daarbij
ongeveer 60 slachtoffers gevallen, terwijl aan Staatse
zijde zeven doden te betreuren waren. De Spaanse do-
den werden met vijf wagens afgevoerd.
Het was de bedoeling geweest om met deze aanval Fre-
derik Hendrik af te leiden om aan de noordkant met
daar naartoe gestuurde troepen door de linie te kun-
nen breken en tegelijkertijd een uitval uit de stad te
laten plaatsvinden. Op deze manier wilde men de be-
zetting van de stad aanvullen met ongeveer 700 man,
goed voorzien van kruit en lood. Door tijdig alarm te
geven werd de aanval op de noordkant van de linie ech-
ter eveneens afgeslagen. Ook de uitval uit de stad werd
teruggedreven.
Hoop op hulp van buitenaf was er na deze mislukte
aanvallen niet meer en het zag er voor het Spaanse
garnizoen in de stad niet bepaald rooskleurig uit. Een
boodschapper uit de stad was het, met een postduif
onder zijn hoed, gelukt om de circumvallatielinie on-
gezien te passeren, omdat hij ‘by donkeren de wak-
kerheit der waghten was ontsnapt’. Hendrik van den
Bergh kon de mensen in de stad echter geen hart onder
de riem steken en hen hulp in het verschiet stellen. De
duif, die in de stad jongen had, werd met deze weinig
vrolijke mededeling weer richting de stad gestuurd.
Het bericht werd echter onderschept toen een Franse
soldaat, musketier in de compagnie van Chastillon, de
duif neerschoot en het briefje meteen bij Frederik Hen-
drik bracht.
31
De door Frederik Hendrik en zijn
secretaris Constantijn Huygens
op 19 augustus 1627 ondertekende
akte van overgave van de stad Grol.
De overgave van Grol
Op 18 augustus in de vroege ochtend werden onder-
handelingen tot overgave van de stad in gang gezet.
Frederik Hendrik gaf kolonel De Hauterive opdracht
om vanuit de voorste Franse loopgraven contact te
leggen met een officier van binnen de stad. Hij kreeg
een kapitein te spreken. De Hauterive vroeg hem of
men er zich in de stad bewust van was ‘in welck peri-
kel sy waren’, en deelde hem mee dat er geen ontzet
te verwachten was, dat men klaar stond de stad te be-
stormen en dat hij medelijden had met de ‘soo braeve
soldaten’ in de stad, waarvan, volgens De Hauterive,
wel niemand in leven zou blijven. Er werd een wapen-
stilstand overeengekomen. Tijdens deze wapenstil-
stand kwamen een aantal inwoners van de stad met
hun kinderen op de wal de belegeraars om genade
smeken. Maar Van Dulcken en Verreijken wilden nog
niets van overgave horen. De aanval op de stad werd
voortgezet.
Vanuit de Engelse approche werd via de daarvoor lig-
gende galerij een springlading in de onderwal aan-
gebracht. Nadat de Staatsen de springlading (in die
tijd ‘mijn’ genoemd) tot ontploffing hadden gebracht
braken in de onderwal (extra wal onder aan de hoofd-
wal die de vesting omgaf ) felle gevechten uit. Die van
de stad wisten de aanvallers tot drie keer toe terug te
slaan. Tijdens de aanval sneuvelde de Engelse officier
William Lovolac. Frederik Hendrik volgde de aanval
vanuit de loopgraven.
Willem van Nassau, de oudste bastaardzoon van Mau-
rits en de op twee na hoogste officier in het Staatse
leger voor Grol, wilde vanuit de loopgraaf getuige zijn
van het opblazen van de onderwal. Zijn hoofd boven
de borstwering uitstekend werd hij vanaf de stadswal
door een scherpschutter beschoten. Hij werd in zijn
hoofd getroffen, ‘een wonde die hem doodt aenbracht’.
De schutter, een burger van Grol die al enige tijd had
liggen mikken, had het op Frederik Hendrik gemunt
en verkeerde in de veronderstelling de prins te hebben
getroffen. Die was daar echter ongeveer een uur tevo-
ren vertrokken.
Na dit fatale schot werden niet meer dan twee of drie
kogels over en weer geschoten alvorens het weer tot
een wapenstilstand kwam.
Intussen voltrok zich binnen de stad een ramp, die
het verdere verloop van de strijd ongetwijfeld beïn-
vloed heeft. Tijdens het vervoer uit het kruitmagazijn
onder het stadhuis naar de stadswal ontploften twee
vaten buskruit ‘door aghteloosheit eenes soldaetes’.
Als gevolg van deze explosie werden 40 omstanders
‘wegh genoomen of verzenght’. Toen ook nog dui-
delijk werd dat Frederik Hendrik op het punt stond
drie ‘mijnen’ op verschillende plaatsen gelijktijdig tot
ontploffing te laten brengen, gaf de stadscomman-
dant de strijd op. Op 19 augustus 1627 werd het capi-
tulatieverdrag getekend. Daarin werd de overwonnen
vijand met alle egards behandeld: de gouverneur, of-
ficieren en soldaten mochten de stad verlaten met al
hun bezittingen, het voetvolk met ‘vlieghende vaen-
delen, slaende trommels met volle gheweer, koghelen
in de mondt ende brandende lonten’. Ook mochten
twee kannonnen, vijftig ijzeren kogels, vijf tonnen
buskruit en vier tonnen lonten worden meegevoerd.
Alle krijgsgevangenen van beide zijden werden vrij-
gelaten. Aan overlopers werd ‘in de genade van den
32
Prince’ gratie verleend. Aan het verslagen garnizoen
werden tweehonderd wagens ter beschikking gesteld
om alle bagage te vervoeren uit de stad. De ‘siecken
en ghequetsten’ mochten in de stad blijven totdat ze
genezen waren. Grol was opnieuw in Staatse handen
en bleef dat de rest van de Tachtigjarige Oorlog.
Frederik Hendrik bleef na de capitulatie nog dertig da-
gen in zijn legerkamp op de Lievelder Es. Het gevaar
was namelijk nog niet helemaal geweken. De mogelijk-
heid bestond dat de Spanjaarden bezit zouden nemen
van de insluitingslinie, schansen en loopgraven en de
rollen ineens omgedraaid zouden zijn. De gehavende
stad werd zo snel mogelijk weer in weerbare staat ge-
bracht en er werden kanonnen binnen Grol gebracht.
Tenslotte werden de loopgraven richting de stad ge-
vuld en ‘de schanssen, en verder alle andere werken
gesleght’. Voor zijn vertrek bracht Frederik Hendrik
tweeëntwintig compagnieën voetvolk en twee vanen
ruiters in de stad. Met de rest van het leger vertrok hij
naar Zutphen.
Bij zijn terugkeer in Den Haag werd
Frederik Hendrik verwelkomd door
de Staten Generaal.
33
De overwinning in het oosten werd in de Staatse Ne-
derlanden groots gevierd. Het was de eerste klinkende
zege op de Spanjaarden sinds jaren. Beroemdheden,
bekend uit de vaderlandse geschiedenis, schonken na-
drukkelijk aandacht aan dit wapenfeit. Zo schreef Hugo
de Groot een uitgebreid verslag van de belegering en
dichtte Joost van den Vondel naar aanleiding van de
zege zijn ‘Verovering van Grol door Frederick Henrick,
Prince van Oranje’, een 782 versregels lang lofdicht.
Frederik Hendrik geëerd
Ook in diplomatieke kring was de waardering groot.
Zelfs ‘de Konincklijcke Enghelsche Ambassadeur Car-
leton, quam in ‘t Legher den Prince congratuleren over
dese victorie’. De Engelse ambassadeur arriveerde de
28ste augustus in het legerkamp van Frederik Hendrik
op de Lievelder Es en verbleef daar 5 dagen. Er was nie-
mand meer die aan de capaciteiten van Frederik Hen-
drik twijfelde. De eerste stap, die hem uiteindelijk de
bijnaam ‘de Stedendwinger’ zou brengen, was gezet.
Bij gelegenheid van de geroemde ver-
overing van Grol werd deze gravure
vervaardigd, waarop Frederik Hen-
drik met zijn echtgenote Amalia van
Solms, staande voor de hofvijver te
Den Haag samen met hun kinderen
Willem (1626) en Louise Henriette
(1627), zijn afgebeeld.
34
35
De Graafschap Zutphen eerde Frederik Hendrik door
in 1628 een tweetal penningen te laten vervaardigen
met op beide de circumvallatielinie afgebeeld. Aan de
echtgenote van Frederik Hendrik, Amalia van Solms,
werden twaalf stuks gouden penningen in een fluwe-
len beurs aangeboden; twee ter waarde van ieder 100
gulden en tien ter waarde van 50 gulden.
