Download - Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

Transcript
Page 1: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting
Page 2: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

BASISONDERWIJS: VELDWERKVERSLAG, LEERLINGGEGEVENS EN OUDERVRAGENLIJSTEN

Page 3: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

ii

Page 4: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

Basisonderwijs: veldwerkverslag, leerlinggegevens en oudervragenlijsten Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek Zesde meting 2004/05 G. Driessen A. van Langen H. Vierke ITS – Nijmegen

Page 5: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

iv

De particuliere prijs van deze uitgave is €€ 15,-. Deze uitgave is te bestellen bij het ITS, 024 - 3653500, www.its-nijmegen.nl of [email protected]. CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK DEN HAAG Driessen, G., Langen, A. van, Vierke, H. Basisonderwijs: veldwerkverslag, leerlinggegevens en oudervragenlijsten. Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting 2004/05/ G. Driessen, A. van Langen, H. Vierke – Nijmegen: ITS. ISBN 90 5554 294 6 NUGI 840 © 2006 ITS, Radboud Universiteit Nijmegen Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van het ITS van de Radboud Universiteit Nijmegen. No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher.

Page 6: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

v

Ten geleide In het schooljaar 1994/95 is het cohortonderzoek Primair Onderwijs (PRIMA) van start gegaan. Het onderzoek wordt uitgevoerd door het ITS te Nijmegen en het SCO-Kohnstamm Instituut te Amsterdam, en gefinancierd door NWO-MaG op verzoek van het Ministerie van OC&W. Een kenmerk van cohortonderzoek is dat er verschillende jaargroepen (cohorten) tegelijk wor-den onderzocht, en bovendien dat zoveel mogelijk dezelfde leerlingen worden gevolgd in hun gang door het onderwijs. In PRIMA worden om de twee jaar de leerlingen getoetst en wordt informatie verzameld over het genoten onderwijs en over de achtergronden van de leerlingen. Telkens wordt een nieuw cohort aan het onderzoek toegevoegd en stroomt een oud cohort door naar het voortgezet onderwijs. In het schooljaar 2004/05 heeft de zesde meting van PRIMA plaatsgevonden. Voor het eerst sinds de start van PRIMA waren daarbij geen scholen voor spe-ciaal basisonderwijs betrokken, maar uitsluitend scholen voor regulier basisonderwijs. Over deze zesde meting handelt dit rapport. Het doel van het PRIMA-cohortonderzoek is een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van het primair onderwijs in Nederland. In plaats van telkens afzonderlijke onderzoeken naar uiteenlo-pende aspecten van het onderwijsbeleid worden met PRIMA in één onderzoek gegevens verza-meld die voor verschillende doeleinden kunnen worden benut. Zo worden de gegevens onder meer gebruikt voor de evaluatie van het Onderwijsachterstandenbeleid (OAB) en Weer Samen Naar School (WSNS). Daarnaast geeft het onderzoek ook in algemene zin inzicht in de ontwik-kelingen binnen het Nederlandse onderwijs. Voor de deelnemende scholen biedt het onderzoek een beeld van de relatieve positie van de eigen leerlingen ten opzichte van die van hun jaargeno-ten in Nederland als geheel. Bij de zesde PRIMA-meting zijn op circa 600 reguliere basisscholen gegevens verzameld bij de leerlingen in de jaargroepen 2, 4, 6 en 8. Behalve bij de leerlingen is ook op uitgebreide wijze informatie verzameld via de leerkrachten, de schooldirecties en de ouders. In totaal zijn bij de metingen in het basisonderwijs ongeveer 60000 leerlingen betrokken. De 600 basisscholen in de steekproef zijn onderverdeeld in een landelijk representatieve steekproef van scholen (de refe-rentiesteekproef) en een aanvullende steekproef van scholen met een hoge concentratie van allochtone en autochtone kinderen uit de lagere sociaal-economische milieus. In groep 2 zijn twee toetsen afgenomen uit het Cito-Leerlingvolgsysteem, namelijk Ordenen en Taal voor kleuters. In de groepen 4, 6 en 8 zijn toetsen afgenomen voor taal, rekenen en begrij-pend lezen. Deels zijn deze speciaal ten behoeve van PRIMA geconstrueerd, deels zijn ze af-komstig uit het Cito-Leerlingvolgsysteem. In de groepen 4, 6 en 8 zijn ook twee non-verbale intelligentietests afgenomen. Daarnaast hebben de leerlingen uit de groepen 6 en 8 een school-welbevinden-vragenlijst ingevuld. Aan de ouders uit groep 2 is een uitgebreide schriftelijke vragenlijst voorgelegd. Daarin wordt ingegaan op sociale, culturele en etnische achtergronden van het gezin waartoe de leerling behoort, op kenmerken van de leerling zelf en op kenmerken van de ouders. Bij de directies en leerkrachten is met behulp van schriftelijke vragenlijsten in-

Page 7: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

vi

formatie verzameld over onder meer het onderwijsaanbod. De groepsleerkrachten hebben met behulp van het zogenaamde leerlingprofiel bovendien hun leerlingen beoordeeld op een aantal psycho-sociale kenmerken en de leerkrachten van groep 8 hebben daarnaast ook een uitstroom-formulier ingevuld, waarmee informatie over het schooladvies en de Cito-Eindtoetsscore werd opgevraagd. Bij deze zesde PRIMA-meting stond een thema centraal, namelijk ‘Zorgleerlingen op de basisschool’. In dat kader zijn er eenmalig twee extra instrumenten afgenomen aan de leerkrachten van groep 2, 4, 6 en 8: een Zorgprofiel en een Vignetteninstrument Zorgcapaciteit. Inmiddels is een groot aantal rapporten en (internationale) artikelen verschenen gebaseerd op gegevens uit de eerste vijf PRIMA-metingen. Het voorliggende rapport maakt deel uit van de basisrapportage over de zesde PRIMA-meting. Dit rapport heeft betrekking op de gegevens die in principe liggen op het niveau van de leerlingen. Binnen het rapport kunnen drie delen worden onderscheiden. In het eerste deel wordt een beschrijving gegeven van het verloop en de resulta-ten van het veldwerk. In het tweede deel staan de leerlinggegevens centraal: de sociaal-etnische achtergronden, de taal-, reken- en leestoetsen, de intelligentietests, het leerlingprofiel, het schoolwelbevinden, en de uitstroomgegevens. Behalve dat er verslag wordt gedaan van de vari-abelenconstructie, worden ook de eerste resultaten gepresenteerd. Bij dat laatste vindt een uit-splitsing plaats naar jaargroep, sociaal-etnische achtergrond en geslacht van de leerlingen. In het derde deel wordt ingegaan op de oudervragenlijsten die zijn afgenomen in groep 2. Aan de orde komt de variabelenconstructie en er wordt een eerste beschrijving gegeven van de resultaten, met daarbij een uitsplitsing naar referentie- en totale steekproef. De onderhavige rapportage met betrekking tot de resultaten van de zesde PRIMA-meting bouwt voort op de rapportages uit de eerdere metingen. Het doel van deze rapportage is meerledig. Op de eerste plaats willen de onderzoekers een verantwoording geven van het verloop en de resulta-ten van de complexe gegevensverzameling. Op de tweede plaats willen ze een overzicht presen-teren van alle in PRIMA opgenomen instrumenten en variabelen. Daarvoor wordt verslag ge-daan van de datacleaning en variabelenconstructie, en worden tevens de belangrijkste karakte-ristieken van de verzamelde informatie gepresenteerd. Dat laatste gebeurt met name in de vorm van gemiddelden en standaarddeviaties. Bij de presentatie van de gegevens wordt steeds een onderscheid gemaakt tussen de referentie- en de totale steekproef. De referentiesteekproef geeft een landelijk representatief beeld van de situatie op Nederlandse basisscholen; de totale steek-proef bevat daarnaast nog een oververtegenwoordiging van scholen met relatief veel leerlingen uit achterstandssituaties. Naast het onderscheid naar steekproef wordt in een deel van de over-zichten ook nog een uitsplitsing gemaakt naar de sociaal-etnische achtergrond van de leerlingen. De belangrijkste doelgroep van de rapportage zijn onderzoekers die met de onderzoeksbestan-den gaan werken. Voor hen vormt dit rapport een compleet naslagwerk. Maar daarnaast is de rapportage ook van belang voor allen die geïnteresseerd zijn in de situatie op Nederlandse basis-scholen. Het rapport geeft namelijk een uitgebreid overzicht van een groot aantal cognitieve en niet-cognitieve kenmerken van de leerlingen en van hun thuissituatie. Zoals al vermeld handelt het onderhavige rapport over de gegevens die bij of over de leerlingen in het basisonderwijs zijn verzameld. Over de school- en klas/leerkrachtkenmerken in het basis-onderwijs verschijnen afzonderlijke rapportages. Die zijn te bestellen bij de uitvoerende onder-zoeksinstituten. Ook over de resultaten van het thema van PRIMA6, de zorgleerlingen op de basisschool, zal later afzonderlijk worden gerapporteerd.

Page 8: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

vii

Projectleider van het PRIMA-onderzoek op het ITS is L. Mulder en op het SCO-Kohnstamm Instituut G. Ledoux. De auteurs van dit rapport willen H. Versteegen, N. Leenders, H. van der Hoeven en H. van der Wal van het ITS en A. van der Meijden, J. Roeleveld, A. Vestdijk, D. Elshof en J. Aben van het SCO-Kohnstamm Instituut bedanken voor de wijze waarop zij het complexe veldwerk tot een goed einde hebben weten te brengen.

Page 9: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

viii

Page 10: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

ix

Inhoud Ten geleide v Deel I Veldwerkverslag 1 1. De steekproef van scholen en leerlingen 3 1.1 Inleiding 3 1.2 Nagestreefde referentiesteekproef 3 1.3 Nagestreefde aanvullende steekproef 4 1.4 Omvang en representativiteit van de uiteindelijke scholensteekproef 5 1.5 Aantallen ‘oude’ en nieuwe PRIMA-basisscholen 8 1.6 Omvang van de leerlingensteekproef 8 2. Dataverzameling 11 2.1 Onderscheiden fasen en tijdsplanning 11 2.2 Fase 1: Benadering van scholen en opvragen van administratieve gegevens 11 2.3 Fase 2: Verzameling van leerlinggegevens 12 2.4 Fase 3: Toetsafnames en gelijktijdige overige dataverzameling 13

2.5 Fase 4: Uitstroomformulieren, tussentijdse instroom- en uitvalformulieren, instrumenten zorgleerlingen 14 2.6 Overzicht van de verzamelde data 15 2.7 Rapportage aan de scholen 16 2.8 Taakverdeling tussen beide uitvoerende instituten 16 Deel II De leerlinggegevens 17 3 Achtergronden van de leerlingen 19 3.1 Achtergronden van de leerlingen 19 3.2 Sociaal-etnische achtergrond 22 4 De taal-, reken- en leestoetsen 25 4.1 Inleiding 25 4.2 De taal-, reken- en leestoetsen 25 4.3 Respons 27 4.4 De taal-, reken- en leesvaardigheid 28 5 De intelligentietests 33 5.1 De intelligentietests 33 5.2 Respons 33 5.3 Intelligentiescores 34

Page 11: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

x

6 Leerlingprofielen 37 6.1 De leerlingprofielen 37 6.2 Respons 37 6.3 Schalen 38 6.4 Schaalscores 39 6.5 Onderwijskundige bijzonderheden 63 6.5.1 Aanspreekbaarheid in het Nederlands 63 6.5.2 Het relatieve prestatieniveau 65 6.5.3 Prognose voor toekomstig onderwijs 67 6.5.4 Het AVI-leesniveau 71 7 De vragenlijst Schoolwelbevinden 75 7.1 De vragenlijst Schoolwelbevinden 75 7.2 Respons 75 7.3 Schaalscores 76 8 Uitstroomgegevens groep 8 81 8.1 Het uitstroomformulier 81 8.2 Respons 81 8.3 Vervolgadvies voortgezet onderwijs 82 8.4 Potentiële voortijdig schoolverlaters 84 8.5 De Eindtoets basisonderwijs 85 Deel III De oudervragenlijsten 89 9 De oudervragenlijst voor groep 2 91 9.1 Constructie 91 9.2 Afname 91 9.3 Verwerking 92 9.4 Respons 92 9.4.1 Aantallen 92 9.4.2 Respons, sociaal-etnische achtergrond en toetsprestaties 93 9.4.3 Respons en steekproeven 94 9.4.4 Respons op schoolniveau 95 9.4.5 Samenvatting 96 9.5 Een beschrijving van de oudergegevens 96 9.5.1 Inleiding 96 9.5.2 De oudergegevens 97 Literatuur 115

Page 12: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

Deel I Veldwerkverslag

Page 13: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

2

Page 14: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

3

1 De steekproef van scholen en leerlingen 1.1 Inleiding Bij de vijfde PRIMA-meting in het basisonderwijs, in schooljaar 2002/03, waren circa 600 scholen betrokken geweest. Bij de start van de zesde PRIMA-meting werd besloten deze steek-proefomvang te handhaven. Eveneens in overeenstemming met de vorige meting werd boven-dien bepaald dat 420 van de scholen tezamen de referentiesteekproef zouden moeten vormen - representatief voor alle Nederlandse basisscholen - terwijl de 180 resterende scholen zodanig moesten worden geselecteerd dat in de totale PRIMA-steekproef voldoende allochtone en au-tochtone leerlingen zouden voorkomen die behoren tot de doelgroepen van het Onderwijs-achterstandenbeleid. Daarnaast was het net als in voorgaande jaren de bedoeling om de scholen-steekproef van de vorige PRIMA-meting zo veel mogelijk intact te houden, om zo het longitu-dinale karakter van het onderzoek te waarborgen. 1.2 Nagestreefde referentiesteekproef Voor het selecteren van de referentiesteekproef werden richting, provincie en urbanisatiegraad van de vestigingsgemeente van de school als belangrijkste kenmerken beschouwd, samen met het kenmerk schoolscore. Dit kenmerk vormt een indicatie voor de sociaal-etnische samenstel-ling van de leerlingenpopulatie van een school en wordt door het Ministerie van OCW berekend door het gewogen aantal leerlingen van een school (dus met verdiscontering van hun wegings-factor) te verminderen met 9% van het ongewogen aantal leerlingen en het resultaat te delen door het ongewogen aantal leerlingen. De uitkomst van deze rekensom wordt met 100 verme-nigvuldigd en is door ons vervolgens ingedikt tot zeven categorieën. Met het meest recente scholenbestand van OCW, gebaseerd op de telling van peildatum 1 okto-ber 2003, kon worden vastgesteld hoe de landelijke verdeling van deze kenmerken er op dat moment uitzag. Door dezelfde percentuele verdeling over te brengen op een referentiesteekproef van 420 scholen werd duidelijk naar welke aantallen diende te worden gestreefd. In Tabel 1.1 geven we de procentuele landelijke verdeling en de nagestreefde aantallen scholen weer.

Page 15: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

4

Tabel 1.1 – Verhoudingen in de landelijke schoolpopulatie (schooljaar 2003/04, N=7150) met betrekking tot schoolscore, richting, provincie en urbanisatiegraad en bijbehorende streefaan-tallen in de referentiesteekproef landelijk % nagestreefde n

schoolscore 100-109 78.4 329 110-119 7.8 33 120-129 3.7 16 130-139 2.3 10 140-149 1.9 8 150-159 1.5 6 >159 4.5 19

richting openbaar 33.6 141 protestants-christelijk 29.7 125 rooms-katholiek 29.5 124 overig bijzonder 7.2 30

provincie Groningen 4.8 20 Friesland 6.9 29 Drenthe 4.3 18 Overijssel 7.9 33 Flevoland 2.5 11 Gelderland 13.5 57 Utrecht 6.8 29 Noord-Holland 13.2 55 Zuid-Holland 17.5 73 Zeeland 3.5 15 Noord-Brabant 12.9 54 Limburg 6.1 26

urbanisatiegraad niet stedelijk 21.3 89 weinig stedelijk 25.4 107 matig stedelijk 21.2 89 sterk stedelijk 20.2 85 zeer sterk stedelijk 11.9 50

totaal 100 ± 420

1.3 Nagestreefde aanvullende steekproef Net als in de vijfde PRIMA-meting werd als criterium voor de aanvullende steekproef uitslui-tend de schoolscore-verdeling gebruikt. De omvang van de aanvullende steekproef werd be-paald door de eis dat de totale PRIMA-steekproef per schoolscore-categorie ten minste 45 scho-len zou moeten bevatten. Daarmee zouden naar verwachting voldoende achterstandsleerlingen in de steekproef worden opgenomen en konden tevens uitspraken gedaan worden over scholen met een uiteenlopende sociaal-etnische samenstelling. Gegeven de nagestreefde aantallen in de referentiesteekproef (zie ook Tabel 1.1), leidde dat tot de in Tabel 1.2 weergegeven aantallen voor de nagestreefde aanvullende steekproef.

Page 16: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

5

Tabel 1.2 - Nagestreefde schoolscore-aantallen in de referentiesteekproef en aanvullende steek-proef van de zesde PRIMA-meting schoolscore referentiesteekproef aanvullende steekproef totaal

100-109 329 0 326 110-119 33 12 45 120-129 16 29 45 130-139 10 35 45 140-149 8 37 45 150-159 6 39 45 >159 19 26 45 totaal 421 178 599

1.4 Omvang en representativiteit van de uiteindelijke scholensteekproef De uiteindelijke totale steekproef van PRIMA in schooljaar 2004/05 bestaat uit 600 basisscho-len. Kanttekening bij dit aantal is dat verschillende dépendances van één school afzonderlijk in de steekproef kunnen voorkomen. In dat geval is er sprake van meer locaties waarop alle toets-groepen (2, 4, 6 en 8) aanwezig zijn. Achter deze werkwijze steekt zowel een inhoudelijk als een financieel/organisatorisch motief. Ten eerste blijkt het vaak te gaan om gefuseerde scholen die slechts in beperkte mate samenwerken; ten tweede zou het alternatief (elke administratieve eenheid met al zijn locaties beschouwen als één school) leiden tot een enorme verhoging van het aantal te toetsen leerlingen. Niet alle scholen met meerdere locaties zijn op deze manier opge-splitst: met name scholen die al langere tijd in de PRIMA-steekproef voorkomen, bestaan vaak nog onder één PRIMA-schoolnummer. Het zou erg complex worden, om deze scholen en hun leerlingenpopulatie met terugwerkende kracht ook op te splitsen per locatie. Schooldirecties vragen in verband met de terugrapportage van toetsresultaten soms expliciet om een afzonder-lijke benadering van hun locaties of juist om het tegenovergestelde; voor zover dat binnen onze voorwaarden past, komen we hieraan tegemoet. In hoofdstuk 2 wordt beschreven op welke wijze de PRIMA-scholen geselecteerd en benaderd zijn. Hier dient echter alvast enige toelichting gegeven te worden op de wijze waarop omgegaan werd met de selectiecriteria tijdens de werving. Het bleek namelijk vrijwel onmogelijk om deze alle vier (schoolscore, richting, provincie en urbanisatiegraad) steeds een even zwaar gewicht te geven. Dat heeft te maken met de relatief beperkte periode waarin de werving diende plaats te vinden, gecombineerd met het forse percentage scholen dat negatief op ons deelnameverzoek bleek te reageren. Daardoor was het onmogelijk om de reactie van een in alle opzichten geschik-te school eerst af te wachten alvorens - bij een afwijzing - een even geschikte alternatieve school te benaderen. In plaats daarvan werd een groot aantal scholen tegelijkertijd benaderd, hetgeen consequenties had voor de precisie waarmee geselecteerd kon worden op alle relevante school-kenmerken. Het uiteindelijke resultaat daarvan is af te lezen in Tabel 1.3; deze tabel laat de schoolscore-verdeling zien van de totale steekproef van de zesde PRIMA-meting.

Page 17: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

6

Tabel 1.3 – Feitelijke schoolscore-verdeling in de totale steekproef van de zesde PRIMA-meting schoolscore

100-109 329 110-119 52 120-129 46 130-139 36 140-149 34 150-159 36 >159 67 totaal 600

In de totale steekproef is vooral aan scholen met schoolscores in de drie categorieën tussen 130 en 159 een tekort: in de betreffende drie cellen tezamen ligt het aantal op 106 in plaats van de nagestreefde 135. Dat komt onder andere doordat ook het totale aantal scholen in Nederland in deze drie categorieën laag is (n=408); gezien de zeer hoge non-respons (zie hoofdstuk 2) leidt zelfs een wervingspoging onder alle scholen tot te lage deelnemersaantallen. Het zelfde pro-bleem deed zich ook al voor bij de vijfde meting, zij het in iets mindere mate. Het landelijke aantal scholen in deze drie categorieën was toen echter nog iets hoger: 430. In Tabel 1.4 wordt de verdeling van de 420 scholen in de referentiesteekproef over de vier se-lectiekenmerken (schoolscore, richting, provincie en urbanisatiegraad) weergegeven (‘feitelijke n’). Daarbij moet bedacht worden dat de schoolkenmerken afkomstig zijn van het departementa-le bestand van schooljaar 2003/04, dat naar BRIN-nummer is gerangschikt. Dat betekent dat, waar er in de PRIMA-steekproef sprake is van meer schoollocaties met elk een eigen school-nummer, aan elk van die locaties dus de kenmerken van de gehele school gekoppeld zijn. Bij richting, provincie en urbanisatiegraad is dat geen punt, maar bij de schoolscore zou er in prin-cipe een discrepantie kunnen zitten tussen de schoolscore van de hele school en de ‘virtuele’ schoolscore van de locatie, als de verdeling van leerlingen over locaties niet willekeurig is ge-weest. De verwachte verdeling van de 420 scholen over de vier schoolkenmerken, gegeven de verhou-dingen binnen de totale Nederlandse schoolpopulatie, is ook weergegeven in Tabel 1.4. Over het algemeen is er sprake van tamelijk kleine verschillen. De grootste afwijkingen zien we bij enkele categorieën (weinig stedelijk en sterk stedelijk) van urbanisatiegraad en ook het aantal deelnemende scholen in de provincie Utrecht is nogal wat kleiner dan verwacht. Met de χ2-toets is uitgerekend of er sprake is van significante verschillen (p<0.01) tussen de verwachte en feite-lijke n, waarmee de representativiteit van de referentiesteekproef in het geding zou zijn. Dat bleek echter nergens het geval te zijn. De verhoudingen naar schoolscore, richting en urbanisa-tiegraad zijn in de referentiesteekproef goed in overeenstemming met de landelijke verhoudin-gen. Dat betekent dat de referentiesteekproef representatief is in alle genoemde opzichten.

Page 18: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

7

Tabel 1.4 – Feitelijke en verwachte verdeling van de 420 scholen in de referentiesteekproef van de zesde PRIMA-meting, naar schoolscore, richting, provincie en urbanisatiegraad feitelijke n verwachte n

schoolscore 100-109 326 329 110-119 32 33 120-129 17 16 130-139 10 10 140-149 8 8 150-159 6 6 >159 21 19

richting openbaar 137 141 protestants-christelijk 132 125 rooms-katholiek 119 124 overig bijzonder 32 30

provincie Groningen 19 20 Friesland 27 29 Drenthe 17 18 Overijssel 33 33 Flevoland 12 11 Gelderland 57 57 Utrecht 20 29 Noord-Holland 59 55 Zuid-Holland 78 73 Zeeland 19 15 Noord-Brabant 50 54 Limburg 29 26

urbanisatiegraad niet stedelijk 92 89 weinig stedelijk 123 107 matig stedelijk 92 89 sterk stedelijk 70 85 zeer sterk stedelijk 43 50

totaal 420 ± 420

Niet betrokken bij de selectiecriteria is schoolgrootte. Volledigheidshalve is achteraf echter wel nagegaan of de scholen in de referentiesteekproef afwijken van de landelijke populatie qua tota-le aantal leerlingen. Daartoe hebben we eveneens gebruik gemaakt van het scholenbestand van OCW van schooljaar 2003/04. In de tabel hierna zijn de resultaten opgenomen van de vergelij-king tussen populatie en referentiesteekproef.

Page 19: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

8

Tabel 1.5 – Schoolgrootte in de landelijke schoolpopulatie (schooljaar 2003/04, N=7150) en in de referentiesteekproef van de zesde PRIMA-meting

landelijk referentie- steekproef

gem. aantal leerlingen 216.5 215.3

schoolgrootte % % max. 100 17.7 17.4 101-150 15.0 14.0 151-200 17.7 16.4 201-250 17.1 19.3 251-300 12.0 14.3 301-350 7.8 8.1 351-450 8.1 6.4 > 450 4.7 4.0

De referentiesteekproef lijkt qua gemiddeld aantal leerlingen goed op de landelijke basisscho-lenpopulatie. De afwijkingen tussen de op basis van de populatie verwachte en feitelijk in de referentiesteekproef geobserveerde aantallen scholen per schoolgrootte-categorie zijn nergens significant bij p<0.01. 1.5 Aantallen ‘oude’ en nieuwe PRIMA-basisscholen Bij de zesde PRIMA-meting bevat de totale steekproef dus 600 basisscholen en valt deze steek-proef uiteen in een referentiesteekproef van 420 scholen en een aanvullende steekproef van 180 scholen. Van deze 600 steekproefscholen namen er 438 (73%) ook deel aan de vijfde PRIMA-meting in 2002/03; 326 scholen (54%) namen zowel deel aan de vierde, vijfde als zesde meting. Binnen de referentiesteekproef van 420 scholen zijn er 303 (72%) die ook in 2002/03 deelna-men aan PRIMA en 215 (51%) die zowel in 2000/01 als in 2002/03 en 2004/05 deelnamen. Onder de 162 PRIMA-scholen die in 2004/05 voor het eerst deelnamen, zijn er overigens 25 die eerder wel aan aanverwant onderzoek op verzoek van een lokale opdrachtgever hadden deelge-nomen. 1.6 Omvang van de leerlingensteekproef Ten behoeve van de zesde PRIMA-meting hebben de 600 deelnemende basisscholen gegevens verstrekt over hun leerlingen in de groepen 2, 4, 6 en 8. In totaal bleek het te gaan om 58902 leerlingen; een gemiddelde van 98 leerlingen per school in de vier jaargroepen tezamen. In Ta-bel 1.6 is te zien hoeveel leerlingen per steekproef en jaargroep dit betreft. Ook is in de tabel opgenomen welk deel van hen ook deelnam aan de vijfde PRIMA-meting in 2002/03, uitge-splitst naar steekproef. Per definitie kan dit alleen betrekking hebben op de leerlingen die bij de vijfde meting in groep 4, 6 en 8 zaten. Leerlingen die in 2002/03 aan aanverwant onderzoek op verzoek van een lokale opdrachtgever hebben deelgenomen, zijn niet meegerekend.

Page 20: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

9

Tabel 1.6 – Totale aantal opgegeven leerlingen per jaargroep, en percentage daarvan dat be-kend is uit de vorige PRIMA-meting, naar steekproef referentiesteekproef aanvullende steekproef totale steekproef

n % in PRIMA5 n % in PRIMA5 n % in PRIMA5

groep 2 11380 0.0 4698 0.0 16060 0.0 groep 4 10698 62.3 4300 59.7 14997 61.5 groep 6 10076 67.7 3927 65.6 13998 67.2 groep 8 9886 71.2 3964 69.4 13847 70.7 totaal 42040 16889 58902

Het gemiddeld aantal opgegeven leerlingen in groep 2, 4, 6 en 8 op de scholen uit de referen-tiesteekproef is 100, terwijl op de scholen in de aanvullende steekproef gemiddeld 94 leerlingen zitten. In Tabel 1.6 valt verder op dat het percentage bekende leerlingen stijgt met de groep; vermoedelijk omdat in de lagere groepen relatief meer leerlingen naar het speciaal onderwijs worden verwezen of van school veranderen. Door ziekte, tussentijdse uitstroom of andere oorzaken hebben overigens niet alle door de scho-len opgegeven leerlingen uiteindelijk ook deelgenomen aan de toetsafnames van PRIMA. De verhoudingen tussen het totale aantal opgegeven leerlingen en het aantal leerlingen dat ten min-ste één toets (taal, rekenen of begrijpend lezen) heeft gemaakt, zijn in Tabel 1.7 weergegeven. Tabel 1.7 – Aantal leerlingen per jaargroep dat ten minste één toets heeft gemaakt en % ten opzichte van het totale aantal opgegeven leerlingen, naar steekproef

referentiesteekproef aanvullende steekproef totale steekproef

getoetste n % v. totaal getoetste n % v. totaal getoetste n % v. totaal

groep 2 10751 94.5 4259 91.0 15010 93.5 groep 4 10262 95.9 4027 93.7 14289 95.3 groep 6 9784 97.1 3697 94.3 13481 96.3 groep 8 9632 97.4 3715 93.8 13347 96.4 totaal 40429 96.2 15698 93.1 56127 95.3

Het percentage getoetste ten opzichte van opgegeven leerlingen ligt in de aanvullende steek-proef wat lager dan in de referentiesteekproef. Dat zou te maken kunnen hebben met een groter tussentijds verloop van leerlingen in eerstgenoemde steekproef, of met een groter aantal leerlin-gen daar dat op een te laag niveau verkeert om aan de toetsafnames mee te kunnen doen (bij-voorbeeld neven-instromers uit het buitenland).

