Download - Het dubbele gezicht van de evolutie

Transcript
Page 1: Het dubbele gezicht van de evolutie

Het dubbele gezicht van de evolutie

Er zijn weinig onderwerpen in de wetenschap die zo veel losmaken als juist de biologische evolutie. Al sinds de eerste jaren van deze theorie, in de tijd van Darwin tot op de dag van vandaag wordt er een discussie gevoerd tussen voorstanders en tegenstanders, die de evolutieleer als een bedreiging van het geloof in een almachtige God zien. De discussie werd zelfs tot in de rechtszaal voortgezet. Sommigen zetten de situatie op scherp met de slagzin: of wetenschap of geloof, d.w.z. ofwel evolutie of kiezen voor God.

Persoonlijk vraag ik mij dan af of het echt zo is. Ik ken verstandige wetenschappers die evolutie als een van de grote succesvolle wetenschappelijke theorieën zien en anderzijds verstandige gelovigen die een vast geloof hebben in God, de schepper van hemel en aarde. Bestaat er dan een waarheid voor de wetenschap en een andere voor het geloof? Moet ik schizofreen zijn om als wetenschapper in God te kunnen geloven?

Laten wij eerst beginnen met de wetenschap. Evolutie betekent etymologisch dat iets geleidelijk wordt ontvouwd. Niet in grote stappen, zoals een revolutie, maar in kleine stappen. In die betekenis is het een goed gekozen benaming van de realiteit die biologen in de natuur opmerken. Het lijkt erop dat vanaf de oercel tot de huidige planten- en dierenwereld alles zich ontwikkeld heeft in kleine stappen. De verhitte discussie over ontbrekende stappen, de missing links, is vaak door de feiten achterhaald: deze worden steeds weer gevonden. Evolutie in de biologie wordt door de hedendaagse biologische wetenschappen als een algemeen aanvaard feit beschouwd. Het beste bewijs hiervoor is dat de hele natuur, planten en dieren, uit de dezelfde bouwstenen zijn opgebouwd, de cel. De vraag hoe dit geleidelijk totstandkomen werkt is ook tamelijk goed begrepen. Het zijn mutaties die altijd optreden en die in sommige gevallen tot veranderingen leiden die voor het betreffende organisme voordelig zijn. Een voorbeeld hiervan zijn resistente ziekenhuisbacteriën die immuun worden voor de gebruikelijk antibiotica.

Als het gaat om grote veranderingen, zoals van cel tot organisme, van reptiel tot vogel, of van eenvoudig zoogdier tot hominiden is natuurlijk de vraag wie of wat daarvoor verantwoordelijk zou kunnen zijn. Is het proces van verandering en daardoor beter aangepast zijn aan nieuwe omstandigheden een stuurloos proces of is er enige vorm van gerichtheid of doel. Wat de biologen alleen kunnen zien is dat er met de natuurwetenschappelijke methoden geen wetten of oorzaken hiervoor kunnen worden gevonden. Natuurlijk gaat ook de wetenschapper verder denken en zoekt naar een eerste en laatste oorzaak van wat hij onderzoekt. Hij komt dan echter ongemerkt in het gebied van de filosofie terecht. In de standaard evolutietheorie worden daarbij aannames gemaakt, waaronder: Wat ik niet met natuurwetenschappelijke methoden kan zien of meten, dat bestaat niet. Dit uitgangspunt, het dogma van het sciëntisme, staat in scherp contrast met de klassieke filosofie van Aristoteles en van anderen die overtuigd zijn van de actieve rol van een Eerste Beweger of Eerste Oorzaak. Het is voor hen ook duidelijk dat de mens een unieke positie heeft onder de andere levende wezens, omdat hij zowel over een lichaam als ook over een geestelijke ziel beschikt.

Met het dogma van het sciëntisme en het wetenschappelijke resultaat dat er geen natuurwetten of andere natuurwetenschappelijke oorzaken verantwoordelijk zijn voor doelgerichtheid in de evolutionaire ontwikkeling blijft er alleen één conclusie: er is helemaal geen oorzaak. Dit ontbreken van iedere natuurwetenschappelijke oorzaak wordt toeval genoemd. Het blijft in de biologie een vaag begrip, je zou het bijna met hoofdletters kunnen schrijven: TOEVAL. Men moet daarbij bedenken dat toeval een filosofisch begrip is. Er bestaat geen enkel apparaat, wiskundige methode of computerprogramma waarmee men toeval of het ontbreken van toeval kan aantonen.