Op last van de Staten Generaal zijn te Zutphen van deze
penningen betreffende de inname van Grol nog 44
stuks gouden exemplaren geslagen.
36
Historie van het onderzoek naar de ligging van de circumvallatielinie
Op lokaal en regionaal niveau treffen we de eerste be-
schrijving van de circumvallatielinie rond Grol in 1896 bij
Röring: ‘Doen wij nu eene wandeling door de omstreken
der stad om te zien hoe ‘s Prinsen krijgsmacht daar gele-
gerd is. ‘t Eerst gaan we den weg naar Lichtenvoorde op.
Ongeveer halfweg het station, slaan we rechtsaf de heide
in en bereiken, na circa 5 minuten, het kwartier van den
Prins, een vrij groot terrein, door een dijk omringd. Bin-
nen die omwalling zijn 100 vendels voetvolk gelegerd.
Behalve voor de mindere militairen, staan hier ook de le-
gertenten voor den Prins, de Gedeputeerden te velde, en
de voornaamste onderbevelhebbers. Aan de legerplaats
grenst een kleiner terrein, van alle zijden door een dijk
omgeven, met ammunitiemagazijnen en een artillerie-
park. Uit ‘s Prinsen legerplaats volgen wij den dijk in de
richting van den Ruurloschen weg - gemakshalve nemen
wij de wegen maar, zooals ze nu zijn - steken dien, een 10
minuten van de stad, dwars over, gaan over de Slink en
den Borculoschen weg, door Avest, tot aan de wegen naar
Eibergen en Vreden, verder door de buurschap Zwolle, on-
geveer tot het Marvelde, passeeren den Winterswijkschen
weg en komen eindelijk aan ons punt van uitgang terug.
Die dijk, inderdaad een reuzenwerk, welke de stad als een
groote cirkel insluit, vereenigt drie legerplaatsen of kwar-
tieren, en vijf schansen, behalve nog reduyten en andere
verdedigingswerken, met elkander. Zoo lag, ongeveer te-
genover het Pand, de Hollandsche Schans, ‘t dichtst bij
de stad, aan den weg naar Eibergen de schans Altena, wat
meer oostelijk de Friesche schans en aan den Aaltenschen
weg de Fransche schans; de Engelsche schans lag op
eenigen afstand van ‘s Prinsen legerplaats en was er door
twee dijken mede verbonden. In de buurschap Zwolle, op
de uiterste grenzen der verdedigingslinie, lag het kwartier
van Graaf Ernst Casimir, met 55 vendelen voetvolk en een
magazijn van oorlogsbehoeften, en ten N.W. der stad, niet
ver van de Hollandsche schans, dat van Willem van Nas-
sau, die hier over 15 vendelen gebood’.
In zijn in 1969 verschenen Kroniek van Groenlo geeft
Vemer een meer gedetailleerde beschrijving van de linie.
In de jaren daarna verrichtte Jan Penterman een uitge-
breid onderzoek naar de ligging van de linie. Hij was
de eerste die gebruik maakte van luchtfoto’s uit 1934.
Zijn uitgebreid veldonderzoek vormde de basis voor zijn
conclusies. Hoewel hij door het geven van lezingen velen
deelgenoot maakte van zijn bevindingen kwam het nooit
tot een publicatie.
In 1983 schreef Godfried Nijs zijn afstudeerscriptie
Geschiedenis voor de PABO over de circumvallatieli-
nie. Zijn daarin opgenomen kaart (een projectie van de
circumvallatielinie op de toenmalige kadastrale kaart)
was nauwkeuriger dan ooit tevoren. Aan de hand van
die kaart werden boerderijen in de buurt van de linie be-
zocht. Uit interviews bleek dat vóór de ruilverkaveling
van de jaren dertig van de vorige eeuw een aantal delen
van de linie nog herkenbaar aanwezig waren.
In 2001 nam Eric van der Kuijl het initiatief om te komen
tot een projectgroep ‘Circumvallatielinie Grol 1627’. Sa-
men met Joep van der Pluijm werd in 2002 een ‘Digitale
Kaart Circumvallatielinie Beleg van Grol 1627’ gepubli-
ceerd. In een eerder onderzoek was door Van der Pluijm
reeds de overeenkomst tussen de topografische gege-
vens van de kaart van Blaeu en die van enkele 19de eeuw-
se stafkaarten vastgesteld. Gedetailleerd onderzoek van
37
een groot aantal bij de Topografische Dienst te Emmen
aanwezige luchtfoto’s uit 1934 leverde voldoende aanvul-
lende informatie op om op een digitale ondergrond van
de kadastrale kaarten van de toenmalige gemeenten Ei-
bergen, Groenlo en Lichtenvoorde een digitale registra-
tie van de circumvallatielinie vast te leggen, waaraan een
grote mate van nauwkeurigheid kon worden toegekend.
In oktober 2002 publiceerde Godfried Nijs bij gelegen-
heid van de opening van de gereconstrueerde Engelse
Schans een boekje met de titel ‘De reconstructie van de
Engelse Schans, een veldschans uit 1627 in ere hersteld’.
De bij de reconstructie verzamelde gegevens zijn daarin
vastgelegd.
In de droge zomer van 2003 bracht de piloot Martin Gre-
vers met zijn luchtfoto van de Franse Schans een ware
revolutie op gang. Zijn enthousiasme werkte aanste-
kelijk. Niet alleen de regionale, maar ook de landelijke
pers en de televisie besteedde aandacht aan zijn vondst.
Nog in diezelfde hete zomer werd door hem, samen met
Godfried Nijs, vanuit zijn ultralight vliegtuig intensief
gezocht naar meer sporen van de linie. Dat leverde tal
van prachtige beelden op waarmee verder onderzoek
kon worden gedaan. In diezelfde tijd huurde Eric van
der Kuijl een helikopter. Daar vanuit werden door Martin
Grevers talrijke foto’s gemaakt die bij verder onderzoek
van dienst zouden zijn.
In 2006 hadden we opnieuw een droge zomer en werd
er door Grevers opnieuw gevlogen. Ook nu vergezelde
Godfried Nijs hem. De tijdens deze vluchten gemaakte
foto’s leverden belangrijke nieuwe gegevens op.
In juni 2006 trof Archeoprojecten bij het trekken van
een proefsleuf op het industrieterrein ten noorden van
Groenlo de grachten van de circumvallatielinie aan. Het
ging om de overblijfselen van de dubbele gracht net ten
oosten van het Groot Hoornwerk.
Werkelijk sensationeel was de constatering in december
2007 dat voor Microsoft Virtual Earth in de droge zomer
van 2006 satellietfoto’s van Groenlo en omgeving waren
gemaakt. Op de betreffende internetsite bleken naast
de reeds bekende delen van de linie ook delen gewoon
zichtbaar te zijn, die tot dan toe niet op de verzamelde
luchtfoto’s waren gevonden. Bij het onderzoek van deze
satellietbeelden bleek de nauwkeurigheid van de eerder
vervaardigde kadastrale registratie goede diensten te
bewijzen. Aan de hand van uit de satellietbeelden nieuw
verkregen gegevens werd de digitale kadastrale registra-
tie van de linie bijgesteld. Ook de hierbij gevoegde kaart
is aan de satellietbeelden ontleend.
Zelfs in een voorjaar zonder extreme
droogte laat de Franse Schans zich in
het gras herkennen (april 2005).
38
Kaarten, luchtfoto’s en satellietbeelden
De 19de eeuwse stafkaartenIn de periode van het onderzoek dat nog geen gebruik
kon worden gemaakt van recente luchtfoto’s en satel-
lietbeelden, leverde onderzoek van oude stafkaarten
belangrijke informatie op. Op de Topografische en
Militaire kaart van het Koninkrijk der Nederlanden uit
de periode 1844/1846 staan de Hollandse Schans, de
Franse Schans en de Engelse Schans nog afgebeeld.
Op de prachtige Chromotopographische Kaart van
1879/1880 zijn nog slechts de Franse en de Engelse
Schans aangegeven. Daarnaast bleek uit de vergelij-
king van het wegennet op de kaart van Blaeu met die
op de stafkaarten uit 1879/1880 een zo grote overeen-
komst in topografie dat ook van dit gegeven gebruik
kon worden gemaakt. Ook de sterke overeenkomst
van de op die stafkaarten afgebeelde Lievelder Es met
de afbeelding van het kampement van Frederik Hen-
drik op de kaart van Bleau was een belangrijk gegeven
om te komen tot een topografisch betrouwbare recon-
structie van de ligging van de circumvallatielinie uit
1627.
