Download - Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Transcript
Page 1: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Instituut voor Media, Informatie en Communicatie

Afstudeeropdracht

Adviesrapport

Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk In opdracht van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland (district Zuid)

Rebecca van Someren Studentnummer: 500532827

RV5ALL

Scriptiedocent (1) Bas Naber Scriptiedocent (2) Caspar Muller

6 november 2012

Page 2: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk
Page 3: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Voorwoord

Voor u ligt het adviesrapport over het gebruik van sociale media in de

opsporingspraktijk, dat is uitgevoerd in opdracht van district Zuid van de regiopolitie

Amsterdam-Amstelland. Dit adviesrapport dient als afstudeeropdracht voor de

opleiding Media, Informatie & Communicatie (profiel Redactie & Mediaproductie)

aan de Hogeschool van Amsterdam.

Tijdens mijn stage bij de regiopolitie Zaanstreek-Waterland in 2010 was ik werkzaam

bij de secties Communicatie en Voorlichting. In die tijd waren deze afdelingen bezig

met het realiseren van de invoering van het gebruik van Twitter door het korps. In

datzelfde jaar begonnen de eerste buurtregisseurs van het korps Twitter te gebruiken.

Ook diverse andere korpsen in Nederland startten met het gebruik van dit sociale

medium. Deze nieuwe ontwikkelingen binnen de politieorganisatie en het feit dat het

gebruik van sociale media in de opsporing nog in de kinderschoenen staat, vormden

voor mij een aanleiding en een mooie kans om nuttig onderzoek te verrichten voor

district Zuid.

Door middel van de resultaten die uit het onderzoek naar voren komen, wil ik district

Zuid adviseren hoe zij het gebruik van sociale media in de opsporing kan

optimaliseren. Dit advies bestaat uit een passende sociale mediastrategie en concrete

aanbevelingen voor de uitvoering ervan in de opsporingspraktijk.

Mijn dank gaat allereerst uit naar mijn scriptiedocent Bas Naber en mijn

scriptiebegeleider bij het korps Remko de Boer. Deze personen hebben gediend als

eerste aanspreekpunt tijdens het onderzoeksproces. Daarnaast gaat mijn dank uit naar

mijn opdrachtgever Jan Swaan voor het bieden van deze kans. Tenslotte wil ik mijn

tweede scriptiedocent Caspar Muller en alle geïnterviewden, panelleden en andere

personen die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van dit adviesrapport,

bedanken voor hun medewerking.

Rebecca van Someren

Page 4: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Managementsamenvatting

District Zuid van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland maakt gering en

ongestructureerd gebruik van sociale media. Hierdoor laat het korps veel kansen

liggen in de opsporing.

Het doel van dit onderzoek was om inzicht te verkrijgen in het gebruik van sociale

media in de opsporingspraktijk van district Zuid en in de wensen en voorkeuren van

de doelgroep, om zo een sociale mediastrategie te ontwikkelen voor district Zuid

(onderdeel van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland).

Naast het doen van uitvoerig deskresearch, zijn er interviews afgenomen met twee

experts op het gebied van sociale media en politie en met zes politiekorpsen, waarvan

vijf Nederlandse korpsen en één Brits korps. Daarnaast is er een panelgesprek

gehouden onder vier doelgroepleden.

Uit het panelgesprek is o.a. gebleken dat er behoefte is aan uitbreiding van het huidige

sociale media gebruik onder buurtregisseurs en aan het actief onder de aandacht

brengen van het sociale media gebruik van district Zuid onder burgers. Daarnaast

gaven de panelleden aan dat zij graag een terugkoppeling ontvangen als zij participeren

aan de opsporing. Uit de interviews is o.a. gebleken dat het van belang is dat district

Zuid het gebruik van sociale media ten eerste intern in kaart brengt voordat er extern

wordt gecommuniceerd. Verder is gebleken dat de best practices effectieve

werkwijzen gebruiken in hun opsporingspraktijk en dat het belangrijk is om te

anticiperen op ontwikkelingen op het gebied van sociale media.

Aan de hand van deze uitkomsten zijn er conclusies getrokken en is er een advies

opgesteld. Dit advies bestaat uit een passende sociale mediastrategie voor district Zuid

en concrete aanbevelingen voor de uitvoering ervan in de opsporingspraktijk.

De aanbevelingen voor district Zuid bestaan uit de volgende vijf stappen. Deze

stappen dienen in chronologische volgorde uitgevoerd te worden.

1. Inventariseren en structureren: Realiseer eenduidigheid binnen het korps

wat betreft het gebruik van sociale media. Breng structuur aan in de

Twitteraccounts van buurtregisseurs, zodat deze accounts voor burgers

inzichtelijk en makkelijk vindbaar zijn.

2. Uitbreiden en intensiveren: Breid het gebruik van Twitter onder

buurtregisseurs uit (elke wijk dient vertegenwoordigd te zijn door minstens

één buurtregisseur) en maak frequenter gebruik van de drie essentiële sociale

media Twitter, YouTube en Facebook.

3. Strategieën toepassen: Pas de vier manieren van burgerparticipatie efficiënt

toe en maak tegelijkertijd gebruik van de mogelijkheid om (sociale) media te

combineren en te verbinden. Houd burgers op de hoogte over wat er - naar

aanleiding van een tip of melding - met een zaak is gebeurd.

4. Het gebruik ter kennis brengen: Breng het sociale media gebruik actief

onder de aandacht van burgers d.m.v. een campagne of ‘oude’ media.

5. Anticiperen op ontwikkelingen: Leer van fouten en deel elkaars tips. Blijf

op de hoogte van ontwikkelingen op het gebied van sociale media en pas

werkwijzen voortdurend aan op ontwikkelingen, kennis en bekwaamheid.

Page 5: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Management summary

District South of the police force Amsterdam-Amstelland doesn’t use social media in

a frequently nor structured way. Because of this the force loses many opportunities for

detection.

The goal of this thesis was to gain insight into the use of social media for detection by

district South and into the needs and wishes of the target group, to develop a social

media strategy for district South (component of the police force Amsterdam-

Amstelland).

Apart from detailed desk research, interviews were held with two experts in social

media and police and with six police forces, of which five Dutch forces and one

Brittish force. Furthermore a panel discussion among target group members was

organized.

The panel discussion has shown that there is need for expansion of the current social

media use among local police officers and for conveying the use of social media by

district South among citizens. Beyond that, the panel members announced that they

would like to receive feedback as they participate in detection.

The interviews has shown that district South should reconcile their social media use

internally at first, before they use social media for external communication.

Furthermore, the interviews have shown that the best practices use effective methods

as regards to the use of social media and that it is important to anticipate at

developments of social media.

On the basis of these findings, there are conclusions and an advice made. This advice

contains a suitable social media strategy for district South and concrete

recommendations for implementation for detection.

The recommendations towards district South contain the following five steps. These

steps should be accomplished in chronological order.

1. Inventorying and structuring: Realize consistency within the force regarding

to the use of social media. Structure the Twitter accounts of local police

officers, so that these accounts are clear and easy to find for citizens.

2. Expanding and intensifying: Extend the use of Twitter among local police

officers (each district must be represented by at least one local police officer)

and use the three essential social media Twitter, YouTube and Facebook

more frequently.

3. Applying strategies: Adjust the four ways of citizen participation efficiently

and use the opportunity to combine and connect (social) media. Keep citizens

informed about what has happened to a case on account of a tip or report.

4. Conveying the use of social media: Convey information about the use of

social media by the force through a campaign or ‘old’ media.

5. Anticipating at developments: Learn from mistakes and share each other’s

tips. Keep informed of developments about social media and fit methods

continually to developments, knowledge and competence.

Page 6: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Inhoudsopgave

1 Inleiding 9

1.1 Situatieschets 9

1.2 Probleemstelling 9

1.3 Strucuur 9

2 Probleemomschrijving 11

2.1 Probleemstelling 11

2.2 Doelstelling 11

2.3 Deelvragen 11

2.4 Begripsafbakening 13

3 Onderzoeksmethode 15

3.1 Doelgroep 15

3.2 Methoden en technieken 15

3.2.1 Vooronderzoek 15

3.2.2 Deskresearch 16

3.2.3 Interviews 16

3.2.4 Panelgesprek 17

3.3 Verantwoording van de diepgang van het literatuuronderzoek 18

3.4 Kwaliteit van de onderzoeksinstrumenten 19

3.5 Beschrijving van de data-analysemethode 19

4 Deskresearch 21

4.1 Sociale media in de Nederlandse samenleving 21

4.1.1 Gebruik sociale media 21

4.1.2 Mobiel gebruik 21

4.1.3 Gebruikers sociale media 21

4.1.4 Kenmerken sociale media 22

4.1.5 Invloed sociale media op de samenleving 22

4.1.6 Toekomst sociale media 22

4.1.7 Subconclusie 23

4.2 Het belang van sociale media voor de politie 23

4.2.1 De rol van sociale media in het politiewerk 23

4.2.2 Voordelen en valkuilen gebruik sociale media 24

4.2.3 Kenmerken opsporing door burgerhulp 25

4.2.4 Subconclusie 26

4.3 Het gebruik van sociale media door district Zuid 27

4.3.1 Regiobreed en lokaal gebruik 27

4.3.2 Constateringen en resultaten 28

4.3.3 Subconclusie 29

4.4 Doelgroepanalyse 29

4.4.1 Geografische kenmerken 29

4.4.2 Demografische kenmerken 30

4.4.3 Psychografische en sociale kenmerken 30

Page 7: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

4.4.4 Motieven en doel van participatie 30

4.4.5 Manieren en middelen van participatie 32

4.4.6 Invloed van het gebruik van sociale media door de politie op burgers 32

4.4.7 Subconclusie en segmentatie 33

4.5 Het gebruik van sociale media door Nederlandse en internationel korpsen 34

4.5.1 Algemene strategieen, ontwikkelingen en middelen 34

4.5.2 Regiopolitie Groningen 34

4.5.3 Regiopolitie Brabant Zuid-Oost 35

4.5.4 Regiopolitie Utrecht 36

4.5.5 Regiopolitie Haaglanden 36

4.5.6 Regiopolitie Hollands-Midden 38

4.5.7 Politiekorpsen Verenigde Staten 38

4.5.8 Nationale politie & 9 domeinen strategie 39

4.5.9 Subconclusie 40

5 Fieldresearch 45

5.1 Het belang van sociale media voor de politie 46

5.1.1 Voordelen gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk 46

5.1.2 Valkuilen gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk 46

5.1.3 Kenmerken opsporing door burgerhulp 46

5.1.4 Kansen en suggesties gebruik sociale media in de opsporingspraktijk 46

5.1.5 Anticiperen op sociale media 47

5.1.6 Subconclusie 48

5.2 Doelgroepanalyse 50

5.2.1 Algemeen gebruik sociale media, internet en mobiel internet 50

5.2.2 Het volgen van de politie via sociale media 50

5.2.3 Invloed sociale media op relatie politie en burger 51

5.2.4 Motieven van participatie 51

5.2.5 Manieren en middelen van participatie 51

5.2.6 Demografische, psychografische en sociale kenmerken 51

5.2.7 Sociale media gebruik district Zuid 52

5.2.8 Subconclusie 53

5.3 Het gebruik van sociale media door Nederlandse en internationale korpsen 55

5.3.1 Gebruik sociale media kanalen 55

5.3.2 Strategische inzet 56

5.3.3 Doelstellingen gebruik sociale media 57

5.3.4 Beleid, protocollen en richtlijnen 57

5.3.5 Resultaten, effecten en constateringen 59

5.3.6 Toekomstperspectief gebruik sociale media 60

6 Conclusie 61

6.1 Beantwoording van de deelvragen 61

6.2 Beantwoording van de centrale vraag 65

7 Advies 69

7.1 Inventariseren en structureren 69

Page 8: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

7.2 Uitbreiden en intensiveren 69

7.3 Strategieën toepassen 70

7.4 Het gebruik ter kennis brengen 73

7.5 Anticiperen op ontwikkelingen 73

8 Evaluatie 75

8.1 Wat ging er goed? 75

8.2 Wat ging er minder goed? 75

8.1 Betrouwbaarheid en validiteit 76

9 Literatuurlijst 77

Page 9: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 9

1 Inleiding

In dit hoofdstuk komen de situatieschets, de probleemstelling en de structuur van het

onderzoek aan bod.

1.1 Situatieschets

Dit onderzoek, dat is uitgevoerd in opdracht van de regiopolitie Amsterdam-

Amstelland (district Zuid), gaat over het gebruik van sociale media door de politie met

de intentie om misdrijven en andere delicten op te lossen. District Zuid van de

regiopolitie Amsterdam-Amstelland maakt weinig en ongestructureerd gebruik van

sociale media in haar opsporingspraktijk. De korpsleiding is van mening dat zij

hierdoor veel kansen laat liggen. Daarnaast wordt er door dit korps weinig tot geen

onderzoek gedaan naar hoe sociale media het beste kunnen worden ingezet.

Door de opkomst van sociale media, is de politie de afgelopen jaren steeds meer

gebruik gaan maken van deze middelen bij het oplossen van misdrijven en andere

delicten. Burgerparticipatie is van alle tijden, maar staat op het gebied van sociale

media nog in de kinderschoenen. De vraag hierbij is op welke manieren het gebruik

van deze hulpmiddelen bijdraagt aan het oplossen van verschillende zaken. Bij welk

soort zaken boekt de politie het meeste resultaat door het gebruik van sociale media?

Bij welke zaken ligt dit moeilijker?

1.2 Probleemstelling

Hoe kan district Zuid van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, door aan te

sluiten bij de wensen en voorkeuren van de doelgroep (burgers die

nieuwsgierig, betrokken en onderzoekend zijn, veel mensen kennen en goed

met internet kunnen omgaan), het gebruik van sociale media in haar

opsporingspraktijk optimaliseren?

1.3 Structuur

De opdrachtgever voor dit onderzoek is district Zuid van de regiopolitie Amsterdam-

Amstelland. In dit onderzoek wordt voornamelijk ingegaan op hoe sociale media

kunnen worden ingezet in de opsporingspraktijk. Hoe gaan Nederlandse en

internationale korpsen om met sociale media? Wat is het belang van sociale media

voor de politie? Welk soort burgers is bereid de politie hulp aan te bieden? Wat levert

het gebruik van Twitter op?

Om tot een passend antwoord te komen op bovenstaande vragen wordt er uitvoerig

onderzoek gedaan. Met behulp van deskresearch wordt er gezocht naar bestaande

Page 10: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 10

informatie over dit onderwerp. Om meer detailleerde informatie te verkrijgen wordt er

fieldresearch gedaan in de vorm van diepte-interviews en een panelgesprek.

In de probleemomschrijving (hoofdstuk 2) komen de probleemstelling, doelstelling en

deelvragen van dit onderzoek aan bod. De resultaten van de deelvragen gezamenlijk

moeten uiteindelijk antwoord kunnen geven op de centrale vraag.

In het hoofdstuk ‘Onderzoeksmethode’ worden de methodes en technieken van het

onderzoek beschreven en de verantwoording hiervoor. Tevens wordt er informatie

gegeven over de betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek.

In hoofdstuk 4, ‘Literatuuronderzoek’, wordt ingegaan op alle deelvragen die met deze

techniek beantwoord zullen worden. Naast internetbronnen zal er ook literatuur

worden gebruikt om dit te kunnen bereiken.

In het vijfde hoofdstuk komen de resultaten van de fieldresearch aan bod. Dit zijn de

uitkomsten en de analyse van de diepte-interviews en het panelgesprek.

In de conclusie worden alle uitkomsten van het onderzoek samengevat, met elkaar

vergeleken en verbonden. Alle deelvragen worden beantwoord. Er worden

koppelingen gemaakt tussen de verschillende resultaten die samen de centrale vraag

beantwoorden.

Het hoofdstuk ‘Advies’ bestaat uit een passende sociale mediastrategie en concrete

aanbevelingen voor de uitvoering ervan in de opsporingspraktijk.

In de evaluatie wordt beschreven hoe het onderzoek is verlopen en persoonlijk is

ervaren. Dit houdt in: een evaluatie van het gehele onderzoeksproces, eventuele

problemen, etcetera.

Page 11: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 11

2 Probleemomschrijving

In dit hoofdstuk komen de probleemstelling, de doelstelling, de deelvragen en de

begripsafbakening van het onderzoek aan bod.

2.1 Probleemstelling

Hoe kan district Zuid van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, door aan te

sluiten bij de wensen en voorkeuren van de doelgroep (burgers die

nieuwsgierig, betrokken en onderzoekend zijn, veel mensen kennen en goed

met internet kunnen omgaan), het gebruik van sociale media in haar

opsporingspraktijk optimaliseren?

2.2 Doelstelling

Inzicht verkrijgen in het gebruik van sociale media in de opsporingpraktijk van

district Zuid en in de wensen en voorkeuren van de doelgroep, om zo een

sociale mediastrategie te ontwikkelen voor district Zuid (onderdeel van de

regiopolitie Amsterdam-Amstelland).

2.3 Deelvragen

Om de probleemstelling te kunnen beantwoorden, is deze vraag opgesplitst in een

aantal deelvragen. Deze deelvragen worden onderzocht door middel van deskresearch

en fieldresearch (diepte-interviews en een panelgesprek).

Deelvraag 1: Wat is de invloed van sociale media op de Nederlandse

samenleving?

Onderzoeksvragen:

Welke sociale media worden er gebruikt in Nederland en in welke mate?

Wat zijn de kenmerken van sociale media?

Door wie worden sociale media gebruikt?

Hoe heeft het gebruik van sociale media de samenleving veranderd?

Hoe zullen sociale media zich in de toekomst ontwikkelen?

Deelvraag 2: Wat is het belang van sociale media voor de politie?

Onderzoeksvragen:

Wat zijn de voordelen van het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk?

Wat zijn de valkuilen van het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk?

Wat zijn de belangrijkste kenmerken van opsporing door burgerhulp?

Page 12: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 12

Deelvraag 3: In welk opzicht en in welke mate maakt district Zuid van de

regiopolitie Amsterdam-Amstelland al gebruik van sociale media en met welk

resultaat gebeurt dit?

Onderzoeksvragen:

Welke sociale media worden er gebruikt?

In welke mate en structuur gebeurt dit?

Wat wordt er op sociale media geplaatst?

Welke resultaten levert het gebruik van sociale media op voor district Zuid?

In welke opzichten schiet men tekort wat betreft het gebruik van sociale media?

Deelvraag 4: Wie is de doelgroep?

Onderzoeksvragen:

Welk soort burgers zijn bereid de politie hulp te bieden?

Welke motieven hebben zij hiervoor?

Wat willen zij daarmee bereiken?

Hoe bieden burgers de politie hulp aan? Welke middelen zetten ze daarvoor in?

Op welke manieren raakt de burger het meest gemotiveerd om te participeren aan de opsporingspraktijk?

Wat zijn de demografische kenmerken van de doelgroep?

Wat zijn de psychografische en sociale kenmerken van de doelgroep?

Welke invloed heeft het gebruik van sociale media door de politie op burgers en op de relatie tussen politie en burger?

Deelvraag 5: Wat voor sociale mediastrategieën worden er in andere

politiekorpsen in Nederland en in het buitenland gehanteerd?

Onderzoeksvragen:

Wat voor sociale mediastrategieën hanteren diverse Nederlandse en buitenlandse korpsen?

Wat valt hieraan op? Wat kunnen we ervan leren?

Welke resultaten leveren deze strategieën op?

Welke sociale media zijn het meest effectief met betrekking tot de opsporingspraktijk?

Page 13: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 13

Matrix deelvragen/methode van onderzoek

Deskresearch Fieldresearch Internationale

component

Kwantitafief

onderzoek

Kwalitatief

onderzoek

Deelvraag 1 X

Deelvraag 2 X X

Deelvraag 3 X

Deelvraag 4 X X

Deelvraag 5 X X X

2.4 Begripsafbakening

Om de onderzoeksresultaten te begrijpen en te interpreteren, wordt gebruik gemaakt

van enkele theoretische begrippen.

Variabelen

Onder de term ‘variabelen’ worden de kenmerken van bepaalde onderzoeksgegevens

verstaan. Zo zijn er kenmerken als leeftijd, meningen, gedrag, enzovoorts (Verhoeven,

2008).

Onderzoeksdomein

Met het onderzoeksdomein wordt het hele ‘gebied’ bedoeld waarop het onderzoek

betrekking heeft (Verhoeven, 2008). In dit geval betreft het onderzoeksdomein het

district Zuid van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland.

Populatie

De populatie betreft het totale aantal eenheden waarop het onderzoek betrekking

heeft (Verhoeven, 2008). Met andere woorden: de doelgroep van het onderzoek.

Sociale media

‘Sociale media’ is een verzamelbegrip voor alle internettoepassingen waarmee het

mogelijk is om informatie met elkaar te delen (Social Media Solutions, z.j.).

Voorbeelden zijn Facebook, Twitter, Youtube en Wikipedia. Sociale media maken het

voor gebruikers mogelijk om een persoonlijke identiteit te creëren en om sociale

interactie te hebben met andere gebruikers (Dainton en Zelley, 2011).

Page 14: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 14

Page 15: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 15

3 Onderzoeksmethode

In dit hoofdstuk worden de doelgroep, de methodes en technieken (inclusief

verantwoording), de betrouwbaarheid en de validiteit van het onderzoek beschreven.

3.1 Doelgroep

De doelgroep van dit onderzoek betreft burgers die woonachtig zijn in het

geografische gebied van district Zuid, en in het bijzonder burgers met een specifiek

profiel. Nieuwsgierige, betrokken en onderzoekende burgers – die veel mensen

kennen en goed met internet kunnen omgaan – blijken namelijk een goede bijdrage te

kunnen leveren aan politiewerk (Sprenger en Lassche, 2011). Deze burgers kunnen in

twee groepen worden onderscheiden: de burger als rechercheur (meehelpen met de

opsporing) en de burger als wijkagent (signaleren, corrigeren, gemeenschappen

bouwen, enzovoort) (Bekkers en Meijer, 2010). In de opsporingspraktijk kunnen

uiteraard beide groepen van belang zijn. Voor de burger spelen spanning en sensatie

een grote rol bij de motivatie om te participeren (Bekkers en Meijer, 2010).

Om de overige kenmerken van deze specifieke doelgroep vast te stellen, wordt er

tevens onderzocht op onder andere geslacht, leeftijd, inkomen en religie.

Door middel van onderzoek naar deze kenmerken vindt doelgroepsegmentatie plaats

en ontstaan binnen de doelgroep diverse segmenten. Deze segmenten hebben elk hun

eigen specifieke profiel.

3.2 Methoden en technieken

Dit praktijkonderzoek wordt uitgevoerd door middel van deskresearch en

fieldresearch. Onder de deskresearch valt het literatuuronderzoek en de interne

interviews. De fieldresearch bestaat uit acht interviews en een panelgesprek.

3.2.1 Vooronderzoek

Voor de start van dit onderzoek is een vooronderzoek afgerond (zie bijlage 1;

afstudeervoorstel). Dit vooronderzoek bestond uit korte interviews met vijf

professionals over het gebruik van sociale media door de politie. Deze professionals

zijn Jan Kroese (communicatieadviseur politie Zaanstreek-Waterland), Otto Scholten

(wijkagent politie Zaanstreek-Waterland), Han van Someren (wijkagent politie

Zaanstreek-Waterland), Jan Swaan (chef operationele zaken politiekorps district Zuid

Amsterdam-Amstelland) en Paul Bos (hoofd recherche politiekorps district Zuid

Amsterdam-Amstelland). Uit de interviews komt naar voren dat het gebruik van

sociale media in de opsporingspraktijk nog in de kinderschoenen staat. Door de

opkomst van het digitale tijdperk wordt er steeds meer gebruik gemaakt van sociale

media door de politie. Uit de interviews met de professionals van district Zuid bleek

dat dit korps een onregelmatig en ongestructureerd beleid heeft op het gebied van

sociale media. In vergelijking met andere korpsen, zo veronderstellen de geïnterviewde

politiemensen, maken zij relatief weinig gebruik van sociale media in hun

Page 16: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 16

opsporingspraktijk. District Zuid heeft de behoefte om dit gebruik te optimaliseren

(Swaan e.a., 2012).

3.2.2 Deskresearch

Door middel van deskresearch wordt er antwoord gegeven op een aantal deelvragen.

De bronnen die gebruikt worden zijn voornamelijk afkomstig van het internet en van

de regiopolitie Amsterdam-Amstelland en andere korpsen. Voorbeelden hiervan zijn

Website voor de politie en het rapport Een wereld te winnen… Sociale media en politie, een eerste

verkenning door Snel en Tops. Tevens wordt er literatuur gebruikt om de

internetbronnen aan te vullen, zoals het boek Cocreatie in de publieke sector van Bekkers

en Meijer. Daarnaast worden er enkele interviews afgenomen met medewerkers

binnen district Zuid van de politie Amsterdam-Amstelland. Het doel van deze

interviews is om te achterhalen welke sociale media er al door het korps worden

gebruikt, in welke mate dit gebeurt en met welk succes. Tevens worden de behoeften

van het korps - wat betreft het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk -

gepeild.

Door deskresearch uit te voeren wordt er informatie gehaald uit bestaande

bronnen/onderzoeken. Hierdoor is het niet nodig om zelf fieldresearch uit te voeren

naar bepaalde onderwerpen, omdat deze informatie namelijk al bestaat. Het is een

makkelijke en snelle manier om onderzoek te doen.

De ‘best practices’ binnen dit onderzoek zijn de werkwijzen en theorieën van andere

korpsen wat betreft hun gebruik van sociale media. Het gebruik van Twitter door

wijkagenten en de omgang met Facebook en Youtube als hulpmiddel in de

opsporingspraktijk zijn voorbeelden van werkwijzen en theorieën die worden

onderzocht. Doordat de politie een overheidsinstelling is en de korpsen onderling

samenwerken, is er geen sprake van concurrentie.

De korpsen Brabant Zuid-Oost, Hollands-Midden, Utrecht, Groningen en

Haaglanden worden genoemd als korpsen die voorop lopen bij het gebruik van sociale

media (Snel en Tops, 2011). Naast deskresearch uit te voeren naar de werkwijzen van

bovengenoemde korpsen, worden deze korpsen benaderd via de regiopolitie

Amsterdam-Amstelland voor nadere informatie in de vorm van interviews.

Om een internationale component aan dit onderzoek toe te voegen, wordt er gekeken

naar hoe politiekorpsen in andere landen, zoals de Verenigde Staten en Groot-

Brittannië, sociale media inzetten bij hun opsporingspraktijk. Deze informatie wordt

voornamelijk verzameld door het uitvoeren van deskresearch. Daarnaast wordt een

Brits politiekorps benaderd via de regiopolitie Amsterdam-Amstelland voor nadere

informatie in de vorm van een interview.

3.2.3 Interviews

Het afnemen van interviews met externe deskundigen is een vorm van fieldresearch.

Het doel is om extra en meer detailleerde informatie te verzamelen over het

onderwerp om op deze manier de centrale vraag van het onderzoek te kunnen

beantwoorden.

