Download - Hoger Management

Transcript

Situationele factoren voor organisatie ontwerpParate kennisvragen1Welke stappen kent het strategisch planningsproces?Reflectie op identiteit en omgeving

Bepalen van de strategie

planning

uitvoering

evaluatie

Van welke fase in het strategisch planningsproces maakt het ontwerpproces deel uit?Het is onderdeel van fase 3, de planning.

2Welke drie typen bedrijfsprocessen kunnen worden onderscheiden?Bestuurlijke processen => de manier waarop de strategische doelstellingen vastgesteld worden.

primaire processen => de processen die rechtstreeks gericht zijn op het behalen van de doelstellingen van de onderneming.

secundaire processen => deze processen dienen ter ondersteuning van de primaire processen.

3Wat moet worden verstaan onder de term procesbeheersing?Het constant beoordelen en bijsturen van processen om de effectiviteit van die processen zoveel mogelijk te garanderen.

4Op welke manier heeft het groeitempo van de markt invloed op het ontwerp van de bedrijfsprocessen?De bedrijfsprocessen moeten dusdanig flexibel zijn ingericht, zodat zij gemakkelijk de capaciteit uit kunnen breiden.

5Wat zijn de voor- en nadelen van een geografisch gedecentraliseerde productieopzet?Een decentrale opzet heeft als voordeel dat je dichter bij de klant zit en als nadeel dat je de productie versnippert.

6Geef voorbeelden van psychosociale factoren die voortvloeien uit het ontwerp van de bedrijfsprocessen en die het welbevinden van de medewerker kunnen benvloeden.De mate van vrijheid in het bepalen van de eigen werkwijze.

De relatie met de direct leidinggevende.

Het werktempo.

7Noem ten minste drie maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de ontwerp van bedrijfsprocessen.Vergrijzing en ontgroening.

Stijging van het gemiddelde opleidingsniveau.

Consumentisme.

Multiculturele samenleving.

8In welke marktsituaties is massaproductie toepasbaar?Massaproductie is goed toepasbaar bij consumptiegoederen. Bij duurzame gebruiksgoederen wil de klant specifieke productkenmerken kunnen bepalen, of koopt op duurzame kwaliteit, waardoor de markt verzadigd kan raken.

9Noem twee hoofdvormen van productiestucturen in de productie van specialiteiten.De ambachtelijke structuur => n medewerker of een kleine groep medewerkers wordt aangewezen om het totale product te maken.

De functiegerichte structuur => het productieproces wordt opengeknipt in een aantal deelbewerkingen.

Hoe werkt een combinatie van deze twee hoofdvormen?Een medewerker of een groep medewerkers is verantwoordelijk voor het totale productieproces, maar kunnen bepaalde deelbewerkingen uitbesteden aan andere afdelingen binnen de organisatie.

10Noem ten minste drie voorbeelden van compromissen tussen die beide hoofdvormen.De productie van kleinere series of batches.

Modulaire productie, waarbij o.b.v. De opgave van de klant een totaalproduct uit een aantal modules wordt geassembleerd.

Het bewust benvloeden van de klantvraag in de richting van standaardproducten.

11Benoem vier specifieke kenmerken van een dienst en licht ze kort toe.Diensten zijn niet tastbaar.

De klant is betrokken bij het productieproces.

Diensten zijn persoonsgebonden.

Het aanbod van een dienst is tijdsgebonden.

12Wat is de rol van een accountmanager in de dienstverlening?De accountmanager vormt enerzijds het gezicht van de organisatie in de richting van de klant en anderzijds zorgdraagt voor een goede afstemming van de productieactiviteiten rondom het specifieke product.

13Geef twee wezenlijk verschillende definities van het begrip techniek.De aard van de activiteiten.

De bij die activiteiten benodigde technologische voorzieningen.

14Wat is een stroomschema?In een stroomschema worden alle activiteiten en hun onderlinge relaties grafisch weergegeven.

15Waarin kunnen interdependenties worden onderverdeeld?Serile interdependenties => de uitvoering van een deelbewerking is afhankelijk van de voorafgaande deelbewerking.

Reciproque interdependenties => verschillende deelbewerkingen zijn onderling van elkaar afhankelijk.

Gepoolde interdependenties => wanneer n taakgroep of individu onafhankelijk van de activiteiten van andere taakgroepen of individuen een volledige reeks bewerkingen kan uitvoeren.

16Wat is uw visie op de relatie tussen technologie en organisatie ontwerp?Er zijn twee visies, namelijk de technologie bepaalt het organisatie ontwerp en andersom. Mijn visie is dat het een continue ontwikkeling is waarbij in beginsel het organisatie ontwerp de technologie bepaalt en naarmate de technologie zich verder ontwikkelt, de organisatie zich daarop aanpast.

17Wat wordt verstaan onder het begrip convergentie?Dat als gevolg van automatisering de taken breder worden.

18Op welke manier kunnen convergentie en polarisatie met elkaar samenhangen?Taken die eerst door verschillende mensen uitgevoerd moesten worden, kunnen nu door n persoon uitgevoerd worden. Maar die ene persoon heeft daar wel een hogere opleiding voor nodig als het complexe taken betreft en als het niet complexe taken betreft heeft de medewerker een steeds lager opleiding nodig, omdat het systeem veel voor de medewerker doet. Het middensegment valt hierdoor weg.

19

20Wat is het verschil tussen de omvang en de schaalgrootte van een organisatie?Schaalgrootte kan worden gedefinieerd als de verhouding tussen productiestructuur enerzijds en besturings- en ondersteuningsstructuur anderzijds.

Organisatie ontwerp: het ontwerpprocesParate kennisvragen1Welke elementen spelen een rol in het proces van het ontwerpen van organisaties?Situationele factoren

Organisatiedoelstellingen

Partijen, belangen en invloeden.

2Welk element voegde het revisionisme to aan de huidige visie op de dynamiek van het proces van organisatie ontwerp?Het welzijn van de individuele medewerker.

3Noem van het technische en sociale systeem in een organisatie ten minste twee elementen.Het technische systeem:aard van het productieproces,

de fysieke werkomgeving en

de aard van de toegepaste materialen.

Het sociale systeem:onderlinge werkverhoudingen,

de organisatiecultuur,

de leiderschapsstijl

4Benoem vier stappen in het socio technische ontwerp proces.Diagnose => het analyseren en evalueren van de eisen die de omgeving aan de organisatie stelt en van de consequenties daarvan voor de productiestructuur

herontwerp productiestructuur

herontwerp besturingsstructuur

herontwerp ondersteunende structuur

5Hoe wordt een productieanalyse gestructureerd?De gewenste output wordt vastgesteld naar aanleding van de eerste stap in de diagnose: de strategische herorintatie. Naar aanleiding hiervan wordt bekeken wat nodig is om die resultaten te bereiken.

6Wat is een TIED-analyse?Een manier om de onderlinge samenhang van bewerkingen in kaart te brengen, is de TIED-analyse. In deze analyse worden bewerkingen gegroepeerd o.b.v. Samenhangen in n of meer van de volgende aspecten:techniek

informatie

storingen (errors)

volgorde (direction)

7Welke twee ontwerp regels vloeien voort uit de regel om de productieprocessen zo eenvoudig mogelijk in te richten?Verdeel de productiestructuur in zo groot mogelijke eenheden en

minimaliseer de daaroverheen te plaatsen besturingsstructuur.

8Uit welke drie stappen bestaat de procedure om te komen tot een indeling in productie eenheden?Beschrijf elke afzonderlijke bewerking voor elke afzonderlijke bewerkingsroute,

groepeer bewerkingsroutes o.b.v. Overeenkomsten in de aard van de benodigde bewerkingen en

verdeel elk productieproces dat zo is ontstaan in (net) bestuurbare eenheden.

9Geef een definitie van het begrip parallellisatie.De tweede stap wordt ook wel parallellisatie genoemd. Er ontstaat een beperkt aantal productieprocessen, die naast elkaar worden georganiseerd.

10Noem ten minste drie criteria voor de samenstelling van n productie eenheid en beschrijf ze kort.Overeenkomsten,

interdependenties,

diversiteit => Binnen een productie eenheid zal voldoende diversiteit aan taken aanwezig dienen te zijn, om te komen tot aanvaardbare arbeidsinhoud.

Sturing => Elke eenheid moet zoveel mogelijk autonoom kunnen worden aangestuurd.

11Waar moet men in het ontwerp van de besturingsstructuur op letten om de autonomie van een productie eenheid zo min mogelijk te doorbreken?De werkgroep haar eigen productiemiddelen kan beheren.

De cordinatie van taken binnen de werkgroep in de werkgroep zelf wordt ondergebracht.

De leden van de werkgroep binnen het takenpakket van de werkgroep zo breed mogelijk inzetbaar zijn.

De personele capaciteiten binnen de groep zodanig zijn opgebouwd dat de groep als geheel voldoende besturingscapaciteit heeft.

12Waarom wordt de ondersteunende structuur als laatste ontworpen?Omdat de ondersteunende structuur volledig wordt gent op de behoefte van de eerste twee structuren, namelijk de productiestructuur en de besturingsstructuur.

13Op welke drie terreinen liggen hiaten in de socio technische benadering?De interne politiek verhoudingen,

de arbeidsverhouding tussen werkgever en werknemer en

de implementatie van veranderingen.

14Wat wort er bedoeld met macht als positief variabele som?Hierbij wordt ervan uitgegaan dat hoe meer macht de lagere echelons krijgen, hoe meer de hoge echelons zich met besturen bezig kunnen houden. Dit heeft dus een positief effect.

15Wat is een reden om ook de interne en externe arbeidsmarkt bij het ontwerp proces te betrekken?Ze hebben een bepalende invloed op de mogelijkheden en begrenzingen in het kunnen invullen van vastgestelde functies.

16Op welke manier hangt in een marxistische gerienteerde arbeidskundige visie de kwaliteit van de arbeid samen met de sociaaleconomische verhoudingen in de maatschappij?De interne arbeidsverhoudingen werden bepaald door de wens van het management om de interne bedrijfsprocessen strikt te controleren. Dit werd gezien als een uitvloeisel van de machtsverhoudingen tussen werkgevers en werknemers op maatschappelijk niveau.

17Wanneer ontstaat positieve stress?Positieve stress ontstaat wanneer er uitdagende taken worden gecreerd, of de gestelde doelen een realistische uitdaging opleveren voor het individu.

18Noem ten minste zes taak dimensies die van belang zijn in het ontwerp van individuele taken.Autonomie

vaardigheden

doelen

variatie

taakomgeving

inkomen

arbeidsomstandigheden

communicatie

status.

19Welke twee factoren bepalen de mate van variatie in een taak? Licht de invloed van elk van deze factoren toe.De variteit in het totale pakket van deeltaken en

de lengte van de productiecyclus per deeltaak.

20Welke taakdimensie geeft aanleiding om tussen taken bewust een zekere mate van reciproque interdependentie in te bouwen?Als de communicatie een noodzakelijk onderdeel uitmaakt van het werk.

Ontwerp theorienParate kennisvragen1Tussen welke twee factoren beschrijft Woodward de samenhang, als verklaring voor het succes van de industrile onderneming?De stelling die zij d.m.v. Onderzoek wilde bewijzen, was dat industrile organisaties die hun organisatiestructuur dusdanig ontwerpen dat zij optimaal aansluit bij hun productietechnologie, meer kans hebben op commercieel succes.

