Download - Handreiking optreden hulpverleningsdiensten nabij elektra consultatie versie

Transcript
Page 1: Handreiking optreden hulpverleningsdiensten nabij elektra consultatie versie

Veilig optreden nabij Elektriciteit

1

Onderwerp Veilig repressief optreden nabij elektriciteit

Auteurs Johan Dirksen (Tennet), Maarten van Riet (Alliander)

Henk Steens (In opdracht van Landelijk Netwerk Incidentbestrijding) Michael Bertels (in opdracht van Vakgroep Bouwen, Landelijk netwerk Risicobeheersing)

Datum 28 juni 2017

Versie Ter consultatie achterban.

Openbaar beschikbaar vanaf 29 juni 2017.

1.1 Totstandkoming De handleiding is opgesteld door vertegenwoordigers van Brandweer Nederland en Netbeheer Nederland. Andere hulpverleningsdiensten zijn niet betrokken geweest. De handleiding is echter wel geschikt voor andere hulpverleningsdiensten en zij kunnen er hun voordeel mee doen.

1.2 Doel Het doel van deze notitie is Landelijke uniformiteit in de wijze van veilig repressief optreden nabij

elektriciteit voor de hulpverleningsdiensten, gebaseerd op de standaarden van de netbeheerders. Landelijke uniformiteit in de wijze van samenwerken op de plaats incident tussen landelijke netbeheerder en de veiligheidsregio bij incidenten en crises.

Duidelijkheid voor de netbeheerder welke inspanning en slagkracht (of beperking daarvan) zij mogen verwachten van de hulpverleningsdiensten.

1.3 Doelgroep Deze handleiding richt zich op beleidsmakers, technisch specialisten en onderwijskundigen. De handleiding is niet gericht op gebruik in het veld, maar levert daarvoor wel de technische

uitgangspunten en creëert duidelijkheid over verdeling van verantwoordelijkheden.

Page 2: Handreiking optreden hulpverleningsdiensten nabij elektra consultatie versie

Veilig optreden nabij Elektriciteit

2

Veilig optreden nabij elektriciteit

2 Definities Laagspanning (LS): minder dan 1000 Volt wisselspanning of 1500 Volt gelijkspanning (Bouwbesluit

artikel 1.1, Arbeidsomstandighedenbesluit artikel 3.1 lid e en f).

Hoogspanning (HS): spanning hoger dan Laagspanning. In Nederland wordt in de praktijk niet meer

dan 380kV gebruikt voor transport.

Middenspanning (MS): In de Nederlandse wetgeving wordt het onderscheid tussen midden- en

hoogspanning niet gemaakt. Bij de netbeheerders zijn de wisselspanningsystemen voor HS

onderverdeeld in HS en MS. Middenspanning is hoger dan 1kV en lager dan 25kV (BEI BHS 2.1.1).

Het Vlaamse “Algemeen Regelement op Elektrische Installaties” heeft als definitie voor

middenspanning; 1 – 50kV.

Lijnen kabels en installaties:

Het elektriciteitsvoorzieningsysteem omvat alle installaties en geleiders die gebruikt worden om

elektriciteit te transporteren, te transformeren, te distribueren en te leveren aan installaties die op het

systeem zijn aangesloten. Hieronder vallen ook de eigen bedrijfsinstallaties (accu’s, s ecundaire

installaties en tertiaire installaties).

Onderdelen van het elektriciteitsvoorzieningsysteem die uitsluitend bedoeld zijn voor transport over

enige afstand bestaan uit:

- Lijnen: voorzieningen voor het bovengrondse transport van elektriciteit. Zijn niet voorzien van

isolatie aan de buitenzijde.

- Kabels: voorzieningen voor het ondergrondse transport van elektriciteit. Zijn wel voorzien van

isolatie aan de buitenzijde.

Alle overige onderdelen worden als “installatie” aangeduid.

Elektrische bedrijfsruimte: een ruimte of plaats met elektrisch materieel dat voornamelijk is

bestemd voor het bedrijf van een elektrische installatie.

Onderstation: De plaats waar het landelijke net voor hoogspanning gekoppeld wordt aan regionaal

net. Het kan bestaan uit een schakeltuin (installatie in de open lucht) en een elektrische bedrijfsruimte

(omzetting van 25 tot 380 kV naar minimaal 10 kV, NEN 3840: artikel 3.1.201.).

Spanningsloos: Elektrisch veilig. Het spanningsloos maken bestaat uit 5 stappen beschreven in §6.2

van de BEI-BHS. Na het doorlopen van de vijf stappen is de voorziening elektrisch voldoende veilig.

Er is dan bijvoorbeeld ook geen sprake meer van restspanning op parallel lopende

hoogspanninglijnen of een gevaar voor herinschakelen. Er kan mogelijk wel sprake zijn van een risico

op vertraagde explosie, zie §5.2. In de communicatie tussen de netbeheerder en de hulpdiensten

wordt uitsluitend de term “spanningsloos” gebruikt. Om misverstanden te voorkomen wordt er niet

gesproken over bijvoorbeeld “uitschakelen”, “veilig stellen” etc.

Basisbegrippen zoals spanning en stroom worden als bekend verondersteld.