De luchtfoto’sBij het aanleggen van de linie werd bij het graven van
grachten de structuur van de grond verstoord. Na de
verovering van Grol door Frederik Hendrik in 1627
werd de circumvallatielinie, althans ten dele, geslecht.
Veel later zijn delen van de linie, die nog niet volledig
waren ontmanteld, bij het winnen van landbouw-
grond geëgaliseerd. Bij het opvullen van die grachten
kreeg de grond op de plaats van die oorspronkelijke
gracht een andere samenstelling dan het omliggende
land. Dat heeft op een aantal plaatsen ertoe geleid, dat
het wateropgevend vermogen boven de oorspronke-
lijke gracht groter is dan in het omliggende terrein.
Wanneer in droge zomers de daarop aangebrachte
beplanting (bijv. maïs) al vroeg in het seizoen geel be-
gint te worden, blijven de planten boven de oorspron-
kelijke gracht langer groen dan de overige planten, die
door uitdroging sneller vergelen. Deze verkleuringen
Vierhoekige schans. De gracht van
de schans is groen ingekleurd.
(zie ook pagina 55).
39
De satellietbeelden De genoemde verkleuringen waren uiteraard ook op
satellietfoto’s zichtbaar, mits deze op het juiste mo-
ment werden gemaakt. Door satellieten vervaardigde
foto’s hebben het onmiskenbare voordeel loodrecht
of nagenoeg loodrecht op het aardoppervlak gemaakt
te worden.
Ook is het naderhand veel gemakkelijker aan de hand
van deze beelden een groter oppervlak te onderzoeken
dan met luchtfoto’s van beperkte hoogte te realiseren
was. Aan de hand van de satellietfoto’s kon een groot
deel van de linie exact op de kadastrale ondergrond
worden vastgelegd.
(cropmarks) zijn gedurende een korte periode vanuit
de lucht goed zichtbaar. In die droge zomers (2003 en
2006) konden dan ook met succes luchtfoto’s en satel-
lietbeelden worden gemaakt aan de hand waarvan de
ligging van de linie alsnog kon worden vastgesteld.
Dit geldt uiteraard alleen voor die gebieden waar het
wateropgevend vermogen boven de gracht groter is
dan in het omliggende land. Het omgekeerde komt
ook voor. In die gebieden waar de bodemverstoring
heeft geleid tot verslechtering van het wateropgevend
vermogen zien we in droge zomers lichter gekleurde
lijnen, zoals in het gebied van Beltrum (zie pagina 81,
87 en 88) en op de Lievelder Es waar oude wegen nog
zijn te herkennen als lichter gekleurde lijnen (zie pa-
gina 67). Ten slotte hebben we geconstateerd dat zich
na de aanleg van de linie op verschillende plaatsen
esdekken hebben gevormd waardoor de grondsporen
zich nu zo diep in de bodem bevinden dat ze niet van
invloed kunnen zijn op de gewasverschijnselen.
De foto’s die in de zomers van 2003 en 2006 konden
worden gemaakt leverden belangrijke topografische
informatie. Er was echter een nadeel. Bijna al deze fo-
to’s werden niet loodrecht op het aardoppervlak maar
onder een hoek gemaakt.
Waar sedert 1627 bij grondverbetering verstoring van
diepere lagen heeft plaatsgevonden kon de linie van-
uit de lucht uiteraard niet meer worden opgespoord.
40
Met Martin Grevers op zoek naar
de linie.
41
De linie in beeld
Frederik Hendrik had zijn soldaten na de inname van
de stad het bevel gegeven de circumvallatielinie on-
verdedigbaar te maken. Ze zou dan niet meer van nut
kunnen zijn voor de Spanjaarden. Het gevaar van een
Spaanse belegering in de Staatse stellingen was hier-
mee geweken.
Delen van de linie zullen na 1627 verder geëgaliseerd
zijn en opnieuw in bezit genomen door de rechtma-
tige eigenaren, de boeren. Een aantal werken (vooral
schansen en kwartieren) waren namelijk te vinden op
hoge essen, de beste landbouwgrond. Andere delen,
bijvoorbeeld gelegen op de schrale heide of op ‘wue-
ste gronden’ zullen met het verstrijken van de jaren
langzamerhand, in hoofdzaak door erosie, een steeds
minder herkenbaar onderdeel van de omliggende na-
tuur zijn gaan vormen. Spaarzaam worden in niet ont-
gonnen bosgebiedjes nog delen gevonden van wat van
de linie na bijna 400 jaar overbleef. Onderzoek naar
de juiste ligging van de linie heeft dan ook in hoofd-
zaak plaatsgevonden aan de hand van oude kaarten en
van luchtfoto’s en satellietbeelden.
In het zuiden beginnend volgen we hierna de beel-
den van de linie in de richting van de klok. Waar op
de satellietbeelden de linie is ingetekend zijn de aan-
getroffen sporen rood weergegeven en wordt met de
kleur groen de tussenliggende vermoedelijke ligging
aangegeven.
42
Nogmaals de kaart van Blaeu,
maar nu ingekleurd en, zoals
tegenwoordig gebruikelijk,
noord-zuid georiënteerd.
43
De circumvallatielinie
geprojecteerd op het
satellietbeeld van het
betreffende gebied.
44
De zuidzijde van de linie
De Engelse SchansHet uitgebreide heidegebied waar in 1627 de Engelse
Schans werd aangelegd en daar hoog boven uit toornde,
veranderde in de loop der tijd steeds meer in de bosrijke
omgeving die we nu kennen. Door de relatief hoge lig-
ging van deze schans en de arme zandgrond ter plaatse
konden hier als gevolg van droogte en voedselgebrek
geen landbouwgewassen rendabel worden verbouwd.
De waarschijnlijk gedeeltelijk geslechte schans stond
eeuwen bloot aan erosie.
Wal en gracht rond de schansen volgens Hugo de Groot.
De wal rond de Engelse Schans was ca. 3,6 m hoog en de gracht
1,8 m diep. Aan de buitenzijde langs de uiterste punten van de
gracht gemeten was de Engelse Schans 180 m in het vierkant.
De Engelse Schans volgens Blaeu.
45
1783
1846 1879
1844
Kaarten van vóór 1900 waarop de Engelse Schans
werd afgebeeld.
46
Vlak na de Tweede Wereldoorlog werd het heide- en
bosgebied op en rond de Engelse Schans in gebruik ge-
nomen als motorcrossterrein. De Motor- en Autoclub
Lichtenvoorde (MACL) werd eigenaar van het terrein.
Over de niet meer duidelijk herkenbare grachten, bas-
tions en wallen van de schans werd de crossbaan aan-
gelegd.
Eind 1992 kwam de MACL met het plan om de inmid-
dels rijksmonument geworden Engelse Schans te re-
construeren. Er verstreken negen jaren voor tot uitvoe-
ring van dat plan kon worden overgegaan. In oktober
2001 werd over de restanten van de oude schans voor
de laatste keer een motorcrosswedstrijd gehouden.
De Engelse Schans vóór de
reconstructie in het voorjaar van
2001. De crossbaan volgt de gracht
van de schans. Rechts de restanten
van het zuidwestelijk bastion.
47
Op basis van gegevens uit 1993, toen de schans nog ge-
bruikt werd als crosscircuit, werd voor de reconstructie
een hoogtekaart van de Engelse Schans gemaakt. Dui-
delijk werd dat men bij de aanleg van het circuit gebruik
maakte van de geaccidenteerdheid van het terrein. Zo is
het middenterrein en de westelijke gracht (links) dui-
delijk te herkennen. Rechts zijn twee hoge bastions
(rood) met daar tussenin de gracht (blauw). Dit gracht-
gedeelte werd met het verstrijken der jaren steeds meer
uitgediept en zo ontstond ‘de Leeuwenkuil’ in het cir-
cuit. Ter verduidelijking is de schans volgens Hugo de
Hoogtekaart van de Engelse Schans,
gemaakt vóór de reconstructie.
Na bijna vier eeuwen waren de vier
punten (bastions) van de schans nog
steeds redelijk te herkennen.
Groot op de kaart geprojecteerd.
Bij het vergelijken van de plattegrond van de Engelse
Schans, zoals gepubliceerd door Hugo de Groot, met
de recent vervaardigde hoogtekaart bleek dat de loop
van de buitenkant van de gracht op deze twee kaarten
verschillend werd weergegeven. Daarmee werd een
afwijking van de historische plattegrond ten opzichte
van de realiteit aangetoond. Ook de maatvoering was
anders dan bij Hugo de Groot. Het aangetroffen bin-
nenterrein was namelijk groter: 90 x 90 m in plaats van
75 x 75 m.