2Welke driedeling maakt Woodward in typen productietechnologie?Stukproductie en de productie van kleinere series => prototypes, grotere kapitaalgoederen

de productie van grotere series en massaproductie => lopende band, massaproductie

procesproductie => continue productie van bijvoorbeeld vloeistoffen, gassen en vaste stoffen en onderbroken productie van chemische stoffen in omschakelbare productie eenheden.

3Waarom mag Woodwards theorie een contingentie benadering worden genoemd?Eerst moest worden gekeken naar bepaalde situationele factoren, zie de driedeling, voordat ideaaltypische structuren konden worden gedefinieerd. Dit is het kenmerk van een contingentie benadering.

4Welke drie elementen onderscheidt Woodward in een productieproces?Research en development

marketing

productie

5In welke volgorde vinden de drie elementen van het productieproces plaats in het geval van massaproductie?R&D, productie, marketing. Bij stukproductie is het precies andersom.

Schema's blz. 283-284

6Welke omgevingsfactor werd door Burns en Stalker in hun onderzoek bestudeerd?De mate van stabiliteit of ook wel voorspelbaarheid.

7Geef een korte omschrijving van een mechanistisch systeem.Een mechanistisch systeem wordt gekenmerkt door een hoge mate van standaardisatie van werkzaamheden, uitgevoerd door specialisten.

Organistisch systeem:Een organistisch systeem kenmerkt zich juist door een laag niveau van standaardisatie van werkzaamheden en een meer generalistische bemensing.

8In welk type omgeving is een organistisch en een mechanistisch systeem vooral gepast?Een mechanistisch systeem zou beter passen in een stabiele omgeving en een organistisch systeem beter in een omgeving van hoge onvoorspelbaarheid.

9Wat bedoelen Burns en Stalker met een hybride organisatievorm?Dat er binnen een onderneming afdelingen zijn die meer mechanistisch georinteerd zijn en afdelingen die meer organistisch georinteerd zijn.

10Wat is de centrale onderzoeksvraag in het werk van Lawrence en Lorch?Er werd gekeken naar de mate van onzekerheid die de omgeving voor het desbetreffende organisatiedeel genereerde. Daarvoor werden drie factoren in ogenschouw genomen:de duidelijkheid van informatie

mogelijke calamiteiten

de tijdsperiode tussen prestatie en resultaat.

11Wat verstaan Lawrence en Lorch onder het begrip differentiatie?Differentiatie houdt in dat er een onderscheid gemaakt moet worden in het ontwerpen van de processen in de drie genoemde taakgebieden, op de volgende dimensies:doel orintatie van de manager

tijdsorintatie van de manager

relaties tussen management en overige medewerkers

mechanistische of organistische structuren.

12Hoe kan integratie binnen een onderneming worden vormgegeven?Integratie vindt plaats door:mechanistische structuur => beleidsplannen, regels en procedures

organistische structuur => intensieve communicatie binnen werkgroepen of teams, communicatie en samenwerking tussen teams

bij een toenemende behoefte aan integratie => formele horizontale communicatiestructuren, projectteams, commissies

bij een sterke differentiatie tussen afdelingen => medewerkers die specifiek worden aangewezen als integrator of intermediair tussen twee of meer afdelingen.

Schema blz. 287 Mintzberg, belangrijk !

13Welke situationele factoren benoemt Mintzberg in zijn beschrijving van zeven organisatietypen?Het technische systeem van de organisatie (mate van complexiteit, mate van automatisering)

de omgevingskenmerken van de organisatie (mate van complexiteit en mate van dynamiek)

de leeftijd en de omvang van de organisatie.

14Welke drie organisatiebeelden beschrijft Heijnsdijk?Bureaucratien

coalities

atomistische organisaties.

15Geef voorbeelden van nuttige bureaucratische elementen in de besturing van organisaties.Organisatiedelen die voor het handhaven van een bepaald kwaliteitsniveau strikt volgens vaststaande procedures moeten werken.

Productieprocessen die sterk gestandaardiseerd moeten verlopen.

Werk waarbij het voldoen aan wettelijke procedures en voorschriften geboden is.

16Geef een korte typering van het organisatiebeeld van een coalitie-organisatie.In een coalitie-organisatie wordt de besturingsstructuur gekenmerkt door overlegvormen waarin belangen van de verschillende bij de organisatie betrokken partijen tot hun recht komen.

17Atomistische organisatie:In atomistische organisaties wordt de besturingsstructuur gekenmerkt door de aanwezigheid van afzonderlijke kernen die relatief autonoom kunnen opereren.

Geef een traditioneel voorbeeld van een atomistische organisatie. Waarom moet uw voorbeeld een traditioneel voorbeeld genoemd worden?Een universiteit, onderzoeksinstituut of ziekenhuis. Zij moeten traditioneel genoemd worden, omdat deze organisaties onder druk staan om meer efficint te werken. Dit heeft tot gevolg dat er bureaucratische tendensen ontstaan in de besturingsstructuren van deze organisaties.

Schema blz. 290 structuren van Heijnsdijk

18Geef een definitie van het begrip lerende organisatie.Organisaties waarin de deelnemers aan de organisatie continu hun capaciteit vergroten om de werkelijk beoogde resultaten te creren, waarin vernieuwend gedrag wordt gekoesterd en waarin mensen continu leren om gezamenlijk te leren.

19Welke vijf disciplines benoemt Senge, die gezamenlijk moeten leiden tot een lerende organisatie?Persoonlijk meesterschap,

het bewustzijn van de eigen denkbeelden,

het ontwikkelen van een gezamenlijke visie,

lerende teams en

het systeemdenken.

20Welk gunstig effect wordt door Senge toegeschreven aan het bewustzijn van de eigen denkbeelden?Door ins bewust te worden van onze eigen normen en waarden, ons wereldbeeld en onze gegeneraliseerde opvattingen over onze relatie met de omgeving, zijn wij in staat nieuwe en daardoor vaak meer adequate manieren op veranderingen in onze omgeving te reageren.

21Geef aan waarom het systeemdenkenals overkoepelende discipline kan worden aangemerkt.Het is het denken in samenhangen.

22Benoem vijf leerstoornissen die zich in een organisatie kunnen voordoen.Identificatie => de medewerker vereenzelvigt zich met de werkzaamheden en kan daardoor moeilijk veranderen,

reactief gedrag => we reageren onmiddellijk op het ontstane probleem met een ons vertrouwd gedragspatroon en analyseren het probleem niet goed,

fixatie op korte termijn => bedreigingen doen zich steeds vaker voor in langzamere processen,

de gekookte kikker => de organisatie ontdekt het probleem te laat, waardoor er niet meer gereageerd kan worden,

het leerdilemma voor organisaties => door de grootschaligheid moeilijk te achterhalen hoe en wat er geleerd wordt,

de managers mythe => zij worden gezien als mensen die alles weten en kunnen zich daardoor niet kwetsbaar opstellen en dus leren,

de omgeving is de vijand => de ander de schuld geven, daar leer je niets van.

23Wat verstaat Senge onder een stimulerende organisatie?Een tussenstap naar de lerende organisatie.

24Geef drie kenmerken weer van de inrichting van de ondersteunende systemen in een lerende organisatie.Managementinformatie wordt zodanig gepresenteerd dat het uitnodigt tot reflectie,

managementinformatie doet recht aan de complexiteit van de interne en externe omgeving,

de ondersteunende systemen faciliteren het effectief handelen van de organisatie in haar omgeving,

systemen en procedures zijn zodanig flexibel ingericht dat ze te allen tijde kunnen worden aangepast aan ontwikkelingen in de ondersteuningsbehoeften in de organisatie.

25Geef twee goede redenen waarom organisatie ontwerp geen gesoleerd proces kan zijn.De in het ontwerp te betrekken factoren en hun onderlinge samenhangen vormen een dusdanig complex geheel, dat het ontwerp van een organisatie niet aan een klein team kan worden overgelaten,

met de resultaten van het ontwerpproces moeten de mensen in de organisatie aan het werk, om commitment te bereiken met de gestelde doelen en met de methoden die worden vastgesteld om die doelen te bereiken, dienen de diverse belanghebbenden in het ontwerpproces zelf te worden betrokken.

Van ontwerp naar invoeringParate kennisvragen1Noem ten minste drie sociaaleconomische ontwikkelingen die mede verantwoordelijk zijn voor een toenemende omgevingsdynamiek voor organisaties.Globalisering,

technologische ontwikkelingen,

verkorting van de levenscyclus van de producten en

veranderingen in de structuur van de arbeidsmarkt.

2Wat wordt verstaan onder een input/output ratio?De verhouding tussen de input en output.

3Welke visie op organisaties neemt het effectiviteitscriterium van de arbeidsbevrediging als uitgangspunt?De visie dat een organisatie eerst een georganiseerd verband is tussen mensen die elk vanuit hun eigen behoeften aan dit georganiseerde verband deelnemen.

4Wat wordt er bedoeld met bestuurlijke efficiency?Hiermee wordt allereerst verwezen naar het vermogen van de organisatie om adequaat op veranderingen in de omgeving te reageren. Voor de effectiviteit wordt ook gekeken naar de input/output ratio.

5Wanneer kan een organisatie maatschappelijk effectief worden genoemd?Als de organisatie slaagt in:de behoeften van externe stakeholders te voorzien,

de bedrijfsvoering vorm te geven binnen de maatschappelijke normen.

6Wat zijn de kenmerken van een pro-actieve opstelling?Als de reactie op de veranderende interne of externe omstandigheden tijdig is en als zij wordt vormgegeven o.b.v. Een positief toekomstbeeld.

7Verklaar waarom geleidelijk spontane veranderingen meestal op het terrein van het sociale systeem liggen.Omdat veranderingen in het technische systeem vaak schoksgewijs ingevoerd worden. Het ene moment werk je anders dan het andere moment.

8Wat wordt bedoeld met de term organisatieontwikkeling?Wanneer er sprake is van geleidelijke geplande veranderingen.

Schema blz. 303

9Geef voorbeelden van grootschalige aanpassingen in organisaties.Het gaat dan om eenmalige veranderingen die een effect hebben op de totale organisatie.Het aanpassen van productiesystemen aan nieuwe technologien,

een herziening van de organisatiestructuur en

invoering van autonome taakgroepen op de werkvloer, of

het overstappen op een andere beloningsstructuur.

Fundamentele aanpassingen zijn:veranderingen van structurele maar van kleinschalige aard. Zoals het wijzigen van een organisatiestructuur binnen een bepaalde afdeling of systeem.

Fundamentele herorintatie heeft betrekking op:structurele veranderingen in de totale organisatie.

10Wat is de functie van strategische thema's in de interne strategiebepaling?Zodat er een eenduidige koers aangehouden kan worden bij de verandering. Thema's kunnen bijvoorbeeld zijn het versterken van de marktgerichtheid.

11Waarom wordt de externe strategiebepaling een inductief proces genoemd?Omdat je van breed (omgeving, organisatie diagnose, strategische alternatieven) naar smal (strategische keuzen) gaat.