Page 3: Handreiking optreden hulpverleningsdiensten nabij elektra consultatie versie

Veilig optreden nabij Elektriciteit

3

3 Informatievoorziening De netbeheerders stellen geo – informatie over de locaties van onderdelen in de infrastructuur van

het nationale nettransport (transport van HS plus onderstations) ter beschikking aan de hulpverleners.

(Daar zijn ook de grootste risico’s, zie §5.1). {Op dit moment lopen er gesprekken tussen Richard

Flierman (TenneT) en Jaap Smits (Geo4OOV).

4 Bevoegdheden Bij een incident aan of nabij infrastructuur voor hoog- of middenspannning wordt de netbeheerder

gealarmeerd. De meldkamer kan hoogspanning herkennen dankzij bovengenoemde informatie-

uitwisseling. Een bevoegd persoon1 van de netbeheerder gaat ter plaatse. Deze is herkenbaar aan

een blauw hesje met het opschrift “hoogspanning”. Het blauwe hesje wordt maar door één persoon

ter plaatse gedragen.

Een elektrische installatie moet als onveilig worden beschouwd totdat de bevoegde persoon van de

netbeheerder heeft verklaard dat de installatie “spanningsloos” is.

Bij brand of ander ongeval kan, op basis van de Wet veiligheidsregio’s, de burgemeester een bevel

geven (artikel 4 lid 2) en de brandweer een plaats betreden of hulpmiddel plaatsen (artikel 62).

Tegelijkertijd moeten de hulpverleners voorschriften voor arbeidsveiligheid respecteren. Zelfs bij een

incident zijn zij niet uitgezond van onderstaande regels:

Een leek is niet bevoegd om een onderstation of een elektrische bedrijfsruimten voor

middenspanning te betreden, tenzij onder toezicht van een werk- of

installatieverantwoordelijke2.

Een leek is niet bevoegd om installaties vóór de gebruiksmeter te bedienen. De brandweer is

niet bevoegd om handelingen te verrichten aan installaties voor midden- of

hoogspanning3.Hulpverleners verrichten dus ook geen handelingen om een installatie

spanningsloos te maken.

1 Minimaal aangewezen als “werkverantwoordelijke” door de netbeheerder. 2 Arbeidsomstandighedenbesluit artikel 3.5. 3 NEN 3840 Reguliere bedrijfsvoering. Alleen voldoende onderrichte personen mogen installaties voor hoogspanning bedienen.

Page 4: Handreiking optreden hulpverleningsdiensten nabij elektra consultatie versie

Veilig optreden nabij Elektriciteit

4

5 Risico-indeling De risico’s (Hoofdstuk 6) van optreden nabij elektriciteit hangen sterk samen met de bedrijfsspanning

(Volt) en het maximale vermogen (VoltAmpère) van een installatie. Bedrijfsspanning kan volgens

bouw- en arbowetgeving worden ingedeeld in laag- en hoogspanning. Daarnaast wordt het begrip

“middenspanning” gebruikt. Het is voor een leek onmogelijk om onderscheid te maken tussen laag-

midden en hoogspanning. Het is daarom beter om aan te sluiten bij de manier waarop de

verantwoordelijkheden zijn verdeeld in de elektriciteitsbranche. Daarvoor wordt aansluiting gezocht bij

de “beheersgebieden” (Figuur 1). Of de risico’s van elektriciteit zich manifesteren is ook afhankelijk

van het soort installatie en de omstandigheden (§5.3).

5.1 Indeling naar spanning en verantwoordelijkheid De nationale en regionale netbeheerders hebben samen, als “Netbeheer Nederland” een norm

vastgesteld: “Bedrijfsvoering van Elektrische Installaties, Branche Hoogspanning (en

Middenspanning) { versie 2017-04-15 }”, deze staat in de branche bekend als de “BEI BHS”.

In deze norm worden drie domeinen / beheersgebieden onderscheiden4 (Figuur 1):

1) Het domein LNB (Landelijk netbeheer). De landelijke netbeheerder is verantwoordelijk. In

de praktijk gaat het om spanningen van 110kV - 380kV in het landelijke hoogspanningsnet5.

2) Het domein Transport (25kV – 50kV) en

3) Het domein Distributie. De regionale netbeheerder is verantwoordelijk. In de praktijk gaat

het om spanningen6 van 400V (voor lokale distributie tot aan de gebruiksmeter) tot 25kV

(voor regionaal transport).

Daarnaast wordt in deze notitie een vierder domein benoemd:

4) Lokaal gebruik na de gebruiksmeter of laagspanning. De gebruiker is verantwoordelijk.

5.1.1 Spoor

Bij de Hogesnelheidslijn en de Betuwelijn wordt 25kV wisselspanning gebruikt. Bij normaal spoor

wordt < 1800V gelijkspanning toegepast. Bij industrie die veel elektriciteit gebruikt kunnen

voorzieningen voor middenspanning in eigen beheer zijn. Deze voorbeelden worden qua

gevaarssetting ingedeeld bij het domein “distributie”. In de praktijk zijn de betreffende voorzieningen

zijn ook als zodanig herkenbaar.

