Download - FOKWAARDESCHATTING MELKVEE

Transcript

FOKWAARDESCHATTING

MELKVEE

Deze brochure wordt u aangeboden door :

Ministerie van Middenstand en Landbouw Bestuur Onderzoek en Ontwikkeling – DG 6 Dienst Ontwikkeling Dierlijke productie

Melkvee

Beenhouwersstraat 108 8000 BRUGGE

Tel. 050/33 41 62 en 050/33 15 96 Fax. 050/34 01 17 Van Heybeeckstraat 28 2170 MERKSEM Tel. 03/641 80 80 Fax 03/641 80 78

Helbeekplein 9

3500 HASSELT Tel. 011/26 39 51 Fax. 011/26 39 53

Uitgever

Ministerie van Middenstand en Landbouw Bestuur Onderzoek en Ontwikkeling – DG 6 Dienst Ontwikkeling Dierlijke productie

W.T.C. III Simon Bolivarlaan 30 – 20 ste verdieping

1000 BRUSSEL

FOKWAARDESCHATTING MELKVEE Inhoudsopgave Inleiding 1 1 Fokwaardeschatting voor melkproductie 3 1.1 Het model 1.2 De indexberekening 1.3 De Inet-berekening 1.4 De Koe-index 1.5 De fokwaarde van buitenlandse stieren 2 Internationale berekening van de fokwaarden 13 2.1 Interbull 2.2 Praktische werking en gevolgen in België 2.3 Verschillen tussen landen 3 Fokwaardeschatting voor het roodbont ras 15 4 Publicatie van de fokwaarden voor melkproductie 17 5 Fokwaardeschatting voor exterieur 19 6 Hoe van deze indexen gebruik maken ? 23 6.1 Toplijsten 6.2 Selectie op bedrijfsniveau 6.3 Het VRV stieradviesprogramma (TORI) 7 Lijst van tabellen en documenten 35 8 Contactpersonen van de Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling

die betrokken zijn bij voorlichtingsactiviteiten (situatie : September 2008) 37

1 INLEIDING De geïnteresseerde melkveehouders zullen het allicht al gezien hebben. Iedere week vallen er folders en catalogi in de bus met prachtige kleurenfoto's van beste stieren en koeien en cijfers allerhande. U begrijpt het al: de spermahandel is nog steeds big-business. Daar de inkomsten in de melkveehouderij steeds dalende zijn moeten we extra voorzichtig zijn! Met welke melkstieren gaan we nu onze betere melkkoeien en vaarzen drachtig maken? Hoe lezen en interpreteren we al die cijfers in die mooie folders? Cijfers spelen een steeds belangrijkere rol in de moderne fokkerij. De oude spreuk en wijsheid "fokken is gokken" gaat steeds minder op. Doch de vele cijfers die momenteel berekend en gepubliceerd worden zijn voor vele veehouders en voorlichters niet altijd even duidelijk. Dit artikel wil terzake wat meer inzicht brengen. Achtereenvolgens zal de fokwaardeschatting voor melkproductie en exterieur uitgelegd zowel hun berekeningswijze als hun publicatievorm en wordt uitgelegd hoe de melkveehouder deze informatie nuttig op zijn bedrijf kan toepassen.

ir. I. Ryckaert Jan Winters Alfons Anthonissen Eerste druk : December 1997

2

Eindafwerking, layout en contactpersoon bestelling van brochures: Carine Van Eeckhoudt

Vlaamse overheid

Departement Landbouw en Visserij

Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling

Tel: 02/552 79 01

Fax: 02/552 78 71

E-mail: [email protected]

Aansprakelijkheidsbeperking Deze brochure werd door het Vlaams Gewest met de meeste zorg en nauwkeurigheid opgesteld. Er wordt evenwel geen enkele garantie gegeven omtrent de juistheid of de volledigheid van de informatie in deze brochure. De gebruiker van deze brochure ziet af van elke klacht tegen het Vlaams Gewest of zijn ambtenaren, van welke aard ook, met betrekking tot het gebruik van de via deze brochure beschikbaar gestelde informatie. In geen geval zal het Vlaams Gewest of zijn ambtenaren aansprakelijk gesteld kunnen worden voor eventuele nadelige gevolgen die voortvloeien uit het gebruik van de via deze brochure beschikbaar gestelde informatie.

De informatie uit deze uitgave mag worden overgenomen mits bronvermelding.