Schema blz. 306

12Welke belangrijke voorwaarde wordt er gesteld bij het ontwerpen van de besturings- en ondersteuningsstructuur?Dat eerst de productiestructuur gestalte heeft gekregen.

13Geef vier fasen aan in een proces van cultuurverandering.Analyseren,

ervaren gewenste cultuur,

aanpassen naar de nieuwe cultuur en

voeden.

14In welke zin is gewoontevorming economisch te noemen?Een gewoonte levert op dat men bepaalde reeksen van handelingen met steeds minder inspanning kan verrichten.

15Wat houdt selectieve perceptie in?Iedereen heeft zijn eigen visie op de wereld en interpreteert een voorgestelde verandering anders.

16Op welke manier uit zich angst voor veranderingen?Deze vorm van weerstand uit zich oppervlakkig gezien vergelijkbaar met weerstand vanuit andere oorzaken.

17Welke positieve interpretatie kan je geven aan weerstanden in je organisatie?Medewerkers hebben door dat het een fundamentele verandering is. En uiten hun eigen visie daarop.

18Welke gedachte zit er achter de veranderingsstrategie van het ontwijken?Dat veranderingen in de omgeving noodzakelijkerwijs tot veranderingen moet leiden. De medewerkers gaan zelf ook vinden dat er iets verandert moet worden.

Schema blz. 311 veranderingsstrategien gericht op het verminderen van weerstand

19Op welke twee niveaus kan het informeren van betrokkenen in een veranderingsproces betrekking hebben?Het kan gezien worden als een verlengstuk van de strategie van het ontwijken en

men kan de betrokkenen uitgebreid informeren over het voorgenomen veranderingsproces.

20Wat zijn de voor- en nadelen van het faciliteren van veranderingen als veranderingsstrategie?Een voordeel is dat de beoogde verandering onbesproken kan blijven. Nadeel is dat het erg kostbaar kan zijn en afhankelijk is van toeval.

21In welke situatie kan een overtuigingsstrategie worden toegepast?Wanneer er medewerkers zijn die het veranderingsproces dreigen te vertragen en wanneer het sluiten van compromissen om ze alsnog mee te krijgen te veel ten koste van de essentie van het veranderingsproces zou gaan.

22Geef het totale ontwerpproces, van strategische analyse tot aan de evaluatie van doorgevoerde veranderingen in 11 stappen weer.

Schema blz. 315

Informatievoorziening1Wat zijn gegevens?Gegevens zijn signalen, feiten of gebeurtenissen die, objectief weergegeven, op een informatiedrager zijn vastgelegd teneinde uitwisseling mogelijk te maken.

2Wat is informatie?Informatie bestaat uit gegevens waaraan de ontvanger betekenis heeft toegekend en die vervolgens aanleiding kunnen geven actie te ondernemen.

3Wat wordt in het kader van informatie onder pragmatiek verstaan?Wanneer de ontvanger na interpretatie van de gegevens iets moet doen.

4In welk opzicht is communicatie van belang voor de kwaliteit en effectiviteit van de besluitvorming?Hoeveelheid van de informatie,

beschikbaarheid van de juiste informatie op de juiste tijd en plaats en

kwaliteit van de informatie.

5Wat heeft het referentiekader te maken met informatie?Als iedereen een ander referentiekader heeft, dan zal iedereen de informatie anders interpreteren.

6Aan welke eisen moet kwalitatief goede informatie voldoen?Doelgericht,

efficint,

betrouwbaar,

eenduidig en

actueel.

7Wat heeft de actualiteit van de informatie te maken met de betrouwbaarheid?Hoe ouder de informatie hoe minder betrouwbaar en hoe lager de kwaliteit.

8Welke drie soorten informatiebehoefte worden onderscheiden?Strategisch,

tactisch en

operationeel.

9Wat houdt informatiebehoefte op strategisch niveau in?Informatie is nodig over externe ontwikkelingen op (middel) lange termijn.

10Welke drie soorten informatiesystemen worden onderscheiden?Beslissingsondersteunende systemen,

taakondersteunende systemen en

registratieve systemen.

11Wat is en wat doet MIS?Een Management Informatie Systeem is gericht op het aansturen van organisatiedoelen en werkprocessen.

12Volgens welke organisatie benadering kunnen we de informatiestructuur analyseren?Met de theorie van Mintberg.

13Wat is informatieplanning?Informatieplanning is een meer gedetailleerde uitwerking van de structuur: wie heeft wanneer, welke informatie waarom nodig van wie?

14Wat is de volgende fase na informatieplanning?Na informatieplanning gaan informatiespecialisten en systeemanalisten aan het werk om te bezien welke systeemvereisten nodig zijn.

15Welke fasen zijn er in de planning van informatiesystemen te onderscheiden?Informatiestrategie,

informatiearchitectuur en

informatieproject.

16Waarop richt de interne informatievoorziening zich?Op de leden van de organisatie.

Besluitvorming1Hoe luidt de omschrijving van besluitvorming?Besluitvorming is een proces waarbij een keuze wordt gemaakt uit alternatieven.

2Welke belangrijke factoren zijn er bij besluitvorming?Individuele en gezamenlijke beslissingen,

zekerheden en onzekerheden en

besluitvormingsniveaus.

3Wat is het verschil tussen inspraak en medezeggenschap?Bij inspraak kan iedereen zijn mening geven en de beslisser moet met deze meningen rekening houden. Bij medezeggenschap hebben de leden van de groep een beslissende stem.

4Welke voorwaarden zijn er voor gezamenlijke besluitvorming?Beslissers moeten een duidelijk beeld hebben van het onderwerp,

beslissers moeten hetzelfde doel hebben,

de besluitvormingsregels moeten duidelijk zijn en

de beslissers moeten met elkaar communiceren.

5Op welke niveaus in de organisatie worden besluiten genomen?Strategisch, tactisch en operationeel.

6Welke fasen zijn er te onderscheiden in het besluitvormingsproces?Identificatie en diagnose,

ontwikkeling,

selectie,

uitvoering en verificatie.

7Waarop kan de impuls tot besluitvorming gebaseerd zijn?Op een kans, crisis of probleem.

8Wat is nodig om impulsen uit het eigen personeel op te vangen?Een open sfeer en communicatie.

9In grote beheersmatige organisaties is men gericht op het zoeken naar pasklare oplossingen. Wat is het gevolg daarvan?De creativiteit vermindert, men durft geen ideen te opperen of men durft geen risico's te lopen.

10Waar gaat de klassieke theorie over besluitvorming vanuit?De klassieke theorie gaat ervan uit dat er verschillende alternatieve oplossingen zijn voor problemen. De alternatieven worden gescreend op de haalbaarheid en de mogelijke positieve en negatieve gevolgen met elkaar vergeleken. => Ook wel maximerend gedrag.

11Wat moet volgens Cohen e.a. Verstaan worden onder georganiseerd anarchie?In een georganiseerde anarchie is er bevrijdend management dat weliswaar ook condities en randvoorwaarden stelt, maar toch op een heel andere manier dan het heersende management. De hoge mate van formalisatie en centralisatie bij het heersende management heeft in een georganiseerde anarchie plaatsgemaakt voor een lage uniformiteit, en een grote mate van flexibiliteit en decentralisatie.

12Welke onafhankelijk van elkaar werkende stromen zijn er in organisaties volgens Cohen?Participantenenergie,

problemen,

oplossingen en

keuzemomenten.

13Waarom zijn problemen persoonsgebonden?Een probleem is pas een probleem als een persoon het als een probleem ervaart.

15Welke verantwoording heeft het management in de garbage can theorie?Het management moet grip blijven houden op de besluitvormingsprocessen.

16Welke problemen moet de manager uit de garbage can halen?Alleen problemen die rijp zijn voor besluitvorming.

17Wat moet de manager doen met problemen die nog niet besluitrijp zijn?Laten voorkoken. Er extra energie in stoppen om het probleem duidelijker te maken.

18Op welke wijze kan het management, door gebruik te maken van toegangsregulatie, invloed hebben op de besluitvorming?Als zij snel een besluit wil kan zij mensen uitkiezen die goed met elkaar overweg kunnen. Als zij geen besluit wil kan zij mensen kiezen die niet met elkaar overweg kunnen. Ook kan zij experts van buiten inhuren, om te zorgen dat het besluit de richting uitgaat die zij willen. Een zogenaamde onafhankelijk expert.

19Wat is een beslissingsmatrix?De beslissingsmatrix geeft een overzicht van alternatieve oplossingen en hun gevolgen. Zowel de alternatieven als de gevolgen worden voorzien van een waardering.

Beslissingsmatrix blz 346

20Waarom moeten in de beslissingsmatrix gelijkwaardige alternatieven met elkaar vergeleken worden?Als je ook negatieve factoren in dezelfde matrix opneemt, kan dit de score buiten proportie erg benvloeden. Daarom moet daar een aparte matrix voor gemaakt worden.

21Welke twee soorten vorken bevat een beslissingsboom?Beslissingsvorken en kansvorken. Beslissingsvorken zijn de vierkanten en de kansvorken rondjes.

Beslissingsboom blz. 347

Multimediale communicatie1Welke componenten bevat het communicatieproces?Zender

coderen en decoderen

tekens, bijvoorbeeld de tekens van de Nederlandse taal, letters. Maar ook gebaren, gezichtsuitdrukkingen, etc...

boodschap

medium

ontvanger

feedback

ruis

2Wat is een zendercomplex?Dat betekent dat er meerdere zenders achter n boodschap zitten. Het journaal wordt door meerdere mensen samengesteld. Maar n persoon leest het journaal voor.

3Wat is encoderen?Het vormgeven van de boodschap.

Decoderen?Hoe de boodschap wordt genterpreteerd.

5Hoe wordt de term terugkoppeling in sommige communicatietheorien ook wel opgevat?De reactie op de feedback.

6Waarom is communicatie een cyclisch proces?Omdat de zender ook heel goed ontvanger kan worden en daarna weer andersom. Alleen bij eenzijdige communicatie is het een lineair proces.

7Welke vormen van ruis zijn te onderscheiden?Externe ruis,

interne ruis,

intentionele ruis en

non-intentionele ruis.

8Wat is redundante communicatie?Overtollige communicatie.

Functionele redundantie:Door de overtollige communicatie ontstaat er een positieve invloed en heeft daardoor een functie.

9Wat is een presente massa?Een massa mensen die dicht bij elkaar staat. Bijvoorbeeld sporters en hun publiek. Een disperse massa is precies het tegenovergestelde.

10Op welk soort massa is multimediale communicatie gericht?Meestal op een disperse massa.

11Welke kenmerken heeft multimediale communicatie?Openbaar,

indirect => zender en ontvanger zijn gescheiden van ruimte,

unilateraal => eenrichtingsverkeer,

gericht op een anoniem, heterogeen en verspreid publiek,

afhankelijk van technische hulpmiddelen om een brede verspreiding mogelijk te maken en

relatief goedkoop en snel.

12Wat is het verschil tussen zuivere en categoriale multimediale communicatie?Zuivere m.c. Is in principe voor iedereen bedoeld en categoriale voor een bepaalde groep.

13Wat houdt de agenda-setting-theorie in?Deze theorie gaat ervan uit dat de media niet kunnen bepalen wat we denken, maar wel waarover we denken.