5.1.2 Decentrale opwekking en opslag

Windmolens, zonnepanelen, elektrische auto’s, noodstroomvoorzieningen etc. werken met

laagspanning. Bij windmolens op zee kan middenspanning aanwezig zijn in de voet van de molen.

4 Bei – BHS §2.1.1. 5 Elektriciteitswet artikel 10, lid 1 “Het landelijk hoogspanningsnet omvat de netten die bestemd zijn voor transport van elektriciteit op een spanningsniveau van 110.000 Volt (= 110 kV) of hoger en die als zodanig worden bedreven en landsgrensoverschrijdende netten met wisselstroom 6 In sommige gevallen wordt de term “Middenspanning” gebruikt, dat is in ieder geval meer dan 1 kV, maar de bovengrens is niet vastgelegd (25kV – 100kV). Het Vlaamse “Algemeen Regelement op Elektrische Installaties” heeft als definitie voor middenspanning; 1 – 50kV.

Page 5: Handreiking optreden hulpverleningsdiensten nabij elektra consultatie versie

Veilig optreden nabij Elektriciteit

5

Beheersgebieden (BEI BHS bijlage 1).

Hoogspanning

Middenspanning

Distributie tot aan de gebruiksmeter (verantwoordelijkheid regionale netbeheerder).

Laagspanning

Gebruik na de gebruiksmeter (verantwoordelijkheid gebruiker).

Figuur 1. Beheersgebieden en de indeling HS, MS, LS.

Rood: Landelijk netbeheer (Hoogspanning), Blauw: regionaal transport en distributie (Middenspanning). Daaronder wordt laagspanning gedistribueerd tot aan de gebruiksmeters.

Page 6: Handreiking optreden hulpverleningsdiensten nabij elektra consultatie versie

Veilig optreden nabij Elektriciteit

6

5.1.3 Praktische uitwerking voor risico-indeling

In deze handleiding wordt, gebaseerd op de uiteenzetting in de vorige paragraaf, gewerkt met

onderstaande indeling:

Landelijk: Landelijk netbeheerder is verantwoordelijk. Voorschriften voor hoogspanning zijn van

toepassing. Voorzieningen voor het transport van 25kV – 50kV vallen strikt genomen onder de

verantwoordelijkheid van de regionale netbeheerder. Door een leek zullen deze voorzieningen

worden herkend als “hoogspanning”.

Regionaal: Regionaal netbeheerder is verantwoordelijk. Voorschriften voor middenspanning zijn van

toepassing. Distributie tot aan de meter valt onder de verantwoordelijkheid van de regionaal

netbeheerder. Technisch gezien is er sprake van laagspanning. Omdat er grote vermogens in het

spel zijn worden toch de veiligheidsafstanden voor middenspanning toegepast.

Lokaal na de gebruiksmeter: Gebruiker is verantwoordelijk. Voorschriften voor laagspanning zijn van

toepassing.

Deze indeling heeft een aantal voordelen.

- De beheersgebieden (landelijk / regionaal) worden gebruikt door elektriciteitsbranche en zijn

voor hen daarom herkenbaar.

- De gebieden zijn kenmerkend voor de maatschappelijke impact bij een uitval van elektriciteit.

- Het is voor de hulpverlener bij een incident redelijk herkenbaar met welk gebied hij te maken

heeft en dus

o wie er verantwoordelijk is en aangesproken kan worden.

o wat passende veiligheidsmaatregelen zijn.

- De risico’s van elektriciteit worden onder andere bepaald door de spanning en het leverbaar

vermogen. Deze indeling is daar kenmerkend voor.

Page 7: Handreiking optreden hulpverleningsdiensten nabij elektra consultatie versie

Veilig optreden nabij Elektriciteit

7

5.2 Geleiding, vonkoverslag en doorslag Vrijwel alle transportnetten in Nederland hebben geleiders die een spanning voeren ten opzic ht van

aarde7. Dat wil zeggen dat als een voorwerp contact maakt met aarde én met de geleider er een

stroom gaat vloeien door het voorwerp.

Volgens de wet van Ohm is de sterkte van de stroom afhankelijk van de spanning en de weerstand

van het voorwerp. Bij laagspanning is alleen de wet van Ohm relevant.

Bij midden- en hoogspanning kan bovendien overslag door de lucht en doorslag door een isolerend

materiaal plaatsvinden. De lucht of het isolerend materiaal “bezwijkt”8 onder het elektrische veld en er

gaat stroom lopen.

Reguliere droge persoonlijke beschermingsmiddelen van de brandweer hebben voldoende weerstand

om, volgens de wet van Ohm, te beschermen tegen laagspanning. Bij middenspanning is er een grote

kans op doorslag van bijvoorbeeld persoonlijke beschermingsmiddelen en bij hoogspanning is er

bovendien een grote kans op overslag door de lucht. Bij midden- en hoogspanning spreekt men

daarom van een “gevarenzone”, zie Figuur 2.

Uit: Bijlage 8 van de BEI BHS 2016 Figuur 2. Zone’s nabij spanningvoerende delen.

