Download - kadoc.kuleuven.be  · Web viewOrthodontie, een behandeling om een mooi gebit te krijgen, is duur. Je betaalt al gauw 1.500 euro. De ziekteverzekering Je betaalt al gauw 1.500 euro.

Transcript

Inhoud

Inhoud....................................................................................................................................................2

Overzicht en werkwijze..........................................................................................................................3

Doelstellingen.........................................................................................................................................3

Les 1: armoede in België........................................................................................................................5

Lesopener: verschillende visies op armoede......................................................................................5

Lessequens 1: Armoede in de wereld. De spreiding van armoede (kaarten en grafiekanalyse)........8

Lessequens 3: Wie leeft in armoede?..............................................................................................13

Les 2: leven in armoede........................................................................................................................15

Lesopener........................................................................................................................................15

Lessequens 2: het leven van mensen in armoede (hoekenwerk).....................................................16

Lessequens 3: Conclusie: de kringloop van armoede.......................................................................22

Les 3: hulpstrategieën voor mensen in armoede.................................................................................25

Lesopener........................................................................................................................................25

Lessequens 1: top-down hulpstrategieën........................................................................................25

Les 4: Armoede vroeger en nu: voorbereiding op het tentoonstellingsbezoek....................................30

Lessequens 1: armoede in de negentiende eeuw............................................................................30

Lessequens 2: voorbereiding van het tentoonstellingsbezoek.........................................................32

Extra beeldmateriaal: Archief voor Onderwijs.....................................................................................34

Bijlagen.................................................................................................................................................35

Bijlagen bij les 1...............................................................................................................................35

Bijlagen bij les 2...............................................................................................................................41

Bijlagen bij les 3...............................................................................................................................53

Bijlagen bij les 4...............................................................................................................................55

Begrippenlijst voor leerlingen..........................................................................................................57

Referenties...........................................................................................................................................59

2

Overzicht en werkwijze

Dit pakket biedt vier voorbereidende lessen. Per les wordt het lesverloop geschetst en worden richtvragen en modelantwoorden gegeven. Alle tabellen, grafieken en tekstfragmenten die in de les gebruikt worden, zijn opgenomen in de bijlage. Achteraan in dit document werd ook een begrippenlijst voor leerlingen opgenomen. Een begeleidende powerpointpresentatie wordt voorzien die gebruikt kan worden bij het geven van de lessen. Deze geeft de structuur van de lessen weer en bevat al het gebruikte materiaal. De leerkracht is uiteraard vrij om andere werkvormen te hanteren, lesdelen over te slaan of eigen accenten te leggen.

Hieronder wordt kort de inhoud van elk van de voorbereidende lessen geschetst:

Les 1: Armoede in België (1 à 2 lesuren)

In de lesopener wordt aan de hand van een aantal stellingen gepeild naar het beeld dat leerlingen spontaan hebben van armoede. Deze visies worden geconfronteerd met de visie van de overheid en de visie van mensen in armoede.

Via kaart- en grafiekanalyses wordt vervolgens gekeken hoe armoede verspreid is op globaal, nationaal en lokaal niveau. Ten slotte wordt gekeken hoe armoede gespreid is over de bevolking: welke bevolkingsgroepen lopen meer risico om in armoede te belanden dan anderen?

Les 2: Leven in armoede (1 à 2 lesuren)

Aan de hand van een inleefspel en hoekenwerk ontdekken leerlingen hoe armoede een invloed uitoefent op verschillende domeinen van het leven: de huisvesting, voeding, gezondheid, sociale leven, etc.

Les 3: Hulpstrategieën (1 lesuur)

In deze les wordt gekeken naar de hulpstrategieën die beschikbaar zijn voor mensen in armoede. We maken een onderscheid tussen strategieën van onderuit, die door mensen in armoede zelf worden gehanteerd, en strategieën die van bovenaf aan mensen in armoede worden aan geboden.

Voor deze les is het aangeraden om computers of tablets ter beschikking te hebben voor de leerlingen.

Les 4: Armoede vroeger en nu: de tentoonstelling Tegenwind (1 lesuur)

In dit laatste lesdeel wordt de tentoonstelling Tegenwind. Armoede in België sinds 1800 voorgesteld en het tentoonstellingsbezoek voorbereid. Aan de hand van een videofragment krijgen leerlingen de nodige historische context mee ter voorbereiding van het bezoek aan de tentoonstelling.

Doelstellingen

Les 1

3

- Leerlingen kunnen in eigen woorden de volgende begrippen toelichten: absolute armoede, relatieve armoede, armoedegrens, armoedeconcentratie.

- Leerlingen kunnen gegevens in tabellen of grafieken met betrekking tot de spreiding van armoede (globaal, nationaal, lokaal) interpreteren.

- Leerlingen kunnen vier risicogroepen met betrekking tot armoede opsommen.

Les 2

- Leerlingen kunnen in eigen woorden de volgende begrippen uitleggen: generatie-armoede, situationele armoede, huisjesmelker, sociale gezondheidskloof, sociale uitsluiting.

- Leerlingen kunnen uit schriftelijke informatie de essentie halen en deze schriftelijk weergeven.

- Leerlingen kunnen gegevens in tabellen en grafieken interpreteren.- Leerlingen kunnen de regel van drie toepassen en eenvoudige berekeningen uitvoeren

(optellen, aftrekken, delen, vermenigvuldigen). - Leerlingen kunnen in groepsverband instructies uitvoeren, overleggen en actief deelnemen. - Leerlingen kunnen uitleggen hoe het leefloon zich verhoudt tot de armoedegrens die in door

de Belgische overheid gehanteerd wordt en kunnen uitleggen wat de mogelijke gevolgen hiervan zijn.

- Leerlingen kunnen aan de hand van voorbeelden uitleggen wat bedoeld wordt met een ‘web van armoede’ of de ‘kringloop van armoede’.

- Leerlingen kunnen informatie mondeling toelichten.

Les 3

- Leerlingen kunnen in eigen woorden uitleggen wat het leefloon en het OCMW zijn. - Leerlingen kunnen zelfstandig gebruik maken van het internet om informatie op te zoeken in

verband met het leefloon.- Leerlingen kunnen drie moeilijkheden opsommen en toelichten die bestaan bij de

hulpverlening aan mensen in armoede.

Les 4

- Leerlingen zien in dat armoede geen nieuw fenomeen is en dat het evolueert doorheen de tijd.

- Leerlingen zien in dat de maatschappelijke visie op armoede een invloed heeft op de bestrijding van armoede en kunnen dit duiden met een voorbeeld.

Attitudes:

- Leerlingen zijn bereid zich in te leven in het standpunt van anderen.- Leerlingen zijn bereid om hun eigen opvattingen en vooronderstellingen in vraag te stellen

op basis van nieuwe informatie. - Leerlingen zijn zich ervan bewust dat er steeds verschillende perspectieven bestaan van

waaruit naar een fenomeen gekeken kan worden.-

4

Les 1: armoede in België

Lesopener: verschillende visies op armoedeIn deze lesopener wordt allereerst gepeild naar het beeld dat leerlingen hebben van armoede. Opvattingen en vooroordelen die mogelijk leven onder leerlingen worden hier blootgelegd. Vervolgens worden deze beelden geconfronteerd met de visie van mensen in armoede op armoede en de definitie die de Belgische overheid hanteert van armoede.1

DE VISIE VAN DE LEERLINGENDe visie van de leerlingen wordt aan bod gebracht via een stellingspel.

Leg aan leerlingen onderstaande stellingen voor en laat hen een standpunt voor of tegen innemen. Dit kan bijvoorbeeld met behulp van rode en groene kaartjes, via een ICT-tool als Kahoot (https://getkahoot.com/) of door leerlingen zich doorheen de klas te laten verplaatsen.

Stellingen:- Je kan aan iemands uiterlijk zien of die in armoede leeft. - Mensen die de nieuwste smartphone hebben, kunnen niet in armoede leven.- In armoede leven betekent weinig geld hebben.

1

5

Armoede is een gevoelig thema

Armoede is geen gemakkelijk thema om te bespreken in de klas. Houd er tijdens de lessen rekening mee dat het thema zeer gevoelig kan liggen bij leerlingen die zelf, zichtbaar of onzichtbaar, in armoede leven. Spreek best aan het begin van de lessen enkele basisregels af in de klas, inzake elementaire beleefdheid en respect, in het spreken over armoede:

- vermijd beledigend taalgebruik;

- formuleer je mening op een beleefde manier;

- spreek in ik-boodschappen wanneer je je mening geeft (dus niet ‘De mensen zeggen dat…’).

Sta ook stil bij het taalgebruik. Hoewel leerlingen misschien spontaan zullen spreken van ‘armen’, wordt er in deze lessen bewust gekozen om te spreken van ‘mensen in armoede’. De woordkeuze is immers niet neutraal. Wanneer je spreekt over een ‘arme’ maak je van de armoede waarin die persoon zich bevindt zijn voornaamste identificerende kenmerk. Spreek je daarentegen over een persoon ‘in armoede’ erken je dat de armoede slechts een situatie is waarin de persoon zich (tijdelijk) bevindt.

- Mensen die in armoede leven zijn vaak ziek of werkloos.- Iemand die werkt, kan niet in armoede leven.

Eindig eventueel met een open vraag: wat betekent het om in armoede te leven? Wat is armoede?Het antwoord kan je aan het bord laten brengen of verzamelen via padlet ( https://nl.padlet.com/) een online tool voor interactieve brainstormsessies.

Kom zo tot een korte tussentijdse conclusie: er bestaan verschillende visies op armoede. We kijken vanuit ons eigen perspectief naar armoede en hebben daarbij vaak stereotiepe beelden in ons hoofd. Deze beelden zijn niet noodzakelijk juist. Zij weerspiegelen niet altijd de realiteit.

VISIE OP ARMOEDE VAN MENSEN IN ARMOEDE ▪ Sta vervolgens stil bij de visie van mensen in armoede zelf. Dit kan je doen door gebruik te

maken van document 1 in bijlage, of via het introfilmpje van de tentoonstelling (via: www.kadoc.kuleuven.be/tegenwind). Sta met leerlingen stil bij de verschillen en gelijkenissen tussen deze visie en hoe leerlingen zelf naar armoede keken.

Richtvragen:

- Welke aspecten van armoede halen mensen in armoede zelf aan? Welke aspecten van het leven worden zoal door armoede beïnvloed?

o Uit het videofragment/het document blijkt dat armoede veel meer inhoudt dan een gebrek aan geld: het raakt aan de huisvesting, de mobiliteit, de voeding en de gezondheid. Naast deze materiële gevolgen, komen ook heel wat sociale en emotionele aspecten aan bod: een moeilijk gezinsleven, vrienden verliezen, zich sociaal geïsoleerd voelen (emotioneel, maar ook fysiek, bijvoorbeeld omdat ze geen toegang hebben tot een auto of openbaar vervoer), maar ook het gevoel hebben dat ze zich moeten verantwoorden naar anderen toe, hun trots opzij zetten en anderen beslissingen voor hen laten nemen.

- Welke aspecten komen hierin aan bod waar leerlingen zelf nog niet aan gedacht hadden?- Kan je armoede louter zien als een gebrek aan geld? Of iets anders?

o Koppel hierbij terug naar de antwoorden die leerlingen gaven op de stelling ‘in armoede leven betekent weinig geld hebben’. Moeten ze hun antwoorden bijstellen na het lezen/bekijken van deze getuigenissen?

- Waar bevinden zich de gelijkenissen en verschillen met de visie van leerlingen? Koppel terug naar de stellingen. Welke aspecten komen overeen? Aan welke aspecten hadden leerlingen nog niet gedacht? Moeten leerlingen hun oorspronkelijk beeld bijstellen? Hoe dan precies?

o Koppel terug naar de stelling ‘mensen die de nieuwste smartphone hebben,

6

kunnen niet in armoede leven’. Kunnen leerlingen, vanuit wat ze in de het document/videofragment hebben gehoord of gelezen, verklaren waarom mensen in armoede toch een smartphone kunnen/willen hebben? Verwijs hierbij bijvoorbeeld naar de problemen rond sociale isolatie en de rol die (het al dan niet hebben van) een smartphone daarin kan spelen.

DE VISIE VAN DE OVERHEIDBespreek ten slotte de visie van de overheid op armoede: welke definitie hanteert zij om te bepalen wanneer iemand in armoede leeft? Sta eerst stil bij het belang en de implicaties van deze definitie en vergelijk ze vervolgens met het beeld dat leerlingen zelf schetsten en de visie van mensen in armoede.

Op Europees niveau wordt naar drie elementen gekeken om te bepalen of iemand risico loopt op armoede en sociale uitsluiting.2

1. Armoederisico op basis van inkomen: hiervoor wordt de armoededrempel van ‘60% van het mediaan beschikbaar inkomen’ gebruikt.Voor België was het mediaan beschikbaar inkomen in 2016 €22.295 per jaar voor een alleenstaande, 60% daarvan betekent dus dat de armoededrempel bepaald wordt op €13.377 per jaar of afgerond €1.115 per maand. Eventueel kan je leerlingen zelf deze berekeningen laten maken.

2. Ernstige materiële deprivatie: niet in staat zijn om de woning te verwarmen, huur of courante rekeningen te betalen, om de twee dagen een proteïnerijke maaltijd te eten, etc. De overheid lijst negen elementen op.3 Er is sprake van ernstige materiële deprivatie wanneer mensen minstens vier van de negen elementen ontbreken.

3. Huishoudens met lage werkintensiteit: huishoudens waarin gemiddeld minder dan een vijfde van de tijd gewerkt wordt.

Sta eerst stil bij de betekenis van elk van de criteria. Deze zijn immers opgesteld in een zeer abstracte taal en vragen om verduidelijking. Sta dus even stil bij elk criteria en bespreek: wat is de mediaan, hoeveel bedraagt 60% van de mediaan voor België (laat leerlingen eventueel zelf de berekening maken), wat is materiële deprivatie, wat wordt verstaan onder werkintensiteit, etc.?

Vervolgens kan je de visie van de overheid vergelijken met het beeld dat leerlingen van armoede hadden geschetst (op het bord of via padlet).

Richtvragen:

- Waarom staan we stil bij de visie van de overheid? Waarom is het belangrijk om te

2 De indicatoren zoals die door de overheid worden gebruikt zijn in een zeer abstracte taal geschreven. Het is aangeraden om met je leerlingen eerst stil te staan bij de betekenis van deze indicatoren (Wat is de mediaan? Wat verstaan we onder materiële deprivatie? Etc.). 3 Deze elementen zijn: mensen zijn niet in staat om 1) huur of courante rekeningen te betalen; 2) hun woning degelijk te verwarmen, 3) onverwachte uitgaven te doen; 4) om de twee dagen vlees, vis of een proteïnerijk alternatief te eten; 5) een week vakantie per jaar te nemen buiten hun huis; 6) zich een eigen wagen, 7) wasmachine, 8) kleurentelevisie of 9) telefoon aan te schaffen.

7

kijken welke definitie de overheid hanteert?o De definitie die de overheid hanteert is belangrijk omdat deze bepaalt wie

‘officieel’ in armoede leeft. Alleen wie officieel erkend wordt, krijgt toegang tot allerlei diensten en faciliteiten.

- Welke soort criteria gebruikt de overheid om armoede te definiëren?o De overheid hanteert voornamelijk ‘objectieve’, meetbare criteria zoals inkomen

en arbeid. Toch houdt ook deze definitie rekening met het feit dat armoede verschillende dimensies inhoudt: het gaat niet alleen om inkomen (geld), maar ook om arbeid, huisvesting, voeding, etc.

- Vergelijk deze visie met die van mensen in armoede: met welke aspecten houdt deze definitie geen rekening? Hoe komt dat, denk je?

o Vooral de meer subjectieve elementen, zoals sociale uitsluiting of emotionele gevolgen van leven in armoede komen hier minder aan bod. Zij zijn dan ook moeilijker om te meten.