Samenvattend kan men zeggen: er bestaat een goed onderbouwde en door feiten ondersteunde biologische theorie, de evolutietheorie. Als men daarna op basis van deze theorie naar diepere oorzaken zoekt en dan in wetenschappelijk-filosofische overwegingen de afwezigheid van natuurlijke oorzaken als toeval bestempelt, verlaat men het gebied van de natuurwetenschappen en zou men

Page 2: Het dubbele gezicht van de evolutie

beter over evolutionisme kunnen spreken. Het evolutionisme maakt van de natuurwetenschappelijke evolutietheorie een filosofisch wereldbeeld. Want altijd is er die niet-onderbouwde aanname, het dogma van het sciëntisme, dat er geen oorzaken of realiteiten bestaan buiten dat wat met natuurwetenschappelijke methoden kan worden aangetoond.

De gelovige, zoals schrijver van deze, heeft juist met dit laatste enorme problemen. Hij is er vast van overtuigd dat er een onzichtbare realiteit bestaat die niet met natuurwetenschappelijke methoden kan worden aangetoond, noch worden ontkend. Het is een overtuiging die zowel in de joods-christelijke traditie, als ook in de Griekse klassieke filosofie gedeeld wordt.

Er is helaas grote verwarring in dit op zich simpele vraagstuk, want evolutietheorie en evolutionisme worden door velen als hetzelfde beschouwd. En om de verwarring nog groter te maken wordt het gezag van biologisch-wetenschappelijke resultaten gebruikt om een filosofie, het evolutionisme, te onderbouwen. Daarbij kunnen dezelfde biologische feiten net zo goed passen in een wereldbeeld waar ruimte is voor een immateriële realiteit. Omgekeerd is het niet nodig omwille van het geloof in een almachtige God de natuurwetenschappelijke aspecten van de evolutietheorie af te wijzen. Het is beter de autonomie van biologen en andere natuurwetenschapper te respecteren. Soms gebeurt het dat buitenstaanders van de wetenschappen kritiek leveren op wetenschappelijke resultaten. Maar daarmee wordt niet altijd een positieve bijdrage geleverd aan de zoektocht naar de waarheid. Een voorbeeld hiervan zijn fundamentalistische stromingen, zoals het creationisme, die vanuit de Bijbel conclusies trekken over natuurwetenschappelijke vraagstukken, zoals die in de biologie of natuurkunde worden bestudeerd.

Het is een feit dat in de biologie net als in de andere natuurwetenschappen vaak de vraag naar de laatste (of eerste) oorzaak naar voren komt. Maar dit is juist het terrein van de filosofie. Het ware te wensen dat de waarde van het filosofisch denken steeds beter onderkend wordt. Zo kan helderder het verschil worden aangebracht tussen de resultaten van de wetenschap en de filosofische interpretatie daarvan. Het dubbele gezicht van de evolutie wordt daarmee zichtbaar: de biologische theorie enerzijds en anderzijds het evolutionisme als filosofie. De filosoof is de natuurlijke gesprekspartner van de theoloog, want het zijn de filosofische denkbeelden di e open staan voor een vruchtbare wisselwerking met de theologie of juist hiermee in tegenspraak zijn. De heilige Johannes Paulus II verwoordt dit in zijn encycliek “Fides en Ratio” als volgt: "Het filosofisch denken is vaak het enige terrein van overeenkomst en dialoog met hen die ons geloof niet delen." Ook voor de wetenschapper zelf is het filosofisch denken een grote hulp. Want hiermee is het mogelijk de vooronderstellingen en grenzen van zijn eigen vakgebied expliciet te maken.

Met het bovenstaande is getracht aan te tonen dat er in het geval van de evolutietheorie geen tegenstrijdigheid hoeft te bestaan tussen wetenschap en geloof. Bepaalde filosofische interpretaties van wetenschappelijke theorieën, zoals het evolutionisme, kunnen daarentegen wel tot tegenstellingen leiden. Persoonlijk durf ik te stellen dat het verdiepen in de wetenschap een weg is om steeds meer de hand van een schepper te kunnen ontdekken. Hoeveel grote wetenschappers hebben niet hiervan getuigenis gegeven.

Alfred Driessen emeritus hoogleraar natuurkunde 15 mei 2015