Toelichting: Ongeïsoleerd actief deel is een onbeschermde geleider onder spanning. In de gevarenzone is er kans op direct contact met de geleider of vonkoverslag. Daarbij wordt ook rekening gehouden met pieken als gevolg van schakelen en blikseminslag elders in het systeem.

In de nabijheidszone bestaat er een kans dat men ongemerkt in de gevarenzone terecht komt.

7 Bij uitzondering worden zwevende netten toegepast. Bij de eerste fout (er is een sluiting naar aarde)

gaat er nog geen stroom vloeien. Zwevende netten (nu nog in bedrijf in Brabant, Limburg en Zeeland) gaan verdwijnen in Nederland. 8 Dielectric breakdown.

Page 8: Handreiking optreden hulpverleningsdiensten nabij elektra consultatie versie

Veilig optreden nabij Elektriciteit

8

5.3 Omstandigheden Naast het van toepassing zijnde beheersgebied zijn er een aantal andere omstandigheden die

bepalend zijn voor de risico’s van elektriciteit:

a. Is er sprake van een lijn, kabel of installatie.

b. Is de voorziening in normaal bedrijf of is er sprake van een onstabiele situatie.

c. Welke veiligheidsvoorzieningen zijn aanwezig in de installatie.

6 Relevante risico’s nabij elektrische installaties Elektriciteit levert een gevaar op voor elektrocutie bij aanraking (§6.1), er kan veel energie vrijkomen

en sommige onderdelen kunnen exploderen (§6.2).

Daarnaast kunnen er gezondheidseffecten optreden als gevolg van elektromagnetische straling. Deze

effecten zijn niet maatgevend nabij installaties voor transport en distributie. Zeker niet als de

blootstelling is beperkt tot één inzet en de veiligheidsafstanden in acht genomen worden die gelden

voor het gevaar van aanraking. De gezondheidseffecten zijn wel relevant bij bijvoorbeeld

zendinstallaties die met hoog vermogen en hoge frequentie werken. Deze notitie gaat niet in op de

gevaren van dergelijke installaties.

6.1 Elektrocutie

6.1.1 Elektrisch circuit.

Als er elektriciteit vloeit door het menselijk lichaam kan dat schadelijk zijn voor de gezondheid9. Het

lichaam moet dan onderdeel uitmaken van een elektrisch circuit. Dat wil zeggen dat de elektriciteit vanaf de bron intreedt in het menselijk lichaam en op een andere plaats vanaf het lichaam uittreedt en terug vloeit naar de bron. Bij risicoanalyse of incidentonderzoek is daarom de eerste vraag; hoe kan

een circuit tot stand komen?

Figuur 3. Elektriciteit vloeit door een circuit.

Bron: “Gefahren der Elektrizität” W.Freynik.

Als stroom door een lichaam vloeit moet het de elektrische weerstand van dat lichaam (inclusief de persoonlijke beschermingsmiddelen) overwonnen worden. De weerstand is meestal een vast

gegeven dat bepaald wordt door de omstandigheden. Een belangrijke rol spelen: de aanwezigheid van persoonlijke beschermingsmiddelen, vochtigheid van de persoonlijke beschermingsmiddelen, de ondergrond en het contactoppervlak van het lichaam met de geleider en de ondergrond.

9 Een schadelijke elektrische stroomdoorgang zonder dodelijke afloop heet elektrisering, met dodelijke afloop heet elektrocutie. Omwille van herkenbaarheid wordt in deze notitie steeds het woord “elektrocutie” gebruikt.

Page 9: Handreiking optreden hulpverleningsdiensten nabij elektra consultatie versie

Veilig optreden nabij Elektriciteit

9

Weerstand wordt overwonnen door spanning. Droge persoonlijke beschermingsmiddelen hebben een weerstand die zo hoog is dat laagspanning geen gevaarlijke stroom kan geven. Bij midden- en

hoogspanning gaan doorslag en overslag een rol spelen. Het is daarom de spanning (laag – midden – hoog) die maatgevend is voor de risico’s10. Uit praktisch oogpunt wordt uitgegaan van de beheersgebieden in § 5.1.

Een stroom door het menselijk lichaam kan verschillende gevolgen hebben. De omvang van het effect is afhankelijk van de stroomsterkte en tijdsduur van blootstelling.

- Schrikeffect of verkramping van de spieren waarbij de controle over het lichaam verloren gaat. - Verstoring van het hartritme. - Verbranding, aan oppervlakte en ín het lichaam. Vergiftiging als gevolg van de verbranding11.

Beschadiging van het zenuwstelsel. Het ALARA12 principe is van kracht op blootstelling aan elektriciteit. Bij het behalen van operationele

doelen is een zekere blootstelling geoorloofd. 0,5mA wordt beschouwd als een veilige limiet om ongestoord te kunnen werken13.

6.1.2 Directe aanraking

In deze notitie wordt verstaand onder elektrocutie door directe aanraking: elektrocutie als gevolg

van directe aanraking of vonkoverslag in de gevarenzone (Figuur 2).