Kom tot een globale conclusie: verschillende groepen en instellingen kijken op een andere manier naar armoede en leggen daarbij andere nadrukken. Koppel hierbij terug naar het begin van de les, waarin gepeild werd naar welk beeld van armoede leerlingen zelf hebben. Welke stereotypen zijn hierin aanwezig? Houden deze nog stand als je ze vergelijkt met bijvoorbeeld de visie van mensen in armoede, of die van de overheid? Uit de lesopener blijkt ook dat armoede niet eenvoudigweg te reduceren valt tot een ‘gebrek aan geld’. Armoede wordt niet enkel veroorzaakt door een gebrek aan inkomen en treft ook niet enkel het inkomen. In deze lessen gaan we enkele aspecten van het fenomeen armoede van naderbij bestuderen.

Lessequens 1: Armoede in de wereld. De spreiding van armoede (kaarten en grafiekanalyse)

In het eerste lesdeel staan we stil bij de spreiding van armoede op drie niveaus: globaal, nationaal en binnen een stad.

GLOBALE SPREIDING VAN ARMOEDE Maak hierbij gebruik van de kaart in bijlage .

Sta eerst stil bij de gebruikte indicator in deze kaart en de mogelijke nadelen hiervan. Belangrijk is dat leerlingen beseffen dat dit slechts één manier is om armoede te meten en dat de keuze om armoede via één aspect te meten, er logischerwijs voor zorgt dat andere aspecten niet aan bod komen.

Vervolgens kan je stilstaan bij de inhoud van de kaart. Via deze weg kan je de begrippen extreme en relatieve armoede introduceren.

Richtvragen:- Wat toont deze kaart? Wat wordt er in kaart gebracht?

o De titel geeft aan dat de kaart over armoede gaat. De kaart toont de spreiding

8

van armoede over de wereld.- Geeft de kaart een goede weergave van de situatie zoals die vandaag is?

o De kaart dateert van 2013 en is dus al enkele jaren oud. Aangezien we deze kaart gebruiken om een globaal beeld te krijgen van de verdeling van armoede in de wereld, kunnen we de kaart zeker nog gebruiken

- Hoe wordt armoede hier gemeten?o De ondertitel geeft het volgende aan: aandeel van de bevolking dat leeft van

minder dan 1.90 dollar per dag in 2011. Er wordt dus gewerkt moet een armoededrempel van 1.90 dollar in koopkracht. Het gaat hier over een extreme vorm van armoede.

- Wat verstaan we onder koopkracht?o Koopkracht is een manier om te kijken hoeveel een huishouden kan kopen.

Aangezien de waarde van geld evolueert over de tijd en plaats, kunnen we aan de hand van het inkomen van mensen niet veel weten over hun levensstandaard. (Bijvoorbeeld: met een euro kan je in Zweden minder kopen, dan in Hongarije. Voor een brood betaalde je vroeger veel minder dan nu, maar ook de lonen stegen op een gelijkaardige manier). Daarom wordt er gekeken naar de koopkracht van mensen, i.p.v. hoeveel ze verdienen.

- Armoede wordt hier dus gemeten aan de hand van de koopkracht van mensen. Wat zijn de voor- en nadelen hiervan? Welke aspecten worden niet gemeten?

o Het voordeel is dat dit een relatief eenvoudige manier is om armoede te meten. Aangezien er maar één indicator wordt gebruikt, is het gemakkelijk in kaart te brengen en laat het toe om landen snel te vergelijken. Het nadeel is dat deze manier van meten slechts één aspect van armoede in rekening brengt. Andere aspecten (in welke omstandigheden leven deze mensen, hoe ervaren zij hun situatie, etc.) komen niet aan bod. Daarnaast kan je je ook vragen stellen bij de grens van 1.90 dollar. Wat met mensen die hier nét boven leven. Leven zij dan niet in armoede?

- Wat betekenen de verschillende kleuren op de kaart? Leg de legende uito Elke kleur komt overeen met een bepaald maximumpercentage van de bevolking

die in extreme armoede leeft (met een koopkracht van minder dan 1.90 dollar). Hoe donkerder de kleur, hoe groter het aandeel (%) mensen dat in dit land in extreme armoede leeft.

- Als je de verdeling van de armoede op deze kaart bestudeert, wat valt je dan op? Hoe is de armoede verdeeld over de wereld?

o Er is een ongelijke verdeling van extreme armoede over de wereld. In sommige landen en werelddelen is er veel meer extreme armoede dan in andere.

- Hoe zit het met West-Europa?o Voor Europa zijn er geen data beschikbaar

- Als je weet dat 1.9 dollar ongeveer 1.7 euro is. Hoeveel is dat dan per maand? In welke categorie denk je dat Europa zou vallen?

o Per maand betekent dat een koopkracht van 51 euro, in een maand met 30 dagen. Dat is zeer weinig. Dit soort extreme armoede komt in West-Europa slechts weinig voor. Welllicht valt Europa dus in de lichtste categorie.

9

- Wil dat zeggen dat er in West-Europa geen armoede is? Op welke manier verschilt deze armoede van de armoede in bijvoorbeeld ontwikkelingslanden?

o In West-Europa is er ook armoede, al gaat het vaak om een andere soort armoede dan de armoede die bijvoorbeeld in een aantal ontwikkelingslanden aanwezig is. Over het algemeen in er in West-Europa minder sprake van extreme armoede. Hiermee bedoelen we een situatie waarbij mensen op de rand van het bestaansminimum leven. Ze hebben maar nét voldoende eten, drinken, kleding etc. om te overleven. In West-Europa komt dit soort armoede veel minder voor. Hier is meer sprake van relatieve armoede, waarbij het gaat om hoeveel mensen bezitten in verhouding tot de samenleving. Dit soort armoede varieert dus naargelang de tijd en plaats waar mensen leven en richt zich eerder op participatie, dan op overleven.

- Hoe zie je deze visie terugkomen in de indicatoren die door de Belgische overheid gebruikt worden?

o Voor het bepalen van de armoededrempel wordt gekeken naar het mediaan inkomen. Er wordt dus gekeken hoeveel andere mensen in de Belgische samenleving hebben om te bepalen wanneer iemand in armoede leeft. Als het verschil met de mediaan te groot is, spreken we van armoede.

Kom vanuit deze kaart en het onderwijsleergesprek tot de volgende conclusies:

- Er zijn verschillende soorten armoede. We maken algemeen een onderscheid tussen absolute en relatieve armoede.

- Armoede is ongelijk verdeeld over de wereld. In bepaalde delen van de wereld komt absolute of extreme armoede veel meer voor dan in andere.

NATIONALE VERDELING VAN ARMOEDESta vervolgens stil bij de manier waarop armoede in België verdeeld is. We bestuderen twee elementen: de verdeling van armoede per type omgeving (stedelijk, landelijk) en de spreiding over verschillende regio’s en steden.

De spreiding per type omgeving kan bestudeerd worden aan de hand van de grafiek in bijlage.

Richtvragen:- Wat toont deze grafiek?

o De titel geeft aan dat het gaat om het armoede-aandeel per type omgeving. Er wordt dus getoond hoeveel armoede er is in verschillende soorten omgevingen

- Wat wordt er aangegeven op de x- en y-as? Wat geeft de blauwe lijn aan?o Op de x-as worden de verschillende types omgeving getoond: van sterk

verstedelijkte gebieden tot landelijke gebieden met dure huisvesting. De y-as geeft het aandeel mensen in armoede aan in deze gebieden. De blauwe lijn geeft voor elk type omgeving aan hoeveel armoede er is. Op die manier kunnen we vergelijken in welke omgevingen meer of minder armoede is. De types zijn reeds geordend van meer naar minder armoede.

10

- In welk type omgeving is er het meeste armoede? In welke omgeving het minste? Is het verschil tussen beide gebieden groot?

o Vooral in sterk verstedelijkte gebieden is er veel armoede (22.8 %). In landelijke gebieden waar dure huisvesting is, is er het minst sprake van armoede (4.6 %). In het eerste type omgeving leeft 22.8 procent van de bevolking in armoede, wat iets meer dan 1 persoon op 5 is. In het tweede type gaat het slechts om 4.6%, wat minder is dan 1 persoon op 20 . Het verschil tussen beide gebieden is dus vrij groot.

- Kan je, op basis van deze grafiek, zeggen dat armoede zich vooral concentreert in stedelijke gebieden (en dus niet in landelijke gebieden)?

o Neen, de meeste armoede bevindt zich inderdaad in de sterk verstedelijkte gebieden, maar op de tweede plaats staan de afgelegen landelijke gebieden. Armoede komt dus zowel in de stad als op het platteland voor.

Kom tot een tussentijdse vaststelling: armoede wordt snel geassocieerd met grote steden, maar ook op het platteland is er veel armoede. Laat leerlingen even stil staan bij mogelijke verklaringen hiervoor.

Richtvraag: - Waarom zou er op het platteland ook veel armoede voorkomen? En waarom vooral in

afgelegen landelijke gebieden? Op welke manier verschillen de omstandigheden hier van die in steden?4

o Op het afgelegen platteland is minder tewerkstelling, een kleiner aanbod aan sociale woningen, een minder uitgebreid netwerk van openbaar vervoer, minder voorzieningen en veel sociale isolatie

- Waarom zou deze armoede minder bekend zijn, dan de armoede in steden?o In steden is armoede vaak veel zichtbaarder: armoede is er zeer duidelijk

aanwezig in bepaalde buurten. Op het platteland is armoede vaak veel meer verspreid en daardoor veel minder zichtbaar.

De spreiding over verschillende regio’s kan je vervolgens bespreken aan de hand van de tabel in bijlage.

Richtvragen:- Wat is het nationale gemiddelde?

o 14,7 %.- Wat valt je op als je de verdeling over de verschillende regio’s bekijkt? Hoe verhouden

deze zich tot het gemiddelde en tot elkaar? o Er zijn zeer grote verschillen tussen de regio’s. In Brussel is er veruit het meeste

armoede, bijna dubbel zoveel als het nationale gemiddelde. Ook in Wallonië is er veel armoede. In Vlaanderen liggen de armoedecijfers dan weer een stuk onder

4 Voor meer informatie, zie: http://www.armoedebestrijding.be/cijfers_platteland.htm

11

het nationale gemiddelde. Armoede is dus zeer ongelijk gespreid over België.

Kom tot een korte conclusie

- Armoede komt zowel voor in steden als op het platteland.- Armoede is ongelijk verdeeld over België. In sommige regio’s is er meer armoede dan in

andere en in sommige types omgevingen komt armoede meer voor dan in andere.

SPREIDING VAN ARMOEDE BINNEN STEDEN Ten slotte bekijken we nog even hoe armoede verspreid is in een stad. We gebruiken hiervoor het voorbeeld van Antwerpen (zie bijlage).

Richtvragen:- Wat duiden de donkere delen op deze kaart aan?

o Stadsregio’s met een grote concentratie achtergestelde bevolking- Wat valt op aan de manier waarop deze regio’s verspreid zijn?

o Armoede concentreert zich duidelijk in bepaalde gebieden van een stad. In dit geval is dat rond het (historische) stadscentrum.

Confronteer deze bevindingen vervolgens met een fragment uit onderzoek (zie bijlage)

Richtvragen:- Kan je op basis van dit fragment zeggen dat de situatie die we in Antwerpen vaststelden

uitzonderlijk is? o Neen, het is een algemeen fenomeen dat de meest kwetsbare groepen in de

steden zich concentreren in bepaalde wijken, vaak rond het historische stadscentrum of in oude industriële buurten.

- Welke verklaring geven de onderzoekers aan voor de concentratie in bepaalde wijken?o Andere wijken in de stad worden te duur, waardoor mensen in armoede

noodgedwongen naar de goedkopere delen van de stad verhuizen. Dit zijn vaak buurten waar de huisvesting minder goed is.

Uitbreiding: Wil je graag de spreiding van armoede binnen je eigen stad bestuderen? Dan kan dat via: https://www.mi-is.be/sites/default/files/documents/atlas_0.pdf. Voor de stad Gent kan je ook via de buurtmonitor uitgebreide vergelijkingen maken tussen verschillende stadswijken, op basis van een heel aantal criteria. Zie: https://gent.buurtmonitor.be/dashboard/. Bekijk bijvoorbeeld eens de verschillen tussen de wijken Rabot en Drongen.

Uitbreiding: een verwant fenomeen is dat van sociale verdringing, als onderdeel van gentrificatie. Bij het opwaarderen van buurten of stadsdelen worden buurten vaak aantrekkelijker voor kapitaalkrachtige middenklassers. De investeringen vanuit deze nieuwe

12

wijkbewoners doen het uitzicht van de wijk al snel veranderen en zorgen ervoor dat de woningprijzen in deze wijken sterk stijgen en onbetaalbaar worden voor de oorspronkelijke bewoners. Zij worden zo geleidelijk aan uit het stadsdeel verdrongen. Een typisch voorbeeld van dit fenomeen is de Dansaertwijk in Brussel. Volgend filmfragment brengt het fenomeen gentrificatie in beeld: https://www.youtube.com/watch?v=BXKTfI3hKhI (tot 03:30)

Richtvraag: leg in je eigen woorden uit waarom investeringen van de overheid in achtergestelde buurten niet altijd een oplossing bieden voor de mensen die er

wonen.

Kom zo tot een overkoepelende conclusie:

- Armoede is niet gelijk verdeeld over België maar concentreert zich in bepaalde gebieden. Het is het meest aanwezig in sterk verstedelijkte gebieden (vooral te vinden in Brussel en Wallonië) en concentreert zich binnen een stad ook in bepaalde wijken.

Lessequens 3: Wie leeft in armoede?5

In totaal leeft in België 20.7% van de bevolking in een 'risico op armoede of sociale uitsluiting' (op basis van de drie indicatoren die in de lesopener beschreven werden). Sta even met leerlingen stil bij dit getal: hoeveel mensen zijn dat? 1 op 5 personen.

Wanneer we enkele naar de monetaire indicator kijken (60% mediaan inkomen), is dat 15.5 %.

We hebben reeds gezien dat armoede geografisch gezien ongelijk gespreid is over België en binnen steden. Ook het risico om in armoede te belanden is niet gelijk gespreid. Sommige mensen hebben meer kans om in armoede te belanden dan anderen.

Laat leerlingen op basis van deze bijlage (je kan kiezen of je leerlingen laat werken met de percentages of de absolute cijfers) een lijst maken van groepen die vaker dan gemiddeld in armoede leven. We maken hier enkel gebruik van de monetaire indicator.

Richtvragen- Waarover gaat deze tabel?

o De bevolking met een inkomen dat zich onder de Europese armoededrempel bevindt. Deze groep mensen wordt in deze tabellen verder bestudeerd aan de hand van verschillende criteria (geslacht, opleidingsniveau, etc.).

- We hebben net gezien dat als we de monetaire indicator voor armoede gebruiken, 15.5% van de Belgische bevolking in armoede leeft. Hoe komt het dat er hier wordt uitgegaan van een gemiddelde van 10%?

o Het zijn cijfers voor Vlaanderen, waar de armoedecijfers iets lager liggen dan het nationale gemiddelde.

- Welke groepen hebben meer kans om in armoede te leven?o Geslacht: vrouwen iets meer.

5 (2017). Armoederisico gebaseerd op de EU SILC enquête sinds 2004, volgens jaar, karakteristieken (geslacht, leeftijdsklasse, opleidingsniveau, activiteit, …) en gewest. FOD Economie: De Algemene Directie Statistiek. Geraadpleegd via: https://bestat.economie.fgov.be/bestat/crosstable.xhtml?view=32963d35-c749-440b-bfb5-953c56b52a4f

13

o Leeftijd: vooral de leeftijdsgroepen 0-17 en 18-24 jaar. Ook 65+’ers scoren hoog.o Activiteit: vooral werklozen leven in armoede.o Gezin: verhoogd risico voor alleenstaanden, alleenstaande ouders en grote

gezinnen.o Opleiding: vooral laaggeschoolden.o Huisvesting: vooral huurders.o Nationaliteit: vooral mensen met een migratie-achtergrond die buiten de EU zijn

geboren.- Wat kan je op basis van deze cijfers zeggen over de volgende stelling: werk biedt

bescherming tegen armoede.o De stelling is niet helemaal correct. Het klopt enerzijds dat mensen die werken

minder risico hebben om in armoede te leven. Anderzijds biedt werk geen absolute bescherming tegen armoede: de cijfers tonen aan dat ook werkende mensen in armoede kunnen leven

Leg van hieruit ook kort de link naar generatie-armoede. Hier wordt later in de les op teruggekomen.