Page 21: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

10

Page 22: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

11

2 Dataverzameling 2.1 Onderscheiden fasen en tijdsplanning In de dataverzameling ten behoeve van de zesde meting van het PRIMA-onderzoek is een vier-tal fasen te onderscheiden: de werving van deelnemende scholen aan het PRIMA-cohort, ge-combineerd met het opvragen van enkele administratieve gegevens (fase 1), de verzameling van aantallen, namen en enkele achtergrondgegevens van de leerlingen in de toetsgroepen (fase 2), de toetsafnames en gelijktijdige overige dataverzamelingen in groep 2, 4, 6 en 8 (fase 3), en ten slotte de verzameling van uitstroomgegevens groep 8 en tussentijdse instroom- en uitvalsgege-vens (fase 4). Al deze dataverzamelingen zijn standaard en kwamen ook in voorgaande PRIMA-metingen voor. In het kader van het speciale onderzoeksthema van de zesde PRIMA-meting (‘Zorgleerlingen op de basisschool’) vond er in fase 4 daarnaast een extra dataverzameling plaats bij de leerkrachten van alle toetsgroepen. De bijbehorende kalender staat hieronder vermeld. Elke fase wordt in de paragrafen hierna be-schreven. Kalender dataverzameling zesde PRIMA-meting fase 1: mei – oktober 2004 fase 2: september – december 2004 fase 3: januari – maart 2005 fase 4: mei – juni 2005 2.2 Fase 1: Benadering van scholen en opvragen van administratieve gegevens De eerste benadering van scholen was vooral bedoeld om hun bereidheid tot deelname te chec-ken, maar werd gecombineerd met het aanbieden van een kort vragenlijstje over een aantal ad-ministratieve zaken. Alle scholen die twee jaar eerder aan PRIMA5 hadden deelgenomen, ont-vingen al in mei 2004 deze vragenlijst. Zodoende kon in de zomervakantie op basis van hun respons worden geïnventariseerd hoeveel nieuwe scholen nog nodig waren; dat bleken er 162 te zijn. Nagegaan is wat de kenmerken moesten zijn van deze nieuwe scholen, in eerste instantie qua schoolscore en vervolgens ook zoveel mogelijk naar provincie, richting en urbanisatiegraad (zie ook paragraaf 1.4). Met het oog op de te verwachten hoge non-respons werd uit het depar-tementale bestand vervolgens een veelvoud van deze benodigde scholen geselecteerd en direct bij de start van het nieuwe schooljaar (augustus/september 2004) benaderd met dezelfde vragen-lijst als de reeds uit PRIMA5 bekende deelnemers. Zodra de vragenlijstjes ingevuld terugkwa-men van de scholen, werden zij ingevoerd in een computerbestand. Geregeld werd de stand van zaken ten aanzien van deelnemers en weigeraars opgemaakt.. Uiteindelijk is op deze manier het benodigde aantal van 600 scholen gehaald. Daartoe zijn in totaal wel circa 2200 scholen bena-derd; de 600 deelnemers van de vorige meting en daarnaast ruim 1600 nieuwe scholen. Dat

Page 23: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

12

betekent dat het responspercentage onder de nieuwe scholen ongeveer 10 procent bedraagt. Onder de bekende scholen ligt de respons veel hoger: 73 procent. 2.3 Fase 2: Verzameling van leerlinggegevens Zodra gebleken was dat een nieuwe school bereid was aan het onderzoek deel te nemen, werd een aantal zogenoemde groepsformulieren verstuurd met het verzoek om hierop in te vullen welke leerlingen in het lopende schooljaar in de even jaargroepen zaten. Per parallelgroep wer-den behalve de namen van die leerlingen ook enkele achtergrondkenmerken opgevraagd (zie hoofdstuk 3). Het was voor de scholen ook mogelijk deze gegevens geautomatiseerd aan te le-veren, mits zij gebruik maakten van het administratieprogramma ESIS-A. Alle scholen ontvin-gen daartoe behalve bovengenoemde formulieren ook een diskette. Aan de hand van een bijge-voegde gebruiksaanwijzing konden de scholen met een paar eenvoudige handelingen de ge-vraagde gegevens vanuit hun administratieprogramma op deze diskette zetten. Voor ESIS-A is gekozen, omdat dit programma door circa tweederde van alle basisscholen wordt gebruikt. De scholen die ook aan de vorige PRIMA-meting hadden deelgenomen, ontvingen een verge-lijkbaar groepsformulier voor groep 2. De gegevensverzameling per formulier voor de groepen 4, 6 en 8 verliep echter anders: de meeste leerlingen uit deze groepen waren immers al bekend van de vorige meting; toen zaten ze namelijk in groep 2, 4 en 6. Daarom werden op formulieren de namen van die bekende leerlingen al voorgedrukt, met het verzoek aan te geven of deze leer-lingen inderdaad normaal waren doorgestroomd. Van deze bekende leerlingen waren veel ach-tergrondgegevens al bekend, zodat op de nieuwe formulieren nog slechts enkele aanvullingen -hoefden te worden gemaakt. Van eventuele nieuwe leerlingen in deze groepen (niet bekend uit eerdere metingen) moesten natuurlijk wel nog alle gegevens worden opgegeven. De diskette die de bekende scholen ook ontvingen, was geheel gelijk aan die van de nieuwe scholen. Alle gegevens van de leerlingen in de even groepen konden daarmee worden ‘afgetapt’ uit het ESIS-administratiebestand van de scholen; ook die van de leerlingen die reeds bekend waren uit voorgaande metingen. Pas naderhand, bij de verwerking van de diskette-gegevens van de bekende scholen, werd de nieuwe informatie vergeleken met de bestanden van PRIMA5. Aldus kon worden nagegaan welke leerlingen ook twee jaar eerder aan het onderzoek hadden deelgenomen en welke leerlingen nieuw waren. Bij de verwerking van de opbrengst van fase 2 werd aan elke leerling die volgens de opgave van de scholen in de toetsgroepen zat, een uniek respondentnummer toegekend. In dit nummer was ook het schoolnummer en de jaargroep verwerkt. De namen en respondentnummers werden vervolgens voorgedrukt op alle instrumenten, toetsen en antwoordbladen die met betrekking tot deze leerlingen in fase 3 en 4 werden ingezet. Ook de directie- en leerkrachtvragenlijsten wer-den zodanig genummerd dat er geen twijfel kon ontstaan over de identiteit van de respondent. De school- en respondentnummers vormen ook de basis van de opgebouwde school- en leer-lingbestanden waarin alle in 2004/05 en eventueel ook in de jaren daarvoor verzamelde gege-vens zijn opgenomen.

Page 24: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

13

Fase 2 was in principe in december 2004 voltooid. Over bepaalde leerlingen bleken echter door de scholen niet alle achtergrondgegevens verstrekt te zijn. Voorzover het de gegevens betrof waarop de in PRIMA veelvuldig gehanteerde indeling naar sociaal-etnische achtergrond is ge-baseerd (zie hoofdstuk 3), is in fase 3 nog een poging gedaan deze informatie alsnog te verza-melen. De toetsleider kreeg daartoe een overzicht met de ontbrekende gegevens mee, dat de scholen alsnog konden aanvullen. 2.4 Fase 3: Toetsafnames en gelijktijdige overige dataverzameling Een belangrijk deel van de toetsen in het PRIMA-onderzoek is afkomstig uit het Cito-Leerlingvolgsysteem (zie ook hoofdstuk 4). Dat geldt voor de toetsen Taal voor Kleuters en Ordenen voor groep 2, de toetsen Rekenen/Wiskunde versie M4, M6 en M8 voor groep 4, 6 en 8, en de toetsen Begrijpend lezen deel 2 en deel 4 voor groep 6 en 8. Veel scholen gebruiken deze toetsen ook zelf, en dat heeft logischerwijs tot gevolg dat zij uitgesproken wensen hebben ten aanzien van de toetsafname en het toetsmoment. Binnen deze groep gebruikers is er boven-dien een groeiend aantal scholen dat de toetsscores van hun leerlingen invoert in het computer-programma van het Cito-LVS. Feitelijk zijn er dus drie groepen scholen: 1) scholen die de Cito-LVS-toetsen gebruiken en ook de scores invoeren in het bijbehorende computerprogramma, 2) scholen die wel de toetsen gebruiken, maar niet het computerprogramma, en 3) scholen die geen van beide gebruiken. Voor alle drie de groepen is een variant ontwikkeld met betrekking tot de afname van de Cito-LVS-toetsen in het kader van PRIMA6. De procedure ten aanzien van groep 1 was nieuw en gold als een experiment. De achterliggende overweging was dat veel dubbelwerk kon worden voorkomen als de Cito-LVS-toetsscores uit de computer van de school konden worden ‘afgetapt’ ten behoeve van het PRIMA-onderzoek.. De aftapprocedure hield in dat de betrokken school alle Cito-LVS-toetsen die in het PRIMA-onderzoek worden gebruikt, afnam zonder de aanwezigheid van de testleider. De school deed dat op een zelfgekozen tijdstip in de periode januari-maart, en maakte daarbij gebruik van eigen toetsmateriaal. Na de toetsafnames werden de toetsen nagekeken door de school zelf en de sco-res werden ingevoerd in het Cito-computerprogramma. Eind maart stuurde het ITS een diskette met behulp waarvan deze scores konden worden afgetapt uit dit systeem en beschikbaar kwa-men voor het PRIMA-onderzoek. Scholen in groep 2 namen eveneens zonder aanwezigheid van de toetsleider de Cito-toetsen af, op een zelfgekozen tijdstip in de periode januari-maart. Zij maakten echter gebruik van PRIMA-materiaal waarop de nummers en namen van leerlingen al waren aangebracht. Scholen die ko-zen voor deze procedure kregen begin januari dit materiaal aangeleverd van de toetsleider, sa-men met een uitgebreide schriftelijke instructie. Na afloop van de toetsafnames werd het toets-materiaal opgehaald en nakeken door het ITS. Op de scholen in groep 1 en 2 was de toetsleider uitsluitend aanwezig tijdens de afname van de overige toetsen (d.w.z. de Taaltoetsen voor groep 4, 6 en 8; deze zijn niet afkomstig uit het Cito-LVS) en de IQ-testen voor groep 4, 6 en 8. Op de scholen in groep 3 was de toetsleider gedurende een tevoren vastgestelde toetsperiode van enkele dagen aanwezig. In deze periode werden alle Cito- en overige toetsen afgenomen.

Page 25: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

14

Daarbij werd eveneens gebruik gemaakt van PRIMA-materiaal waarop de nummers en namen van leerlingen al waren aangebracht. Ook op deze scholen werden overigens de meeste toetsen en testen door de groepsleerkrachten afgenomen. De toetsleider diende als vraagbaak op de achtergrond en nam de toetsen en testen alleen af op uitdrukkelijk verzoek van de school (bij-voorbeeld in geval van combinatieklassen). Na afloop van de toetsafnames werd het toetsmate-riaal meegenomen door de testleider en nakeken door het ITS. Voorafgaande aan de toetsperiode op alle groepen scholen werden in een voorbereidend gesprek tussen toetsleider en team de procedures doorgenomen, afspraken gemaakt en eventueel materi-aal overgedragen. Tevens nam de toetsleider bij dit eerste bezoek de vragenlijsten mee voor de leerkrachten van groep 2, 4, 6 en 8 en de directie, alsmede de zogenaamde leerlingprofielen met vragen voor de leerkrachten over elke leerling in groep 2, 4, 6 en 8. Ten slotte werden ook de oudervragenlijsten voor de ouders van leerlingen in groep 2 bij dit eerste bezoek door de toets-leider achtergelaten, met het verzoek deze lijsten aan de leerlingen mee te geven. Ingevulde vragenlijsten werden aan het einde van de toetsperiode door de toetsleiders weer meegenomen. Vragenlijsten die nog niet waren ingevuld, konden de scholen per post later alsnog retourneren. De meeste toetsleiders die betrokken waren bij fase 3, hadden al eerder ervaring opgedaan met het PRIMA-onderzoek. Desondanks werden zij tevoren uitgebreid mondeling en schriftelijk geïnstrueerd. 2.5 Fase 4: Uitstroomformulieren, tussentijdse instroom- en uitvalformulieren, instrumen-ten zorgleerlingen De laatste fase in de dataverzameling van de zesde PRIMA-meting bestond uit vier schriftelijke onderdelen. De instrumenten werden in mei per post aan de PRIMA-scholen toegestuurd; ook de retournering door de scholen verliep per post. Het eerste onderdeel betrof de optisch inleesbare uitstroomformulieren groep 8, waarmee bij de leerkracht van groep 8 of eventueel bij de directeur informatie per leerling van groep 8 gevraagd werd over het schooladvies voor voortgezet onderwijs, de Cito-Eindtoetsscore en de vermoede-lijke VO-schoolkeuze. Het tweede onderdeel beoogde de oorzaken in kaart te brengen van tus-sentijds verschenen en verdwenen leerlingen: leerlingen die - bijvoorbeeld door verhuizen of doubleren - tussentijds zijn ingestroomd in de hogere groepen (4, 6 en 8) van de PRIMA-steekproef zonder dat hun voorgeschiedenis bij de PRIMA-administratie bekend is, of leerlin-gen die - om vergelijkbare redenen - juist zijn verdwenen uit de steekproef zonder dat in de PRIMA-administratie duidelijk is waar deze leerlingen zijn gebleven. Met behulp van deels voorgedrukte formulieren werden over al deze leerlingen de redenen van de tussentijdse in-stroom of uitval en de ontbrekende loopbaangegevens opgevraagd. De overige twee onderdelen van fase 4 waren in principe eenmalig en hadden betrekking op het speciale onderzoeksthema van PRIMA6, namelijk ‘Zorgleerlingen op de basisschool’. In dat kader zijn twee extra instru-menten ontwikkeld: een Formulier Zorgleerlingen en een Vignetteninstrument Zorgcapaciteit, beide in te vullen door leerkrachten van groep 2, 4, 6 en 8. Beide instrumenten waren optisch inleesbaar.

Page 26: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

15

2.6 Overzicht van de verzamelde data In de verschillende fasen van dataverzameling werd via diverse instrumenten en bronnen en op verschillende niveaus informatie verzameld. Zonder in details te treden, laten we in Figuur 2.1 de herkomst en het niveau van de verzamelde informatie zien. Figuur 2.1 – Verzamelde gegevens naar fase, instrument, bron en niveau Fase/Instrument Informatie verstrekt

door/verzameld bij Informatie(-niveau)

School Groep Leerling

Fase 1 wervingsvragenlijst directie deelnamebereidheid,

schoolkenmerken

Fase 2 groepsformulieren of ESIS-diskette

directie, administratie of leerkrachten groep 2, 4, 6 en 8

aantal groepen 2, 4, 6 en 8

groepsnamen, loca-ties groep 2, 4, 6 en 8

groep, naam, achtergrond- kenmerken

Fase 3

toets (voorbereidend) taal/rekenen

leerlingen groep 2, 4, 6, 8

toetsscores

toets begrijpend lezen leerlingen groep 6 en 8 toetsscores

IQ-testen leerlingen groep 4, 6 en 8

testscores

schoolwelbevinden vragenlijst

leerlingen groep 6 en 8 welbevinden, zelfvertrouwen en populariteit

leerlingprofielen leerkrachten groep 2, 4, 6 en 8

beoordeling, aanpak en bijzonderheden leerling

directievragenlijst directie kenmerken team, schoolpopulatie en onderwijsaanpak

leerkracht- vragenlijst groep 2 en groep 4, 6, 8

leerkrachten groep 2, 4, 6 en 8

kenmerken klas, leerkracht, onderwijs

oudervragenlijst ouders groep 2 kenmerken ouders, gezin, opvoeding

Fase 4

uitstroomformulieren groep 8

directie of leerkracht groep 8

uitstroomgegevens overgang VO

formulieren tussentijdse instroom en uitval

directie of administratie oorzaken tussentijdse in/uitstroom, school-loopbaangegevens

formulier zorgleerlingen

leerkrachten groep 2, 4, 6 en 8

aantal/typering zorgleerlingen, contac-ten ouders, beschikbare extra hulp

vignetteninstrument zorgcapaciteit

leerkrachten groep 2, 4, 6 en 8

indicatie van de orthopedagogische kwaliteit

Page 27: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

16

Over alle instrumenten op leerlingniveau wordt in het vervolg van dit rapport gerapporteerd, met uitzondering van de formulieren over tussentijdse instroom en uitval en de eenmalig afge-nomen instrumenten met betrekking tot de zorgleerlingen, waarover afzonderlijke rapportages zullen verschijnen. Over de vragenlijsten voor de leerkrachten en directies wordt eveneens een apart rapport gepubliceerd. 2.7 Rapportage aan de scholen De meeste deelnemende scholen hebben tweemaal een terugkoppeling ontvangen over de ver-zamelde resultaten van hun leerlingen. Een deel van de afgenomen toetsen is afkomstig uit het leerlingvolgsysteem van het Cito. Veel scholen gebruiken deze toetsen ook zelf, om de vorderingen van hun leerlingen te meten. Daar-om zijn de scores op deze toetsen binnen enkele weken na afname in de vorm van een zoge-naamde ‘versnelde terugrapportage’ teruggekoppeld naar de scholen die dat wensten. Voor zo-ver van toepassing (afhankelijk van de toets) bevatte deze versnelde rapportage behalve ruwe scores ook subtoets-scores en zogenaamde Cito-vaardigheidsscores per leerling. Een totale rapportage van alle toetsresultaten is naar de scholen verzonden vlak vóór de zomer-vakantie van 2005. In deze rapportage is veel aandacht besteed aan de prestaties van de leerlin-gen en de school in relatie tot leerlingen en scholen elders in het land met een vergelijkbare sociaal-etnische achtergrond. Ook van de leerlingprofielen en de schoolwelbevindenvragenlijst zijn in het ‘landelijk vergelijkend schoolrapport’ enkele resultaten opgenomen. 2.8 Taakverdeling tussen beide uitvoerende instituten Het PRIMA-onderzoek wordt door twee onderzoeksinstituten tezamen uitgevoerd. Tot nu toe is in dit rapport in het midden gelaten welk onderzoeksinstituut welk gedeelte van de beschreven werkzaamheden in het basisonderwijs nu precies heeft verricht. Tussen ITS en SCO-Kohnstamm Instituut zijn voorafgaand aan de zesde meting afspraken over de werkverdeling gemaakt. Aan de basis daarvan staat de verdeling van de PRIMA-basisscholen tussen de onderzoeksinsti-tuten naar regio. Deze verdeling komt er op neer dat het SCO-Kohnstamm Instituut verant-woordelijk was voor alle dataverzameling bij de betrokken basisscholen in de provincie Noord-Holland en in de stad Den Haag en het ITS overal elders in Nederland. Alle dataverzameling en -verwerking is in alle fasen door beide instituten afzonderlijk uitgevoerd met betrekking tot de eigen scholen. In dit veldwerkverslag is geen aandacht besteed aan de toetsafnames en andere dataverzamelin-gen die op lokaal niveau hebben plaatsgevonden in opdracht van schoolbesturen of gemeenten. Dat is gebeurd in het kader van de School Prestatie Metingen (SPM) van het ITS en het project PRIMA-plus van het SCO-Kohnstamm Instituut en staat daarmee buiten het PRIMA-cohort-onderzoek.

Page 28: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

Deel II De leerlinggegevens

Page 29: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

18

Page 30: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

19

3 Achtergronden van de leerlingen 3.1 Achtergronden van de leerlingen In deze paragraaf beschrijven we de samenstelling van de groep leerlingen die in het schooljaar 2004/05 aan het PRIMA-onderzoek heeft deelgenomen. Bij deze beschrijving maken we steeds een onderscheid tussen de totale steekproef en de referentiesteekproef. De achtergrondkenmerken van de leerlingen die in de tabellen worden gepresenteerd, zijn ver-strekt door de scholen (c.q. directies, leerkrachten, administratie), die daartoe enkele formu-lieren hebben ingevuld. In totaal zijn van 58902 leerlingen deze kenmerken bekend. Van deze groep heeft 95.3% ook aan de toetsafnames deelgenomen. In Tabel 3.1 staan allereerst enige kenmerken van de leerlingen zelf; deze zijn dus gebaseerd op de totale groep, inclusief degenen zonder toetsscores. De leeftijd is overigens berekend per 1 januari 2005. Uit Tabel 3.1 is op te maken dat de verschillende kenmerken betrekking hebben op een steeds wisselend aantal leerlingen. De vragen op de formulieren zijn dus niet allemaal even consequent ingevuld, met als gevolg dat we soms belangrijke achtergrondkenmerken moeten missen. Hier komen we later op terug in verband met de indeling van leerlingen naar hun sociaal-etnische achtergrond. Het verschil in de samenstelling van de referentiesteekproef en de totale steekproef wordt vooral zichtbaar bij het kenmerk wegingsfactor. De totale scholensteekproef bevat naast de referentiesteekproef een aanvullende steekproef van scholen met relatief veel leerlingen in achterstandssituaties, zodat het aandeel leerlingen uit de OAB-doelgroepen relatief groot is.

Page 31: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

20

Tabel 3.1 – Achtergrondkenmerken van de leerlingen, naar steekproef en jaargroep referentiesteekproef totale steekproef

2 4 6 8 totaal 2 4 6 8 totaal

maximaal aantal 11380 10698 10076 9886 42040 16060 14997 13998 13847 58902leerlingen

leeftijd (gem.) 5.8 7.9 10.0 12.0 8.8 5.8 8.0 10.0 12.0 8.8 n 11120 10553 9971 9814 41458 15731 14796 13881 13750 58158

sekse (%) jongens 51.0 49.8 49.6 50.5 50.3 51.4 49.5 49.4 50.1 50.1meisjes 49.0 50.2 50.4 49.5 49.7 48.6 50.5 50.6 49.9 49.9 n 11123 10532 9964 9812 41431 15735 14764 13860 13738 58097

verblijfsduur in Nederland (%)

< 1 jaar .1 .2 .1 .1 .1 .2 .3 .2 .2 .21-3 jaar .7 .9 .7 .7 .8 1.1 1.2 1.2 .9 1.14-5 jaar .9 .6 .7 .6 .7 2.3 1.2 1.2 1.0 1.4> 5 jaar .3 1.2 .9 1.4 .9 1.2 3.2 3.0 3.9 2.7altijd 97.9 97.1 97.5 97.2 97.4 95.3 94.1 94.5 94.0 94.5 n 10592 10194 9583 9518 39887 14947 14201 13317 13303 55768

gezinssamenstelling (%) vader en moeder 89.7 91.3 91.2 91.1 90.8 87.2 89.1 89.2 88.7 88.5alleen moeder 8.5 7.0 7.0 7.1 7.4 10.9 9.2 9.2 9.6 9.8alleen vader .4 .6 .6 .8 .6 .5 .7 .6 .9 .7anders/onbekend 1.4 1.2 1.2 1.0 1.2 1.3 1.0 1.0 .8 1.1 n 11096 10547 9959 9805 41407 15664 14788 13855 13726 58033

OAB-wegingsfactor (%) 0.00 72.3 72.3 71.9 70.4 71.8 59.5 59.7 59.5 57.9 59.10.25 12.5 12.6 13.7 15.7 13.6 13.7 13.3 14.9 16.9 14.70.40 .1 .1 .1 .1 .1 .1 .1 .1 .0 .10.70 .2 .2 .3 .3 .2 .3 .3 .3 .3 .30.90 14.9 14.7 14.0 13.6 14.3 26.4 26.6 25.2 24.9 25.8 n 10707 10257 9686 9621 40271 15070 14354 13478 13460 56362

Het kenmerk ‘OAB-wegingsfactor’ is gebaseerd op enkele achtergrondgegevens van de ouders van de leerling, met name hun etnische herkomst, opleiding en beroep. De 0.00-leerlingen zijn leerlingen zonder achterstanden die het gevolg zijn van sociaal-economische en culturele facto-ren, de 0.25-leerlingen zijn de autochtone achterstandsleerlingen, de 0.40-leerlingen zijn schip-perskinderen, 0.70-leerlingen zijn kinderen van reizende en trekkende ouders, en 0.90-leerlingen zijn allochtone achterstandsleerlingen. Specifieke gegevens hierover zijn weergege-ven in de volgende tabellen. Tabel 3.2 bevat informatie omtrent het geboorteland van beide ou-ders.

Page 32: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

21

Tabel 3.2 – Geboorteland van de ouders, naar steekproef en jaargroep (in %)

referentiesteekproef totale steekproef

2 4 6 8 totaal 2 4 6 8 totaal

geboorteland vader Nederland 83.1 83.1 83.9 84.1 83.5 71.3 71.1 72.7 72.7 71.9 Suriname 1.4 1.5 1.6 1.6 1.5 2.0 2.1 2.1 2.2 2.1 Antillen .6 .4 .4 .4 .5 .8 .6 .7 .6 .7 Molukken .0 .0 .1 .1 .0 .1 .1 .1 .2 .1 Turkije 4.8 4.6 4.6 4.7 4.6 8.7 8.9 8.3 8.5 8.6 Marokko 4.1 4.2 3.7 3.6 3.9 8.1 8.3 7.6 7.4 7.9 Griekenland .1 .1 .1 .1 .1 .1 .1 .1 .1 .1 Spanje .1 .1 .1 .1 .1 .1 .1 .1 .1 .1 Italië .2 .2 .2 .1 .2 .2 .2 .2 .2 .2 Portugal .1 .0 .1 .1 .1 .1 .1 .1 .1 .1 voormalig Joegoslavië .5 .5 .4 .5 .5 .6 .8 .6 .7 .7 China .3 .3 .3 .2 .3 .4 .4 .4 .4 .4 Vietnam .2 .2 .3 .2 .2 .3 .3 .3 .3 .3 overige landen 4.6 4.9 4.5 4.4 4.6 7.2 7.1 6.6 6.5 6.9 n 10231 9929 9374 9225 38759 14158 13631 12793 12630 53212

geboorteland moeder Nederland 81.7 82.2 82.4 83.3 82.4 70.2 70.0 71.3 71.9 70.8 Suriname 1.8 1.9 2.3 2.0 2.0 2.6 2.7 2.8 2.9 2.8 Antillen .9 .8 .8 .8 .8 1.1 1.1 1.2 1.0 1.1 Molukken .0 .0 .1 .0 .0 .1 .1 .1 .2 .1 Turkije 4.5 4.4 4.2 4.3 4.3 8.0 8.3 7.8 8.0 8.0 Marokko 4.2 4.1 3.5 3.5 3.9 8.0 8.0 7.2 7.2 7.6 Griekenland .0 .0 .0 .0 .0 .0 .0 .0 .1 .0 Spanje .1 .1 .1 .1 .1 .2 .1 .1 .2 .1 Italië .1 .0 .1 .1 .1 .1 .1 .1 .1 .1 Portugal .0 .0 .1 .1 .1 .1 .1 .1 .1 .1 voormalig Joegoslavië .5 .5 .5 .5 .5 .7 .8 .7 .6 .7 China .3 .3 .3 .2 .3 .4 .4 .4 .4 .4 Vietnam .2 .3 .3 .2 .3 .3 .3 .3 .3 .3 overige landen 5.6 5.3 5.3 4.8 5.3 8.2 8.0 7.8 6.9 7.8 n 10885 10358 9783 9609 40635 15335 14502 13623 13448 56908

Ook uit Tabel 3.2 blijkt het verschil tussen de referentiesteekproef en de totale steekproef: in de totale steekproef bevinden zich circa 12% meer leerlingen wier ouders niet in Nederland gebo-ren zijn dan in de referentiesteekproef. Relatief veel allochtone ouders zijn geboren in Turkije, Marokko en Suriname; daarnaast is de categorie ‘overige landen’ redelijk sterk gevuld. De aan-tallen leerlingen die in de tabel vermeld staan, kunnen worden afgezet tegen het maximale aan-tal leerlingen in Tabel 3.1. Dan wordt duidelijk dat van ongeveer 96% van alle leerlingen het geboorteland van ten minste een van de ouders bekend is. Behalve naar geboorteland is op de formulieren ook gevraagd naar het opleidingsniveau van de ouders. Het ging daarbij niet om gedetailleerde gegevens, maar om een inschatting van het niveau. Gekozen kon worden uit vier niveaus: maximaal lager onderwijs, maximaal lager beroepsonderwijs, maximaal middelbaar

Page 33: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

22

beroepsonderwijs (inclusief MAVO, HAVO, VWO), of een HBO/WO-opleiding. In Tabel 3.3 staan de verdelingen. Tabel 3.3 - Opleidingsniveau van de ouders, naar steekproef en jaargroep (in %) referentiesteekproef totale steekproef

2 4 6 8 totaal 2 4 6 8 totaal

opleiding vader max. LO 7.5 7.3 7.2 7.3 7.3 13.5 13.6 13.1 13.4 13.4 max. LBO 28.8 29.5 31.0 32.8 30.5 30.3 30.7 32.5 34.5 32.0 max. MBO 37.2 35.7 35.3 33.9 35.6 33.7 32.3 31.7 30.3 32.0 HBO/WO 26.5 27.5 26.5 25.9 26.6 22.5 23.3 22.7 21.9 22.6

n 9629 9313 8803 8732 36477 13352 12878 12124 12042 50396

opleiding moeder max. LO 9.1 8.9 9.0 9.1 9.0 16.5 16.7 16.5 16.9 16.7 max. LBO 25.0 24.9 26.1 28.6 26.1 26.3 26.4 28.0 30.0 27.6 max. MBO 42.5 43.3 42.0 40.1 42.0 37.6 38.0 36.6 34.8 36.8 HBO/WO 23.5 22.9 22.9 22.3 22.9 19.6 18.9 19.0 18.3 18.9 n 10398 9856 9327 9230 38811 14700 13908 13102 13014 54724

Uit Tabel 3.3 wordt duidelijk dat we van bijna 90% van de leerlingen beschikken over het oplei-dingsniveau van ten minste een van de ouders. Overigens betekent het feit dat er minder ‘vader-gegevens’ zijn dan ‘moeder-gegevens’ niet per definitie dat de vader-gegevens niet zijn ver-strekt. In veel gevallen heeft dat er mee te maken dat het kind opgroeit in een eenoudergezin, en dat zijn in meerderheid gezinnen zonder vader. 3.2 Sociaal-etnische achtergrond In het PRIMA-onderzoek wordt naast de wegingsfactor nog een andere, gedetailleerdere maat voor sociaal-etnische achtergrond gehanteerd. Aan de basis daarvan staan de in Tabel 3.2 en Tabel 3.3 weergegeven kenmerken herkomstland en opleiding van de ouders. Bij de bepaling van deze variabele wordt in principe gebruik gemaakt van de gegevens van beide ouders. Alleen wanneer het een eenoudergezin betreft, wordt uitgegaan van de gegevens van de ene, wel aan-wezige ouder. Bij het herkomstland van de ouders is het herkomstland van de vader als vertrek-punt genomen. De op basis van deze gegevens geconstrueerde variabele ‘sociaal-etnische ach-tergrond’ kan de volgende waarden aannemen: 1. beide ouders hebben maximaal een LBO-opleiding en zijn van Turkse of Marokkaanse her-

komst; 2. beide ouders hebben maximaal een LBO-opleiding en zijn afkomstig uit andere landen dan

Nederland, Turkije of Marokko (overig allochtonen); 3. beide ouders hebben maximaal een LBO-opleiding en zijn van Nederlandse herkomst (au-

tochtoon); 4. de hoogst opgeleide ouder heeft maximaal een MBO-opleiding;

Page 34: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

23

5. de hoogst opgeleide ouder heeft een opleiding op HBO- of WO-niveau. Bij de eerste drie categorieën speelt de etnische herkomst, i.c. het geboorteland, dus wel een rol, maar bij de twee hoogste categorieën niet meer. De verdeling van de categorieën staat in Tabel 3.4. Tabel 3.4 – Sociaal-etnische achtergrond, naar steekproef en jaargroep (in %) referentiesteekproef totale steekproef

2 4 6 8 totaal 2 4 6 8 totaal

max LBO, Tu/Ma 5.6 5.8 5.5 5.7 5.6 11.2 11.9 11.3 11.9 11.6 max LBO, ov. all. 3.8 3.7 4.2 3.9 3.9 6.4 6.5 6.6 6.5 6.5 max LBO, aut. 15.3 15.0 15.8 17.3 15.8 15.6 15.1 16.5 18.0 16.2 max MBO 41.5 41.3 40.7 39.8 40.9 38.3 37.8 37.1 36.0 37.3 HBO/WO 33.9 34.3 33.8 33.2 33.8 28.5 28.8 28.5 27.6 28.4 n 10513 9971 9446 9360 39290 14850 14067 13252 13187 55356

Uit vergelijking van de aantallen in Tabel 3.4 met die in Tabel 3.1 wordt duidelijk dat we 2750 (6.5%) leerlingen uit de referentiesteekproef en 2802 (4.8%) leerlingen uit de totale steekproef niet kunnen onderbrengen in een van de sociaal-etnische achtergrondcategorieën. Om na te gaan of er eventueel sprake is van selectieve uitval hebben we deze achtergrondcategorieën afgezet tegen de OAB-wegingsfactor (vgl. Tabel 3.1). Hieruit bleek dat binnen de totale steekproef van 3.6% van de 0.00-leerlingen de achtergrond ontbrak; voor de 0.25- en 0.90-leerlingen ging het om 1.2, respectievelijk 6.6%. Binnen de referentiesteekproef betrof het achtereenvolgens 4.0, 1.2 en 10.3%. In beide steekproeven is de non-respons onder de niet-achterstandsleerlingen (0.00) en de allochtone achterstandsleerlingen (0.90) het hoogst. De non-respons onder de au-tochtone achterstandskinderen is betrekkelijk laag.