48
Na het rooien van bomen en archeologisch onder-
zoek kon worden begonnen aan het in de oude staat
herstellen van de Engelse Schans. In het voorjaar van
2002 werd met de eerste werkzaamheden begonnen:
het uitgraven van de gracht. Tijdens de reconstructie-
werkzaamheden werden de aangetroffen restanten van
de gracht en de wal in kaart gebracht. In oktober 2002
was de reconstructie voltooid en daarmee is de Engelse
Schans thans het enige bovengronds volledig zichtbare
onderdeel van de circumvallatielinie.
Voorafgaand aan de reconstructie
werd tijdens archeologisch onderzoek
onder andere de overgang gevonden
van het noordoostelijk bastion en
de oostgracht (27-3-2002). Zoals
dat kenmerkend is voor het oud-
Hollandse vestingstelsel betreft die
overgang een rechte hoek.
49
Opvallend was dat zelfs onder het crosscircuit het
profiel van de gracht rond de Engelse Schans groten-
deels bewaard is gebleven. Het laat zich lezen als een
boek. Zo is de scherpe insteek van de gracht zichtbaar.
Het heeft blijkbaar een aantal keren flink geregend
tijdens de belegering; het inspoellaagje op de bodem
Profiel van de opgevulde gracht,
zoals dat bij het ontgraven werd
aangetroffen. De wal is aanvan-
kelijk gedeeltelijk geslecht en in de
gracht geschoven. Door erosie is de
gracht verder opgevuld met spoel-
zand. Ten behoeve van het motor-
crosscircuit heeft verdere opvulling
plaats gevonden.
van de gracht getuigt daarvan. Aan de walzijde is een
oranjegele laag te herkennen, inclusief restanten van
heideplaggen. Het gaat hier om walgrond die door
de Staatse troepen in de gracht is gegooid tijdens het
onverdedigbaar maken van de schans na de capitulatie
van de stad.
50
Luchtfoto van de Engelse Schans
tegen het einde van de reconstructie
(2002).
Satellietfoto van de Engelse Schans (2006).
51
Projectie van de linie op het
satellietbeeld van het gebied tussen
de Engelse Schans en het kampement
van Frederik Hendrik. Links midden
het kerkdorp Lievelde.
Van linksboven naar rechts midden
de spoorlijn Zutphen-Winterswijk.
Van rechts midden naar linksonder
de Twenteroute (N18).
52
Luchtfoto van de Engelse Schans, gezien richting het zuiden. Rechts de
Twenteroute (N18). De donkere lijnen in het grasland op de voorgrond
markeren de plaats waar voeger de linie was gelegen. Boven de Engelse
Schans het nieuwe motorcrossterrein.
53
Wal en gracht rond de Franse Schans volgens Hugo de Groot.
De wal rond de schans was ca. 3,6 m hoog en de gracht 1,8 m
diep. Aan de zuidzijde van de schans lag hier vóór de gracht
nog de wal en de gracht van de linie. Deze gracht was duidelijk
veel smaller dan de gracht rond de schans.
De Franse Schans volgens Blaeu.
De Franse Schans
54
Kaarten van vóór 1900 waarop
de Franse Schans werd afgebeeld.
1783
1846 1879
1844
55
De door Martin Grevers in 2003
gemaakte luchtfoto van de Franse
Schans die destijds de regionale en
nationale pers haalde.
Aan de rechterzijde schuin naar
beneden de Twenteroute. Parallel
aan de onderzijde de Zwolseweg.
De lange droogte in de zomer van 2003 was ook aan de
Europaweg nummer 40 zinderend. Achter de loopstal
zien de bewoners van de boerderij, de familie Wassink,
de maïs langzaam geel verbranden. Die zal dit jaar bij-
na een maand eerder van het land worden gehaald dan
na een normale zomer.
Op woensdag 21 augustus vliegt piloot Martin Grevers
met zijn ultralight vliegtuigje over het geel verbrande
maïsveld. Hij ontdekt dat er groene banen door lopen.
Het lijken wel de contouren van een soort kasteel. De
piloot vliegt vervolgens door naar de gereconstrueerde
Engelse Schans, die in zuidelijke richting een stukje
verderop ligt. De overeenkomst van deze schans met
de vormen in het maïsveld vindt hij frappant: het lijkt
wel een kopie. Het wordt de vliegenier duidelijk dat de
contouren aan de Europaweg de ligging van een andere
schans verraden.
56
Op de stafkaart van 1879 staat de Franse Schans nog
aangegeven als ‘Grootenhuizer Schans’, zo genoemd
naar de nabij gelegen boerderij van Grootenhuis. Ze
ligt dan in een bos. In de jaren dertig van de vorige eeuw
werd het terrein ontgonnen. De dan nog aanwezige
De eigenaar van de vroegere boerderij
Grootenhuis, dhr. G. Geessink, in
1983, met de door hem in de jaren
dertig van de vorige eeuw bij de Franse
Schans gevonden kanonskogels.
Satellietfoto van de Franse Schans
anno 2006. Links de Twenteroute.
Boven de Zwolseweg.
hoogteverschillen zijn toen grotendeels handmatig
geëgaliseerd. In een nabijgelegen boerderij worden
nog een aantal kanonskogels bewaard die ter plekke
gevonden zijn.
57
Luchtfoto van de Franse Schans.
Duidelijk is te zien dat de gracht van
de linie buiten de schans om loopt en
veel smaller was dan de gracht van
de schans. Links de Twenteroute.
Wanneer we de luchtfoto’s nader bekijken valt er nog
meer te ontdekken. Zo is ter hoogte van de westelijke
gracht de ingang van de schans zichtbaar en is de
aansluiting met de insluitingslinie als een dunne
groene streep te herkennen.
Deze wal en gracht verbond de Franse Schans in
westelijke richting (links) met het kampement van
Frederik Hendrik (op de Lievelder Es) en in oostelijke
richting (rechts) met het kampement van Ernst
Casimir. Volgen we deze lijn aan de zuidzijde van de
schans (onder) dan blijkt dat de linie daar als extra
verdediging om de schans werd aangelegd.
58
Van deze schans bleef een klein gedeelte van de
oostelijke gracht en wal gespaard, dat nog steeds in een
bosperceel aanwezig is. Lokaal staat dit grachtrestant
bekend als ‘de loopgraven’.
Voor het zichtbaar worden van de schans hebben de
droogte en de hoge temperaturen van de zomers van
2003 en 2006 voor ideale omstandigheden gezorgd.
Daar waar bijna vier eeuwen geleden de gracht van de
Franse Schans en de gracht van de linie daaromheen
werden gegraven waren in deze droge zomers de planten
in het verder vergeelde maïsland groen gebleven. Nog
geen honderd meter verderop ligt het terrein minder
hoog. Hier was het hele maïsveld groen gebleven. In
minder droge zomers blijven de restanten van dit oude
aardwerk vanuit de lucht onzichtbaar.
Gracht- en walrestant van de Franse Schans.
Niet alleen vanuit de lucht maar ook op de begane grond waren
in 2003 de kleurverschillen zichtbaar. De voorste koe staat
nagenoeg op de groene strook van de gracht, die ook in het
achterliggende maïsveld zichtbaar is.
59
De circumvallatielinie die vanaf de Franse Schans in
oostelijke richting loopt was in de droge zomers als
dunne donkergroene lijn goed te volgen. Vanaf de
schans loopt het eerste deel van de linie evenwijdig aan
de Zwolseweg. Daar waar de linie afbuigt in noordoos-
telijke richting is met enige moeite een rechthoekig
redoute waar te nemen. Ook het iets verderop gelegen
zogenaamde ‘Klein Hoornwerck’ is maar zeer vaag te
herkennen. Op de militaire topografische kaart van
1844 staat nog een van de kanonbatterijen weergege-
ven die hier gelegen heeft. De redoute ten noordoosten
De linie tussen de Franse Schans en het Kwartier van Ernst Casimir van de Winterswijkseweg is zeer duidelijk zichtbaar in
het grasland. Hierna is nog een deel van de circumval-
latielinie te volgen. Ter hoogte van De Lange Maat is het
hoefijzervormige verdedigingswerk op de ter beschik-
king staande luchtfoto’s echter vrijwel niet meer te her-
kennen. Vanaf dit punt tot aan de Slinge zijn maar een
paar grondverkleuringen met zekerheid aan de linie
toe te wijzen.