14Wat houdt de knowledge gap-theorie in?Deze theorie gaat ervan uit dat er een informatiekloof is tussen verschillende groepen en dat deze gedicht kan worden. De praktijk wijst echter anders uit.

15Noem tenminste zes doelen die communicatie kan hebben.Directief doel,

informatief doel,

persuasief doel,

imperatief doel => het gebieden of bevelen,

diverterend doel => het bieden van verstrooiing,

educatief doel en

sociaal doel => gericht op het gemeenschapsgevoel.

17Ontvangers vinden dat massamedia bepaalde taken hebben. Zijn de opvattingen over die taken onveranderlijk?Nee. Voorheen werden zaken die de maatschappij negatief konden benvloeden buiten beschouwing gelaten, zoals zelfmoord, incest en abortus.

18Zijn massamedia in staat onze opvattingen te veranderen?Nee.

19Welke vormen van selectiviteit bij de ontvanger van multimediale communicatie zijn er?Selectieve exposure,

selectieve perceptie,

selectieve interpretatie en

selectieve retentie => ontvangers onthouden wat zij willen onthouden.

Coherentie in schriftelijke communicatie1Wat zijn connectoren?Connectoren geven het betekenisverband tussen zinnen en zinsdelen aan.

2Wat gebeurt er als connectoren in de tekst ontbreken?Wanneer connectoren ontbreken, hebben lezers er moeite mee de tekst op de juiste manier te interpreteren. Omdat ze zelf de verbanden moeten leggen.

3Geef een paar voorbeelden van connectoren die concluderend verband aanduiden.Geheel in aanmerking nemend, uit dit alles volgt, hieruit volgt,

4Geef een paar voorbeelden van connectoren die tegengesteld verband aanduiden.Toch, een totaal andere kwestie is, daar staat tegenover, maar, echter,

5Wat is een antecedent?Hetgeen waarnaar verwezen wordt in een tekst.

6Welke soorten fouten kan een schrijver maken in het gebruik van voornaamwoorden?Vage en te verre verwijzingen,

dubbelzinnige verwijzingen en

onjuiste verwijzingen.

7Hoe ver mag een antecedent van de verwijzing ernaar afstaan?Dat is moeilijk te zeggen. In ieder geval moet voor de lezer makkelijk te begrijpen zijn om welk antecedent het gaat.

8Hoe ontstaat een dubbelzinnige verwijzing?Omdat de schrijver wel weet wat het antecedent is en er niet goed bij nadenkt, dat de lezer het weleens niet zou kunnen begrijpen.

9Welke grammaticale fouten kunnen voorkomen bij het verwijzen?Echte grammaticale fouten bij het verwijzen zijn er, wanneer er geen overeenkomst is in het getal van het antecedent en de referentile uitdrukking, of wanneer er geen overeenkomst is tussen het geslacht van antecedent en referentile uitdrukking.

10Hoe kan een schrijver voorkomen dat verwijzingen naar de werkelijkheid onduidelijk zijn?Door zich te verplaatsen in de lezer.

11Welke traditionele richtlijnen voor een goede alinea-indeling zijn er?Elke alinea heeft slechts n onderwerp,

dat onderwerp wordt in de eerste zin gegeven en

alle andere zinnen in die alinea hebben betrekking op die eerste zin.

12Welke andere argumenten zijn er om een nieuwe alinea te beginnen?De lengte van een alinea,

het aansnijden van een subonderwerp,

de uitleg van een begrip en

opnemen van een voorbeeld.

13Wanneer is een alinea duidelijk?Een alinea is duidelijk als die:een duidelijke kern bevat,

een duidelijke functie heeft en

samenhang met de rest van de tekst vertoont.

14Wat wordt bedoeld met topic-zin?Een soort samenvatting van dat waar de alinea over gaat.

15Welke soorten topic-zinnen zijn er?Stellende topic-zin,

aankondigende topic-zin en

functieaanduidende topic-zin.

16Wat zijn structuuraanduiders?Dat zijn woorden als bovendien, eerst, een voorbeeld hiervan is, samenvattend.

17Wat doet een goede topic-zin?Een van de drie onderstaande zaken:de kern van de alinea-inhoud weergeven, of

aankondigen wat er gaat komen, of

de functie van de alinea weergeven.

18Welke elementen geven een tekst structuur?Tekstschema (voorbeeld blz. 379),

inhoudsopgave,

inleiding,

samenvatting en

lay-out.

19Wat doet een goede inleiding?Waarom is de tekst geschreven?

Wat is het doel van de tekst?

Wat is het onderwerp van de tekst?

Welke deelonderwerpen komen aan de orde en in welke volgorde?

20Hoe moet de bladspiegel op de lezer overkomen?Het moet rustig overkomen, dus bijvoorbeeld eenzelfde lettertype voor een bepaalde tekst.

21Waardoor ontstaat een coherente tekst?Een coherente tekst ontstaat ten eerste door connectoren met elkaar te verbinden. Ten tweede moeten referentile uitdrukkingen op de juiste wijze gehanteerd worden.

Schrijven van beleidsnota's1In welke drie nota's kan beleid resulteren?Nota's die een beleid presenteren,

nota's die de (planning van de) beleidsuitvoering beschrijven en

rapporten die het uitgevoerde beleid evalueren.

2Welke elementen moet een beleidsnota bevatten die een probleemoplossingsstructuur heeft?Beschrijving van de huidige situatie,

beschrijving van de gewenste situatie en

beschrijving van oplossingen.

3Welk nut heeft een standaard tekstschema?Helpt bij het bepalen van structuur van de nota en helpt bij het verzamelen van informatie voor de inhoud.

4Wat geeft een tekstschema weer?Wat de inhoud van de nota moet zijn.

5Hoe moeten huidige en toekomstige situatie in de nota worden weergegeven?Het verband moet onomstotelijk duidelijk zijn.

6Wat is het gevolg als het verband in de tekst ontbreekt?De tekst hangt als los zand aan elkaar, waardoor de beoogde verandering moeilijker geaccepteerd zal worden.

7Geef de relatie aan tussen doelen, tussendoelen en middelen.Met middelen kan je het doel bereiken, een tussen doel is een tussentijds punt om naar het einddoel te bereiken.

8Wat is een doelboom?Een schematische voorstelling van doelen en middelen van het beleid en de relaties daartussen.Blz. 391

9Waarom hebben veel schrijvers van complexe nota's moeite doelen en middelen aan elkaar te relateren?Omdat een complexe nota ook het deelbeleid van de verschillende afdelingen bevat.

10Wat kan een schrijver doen om dit probleem te voorkomen?Door eerst een doelboom op te stellen, daardoor is de schrijver gedwongen om middelen, doelen en tussen doelen met elkaar te relateren.

11Waarin geeft een doelboom nog meer inzicht dan in de doelen en middelen?Het geeft ook inzicht in de gelaagdheid van doelen, tussendoelen en middelen.

12Waarvoor dienen argumenten in de beleidsnota?Die moeten de lezer overtuigen van het probleem en de oplossing.

13Welke soorten argumentatie kunt u noemen?Enkelvoudige argumentatie => iemand neemt een standpunt in en geeft argumenten waarom dit standpunt juist is.

Onderschikkende argumentatie => als er uit een argument een conclusie komt die weer een argument kan vormen, enz...

Nevenschikkende argumentatie => meerdere argumenten naast elkaar moeten het standpunt verdedigen, omdat n argument op zich niet voldoende is, maar meerdere argumenten bij elkaar wel.

Pro- en contra-argumentatie => je neemt zowel de voor- als tegenargumenten door.

14Voor welke situatie is onderschikkende argumentatie bij uitstek geschikt?Wanneer het idee bestaat dat er twijfel zou kunnen zijn aan een onderdeel van de argumentatie.

15Waarom is het goed ook contra-argumentatie op te nemen?Om het wantrouwen bij de doelgroep weg te nemen.

16Welke algemene regels zijn er te geven voor argumentatie?Een stelling moet altijd te verdedigen zijn,

de argumentatie moet betrekking hebben op de stelling of het standpunt en

de argumenten moeten juist zijn.

17Welke doelen zijn gediend met de strategische functie?Vooral persoonlijke doelen. De schrijver wil dat de tekst geaccepteerd wordt, zodat hij zijn beleid uit kan voeren.

18Waar gaat het bij communicatief formuleren om?Duidelijkheid,

gepastheid en

aantrekkelijkheid.

19Wat wordt bedoeld met een gepaste tekst?Een gepaste tekst is niet alleen duidelijk en correct, maar past ook nog binnen de communicatiecultuur waarin de tekst gelezen wordt en is afgestemd op het referentiekader van de lezer.

20Geef tenminste zes kenmerken van strategische formuleringen.Het is het tegenovergestelde van communicatief formuleren en is bedoeld om de lezer om de tuin te leiden. Kenmerken zijn:dubbelzinnige woorden,

verruiming van de betekenis,

eufemismen,

naamwoordstijl en leidende vorm,

ontkenningen,

weglaten van informatie,

verbergen van informatie,

21Wat is een tangconstructie?Lange complexe zinnen.

22Welke reden kan er zijn om strategische formuleringen te gebruiken?Om iedere afdeling tevreden te stellen met de beleidsnota.

23Is er nog een andere reden om strategische formuleringen te gebruiken?Het tevreden stellen van investeerders, geldschieters of anderszins begunstigers van de organisatie.

Speechen en presenteren1Wat kunt u zeggen over de interactie mogelijkheid bij een toespraak?Beperkter dan bij een tweegesprek. D.m.v. Juichen boe roepen en andere uitingen kan feedback gegeven worden.

2Welke twee misvattingen heersen er omtrent het spreken in het openbaar?Goede sprekers worden geboren en niet gemaakt.

Dat spreken in het openbaar geen speciale oefening en training behoeft, omdat iedereen in de vroege jeugd heeft leren praten en dagelijks gesprekken voert.

3Welke vier functies heeft de boodschap?Referentieel aspect => de informatie die overgebracht wordt.

Expressief aspect => de zender laat iets van zichzelf zien.

Relationeel aspect => zegt iets over wat de zender van de ontvanger vindt.

Appellerend aspect => roept een reactie op bij het publiek.

4

5Welke drie algemene doelstellingen kent u?Informeren,

benvloeden en

amuseren.

6De persuasieve doelstelling kan twee effecten op het oog hebben. Welke?De ontvangers activeren of overtuigen.

7Wat hangt samen met de formulering van de specifieke doelstelling?Het onderwerp moet aansluiten bij de interesse of organisatorische functie van de spreker,

het onderwerp moet passen bij de gelegenheid en

het onderwerp moet binnen de toebedeelde tijd passen.

8Geef vijf voorbeelden van psychologische kenmerken van publiek.Wat is het intelligentieniveau van mijn publiek?

Welke opleidingen heeft mijn publiek genoten?

Wat is de culturele status van mijn gehoor?

Wat is de burgerlijke staat van mijn toehoorders?

Welke interesses hebben zij?

Hebben ze kennis van het onderwerp dat ik ga bespreken?

Kennen ze mij als spreker?

9Welke acties kun je ondernemen om bij een ongenteresseerd publiek motivatie en belangstelling op te wekken?Uitleggen waarom zij moeten luisteren.