Page 35: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

24

Page 36: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

25

4 De taal-, reken- en leestoetsen 4.1 Inleiding Sinds de derde meting van het PRIMA-onderzoek zijn voor dit onderzoek hoofdzakelijk toetsen uit Cito-leerlingvolgsysteem (Cito-LVS) afgenomen. Paragraaf 4.2 bevat een beknopte be-schrijving van de gehanteerde toetsen. In de paragrafen daarna wordt ingegaan op de respons op deze toetsen en de behaalde scores door diverse groepen en steekproeven in PRIMA6. 4.2 De taal-, reken- en leestoetsen In Figuur 4.1 staat per jaargroep weergegeven welke toetsen in de zesde PRIMA-meting zijn afgenomen en hoeveel items elke toets telt. De cursivering betekent dat de toets afkomstig is uit het Cito-LVS. Figuur 4.1 – Overzicht afgenomen toetsen met tussen [ ] het aantal opgaven per toets taal rekenen lezen

groep 2 Taal voor kleuters (56) Ordenen oudste kleuters [42] -

groep 4 PRIMA-taal [60] Rekenen / Wiskunde M4 [58] -

groep 6 PRIMA-taal [65] Rekenen /Wiskunde M6 [115] Begrijpend lezen 2 (deel 1 en 2 of deel 1 en 3) [50]

groep 8 PRIMA-taal [64] Rekenen / Wiskunde M8 [120] Begrijpend lezen 4 (deel 1 en 2 of deel 1 en 3) [50]

Al eerder is het via een kalibratie-onderzoek mogelijk gemaakt dat de behaalde ruwe scores op de Begrippentoets worden omgezet naar PRIMA-taalvaardigheidsscores, die op dezelfde schaal liggen als de scores op de PRIMA-taaltoetsen in groep 4, 6 en 8. Wij verwijzen - ook voor deze laatste toetsen - dan ook naar eerdere PRIMA-rapportages en naar de kalibratie-rapportage van Vierke (1995). Om de eenheid van de schaal over de groepen 2, 4, 6 en 8 intact te houden, is de toets Taal voor Kleuters op dezelfde schaal gebracht als de Begrippentoets. Hierdoor blijven de vaardigheidsscores in groep 2 vergelijkbaar met eerdere metingen en met de behaalde taalscores in de groepen 4, 6 en 8. Een verslag van dit kalibratie-onderzoek is in 2004 verschenen (Vierke, 2004). Veel scholen nemen de toetsen uit het Cito-LVS zelf af en slaan de scores in het LVS-computerprogramma op. Het programma kan deze scores op een eenvoudige manier exporteren. Om na te gaan of op deze scholen de afname van de LVS-toetsen kan vervallen en in plaats daarvan de scores uit het computerprogramma kunnen worden gebruikt, is bij wijze van expe-

Page 37: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

26

riment aan een veertigtal scholen het voorstel gedaan de scores te exporteren en naar de onder-zoekers op te sturen. De gegevensexport is zonder noemenswaardige problemen gelukt, en de daarmee verkregen gegevens waren goed bruikbaar. Een probleem deed zich voor bij de toets Taal voor kleuters: in het programma is alleen de Cito-vaardigheidsscore van deze toets opgeslagen. Voor het bereke-nen van de PRIMA-taalvaardigheidsscores zijn echter de afzonderlijke itemscores nodig. Om toch deze vaardigheidsscore te kunnen berekenen hebben we de ruwe score bepaald en vervol-gens middels een regressie-analyse de coëfficiënten berekend om deze ruwe score om te kunnen zetten naar de PRIMA-taalvaardigheidsscore. De formule hiervoor ziet er als volgt uit: PRIMA-taalvaardigheid=(ruwe score * 3.994)+810.1 Voor (voorbereidend) rekenen in groep 2 werd de toets Ordenen voor de oudste kleuters ge-bruikt. Ook deze toets werd al bij vorige PRIMA-metingen ingezet. De toets is rond drie orde-ningsprincipes opgebouwd: - classificeren: bij elkaar horende voorwerpen bij elkaar plaatsen; - seriëren: groepjes voorwerpen op bepaalde kenmerken rangschikken; - vergelijken en tellen: het aantal of de volgorde in een reeks voorwerpen bepalen. Na het reeds aangehaalde kalibratie-onderzoek was het mogelijk de scores op de toets Ordenen om te zetten naar PRIMA-rekenvaardigheidsscores, die op dezelfde schaal lagen als de scores op de PRIMA-rekentoetsen voor groep 4, 6 en 8. Bij de derde PRIMA-meting zijn deze laatste rekentoetsen echter vervangen door andere toetsen. Daarom zijn de ruwe scores op de toets Ordenen vanaf de derde PRIMA-meting omgezet naar vaardigheidsscores via de tabel in de Cito-handleiding. Deze scores worden in het vervolg van dit rapport gehanteerd als het gaat om de rekenscores van groep 2. Er is dus sprake van een schaalbreuk tussen de rekenscores van groep 2 en van de hogere groepen. Als rekentoets voor groep 4, 6 en 8 zijn de zogenaamde medio-versies voor deze leerjaren van de toets Rekenen/Wiskunde uit het Cito-LVS afgenomen. Deze toets is ontwikkeld om de alge-mene rekenvaardigheid te meten in de groepen 3 tot en met 8. In de lagere groepen is sprake van een ‘geleide’ toets (de opgaven worden dus voorgelezen door de afname-leider) die bestaat uit twee delen van elk circa 45 minuten. De toetsen voor groep 6 en 8 bestaan uit drie delen van elk circa 45 minuten die de leerlingen zelfstandig doorwerken. De toetsen bevatten veel open vra-gen. Voor het PRIMA-onderzoek moesten de toetsen daarom eerst worden nagekeken, waarna de scores vanaf de opgavenboekjes (groep 4) of antwoordbladen (groep 6 en 8) werden overge-bracht naar een databestand. Er bestaat een gekalibreerde schaal voor alle LVS-toetsen Reke-nen/Wiskunde van het Cito. Vanaf groep 6 is er in principe sprake van twee subschalen: Getal-len & Bewerkingen naast Meten, Tijd & Geld. Het is echter ook mogelijk om vaardigheidssco-res voor de totale toets te berekenen. De omzetting van ruwe scores tot deze vaardigheidsscores voor rekenen-totaal - die in dit rapport worden gehanteerd - is gebeurd aan de hand van gege-vens die het Cito heeft verstrekt. In groep 6 en 8 zijn ook deel 2 respectievelijk 4 van de toets Begrijpend lezen afgenomen, even-eens afkomstig uit het Cito-LVS. Deze toets bestaat voor beide leerjaren uit een algemeen deel voor alle leerlingen, gevolgd door een optioneel gedeelte: de betere leerlingen maken een moei-lijker vervolgdeel dan de zwakkere leerlingen. In PRIMA3 is destijds besloten om bij alle leer-

Page 38: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

27

lingen het eerste deel plus het makkelijkste vervolgdeel af te nemen. In PRIMA5 is de toets Begrijpend lezen echter geheel volgens de regels afgenomen: afhankelijk van hun score op het eerste deel werd aan de leerlingen deel 2 òf deel 3 voorgelegd. De leestoetsen bevatten uitslui-tend multiple-choice opgaven; de leerlingen van groep 6 en 8 hebben hun antwoorden op op-tisch inleesbare antwoordbladen ingevuld. De ruwe scores zijn omgezet in vaardigheidsscores volgens de tabellen uit de Cito-handleiding. 4.3 Respons In totaal namen 58902 leerlingen deel aan de vijfde meting van PRIMA; dit zijn de leerlingen waarvan de scholen bij aanvang van het schooljaar hebben gemeld dat de leerlingen in de be-treffende klassen zaten. Van al deze leerlingen zijn - in principe - ook de achtergrondkenmerken bekend die door de scholen (directies, administraties) zijn verstrekt en zijn opgeslagen in het administratiebestand. Ten opzichte van deze groep heeft 95.3% (56127) van de leerlingen ook de toetsen gemaakt. Dit betekent dat van 4.7% van de leerlingen geen toetsgegevens bekend zijn. Dit kan onder meer te maken hebben met absentie door ziekte, of door tussentijdse verhui-zingen. Om na te gaan of er eventueel sprake is van selectieve uitval hebben we de feitelijke verdeling van de sociaal-etnische achtergrond in het administratiebestand afgezet tegen de verdeling in het toetsbestand. Deze verdelingen geven we in Tabel 4.1, waarbij we een uitsplitsing hebben ge-maakt naar totale steekproef en referentiesteekproef. In de tabel staan alleen de leerlingen waar-van de sociaal-etnische achtergrond bekend is. Tabel 4.1 – Respons op de taal-, reken- en leestoetsen, naar steekproef en sociaal-etnische ach-tergrond (in %)

referentiesteekproef totale steekproef

verdeling respons verdeling respons

LBO Tu/Ma 5.6 5.7 11.6 11.5 LBO ov. all. 3.9 3.8 6.5 6.2 LBO aut. 15.8 15.7 16.2 16.1 MBO 40.9 41.0 37.3 37.6 HBO/WO 33.8 33.9 28.4 28.6 n 39290 37820 55356 52812

Zoals uit de hoge deelname aan de toetsen verwacht mag worden, zijn de verschillen tussen feitelijke verdeling en respons uitermate klein. Zowel in de referentiesteekproef als ook in de totale steekproef is het verschil hoogstens .1 à .3 %-punten. Dit komt overeen met de in eerdere metingen gevonden responsverdelingen.

Page 39: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

28

4.4 De taal-, reken- en leesvaardigheid In Tabel 4.2 worden eerst de gemiddelde scores op taal, rekenen en begrijpend lezen per jaar-groep weergegeven; daarna volgt in Tabel 4.3, 4.4 en 4.5 een uitsplitsing van deze gemiddelden naar sociaal-etnische achtergrond, en in Tabel 4.6, 4.7 en 4.8 een uitsplitsing naar geslacht. De gemiddelden in de eerste tabel zijn gebaseerd op alle leerlingen; de totaalgemiddelden in de laatste vier tabellen zijn gebaseerd op die leerlingen, van wie het betreffende achtergrondgege-ven - sociaal-etnische achtergrond, respectievelijk geslacht - bekend is (dus exclusief de ‘mis-sings’ op die variabele). Tabel 4.2 – Vaardigheidsscores taal, rekenen en begrijpend lezen, naar steekproef en jaargroep

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

taal groep 2 986.0 32.8 10604 982.1 33.5 14787 groep 4 1048.6 35.3 9929 1044.0 36.4 13806 groep 6 1082.1 33.3 9451 1078.4 33.2 13001 groep 8 1118.3 36.6 9300 1114.2 36.4 12855 rekenen groep 2 55.7 13.4 10533 54.7 13.4 14685 groep 4 67.2 10.1 9978 66.1 10.3 13847 groep 6 95.0 10.2 9290 94.1 10.4 12817 groep 8 117.2 9.7 8963 116.6 9.6 12428 lezen groep 6 37.1 15.0 9364 35.6 15.0 12926 groep 8 56.0 16.6 9068 54.3 16.6 12650

Page 40: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

29

Tabel 4.3 – Vaardigheidsscores taal, naar steekproef, jaargroep en sociaal-etnische achter-grond referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 LBO Tu/Ma 955.6 28.0 542 958.3 29.3 1510 LBO ov. all. 961.7 33.3 358 962.9 31.6 822 LBO aut. 980.3 29.6 1480 979.3 30.1 2115 MBO 988.1 31.7 4125 985.5 32.6 5345 HBO/WO 995.3 31.3 3308 993.8 31.8 3911 totaal 986.6 32.8 9813 982.6 33.5 13703

groep 4 LBO Tu/Ma 1013.3 30.8 535 1014.1 30.3 1532 LBO ov. all. 1024.7 33.8 326 1026.0 33.0 802 LBO aut. 1041.7 32.3 1364 1041.7 33.2 1915 MBO 1049.1 33.3 3862 1046.7 34.4 4970 HBO/WO 1058.8 33.5 3225 1057.2 34.3 3802 totaal 1048.4 35.0 9312 1043.9 36.2 13021

groep 6 LBO Tu/Ma 1049.9 25.0 484 1053.8 26.3 1401 LBO ov. all. 1063.5 29.1 362 1063.5 28.0 784 LBO aut. 1072.9 28.8 1396 1071.2 28.9 2004 MBO 1082.1 30.5 3623 1080.4 30.6 4605 HBO/WO 1094.5 34.0 3055 1093.4 34.0 3583 totaal 1082.4 33.3 8920 1078.6 33.2 12377

groep 8 LBO Tu/Ma 1085.7 28.8 514 1088.5 27.5 1475 LBO ov. all. 1097.3 30.9 335 1096.6 29.8 772 LBO aut. 1108.2 31.4 1512 1107.3 31.2 2174 MBO 1118.1 34.3 3533 1116.7 34.7 4458 HBO/WO 1132.0 36.9 2951 1130.8 37.0 3422 totaal 1118.4 36.5 8845 1114.3 36.3 12301

Page 41: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

30

Tabel 4.4 - Vaardigheidsscores rekenen, naar steekproef, jaargroep en sociaal-etnische achter-grond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 LBO Tu/Ma 48.1 10.4 556 48.5 11.0 1529 LBO ov. all. 48.6 12.3 349 49.5 12.6 813 LBO aut. 52.9 12.1 1475 52.5 11.9 2114 MBO 55.8 13.0 4086 55.3 13.1 5296 HBO/WO 59.2 14.1 3274 59.0 14.2 3878 totaal 55.8 13.5 9740 54.8 13.5 13630

groep 4 LBO Tu/Ma 60.8 9.9 521 60.6 9.9 1497 LBO ov. all. 61.3 10.0 321 61.4 9.8 797 LBO aut. 64.4 9.7 1371 64.1 9.8 1940 MBO 67.2 10.0 3869 66.6 10.1 4972 HBO/WO 69.8 9.5 3241 69.5 9.6 3821 totaal 67.1 10.1 9323 66.1 10.3 13027

groep 6 LBO Tu/Ma 88.3 9.4 452 89.2 10.0 1345 LBO ov. all. 89.3 11.2 342 90.4 11.3 746 LBO aut. 92.2 9.7 1346 91.4 9.7 1975 MBO 95.0 9.8 3566 94.5 9.9 4533 HBO/WO 98.1 9.6 3009 97.8 9.8 3545 totaal 95.0 10.2 8715 94.1 10.4 12144

groep 8 LBO Tu/Ma 112.3 8.9 444 113.3 8.7 1380 LBO ov. all. 113.8 9.4 303 113.6 9.4 723 LBO aut. 113.9 9.3 1462 113.6 9.1 2096 MBO 117.0 9.3 3382 116.8 9.3 4293 HBO/WO 120.2 9.6 2904 120.1 9.5 3368 totaal 117.2 9.7 8495 116.6 9.6 11860

Page 42: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

31

Tabel 4.5 – Vaardigheidsscores lezen, naar steekproef, jaargroep en sociaal-etnische achter-grond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 6

LBO Tu/Ma 23.4 11.4 449 25.4 11.9 1365 LBO ov. all. 29.2 13.2 334 29.9 13.2 740 LBO aut. 31.9 13.3 1387 31.4 13.3 2014 MBO 36.5 13.8 3605 35.9 13.9 4592 HBO/WO 43.3 14.8 3026 42.8 14.9 3563 totaal 37.2 15.0 8801 35.6 15.0 12274

groep 8 LBO Tu/Ma 43.9 14.5 452 44.9 14.3 1399 LBO ov. all. 48.5 15.2 331 47.7 14.8 773 LBO aut. 49.2 14.3 1499 48.8 14.4 2171 MBO 55.0 15.5 3434 54.5 15.6 4369 HBO/WO 63.2 16.1 2908 62.6 16.4 3398 totaal 55.9 16.6 8624 54.2 16.6 12110

Tabel 4.6 – Vaardigheidsscores taal, naar steekproef, jaargroep en geslacht

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 jongens 983.6 32.7 5274 979.8 33.5 7417 meisjes 988.8 32.7 5094 984.6 33.4 7072 totaal 986.2 32.8 10368 982.2 33.6 14489

groep 4 jongens 1046.5 34.4 4865 1042.2 35.8 6711 meisjes 1050.5 35.8 4928 1045.7 36.8 6898 totaal 1048.5 35.2 9793 1044.0 36.4 13609

groep 6 jongens 1080.1 33.0 4617 1076.6 32.8 6360 meisjes 1084.0 33.4 4746 1080.1 33.5 6532 totaal 1082.1 33.2 9363 1078.4 33.2 12892

groep 8 jongens 1118.0 36.8 4668 1113.9 36.3 6411 meisjes 1118.7 36.3 4573 1114.6 36.5 6359 totaal 1118.4 36.6 9241 1114.3 36.4 12770

Page 43: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

32

Tabel 4.7 – Vaardigheidsscores rekenen, naar steekproef, jaargroep en geslacht

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 jongens 55.2 13.5 5232 54.3 13.4 7358 meisjes 56.3 13.3 5064 55.2 13.4 7031 totaal 55.8 13.4 10296 54.7 13.4 14389

groep 4 jongens 68.8 9.7 4896 67.8 10.0 6729 meisjes 65.5 10.3 4941 64.4 10.4 6919 totaal 67.2 10.1 9837 66.1 10.3 13648

groep 6 jongens 96.5 9.9 4555 95.6 10.0 6291 meisjes 93.6 10.3 4632 92.5 10.5 6400 totaal 95.0 10.2 9187 94.1 10.4 12691

groep 8 jongens 118.4 9.7 4540 117.8 9.6 6244 meisjes 116.0 9.5 4359 115.3 9.5 6092 totaal 117.2 9.7 8899 116.6 9.6 12336

Tabel 4.8 – Vaardigheidsscores lezen, naar steekproef, jaargroep en geslacht

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 6 jongens 36.2 15.2 4554 34.7 15.1 6291 meisjes 38.0 14.8 4720 36.4 14.8 6526 totaal 37.1 15.0 9274 35.6 15.0 12817

groep 8 jongens 54.6 16.5 4544 52.9 16.5 6293 meisjes 57.4 16.5 4467 55.7 16.6 6277 totaal 56.0 16.6 9011 54.3 16.6 12570

Page 44: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

33

5 De intelligentietests 5.1 De intelligentietests Voor de intelligentietests is gebruik gemaakt van bestaand materiaal dat destijds is ontwikkeld ten behoeve van de Landelijke Evaluatie van het Onderwijsvoorrangsbeleid (LEO; de voorgan-ger van het Onderwijsachterstandenbeleid). De indertijd door het RION ontwikkelde intelligen-tietests bestaan uit vijf onderdelen: figuren samenstellen, exclusie, getallenreeksen, categorieën en analogieën. Voor het PRIMA-onderzoek is alleen gebruik gemaakt van de non-verbale on-derdelen ‘figuren samenstellen’ en ‘exclusie’. Ook deze tests zijn tijdens een vooronderzoek op hun psychometrische eigenschappen onderzocht (Driessen, Van Langen & Oudenhoven, 1994). Op basis hiervan zijn enkele items uit de oorspronkelijke tests verwijderd. De intelligentietests zijn alleen in de groepen 4, 6 en 8 afgenomen. Testafname van een geëigende test is in groep 2 achterwege gebleven teneinde deze leerlingen niet te veel te belasten. 5.2 Respons In totaal namen 42842 leerlingen uit de groepen 4, 6 en 8 deel aan de zesde meting van PRIMA; dit zijn de leerlingen uit het administratiebestand. Ten opzichte van deze groep heeft 86.5% van de leerlingen ook de intelligentietests gemaakt. Om na te gaan of er eventueel sprake is van selectieve uitval hebben we de verdeling van de sociaal-etnische achtergrond in het administra-tiebestand afgezet tegen de verdeling in het bestand met de testresultaten. Deze verdelingen geven we in Tabel 5.1, met daarbij een uitsplitsing naar totale steekproef en referentiesteek-proef. In de tabel staan alleen de leerlingen waarvan de sociaal-etnische achtergrond bekend is. Tabel 5.1 - Respons op de intelligentietests, naar steekproef en sociaal-etnische achtergrond (in %) referentiesteekproef totale steekproef

verdeling respons verdeling respons

LBO Tu/Ma 5.6 6.0 11.7 12.2 LBO ov. all. 3.9 3.9 6.5 6.3 LBO aut. 16.0 15.7 16.5 16.1 MBO 40.6 40.4 37.0 37.0 HBO/WO 33.8 33.8 28.3 28.3

n 28777 25013 40506 35122

De verschillen in sociaal-etnische achtergrond tussen verdeling en respons zijn uitermate klein. In de referentiesteekproef is het verschil maximaal .4 %-punten. In de totale steekproef is het verschil maximaal .5 %-punten.

Page 45: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

34

Behalve naar de respons ten opzichte van de administratiesteekproef, hebben we ook gekeken naar de respons met betrekking tot het toetsbestand. Uit deze analyses bleek dat 90.0% van de 41117 in groep 4, 6 en 8 getoetste leerlingen ook de intelligentietests heeft gemaakt. Daarnaast zijn er ook nog 51 leerlingen die weliswaar de intelligentietests hebben gemaakt, maar niet aan de toetsafname hebben deelgenomen. Voor de hierna te beschrijven analyses nemen we ook deze laatstgenoemde groep mee; in totaal betreft het 37040 leerlingen. 5.3 Intelligentiescores In Tabel 5.2 presenteren we allereerst per jaargroep de gemiddelde totaalscores op de intelligen-tietest, apart voor de referentiesteekproef en de totale steekproef. Daarna worden in Tabel 5.3 en 5.4 deze scores verder uitgesplitst naar sociaal-etnische achtergrond, respectievelijk geslacht. Omdat deze tests niet zijn gekalibreerd (zoals dat bij de taal- en rekentoetsen wel is gebeurd), is een vergelijking tussen de jaargroepen niet mogelijk. Ook hier geldt dat de scores in Tabel 5.2 zijn gebaseerd op alle leerlingen, en de totaalscores in de twee daarop volgende tabellen op de leerlingen van wie de sociaal-etnische achtergrond en het geslacht bekend zijn. Tabel 5.2 – Intelligentiescores, naar steekproef en jaargroep referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 4 27.9 5.2 9271 27.4 5.5 12969 groep 6 25.7 4.7 8725 25.4 4.8 12084 groep 8 25.8 4.5 8576 25.5 4.5 11987

Page 46: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

35

Tabel 5.3 – Intelligentiescores, naar steekproef, jaargroep en sociaal-etnische achtergrond referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 4

LBO Tu/Ma 24.0 6.1 533 24.7 6.1 1478 LBO ov. all. 25.4 5.8 319 25.5 5.9 763 LBO aut. 26.8 5.2 1254 26.7 5.3 1784 MBO 27.8 5.1 3584 27.5 5.3 4647 HBO/WO 29.4 4.6 2970 29.2 4.8 3517 totaal 27.9 5.2 8660 27.4 5.5 12189

groep 6 LBO Tu/Ma 23.0 5.3 475 23.5 5.1 1355 LBO ov. all. 23.9 5.3 347 23.9 5.2 730 LBO aut. 24.6 4.8 1287 24.3 4.8 1867 MBO 25.7 4.6 3317 25.5 4.7 4252 HBO/WO 26.9 4.2 2790 26.9 4.3 3279 totaal 25.7 4.7 8216 25.4 4.8 11483

groep 8 LBO Tu/Ma 23.8 4.8 504 24.3 4.5 1436 LBO ov. all. 24.0 5.0 320 24.1 4.9 730 LBO aut. 24.7 4.5 1397 24.6 4.5 2019 MBO 25.8 4.3 3216 25.6 4.3 4109 HBO/WO 27.0 4.2 2700 26.9 4.2 3156 totaal 25.8 4.5 8137 25.5 4.5 11450

Tabel 5.4 – Intelligentiescores, naar steekproef, jaargroep en geslacht referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 4 jongens 27.7 5.3 4527 27.2 5.6 6275 meisjes 28.1 5.2 4615 27.6 5.4 6506 totaal 27.9 5.2 9142 27.4 5.5 12781

groep 6 jongens 25.6 4.8 4237 25.2 4.9 5878 meisjes 25.8 4.6 4411 25.5 4.7 6112 totaal 25.7 4.7 8648 25.4 4.8 11990

groep 8 jongens 25.7 4.5 4314 25.4 4.6 5964 meisjes 25.9 4.4 4212 25.6 4.4 5948 totaal 25.8 4.5 8526 25.5 4.5 11912

Page 47: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

36

Page 48: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

37

6 Leerlingprofielen 6.1 De leerlingprofielen Bij alle PRIMA-metingen is aan de leerkrachten in groep 2, 4, 6 en 8 het zogenaamde leerling-profiel voorgelegd waarop zij hun mening over de leerlingen ten aanzien van een aantal ge-drags- en houdingsaspecten, het thuisklimaat en enkele onderwijskundige bijzonderheden kon-den geven. In de loop van de tijd is dit leerlingprofiel al een aantal keren herzien. Tussen de derde en vierde PRIMA-meting is in schooljaar 1999/2000 een valideringsonderzoek naar de laatste versie van het instrument uitgevoerd (Jungbluth, Roede & Roeleveld, 2000). Naar aan-leiding daarvan is het profiel bij de vierde meting opnieuw op enkele punten bijgesteld en uitge-breid. Deze laatste versie van de leerlingprofielen is in de vijfde en zesde PRIMA-meting aan de leerkrachten voorgelegd. 6.2 Respons Bij de eerste drie PRIMA-metingen is aan de leerkrachten gevraagd voor elke leerling in hun klas een leerlingprofiel in te vullen. Omdat het leerlingprofiel met enkele items is uitgebreid en daardoor de belasting voor de leerkrachten (nog) groter is geworden, is met ingang van de vier-de meting besloten niet meer voor alle leerlingen een leerlingprofiel te laten invullen. De selectie van de leerlingen voor wie een leerlingprofiel aan de leerkracht werd voorgelegd zag er als volgt uit: in groep 2 moest voor elke leerling een formulier worden ingevuld. In de groe-pen 4, 6 en 8 werd in elke parallelgroep gekeken naar het aantal leerlingen. In een groep van 15 of minder leerlingen werd voor elke leerling een formulier aangemaakt. Bij groepen met méér dan 15 leerlingen werden at random 15 leerlingen geselecteerd voor wie een leerlingprofiel moest worden ingevuld. De leerlingprofielen zijn door de toetsleiders bij hun bezoek op school achtergelaten, zodat de leerkrachten ze in de periode totdat de feitelijke toetsafname plaatsvond konden invullen. Na de toetsafnames hebben de toetsleiders de formulieren weer mee teruggenomen. Nog niet ingevul-de formulieren konden de leerkrachten nazenden. In totaal zijn 56127 leerlingen getoetst. Van 74.4% van deze leerlingen is ook het leerlingprofiel beschikbaar. Daarnaast zijn er ook nog 707 leerlingen die niet zijn getoetst, maar waarvan wel het profiel is ingevuld. In totaal betreft het 42491 leerlingprofielen. Het administratiebestand bevat 58902 leerlingen. Ten opzichte van dat bestand is de respons 72.1%. Of er sprake is van selectieve uitval hebben we gecontroleerd door de feitelijke verdeling naar sociaal-etnische achtergrond van de leerlingen in het administratiebestand af te zetten tegen de respons op de leerlingprofielen. De resultaten hiervan staan vermeld in Tabel 6.1, waarbij we

Page 49: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

38

een uitsplitsing hebben gemaakt naar totale steekproef en referentiesteekproef. De tabel bevat alleen de leerlingen waarvan de sociaal-etnische achtergrond bekend is. Tabel 6.1 – Respons op de leerlingprofielen, naar steekproef en sociaal-etnische achtergrond (in %)

referentiesteekproef totale steekproef

verdeling respons verdeling respons

LBO Tu/Ma 5.6 6.2 11.6 12.2 LBO ov. all. 3.9 4.0 6.5 6.4 LBO aut. 15.8 15.7 16.2 16.3 MBO 40.9 40.6 37.3 37.2 HBO/WO 33.8 33.4 28.4 27.9 n 39290 28296 55356 40195

Evenals bij de vorige metingen vinden we ook hier weinig responsverschillen. Dit geldt zowel voor de referentiesteekproef als ook voor de totale steekproef. Het maximale verschil dat we tegenkomen bedraagt .6 punt. 6.3 Schalen In de volgende paragraaf geven we een overzicht van de schalen die in het leerlingprofiel aan de orde komen. Hoe deze schalen tot stand zijn gekomen staat uitvoerig beschreven in het techni-sche rapport van de vierde meting en kan aldaar worden geraadpleegd. De afzonderlijke items uit het leerlingprofiel zijn samengevat in de volgende schalen: - cognitieve capaciteiten - onderpresteerder - bovenpresteerder - gedrag - zelfvertrouwen - populariteit - werkhouding - schoolwelbevinden - relatie met de leerkracht - etnische breuk - sociaal milieu - remediërende maatregelen - aandacht voor discipline - extra leerstofaanbod voor de slimme leerlingen - gereduceerd leerstofaanbod voor de zwakkere leerlingen.