Page 17: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 17

Dit type onderzoek is passend, omdat het naar schatting veel bruikbare informatie zal

opleveren. De fieldresearch dient als een aanvulling op de deskresearch en zal een

toegevoegde waarde hebben voor het onderzoek.

Het doel van de interviews is om meer informatie en kennis te vergaren over onder

andere sociale mediastrategieën van Nederlandse en internationale politiekorpsen,

burgerhulp via sociale media en de mogelijkheden van sociale media wat betreft de

opsporingspraktijk. Daarnaast richten de interviews zich ook op de vooruitzichten van

sociale media in de toekomst. Er wordt belicht hoe de invloed van sociale media op de

samenleving zich (naar schatting) zal ontwikkelen en hoe de politie hierop kan

anticiperen.

In totaal worden er acht interviews afgenomen. Vijf van deze interviews worden

gehouden met communicatieadviseurs of woordvoerders van verscheidene

Nederlandse korpsen, waaronder de korpsen Groningen, Brabant Zuid-Oost, Utrecht,

Haaglanden en Hollands-Midden. Deze korpsen gelden in Nederland als voorlopers

als het gaat om het gebruik van sociale media (Snel en Tops, 2011).

Daarnaast wordt één interview afgenomen met een communicatieadviseur of

woordvoerder van het Britse korps The Northumbria Police, wat dient als

internationale component binnen dit onderzoek.

De overige twee interviews worden gehouden met experts op het gebied van sociale

media en opsporing, namelijk: Albert Meijer (hoogleraar Bestuurskunde en doet

onderzoek naar politie en sociale media) en Nicolien Kop (lector

Criminaliteitsbeheersing en Recherchekunde).

3.2.4 Panelgesprek

Het houden van een panelgesprek is een vorm van fieldresearch. Het doel is om meer

bruikbare informatie te verzamelen over de doelgroep, zodat deze gegevens kunnen

worden verwerkt in de te ontwikkelen sociale mediastrategie voor district Zuid van de

regiopolitie Amsterdam-Amstelland.

Het panelgesprek vindt plaats onder de doelgroep van dit onderzoek; oplettende

burgers die bereid zijn de politie hulp aan te bieden. Ze zijn betrokken bij hun buurt

en ervaren met sociale media. Aan het panel nemen minstens zes personen deel. Er

wordt naar gestreefd om van elk segment in de doelgroep een vertegenwoordiger in

het panel te hebben.

Tijdens het panelgesprek wordt er onder andere ingegaan op de kenmerken van de

doelgroep, hun motieven om te participeren, welke middelen zij hiervoor gebruiken,

in welke mate zij gebruik maken van sociale media, wat hun behoeften zijn,

enzovoorts.

Het panelgesprek dient tevens om eerdere bevindingen over de doelgroep te checken

en te verrijken. Bij het panelgesprek komen daarom ook gegevens uit de deskresearch

en de interviews aan bod.

3.3 Verantwoording van de diepgang van het literatuuronderzoek

De basis van het adviesrapport zal bestaan uit literatuuronderzoek. Dit

literatuuronderzoek fungeert als een bodem voor de fieldresearch.

Page 18: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 18

Het literatuuronderzoek bestaat voornamelijk uit kwalitatieve gegevens, zoals

beschrijvingen van theorieën en strategieën op het gebied van sociale media en politie.

Voorbeelden hiervan zijn werkwijzen van korpsen – bijvoorbeeld wat betreft het

gebruik van Twitter door wijkagenten en de omgang met Facebook en Youtube als

hulpmiddel in de opsporingspraktijk - en hun behaalde resultaten, de visies van

experts en het gebruik van sociale media in Nederland. De politiekorpsen die onder de

loep worden genomen, zijn onder andere de politie Utrecht, Haaglanden en Brabant

Zuid-Oost.

Daarnaast komen ook kwantitatieve gegevens aan bod, bijvoorbeeld voor het

uitdrukken van gegevens over de doelgroep of het gebruik van sociale media. Deze

kwantitatieve gegevens dienen om hoeveelheden en percentages aan te tonen, zodat

meer inzicht wordt gegenereerd voor de kwalitatieve kant van het onderzoek.

Tijdens het literatuuronderzoek worden voornamelijk gegevens verzameld uit boeken,

artikelen, (onderzoeks)rapporten en internet. Voorbeelden zijn Een wereld te winnen…

van Snel en Tops, politievakblad Blauw en Applying communication theory for professional life

van Dainton en Zelley. Een deel van de literatuur is afkomstig uit bronnen van de

regiopolitie Amsterdam-Amstelland en verscheidene andere politiekorpsen (zoals Een

wereld te winnen… van Snel en Tops en politievakblad Blauw); de rest is afkomstig uit

externe bronnen, zoals literatuur, (internet)artikelen en onafhankelijke onderzoeken

(zoals het artikel Applying communication theory for professional life van Dainton en Zelley).

Door middel van literatuuronderzoek komt een doelgroepanalyse tot stand. In deze

analyse wordt de doelgroepsegmentatie beschreven. De segmentatie wordt

onderscheiden in de volgende segmentcriteria: geografisch, demografisch, sociaal-

economisch en psychografisch (Intemarketing, 2009). Om te kunnen begrijpen hoe en

waarom burgers de politie willen helpen, zal tevens worden gesegmenteerd op sociaal

psychologisch vlak. Bij sociale psychologie gaat het om menselijke interactie en de

invloed van de sociale omgeving op het menselijk denken en handelen (Vrije

Universtiteit Amsterdam, z.j.).

De ‘best practices’ binnen dit onderzoek zijn de politiekorpsen in Nederland die

voorop lopen in het gebruik van sociale media en de internationale componenten. Het

doel is om relevante informatie te verzamelen over de werkwijzen en theorieën van

andere korpsen wat betreft sociale media, zodat deze gegevens kunnen worden

toegepast bij het ontwikkelen van een sociale mediastrategie voor district Zuid.

De internationale component binnen dit onderzoek is afkomstig van korpsen uit de

Verenigde Staten en uit Europa. Er wordt gekeken hoe internationale korpsen sociale

media inzetten bij hun opsporingspraktijk en welke resultaten dit oplevert. De

uitkomsten hiervan worden toegepast bij het ontwikkelen van een sociale

mediastrategie voor district Zuid.

Page 19: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 19

3.4 Kwaliteit van de onderzoeksinstrumenten

In dit onderzoek zijn twee soorten validiteit van belang: populatievaliditeit en

begripsvaliditeit. Populatievaliditeit houdt in of de steekproef een afspiegeling is van

de doelgroeppopulatie. Bij begripsvaliditeit is het belangrijk of ‘men meet wat men wilt

meten’ (Verhoeven, 2008).

Bij kwalitatief onderzoek staat populatievaliditeit ter discussie, omdat de steekproef

niet aselect is of een kleine groep personen betreft. Daarnaast laat begripsvaliditeit te

wensen over, aangezien de belevingswereld van de te onderzoeken personen centraal

staat en niet het te meten begrip of instrument (Verhoeven, 2008).

Bij kwalitatief onderzoek gaat het erom, anders dan bij kwantitatief onderzoek, in

hoeverre een onderzoek inhoudelijk generaliseerbaar is of in welke mate de conclusies

in soortgelijke situaties gelden (Verhoeven, 2008).

Om dit onderzoek daarom zo betrouwbaar en valide mogelijk te maken, worden de

volgende handelingen ondernomen:

1. Er worden verscheidene onderzoekstechnieken gebruikt. De

onderzoekstechnieken die in dit onderzoek worden toegepast zijn de

deskresearch, het afnemen van interviews en het houden van een

panelgesprek. Door gebruik van deze drie technieken vindt triangulatie plaats

(Verhoeven, 2008). Op deze manier wordt gestreefd naar resultaten die het

dichtst bij de werkelijkheid liggen.

2. Alle verkregen informatie en de stappen die hierbij worden gezet, worden op

een juiste manier geregistreerd. Aantekeningen worden bijgehouden in een

logboek.

3. Tijdens het uitvoeren van deskresearch zal gebruik worden gemaakt van zo

recent mogelijke bronnen. Er wordt naar gestreefd dat het merendeel van de

bronnen die gebruikt worden uit de jaartallen 2012 en 2011 stammen.

4. De vragenlijsten en topiclijsten van de interviews en het panelgesprek zijn

reëel en bruikbaar, zodat de uitkomsten ervan daadwerkelijk kunnen worden

toegepast bij het trekken van conclusies. De vragen en onderwerpen worden

efficiënt opgesteld en staan in verband met de probleemstelling, doelstelling

en deelvragen.

5. Om te controleren of er daadwerkelijk om relevante en bruikbare informatie

wordt gevraagd, worden de vragen- en topiclijsten vooraf getest onder een

doelgroeplid.

6. Tijdens het panelgesprek wordt gebruik gemaakt van opnameapparatuur,

waardoor de verkregen informatie op een juiste manier geregistreerd wordt en

kan worden verwerkt.

3.5 Beschrijving van de data-analysemethode

De kwalitatieve gegevens die met dit onderzoek vergaard worden, worden op een

efficiënte manier verwerkt. Tijdens het gehele verwerkingsproces wordt een logboek

bijgehouden met alle aantekeningen, analyses, keuzes en argumenten die tijdens het

Page 20: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 20

onderzoek worden gemaakt. Nadat er gegevens verzameld zijn, is het van belang om

deze gegevens eerst uiteen te rafelen en samen te vatten. Voor de desk- en

fieldresearch geldt hier dat er eerst relevante informatie wordt geselecteerd.

Vervolgens wordt deze informatie verdeeld in kleine fragmenten en samengevat.

Daarna worden de gebruikte termen in het onderzoek geëvalueerd en gecodeerd,

zodat er een eerste vorm van definiëring wordt toegekend aan de bevindingen. Er

wordt een betekenis toegekend aan de gegevens van de deskresearch en de

fieldresearch. Hierbij wordt tevens gekeken bij welke deelvraag de gegevens horen. Op

deze manier kunnen verscheidene onderwerpen binnen het onderzoek gemakkelijk

worden geordend. Bij het ordenen van de bevindingen wordt een schematische

weergave van de resultaten gemaakt. Hierbij worden bijvoorbeeld tabellen en

opsommingtekens gebruikt. De termen worden gegroepeerd en gesorteerd en

vervolgens wordt er naar verbanden tussen de gegevens gezocht. Er wordt gekeken

welke bevindingen van de desk- en fieldresearch met elkaar te maken hebben. Er

worden verbanden gelegd en eventuele opmerkelijkheden belicht. Hierdoor ontstaat er

structuur in de bevindingen en kunnen er conclusies worden getrokken (Verhoeven,

2008). Deze conclusies worden getrokken door alle resultaten in verband te brengen

met de probleemstelling.

Page 21: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 21

4 Deskresearch

In dit hoofdstuk wordt bestaande informatie over het onderwerp behandeld.

4.1 Sociale media in de Nederlandse samenleving

Sociale media kunnen in onderstaande vijf groepen worden ingedeeld. In de opsporingspraktijk zijn voornamelijk de eerste twee groepen van belang.

1. Sociale netwerk-sites: Facebook, Hyves, LinkedIn 2. Bottom up ‘broadcasting’: Twitter, YouTube 3. Interactieve blogs: geenstijl.nl, fok.nl, joop.nl 4. Online samenwerking en creatie van content: Wikipedia 5. Object georganiseerd ervaringen: booking.com voor hotels, iens.nl voor

restaurants (Zouridis en Tops, 2011).

4.1.1 Gebruik sociale media In Nederland is Facebook het populairste sociale medium: circa 7,3 miljoen Nederlanders hebben Facebook. Tevens is het dagelijks gebruik toegenomen: vorig jaar gebruikten 2,2 miljoen mensen dagelijks Facebook, dit jaar zijn dat er 4,3 miljoen. Youtube heeft 6,9 miljoen Nederlandse gebruikers, waarvan 1 miljoen dagelijks gebruik maken van dit medium. Van LinkedIn en Twitter maken 3,2 mensen gebruik, gevolgd door Hyves met 3 miljoen gebruikers. LinkedIn heeft 300.000 dagelijkse gebruikers, Twitter 1,5 miljoen en Hyves 900.000. De sociale netwerksite Hyves ziet het gebruik fors dalen. Voornamelijk jongeren maken minder gebruik het Nederlandse platform (Newcom Research, 2012).

4.1.2 Mobiel gebruik Het gebruik van sociale media in Nederland via mobiele toestellen is flink gestegen. Zo’n 40% van het gebruik van sociale media vindt plaats via smartphones. In een jaar is het aantal toestellen een mobiele internetaansluiting met 48% is gestegen. Door deze stijging beschikt nu ongeveer de helft van de Nederlanders over mobiel internet. Bovendien blijken sociale media en mobiel internet een grote versterkende invloed op elkaar te hebben (Tres, 2012).

4.1.3 Gebruikers sociale media Van de Nederlandse internetters tussen de 25 en 55 jaar oud is 54% actief op sociale netwerken. Van de leeftijdsgroep 16 tot en met 25 jaar maakt maar liefst 91% gebruik van sociale media en van de groep 55 tot en met 75 is ruim 30% actief op sociale media. Wat betreft opleidingsniveau bestaan er vrijwel geen verschillen in het gebruik van sociale media (CBS, 2010). Er bestaan wel verschillen tussen mannen en vrouwen in het gebruik van sociale media. Mannen gebruiken sociale media voornamelijk als statusverhogende activiteiten; vrouwen gebruiken sociale media vooral voor het onderhouden van contacten en het versterken van vriendschappen. Onder sociale media gebruikers in Nederland zijn vrouwen met 47% dagelijks meer actief op sociale media dan mannen met 32%. Maar dit geldt niet voor alle sociale mediaplatformen. Zo gebruiken mannen vaker Twitter dan vrouwen (32% tegenover 28%) (Porter Novelli, 2012).

Page 22: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 22

4.1.4 Kenmerken sociale media Sociale media beschikken over enkele bijzondere kenmerken. Deze kenmerken zijn afzonderlijk van elkaar niet nieuw, maar kunnen in combinatie en in hun intensiteit specifieke effecten hebben. Ten eerste is dat het zwermpotentieel van sociale media. Grote groepen personen kunnen er spontaan maar gecoördineerd door in actie komen, wat vergelijkbaar is met een zwerm bijen. In de tweede plaats hebben sociale media explosiepotentieel. Doordat in sociale media allerlei acceleratoren en multipliers (bijvoorbeeld de retweet-functie in Twitter) zijn ingebouwd, kunnen betrekkelijk kleine of lokale zaken snel uitgroeien tot grootschalige, mondiale kwesties. Een voorbeeld hiervan is de tweet van districtchef Gerda Dijksman over de dood van twee personen in Meppel. Ten derde beschikt sociale media over synergiepotentieel. Door de samenvoeging van op zichzelf kleine onderdelen of bijdragen kan een werkelijkheid ontstaan die groter en invloedrijker is dan al die kleine onderdelen samen. Met andere woorden: het effect van de samenvoeging is groter dan wat de afzonderlijke onderdelen in totaal bereikt zouden hebben. De som is dus groter dan het geheel van de delen. (Zouridis en Tops, 2011).

4.1.5 Invloed sociale media op de samenleving Sociale media zijn niet meer weg te denken uit onze huidige maatschappij. Het gebruik van sociale media wordt steeds gewoner, zowel voor privé- als werkdoeleinden. Doordat er wereldwijd via sociale media steeds meer wordt gedeeld met de buitenwereld, wordt de invloed van sociale media op de samenleving steeds groter. Deze online infrastructuur creëert namelijk een veranderende samenleving, waarin ideeën, activiteiten en relaties niet meer beperkt worden door de geografische locatie. Door de kenmerken die sociale media hebben, zoals snelheid, een groot bereik en de mogelijkheid hebben tot het mobiliseren van groepen, ontstaat er een dynamischere samenleving (Rusman, 2011).

4.1.6 Toekomst sociale media Er wordt verwacht dat sociale media in de toekomst zullen blijven bestaan, maar dat er waarschijnlijk wel wat veranderingen zullen optreden. Zo is het mogelijk dat de losse kanalen zoals we die nu hebben, op de een of andere manier samengevoegd zullen worden. Voor de toekomst zouden ‘interactie’ en ‘integratie’ namelijk belangrijke sleutelwoorden kunnen zijn. Zeer zeker zullen ontwikkelingen op het gebied van sociale media in elk geval razendsnel blijven gaan (Social Nederland Networking, 2011). De komende jaren blijft het internet in ieder geval groeien: men verwacht dat het in 2016 wereldwijd vier keer zo groot zal zijn. Daarnaast wordt verwacht dat het aantal verbonden apparaten in dat jaar bijna negentien miljard zal bedragen. Ten opzichte van 2011 is dit bijna een verdubbeling. De enorme groei van het internet zal worden veroorzaakt door diverse factoren, waaronder: meer apparaten met netwerkverbindingen (smartphones, tablets, etc.), meer internetgebruikers, snellere breedbandverbindingen, meer video en een toename van WiFi (Cisco VNI Forecast, 2012). Gebruikers van sociale media verwachten dat ze de komende jaren steeds minder gebruik zullen maken van het Nederlandse netwerk Hyves, terwijl het gebruik van Facebook naar verwachting zal blijven groeien. Het gebruik van Twitter, LinkedIn en Youtube zal naar verwachting stabiliseren (Newcom Research, 2012).

Page 23: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 23

4.1.7 Subconclusie

Sociale media blijken een steeds grotere invloed op de maatschappij te hebben. In

Nederland is Facebook het populairste sociale medium, gevolgd door Youtube,

Twitter, LinkedIn en Hyves. Het gebruik van sociale media vindt steeds vaker plaats

via smartphones, doordat het aantal mobiele toestellen met een internetaansluiting het

afgelopen jaar flink is gestegen en doordat sociale media en mobiel internet een

versterkende invloed op elkaar hebben. De leeftijdsgroep 16 tot en met 25 jaar maakt

met 91% het meeste gebruik van sociale media, gevolgd door de leeftijdsgroep 25 tot

en met 55 jaar met 54%. Over het algemeen zijn vrouwen in Nederland dagelijks meer

actief op sociale media dan mannen; enkel het sociale mediaplatform Twitter is hier

een uitzondering op.

Sociale media hebben drie belangrijke kenmerken: het zwermpotentieel, het

explosiepotentieel en het synergiepotentieel. Er kan geconcludeerd worden dat door

deze kenmerken en het feit dat ideeën, activiteiten en relaties niet meer beperkt

worden door de geografische locatie, er een veranderende en dynamischere

samenleving wordt gecreëerd.

Men verwacht dat ontwikkelingen op het gebied van sociale media razendsnel zullen

blijven gaan. Hoogstwaarschijnlijk zal het gebruik van Facebook de komende jaren

blijven groeien, het gebruik van Twitter, LinkedIn en Youtube zal naar verwachting

stabiliseren en men verwacht dat het gebruik van Hyves zal blijven dalen.

4.2 Het belang van sociale media voor de politie

4.2.1 De rol van sociale media in het politiewerk Sociale media gaan een steeds belangrijkere rol spelen in alle facetten van het politiewerk. Recente gebeurtenissen laten dit ook zien. Neem bijvoorbeeld de brand in Moerdijk, waar sociale media een belangrijke rol in de crisiscommunicatie hebben gespeeld (Snel en Tops, 2011). Het jaar 2011 wordt geschouwd als de definitieve doorbraak van sociale media voor het grote publiek. Een aantal gebeurtenissen hebben daar een belangrijke rol in gespeeld. Bij de opstanden in de Arabische wereld aan het begin van 2011 bijvoorbeeld, werden sociale media veelvuldig gebruikt. Deze opstanden worden daarom ook wel aangeduid als de Facebook-revolution. Burgers kwamen in verzet tegen ondemocratische regimes via onder andere Facebook en Twitter. Een belangrijke eigenschap hiervan bleek de relatieve onbeheersbaarheid van sociale media door autoriteiten. De politie kon hierdoor moeilijker greep krijgen op de gebeurtenissen. Men kan dus wel zeggen dat sociale media een belangrijke rol hebben gespeeld in de beeldvorming (Zouridis en Tops, 2011). Wat zich op wereldschaal afspeelde, is in bescheidener vorm ook op Nederland van toepassing. Het jaar 2011 is de grote doorbraak van het gebruik van Twitter onder buurtregisseurs geweest. Steeds meer buurtregisseurs twitteren om met burgers in hun wijk te communiceren. In de nasleep van het schietincident in Alphen aan den Rijn vormden de communicatie en geruchtenvorming via sociale media een nieuwe opgave voor de politie. Iets soortgelijks deed zich voor rondom de neergeschoten politieagent in Baflo; de geruchtenstroom daarover kwam mede op gang door een vanuit de Verenigde Staten verzonden tweet (Zouridis en Tops, 2011).

Page 24: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 24

Door sociale media kan de politie echter ook onder vuur komen te liggen. Een voorbeeld hiervan is de discussie rondom de politieaanpak in de zaak Millie Boele, met name over de inzet van politiehonden (Zouridis en Tops, 2011).

4.2.2 Voordelen en valkuilen gebruik sociale media De betekenis van sociale media voor de politie is aan te duiden op ten minste drie manieren:

De digitale werkelijkheid: Deze werkelijkheid voegt een nieuwe dimensie toe aan onze wereld, met eigen kenmerken en nieuwe kansen en mogelijkheden. Sociale media zijn hierin een steeds belangrijker onderdeel. Omdat er van deze digitale werkelijkheid op allerlei manieren misbruik kan worden gemaakt, is het van belang dat daar een soort orde georganiseerd en gehandhaafd wordt. En dat is de taak van de politie. Het is naïef om te veronderstellen dat deze orde in de sociale media aan de zelforganisatie van betrokkenen kan worden overgelaten (Zouridis en Tops, 2011).

Sociale media bieden nieuwe mogelijkheden tot communicatie en interactie: Beeldvorming over gebeurtenissen in de samenleving vindt in toenemende mate ook in sociale media plaats, en dat beïnvloedt het doen en laten van velen. Daarom dient de politie hierin ook volkomen aanwezig te zijn (Zouridis en Tops, 2011).

De ontwikkeling van sociale media biedt nieuwe mogelijkheden voor vernieuwing van het politiewerk: Enkele voorbeelden zijn: - Sociale media kunnen bijdragen in de versterking van de heterdaadkracht

van de politie. Heterdaadkracht is de mate waarin de politie op heterdaad arrestaties kan verrichten. Een versterking van de heterdaadkracht verhoogt zowel de effectiviteit van de politie als haar legitimiteit. Afhandeling op heterdaad brengt immers minder administratieve werkzaamheden met zich mee (1 dag versus 14 dagen). Daarnaast verhoogt het de zichtbaarheid van de politie voor burgers. Er is een groot verband tussen heterdaadkracht en sociale media: sociale media hebben als kenmerk dat een gebeurtenis en de berichtgeving over die gebeurtenis vrijwel samenvallen. Van deze mogelijkheid kan de politie dus dankbaar gebruik maken. Echter ligt tegelijkertijd misbruik op de loer: men weet namelijk niet of een tweet gebruikt wordt om iemand is diskrediet te brengen of om de politie op een dwaalspoor te zetten.

- Onder het handhaven van de openbare orde bij ingrijpende gebeurtenissen, valt in toenemende mate ook het beïnvloeden en sturen van publieke menings- en geruchtenvorming. Hierbij is snelheid nodig, en het is daarom niet eenvoudig om steeds de juiste afwegingen te maken. Een voorbeeld is het schietdrama in Alphen aan den Rijn: via sociale media kwam de geruchtenvorming over het incident razendsnel op gang.

- Sociale media bieden mogelijkheden om informatie onder burgers te mobiliseren. Dit kan door bijvoorbeeld beelden via YouTube te verspreiden of informatie over cold cases bekend te maken. Tevens geldt hier dat sociale media niet alleen voordelen hebben: er kunnen bijvoorbeeld vraagtekens worden gezet bij de waarde van getuigenverklaringen, omdat iedereen via sociale media al uitgebreid kennis heeft kunnen nemen van ooggetuigenverslagen van anderen (Zouridis en Tops, 2011).

Page 25: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 25

Al deze voorbeelden laten zien dat sociale media zowel dragers zijn van collectieve wijsheid (the wisdom of the crowds) als dragers van nieuwe vormen van ondermijning en sociale verstoring. Sociale media kunnen dienen als een bron van collectieve wijsheid; men gaat er hierbij vanuit dat grotere groepen burgers wijzer zijn dan een kleine groep van experts. Op die manier kan de publieke opinie fungeren als een belangrijke bron van informatie voor de politie. In zo’n geval is er sprake van een sociale orde die zelforganiserend en zelfcorrectief is. Hierdoor kan deze orde voornamelijk horizontaal georganiseerd worden, zonder dat er veel directe inmenging van de politie aan te pas komt. Gebruikers van sociale media zijn dan een verlengstuk van de politie. Bij het voorkomen en oplossen van criminele praktijken kan actieve betrokkenheid van burgers worden georganiseerd. Aan de andere kant kunnen sociale media dienen als bron van sociale verstoring. Zo kunnen de politie en autoriteiten op een verkeerd spoor worden gezet en moeite hebben om zich te verhouden tot ontwikkelingen die op sociale media gaande zijn. Het kan hierbij gaan om openbare ordeverstoring of het creëren van desinformatie en verkeerde informatie. Openbare ordeverstoring uit zich in onder andere geruchten, mensen die hun angsten projecteren, opinies zonder feiten- of kennisbasis en misverstanden. Wat betreft desinformatie kunnen valse sporen en dubieus bewijsmateriaal een flinke verstoring zijn. In die context worden sociale media vooral een onderzoeksobject, in plaats van een werkelijkheid waarmee het zich kan verbinden. De impact van sociale media hangt voornamelijk af van de omstandigheden waarin het verkeert. In sommige gevallen zullen sociale media een boodschap of bericht verrijken of verifiëren. In andere gevallen zullen ze deze versterken of vermenigvuldigen. Deze elementen zijn voor de impact van sociale media cruciaal. In het eerste geval dienen sociale media namelijk als bron van collectieve wijsheid, terwijl sociale media in het tweede geval dienen als bron van sociale verstoring. Een groot voordeel van sociale media is in elk geval dat ze openbaar zijn. Hierdoor kunnen publieke ordeverstoringen veel tijdiger in het vizier van de politie komen (Zouridis en Tops, 2011).