Richtvragen:- Stel je voor dat een kind opgroeit in een éénoudergezin waarin alleen de vader de zorg

draagt voor de drie kinderen. De vader volgde deeltijds beroepsonderwijs.6 Denk je dat dit kind een grotere kans heeft dan gemiddeld om in armoede op te groeien? Onderbouw je antwoord aan de hand van de cijfers in de tabel

o Ja: het kind groeit immers op in een éénoudergezin waarvan de vader werkloos en laaggeschoold is. Deze groepen hebben een verhoogd risico om in armoede te leven.

- Denk je dat dit kind later meer kans heeft om zelf ook in armoede te leven? Waarom?o Laat leerlingen hier zelf even over nadenken. Waarschijnlijk zullen ze zelf wel

aangeven dat dit kind opgroeit in een omgeving waarin hij minder kansen krijgt en daardoor moeilijk uit deze situatie zal kunnen ontsnappen. Van hieruit kan je komen tot het begrip generatie-armoede. Met generatie-armoede wordt armoede bedoeld die van generatie op generatie doorgegeven wordt. Kinderen die in armoede geboren worden, hebben een grotere kans om later ook in armoede te leven. Of anders gezegd: voor hen is het nog moeilijker om uit de armoede te geraken.

- Zijn er, naast in armoede geboren worden, nog andere manieren waarop mensen in armoede zouden kunnen belanden?

o Mensen kunnen ook in armoede belanden door tegenslagen: ontslag, ziekte, schulden die ze overerven van een overleden echtgenote, faillissement van een zaak, etc.. Deze onverwachte gebeurtenissen kunnen soms een reeks van problemen met zich meebrengen waardoor mensen uiteindelijk in armoede belanden. We spreken in dit geval van situationele armoede

6 De VDAB beschouwt werkzoekenden als laaggeschoold wanneer ze geen diploma of getuigschrift van het secundair onderwijs behaalde. Ook werkzoekenden uit de leertijd en het deeltijds beroepssecundair onderwijs vallen hieronder.

14

15

Les 2: leven in armoede

LesopenerLeerlingen hebben in de vorige les gezien dat armoede ongelijk gespreid is over de bevolking. In deze lessequens wordt stilgestaan bij het leven van mensen in armoede. We beginnen bij het begin: mensen in armoede moeten rondkomen met een laag inkomen. Laat leerlingen het inleefspel spelen dat ontwikkeld werd door het OCMW Antwerpen waarin ze een maand proberen toe te komen met een leefloon. Dit spel is beschikbaar via de website: http://respect.ocmw.antwerpen.be/. Het spelen van dit spel neemt een vijftal minuten in beslag.

Richtvragen:

- Ben je tot het einde van de maand toegekomen met je leefloon of ben je over budget gegaan?

o Indien je teveel hebt uitgegeven: hoe kwam dat? Waar heb je ‘teveel’ geld aan uitgegeven? Wat zou je de volgende keer anders doen?

o Indien je binnen het budget bent gebleven: hoe deed je dat? Welke (strategische) beslissingen heb je gemaakt? Heb je opofferingen moeten maken om binnen budget te blijven? Welke?

- Hoe vaak koos je in het spel voor een optie die je in je echte leven niet zou maken, omwille van het budget dat je nog over had?

o Heb je ervoor gekozen om mee naar de film te gaan? Zou je dat in je echte leven ook doen?

o Heb je gekozen om de goedkoopste schoenen te kopen of de duurdere schoenen die van betere kwaliteit waren? Zou je dat in je echte leven ook doen?

o Heb je ervoor gekozen om een appartement te huren, of een kamer in een huis te huren? Zou je dat ook in je echte leven doen?

- Moest je vaak compromissen sluiten omwille van het budget waarover je beschikte? Welke dingen liet je dan vallen? Denk ook aan de keuzes die je in het begin van het spel maakte, nog voor je maand echt begon.

o Je moet een keuze maken uit 3 soorten huisvesting: kies je voor het goedkoopste alternatief (een kamer in een huis), dan geef je een deel van je privacy af.

o Je kan kiezen uit drie verschillende schoenen. Neem je de goedkoopste, omdat je budget het niet toelaat om duurdere schoenen te kopen, dan ben je op korte termijn wel geholpen, maar zal je sneller nieuwe schoenen moeten kopen. Op lange termijn ben je waarschijnlijk beter af met de duurdere schoenen, maar dan moet je andere dingen opgeven.

o Je kan ervoor kiezen om geld uit te sparen door geen activiteiten met vrienden te doen. Natuurlijk mis je zo wel sociaal contact en dreig je vrienden uit het oog te verliezen, of riskeer je omgekeerd dat vrienden jou uit het oog verliezen.

o Je krijgt de keuze uit drie verschillende boodschappenkarretjes: kies je het

16

goedkoopste, dan koop je veel ongezonde voeding wat ten koste van je gezondheid kan gaan. Kies je een duurder karretje, is dat beter voor je gezondheid, maar zal je minder budget overhouden om bijvoorbeeld iets leuk te doen met vrienden.

- Welke aspecten van het leven werden in dit spel beïnvloed door je budget?o Huisvesting, voeding, sociale leven, gezondheid (via de voeding), materiaal

comfort (een auto is bijvoorbeeld heel duur).

Na een korte bespreking van het inleefspel kan je tot de volgende conclusie komen: armoede is blijkbaar meer dan enkel een gebrek aan geld. Verschillende aspecten van het leven worden door armoede geraakt: de huisvesting, gezondheid, voeding, sociale leven, etc.

In een hoekenwerk worden vervolgens enkele van deze aspecten van naderbij bestudeerd. Leerlingen gaan in deze hoeken zelfstandig aan de slag. Nadien wordt er klassikaal tot een conclusie gekomen.

Bij dit hoekenwerk kan je op twee manieren werken

- Je verdeelt leerlingen in drie groepen en laat elke groep één hoek doorlopen. Nadien stelt elke groep de bevindingen van zijn hoek kort voor aan de rest van de klas. Leerlingen krijgen 20 minuten voor de opdrachten in hun hoek en 10 minuten om hun korte presentatie voor te bereiden aan de hand van enkele richtvragen. Na de presentaties kom je kort tot een overkoepelende conclusie (zie verder). Aangezien in elke hoek dezelfde vaardigheden geoefend worden, wordt deze werkwijze aangeraden.

- Je verdeelt leerlingen in drie groepen en laat ze via een doorschuifsysteem elke hoek doorlopen. Per hoek krijgen leerlingen 20 minuten. Vervolgens kom je klassikaal tot een conclusie (zie verder).

Voor elke hoek werden, in een afzonderlijk document, invulblaadjes voor leerlingen voorzien.

Lessequens 2: het leven van mensen in armoede (hoekenwerk)

HOEK 1: VOEDING EN GEZONDHEID7

In deze hoek gaan leerlingen aan de slag met verschillende reclamefolders en proberen ze zo twee dagmenu’s op te stellen. Eén menu dat zo goedkoop mogelijk is en een evenwichtig menu, dat voldoet aan de aanbevelingen van het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie.8 Na het vergelijken van beide menu’s komen leerlingen zo tot het inzicht dat gezond

7 Voor een videofragment in verband met armoede en gezondheid, zie: https://onderwijs.hetarchief.be/media/terzake-arm-en-ziek/E1O5WZeEaXj6MTOSfUpkCalT. 8 In deze bundel worden de voedingsaanbevelingen gebaseerd op de actieve voedingsdriehoek, zoals opgesteld door het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGeZ). Vanaf 19 september 2017 zal deze voedingsdriehoek echter vervangen worden door een nieuw model (meer informatie hierover kan u vinden op: http://www.vigez.be/nieuws/vigez-lanceert-in-september-opvolger-van-actieve-voedingsdriehoek). Dit nieuwe model zal vanaf 19 september beschikbaar zijn op de website van het VIGeZ (http://www.vigez.be/home). Aangezien het nieuwe model meer haalbare en praktische adviezen zal geven en

17

eten vaak duurder is en dat goedkoop eten vaak (te) weinig van de aanbevolen voedingsstoffen bevat. Ze begrijpen zo dat goedkoop eten op lange termijn voor gezondheidsproblemen kan zorgen en leren dat er sprake is van een ‘sociale gezondheidskloof’ en dat niet enkel het inkomen, maar ook de levensstijl hiervan de oorzaak zijn.

Materiaal voor leerlingen: zie bijlage bij de hoek voeding en gezondheid en bijhorende invulbladen.

Opdracht en richtvragen voor leerlingenOpdracht deel 1: Splits je groep op in twee teams. Elke groep gaat aan de hand van de producten in de reclamefolders een dagmenu opstellen voor een gezin van drie personen (1 volwassene, 2 kinderen). Een dagmenu bestaat uit ontbijt, lunch, avondeten en twee tussendoortjes.

- Team 1 maakt zijn dagmenu zo goedkoop mogelijk. Hou er bovendien rekening mee dat je in je keuken slechts twee kleine, trage kookvuurtjes hebt die veel elektriciteit verbruiken. Je hebt bovendien een budgetmeter voor elektriciteit en beschikt niet over een oven of een diepvries.

- Team 2 houdt bij het opstellen van zijn dagmenu rekening met de aanbevelingen van de actieve voedseldriehoek om tot een evenwichtig dagmenu te komen. Ga ervan uit dat je een volledig uitgeruste keuken ter beschikking hebt en dat je budget onbeperkt is.

Je hebt maximaal 10 minuten om je dagmenu samen te stellen. Leg daarna beide menu’s naast elkaar en beantwoord de volgende vragen:

- Vergelijk het dagmenu van team 1 met de aanbevelingen van de voedingsdriehoek. Ben je tot een evenwichtig dagmenu gekomen? Van welke categorieën in de voedingsdriehoek heb je te veel of te weinig? Welke verklaring(en) kan je hiervoor vinden?

- Bereken de prijs van het dagmenu van team 2 en vergelijk dit met de prijs van het dagmenu van team 1. Wat valt je op? Hoe kan je dat verklaren?

- Welk dagmenu bevat het minste vitaminen, vezels, mineralen (calcium, ijzer, etc.)? Wat zou het gevolg zijn van dit soort voeding op lange termijn?

Opdracht deel 2: Lees het fragment uit het persbericht van de CM en beantwoord de volgende vragen

- Probeer in je eigen woorden uit te leggen wat de sociale gezondheidskloof is.o Er bestaan grote verschillen tussen de gezondheid van mensen uit de hogere

sociale klassen/hoogopgeleiden en mensen uit lagere sociale klassen/laagopgeleiden. Het gezin waar je in geboren bent, is dus bepalend voor je gezondheid

- Welke verklaringen geeft het fragment hiervoor? Welke verklaring ken je ook al uit de vorige opdracht?

o Er worden drie verklaringen aangereikt. Ten eerste de kostprijs, die ook al bleek uit de vorige opdracht. Gezond zijn en blijven kost geld. Je hebt geld nodig om gezonde voeding te kunnen kopen, om op tijd naar de dokter of tandarts te kunnen gaan en om de nodige verzorging te kunnen betalen wanneer je ziek bent. Ten tweede is er de levensstijl en toegankelijkheid. Mensen in armoede, en vooral

minder of geen bijkomende toelichting vereist, kan het zinvol zijn om de voedingsdriehoek in onderstaande opdracht voor leerlingen te vervangen door het nieuwe model, van zodra dit beschikbaar is.

18

mensen die in armoede zijn opgegroeid, kennen vaak een andere levensstijl dan andere mensen. Ze hebben andere gewoontes en stellen andere gedragingen, die niet altijd goed zijn voor de gezondheid (bijvoorbeeld: mensen uit lagere sociale klassen roken meer dan mensen uit hogere sociale klassen). Bovendien zijn ze vaak minder goed op de hoogte van het aanbod in de gezondheidszorg.

Probeer nu, op basis van alles wat je in deze hoek gezien hebt, de uitspraak ‘armoede schaadt de gezondheid’ te verklaren. Geef ook een voorbeeld om dit te verduidelijken.

o Mensen in armoede verkeren vaak in een slechtere gezondheid. Ze leven gemiddeld ook een kleiner aantal jaren in goede gezondheid. Er is een groot verschil tussen de gezondheid van mensen in hogere en lagere sociale klassen (sociale gezondheidskloof). Je zou dus kunnen zeggen dat armoede de gezondheid schaadt: armoede heeft een negatief effect op de gezondheid van mensen. Voorbeeld: mensen in armoede hebben niet altijd voldoende middelen om gezonde voeding te kopen, waardoor ze essentiële voedingsstoffen kunnen missen die op lange termijn gezondheidsproblemen kunnen veroorzaken.

- Uitbreiding: Extra reflectievraag: Je hebt nu gezien hoe armoede een effect kan hebben op de gezondheid van mensen. Zou het verband ook omgekeerd kunnen werken?

o Ziekte kan ertoe leiden dat mensen in armoede belanden. Enerzijds zijn er de kosten van de gezondheidszorg, anderzijds is er het verlies van inkomen wanneer mensen lange tijd niet kunnen werken. Het verband tussen armoede en gezondheid bestaan dus wel degelijk in twee richtingen.

HOEK 2: INKOMEN9

In deze hoek gaan leerlingen dieper in op de problematiek van inkomen bij mensen in armoede. Nadat leerlingen tot de vaststelling zijn gekomen dat mensen in armoede vaak over onvoldoende inkomen beschikken om volwaardig te kunnen participeren in de samenleving, is er aandacht voor de gevolgen hiervan op het sociale leven van mensen. Daarnaast wordt ook gekeken hoe mensen via allerlei aankopen proberen om ‘erbij te horen’, ook al lijken deze aankopen vanuit een buitenstaandersperspectief soms onnodig, of leiden ze zelfs tot schulden. De bedoeling is dat leerlingen begrijpen waarom mensen in armoede soms bepaalde gedragingen stellen die vanuit een ander perspectief vreemd kunnen lijken (bijvoorbeeld een dure smartphone kopen). (Morele) oordelen proberen we daarbij zoveel mogelijk te vermijden.

Documenten voor leerlingen: bijlage (budgetstandaard, tabel leefloon, armoedegrens overheid)

Opdracht en richtvragen voor leerlingen:In de lesopener zagen we reeds dat de overheid drie indicatoren gebruikt om armoede te meten. Ze maakt hierbij gebruik van indicatoren die op Europees niveau gehanteerd worden. De eerste indicator gaat over het inkomen van mensen. De armoedegrens wordt bepaald op 60% van het mediaan beschikbaar inkomen. Voor een alleenstaande in België komt dat neer op een bedrag

9 Voor een videofragment over leven van een leefloon, zie https://onderwijs.hetarchief.be/pid/4f1mg7zh8v. Voor een videofragment over leven met een budgetmeter en schuldbemiddeling, zie: https://onderwijs.hetarchief.be/pid/fq9q24bk8g.

19

van € 13.377 per jaar (voor 2016).- Hoeveel is dat per maand? Gebruik hiervoor de regel van drie.

o Afgerond 1115 euro per maand- Lees de tekst en leg in je eigen woorden uit wat een leefloon is

o Het leefloon biedt een garantie op een bestaansminimum voor mensen die geen andere inkomsten hebben en geen recht hebben op een andere uitkering. Er zijn strenge voorwaarden aan verbonden.