Elektrocutie door directe aanraking wordt voorkomen door een veiligheidsafstand te hanteren van

minimaal de nabijheidsafstand (Figuur 2) plus één meter. Dit is gebaseerd op de interne richtlijn van

TenneT14. Voor het beheersgebied landelijk netbeheer wordt 4 + 1 meter gehanteerd. Voor het

beheersgebied regionaal netbeheer (inclusief spoor) wordt 1,75 + 0,5 meter gehanteerd15 (afgerond

2,5 meter).

Bij laagspanning na de gebruiksmeter wordt geen veiligheidsafstand gebruikt. Alleen directe

aanraking moet vermeden worden.

6.1.3 Indirecte aanraking

In deze notitie wordt verstaand onder elektrocutie door indirecte aanraking: elektrocutie als gevolg

van aanraking van bijvoorbeeld een boom, een bouwdeel, de ondergrond of bluswater dat zelf in

direct contact staat met een geleider.

Tijdens een incident kan er bluswater gebruikt worden of er kan sprake zijn van bijvoorbeeld een

instorting. Elektrocutie door indirecte aanraking kan dan een risico zijn. Bij normaal bedrijf van een

elektrische installatie is alleen elektrocutie door directe aanraking maatgevend.

10 Deze notitie gaat over installaties die voldoende vermogen hebben om een gevaarlijke stroom te leveren. 11 Lichaamseigen stoffen kunnen ontbinden als gevolg van hitte of elektrochemische effecten. De ontbindingsproducten kunnen giftig zijn. 12 As Low As Reasonably Achievable: zo laag als redelijkerwijs mogelijk is. 13 IEC 60479: Effects of current on human beings and livestock 14 TenneT kader document elektrische bedrijfsvoering (KEB). DEEL 2. §6.3 Veilige afstand. 15 BEI-BHS, Bijlage 8, Tabel A.1. Landelijk netbeheer tot 380kV, Regionaal netbeheer tot 70kV.

Page 10: Handreiking optreden hulpverleningsdiensten nabij elektra consultatie versie

Veilig optreden nabij Elektriciteit

10

6.1.3.1 Bouwdelen

Bij een incident kunnen bouwdelen in aanraking komen met geleiders. De gevaarsetting is met name

afhankelijk van de manier waarop dat bouwdeel met aarde verbonden is.

Bij installaties voor midden- en hoogspanning zijn voorzieningen getroffen voor potentiaalvereffening.

Dat bestaat uit onder andere ingegraven geleiders die verbonden zijn met een aardpen. Buiten de

installatie bestaat daarom, ook bij een incident, geen gevaar buiten de inrichting.

Reguliere gebouwen die in aanraking staan met hoogspanning moeten in zijn geheel als gevaarlijk

beschouwd worden. Vanaf de buitenzijde van het gebouw wordt rekening gehouden met

stapspanning (zie volgende paragraaf).

Indien bluswater zich in een aaneengesloten laag heeft verzameld op een vloer of plat dak is er ook

gevaar voor elektrocutie door indirecte aanraking. Als het water hoger dan de zolen staat of men

knielt in het water, dan kan de stroom via het water het lichaam bereiken. De stroom kan naar aarde

door contact met bijvoorbeeld de straalpijp, een stalen trapleuning of een radiator.

6.1.3.2 Stapspanning

Bij een storing of bij een incident kan er een grote stroom gaan lopen vanaf een geleider naar aarde.

Er kan dan een spanningstrechter ontstaan (Figuur 4). Binnen de spanningstrechter is sprake van

een stapspanning met een gevaar voor elektrocutie door aanraking met de ondergrond.

Bij bovengrondse lijnen is potentiaal vereffening alleen toegepast op de mast. Als er een lijn breekt en

deze ligt op de mast is er buiten de fundamenten van de mast geen gevaar op stapspanning. Als de

lijn breekt en deze valt op de ondergrond dan ontstaat daar een spanningstrechter. Er is dan wél

gevaar op elektrocutie door de stapspanning.

Figuur 4 Spanningstrechter bij hoogspanning.

Groen mannetje loopt nog geen gevaar. Grijs mannetje loopt gevaar. Bron: “Gefahren der Elektrizität” W.Freynik.

Page 11: Handreiking optreden hulpverleningsdiensten nabij elektra consultatie versie

Veilig optreden nabij Elektriciteit

11

Bij hoogspanning kan in een worst case scenario voor een onbeschermd persoon een gevaarlijk

gebied ontstaan van 20 meter. Als de hoogspanningslijn op een gebouw terecht komt dan geldt deze

afstand vanaf de rand van dat gebouw. (Dit geldt niet voor gebouwen of inrichtingen voor midden- of

hoogspanning omdat deze zijn voorzien van veiligheidsvoorzieningen, zie vorige paragraaf).

De spanningstrechter kan zich ook vormen bij de bovenleiding van HSL of Betuwelijn. Als de

bovenleiding tussen de spoorstaven terecht komt dan zal de spanningstrechter niet voorbij de

spoorstaven reiken omdat de spoorstaven geaard zijn. In een worst case scenario (de bovenleiding

valt buiten de spoorstaven) kan een gevaarlijk gebied ontstaan. Deze is niet groter dan de

veiligheidsafstand voor aanraking (2,5 meter). Bij normaal spoor is de spanningstrechter

verwaarloosbaar klein.