Page 50: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

39

6.4 Schaalscores Om een indruk te geven van de gemiddelde scores op de geconstrueerde schalen presenteren we allereerst in Tabel 6.2 een overzicht van de schaalscores uitgesplitst naar steekproef en jaar-groep. De scores zijn berekend door het gemiddelde te nemen van de afzonderlijke items, voor zover ten minste tweederde deel van de items over de betreffende leerling zijn ingevuld. Daarna volgt in Tabel 6.3 tot en met Tabel 6.17 een verdere verbijzondering naar sociaal-etnische ach-tergrond. Tabel 6.2 – Schaalscores op de leerlingprofielen, naar steekproef en jaargroep

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

cognitieve capaciteiten groep 2 3.67 .94 9415 3.61 .95 13177 groep 4 3.55 1.03 7035 3.49 1.03 10006 groep 6 3.54 1.02 6629 3.49 1.03 9347 groep 8 3.52 1.08 6575 3.47 1.08 9324

onderpresteerder groep 2 2.50 .74 9317 2.54 .74 13088 groep 4 2.49 .78 6991 2.53 .77 9953 groep 6 2.53 .77 6611 2.56 .77 9311 groep 8 2.49 .81 6543 2.52 .81 9271

bovenpresteerder groep 2 2.41 .73 9373 2.44 .73 13137 groep 4 2.46 .78 7014 2.51 .78 9987 groep 6 2.47 .76 6634 2.50 .76 9328 groep 8 2.48 .79 6563 2.52 .79 9295

gedrag groep 2 3.62 .74 9511 3.59 .75 13336 groep 4 3.67 .76 7099 3.64 .76 10099 groep 6 3.62 .79 6681 3.59 .80 9418 groep 8 3.65 .80 6617 3.63 .81 9379

zelfvertrouwen groep 2 3.76 .80 9384 3.74 .81 13163 groep 4 3.73 .81 7004 3.72 .80 9972 groep 6 3.73 .79 6616 3.73 .79 9338 groep 8 3.81 .77 6564 3.80 .77 9304

populariteit groep 2 3.75 .71 9382 3.72 .71 13153 groep 4 3.66 .75 7003 3.63 .74 9970 groep 6 3.59 .79 6626 3.57 .79 9339 groep 8 3.61 .81 6567 3.61 .80 9316

Page 51: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

40

Vervolg Tabel 6.2 – Schaalscores op de leerlingprofielen, naar steekproef en jaargroep

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

werkhouding groep 2 3.38 .88 9371 3.35 .88 13144 groep 4 3.41 .90 7001 3.39 .88 9974 groep 6 3.38 .88 6626 3.37 .88 9349 groep 8 3.41 .90 6563 3.39 .90 9314

schoolwelbevinden groep 2 4.25 .58 9410 4.24 .58 13183 groep 4 4.13 .63 7008 4.10 .62 9988 groep 6 4.02 .67 6641 4.02 .66 9360 groep 8 3.98 .71 6565 4.00 .71 9298

relatie met de leerkracht groep 2 4.19 .52 9374 4.18 .53 13146 groep 4 4.13 .53 7003 4.09 .54 9971 groep 6 4.03 .55 6628 4.02 .56 9338 groep 8 4.02 .59 6580 4.02 .59 9321

etnische breuk groep 2 1.83 1.00 9351 2.11 1.16 13101 groep 4 1.85 1.02 6971 2.16 1.19 9899 groep 6 1.86 1.00 6604 2.12 1.15 9278 groep 8 1.81 .99 6563 2.08 1.17 9285

sociaal milieu groep 2 3.73 .78 9398 3.62 .83 13157 groep 4 3.68 .83 7009 3.57 .86 9948 groep 6 3.61 .81 6613 3.50 .87 9305 groep 8 3.58 .83 6564 3.47 .88 9307

remediërende maatregelen groep 2 2.15 1.03 9345 2.23 1.04 13076 groep 4 2.33 1.12 6985 2.38 1.10 9936 groep 6 2.33 1.09 6603 2.37 1.09 9276 groep 8 2.22 1.06 6557 2.24 1.05 9282

discipline groep 2 2.29 .85 13080 2.25 .85 9343 groep 4 2.41 .86 9942 2.37 .86 6978 groep 6 2.41 .89 9314 2.39 .89 6617 groep 8 2.35 .90 9277 2.32 .90 6550

extra leerstofaanbod voor slimme leerlingen

groep 2 2.75 .92 9013 2.76 .91 12656 groep 4 2.81 1.03 6960 2.79 1.01 9838 groep 6 2.77 1.05 6567 2.75 1.04 9231 groep 8 2.79 1.14 6541 2.74 1.12 9268

gereduceerd leerstofaanbod voor zwakkere leerlingen

groep 2 2.16 .82 9263 2.22 .83 12992 groep 4 2.21 .86 6949 2.27 .86 9886 groep 6 2.23 .89 6603 2.26 .89 9276 groep 8 2.22 .93 6529 2.25 .93 9239

Page 52: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

41

Tabel 6.3 – Schaalscores ‘cognitieve capaciteiten’, naar steekproef, jaargroep en sociaal-et-nische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 LBO Tu/Ma 3.13 .97 507 3.18 .98 1388 LBO ov.all. 3.30 .99 318 3.31 .98 742 LBO aut. 3.32 .99 1317 3.32 .97 1891 MBO 3.67 .90 3682 3.65 .91 4796 HBO/WO 3.96 .82 3035 3.95 .83 3590

groep 4 LBO Tu/Ma 3.12 1.01 429 3.14 1.00 1205 LBO ov.all. 3.30 1.01 257 3.30 1.01 593 LBO aut. 3.18 1.08 992 3.18 1.05 1456 MBO 3.54 1.01 2713 3.52 1.00 3556 HBO/WO 3.86 .93 2219 3.85 .93 2661

groep 6 LBO Tu/Ma 3.12 1.03 395 3.17 1.03 1093 LBO ov.all. 3.14 1.04 283 3.26 1.07 588 LBO aut. 3.20 1.00 970 3.16 1.02 1441 MBO 3.53 .98 2511 3.52 .99 3282 HBO/WO 3.84 .94 2085 3.84 .94 2492

groep 8 LBO Tu/Ma 3.00 1.07 410 3.09 1.06 1132 LBO ov.all. 3.10 1.13 268 3.21 1.10 611 LBO aut. 3.06 1.08 1119 3.06 1.08 1669 MBO 3.54 1.01 2443 3.54 1.02 3144 HBO/WO 3.92 .96 2022 3.91 .97 2382

Page 53: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

42

Tabel 6.4 – Schaalscores ‘onderpresteerder’, naar steekproef, jaargroep en sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 LBO Tu/Ma 2.77 .66 503 2.75 .69 1393 LBO ov.all. 2.71 .74 316 2.72 .74 742 LBO aut. 2.50 .68 1304 2.54 .70 1881 MBO 2.49 .72 3643 2.52 .73 4755 HBO/WO 2.46 .78 2996 2.47 .78 3547

groep 4 LBO Tu/Ma 2.62 .72 423 2.64 .70 1193 LBO ov.all. 2.63 .73 257 2.65 .71 597 LBO aut. 2.49 .72 981 2.53 .74 1445 MBO 2.49 .79 2697 2.53 .78 3536 HBO/WO 2.44 .81 2208 2.47 .81 2650

groep 6 LBO Tu/Ma 2.65 .72 393 2.68 .72 1085 LBO ov.all. 2.77 .80 284 2.73 .78 587 LBO aut. 2.59 .75 976 2.60 .75 1448 MBO 2.52 .74 2501 2.55 .74 3264 HBO/WO 2.44 .80 2073 2.46 .80 2478

groep 8 LBO Tu/Ma 2.66 .78 408 2.64 .76 1122 LBO ov.all. 2.63 .76 268 2.64 .75 607 LBO aut. 2.56 .76 1117 2.57 .77 1670 MBO 2.51 .79 2429 2.53 .79 3124 HBO/WO 2.39 .85 2006 2.40 .84 2358

Page 54: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

43

Tabel 6.5 – Schaalscores ‘bovenpresteerder’, naar steekproef, jaargroep en sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 LBO Tu/Ma 2.81 .63 506 2.74 .69 1394 LBO ov.all. 2.58 .69 316 2.56 .71 741 LBO aut. 2.63 .71 1316 2.61 .71 1891 MBO 2.44 .71 3669 2.43 .71 4774 HBO/WO 2.21 .69 3005 2.21 .70 3559

groep 4 LBO Tu/Ma 2.76 .72 423 2.81 .73 1200 LBO ov.all. 2.65 .73 257 2.68 .75 597 LBO aut. 2.68 .74 978 2.66 .73 1441 MBO 2.47 .78 2708 2.50 .77 3554 HBO/WO 2.25 .76 2222 2.26 .75 2661

groep 6 LBO Tu/Ma 2.69 .69 395 2.72 .73 1082 LBO ov.all. 2.63 .81 284 2.58 .77 588 LBO aut. 2.64 .74 974 2.65 .74 1447 MBO 2.50 .75 2514 2.50 .74 3275 HBO/WO 2.29 .75 2082 2.29 .74 2486

groep 8 LBO Tu/Ma 2.78 .75 412 2.77 .78 1128 LBO ov.all. 2.61 .74 270 2.65 .76 611 LBO aut. 2.68 .75 1116 2.67 .74 1666 MBO 2.52 .76 2438 2.52 .76 3134 HBO/WO 2.25 .79 2012 2.26 .79 2367

Page 55: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

44

Tabel 6.6 – Schaalscores ‘gedrag’, naar steekproef, jaargroep en sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 LBO Tu/Ma 3.50 .75 511 3.48 .76 1413 LBO ov.all. 3.56 .81 320 3.54 .78 751 LBO aut. 3.56 .78 1329 3.49 .79 1917 MBO 3.61 .72 3723 3.59 .74 4851 HBO/WO 3.67 .71 3060 3.67 .72 3617

groep 4 LBO Tu/Ma 3.45 .78 431 3.50 .75 1215 LBO ov.all. 3.56 .85 259 3.57 .84 600 LBO aut. 3.58 .78 993 3.54 .78 1461 MBO 3.67 .75 2743 3.65 .75 3594 HBO/WO 3.75 .71 2242 3.74 .71 2688

groep 6 LBO Tu/Ma 3.39 .82 398 3.40 .82 1101 LBO ov.all. 3.50 .89 284 3.53 .92 594 LBO aut. 3.52 .79 985 3.50 .80 1461 MBO 3.64 .78 2529 3.62 .80 3305 HBO/WO 3.74 .72 2098 3.73 .73 2504

groep 8 LBO Tu/Ma 3.41 .84 414 3.43 .84 1137 LBO ov.all. 3.52 .84 270 3.55 .81 613 LBO aut. 3.52 .84 1124 3.52 .83 1682 MBO 3.64 .78 2458 3.64 .79 3163 HBO/WO 3.79 .77 2032 3.79 .77 2390

Page 56: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

45

Tabel 6.7 – Schaalscores ‘zelfvertrouwen’, naar steekproef, jaargroep en sociaal-etnische ach-tergrond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 LBO Tu/Ma 3.84 .69 500 3.77 .75 1389 LBO ov.all. 3.72 .82 316 3.76 .80 745 LBO aut. 3.75 .82 1312 3.67 .85 1892 MBO 3.72 .81 3676 3.71 .81 4792 HBO/WO 3.80 .79 3023 3.79 .79 3572

groep 4 LBO Tu/Ma 3.79 .79 428 3.75 .77 1203 LBO ov.all. 3.76 .78 254 3.73 .76 589 LBO aut. 3.64 .80 982 3.61 .79 1450 MBO 3.71 .81 2702 3.71 .80 3543 HBO/WO 3.77 .82 2214 3.75 .81 2656

groep 6 LBO Tu/Ma 3.80 .70 390 3.79 .77 1090 LBO ov.all. 3.72 .80 281 3.78 .75 589 LBO aut. 3.69 .78 977 3.66 .80 1450 MBO 3.72 .79 2503 3.72 .79 3276 HBO/WO 3.76 .80 2079 3.76 .80 2482

groep 8 LBO Tu/Ma 3.78 .76 412 3.82 .74 1131 LBO ov.all. 3.77 .77 268 3.79 .75 607 LBO aut. 3.68 .77 1110 3.66 .80 1664 MBO 3.79 .77 2438 3.79 .76 3135 HBO/WO 3.90 .76 2020 3.90 .76 2377

Page 57: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

46

Tabel 6.8 – Schaalscores ‘populariteit’, naar steekproef, jaargroep en sociaal-etnische achter-grond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 LBO Tu/Ma 3.55 .73 503 3.53 .71 1391 LBO ov.all. 3.56 .73 319 3.60 .72 746 LBO aut. 3.65 .76 1310 3.64 .74 1889 MBO 3.76 .69 3670 3.74 .71 4781 HBO/WO 3.82 .68 3018 3.81 .68 3566

groep 4 LBO Tu/Ma 3.52 .73 425 3.49 .73 1199 LBO ov.all. 3.53 .80 256 3.53 .76 595 LBO aut. 3.54 .75 975 3.53 .75 1441 MBO 3.66 .74 2711 3.64 .73 3547 HBO/WO 3.75 .74 2213 3.74 .73 2656

groep 6 LBO Tu/Ma 3.46 .74 392 3.46 .74 1089 LBO ov.all. 3.44 .80 281 3.51 .78 587 LBO aut. 3.46 .82 975 3.44 .82 1445 MBO 3.59 .77 2509 3.58 .78 3280 HBO/WO 3.70 .77 2085 3.69 .77 2488

groep 8 LBO Tu/Ma 3.48 .71 411 3.54 .73 1132 LBO ov.all. 3.58 .80 269 3.62 .73 607 LBO aut. 3.47 .83 1116 3.46 .83 1671 MBO 3.61 .80 2435 3.61 .80 3137 HBO/WO 3.72 .80 2020 3.73 .79 2379

Page 58: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

47

Tabel 6.9 – Schaalscores ‘werkhouding’, naar steekproef, jaargroep en sociaal-etnische ach-tergrond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 LBO Tu/Ma 3.22 .84 501 3.26 .85 1391 LBO ov.all. 3.26 .92 318 3.28 .90 747 LBO aut. 3.19 .90 1315 3.14 .89 1895 MBO 3.35 .86 3682 3.34 .87 4792 HBO/WO 3.51 .85 3005 3.51 .85 3552

groep 4 LBO Tu/Ma 3.26 .86 427 3.29 .84 1200 LBO ov.all. 3.30 .91 255 3.31 .90 593 LBO aut. 3.24 .90 983 3.21 .88 1448 MBO 3.40 .89 2710 3.39 .87 3555 HBO/WO 3.54 .88 2206 3.54 .87 2648

groep 6 LBO Tu/Ma 3.14 .84 392 3.25 .86 1093 LBO ov.all. 3.24 .90 283 3.34 .93 591 LBO aut. 3.20 .87 982 3.18 .87 1457 MBO 3.36 .87 2505 3.37 .86 3275 HBO/WO 3.54 .85 2079 3.53 .85 2482

groep 8 LBO Tu/Ma 3.22 .87 408 3.28 .86 1130 LBO ov.all. 3.25 .95 265 3.34 .91 607 LBO aut. 3.16 .90 1116 3.17 .91 1670 MBO 3.41 .86 2441 3.41 .86 3144 HBO/WO 3.59 .90 2016 3.60 .89 2372

Page 59: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

48

Tabel 6.10 – Schaalscores ‘schoolwelbevinden’, naar steekproef, jaargroep en sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 LBO Tu/Ma 4.25 .56 505 4.23 .57 1390 LBO ov.all. 4.22 .57 318 4.22 .57 746 LBO aut. 4.22 .58 1315 4.20 .58 1897 MBO 4.22 .59 3693 4.22 .58 4803 HBO/WO 4.29 .58 3022 4.28 .58 3573

groep 4 LBO Tu/Ma 4.12 .55 422 4.06 .59 1202 LBO ov.all. 4.14 .63 254 4.09 .62 592 LBO aut. 4.04 .61 977 4.00 .63 1443 MBO 4.10 .64 2714 4.09 .63 3561 HBO/WO 4.19 .61 2219 4.18 .61 2658

groep 6 LBO Tu/Ma 3.98 .61 391 4.06 .63 1092 LBO ov.all. 4.02 .62 285 4.02 .64 590 LBO aut. 3.89 .72 982 3.88 .71 1454 MBO 4.02 .66 2520 4.02 .66 3291 HBO/WO 4.09 .64 2079 4.10 .64 2483

groep 8 LBO Tu/Ma 3.99 .66 410 4.06 .64 1127 LBO ov.all. 3.92 .73 268 4.02 .67 603 LBO aut. 3.80 .74 1112 3.84 .74 1667 MBO 3.97 .69 2439 3.98 .70 3139 HBO/WO 4.07 .70 2020 4.08 .70 2372

Page 60: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

49

Tabel 6.11 – Schaalscores ‘relatie met de leerkracht’, naar steekproef, jaargroep en sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 LBO Tu/Ma 4.10 .51 506 4.09 .54 1396 LBO ov.all. 4.10 .52 312 4.13 .52 738 LBO aut. 4.19 .52 1312 4.17 .52 1895 MBO 4.18 .52 3685 4.17 .52 4792 HBO/WO 4.22 .52 3006 4.22 .52 3556

groep 4 LBO Tu/Ma 4.04 .52 422 4.00 .54 1200 LBO ov.all. 4.09 .51 254 4.03 .53 590 LBO aut. 4.09 .52 982 4.07 .53 1445 MBO 4.10 .53 2706 4.08 .53 3548 HBO/WO 4.18 .53 2213 4.16 .53 2652

groep 6 LBO Tu/Ma 3.88 .57 393 3.98 .58 1087 LBO ov.all. 3.98 .53 283 3.96 .56 585 LBO aut. 3.99 .56 981 3.98 .56 1452 MBO 4.04 .55 2511 4.03 .55 3283 HBO/WO 4.08 .54 2077 4.07 .54 2482

groep 8 LBO Tu/Ma 3.88 .59 411 3.94 .58 1132 LBO ov.all. 3.92 .61 267 3.96 .59 606 LBO aut. 3.96 .58 1115 3.98 .59 1671 MBO 4.01 .58 2446 4.01 .58 3142 HBO/WO 4.09 .57 2026 4.10 .57 2381

Page 61: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

50

Tabel 6.12 – Schaalscores ‘etnische breuk’, naar steekproef, jaargroep en sociaal-etnische ach-tergrond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 LBO Tu/Ma 3.94 .67 497 3.90 .69 1380 LBO ov.all. 3.43 1.02 313 3.47 .98 732 LBO aut. 1.62 .58 1309 1.67 .61 1890 MBO 1.68 .81 3672 1.86 .96 4780 HBO/WO 1.56 .78 3015 1.66 .88 3560

groep 4 LBO Tu/Ma 3.92 .65 420 3.94 .63 1178 LBO ov.all. 3.43 .96 256 3.50 .89 588 LBO aut. 1.63 .57 974 1.65 .60 1432 MBO 1.71 .83 2696 1.89 .99 3528 HBO/WO 1.54 .77 2203 1.67 .90 2644

groep 6 LBO Tu/Ma 3.89 .64 392 3.88 .65 1070 LBO ov.all. 3.39 1.02 279 3.39 .99 579 LBO aut. 1.61 .55 973 1.64 .57 1441 MBO 1.70 .79 2503 1.86 .94 3270 HBO/WO 1.57 .75 2076 1.67 .87 2473

groep 8 LBO Tu/Ma 3.84 .70 405 3.89 .66 1114 LBO ov.all. 3.26 1.07 264 3.35 1.03 600 LBO aut. 1.61 .56 1118 1.61 .57 1669 MBO 1.65 .79 2439 1.80 .93 3139 HBO/WO 1.49 .72 2021 1.60 .85 2373

Page 62: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

51

Tabel 6.13 – Schaalscores ‘sociaal milieu’, naar steekproef, jaargroep en sociaal-etnische ach-tergrond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 LBO Tu/Ma 2.91 .83 504 2.97 .85 1384 LBO ov.all. 3.03 .84 314 3.08 .84 743 LBO aut. 3.43 .77 1319 3.37 .79 1903 MBO 3.76 .70 3684 3.71 .74 4794 HBO/WO 4.02 .66 3017 4.00 .69 3564

groep 4 LBO Tu/Ma 2.82 .86 427 2.91 .83 1188 LBO ov.all. 2.94 .83 255 3.01 .83 595 LBO aut. 3.40 .81 985 3.37 .83 1441 MBO 3.73 .73 2702 3.67 .75 3537 HBO/WO 4.01 .69 2215 3.98 .70 2654

groep 6 LBO Tu/Ma 2.81 .84 394 2.90 .89 1074 LBO ov.all. 2.90 .89 284 2.91 .88 589 LBO aut. 3.30 .81 973 3.25 .85 1447 MBO 3.65 .72 2509 3.60 .75 3275 HBO/WO 3.96 .66 2072 3.94 .69 2474

groep 8 LBO Tu/Ma 2.85 .79 407 2.88 .85 1124 LBO ov.all. 2.94 .86 267 2.91 .84 605 LBO aut. 3.23 .80 1118 3.16 .84 1674 MBO 3.61 .74 2439 3.59 .77 3143 HBO/WO 3.97 .69 2018 3.95 .71 2371

Page 63: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

52

Tabel 6.14 – Schaalscores ‘remediërende maatregelen’, naar steekproef, jaargroep en sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 LBO Tu/Ma 2.71 1.02 501 2.74 1.04 1382 LBO ov.all. 2.65 1.08 306 2.63 1.07 729 LBO aut. 2.40 1.10 1315 2.43 1.08 1893 MBO 2.12 1.00 3661 2.16 1.00 4757 HBO/WO 1.90 .91 3011 1.92 .92 3547

groep 4 LBO Tu/Ma 2.61 1.06 416 2.62 1.07 1184 LBO ov.all. 2.55 1.09 254 2.58 1.09 593 LBO aut. 2.59 1.17 982 2.61 1.14 1443 MBO 2.35 1.11 2707 2.37 1.09 3543 HBO/WO 2.10 1.07 2206 2.12 1.05 2643

groep 6 LBO Tu/Ma 2.63 1.03 389 2.61 1.05 1072 LBO ov.all. 2.67 1.07 279 2.58 1.06 584 LBO aut. 2.57 1.11 973 2.61 1.11 1445 MBO 2.31 1.07 2505 2.32 1.07 3257 HBO/WO 2.12 1.03 2073 2.12 1.02 2469

groep 8 LBO Tu/Ma 2.59 1.01 408 2.51 1.02 1120 LBO ov.all. 2.59 1.04 269 2.48 1.05 607 LBO aut. 2.55 1.12 1115 2.51 1.11 1664 MBO 2.20 1.03 2428 2.18 1.02 3124 HBO/WO 1.93 .96 2019 1.93 .96 2374

Page 64: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

53

Tabel 6.15 – Schaalscores ‘discipline’, naar steekproef, jaargroep en sociaal-etnische achter-grond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 LBO Tu/Ma 2.43 .81 507 2.43 .83 1388 LBO ov.all. 2.35 .90 310 2.40 .88 728 LBO aut. 2.38 .89 1305 2.44 .89 1888 MBO 2.27 .83 3663 2.29 .83 4764 HBO/WO 2.12 .81 3005 2.13 .81 3543

groep 4 LBO Tu/Ma 2.65 .87 416 2.58 .86 1186 LBO ov.all. 2.54 .92 254 2.52 .89 593 LBO aut. 2.50 .88 990 2.53 .87 1455 MBO 2.38 .85 2679 2.41 .84 3519 HBO/WO 2.21 .83 2216 2.23 .83 2657

groep 6 LBO Tu/Ma 2.66 .88 394 2.57 .90 1086 LBO ov.all. 2.60 .91 283 2.54 .94 589 LBO aut. 2.53 .91 982 2.55 .90 1454 MBO 2.40 .89 2501 2.40 .89 3265 HBO/WO 2.23 .84 2074 2.23 .84 2472

groep 8 LBO Tu/Ma 2.67 .91 401 2.60 .91 1116 LBO ov.all. 2.54 .87 268 2.49 .87 606 LBO aut. 2.52 .91 1115 2.52 .91 1664 MBO 2.32 .87 2432 2.33 .88 3132 HBO/WO 2.12 .86 2018 2.11 .85 2368

Page 65: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

54

Tabel 6.16 – Schaalscores ‘extra leerstofaanbod voor slimme leerlingen’, naar steekproef, jaar-groep en sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 LBO Tu/Ma 2.48 .87 497 2.57 .85 1354 LBO ov.all. 2.55 .93 305 2.67 .93 712 LBO aut. 2.48 .88 1260 2.50 .87 1813 MBO 2.71 .87 3545 2.75 .88 4628 HBO/WO 2.99 .93 2879 3.00 .93 3409

groep 4 LBO Tu/Ma 2.54 .90 423 2.56 .90 1175 LBO ov.all. 2.61 .97 254 2.67 .97 582 LBO aut. 2.49 .97 983 2.53 .96 1423 MBO 2.76 1.01 2676 2.78 .99 3493 HBO/WO 3.08 1.03 2206 3.09 1.02 2640

groep 6 LBO Tu/Ma 2.38 .90 396 2.53 .95 1079 LBO ov.all. 2.45 1.00 282 2.59 1.00 586 LBO aut. 2.43 .95 976 2.41 .95 1443 MBO 2.74 1.01 2479 2.73 1.01 3230 HBO/WO 3.10 1.06 2050 3.10 1.06 2445

groep 8 LBO Tu/Ma 2.41 1.01 406 2.47 1.00 1118 LBO ov.all. 2.55 1.08 268 2.53 1.04 609 LBO aut. 2.34 1.01 1119 2.34 1.01 1667 MBO 2.74 1.09 2427 2.75 1.09 3124 HBO/WO 3.22 1.14 2007 3.21 1.14 2362

Page 66: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

55

Tabel 6.17 – Schaalscores ‘gereduceerd leerstofaanbod voor zwakkere leerlingen’, naar steek-proef, jaargroep en sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 LBO Tu/Ma 2.62 .82 500 2.58 .82 1378 LBO ov.all. 2.48 .88 307 2.46 .85 727 LBO aut. 2.37 .86 1306 2.39 .84 1888 MBO 2.17 .79 3619 2.20 .80 4714 HBO/WO 1.94 .73 2977 1.97 .75 3519

groep 4 LBO Tu/Ma 2.50 .85 414 2.53 .84 1176 LBO ov.all. 2.39 .84 254 2.42 .84 591 LBO aut. 2.43 .89 981 2.45 .87 1441 MBO 2.22 .85 2689 2.24 .83 3523 HBO/WO 2.00 .81 2190 2.02 .80 2627

groep 6 LBO Tu/Ma 2.55 .90 392 2.49 .90 1074 LBO ov.all. 2.50 .92 284 2.47 .91 589 LBO aut. 2.48 .93 977 2.50 .93 1447 MBO 2.22 .87 2496 2.23 .86 3252 HBO/WO 1.99 .81 2072 2.00 .80 2468

groep 8 LBO Tu/Ma 2.61 .91 404 2.50 .90 1109 LBO ov.all. 2.58 .91 263 2.49 .91 601 LBO aut. 2.55 .98 1113 2.54 .96 1661 MBO 2.22 .89 2423 2.21 .89 3117 HBO/WO 1.92 .83 2009 1.93 .83 2362

In de voorgaande tabellen zijn de scores op de geconstrueerde schalen naast steekproef en jaar-groep afgezet tegen de sociaal-etnische herkomst van de leerlingen. In Tabel 6.18 tot en met Tabel 6.32 geven we de uitsplitsing naar geslacht weer.