4.2.3 Kenmerken opsporing door burgerhulp Burgerhulp is altijd essentieel geweest in de opsporingspraktijk. 74% van de misdadigers die worden opgepakt, wordt opgepakt als direct gevolg van burgers die contact opnemen met de politie, zo concludeert een medewerker van de politie Amsterdam-Amstelland in 2009 (Bekkers en Meijer, 2010). Wat als kwestieus kan worden beschouwd, is dat slechts één op de negen burgers de politie belt als zij getuige zijn van een misdrijf (Bekkers en Meijer, 2010). Als het gaat om burgerhulp in de opsporingspraktijk kan er onderscheid worden gemaakt tussen twee rollen van de burger: de burger als rechercheur en de burger als wijkagent. In het eerste geval vraagt de politie aan de burger om informatie aan te leveren die kan bijdragen aan de oplossing van een zaak. Voorbeelden zijn het televisieprogramma Opsporing Verzocht en de website depolitiezoek.nl. Bij het optreden van de burger als wijkagent, gaat het erom dat deze direct actie onderneemt in plaats van het aanleveren van informatie achteraf. Een voorbeeld hiervan is Burgernet: burgers ontvangen een sms van de politie wanneer ergens een incident is voorgevallen of bijvoorbeeld bij een vermissing van een kind. Burgers kunnen dan rondkijken in hun omgeving en de politie helpen om een verdachte aan te houden of een vermissing op te lossen (Bekkers en Meijer, 2010). In de algemene zin bestaat burgerhulp enerzijds uit het aanleveren van tips en getuigenverklaringen over een misdrijf of incident en anderzijds uit het aandragen van

Page 26: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 26

(expert)kennis en nuttige scenario’s. In het eerste geval wordt voornamelijk een beroep gedaan op mensen die iets gezien hebben en kennissen, vrienden en familie van de verdachte. Voor het aandragen van scenario’s en bijvoorbeeld het identificeren van een moordwapen of andere verdachte objecten, wordt het beroep dat men doet op burgers uitgebreid naar heel Nederland en zelfs internationaal (Bekkers en Meijer, 2010). Op basis van de huidige politiepraktijk, kunnen vier vernieuwende manieren van burgerparticipatie in de opsporing worden onderscheiden:

Getuigenoproep op heterdaad: burgers worden gebruikt als ‘extra ogen en oren’ om de pakkans van daders op heterdaad te vergroten. Voorbeelden zijn Burgernet en Twitter.

Getuigenoproep buiten heterdaad: burgers worden via onder andere flyers en sms-bommen opgeroepen om als getuige een bijdrage te leveren in lopende opsporingszaken.

Het plaatsen van oproepen voor (beeld)materiaal: burgers worden opgeroepen om foto- en filmmateriaal van delicten aan te leveren.

Het inzetten van burgers bij opsporingsactiviteiten: burgers laten meedenken bij opsporingsonderzoeken, hen suggesties laten aandragen en hen laten meewerken aan bijzondere opsporingsmethoden. (Cornelissen en Ferwerda, 2010; Kop, 2011)

4.2.4 Subconclusie Er kan worden geconcludeerd dat sociale media een steeds belangrijkere rol gaan spelen in alle facetten van het politiewerk. Sociale media spelen een belangrijke rol spelen als het gaat om veranderingen binnen het politiewerk. Het voordeel van het gebruik van sociale media door de politie is dat ze een bron kunnen zijn van collectieve wijsheid (wisdom of the crowds). Deze collectieve wijsheid is een overkoepelend voordeel en uit zich in de volgende aspecten:

Sociale media bieden nieuwe mogelijkheden tot communicatie en interactie.

De ontwikkeling van sociale media biedt nieuwe mogelijkheden voor vernieuwing van het politiewerk, zoals het versterken van de heterdaadkracht en het mobiliseren van informatie onder burgers via sociale media.

De valkuil van het gebruik van sociale media door de politie is dat ze een bron kunnen zijn van ondermijning en sociale verstoring. Het gaat om de volgende aspecten:

Openbare ordeverstoring

Het creëren van desinformatie en verkeerde informatie Verder moet de politie er rekening mee houden dat er van de digitale werkelijkheid op allerlei manieren misbruik kan worden gemaakt. Daarnaast kunnen vraagtekens worden gezet bij getuigenverklaringen, omdat iedereen via sociale media al kennis heeft kunnen nemen van verklaringen van anderen. Sociale media blijken dus zowel dragers van collectieve wijsheid als dragers van ondermijning en sociale verstoring. Beiden doen zich tegelijkertijd voor. Voor de politie is het daarom van belang om de collectieve wijsheid te stimuleren en de verstoring tot zover mogelijk te voorkomen of te bestrijden. Dit houdt in dat de politie sociale media actief moet benutten. Door zoveel mogelijk interactie mogelijk te maken en waar nodig bij te sturen, kan de politie proberen om de voordelen van sociale media te benutten en de keerzijde ervan te bestrijden. Verder zal de politie moeten beseffen dat het een lastige opgave is om het zwerm- en explosiepotentieel onder controle te krijgen. De openbaarheid van sociale media is in elk geval een groot

Page 27: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 27

voordeel; hierdoor kunnen publieke ordeverstoringen tijdiger door de politie worden opgemerkt. Burgerhulp is altijd van essentieel belang geweest in de opsporingspraktijk. Burgerhulp in de opsporing kan worden onderscheiden in twee rollen van de burger: de burger als rechercheur (meehelpen in de opsporing) en de burger als wijkagent (signaleren, corrigeren, gemeenschappen bouwen, enzovoorts Algemeen gezien bestaat burgerhulp enerzijds uit het aanleveren van tips en getuigenverklaringen over een misdrijf of incident en anderzijds uit het aandragen van (expert)kennis en nuttige scenario’s. Er kunnen vier vernieuwende manieren van burgerparticipatie worden onderscheiden:

Getuigenoproep op heterdaad

Getuigenoproep buiten heterdaad

Het plaatsen van oproepen voor (beeld)materiaal

Het inzetten van burgers bij opsporingsactiviteiten

4.3 Het gebruik van sociale media door district Zuid

4.3.1 Regiobreed en lokaal gebruik

Het korps Amsterdam-Amstelland maakt regiobreed gebruik van verscheidene sociale

media, waaronder Twitter, Youtube en Facebook. Twitter wordt regiobreed ingezet

door de sectie Voorlichting van de politie Amsterdam-Amstelland en lokaal door de

buurtregisseurs van de verschillende districten. Zo worden voornamelijk de algemene,

grotere zaken behandeld door de sectie Voorlichting en de kleinere, lokale zaken door

de buurtregisseurs. Twitter wordt door zowel de sectie Voorlichting als de

buurtregisseurs die dit medium gebruiken vrij intensief ingezet; er worden regelmatig

tweets geplaatst. Door de sectie Voorlichting en het merendeel van de buurtregisseurs

worden zelfs dagelijks of meerdere keren per dag tweets geplaatst. Op Youtube wordt

door de sectie Voorlichting zo nu en dan een video geüpload, maar er wordt geen

intensief gebruik gemaakt van dit sociale medium (Regiopolitie Amsterdam-

Amstelland, 2012). Er bevinden zich vooral video’s ten behoeve van de opsporing op

het account, zoals overvallen, inbraken, diefstallen en geweldsdelicten. (YouTube,

2012). Het doel hiervan is om getuigen of tipgevers op te roepen. Sinds kort is er op

regiobreed niveau een Facebookpilot gestart. Via de sociale media worden er

voornamelijk berichten geplaatst over incidenten en actuele zaken (Regiopolitie

Amsterdam-Amstelland, 2012).

Op lokaal niveau wordt alleen Twitter actief inzet. Dit sociale medium wordt vrijwel

uitsluitend door buurtregisseurs gebruikt (Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, 2012).

Het aantal buurtregisseurs van het gehele politiekorps Amsterdam-Amstelland is als

volgt verdeeld: district Centrum telt 30 buurtregisseurs, district Noord 33, district

Oost 42, district Zuid 59, district West 66 en team Water-havens 2 (Politie

Amsterdam-Amstelland (1), 2012). Dit maakt een totaal van 232 buurtregisseurs.

De politie Amsterdam-Amstelland beschikt over één algemeen Twitteraccount, die

wordt beheerd door de sectie Voorlichting. Dit account heeft zo’n 14.660 volgers. Het

aantal buurtregisseurs die gebruik maken van Twitter is als volgt verdeeld: in district

Page 28: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 28

Centrum zijn dat 6 buurtregisseurs, in district Noord 14 (13 accounts), in district Oost

3, in district Zuid 10, in district West 14 (13 accounts) en in team Water-Havens 1

(Politie Amsterdam-Amstelland (2), 2012). In totaal zijn dit 48 buurtregisseurs.

Van het gehele politiekorps Amsterdam-Amstelland maken dus 48 van de totaal 232

buurtregisseurs gebruik van Twitter. Dit is een percentage van zo’n 20,7%. In district

Zuid twitteren slechts 10 van de 59 buurtregisseurs, wat uitkomt op een percentage

van ongeveer 16,9%. De frequentie van het gebruik van Twitter verschilt per

buurtregisseur. De meesten maken er dagelijks gebruik van; anderen wekelijks of zelfs

maandelijks. Het totale aantal volgers van de negen buurtregisseurs in district Zuid die

twitteren bedraagt 1.296. Buurtregisseurs Mirjam Dobbe van de Marathonbuurt (Van

Leijenberghlaan), Tjako Drenth van de V.d. Helstpleinbuurt (De Pijp) en Jeroen van

der Hoorn van de Zijdelwaard (Uithoorn) voeren de boventoon met respectievelijk

313, 169 en 560 volgers. De overige buurtregisseurs van district Zuid hebben 60

volgers of minder. Binnen district Zuid wordt in Aalsmeer en Amstelveen-Noord

helemaal geen gebruik gemaakt van Twitter door buurtregisseurs (Politie Amsterdam-

Amstelland (2), 2012).

De buurtregisseurs van district Zuid die gebruik maken van Twitter, plaatsen

voornamelijk tweets van informatieve aard, zoals nieuwtjes omtrent de politie,

waarschuwingen en tips, behaalde resultaten en opsporingsberichten. De meeste

buurtregisseurs houden hun volgers op de hoogte van hun dagelijkse bezigheden. Het

merendeel van de tweets zijn formeel van aard, maar persoonlijke berichtgeving komt

ook veel voor. De volgers voelen zich dan direct aangesproken. Er zijn echter wel

verschillen in de toon van de berichtgeving van de buurtregisseurs: de ene

buurtregisseur gebruikt een persoonlijkere toon dan de andere. Tevens zijn er

verschillen in de vraag naar participatie in de opsporing via Twitter: de ene

buurtregisseur plaatst nauwelijks opsporingsberichten, de ander veelvuldig (Politie

Amsterdam-Amstelland (2), 2012).

4.3.2 Constateringen en resultaten

Het korps Amsterdam-Amstelland ziet Twitter als een middel om direct met burgers

te communiceren, niet meer afhankelijk te zijn van andere media en meer bereikbaar

te zijn voor burgers. Het korps neemt waar dat burgers Twitter beschouwen als een

laagdrempelig contact met de politie (Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, 2012).

Hoewel de sociale media die door het gehele korps worden gebruikt (nog) niet direct

hebben geleid tot concrete resultaten wat betreft opsporing, dragen ze hier

ongetwijfeld wel aan bij (Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, 2012). Dit komt

doordat de ingezette sociale media zorgt voor een groter bereik bij de burgers.

Daarnaast zijn sociale media laagdrempelig, wat voor de burger een reden kan zijn om

eerder naar de politie te stappen met informatie (Regiopolitie Amsterdam-Amstelland,

2012).

Door zowel het hele korps Amsterdam-Amstelland als het korps district Zuid wordt

relatief weinig en ongestructureerd gebruik gemaakt van sociale media in de

opsporingspraktijk. Het doel van de gehele regiopolitie Amsterdam-Amstelland wat

betreft het gebruik van sociale media is om dit gebruik te optimaliseren, waardoor de

beste resultaten op dit gebied behaald kunnen worden. Dit willen ze bereiken door

frequenter, structureel en op de juiste manier gebruik te maken van verscheidene

Page 29: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 29

sociale media. Dat wil zeggen dat er naar wordt gestreefd om sociale media actief en

volgens bepaalde regels te in te zetten, zodat het gebruik van sociale media kan

bijdragen aan de opsporing en aan burgerparticipatie. Bovendien wil de regiopolitie

Amsterdam-Amstelland cursussen op het gebied van sociale media aanbieden aan hun

personeel, bijvoorbeeld een Twittercursus voor buurtregisseurs. Uiteindelijk is het de

bedoeling dat, onder andere ten behoeve van de opsporing en de interactie met

burgers, vrijwel alle buurtregisseurs van alle districten gebruik gaan maken van Twitter

en wellicht van andere sociale media (Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, 2012).

4.3.3 Subconclusie

De regiopolitie Amsterdam-Amstelland maakt gebruik van de sociale media Twitter,

Youtube en Facebook. Die laatste betreft een pilot. Youtube wordt af en toe ingezet

en dan uitsluitend ten behoeve van de opsporing. Twitter wordt regelmatig, al dan niet

dagelijks, ingezet. Dit gebeurt zowel regiobreed als lokaal door de buurtregisseurs. Als

we kijken naar het gehele korps, maakt 20,7% van de buurtregisseurs gebruik van

Twitter. Wat betreft district Zuid is dit percentage 16,9%. Voor zowel het gehele

korps Amsterdam-Amstelland als district Zuid geldt dat er relatief weinig gebruik

wordt gemaakt van sociale media in het algemeen en in de opsporingspraktijk.

Bovendien is er niet echt sprake van een bepaalde mate van gebruik of structuur; men

plaatst berichten op sociale media wanneer men dat van belang vindt, zoals bij

nieuwtjes omtrent de politie, waarschuwingen en tips, behaalde resultaten en

opsporingsberichten.

Tot op heden zijn er nog geen concrete en directe resultaten behaald met het gebruik

van sociale media in de opsporing. Het korps is er desondanks wel van overtuigd dat

sociale media bijdragen aan de opsporing, vanwege het grote bereik, de

laagdrempeligheid en de interactie met burgers.

Er kan worden geconcludeerd dat er weinig gebruik wordt gemaakt van sociale media

in de opsporing. Van Twitter wordt slechts door een klein percentage van de

buurtregisseurs gebruik gemaakt. Tevens wordt Facebook (nog) niet actief benut.

Daarnaast zijn door het gebruik van sociale media in de opsporing weinig tot geen

concrete of directe resultaten behaald, enkel indirecte. Verder zijn er geen duidelijke

richtlijnen of strategie aanwezig. Om optimale resultaten te behalen, zal het korps het

gebruik van sociale media moeten optimaliseren door deze actiever, frequenter en

volgens bepaalde richtlijnen in te zetten. Zo is het van belang dat een fors hoger

percentage van de buurtregisseurs gebruik gaat maken van Twitter en dat Youtube en

Facebook actiever worden ingezet. Daarnaast zijn het aanbieden van Twittercursussen

aan buurtregisseurs en het opstellen van richtlijnen en regelgeving omtrent het gebruik

van sociale media essentieel.

4.4 Doelgroepanalyse

4.4.1 Geografische kenmerken

Onder het geografische gebied van district Zuid vallen de volgende stadsdelen:

Stadsdeel Zuid (132.000 inwoners), Amstelveen (80.000 inwoners), Uithoorn (28.000

inwoners), Aalsmeer (30.000 inwoners) en Ouderkerk (8.000 inwoners). Van Stadsdeel

Page 30: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 30

Zuid gaat de wijk Hoofddorpplein (10.000 inwoners) af. Dit maakt een totaal van

268.000 inwoners (Politie Amsterdam-Amstelland, 2012).

4.4.2 Demografische kenmerken

Wat betreft demografische kenmerken van de doelgroep zijn er een aantal

opvallendheden. Er komen zowel mannen als vrouwen in de doelgroep voor en er zijn

verschillen in leeftijd, inkomen, religie, sociale klasse en levenscycli (Regiopolitie

Amsterdam-Amstelland). Als we kijken naar burgers die gebruik maken van

Burgernet, valt op dat er weinig allochtonen en jongeren participeren. Dit ervaart men

als problematisch, omdat representativiteit van belang is. De gemiddelde leeftijd van

deelnemers van Burgernet is ongeveer 40 jaar. Slechts 24% van de deelnemers is

jonger dan 36 jaar. Op sociaaleconomisch gebied bevindt de doelgroep zich

voornamelijk in de middenklasse. Het merendeel van de deelnemers van Burgernet

blijkt van het mannelijk geslacht (Van der Vijver, 2009). Gebruikers van Burgernet

bestaan vooral uit iets oudere autochtonen en vormen dus geen doorsnede van de

bevolking (Bekkers en Meijer, 2010).

4.4.3 Psychografische en sociale kenmerken

Landelijk gezien betreft de doelgroep burgers met specifieke psychografische en

sociale kenmerken. Nieuwsgierige, betrokken en onderzoekende burgers – die veel

mensen kennen en goed met internet kunnen omgaan – blijken namelijk een goede

bijdrage te kunnen leveren aan politiewerk (Sprenger en Lassche, 2011). Verder

houden ze van spanning en sensatie (Bekkers en Meijer, 2010).

Regionaal gezien is de doelgroep geïnteresseerd in het politiewerk en sociaal in de

omgang met andere personen. Daarnaast hebben ze interesse in wat er in hun wijk

afspeelt, vinden ze veiligheid belangrijk en maken ze regelmatig gebruik van het

internet (Regiopolitie Amsterdam-Amstelland).

Al deze kenmerken kunnen bij de doelgroep in mindere of meerdere mate

voorkomen. Tevens hangen veel kenmerken samen met de motieven van burgers om

te participeren; daarover in de volgende paragraaf meer.

4.4.4 Motieven en doel van participatie

Motieven die burgers zouden kunnen hebben om te participeren in de

opsporingspraktijk kunnen in drie categorieën worden ingedeeld. Het eerste motief

betreft ‘het dienen van het publiek belang’ (Alford, 2009). Burgers vinden veiligheid

belangrijk en willen bijdragen aan het verminderen van de criminaliteit in het algemeen

en het oplossen van zaken. Het tweede motief is ‘het dienen van een groepsbelang’

(Alford, 2009). Hierbij vinden burgers voornamelijk de veiligheid in hun

buurt/netwerk en die van omwonenden, familie, vrienden of gelijkgestemden

belangrijk. Burgers die voornamelijk dit motief hanteren behoren vaak tot een

bepaalde groep: bijvoorbeeld juweliers die vaak te maken krijgen met overvallen. Het

laatste motief betreft ‘het dienen van een individueel belang’ (Alford, 2009). Hierbij

gaat het voornamelijk om het verbeteren van de eigen positie. Burgers met dit motief

willen bijvoorbeeld dat een inbreker die bij hen heeft ingebroken, wordt opgepakt

(Alford, 2009; Bekkers en Meijer, 2010).

Page 31: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 31

Er is nog een concretere manier om motieven in te delen. Concrete motieven voor

burgers om te participeren aan politieonderzoeken kunnen zijn:

Meewerken aan het politieonderzoek: in dit geval willen burgers graag bijdragen aan het oplossen van een zaak. Het gaat hier voornamelijk om een gevoel van voldoening.

Voldoening om aandacht te krijgen voor een tip of verklaring.

Spanning en sensatie: deze groep burgers, waaronder voornamelijk vrienden, kennissen en jongeren, zijn vooral gemotiveerd om te participeren uit een gevoel van spanning en sensatie.

Voorkomen van overvallen: onder deze participanten bevinden zich voornamelijk ondernemers en beveiligingsdiensten, die vooral geïnteresseerd zijn in politieonderzoeken die hen informatie geven over de manieren waarop overvallers te werk gaan en over personen voor wie ze moeten uitkijken omdat deze hen ook zouden kunnen overvallen.

Persoonlijke betrokkenheid: familieleden, vrienden en kennissen van de verdachte zijn gemotiveerd om te participeren doordat ze persoonlijk betrokken zijn bij de zaak.

Gevoel van burgerplicht.

Een actieve bijdrage leveren aan de veiligheid in de buurt. (Bekkers en Meijer, 2010).

Algemeen gezien zijn de belangrijkste motieven voor de burger om te participeren aan een politieonderzoek spanning en sensatie, het leveren van een bijdrage aan het oplossen van een zaak en voldoening om aandacht te krijgen van de politie voor een tip of verklaring (Bekkers en Meijer, 2010). Burgers die gebruik maken van Burgernet (zie tabel 1) worden vooral gedreven door een gevoel van burgerplicht. Tevens willen ze graag een actieve bijdrage leveren aan de veiligheid in hun buurt. Daarnaast is het ervaren van spanning en opwinding om onderdeel te kunnen uitmaken van de opsporing tevens een motivatie voor deze groep (Van der Vijver, 2009; Bekkers en Meijer, 2010). Tabel 1: Redenen van deelname aan Burgernet (Van der Vijver, 2009)

Motieven om niet te participeren is dat de burger het gevoel kan hebben dat hij of zij

in de gaten wordt gehouden. Dit motief speelt voornamelijk bij jongeren een grote rol

(Blauw (4e editie), 2012).

Page 32: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 32

4.4.5 Manieren en middelen van participatie In het algemeen bestaan manieren van burgerparticipatie in de opsporing enerzijds uit het aanleveren van tips en getuigenverklaringen over een misdrijf of incident en anderzijds uit het aandragen van (expert)kennis en nuttige scenario’s (Bekkers en Meijer, 2010). Zoals in paragraaf 4.2.3 al aan bod kwam, kan de doelgroep wat betreft manieren van participatie in twee groepen worden onderscheiden: de burger als rechercheur (meehelpen met de opsporing) en de burger als wijkagent (signaleren, corrigeren, gemeenschappen bouwen, enzovoort) (Bekkers en Meijer, 2010). In de opsporingspraktijk kunnen uiteraard beide groepen van belang zijn. Bij het optreden van de burger als rechercheur vraagt de politie burgers om informatie aan te leveren die kan bijdragen aan de oplossing van een misdrijf, zoals dat gebeurt in het televisieprogramma Opsporing Verzocht en de website depolitiezoekt.nl. In het tweede geval, de burger als wijkagent, staat het direct actie ondernemen van de burger centraal in plaats van het geven van informatie achteraf. Burgernet is hier een voorbeeld van (Bekkers en Meijer, 2010). Burgers kunnen verscheidene middelen gebruiken om te participeren in de opsporing. Burgernet, Amber Alert en het opsporingsprogramma Opsporing Verzocht zijn succesvolle participatiemiddelen gebleken (Bekkers en Meijer, 2010). Onder de sociale media voert Twitter de boventoon (Blauw (4e editie), 2012). Daarnaast wordt YouTube ingezet voor het tonen van videomateriaal van misdrijven (Regiopolitie Amsterdam-Amstelland). Het sociale netwerk Hyves is door een paar korpsen een aantal keer ingezet in opsporingsonderzoeken (Kop, 2011). Sinds kort wordt ook Facebook door sommige korpsen gebruikt, maar dit staat nog in een beginstadium (Regiopolitie Amsterdam-Amstelland). Verder worden blogs en websites als politieonderzoeken.nl gebruikt om burgers te laten participeren aan de opsporing. Burgers kunnen via verscheidene middelen contact opnemen met de politie: via internet (inclusief sociale media), telefonisch en persoonlijk. Middelen die de burger gebruikt om te kunnen participeren via sociale media zijn voornamelijk de smartphone, maar ook andere apparaten met een internetverbinding zoals de tablet, computer of laptop. Er is gebleken dat burgers die bijvoorbeeld deelnemen aan Burgernet of die de politie volgen op Twitter, vaker dan anderen telefonisch of persoonlijk contact opnemen met de politie (Bekkers en Meijer, 2010; Blauw (4e editie), 2012).

4.4.6 Invloed van het gebruik van sociale media door de politie op burgers

Voor sommige burgers is de drempel om met informatie naar de politie te stappen

hoog. Sociale media, zoals Twitter, zijn laagdrempelig en kunnen een

vertrouwensband tussen burgers en politie creëren. Dit zorgt ervoor dat deze burgers

eerder en makkelijker naar de politie stappen (Blauw (4e editie), 2012).

De veiligheidsbeleving van burgers wordt, anders dan de politie misschien

veronderstelt, niet in positieve zin beïnvloed door het volgen van wijkagenten op

Twitter. De veiligheidsbeleving wordt echter ook niet in negatieve zin beïnvloedt.

Deze is dus niet aan verandering onderhevig, maar het veiligheidsbewustzijn onder

burgers wordt wel groter. Dit komt doordat ze merken dat de politie de problemen

serieus neemt, in de buurt is en de zaak onder controle probeert te houden. Burgers

houden hierdoor meer rekening met de risico’s. Dit uit zich in bijvoorbeeld de deur op

slot doen en beter opletten. De politie kan hier op inspelen door de burgers erop te

wijzen als er bijvoorbeeld inbrekers in de buurt actief zijn (Blauw (4e editie), 2012).

Page 33: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 33

Een persoonlijke berichtgeving van de politie op sociale media heeft een positief

effect op burgers. Zulke berichtgeving draagt namelijk bij aan de herkenbaarheid en

maakt de wijkagent toegankelijker, waardoor de drempel om met informatie naar de

politie toe te stappen lager wordt. Burgers vinden het belangrijk dat een agent neutraal

is, objectief is en iedereen gelijk behandelt. Daarnaast vinden zij het van belang dat hij

regelmatig iets van zich laat horen (Blauw (4e editie), 2012).

Burgers blijken het te waarderen als de politie hen actief bij de opsporing betrekt

(Bekkers en Meijer). Burgers voelen zich hierdoor serieus genomen, wat een positief

effect heeft op de relatie tussen politie en burgers (Van der Vijver, 2009). Bovendien

lijken de verbindingen tussen politie en burger te worden versterkt. Zo gaan burgers

die deelnemen aan Burgernet vaker dan anderen langs bij het politiebureau en bellen

ze vaker met de politie om bijvoorbeeld ongeregeldheden of zaken op het gebied van

leefbaarheid en veiligheid aan te kaarten ( Bekkers en Meijer, 2010).

4.4.7 Subconclusie en segmentatie

Naar aanleiding van de genoemde variabelen met betrekking tot de doelgroep, kunnen

een aantal segmenten worden onderscheiden en tegelijkertijd een aantal conclusies

worden getrokken.

De doelgroep betreft burgers die woonachtig zijn in het geografische gebied van

district Zuid en kan vervolgens globaal worden gesegmenteerd op de volgende

aspecten (zie tabel):

Tabel 2: Segmentatie

Kenmerken Motieven Manieren Middelen

Demografisch:

Grotendeels 36+,

man, autochtoon,

middenklasse

Publiek belang,

groepsbelang of

individueel belang

‘De burger als

rechercheur’ of ‘de

burger als

wijkagent’

Passief:

- Internet (incl.

sociale media)

- Netwerkdiensten

- Opsporings-

programma’s

Actief:

- Sociale media

- Telefonisch

- Persoonlijk

Psychografisch/

sociaal:

Nieuwsgierig,

betrokken,

onderzoekend,

sociaal. Interesse in

wijk; veiligheid

belangrijk.

- Spanning en

sensatie

- Een bijdrage

leveren en

voldoening krijgen

- Gevoel van

burgerplicht

- Bijdragen aan

veiligheid

De psychografische en sociale kenmerken en de motieven en doelen van participatie

kunnen per persoon in meerdere of mindere mate voorkomen en hangen vaak met

elkaar samen. De overige aspecten zijn tevens veranderlijk.

Al met al kan er worden geconcludeerd dat er kan worden gesegmenteerd op

verscheidene eigenschappen die tevens met elkaar gecombineerd kunnen worden. Dit

betekent dat er vele segmenten mogelijk zijn. Omdat dit onderzoek draait om

Page 34: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 34

burgerparticipatie, zijn de eigenschappen van de doelgroep die het meest van belang

zijn de motieven, doelen en manieren van participatie. Omdat deze aspecten essentieel

zijn binnen dit onderzoek, kan hierop het beste worden gesegmenteerd.