Ondergrondse kabels voor midden- en hoogspanning zijn voorzien van een aardmantel. Er is dan

geen gevaar van stapspanning.

6.1.3.3 Bluswater

Bluswater kan stroom geleiden. Als het bluswater op de grond ligt heeft dat geen invloed op de vorm

van de spanningstrechter. Dezelfde regels blijven daar gelden. Gevaar vanwege indirecte geleiding

door bluswater op een vloer of dak is behandeld in §6.1.3.1.

Figuur 5 Indirect contact via een gebonden straal.

Illustratie: Drazenko Babij, Brandweer Rotterdam Rijnmond.

Een gebonden straal lage druk kan stroom geleiden richting de straalpijp en de pomp. Er zijn een

aantal omstandigheden die bijzonder ongunstig zijn:

- Gebruik van zeewater, omdat zeewater een goede geleider is16.

- Gebruik van groot watertransport. De stroom kan zich naar andere straalpijpvoerders verspreiden

via het gezamenlijke verdeelstuk.

- Gebruik van een straatwaterkanon. Een straat waterkanon kan over een ver bereik een gebonden

straal werpen.

Een sproeistraal lage druk kan geen stroom geleiden. Een straal hoge druk is op enige afstand van

de spuitmond niet meer gebonden.

Om elektrocutie door indirecte geleiding te voorkomen wordt er nabij elektriciteit geen gebonden

straal lage druk toegepast.

16 Uit een onderzoek bij de HSL blijkt het volgende; Straatwaterkanon, gebonden straal zeewater: veilige afstand 40 meter.

Page 12: Handreiking optreden hulpverleningsdiensten nabij elektra consultatie versie

Veilig optreden nabij Elektriciteit

12

6.2 Hitte en explosie Bij een fout in een elektrische installatie kan een vlamboog ontstaan en er kan zich een enorm

elektrisch vermogen ontwikkelen. Er komt daarbij veel hitte vrij, er kunnen giftige dampen ontstaan en

er kan een drukgolf ontstaan. In de buitenlucht dragen deze effecten minder ver dan in een gesloten

ruimte. Een hulpverlener van de brandweer met ademlucht is beter beschermd tegen dergelijke

effecten dan een onbeschermde hulpverlener.

Voor een hulpverlener van de brandweer met ademlucht is, in de buitenlucht, de veiligheidsafstand

voor aanraking tevens voldoende voor de bescherming tegen hitteontwikkeling. Voor onbeschermde

mensen geldt een veiligheidsafstand van 25 meter.

Verschillende installaties bevatten olie en er kan druk opbouw plaatsvinden in deze installaties. Bij

sommige installaties bestaat het gevaar voor explosie en scherfwerking. De netbeheerders schatten

deze risico’s in en nemen maatregelen. Risico-installaties worden vervangen of er worden tijdelijke

maatregelen getroffen: er wordt bijvoorbeeld een “plofkast” om de installatie gebouwd of er worden

containers met zand geplaatst tussen de installatie en de openbare weg of bebouwing. De risico’s

reiken niet buiten de inrichting.

6.3 Schade door blussing Een offensieve blussing op een installatie die nog onder spanning staat brengt het risico’s met zich

mee dat:

- De isolatoren vervuild raken en er een vlamboog ontstaat.

- De olie in een installatie vervuild raakt. De olie verliest daardoor zijn isolerende werking en dat

kan leiden tot oververhitting in de installatie.

Er wordt daarom geen offensieve aanval gedaan op installaties voor midden of hoogspanning totdat

deze spanningsloos zijn gemaakt.

Met name het gebruik van bluspoeder en zeewater kan grote schade toebrengen aan elektrische

installaties. Gebruik bij voorkeur kooldioxide, indien in voldoende mate beschikbaar. Anders verdient

schoon leidingwater de voorkeur.

Page 13: Handreiking optreden hulpverleningsdiensten nabij elektra consultatie versie

Veilig optreden nabij Elektriciteit

13

7 Handelingsperspectief

7.1 Overzicht relevante risico’s Onderstaande tabel geeft een overzicht van alle relevante risico’s bij de beheersgebieden en de

maatregelen om deze risico’s te beheersen.

Landelijk netbeheer

(Hoogspanning)

Regionaal netbeheer en spoor

(Middenspanning)

Algemeen uitgangspunt / opstelplaats /

publiekslint.

25 meter afstand tot de buitenzijde van installatie of hartlijn van de transportlijn.

Alleen dichter benaderen indien er een operationeel doel is.

2,5 meter afstand tot de buitenzijde van een ruimte voor middenspanning.

Explosiegevaar met

scherfwerking

Netbeheerder heeft maatregelen getroffen om te voorkomen dat deze

effecten buiten de inrichting reiken. Inrichting of ruimte voor hoog- of laagspanning niet betreden totdat netbeheerder aangeeft dat explosiegevaar niet aanwezig is.

Elektrische explosie of vlamboog.

Inrichting of ruimte voor hoog- of laagspanning niet betreden totdat de netbeheerder aangeeft dat de installatie spanningsloos is.

Brandweer met ademlucht mag onder aanwijzing van de netbeheerder een installatie die onder spanning staat wel benaderen.