De linie tussen de Franse Schans
en het Kwartier van Ernst Casimir
volgens Blaeu.
60
De linie tussen de Franse Schans en
het Kwartier van Ernst Casimir op de
kaart van 1783.
Een van de kanonbatterijen is rechts
op deze kaart van 1844 aangegeven.
61
Satellietfoto van de linie
tussen de Franse Schans en het
kampement van Ernst Casimir,
gemaakt in de zomer van 2006.
Links de Twenteroute. In de
rechterbovenhoek schuin van
boven naar rechts lopend de
Winterswijkseweg.
Projectie van de linie
op het satellietbeeld.
Boven de Franse Schans horizontaal
en in het midden van de foto schuin
naar boven lopend de Zwolseweg.
62
Luchtfoto van de oostelijk van de
Winterswijkseweg gelegen redoute
tussen de Franse Schans en het
kampement van Ernst Casimir.
Van links midden naar rechts
boven de Winterswijkseweg.
Detail van de foto op pagina 61.
63
Luchtfoto van het deel van de linie
tussen de Franse Schans en het
kampement van Ernst Casimir waar
het Klein Hoorwerk zichtbaar is.
Detail van de foto op pagina 61.
Projectie van het Klein Hoornwerk
op de luchtfoto van de linie.
64
Het kwartier van Frederik Hendrik
Het kwartier van Frederik Hendrik
volgens Blaeu.
65
Kaarten van vóór 1900 waarop
de Lievelder Es werd afgebeeld.
1783
1846 1879
1844
66
Luchtfoto van de Franse Schans.
Van midden boven naar links onder
de Twenteroute (N18).
Ten westen van de Franse Schans was het imposante
kwartier van Frederik Hendrik gelegen. Direct ten
westen van de Franse Schans is in het maïsveld de aan-
sluiting van de linie richting het Kwartier van Frederik
Hendrik zichtbaar. Aan de overkant van de Twenteroute
is de linie niet meer te volgen. Wel zijn in een bosper-
ceel aan de Zwolseweg wat grondsporen aangetroffen,
maar er kon niet met zekerheid worden vastgesteld of
het hier restanten van de circumvallatielinie betreft.
Het Kwartier van Frederik Hendrik beslaat vrijwel de
hele Lievelder Es. De grens van de es is voor een aan-
zienlijk deel ook de begrenzing van het kampement.
Naast het grootste deel van het leger had ook prins
Frederik Hendrik er zijn tenten opgeslagen. Richting
het noorden loopt de es steeds meer in hoogte op. Vlak
onder het hoogste punt van de es had de prins zijn on-
derkomen. Op zich een strategische plek: helemaal op
het hoogste punt zouden zijn tenten wel een heel mak-
kelijk doelwit voor vijandelijk vuur zijn. Met de dekking
van de es in zijn rug moet de opperbevelhebber vanuit
zijn tent een imposant overzicht over zijn manschap-
pen hebben gehad.
67
Projectie van de linie op het
satellietbeeld van de Lievelder Es.
Links in het midden de ’Erve
Kots’. Linksonder schuin naar het
midden van de onderzijde lopend de
spoorlijn Zutphen – Winterswijk.
Van boven naar beneden midden
over de Lievelderes lopend de
Lievelderweg.
68
Het Quartier des vivres
Het ‘Quartier des vivres’
volgens Blaeu.
Aan de westzijde van het kwar-
tier van Frederik Hendrik was
het ‘Quartier des vivres’ te vin-
den. Hier werden onder andere
de grote voedselvoorraden voor
het Staatse leger bewaard. Van
de omwalling van dit deel van
het kwartier zijn op de luchtfo-
to’s geen aanwijzingen gevon-
den.
69
Het kampement
van Frederik Hendrik
met het ‘Quartier
des vivres’
volgens Claes Jansz.
Visscher.
70
Het Quartier des vivres was gelegen op de plaats waar zich thans
de ‘Erve Kots’ bevindt. Vanaf de ‘Erve Kots’ naar rechtsonder de
Eimersweg. Aan de rechterzijde van deze satellietfoto loopt van
boven naar beneden de Eefselerweg.
Projectie van de omwalling van het Quartier des vivres
op de satellietfoto.
71
De weg waarover de
kanonnen richting Grol werden
vervoerd op de kaart van Blaeu.
De westzijde van de linie
Dit is de zijde waar in het veld het minst meer is waar te
nemen van de circumvallatielinie. Waarschijnlijk heeft
dit te maken met de bodemgesteldheid. Het aanleggen
van de gracht voor de wal heeft hier waarschijnlijk
niet de bodemverbetering tot gevolg gehad die elders
de linie zichtbaar maakt. Ook moet rekening worden
gehouden met verstoringen die zijn ontstaan bij
ruilverkavelingen. Met name in het gebied van Beltrum
lijkt dit een belangrijke oorzaak te zijn van het feit dat
daar thans nagenoeg geen gewasverkleuringen worden
waargenomen.
De ‘Kanonnenweg’De dijk die Frederik Hendrik speciaal voor het vervoer
van de kanonnen ten noorden van zijn kampement liet
aanleggen is nog te herkennen aan een dubbele lijn op
de satellietbeelden. Deze lijnen verraden de sloot die
aan weerzijden van de dijk gelegen heeft.
72
De ‘kanonnenweg’ op de kaarten
van 1844 en 1879.
1844 1879
73
Satellietbeeld van de ‘kanonnenweg’.
Van de linkerbovenhoek naar midden
onder de Scheidingsweg.
Projectie van de ‘kanonnenweg’
op bovenstaand satellietbeeld.
De Lievelderweg loopt parallel aan
de ‘kanonnenweg’ naar linksonder.
74
De linie ten noorden van het Kwartier van Frederik Hendrik Maar een gering aantal verkleuringen op de luchtfoto’s
zijn hier met zekerheid aan de circumvallatielinie toe
te schrijven. Ze zijn echter wel van belang omdat we
hierdoor met behulp van kaartmateriaal toch een
vrij nauwkeurig beeld van dit gedeelte van de linie
hebben.
De linie ten noorden van het Kwartier
van Frederik Hendrik volgens Blaeu.
75
Projectie van de linie op het
satellietbeeld van de linie ten
noorden van het Kwartier van
Frederik Hendrik.
Rechtsboven de bebouwde kom van
Groenlo aan de onderzijde begrensd
door de Rondweg, na de rotonde
overgaand in de Ruurloseweg.
Van midden boven parallel
verlopend aan de Ruurloseweg
de Slinge.
76
Redoute en uitlopers van de Slinge
Redoute en uitlopers
van de Slinge volgens Blaeu.
Het noorden onder.
Op de foto’s, gemaakt tijdens de droge periodes, blijkt
dat de Slinge inderdaad in het verleden zijn naam eer aan
deed. Vooral ten zuiden van de Ruurloseweg vinden we de
bewijzen van een wild meanderend riviertje, dat destijds
eindigde in het Ruurlosebroek. Het water in dit moeras
werd aan de noordzijde afgevoerd naar de Berkel.
77
Luchtfoto van de oude armen van de Slinge met op de achtergrond
een redoute. Linksonder de Ruurloseweg met parallel daaraan de
Slinge. Van links midden naar midden boven de Eefselerweg.
78
De vermoedelijke ligging van de linie ten noorden van de Ruurloseweg
De ligging van de linie ten noorden
van de Ruurloseweg volgens Blaeu.
79
Het gebied van de linie ten noorden
van de Ruurloseweg op de kaart van
1879.
80
Ten noorden van de Ruurloseweg zijn van het westelijk
deel van de circumvallatielinie tot nu toe op luchtfoto’s
geen sporen van de linie aangetroffen. Althans niet de
vertrouwde donkere lijnen die elders worden aangetrof-
fen. Gebruik makend van de kaart van Blaeu kan daar
met behulp van oud en recent kaartmateriaal niettemin
een redelijk betrouwbaar beeld van de ligging van de li-
nie worden gegeven. Opvallend is het dat een aantal lich-
tere verkleuringen daarmee samenvallen. Ook enkele
erfscheidingen verraden het verloop van de linie.
De Frankweg loopt dwars door het kampement van Wil-
lem van Nassau, die zijn leven liet in de loopgraven voor
Grol, vlak voordat de vredesonderhandelingen van start
gingen. Een aantal verkleuringen ter plaatse konden toe-
geschreven worden aan de omtrek van dit kampement.
Van het Kwartier van Willem van Nassau tot aan het
Kwartier van Pinsen zijn geen duidelijke sporen van de
linie gevonden.