De voordelen voor het publiek uitleggen.

Verbondenheid met het publiek tonen (wij, ons).

10Noem twee kenmerken van een onwetend publiek.Het publiek is niet vertrouwd met het onderwerp.

Het publiek is bereidwillig te luisteren.

11Welke analyse kan je naast de publieksanalyse nog meer maken?Een situatieanalyse, hierbij kijk je naar de beschikbare tijd en de omgeving.

13Welke twee functies heeft het middenstuk?Het onderwerp uit de doeken doen en bereiken dat het publiek mij begrijpt, het met mij eens is, overtuigd of geamuseerd is.

14Welke structuren voor het middenstuk kan je bedenken?Indeling naar tijd,

naar plaats en

naar thema.

15Welke twee functies heeft de inleiding?Motiveren en structureren.

16Waarom is het belangrijk dat een slot sterk, kort en bondig is?Als het slot zwak is, kan dat je hele presentatie verpesten.

17Noem drie soorten zichtbare factoren.Gebaren,

houding en

geluiden.

18Welk voordeel heeft de spreker boven een schrijver?Hij kan interacteren met publiek.

19Wat is het kenmerkende verschil tussen een toespraak en presentatie?Bij een presentatie worden vaak audiovisuele hulpmiddelen gebruikt en bij een toespraak niet.

20Wat is een lezing?Een lezing is het voorlezen van een stuk.

Professionele tweegesprekken1Op welke drie punten onderscheiden alledaagse gesprekken zich van professionele gesprekken?Het taalgebruik is sterk gericht op het bereiken van de doelen,

er is meestal maar n hoofdonderwerp van gesprek en

er is een specifieke rol- en machtsverdeling tussen de gespreksdeelnemers.

2Noem vier algemene gespreksdoelstellingen.Receptief informatieve doelstelling => initiatiefnemer heeft als doel informatie verkrijgen.

Productief informatieve doelstelling => de initiatiefnemer wil graag informatie geven.

Evaluerende doelstelling => iets of iemand wordt beoordeeld.

Persuasieve doelstelling => doel is het benvloeden van de gesprekspartner.

3Hoe formuleert u uw doelstelling?Kort en bondig, zonder afbreuk te doen aan de volledigheid van de doelstelling.

4Waar moeten gesprekspartners rekening mee houden?Dat de gesprekspartner misschien wel een ander doel heeft en jou kan proberen te benvloeden.

5Wat is een gesprekstactiek?Tijdens je gesprek bepaal je op welke manier je verder gaat. Bij strategie bepaal je het van te voren.

6Wat is een kenmerk van een gesloten vraag?Er is een beperkt aantal antwoorden mogelijk.

7Noem twee voordelen van open vragen.Je kan de gesprekspartner aan het praten krijgen.

Je kan meer info krijgen dan je had verwacht.

8Wat is een suggestieve vraag?De antwoorden worden de gesprekspartner in de mond gelegd.

9Wat is de functie van samenvatten?Om te controleren of je een boodschap goed begrepen hebt.

10Noem drie tactieken om een stille gesprekspartner te laten praten.Open vragen stellen.

Luistersignalen afgeven, zoals ja, hmm, goh,

Oogcontact.

11Wat is het doel van een correctiegesprek?Het benvloeden van het gedrag van de medewerker.

12Geef zes stelregels voor het correctiegesprek.Wees duidelijk,

corrigeer z.s.m.,

corrigeer onpartijdig,

corrigeer in juiste verhouding tot het vergrijp,

corrigeer consequent en

bij herhaling steeds strenger corrigeren.

13Wat zijn de fasen van het corrigerende gesprek?Aanspreken,

laten reageren,

luisteren naar argumenten en

afspraken maken.

14Noem drie algemene motiveringsmiddelen.Straffen en belonen,

informatievoorziening,

werken met doelen en

werken met competitie.

15Noem een gevaar van competitie.Wanneer competitie heel sterk aanwezig is, vergroot het de kans dat de werknemers elkaar onderuit gaan halen.

16Noem twee voordelen van klachten.Als een klacht gemeld wordt, kan je proberen die klant weer tevreden te stellen.

Het bedrijf kan zichzelf verbeteren door te zorgen dat dezelfde klacht niet weer voorkomt.

17Wat doe je als je niet direct een klacht kunt oplossen.Aangeven wat de vervolg acties zullen zijn.

18Geef vier voorbeelden van weerstand reacties van de zender van slecht nieuws.Dichtklappen,

huilen,

ontkennen,

agressief worden en

de boodschap in twijfel trekken.

19Geef zes voorbeelden van vermijdingsreacties van de zender van slecht nieuws.Uitstellen,

nieuws tijdens het gesprek uitstellen,

de medewerker zelf laten raden wat het nieuws is,

het verzachtend brengen,

het nare nieuws omkleden met een overvloed aan redenen en argumenten,

verschuilen achter een bepaalde omstandigheid of persoon.

20Welke handelingen verricht je bij de voorbereiding van een slecht nieuws gesprek?De eerste zinnen opschrijven,

bedenken hoe het nieuws zo nauwkeurig en bondig mogelijk geformuleerd kan worden,

bedenken welke informatie ik nodig heb.

21Hoe kan je een slecht nieuws gesprek goed afsluiten?Medeleven tonen, laat de ontvanger niet afdruipen.

Commercile contacten en communicatie1Noem tenminste zes beslissingen die men neemt bij een netwerk en relatiebeleid.De bepaling van de visie t.a.v. Netwerken,

de bepaling van het overzicht van de netwerken,

de bepaling van de netwerkorganisatie,

de voorwaarden aan partners in een netwerk,

de eigen positionering in het netwerk,

de infrastructuur van het netwerk,

de cultuur van het netwerk,

2Noem een belangrijk motief om een netwerk op te zetten.De overwegingen van efficiency en effectiviteit waarbij men de onderneming ombouwt van een hirarchische organisatie naar een netwerkorganisatie.

3Waardoor wordt de omvang van een KID (kennis intensieve organisaties)bepaald?Door de hanteerbaarheid van hun netwerken.

4Op welke manier is de structuur van een netwerk opgebouwd?Men kan kiezen voor formele of voor meer informele organisatievormen.

5Wat zijn de belangrijke aandachtspunten van intermenselijke relaties?De communicatie kwaliteit van de partners,

de kwaliteit van het object, de informatie, de opinie,

kwaliteit van de gebruikte media,

kwaliteit van de plaatsen van samenkomst,

kwaliteit van de relatie versterkers,

de kwaliteit van de verstorende factoren,

kwaliteit van interactie.

6Welke zaken vallen onder de cultuur van een netwerk?Onder de cultuur valen zaken als procedures, regels, gewoonten, taal, waarden en normen die in een netwerk in acht genomen dienen te worden.

7Geef een voorbeeld van een netwerk dat bij wet geregeld is.De ondernemingsraad.

8De levenscyclus van een netwerk bestaat uit verschillende fasen, namelijk de voorbereidingsfase, ontdekkings- en aftastfase, groeifase, volwassenheidsfase, reorganisatiefase en de vervalfase.

Wat is het voornaamste doel van de voorbereidingsfase van een netwerk?Het voornaamste doel is dat men in de organisatie eens wordt over noodzaak, rol en inhoud van relatiemanagement.

9Wat is het belangrijkste doel in de groeifase van een netwerk?Het tevreden stellen en motiveren van relaties.

10Wat is kenmerkend voor de vervalfase?Een lage contactfrequentie en een beperkte loyaliteit.

11Geef een definitie van financial relations.Omvat alle activiteiten die beogen een goede interactie tussen feitelijke en mogelijke financiers en de onderneming tot stand te brengen, om de juiste financiering van de onderneming te verzekeren.

12Op welke vijf manieren kan de interactie met de overheid verlopen?Power => de onderneming biedt de overheid een deel van haar krachten aan, zoals financile middelen en bekwaamheden.

Politiek en maatschappelijk engagement => de onderneming biedt de overheid, de politieke partijen of de burgers tekenen van betrokkenheid, zoals fondsen voor maatschappelijke voorzieningen of giften in de partijkas.

Public relations => de onderneming probeert de publieke opinie en de media op haar hand te krijgen, waardoor deze druk op de overheid gaat uitoefenen.

Lobbying => de onderneming tracht druk uit te oefenen op de overheid door het verstrekken van relevante informatie.

Meldingen => de onderneming zorgt ervoor dat de overheden en instanties op tijd genformeerd worden in zaken waar de onderneming meldingsplicht heeft.

13Wat is het verschil tussen public affaires en public relations?Affaires houdt zich alleen bezig met de overheids- en maatschappeijke instellingen, relations richt zich op andere groepen.

14Wie kan er als zender van commercile communicatie aangemerkt worden?Niet alleen de buitendienst, maar de hele salesafdeling, of zelfs de gehele organisatie.

16Wat is de kunst van commercieel taalgebruik?De behoeften van mensen gericht in verband brengen met producteigenschappen.

17Wat is een sellogram?Een matrix, met als dimensies enerzijds de producteigenschappen en anderzijds de behoeften van afnemers en/of wensen. Daar waar de eigenschappen en de behoeften elkaar kruizen, ontstaan de verkoopargumenten.

18Wat houdt AIDA in?Het is een commercieel communicatiemodel en bestaat uit de volgende stappen: awareness, interest, desire, action.

19Waar staat VOCATIO voor?Dit is ook een commercieel communicatiemodel en bestaat uit de volgende stappen:V = verkenning van de behoeftenO = omschrijving van de behoeftenC = confrontatie met het product A = argumentatie om het product te plaatsenT = tegenwerpingen van de consument weerleggenI = instemming van de consumentO = opdracht tot levering

20Waarvoor is de KVVB-matrix ontwikkeld?Om de voordelen van het eigen product ten opzichte van een concurrerend product in kaart te kunnen brengen.K = kwaliteitV = verschilV = voordeelB = bewijs

21Noem twee voordelen van het presenteren van eigenschappen als voordelen.Onbewuste behoeften van potentile afnemers kunnen bewust gemaakt worden. Er kan directer op de behoeften ingespeeld worden.

22Wat heeft Hoeken over kritische lezers vastgesteld?Zij willen geen gevoelens, maar feiten. Dus niet deze auto is stil, maar deze auto geeft 1Db aan geluid af.

23Wat kunt u zeggen over de kwaliteit van een gebruikershandleiding?Als de handleiding slecht is, zullen de afnemers dit mee laten wegen in hun oordeel.

Ondersteunende processen1In welke drie elementen kunt u het bestuursproces onderscheiden?Richten van de organisatie,

inrichten van de organisatie en

beheersen van de bedrijfsprocessen.

2Noem de strategische variabelen.Product-marktcombinaties,

marketing mix,

netwerkgedrag en

samenwerkingsvormen.

3Noem de ontwerpvariabelen.Arbeidsdeling,

horizontale taakverdeling (de F, P, M, of G indeling) en

de mate van centralisatie.

4Noem de onpersoonlijke stuurvariabelen.Standaardisatie en

formalisatie => het formeel regelen van werkwijze, samenwerking en communicatie tussen functionarissen, werkeenheden of bedrijfsonderdelen.