Geen offensieve aanval op elektrische installatie, totdat netbeheerder aangeeft dat de installatie spanningsloos is.

Elektrocutie via de

ondergrond nabij lijnbreuk.

20 meter of 20 meter vanaf een

regulier gebouw dat in aanraking is met lijn.

Alleen bij HSL en Betuwelijn:

veiligheidsafstand 2,5 meter.

Elektrocutie via

bluswaterplas op verdieping of dak

Inrichting of ruimte voor hoog- of laagspanning niet betreden totdat de

netbeheerder aangeeft dat de installatie spanningsloos is.

Elektrocutie via de

blusstraal

Geen gebonden straal gebruiken.

Elektrocutie door directe aanraking

Veiligheidsafstand 5 meter Veiligheidsafstand 2,5 meter

Page 14: Handreiking optreden hulpverleningsdiensten nabij elektra consultatie versie

Veilig optreden nabij Elektriciteit

14

7.2 Sturingsdriehoek De informatie in de vorige paragraaf is nog te ingewikkeld en onoverzichtelijk om aan te bieden aan

het veld. Daarom wordt de informatie geordend met behulp van de sturingsdriehoek17.

Uitzondering:

Handel naar kennis en inzicht

Standaard uitzondering: Pas regels toe

Standaard:

Handel naar routine.

Figuur 6 Sturingsdriehoek.

De sturingsdriehoek wordt onder andere gebruikt om aan te geven voor welke situaties het zinvol is

om voorschriften op te stellen. Het is onmogelijk om alle denkbare situaties en uitzonderingen in

voorschriften te vangen, de voorschriften zouden te ingewikkeld of te restrictief worden. Voor

uitzonderingen kun je beter op basis van inzicht en kennis een maatwerk oplossing bedenken als het

probleem zich aandient.

De veiligheidsvoorschriften die gelden onder standaard omstandigheden moeten als routine worden

ingetraind. Het raadplegen van regels zou te vertragend werken.

17 http://www.rizoomes.nl/sturingsdriehoek/

Page 15: Handreiking optreden hulpverleningsdiensten nabij elektra consultatie versie

Veilig optreden nabij Elektriciteit

15

7.2.1 Standaard optreden hulpverleners.

Deze paragraaf gaat over de onderste laag in de sturingsdriehoek: standaard

optreden voor alle hulpverleners. Het is wenselijk dat deze informatie als parate

kennis aanwezig is bij de hulpverleners.

Lokaal:

Installaties voor elektriciteit en kabels worden niet aangeraakt. Een hoofdschakelaar

nabij de gebruiksmeter mag worden bediend.

Landelijk en regionaal

De netbeheerder wordt gewaarschuwd. Hij kan aangeven of de installatie

spanningsloos is en voor welke delen dat niet geldt.

Er geldt een veiligheidsafstand van 25 meter18 nabij Landelijke voorzieningen of 2,5

meter nabij regionale voorzieningen en bovenleiding. De veiligheidsafstand wordt

geteld vanaf de buitenzijde van een terrein, gebouw of transportlijn. Het terrein, het

gebouw of de ruimte voor midden- of hoogspanning wordt niet betreden. Er wordt

niet geblust in de richting van de lijn, kabel of installatie.

Hulpverleners verrichten geen handelingen aan lijnen, kabels of installaties.

7.2.2 Voorschriften bij standaard uitzonderingen.

In een stabiele situatie mogen publiek en hulpverleners een installatie benaderen tot

aan de buitenzijde. In een onstabiele situatie, zoals bij brand of instorting geldt een

veiligheidsafstand zoals bij “standaard optreden”.

Voor het redden of om uitbereiding van brand voorkomen kan een kabel, lijn of

installatie verder benaderd worden door de brandweer. Dan gelden onderstaande

voorschriften. Het is wenselijk dat deze voorschriften voor de brandweer te

raadplegen zijn tijdens een incident, bijvoorbeeld in de vorm van een instructiekaart,

aanvalsplan of operationeel handboek.

18 20 meter wordt naar boven afgerond naar 25 meter. Dit is een standaard veiligheidsafstand voor de brandweer.

Page 16: Handreiking optreden hulpverleningsdiensten nabij elektra consultatie versie

Veilig optreden nabij Elektriciteit

16

Lokaal:

Geen beperking bij het blussen.

Er mag geknipt worden in kabels die daarvoor speciaal ontwikkeld zijn, zoals de “cut

loop” in een elektrische auto. Bij een snelle inzet gericht op redden mag een

brandwacht in aanraking komen met onbeschermde delen, mits zijn persoonlijke

beschermingsmiddelen compleet, droog en onbeschadigd zijn en hij

oogbescherming draagt (zoals gebruikelijk bij brand (vol gelaatsmasker) of

hulpverlening (veiligheidsbril of -scherm).

Regionaal

Indien het te voorzien is dat hulpverleners handelingen moeten verrichten aan

kabels, lijnen of installaties voor middenspanning (bijvoorbeeld het spanningsloos

maken van de bovenleiding) dan worden van te voren daarvoor mensen getraind en

aangewezen.