81
Satellietfoto van het betreffende gebied ten noorden van
de Ruurloseweg.
Vermoedelijke ligging van de linie
en het kampement van Willem van
Nassau, ingetekend op de satelliet-
foto van het gebied ten noorden van
de Ruurloseweg. In de lengterichting
van boven naar beneden de Frank-
weg. Aan de onderzijde de Ruurlose-
weg en de Slinge.
82
De noordzijde van de linie
De noordzijde van de linie volgens Blaeu.
83
De vermoedelijke ligging van de noordzijde van de linie op
de betreffende satellietfoto. Rechts de Twenteroute (N18) met
westelijk daarvan het industrieterrein Laarberg. Vanuit de
midden boven gelegen Hollandse Schans rechts naar beneden
de Laarbergweg en links naar beneden de Deventerkunstweg.
Vanuit de Hollandse Schans naar rechts midden de Ruiterweg.
84
Het kwartier van
Pinsen volgens Blaeu.
Het kwartier van PinsenDit kwartier ligt tegenwoordig ingeklemd tussen de
Bruinvisweg, de Huurninkallee en de Avesterweg. Het
grootste deel van het kampement kon op de satellietfoto’s
geïdentificeerd worden.
85
Projectie van het kwartier van Pinsen op de satellietfoto.Satellietfoto van het gebied waar het kwartier van
Pinsen moet hebben gelegen. Detail van de foto op pagina 83.
86
Het kampement van
Varick volgens Blaeu.
Het kampement van VarickHet kampement van Varick werd al tijdens de rondvluch-
ten als zodanig herkend. Het ligt tegenwoordig pal ten
zuiden van de Huurninkallee.
87
Luchtfoto van het kampement van Varick.
Van links boven naar midden onder de Huurninkallee.
De rechte weg op de achtergrond is de Deventerkunstweg.
88
Satellietfoto van het kampement
van Varick.
89
Projectie van het kampement
van Varick op de satellietfoto.
90
De Hollandse Schans volgens Blaeu.
De Hollandse Schans
91
Kaarten van vóór 1900 waarop
de Hollandse Schans werd afgebeeld.
Op de kaart van 1879 is nog slechts
een grachtrestant aangegeven.
1783
1846 1879
1844
92
Plattegrond van de Hollandse Schans
volgens Hugo de Groot.
De wal was 3,6 m hoog en de gracht
1,8 m diep. Deze schans was 125 m
in het vierkant.
93
Deel van de nog aanwezige
oostelijke gracht en wal van
de Hollandse Schans.
De Hollandse Schans bewaakte de weg naar Zutphen en
Deventer. Op de luchtfoto’s is niets van de schans meer
terug te vinden. In een bosje, ingeklemd tussen de Deven-
terkunstweg, de Ruiterweg en de Laarbergweg is echter
nog een restant van de wal en een gedeelte van de gracht
bewaard gebleven. Plaatselijk is het bosperceeltje bekend
onder de naam ´t Skanske. De restanten zijn gedeeltelijk
afgegraven ten behoeve van zandwinning. Hierbij zou-
den ook enkele kanonskogels gevonden zijn. Het zand
bleek echter van minder goede kwaliteit en men zag af
van verdere afgraving. Zo bleven de resten van de Hol-
landse Schans tot op heden bewaard.
De landweer die onder andere dwars door de Hollandse
Schans loopt, is op oude kaarten en op de satellietfoto’s
te herkennen. Dit aardwerk staat ook zeer prominent af-
gebeeld op de kaart van Blaeu.
94
De redoute aan de Ruiterweg
volgens Blaeu.
Redoute in vogelperspectief volgens
Hugo de Groot. De wal rond de
redoute was 2,7 m hoog en de gracht
2,4 m diep.
De redoute aan de Ruiterweg Tijdens de eerste rondvlucht na de ontdekking
van de Franse Schans werden, op zoek naar meer
overblijfselen van de circumvallatielinie, in de zomer
van 2003 ten noorden van de Ruiterweg de contouren
van een redoute gevonden. Deze lagen gedeeltelijk in
een grasveld en gedeeltelijk in een maïsveld. In 2006
was het verdedigingswerk weer goed zichtbaar, vooral
tijdens een rondvlucht tegen de avond. Het strijklicht
van de laagstaande zon maakte duidelijk dat de maïs hier
niet alleen groener was gebleven, maar ook hoger was
opgegroeid. De naam Ruiterweg verwijst naar de functie
die deze weg als zandweg in 1627 had.
95
Luchtfoto van de redoute
aan de Ruiterweg.
Satellietfoto van de redoute
aan de Ruiterweg.
96
’t Groot Hoornwerck volgens Blaeu.
’t Groot Hoornwerck ’t Groot Hoornwerck ligt iets ten noorden van de hui-
dige Ruiterweg. Een hoornwerk werd aangelegd bij
een belangrijke plek in de circumvallatielinie. Niet zó
belangrijk om daar een schans aan te leggen. In feite
is een hoornwerk een courtine tussen twee halve basti-
ons, voorzien van lange flanken. ’t Groot Hoornwerck
bewaakte in de circumvallatielinie de weg naar Eiber-
gen. Na de Franse Schans en de redoute aan de Ruiter-
weg tekende ’t Groot Hoornwerk zich in de toenmalige
begroeiing het duidelijkst af tijdens de zomer van 2003.
In juli 2006 was het hoornwerk veel minder goed zicht-
baar.
97
Luchtfoto van ‘t Groot Hoornwerck (augustus 2003). In het
midden van links naar rechts lopend de Ruiterweg. In de linker
bovenhoek het aan de Twenteroute gelegen industrieterrein
Laarberg.
98
Satellietfoto van de Hollandse
Schans, de redoute en ’t Groot
Hoornwerck ten noorden van de
Ruiterweg. Van linksboven naar
rechts midden de Ruiterweg. Van
linksboven schuin naar beneden
lopend de Laarbergweg.
Projectie van de linie op
bovenstaande satellietfoto.
Rechts naast het Groot Hoornwerck
de in juni 2006 gegraven proefsleuf.
99
De dubbele linie Het ten oosten van de Hollandse Schans gelegen deel van
de linie is dubbel aangelegd. Waar van hieraf tot aan het
kwartier van Ernst Casimir de linie op satellietbeelden
wordt aangetroffen zijn steeds twee parallel lopende lij-
nen zichtbaar.
Iets ten oosten van ’t Groot Hoornwerck is door ADC-
ArcheoProjecten in juni 2006 een inventariserend veld-
onderzoek uitgevoerd. De hiervoor gegraven proefsleuf
was 125 meter lang, 2 meter breed en 1 meter diep. Zoals
verwacht werd hierin de dubbele liniegracht aangetrof-
fen met een tussenruimte van veertien meter.
De dubbele linie in vogelperspectief.
Proefsleuf met daarin de dubbele
liniegracht. Linksonder op de voor-
grond de buitenste liniegracht.
In zuidelijke richting 14 m verderop
de binnenste liniegracht.
100
De noordelijke gracht, die aan de buitenzijde van de linie
heeft gelegen, bleek in het opgravingsvlak (aangelegd
op 40 cm onder het huidige maaiveld) nog 1,8 meter
breed. De onderkant wordt op 90 cm onder het maaiveld
gevonden De gracht, die aan de binnenzijde van de linie
lag, is 1,6 meter breed in het opgravingsvlak. Hier ligt
de onderkant op slechts 50 cm onder het maaiveld. De
buitenste gracht is dus dieper dan de binnengracht, wat
op zich niet zo vreemd is omdat de gracht aan de buiten-
zijde een belangrijkere functie vervulde als eerste buffer
tijdens een mogelijke vijandelijke aanval. Toch is de re-
De binnenste liniegracht. De diagonaal verlopende baan is een spoor van een daar
eerder gegraven greppel, vermoedelijk voor waterafvoer.
Profiel van de noordelijke liniegracht. De laag zwarte aarde komt overeen met de
ploegdiepte. Bij het slechten van de wal werd de gracht onder andere gevuld met
heideplaggen.
latief geringe breedte en diepte van beide grachten op-
vallend. Met het volume aan zand dat het uitgraven van
beide grachten opleverde kon slechts een wal van zeer
geringe hoogte worden opgeworpen. Voor de effectivi-
teit van de verdedigingslinie bood blijkbaar ook deze wal
voldoende bescherming voor een veilige opstelling van
de manschappen. Uit dit onderzoek komt verder naar vo-
ren hoe kwetsbaar de restanten van de linie hier zijn: de
overblijfselen van de zuidelijke liniegracht liggen maar
10 cm onder de huidige bouwvoor.