Verder kunnen we concluderen dat het gebruik van sociale media een positieve

invloed heeft op burgers en op de relatie tussen politie en burger. Ten eerste komt dit

doordat sociale media laagdrempelig zijn en een vertrouwensband tussen burger en

politie creëren, waardoor burgers eerder contact opnemen met de politie. Burgers

voelen zich serieus genomen als de politie hen actief bij de opsporing betrekt, wat leidt

tot een sterkere en nauwere band tussen politie en burger. Dit heeft bovendien tot

gevolg dat burgers vaker dan anderen langsgaan bij het politiebureau en met de politie

bellen om ongeregeldheden of zaken op het gebied van leefbaarheid en veiligheid aan

te kaarten.

Verder draagt persoonlijke berichtgeving van buurtregisseurs op Twitter bij aan de

herkenbaarheid en het maakt de buurtregisseur toegankelijker. Hierdoor wordt de

drempel om met informatie naar de politie te stappen lager.

Voor de band tussen politie en burger is het van belang dat een agent regelmatig iets

van zich laat horen, neutraal en objectief is en iedereen gelijk behandelt.

De veiligheidsbeleving van burgers wordt niet beïnvloed door het gebruik van sociale

media door de politie, maar het veiligheidsbewustzijn wordt wel groter.

4.5 Het gebruik van sociale media door Nederlandse en internationale

korpsen

4.5.1 Algemene strategieën, ontwikkelingen en middelen Twitter wordt inmiddels regelmatig gebruikt door buurtregisseurs en opsporingsinstanties gebruiken sociale media om burgers bij de opsporing te betrekken (Snel en Tops, 2011). Twitter is uitermate geschikt om ook het kleine nieuws door te geven, dat de lokale kranten niet eens haalt. Het gebruik van Twitter is een manier om op laagdrempelige wijze contacten te leggen, te houden en zo mogelijk tips te genereren. Hierdoor kan een vertrouwensband tussen burgers en politie ontstaan, wat er toe leidt dat burgers eerder naar de politie stappen met informatie (Blauw (4e editie), 2012). In rechercheprocessen is de betekenis van sociale media inmiddels doorgedrongen. Een interessante ontwikkeling is die van digitale PD’s. Hierin kan een overzicht worden aangemaakt van het Twitter-verkeer rondom een plaats delict, waardoor mogelijke getuigen snel kunnen worden opgespoord (Zouridis en Tops, 2011).

4.5.2 Regiopolitie Groningen De regiopolitie Groningen is een van de koplopers als het gaat om de inzet van sociale media. Het korps zet YouTube in om beelden van bijvoorbeeld overvallen of brandstichting snel bij de burgers te krijgen, zodat de opsporing van daders kan worden versnelt (Weeda, 2011). Sinds 2009 zetten wijkagenten binnen het politiekorps Groningen het sociale medium Twitter in om burgers op de hoogte te houden van hun dagelijkse werkzaamheden. Twitter blijkt een zeer bruikbaar instrument om de achterban te informeren. In een paar jaar is het aantal twitterende wijkagenten in Groningen gegroeid van vijf naar zeventig. Dit betekent dat ongeveer de helft van de

Page 35: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 35

Groningse wijkagenten inmiddels twittert, plus nog een groot aantal collega’s uit andere diensten. Wat betreft de onderwerpen waarover getwitterd wordt, geeft de Groningse politieleiding de twitterende buurtregisseurs de vrije hand. Buutregisseurs merken op dat volgers persoonlijke berichtgeving waarderen. Het is een regel dat en niet teveel opsporingsgevoelige informatie prijsgegeven wordt en dat er rekening wordt gehouden met de toon en inhoud van een bericht. Het spreekt voor zich dat er terughoudend getwitterd moet worden over privacygevoelige of lopende zaken. Een belangrijke richtlijn is dat het merendeel van de tweets van zakelijke aard moeten zijn. Agenten houden volgers op de hoogte van hun dagelijkse bezigheden, waardoor deze een genuanceerder beeld van de politie krijgen. Doordat burgers zien dat politiewerk veelzijdig is en dat agenten te maken kunnen krijgen met complexe en soms emotioneel beladen problematiek, verbetert hun beeld over de politie. Bovendien hebben veel volgers de wijkagent via Twitter leren kennen. Voorheen wisten ze vaak niet eens van zijn of haar bestaan af. De afstand tussen wijkagent en burger wordt hierdoor kleiner. Jongeren vinden het vaak ‘niet stoer’ om een wijkagent te volgen, maar zijn ze vaak wel op de hoogte van wat de wijkagent twittert. Jongeren worden echter liever niet gevolgd door een wijkagent, omdat ze dan het gevoel hebben in de gaten te worden gehouden. Een van de aanbevelingen die de regiopolitie Groningen hanteert is dat twitterende wijkagenten hun geregistreerde volgers direct terug volgen. Hierdoor is het mogelijk om hen een direct message te sturen; een bericht dat is afgeschermd voor andere twitteraars. Dit zou voor volgers de drempel verlagen om tips door te geven aan de politie. Door het gebruik van Twitter blijkt dat volgers vaker en gemakkelijker contact opnemen met de politie. Dit gebeurt niet alleen via het medium zelf, maar tevens telefonisch en persoonlijk. Voor de regiopolitie Groningen en haar burgers is Twitter een aanvulling op de bestaande kanalen, maar uiteraard geen vervanging (Blauw (4e editie), 2012).

4.5.3 Regiopolitie Brabant Zuid-Oost Begin 2010 startte het regiokorps Brabant Zuid-Oost een Twitterpilot onder buurtregisseurs op vrijwillige basis. De afdeling Communicatie van het korps heeft de Twitteraars gecoacht en voorzien van een handleiding. Het is namelijk van belang dat buurtregisseurs voorzichtig omgaan met wat ze twitteren. Zo moet er worden gezorgd dat er geen onderzoek belemmerd wordt door middel van een tweet. Zelfs een positief bericht over een dader die is opgepakt kan een negatief effect hebben; handlangers kunnen worden gewaarschuwd. Als een buurtregisseur twijfelt over het plaatsen van een bericht, wordt aanbevolen om contact op te nemen met de afdeling Voorlichting en hen te vragen om advies. Daarnaast kunnen sommige tweets leiden tot vragen van de pers. In dat geval is het tevens van belang om de afdeling Voorlichting te waarschuwen (Public Mission, 2012). In februari 2012 is een evaluatie gehouden waaruit bleek dat het gebruik van Twitter door alle 30 twitterende agenten als positief wordt ervaren. Het korps heeft dan ook besloten om er enthousiast mee door te gaan en overige buurtregisseurs aan te sporen om tevens te gaan twitteren (Public Mission, 2012). Verder wordt Twitter ingezet door de recherche, bijvoorbeeld als het gaat om woninginbraken. Er wordt dan vermeld doe de dader(s) te werk gaan en er wordt een signalement gegeven. Met name door het vrijgeven van het signalement in combinatie met buurtregisseurs die twitteren, heeft in 2011 geleid tot de aanhouding van drie verdachten (Criminaliteitswijzer, 2011).

Page 36: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 36

Het korps heeft gemerkt dat het gebruik van sociale media leidt tot veranderingen in de organisatie. Er wordt namelijk een deel van de regie uit handen gegeven. Toch wordt dit als positief gezien; er wordt niet alleen via de pers gecommuniceerd, maar ook direct met burgers (Public Mission, 2012). Andere sociale media dan Twitter spelen binnen het regiokorps Brabant Zuid-Oost (vooralsnog) een kleinere rol. Zo heeft het korps een profielpagina op Facebook en startte een tijdje geleden een Facebookpilot onder buurtregisseurs in Asten en Eindhoven. Dit maakt het voor de buurtregisseurs mogelijk om uitgebreidere berichten te plaatsen, wat niet mogelijk is bij Twitter. Ook op deze pilot zijn de reacties positief. Bovendien maakt gezichtsherkenning op Facebook het opsporen van daders makkelijker. Een nadeel is dat hiermee tevens agenten makkelijker te herkennen zijn, wat undercoverwerk lastiger kan maken. Naast Twitter en Facebook wordt Youtube ingezet; er worden beelden van delicten geplaatst waarin kijkers worden verzocht om tips of andere relevante informatie aan de politie door te geven (Public Mission, 2012). Verder is er een politie-app ontwikkeld en zijn een aantal agenten uitgerust met tablets om bijvoorbeeld op een snelle manier foto’s van verdachten te ontvangen (Binnenlands Bestuur, 2012). Door de regiopolitie Brabant Zuid-Oost wordt er in rechercheonderzoeken gebruik gemaakt van verscheidene sociale media in combinatie met bijzondere opsporingsbevoegdheden. Dit gebeurt voornamelijk voor het vergaren voor informatie, maar sociale media worden ook gebruikt in de actieve opsporing zoals infiltratie en pseudokoop (Criminaliteitswijzer, 2011).

4.5.4 Regiopolitie Utrecht De regiopolitie Utrecht gebruikt de sociale media Twitter, YouTube en Facebook in haar opsporingspraktijk (Politie, 2011 (2)). Naast de algemene berichtgeving via het regionale Twitteraccount van het korps, die wordt beheerd door de afdeling Communicatie, maken steeds meer buurtregisseurs gebruik van Twitter. Deze buurtregisseurs zien Twitter als een handig en laagdrempelig middel om in contact te komen met burgers en hen op de hoogte te houden van hun bezigheden (Politie.nl, 2012). De buurtregisseurs beschikken in totaal over 39 accounts, waarbij elk account wordt beheerd door één of meerdere buurtregisseurs. Verder hebben binnen het korps Utrecht de woordvoerders van de afdeling Persvoorlichting, het milieuteam, het verkeershandhavingsteam, de recherche en zelfs het vuurwerkteam een eigen Twitteraccount (Politie.nl, 2012 (2)). Inmiddels zijn er meer dan 40 politiemensen die dagelijks twitteren. Tweets over grote zaken worden voornamelijk door de afdeling Communicatie en de politiewoordvoerders geplaatst en buurtregisseurs twitteren vaak over de kleinere, lokale zaken (RTV Utrecht, 2012). YouTube wordt zeer regelmatig door het korps gebruikt; er wordt wekelijks of zelfs meerdere keren per week een video geüpload. Door middel van deze video’s worden getuigen of tipgevers opgeroepen om contact op te nemen met de politie. Er worden voornamelijk video’s van overvallen, berovingen, diefstal, inbraak en brandstichting geplaatst (YouTube, 2012 (2)). Om op een juiste manier gebruik te maken van sociale media, laat de regiopolitie Utrecht buurtregisseurs en andere werknemers trainingen en cursussen volgen op dit gebied (VDMMP, z.j.).

4.5.5 Regiopolitie Haaglanden

De regiopolitie Haaglanden is actief op verscheidene sociale media, waaronder

Twitter, Facebook, Hyves en YouTube. Het korps gebruikt sociale media om burgers

te informeren, maar ook om hun hulp in te roepen in de opsporingspraktijk. Hierbij

gaat het voornamelijk om het oplossen van misdrijven of het terugvinden van

Page 37: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 37

vermiste personen. De regiopolitie Haaglanden ziet sociale media als middelen

waarmee men gemakkelijk en snel een groot en breed publiek kan bereiken.

Op YouTube plaatst het korps Haaglanden maandelijks of meerdere keren per maand

een video. Via deze video’s wordt aandacht gevraagd voor voornamelijk overvallen,

inbraken, mishandelingen en diefstal.

De regiopolitie Haaglanden beschikt verder over regionale accounts op Twitter en

Facebook. Op deze accounts plaatst het korps onder andere politienieuws en

opsporingsberichten. Naast het regionale account op Twitter, beschikken ook de

verkeerspolitie en voetbaleenheid over een eigen Twitteraccount. Verder hebben veel

politiebureaus, in totaal 19, een eigen account. Binnen de wijken zijn buurtregisseurs

actief op Twitter. In totaal beschikken de buurtregisseurs over 88 accounts, waaronder

7 accounts van zogenoemde schoolagenten. Schoolagenten onderhouden via sociale

media contact met scholen, docenten en leerlingen. De netwerksite Hyves wordt door

één politiebureau ingezet. Daarnaast beschikken tevens twee schoolagenten over een

Hyvesaccount. De politiebureaus en buurtregisseurs zetten deze sociale media in om

een specifieke doelgroep te bereiken en deze te informeren over relevante zaken

(Politie, 2012 (3)). Het doel van het gebruik van sociale media door bureaus en

buurtregisseurs is de communicatie en interactie met burgers vergroten (Kreuk, 2011).

Na een pilot over Twitter in 2010, vormde na een aantal positieve evaluaties en

resultaten in maart 2011 het startpunt voor het korpsbrede gebruik van Twitter door

buurtregisseurs binnen het korps Haaglanden (Kreuk, 2011).

De regiopolitie Haaglanden zet sociale media tevens op andere manieren in. Zo heeft

het korps afgelopen jaarwisseling in een ‘real time intelligence center’ de hele nacht

berichten op Facebook en Twitter in de gaten gehouden. Als er via sociale media werd

opgeroepen om te rellen, kwam de politie direct in actie door er agenten op af te

sturen of door bijvoorbeeld de tweets te beantwoorden. Het korps deed er nog een

schepje bovenop door burgers op te roepen om actief opnames te maken van

wetsovertredingen tijdens Oud en Nieuw (Omroep West, 2011). Verder kijkt het

korps via sociale media ook uit naar zaken als gestolen goederen, fraude en heling,

maar bijvoorbeeld ook naar ontvoeringen en gijzelingen. Op deze manier probeert de

regiopolitie Haaglanden de pakkans van daders te vergroten (YouTube, 2010).

Het korps Haaglanden heeft een aantal regels en richtlijnen opgesteld wat betreft het

gebruik van Twitter en andere sociale media. Deze regels beschrijven voornamelijk de

inhoud van de berichten. Onderwerpen die wel op sociale media mogen worden

gemeld zijn onder andere: opgeloste zaken, aangekondigde acties of controles,

getuigenoproepen, succes of resultaat van een politieoptreden en informatie over

preventie. Onderwerpen die worden afraden om kennis over te geven zijn onder

andere daderwetenschappen en berichten zonder doel of context. Het gevaar van een

onprofessionele of ongepaste tweet is dat de spreiding meestal groot is, dat het bericht

onuitwisbaar is en dat het in een andere context kan worden geplaatst. Verder is

binnen het korps afgesproken dat buurtregisseurs terughoudend zijn in het publiceren

van informatie over grote zaken, omdat de communicatie dan verloopt via de afdeling

Communicatie of de woordvoerders (Kreuk, 2011).

Binnen het korps voorziet de sectie Communicatie de (beginnende) twitterende

buurtregisseurs van advies. Tijdens deze instructie worden buurtregisseurs gevolgd en

begeleid in hun online gedrag. Voor alle medewerkers die gebruik maken van sociale

Page 38: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 38

media geldt dat er indien nodig een terugkoppeling zal plaatsvinden wanneer

ongewenste informatie online wordt gezet. Het leeraspect staat bij deze

terugkoppeling voorop (Kreuk, 2011).

4.5.6 Regiopolitie Hollands-Midden

Het korps Hollands-Midden maakt gebruik van verscheidene sociale media,

waaronder Twitter, YouTube, Facebook en digitale applicaties. De sociale media

worden ingezet voor publieksvoorlichting, opsporing, werving, preventie en het

verkrijgen van de opinie van burgers over (de werkzaamheden van) het korps (Kreuk,

2011). De regiopolitie Hollands-Midden was een van de eerste korpsen in Nederland

die in 2009 de inzet van Twitter overwogen ter ondersteuning van het politiewerk

(Kreuk, 2011). Door gebruik te maken van Twitter kan de politie een bepaalde groep

inwoners informeren. Het bereik van de politie wordt hiermee verbreed, omdat de

burgers via andere kanalen wellicht niet bereikt zouden kunnen worden. Twitter wordt

ingezet om de volgende onderwerpen onder de aandacht te brengen:

nieuwswaardigheden, opsporingsberichten, interessante/relevante retweets,

verkeerscontroles, campagnes en crisiscommunicatie. Het is voor het korps van

belang om met de tijd mee te gaan en om op de hoogte te blijven van nieuwe

technologische ontwikkelingen (Politie.nl, 2012 (4)).

Eén van de doelen van het korps is het verder uitbouwen van de verbinding met de

samenleving. Dat willen ze bereiken door onder meer gebruik te maken van digitale

kanalen zoals Twitter, YouTube, Burgernet en het uitrusten van buurtregisseurs met

smartphones (Korpsjaarplan Politie Hollands-Midden, 2010). Aan medewerkers wordt

de benodigde hardware en software verstrekt om gebruik te kunnen maken van

Twitter. Daarnaast krijgen zij een introductie over de mogelijkheden van sociale media

en een handleiding, waarin de nieuwe gebruikers worden aangemoedigd om naast

Twitter tevens andere sociale media in te zetten. In deze handleiding komen ook

onderwerpen aan bod die wel en niet op sociale media mogen worden geplaatst.

Berichten die niet mogen worden geplaatst, zijn bijvoorbeeld zaken die onderzoeken

kunnen schaden en persoonsgegevens of privacygevoelige zaken van jezelf of anderen

(Gebruikershandleiding Twitter Politie Hollands-Midden, 2010). Het korps gaat in elk

geval ten allen tijde uit van de professionaliteit van de medewerker. In principe ligt

daarmee de afweging wat wel en niet gemeld kan worden op sociale media bij de

gebruiker zelf. Verder worden medewerkers aangemoedigd om te participeren aan

discussies op sociale media (Kreuk, 2011).

4.5.7 Politiekorpsen Verenigde Staten

Amerikaanse korpsen gelden als voorlopers in het gebruik van sociale media. In 2011

maakten 88,1% van de politiekorpsen in de Verenigde Staten gebruik van sociale

media. Daarnaast bleek dat 48,6% van de korpsen een beleid hebben opgesteld

omtrent het gebruik van sociale media en nog eens 22,1% bezig is met het opstellen

van een beleid. Verder bleek dat 57,9% van de korpsen die nog geen gebruik maakten

van sociale media, overwegen om het wel te gaan gebruiken. De sociale media die het

meest gebruikt worden onder korpsen in de Verenigde Staten zijn Twitter, Facebook,

YouTube, Nixle en andere op e-mail of tekst gebaseerde diensten. De sociale media

worden voornamelijk gebruikt voor de opsporing (71,1%), gevolgd door intelligence

Page 39: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 39

met 56,6%. Ook staan het informeren van burgers over incidenten en misdrijven

(49,9%), interactie met burgers (47,2%) en misdaadpreventie (45,6%) hoog op het

lijstje. 56% van de korpsen geeft aan dat sociale media bijdraagt in het oplossen van

misdrijven. Bij 53,1% van de korpsen is door het gebruik van sociale media de relatie

tussen burger en politie verbeterd; 34,3% durft dit niet met zekerheid te zeggen

(IACP, 2011).

In onderstaande tabel is de inhoud van de Twitterberichten van Amerikaanse korpsen

weergegeven.

Figuur 1: Inhoud Twitterberichten politie Verenigde Staten

(Madison e.a., 2010)

Uit de tabel blijkt dat het merendeel van de berichten gaan over verkeer en

veiligheidswaarschuwingen, dagelijkse werkzaamheden, gezochte of vermiste

personen, politieactiviteiten en lokaal nieuws. Persoonlijke en gevoelig liggende

berichten en berichten die integriteitschendingen kunnen veroorzaken komen relatief

weinig voor (Madison e.a., 2010; Kreuk, 2011).

4.5.8 Nationale politie & 9 domeinen strategie Voor de nationale politie, die begin 2013 zal worden doorgevoerd, is een sociale media strategie ontwikkeld. Deze 9 domeinen strategie, die zich momenteel nog in de ontwikkelingsfase bevindt, zal in alle korpsen binnen Nederland worden geïntegreerd (Keurentjes, 2012). De visie van de nationale politie op het gebruik van sociale media is als volgt: ‘Sociale media zijn een vast onderdeel binnen de politieprocessen en dragen bij aan het behalen van de doelstellingen van de nationale politie. Social media-bewustzijn is gemeengoed en stelt ons in betekenisvolle verbindingen aan te gaan binnen en buiten de organisatie. Sociale media zien we als middel om transparant, betrokken en verantwoordelijk direct en indirect bij te dragen aan veiligheid’ (Keurentjes, 2012)

De 9 domeinen strategie bestaat, zoals de naam al zegt, uit negen domeinen, namelijk: 1. Sociale media als mediakanaal (eenrichtingsverkeer) 2. Sociale media voor actieve wederkerigheid (tweerichtingsverkeer) 3. Sociale media als communicatiemiddel tijdens crisis

Page 40: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 40

4. Sociale media als mediawatch 5. Sociale media als event watch / crowd control 6. Sociale media als informatietool 7. Sociale media als opsporingstool 8. Sociale media als kennisdeler 9. Gebruik sociale media – professioneel & privé

(Sociale mediastrategie RR ZHZ, 2011)

4.5.9 Subconclusie

Gebruik sociale media kanalen

De korpsen zijn het gebruik van sociale media de afgelopen jaren steeds meer gaan

uitbreiden. Onderstaande tabel laat zien welke sociale media kanalen de onderzochte

korpsen gebruiken.

Tabel 3: Inzet sociale media kanalen

Twitter Youtube Facebook Hyves Nixle e.a.

Groningen X X Brabant Zuid-Oost X X X

Utrecht X X X Haaglanden X X X X

Hollands-Midden X X X Verenigde Staten X X X

X

Twitter speelt bij alle korpsen de grootste rol als het gaat om het gebruik van sociale

media en het gebruik wordt steeds verder uitgebreid. Dit medium wordt zeer

regelmatig door de korpsen ingezet; op de regionale accounts worden dagelijks

berichten geplaatst, wat tevens geldt voor het merendeel van de overige accounts

(voornamelijk accounts van buurtregisseurs). Opvallend is dat binnen het korps

Haaglanden veel politiebureaus over een eigen Twitteraccount beschikken. Binnen de korpsen (bij elkaar opgeteld) beschikken de volgende afdelingen over een eigen Twitteraccount: Persvoorlichting/Communicatie (dit betreft het algemene/regionale account), het milieuteam, het verkeershandhavingsteam, de recherche, het vuurwerkteam en de voetbaleenheid. Het gebruik van Twitter blijkt een manier om op laagdrempelige wijze contacten te leggen, te onderhouden en zo mogelijk tips te genereren. Het medium is zeer bruikbaar om informatie te geven en te ontvangen. Twitter wordt ingezet om grote en brede doelgroepen te bereiken, maar tevens specifieke. Daarnaast is Twitter geschikt om zowel groot en regionaal nieuws door te geven als het doorgeven van het kleinere en lokale nieuws. Via Twitter worden burgers op de hoogte gehouden van het politiewerk en van de dagelijkse bezigheden van buurtregisseurs. Voor burgers geldt dat Twitter een manier is om hun wijkagent te leren kennen; velen wisten voorheen namelijk niet van het bestaan van de buurtregisseur af. De berichtgeving op Twitter bestaat uit de volgende onderwerpen: nieuwswaardigheden, opsporingsberichten, getuigenoproepen, dagelijkse werkzaamheden, politieactiviteiten, interessante/relevante retweets, verkeers- en veiligheidswaarschuwingen, aangekondigde acties of controles, opgeloste zaken, succes of resultaat van een politieoptreden, preventie, campagnes en crisiscommunicatie.

Page 41: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 41

Er geldt dat tweets over grote zaken voornamelijk op regionale account geplaatst worden door de afdeling Communicatie en dat buurtregisseurs twitteren over de lokale, kleinere zaken.

YouTube wordt tevens door alle onderzochte korpsen ingezet. Dit medium wordt in

verschillende mate gebruikt door de korpsen; sommigen plaatsen wekelijks video’s,

anderen maandelijks of eens in de zoveel tijd. De mate van gebruik is voortdurend aan

verandering onderhevig, doordat beeldmateriaal op onregelmatige basis aan de orde is.

YouTube wordt ingezet om beelden van overvallen of andere incidenten snel bij de

burger te krijgen, zodat opsporing van daders kan worden versnelt. Door middel van

video’s op YouTube worden getuigen of tipgevers opgeroepen om contact op te

nemen met de politie. De berichtgeving op YouTube bestaat uitsluitend uit video’s ten behoeve van de opsporing en bevatten voornamelijk de volgende onderwerpen: overvallen, berovingen, diefstal, inbraak, brandstichting en mishandeling.

Facebook wordt door het merendeel van de onderzochte korpsen ingezet, maar wordt

in de meeste gevallen (nog) niet intensief gebruikt. Dit medium is voornamelijk

geschikt om uitgebreidere berichten te plaatsen, wat niet mogelijk is bij Twitter.

Gezichtsherkenning op Facebook maakt het opsporen van daders makkelijker. Het

nadeel is dat hiermee tevens agenten makkelijker te herkennen zijn, wat

undercoverwerk lastiger kan maken. De berichtgeving op Facebook bestaat voornamelijk uit nieuwswaardigheden en opsporingsberichten.

Hyves wordt enkel nog ingezet door één politiebureau en twee schoolagenten binnen

het korps Haaglanden. Nixle en andere een op e-mail en tekst gebaseerde diensten

worden uitsluitend door korpsen in de Verenigde Staten ingezet.

Daarnaast wordt Burgernet ingezet en maken verscheidene korpsen gebruik van

digitale applicaties, zoals de applicatie De Politie Zoekt.

Doelstellingen gebruik sociale media Bij elkaar hanteren de onderzochte korpsen de volgende doelstellingen wat betreft het gebruik van sociale media:

Het (versnellen van het) opsporen van daders en vermiste personen door de hulp in te roepen van burgers

De pakkans van daders vergroten

Informatie geven (burgers informeren), vragen en ontvangen

Burgers op de hoogte houden van dagelijkse bezigheden en relevante zaken en hen betrekken bij het politiewerk

Het bereiken van specifieke doelgroepen

Het uitbreiden van de contactmogelijkheden met burgers

Het vergroten/uitbouwen van de binding met burgers en de samenleving Manieren van gebruik Binnen de opsporing worden sociale media, naast opsporing door burgers op te roepen om tips door te geven, verder ingezet bij:

Page 42: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 42

Intelligence (zoals het in de gaten houden van berichten op sociale media via een real time intelligence center, waardoor men snel, efficiënt en mogelijk preventief in actie kan komen).

Bijzondere opsporingsbevoegdheden door de recherche (zoals infiltratie en pseudokoop).

Opsporing door via sociale media uit te kijken naar zaken als gestolen goederen, fraude, heling, ontvoeringen en gijzelingen.

Opsporing door burgers op te roepen om actief opnames te maken van wetsovertredingen.

Opsporing getuigen via digitale PD’s. Via deze digitale PD’s kan een overzicht worden aangemaakt van het Twitter-verkeer rondom een plaats delict, waardoor mogelijke getuigen snel kunnen worden opgespoord.