- Zoek in de tabel van de leeflonen op hoeveel het leefloon bedraagt voor een alleenstaande. Omcirkel het juiste bedrag in de tabel. Hoeveel is dat per maand? Gebruik hiervoor de regel van drie.

o Voor een alleenstaande bedraagt het leefloon 867,4 euro per maand.- Vergelijk dit bedrag met de armoededrempel. Wat valt je op?

o Het bedrag van het leefloon is lager dan de armoededrempel.- Wat zou het gevolg hiervan kunnen zijn? Wat zegt dit over het leefloon?

o Het leefloon is niet voldoende om mensen uit de armoede te houden of om ze uit de armoede te halen.

Lees het document over de budgetstandaard. - Wat probeerden de onderzoekers met hun budgetstandaard te berekenen? Op welke

manier verschilt de budgetstandaard van het doel van het leefloon? o De budgetstandaard wil een idee geven van welke bedrag mensen nodig hebben

(afhankelijk van het type huishouden) om te kunnen participeren in de samenleving. Ze gaan dus een stapje verder dan een leefloon, dat enkel een bestaansminimum biedt.

- Zoek op hoeveel het leefloon voor een gezin met één dochter van 15 jaar zou bedragen per maand en omcirkel het in de tabel. Zoek ook op hoeveel dit volgens de budgetstandaard moet zijn.

o Budgetstandaard: 1823.18 euro , leefloon: 1.156,53 euro. - Wat stel je vast als je deze twee bedragen vergelijkt?

o Het leefloon is lager het bedrag dat door de budgetstandaard vooropgesteld wordt.

- Wat zou het gevolg hiervan zijn?o Het leefloon is niet voldoende om mensen te laten participeren aan de

samenleving. Het houdt mensen bijgevolg geïsoleerd uit de samenleving.- Welke activiteiten zou een meisje van 15 jaar graag doen met haar vrienden of ouders?

Som er drie op.- Schat de prijs van deze activiteiten in (denk ook aan de prijs van het vervoer of van extra’s

zoals drank of eten). Is er voor dit soort activiteiten budget voorzien in de budgetstandaard? Hoe zie je dat?

o Voorbeeld: naar de film gaan + popcorn + prijs van de bus/fiets, naar een verjaardagsfeestje van een vriendin gaan: verjaardagscadeau + vervoer, etc.

o Ja, in de categorieën veilige kindertijd, rust en ontspanning en mobiliteit wordt hiervoor budget voorzien.

- Denk je dat dit soort activiteiten ook zou kunnen met een leefloon? Waarom wel of niet?

20

o Moeilijk. Het leefloon biedt een bestaansminimum en is niet gericht op participatie. Sociale activiteiten kosten al snel veel geld. Hier is weinig budget voor voorzien in een leefloon.

- Wat besluit je hieruit. Kunnen mensen die van een leefloon leven voldoende participeren aan de samenleving? Wat is het gevolg daarvan?

o Participeren aan de samenleving is moeilijk als je van een leefloon leeft, omdat veel sociale activiteiten duur zijn (niet alleen de activiteit zelf, maar ook bijvoorbeeld het vervoer om tot daar te geraken kost geld). Het gevolg is dat mensen in armoede zich vaak geïsoleerd voelen van de samenleving. Ook gevoelens van eenzaamheid en schaamte kunnen een gevolg zijn.

Ondanks dat de ouders moeten rondkomen met een leefloon, besluiten ze toch hun dochter een smartphone te geven. Ze kiezen voor de nieuwste iPhone, ook al moeten ze deze op een termijn van 12 maanden afbetalen.

- Waarom zouden ze ervoor kiezen om hun dochter een smartphone te geven?o Het is een manier om te contact te leggen en te onderhouden met vrienden en dus

een manier om niet sociaal geïsoleerd te geraken.- Waarom zouden ze kiezen voor de nieuwste smartphone, en niet bijvoorbeeld een ouder

model? Tip: Zijn spullen ‘neutraal’? Als je iets koopt, kijk je dan alleen naar waar je ze voor kan gebruiken, of ook naar andere dingen? Met andere woorden: hebben spullen alleen een gebruikswaarde? Of kan je ze ook om andere redenen kopen? Kijk eens rond in de klas. Hoeveel van je medeleerlingen dragen bijvoorbeeld schoenen van hetzelfde merk, of hebben een bepaald type rugzak of kledij? Hoe komt dat?

o Materiële spullen hebben niet alleen een gebruikswaarde, maar kunnen ook als statussymbool dienen. Je kan bepaalde spullen kopen om te tonen wie je bent of tot welke groep je behoort. Ze kunnen dus een eenvoudige manier lijken om ‘er bij te horen’. Mensen die zich uitgesloten voelen zullen gemakkelijk dit soort uiterlijke kenmerken proberen over te nemen in een poging om aansluiting te vinden bij de groep. Als je niet ‘de juiste’ smartphone, schoenen, etc. hebt loop je immer opnieuw het risico om uitgesloten te worden.

Lees nu het stukje uit het opiniestuk in Knack.- De auteur heeft het over een ‘merkwaardige tegenstrijdigheid’ in de manier waarop we

over armoede denken. Probeer deze tegenstrijdigheid in je eigen woorden uit te leggen.o Enerzijds verwachten we dat mensen in armoede participeren in de samenleving,

dat ze ‘zoals ons’ doen, dat ze proberen om gewoon in te passen in de rest van de samenleving. Anderzijds geven we hen niet de mogelijkheid: het leefloon is hier immers veel te laag voor. Wanneer zij bovendien proberen dat te doen door dezelfde spullen als ons te kopen, nemen we hen dat kwalijk.

- OF: Probeer op basis van wat je in deze hoek hebt gelezen een antwoord te bieden op de volgende vraag: waarom kopen mensen in armoede soms spullen die onnodig (duur) lijken?

21

HOEK 3: HUISVESTING10

In deze hoek verdiepen leerlingen zich in de huisvestingsproblematiek waar veel mensen in armoede mee te maken hebben. Ze leren enkele typische problemen in verband met huisvesting kennen en denken ook na over de invloed die deze problemen hebben op andere aspecten van het leven, waaronder het sociale leven, de gezondheid en het inkomen.

De documenten die bij deze hoek horen, vind je in deze bijlage.

Opdracht en richtvragen voor leerlingen.- Bekijk het videofragment en/of lees het verhaal van een persoon in armoede en het

krantenartikel en bekijk de foto’s. Met welke problemen komen mensen in armoede in aanraking in hun woning? Duid ze aan op de foto’s en omcirkel ze in de tekst.

o Gebrek aan hygiëne, overbevolking (gebrek aan privacy), slechte isolatie, vocht- en schimmelproblemen, vervallen staat van de woning, gebrek aan sanitair, gebrek aan licht, etc.

- Wat is een huisjesmelker?o Iemand die misbruik maakt van de kwetsbare situatie van mensen (jonge leeftijd,

zwakke sociale positie, illegaal in het land verblijven, geestelijke of mentale beperking, ziekte, etc.) om een woning met een abnormale hoge winst te verhuren of verkopen in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid.

- Uit het verhaal en foto’s kwamen een aantal problemen met huisvesting naar voren waar mensen soms mee te maken krijgen. Gaat het hier om een uitzondering of is dit een wijdverspreid probleem bij mensen in armoede? Hebben mensen in armoede deze problemen vaker dan anderen? Gebruik de tabel om je antwoord te onderbouwen.

o Uit de grafiek wordt duidelijk dat mensen in armoede veel vaker dan andere mensen te maken hebben met verschillende vormen van huisvestingsdeprivatie. Ook overbezetting van de woning komt bij hen veel vaker voor. Daarnaast besteden zij ook een veel groter deel van hun inkomen aan de woning.

- Welke impact kan deze slechte huisvesting hebben op het leven van mensen die er wonen? Tip: zou je vaak vrienden bij je thuis uitnodigen als je in een appartement woonde zoals op de foto’s? Tip: Hoe kan een slechte huisvesting een invloed hebben op de energiefactuur?

o Sociale leven: slechte huisvesting kan mensen geïsoleerd houden, bijvoorbeeld omdat ze zich schamen voor hun woning.

o Gezondheid: problemen in verband met vocht of schimmel, onvoldoende verwarming, een gebrek aan hygiëne, etc. Kunnen leiden tot gezondheidsproblemen. Daarnaast zijn deze woningen niet altijd veilig (brandgevaar, gebrek aan trapleuningen, etc.) wat kan leiden tot ongevallen.

o Inkomen: in slecht geïsoleerde huizen verbruik je meer energie (bijvoorbeeld voor verwarming, omdat er warmte verloren gaat als er geen dubbel glas in de ramen zit of omdat er geen energiezuinige elektrische apparaten zijn) wat zorgt voor een

10

22

hogere energiefactuur. Deze komt nog bovenop de prijs van de huur. Zelfs een woning waarvan de huurprijs laag ligt, kan zo toch heel duur uitdraaien.

Vanuit de overheid worden er enkele maatregelen genomen om de slechte woonomstandigheden van mensen in armoede (en andere mensen) te verhelpen. Enerzijds worden er minimumeisen opgelegd aan alle woningen die op de private markt verhuurd worden, anderzijds investeert de overheid ook in sociale woningen die tegen een lage prijs verhuurd worden aan mensen die daar nood aan hebben. Toch leven er nog zeer veel mensen in slechte woonomstandigheden.

- Welke verklaringen kan je hiervoor vinden in de documenten? Omcirkel ze in de tekst.o Mensen die in armoede leven hebben het moeilijk om een kwaliteitsvolle woning

te vinden op de private huurmarkt. Ze beschikken vaak slechts over een klein budget. Bovendien verhuren verhuurders hun woning liever aan iemand die kan aantonen dat hij zijn huur steeds op tijd zal kunnen betalen (iemand met een vaste job, bijvoorbeeld). Mensen in armoede hebben zo vaak weinig andere keuze dan een woning huren die in slechte staat is.

o Er zijn niet voldoende sociale huurwoningen om iedereen die hier nood aan heeft een woning te geven. Mensen plaatsen zich op de wachtlijst, maar moeten in de tussentijd wel ergens anders kunnen verblijven. De wachttijden voor een sociale woning kunnen immers sterk oplopen.. Zo komen ze, in afwachting van een sociale woning, toch terecht op de private huurmarkt.

o Mensen in armoede bevinden zich vaak in een zwakke positie: ze beschikken niet altijd over voldoende informatie over hun rechten, weten niet waar naartoe wanneer deze geschonden worden, hebben geen geld voor een advocaat, etc.. Bovendien: als ze in een woning wonen die niet aan de minimumvereisten voldoet en naar de vrederechter stappen, kan de rechter het huurcontract ontbinden of de verhuurder dwingen verbeteringen aan de woning door te voeren. Beide zorgen niet echt voor een oplossing voor de verhuurders: als het contract stopgezet wordt, moeten ze op zoek naar een andere woning. Als de woning gerenoveerd wordt, gaat de prijs omhoog en kunnen ze deze vaak niet meer betalen.

Lessequens 3: Conclusie: de kringloop van armoede

Nadat leerlingen alle hoeken hebben doorlopen, of nadat leerlingen elk hun eigen hoek aan de klas hebben voorgesteld, kom je klassikaal tot een conclusie aan de hand van een bordschema.

Laat leerlingen om de beurt, vanuit de hoek die ze als laatste hebben gedaan/die ze gepresenteerd hebben een lijn trekken tussen twee kernwoorden die volgens hen met elkaar verband houden. Laat hen ook kort toelichten waarom ze dit verband leggen. Ga zo door tot er geen verbanden meer getrokken kunnen worden.

Het bordschema zou er aan het einde van de oefening als volgt kunnen uitzien.

23

Uitbreiding: In bovenstaand schema komen nog lang niet alle elementen voor die door armoede beïnvloed worden. In de ‘kringloop van armoede’ worden vaak ook nog andere aspecten toegevoegd (zoals werk, gezin of onderwijs) die niet in deze les aan bod zijn gekomen. Eventueel kan je met je leerlingen kort nadenken over hoe deze extra elementen zich verhouden tot de elementen die al in het web werden opgenomen. De volledige kringloop vind je in bijlage.

Bespreek vervolgens kort het bordschema en kom daarbij tot de volgende conclusies

- Armoede is een complex fenomeen. Het beïnvloedt verschillende aspecten van het leven.- Er wordt daarom vaak gesproken van een web van armoede of een kringloop van armoede.

Alle elementen in dit web of deze kringloop zijn met elkaar verbonden. Een probleem in één van deze elementen/domeinen van het leven, heeft een invloed op verschillende andere domeinen. Dit zorgt er voor dat armoede niet eenvoudig op te lossen is.

- Voor mensen in armoede die zich in zo’n kringloop of web van armoede bevinden heeft dit grote gevolgen

o Psychologische/emotionele gevolgen: mensen in armoede hebben vaak te maken met gevoelens van schaamte, structurele uitsluiting, minderwaardigheid, etc.

o Ze kunnen ook moeilijk een langetermijnperspectief opbouwen en kiezen ze vaak voor oplossingen die op korte termijn een uitweg bieden voor een probleem (bijvoorbeeld: een lening aangaan om dringende kosten te dekken, goedkope voeding kopen, ook al kan dat op lange termijn voor gezondheidsproblemen zorgen, etc.). Verwijs hierbij eventueel terug naar het inleefspel dat leerlingen aan het begin van de les speelden en waarin dit ook aan bod kwam (bijvoorbeeld de keuze uit drie soorten voeding: de goedkoopste voeding is op korte termijn de slimste optie, maar kan op lange termijn een invloed hebben op de gezondheid).

- Leg opnieuw de link met generatie-armoede: kinderen die in zo’n armoedeweb geboren worden, kunnen er moeilijk uit ontsnappen.

24

Richtvragen:- Er wordt vaak gesproken van een armoedeweb of een kringloop van armoede. Wat zou

hiermee bedoeld worden?o Armoede is een complex fenomeen dat verschillende aspecten van het leven treft.

Alle problemen in verschillende domeinen van het leven lijken bovendien met elkaar verbonden (web). Een probleem in één domein leidt zo al snel tot problemen in verschillende andere domeinen (kringloop).

- Is er één punt vanwaar alle lijnen uitgaan? Wat is het gevolg hiervan voor armoedebestrijding? Zowel van bovenaf als van onderuit?

o Armoede wordt vaak gezien als een gebrek aan geld, maar is veel meer dan dat. De verbanden die in het schema getrokken zijn, gaan niet zomaar uit van één punt, maar lopen allemaal door elkaar. Er is dus niet zomaar één oorzaak voor armoede aan te duiden. Dit heeft grote gevolgen voor de bestrijding van armoede: het volstaat bijgevolg niet om de problemen in één domein aan te pakken, om mensen uit de armoede te halen. Een bijkomend probleem bij armoedebestrijding is de kennis- en vaardigheidskloof: mensen in armoede beschikken vaak niet over bepaalde kennis en vaardigheden die vanuit de middenklasse als vanzelfsprekend gezien worden (bv: kennis van instituten en diensten, computervaardigheden, geldbeheer, maar ook relationele of communicatieve vaardigheden).

o Voor mensen in armoede: mensen die in een complex web van armoede zitten, kunnen hier moeilijk uit ontsnappen en vinden het moeilijk om een langetermijnperspectief op te bouwen. Vaak denken zij in termen van kortetermijnoplossingen die een onmiddellijke oplossing bieden voor een acuut probleem (wat vaak tot onbegrip leidt vanuit de middenklasse).

- Wat zou er gebeuren met kinderen die in zo een web van armoede geboren worden? Hoe kan dit hun op lange termijn beïnvloeden?

o Kinderen die in armoede geboren worden, hebben vaak een grote achterstand ten opzichte van andere kinderen. Ook voor hen is het moeilijk om uit de armoede te ontsnappen. Zo kan je opnieuw de link leggen naar het begrip generatie-armoede, dat in de eerste lessequens reeds aan bod kwam.

- We hebben het nu vooral gehad over de materiële en fysieke gevolgen van armoede. Een belangrijk aspect dat nog niet aan bod gekomen is, zijn de emotionele gevolgen van armoede. Welke emotionele gevolgen zou armoede kunnen hebben?

o Mensen in armoede voelen zich vaak uitgesloten uit de maatschappij, voelen veel schaamte of schuldgevoelens, voelen zich vaak minderwaardig, etc.