101
Luchtfoto van de dubbele linie
ten oosten van de Twenteroute.
De dubbele linie ten oosten van de N18 volgens Blaeu.
Redoute ten oosten van de N18 op de
kaart uit 1783.
Westelijk van de N18 wordt ten noorden van de Ruiter-
weg de aanzet van de dubbele linie aan het hoornwerk
gevonden. De dubbele linie loopt vanaf ’t Groot Hoorn-
werck nagenoeg parallel aan de Ruiterweg in oostelijke
richting naar de redoute die aan de oostzijde van de N18
direct aan de overzijde van die weg moet hebben gelegen.
Van daaraf loopt de linie in zuidoostelijke richting recht
op de Schans Altena toe. Oostelijk van de N18 is de dub-
bele linie zowel op de luchtfoto’s als op het satellietbeeld
goed te volgen.
102
De Schans Altena volgens Blaeu. Deel van de Schans Altena op de kaart uit 1783.
De oostzijde van de linie
De schans AltenaOp de luchtfoto’s en satellietbeelden is niets van de
Schans Altena meer terug te vinden. Gebruikmakend van
de bekende ligging van de dubbele linie ten westen en
ten oosten van deze schans kan met behulp van de kaart
van Blaeu de vermoedelijke ligging van deze schans vrij
nauwkeurig worden bepaald. Deze blijkt vrijwel geheel
gelegen te hebben in het ten zuiden van het bosgebied
‘de Schietbaan’ hoger gelegen weiland.
103
De dubbele linie en de Schans Altena ingetekend op de satellietfoto.
Satellietfoto van het gebied van de dubbele linie en de Schans Altena ten oosten
van de Tweneteroute (N18). In de linker bovenhoek de Twenteroute. De Ruiterweg
loopt nagenoeg parallel aan de bovenzijde. Het bosgebiedje rechtsonder is de
Schietbaan.
104
Het gebied tussen de Schans Altena
en de Friese Schans volgens Blaeu.
De redoutes tussen Schans Altena en Friese SchansVanaf Schans Altena vervolgt de dubbele linie zijn weg
in oostelijke richting. Net ten zuiden van de Berkenhof-
weg herkennen we vaag de omtrekken van de redoute
die hier gelegen heeft. De linie buigt dan duidelijk af
in zuidelijke richting waar, veel beter zichtbaar, een
tweede redoute ligt.
105
De linie tussen de Schans Altena en de Friese Schans ingetekend op de satellietfoto.
Satellietfoto van het juist ten noorden van de Vredenseweg gelegen gebied van de
linie tussen de Schans Altena en de Friese Schans. Parallel aan de onderzijde de
Vredenseweg. Aan de rechterzijde als afsplitsing van de Vredenseweg de Boksveenweg.
Linksonder de Boerijendijk. In de linkerbovenhoek de Berkenhofweg.
106
De Friese Schans volgens Blaeu.
Plattegrond van de Friese Schans
volgens Hugo de Groot. De wal was
3 m hoog en de gracht 1,8 m diep.
Deze schans was 90 m in het vierkant.
De Friese Schans
107
Op deze es heeft
de Friese Schans gelegen.
Van de Friese Schans en het ervoor liggende extra ver-
dedigingswerk zijn geen sporen teruggevonden. Wel is
duidelijk dat de Friese Schans op een strategische hoge
plek heeft gelegen. Net ten zuiden van de Vredenseweg
moet de Friese Schans op de daar gelegen hoge es ge-
vonden worden.
108
De linie tussen de Friese Schans
en het Kwartier van Ernst Casimir
volgens Blaeu.
De linie tussen Friese Schans en Kwartier van Ernst CasimirIn dit gedeelte laat de linie zich op luchtfoto’s en
satellietbeelden niet of nauwelijks herkennen.
109
De vermoedelijke ligging van de linie tussen de Friese Schans en het Kwartier van
Ernst Casimir ingetekend op het satellietbeeld.
Satellietfoto van het gebied waar de linie tussen de Friese Schans en het Kwartier
van Ernst Casimir moet hebben gelegen. Van linksboven slingerend naar linksonder
de Zwolseweg. Van het midden van deze weg naar rechts midden de Tichelovenweg.
110
Het kwartier van Ernst Casimir
van Nassau volgens Blaeu.
Het kwartier van Graaf Ernst Casimir van Nassau
111
Projectie van het kwartier van
Ernst Casimir op de satellietfoto
van het betreffende gebied. De buurt-
schap Zwolle ligt nagenoeg geheel
binnen het kampement.
De beide parallel verlopende lijnen
in het Reirincks bos links op de foto
duiden op de daar nog aanwezige
restanten van de aarden omwalling
rond het kampement van
Ernst Casimir van Nassau
(zie ook de foto op pagina 114).
De beide op de kaart van Blaeu
afgebeelde boerderijen zijn ook hier
aanwezig, namelijk de boerderijen
Tops en Reirinck
112
Satellietfoto van het gebied waar
een deel van het kampement van
Ernst Casimir was gelegen.
Van midden boven naar links
midden de Klaverdijk.
Van midden boven naar links onder
de Oude Klaverdijk.
Op de satellietfoto is met name de noord- en de oostzij-
de van het kampement van Ernst Casimir als een dub-
bele lijn goed te herkennen. Tussen de Klaverdijk en de
Oude Klaverdijk is zelfs een extra verdedigingswerk te
herkennen. De in 1983 vijfenzeventig jarige aan de Kla-
verdijk 3 wonende heer G. Bomers wist zich te herinne-
ren, dat hij in 1932, samen met vijf broers, heeft meege-
holpen met het slechten van een stuk wal dat ongeveer
evenwijdig liep aan de Oude Klaverdijk. Tijdens dit
graafwerk werden drie kanonskogels gevonden, waar-
van er één in 1983 nog steeds bij dhr. Bomers in de tuin
113
Satellietfoto met daarop ingetekend
de ligging van een deel van het
kampement van Ernst Casimir.
Detail van pagina 111.
lag. De bedoelde wal komt naar alle waarschijnlijkheid
overeen met de oostelijke begrenzing van het kwartier
van Ernst Casimir. Een perceel naast het weiland waar
de wal is afgegraven, staat lokaal bekend onder de naam
‘t Leger. De huidige buurtschap Zwolle blijkt nagenoeg
in zijn geheel in het kampement te vallen.
Op de kaart van Blaeu worden rond het kampement een
aantal boerderijen weergegeven. Tijdens de projectie
op de satellietbeelden wordt duidelijk dat twee ervan
overeenkomen met de huidige boerderijen Tops en
Reijrink.
114
De in het bosgebied ten oosten van de
boerderij ’t Reirink nog aanwezige
binnenste wal van het kampement
van Ernst Casimir.
In het bosperceel ten oosten van boerderij ´t Reijrink
wacht ons op woensdagmiddag 20 februari 2008
een verassing. Hier ligt over een lengte van meer dan
100 meter wat van de zuidelijke omwalling van het
kampement is overgebleven. Nergens is een origineel
deel van de circumvallatielinie zo goed bewaard
gebleven als hier. De binnenste wal is hier nog meer
dan 1 meter hoog! Ook de ligging van de buitenste
wal werd ontdekt. Hier was niets meer van over met
uitzondering van een evenwijdig aan de binnenste wal
115
Een der gevonden musketkogels.
Onderzoek met een metaaldetector van het gebied waar
vroeger het hoornwerk van het kampement van Ernst Casimir
moet hebben gelegen.
lopende greppel: het restant van de buitenste gracht.
Van het aan de oostzijde van het kampement aangelegde
extra hoornwerk is helaas niets meer te herkennen.
Hier deed Hendrik van den Berg in de nacht van 15
op 16 augustus 1627 zijn mislukte ontzettingspoging.
De bij dit gevecht afgeschoten musketkogels zijn ter
plekke nog voor een deel in de bodem aanwezig. Door
veldonderzoek met metaaldetectors wordt getracht de
juiste locatie van het gevecht te achterhalen.
116
De ApprochesNadat de circumvallatielinie volledig gesloten en verde-
digbaar was werd begonnen met het approcheren van de
stad. Hiertoe werden loopgraven aangelegd om enigs-
zins veilig te zijn voor vijandelijk vuur vanuit de stad.
Het overgrote deel van de toenmalige loopgraven ligt
tegenwoordig onder bebouwd gebied. Ze zijn daarom
dan ook niet te zien op lucht- en satellietfoto’s. Moge-
lijk zijn de grondsporen, geconstateerd in de bouwput
Uitsnede uit de kaart van Bleau met
daarop de approches van de Engel-
sen en Fransen die de stad vanuit
het zuiden naderden. De loopgraven
vanuit het kampement van Ernst
Casimir werden ten oosten van de
stad aangelegd. Duidelijk is dat de
loopgraven (grijs ingekleurd) tegen
het einde van de belegering de stad
volledig insloten.