Page 67: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

56

Tabel 6.18 – Schaalscores ‘cognitieve capaciteiten’, naar steekproef, jaargroep en geslacht

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 jongens 3.58 .95 4779 3.53 .97 6737 meisjes 3.77 .92 4569 3.71 .93 6371

groep 4 jongens 3.52 1.04 3435 3.47 1.03 4866 meisjes 3.58 1.03 3562 3.52 1.02 5086

groep 6 jongens 3.56 1.01 3204 3.51 1.02 4512 meisjes 3.52 1.02 3381 3.46 1.04 4782

groep 8 jongens 3.52 1.07 3297 3.48 1.07 4631 meisjes 3.52 1.08 3251 3.47 1.09 4651

Tabel 6.19 – Schaalscores ‘onderpresteerder’, naar steekproef, jaargroep en geslacht

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 jongens 2.60 .75 4726 2.64 .75 6692 meisjes 2.40 .71 4524 2.45 .72 6327

groep 4 jongens 2.59 .82 3418 2.62 .81 4845 meisjes 2.39 .72 3534 2.44 .72 5053

groep 6 jongens 2.64 .81 3188 2.68 .81 4493 meisjes 2.42 .71 3378 2.45 .71 4764

groep 8 jongens 2.64 .86 3281 2.66 .85 4602 meisjes 2.34 .73 3235 2.38 .73 4627

Page 68: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

57

Tabel 6.20 – Schaalscores ‘bovenpresteerder’, naar steekproef, jaargroep en geslacht

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 jongens 2.41 .70 4751 2.43 .70 6713 meisjes 2.41 .75 4555 2.44 .76 6355

groep 4 jongens 2.38 .74 3436 2.42 .74 4871 meisjes 2.54 .81 3539 2.59 .80 5061

groep 6 jongens 2.35 .72 3204 2.39 .72 4506 meisjes 2.59 .78 3386 2.61 .78 4769

groep 8 jongens 2.37 .74 3288 2.40 .74 4614 meisjes 2.60 .81 3248 2.63 .81 4639

Tabel 6.21 – Schaalscores ‘gedrag’, naar steekproef, jaargroep en geslacht

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 jongens 3.50 .76 4831 3.47 .76 6824 meisjes 3.75 .70 4613 3.71 .72 6443

groep 4 jongens 3.51 .79 3477 3.48 .78 4922 meisjes 3.82 .69 3583 3.79 .70 5122

groep 6 jongens 3.46 .81 3228 3.43 .83 4553 meisjes 3.78 .74 3408 3.75 .75 4810

groep 8 jongens 3.46 .84 3320 3.45 .84 4659 meisjes 3.84 .72 3270 3.80 .74 4678

Page 69: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

58

Tabel 6.22 – Schaalscores ‘zelfvertrouwen’, naar steekproef, jaargroep en geslacht

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 jongens 3.74 .81 4759 3.72 .82 6729 meisjes 3.78 .79 4561 3.76 .79 6368

groep 4 jongens 3.72 .82 3434 3.72 .80 4859 meisjes 3.74 .80 3531 3.72 .79 5058

groep 6 jongens 3.72 .80 3198 3.73 .80 4516 meisjes 3.75 .78 3373 3.73 .79 4767

groep 8 jongens 3.81 .78 3287 3.81 .78 4617 meisjes 3.80 .76 3250 3.79 .76 4645

Tabel 6.23 – Schaalscores ‘populariteit’, naar steekproef, jaargroep en geslacht

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 jongens 3.70 .72 4757 3.68 .71 6724 meisjes 3.80 .69 4558 3.76 .71 6360

groep 4 jongens 3.62 .77 3430 3.59 .76 4861 meisjes 3.70 .73 3534 3.66 .73 5054

groep 6 jongens 3.53 .81 3201 3.51 .81 4511 meisjes 3.64 .76 3381 3.62 .77 4774

groep 8 jongens 3.54 .83 3297 3.55 .81 4632 meisjes 3.69 .78 3243 3.67 .78 4642

Page 70: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

59

Tabel 6.24 - Schaalscores ‘werkhouding’, naar steekproef, jaargroep en geslacht

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 jongens 3.21 .87 4764 3.17 .87 6733 meisjes 3.57 .83 4541 3.55 .84 6343

groep 4 jongens 3.21 .91 3429 3.20 .89 4860 meisjes 3.61 .84 3534 3.58 .84 5060

groep 6 jongens 3.15 .89 3200 3.15 .89 4518 meisjes 3.59 .81 3381 3.57 .82 4776

groep 8 jongens 3.14 .92 3287 3.14 .91 4620 meisjes 3.68 .80 3249 3.64 .81 4653

Tabel 6.25 – Schaalscores ‘schoolwelbevinden’, naar steekproef, jaargroep en geslacht

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 jongens 4.19 .60 4781 4.18 .60 6744 meisjes 4.31 .56 4562 4.29 .56 6370

groep 4 jongens 4.06 .65 3429 4.04 .64 4864 meisjes 4.20 .60 3539 4.17 .59 5068

groep 6 jongens 3.91 .70 3214 3.93 .70 4535 meisjes 4.11 .62 3383 4.11 .62 4771

groep 8 jongens 3.87 .75 3289 3.91 .74 4620 meisjes 4.09 .65 3249 4.09 .66 4636

Page 71: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

60

Tabel 6.26 – Schaalscores ‘relatie met de leerkracht’, naar steekproef, jaargroep en geslacht

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 jongens 4.13 .52 4753 4.11 .52 6719 meisjes 4.26 .52 4555 4.24 .52 6359

groep 4 jongens 4.06 .54 3427 4.03 .54 4856 meisjes 4.19 .52 3536 4.15 .52 5059

groep 6 jongens 3.95 .56 3206 3.95 .57 4519 meisjes 4.11 .53 3377 4.10 .53 4764

groep 8 jongens 3.94 .61 3296 3.94 .60 4629 meisjes 4.10 .55 3257 4.09 .57 4650

Tabel 6.27 – Schaalscores ‘etnische breuk’, naar steekproef, jaargroep en geslacht

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 jongens 1.84 1.00 4747 2.12 1.16 6708 meisjes 1.82 1.00 4537 2.10 1.16 6324

groep 4 jongens 1.87 1.04 3421 2.17 1.20 4828 meisjes 1.84 1.01 3512 2.14 1.18 5018

groep 6 jongens 1.88 1.01 3183 2.13 1.16 4473 meisjes 1.85 .99 3376 2.11 1.15 4750

groep 8 jongens 1.83 1.01 3294 2.10 1.18 4618 meisjes 1.78 .98 3242 2.07 1.15 4625

Page 72: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

61

Tabel 6.28 – Schaalscores ‘sociaal milieu’, naar steekproef, jaargroep en geslacht

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 jongens 3.70 .80 4771 3.59 .84 6730 meisjes 3.76 .77 4560 3.65 .82 6358

groep 4 jongens 3.65 .83 3432 3.55 .85 4848 meisjes 3.71 .82 3540 3.59 .86 5048

groep 6 jongens 3.57 .82 3194 3.47 .88 4490 meisjes 3.64 .81 3375 3.54 .86 4761

groep 8 jongens 3.54 .84 3292 3.43 .88 4626 meisjes 3.63 .81 3246 3.50 .87 4640

Tabel 6.29 – Schaalscores ‘remediërende maatregelen’, naar steekproef, jaargroep en geslacht

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 jongens 2.26 1.05 4738 2.34 1.06 6687 meisjes 2.02 .98 4540 2.12 1.00 6320

groep 4 jongens 2.39 1.14 3409 2.43 1.13 4827 meisjes 2.27 1.09 3537 2.34 1.08 5054

groep 6 jongens 2.35 1.08 3184 2.37 1.08 4473 meisjes 2.32 1.09 3375 2.37 1.10 4749

groep 8 jongens 2.20 1.06 3291 2.22 1.05 4616 meisjes 2.23 1.05 3239 2.25 1.06 4624

Page 73: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

62

Tabel 6.30 – Schaalscores ‘discipline’, naar steekproef, jaargroep en geslacht

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 jongens 2.44 .90 4739 2.47 .90 6694 meisjes 2.05 .73 4537 2.09 .74 6317

groep 4 jongens 2.58 .93 3420 2.61 .92 4843 meisjes 2.16 .74 3519 2.21 .75 5044

groep 6 jongens 2.63 .95 3192 2.65 .96 4495 meisjes 2.16 .76 3381 2.19 .77 4765

groep 8 jongens 2.58 .98 3282 2.60 .98 4603 meisjes 2.05 .72 3241 2.10 .74 4632

Tabel 6.31 – Schaalscores ‘extra leerstofaanbod voor slimme leerlingen’, naar steekproef, jaar-groep en geslacht

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 jongens 2.66 .91 4577 2.69 .91 6471 meisjes 2.83 .92 4369 2.83 .90 6116

groep 4 jongens 2.82 1.04 3414 2.81 1.02 4800 meisjes 2.79 1.02 3506 2.77 1.00 4985

groep 6 jongens 2.84 1.05 3175 2.81 1.05 4463 meisjes 2.71 1.03 3349 2.69 1.03 4716

groep 8 jongens 2.82 1.14 3286 2.78 1.13 4615 meisjes 2.76 1.13 3228 2.71 1.11 4611

Page 74: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

63

Tabel 6.32 – Schaalscores ‘gereduceerd leerstofaanbod voor zwakkere leerlingen’, naar steek-proef, jaargroep en geslacht

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 jongens 2.23 .83 4690 2.28 .84 6627 meisjes 2.09 .79 4507 2.16 .81 6297

groep 4 jongens 2.22 .86 3398 2.27 .85 4810 meisjes 2.20 .86 3511 2.26 .86 5020

groep 6 jongens 2.20 .88 3178 2.22 .87 4471 meisjes 2.25 .91 3380 2.30 .91 4750

groep 8 jongens 2.20 .91 3276 2.22 .90 4593 meisjes 2.24 .95 3226 2.28 .95 4604

6.5 Onderwijskundige bijzonderheden Het laatste blok vragen in het leerlingprofiel had betrekking op een aantal specifieke onderwijs-kundige bijzonderheden van de leerlingen volgens de leerkracht: hun aanspreekbaarheid in het Nederlands, hun relatieve prestatieniveau, hun toekomstige onderwijsniveau en hun AVI-leesniveau. Hierna beschrijven we in een aantal subparagrafen de opbrengsten hiervan. 6.5.1 Aanspreekbaarheid in het Nederlands Aan de leerkrachten is de vraag gesteld in hoeverre de leerlingen aanspreekbaar zijn in het Ne-derlands. De antwoordcategorieën zijn: (1) zeer slecht, (2) slecht, (3) matig, (4) goed en (5) zeer goed. In Tabel 6.33 presenteren we de gegevens in de vorm van gemiddelden. In Tabel 6.34 en Tabel 6.35 splitsen we deze gegevens uit naar sociaal-etnische achtergrond, respectievelijk ge-slacht. Tabel 6.33 – Aanspreekbaarheid in het Nederlands, naar steekproef en jaargroep

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 4.40 .64 9428 4.31 .69 13208 groep 4 4.42 .58 7085 4.34 .62 10055 groep 6 4.49 .57 6649 4.43 .59 9361 groep 8 4.53 .54 6596 4.48 .56 9349

Page 75: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

64

Tabel 6.34 – Aanspreekbaarheid in het Nederlands, naar steekproef, jaargroep en sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 LBO Tu/Ma 3.68 .77 505 3.66 .77 1394 LBO ov. all. 3.90 .75 312 3.89 .74 739 LBO aut. 4.34 .57 1326 4.33 .57 1902 MBO 4.43 .59 3694 4.39 .63 4812 HBO/WO 4.56 .55 3035 4.54 .57 3588 totaal 4.40 .63 8872 4.31 .68 12435

groep 4 LBO Tu/Ma 3.79 .57 427 3.81 .61 1203 LBO ov. all. 4.05 .55 258 4.01 .60 598 LBO aut. 4.37 .53 994 4.37 .53 1458 MBO 4.43 .56 2743 4.39 .59 3583 HBO/WO 4.59 .52 2233 4.56 .54 2675 totaal 4.42 .58 6655 4.34 .62 9517

groep 6 LBO Tu/Ma 3.88 .63 392 3.98 .61 1088 LBO ov. all. 4.07 .69 280 4.10 .65 582 LBO aut. 4.45 .51 983 4.43 .52 1452 MBO 4.52 .53 2520 4.48 .55 3290 HBO/WO 4.65 .49 2094 4.63 .50 2499 totaal 4.49 .57 6269 4.43 .59 8911

groep 8 LBO Tu/Ma 4.07 .51 411 4.06 .56 1130 LBO ov. all. 4.14 .60 267 4.19 .59 611 LBO aut. 4.45 .52 1119 4.46 .52 1674 MBO 4.55 .53 2448 4.53 .53 3148 HBO/WO 4.69 .47 2032 4.67 .48 2392 totaal 4.53 .54 6277 4.47 .56 8955

Page 76: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

65

Tabel 6.35 – Aanspreekbaarheid in het Nederlands, naar steekproef, jaargroep en geslacht

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 jongens 4.37 .65 4785 4.28 .70 6751 meisjes 4.43 .62 4575 4.34 .67 6388 totaal 4.40 .64 9360 4.31 .69 13139

groep 4 4.40 .59 3465 4.31 .64 4888 jongens 4.45 .57 3580 4.36 .60 5111 meisjes

totaal 4.42 .58 7045 4.34 .62 9999

groep 6 jongens 4.46 .58 3217 4.40 .60 4527 meisjes 4.52 .56 3388 4.46 .58 4780 totaal 4.49 .57 6605 4.43 .59 9307

groep 8 jongens 4.50 .56 3311 4.45 .58 4644 meisjes 4.56 .53 3258 4.50 .55 4663 totaal 4.53 .54 6569 4.48 .56 9307

6.5.2 Het relatieve prestatieniveau De leerkrachten kregen op het leerlingprofiel het volgende voorgelegd: ‘In vergelijking tot de klasgenoten zijn de schoolprestaties van deze leerling(e) …’. De antwoordcategorieën waaruit zij vervolgens konden kiezen, luidden (1) zeer slecht, (2) slecht, (3) matig, (4) goed, en (5) zeer goed. In Tabel 6.36 tot en met Tabel 6.38 staan de scores uitgesplitst naar steekproef, jaargroep en sociaal-etnische achtergrond, respectievelijk geslacht. Tabel 6.36 – Prestaties leerling(e) vergeleken met andere kinderen in groep, naar steekproef en jaargroep

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 3.70 .80 9223 3.66 .83 12942 groep 4 3.66 .85 6858 3.62 .86 9776 groep 6 3.64 .86 6478 3.59 .87 9121 groep 8 3.60 .94 6441 3.55 .95 9159

Page 77: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

66

Tabel 6.37 – Prestaties leerling(e) vergeleken met andere kinderen in groep, naar steekproef, jaargroep en sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 LBO Tu/Ma 3.25 .91 496 3.28 .89 1374 LBO ov. all. 3.35 .91 309 3.38 .91 736 LBO aut. 3.47 .83 1291 3.46 .82 1852 MBO 3.71 .76 3601 3.70 .78 4697 HBO/WO 3.93 .72 2981 3.92 .74 3528 totaal 3.71 .80 8678 3.66 .82 12187

groep 4 LBO Tu/Ma 3.28 .88 425 3.32 .89 1189 LBO ov. all. 3.37 .91 257 3.39 .93 589 LBO aut. 3.39 .86 965 3.40 .86 1412 MBO 3.64 .84 2630 3.63 .82 3457 HBO/WO 3.92 .78 2165 3.91 .79 2606 totaal 3.66 .85 6442 3.62 .86 9253

groep 6 LBO Tu/Ma 3.21 .93 382 3.26 .91 1064 LBO ov. all. 3.26 .93 278 3.34 .93 574 LBO aut. 3.37 .83 946 3.34 .85 1398 MBO 3.64 .82 2447 3.63 .83 3195 HBO/WO 3.92 .77 2051 3.91 .77 2449 totaal 3.65 .85 6104 3.60 .87 8680

groep 8 LBO Tu/Ma 3.16 .95 401 3.19 .95 1112 LBO ov. all. 3.18 1.07 263 3.28 1.01 610 LBO aut. 3.20 .95 1092 3.22 .95 1634 MBO 3.60 .86 2393 3.60 .88 3083 HBO/WO 3.97 .83 1986 3.96 .84 2341 totaal 3.60 .93 6135 3.55 .95 8780

Page 78: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

67

Tabel 6.38 – Prestaties leerling(e) vergeleken met andere kinderen in groep, naar steekproef, jaargroep en geslacht

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 jongens 3.62 .82 4677 3.58 .85 6621 meisjes 3.80 .78 4480 3.74 .80 6254 totaal 3.71 .80 9157 3.66 .83 12875

groep 4 jongens 3.62 .86 3362 3.59 .87 4758 meisjes 3.70 .85 3458 3.65 .85 4965 totaal 3.66 .86 6820 3.62 .86 9723

groep 6 jongens 3.65 .85 3132 3.61 .87 4399 meisjes 3.64 .86 3303 3.58 .88 4669 totaal 3.64 .86 6435 3.59 .87 9068

groep 8 jongens 3.58 .95 3229 3.54 .96 4544 meisjes 3.63 .92 3185 3.56 .95 4573 totaal 3.60 .94 6414 3.55 .95 9117

6.5.3 Prognose voor toekomstig onderwijs Middels twee vragen is aan de leerkrachten gevraagd een inschatting te geven van de mogelijk-heden van de leerling(e) voor toekomstig onderwijs. Ten eerste was dat de vraag: ‘De kans dat deze leerling(e) ooit HBO of universiteit haalt acht ik: …’; hiervoor waren de antwoordcatego-rieën: (1) zeer klein, (2) klein, (3) twijfel, (4) groot en (5) zeer groot. Tabel 6.39 geeft de ge-middelden weer, uitgesplitst naar steekproef en jaargroep. In de Tabellen 6.40 en 6.41 worden de gemiddelden uitgesplitst naar steekproef, jaargroep en sociaal-etnische achtergrond, respec-tievelijk geslacht. Tabel 6.39 – Kans op een HBO- of universitaire opleiding, naar steekproef en jaargroep

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 3.07 1.06 8783 3.00 1.07 12329 groep 4 3.01 1.14 6927 2.91 1.14 9786 groep 6 2.96 1.19 6513 2.85 1.20 9177 groep 8 2.91 1.32 6503 2.81 1.32 9240

Page 79: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

68

Tabel 6.40 – Kans op een HBO- of universitaire opleiding, naar steekproef, jaargroep en soci-aal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 LBO Tu/Ma 2.30 .99 484 2.44 1.01 1325 LBO ov. all. 2.57 1.02 298 2.61 1.02 710 LBO aut. 2.54 1.02 1236 2.50 1.01 1746 MBO 3.03 .99 3422 3.03 1.00 4478 HBO/WO 3.55 .93 2836 3.54 .93 3359 totaal 3.08 1.05 8276 3.00 1.07 11618

groep 4 LBO Tu/Ma 2.36 1.07 429 2.41 1.02 1178 LBO ov. all. 2.60 1.06 252 2.58 1.05 580 LBO aut. 2.43 1.10 977 2.39 1.08 1413 MBO 2.96 1.10 2676 2.92 1.09 3492 HBO/WO 3.51 1.02 2184 3.48 1.02 2606 totaal 3.01 1.15 6518 2.91 1.14 9269

groep 6 LBO Tu/Ma 2.30 1.11 393 2.33 1.11 1078 LBO ov. all. 2.43 1.15 284 2.51 1.16 582 LBO aut. 2.40 1.10 965 2.34 1.10 1431 MBO 2.92 1.12 2452 2.86 1.13 3203 HBO/WO 3.51 1.07 2042 3.46 1.09 2437 totaal 2.97 1.19 6136 2.85 1.20 8731

groep 8 LBO Tu/Ma 2.10 1.12 402 2.23 1.17 1122 LBO ov. all. 2.32 1.27 259 2.41 1.24 600 LBO aut. 2.22 1.18 1101 2.19 1.18 1652 MBO 2.87 1.24 2425 2.87 1.25 3119 HBO/WO 3.57 1.19 2002 3.55 1.20 2359 totaal 2.91 1.32 6189 2.81 1.32 8852

Page 80: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

69

Tabel 6.41 – Kans op een HBO- of universitaire opleiding, naar steekproef, jaargroep en ge-slacht

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 jongens 3.00 1.07 4467 2.93 1.08 6313 meisjes 3.15 1.04 4250 3.08 1.05 5949 totaal 3.08 1.06 8717 3.00 1.07 12262

groep 4 jongens 2.99 1.14 3399 2.90 1.13 4778 meisjes 3.03 1.15 3489 2.93 1.14 4955 totaal 3.01 1.14 6888 2.91 1.14 9733

groep 6 jongens 2.98 1.20 3139 2.88 1.20 4424 meisjes 2.94 1.18 3331 2.82 1.20 4701 totaal 2.96 1.19 6470 2.85 1.20 9125

groep 8 jongens 2.89 1.33 3269 2.81 1.32 4596 meisjes 2.93 1.32 3209 2.81 1.32 4604 totaal 2.91 1.32 6478 2.81 1.32 9200

De tweede vraag luidde: ‘De meest waarschijnlijke V.O.-keuze acht ik: …’. De antwoordcate-gorieën waren: (1) VMBO-beroepsgericht, (2) VMBO-theoretisch, (3) HAVO en (4) VWO. Bij twijfel konden er twee categorieën worden omcirkeld. Hierdoor komt het uiteindelijke aantal adviezen uit op zeven: 1) VMBO-beroepsgericht 2) VMBO-beroepsgericht/VMBO-theoretisch 3) VMBO-theoretisch 4) VMBO-theoretisch/HAVO 5) HAVO 6) HAVO/VWO 7) VWO. Tabel 6.42 geeft de gemiddelden weer, uitgesplitst naar steekproef en jaargroep. In de Tabel 6.43 en Tabel 6.44 worden de gemiddelden uitgesplitst naar steekproef, jaargroep en sociaal-etnische achtergrond, respectievelijk geslacht.

Page 81: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

70

Tabel 6.42 – Meest waarschijnlijke V.O.-keuze, naar steekproef en jaargroep

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 3.75 1.90 8715 3.63 1.90 12161 groep 4 3.74 1.91 6965 3.56 1.90 9797 groep 6 3.72 1.91 6573 3.53 1.91 9226 groep 8 3.57 2.07 6566 3.38 2.05 9299

Tabel 6.43 – Meest waarschijnlijke V.O.-keuze, naar steekproef, jaargroep en sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 LBO Tu/Ma 2.39 1.53 472 2.59 1.61 1274 LBO ov. all. 2.76 1.72 291 2.90 1.77 692 LBO aut. 2.75 1.68 1233 2.73 1.67 1728 MBO 3.63 1.78 3400 3.63 1.80 4431 HBO/WO 4.66 1.71 2813 4.63 1.73 3328 totaal 3.75 1.89 8209 3.63 1.89 11453

groep 4 LBO Tu/Ma 2.67 1.68 424 2.68 1.64 1179 LBO ov. all. 3.00 1.77 255 2.93 1.75 579 LBO aut. 2.76 1.77 980 2.71 1.74 1409 MBO 3.61 1.84 2689 3.56 1.82 3486 HBO/WO 4.61 1.73 2209 4.56 1.75 2629 totaal 3.74 1.92 6557 3.56 1.90 9282

groep 6 LBO Tu/Ma 2.59 1.57 393 2.60 1.60 1063 LBO ov. all. 2.83 1.76 283 2.87 1.81 585 LBO aut. 2.79 1.70 971 2.69 1.69 1427 MBO 3.65 1.81 2477 3.57 1.80 3232 HBO/WO 4.60 1.78 2067 4.53 1.80 2468 totaal 3.73 1.90 6191 3.53 1.91 8775

groep 8 LBO Tu/Ma 2.24 1.59 407 2.34 1.64 1119 LBO ov. all. 2.53 1.90 268 2.64 1.89 609 LBO aut. 2.53 1.74 1109 2.47 1.74 1657 MBO 3.50 1.94 2444 3.46 1.94 3144 HBO/WO 4.63 1.94 2022 4.56 1.96 2380 totaal 3.57 2.06 6250 3.37 2.05 8909

Page 82: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

71

Tabel 6.44 – Meest waarschijnlijke V.O.-keuze, naar steekproef, jaargroep en geslacht

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 2 jongens 3.60 1.93 4415 3.50 1.92 6208 meisjes 3.91 1.85 4235 3.77 1.86 5887 totaal 3.75 1.89 8650 3.63 1.90 12095

groep 4 jongens 3.69 1.92 3416 3.54 1.91 4789 meisjes 3.77 1.90 3511 3.58 1.89 4956 totaal 3.73 1.91 6927 3.56 1.90 9745

groep 6 jongens 3.77 1.94 3169 3.57 1.93 4455 meisjes 3.68 1.88 3360 3.48 1.89 4717 totaal 3.72 1.91 6529 3.53 1.91 9172

groep 8 jongens 3.55 2.08 3284 3.38 2.06 4603 meisjes 3.60 2.05 3256 3.38 2.05 4655 totaal 3.57 2.07 6540 3.38 2.05 9258

6.5.4 Het AVI-leesniveau Evenals bij de vorige metingen is ook nu weer de vraag gesteld: ‘Op welk AVI-niveau leest deze leerling(e)?’. De antwoordcategorieën waren ‘niet van toepassing’ en vervolgens ‘1’ tot en met ‘9’ (het maximale AVI-niveau). Tabel 6.45 geeft de gemiddelden uitgesplitst naar steek-proef en jaargroep, en Tabel 6.46 en Tabel 6.47 vervolgens nog naar sociaal-etnische achter-grond, respectievelijk geslacht. De AVI-niveaus voor groep 2 zijn weggelaten, aangezien die daar meestal nog niet van toepassing zijn. Tabel 6.45 – AVI-niveau, naar steekproef en jaargroep

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 4 4.67 2.00 6197 4.53 1.99 8925 groep 6 8.24 1.20 5076 8.19 1.22 7296 groep 8 8.87 .48 4709 8.87 .50 6721

Page 83: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

72

Tabel 6.46 – AVI-niveau, naar steekproef, jaargroep en sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 4 LBO Tu/Ma 4.22 1.93 398 3.96 1.84 1117 LBO ov. all. 4.34 2.05 229 4.24 1.98 540 LBO aut. 4.23 1.88 836 4.15 1.87 1254 MBO 4.64 1.96 2387 4.57 1.95 3161 HBO/WO 5.03 2.04 1972 5.03 2.03 2377 totaal 4.67 2.00 5822 4.54 1.99 8449

groep 6 LBO Tu/Ma 7.97 1.29 344 7.96 1.30 914 LBO ov. all. 7.87 1.46 209 7.99 1.38 459 LBO aut. 8.08 1.33 750 8.06 1.33 1132 MBO 8.25 1.16 1912 8.23 1.18 2547 HBO/WO 8.42 1.05 1590 8.42 1.05 1915 totaal 8.24 1.19 4805 8.20 1.21 6967

groep 8 LBO Tu/Ma 8.83 .50 274 8.81 .60 815 LBO ov. all. 8.84 .43 196 8.87 .44 438 LBO aut. 8.81 .59 831 8.83 .56 1240 MBO 8.88 .49 1747 8.88 .49 2248 HBO/WO 8.93 .31 1455 8.92 .34 1712 totaal 8.88 .46 4503 8.87 .48 6453

Page 84: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

73

Tabel 6.47 – AVI-niveau, naar steekproef, jaargroep en geslacht

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 4 jongens 4.47 1.96 3065 4.36 1.96 4385 meisjes 4.87 2.01 3096 4.70 2.00 4495 totaal 4.67 2.00 6161 4.53 1.98 8880

groep 6 jongens 8.14 1.27 2487 8.12 1.28 3555 meisjes 8.33 1.11 2553 8.27 1.16 3696 totaal 8.24 1.20 5040 8.19 1.22 7251

groep 8 jongens 8.85 .50 2342 8.84 .54 3335 meisjes 8.89 .44 2342 8.89 .44 3347 totaal 8.87 .47 4684 8.87 .49 6682

Page 85: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

74

Page 86: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

75

7 De vragenlijst Schoolwelbevinden 7.1 De vragenlijst Schoolwelbevinden In de groepen 6 en 8 is de leerlingen gevraagd een korte vragenlijst in te vullen met betrekking tot hun schoolwelbevinden. Bij de eerste twee PRIMA-metingen bestond deze lijst uit 10 items die het schoolwelbevinden en zelfvertrouwen indiceerde. Vanaf de derde meting in 1998/99 zijn er 7 items toegevoegd die een indicatie geven van de sociale integratie in de klas. De in totaal 17 items luiden als volgt: a. Ik kan goed leren b. Ik kan met de juf/meester goed opschieten c. De meeste kinderen in de klas gaan leuker met elkaar om dan met mij d. Ik ben een van de beste leerlingen van de klas e. Ik heb in deze klas weinig vrienden of vriendinnen f. Ik vind dat ik op school interessante dingen leer g. Ik kan goed met de kinderen in de klas opschieten h. Ik verveel me op school i. Ik voel me thuis op school j. Ik voel me bij de juf/meester op mijn gemak k. Ik word vaak gepest door andere kinderen in mijn klas l. De meeste kinderen in de klas kunnen beter leren dan ik m. De juf/meester vindt dat ik goed kan leren n. Ik vind het leuk om met de kinderen in mijn klas om te gaan o. Ik heb op school weinig hulp nodig p. Als ik kinderen in mijn klas vraag of ze me willen helpen, dan zijn er genoeg die dat doen q. Ik vind dat we met aardige jongens en meisjes in de klas zitten. De antwoordcategorieën zijn: (1) dat is helemaal niet waar, (2) dat is niet waar, (3) dat weet ik niet, (4) dat is waar, en (5) dat is helemaal waar. Factoranalyse op deze items resulteerde in drie schalen, namelijk ‘zelfvertrouwen’, ‘welbevin-den’ en ‘sociale integratie’. De constructie van deze schalen is uitgebreid beschreven in het technisch rapport van de vierde meting. 7.2 Respons Het beantwoorden van de lijst maakte deel uit van de toetsafname. Van de getoetste leerlingen heeft 8.9% (n=2398) de vragenlijst niet ingevuld; daarnaast waren er nog 52 leerlingen die niet waren getoetst, maar die wel de schoolwelbevinden-vragenlijst hadden ingevuld. In totaal zijn van 24482 leerlingen de gegevens over het welbevinden bekend. We hebben ook nog gekeken naar de respons ten opzichte van het totale leerlingenbestand met de achtergrondkenmerken uit

Page 87: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

76

de schooladministraties. Ten opzichte van dit bestand was de respons 87.8%. Of er sprake is van selectieve uitval hebben we gecontroleerd door de feitelijke verdeling naar sociaal-etnische achtergrond van de leerlingen in het administratiebestand af te zetten tegen de respons op het schoolwelbevinden-formulier. De resultaten hiervan staan vermeld in Tabel 7.1, waarbij we een uitsplitsing hebben gemaakt naar totale steekproef en referentiesteekproef. De tabel bevat alleen de leerlingen uit de groepen 6 en 8 waarvan de sociaal-etnische achtergrond bekend is. Tabel 7.1 – Respons op de vragenlijst schoolwelbevinden, naar steekproef en sociaal-etnische achtergrond (in %)

referentiesteekproef totale steekproef

verdeling respons verdeling respons

LBO Tu/Ma 5.6 6.0 11.6 12.2 LBO ov. all. 4.1 4.1 6.6 6.4 LBO aut. 16.6 16.5 17.2 17.0 MBO 40.3 39.9 36.5 36.4 HBO/WO 33.5 33.5 28.1 28.0 n 18806 16571 26439 23332

De percentages voor de referentiesteekproef maken duidelijk dat de verschillen in sociaal-etnische achtergrond gering zijn, hoogstens .1 à .6 %-punten. In de totale steekproef liggen de verschillen in dezelfde orde van grootte. 7.3 Schaalscores In Tabel 7.2 presenteren we eerst de gemiddelde schaalscores op de drie dimensies naar jaar-groep en steekproef. Deze scores zijn berekend door het gemiddelde te nemen van de samenstel-lende items, voor zover ten minste tweederde bekend was. In Tabel 7.3, 7.4 en 7.5 zijn vervol-gens de gemiddelde schaalscores naar steekproef, jaargroep en sociaal-etnische achtergrond weergegeven.