5Noem de persoonsgebonden stuurvariabelen.Macht => het gebruik van macht en de formele toewijzing ervan,

opleiding en andere personeelsinstrumenten,

stijl van leidinggeven,

diversen => hierbij moet je denken aan stuurvariabele die tijdelijk worden gebruikt, zoals team management of een task force.

6Soms wordt de cultuur gezien als een stuurvariabele. Waarom valt dat ook op een andere manier te bezien?Omdat cultuur bijna niet te sturen is, kan je het moeilijk als een stuurvariabele zien.

7Welke drie ondersteunende functies worden gebruikt voor het besturen van organisaties?Besluitvorming,

communicatie en

informatie.

8Wat is de samenhang tussen deze ondersteunende functies?Om tot goede besluitvorming te komen zul je moeten communiceren en de juiste informatie moeten hebben.

9Welke eigentijdse problemen spelen een rol zowel bij de strategische als de ontwerpvariabelen?Dat alles tegenwoordig snel en flexibel moet zijn. Een strategische planning bestrijkt soms niet meer dan twee jaar. De omgevingsdynamiek wordt steeds groter en de onderneming moet zich daaraan aanpassen.

10Geef een indeling in organisatieprocessen gerelateerd aan de betrokkenheid bij het doel van de onderneming.Het primaire proces,

het ondersteunend proces en

het beheersingsproces.

11Noem de onderdelen van het ondersteunend proces.Productieplanning,

logistiek,

marketing en verkoop,

kwaliteitszorg,

research en

onderhoud.

Noem de onderdelen van het beheersingsproces.Financin,

automatisering,

sociaal beleid en

administratie.

12Noem de zes bedrijfsprocessen afgeleid van de functie van het proces.Commercieel proces,

technisch proces,

financieel proces,

personeel proces,

logistiek proces en

informatie proces.

15Wat zijn de belangrijkste overwegingen voor uitbesteding van activiteiten?Kosten,

(niet) beschikbare kwaliteit of capaciteit en

verminderen van de organisatorische rompslomp.

16Wat is buy-out?Verzelfstandiging.

17Noem enkele vormen van buy-out.Management buy-out => het management van een bedrijfsonderdeel koopt dat onderdeel.

Management buy-in => extern management koopt het bedrijfsonderdeel.

Personeels buy-out => het personeel koopt het bedrijfsonderdeel.

Going private => een beursonderneming gaat van de beurs.

18Noem enkele gevolgen van buy-out op verschillende gebieden.Juridische => eigendomsoverdracht, ondernemingsvorm, overname bestaande contracten.

Financile gevolgen => aantrekken vermogen, waarderen van de activa, overname goodwill, fiscale aspecten.

Sociale gevolgen => functie veranderingen, nieuwe arbeidsovereenkomsten, misschien een andere CAO, pensioenbreuk.

19Welke drie groeifases onderscheidt Lievegoed?Pioniersfase,

differentiatiefase en

integratiefase.

21Op welke manier worden de ontwerpvariabelen gebruikt in de pioniersfase?De eigenaar is de baas, meestal een lijnorganisatie en informele relaties.

22Welke twee soorten problemen luiden het einde van de pioniersfase in?Interne- en externe communicatie verloopt moeizaam en

stijgende vraag naar producten.

Welke problemen kunnen ontstaan als het einde van de differentiatiefase niet gezien wordt?Verstarring,

verdwijnen cordinatie,

problemen tussen lijn en staf en

dalende motivatie.

Logistiek management1Welke betekenis heeft logistiek gehad voor Napoleon en generaal Schwarzkopf?Een manier om ervoor te zorgen dat de voorraden (wapens, voedsel) op tijd in in de juiste hoeveelheid geleverd werden.

2

3Op welke manier heeft de logistiek zich binnen het bedrijfsleven ontwikkeld?Eerst werd het door verschillende functionarissen gedaan, maar naarmate de volumes groeiden, kwam er meer inzicht in het feit dat het goed geregeld moest worden. Er werd een functionaris op logistiek gezet.

4Welke twee ontwikkelingen waren een aanzet tot de verdere ontwikkeling van de logistiek in de jaren tachtig?Het streven naar economische eenwording in Europa.

De grote concurrentie vanuit het Japanse bedrijfsleven.

5Welke invloed oefent de economische eenwording van Europa uit op de concurrentie in het bedrijfsleven?Meer concurrentie tussen de Europese bedrijven.

6Noem een reden waarom het Aziatische bedrijfsleven goedkoper kan produceren dan vergelijkbare Europese bedrijven.Omdat de besturing van de productie binnen Aziatische bedrijven uitermate doeltreffend en doelmatig georganiseerd is.

7Wat is de gemeenschappelijke kern van de definities van logistiek zoals die in het hoofdstuk staan?Dat de logistiek zich bezighoudt met de stroom van goederen vanaf de leverancier tot aan de aflevering van het product aan de klant.

9Hoe kan de definitie worden samengevat?Logistiek is de integrale besturing van de goederenstroom.

10Wat houdt de integrale benadering van logistiek in?Dat het om logistiek in zijn geheel gaat, de individuele belangen van afdelingen doen er niet toe:)

13Wat houdt een synergie effect in?Het geheel is meer dan de som der delen. Dit kan alleen door goede samenwerking.

14Welke raakvlakken zijn er zoal tussen logistiek en productie en tussen logistiek en marketing?Zie afbeelding 2, blz. 489.

17Waarom leggen veel bedrijven zich toe op hun core-business?De bedoeling is dat de organisatie zich kan concentreren op die activiteiten waarbij men de beste prestatie kan leveren.

18Wat is een bedrijfskolom?De verschillende bedrijven die een product moet doorlopen voordat het als eindproduct de consument bereikt.

19Wat is het verschil tussen integratie en differentiatie als het een bedrijfskolom betreft?Bij differentiatie stoot je een activiteit af, waardoor een nieuw bedrijf deel uit gaat maken van de bedrijfskolom. Integratie is precies het tegenovergestelde.

20Wat is een bedrijfstak?Bedrijven die zich op dezelfde hoogte bevinden in een bedrijfskolom en hetzelfde soort product produceren.

21Wat is het verschil tussen specialisatie en parallellisatie als het een bedrijfskolom betreft?

24Welke aspecten bepalen de service die een organisatie verleent?De juiste producten in de juiste kwaliteit,

in de juiste hoeveelheid,

op de juiste plaats,

op de juiste tijd,

tegen een van tevoren afgesproken prijs en

tegen minimale kosten aan de klant te leveren.

25Welke vier productiemiddelen kunnen worden onderscheiden?Kapitaal,

natuur,

mensen en

informatie.

26Wat wordt bedoeld met resource utilization?De manier waarop en de mate waarin de productiemiddelen gebruikt worden.

27Wat is de bedoeling van logistiek?De doelstelling van logistiek ligt in het bereiken van een zo hoog mogelijk customer service level tegen een zo optimaal mogelijke resource utilization.

28Welke drie invalshoeken heeft logistiek?De grondvorm = > heeft betrekking op het verloop van de goederenstroom door de organisatie heen.

De besturing => hoe de goederenstroom bestuurd wordt.

De organisatie => de verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan de mensen die betrokken zijn bij de logistiek van een organisatie.

31

32

33Wat houdt de make or buy-beslissing in?Op basis van economische factoren wordt besloten of ze een product zelf gaan maken of dat zij het gaan kopen.

Kwaliteitsmanagement1Waarom wordt kwaliteitszorg voor de organisatie steeds belangrijker?Omdat kwaliteit de manier is om je te onderscheiden.

2Hoe kan in een organisatie een kwaliteitssysteem ontstaan?Door met georganiseerde zorgvuldigheid te werken => voorschriften, regels, afspraken, gebruiken, etc...

3Waaraan moet een organisatie voldoen om concurrerend te blijven?Efficint produceren volgens de wensen van de klant,

van kwalitatief goede producten, diensten en service,

met betrouwbare levertijden en

het eigen vermogen van de organisatie om vernieuwingen te initiren en aan te brengen.

4Welke benaderingen van het begrip kwaliteit zullen in verschillende delen van het primaire proces gebruikt worden?Voor de producent zijn het de kosten, voor de klant de prijs, etc...

5Waarom hoeft de klant niet altijd koning te zijn?Omdat de onderneming ook naar zijn capaciteiten en kosten moet kijken. Is het realiseerbaar wat de klant wil?

6Waardoor is kwaliteit een dynamisch begrip?Omdat de eisen van de klant t.a.v. De kwaliteit in de tijd veranderen.

8Welke vier deelgebieden kent de kwaliteitszorg?Normstelling,

controle,

beheersing en

borging.

9De productkwaliteit wordt dan ook in een zogenaamde productspecificatie uitgelegd. Waaruit bestaat een specificatie?

10Wat is het verschil tussen sturen en regelen?Sturen is vooraf of tijdens het proces en regelen is achteraf.

11Wat is de fundamentele vorm van kwaliteitszorg?Dat is het vakmanschap.

12Noem een aantal kenmerken van het concept kwaliteitsinspectie.De vakman bouwt kwaliteit in,

scheiding producent en consument,

scheiding van fabricage, distributie en kwaliteitszorg,

productgerichte benadering,

kwaliteitszorg door:

vakmanschap en werkwijze

eindkeuringen

afgeven waarmerk en

een vorm van klachtenbehandeling.

13Waaruit bestaat kwaliteitszorg in het concept kwaliteitscontrole?Massaproductie,

werkverdeling en specialisatie,

kunstmatig scheiden denken en doen,

productiegerichte benadering,

kwaliteitszorg door:deskundigen

eindproducten te keuren en selecteren

bijsturen op grond van resultaten van de eindkeuring.

14Wat is het principe van procesbeheersing?Procesbeheersing wil zeggen dat in alle stappen van een proces wordt gecontroleerd of het tussenresultaat voldoet aan de gewenste geformuleerde eisen.

15Hoe krijgt de kwaliteitszorg in het concept procesbeheersing gestalte?Kenmerken van de procesbeheersing:een scheiding van denken en doen,

accent op het proces i.p.v. het eindproduct,

vergaande werkverdeling en hoge efficiency,

elke stap wordt als een klein proces gezien,

waardegerichte benadering

kwaliteitszorg door:steekproefsgewijze controle eindproduct,

keuring van inkomen materialen en

het proces keuren en bijsturen op procesparameters.

16Wat is het belangrijkste middel in het concept kwaliteitsborging?Regels en procedures waarmee een aantal functionarissen de processen dusdanig uitvoeren dat er een zekere mate van zekerheid bestaat over de goede afloop met betrekking tot de juiste kwaliteit.

17Waarom vindt kwaliteitsborging bij voorkeur plaats aan de hand van internationale normen?Met het oog op internationale concurrentie en om de afnemer te beschermen.

18Wanneer spreekt men over een kwaliteit die is geborgd?Wanneer objectief kan worden aangetoond dat het systeem functioneert volgens de vooropgestelde voorwaarden.

Kenmerken van kwaliteitsborging:kwaliteitsbeleid,

goed werkende kwaliteitssystemen,

eenduidig gehanteerd kwaliteitsnormen,

periodieke doorlichting

eventueel certificatie

kwaliteitszorg door:volgens geaccepteerde standaards te werken,

het beheersen van het proces,

het maken, vastleggen, nakomen van afspraken en

periodiek en voortdurend controleren van de afspraken en regels.