117
van de nieuwbouw van Scholengemeenschap Marianum
aan de Deken Hooijmansingel, aan de loopgraven toe te
wijzen. Verder zijn er geen waarnemingen tijdens bouw-
werkzaamheden bekend die aan de approches kunnen
worden toegewezen.
Projectie van de approches op de
satellietfoto. In de rechterbovenhoek
loopt boogvormig de Slinge.
De van boven naar beneden lopende
S-vormige weg is de Twenteroute
met als afsplitsing naar links
midden de Rondweg. Linksonder is
aan de Lichtenvoordseweg nog net
een gedeelte van de kanonnenweg
zichtbaar.
118
Na deze blik op de stad is een eind gekomen aan een
rondje circumvallatielinie. De resultaten van een zoek-
tocht in archieven, in de grond, op maaiveldniveau en
vanuit de lucht.
Ongetwijfeld is nog niet alles ontdekt. Hopelijk krijgt
de circumvallatielinie, als uniek overblijfsel uit de Tach-
tigjarige Oorlog, de waardering en bescherming die het
verdient. Dan blijft er ook voor de toekomst nog genoeg
over om te ontdekken.
Tot slot
119
Geraadpleegde literatuurAlders, P.G., Onderzoek naar een circumvallatielinie in het bedrijvenpark
Laarberg te Groenlo (gemeente Oost Gelre). Een Inventariserend Veldon-
derzoek in de vorm van proefsleuven. ADC-Archeoprojecten, ADC rapport
679, Amersfoort 2005.
Beijens, L.H.C., Brieven over het beleg van Groenlo in 1627. In: Gelre 2 (1899),
p. 363-381.
Groot, H. de, Nederlandtsche jaerboeken en historien sedert 1555 tot 1609.
Met de belegering der stadt Grol en den aenkleven des jaers 1627, enz.
Vertaelt door J. Goris, Amsterdam 1681.
Grotius, H., Grollae obsidio cum annexis anni 1627. Amsterdam 1629.
Grote Historische Atlas van Nederland, deel 3: Oost Nederland 1830-1855,
Groningen 1990.
Heijden, P. van der, Dagboek 1629, Ooggetuigen van het beleg van
’s-Hertogenbosch, ’s-Hertogenbosch 2004.
Kuijl, E.E.A. van der, Bijlage bij de Digitale Kaart Circumvallatielinie
Beleg van Grol 1627, Hoog Keppel 2002.
Landolt, H.M.F., Militair woordenboek, Leiden 1861.
Mémoires de Frederic Henri, Prince d’Orange, Amsterdam 1733.
Mohr, A.H. et all., Terminologie verdedigingswerken, Utrecht 1999.
Nijs, G.A.Th.M., De reconstructie van de Engelse Schans, een veldschans
uit 1627 in ere hersteld, Lichtenvoorde 2002
Pluijm, J.E. van der, De vestingstad Grol, Geschiedenis van de vestingwerken
van Groenlo, Groenlo 1999.
Pluijm, J.E. van der, De vestingstad Grol in de kaart gekeken, Topografisch
historische atlas van Groenlo, Groenlo 2006.
Röring, W.G.A.J., Het Oude St. Calixtus-Kerspel van Groenlo, Groenlo 1896.
Vemer, W.P., Kroniek van Groenlo, Arnhem 1969.
Wassenaer, Nic van, Historisch verhael alder ghedenckweerdichste
geschiedenissen die van den beginne des jaeres 1621 [tot 1632]
voorgevallen sijn, Den Haag/Amsterdam 1622 – 1635.
120
FotoverantwoordingADC-ArcheoProjecten:
blz. 100
Martin Grevers:
blz. 37, 55, 87 (in opdracht van Synthegra B.V.), 97
Microsoft Virtual Earth:
blz. 43, 50 (rechts), 51, 56 (rechts), 61, 67, 70, 73, 75,
81, 83, 85, 88, 89, 95 (rechts), 98, 103, 105, 109, 111
Godfried Nijs:
blz. 13, 25, 40, 46, 48, 50 (links), 56 (links), 57, 58, 62,
63, 77, 95 (links), 101, 115 (rechts)
Roy Oostendorp:
blz. 99
Joep van der Pluijm:
blz. 24, 26, 93, 107, 114, 115 (links)
Met dank aanAlle grondeigenaren die ons voor ons onderzoek ‘op
maaiveldniveau’ welwillend toelieten op hun terrein.
Martin Grevers die zijn foto’s die hij maakte vanuit zijn
ultra-lightvliegtuig beschikbaar stelde voor deze pu-
blicatie. Wanneer hij de hier gepubliceerde luchtfoto’s
niet zelf maakte, was hij in alle gevallen de piloot.
Antoon Driessen en Joop Hubers die het manuscript
kritisch doornamen en van waardevolle aanvullingen
voorzagen.
Microsoft voor de toestemming gebruik te mogen ma-
ken van de beelden uit Microsoft Virtual Earth.
De gemeente Oost Gelre zonder wiens financiële bijdrage
deze publicatie niet tot stand zou zijn gekomen.
Geraadpleegde bronnenAlgemeen Rijksarchief, Nationaal Archief te Den Haag,
Archief Staten Generaal, Brievenboeken – Loketkast
– Secrete kast, Inventarisnummer 4951, Brieven van
Frederik Hendrik en de Gedeputeerden te velde vanuit
het leger voor Grol en vanuit Zutphen aan de Staten
Generaal en de Raad van State te Den Haag, juli, au-
gustus, september 1627.
Rijksarchief in Gelderland te Arnhem, Staten Zutphen,
Toegang 0005,
Inventarisnummer 395, Resoluties van Gedeputeer-
den in geestelijke zaken, 1627.
Topografische Dienst Kadaster te Emmen, Chromotopo-
graphische Kaart,
Kaart 455 Beltrum (verkend 1879 en 1880, herzien
1885 en 1886, gedrukt 1898)
Kaart 456 Eibergen (verkend 1880, herzien 1900,
gedrukt 1902)
Kaart 474 Groenlo (verkend 1879, herzien 1885,
gedrukt 1898)
Kaart 475 Meddo ( verkend 1880, herzien 1886,
gedrukt 1898)
Topografische Dienst Kadaster te Emmen,
Topografische en Militaire kaart van het Koninkrijk
der Nederlanden, Kaartdelen 34-III en 41-I.
Geraadpleegde bronnen internethttp://maps.live.com
www.dbnl.org/tekst/land016mili01_01
www.circumvallatielinie.nl
De directe omgeving van het vestingstadje Groenlo herbergt iets unieks. Voor het grootste deel onder de grond, dus onzichtbaar. Alleen tijdens extreem droge zomers laat de circumvallatielinie iets van zijn oude grandeur zien.
Tijdens de belegering van Grol in 1627 liet prins Frederik Hendrik op ongeveer twee-enhalve kilometer van de stad door zijn soldaten een cirkelvormige linie aanleggen: de circumvallatielinie. Dit imposante verdedigingswerk sloot de stad hermetisch van de buitenwereld af en was daarnaast ontworpen om een aanval van een Spaans ontzettingsleger te weerstaan. In de linie waren de kampementen van de soldaten, een vijftal schansen en tientallen andere verdedigingswerken opgenomen.
In de Tachtigjarige Oorlog werd in de Nederlanden ook rond andere vestingsteden een circumvallatielinie aangelegd. Daar werden de overblijfselen ervan veelal ver-graven bij de aanleg van wegen, industrieterreinen en nieuwbouwwijken. Wat de circumvallatielinie rond Groenlo uniek maakt is, dat heden ten dage de restanten voor het overgrote deel nog in agrarisch gebied liggen.
Dit boekwerk vertelt uitgebreid de gang van zaken tijdens de belegering van 1627. Hiervoor zijn vele, van de hand van ooggetuigen afkomstige, originele stukken ge-bruikt. Daarnaast wordt een beeld geschetst van al het onderzoek dat ooit naar de circumvallatielinie rond Groenlo is gedaan. Tot slot worden de ontdekkingen op oude kaarten, in het veld en op foto’s, gemaakt vanaf grote hoogte, gecombineerd tot een beeld van de circumvallatielinie zoals die nu nog steeds het vestingstadje omgeeft.
Uitgave Stadsmuseum Groenlo
Top Related