Page 88: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

77

Tabel 7.2 – Schaalscores op ‘zelfvertrouwen’, ‘schoolwelbevinden’, en ‘sociale integratie’, naar steekproef en jaargroep

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

zelfvertrouwen groep 6 3.21 .68 8829 3.22 .67 12296 groep 8 3.18 .70 8696 3.19 .69 12174

schoolwelbevinden groep 6 3.81 .70 8825 3.82 .71 12293 groep 8 3.79 .66 8696 3.81 .67 12172

sociale integratie groep 6 4.09 .68 8738 4.07 .69 12163 groep 8 4.15 .65 8668 4.16 .65 12136

Tabel 7.3 – Schaalscores op ‘zelfvertrouwen’, naar steekproef, jaargroep en sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 6 LBO Tu/Ma 3.20 .65 479 3.24 .64 1392 LBO ov.all. 3.15 .71 353 3.20 .68 759 LBO aut. 3.07 .68 1305 3.07 .69 1899 MBO 3.18 .66 3341 3.20 .66 4298 HBO/WO 3.33 .67 2831 3.34 .67 3338

groep 8 LBO Tu/Ma 3.17 .67 512 3.19 .63 1460 LBO ov.all. 3.08 .72 324 3.11 .68 739 LBO aut. 2.94 .68 1419 2.96 .67 2061 MBO 3.14 .69 3274 3.17 .69 4183 HBO/WO 3.37 .69 2723 3.38 .69 3191

Page 89: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

78

Tabel 7.4 – Schaalscores op ‘schoolwelbevinden’, naar steekproef, jaargroep en sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 6 LBO Tu/Ma 3.85 .74 476 3.86 .73 1388 LBO ov.all. 3.76 .68 352 3.80 .71 759 LBO aut. 3.77 .70 1305 3.79 .71 1900 MBO 3.80 .71 3342 3.81 .72 4299 HBO/WO 3.83 .69 2833 3.83 .69 3340

groep 8 LBO Tu/Ma 3.86 .68 513 3.93 .65 1461 LBO ov.all. 3.80 .68 322 3.80 .68 737 LBO aut. 3.68 .70 1420 3.68 .70 2062 MBO 3.79 .66 3274 3.80 .67 4181 HBO/WO 3.83 .64 2723 3.84 .64 3191

Tabel 7.5 – Schaalscores op ‘sociale integratie’, naar steekproef, jaargroep en sociaal-etnische achtergrond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 6 LBO Tu/Ma 3.95 .76 475 4.01 .73 1375 LBO ov.all. 3.93 .74 349 3.97 .74 750 LBO aut. 4.05 .71 1290 4.02 .73 1877 MBO 4.09 .68 3305 4.07 .69 4253 HBO/WO 4.15 .64 2808 4.13 .64 3308

groep 8 LBO Tu/Ma 4.12 .66 512 4.20 .63 1457 LBO ov.all. 4.14 .61 320 4.13 .63 733 LBO aut. 4.12 .65 1414 4.11 .67 2055 MBO 4.14 .65 3264 4.15 .64 4170 HBO/WO 4.21 .64 2715 4.20 .63 3182

Page 90: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

79

Tabel 7.6, 7.7 en 7.8 laten de schaalgemiddelden zien naar steekproef, jaargroep en geslacht. Tabel 7.6 – Schaalscores op ‘zelfvertrouwen’, naar steekproef, jaargroep en geslacht

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 6 jongens 3.30 .69 4281 3.31 .69 5973 meisjes 3.13 .65 4471 3.14 .64 6230

groep 8 jongens 3.25 .71 4358 3.26 .70 6059 meisjes 3.11 .69 4287 3.11 .68 6043

Tabel 7.7 – Schaalscores op ‘schoolwelbevinden’, naar steekproef, jaargroep en geslacht

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 6 jongens 3.70 .75 4280 3.72 .75 5972 meisjes 3.91 .64 4469 3.92 .65 6229

groep 8 jongens 3.68 .70 4359 3.70 .70 6059 meisjes 3.90 .60 4286 3.91 .61 6041

Tabel 7.8 – Schaalscores op ‘sociale integratie’, naar steekproef, jaargroep en geslacht

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

groep 6 jongens 4.09 .68 4234 4.07 .69 5905 meisjes 4.09 .68 4429 4.06 .70 6167

groep 8 jongens 4.14 .65 4339 4.15 .65 6037 meisjes 4.17 .65 4278 4.17 .65 6027

Page 91: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

80

Page 92: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

81

8 Uitstroomgegevens groep 8 8.1 Het uitstroomformulier Het uitstroomformulier is ontwikkeld om de situatie van de leerling aan het einde van het basis-onderwijs in kaart te brengen. Het bevat vragen over het vervolgadvies basisonderwijs, en de behaalde scores op de Eindtoets basisonderwijs van het Cito. Wat die toets betreft is niet alleen de totaalscore opgevraagd, maar ook de deelscores voor de onderdelen taal, rekenen, studie-vaardigheden en wereldoriëntatie. Dit laatste onderdeel is overigens op veel scholen niet afge-nomen. Ook is aan de leerkrachten gevraagd een prognose te geven of de leerling in het voort-gezet onderwijs een potentiële voortijdig schoolverlater is. Het spreekt voor zich dat het uit-stroomformulier alleen is afgenomen voor leerlingen in groep 8. Hiervoor zijn de formulieren in mei 2005 opgestuurd naar de scholen. Reden voor deze latere verzending is dat pas dan het ver-volgadvies bekend is. 8.2 Respons In totaal zijn 13347 leerlingen uit groep 8 getoetst. Van 84.5% van deze leerlingen is het uit-stroomformulier geretourneerd. Daarnaast zijn er ook nog 197 leerlingen die niet zijn getoetst, maar waarvan wel het uitstroomformulier is ingevuld. In totaal betreft het dus 11476 formulie-ren. Het administratiebestand bevat voor groep 8 13847 leerlingen. Ten opzichte van dat be-stand is de respons 82.9%. Of er sprake is van selectieve uitval hebben we gecontroleerd door de feitelijke verdeling naar sociaal-etnische achtergrond van de leerlingen in het administratiebestand af te zetten tegen de respons op de uitstroomformulieren. De resultaten hiervan staan vermeld in Tabel 8.1, waarbij we een uitsplitsing hebben gemaakt naar totale steekproef en referentiesteekproef. Tabel 8.1 – Respons op de uitstroomformulieren, naar steekproef en sociaal-etnische achter-grond (in %)

referentiesteekproef totale steekproef

verdeling respons verdeling respons

LBO Tu/Ma 5.7 5.7 11.9 11.5 LBO ov. all. 3.9 3.6 6.5 6.0 LBO aut. 17.3 17.5 18.0 18.3 MBO 39.8 39.6 36.0 36.1 HBO/WO 33.2 33.5 27.6 28.1

n 9360 7960 13187 10981

De verschillen in respons zijn in beide steekproeven zeer gering, maximaal .5 %-punten.

Page 93: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

82

8.3 Vervolgadvies voortgezet onderwijs Aan de leerkrachten is de vraag gesteld: ‘Welk advies voor voortgezet onderwijs heeft de be-trokken leerling ontvangen?’. Zij konden kiezen uit de volgende acht adviezen: - VWO - HAVO - MAVO/VMBO-theoretische leerweg (TL) - VMBO-gemengde leerweg (GL) - VMBO-kader beroepsgerichte leerweg (KBL) - VMBO-basis beroepsgerichte leerweg (BBL) - VMBO-basis beroepsgerichte leerweg (BBL) met leerweg ondersteunend onderwijs (LWOO) - VMBO-praktijkonderwijs (PRO). Op het formulier was het mogelijk meerdere adviezen aan te strepen. Vooral bij de VMBO-adviezen werd daarvan veel gebruik gemaakt. Een aantal van deze ‘meervoudige adviezen’ was van dien aard, dat het niet mogelijk was deze zonder meer in te delen; het kwam bijvoorbeeld voor dat er vier adviezen waren aangestreept. In zulke gevallen is het gemiddelde berekend en naar het eerstvolgende hogere (combinatie-)advies afgerond. De vervolgadviezen zijn uiteindelijk ingedeeld in 15 categorieën, oplopend van VMBO-praktijkonderwijs naar VWO, inclusief gemengde adviezen. Een verdeling van de adviezen in de referentiesteekproef en in de totale steekproef geeft Tabel 8.2. Onder in de tabel staan tevens het gemiddelde en de standaarddeviatie vermeld. Tabel 8.2 – Advies voortgezet onderwijs, naar steekproef (in %)

referentiesteekproef totale steekproef

VMBO-PRO .7 .8 VMBO-PRO/LWOO .2 .2 VMBO-LWOO 8.2 10.2 VMBO-LWOO/BBL .3 .4 VMBO-BBL 5.4 6.3 VMBO-BBL/KBL 2.8 2.7 VMBO-KBL 9.3 10.4 VMBO-KBL/GL 1.3 1.1 VMBO-GL 4.8 4.7 VMBO-GL/TL 2.2 2.3 VMBO-TL 18.2 18.0 VMBO-TL/HAVO 8.6 8.5 HAVO 15.1 14.2 HAVO/VWO 10.2 9.2 VWO 12.7 11.1 gem. 10.44 10.07 sd 3.75 3.87 n 8056 11057

Page 94: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

83

Tabel 8.3 toont de verdeling van de adviezen naar sociaal-etnische achtergrond, uitgesplitst naar referentiesteekproef en totale steekproef. Tabel 8.3 – Advies voortgezet onderwijs, naar steekproef en sociaal-etnische achtergrond (in %) LBO/TuMa LBO ov.all. LBO aut. MBO HBO/WO

referentiesteekproef VMBO-PRO 3.5 1.5 .8 .5 .2 VMBO-PRO/LWOO .2 1.5 .3 .1 .0 VMBO-LWOO 22.6 23.0 14.8 6.7 2.8 VMBO-LWOO/BBL .7 1.5 .8 .3 VMBO-BBL 11.3 5.7 10.6 5.4 1.7 VMBO-BBL/KBL 5.0 5.7 5.5 2.6 1.2 VMBO-KBL 13.0 13.6 14.7 10.1 4.4 VMBO-KBL/GL 1.4 .8 1.6 1.3 1.1 VMBO-GL 4.0 4.5 7.4 5.0 3.5 VMBO-GL/TL 2.6 3.4 1.9 2.9 1.5 VMBO-TL 16.5 14.7 17.5 21.6 14.9 VMBO-TL/HAVO 5.7 7.5 6.4 8.8 9.3 HAVO 7.5 7.9 9.4 16.0 19.2 HAVO/VWO 2.4 3.4 5.2 9.7 15.4 VWO 3.5 5.3 3.2 9.0 24.8 gem. 7.6 8.0 8.5 10.4 12.2 sd 4.0 4.1 3.7 3.5 2.9 n 424 265 1345 3050 2581

totale steekproef VMBO-PRO 2.4 1.9 .7 .5 .2 VMBO-PRO/LWOO .2 1.0 .3 .1 .0 VMBO-LWOO 21.2 20.3 16.5 7.5 3.1 VMBO-LWOO/BBL .8 1.0 .8 .2 .0 VMBO-BBL 10.4 8.8 10.7 5.7 1.9 VMBO-BBL/KBL 3.3 5.0 4.7 2.4 1.3 VMBO-KBL 15.2 11.9 15.0 10.6 4.8 VMBO-KBL/GL .7 1.1 1.4 1.2 1.0 VMBO-GL 3.9 5.5 6.9 5.0 3.5 VMBO-GL/TL 2.2 3.5 2.3 2.9 1.5 VMBO-TL 17.7 16.1 16.9 21.2 15.0 VMBO-TL/HAVO 7.0 6.4 6.6 8.8 9.4 HAVO 8.5 8.7 8.9 15.6 19.2 HAVO/VWO 3.4 4.2 5.2 9.3 15.1 VWO 3.0 4.7 3.0 9.0 23.9 gem. 7.9 8.1 8.4 10.3 12.1 sd 3.9 4.0 3.8 3.6 3.0 n 1201 622 1940 3835 2988

Page 95: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

84

In Tabel 8.4 zijn de adviezen voor jongens en meisjes, uitgesplitst naar referentiesteekproef en totale steekproef, weergegeven. Tabel 8.4 – Advies voortgezet onderwijs, naar steekproef en geslacht (in %)

referentiesteekproef totale steekproef

jongens meisjes jongens meisjes

VMBO-PRO .7 .6 .8 .8 VMBO-PRO/LWOO .2 .1 .2 .1 VMBO-LWOO 8.1 8.3 9.4 10.8 VMBO-LWOO/BBL .3 .3 .4 .4 VMBO-BBL 5.6 5.2 6.4 6.2 VMBO-BBL/KBL 2.7 2.9 2.6 2.7 VMBO-KBL 9.8 8.9 10.6 10.2 VMBO-KBL/GL 1.1 1.4 1.1 1.2 VMBO-GL 4.9 4.6 4.9 4.6 VMBO-GL/TL 2.4 2.0 2.7 1.9 VMBO-TL 17.8 18.6 17.5 18.4 VMBO-TL/HAVO 8.3 8.9 8.5 8.5 HAVO 15.4 14.7 14.5 13.7 HAVO/VWO 9.9 10.5 9.2 9.3 VWO 12.7 12.8 11.2 11.0 gem. 10.4 10.5 10.1 10.0 sd 3.8 3.7 3.8 3.9 n 4027 3983 5471 5513

8.4 Potentiële voortijdig schoolverlaters In het uitstroomformulier is gevraagd: ‘Is deze leerling volgens uw inschatting een potentiële voortijdig schoolverlater (‘drop-out’)?’, met als antwoordcategorieën (1) zeker niet, (2) waar-schijnlijk niet, (3) weet ik niet, (4) waarschijnlijk wel, en (5) zeker wel. Tabel 8.5 toont de ge-middelden naar sociaal-etnische achtergrond en geslacht, uitgesplitst naar steekproef. Tabel 8.5 – Scores op ’drop-out-prognose’, naar steekproef, sociaal-etnische achtergrond en geslacht

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

totaal 1.52 .71 8078 1.57 .75 11107

LBO Tu/Ma 1.83 .83 439 1.82 .84 1227 LBO ov.all. 1.87 .84 281 1.84 .86 640 LBO aut. 1.71 .79 1335 1.76 .82 1937 MBO 1.51 .68 3063 1.53 .69 3849 HBO/WO 1.34 .58 2567 1.36 .60 2977

jongens 1.62 .76 4041 1.68 .80 5507 meisjes 1.41 .63 3993 1.47 .67 5526

Page 96: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

85

8.5 De Eindtoets basisonderwijs Aan de Eindtoets basisonderwijs van het Cito nemen elk voorjaar ruim 6000 basisscholen deel. Dat is meer dan 80% van alle Nederlandse basisscholen. Van de leerlingen die aan PRIMA hebben deelgenomen en waarvan de uitstroomformulieren zijn ingevuld, heeft 79.2% ook aan de Eindtoets basisonderwijs meegedaan. Binnen de referentiesteekproef ligt de deelname op 76.0%. De vraag is of er verschillen in deelname zijn tussen de sociaal-etnische categorieën. Dit is weergegeven in Tabel 8.6. Tabel 8.6 – Deelname aan de Eindtoets basisonderwijs, naar steekproef en sociaal-etnische achtergrond (in %) referentiesteekproef totale steekproef

LBO Tu/Ma 82.7 88.6 LBO ov. all. 78.3 84.7 LBO aut. 78.9 81.8 MBO 76.1 79.1 HBO/WO 81.9 83.0

n 6270 8997

Voor beide steekproeven geldt dat een groter aandeel van de allochtone leerlingen aan de Eind-toets basisonderwijs heeft deelgenomen dan van de autochtone leerlingen. Dit was ook in eerde-re metingen het geval. De totaalscore op de Cito-Eindtoets varieert van 500 tot en met 550. Deze totaalscore is de (be-werkte) optelsom van de scores op drie onderdelen: taal, rekenen en studievaardigheden. We-reldoriëntatie is een facultatief onderdeel dat minder vaak wordt afgenomen en niet in de totaal-score is verwerkt. In het verleden bestond elke subtoets uit 60 items. Bij de Eindtoets 2003 is dit veranderd: de taaltoets bestaat uit 100 items, de rekentoets uit 60, de toets studievaardigheden 40 en de toets wereldoriëntatie uit 90 items, dit laatste overigens in 2005 voor het eerst. In Tabel 8.7 presenteren we allereerst de scores op de Eindtoets uitgesplitst naar steekproef. Tabel 8.8 toont vervolgens de resultaten van de leerlingen op de onderdelen van de Eindtoets en de totaalscore, uitgesplitst naar steekproef en sociaal-etnische achtergrond. Tabel 8.7 – Resultaten op de Eindtoets basisonderwijs, naar steekproef

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

taal 67.6 16.0 6299 66.2 15.9 9042 rekenen 40.4 11.6 6195 39.6 11.7 8932 studievaardigheden 28.3 6.9 6107 27.5 7.0 8821 wereldoriëntatie 60.7 14.7 5524 59.1 14.8 7671

totaalscore 533.6 10.4 6354 532.4 10.5 9089

Page 97: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

86

Tabel 8.8 – Resultaten op de Eindtoets basisonderwijs, naar steekproef en sociaal-etnische ach-tergrond

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

taal LBO Tu/Ma 56.4 16.1 370 57.9 15.2 1104 LBO ov.all. 59.8 15.3 223 59.6 14.8 544 LBO aut. 61.7 15.1 1060 61.5 14.9 1602 MBO 67.2 15.2 2291 66.8 15.2 3004 HBO/WO 74.5 13.6 2070 74.1 13.9 2434

rekenen LBO Tu/Ma 34.7 11.6 367 36.5 11.7 1096 LBO ov.all. 34.9 12.1 216 35.3 12.0 542 LBO aut. 36.1 11.7 1049 35.9 11.5 1584 MBO 40.3 11.0 2244 40.0 11.1 2960 HBO/WO 44.7 10.4 2010 44.3 10.5 2371

studievaardigheden LBO Tu/Ma 22.8 7.1 357 23.8 6.8 1079 LBO ov.all. 24.4 7.0 214 24.1 7.1 535 LBO aut. 25.6 6.8 1036 25.4 6.8 1569 MBO 28.1 6.4 2209 27.9 6.5 2918 HBO/WO 31.3 5.9 1979 31.0 6.0 2338

wereldoriëntatie LBO Tu/Ma 47.3 14.1 286 48.4 13.5 801 LBO ov.all. 52.3 14.8 192 51.4 14.0 445 LBO aut. 56.0 13.7 942 55.3 13.6 1390 MBO 60.3 13.9 2057 59.9 13.9 2638 HBO/WO 67.3 12.4 1825 66.7 12.7 2115

totaal LBO Tu/Ma 526.0 10.1 365 527.0 10.0 1093 LBO ov.all. 527.5 10.5 215 527.4 10.3 541 LBO aut. 528.9 10.0 1064 528.6 10.0 1599 MBO 533.3 9.7 2309 532.9 9.8 3023 HBO/WO 538.4 8.9 2085 538.0 9.1 2445

Page 98: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

87

Tabel 8.9 toont de resultaten van de leerlingen op de onderdelen van de Eindtoets en de totaal-score, uitgesplitst naar steekproef en geslacht. Tabel 8.9 – Resultaten op de Eindtoets basisonderwijs, naar steekproef en geslacht

referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

taal jongens 66.2 16.3 3164 64.8 16.1 4497 meisjes 69.1 15.6 3095 67.6 15.6 4483

rekenen jongens 42.3 11.2 3093 41.6 11.2 4423 meisjes 38.6 11.7 3062 37.7 11.8 4448

studievaardigheden jongens 28.3 7.0 3053 27.7 7.1 4373 meisjes 28.2 6.8 3013 27.4 6.9 4385

wereldoriëntatie jongens 63.2 14.8 2774 61.5 14.9 3807 meisjes 58.3 14.2 2719 56.6 14.4 3815

totaal jongens 533.8 10.4 3183 532.7 10.5 4517 meisjes 533.4 10.3 3130 532.1 10.5 4508

Page 99: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

88

Page 100: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

Deel III De oudervragenlijsten

Page 101: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

90

Page 102: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

91

9 De oudervragenlijst voor groep 2 9.1 Constructie De ouders van de leerlingen in groep 2 is verzocht een schriftelijke vragenlijst in te vullen. In deze vragenlijst werd geïnformeerd naar een aantal achtergrondkenmerken van de ouders, het kind en de gezinssituatie. In dit deel van de basisrapportage staan deze vragenlijsten centraal. Het doel van de onderhavige rapportage is tweeledig, het functioneert als codeboek voor deze vragenlijst, en is tegelijkertijd ook een naslagwerk waarin een eerste beschrijving van een aantal gezinskenmerken van PRIMA-leerlingen wordt gegeven. De vragenlijst voor groep 2 die in deze zesde PRIMA-meting in 2004/05 is afgenomen, is voor een belangrijk deel dezelfde als die welke bij de eerste vijf metingen is gebruikt. Het algemene doel van deze vragenlijst is om bij de start op de basisschool een indruk te krijgen van de situa-tie waarin het kind thuis opgroeit. Daartoe wordt informatie gevraagd over een serie gezins-structurele en gezinsculturele kenmerken. Onder de eerste groep vallen aspecten als gezinssa-menstelling, sociaal milieu, en geboorteland. Onder de tweede groep vallen kenmerken die te maken hebben met de religie, taal, cultuur en opvoeding. Bij de vragenlijsten is gebruik gemaakt van optisch inleesbare formulieren, waarbij de respon-denten antwoorden via het instrepen van hokjes. Inherent aan deze methode is dat de antwoor-den alleen in de vorm van gesloten categorieën kunnen worden gegeven. Voor respondenten is het wellicht aantrekkelijker en gemakkelijker (zeker voor allochtonen met een geringe produc-tieve beheersing van het Nederlands) alleen antwoordhokjes in te hoeven strepen in plaats van het moeten noteren van antwoorden. Een groot voordeel van deze werkwijze is in ieder geval dat het inlezen zeer snel gaat. Een nadeel is dat de respondenten gedwongen worden een be-paalde antwoordkeuze te maken die eigenlijk misschien toch net niet de hunne is. Door alleen met gesloten categorieën te werken wordt bovendien de variatie, en daarmee de variantie, door-gaans beperkter, hetgeen ook gevolgen heeft voor uit te voeren analyses. De vragenlijsten zijn door het ITS in samenspraak met het SCO ontwikkeld. Daarna heeft het ITS de lay-out verzorgd. Het betrof in totaal acht pagina’s (incl. het titelblad met de aanwijzin-gen voor het invullen) met 29 hoofdvragen. Op het titelblad stond, behalve het school- en leer-lingnummer, ook de naam van de betreffende leerling afgedrukt. Bij de vragenlijsten waren aparte toelichtingen in het Nederlands, Turks en Arabisch gevoegd. Hierin werd het doel van het onderzoek uitgelegd en werd tevens aangegeven dat, wanneer men eventueel moeite had met het invullen, men bij anderen om hulp mocht vragen. 9.2 Afname De vragenlijsten zijn enkele weken voordat de toetsafnames zouden plaatsvinden door de ITS/SCO-toetsleiders tijdens een eerste voorbereidend gesprek op de scholen afgegeven met het

Page 103: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

92

verzoek ze mee te geven aan de leerlingen. De ouders konden ze vervolgens invullen en – in verband met de privacy – in een bijgevoegde, gesloten enveloppe weer mee teruggeven naar school. De toetsleiders hebben ze van daaruit meegenomen naar het ITS of SCO. Vragenlijsten die op een later tijdstip door de ouders aan hun kinderen zijn meegegeven, zijn door de scholen per post naar het ITS of SCO geretourneerd. 9.3 Verwerking Na een eerste controle zijn de vragenlijsten ingelezen en omgezet in SPSS-bestanden. Hoewel dergelijk optisch inleesbare formulieren in principe geen buiten-range waarden toelaten, bevat-ten de antwoordpatronen van de ouders soms wel inconsistenties. Bijvoorbeeld: de ouders vul-len in een bepaalde openingsvraag in dat hun kind niet naar een kinderdagverblijf is geweest, maar geven tegelijkertijd in een vervolgvraag aan dat het kind het kinderdagverblijf drie dagen per week gedurende twee jaar heeft bezocht. Hoe met dit type inconsistenties is omgegaan, zul-len we hierna bij de beschrijving van de betreffende vragen zelf aan de orde stellen. 9.4 Respons 9.4.1 Aantallen Binnen PRIMA worden verschillende databestanden onderscheiden. Zo is er een ad-ministratiebestand dat de namen en een beperkt aantal achtergrondgegevens van de leerlingen bevat zoals ze door de scholen zijn opgegeven, doorgaans in het begin van het schooljaar. Voor groep 2 telt dit bestand 16079 leerlingen. Daarnaast is er een toetsbestand met de resultaten op de afgenomen toetsen. Niet alle leerlingen zijn echter getoetst. Als gevolg van tussentijdse wij-zingen in de leerlingenpopulatie van de scholen (bv. door verhuizingen) en absentie (bv. i.v.m. ziekte) tijdens de toetsafnames is er sprake geweest van uitval. Daarnaast zijn er ook leerlingen geweest die slechts één of enkele toetsopgaven hebben gemaakt; deze leerlingen zijn uit het bestand verwijderd. In het resulterende toetsbestand zitten 14642 leerlingen (ofwel 91.1% t.o.v. het administratiebestand).1 Voor alle leerlingen uit het administratiebestand zijn oudervragenlijsten gedrukt en naar de scholen gestuurd. In hoeverre al deze leerlingen ook daadwerkelijk een vragenlijst hebben mee-gekregen is niet helemaal duidelijk. Op de eerste plaats zijn er enkele complete scholen geweest die weigerden de vragenlijsten uit te delen. Op de tweede plaats zijn er – zoals hierboven al uitgelegd – als gevolg van absentie van leerlingen vragenlijsten niet uitgedeeld en niet geretour-neerd. In totaal zijn er 10657 ingevulde en bruikbare vragenlijsten teruggekomen. De respons ten opzichte van het administratiebestand bedraagt 66.3%. Als we uitgaan van het bestand met alleen de getoetste leerlingen, komen we op een respons van 68.8%. Bij de hierna te bespreken schaalanalyses, variabelen-constructie en de beschrijving van de variabelen is uitgegaan van het

1 Nadat de analyses op de oudergegevens waren verricht, hebben nog enkele scholen gegevens nagezonden die

alsnog in het administratie- en toetsbestand zijn opgenomen. Daardoor kunnen er geringe verschillen zijn wat be-treft de aantallen leerlingen zoals ze hier en elders in deze rapportage worden genoemd.