25

Les 3: hulpstrategieën voor mensen in armoedeLesopener

Laat leerlingen eerst zelf nadenken over mogelijke hulpstrategieën die reeds bestaan. Welke kennen ze zelf? Welke zijn in de vorige lessen al indirect aan bod gekomen?

In de vorige lessen kwamen reeds het leefloon en sociale huisvesting aan bod.

In deze les gaan we verder in op de hulpstrategieën die bestaan voor mensen in armoede.

Lessequens 1: top-down hulpstrategieën Voor deze lessequens zijn er twee opties, voor beide opties is het aangeraden een computerlokaal ter beschikking te hebben.

- Optie 1: Je laat leerlingen zelfstandig aan de slag laten gaan met een online simulatiespel over armoede. Via het spel ‘Poverty Is Not a Game’, leven leerlingen zich in de situatie van Jim of Sophia, twee jongeren die door omstandigheden op straat belanden en hun eigen weg moeten zoeken in de vele hulpkanalen. Beide personages hebben een eigen verhaallijn en vormen zo enerzijds een voorbeeld van generatie-armoede en anderzijds van situationele armoede. Via dit simulatiespel ervaren leerlingen hoe moeilijk het is om uit het complexe web van armoede te geraken en welke hulpstrategieën er vanuit de samenleving worden aan geboden. Tegelijk is er aandacht voor de moeilijkheden die gepaard gaan met deze hulpstrategieën: de moeilijke toegang tot informatie, het tijdsintensieve karakter van vele hulpkanalen, etc.

Het spel is samen met een begeleidende leerkrachtenbundel gratis beschikbaar op de volgende website: http://www.povertyisnotagame.com/ . . Het spelen van het spel neemt ongeveer 45 minuten in beslag. Zorg na het spel voor een korte, klassikale bespreking waarin je de belangrijkste hulpkanalen overloopt.

- Optie 2: je laat leerlingen begeleid op het internet op zoek gaan naar beschikbare hulpstrategieën. Vanuit een concrete casus leren ze de voorwaarden van een leefloon kennen. Ten slotte zoeken leerlingen ook naar andere hulpstrategieën die beschikbaar zijn voor mensen in armoede en komen ze in aanraking met enkele factoren die de hulpverlening bemoeilijken.

optie 2 wordt hieronder uitgewerkt.

26

HULP VANUIT DE OVERHEID

Geef leerlingen de opdracht om op zoek te gaan naar een oplossing voor de jongen in onderstaande casus. Bij welke instantie kan deze persoon het best terecht voor een langetermijnoplossing?

Geef eventueel de tip ‘OCMW’ of ‘leefloon’ mee.

Tip: als er geen computers of tablets voor de leerlingen beschikbaar zijn, kan je leerlingen ook via hun smartphone de informatie laten opzoeken of de website projecteren en de oefening klassikaal maken.

Vervolgens kan je via een begeleide zoekopdracht de hulpverleningsstrategie stapsgewijs bespreken.

Individuele opdracht Klassikale bespreking/begeleiding

Laat leerlingen op zoek gaan naar de instantie die het meest geschikt is om deze persoon te helpen (op lange termijn)11. Zo zouden ze terecht moeten komen bij het OCMW.

- Waarvoor staat OCMW? Wat doen zij?- Op welke manier kunnen zij hulp

bieden?- Wat is een leefloon?

- OCMW: Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn. Deze centra staan in voor de maatschappelijke dienstverlening in elke gemeente. Op die manier wil de Belgische staat een minimumbescherming bieden aan alle burgers. De OCMW’s maken deel uit van het systeem van sociale bijstand.

- Het leefloon is een bestaansminimum, bedoeld voor mensen die niet over voldoende inkomen beschikken om te leven en die geen recht hebben op een andere soort uitkering (bv. werkloosheids- of invaliditeitsuitkering). Het leefloon dient als een laatste redmiddel voor mensen die geen andere inkomsten (kunnen) krijgen.

- Aan welke voorwaarden moet je Bespreek elk van de voorwaarden kort

11 In het ideale geval, komen de leerlingen uit bij de volgende brochure, waarin alle informatie over het leefloon voor studenten wordt verzameld: Wegwijs voor studenten (2017), POD Maatschappelijke integratie. Geraadpleegd via: http://www.mi-is.be/sites/default/files/documents/wegwijs_voor_studenten_1.pdf.

27

Jonas is een jongen van 18 jaar. Zijn vader verliet jaren geleden het gezin en sindsdien is er geen contact meer. De moeder van Jonas overleed na een terminale ziekte. Omdat Jonas zijn moeder gedurende de laatste 6 maanden van haar leven verzorgde, kon hij niet naar school gaan. Hij wil nu zijn diploma secundair onderwijs behalen via een centrum voor volwassenenonderwijs. Omdat hij zo snel mogelijk zijn diploma wil halen, wil hij graag voltijds studeren. Om de kosten voor de huur van een woning te drukken, is hij van plan om samen met zijn beste vriend een appartement te huren.

voldoen om in aanmerking te komen voor een leefloon?

- Stel dat het gaat om een persoon die in dezelfde gemeente woont als jou. Waar moet hij/zij dan concreet naartoe? Waar bevindt het OCMW zich in deze gemeente?

- Nationaliteit- Leeftijd- Verblijfplaats- Inkomen- Werkbereidheid- Geen andere uitkeringen- Bijkomende voorwaarde voor mensen

onder 25 jaar: overeenkomst ondertekenen voor een Geïndividualiseerd Project voor Maatschappelijke Integratie

Stel dat het OCMW de aanvraag voor een leefloon goedkeurt. Hoeveel zou deze persoon dan per maand ontvangen?

Aangezien hij samen met een vriend en appartement zou huren, wordt hij beschouwd als samenwonend. Het bedrag ligt daardoor lager dan bij een alleenstaande. Per maand bedraagt het leefloon dan 589, 82 euro per maand.

Welke voorwaarden kan het OCMW verder opleggen?

- Studiekeuze en inspanningen doen om de studies succesvol af te ronden

- Andere uitkeringen aanvragen- Bereid zijn om naast je studies te

werken - Meewerken aan de begeleiding van het

OCMWNaast het leefloon, biedt het OCMW ook op andere manier hulp aan mensen in armoede. Waarvoor kan je er nog terecht?

Schuldbemiddeling, budgetbeheer, arbeidsbemiddeling, sociale woningen, etc.

Sta vervolgens kort stil bij de moeilijkheden met deze hulpverlening problemen die gepaard kunnen gaan met hulpverlening. Laat leerlingen op basis van de citaten en de brief van Dikke Freddy enkele hindernissen voor hulpverlening onderscheiden, zowel langs de zijde van de hulpvrager, als die van de hulpverlener.

Richtvragen- Hoewel de overheid via de OCMW’s hulp biedt aan mensen in armoede, verloopt de

hulpverlening niet altijd even gemakkelijk. Welke problemen kon je zelf al ontdekken in de vorige oefening?

o Strenge voorwaarden om in aanmerking te komen voor hulp en om te hulp te behouden.

o Niet altijd gemakkelijk om de juiste informatie te vinden: waar moet je naartoe, waar heb je recht op, hoe kan je dat precies verkrijgen, welke documenten heb je nodig? Etc.

- Wie is ‘Dikke Freddy’? Is hij echt een persoon in armoede? Zoek dit op op het internet. o ‘De brieven van Dikke Freddy’ is een column van Erik Vlaminck, een roman- en

28

theaterauteur. Hij schrijft deze brieven vanuit zijn achtergrond in de psychiatrie en thuislozenzorg.

- Tot wie richt hij zich in deze brief? Wat zou hij met deze brieven willen bereiken? o Hij richt zich in deze brief ‘Aan de mannen die de CAW’s hebben uitgevonden.’ In

werkelijkheid wil hij waarschijnlijk echter een veel breder publiek bereiken met zijn columns. Hij gebruikt zijn columns om problemen en wantoestanden in de samenleving aan te klagen, specifiek problemen met betrekking tot armoede, hulpverlening, discriminatie, etc.

- Welke specifieke problemen met hulpverlening klaagt hij in deze brief aan? Laat leerlingen deze aanduiden in de tekst. Welke andere problemen komen aan bod in de citaten van hulpvragenden?

o Gevoelens van schaamte, onbegrip etc. wanneer mensen beroep moeten doen op hulpverlening

o Ze bevinden zich in een zeer kwetsbare situatie en moeten vaak eerst een vertrouwensband opbouwen met de hulpverlener

o Het gevoel dat andere mensen beslissingen voor hen/over hen mogen maken. o Het gevoel dat ze niet altijd begrepen worden door de hulpverleners.o Administratieve/bureaucratische karakter van de hulp: de juiste procedures

volgen, formulieren in orde krijgen, etc. Hierbij aansluitend is er ook een gebrek aan kennis: de taal van veel formulieren is moeilijk en abstract en daardoor niet altijd eenvoudig te begrijpen, mensen weten soms niet waar ze naartoe moeten om de juiste formulieren te krijgen, hoe en waar ze moeten beginnen om hulp te krijgen.

- Welke problemen kunnen anderzijds de hulpverleners ervaren?o Hulpverleners moeten ook steeds hun weg zoeken wanneer ze iemand moeten

helpen. Elke situatie is anders en elke persoon heeft andere noden. Zij moeten dus steeds zoeken welke hulp ze iemand kunnen geven en kijken wat de gepaste manier om met deze persoon om te gaan. Dit geldt zowel inhoudelijk (waar heeft deze persoon recht op, welke administratieve processen moeten gestart worden, etc.) als op persoonlijk vlak (welke communicatiestijl werkt het beste, hoe kan je een vertrouwensband opbouwen, etc.)

o Hulpverleners werken binnen een vastgelegd kader van wetten en regels die gevolgd moeten worden en die hun concrete handelingsvrijheid bepalen.

HULP VANUIT MIDDENVELDORGANISATIESNaast het OCMW, dat vanuit de overheid wordt ingericht, zijn er ook veel middenveldorganisaties die zich inzetten om de acute noden van mensen in armoede aan te pakken (voedsel, noodonderdak, etc.).Laat leerlingen op zoek gaan naar organisaties in hun eigen omgeving die hulp bieden aan mensen in armoede.

29

Je kan leerlingen laten leiden door de volgende vragen:- Waar kan iemand in armoede naar toe om goedkoop aan eten te geraken?- Waar kan iemand in armoede in contact komen met mensen die in een gelijkaardige

positie zitten?- Waar kan je terecht als je geen onderdak hebt?Mogelijke antwoorden- Sociale Kruideniers- Poverello- Voedselhulp - Samusocial- Openbare Badhuizen- Lokale buurtwerking, zoals ’t Lampeke in Leuven- …

Denk je dat mensen in armoede altijd terecht kunnen bij deze organisaties? Welke problemen zouden ze kunnen ondervinden?

- Het is niet altijd gemakkelijk om de juiste organisaties te vinden- Deze organisaties hebben zelf beperkte middelen en kunnen dus niet altijd iedereen

helpen. Voor winteropvang zijn de plaatsen bijvoorbeeld steeds beperkt.- Vaak voelen mensen schaamte wanneer ze beroep moeten doen op deze hulpverlening.

CONCLUSIE: STRATEGIEËN VAN ONDERUIT?

Laat leerlingen aan het einde van deze les stilstaan bij de vraag van wie al deze initiatieven uitgaan. Wie biedt al deze strategieën aan?

Zo kan je tot de conclusie komen dat de strategieën die in deze les aan bod kwamen, vooral ‘van bovenaf’ werden aangeboden. Ze worden aangeboden vanuit de overheid of vanuit het middenveld aan mensen in armoede. Toch is het ook belangrijk om te beseffen dat mensen in armoede ook zélf actie ondernemen om hun situatie te verbeteren. Ook zij spelen dus een belangrijke rol in de bestrijding van armoede. Deze strategieën ‘van onderuit’ zullen aan bod komen in de tentoonstelling.

30

Les 4: Armoede vroeger en nu: voorbereiding op het tentoonstellingsbezoek

In de vorige lessen zijn we ingegaan op armoede in België vandaag. In deze les gaan we kort in op armoede in de negentiende eeuw als voorbereiding op het bezoek aan de tentoonstelling.

Lessequens 1: armoede in de negentiende eeuw

Afhankelijk van hoe veel of weinig je leerlingen reeds weten over de Industriële Revolutie kan je zelf bepalen hoeveel tijd je hieraan wil besteden. Indien je reeds les hebt gegeven over de Industriële Revolutie, kan je naar deze lessen terugverwijzen en de voorkennis van leerlingen activeren.

Wil je graag de context van de Industriële Revolutie en het ontstaan van vakbonden en mutualiteiten schetsen, kan je gebruik maken van volgend videofragment: http://www.schooltv.nl/video/histoclips-afl-8-de-industriele-revolutie/#q=industriele%20revolutie.

Richtvragen - Welke invloed had de Industriële Revolutie op de groep van mensen in armoede in de

negentiende eeuw?o Als gevolg van de Industriële Revolutie komt er een nieuwe groep van mensen in

armoede bij. Veel arbeiders die van het platteland naar de stad trekken om er te werken, leven op de rand van armoede. Ook op het platteland is de armoede wijdverspreid.

- In welke omstandigheden leefden mensen in armoede in de negentiende eeuw?o Ze werkten en leefden in slechte omstandigheden (onhygiënisch, donker, klein,

weinig voorzieningen, etc.). Kinderen moesten vaak ook gaan werken. - Hoe verschilt deze armoede van de armoede vandaag? Zou je dit eerder als relatieve of

als extreme armoede zien?o In de negentiende eeuw was er meer sprake van extreme armoede. Mensen

hadden vaak maar net genoeg om te overleven.- Welke rol speelde de overheid in de armoedebestrijding in de negentiende eeuw?

o De overheid speelde een kleine rol in de armoedebestrijding, hoewel er een beperkte vorm van openbare onderstand was, waren mensen vooral aangewezen op liefdadigheid van kerkelijke instellingen of van de burgerij. Geleidelijk aan nam ook de rol van mutualiteiten en vakbonden toe.

Sta kort stil bij de verklaringen voor dit gebrek aan structurele hulp vanuit de overheid. Een deel van de verklaring voor deze kleine rol van de overheid, ligt in de toen gangbare economische systeem en de visie op armoede.

- Economisch liberalisme: De overtuiging was dat de staat best zo weinig mogelijk tussenkwam om de invisible hand van de markt zijn gang te laten gaan. In de negentiende eeuw heerste bovendien het idee dat veel mensen in armoede hun situatie aan zichzelf te wijten hadden:

31

ze waren lui, konden niet goed met geld omgaan en kenden geen zelfbeheersing. Een armenzorg die de mensen in armoede ruim en onvoorwaardelijk van steun voorzag, was bijgevolg niet wenselijk. Hulp aan mensen in armoede zou in die zin zelfs contraproductief werken: het zou de luiheid bevorderen en neemt de zin voor initiatief van mensen om zelf uit de armoede te ontsnappen weg.

- Bovendien was de katholieke burgerij ervan overtuigd dat het bestaan van verschillende klassen deel uitmaakte van de goddelijke wil. Ook de liberale burgerij zag geen probleem in het bestaan van klassenverschillen, deze maakten immers deel uit van een natuurlijk ordening van de samenleving.

Sta vervolgens stil bij de veranderingen in deze visie op armoede en de gevolgen daarvan voor de armoedebestrijding. Vertrek hierbij vanuit de wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

Richtvragen:- Leg in je eigen woorden uit wat er in deze wet wordt bepaald. Wat wordt er via deze wet

opgericht? o Oprichting van de OCMW’s die instaan voor de maatschappelijke dienstverlening.

Elke burger heeft recht op een menswaardig leven. De overheid neemt hiervoor de verantwoordelijkheid.