Beleid, protocollen en richtlijnen De richtlijnen die de korpsen hebben opgesteld gaan voornamelijk over de inhoud van de berichtgeving. Voorbeelden van onderwerpen die niet mogen worden geplaatst, zijn daderwetenschappen of andere informatie die onderzoeken kunnen belemmeren/schaden en persoonsgegevens of privacygevoelige informatie van jezelf of anderen (of herleidbaar). Overige richtlijnen zijn:

Er dient een zakelijke en serieuze toon te worden gebruikt

De politiemedewerker dient zich professioneel op te stellen en te uiten

Men dient zeer terughoudend zijn over privacygevoelige zaken of lopende onderzoeken

Het merendeel van de tweets moet van zakelijke en werkgerelateerde aard zijn

Buurtregisseurs dienen terughoudend te zijn in informatie over grote zaken, omdat die communicatie verloopt via de afdeling Voorlichting/Communicatie

De volgende aanbevelingen zijn van belang:

Voor wijkagenten geldt dat zij hun geregistreerde volgers op Twitter direct terug volgen, i.v.m. de mogelijkheid om een direct message te sturen.

Bij twijfel over het plaatsen van een tweet: contact opnemen met de afdeling Voorlichting/Communicatie.

Bij tweets die kunnen leiden tot vragen van de pers: de afdeling Voorlichting inlichten.

De korpsen hebben bij elkaar de volgende beleidsregels en protocollen opgesteld wat betreft het gebruik van sociale media:

(Beginnende) twitterende buurtregisseurs worden door afdeling Communicatie gecoacht en voorzien van een handleiding. Indien nodig vindt een terugkoppeling plaats wanneer ongewenste informatie online wordt gezet.

Het uitrusten van agenten met smartphones en/of tablets. Aan medewerkers wordt de benodigde hardware en software verstrekt om gebruik te kunnen maken van sociale media.

Er wordt te allen tijde uitgegaan van de professionaliteit van de politiemedewerker, waardoor de afweging wat wel en niet gepubliceerd kan worden bij de medewerker zelf ligt.

Page 43: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 43

Bij het gebruik van sociale media in rechercheprocessen (zoals bij bijzondere opsporingsbevoegdheden) dient vooraf overlegd te worden met het Openbaar Ministerie, zodat duidelijk is hoever de bevoegdheden gaan.

Per Twitteraccount worden één of meerdere politiemedewerkers ingezet. Resultaten, effecten en constateringen Het gebruik sociale media heeft geleid tot het volgende:

Het aanhouden van verdachten.

Een verbeterde relatie tussen politie en burger, door het ontstaan van een vertrouwensband. Dit leidt ertoe dat burgers eerder naar de politie stappen met informatie.

Burgers hebben een beter en genuanceerder beeld van de politie, doordat ze op de hoogte blijven van dagelijkse bezigheden.

Daarnaast kunnen de volgende constateringen worden genoemd:

Sociale media zijn een aanvulling op bestaande kanalen, maar geen vervanging.

Sociale media zijn middelen waarmee men gemakkelijk en snel een groot en breed of een specifiek publiek kan bereiken.

Het gebruik van sociale media draagt bij in het oplossen van misdrijven.

Een herkenbaar Twitteraccount draagt bij aan het verantwoordelijkheidsbewustzijn van de politiemedewerker bij het plaatsen van berichten.

Twitter wordt door wijkagenten als positief ervaren; wat betreft Facebook zijn de reacties tevens positief

Twitter speelt de grootste rol bij de korpsen als het gaat om het gebruik van sociale media

Door Twitter nemen volgers vaker en makkelijker contact op met de politie.

Dit gebeurt niet alleen via het medium zelf, maar tevens telefonisch en

persoonlijk.

Twitter is voor burgers een manier om hun wijkagent te leren kennen

Het is van belang om op de hoogte te blijven van nieuwe (technologische)

ontwikkelingen op het gebied van sociale media.

Nationale politie & 9 domeinen strategie De 9 domeinen strategie van de nationale politie zal begin 2013 landelijk worden ingevoerd.

Page 44: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk
Page 45: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 45

5 Fieldresearch

In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van de interviews en het panelgesprek

behandeld.

5.1 Het belang van sociale media voor de politie

Uit de interviews met de deskundigen Albert Meijer en Nicolien Kop (zie bijlage) zijn de volgende resultaten naar voren gekomen.

5.1.1 Voordelen gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk Sociale media bieden veel mogelijkheden in de opsporing. Voor de doorbraak van sociale media bestond de communicatie tussen politie en burgers voornamelijk uit eenrichtingsverkeer; de politie als zender en de burger als ontvanger. De burger had beperkte mogelijkheden om contact met de politie op te nemen; dit kon enkel telefonisch of face-to-face op het politiebureau. ‘Tegenwoordig is er door sociale media veel meer interactie mogelijk. Door deze wederkerigheid ontstaat cocreatie, wat samenwerking tussen de politie en burger mogelijk maakt,’ zegt Nicolien Kop. Door gebruik te maken van sociale media kan de politie - tegen lage kosten - grote groepen mensen zeer snel bereiken en zaken grootschaliger aanpakken. Bovendien kan men burgers alerter maken door hen te actief betrekken bij het politiewerk. Albert Meijer: ‘Door een betere informatievoorziening voor burgers ontstaat er coproductie van veiligheid. Als mensen op de hoogte raken van incidenten is de kans groter dat een zaak aan het rollen gaat of wordt opgelost.’ Door sociale media kan de politie kan makkelijker aan informatie komen, waar men eerst geen of lastiger toegang tot had. Het gebruik van sociale media zorgt voor de politie voor een groter netwerk en maakt makkelijkere en laagdrempelige communicatie mogelijk. Nicolien Kop: ‘Door de laagdrempeligheid, de snelheid, het grote bereik en de betrokkenheid van de burgers wordt de kans op tips en getuigen aanzienlijk groter.’ Door sociale media ontstaan nieuwe netwerken tussen politie en burgers. De deskundigen stellen dat door het gebruik van sociale media de band tussen politie en burgers hechter wordt en dat burgers een beter en preciezer beeld krijgen van de politie. Dit komt doordat burgers beter worden geïnformeerd, makkelijker contact met de politie kunnen leggen, ze meer betrokken raken en het contact persoonlijker wordt. Bovendien is de buurtregisseur geen anoniem persoon meer. ‘Mensen zullen eerder bereid zijn om hulp te bieden en zijn geïnteresseerder in wat de politie doet,’ zegt Nicolien Kop. (Kop, 2012; Meijer, 2012)

5.1.2 Valkuilen gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk Als belangrijkste valkuil waar de politie rekening mee moet houden wordt door beide deskundigen het schenden van de privacy genoemd. Het is van belang dat de politie bewust omgaat met privacygevoelige informatie. ‘Bij zoekgeraakte kinderen of gezochte personen moet men letten op hoe het bericht naar buiten wordt gebracht en welke informatie openbaar wordt gemaakt,’ aldus Albert Meijer. Daarnaast moet de politie rekening houden met andere gevoelige informatie, zoals daderwetenschappen of andere informatie die het onderzoek kunnen belemmeren. De professionaliteit van de politiemedewerkers is van belang; zij zijn met hun account op sociale media het gezicht van de politie. Meijer: ‘Verkeerde berichtgeving kan een enorme impact

Page 46: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 46

hebben en aandacht trekken.’ Over berichtgeving zal volgens Nicolien Kop altijd een spanningsveld blijven bestaan. ‘Het zal altijd een kwestie blijven van grenzen opzoeken en ontdekken wat wel en niet kan,’ aldus Kop. Een ander aandachtspunt voor de politie is bewust misleiden. Dit houdt in dat burgers verkeerde informatie geven om op die manier de politie op een dwaalspoor te zetten. Door internet en sociale media wordt het gemakkelijker om de politie te misleiden. Een nadeel van het gebruik van sociale media door de politie, is dat burgers zich onveiliger kunnen voelen door bijvoorbeeld tweets van een buurtregisseur. ‘Nog een keerzijde is dat verdachten een lagere straf kunnen krijgen omdat hun opsporingsberichten via (sociale) media publiekelijk zijn gemaakt en breed zijn uitgemeten in de pers,’ zegt Nicolien Kop. Een voorbeeld hiervan is de zaak van de twee overvallers uit Den Haag die tijdens hun daad juwelier Ruud Stratman doodschoten. Waar de politie verder rekening mee moet houden als het gaat om het gebruik van sociale media, is dat men eerst de interne communicatie op orde moet hebben voordat men externe communicatie juist kan inzetten. Door de komst van sociale media is de communicatie namelijk aan veranderingen onderhevig. Meijer: ‘Vroeger verliep alle communicatie via de afdeling Communicatie en Voorlichting. Tegenwoordig wordt er op allerlei terreinen en afdelingen extern gecommuniceerd.’ (Kop, 2012; Meijer, 2012)

5.1.3 Kenmerken opsporing door burgerhulp Opsporing is altijd al mogelijk gemaakt door burgers. ‘Opsporing kan niet zonder burgers; burgers zijn essentieel en de kern van de opsporing,’ aldus Nicolien Kop. Getuigenverklaringen zijn namelijk zeer belangrijk in politieonderzoeken. Volgens Albert Meijer kan opsporing door burgerhulp in twee categorieën worden ingedeeld:

1. Directe opsporing door burgerhulp: grote groepen burgers kunnen direct worden benaderd door bijvoorbeeld Burgernet of Twitter.

2. Puzzelaars: burgers op een actieve manier laten meedenken over opsporing. Meijer benadrukt dat laagdrempelige contacten alleen van waarde zijn als deze ook zijn ingebed in diepgravende contacten. Hiermee wordt bedoeld dat sociale media de face-to-face contacten niet zouden kunnen vervangen. Meijer: ‘Deze twee niveaus blijven naast elkaar bestaan, maar bieden in combinatie wel meer mogelijkheden. Zo kan Twitter een manier zijn om het eerste contact te leggen, wat daarna kan uitgroeien tot een meer persoonlijk contact. Een voorbeeld hiervan is dat een melding via Twitter resulteert in een gesprek op het bureau. Voor het gebruik van sociale media door de politie geldt dus dat het een verrijking is op bestaande mogelijkheden, maar geen vervanging.’ (Kop, 2012; Meijer, 2012)

5.1.4 Kansen en suggesties gebruik sociale media in de opsporingspraktijk Om sociale media optimaal te benutten noemen Albert Meijer en Nicolien Kop een aantal kansen en aanbevelingen. Ten eerste is dat het verbinden en koppelen van de (sociale) media die worden ingezet door de politie, door te verwijzen en te linken. Nicolien Kop: ‘Het is van belang om zoveel mogelijk mogelijkheden toe te passen en meer dingen te integreren. De politie moet ook weer niet teveel media gebruiken; men moet nog wel door de bomen het bos kunnen zien. Het is beter om het gebruik te beperken tot een aantal essentiële (sociale) media om het doel van de politie na te leven.’ Door te verbinden wordt een veel groter publiek bereikt. Elk (sociaal) medium beschikt over een ander soort doelgroep. Om een zo breed mogelijk publiek te bereiken, zullen dus verscheidene kanalen moeten worden ingezet. ‘Elke doelgroep zal weer een andere bijdrage kunnen leveren aan de opsporing. Alles stukjes bij elkaar

Page 47: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 47

maken de puzzel,’ aldus Nicolien Kop. Met het anticiperen op doelgroepen valt veel winst te behalen. Voor elke doelgroep gelden verschillen in het niveau van communicatie en de mogelijkheden qua interactie en participatie. Per doelgroep moet dus een andere werkwijze worden ingezet. Verder moet er rekening worden gehouden met het geografische aspect. Er gelden andere prioriteiten en werkwijzen per woongebied. Lokaal zijn er namelijk andere zaken van belang dan regionaal of landelijk. Volgens Albert Meijer, die voor de politie voornamelijk onderzoek doet naar Twitter en YouTube, kan de politie het beste de volgende sociale media kanalen inzetten in de opsporing: Twitter (direct sociaal medium), Facebook (zeer populair sociaal medium) en YouTube (voor opsporingsvideo’s). Meijer zegt over zijn onderzoek naar Twitter en YouTube: ‘YouTube levert relevante en bruikbare informatie op tegen zeer lage kosten. Twitter levert nog meer bruikbare informatie op. Daarnaast krijgen burgers door Twitter meer vertrouwen in de politie en groeit hun betrokkenheid.’ Buiten sociale media om noemt Meijer tevens de kanalen Burgernet en de De Politie Zoekt-applicatie voor smartphones. Verder is het volgens Nicolien Kop van belang om niet bij elke zaak dezelfde sociale media in te zetten. ‘Men moet per geval afwegen welke sociale media bij een zaak passen of aan een zaak kunnen bijdragen. Dit zal namelijk per zaak verschillen. Om met zoveel mogelijk burgers in contact te komen kan het beste een combinatie van verscheidene (sociale) media worden ingezet.’ Bij liquidaties of zaken uit het criminele circuit heeft het volgens Kop niet heel veel zin om sociale media in te zetten. Kop: ‘Het moeten wel zaken zijn waarbij mensen bereid zijn om mee te werken. Vermissingen en moorden daarentegen zijn bijvoorbeeld wel uitermate geschikt.’ De politie kan veel winst behalen uit cocreatie door terug te koppelen. Wat betreft ondermijning is het van belang om burgers meer verantwoordelijk te maken en op verschillende niveaus binnen de opsporing burgers in te zetten. Verder is eenduidigheid wat betreft de visie van een korps op sociale media zeer belangrijk; het beleid van sociale media moet voor het gehele korps generaliseerbaar zijn. De deskundigen zijn het erover eens dat de politie een formele toon moet aanhouden in de berichtgeving op sociale media. ‘Er is veel discussie rondom dit onderwerp, omdat de politie nu eenmaal een onafhankelijke wetshandhaver is zonder aanzien des persoons,’ zegt Meijer. Het is van belang om burgers niet te persoonlijk te benaderen, want de berichtgeving gaat nu eenmaal over serieuze en werkgerelateerde onderwerpen. Meijer: ‘Daarnaast willen burgers graag serieus worden genomen door de politie.’ Verder moet de politie de toon van de berichtgeving af laten hangen van het onderwerp waarover men twittert. ‘Een zakelijke toon blijft van belang, maar men kan als het gaat om opsporing wel op een meer persoonlijkere toon mensen aansporen en hen enthousiasmeren,’ zegt Kop Hierover. Tevens kan de cultuur van het korps invloed hebben op de toon van de berichtgeving op sociale media. Meijer: ‘Haaglanden is bijvoorbeeld vrij formeel, terwijl andere korpsen een meer persoonlijke benadering toestaan vanwege het netwerken met burgers. Het hangt dus ook van de cultuur van het korps af.’ Verder is het van belang dat de politie geen specifieke informatie op sociale media plaatst, maar wel essentiële. ‘Als iemand is neergestoken is het bijvoorbeeld niet aan de orde om informatie te geven over het aantal messteken, maar wel over het feit dat er gestoken is,’ aldus Kop. (Kop, 2012; Meijer, 2012)

5.1.5 Anticiperen op sociale media Omdat traditionele opsporing tegenwoordig niet meer aan de orde is, is het voor de politie van belang om te anticiperen op nieuwe media. Hierbij draait het voornamelijk

Page 48: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 48

om de zoektocht wat werkt en wat mag wel en niet. Daarnaast moet de politie ontwikkelingen op het gebied van sociale media zoveel mogelijk benutten. Albert Meijer: ‘Doordat ontwikkelingen op dit gebied razendsnel gaan, zal het voor de politie altijd een leerproces blijven van hoe met sociale media om te gaan. Het is van belang om van fouten te leren en elkaars tips te delen.’ Sociale media zullen volgens Meijer en Kop steeds meer mainstream worden en zullen steeds verder worden geïntegreerd. Tevens zal burgerparticipatie via sociale media een steeds grotere rol gaan spelen in de opsporing. ‘De werkwijzen van de politie op dit gebied zullen continu aangepast moeten worden. Het is van belang om nieuwe technologie een passende plek te geven, zodat alle mogelijkheden kunnen worden benut,’ zegt Meijer. Kop: ‘Het gaat erom dat er meer interactie met burgers mogelijk wordt gemaakt, zodat er meer samenwerking kan ontstaan. Men moet kijken wat de effecten van sociale media zijn en hierop anticiperen.’ (Kop, 2012; Meijer, 2012)

5.1.6 Subconclusie

Het is voor de politie van belang om in de opsporing te anticiperen op nieuwe en

sociale media, omdat traditionele opsporing niet meer aan de orde is.

Voordelen van het gebruik van sociale media in de opsporing zijn:

Het zorgt voor meer interactie tussen burger en politie door ontstaan cocreatie.

Het gebruik is tegen zeer lage kosten.

De snelheid en directheid van sociale media kunnen van pas komen.

Er kan een groot en breed publiek worden bereikt.

Zaken kunnen grootschaliger worden aangepakt.

De politie kan burgers actiever betrekken bij het politiewerk en hen alerter maken.

Het zorgt voor een betere informatievoorziening, waardoor coproductie van veiligheid ontstaat. Hierdoor is de kans groter dat een zaak door een tip of verklaring aan het rollen gaat of wordt opgelost.

De politie heeft toegang tot informatie waar men eerst geen of lastig toegang tot had.

Het ontstaan van nieuwe en grotere netwerken.

Het maakt laagdrempelige communicatie mogelijk.

Het zorgt voor een positieve invloed op relatie tussen politie en burger; de band wordt hechter en persoonlijker en burgers krijgen een beter en preciezer beeld van de politie. Hierdoor raken burgers meer betrokken en zullen zij eerder bereid zijn om hulp te bieden.

Door deze voordelen wordt de kans op tips en getuigen in de opsporing aanzienlijk groter. Valkuilen van het gebruik van sociale media in de opsporing zijn:

Men moet rekening houden met privacy en terughoudend zijn in het openbaar maken van privégegevens; het is van belang om afwegingen te maken over wat er wordt gecommuniceerd.

Er moet terughoudend worden omgegaan met andere gevoelige informatie, zoals daderwetenschappen of andere informatie die het onderzoek kunnen belemmeren.

Page 49: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 49

Men moet zich ervan bewust zijn het gezicht van de politie te zijn; de professionaliteit van de politiemedewerker is hierin van belang.

Sociale media zijn een krachtig middel door het grote bereik en hierdoor kan verkeerde berichtgeving een grote impact hebben en veel aandacht trekken.

De kans op bewuste misleiding (het geven van verkeerde informatie door burgers om de politie op een dwaalspoor te zetten) wordt groter.

Burgers kunnen zich onveiliger voelen door de berichtgeving.

Verdachten kunnen een lagere straf krijgen doordat hun opsporingsberichten via (sociale) media publiekelijk zijn gemaakt en breed zijn uitgemeten in de pers.

Het is van belang om eerst de interne communicatie goed op orde te hebben voordat men externe communicatie juist kan benutten.

Wat betreft de berichtgeving op sociale media zal altijd een spanningsveld aan de orde blijven; het gaat om grenzen opzoeken en afwegen wat wel en niet kan. Als we het hebben over de kenmerken van opsporing door burgerhulp, kunnen we concluderen dat burgers altijd al van essentieel belang zijn geweest in de opsporing. Zonder hulp van burgers is opsporing vrijwel onmogelijk. Opsporing door burgerhulp kan in twee categorieën worden ingedeeld, namelijk:

1. Directe opsporing door burgerhulp: grote groepen burgers kunnen direct worden benaderd door bijvoorbeeld Burgernet of Twitter.

2. Puzzelaars: burgers op een actieve manier laten meedenken over opsporing. Verder bieden contacten via sociale media geen vervanging voor face-to-face contacten van de politie. Laagdrempelige contacten zijn namelijk alleen van waarde zijn als deze ook zijn ingebed in diepgravende contacten. Sociale media bieden daarom een verrijking op bestaande mogelijkheden, maar geen vervanging. Kansen en suggesties voor het gebruik van sociale media in de opsporing zijn:

Het algemene gebruik beperken tot een aantal essentiële sociale media: Twitter, Facebook en Youtube.

Per geval de precieze inzet van sociale media afstemmen op het soort zaak en de doelgroep.

Enkel sociale media inzetten bij zaken waarin mensen bereid zijn om hulp te bieden.

Het verbinden en koppelen van de (sociale) media die worden ingezet, door te verwijzen en te linken. Hierdoor bereikt men een groter en breder publiek.

Het anticiperen op doelgroepen; per doelgroep geldt een andere werkwijze.

Geografische aspecten benutten; verschillen tussen lokale en regionale berichtgeving.

Winst behalen uit terugkoppelen; burgers op de hoogte houden wat er met een zaak (naar aanleiding van een tip of melding) is gebeurd.

Om ondermijning zoveel mogelijk te voorkomen is het van belang om burgers meer verantwoordelijk te maken en op verschillende niveaus binnen de opsporing burgers in te zetten.

Eenduidigheid over de visie en het doel van het gebruik van sociale media binnen het korps generaliseren.

Over het algemeen een formele toon toepassen in de berichtgeving, maar burgers wel enthousiasmeren en aansporen. Verder kan men berichtgeving, indien van toepassing, af laten hangen van het onderwerp of van de cultuur van het korps.

Page 50: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 50

Geen specifieke feiten over een zaak bekend maken op sociale media, maar wel essentiële feiten.

Het gebruik van YouTube levert relevante informatie op tegen zeer lage kosten. Het

gebruik van Twitter levert nóg meer bruikbare informatie op. Daarnaast groeit het

vertrouwen van burgers in de politie en raken burgers meer betrokken.

Het gebruik van sociale media in de opsporing zal steeds gewoner worden en steeds

verder worden geïntegreerd. Tevens zal burgerparticipatie via sociale media een steeds

grotere rol gaan spelen in de opsporing. Het is van belang dat de politie continu op

sociale media blijft anticiperen. Door ontwikkelingen van sociale media en door

kennis, bekwaamheid en ondervindingen van het gebruik ervan zullen werkwijzen

steeds opnieuw aangepast moeten worden. Voor de politie betekent dit een blijvend

leerproces wat betreft de omgang met sociale media. Daarom is het van belang dat

men van fouten leert en elkaars tips deelt.

5.2 Panelgesprek

Uit het panelgesprek (zie bijlage) met vier doelgroepleden zijn de volgende resultaten naar voren gekomen.

5.2.1 Algemeen gebruik sociale media, internet en mobiel internet De panelleden gebruiken vrijwel de hele dag door internet, voornamelijk via hun smartphone. Ook sociale media wordt door het merendeel meerdere keren per dag gebruikt. Er wordt gebruik gemaakt van Twitter, Facebook en LinkedIn. Hyves is bij de panelleden naar de achtergrond verschoven. Wat opvalt is dat alleen het oudste panellid (73) geen gebruik maakt van sociale media. Verder zijn alle panelleden lid van Burgernet. Nieuwsgaring en op de hoogte blijven van gebeurtenissen in hun sociale netwerk worden genoemd als voornaamste redenen voor het gebruik van sociale media. Voor de panelleden is het gebruik een soort gewoonte geworden. (Lotens e.a., 2012)

5.2.2 Het volgen van de politie via sociale media De meeste panelleden volgen de politie via Twitter en dan voornamelijk het regiobrede account. Wijkagenten worden niet gevolgd; men weet vaak niet eens wie zijn of haar buurtregisseur is en weet daarmee ook niets af van het Twitteraccount. Daarnaast kwam naar voren dat de structuur wat betreft het gebruik van Twitter door wijkagenten niet samenhangend overkomt bij de burger. De panelleden geven aan dat ze het gevoel hebben zich te moeten verdiepen om erachter te komen wie hun buurtregisseur is en wie er twittert. Over deze structuur heerst veel onduidelijkheid bij de panelleden en daardoor ontstaat voor hen een drempel, want zij willen deze informatie gemakkelijk kunnen vinden. Zo zegt Tjeerd hierover: ‘Social media zou eigenlijk min of meer panklaar opgediend moeten worden aan de gebruiker’. Het gebruik van Twitter in de opsporing wordt door de panelleden zeer geschikt gevonden, omdat dit medium heel direct en snel is. Het gebruik van Twitter door wijkagenten wordt tevens positief genoemd, omdat het voor burgers een aansprekende en gebruiksvriendelijke manier is om te communiceren met de politie. De panelleden vinden het noodzakelijk, dan wel vanzelfsprekend, dat de politie sociale media gebruiken. Zij noemden hiervoor de volgende redenen: sociale media zijn van deze tijd, het publiek maakt er gebruik van, het is belangrijk voor de dienstverlening, de politie maakt duidelijk wat hij doet, het is snel en het biedt veel mogelijkheden qua

Page 51: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 51

interactie. Paulus: ‘Op een gegeven moment móét je misschien wel werken met sociale media, omdat dat de enige manier is om nog met burgers op wijkniveau of straatniveau te communiceren.’ (Lotens e.a., 2012)

5.2.3 Invloed sociale media op relatie politie en burger De panelleden zijn van mening dat de politie de communicatiekloof tussen politie en burger door het gebruik van sociale media kan verkleinen. Daarnaast beweren zij dat sociale media een positieve invloed hebben op de relatie tussen politie en burger. Dit komt doordat burgers een beter beeld krijgen van de werkzaamheden van de politie, waardoor er vertrouwen ontstaat. Verder wordt de laagdrempeligheid van sociale media genoemd. Het is voor de panelleden gemakkelijker en sneller om iets via sociale media aan de politie door te geven dan om naar het politiebureau te gaan, waar de meesten eigenlijk alleen komen om aangifte te doen. De panelleden geven ook aan meer oplettend te zijn geworden en zich meer bewust te zijn van de veiligheid in de buurt. De panelleden geven aan dat hoe anoniemer de politie of een wijkagent is op sociale media, hoe minder effect het heeft op hun betrokkenheid. Dit komt doordat zij zich niet met een anoniem persoon kunnen identificeren. Een herkenbare buurtregisseur spreekt de panelleden meer aan en ze kunnen zich een beter beeld vormen. Daarnaast draagt dit bij aan de betrokkenheid van de burger. Lotens e.a., 2012)

5.2.4 Motieven van participatie Wat betreft motieven wordt het bijdragen aan de veiligheid als belangrijkste ervaren door de panelleden. De andere genoemde motieven (meewerken aan het politieonderzoek, spanning en sensatie, persoonlijke betrokkenheid en gevoel van burgerplicht) komen per persoon in verschillende mate voor, maar de meeste zijn bij elk panellid aanwezig. (Lotens e.a., 2012)

5.2.5 Manieren en middelen van participatie Wat betreft manieren van participatie zijn beide manieren die genoemd zijn tijdens het panelgesprek (burger als rechercheur en burger als wijkagent) van toepassing op de deelnemers. Tjeerd zegt hierover: ‘Het zijn twee verschillende dingen en ik denk dat je per geval behoort tot de ene of de andere groep. Het is erg afhankelijk van de situatie.’ Sommige panelleden zijn actiever geworden in de opsporing sinds de politie sociale media gebruikt (burger als wijkagent), anderen blijven passief. Om te participeren aan de opsporing zetten de panelleden voornamelijk sociale media (Twitter) en Burgernet in. Als de panelleden iets verdachts zien of als ze iets willen melden nemen ze het vaakst telefonisch contact op met de politie. (Lotens e.a., 2012)