Page 104: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

93

bestand met 10657 leerlingen, dus alle leerlingen die in het administratiebestand zitten en waar-van oudergegevens beschikbaar zijn. In het PRIMA-onderzoek zijn verschillende onderzoeksinstrumenten gehanteerd. Naast de hier besproken oudervragenlijst zijn er bij de leerlingen van groep 2 onder meer twee onderdelen van het Cito-leerlingvolgsysteem afgenomen, te weten de toetsen Taal voor kleuters en Orde-nen, die een indicatie geven van respectievelijk het voorbereidend lezen en rekenen. Tevens is er door de directie of schooladministratie een formulier met achtergrond- en administratieve gegevens over elke leerling ingevuld. Daarnaast is van elke school bekend of zij tot het repre-sentatieve deel van de PRIMA-steekproef behoort of niet. Met behulp van deze gegevens is de representativiteit van de oudergegevens bepaald. 9.4.2 Respons, sociaal-etnische achtergrond en toetsprestaties Op de eerste plaats is nagegaan of er zich verschillen voordoen in het beantwoorden van de oudervragenlijsten die te maken hebben met de sociaal-etnische achtergrond van de leerlingen, de variabele die eerder in dit rapport al is geïntroduceerd.

In Tabel 9.1 geven we een overzicht van de respons op de oudervragenlijst, waarbij we kijken of er een verschil is tussen ouders met uiteenlopende sociaal-etnische achtergronden. De totaal-verdeling van deze achtergrond zelf staat (in %) onder in de tabel.

Tabel 9.1 – Respons oudervragenlijst naar sociaal-etnische achtergrond (in %) max. LBO

Tu/Ma max. LBO

ov. all. max. LBO

aut. max. MBO HBO/WO onbekend totaal

geen respons 43.1 49.6 33.1 28.4 27.1 56.0 33.7 wel respons 56.9 50.4 66.9 71.6 72.9 44.0 66.3 n 1664 932 2306 5666 4199 1312 16079 % 10.3 5.8 14.3 35.2 26.1 8.2 100.0

De tabel laat zien dat er een duidelijk verband bestaat tussen enerzijds de combinatie oplei-ding/herkomst en anderzijds de respons op de oudervragenlijst. De nominaal-metrische samen-hang, eta, bedraagt .20. Van de Turkse en Marokkaanse laagopgeleide ouders heeft 57% de vragenlijst ingevuld tegen 73% van de ouders met een HBO/WO-opleiding. De respons lijkt vooral af te hangen van de allochtone herkomst: van de Turkse/Marokkaanse en overig alloch-tone ouders met hooguit een LBO-opleiding heeft 57, respectievelijk 50% de vragenlijst gere-tourneerd, terwijl de respons van de autochtone ouders uit dezelfde opleidingscategorie op 67% ligt. Met name de respons van de categorie ‘laagopgeleid overig allochtoon’ is laag. De oorzaak voor dit resultaat ligt ongetwijfeld bij het lage beheersingsniveau van de Nederlandse taal van de allochtone groepen.

Page 105: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

94

Bovenstaande analyse is één manier om zicht te krijgen op de ouderrespons. Omdat bij de res-pons-analyses ook de toetsresultaten van de leerlingen voorhanden zijn, kan ook daarop worden vergeleken. Tabel 9.2 geeft een overzicht van de scores op Taal voor kleuters en Ordenen van leerlingen mèt en leerlingen zònder oudergegevens. We hebben daarvoor gebruik gemaakt van de ruwe scores op de toetsen, dat wil zeggen het aantal goed gemaakte opgaven. Tabel 9.2 – Toetsresultaten naar respons oudervragenlijst (gemiddelden) Taal voor kleuters Ordenen

geen respons 42.0 29.4 wel respons 43.7 30.5 sd 8.2 6.3 n 14419 14323 eta .10 .08

Voor Taal voor kleuters is er een verschil van ruim anderhalve toetspunt, hetgeen overeenkomt met ongeveer eenvijfde standaardafwijking. De samenhang tussen de toetsscore en respons op de vragenlijst is .10, dus vrij zwak. Voor Ordenen is het verschil ongeveer 1 punt. Dit verschil komt overeen met een samenhang van .08, dus ook zeer zwak. Voor beide vergelijkingen geldt dus dat er hooguit zwakke samenhangen zijn tussen de respons op de oudervragenlijst en de toetsprestaties voor (voorbereidend) taal en rekenen. Op basis van hetgeen bekend is over de taal- en rekenprestaties van allochtone kinderen en de taalbeheersing van hun ouders, vormt dit een bevestiging van datgene wat we al in Tabel 9.1 constateerden, namelijk dat de non-respons vooral een allochtone factor betreft en waarschijnlijk voor een belangrijk deel wordt veroorzaakt door het lage taalbeheersingsniveau Nederlands van de ouders. 9.4.3 Respons en steekproeven In Tabel 9.1 en Tabel 9.2 hebben we twee vergelijkingen gemaakt, namelijk qua sociaal-etnische achtergrond en qua prestaties. Dat is gebeurd voor de totale steekproef. Omdat we hierna bij de beschrijving van de oudergegevens ook een uitsplitsing maken naar referen-tiesteekproef, zijn we ook nagegaan hoe het met de representativiteit staat binnen die steekproef. Voor Tabel 9.3 hebben we daarom de analyses herhaald, maar nu alleen voor de referen-tiesteekproef.

Page 106: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

95

Tabel 9.3 – Respons oudervragenlijst referentiesteekproef naar sociaal-etnische achtergrond (in %) max. LBO

Tu/Ma max. LBO

ov. all. max. LBO

aut. max. MBO HBO/WO onbekend totaal

geen respons 43.0 45.7 29.2 25.8 25.1 54.0 30.0 wel respons 57.0 54.3 70.8 74.2 74.9 46.0 70.0 n 579 383 1594 4331 3526 970 11383 % 5.1 3.4 14.0 38.0 31.0 8.5 100.0

De tabel maakt duidelijk dat er tussen de referentiesteekproef en de totale steekproef (vgl. Tabel 9.1) enig verschil is in respons. In de referentiesteekproef bedraagt die bijna 70%, terwijl de respons in de totale steekproef ongeveer 4%-punten lager ligt. De door de achtergrond verklaar-de variantie bedraagt voor de referentiesteekproef bijna 4% (eta =.20). Dit verschil heeft te ma-ken met het feit dat de aanvullende steekproef (totale steekproef minus referentiesteekproef) uit scholen bestaat die in een achterstandssituatie verkeren, dus met name door leerlingen worden bevolkt die tot een laag sociaal-economisch milieu behoren en/of allochtoon zijn. Aanvullend op Tabel 9.2 hebben we ook hier de analyses met betrekking tot de prestaties op de Taal voor kleuters- en Ordenen-toets herhaald voor de referentiesteekproef. De resultaten daar-van staan in Tabel 9.4. Tabel 9.4 – Toetsprestaties referentiesteekproef, naar respons oudervragenlijst (gemiddelden) Taal voor kleuters Ordenen

geen respons 43.2 30.0 wel respons 44.5 30.9 sd 7.7 6.1 n 10380 10284 eta .08 .07

Uit de tabel kan worden afgelezen dat er ook binnen de onderscheiden steekproeven (vgl. Tabel 9.2) verschillen zijn in prestaties tussen leerlingen mèt en leerlingen zònder oudergegevens. Deze verschillen zijn binnen de referentiesteekproef nog kleiner dan binnen de totale steekproef. 9.4.4 Respons op schoolniveau Bij het verzamelen van de oudergegevens nemen de scholen een sleutelpositie in. De oudervra-genlijsten worden immers via de scholen verspreid. Tijdens de fase van het veldwerk van het onderzoek bleek een aantal scholen te weigeren aan het verspreiden van de vragenlijsten mee te werken. Dat had onder meer te maken met de privacy-gevoeligheid van de gevraagde informa-tie, maar ook omdat de scholen het idee hadden dat hun ouders de vragenlijsten toch niet zouden

Page 107: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

96

willen of kunnen invullen. Om nu na te gaan of er bij de non-respons onder de ouders sprake is van individuele weigering of ‘collectieve’ weigering (d.w.z. door de school vooraf als geheel) en of dat verschilt per steekproef, hebben we de responsgegevens afsluitend ook vanuit dat per-spectief bestudeerd. De oorspronkelijke, administratiesteekproef voor groep 2 telt 589 scholen. Dit betekent dat van 11 scholen van de totale PRIMA-steekproef (N=600) geen gegevens over groep 2 beschikbaar zijn. Wat de oudervragenlijsten betreft is de gemiddelde respons op schoolniveau 68.0%. Van 40 (6.8%) van die scholen zijn alle vragenlijsten geretourneerd, terwijl van 55 scholen (9.3%) geen van de vragenlijsten is teruggekomen. We hebben deze gegevens ook voor de referen-tiesteekproef berekend. In de referentiesteekproef voor groep 2 zitten 410 scholen; van 33 scho-len uit die groep (8.0%) hebben we alle oudervragenlijsten terugontvangen, van 36 scholen (8.8%) zijn in het geheel geen oudergegevens beschikbaar. De gemiddelde respons bedraagt 71.7%. 9.4.5 Samenvatting We kunnen concluderen dat er in zijn algemeenheid een redelijk hoge respons is op de ouder-vragenlijsten — zeker als we rekening houden met de omvang van de vragenlijsten en met de achtergronden van een belangrijk deel van de doelgroep. Wel is duidelijk dat de respons qua sociaal-etnische achtergrond scheef verdeeld is. Met name de respons onder de allochtone laag-opgeleide ouders is relatief laag. Uit een vergelijking van de onderscheiden steekproeven blijkt dat de respons in de aanvullende steekproef, die relatief veel allochtonen bevat, lager is dan die in de referentiesteekproef. Vergeleken met de respons op de vorige, vijfde PRIMA-meting ligt de respons bij deze zesde meting duidelijk lager - ten opzichte van het zowel het administratie- als toetsbestand circa 5%-punten. Wel is het zo dat de respons minder gerelateerd is aan het prestatieniveau van de kinderen: de verschillen in toetsprestaties van kinderen met en kinderen zonder een ingevulde oudervragenlijst zijn nu zeer klein. 9.5 Een beschrijving van de oudergegevens 9.5.1 Inleiding In deze rapportage richten we ons op die leerlingen die in het administratiebestand voorkomen èn waarvan ingevulde en bruikbare oudervragenlijsten zijn teruggekomen. We houden dus geen rekening met het feit of van deze leerlingen ook toetsgegevens beschikbaar zijn. In totaal gaat het bij groep 2 om 10657 leerlingen. In de tabellen vermelden we waar mogelijk de aantallen leerlingen waarop de analyses betrekking hebben, dat wil zeggen: exclusief mogelijk ‘missing values’. Hierna geven we een beschrijving van de oudergegevens. We doen dat apart voor de referen-tiesteekproef en de totale steekproef. De referentiesteekproef telt 11383 leerlingen, waarvan er 3415 geen oudervragenlijst hebben geretourneerd. De totale steekproef omvat 16079 leerlingen; bij 5422 van hen ontbreekt de oudervragenlijst. Bij de beschrijving worden deze 3415, respec-tievelijk 5422 leerlingen — zoals hierboven al aangeduid — dus niet meer apart vermeld. Wat

Page 108: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

97

in de tabellen komt te staan zijn de percentages, respectievelijk gemiddelden en de aantallen leerlingen waarop die zijn gebaseerd. Voor de referentiesteekproef bedraagt dit maximaal 7968, en voor de totale steekproef 10657 leerlingen. Voor de duidelijkheid: de aantallen die in de tabellen onder ‘n’ staan betreffen dus steeds het aantal valide cases (=100%) waarop het be-treffende vermelde percentage of gemiddelde is gebaseerd. De oudervragenlijst voor groep 2 bevat 29 hoofdvragen. Bij de beschrijving van de oudergege-vens houden we de volgorde aan van de vragen zoals die in de vragenlijst aan bod zijn geko-men. Op deze manier fungeert dit rapport als een naslagwerk annex codeboek. Om een koppe-ling te leggen naar de nummering in de vragenlijst, vermelden we steeds in de kop van de sub-paragraaf het vraagnummer voorafgaand door een ‘v’. 9.5.2 De oudergegevens Samenstelling van het gezin (v1, v2, v3, v4, v5) Het gaat hier om de vraag naar de aanwezigheid van de moeder en vader, het aantal en aantal oudere kinderen, de gezinssamenstelling in termen van burgerlijke staat en de invuller(s) van de vragenlijst. Er zijn daarbij op twee manieren inconsistenties ontstaan. Op de eerste plaats heb-ben enkele ouders bij vraag v1 aangegeven dat er geen moeder/verzorgster dan wel va-der/verzorger aanwezig in het gezin, terwijl ze tegelijkertijd bij vraag v4 melden dat het gezin bestaat uit twee gehuwde of samenwonende ouders of niet-ouders. Op de tweede plaats heeft een aantal ouders aangegeven dat ze deel uitmaakten van een eenoudergezin, terwijl ze bij een reeks van vervolgvragen, die apart voor de in het gezin aanwezige moeder/verzorgster en va-der/verzorgster moesten worden beantwoord, toch voor beide ouders deze vragen invulden. Dit, terwijl er bij de instructie voor het invullen van de vragenlijst nadrukkelijk op is gewezen dat, wanneer er op dit moment geen partner is, alleen de gegevens van de aanwezige ouder hoeven te worden ingevuld. Waarschijnlijk heeft een en ander te maken met situaties waarin een van de ouders overleden is of na een scheiding elders is gaan wonen, terwijl de achterblijvende ouder toch nog diens gegevens heeft ingevuld. Het feit dat er in veel van de betreffende gezinnen ook weer een nieuwe partner is gekomen en — in geval van scheiding — de oude partner soms ook nog met een zekere regelmaat aanwezig is, maakt de situatie soms erg gecompliceerd. Omdat het bijzonder lastig en wellicht arbitrair is om al dit type (al-dan-niet vermeende) inconsistenties uit het bestand te halen, is besloten dat helemaal niet te doen. Dit betekent dus dat overal de originele antwoorden zijn blijven staan. Bij dit blok van kenmerken is allereerst onder vraag v1 gevraagd: ‘Welke volwassenen zijn er in uw gezin?’: (a) moeder (of verzorgster), (b) vader (of verzorger). Deze vragen moesten met ‘nee’ of ‘ja’ worden beantwoord. Bij vraag v2 is gevraagd: ‘Hoeveel kinderen zijn er in totaal in uw gezin?’, met als antwoordcategorieën ‘1’ tot ‘5 of meer’, en bij v3 is de vraag gesteld: ‘Hoe-veel kinderen in uw gezin zijn ouder dan het kind dat deze vragenlijst heeft meegekregen?’, met als antwoordcategorieën ‘0’ tot ‘5 of meer’. In Tabel 9.5 geven we een overzicht van de aanwezigheid van moeder en vader in het gezin. Genoemd worden de percentages ouders die deze vragen met ‘ja’ hebben beantwoord. Ook staat in de tabel van het totaal aantal kinderen en het aantal oudere kinderen het gemiddelde en de

Page 109: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

98

bijbehorende standaarddeviatie vermeld. We maken bij deze — en alle overige tabellen — een uitsplitsing naar referentie- ofwel representatieve steekproef en totale steekproef, dat wil zeggen de steekproef met een oververtegenwoordiging van scholen met leerlingen in sociaal-etnische achterstandssituaties. Tabel 9.5 – Aanwezigheid ouders en kinderen in het gezin (gemiddelden en in %) referentiesteekproef totale steekproef

% n % n

moeder/verzorgster aanwezig 99.6 7906 99.5 10504 vader/verzorger aanwezig 94.9 7720 93.6 10174

gem. sd n gem. sd n

aantal kinderen 2.4 .9 10619 2.4 .9 7951 aantal oudere kinderen .9 1.0 10491 .8 1.0 7864

Uit de gegevens in Tabel 9.5 blijkt dat in bijna 5, respectievelijk 6.5 procent van de gezinnen geen vader aanwezig is en in een half procent geen moeder. Dit heeft tot consequentie dat bij de vragen die apart voor moeder en vader moesten worden beantwoord, een belangrijk deel van de ‘missings’ voor rekening komt van het feit dat het eenoudergezinnen betreft, en dat het hier dus feitelijk om ‘niet van toepassing’ gaat. Het gemiddelde kindertal is 2.4 en gemiddeld hebben de kinderen uit groep 2 nog 1 oudere broer of zus. In Tabel 9.6 vervolgen we met een overzicht van burgerlijke staat, waarbij de vraag is gesteld: ‘Wat is de huidige samenstelling van uw gezin?’ In de tabel staan de reacties op de antwoord-mogelijkheden. Tabel 9.6 – Burgerlijke staat (in %) referentiesteekproef totale steekproef

gehuwd of samenwonend met de ouder van het kind 88.5 86.0 gehuwd of samenwonend met de niet-ouder van het kind 1.6 1.7 alleenstaand, gescheiden 2.6 3.1 alleenstaand, partner overleden 2.6 3.5 alleenstaand, niet gehuwd geweest 4.6 5.8 n 7931 10581

In Tabel 9.7 wordt een antwoord gegeven op de vraag: ‘Door welke ouder wordt deze vragen-lijst ingevuld?’

Page 110: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

99

Tabel 9.7 – Invuller(s) vragenlijst (in %) referentiesteekproef totale steekproef

moeder 79.1 75.6 vader 9.0 10.8 beide ouders 12.0 13.6 n 7933 10599

Etnische herkomst ouders en grootouders (v6, v7) Bij v6 is de vraag gesteld: ‘Waar zijn u en uw partner geboren? En waar het kind?’, met in to-taal 12 antwoordcategorieën. In Tabel 9.8 staan de reacties. Wellicht ten overvloede: Bij deze vraag en ook de nog volgende ‘moeder- en vader-vragen’ dient het volgende te worden aange-tekend. Omdat een deel van de cases betrekking heeft op eenoudergezinnen ontbreekt daar de moeder, dan wel vader. Dit gegeven leidt er toe dat de n waarop de percentages zijn gebaseerd bij deze vragen bij voorbaat al wat lager zijn. Omdat, zoals uit vraag v1 is gebleken, in eenou-dergezinnen doorgaans geen vader aanwezig is, ligt met name het aantal geldige responses van de vaders navenant lager. Tabel 9.8 – Geboorteland ouders en kind (in %) referentiesteekproef totale steekproef

moeder vader kind moeder vader kind

Nederland 85.0 85.1 97.3 75.4 75.1 96.6 Antillen/Aruba .6 .7 .3 .9 1.0 .5 Suriname 1.7 1.6 .1 2.3 2.1 .1 Turkije 3.4 3.8 .3 6.8 7.4 .4 Marokko 2.9 3.1 .1 6.0 6.4 .3 Zuid-Europa .9 1.0 .1 1.0 1.0 .2 Noord- en West-Europa 1.1 .8 .5 1.1 .8 .5 Oost-Europa .5 .2 .1 .5 .2 .1 Azië 1.3 1.1 .4 1.9 1.6 .4 Afrika .8 .9 .2 1.5 1.6 .3 Midden-Oosten .6 .8 .1 1.0 1.2 .2 ander land 1.3 1.0 .5 1.7 1.6 .5 n 7953 7797 7732 10630 10338 10250

Op basis van de gegevens over het herkomstland van de moeder en vader afzonderlijk hebben we een nieuwe variabele geconstrueerd, namelijk de etnische herkomst van het gezin. Deze kent twee categorieën: (1) beiden in Nederland geboren: autochtoon; (2) minimaal één van de ouders in het buitenland geboren: allochtoon. In de referentiesteekproef is 18.9% van de gezinnen (n=7844) allochtoon, en in de totale steekproef 29.7% (n=10459).

Page 111: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

100

Niet alleen is geïnformeerd naar het geboorteland van de ouders, maar bij vraag v7 ook naar dat van de grootouders: ‘Waar zijn de grootouders van het kind geboren?’ Daarbij zijn dezelfde antwoordcategorieën aangehouden. Met behulp van deze gegevens kan een onderscheid worden gemaakt naar generatie migranten. De resultaten staan in Tabel 9.9. Tabel 9.9 – Geboorteland grootouders (in %) referentiesteekproef totale steekproef

moeders kant vaders kant moeders kant vaders kant

oma opa oma opa oma opa oma opa

Nederland 82.9 82.9 83.2 83.1 72.6 72.5 72.7 72.6 Antillen/Aruba .6 .6 .6 .6 .9 .9 .9 1.0 Suriname 1.9 2.0 1.8 1.8 2.6 2.7 2.4 2.5 Turkije 3.8 3.8 4.0 4.0 7.5 7.5 7.7 7.7 Marokko 3.1 3.1 2.9 3.0 6.3 6.3 6.2 6.3 Zuid-Europa 1.0 1.2 1.0 1.3 1.1 1.4 1.1 1.4 Noord- en West-Europa 1.3 1.3 1.3 .9 1.2 1.2 1.1 .9 Oost-Europa .6 .6 .3 .3 .6 .6 .3 .3 Azië 2.2 2.0 2.0 2.0 2.8 2.6 2.6 2.5 Afrika .7 .7 .9 1.0 1.4 1.3 1.6 1.6 Midden-Oosten .6 .6 .8 .7 1.1 1.1 1.3 1.2 ander land 1.3 1.3 1.3 1.2 1.8 1.8 1.9 1.9 n 7947 7924 7817 7808 10616 10567 10379 10358

Verblijfsduur ouders (v8) Behalve naar het geboorteland is ook naar de verblijfsduur gevraagd: ‘Hoeveel jaar wonen u en uw partner in Nederland?’. Deze vraag is gesteld aan alle ouders, dus ongeacht hun geboorte-land. Deze gegevens staan in Tabel 9.10. Tabel 9.10 – Verblijfsduur ouders (in %) referentiesteekproef totale steekproef

moeder vader moeder vader

minder dan 5 jaar 1.0 .8 1.6 1.1 5-9 jaar 3.9 2.4 6.8 3.8 10-14 jaar 3.6 3.7 5.8 6.0 15-19 jaar 2.0 2.6 3.9 5.0 20-24 jaar 1.5 1.5 2.4 2.7 25 of meer jaar 4.0 4.6 5.1 6.7 altijd al 84.0 84.3 74.4 74.7 n 7859 7498 10554 9898

Page 112: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

101

Nationaliteit ouders (v9) Behalve naar het geboorteland en verblijfsduur, is ook geïnformeerd naar de nationaliteit van de ouders: ‘Welke nationaliteit(en) hebben u en uw partner?’. De gegevens hierover staan in Tabel 9.11. Tabel 9.11 – Nationaliteit ouders (in %) referentiesteekproef totale steekproef

moeder vader moeder vader

Nederlandse 91.2 91.1 84.4 84.6 andere 5.1 4.4 9.3 7.2 dubbele 3.7 4.4 6.3 8.2 n 7933 7701 10589 10183

Asielzoekers (v10) Geïnformeerd is of de ouders asielzoekers zijn/waren: ‘Hebben u of uw partner nu of in het verleden in Nederland asiel aangevraagd?’ De antwoordmogelijkheden waren: nee, ja. In de referentiesteekproef gaf 2.4% van de ouders (n=7761) aan dat ze asielzoekers waren (geweest), in de totale steekproef 3.7% (n=10329). Opleiding ouders (v11, v12) De vraag naar de opleiding van de ouders is op twee manieren gesteld, namelijk naar het hoog-ste gevolgde type en de behaalde diploma’s. Wat het hoogste gevolgde type betreft luidde de vraag: ‘Deze vraag gaat over het onderwijs dat u en uw partner hebben gevolgd. Hieronder staat een aantal opleidingsniveaus. Wilt u het hoogste niveau aanstrepen dat u en uw partner hebben gevolgd? Als u niet het precieze type weet (bv. omdat het om een avondopleiding gaat of omdat de opleiding in het buitenland is gevolgd), probeer dan een zo goed mogelijke inschatting te geven. Kleuteronderwijs niet meetellen.’ Bij deze vraag waren 12 categorieën voorgegeven; de antwoorden staan in Tabel 9.12.

Page 113: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

102

Tabel 9.12 – Hoogste gevolgde opleiding ouders (in %) referentiesteekproef totale steekproef

moeder vader moeder vader

geen onderwijs 1.2 1.0 2.5 2.0 1-3 jaar lager onderwijs/basisonderwijs .9 .6 1.6 1.2 4-6 jaar lager onderwijs/basisonderwijs 2.2 2.2 4.5 3.5 1-2 jaar lager beroepsonderwijs (IBO/LBO/VBO) 1.3 1.8 2.1 2.7 3-4 jaar lager beroepsonderwijs (IBO/LBO/VBO) 12.1 14.6 12.8 15.1 1-2 jaar MAVO/MULO 1.7 1.5 2.3 2.1 3-4 jaar MAVO/MULO 10.2 7.0 10.2 7.7 1-3 jaar HAVO/HBS/MMS/VWO/gymnasium 2.2 1.9 2.5 2.3 4-6 jaar HAVO/HBS/MMS/VWO/gymnasium 6.1 4.1 5.8 4.2 middelbaar beroepsonderwijs (MBO/KMBO) of leerlingwezen 37.7 33.8 34.1 30.8 hoger beroepsonderwijs (HBO) 17.6 21.1 15.5 18.7 wetenschappelijk onderwijs (universiteit) 6.7 10.4 5.9 9.7 n 7870 7583 10473 9958

De tweede opleidingsvraag luidde: ‘Van welk onderwijstype hebben u en uw partner het diplo-ma behaald? U kunt meerdere antwoorden kiezen.’. Voorgegeven waren zeven antwoord-mogelijkheden. Oorspronkelijk ging het dus in feite om zeven deelvragen. Op basis van deze gegevens is in combinatie met de gegevens van de eerste vraag bepaald welk het hoogste di-ploma is dat de ouders hebben behaald. In Tabel 9.13 staan de reacties. Tabel 9.13 – Hoogste behaalde diploma ouders (in %) referentiesteekproef totale steekproef

moeder vader moeder vader

geen enkel diploma 9.0 8.5 14.4 13.0 lager beroepsonderwijs (IBO/LBO/VBO) 13.5 15.6 14.7 16.3 MAVO/MULO 11.5 7.8 11.5 8.4 HAVO/HBS/MMS/VWO/gymnasium 6.9 5.4 6.7 5.6 middelbaar beroepsonderwijs (MBO/KMBO)/ leerlingwezen

37.2 34.0 33.4 30.9

hoger beroepsonderwijs (HBO) 16.4 19.7 14.3 17.5 wetenschappelijk onderwijs (universiteit) 5.5 9.1 4.9 8.3 n 7881 7546 10496 9908

Vervolgens hebben we op grond van de gegevens uit de vragen v10 en v11 elk van de ouders ingedeeld in de opleidingscategorieën zoals deze destijds binnen de evaluatie van het Onder-wijsvoorrangsbeleid (OVB) werden gehanteerd (vgl. Mulder, 1996). Deze indeling gaat uit van het hoogst voltooide opleidingsniveau: (1) maximaal LO; (2) LBO; (3) MAVO + leerjaar 1-3 HAVO/VWO; (4) MBO; (5) leerjaar 4-5/6 HAVO/VWO; (6) HBO; (7) WO. Uitgangspunt bij de OVB-evaluatie was of het diploma is behaald. Als dat niet het geval is of niet bekend is,

Page 114: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

103

daalt de ouder een niveau. Naast het hoogste voltooide niveau van de moeder en vader afzon-derlijk is nog het hoogste voltooide opleidingsniveau binnen het gezin bepaald. Voorzover van toepassing, zijn bij de constructie van deze variabelen dezelfde regels gehanteerd als bij de eer-dere PRIMA-metingen (vgl. Driessen & Haanstra, 1996; Driessen, Van Langen, Portengen & Vierke, 1998; Driessen, Van Langen & Vierke, 2000, 2002, 2004). In Tabel 9.14 geven we de procentuele verdeling en de gemiddelden weer. Tabel 9.14 – Hoogste voltooide opleiding moeder, vader en gezin (in % en gemiddelden) referentiesteekproef totale steekproef

moeder vader gezin moeder vader gezin

maximaal LO 8.6 8.2 4.4 13.8 12.4 7.8 LBO 13.7 15.8 8.4 15.0 16.7 10.4 MAVO, 1-3 HAVO/VWO 12.0 8.3 8.6 12.0 8.0 9.5 MBO 36.9 33.5 34.6 33.2 30.3 32.1 4-5/6 HAVO/VWO 7.0 5.8 8.3 6.9 6.0 8.5 HBO 16.4 19.5 24.6 14.3 17.4 21.7 WO 5.5 9.0 11.0 4.8 8.2 10.0 gem. 3.9 4.1 4.5 3.7 3.9 4.3 sd 1.6 1.8 1.6 1.7 1.8 1.7 n 7925 7646 7940 10571 10076 10605

Bezigheden (v13) Een vraag handelde over de bezigheden van de ouders: ‘Wat zijn de belangrijkste bezigheden van u en uw partner? Kies wat het beste van toepassing is. U kunt meerdere antwoorden kie-zen.’. In totaal waren acht categorieën voorgegeven. In Tabel 9.15 geven we een overzicht van deze bezigheden. Omdat de ouders meer dan één antwoord konden kiezen, geven we per catego-rie het percentage ouders dat die heeft gekozen. Een nadeel van deze manier van bevragen (‘multiple respons’) is overigens dat, wanneer geen antwoord is aangestreept, onduidelijk is of de respondent het betreffende item niet relevant acht voor zijn/haar situatie of dat het een gewo-ne missing betreft. Ook is het mogelijk dat het gaat om een ‘niet van toepassing’-situatie omdat er geen moeder dan wel vader is. Bij deze laatste optie zou de percenteringsbasis er ook anders uitzien. De mogelijkheid om hiervoor te corrigeren op basis van de informatie uit de vragen over de gezinssamenstelling (v1 en v4) is hier vooralsnog achterwege gelaten, maar valt wel te overwegen.