19Wat wordt verstaan onder integrale kwaliteitszorg?Integrale kwaliteitszorg is kwaliteitsbeheersing van het hele systeem, dus van alle processen die in een bedrijf aan de orde zijn.

20Wat zijn de kenmerken van integrale kwaliteitszorg?Betreft de hele organisatie,

leveren wat de klant vraagt,

snelheid, flexibiliteit van de organisatie,

hoge efficiency en hoge productiviteit en kostenbeheersing,

motivatie van het personeel,

goed management, verbetercultuur,

kwaliteitszorg door:procesbeheersing van alle processen,

iedereen is verantwoordelijk en

iedereen weet wat er van hem wordt verwacht.

21Geef externe aanleidingen voor het starten met verbetering van de kwaliteit.De omgeving waarin de organisaties werkzaam zijn, de maatschappij verandert steeds sneller, de concurrentie wordt steeds heviger.

Als gevolg van technologische ontwikkelingen wordt de levenscyclus van verschillende producten in bepaalde bedrijfstakken steeds korter.

De wensen van de klant wijzigen steeds sneller en lopen steeds meer uiteen.

22Waar zijn acties ter verbetering van de kwaliteit, die starten vanuit een interne aanleiding, doorgaans op gericht?Verhoging van de interne efficiency,

verbeteren van de verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden,

versterking van de motivatie van de medewerkers en hun betrokkenheid bij de organisatie,

verbetering van de overlegstructuren en mogelijkheden voor cordinatie.

23Ontwikkeling kwaliteitszorg, blz. 521

25Noem enkele kenmerkende taken van een kwaliteitsfunctionaris in de fase van kwaliteitsinspectie.Naast zijn oorspronkelijke taken op het gebied van controle moest hij nu ook toezien dat werd voldaan aan de specificaties van het ontwerp, het product of de dienst en de productie.

26Noem enkele taken die kenmerkend zijn voor een kwaliteitsfunctionaris in de fase van procesbeheersing.Het plannen en uitvoeren van tests,

het beheersen van de kwaliteit van de stroom van de inkomende goederen,

het beheersen van defecte materialen,

zorgen voor ijking en calibratie van productiemiddelen, gereedschappen en installaties,

uitvoeren van defect- en faal analyses,

het verzamelen en verwerken van gegevens over de kwaliteit van producten om zo te komen tot rapportages over de kwaliteit van het product en

het starten met de ontwikkelingen en het bijhouden van de beschrijving van het kwaliteitssysteem in de vorm van kwaliteitshandboeken en procedures en werkinstructies op het gebied van kwaliteit.

27Noem enkele taken die kenmerkend zijn voor een kwaliteitsfunctionaris in de fase van kwaliteitsborging.Hij moet een overzicht van de organisatie als geheel hebben. Er komen prestatieindicatoren. Hij gaat op een hoger niveau werken.

28Noem enkele taken die kenmerkend zijn voor een kwaliteitsfunctionaris in de fase van integrale kwaliteitszorg en kwaliteitsmanagement.Het adviseren van de directie op alle onderwerpen betreffende kwaliteit,

het adviseren van de directie met betrekking tot lopende en komende processen,

het begeleiden van kwaliteitsprojecten,

het uitvoeren van audits en de controle op het effect van maatregelen,

het verbeteren van de kwaliteit van inkomende goederen door contacten met de leveranciers, trachten te komen tot een soort van co-makership inzake kwaliteit en tot een kwaliteitssysteem bij de leveranciers,

het meten van de waardering van de producten, diensten en service door de klant, waardoor tijdig verbeteringsacties gestart kunnen worden,

het geven van adviezen op het gebied van kwaliteit binnen een organisatie.

29Noem enkele taken die kenmerkend zijn voor een kwaliteitsfunctionaris in de fase van evolutie van kwaliteitszorg.Het zorgen voor de mogelijkheden voor het verbeteren van de kwaliteit door de hele organisatie in de breedste zin van het woord,

het ontwikkelen van een systeem voor het meten van de totale, niet-financile performance van de organisatie,

het bewaken van de verbetering van de kwaliteit,

het bevorderen van aansluitingen van kwaliteitssystemen in de relatie toeleverancier-producent-klant,

het plannen en verzorgen van opleidingen en trainingen op het gebied van kwaliteit en

het adviseren van alle niveaus van management over kwaliteit.

30Waarom is ook het management zich meer intensief met de kwaliteitszorg gaan bezighouden?Kwaliteit is uitgegroeid tot een strategisch item in de concurrentiestrijd, in de beheersing van de kosten, etc...

31Welke taken heeft het middenkader in de kwaliteitsfunctie?Het mee-ontwikkelen en selecteren van doelstellingen van het management,

het vertalen van de doelstellingen die het management heeft geformuleerd naar duidelijke operationele doelen voor de werkvloer,

het verklaren van de ins- en outs van kwaliteitszorg aan de medewerkers,

het motiveren van zijn medewerkers voor de kwaliteit en zorgen voor erkenning, de aandacht en de beloning voor de medewerkers die dit verdienen.

Inleiding projectmanagement

2Welke definitie van een project leidt naar stuurbare projecten?Een project bestaat uit een aantal onderling samenhangende activiteiten met een uniek, complex en multidisciplinair karakter, gericht op het bewerkstelligen van een vooraf geformuleerd resultaat en met een begrenzing in tijd, geld en mankracht.

3Waartoe kan het primaat van de techniek bij een project leiden?Ontsporen van projecten.

5Noem vijf kenmerken van een project.Het kent een begin en een einde, dat vooraf staat vastgesteld.

Een project is uniek en eenmalig.

Meer disciplines zijn er adhoc bij betrokken en een project vereist vaak schaarse knowhow.

De middelen zijn beperkt.

De activiteiten zijn te clusteren en in fasen te groeperen.

6Wat is een bijkomend voordeel van het feit dat een project beperkt in de tijd is?Als het totale project te overzien is, zijn de project deelnemers doorgaans eerder bereid een extra inspanning te leveren.

7Welke moeilijkheden kan men tegenkomen bij het inzetten van veel, zeer hooggekwalificeerde specialisten bij een project?Uitval van een specialist veroorzaakt onmiddellijk verstoring van de voortgang.

8Wat is bij de opdeling van een project van belang, als we op het verloop van de tijd letten?Dat het in fasen gebeurt, omdat niemand voor een lange periode de zaken kan beheersen.

9Van wie moeten bij een project de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden worden vastgelegd?Van ieder lid van het projectteam.

10Op welke drie manieren kunnen werkzaamheden in het algemeen worden aangepakt?Improviserend,

routinematig of

planmatig.

11Wanneer zal er improviserend gewerkt worden?Als er voor een bepaalde opdracht nog geen richtlijnen, instructies of procedures bestaan.

12Beschrijf hoe improviserend werken kan overgaan in routinematig werken.Als een zelfde soort opdracht meerdere keren uitgevoerd wordt op de bij de vorige opdrachten ontwikkelde procedures, richtlijnen en instructies.

13Welke drie regels gelden bij het gaande houden en op gang brengen van een bedrijfsproces?Eerst de symptomen bestrijden.

De oorzaak zoeken en deze vervolgens wegnemen en

tot een fundamentele, structurele oplossing van het probleem komen om herhaling op basis van deze oorzaak uit te sluiten.

15Hoe verhoudt planmatig werken zich tot improviserend en routinematig werken?Planmatig werken zit precies tussen die andere twee in. Het resultaat is vrij duidelijk, alleen de weg ernaar toe moet nog gepland worden.

16Wat betekent projectmatig werken?Normaal gesproken betekent het sturen op resultaat.

18Welke vier problemen komt men vaak tegen bij afwijkende opdrachten?De opdrachten lopen uit, worden te duur, zijn onduidelijk en veranderen zonder enige vorm van controle.

De mensen willen in een dergelijke situatie niet werkzaam zijn.

De echte opdrachtgever is vaak onduidelijk. Men weet niet wie er nu over een dergelijke opdracht beslissingsbevoegd is.

De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden bij een dergelijke opdracht zijn niet duidelijk verdeeld en niet goed vastgelegd.

19Aan welke vier eisen moet zijn voldaan, wil er projectmatig gewerkt kunnen worden?Het gewenste resultaat is niet volledig nieuw, maar bevat toch een aantal nieuwe elementen.

Eenmalig moet een maximale prestatie geleverd worden.

Verschillende disciplines en vakgebieden moeten samenwerken om het gewenste resultaat te bereiken.

Voor het bereiken van het resultaat zijn slechts beperkte middelen voorhanden.

20Noem drie elementen van projectmanagement.Het faseren, doe ik de juiste dingen?

Het beslissen, oordeel ik op juiste wijze?

Het beheersen, doe ik het op de juiste manier?

21Volgens welke drie principes verloopt faseren?Eerst denken dan doen.

Van voren naar achteren en andersom.

Van grof naar fijn.

22Wat verstaat men in een project onder beslissen? Waar bevinden zich beslissingsmomenten?Het einde van elke fase accepteren wat tot zover bereikt i en het goedkeuren van werk dat nog gedaan moet worden om het resultaat van het project te bereiken.

23Wat verstaat men in een project onder beheersen?Beheersen kan omschreven worden als het plannen en bewaken van alle inhoudelijke werkzaamheden binnen het project die nodig zijn om het resultaat van het project te bereiken.

24Welke aspecten worden in een project doorgaans beheerst?Tijd,

capaciteit,

geld,

kwaliteit,

informatie en

organisatie.

25Welke tien gouden regels kunnen bij het opzetten en beheersen van projecten altijd gebruikt worden?Stel duidelijk een eindresultaat vast.

Formuleer sub doelstellingen.

Bepaal tijdsduur, controlepunten en onderlinge relaties van activiteiten.

Maak een afbeelding van het verloop van een project.

Leid de medewerkers zowel als team als individueel.

Versterk enthousiasme voor en betrokkenheid bij het project.

Informeer alle betrokkenen continu.

Ga constructief om met conflicten.

Benut de persoonlijke macht van de projectleider.

Bevorder creativiteit en het nemen van risico's.

27Welke drie soorten problemen kunnen ontstaan bij de formulering van sub doelstellingen?Kan teveel gericht zijn op routinematige zaken.

Kan teveel eisen van de capaciteiten van de betrokkenen.

Te weinig bevoegdheden voor de leden van het project om het subdoel te realiseren.

28Wat is het doel van planning?Geeft de mogelijkheid de totale duur van het project vast te stellen.

Geeft de mogelijkheid om de gevolgen van een vertraging in een van de activiteiten op de andere nog uit te voeren activiteiten van het project te onderzoeken.

Geeft een overzicht van de middelen.

De voortgang van het project kan worden bijgehouden.

29Wat zijn de elementen van planning?Activiteiten,

werkduur,

doorlooptijd en

benodigde middelen.

30Heeft de projectleider alleen met het projectteam als groep te maken?Nee, hij moet ieders behoeften persoonlijke behoeften kennen.