- Op welke manier verschilt de visie op armoede in deze wet op de visie die in de negentiende eeuw gangbaar was?

o Hulp aan mensen in armoede maakt deel uit van de maatschappelijke dienstverlening. Armoede wordt dus niet langer uitsluitend gezien als een individueel probleem, waar mensen zelf schuld aan hebben, maar ook als een maatschappelijk probleem. De overheid moet dan ook mee een rol spelen in het bestrijden van armoede.

- De OCMW’s die 1976 werden opgericht tonen dus zeer duidelijk aan dat armoedebestrijding steeds meer een taak van de overheid wordt. Wil dat zeggen dat initiatieven vanuit ‘gewone’ burgers of vanuit het middenveld niet meer nodig zijn?

o Uit de voorgaande lessen al gebleken dat armoede nog steeds een groot probleem is. Een aanzienlijk deel van de Belgische bevolking leeft nog steeds in armoede en dat cijfer is de laatste jaren vrij stabiel gebleven (zie bijlage). Er is dus zeker nog ruimte voor bijkomende hulp

Zo kan je tot de vaststelling komen er zich structureel een verschuiving voordeed in de kijk op armoede en de bestrijding ervan door de overheid, met de overgang van economisch liberalisme naar gemengde economie. Met de opkomst van de welvaartsstaat wordt de staat een steeds belangrijkere speler in de bestrijding van armoede. Toch blijven ook initiatieven vanuit de samenleving belangrijk.

32

Lessequens 2: voorbereiding van het tentoonstellingsbezoek

Stel om te beginnen kort de tentoonstelling voor

De tentoonstelling Tegenwind vertelt de geschiedenis van armoede in België sinds het begin van de negentiende eeuw. Aan de hand van zes thema’s wordt aangetoond hoe armoede binnendringt in verschillende domeinen van het leven. Verleden en heden worden daarbij steeds met elkaar vervlochten. Tijdens de voorbereiding van de tentoonstelling werd nauw samengewerkt met enkele ervaringsdeskundigen in armoede12, waardoor ook het actuele gezicht van armoede een plaats krijgt in de tentoonstelling. Veel meer dan in de inleidende lessen, is er zo ook ruimte voor verhalen van mensen in armoede en worden ook actuele maatschappelijke discussie rond armoede en armoedebestrijding aangeraakt. De thema’s waarin de tentoonstelling is opgedeeld zijn: geld, werk, lichaam, huis, gezin en samenleven. Hoewel de zes thema’s elk een ander aspect van het leven in armoede aanraken, is er ook aandacht voor het samenspel en de verwevenheid tussen de verschillende thema’s.

Richtvragen:- Wat betekent het woord ‘tegenwind’? Waarom zou dit woord gebruikt worden in de titel?

Op welke manier kan het woord betrekking hebben op armoede?o Tegenwind is een metafoor die tot stand kwam na gesprekken met mensen in

armoede en beschrijft de situatie waar zij zich in bevinden. Voor mensen in armoede is de armoede als een tegenwind, een onzichtbare kracht die komt en gaat, maar permanent op de loer ligt.

- Welke onderwerpen zouden in elk van de thema’s aan bod kunnen komen?- Zie je een logische ordening in de volgorde van de zes thema’s?

o De thema’s vertrekken vanuit het individu en trekken het thema armoede geleidelijk aan meer open, via het gezin, naar de bredere samenleving.

Sta ten slotte stil bij eventuele praktische afspraken die gemaakt moeten worden in verband met het tentoonstellingsbezoek en het eventuele gesprek met de ervaringsdeskundige in armoede.

Indien er na het tentoonstellingsbezoek een gesprek gepland is met een ervaringsdeskundige in armoede, laat leerlingen dan voor het bezoek één of enkele vragen bedenken die ze aan deze ervaringsdeskundige willen stellen over leven in armoede vandaag. Dit kan in klas of als huistaak. Spreek hierbij zeker een aantal basisregels af inzake beleefde communicatie.

12 Deze ervaringsdeskundigen in armoede en sociale uitsluiting hebben persoonlijke ervaring met armoede en kunnen hun persoonlijke ervaringen inzetten om de brug te slaan tussen mensen in armoede en de bredere maatschappij. Zij werden vanaf de start van het project nauw betrokken bij de ontwikkeling van de tentoonstelling en geven een uniek en doorleefd inzicht in het leven in armoede.

33

34

Voorbereiding klasgesprek met ervaringsdeskundige

Om de ervaringsdeskundige die het gesprek met de klas zal aangaan de kans te geven om zich hierop voor te bereiden, wordt gevraagd om bij aanvang van het tentoonstellingsbezoek een lijst af te geven met vragen of thema’s die leerlingen tijdens het gesprek willen bespreken. Uiteraard is er ruimte voor eventuele bijkomende vragen die tijdens het gesprek naar boven komen.

Extra beeldmateriaal: Archief voor OnderwijsAansluitend bij dit pedagogisch dossier werd door het Archief voor Onderwijs enkele collecties samengesteld rond enkele thema’s die in de voorbereidende lessen aan bod komen. Deze audio- en beeldfragmenten kunnen een goede aanvulling vormen op het lesmateriaal dat in dit pedagogisch dossier wordt aangeboden. Leerkrachten kunnen zich gratis registreren via de website https://onderwijs.hetarchief.be/user/register en krijgen zo toegang tot alle audio- en beeldfragmenten.

Je vindt de collecties, waarin ook omschrijvingen van elk audio- en beeldfragment zijn opgenomen, via de volgende link:

https://docs.google.com/a/viaa.be/document/d/18CoZhEk6hWWvTiuufyWESszGKFonuIflEszSwwWLwZE/edit?usp=sharing .

35

Bijlagen

Bijlagen bij les 1

Getuigenissen van mensen in armoede

Bij de ontwikkeling van de tentoonstelling Tegenwind werd nauw samengewerkt met mensen in armoede. Om het perspectief van mensen in armoede ook aan bod te laten komen in de tentoonstelling, werd met hen in gesprek gegaan over wat armoede voor hen concreet betekent. In dit document werden enkele van hun antwoorden verzameld.

Terug

36

Armoede is (voor mij)…

excuses verzinnen om niet naar een verjaarsfeestje te moeten gaan

niet kunnen antwoorden op de vraag waar je bent geweest tijdens de vakantie

schimmel op de muur

eten wat anderen niet meer eten

niet kopen wat de dokter voorschrijft

altijd dankbaar zijn

geen vers fruit kopen

geen sinterklaas voor de kinderen

vrienden verliezen

afhankelijk zijn

boodschappen te voet doen

niet reclameren bij de huisbaas

je eigen studierichting niet kunnen kiezen

je trots opzij zetten

alles moeten verantwoorden

aanvaarden dat anderen voor jou beslissen

na 5 jaar ontdekken dat je recht had op een gratis busabonnement

lange eenzame avonden

Kaart extreme armoede13

In deze kaart wordt het aandeel van de bevolking weergegeven dat in extreme armoede leeft. Men gebruikt hierbij de grens van een koopkracht van 1.90 dollar per dag, op basis van de gegevens (inkomenshoogte en consumptiegegevens) van 2011. De grens van 1.90 dollar duidt op extreme of absolute armoede, waarbij mensen maar net voldoende middelen hebben om te overleven.

PPP staat voor purchasing power parity (koopkrachtpariteit). Dit is een manier die gebruikt wordt om de koopkracht van verschillende landen te vergelijken.

Andere mogelijkheden vind je op: https://ourworldindata.org/extreme-poverty/

Terug

13 ‘WDI 2017 Maps’ (2017). The World Bank Group. Geraadpleegd via: http://data.worldbank.org/products/wdi-maps

37

Spreiding van armoede in België per type omgeving14

Sterk ve

rstedelijk

t

Afgelegen -landelijk

Landelijk

Verstedelijk

t

Gemengd

Landelijk m

et dure huisv

esting

0

5

10

15

20

25 22.8

15.912.7 11.4

8.8

4.6

Armoede-aandel per type omgeving

Type omgeving

Perc

enta

ge

Terug

Spreiding van armoede over verschillende regio’s in België15

Brussel Vlaanderen Wallonië BelgiëArmoede op basis van de monetaire armoedegrens (60% mediaan beschikbaar inkomen)

26,2 % 10 % 19,6% 14,7 %

Terug

Spreiding van armoede in Antwerpen16

14 P. Marissal, X. May en D.M. Lombillo (2013). Stedelijke en plattelandsarmoede. Pauvreté rurale et urbaine: rapport final. Brussel: Federaal Wetenschapsbeleid, p. 74.15 Uit: P. Marissal et al. (2013), p. 54. Gebaseerd op EU-SILC (http://ec.europa.eu/eurostat/web/income-and-living-conditions/data).16 C. Vandermotten et al. (2007). Dynamische analyse van de buurten in moeilijkheden in de Belgische stadsgewesten. ULB, KUL, ICEDD, p. 32.

38

Terug

39

Fragment onderzoek spreiding armoede in steden (herwerking)17

De bloei van de stad leidt tot een verhoging van de vastgoedprijzen en kan in bepaalde buurten leiden tot het verdringing van de meest kwetsbare groepen in die buurten. Door de stijging van de vastgoedprijzen gaan deze groepen zich verplaatsen naar meer achtergestelde buurten in de stad, aangezien alleen deze buurten voor hen nog betaalbaar zijn. Deze kwetsbare groepen verplaatsen zich vooral naar buurten in het centrum van grote steden, rond het historische centrum van de stad, en in oude industriële buurten. Een groot deel van hen huurt een woning van slechte kwaliteit.

Terug

17 Herwerking gebaseerd op: C. Vandermotten et al. (2007). Dynamische analyse van de buurten in moeilijkheden in de Belgische stadsgewesten. ULB, KUL, ICEDD., pp. 7-8. Oorspronkelijk tekstfragment: “Bovendien kan het succes van de stedelijke heropleving, dat leidt tot een verhoging van de vastgoedprijzen en van goederen en diensten, in bepaalde buurten leiden tot de verdringing van de meest kwetsbare groepen. Deze laatste gaan zich als gevolg daarvan concentreren in de meest achtergestelde buurten aangezien dit de enige, voor hen nog toegankelijke buurten zijn. (…) Sociaal kwetsbare groepen in België hebben de neiging om zich te concentreren in de centrale delen van grote steden, in een eerste gordel omheen het historisch stadscentrum en in oude industriële buurten. Een belangrijk deel hiervan huurt een woning binnen de meest gedegradeerde woonsegmenten.”

40

Spreiding van armoede: risicogroepen18

18 Studiedienst Vlaamse Regering (2017). Vlaamse armoedemonitor 2017. Brussel: Departement Kanselarij en Bestuur, p. 12-13. Gebaseerd op EU-SILC (http://ec.europa.eu/eurostat/web/income-and-living-conditions/data)

41

Terug

Bijlagen bij les 2

Formulier voorbereiding presentatieNa het doorlopen van alles opdrachten in deze hoek, stellen jullie de belangrijkste bevindingen voor aan de rest van de klas. Bereid deze presentatie kort voor, aan de hand van de volgende vragen

- Wat was de titel van jullie hoek? Welk aspect van ‘leven in armoede’ hebben jullie in deze hoek bestudeerd?

- Welke documenten hadden jullie in deze hoek ter beschikking om dit aspect te bestuderen?- Welke opdrachten moesten jullie uitvoeren en met welk doel? - Tot welke conclusies zijn jullie gekomen? Wat heb je geleerd over leven in armoede?

42

Bijlage bij hoek 1: voeding en gezondheid

De actieve voedingsdriehoek19

Tabel met aanbevelingen bij de actieve voedingsdriehoek20

19 Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie vzw, Actieve voedingsdriehoek, Geraadpleegd via: http://www.vigez.be/themas/voeding-en-beweging/actieve-voedingsdriehoek/. 20 Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie vzw, Theoretische aanbevelingen, Geraadpleegd via: http://www.vigez.be/themas/voeding-en-beweging/aanbevelingen/aanbevelingen-voor-

43

Persbericht sociale gezondheidskloof21

Belgen in armoede hebben 21 procent meer kans om in het ziekenhuis te belanden dan hun vermogende landgenoten. Tussen rijk en arm gaapt een gezondheidskloof. (…) ‘Op het vlak van gezondheid zijn we allerminst gelijk’, gaat Luc Van Gorp (CM-voorzitter) verder. ‘Hoe lager de sociaaleconomische positie, hoe slechter de gezondheid en hoe lager de levensverwachting.’

Zo heeft iemand uit de laagste sociale klasse:

- 51 procent meer kans om het komende jaar te overlijden dan iemand uit de hoogste klasse;- een 55 procent hogere kans op arbeidsongeschiktheid (tot 1 jaar);- en zelfs een 97 procent hogere kans op invaliditeit (meer dan 1 jaar).

De kostprijs is een van de belangrijke oorzaken van de gezondheidskloof. Orthodontie, een behandeling om een mooi gebit te krijgen, is duur. Je betaalt al gauw 1.500 euro. De ziekteverzekering voorziet geen tegemoetkoming. Mensen in armoede zetten de stap naar de orthodontist veel minder. (…)

Maar het heeft duidelijk niet alleen met kostprijs te maken. Een uitstrijkje om baarmoederhalskanker op te sporen is gratis. Toch maken vrouwen in armoede er 19 procent minder gebruik van. ‘We

voeding/jongeren21 Gebaseerd op: H. Van Winckel, A. Van der Wilt en B. D’hondt (2008). Campagne welzijnszorg 2008. Medisch dossier. Armoede schaadt de gezondheid. Brussel: Druk In de Weer, p. 13; Christelijke Mutualiteit (2015), Arm maakt ziek. Persbericht 13 oktober 2015, Geraadpleegd via: http://www.cm.be/professioneel/pers/persberichten-2015/arm-maakt-ziek.jsp.

44

moeten bepaalde doelgroepen nog meer doen inzien hoe belangrijk dergelijke onderzoeken zijn door te werken aan hun gezondheidsvaardigheden.’

De toestand lijkt er ook niet op te beteren. Mensen in armoede hadden in 2006 26 procent meer kans om te lijden aan COPD. Zes jaar later was het verschil opgelopen tot 31 procent. ‘COPD is een ernstige ziekte die voornamelijk wordt veroorzaakt door roken. Het is bekend dat mensen uit minder begunstigde sociale groepen meer roken. Een verschil in levensstijl is een van de belangrijke oorzaken van de gezondheidskloof.’

Terug

Bijlage bij hoek 2: Inkomen

Budgetstandaard 200922

De budgetstandaard die in 2009 werd opgesteld door onderzoekers van het Centrum voor Sociaal Beleid en de Universiteit Antwerpen probeert een antwoord te bieden op de volgende vraag: hoeveel geld heeft een gezin minimaal nodig om op een menswaardige manier te kunnen participeren aan de Vlaamse samenleving?

De budgetstandaard is opgemaakt voor alle organisaties die regelmatig inkomensbehoeften van gezinnen moeten beoordelen in functie van de menselijke waardigheid zoals OCMW’s, CAW’s, advocaten, schuldhulpverleningsorganisaties, vrederechters, mutualiteiten, etc. De budgetstandaard kan bovendien gebruikt worden door wetenschappers en politici die op zoek zijn naar geschikte richtlijnen om de doeltreffendheid van de minimuminkomensbescherming in ons land te beoordelen.

De onderzoekers onderscheiden in de budgetstandaard zeven korven:

1. Voeding: gezonde voeding op basis van de actieve voedingsdriehoek.2. Kleding: kledij die dient ter bescherming van het lichaam en ook vormgeeft aan de identiteit van

de drager. Ook waspoeder, schoenpoets, strijkijzer etc. werden in deze categorie opgenomen.3. Gezondheid. In deze korf werd zowel de persoonlijke verzorging opgenomen (zeep, shampoo,

scheerapparaat, etc.) als toegang tot gezondheidszorg (tandartsbezoek, doktersbezoek, medicatie, etc.).

4. Huisvesting en veiligheid. Deze korf omvat een adequate huisvesting (een huis of appartement, verwarming, verlichting, etc.) en een basisveiligheid (rookmelders, blusdeken, zaklamp, slot, etc.)