5.2.6 Demografische, psychografische en sociale kenmerken De panelleden herkennen zichzelf volledig in de doelgroepomschrijving die gegeven werd (zie bijlage). Zij hadden hier zelf niets meer aan toe te voegen. Het aspect spanning en sensatie gaat voor de een meer op dan voor de ander. Wat opvalt is dat alle panelleden 35 jaar of ouder zijn; Tjeerd Lotens is 35 jaar, Sandra Erken is 43 jaar, Thea Diergaarde is 73 jaar en Paulus Veltman is 52 jaar. Het geslacht van de panelleden is fifty-fifty. (Lotens e.a., 2012)

Page 52: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 52

5.2.7 Sociale media gebruik district Zuid Het huidige gebruik van sociale media door de politie Amsterdam-Amstelland in het algemeen en door district Zuid in het bijzonder wordt door de panelleden als onvoldoende beschouwd; men weet vaak niet wie er binnen Zuid gebruikt maakt van sociale media en men vindt het aantal buurtregisseurs dat gebruik maakt van Twitter te laag. De panelleden vinden het van belang dat sociale media ten eerste goed in kaart worden gebracht bij het korps en dat hierin structuur wordt aangebracht. Sandra: ‘Er moet een betere informatievoorziening komen over het gebruik van sociale media door het korps, zodat burgers weten wie hun wijkregisseur is en of zij die kunnen volgen op sociale media.’ Eén panellid gaf aan oppervlakkig naar accounts van bijvoorbeeld wijkagenten te hebben gezocht, maar niets te hebben gevonden. Tjeerd: ‘Ik ben een luie burger en zo zijn en natuurlijk velen. Ik wil de politie op sociale media gemakkelijk kunnen vinden. Als ik er veel inspanning voor moet doen dan hoeft het voor mij eigenlijk niet meer. Het zou dus al een hele verbetering zijn als het korps hun gebruik van sociale media wat makkelijker en overzichtelijker zou maken.’ (Lotens e.a., 2012) De panelleden zijn van mening dat de politie in eerste instantie meer gebruik moet maken van sociale media als zij hierin succesvol willen zijn. Tjeerd: ‘Het aantal buurtregisseurs dat nu twittert binnen het korps is natuurlijk aan de krappe kant. De kwantiteit daarvan moet hoger worden. Anders geef je signalen naar de burger dat er sociale media worden gebruikt, terwijl er maar door een relatief klein percentage buurtregisseurs gebruik van wordt gemaakt. Dat kan niet de bedoeling wezen. Ik denk dat ze dat aantal eerst moeten verhogen en het vervolgens moeten gaan vermarkten.’ Met ‘vermarkten’ wordt bedoeld dat de politie meer contact met burgers moet zoeken om sociale media onder de aandacht te brengen. Thea: ‘De politie moet ervoor zorgen dat de burger meer betrokken raakt bij zijn buurt. Dat ontbreekt nu nog.’ De panelleden hebben ook een aantal ideeën over hoe de politie dit zou kunnen aanpakken. Zo stellen zij voor om informatie over het sociale media gebruik van het korps te verspreiden via een lokale krant, een lokale tv zender, een brief aan burgers en/of andere ‘oude’ media. Volgens de panelleden kan een campagne rondom sociale media, waarin de politie uitlegt welke sociale media zij gebruiken en welk account daarbij hoort, ook nuttig zijn. (Lotens e.a., 2012) Ook gaven de panelleden als tip om sociale media en andere media die de politie gebruiken zoveel mogelijk aan elkaar te koppelen door te linken en te verwijzen. Daarnaast zijn de panelleden van mening dat het korps intensiever gebruik van Facebook moet maken omdat dit medium volgens hen veel mogelijkheden biedt. Paulus: ‘Het zou goed zijn als zo’n organisatie als de politie ook een beetje met Facebook overweg kan. Er maken natuurlijk onwijs veel mensen gebruik van Facebook - meer dan er gebruik maken van Twitter - dus je hebt wel een soort platform. De politie bereikt via Facebook wellicht een bredere groep mensen dan via Twitter. Het betreft ook twee verschillende media: Twitter is meer real-time, wat wordt ingezet als en nú iets aan de hand is; Facebook is meer geschikt voor zaken van de lange adem of andere actuele zaken. Ook is Facebook meer geschikt voor video’s en dergelijke.’ Tjeerd heeft daar nog iets aan toe te voegen: ‘Ik denk dat monitoring van Facebook misschien nog wel belangrijker is dan erop profileren.’ (Lotens e.a., 2012) Andere wensen van de doelgroep zijn meer communicatie met de politie en persoonlijk te woord worden gestaan. Ook vinden burgers het belangrijk dat er bij het gebruik van sociale media rekening wordt gehouden met privégegevens en dat de

Page 53: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 53

politie per zaak afweegt wat er qua sociale media wordt ingezet. Op de vraag wat de politie volgens de burgers moet communiceren op sociale media, antwoorden de panelleden: alles wat de veiligheid in de buurt aangaat en wat de werkzaamheden van de politie zijn. Daarnaast vinden zij dienstverlening naar de burger toe belangrijk. Als er bijvoorbeeld een tip via sociale media gegeven wordt, dan ontvangt de burger graag een terugkoppeling. Sandra: ‘Ik vind het altijd fijn dat als ik een bijdrage lever, ik dan hoor wat ermee is gedaan en of het zinvol is geweest.’ De panelleden noemen dit stukje feedback zelfs de sleutel in het succesvol zijn van de politie met sociale media. Tjeerd: ‘De politie moet beseffen dat op het moment dat mensen meldingen doorgeven maar nooit iets terughoren, dat ook niet werkt.’ (Lotens e.a., 2012) Wat betreft de toon van de politie op sociale media, vinden alle panelleden een zakelijke toon het meest passend. Ze verwáchten zelfs op een informele toon aangesproken te worden. Als laatste stellen de panelleden dat het voor meer duidelijkheid en structuur zal zorgen als de politie wat betreft sociale media meer samenwerkt met de gemeente, het stadsdeel en andere belanghebbende organisaties. Dit zal voornamelijk van belang zijn in de crisiscommunicatie of bij bijvoorbeeld evenementen. Volgens de panelleden leven deze organisaties vaak langs elkaar heen en stemmen ze zaken onvoldoende op elkaar af. De organisaties zouden bijvoorbeeld wijkhastags kunnen gebruiken om dit probleem (gedeeltelijk) op te lossen. Paulus: ‘Op die manier haal je wat schotjes weg tussen die organisaties. Voor de buurt kan het belangrijk zijn op deze stroompjes bij elkaar te brengen.’ (Lotens e.a., 2012)

5.2.8 Subconclusie De doelgroepleden die deelnamen aan het panel maken zeer regelmatig gebruik van internet. Tevens wordt sociale media door het merendeel van de panelleden meerdere keren per dag gebruikt en dit gebeurt dan voornamelijk via hun smartphone. Er wordt vooral gebruik gemaakt van Twitter, Facebook en LinkedIn. Daarnaast zijn alle panelleden lid van Burgernet. De meeste panelleden volgen de politie via Twitter en dan voornamelijk het regiobrede account. Wijkagenten worden niet gevolgd; hierover heerst namelijk veel onduidelijkheid. De panelleden geven aan het noodzakelijk en vanzelfsprekend te vinden dat de politie sociale media inzetten in de opsporing. Het gebruik van Twitter door de politie wordt door hen gezien als een directe, aansprekende en gebruiksvriendelijke manier om te communiceren met burgers. De relatie tussen politie en burgers worden door sociale media positief beïnvloed. De panelleden noemen hiervoor de volgende argumenten:

De communicatiekloof tussen politie en burger kan verkleinen

Er ontstaan vertrouwen en betrokkenheid doordat burgers een beter en preciezer beeld krijgen van de politie en het politiewerk

Communiceren met de politie wordt voor burgers laagdrempeliger en makkelijker

Burgers worden oplettender en worden zich bewuster van de veiligheid in de buurt

Buurtregisseurs zijn niet langer ‘anoniem’, maar herkenbaar voor de burger. Hierdoor kan de burger zich met de buurtregisseur identificeren. Deze herkenbaarheid spreekt burgers meer aan en het draagt bij aan hun beeldvorming en betrokkenheid.

Burgers kunnen op een persoonlijkere manier contact maken met de politie

Page 54: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 54

Door deze verbeterde relatie zijn de panelleden eerder bereid om hulp te bieden in de opsporing. Motieven die burgers kunnen hebben om te participeren in de opsporing zijn:

Meewerken aan het politieonderzoek (het leveren van een bijdrage aan het oplossen van een zaak en voldoening om aandacht te krijgen van de politie voor een tip of verklaring)

Persoonlijke betrokkenheid

Spanning en sensatie

Gevoel van burgerplicht

Een actieve bijdrage leveren aan de veiligheid in de buurt ‘Het bijdragen aan de veiligheid’ wordt door de panelleden als belangrijkste motief ervaren. De overige motieven komen per persoon in verschillende mate voor. Wat betreft manieren van burgerparticipatie hangt het volgens de panelleden van de situatie af of ze behoren tot de groep ‘burger als rechercheur’ of ‘burger als wijkagent’. Sowieso zijn in het algemeen beide manieren van toepassing. Sommige panelleden behoren vaker tot de groep ‘burger als wijkagent’ sinds zij de politie volgen op sociale media, anderen blijven passief (burger als rechercheur). Om te participeren aan de opsporing zetten de panelleden voornamelijk sociale media (Twitter) en Burgernet in. Als zij iets verdachts zien of als ze iets willen melden nemen ze het vaakst telefonisch contact op met de politie. De panelleden omschrijven zichzelf als nieuwsgierig, onderzoekend, betrokken en sociaal. Ze maken regelmatig gebruik van internet en sociale media, hebben interesse in wat er in hun wijk afspeelt en hechten veel waarde aan veiligheid. Het aspect spanning en sensatie gaat voor de een meer op dan voor de ander. Wat opvalt is dat alle panelleden 35 jaar of ouder zijn. Het geslacht van de panelleden is fifty-fifty. Uit het panelgesprek onder doelgroepleden kwamen de volgende voorkeuren, wensen en behoeften naar voren wat betreft het gebruik van sociale media in de opsporing door district Zuid en de het gehele korps Amsterdam-Amstelland:

Het percentage twitterende buurtregisseurs moet omhoog; het huidige percentage wordt beschouwd als te gering.

Er moet intensiever gebruik worden gemaakt van Facebook (wellicht in samenwerking met de gehele politieregio Amsterdam-Amstelland).

De sociale media structuur van de politie moet voor de burger duidelijk zijn. Het moet voor de burger inzichtelijk zijn welke buurtregisseur bij welke buurt hoort en of zij hem of haar kunnen volgen op sociale media. Hierover heerst namelijk vooralsnog veel onduidelijkheid bij de panelleden. Deze informatie is voor hen moeilijk vindbaar.

Het korps moet hun sociale media gebruik op een actieve manier onder de aandacht brengen bij burgers. Volgens de panelleden kunnen ze dit het beste doen via een campagne of via ‘oude’ media, zoals een lokale krant, een lokale tv-zender, een brief aan wijkbewoners, enzovoorts.

Het korps moet rekening houden met/terughoudend zijn met privacy en privégegevens.

Er moet een terugkoppeling naar de burger worden gemaakt als deze een melding heeft gedaan of een tip heeft gegeven.

De politie moet een formele toon gebruiken op sociale media.

Het korps moet burgers via sociale media op de hoogte houden over alles wat de veiligheid in de buurt aangaat en waar de politie zoal mee bezig is.

Page 55: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 55

Het korps moet via sociale media nauwer samenwerken met belanghebbende organisaties zoals de gemeente, het stadsdeel, etcetera. Dit kunnen ze doen door bijvoorbeeld (wijk)hashtags te gebruiken.

5.3 Het gebruik van sociale media door Nederlandse en internationale

korpsen

Uit de interviews met de korpsen Groningen, Brabant Zuid-Oost, Utrecht, Haaglanden, Hollands-Midden en Northumbria (zie bijlage) zijn de volgende resultaten naar voren gekomen.

5.3.1 Gebruik sociale media kanalen Twitter wordt door alle geïnterviewde korpsen het actiefst ingezet én geldt als populairst sociale medium van de politie onder burgers. Door de geïnterviewde korpsen wordt bevestigd dat dit medium dagelijks wordt ingezet. Het Britse korps Northumbria beschikt over zeven Twitteraccounts in totaal, die allen door de afdelingen Communications en E-communications worden ingezet. Het gebruik van Twitter door eventuele buurtregisseurs is niet aan de orde. Een groot voordeel dat wordt genoemd is het real-time aspect van Twitter en de mogelijkheid van het sturen van direct messages. Doordat het medium de mogelijkheid biedt om tegelijkertijd brede en specifieke doelgroepen te bereiken, is Twitter o.a. zeer geschikt is om in te zetten bij buurtonderzoeken. Verder wordt er bij cruciale zaken, waarin het van belang is om snel informatie van burgers te krijgen, Twitter ingezet. Twitter wordt voornamelijk gebruikt voor directe, ‘harde’, vluchtige en korte berichten. De onderwerpen van de berichtgeving die aan bod komen in §4.5 worden door de korpsen bevestigd. Door de korpsen wordt verder bevestigd dat berichtgeving over grote zaken via het regiobrede account gecommuniceerd wordt en berichtgeving over plaatselijke, kleine zaken door de buurtregisseurs. (Regiopolitie Groningen e.a., 2012) Door alle geïnterviewde korpsen wordt bevestigd dat YouTube wordt ingezet. Er bestaan enkel regiobrede YouTube-accounts. Uit de deskresearch kwam naar voren dat de mate van gebruik verschilt per korps; dit wordt door hen bevestigd. Over het algemeen verschijnen er regelmatig video’s op de accounts van de korpsen, maar hierin bestaat geen vast ritme. Meestal worden er beelden van opsporingsprogramma’s gebruikt. Door de Nederlandse korpsen wordt bevestigd dat YouTube uitsluitend wordt ingezet ten behoeve van de opsporing. Het Britse korps Northumbria plaatst naast opsporingsvideo’s tevens campagnevideo’s en video’s ten behoeve van misdaadpreventie. (Regiopolitie Groningen e.a., 2012) Facebook wordt, anders dan wordt verondersteld in de deskresearch, door alle geïnterviewde korpsen ingezet. Het korps Groningen blijkt namelijk alleen een speciaal studentenaccount te hebben. Dit studentenaccount is aangemaakt naar aanleiding van de vele inbraken in studentenhuizen in Groningen. Via het account op Facebook kan er over dit onderwerp worden gecommuniceerd met studenten. De overige Nederlandse korpsen beschikken uitsluitend over een regiobreed account, behalve de korps Brabant Zuid-Oost en Haaglanden. Brabant Zuid-Oost beschikt naast het regiobrede account tevens over drie stedenaccounts en binnen het korps

Page 56: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 56

Haaglanden gebruiken vier politiebureaus Facebook. Het korps Northumbria beschikt nog over een aantal specifieke accounts. Anders dan verondersteld werd bij de deskresearch, beweren de meeste korpsen Facebook regelmatig in te zetten. Sommigen, waaronder het korps Northumbria, zetten dit sociale medium dagelijks in. Anderen maken nog niet zeer actief gebruik van Facebook. De korpsen noemen Facebook ‘meer uitgebreid in de mogelijkheden.’ Door de mogelijkheid om – in tegenstelling tot Twitter – lange berichten te plaatsen, is Facebook tevens geschikt voor achtergrondnieuws en verdiepingen. Een ander voordeel is volgens het Britse korps Northumbria dat Facebook meer gebaseerd is op communities en zakelijker gericht is dan Twitter. (Regiopolitie Groningen e.a., 2012) Hyves blijkt, na fieldresearch, naast het korps Haaglanden tevens door Hollands-Midden gebruikt te worden. Het korps Hollands-Midden beschikt over een regiobreed account en binnen het korps Haaglanden wordt dit medium enkel ingezet door één politiebureau en twee zogenoemde schoolagenten. Van dit medium wordt mondjesmaat gebruik gemaakt. Foursquare wordt door enkel Hollands-Midden gebruikt. Foursquare is een op locatie gebaseerd sociaal medium. Via GPS op mobiele telefoons is het mogelijk om te laten zien waar je je bevindt. De politie maakt gebruik van dit medium om op die manier snel getuigen van een incident of misdrijf op te sporen. Flickr wordt door het korps Northumbria gebruikt voor het delen van foto’s ten behoeve van de opsporing, zoals verdachten en vermiste personen, personen die men wil traceren (zoals getuigen) en gestolen goederen. Binnen Nederland zijn korpsen bezig met Politie+; een intern sociaal medium. Dit is een soort Twitterdienst die aan het politienetwerk gekoppeld is. Politie+ bevindt zich momenteel nog in de ontwikkelingsfase. De regiopolitie Brabant Zuid-Oost maakt verder nog gebruik van weblogs die door twee buurtregisseurs worden bijgehouden. De inhoud van de berichten op de blogs kan worden vergelijken met de onderwerpen die buurtregisseurs op Twitter plaatsen. (Regiopolitie Groningen e.a., 2012)

5.3.2 Strategische inzet De meeste geïnterviewde korpsen zeggen geen specifieke strategie te hebben wat betreft het gebruik van sociale media. Door sociale media te gebruiken en ermee te ‘experimenteren’ ondervinden de korpsen hoe met sociale media om te gaan. Het is een continue leerproces waarbij het draait om de vraag ‘wat werkt en wat niet?’. Bij andere korpsen is de ‘9 domeinen strategie’, de algemene sociale media strategie van de nationale politie die in 2013 wordt doorgevoerd, al gedeeltelijk geïntegreerd. In §4.5.8 bevindt zich nadere informatie over deze strategie. De strategie van het Britse korps Northumbria is gebaseerd op online dienstverlening aan burgers. Het gaat erom dat men hierin een balans vindt in zowel burgers actief betrekken en aansporen als zaken consequent benaderen en de kwaliteit en toon van berichten waarborgen. Sociale media zijn namelijk van belang bij operationele en cruciale incidenten. Het bieden van faciliteiten voor burgers om met de politie te communiceren is essentieel. Het korps focust zich op het gebruik van de belangrijkste en grootste sociale media, maar communiceren ook via forums, blogs en online meetings.

Page 57: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 57

Uit de interviews met de korpsen kwam verder naar voren dat de sociale media en andere communicatiemiddelen die worden gebruikt met elkaar gecombineerd en ‘verbonden’ worden. Zo wordt er over één misdrijf bijvoorbeeld een tweet geplaatst, een video op Youtube geüpload, een bericht via Burgernet verstuurd en een persbericht gepubliceerd. Al deze berichten worden vaak ‘verbonden’ door naar elkaar te verwijzen. Zo wordt er op Twitter en Facebook bijvoorbeeld een YouTube video of foto’s van een verdachte geplaatst en naar het bijbehorende persbericht verwezen door middel van links. Het koppelen van (sociale) media heeft een versterkende werking, omdat hierdoor een zo groot mogelijk publiek wordt bereikt. Het koppelen van veel verschillende media gebeurt voornamelijk via de regiobrede accounts, aangezien het meestal grote zaken betreft. Buurtregisseurs gebruiken deze methode op kleinere schaal. Over het algemeen worden persberichten automatisch door de korpsen getwitterd via het regiobrede account. Er geldt dat grote zaken regiobreed worden uitgezet door de afdeling Voorlichting/Communicatie en dat kleinere, lokale of specifieke zaken worden uitgezet door buurtregisseurs en door de afdelingen. Om een nog groter publiek te bereiken zetten de korpsen tevens nog een andere methode in. Zo is er voor burgers namelijk de mogelijkheid om berichten van anderen op Facebook en Twitter verder te verspreiden in hun netwerk, bijvoorbeeld onder vrienden of groepen. De politie kan hier gebruik van maken door aan hun volgers te vragen om berichten te delen of te retweeten. (Regiopolitie Groningen e.a., 2012)

5.3.3 Doelstellingen gebruik sociale media Bij elkaar hanteren de geïnterviewde korpsen de volgende doelstellingen wat betreft het gebruik van sociale media:

Het optimaliseren van de opsporing

Het optimaliseren van de handhaving

Het optimaliseren van crisiscommunicatie

De communicatie en interactie met burgers optimaliseren

Burgers informeren en hen actief bij het politiewerk betrekken

Meer burgerparticipatie mogelijk maken

Het vergroten van de veiligheid

Het begrip voor de politie vergroten

Het imago van de politie verbeteren

Het beter en makkelijker bereikbaar zijn voor burgers De voornaamste doelstellingen zijn het optimaliseren van de opsporing, meer burgerparticipatie mogelijk maken en de communicatie en interactie met burgers optimaliseren. (Regiopolitie Groningen e.a., 2012)

5.3.4 Beleid, protocollen en richtlijnen De richtlijnen die de korpsen hebben opgesteld gaan, zoals in de deskresearch al verondersteld wordt, voornamelijk over de inhoud van de berichtgeving. Voorbeelden van onderwerpen die niet mogen worden geplaatst, zijn zaken die onrust kunnen veroorzaken en onzinnigheden. Verder zijn de volgende richtlijnen van belang:

De politiemedewerker dient Code Blauw in acht te nemen. Er wordt uitgegaan van de professionaliteit van de politiemedewerker.

Er dient binnen 24 uur te worden gereageerd op een tweet of bericht op sociale media.

Page 58: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 58

Er mogen uitsluitend berichten over serieuze en werkgerelateerde onderwerpen geplaatst worden.

Er dient een zakelijke toon te worden gebruikt.

Sociale media activiteiten van politiemedewerkers (zowel werkgerelateerd als privé) mogen geen schade toebrengen aan de reputatie en het imago van het korps.

Politiemedewerkers dienen zichzelf of het korps niet tegen te spreken via sociale media.

Aanbevelingen:

Het gebruik maken van hashtags bij Twitter.

Het gebruik maken van een professionele maar aantrekkelijke toon om mensen te betrekken bij het politiewerk.

Indien aan de orde: het retweeten van relevante berichten van bijvoorbeeld andere korpsen/politiehelikopter/ veiligheidsinstanties/evenementen.

Bij twijfel over het plaatsen van een bericht: advies vragen of overleggen met de afdeling Communicatie/Voorlichting.

Medewerkers van het korps Northumbria wordt geadviseerd dat zij op hun privéprofielen niet bekend maken voor de politie te werken en dat zij geen werkgerelateerde zaken, die risico’s kunnen vormen voor het korps of de persoonlijke veiligheid van de medewerker, online zetten.

Om burgers actiever te betrekken en om een groter bereik te realiseren, wordt aanbevolen om burgers via sociale media te vragen om (opsporings)berichten te delen of te retweeten (indien van belang).

Beleid en protocollen:

Bij fouten/commotie/imagoschade naar aanleiding van een bericht: het bericht niet verwijderen (enkel als privacy in het geding is), maar excuses aanbieden in een correctiebericht.

De regiobrede accounts op Twitter en Facebook worden doorgaans enkel tijdens kantooruren ingezet; bij grote zaken wordt er tevens buiten kantooruren gebruik gemaakt van deze media.

Over grote zaken dient altijd overleg plaats te vinden voordat men hierover een bericht op sociale media plaatst.

Politiemedewerkers die sociale media (willen) inzetten voor werkrelateerde doeleinden worden voorzien van smartphones en de benodigde hard- en software.

Buurtregisseurs of andere politiemedewerkers die beginnen met het gebruik van sociale media krijgen een cursus of training, die meestal onder leiding van Communicatie/Voorlichting plaatsvindt. Ze worden in de beginfase begeleid, bijgestuurd en waar nodig gecorrigeerd.

Een sociale media account dient over een geschikte naam te beschikken. Deze naam moet passen binnen de rest van de accountnamen van het korps.

Een sociale media account moet opgemaakt zijn in de huisstijl (logo, achtergrond, overige opmaak). Voor individuele accounts van buurtregisseurs geldt dat er een afbeelding van de wijkagent in kwestie op het account geplaatst moet worden.

Voor de toonzetting van de berichtgeving geldt dat er vanuit regionale accounts met ‘wij’ en ‘de politie’ gecommuniceerd moet worden. Voor wijkagenten geldt dat zij de ik-vorm gebruiken.

Page 59: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 59

Sociale media zijn voor burgers geen middel om incidenten aan de politie te melden. Dit moet duidelijk gecommuniceerd worden.

Voor het korps Haaglanden geldt dat de meeste communicatie dient te gaan via de accounts van de bureaus in plaats van via buurtregisseurs, vanwege een tekort aan tijd en capaciteit.

Voor het plaatsen van video’s op Youtube gelden een aantal protocollen, zoals een termijn van twee weken en een overleg met het Openbaar Ministerie, die in acht dienen te worden genomen.

(Regiopolitie Groningen e.a., 2012)

5.3.5 Resultaten, effecten en constateringen De resultaten van het gebruik van sociale media die in de deskresearch aan bod komen, worden grotendeels bevestigd door de geïnterviewde korpsen. De behaalde concrete resultaten wat betreft het gebruik van sociale media verschillen per korps. De meeste korpsen boeken soms tot regelmatig directe of indirecte successen door het gebruik van sociale media in de opsporing. Zo konden er verdachten van verscheidene delicten worden aangehouden en zijn er vermiste personen (voornamelijk kinderen) teruggevonden naar aanleiding van de inzet van sociale media. Enkele korpsen geven aan geen concrete resultaten behaald te hebben. Ze constateren dat het niet direct herleidbaar is of een resultaat is bereikt naar aanleiding van sociale media. Het gebruik van sociale media door de politie heeft een positieve invloed op de relatie met burgers. Burgers krijgen een beter en preciezer beeld van de politie en de werkzaamheden die worden verricht. Hierdoor, en door het feit dat sociale media een groot bereik hebben, komen er meer tips en meldingen binnen over misdrijven en incidenten en zijn er meer burgers die zich melden als getuige. Er kunnen de volgende constateringen worden gedaan:

Sociale media zijn zeer bruikbaar om daders of vermiste personen op te sporen en om makkelijk en snel aandacht op een bepaalde (onopgeloste) zaak te vestigen.

Het is in de meeste gevallen niet direct herleidbaar of een resultaat is bereikt middels sociale media. Dit komt doordat veel (sociale) media in combinatie met elkaar worden gebruikt.

Over het algemeen wordt het gebruik van Twitter als positief ervaren door buurtregisseurs.

Twitter is soms niet genuanceerd genoeg om een bericht op de juiste manier over te brengen.

Met elk sociaal medium wordt een andere doelgroep bereikt, wat leidt tot verschillende reacties en tips.

Sociale media worden gezien als een verrijking op bestaande kanalen. Ze dienen als extra communicatiemiddel.

Het gebruik van Twitter (voornamelijk door buurtregisseurs) maakt voor burgers laagdrempeliger en persoonlijker contact mogelijk

Buurtregisseurs zeggen meer contact te hebben met wijkbewoners sinds zij sociale media gebruiken.

Een combinatie van het gebruik van verscheidene (sociale) media leidt tot de beste resultaten in de opsporing.

Twitter wordt, vanwege het grote bereik, genoemd als het meest effectieve sociale medium in de opsporing. Hierna volgt YouTube.

De mogelijkheid om berichten op sociale media door burgers te laten retweeten of te delen in hun sociale netwerk, leidt tot positieve resultaten.

Page 60: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 60

Veel burgers zijn bereid om berichten van de politie te verspreiden en bieden graag hun hulp aan.