Page 115: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

104

Tabel 9.15 – Belangrijkste bezigheden ouders (meerdere antwoorden mogelijk)(in %) referentiesteekproef totale steekproef

moeder vader moeder vader

verricht op dit moment betaald werk voor 12 uur of meer per week

48.5 84.5 44.1 78.7

verricht op dit moment betaald werk voor minder dan 12 uur per week

12.4 .8 11.3 1.0

is werkloos, op zoek naar werk 4.3 3.1 5.8 4.9 is arbeidsongeschikt (WAO) 3.1 2.4 3.7 3.4 doet onbetaald werk/vrijwilligerswerk voor enkele uren of dagen per week

7.7 2.3 6.9 2.3

doet het huishouden 57.8 8.2 56.9 7.5 is student(e), volgt een opleiding 3.6 1.9 4.3 2.1 doet iets anders 4.0 5.1 4.1 5.5 n 7968 7968 10657 10657

Kerk, geloofsgemeenschap, levensbeschouwing (v14) De volgende (eentraps) vraag is voorgelegd: ‘Tot welke kerk, geloofsgemeenschap of levensbe-schouwelijke groepering rekent u/uw partner zich? En tot welke rekent u uw kind?’. Tabel 9.16 geeft een overzicht van de antwoorden. Tabel 9.16 – Kerk, geloofsgemeenschap, levensbeschouwing ouders (in %) referentiesteekproef totale steekproef

moeder vader kind moeder vader kind

geen 35.4 38.3 42.8 32.3 35.3 39.0 Rooms-katholiek 28.2 26.4 23.0 25.7 23.7 21.0 Nederlands Hervormd 11.1 10.6 9.7 9.4 8.9 8.2 Gereformeerd 6.6 6.3 6.2 5.3 5.2 5.0 Reformatorisch 3.5 3.5 3.5 2.6 2.7 2.7 overig christelijk 3.9 3.4 3.8 4.5 3.8 4.3 Islam 8.9 9.2 9.0 17.1 17.8 17.3 een andere 2.6 2.2 2.1 3.1 2.6 2.6 n 7915 7591 7676 10566 10044 10194

Spreektaal kind (v15) Aan de ouders is de vraag voorgelegd: ‘Welke taal spreekt het kind meestal?’. Voorgegeven waren vier situaties: (a) met de moeder, (b) met de vader, (c) met broers of zussen, en (d) met vriendjes of vriendinnetjes. Als keuzemogelijkheden waren voorgegeven: (1) Nederlands, (2) Nederlands dialect of Fries, (3) andere taal (bv. Turks of Arabisch). Omdat veel ouders meer dan een taal hebben aangestreept, zijn nieuwe categorieën gevormd met ook combinaties van talen. Tabel 9.17 geeft de reacties. Vooraf willen we er op wijzen dat, zoals we bij de vragen

Page 116: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

105

naar de gezinssamenstelling al opmerkten, er bij de aantallen moeders en vaders rekening dient te worden gehouden met het feit dat in een deel van de gezinnen geen moeder of vader aanwe-zig is, en de betreffende vragen naar de spreektaal dus ook niet konden worden beantwoord. Iets soortgelijks geldt voor de aantallen met betrekking tot de siblings: als er geen broers of zusjes zijn (vgl. v2) of heel jong zijn (vgl. v3), is deze vraag niet van toepassing. Tabel 9.17 – Spreektaal kind (in %) referentiesteekproef

Nederlands dialect of Fries

andere taal Nederlands, dialect, Fries

Nederlands, andere taal

dialect, Fries, ande-

re taal

Nederlands, dialect,

Fries, ande-re taal

n

met moeder 85.0 6.1 5.0 1.2 2.5 .1 .1 7932 met vader 84.6 7.0 4.8 1.1 2.3 .1 .1 7694 met siblings 89.2 6.3 1.9 .7 1.7 .0 .1 7147 met vrienden 91.8 5.2 .5 1.3 1.2 .0 .1 7703

totale steekproef

Nederlands dialect of Fries

andere taal Nederlands, dialect, Fries

Nederlands, andere taal

dialect, Fries, ande-

re taal

Nederlands, dialect,

Fries, ande-re taal

n

met moeder 79.5 5.4 9.1 1.1 4.8 .1 .1 10583 met vader 79.1 6.2 8.9 1.0 4.5 1 .1 10136 met siblings 86.7 5.5 3.4 .8 3.4 .1 .1 9406 met vrienden 90.7 4.6 .9 1.2 2.5 .0 .0 10204

Taalgebruik en -beheersing ouders (v16, v17) Informatie over het taalgebruik in het huishouden is verkregen via de vraag: ‘Welke taal spre-ken u en uw partner het meeste met elkaar? Maar 1 antwoord kiezen. Als er maar één ouder is, kies dan de taal die in het huishouden het meest wordt gesproken.’. Hier waren 7 antwoordmo-gelijkheden voorgegeven. Omdat ook hier een aantal ouders meer dan één antwoord heeft gege-ven zijn nieuwe combinaties gevormd. In Tabel 9.18 staan de reacties.

Page 117: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

106

Tabel 9.18 – Spreektaal ouders (in %) referentiesteekproef totale steekproef

Nederlands 72.9 66.6 een Nederlands dialect 12.1 10.0 Fries 1.9 1.5 Turks 3.3 6.6 Marokkaans-Arabisch 1.4 3.1 Berber 1.0 1.8 Nederlands, dialect, Fries 2.1 1.9 Nederlands, dialect, Fries, Turks .7 1.0 Nederlands, dialect, Fries, Marokkaans .3 .8 Nederlands, dialect, Fries, Berber .2 .3 Marokkaans, Berber .2 .3 Nederlands, dialect, Fries, andere taal .5 .8 andere taal 3.6 5.3 n 7924 10583

De laatste vraag in deze reeks luidde: ‘In welke mate beheersen u en uw partner de Nederlandse taal? Niet bedoeld worden dialecten en Fries.’ Deze vraag is uiteengelegd in de vier modalitei-ten: (a) verstaan/begrijpen, (b) spreken, (c) lezen, en (d) schrijven. De ouders konden antwoor-den met: (1) niet of zeer slecht, (2) slecht, (3) redelijk, (4) goed, en (5) zeer goed. Tabel 9.19 geeft een overzicht van de kengetallen, eerst uitgesplitst naar de vier afzonderlijke modaliteiten en vervolgens wordt een totaalgemiddelde gegeven. Dat laatste is tot stand gekomen op basis van factor- en betrouwbaarheidsanalyse. Principale factoranalyse met oblimin-rotatie leidde — op inhoudelijke gronden — tot twee dimensies. Het initiële verloop van de Eigen-waarden was: 5.9, 1.3, .3 ..., met als bijbehorende verklaarde variantie: 74.1, 16.1, 3.4, ... Hoewel er dus aan-leiding was om tot één dimensie te besluiten, liet de factorstructuur zien dat de ladingen zich scherp verdeelden over twee dimensies, namelijk de taalbeheersing Nederlands door de moeder, en door de vader. De ladingen waren .92, .94, .98, en .92, respectievelijk .86, 91, .98 en .92. De modaliteit ‘lezen’ draagt dus in de sterkste mate bij aan de dimensies. Betrouwbaarheidsanaly-ses leverde zeer hoge alfa’s op, te weten .97 voor de beheersing door de moeder, en .95 voor de beheersing door de vader. Vervolgens zijn de gemiddelden bepaald door het gemiddelde te ne-men van de oorspronkelijke scores — althans, voorzover ten minste de helft van het aantal items valide was.

Page 118: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

107

Tabel 9.19 – Beheersing Nederlands ouders (gemiddelden) referentiesteekproef totale steekproef

moeder vader moeder vader

gem. sd gem. sd gem. sd gem. sd

verstaan 4.6 .7 4.6 .6 4.5 .8 4.5 .7 spreken 4.5 .7 4.5 .7 4.4 .8 4.4 .7 lezen 4.6 .7 4.5 .7 4.4 .8 4.4 .8 schrijven 4.5 .8 4.4 .8 4.3 .9 4.3 .9 totaal 4.5 .7 4.5 .6 4.4 .8 4.4 .7 minimum n 7761 7498 10278 9863

Voorschoolse opvang, peuterspeelzaalbezoek en kind-ouderprogramma’s (v18, v19, v20) Drie vragen handelden over voorschoolse opvang, peuterspeelzaalbezoek en kind-ouderpro-gramma’s. Bij die vragen is eerst geïnformeerd of het kind aan de betreffende voorziening heeft deelgenomen, en vervolgens om hoeveel jaren en dagen of dagdelen het daarbij per week ging. Sommige ouders hebben bij de vervolgvragen wel een specifiek antwoord gegeven, bijvoor-beeld 2 jaren of 3 dagdelen, terwijl ze bij de openingsvraag niets invulden of aangaven dat geen gebruik werd gemaakt van de betreffende voorziening. Terwille van de interne consistentie is in die gevallen de openingsvraag gehercodeerd naar ‘ja’. De eerste vraag luidde: ‘Is het kind voordat het naar school ging naar een crèche/kinder-dagverblijf geweest?’, met als antwoordmogelijkheden ‘nee’ en ‘ja’. De vervolgvragen luidden: ‘Zo ja, gedurende hoeveel jaar?’ en ‘Hoeveel dagen gemiddeld per week?’. In Tabel 9.20 staat allereerst het percentage ouders dat die vraag met ‘ja’ heeft beantwoord. De antwoordcategorie-en met betrekking tot de jaren liepen van ‘½ of minder’ met stappen van telkens een half jaar tot ‘4 of meer’; de categorieën ten aanzien van het aantal dagen liepen van ‘½ of minder’ met stap-pen van een half jaar tot ‘5 of meer’. In de tabel geven we de modale categorie weer en het per-centage leerlingen in die categorie. Tabel 9.20 – Bezoek crèche/kinderdagverblijf (in % en modus) referentiesteekproef totale steekproef

% n % n

bezoek crèche/kinderdagverblijf 44.5 7876 45.6 10497

modus % n modus % n

aantal jaren 1.5 22.8 3379 2 23.3 4603 aantal dagen per week 2 35.2 3208 2 34.4 4387

De vraag naar peuterspeelzaalbezoek luidde: ‘Is het kind voordat het naar school ging naar een peuterspeelzaal geweest?’, met als antwoordmogelijkheden ‘nee’ en ‘ja’. De vervolgvragen

Page 119: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

108

waren: ‘Zo ja, gedurende hoeveel jaar’ en ‘Hoeveel dagdelen (=ongeveer halve dag) was dat gemiddeld per week?’. In Tabel 9.21 staat allereerst het percentage ouders dat die vraag met ‘ja’ heeft beantwoord. Bij de vraag of het kind naar een peuterspeelzaal is geweest, liepen de ant-woordcategorieën met betrekking tot de jaren van ‘½ of minder’ met stappen van telkens een half jaar tot ‘2 of meer’; de categorieën ten aanzien van de dagdelen liepen van ‘1’ met stappen van een dagdeel tot ‘5 of meer’. Tabel 9.21 – Bezoek peuterspeelzaal (in % en modus) referentiesteekproef totale steekproef

% n % n

bezoek peuterspeelzaal 74.5 7901 73.7 10529

modus % n modus % n

aantal jaren 1.5 55.7 5828 1.5 52.4 7647 aantal dagen per week 2 80.0 5823 2 72.6 7638

De laatste vraag in deze reeks luidde: ‘Heeft het kind deelgenomen of neemt het nog deel aan een voor- of vroegschools programma voor ouders en kind?’ Hierop konden ze met ‘nee’ of ‘ja’ antwoorden. Vervolgens is gevraagd ‘Zo ja, welk programma is/was dat? Meerdere antwoorden mogelijk.’ Hierbij waren 12 programma’s voorgegeven. Als laatste is gevraagd: ‘Gedurende hoeveel jaren was dat in totaal?’ Bij deze laatste deelvraag varieerden de antwoordcategorieën van ‘½ of minder’ met stappen van ½ naar ‘4 of meer’. Tabel 9.22 geeft de reacties. Dat de n in het bovenste deel van de tabel lager is dan in het onderste deel, heeft te maken met de missings op deze vragen. Tabel 9.22 – Deelname kind-ouderprogramma’s (in % en modus) referentiesteekproef totale steekproef

% n % n

deelname programma’s 7.6 7881 11.3 10493

opstap 1.8 7968 4.0 10657 boekenpret 1.7 1.9 kaleidoscoop .3 .6 piramide 2.5 3.4 overstap .2 .3 klimrek .0 .1 opstap opnieuw .2 .3 opstapje .5 .9 spel aan de wagen .1 .2 spel aan huis .3 .7 spel- en boekenplan 1.0 1.4 anders .7 .7

modus % n modus % n

aantal jaren 1 28.4 511 2 27.0 1020

Page 120: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

109

Instroomleeftijd basisonderwijs (v21) Gevraagd is: ‘Hoe oud was het kind toen het voor het eerst naar school ging?’, waarbij het aan-tal jaren (4, 5 of 6) en maanden (0-11) diende te worden ingevuld. Bij de verwerking van deze gegevens bleek dat een fors deel van de ouders wel de jaren had ingevuld, maar niet de maan-den (38.4% niet). We hebben daarom de instroomleeftijd vooralsnog alleen berekend op basis van de gegevens van leerlingen voor wie beide vragen waren beantwoord (hetgeen overigens voor het gemiddelde niets uitmaakt). Tabel 9.23 geeft een antwoord op deze vraag. Tabel 9.23 – Instroomleeftijd basisonderwijs (in % en gemiddelden) referentiesteekproef totale steekproef

gem. sd n gem. sd n

leeftijd 4.1 .2 5234 4.1 .2 6475

Leesfrequentie ouders (v22) Drie subvragen handelen over het leesgedrag van de ouders. Ze geven een indicatie van het cultureel — of meer precies: linguïstisch — kapitaal van de ouders. Gevraagd is: ‘Hoeveel uur per week besteden u en uw partner in de vrije tijd ongeveer aan het lezen van boeken, kranten en tijdschriften? S.v.p. afronden op hele uren. Als u iets niet leest, kies dan 0 uur’. De ant-woordmogelijkheden waren: 0 uur, 1 uur, 2 uur, 3 uur, 4 uur, 5 uur, 6 of meer uur. Tabel 9.24 bevat de gemiddelden. Ook bij deze tabel moeten we bedenken dat de hoogste categorie (6 uur of meer) eigenlijk breder is dan de andere categorieën, zodat het gemiddelde in principe iets vertekend zou kunnen zijn. Echter, gelet op de geringe aantallen in die categorie is de kans daarop minimaal. Bij het relatief grote aantal ontbrekende waarden bij met name de vaders dient bedacht te worden dat vanwege het aantal eenoudergezinnen een groot deel daarvan inhoudt: niet van toepassing. Tabel 9.24 – Leesfrequentie ouders (gemiddelden) referentiesteekproef totale steekproef

moeder vader moeder vader

gem. sd n gem. sd n gem. sd n gem. sd n

boeken 2.2 1.9 7680 1.3 1.7 7164 2.1 1.9 10226 1.3 1.7 9341 kranten 2.0 1.6 7558 2.5 1.7 7299 1.9 1.5 9881 2.4 1.7 9475 tijdschriften 1.6 1.3 7510 1.5 1.4 7090 1.6 1.3 9812 1.5 1.4 9129

Cultuurparticipatie (v23) Er zijn vier deelvragen gesteld over cultuurparticipatie; deze vallen ook onder de noemer ‘cultu-reel kapitaal’. Het betreft de volgende: ‘Gaat u wel eens naar een concert, naar een bios-

Page 121: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

110

coop/filmhuis, naar toneel of ballet of naar een museum?’. Tabel 9.25 geeft de relatieve fre-quenties. Ook hier geldt dat een belangrijk deel van de ontbrekende waarden voor rekening komt van de eenoudergezinnen. Tabel 9.25 – Cultuurparticipatie (in %) referentiesteekproef totale steekproef

concert bioscoop toneel museum concert bioscoop toneel museum

moeder nooit 45.8 27.0 61.8 49.9 50.3 29.8 65.7 52.3 1-2 x per jaar 47.3 46.8 30.9 40.8 43.1 44.5 27.7 39.2 3-6 x per jaar 5.9 21.0 6.1 7.6 5.4 20.0 5.5 6.7 vaker 1.1 5.2 1.1 1.8 1.1 5.8 1.1 1.7 n 7656 7639 7415 7477 10095 10065 9650 9792

vader nooit 48.5 30.9 70.5 51.7 52.5 33.1 73.4 54.1 1-2 x per jaar 43.5 47.0 24.4 39.5 39.9 44.7 21.8 37.8 3-6 x per jaar 6.4 17.8 4.3 7.1 6.0 17.2 3.9 6.4 vaker 1.5 4.3 .9 1.7 1.5 5.0 .9 1.7 n 7265 7268 7051 7125 9442 9446 9061 9221

Vrijetijdsbesteding kind (v24) Aan de ouders is gevraagd: ‘Gaat uw kind wel eens naar een club of vereniging?’, met als ant-woordmogelijkheden ‘nee’ en ‘ja’. En vervolgens: ‘Zo ja, wat voor club of vereniging? Meerde-re antwoorden mogelijk’. Dit zou opgevat kunnen worden als een indicator voor sociale integra-tie van het kind. In Tabel 9.26 staan de antwoorden vermeld. Tabel 9.26 – Bezoek clubs, verenigingen, e.d. (in %) referentiesteekproef totale steekproef

nee 36.7 39.9

ja, sportvereniging 51.1 46.4 ja, muziek-, zangverenging, muziekschool 3.1 2.7 ja, jeugd-, club- of buurthuis, wijkcentrum, creativiteitscentrum 9.8 11.8 ja, club van kerk of moskee 6.9 7.1 ja, dans-, balletschool 7.7 6.9 ja, natuurclub, scouting, padvinderij 2.0 1.9 n 7968 10657

Page 122: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

111

Ouder-kindactiviteiten (v25, v26) Gevraagd is: ‘Hoe vaak komt het voor dat u uw kind meeneemt naar...’, waarbij vier mogelijk-heden zijn voorgegeven, namelijk (a) dierentuin of kinderboerderij, (b) kermis of pretpark, (c) toneelvoorstelling, (d) museum. De antwoordcategorieën waren: (1) nooit, (2) één keer per jaar, (3) enkele keren per jaar, (4) iedere maand, (5) iedere week. Het betreft indicatoren van sociali-satie in het gezin, namelijk het gezamenlijk ondernemen van leerzame uitstapjes. Tabel 9.27 geeft de verdelingen van de activiteiten buitenshuis. Tabel 9.27 – Gezamenlijke activiteiten buitenshuis (in %) referentiesteekproef totale steekproef

dierentuin/ k.boerderij

kermis/ pretpark

toneel museum dierentuin/ k.boerderij

kermis/ pretpark

toneel museum

nooit 1.5 5.4 52.0 51.6 2.1 4.8 55.4 54.3 1 x per jaar 18.1 27.0 26.5 25.7 17.5 26.2 24.7 24.5 enkele x per jaar 66.7 66.6 21.1 22.1 65.3 67.6 19.5 20.6 iedere maand 11.2 .9 .3 .5 11.7 1.2 .4 .6 iedere week 2.6 .2 .0 .0 3.4 .2 .0 .0 n 7888 7889 7554 7591 10508 10483 9883 9965

Ook is gevraagd: ‘Hoe vaak komt het voor dat u met uw kind samen....’, waarna de volgende mogelijkheden volgden: (a) een puzzel maakt, (b) een denk- of geheugenspelletje doet, (c) speelt met constructiemateriaal, zoals blokken of Lego, (d) speelt met poppen, een winkeltje of speelgoedauto’s, (e) tekent of kleurt, (f) tv kijkt, (g) aan de computer speelt of werkt. De ant-woordcategorieën waren: (1) nooit, (2) enkele keren per jaar, (3) enkele keren per maand, (4) enkele keren per week, (5) (bijna) iedere dag. Ook deze vraag kan worden opgevat als een indi-cator van socialisatie in het gezin. In Tabel 9.28 staan de resultaten van de activiteiten binnens-huis.

Page 123: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

112

Tabel 9.28 – Gezamenlijke activiteiten binnenshuis (in %) puzzel denk-

spelletje constr.-

materiaal poppen/ auto’s

tekenen/ kleuren

tv-kijken computer

referentiesteekproef nooit 3.6 1.9 10.0 9.6 2.8 5.1 9.0 enkele keren per jaar 22.5 8.5 15.6 15.0 6.3 1.8 8.2 enkele keren per maand 43.2 35.9 32.0 26.5 22.5 7.4 29.2 enkele keren per week 26.0 41.0 29.2 28.2 34.2 25.8 37.7 (bijna) iedere dag 4.7 12.7 13.2 20.6 34.2 59.8 16.0 n 7758 7715 7793 7688 7851 7872 7832

totale steekproef nooit 4.0 2.8 10.8 9.4 3.0 4.3 10.0 enkele keren per jaar 21.1 8.4 14.8 13.7 5.8 1.6 7.4 enkele keren per maand 41.8 35.2 31.0 25.1 21.3 6.6 26.9 enkele keren per week 27.1 40.4 29.4 28.7 33.6 23.9 37.0 (bijna) iedere dag 5.9 13.2 14.0 23.1 36.4 63.6 18.6 n 10306 10186 10324 10202 10462 10488 10392

TV-programma’s (v27, v28, v2) Afsluitend zijn nog enkele vragen gesteld over speciale programma’s voor jonge kinderen op de tv. ‘Op de tv zijn speciale programma’s voor jonge kinderen. Kunt u aangeven hoe vaak uw kind daar het afgelopen jaar naar heeft gekeken?’ Vervolgens waren vier vijf opties voorgege-ven, met als antwoordcategorieën; (1) nooit, (2) soms, (3) vaak, (4) (bijna) altijd en (8) weet ik niet. In Tabel 9.29 staan de scores; de weet-niet optie is bij de missings gevoegd. Tabel 9.29 – TV-programma’s kijken (in %) Sesamstraat Klokhuis Jeugdjournaal Mijnheer

Logeer Z@ppflat

referentiesteekproef nooit 12.9 22.8 27.2 71.5 65.6 soms 35.9 40.5 41.8 19.7 16.9 vaak 29.3 23.2 18.3 6.8 9.7 (bijna) altijd 21.8 13.5 12.7 2.1 7.8 n 7865 7655 7665 6928 7427

totale steekproef nooit 12.0 22.4 27.3 70.0 63.5 soms 36.4 40.1 41.7 20.7 17.9 vaak 28.7 23.1 18.0 6.6 9.8 (bijna) altijd 22.8 14.4 13.0 2.6 8.8 n 10472 10125 10094 9026 9700

Page 124: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

113

Vervolgens werd gevraagd: ‘Hebben u of uw partner het afgelopen jaar wel eens samen met uw kind naar deze tv-programma’s gekeken? Als uw kind niet naar het programma kijkt, kiest u ‘n.v.t.’ Hier waren dezelfde mogelijkheden voorgegeven. Tabel 9.30 geeft de reacties; hier is de n.v.t.-categorie bij de missings gevoegd. Tabel 9.30 – Samen TV-programma’s kijken (in %) Sesamstraat Klokhuis Jeugdjournaal Mijnheer

Logeer Z@ppflat

referentiesteekproef nooit 9.1 13.2 14.8 67.2 57.4 soms 46.9 46.6 44.0 24.5 27.4 vaak 26.9 24.5 22.0 5.3 8.7 (bijna) altijd 17.1 15.8 19.2 2.9 6.6 n 7042 6655 6478 4678 5156

totale steekproef nooit 9.1 14.1 16.0 66.1 55.5 soms 46.5 46.0 43.5 25.1 27.7 vaak 26.6 24.1 21.7 5.3 9.3 (bijna) altijd 17.8 15.9 18.9 3.4 7.5 n 9428 8865 8611 6303 6975

Ten slotte zijn nog enkele vervolgvragen gesteld aan ouders waarvan de kinderen naar Mijnheer Logeer of Z@ppflat kijken. Eerst: ‘Heeft u gebruik gemaakt van de materialen bij Mijnheer Logeer, zoals de logeerkoffer met de voorleestips voor ouders?’ Op deze vraag antwoordde 9.4% van de ouders uit de referentiesteekproef (n=2832) ‘ja’; in de totale steekproef ging het om 11.0% (n=3933). Vervolgens: ‘Heeft u gebruik gemaakt van de materialen bij Z@ppflat, zoals de deurposter of de oudertips voor het voeren gesprekken met uw kind?’ In de referentiesteekproef antwoordde 9.2% van de ouders (n=2935) ‘ja’, in de totale steekproef betrof het 11.7% (n=4084). Als laatste: ‘Heeft u een ouderavond hierover gehad die georganiseerd werd door de peuter-speelzaal of de basisschool?’ In de referentiesteekproef antwoordde 5.7% (n=2986) ‘ja’, in de totale steekproef 9.3% (n=4148).

Page 125: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

114

Page 126: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

115

Literatuur Bergen, J. van (1987). Verantwoording constructie toetsen voor de evaluatie van het Onder-

wijsvoorrangsbeleid. Arnhem: Cito. Driessen, G., & Haanstra, F. (1996a). De oudervragenlijst basisonderwijs en speciaal onder-

wijs. Technische rapportage PRIMA-cohortonderzoek 1994/95. Amsterdam/Nijmegen: SCO/ITS.

Driessen, G., & Haanstra, F. (1996b). Achtergrondkenmerken van leerlingen in het primair on-derwijs. Beschrijvende rapportage op basis van het PRIMA-cohortonderzoek 1994/95. Ub-bergen: Tandem Felix.

Driessen, G., Langen, A. van, & Oudenhoven, D. (1994). De toetsen voor het cohort primair Onderwijs. Verantwoording. Nijmegen: ITS.

Driessen, G., Langen, A. van, Portengen, R., & Vierke, H. (1998). Basisonderwijs: Veldwerk-verslag, leerlinggegevens en oudervragenlijsten. Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Tweede meting 1996-1997. Nijmegen: ITS.

Driessen, G., Langen, A. van, & Vierke, H. (2000). Basisonderwijs: Veldwerkverslag, leerling-gegevens en oudervragenlijsten. Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Derde meting 1998/99. Nijmegen: ITS.

Driessen, G., Langen, A. van, & Vierke, H. (2002). Basisonderwijs: Veldwerkverslag, leerling-gegevens en oudervragenlijsten. Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Vierde meting 2000/01. Nijmegen: ITS.

Driessen, G., Langen, A. van, & Vierke, H. (2004). Basisonderwijs: Veldwerkverslag, leerling-gegevens en oudervragenlijsten. Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Vijfde meting 2002/03. Nijmegen: ITS.

Jungbluth, P., Langen, A. van, Peetsma, T., & Vierke, H. (1996). Leerlinggegevens basisonder-

wijs en speciaal onderwijs. Technische rapportage PRIMA-cohortonderzoek 1994/95. Am-sterdam/Nijmegen: SCO/ITS.

Jungbluth, P., Roede, E., & Roeleveld, J. (2001). Validering van het PRIMA-leerlingprofiel. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut.

Kamphuis, F., Mulder, L., Vierke, H., Overmaat, M., & Koopman, P. (1998). De relatie tussen

PRIMA-toetsen en toetsen uit het Cito-Leerlingvolgsysteem. Nijmegen: ITS. Kuyk, J. van (1992). Ordenen. Handleiding. Arnhem: Cito. Langen, A. van, Vierke, H., & Robijns, M. (1996). Veldwerkverslag basisonderwijs en speciaal

onderwijs. Technische rapportage PRIMA-cohortonderzoek 1994/95. Amsterdam/Nijmegen: SCO/ITS.

Verhelst, N. (1992). Het eenparameter logistische model. Een theoretische inleiding en een

handleiding bij het computerprogramma. Arnhem: Cito.

Page 127: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting
Page 128: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting

116

Vierke, H. (1995). De PRIMA-toetsen gekalibreerd. De ontwikkeling van vaardigheidsscores over de leerjaren heen op basis van de jaargroeptoetsen in het cohort primair onderwijs (PRIMA). Nijmegen: ITS.

Page 129: Geert Driessen et al. (2006). Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Zesde meting