5. Veilige kindertijd. Deze korf is enkel van toepassing indien er kinderen in het gezin aanwezig zijn. Onder veilige kindertijd valt alles wat een kind nodig heeft om een veilige, waardevolle kindertijd te kunnen beleven (een hobby of sport uitoefenen, een daguitstap maken, een verjaardagsfeestje kunnen hebben, uitgaan, lid zijn van de jeugdbeweging, een gsm, internet, etc.)

6. Rust en ontspanning. In deze korf nemen de onderzoekers de volgende elementen op: een goede nachtrust (bed, lakens etc.), vrije tijd en ontspanning (vakantie, deel uitmaken van een plaatselijke vereniging, tv, dvd-speler, radio, etc.) en budget voor het onderhouden van sociale relaties (gsm, computer met internet, printer, een huisdier houden, een identiteitskaart, kosten voor huisvuilophaling etc.).

22 Gebaseerd op: B. Storms en K. Van den Bosch (reds.) (2009). Wat heeft een gezin minimaal nodig? Een budgetstandaard voor Vlaanderen. Leuven: Acco.

45

7. Mobiliteitsbudget. In dit budget zijn alle kosten opgenomen die mensen maken om zich te verplaatsen (een fiets en fietstassen, een go pass of rail pass, een abonnement van de Lijn).

Het resultaat van de berekening wordt samengevat in onderstaande tabel.

46

47

48

Tabel berekening leefloon23

Fragment opiniestuk armoede24

In ons denken over armoede schuilt een merkwaardige tegenstrijdigheid. Eigenlijk willen we als samenleving dat mensen die in armoede leven zich zoveel mogelijk gedragen als 'wij'. Er wordt verwacht dat ze er netjes uitzien, dat ze gaan solliciteren, dat ze hun kinderen goed opvoeden, en als

23 POD maatschappelijke Integratie. (Equivalent) leefloon. Geraadpleegd via: http://www.mi-is.be/nl/equivalent-leefloon. 24 W. Van Lancker (2015, 5 januari). Waarom een focus op kinderarmoede contraproductief kan zijn. Knack. Geraadpleegd via: http://www.knack.be/nieuws/belgie/waarom-een-focus-op-kinderarmoede-contraproductief-kan-zijn/article-opinion-522877.html.

49

ze een uitkering willen dat ze braaf luisteren naar de meneer of de mevrouw van het OCMW. Kortom, we verwachten dat ze zich een levenspatroon aanmeten dat op het onze lijkt. Maar als ze zich dan de uiterlijke symbolen van die normaliteit aanmeten, dan worden ze daar meteen met de nek voor aangekeken: zie, zogezegd arm, maar ze hebben wel een smartphone/plasma-tv/auto (schrappen wat niet past). Bovendien geven we ze in ruil onvoldoende middelen om dat allemaal te kunnen bolwerken; de uitkeringen liggen zo goed als allemaal onder de armoedegrens.

Terug

Bijlagen bij hoek 3: huisvesting

Getuigenis huisvestingsproblematiek

“Ik heb jarenlang met mijn 2 zonen gewoond in een sociaal appartement in Leuven. Het was een gebouw uit de jaren '70. Alles was op elektriciteit, ook de verwarming. De ramen waren versleten en er waren spleten tussen de ramen. Het tochtte er. Hierdoor moesten we heel vaak de verwarming opzetten, zeker tijdens koude dagen in de herfst en tijdens de winter. Op den duur konden we de rekeningen van de commerciële energieleverancier Electrabel niet meer betalen, de afbetalingsplannen die we kregen waren niet haalbaar. (…)

We hebben het ooit nog erger gehad, toen we in Diest woonden. In dat huis was nauwelijks verwarming. Alleen in de woonkamer was verwarming. Tijdens de winter haalden we de matrassen en dekens naar beneden en sliepen we in de woonkamer. Boven was het te koud, zelf met de dekens. Later is deze woning terecht onbewoonbaar verklaard. Toen hebben we een paar maanden in een noodwoning van het OCMW geleefd, voor we terug naar Leuven kwamen.

Het is ook een echte krotwoning. De flat is gelegen in een oud gebouw in Leuven centrum . De gang is groezelig, vuil, slecht verlicht en het stink er vaak. De flat is van slechte kwaliteit. Het is er vochtig. Er zijn vochtplekken en schimmel op de muren. Als het hard regent druppelt het water gewoon door het plafond naar binnen.

Krantenartikel huisjesmelkerij25

29 procent meer processen-verbaal tegen huisjesmelkers

Het voorbije jaar zijn 234 processen-verbaal opgesteld tegen huisjesmelkers, dat zijn er 29 procent meer dan in 2013. (…) Er is sprake van een huisjesmelker als een eigenaar zonder scrupules veel huurgeld vraagt voor een woning die er slecht aan toe is.

De toename doet zich voor in elke regio. In Wallonië explodeerde het aantal processen-verbaal, van 69 in 2013 tot 107 vorig jaar. In Vlaanderen was er een kleinere stijging, tot 93 in 2014 tegen 87 het jaar voordien. En ook in de hoofdstad werden er meer inbreuken gesignaleerd: 34 tegen 26 in 2013.

25 (2015, 24 juli). 29 procent meer processen-verbaal tegen huisjesmelkers. De Morgen. Geraadpleegd via: https://www.demorgen.be/binnenland/29-procent-meer-processen-verbaal-tegen-huisjesmelkers-b3bc336e/.

50

Foto’s huivestingsproblematiek26

26 H. Renard (2017, 24 mei). In Brussel wonen in onbetaalbaar geworden. 10 jaar wachten op een krot. Knack, p. 60-61.

51

Woonomstandigheden mensen in armoede27

Huisvestingsdeprivatie Overbezetting van de woning

Problematische huisvestingskost

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45

50 47.5

8.9

16.2

26.2

2

35.9

Problemen in verband met huisvesting (2015)

Mensen met een inkomen onder de armoedegrens Totale bevolking

Perc

enta

ge

- Onder huisvestingsdeprivatie wordt verstaan: o lekkend dak;o vocht in muren-vloeren-fundamenten;o rottende ramen;o geen bad-douche;o geen toilet binnenshuis;o woning te donker.

- Onder problematische huisvestingskost wordt verstaan: een situatie waarbij de totale woonkosten 40% of meer bedragen van het totale beschikbare gezinsinkomen

- Een woning wordt beschouwd als overbezet als niet is voldaan aan de onderstaande criteria:o één kamer voor het huishouden;o één kamer per koppel;o één kamer voor twee alleenstaanden van hetzelfde geslacht tussen 12 en 17 jaar;o één kamer per alleenstaande van verschillend geslacht tussen 12 en 17 jaar;o één kamer voor twee personen jonger dan 12 jaar.

Minimale vereisten voor huurwoningen28

27 De Interfederale armoedebarometer. Wonen. Geraadpleegd via: http://barometer.mi-is.be/nl/infopage/wonen. Gebaseerd op EU-SILC gegevens (http://ec.europa.eu/eurostat/web/income-and-living-conditions/data/main-tables).

28 Wonen-Vlaanderen. Is de huurwoning in orde?. Geraadpleegd via https://www.wonenvlaanderen.be/verhuren/de-huurwoning-orde.

53

Een woning die verhuurd wordt moet bij aanvang van de huurovereenkomst voldoen aan de vereisten op het vlak van veiligheid, gezondheid en woningkwaliteit. De belangrijkste voorbeelden van deze verplichtingen zijn:

minimale voorzieningen als keuken, toilet, bad of douche, gootsteen en drinkbaar water moeten aanwezig zijn

structurele stabiliteit van het gebouw veiligheid van trappen en de aanwezige installaties (gas en elektriciteit, verwarming) indien er geen verwarming is moeten er aansluitingen zijn die een plaatsing door de huurder

mogelijk maken geen vochtproblemen mogelijkheid tot verluchting en natuurlijke verlichting vrije toegankelijkheid

Over de toestand waarin men een woning kan verhuren zegt de wet dat de verhuurder het gehuurde goed, in alle opzichten, in goede staat van onderhoud aan de huurder moet leveren en tijdens de duur van de overeenkomst in zodanige staat moet onderhouden dat het kan dienen tot het gebruik waartoe het bestemd is.

Fragment uit artikel en rapport armoede en huisvesting

“Voor wat ongezonde woningen en onbewoonbaar laten verklaren betreft, aarzelen de mensen, want als de woning onbewoonbaar verklaard wordt, lopen ze het risico eruit te moeten. En als de woning dan gerenoveerd is, stijgt de huur”29

De wachttijd voor een sociale woning bedraagt gemiddeld 10 jaar. In afwachting moeten ze zich op de private markt beredderen, waar de prijzen niet aan regels gebonden zijn. (…) Het tekort aan bescheiden woningen is enorm en dus kunnen huiseigenaren vragen wat ze willen (…) de kwetsbaarste huurders zijn daarvan de grootste slachtoffers. ‘Veel eigenaren verhuren ook liever niet aan mensen die leven van een uitkering of een leefloon, aan alleenstaande moeders, aan vrouwen met een hoofddoek, aan gezinnen van vreemde origine. (…) Wie dat toch doet, kan de wanhoop van mensen die nergens onderdak vinden gemakkelijk misbruiken. (…)30

Terug

29 M. De Mol et al. (reds.) (2011). Strijd tegen armoede. Een bijdrage aan politiek debat en politieke actie. Tweejaarlijks verslag 2010-2011. Brussel: Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting, p. 18. Geraadpleegd via: http://www.armoedebestrijding.be/publications/verslag6/volledigverslag.pdf.30 H. Renard (2017, 24 mei). In Brussel wonen in onbetaalbaar geworden. 10 jaar wachten op een krot. Knack, p. 63.

54

De kringloop van armoede31

Terug

Bijlagen bij les 3

Getuigenissen in verband met hulpverlening bij armoede32 Hulpvrager: “Wanneer ik al een paar keer bij dezelfde persoon geweest ben van een dienst, denk ik wel dat ik op den duur het vertrouwen heb. Ik kan dan een band opbouwen met die persoon, anders kan ik niet samenwerken. Het is wel vaak moeilijk en emotioneel wanneer dit goede contact dan beëindigd wordt.”

Hulpvrager: “Ik wilde lessen volgen. Ik ging om mij in te schrijven, maar de mijnheer aan het onthaal antwoordde dat er geen plaats meer was. Ik wist dat hij loog en zei dit tegen hem. Dan gaf hij toe dat mijn begeleider had gebeld om te zeggen dat het te zwaar zou zijn voor mij. Ik mocht dus geen extra lessen volgen. Ik was heel boos want ik weet wat ik kan en ik houd er niet van dat iemand anders in mijn plaats beslist. Ik weet wat ik kan en wat te zwaar voor mij is.”

Hulpvrager: “Bepaalde instanties geven een heleboel uitleg maar doen verder niets. Ze zeggen: je moet dat in orde brengen, en dat doen en dan dat… maar ik weet niet hoe. Als ik buiten ben, dan weet ik niet meer waar te beginnen.”

Hulpverlener: “Als er iemand nieuw is, dan weet je nooit wie dat er binnen komt en wat die precies van u verwacht. Dus ik zit dan ook een beetje met twijfel en onzekerheid. Ga ik die wel kunnen helpen? Welke vraag gaat die stellen? Want ik wil wel helpen, maar ga ik dat ook kunnen? Gaat dat 31 Overgenomen uit: C.U. Padin en B. Laureys (2012). Cultuurgek 2. Borgerhout: De Boeck. Gebaseerd op: De M. Dobbeleer en D. Janssens (2006). Ik woon niet in een woord. Verslagboek nationale ontmoetingsdag voor vrijwilligers van Welzijnsschakels, Mechelen, p. 11-32. 32 W. Coolen (2015). Samen op weg gaan geeft vertrouwens. Handvaten voor een opbouwende relatie tussen hulpverleners en hulpvragers met armoede-ervaring, Brussel: ATD Vierde Wereld. Geraadpleegd via: http://www.atd-vierdewereld.be/IMG/pdf/samen_op_weg_gaan_geeft_vertrouwen.pdf.

55

klikken tussen ons? En wanneer die boos is, ligt dat dan aan mij of is het veroorzaakt door een vroegere negatieve ervaring?”

Hulpverlener: “Er verandert heel veel aan wetgeving en regeltjes. Er bestaat ook ontzettend veel. Omdat er voortdurend van alles verandert, informeer ik me altijd voor ik het aan de cliënt zeg. Soms zoek ik het ook samen met de cliënt uit. Voor bepaalde diensten moet je de ene keer een bewijs van gezinssamenstelling of een doorverwijsbrief hebben en een andere keer niet. Dat kan heel verwarrend zijn.”

Brief Dikke Freddy33

Aan de mannen die de CAW’s hebben uitgevonden. Mijne heren, Ik wil met deze een klacht indienen tegen de dwaze klachtenregeling die gij hebt opgezet in uw agentschappen. Mijn geval zit als volgt ineen. Ik ben ten onrechte geschrapt van de lijst van personen die gemachtigd zijn om een leefloon te trekken, dit ten gevolge van kwade wil van Sven De Caluwé, mijn sociaal maatschappelijk assistent van het OCMW, tevens van hogerhand benoemd tot mijn trajectbegeleider. Ik moest mij met name vorige donderdag om 10u15 in de voormiddag melden in zijn bureau. Dit melden is een wekelijkse gewoonte. Het komt erop neer dat ik mij moet laten zien en niet meer dan dat. Een mens zou dit soort van zogezegde afspraken eigenlijk ook kunnen klasseren als treiterijen, stalkerijen, of coejonnades. Het is maar hoe ge het bekijkt. Ik zat vorige donderdag stipt op tijd op tram 11 ten einde mij bij Sven De Caluwé te gaan presenteren. Maar tram 11 is helaas tot volledige en langdurige stilstand gekomen omdat een dubbel geparkeerde BMW het tramspoor blokkeerde. Een geblondeerde madame had niet anders gekund dan haar BMW dubbel te parkeren omdat ze anders niet bij haar bloemist kon geraken. Ik ben dientengevolge pas om 10u35 bij Sven De Caluwé op het appèl verschenen en ik werd niet meer toegelaten tot zijn kantoor omdat hij met een carré confiture en een tas koffie zat te redekavelen met Hilde De Smijter die vroeger nog mijn sociaal maatschappelijk assistente van de christelijke ziekenkas is geweest. Het gevolg is dat ik vanmorgen heb vernomen dat ik geschrapt ben van de lijst van personen die gemachtigd zijn om een leefloon te trekken, zogezegd omdat ik mijn maatschappelijke integratie tegenwerk. U ziet dat mijn trajectbegeleider goed zijn best doet. Ik dacht mij bijgevolg te wenden tot de vrije markt en ik heb mij naar het nabijgelegen CAW begeven. Daar werd het mij gewoontegetrouw niet toegelaten een gesprek te hebben met Marleen Vandenavenne die mijn geval tot op de bodem kent en die mij ongetwijfeld had willen bijstaan. Ik werd echter gedwongen om mijn uitleg te verrichten aan het zogenaamde onthaalloket. Dit onthaalloket werd bemand door een kerel met een ring door zijn wenkbrauw (en dan zou ik mijn traject moeten laten begeleiden!). Ik heb mij aangemeld met de mededeling: ‘Ik wil een klacht neerleggen.’ Het gevolg was dat het personage met de ring door de wenkbrauw een kolossaal lange uitleg is begonnen over de nieuwe klachtenregeling van de CAW’s. Hij heeft een lichtblauw formulier uit zijn schuif getrokken waarop op de voorzijde kinderachtig getekende ventjes staan afgebeeld en hij is, wijzend met zijn bic, aan een lang verhaal begonnen, dat erop neer kwam dat ik alleen klacht kan neerleggen door dat papier in te vullen. Hij wilde weten of ik in het bezit ben van een vertrouwenspersoon. Ik heb hem gezegd dat Marleen Vandenavenne mijn vertrouwenspersoon is maar dat was geen reden om met haar in gesprek te kunnen komen. Ik had het gevoel dat de manspersoon in kwestie eindeloos bleef doorzeveren over zijn belachelijk klachtenformulier om toch maar niet tot de kern van de zaak, met name mijn klacht tegen Sven De Caluwé van het OCMW te moeten komen. (Ik heb achteraf nog gedacht dat die twee elkaar allicht

33 E. Vlaminck. Brieven van dikke Freddy. p. 7-8. Geraadpleegd via: www.armoede-in-zicht.be/documents/brieven_dikke_freddy.pdf

56

kennen.) Ik ben na een tijd, met medeneming van het klachtenformulier, radeloos en onverrichter zake vertrokken. Ik ben thuis tot de bevinding gekomen dat heel dat klachtenformulier een serieuze slag in het water is. Ik heb lang naar de belachelijke figuren op de voorkant gekeken. Ze zeggen me absoluut niets. Voor de rest versta ik van heel het borderel geen sikkepit. Het gaat van onbegrijpelijk Vlaams over in het Frans en vervolgens in diverse andere talen. Sommige stukken zijn zelfs in het Chinees. Bovendien zijn de letters zo klein gedrukt dat ik twee brillen over elkaar heb moeten opzetten om ze te kunnen lezen. Volgens mij dient heel dat klachtenformulier alleen om klachten in de doofpot te steken. Ik wil met deze dan ook officieel klacht indienen tegen uw dwaze klachtenregeling en tegen het schrappen van mijn naam van de lijst van personen die gemachtigd zijn om een leefloon te trekken. Ik heb het gevoel dat ook deze klacht mij niet vooruit gaat helpen. Ge gaat met mijn klacht waarschijnlijk weer zitten lachen, gelijk gewoonlijk. Maar indien nodig zal ik het niet nalaten om ook de koning aan te schrijven. Met hoogachting, Freddy De Meester

Terug

Bijlagen bij les 4

Organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, 8 juli 197634

Artikel 1. Elke persoon heeft recht op maatschappelijke dienstverlening. Deze heeft tot doel eenieder in de mogelijkheid te stellen een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid.