(Regiopolitie Groningen e.a., 2012)

5.3.6 Toekomstperspectief gebruik sociale media De onderzochte Nederlandse korpsen, die allen enthousiast zijn over het gebruik van sociale media, zullen sociale media voorlopig op dezelfde manieren blijven gebruiken. Vanwege de doorvoering van de Nationale Politie die begin volgend jaar zal plaatsvinden, staan er momenteel geen grote ontwikkelingen of projecten op de planning óf deze staan in de koelkast. Sommige korpsen zijn bezig met de mogelijkheden van innovatie op het gebied van sociale media, maar hierover bestaan nog geen concrete plannen. Waar de korpsen wel mee bezig zijn is het huidige gebruik van sociale media verder uit te breiden en actiever te benutten. Zo streeft men naar uitbreiding van het gebruik van Twitter, met name onder buurtregisseurs. Het doel is om zoveel mogelijk buurtregisseurs te laten twitteren. Daarnaast willen veel korpsen het sociale medium Facebook actiever inzetten. Verder is een korps bezig met de automatisering van Twitter voor het plaatsen van berichten. Alle korpsen streven naar optimaal gebruik van sociale media op verschillende vlakken, waaronder de opsporing. Het voornemen is ‘om ervoor te zorgen dat in elk proces of relevante zaak sociale media worden ingezet als dit van toegevoegde waarde kan zijn voor het onderzoek’. Het Britse politiekorps Northumbria vindt het van belang om te blijven anticiperen op technologische ontwikkelen op het gebied van sociale media en op het gehele digitale landschap. Het korps is continue op ontdekkingstocht als het gaat om het ‘hoe’ en ‘wanneer’ inzetten van sociale media. Momenteel is het korps bezig met het starten van een aantal specifieke accounts op Twitter.

(Regiopolitie Groningen e.a., 2012)

Page 61: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 61

6 Conclusie

In dit hoofdstuk worden de deelvragen en de centrale vraag (probleemstelling)

beantwoord.

6.1 Beantwoording van de deelvragen

Deelvraag 1: Wat is de invloed van sociale media op de Nederlandse

samenleving?

Sociale media blijken een steeds grotere invloed op de maatschappij te hebben. In

Nederland is Facebook het populairste sociale medium, gevolgd door Youtube,

Twitter, LinkedIn en Hyves. Het gebruik van sociale media vindt steeds vaker plaats

via smartphones.

Sociale media hebben drie belangrijke kenmerken: het zwermpotentieel, het

explosiepotentieel en het synergiepotentieel. Er kan geconcludeerd worden dat door

deze kenmerken en het feit dat ideeën, activiteiten en relaties niet meer beperkt

worden door de geografische locatie, er een veranderende en dynamischere

samenleving wordt gecreëerd.

Men verwacht dat ontwikkelingen op het gebied van sociale media razendsnel zullen

blijven gaan. Hoogstwaarschijnlijk zal het gebruik van Facebook de komende jaren

blijven groeien, het gebruik van Twitter, LinkedIn en Youtube zal naar verwachting

stabiliseren en men verwacht dat het gebruik van Hyves zal blijven dalen.

Deelvraag 2: Wat is het belang van sociale media voor de politie?

Burgerhulp is altijd van essentieel belang geweest in de opsporingspraktijk. Uit de deskresearch bleek dat er vier vernieuwende manieren van burgerparticipatie kunnen worden onderscheiden, namelijk getuigenoproep op heterdaad, getuigenoproep buiten heterdaad, het plaatsen van oproepen voor (beeld)materiaal en het inzetten van burgers bij opsporingsactiviteiten. Het voordeel van het gebruik van sociale media door de politie is dat ze een bron kunnen zijn van collectieve wijsheid (wisdom of the crowds). Sociale media bieden nieuwe mogelijkheden tot communicatie en interactie en nieuwe mogelijkheden voor vernieuwing van het politiewerk. Hierdoor wordt de kans op tips en getuigen in de opsporing aanzienlijk groter. De valkuil van het gebruik van sociale media door de politie is dat ze een bron kunnen zijn van ondermijning en sociale verstoring. De politie kan op een verkeerd spoor worden gezet en moeite hebben om zich te verhouden tot ontwikkelingen die op sociale media gaande zijn. Verder moet de politie zich er bewust van zijn wat er naar buiten wordt gebracht op sociale media, want verkeerde berichtgeving kan een grote impact hebben en veel aandacht trekken. Sociale media blijken dus zowel dragers van collectieve wijsheid als dragers van ondermijning en sociale verstoring. Door sociale media actief te benutten en zoveel mogelijk interactie mogelijk te maken en waar nodig bij te sturen, kan de politie proberen om de voordelen van sociale media te benutten en de keerzijde ervan te voorkomen of te bestrijden.

Page 62: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 62

De geïnterviewde deskundigen noemden de volgende kansen voor het gebruik van sociale media in de opsporing:

Het algemene gebruik beperken tot een aantal essentiële sociale media: Twitter, Facebook en Youtube. De inzet van deze media levert relevante informatie op.

Per geval de precieze inzet van sociale media afstemmen op het soort zaak en de doelgroep.

Uitsluitend sociale media inzetten bij zaken waarin mensen bereid zijn om hulp te bieden.

Het verbinden en koppelen van de (sociale) media die worden ingezet, door te verwijzen en te linken. Hierdoor bereikt men een groter en breder publiek.

Geografische aspecten benutten; verschillen tussen lokale en regionale berichtgeving.

Winst behalen uit terugkoppelen; burgers op de hoogte houden wat er met een zaak (naar aanleiding van een tip of melding) is gebeurd.

Eenduidigheid over de visie en het doel van het gebruik van sociale media binnen het korps generaliseren.

Over het algemeen een formele toon toepassen in de berichtgeving, maar burgers wel enthousiasmeren en aansporen.

Geen specifieke feiten over een zaak bekend maken op sociale media, maar wel essentiële feiten.

Omdat traditionele opsporing niet meer aan de orde is, is het voor de politie van belang om in de opsporing te anticiperen op nieuwe en sociale media. Door ontwikkelingen van sociale media en door kennis, bekwaamheid en ondervindingen van het gebruik ervan zullen werkwijzen steeds opnieuw aangepast moeten worden. Verder geldt dat sociale media een verrijking bieden op bestaande mogelijkheden, maar geen vervanging.

Deelvraag 3: In welk opzicht en in welke mate maakt district Zuid van de

regiopolitie Amsterdam-Amstelland al gebruik van sociale media en met welk

resultaat gebeurt dit?

Uit de deskresearch kwam naar voren dat de regiopolitie Amsterdam-Amstelland

gebruik maakt van de sociale media Twitter, Youtube en Facebook. Twitter wordt

regelmatig, al dan niet dagelijks, ingezet. Dit gebeurt zowel regiobreed als lokaal (door

buurtregisseurs). Van Twitter wordt slechts door een klein percentage van de

buurtregisseurs gebruik gemaakt. YouTube en Facebook worden uitsluitend

regiobreed ingezet. Youtube wordt af en toe ingezet en dan uitsluitend ten behoeve

van de opsporing. Facebook wordt (nog) niet intensief benut.

Wat betreft de berichtgeving op sociale media van zowel het gehele korps

Amsterdam-Amstelland als district Zuid, is er niet echt sprake van een bepaalde mate

van gebruik of structuur.

Met het gebruik van sociale media in de opsporing zijn weinig tot geen concrete of

directe resultaten behaald, uitsluitend indirecte. Verder zijn er geen duidelijke

richtlijnen, beleidsstukken of strategie aanwezig.

Er kan worden geconcludeerd dat er gering en ongestructureerd gebruik wordt

gemaakt van sociale media in het algemeen en sociale media in de opsporing in het

bijzonder. Om optimale resultaten te behalen, is het van belang dat het korps sociale

Page 63: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 63

media actiever, frequenter en volgens bepaalde werkwijzen, richtlijnen en

beleidsstukken inzet. Zo is het essentieel dat een fors hoger percentage van de

buurtregisseurs gebruik gaat maken van Twitter en dat Youtube en Facebook

intensiever worden ingezet. Daarnaast is het van belang dat men volgens een bepaalde

strategie, inclusief beleid en richtlijnen, te werk gaat.

Deelvraag 4: Wie is de doelgroep?

De doelgroep betreft burgers die woonachtig zijn in het geografische gebied van

district Zuid. Uit de deskresearch bleek dat het merendeel van de doelgroep 36 jaar of

ouder is, uit autochtone mannen bestaat en zich sociaaleconomisch gezien

voornamelijk in de middenklasse bevindt. De doelgroep is over het algemeen

nieuwsgierig, onderzoekend, betrokken en sociaal en houdt van spanning en sensatie.

Ze maken regelmatig gebruik van internet en sociale media, hebben interesse in wat er

in hun wijk afspeelt en hechten veel waarde aan veiligheid. Deze sociale en

psychografische kenmerken werden door de panelleden bevestigd.

Burgers kunnen participeren vanuit een publiek belang, een groepsbelang of een

individueel belang. Uit het fieldresearch bleek dat ‘een actieve bijdrage leveren aan de

veiligheid’ geldt als het belangrijkste motief.

Wat betreft manieren van burgerparticipatie, kan er onderscheid worden gemaakt

tussen ‘de burger als rechercheur’ en de ‘burger als wijkagent’. Uit de fieldresearch

kwam naar voren dat sommigen vaker tot de groep ‘burger als wijkagent’ behoren (en

dus actiever bijdragen aan de opsporing) sinds zij de politie volgen op sociale media.

Burgers kunnen verscheidene middelen inzetten om te participeren, maar uit de

fieldresearch bleek dat voornamelijk Twitter en Burgernet worden ingezet. Als zij een

melding willen maken, nemen zij vaak telefonisch contact op met de politie.

Door het gebruik van sociale media door de politie ontstaat er een hechtere band met

burgers. Dit heeft tot gevolg dat burgers eerder bereid zijn om hulp te bieden in de

opsporing. Uit de fieldresearch zijn de volgende behoeften naar voren gekomen wat betreft het gebruik van sociale media door district Zuid en het gehele korps Amsterdam-Amstelland:

Het percentage twitterende buurtregisseurs moet omhoog.

Er moet intensiever gebruik worden gemaakt van Facebook.

De sociale media structuur van de politie moet voor de burger duidelijk en zijn. Het moet voor de burger vindbaar en inzichtelijk zijn welke buurtregisseur bij welke buurt hoort en of zij hem of haar kunnen volgen op sociale media.

Het korps moet hun sociale media gebruik op een actieve manier onder de aandacht brengen bij burgers.

Het korps moet terughoudend zijn in het publiceren van privacygevoelige informatie en privégegevens.

Er moet een terugkoppeling naar de burger worden gemaakt als deze een melding heeft gedaan of een tip heeft gegeven.

De politie moet een formele en serieuze toon gebruiken op sociale media.

Het korps moet burgers via sociale media op de hoogte houden over alles wat de veiligheid in de buurt aangaat en waar de politie zoal mee bezig is.

Page 64: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 64

Deelvraag 5: Wat voor sociale mediastrategieën worden er in andere

politiekorpsen in Nederland en in het buitenland gehanteerd?

Twitter, YouTube en Facebook worden door alle best practices ingezet. Twitter wordt, vanwege het grote bereik, door de geïnterviewde korpsen genoemd als het meest effectieve sociale medium in de opsporing. Hierna volgt YouTube. Uit de fieldresearch bleek dat Twitter het intensiefst wordt gebruikt door de korpsen; dit medium wordt zeer regelmatig tot dagelijks ingezet, zowel regiobreed als lokaal door buurtregisseurs. Binnen de korpsen beschikken ook afdelingen over een eigen Twitteraccount. Dit medium wordt ingezet om zowel brede als specifieke doelgroepen te bereiken. Door het real-time aspect is Twitter is zeer geschikt om te worden ingezet bij cruciale zaken, waarin het van belang is om snel informatie van burgers te krijgen. De berichtgeving op Twitter bestaat uit uiteenlopende onderwerpen, zoals opsporingsberichten, nieuwswaardigheden en aangekondigde acties. YouTube wordt gemiddeld redelijk intensief ingezet. Er bestaan uitsluitend regiobrede YouTube-accounts. Er is bij geen enkel korps sprake van een bepaalde mate van gebruik, omdat het gebruik van dit medium wel aan de orde moet zijn. YouTube wordt door Nederlandse korpsen uitsluitend ingezet ten behoeve van de opsporing. Facebook wordt door alle korpsen ingezet. De meeste korpsen zetten Facebook regelmatig, dan wel dagelijks, in. Anderen maken (nog) niet intensief gebruik van dit medium. Facebook beschikt over uitgebreidere mogelijkheden dan Twitter. Naast bijvoorbeeld nieuwswaardigheden en opsporingsberichten, is Facebook tevens geschikt voor achtergrondnieuws en verdiepingen. Van overige sociale media wordt mondjesmaat gebruik gemaakt. De voornaamste doelstellingen van de korpsen wat betreft het gebruik van sociale media zijn het optimaliseren van de opsporing en het optimaliseren van de communicatie en interactie met burgers. Uit de fieldresearch komt naar voren dat de strategische inzet van sociale media door de korpsen uit een aantal methodes/werkwijzen bestaat. Bij een aantal Nederlandse korpsen is de 9 domeinen strategie, die begin 2013 landelijk wordt ingevoerd, al gedeeltelijk geïntegreerd; andere korpsen gebruiken sociale media door tegelijkertijd te ‘leren wat werkt en wat niet’. De strategie van het Britse korps Northumbria is gebaseerd op online dienstverlening aan burgers, waarbij de focus ligt op de belangrijkste sociale media. De werkwijze die volgens de korpsen leidt tot de beste resultaten in de opsporing, is een combinatie en verbinding van verscheidene (sociale) media. Voor de berichtgeving over één misdrijf worden dan verscheidene kanalen ingezet. Deze kanalen worden weer verbonden door naar elkaar te verwijzen d.m.v. links. Een andere werkwijze die de korpsen gebruiken en die er op is gericht om een groot publiek te bereiken, is om volgers te vragen om (opsporings)berichten te retweeten of te delen in hun netwerk. Verder geldt dat grote zaken regiobreed uitgezet door de afdeling Voorlichting/Communicatie en kleinere, lokale of specifieke zaken worden uitgezet door buurtregisseurs en door de afdelingen. Uit de deskresearch blijkt dat sociale media binnen de opsporing worden ingezet bij: opsporing door getuigen of tipgevers op te roepen om contact op te nemen met de politie, bijzondere opsporingsbevoegdheden door de recherche (zoals infiltratie en pseudokoop), opsporing door via sociale media uit te kijken naar strafbare feiten, opsporing door burgers op te roepen om actief opnames te maken van wetsovertredingen en opsporing van getuigen via digitale PD’s.

Page 65: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 65

Het merendeel van de richtlijnen die de korpsen hebben opgesteld omtrent het gebruik van sociale media, gaat over de inhoud van de berichtgeving. Het uitgangspunt van het beleid is dat er te allen tijde uitgegaan van de professionaliteit van de politiemedewerker, waardoor de afweging wat wel en niet gepubliceerd kan worden bij de medewerker zelf ligt. Belangrijke beleidsregels en protocollen zijn dat medewerkers die gebruik gaan maken van sociale media, worden uitgerust met smartphones en/of tablets, een training krijgen en worden voorzien van een handleiding. Het gebruik van sociale media heeft bij de korpsen geleid tot het aanhouden van verdachten en het terugvinden van vermiste personen, zo blijkt uit de fieldresearch. Er kan dus worden geconstateerd dat het gebruik van sociale media bijdraagt aan de opsporing. Daarnaast ontstaat door sociale media een verbeterde relatie tussen politie en burger. Bovendien komen er meer tips en meldingen binnen over misdrijven en incidenten en er zijn meer burgers zie zich melden als getuige. Voor de geïnterviewde korpsen geldt dat sociale media een aanvulling zijn op bestaande kanalen, maar geen vervanging. Vanwege de doorvoering van de nationale politie die begin volgend jaar zal plaatsvinden, staan er bij de Nederlandse korpsen momenteel geen grote ontwikkelingen of projecten op de planning óf deze staan in de koelkast. Dit komt naar voren uit de fieldresearch. Waar de korpsen wel mee bezig zijn is het huidige gebruik van sociale media verder uit te breiden en actiever te benutten. Het is volgens de korpsen van belang om op de hoogte te blijven van nieuwe (technologische) ontwikkelingen op het gebied van sociale media.

6.2 Beantwoording van de centrale vraag

De centrale vraag luidt:

Hoe kan district Zuid van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, door aan te

sluiten bij de wensen en voorkeuren van de doelgroep (burgers die

nieuwsgierig, betrokken en onderzoekend zijn, veel mensen kennen en goed

met internet kunnen omgaan), het gebruik van sociale media in haar

opsporingspraktijk optimaliseren?

Er kan worden geconstateerd dat district Zuid op het gebied van sociale media in de opsporing veel kansen laat liggen. Omdat sociale media een steeds grotere invloed op de maatschappij hebben, er een veranderende en dynamischere samenleving ontstaat en daardoor traditionele opsporing niet meer aan de orde is, is het voor de politie van belang om in de opsporing te anticiperen op nieuwe en sociale media. Bovendien bevindt de burger zich op sociale media, dus dient de politie daar ook volop aanwezig te zijn. Het biedt namelijk volop kansen in de opsporing, aangezien burgerhulp altijd van essentieel belang is geweest op dit gebied. Daarnaast is gebleken dat het gebruik van sociale media daadwerkelijk bijdraagt aan de opsporing; diverse geïnterviewde korpsen hebben concrete resultaten geboekt. Verder is er een verbeterde en hechtere relatie tussen politie en burger ontstaan dankzij sociale media, wat weer tot gevolg heeft dat de burger eerder bereid zijn om hulp te bieden in de opsporing. Ten slotte geldt dat sociale media een verrijking bieden op bestaande mogelijkheden, maar geen vervanging.

Page 66: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 66

In de gewenste situatie worden sociale media door district Zuid op zo een manier ingezet dat er, door middel van burgerparticipatie, optimale resultaten kunnen worden behaald in de opsporingspraktijk. Het doel hierbij is om verdachten, vermiste personen en getuigen sneller en frequenter op te sporen. Om tot deze gewenste situatie te komen, zal district Zuid een aantal stappen moeten zetten. Deze stappen zijn tot stand gekomen tijdens het analyseren van alle resultaten die uit dit onderzoek naar voren zijn gekomen.

Stap 1: Inventariseren en structureren

Ten eerste is dat om in de eerste plaats de interne communicatie op dit gebied goed op

orde te hebben en in kaart te brengen. Dit is van belang zodat men externe

communicatie juist kan benutten; zo komt naar voren uit de fieldresearch. Voorheen

werd namelijk alleen door Communicatie extern gecommuniceerd, terwijl er

tegenwoordig door allerlei afdelingen en individuen binnen de politie extern

gecommuniceerd wordt. Om deze externe communicatie juist te laten verlopen, moet

er eenduidigheid binnen het korps bestaan over de visie en het doel van het gebruik

van sociale media in de opsporing. Daarnaast is het van belang dat er een passend

beleid (inclusief protocollen en richtlijnen) wordt geïntegreerd. Dit beleid kan het

beste worden opgesteld door deze te baseren op het beleid van de best practices

binnen dit onderzoek en te laten aansluiten op de behoeften van de doelgroep (en

indien van toepassing in 2013 op de nationale politie en de 9 domeinen strategie).

Verder komt uit de fieldresearch naar voren dat het van belang is dat er structuur

wordt aangebracht bij de Twitteraccounts van buurtregisseurs. Het moet inzichtelijk

en vindbaar voor de burger zijn welke buurtregisseur bij welke buurt hoort en of zij

hem of haar kunnen volgen op Twitter.

Stap 2: Uitbreiden en intensiveren

Uit de desk- en fieldresearch komt naar voren dat het korps zich het beste kan

focussen op het gebruik van drie essentiële sociale media, namelijk Twitter, Facebook

en YouTube. Naast dat deze sociale media het meest bijdragen in de opsporing – zo

veronderstellen de best practices - gelden zij tevens als populairste sociale media in

Nederland en worden ze door alle best practices ingezet. Twitter wordt, vanwege het

grote bereik, door de geïnterviewde korpsen genoemd als het meeste effectieve sociale

medium in de opsporing. Hierna volgt YouTube. Het gebruik van Facebook is onder

andere interessant omdat uit de deskresearch naar voren komt dat het gebruik van dit

medium onder burgers in Nederland naar verwachting zal blijven stijgen. De politie

kan hierop inspelen door Facebook actiever te gaan benutten.

Aan de hand van bovengenoemde feiten en rekening houdend met de behoeften van

de panelleden, kan worden geconcludeerd dat het van belang is om het gebruik van

Twitter onder buurtregisseurs fors uit te breiden en berichtgeving op deze accounts

frequenter te laten plaatsvinden. Daarnaast is het van belang om ook de regiobrede

accounts op Facebook en YouTube intensiever te benutten. Voor het

Facebookaccount houdt dit in dat er bij voorkeur dagelijks berichten geplaatst

worden. Voor het YouTube-account geldt dat er zo frequent mogelijk video’s worden

geplaatst.

Page 67: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 67

Deze uitbreidingen en intensiveringen zullen leiden tot een groter bereik en een

verhoogde effectiviteit van de berichtgeving, waardoor uiteindelijk meer resultaten in

de opsporingspraktijk kunnen worden behaald.

Stap 3: Strategieën toepassen Uit de fieldresearch komt naar voren dat het van belang is dat er uitsluitend sociale media worden ingezet bij zaken waarin mensen bereid zijn om hulp te bieden. Dit houdt in: geen zaken uit het criminele circuit (zoals liquidaties), maar zaken die bijvoorbeeld medeleven opwekken of maatschappelijke betrokkenheid of verontwaardiging teweeg brengen (zoals vermissingen, moorden, overvallen, enzovoorts). Uit de deskresearch blijkt dat het van belang is dat het korps - wat betreft bovengenoemde zaken - vier manieren van burgerparticipatie inzet, namelijk: getuigenoproep op heterdaad, getuigenoproep buiten heterdaad, het plaatsen van oproepen voor (beeld)materiaal en het inzetten van burgers bij opsporingsactiviteiten. Op deze manier wordt de effectiviteit van opsporing vergroot, doordat op verschillende niveaus burgers worden ingezet. Daarnaast komt uit de deskresearch naar voren dat het korps zelf actief kan opsporen door op sociale media uit te kijken naar strafbare feiten en door de inzet van digitale PD’s.

Twitter kan worden ingezet om zowel brede als specifieke doelgroepen te bereiken.

Daarnaast is dit medium, door het real-time aspect, zeer geschikt om te worden ingezet

bij cruciale zaken waarin het van belang is om snel informatie van burgers te krijgen.

YouTube kan worden ingezet om beelden van overvallen of andere incidenten snel bij

de burger te krijgen, zodat opsporing van daders kan worden versnelt. Door middel

van video’s op YouTube worden getuigen of tipgevers opgeroepen om contact op te

nemen met de politie. Facebook kan uitgebreider worden ingezet dan Twitter. Naast bijvoorbeeld nieuwswaardigheden en opsporingsberichten, is Facebook tevens geschikt voor achtergrondnieuws en verdiepingen.

De belangrijkste werkwijze die ingezet dient te worden is het verbinden en koppelen

van de (sociale) media die worden ingezet, door te verwijzen en te linken. De best

practices geven namelijk aan dat dit leidt tot de beste resultaten in de opsporing,

doordat er een groot en breed publiek kan worden bereikt. Het is wel van belang om

hierbij de precieze inzet af te stemmen op het soort zaak en (de specifiekheid of de

geografische locatie van) de doelgroep. Er gelden namelijk andere prioriteiten per

zaak, per woongebied en per specifieke eigenschappen van de doelgroep.

Een andere werkwijze waarmee men winst kan behalen in de opsporing, is

terugkoppelen. Burgers dienen op de hoogte te worden gehouden over wat er met een

zaak (naar aanleiding van een tip of melding) is gebeurd. Op deze manier – zo komt

uit de fieldresearch naar voren – blijven burgers gemotiveerd om te participeren.

Stap 4: Het gebruik ter kennis brengen

Uit de fieldresearch komt naar voren dat er burgers zijn die niet op de hoogte zijn van

het sociale media gebruik van het korps. Ook weten zij vaak niet wie hun

buurtregisseur is en of zij deze kunnen volgen via sociale media. Daarom is het van

belang dat district Zuid het sociale media gebruik onder de aandacht brengt van

Page 68: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 68

burgers. Dit is mogelijk via een campagne of via ‘oude’ media, zoals een lokale krant,

een lokale tv-zender, een brief aan wijkbewoners, enzovoorts.

Stap 5: Anticiperen op ontwikkelingen

Als de vorige stappen zijn doorgevoerd, is het van belang om te blijven anticiperen

op technologische ontwikkelingen op het gebied van sociale media en op het

gehele digitale landschap. Dit komt naar voren uit de desk- en fieldresearch. Door

ontwikkelingen van sociale media en door kennis, bekwaamheid en ondervindingen

van het gebruik ervan zullen werkwijzen steeds opnieuw aangepast moeten worden.

Voor de politie betekent dit constante anticipatie en een blijvend leerproces wat

betreft de omgang met sociale media. Daarom is het van belang dat men van fouten

leert en elkaars tips deelt.

Page 69: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 69

7 Advies

Dit hoofdstuk bestaat uit een advies voor een passende sociale mediastrategie en

concrete aanbevelingen voor de uitvoering ervan in de opsporingspraktijk.

Op basis van de conclusies wordt het volgende geadviseerd (in chronologische

volgorde).

7.1 Inventariseren en structureren

Er wordt geadviseerd om in de eerste plaats de interne communicatie wat betreft

sociale media goed op orde te hebben en in kaart te brengen. Dit is nodig om externe

communicatie juist te benutten. Om eenduidigheid binnen het korps te realiseren,

wordt geadviseerd om in ieder geval de volgende doelstellingen (die voortkomen uit

de doelstellingen van de best practices uit de desk- en fieldreseach) voor het gebruik

van sociale media voor ogen te hebben:

Het optimaliseren van de opsporing

Het optimaliseren van de communicatie en interactie met burgers

Daarnaast wordt geadviseerd dat het korps een passend beleid (inclusief protocollen en richtlijnen) integreert. Gebaseerd op de beleidstukken van de best practices, luidt het advies voor een uitgangspunt van dit beleid dat er te allen tijde uitgegaan wordt van de professionaliteit van de politiemedewerker. Hierdoor ligt de afweging wat wel en niet gepubliceerd kan worden bij de medewerker zelf. Belangrijke beleidsregels en protocollen die worden geadviseerd, zijn dat medewerkers die gebruik gaan maken van sociale media, worden uitgerust met smartphones en/of tablets, een training krijgen en worden voorzien van een handleiding. Een beleid biedt medewerkers houvast en het zorgt voor eenduidigheid en structuur wat betreft het gebruik van sociale media. Het is nodig om op een juiste manier gebruik te maken van sociale media.