31Wat betekenen de letters E, K, en A in de wet van Maier?E = K*AE = effectK = kwaliteitA = acceptatie

32Hoe negatief moet het beoordeeld worden als een projectleider de helft van zijn tijd besteedt aan het oplossen van conflicten?Door het ontstaan van conflicten wordt getoond dat de betrokkenen genteresseerd en betrokken zijn.

Sociaal Beleid1Wat is sociaal beleid?Sociaal beleid is het geheel van maatregelen dat nodig is om mens en arbeid zodanig op elkaar af te stemmen dat de doelen van de organisatie en die van de medewerker gerealiseerd kunnen worden.

2Welke twee doelen heeft sociaal beleid?Realisatie van de organisatiedoelen en

realisatie van de doelen van de medewerkers.

3Waarom is een goed sociaal beleid ook voor de werkgever van belang?Omdat het ook gericht is op organisatiedoelen.

4Wat wordt verstaan onder personeelsbeleid?Personeelsbeleid is dat deel van het sociaal beleid dat zich richt op de interne organisatie.

5Wat wordt verstaan onder personeelswerk?Personeelswerk omvat de uitvoerende activiteiten van het personeelsbeleid.

6Wat is de plaats van de afdeling personeelszaken?Het is een stafafdeling, zij heeft een adviserende relatie met het lijnmanagement.

7Noem vijf soorten taken van de afdeling personeelszaken.Uitvoerende,

cordinerende,

beleidsgerichte,

adviserende en

informerende taken.

8Noem drie voorbeelden van cordinerende taken van PZ.Cordinatie van werving- en selectieprocedures,

opleidingsactiviteiten,

personeelsbeheer.

9Welke vier hoofdtaken heeft PZ?Personeelsbeheer,

personeelsinformatie,

arbeidsverhoudingen en medezeggenschap en

arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden.

10Wat is het doel van personeelsbeheer?Personeelsbeheer heeft tot doel een optimale kwantitatieve en kwalitatieve personeelsbezetting binnen de organisatie te bewerkstelligen en voor de toekomst te waarborgen.

11In welke drie deeltaken kan personeelsbeheer worden onderscheiden?Personeelsvoorziening,

personeelsbegeleiding en

personeelsontwikkeling.

12Noem drie personeelsinstrumenten voor personeelsvoorziening.Personeelsplanning,

werving en selectie en

beindiging dienstverband.

13Wat betekent de afkorting PRIS?Personeel Registratie en Informatie Systeem.

14Welke twee soorten arbeidsverhoudingen bestaan er?Collectieve en niet-collectieve.

15Noem twee soorten medezeggenschap.Direct en indirect, via een vertegenwoordiging zoals de OR.

16Wat is het doel van werkoverleg?Optimalisatie van betrokkenheid bij het werk en de werksituatie.

17Wat is het doel van de Arbowet?Deze wet beoogt veiligheid, gezondheid en welzijn in verband met arbeid te waarborgen.

18Waar doen zich de meeste problemen voor bij de scheiding van taken tussen lijnmanagement en PZ?Bij de verdeling van taken tussen PZ en andere afdelingen.

Schema blz. 565

19Noem een risico van contractmanagement bij sociaal beleid.Ondersteunende diensten worden afgerekend op resultaten. Hierdoor kan een lijnmanager bezuinigen op de ondersteuning door PZ, wat afbreuk doet aan het sociaal beleid.

20Waarom is een strikte scheiding van taken tussen personeels- en financile administratie noodzakelijk?In verband met de financile controle moet er een duidelijke scheiding zijn tussen de financile bevoegdheden.

21Noem zes taken van de leidinggevende bij de instroom van personeel.Beslissen of, wanneer, in welke aantallen en met welke kwaliteiten een vacature vervuld moet worden,

functieprofiel en objectieve en subjectieve functie-eisen opstellen,

eerste keuze uit de brief selectie maken,

keuze bij de selectie gesprekken maken,

introductieprogramma verzorgen.

22Noem drie activiteiten die belangrijk zijn voor doorstroom van personeel.Opleiding en training,

loopbaanplanning en management development en

promotie en demotie.

23Wat is de taak van de leidinggevende bij opleidingsactiviteiten?Het lijnmanagement is verantwoordelijk voor het aangeven van opleidings en vaardigheidseisen.

25Wat is het verschil tussen loopbaanplanning en carrire planning?Loopbaanplanning gebeurt vanuit de organisatie en carrire planning is vanuit de medewerker.

26Wat is management development?Management development wil managementkwaliteiten van medewerkers maximaal ontplooien en afstemmen op de behoeften en wensen van de organisatie.

28Waarom wordt uitstroom vaak in verband gebracht met negatieve gevoelens?Dat ligt vaak aan de manier waarop de uitstroom begeleid wordt.

29Wie is verantwoordelijk voor de begeleiding van medewerkers van wie het dienstverband (onvrijwillig) beindigd wordt?Van de leidinggevende, de personeelsmanager en eventueel de bedrijfsgezondheidsdienst.

30Wat is de taak van de leidinggevende bij het naderend einde van het dienstverband van een medewerker?Die moet ervoor zorgen dat een vertrekkende medewerker niet door hemzelf of collega's voortijdig als afgeschreven on minder waard wordt beschouwd.

31Noem de drie stappen van functiewaardering.Functieomschrijving,

functieanalyse en

functie indeling.

32Wat is een functieanalyse?Een systematische beschrijving van de werkinhoud.

33Wat zijn de doelen van functieanalyse?Buitenstaanders een beeld geven van de werkinhoud en de daaruit voortvloeiende uitoefeningseisen van een functie,

de functie vergelijken met andere functies en zo zichtbaar maken welke plaats deze inneemt in de beroepswereld en

de commissie voor functie-indeling een juist inzicht verschaffen in de functie.

34Noem de drie stappen van functie-indeling.Vaststellen van de rangorde,

indelen in functiegroepen en

koppelen van de functiegroepen aan loongroepen.

Human resource management1Welke twee ontwikkelingen hebben geleid tot HRM?Het groeiend inzicht dat het uiteindelijk mensen zijn die het organisatiebeleid realiseren,

het groeiend inzicht dat integraal management staat of valt met de taakopvatting en de samenwerking tussen management en medewerkers.

2Op welke veronderstelling is HRM gebaseerd?HRM berust op de vooronderstelling dat medewerkers onbenutte capaciteiten en onaangeboorde bronnen hebben. Door een omgeving te creren waarin deze bronnen aangeboord en volledig benut worden, ontstaat een grotere tevredenheid die leidt tot betere prestaties.

3Geef een omschrijving van HRM.HRM is het op een methodische en systematische manier verwerven, ontwikkelen en benutten van menselijke mogelijkheden, ten behoeve van mens en organisatie.

4Wat is het doel van HRM?HRM beoogt een dynamisch evenwicht te bewerkstelligen tussen enerzijds de organisatiestructuur en anderzijds de menselijke capaciteiten.

5Noem drie algemene voorwaarden om het doel van HRM te bereiken.Leidinggevenden moeten de HRM-visie ondersteunen, uitstralen en uitdragen,

personeelsbeleid en organisatiebeleid moeten volledig op elkaar afgestemd zijn en

leidinggevenden moeten beschikken over op HRM gerichte kennis en vaardigheden.

6Op welk organisatieniveau moet de keuze voor HRM gemaakt worden?Strategisch niveau.

7Noem vier kanttekeningen bij HRM.Risico van inflexibiliteit,

neiging tot selectief personeelsbeleid,

niet voor iedereen van toepassing en

spanningsveld tussen individuele en organisatiebelangen.

8Waarom bestaat het risico dat HRM neigt naar selectief personeelsbeleid?HRM zou zich alleen kunnen gaan richten op schaarse bronnen.

9Noem vier organisatiekenmerken die bij de invoering van HRM kritisch bestudeerd moeten worden.Organisatiestructuur,

organisatiecultuur,

sociale processen,

werkprocessen en

groeifase van de organisatie.

10Welke machtsverhouding is gunstig voor HRM?Een evenredige verdeling tussen persoonlijkheidsmacht en deskundigheidsmacht is beter dan een cultuur waarin hoofdzakelijk sanctiemacht of positionele mocht wordt uitgeoefend.

11Noem drie sociale processen die van invloed zijn op het slagen van HRM.Algemene opvattingen,

communicatie en

stijl van leidinggeven.

12Welke communicatiewaarden zijn belangrijk voor HRM?Dat de communicatielijnen open zijn, dat ze effectief gebruikt worden en dat ze niet te lang zijn.

13Welke stijl van leidinggeven is noodzakelijk voor HRM?Een stijl van leidinggeven die (voor een groot deel) op de medewerker gericht is.

14Waarom biedt integratie van werkprocessen ook gunstige mogelijkheden voor HRM?Medewerkers zijn niet alleen beperkt tot het eigen proces, maar hebben direct of indirect ook te maken met andere processen.

15Welke drie factoren spelen een rol bij werkprocessen?Werkmethode,

werkomstandigheden en

hulpmiddelen.

16Op welke manier zijn hulpmiddelen bij het productieproces in te zetten om HRM-doelen te bereiken?Een machine-operator kan misschien capaciteiten hebben om computerprogramma's te ontwikkelen ten behoeve van automatisering van een deel van het productieproces.

17Welke twee overige activiteiten zijn van belang bij de invoering van HRM?Ontwikkeling sociaal beleid en

scholing en training.

18Waarom moet een leidinggevende in een HRM-cultuur afdelingsoverstijgend kunnen denken?Hij moet niet alleen zijn eigen afdeling voorop stellen. Hij kan namelijk de medewerker kwijtraken aan een andere afdeling, als dit beter voor de medewerker en de organisatie is.

19Noem acht aspecten van personeelsbeleid die van belang zijn voor HRM.Formatieplan,

functieplan,

registratie,

werving en selectie,

functionerings- en beoordelingsgesprekken,

loopbaanplanning en management en development,

opleiding en training en

loopbaanafbouw.

20Wat is een formatieplan?Het formatieplan geeft het (budgettair) toegestane aantal personeelsleden weer, onderscheiden naar functie en afdeling.

21Welke taak heeft de leidinggevende in het kader van registratie van wensen en mogelijkheden van medewerkers?Het lijnmanagement moet de gegevens aanleveren.

22Welke gevolgen heeft HRM voor de wervingsfase?Men zal eerst intern gaan werven en daarna pas extern.

23En welke gevolgen voor de selectie?Er wordt niet alleen gekeken naar de geschiktheid voor de vacature, maar ook naar andere mogelijkheden en wensen van de sollicitant die voor de organisatie van belang zijn.

24Waarom zijn beoordelings- en functioneringsgesprekken de spil voor HRM?Omdat hierin de capaciteiten en mogelijkheden van de medewerker naar voren komen.

25Waarom kan potentieel herkenning moeilijk zijn?Er moeten niet alleen gekeken worden naar huidig gedrag in de huidige functie, maar ook naar gedrag in een andere functie.

26Waarom is het van belang regelmatig de belangstellingsregistratie te raadplegen?Om ervoor te zorgen dat mensen op de juiste plaats terecht komen. Als wij wel de capaciteiten van iemand naar voren laten komen, maar er niet mee (kunnen) doen, dan zal die medewerker vroeg of laat vertrekken.

27Wat is het Peter principe?Dat je te hard gaat en daardoor net op ee