Er worden openbare centra voor maatschappelijk welzijn opgericht die, onder de door deze wet bepaalde voorwaarden, tot opdracht hebben deze dienstverlening te verzekeren.

Terug

34Organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (8 juli 1976). Geraadpleegd via: http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&cn=1976070801&table_name=wet

57

Evolutie armoede in België35

2010 2011 2012 2013 2014 2015 20160

102030405060708090

100

14.6 15.3 15.3 15.1 15.5 14.9 15.5

Evolutie van armoede in België (2010-2016)

Aandeel van de Belgische bevolking met een inkomen onder de armoedegrens

Jaar

Perc

enta

ge

Terug

35 Eurostat (2016). Income and living conditions. Geraadpleegd via : http://ec.europa.eu/eurostat/web/income-and-living-conditions/data/main-tables; http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/arbeid_leven/eu-silc/armoede/.

58

Begrippenlijst voor leerlingen

Armoedegrens, armoededrempel: een grens die bepaalt wanneer iemand in armoede leeft. Voor België wordt deze grens bepaald op 60% van het mediaan beschikbaar inkomen. Mensen die een inkomen hebben dat lager ligt dan dit bedrag, worden als arm beschouwd.

Concentratie van armoede: armoede is niet gelijk gespreid of verdeeld over een land of stad, maar ‘concentreert’ zich in bepaalde gebieden. In bepaalde gebieden of wijken komt heel veel armoede voor en in andere gebieden net zeer weinig. Dit heeft onder andere te maken met de huurprijzen: in wijken waar minder goede woningen te huur zijn en de prijzen dus laag liggen, wonen vaak veel armen. Zij kunnen niet zomaar in een andere, duurdere, wijk gaan wonen.

Extreme/absolute armoede: een situatie waarin mensen niet of maar nét genoeg hebben om te kunnen overleven: drinkbaar water, voedsel, een woning, medicatie, kledij, etc.

Generatie-armoede: armoede die doorgegeven wordt van generatie op generatie, van de ouders op de kinderen. Kinderen in geboren worden in een gezin in armoede, hebben vaak minder kansen dan andere kinderen en blijven vaak in armoede leven. Ze kunnen moeilijk uit de armoede ontsnappen.

Huisjesmelker: iemand die misbruik maakt van de zwakke positie van iemand (bv. iemand die in armoede leeft, die laaggeschoold is, een handicap heeft) om aan die persoon een woning te verhuren die in zeer slechte staat is, en dat tegen een veel te hoge prijs.

Kringloop van armoede: armoede is als een kringloop of een vicieuze cirkel. Het heeft een invloed op verschillende aspecten van het leven (gezondheid, huisvesting, …) en vaak leidt een probleem in één aspect tot vele andere problemen (bv.: iemand verliest zijn werk en kan daardoor zijn huis niet meer betalen hij verhuist naar een goedkopere woning door de slechte omstandigheden in deze woning wordt hij ziek hij kan geen ander werk zoeken en moet veel geld betalen voor zijn behandelingen …). Omdat mensen in armoede zich in zo’n vicieuze cirkel bevinden, is het niet gemakkelijk om uit de armoede te geraken.

Leefloon: Het leefloon is een bestaansminimum, bedoeld voor mensen die niet over voldoende inkomen beschikken om van te leven en die geen recht hebben op een andere soort uitkering (bv. werkloosheids- of invaliditeitsuitkering). Het leefloon dient als een laatste redmiddel voor mensen die geen andere inkomsten (kunnen) krijgen. Het leefloon wordt uitgekeerd door de OCMW’s.

Participatie: met participatie in de samenleving wordt bedoeld dat mensen kunnen deelnemen aan de samenleving. Dit houdt in dat ze net zoals andere mensen kunnen leven: ze kunnen dezelfde dingen kopen, hebben ongeveer dezelfde dingen (bv. een smartphone of een tv), kunnen dezelfde dingen doen (bv. op vakantie gaan, naar de kapper gaan, etc.) Mensen in armoede kunnen vaak niet participeren aan de samenleving (bv omdat ze geen geld hebben om een tv te kopen, terwijl andere mensen dat wel kunnen) en voelen zich daardoor vaak uitgesloten.

Relatieve armoede: relatieve armoede wordt gebruikt om een situatie aan te duiden waarin mensen minder hebben in vergelijking met andere mensen in hun land of streek. Mensen in relatieve armoede hebben wel genoeg om te overleven (ze leven dus niet in extreme armoede), maar hebben te weinig om echt te kunnen deelnemen aan de samenleving. Ze hebben (veel) minder dan de meeste andere mensen in de samenleving.

59

Situationele armoede: armoede die ontstaat door omstandigheden, door gebeurtenissen in iemand zijn leven (in plaats van door er in geboren te worden, zoals bij generatie-armoede). Mensen kunnen bijvoorbeeld op heel korte tijd plots in armoede belanden, omdat ze werkloos worden of omdat ze ziek worden.

Sociale gezondheidskloof: er bestaan grote verschillen tussen de gezondheid van mensen uit de hogere sociale klassen of hoogopgeleiden en mensen uit lagere sociale klassen of laagopgeleiden. Mensen uit lagere sociale klassen hebben op verschillende vlakken een veel slechtere gezondheid dan andere mensen. Het gezin waar je in geboren bent (hoge of lagere sociale klasse), is dus bepalend voor je gezondheid.

Sociale uitsluiting: we spreken van sociale uitsluiting als mensen aan de rand van de samenleving staan. Dit wil zeggen dat ze minder middelen (bv. financieel) en kansen hebben om te participeren, om deel te nemen, aan de samenleving, en dit op verschillende vlakken (niet hetzelfde kunnen kopen of doen als andere mensen, het gevoel hebben er niet bij te horen, etc.). Ze zijn dus afgezonderd van de samenleving.

60

Referenties

29 procent meer processen-verbaal tegen huisjesmelkers (2015, 24 juli). De Morgen. Geraadpleegd via: https://www.demorgen.be/binnenland/29-procent-meer-processen-verbaal-tegen-huisjesmelkers-b3bc336e/.

Armoederisico gebaseerd op de EU SILC enquête sinds 2004, volgens jaar, karakteristieken (geslacht, leeftijdsklasse, opleidingsniveau, activiteit, …) en gewest (2017). FOD Economie: De Algemene Directie Statistiek. Geraadpleegd via: https://bestat.economie.fgov.be/bestat/crosstable.xhtml?view=32963d35-c749-440b-bfb5-953c56b52a4f .

Arm maakt ziek (2015, 13 oktober). Christelijke Mutualiteit. Geraadpleegd via: http://www.cm.be/professioneel/pers/persberichten-2015/arm-maakt-ziek.jsp.

Coenen, A. en Van de Putte, B. (2014). Is gentrificatie meetbaar? Een onderzoek naar de meetbaarheid van gentrificatie in Gent, Gent: Stad Gent. Geraadpleegd via: https://stad.gent/sites/default/files/page/documents/Gentrificatie%20-%20Waar%20gaat%20het%20over%20en%20is%20het%20te%20meten%20De%20proef%20op%20de%20som%20Gent.pdf.

Coolen, W. (2015). Samen op weg gaan geeft vertrouwens. Handvaten voor een opbouwende relatie tussen hulpverleners en hulpvragers met armoede-ervaring, Brussel: ATD Vierde Wereld. Geraadpleegd via: http://www.atd-vierdewereld.be/IMG/pdf/samen_op_weg_gaan_geeft_vertrouwen.pdf.

De Dobbeleer, M. en Janssens, D. (2006). Ik woon niet in een woord. Verslagboek nationale ontmoetingsdag voor vrijwilligers van Welzijnsschakels, Mechelen, pp. 11-32. Geraadpleegd via: http://www.expoo.be/sites/default/files/atoms/files/verslagboek_schakeldag_2006.pdf.

De Mol, M. et al. (reds.) (2011). Strijd tegen armoede. Een bijdrage aan politiek debat en politieke actie. Tweejaarlijks verslag 2010-2011, Brussel: Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting. Geraadpleegd via: http://www.armoedebestrijding.be/publications/verslag6/volledigverslag.pdf.

Glossarium EU-SILC (2015). FOD Economie. Geraadpleegd via: http://statbel.fgov.be/nl/binaries/glossarium%20EU-SILC_tcm325-202598.pdf .

Income and living conditions (2016). Eurostat. Geraadpleegd via: http://ec.europa.eu/eurostat/web/income-and-living-conditions/data/main-tables.

Is de huurwoning in orde?. Wonen-Vlaanderen. Geraadpleegd via https://www.wonenvlaanderen.be/verhuren/de-huurwoning-orde).

Kearney, C., (2010). Poverty is not a game. Handleiding voor leerkrachten, Kortrijk-Heule: Drukkerij Verraes. Geraadpleegd via: http://www.povertyisnotagame.com/wp-content/uploads/PING_Nederlands.pdf.

Kansengroepen in Kaart. Laaggeschoolden op de Vlaamse arbeidsmarkt (2010). Brussel: VDAB studiedienst. Geraadpleegd via: https://www.vdab.be/sites/web/files/doc/trends/KiK_Laaggeschoolden201002.pdf.

61

Marissal, P., May, X. en Lombillo, D. M. (2013). Stedelijke en plattelandsarmoede. Pauvreté rurale et urbaine: rapport final. Federaal Wetenschapsbeleid: Brussel. Geraadpleegd via: http://www.belspo.be/belspo/organisation/publ/pub_ostc/agora/ragKK152_2.pdf.

Mathijssen, C. (2012). Plattelandsarmoede in Vlaanderen en Wallonië, Leuven: Cera CVBA. Geraadpleegd via: https://www.cera.be/nl/Publicaties/ARM/~/media/CERA/Files/Publicaties/Armoede%20en%20sociale%20uitsluiting/N0426publicatiePlattelandsarmoedeNLashx.ashx.

Opleiding en tewerkstelling van ervaringsdeskundigen in armoede en sociale uitsluiting. Krachtlijnen (2005). Brussel: Vzw De Link. Geraadpleegd via: http://www.communicerenmetarmen.be/sites/default/files/DeLink%20Krachtlijnen%20opleiding%20tewerkstelling%20ervaringsdeskundigen.pdf.

Organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (8 juli 1976). Geraadpleegd via: http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&cn=1976070801&table_name=wet.

Padin, C.U. en Laureys, B. (2012). Cultuurgek 2. Borgerhout: De Boeck.

Pannecoucke, I. (2013). Een ruimtelijke blik op armoede en sociale uitsluiting, VLAS-Studies 9. Antwerpen: Vlaams Armoedesteunpunt.

Pannecoucke, I., Lahaye, W., Vranken, J. en Van Rossem, R. (2014). Armoede in België. Jaarboek 2014. Gent: Academia Press.

Pannecoucke, I., Lahaye, W., Vranken, J. en Van Rossem, R. (eds.) (2016). Armoede in België. Jaarboek 2016. Gent: Academia Press.

Renard, H. (2017, 24 mei). In Brussel wonen in onbetaalbaar geworden. 10 jaar wachten op een krot. Knack, pp. 60-65.

Santermans, L. (2014, 23 juni). Stadsvernieuwing in België: is de stad nog van iedereen?. MO Mondiaal nieuws. Geraadpleegd via: http://www.mo.be/nieuws/stadsvernieuwing-belgi-de-stad-nog-van-iedereen.

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting (2017). Geraadpleegd via: http://www.armoedebestrijding.be/.

Noppe, J. et al. (2017). Vlaamse armoedemonitor 2017. Brussel: Studiedienst Vlaamse Regering. Departement Kanselarij en Bestuur. Geraadpleegd via: http://regionalestatistieken.vlaanderen.be/sites/default/files/atoms/files/vlaamse-armoedemonitor-2017.pdf.

Vanderdeelen, L. en Van Der Donckt, H. (2013). Door kwetsbare studenten geraakt. Mogelijkheden zien, grenzen verleggen. Zorgbeleid: concrete casussen. Randvoorwaarden op beleidsvlak , Studiedag SIHO, 6 mei 2013, Waregem-Tielt. Geraadpleegd via: http://www.siho.be/files/Voorbije%20studiedagen/HBOV%20Aleydis%20%20Door%20kwetsbare%20studenten%20geraakt.pdf.

Vandermotten, C., et al. (2007). Dynamische analyse van de buurten in moeilijkheden in de Belgische stadsgewesten. ULB, KUL, ICEDD. Geraadpleegd via: https://www.mi-is.be/sites/default/files/documents/atlas_0.pdf.

62

Van Winckel, H., Van der Wilt, A. en D’hondt, B. (2008). Campagne welzijnszorg 2008. Medisch dossier. Armoede schaadt de gezondheid. Brussel: Druk In de Weer. Geraadpleegd via: http://www.welzijnszorg.be/system/files/download-prv/dossierdefinitief_lr.pdf.

Theoretische aanbevelingen (2017). Brussel: Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie vzw. Geraadpleegd via: http://www.vigez.be/themas/voeding-en-beweging/aanbevelingen/aanbevelingen-voor-voeding/jongeren

Visie op armoede (2012). Brussel: Vzw De Link. Geraadpleegd via: http://www.delinkarmoede.be/sites/default/files/2012_visie_op_armoede_de_link.pdf.

Wat doet een OCMW?. Sociale zekerheid/Burger. Geraadpleegd via https://www.socialsecurity.be/citizen/nl/hulp-ocmw/financiele-hulp/wat-doet-een-ocmw.

The World Bank Group (2017). WDI 2017 Maps. The World Bank Group. Geraadpleegd via: http://data.worldbank.org/products/wdi-maps.

POD Maatschappelijke integratie (2017). Wegwijs voor studenten. Brussel: Julien Van Geertsom. Geraadpleegd via: http://www.mi-is.be/sites/default/files/documents/wegwijs_voor_studenten_1.pdf.

POD maatschappelijke Integratie. (Equivalent) leefloon. Geraadpleegd via: http://www.mi-is.be/nl/equivalent-leefloon.

Vlaminck, E. Brief van Dikke Freddy. Geraadpleegd via: http://www.armoede-in-zicht.be/documents/brieven_dikke_freddy.pdf.

63