Verder is het van belang dat er structuur wordt aangebracht bij de Twitteraccounts van buurtregisseurs. Uit het panelgesprek komt namelijk naar voren dat hierover veel onduidelijkheid heerst bij de burger. Om de accounts zo inzichtelijk en vindbaar mogelijk te maken, dient elk account een duidelijke en geschikte naam te hebben die makkelijk te onderscheiden is. Vanzelfsprekend moet er eenduidigheid zijn wat betreft de stijl van de accountnamen; alle accountnamen moeten bij elkaar passen. Gebruiksgemak en gebruiksvriendelijkheid staan bij het structureren voorop.

7.2 Uitbreiden en intensiveren

Qua uitbreiding van het sociale media gebruik wordt, naar aanleiding van resultaten uit de fieldresearch, het volgende uitgangspunt geadviseerd: Alle buurten/wijken dienen vertegenwoordigd te zijn door minstens één twitterende buurtregisseur. Door middel van deze complete dekking zal namelijk een groter bereik gerealiseerd worden in de afzonderlijke wijken én in het gehele onderzoeksdomein. Dit grotere bereik zal automatisch leiden tot meer burgerparticipatie de opsporing.

Page 70: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 70

Wat betreft het intensiveren van het sociale media gebruik wordt, naar aanleiding van de resultaten van de best practices, het volgende geadviseerd: Tabel 4: Intensiveren sociale media gebruik

Regiobreed Lokaal (d.m.v.

buurtregisseurs)

Specifiek (d.m.v.

eventuele

afdelingen)

Twitter Dagelijks Dagelijks/regelmatig Zo frequent

mogelijk/wanneer

aan de orde

Facebook Dagelijks N.v.t. N.v.t.

YouTube Zo frequent

mogelijk/wanneer

aan de orde

N.v.t. N.v.t.

Door frequent gebruik te maken van sociale media in de opsporing en zo veel mogelijk zaken aan bod te laten komen, zal de effectiviteit van de berichtgeving ten behoeve van de opsporing in zijn algeheel worden verhoogt.

7.3 Strategieën toepassen

Gebaseerd op resultaten uit de fieldresearch wordt geadviseerd om uitsluitend sociale media in te zetten bij zaken waarin mensen bereid zijn om hulp te bieden. De inzet van sociale media bij bijvoorbeeld misdrijven in het criminele circuit, zoals liquidaties, wordt afgeraden. Zaken die wel geschikt zijn, zijn moorden, vermissingen, overvallen, mishandelingen, enzovoorts. Bij geschikte zaken wordt geadviseerd om de volgende vier manieren van burgerparticipatie, die naar voren komen uit de deskresearch, in te zetten:

Getuigenoproep op heterdaad

Getuigenoproep buiten heterdaad

Het plaatsen van oproepen voor (beeld)materiaal

Het inzetten van burgers bij opsporingsactiviteiten Per sociale medium worden de volgende werkwijzen, invullingen en de inzet van de verscheidene manieren van burgerparticipatie geadviseerd: Tabel 5: Berichtgeving sociale media kanalen

Bereik Invulling berichten Inzet manieren van

burgerparticipatie

Twitter Zowel brede

als specifieke

doelgroepen

(regiobreed

en lokaal)

Onderwerpen:

nieuwswaardigheden,

opsporingsberichten, actuele

zaken, getuigenoproepen,

dagelijkse werkzaamheden

(geldt alleen voor

buurtregisseurs),

- Getuigenoproep op

heterdaad

- Getuigenoproep

buiten heterdaad

- Het plaatsen van

oproepen voor

(beeld)materiaal

Page 71: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 71

politieactiviteiten,

interessante/relevante

retweets, verkeers- en

veiligheidswaarschuwingen,

aangekondigde acties of

controles, opgeloste zaken,

succes of resultaat van een

politieoptreden, preventie,

campagnes en

crisiscommunicatie.

Bijzonderheden:

- Vanwege de mogelijkheid

om specifieke doelgroepen te

bereiken, is dit medium o.a.

zeer geschikt voor de inzet bij

buurtonderzoeken.

- Door het real-time aspect is

dit medium zeer geschikt voor

de inzet bij cruciale zaken.

- Het inzetten van

burgers bij

opsporingsactiviteiten

Facebook Brede

doelgroepen

(regiobreed)

Onderwerpen:

nieuwswaardigheden,

opsporingsberichten, etc.

(veelal dezelfde onderwerpen

als bij Twitter)

Bijzonderheden:

Door de uitgebreidere

mogelijkheden van Facebook

(zoals het plaatsen van langere

berichten), is dit medium

tevens geschikt voor

achtergrondnieuws en

verdiepingen.

- Getuigenoproep op

heterdaad

- Getuigenoproep

buiten heterdaad

- Het plaatsen van

oproepen voor

(beeld)materiaal

- Het inzetten van

burgers bij

opsporingsactiviteiten

YouTube Brede

doelgroepen

(regiobreed)

Uitsluitend t.b.v. de

opsporing; overvallen,

diefstal, inbraak, berovingen,

brandstichting, mishandeling,

etc.

Getuigenoproep

buiten heterdaad

Zoals in bovenstaande tabel aangegeven, zijn Twitter en Facebook beiden geschikt voor de inzet van alle vier manieren van burgerparticipatie. Voor ‘getuigenoproep op heterdaad’ is Twitter het meest geschikt, vanwege het real-time aspect van dit medium. Deze manier is daarnaast ook geschikt voor Facebook, aangezien Facebook tevens een zeer actueel medium is. YouTube is uitsluitend geschikt voor ‘getuigenoproep buiten heterdaad’, omdat er voor dit medium protocollen gelden waaraan een tijdslimiet gebonden is. Verder zijn ‘het plaatsen van oproepen voor (beeld)materiaal’

Page 72: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 72

en ‘het inzetten van burgers bij opsporingsactiviteiten’ uitsluitend van toepassing op Twitter en Facebook, omdat deze manieren voor YouTube niet aan de orde zijn. Uit de deskresearch komt naar voren dat district Zuid zelf actief kan opsporen door op sociale media uit te kijken naar strafbare feiten, zoals gestolen goederen, fraude en heling, maar bijvoorbeeld ook naar ontvoeringen en gijzelingen. Daarnaast wordt geadviseerd om digitale PD’s in te zetten. Hierin kan een overzicht worden aangemaakt van het Twitter-verkeer rondom een plaats delict, waardoor mogelijke getuigen snel kunnen worden opgespoord.

Er wordt geadviseerd om de (sociale) media die worden ingezet, met elkaar te

combineren en te verbinden. Dit houdt in dat er bij één misdrijf verscheidene

mediakanalen ingezet worden. Deze kanalen dienen weer worden te verbonden door

naar elkaar te verwijzen. Om de eerder genoemde vier manieren van burgerparticipatie

toe te passen op deze werkwijze, wordt het volgende geadviseerd. Bij een misdrijf

waar ‘getuigenoproep buiten heterdaad’ van toepassing is, kan bijvoorbeeld een tweet

worden geplaatst, een video op YouTube worden geüpload, een bericht op Facebook

worden geplaatst, een bericht via Burgernet worden verstuurd en een persbericht

worden gepubliceerd. Op bijvoorbeeld Twitter en Facebook kan dan een YouTube

video of foto’s van een verdachte worden geplaatst en naar het bijbehorende

persbericht worden verwezen door middel van links. Bij een misdrijf waar

‘getuigenoproep op heterdaad’ van toepassing is, kunnen tegelijkertijd bijvoorbeeld

Twitter, Facebook, Burgernet en Amber Alert worden ingezet. Daarnaast kan tevens

een bijbehorend persbericht worden gepubliceerd.

Bij de overige twee manieren van burgerparticipatie, ‘het plaatsen van oproepen voor

(beeld)materiaal’ en ‘het inzetten van burgers bij opsporingsactiviteiten’, zijn

voornamelijk de inzet van Twitter en Facebook van toepassing. Het verbinden van

media is bij deze manieren niet zozeer aan de orde, omdat dit geen toegevoegde

waarde voor de opsporing zal hebben.

Het is van belang om bij bovengenoemde methode de precieze inzet af te stemmen op

het soort zaak en de doelgroep. Per zaak, per woongebied en per specifieke

eigenschappen van de doelgroep gelden namelijk andere prioriteiten én daarmee

andere werkwijzen en benaderingswijzen. Om deze aspecten op elkaar af te stemmen,

kan men zich bijvoorbeeld afvragen of men bij een zaak regiobrede, lokale en/of

specifieke doelgroepen wil bereiken en wat men precies wil weten.

Zo wordt bij een grote zaak geadviseerd om voornamelijk te communiceren via de

regiobrede accounts en om deze methode zo intensief mogelijk te benutten (zo veel

mogelijk media combineren en verbinden). Bij kleinere en/of specifieke zaken wordt

geadviseerd om te communiceren via de lokale accounts van de wijkagenten en/of via

de specifieke accounts. Via deze accounts kan de methode op kleinere schaal gebruikt

worden, door bijvoorbeeld te verwijzen naar een video of een bericht die de

betreffende wijk/specifieke eigenschap aangaat.

Een laatste werkwijze die aan district Zuid wordt geadviseerd, is het terugkoppelen

naar burgers. Als een burger bijvoorbeeld een melding heeft gedaan of een tip heeft

gegeven over een zaak, dient er via sociale media te worden gecommuniceerd over wat

er uiteindelijk met de betreffende zaak is gebeurd. Dit is in de praktijk wellicht niet

Page 73: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 73

altijd mogelijk, maar om een goede band met burgers te onderhouden en

burgerparticipatie te blijven stimuleren, is het van belang om deze methode zo vaak

mogelijk via alle accounts in te zetten.

Door alle bovengenoemde werkwijzen in te zetten zal de effectiviteit van het gebruik

van sociale media in de opsporing worden vergroot. De kans op tips en getuigen

wordt groter, wat betekent dat de kans om een zaak op te lossen of aan het rollen te

krijgen tevens groter wordt.

7.4 Het gebruik ter kennis brengen

Naar aanleiding van het panelgesprek wordt aanbevolen dat het korps zijn sociale media gebruik op een actieve manier onder de aandacht brengt bij burgers. Dit is mogelijk via bijvoorbeeld een campagne of via ‘oude’ media, zoals een lokale krant, een lokale tv-zender, een brief aan wijkbewoners, enzovoorts. Zo kan men bijvoorbeeld wekelijks een artikel laten plaatsen in een lokale krant waarin de regiobrede accounts en telkens drie andere Twitteraccounts van buurtregisseurs worden belicht. Het actief ter kennis brengen van het sociale media gebruik van district Zuid aan burgers, zal naar alle waarschijnlijkheid leiden tot meer volgers. Dit betekent een groter bereik en daarmee een grotere kans op tips en getuigen in de opsporing.

7.5 Anticiperen op ontwikkelingen

Uit de deskresearch komt naar voren dat ontwikkelingen op het gebied van sociale media naar verwachting razendsnel zullen blijven gaan. Om sociale media optimaal te blijven gebruiken, luidt daarom het advies voor district Zuid om op de hoogte te blijven van nieuwe (technologische) ontwikkelingen. Daarnaast wordt geadviseerd om te allen tijde te streven naar optimalisatie en innovatie van het gebruik van sociale media in het algemeen en in de opsporing. Om dit alles te bewerkstelligen zou district Zuid bijvoorbeeld een speciaal team binnen het korps kunnen inzetten die zich bezig houdt met ontwikkelingen, optimalisatie en innovatie op het gebied van sociale media. Door sociale media te gebruiken, zullen medewerkers van district Zuid steeds meer kennis vergaren, bekwaam worden en steeds meer gaan ondervinden op dit gebied. Het gebruik van sociale media betreft dus een blijvend leerproces waarbij het korps moet kijken wat wel werkt en wat niet. Werkwijzen zullen hier voortdurend op aangepast moeten worden. Er wordt daarom geadviseerd om van fouten te leren en elkaars tips te delen. Hiervoor zou het korps bijvoorbeeld vergaderingen of themabijeenkomsten kunnen organiseren. Naast het anticiperen op ontwikkelingen Indien deze sociale media strategie in 2013 niet blijkt te passen binnen de 9 domeinenstrategie, wordt geadviseerd om de tegenstrijdige aspecten aan te passen.

Page 74: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 74

Page 75: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 75

8 Evaluatie

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe het onderzoekproces is verlopen en

persoonlijk is ervaren.

8.1 Wat ging er goed?

Het uitvoeren van deskresearch is zonder problemen verlopen; het vinden van goede

bronnen en het selecteren, verwerken en ordenen van informatie gingen me goed af.

Daarnaast is de fieldresearch voor het merendeel voorspoedig verlopen. Het regelen

van de interviews ging prima en vrijwel moeiteloos, mede dankzij het netwerk binnen

de politieorganisatie. Door mijn ervaring met het houden van interviews, die ik heb

opgedaan tijdens mijn opleiding en de stages, weet ik hoe ik een interview moet

voorbereiden en afnemen. Hierdoor verliepen de interviews ten behoeve van dit

onderzoek zonder veel moeite. Ook het voorbereiden en het houden van het

panelgesprek is voorspoedig en met de juiste verwachtingen en resultaten verlopen.

Verder ging het uitwerken van de fieldresearch redelijk.

8.2 Wat ging er minder goed?

Tijdens het onderzoeksproces zijn een aantal dingen minder goed verlopen. Zo

duurde het organiseren van het panelgesprek langer dan ik had verwacht. De

organisatie ging namelijk moeizaam; het bleek erg lastig om voldoende geschikte

kandidaten te vinden. Hierdoor heeft het onderzoek vertraging opgelopen.

Uiteindelijk is het toch gelukt om een aantal doelgroepleden te vinden, mede dankzij

een oproep die ik heb geplaatst in een lokale krant. Dit aantal was helaas niet het

streefaantal; het betrof vier panelleden in plaats van zes.

Verder verliep het uitwerken van de fieldresearch en het schrijven van de conclusie in

principe redelijk, maar door de hoeveelheden informatie kon ik soms door de bomen

het bos niet meer zien. Dit had tot gevolg dat ik wat moeite kreeg met het ordenen

van informatie. Daarnaast had ik af en toe moeite met het inschatten van de relevantie

van bepaalde zaken. Zo verloor ik af en toe uit het oog dat het onderzoek draait om

het gebruik van sociale media in de opsporing en niet om het algehele gebruik van

sociale media door de politie. Daar komt bij dat deze aspecten elkaar gedeeltelijk

overlappen. Ik heb deze verwarring uiteindelijk opgelost door te kijken waar het nu

echt om draait in dit onderzoek. Dit heb ik gedaan door de grote lijnen op een rijtje te

zetten. Hierdoor kon ik de hoofdzaken en bijzaken beter van elkaar onderscheiden,

waardoor ik de uiteindelijke strategie op een efficiënte en overzichtelijke manier kon

beschrijven.

Page 76: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 76

8.3 Validiteit en generaliseerbaarheid

Om het onderzoek zo betrouwbaar en valide mogelijk te maken, heb ik de stappen die

zijn beschreven in §3.4 in acht genomen. Zo heb ik drie onderzoekstechnieken

gebruikt, heb ik alle verkregen informatie en de stappen die hierbij worden gezet op

een juiste manier geregistreerd en heb ik gebruik gemaakt van zo recent mogelijke

bronnen. Verder heb ik er voor gezorgd dat de vragenlijsten en topiclijsten van de

interviews en het panelgesprek reëel en bruikbaar zijn. Deze vragen- en topiclijsten

zijn vooraf getest onder een doelgroeplid. Bovendien heb ik tijdens het panelgesprek

gebruik gemaakt van opnameapparatuur.

Het enige aspect wat tot op zekere hoogte nadelig zou kunnen zijn voor de

betrouwbaarheid en validiteit van de onderzoek, is het feit dat er aan het panelgesprek

vier kandidaten deelnamen in plaats van zes of meer. In elk geval heeft het

panelgesprek hoe dan ook geleid tot zeer bruikbare informatie voor het onderzoek.

Al met al is het algehele onderzoeksproces, ondanks de vertraging, redelijk verlopen.

Mede door het in mijn ogen interessante onderwerp, heb ik de afgelopen periode met

veel plezier aan dit onderzoek gewerkt.

Page 77: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 77

9 Literatuurlijst

AELE, (2012). Beleidstukken sociale media politiekorpsen Verenigde Staten. Geraadpleegd op

6 augustus 2012, van:

http://www.aele.org

Alford, (2009). Engaging public sector clients. From service-delivery to coproduction.

Geraadpleegd op 11 juli 2012.

Baardewijk en Hoogenboom, (2011). Opsporing en het belang van de burger. Geraadpleegd op 9 juli 2012.

Bekkers en Meijer, (2010). Cocreatie in de publieke sector. Geraadpleegd van 20 maart t/m

2 juli 2012.

Binnenlands Bestuur, (2012). Dankzij sociale media minder overlast. Geraadpleegd op 31

juli 2012, van:

http://www.binnenlandsbestuur.nl/digitaal-besturen/nieuws/dankzij-social-media-

minder-overlast.3866233.lynkx

Blauw (4e editie), (2012). Laten zien wie je bent en wat je doet. Geraadpleegd op 15 juni

2012. CBS, (2010). Nederlandse jongeren zeer actief op sociale netwerken. Geraadpleegd op 6 juni 2012, van: http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/vrije-tijd-cultuur/publicaties/artikelen/archief/2011/2011-3296-wm.htm Cisco VNI Forecast, (2012). Internet in 2016 vier keer zo groot. Geraadpleegd op 13 juni 2012, van: http://www.cisco.com/web/NL/news/berichten2012/news_persberichten_053012.html

Cornelissen en Ferwerda, (2010). Burgerparticipatie in de opsporing: een onderzoek naar aard, werkwijzen en opbrengsten. Geraadpleegd op 10 juli 2012.

Criminaliteitswijzer, (2011). Sociale media en de recherche. Geraadpleegd op 26 juli 2012,

van:

http://criminaliteitswijzer.ning.com/forum/topics/social-media-en-de-

recherche?xg_browser=iphone

Dainton en Zelley, (2011). Applying communication theory for professional life. Geraadpleegd

op 20 april 2012, van:

http://wetenschap.infonu.nl/onderzoek/88465-motieven-om-social-media-te-

gebruiken.html

Den Hengst, (2011). Sociale media: Dubbele kansen voor intelligence. Geraadpleegd op 16

november 2011.

Page 78: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 78

Expertgroep Social Media, (2011). Social Media-strategie RR ZHZ. Geraadpleegd op 24

september 2012.

Gebruikershandleiding Twitter Politie Hollands-Midden, (2010). Geraadpleegd op 6

augustus 2012.

Govaart, (2010). 5 Q’s over PR met… Marco Leeuwerink (Politie Hollands-Midden).

Geraadpleegd op 6 augustus 2012, van:

http://www.coopr.nl/blog/5-q-s-over-pr-met-marco-leeuwerink-politie-hollands-

midden

IACP, (2011). 2011 Social Media Survey. Geraadpleegd op 7 augustus 2012, van:

http://www.iacpsocialmedia.org/Portals/1/documents/2011SurveyResults.pdf

Intemarketing, (2009). Segmenteren van de markt. Geraadpleegd op 21 april 2012, van:

http://www.intemarketing.nl/marketing/basics/segmenteren

Keurentjes, (2012). Nationale politie & 9 domeinen strategie. Geraadpleegd op 14

september 2012.

Kop, (2011). Sociale media in de opsporing. Geraadpleegd op 18 november 2011.

Kop, (2012). Interview. Geraadpleegd op 6 september 2012.

Kop, Snel en van der Wal, (2011). Handboek recherchestrategieën. Geraadpleegd op 9 juli 2012.

Korpsjaarplan Politie Hollands-Midden, (2010). Geraadpleegd op 6 augustus 2012.

Kreuk, (2011). Politie, sociale media en integriteit. Geraadpleegd op 3 augustus 2012.

LeerWiki, (2012). Psychografische segmentatie: kenmerken en factoren. Geraadpleegd op 6 juli 2012, van: http://www.leerwiki.nl/Psychografische_segmentatie_kenmerken_en_factoren Lotens; Erken; Diergaarde; Veltman, (2012). Panelgesprek. Geraadpleegd op 3 oktober 2012.

Madison, Miller, Worden, (2010). A survey of official and unofficial Law

Enforcement Twitter accounts in Canada, the United Kingdom, and the United States.

Geraadpleegd op 7 augustus 2012, van:

http://www.sfu.ca/iccrc/content/twitter.survey.pdf

Maguire, (2008). Criminal investigation and crime control. Geraadpleegd op 9 juli 2012.

Newcom Research, (2012). Social media gebruik in Nederland 2012. Geraadpleegd op 3

mei 2012, van: http://www.slideshare.net/newcomresearch/newcom-research-consultancy-gebruik-social-media-nl-mei-2012

Page 79: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 79

Meijer, (2012). Interview. Geraadpleegd op 1 juli 2012.

Omroep West, (2011). Politie vol op social media voor veiliger Oud en Nieuw. Geraadpleegd

op 3 augustus 2012, van:

http://www.omroepwest.nl/nieuws/politie-vol-op-social-media-voor-veiliger-oud-en-

nieuw

Politie Amsterdam-Amstelland (1), (2012). Mijn buurt. Geraadpleegd op 20 juni 2012,

van:

http://www.politie-amsterdam-amstelland.nl/get.cfm?id=6&d=0

Politie Amsterdam-Amstelland (2), (2012). Twitter. Geraadpleegd op 20 juni 2012, van:

http://www.politie-amsterdam-amstelland.nl/get.cfm?id=8964

Politie.nl, (2011). Drie ton voor inzet social media voor dienstverlening. Geraadpleegd op 6

november 2011, van:

http://www.politie.nl/groningen/nieuws/110616drietonvoorinzetsocialmediavoordie

nstverlening.asp

Politie.nl, (2011) (2). Waar vindt u ons online? Geraadpleegd 2 augustus 2012, van:

http://www.politie.nl/utrecht/disclaimer/

Politie.nl, (2012). Persbericht Eemland noord. Geraadpleegd op 2 augustus 2012, van:

http://www.politie.nl/utrecht/nieuws/persberichten/120720eemlandnoord.asp

Politie.nl, (2012) (2). Politie Utrecht op Twitter. Geraadpleegd op 2 augustus 2012, van:

http://www.politie.nl/Utrecht/projecten/twitter.asp

Politie.nl, (2012) (3). Politie Haaglanden en social media. Geraadpleegd op 2 augustus

2012, van:

http://www.politie.nl/haaglanden/projecten/volgdepolitieoptwitter.asp

Politie.nl, (2012) (4). Politienieuws via Twitter. Geraadpleegd op 7 augustus 2012, van: http://www.politie.nl/Hollands-Midden/projecten/politienieuwsviatwitter.asp Porter Novelli, (2012). Mannen komen van Foursquare en vrouwen van Facebook. Geraadpleegd op 6 juni 2012, van: http://www.porternovelli.nl/nieuws/europnstyles-mannen-komen-van-foursquare-vrouwen-van-facebook

Public Mission, (2012). Politie verstevigt positie door Twitter, Facebook en Youtube.

Geraadpleegd op 23 juli 2012, van:

http://www.pm.nl/artikel/2323/politie-verstevigt-positie-door-twitter-facebook-en-

youtube

Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, (2012). Gebruik sociale media. Geraadpleegd op 5

april 2012.

Page 80: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 80

Regiopolitie Groningen; regiopolitie Brabant Zuid-Oost; regiopolitie Utecht;

regiopolitie Haaglanden; regiopolitie Hollands-Midden; Northumbria Police, (2012).

Interviews. Geraadpleegd van april t/m augustus 2012.

RTV Utrecht, (2012). Politie gebruik steeds vaker Twitter. Geraadpleegd op 2 augustus

2012, van:

http://www.rtvutrecht.nl/nieuws/819728 Rusman, (2011). Sociale media: invloed op mens en maatschappij. Geraadpleegd op 12 juni 2012, van: http://portal.ou.nl/web/eru/blog/-/blogs/1617075;jsessionid=D25052D441DE105F738A80AC756FFA4F

Snel en Tops, (2011). Een wereld te winnen… Sociale media en politie, een eerste verkenning. Geraadpleegd op 12 maart 2012. Social Media Solutions, (z.j.). Wat is social media? Geraadpleegd op 20 april 2012, van: http://somesolutions.nl/watissocialmedia/ Social Nederland Networking, (2011). De toekomst van social media. Geraadpleegd op 12 juni 2012, van: http://www.socialned.nl/toekomst-van-social-media/

Sprenger en Lassche, (2011). Met mijn I-Phone… Geraadpleegd op 16 maart 2012, van:

http://www.websitevoordepolitie.nl/archief/met-mijn-i-phone-heb-ik-sneller-een-

kenteken-opgevraagd-1340.html

Swaan; Bos; Scholten; Van Someren; Kroese, (2012). Vooronderzoek. Geraadpleegd op

1 februari 2012.

The Art of Management, (2010). Hoe ziet een strategie eruit? Geraadpleegd op 23 oktober

2012, van:

http://123management.nl/0/010_strategie/a120_strategie_01_missie_visie_strategie.

html

Tres, (2012). Social media gebruik in Nederland. Geraadpleegd op 2 juni 2012, van: http://www.tres.nl/over-tres/nieuws/social-media-gebruik-in-nederland/12

Van der Vijver, (2009). Burgernet in de praktijk. De evaluatie van de pilot van Burgernet.

Geraadpleegd op 6 juli 2012.

VDMMP, (z.j.) Workshops en trainingen sociale media. Geraadpleegd op 2 augustus 2012,

van:

http://www.vdmmp.nl/workshop-en-trainingen-sociale-media.html

Verhoeven, (2008). Wat is onderzoek? Praktijkboek methodes en technieken voor het hoger

onderwijs. Geraadpleegd op 16 maart 2012.

Page 81: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 81

Vrije Universiteit Amsterdam, (z.j.). Wat is sociale psychologie? Geraadpleegd op 21 april

2012, van:

http://www.psy.vu.nl/nl/over-de-faculteit/wetenschappelijke-afdelingen/sociale-en-

organisatiepsychologie/wat-is-sociale-psychologie/index.asp

Website voor de politie, (2006). Pleidooi voor meer samenwerking tussen politie en journalistiek.

Geraadpleegd op 6 november 2011, van:

http://www.websitevoordepolitie.nl/archief/pleidooi-voor-meer-samenwerking-

politie-en-journalistiek-niet-bang-zijn-voor-journalisten-288.html

Weeda, (2011).‘Sociale media maken de burger weerbaarder’ – Secondant mei 2011.

Geraadpleegd op 18 juli 2012.

YouTube, (2010). Politie Haaglanden spoort op via sociale media. Geraadpleegd op 3

augustus 2012, van:

http://www.youtube.com/watch?v=jDDlfZmFzIk

YouTube, (2012). Politie Amsterdam-Amstelland. Geraadpleegd op 20 juni 2012, van: http://www.youtube.com/user/politieaa?feature=results_main YouTube, (2012) (2). Politie Utrecht. Geraadpleegd op 2 augustus 2012, van:

http://www.youtube.com/user/utrechtpolitie Zouridis en Tops, (2011). Sociale media: bronnen van collectieve wijsheid en sociale verstoring. Geraadpleegd op 12 maart 2012.

Page 82: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk
Page 83: Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk

Adviesrapport – Het gebruik van sociale media in de opsporingspraktijk – Rebecca van Someren 83