Een ruimte voor middenspanning mag tot aan de buitenzijde worden benaderd. Er

geldt een veiligheidsafstand van 2,5 meter tot geleiders.

Bij brand ademlucht gebruiken. Geen offensieve aanval op de installatie. Blussen

nabij een installatie bij voorkeur met CO2 of anders leidingwater. Blussen in de

richting van de installatie alleen met sproeistraal. Offensieve aanval op of nabij

kabels en lijnen alleen met sproeistraal.

Een ruimte voor middenspanning wordt uitsluitend betreden indien deze

spanningsloos is.

Landelijk

Bij lijnbreuk in het open veld blijft de veiligheidsafstand van 25 meter gehandhaafd

tot aan het punt waar de lijn de aarde raakt.

Page 17: Handreiking optreden hulpverleningsdiensten nabij elektra consultatie versie

Veilig optreden nabij Elektriciteit

17

Een terrein voor hoogspanning mag tot aan de buitenzijde worden benaderd. Er

geldt een veiligheidsafstand van 5 meter tot geleiders. Geen offensieve aanval op de

installatie, kabels of lijnen. Blussen in de richting van de installatie is alleen

geoorloofd met gebruik van adembescherming, met sproeistraal, bij voorkeur met

leidingwater.

Een terrein voor hoogspanning wordt uitsluitend betreden indien deze spanningsloos

is.

7.2.3 Uitzonderingen.

Indien er grote maatschappelijke belangen op het spel staan mag van bovenstaande

standaard veiligheidsvoorschriften worden afgeweken, maar er blijven altijd minimale

veiligheidsvoorschriften van toepassing.

Optreden in overleg met de netbeheerder, hij geeft bindend advies over de absoluut

minimale veiligheidsafstanden op basis van bijlage 8 van de BEI-BHS. Hulpverleners

mogen optreden in de nabijheidszone (Figuur 2) mits maatregelen zijn getroffen om

contact met de gevarenzone te voorkomen.

Alleen onder direct toezicht van de netbeheerder mogen hulpverleners een terrein-

of ruimte voor hoog – of middenspanning betreden / handelingen verrichten terwijl

deze in bedrijf is.

Page 18: Handreiking optreden hulpverleningsdiensten nabij elektra consultatie versie

Veilig optreden nabij Elektriciteit

18

8 Verzorgingsgebied van Netbeheerders en Veiligheidsregio’s in

Nederland.

Bron: J.W. van Aalst, www.imergis.nl

Netbeheerders (groen) en Veiligheidsregio’s (met oranje omrand) in Nederland. 1 januari 2015.

Endinet (Eindhoven) is eigendom van Alliander, deze is bij Liander gerekend.

Page 19: Handreiking optreden hulpverleningsdiensten nabij elektra consultatie versie

Veilig optreden nabij Elektriciteit

19

8.1.1 Gemeenten Over het algemeen is er in één gemeente één Netbeheerder actief.

Door gemeentelijke herindelingen gebeurt het een paar keer dat een gemeente meerdere netbeheerders op haar grondgebied heeft: - Leeuwarden (Fryslân): Enexis en Liander sinds de herindeling van Boarnsterhim

- Wijdemeren (Gooi en Vechtstreek): Liander en Stedin - Steenwijkerland (IJsselland): Enexis en Rendo - Hof van Twente (Twente): Enexis en Cogas

8.1.2 Veiligheidsregio’s Minder dan de helft van de Veiligheidsregio’s heeft te maken met maar één Netbeheerder. De overige veiligheidsregio’s hebben te maken met meerdere netbeheerders:

02 Fryslân (Liander, maar Enexis in een deel van Boarnsterhim). 03 Drenthe (Enexis, maar Rendo in Hoogeveen) 04 IJsselland (Enexis, maar Rendo in een deel van Steenwijkerland)

05 Twente (Enexis, maar Cogas in Almelo, Oldenzaal en een deel van Hof van Twente (Goor)) 12 Kennemerland (Liander, maar Stedin in Zandvoort ) 14 Gooi en Vechtstreek (Liander, maar Stedin in een deel van Wijdemeren)

15 Haaglanden (Stedin, maar Liander in Wassenaar en Westland Infra in Westland en Midden-Delfland) 16 Hollands Midden (Liander in Noord en Stedin in Zuid)

22 Brabant-Zuidoost (Enexis, maar Liander in Eindhoven) 23 Limburg-Noord (Enexis, maar Stedin in Weert)

Page 20: Handreiking optreden hulpverleningsdiensten nabij elektra consultatie versie

Veilig optreden nabij Elektriciteit

20

9 Geleiding van sproeistraal

Er zijn diverse vermeldingen in de literatuur dat een sproeistraal geen elektriciteit geleidt.

250kV op 6 ft (< 2 meter) of 33kV op 2ft (60cm) Geen geleiding bij sproeistraal zout of zout water.

Factory Mutual Engineering Corporation Handbook of Industrial Loss Prevention, Hoofdstuk: electrical

conductivity of extinguishing agents.

4kV op 3ft (< 1 meter) geen geleiding bij sproeistraal zout of zoet water.

Use of seawater for fighting electrical fires, NRL report memorandem 6475.