3

1 FOKWAARDESCHATTING VOOR MELKPRODUCTIE

1.1 Het model Fokwaardeschatting (indexatie) bestaat reeds lang. Het gebruik van krachtige computers laat nu toe om complexere en juistere modellen te gebruiken. Sinds 1994 wordt in België, net zoals in de meeste vooraanstaande fokkerijlanden, het "Animal-model" of "Dier-model" gebruikt. De fokwaardeschatting of indexatie probeert de genetische waarde van een dier (zowel stier als koe) zo goed mogelijk te schatten. De prestatie van een dier is het resultaat enerzijds van de erfelijke aanleg en anderzijds van de milieu-omstandigheden waarin het dier zich bevindt. Om de fokwaarde te bepalen moeten deze milieuomstandigheden zo goed mogelijk uitgeschakeld worden door binnen de bedrijven managementsgroepen (bv. groepjes eerste kalfsdieren die in eenzelfde periode afgekalfd hebben) te creëren. De belangrijkste milieueffecten zijn: bedrijf, jaar, seizoen, leeftijd bij afkalven en het tussenkalftijd. Dit model steunt op drie informatiebronnen:

- de eigen prestaties (1e lactatie vanaf 100 dagen, enkel de informatie van de eerste 3 lactaties wordt in aanmerking genomen);

- de afstammingsgegevens (voorouders, ouders, zussen, broers, nichten en

neven);

- de prestaties van de nakomelingen (zonen en dochters)

4 De onderstaande tabel 1 geeft het relatieve gewicht weer die aan de ver-schillende informatiebronnen gegeven wordt. Tabel 1 Relatief gewicht van de diverse informatiebronnen

Relatief gewicht (%) Dier Ouders Afstam. Eigen Prestatie Ouders Afstam. nl no na 1 2 - 23 77 - 3 1 - 58 42 - (1) 1 1 3 17 39 44 3 1 2 44 32 24

nl = aantal laktaties van de koe no = aantal ouders met gekende fokwaarde na = aantal nakomelingen met gekende fokwaarde Nadere verklaring: voorbeeld (1)

Bij een koe met 3 laktaties, waarbij van één van de ouders de fokwaarde bekend is en zonder afstammelingen met gekende fokwaarde, draagt de eigen productie van deze koe maar voor 58 % bij in haar fokwaardeschatting, m.a.w. de afstam-ming bepaalt in belangrijke mate de fokwaarde.

Al deze beschikbare informatie wordt aan elkaar gekoppeld, daartoe wordt aan elke informatiebron een relatief gewicht toegekend. Omdat er na verloop van tijd normaal nog bijkomende informatie beschikbaar komt (meer eigen lactaties, nakomelingen met prestaties) zal de index, de fokwaardeschatting van het dier dan ook wijzigen. Bij het Animal-model staat het individuele dier centraal (voorheen stond de stier centraal). Dus nu worden de stier- en koe-indexen van alle in het model meegenomen dieren terzelfdertijd geschat, rekening houdend met alle mogelijke familierelaties (voorheen enkel de prestaties van de dochters). Het is daarbij meteen duidelijk dat er een wederzijdse beïnvloeding is van de indexen van alle verwanten en dat door deze koppeling elk stukje nieuwe informatie (lactatie, pedigree) tot wijzi-ging van het gehele systeem leidt. Alles staat of valt evenwel met de beschikbaarheid van voldoende, nauwkeuri-ge en betrouwbare uitgangsgegevens (de melkcontrole).

5 1.2 De indexberekening De indexberekening vindt 2 maal per jaar plaats in januari en juli. Er worden fokwaarden berekend voor kg melk, % vet, kg vet, % eiwit en kg eiwit. Deze fokwaarden worden uitgedrukt ten opzichte van een referentie- of nulniveau. Omdat er door selectie genetische vooruitgang is, wordt het nulniveau om de 5 jaar aangepast. Voor de berekeningen tot einde 1999 wordt het nulniveau gevormd door de gemiddelde koe-index van alle koeien geboren in 1990. In België (zoals in Nederland en Duitsland) hebben we 2 publicatiebases: - de melkbasis (MB) voor zwartbont holstein - de dubbeldoelbasis (DB) voor rood, witrood en roodbont

(zowel red als MRIJ) Door deze indexatiemethode zijn de indexen ook omrekenbaar van de ene basis naar de andere. Het huidige genetische niveauverschil voor de omrekening van MB naar DB is in de tabel 2 weergegeven: Tabel 2 Genetisch niveauverschil voor de omrekening van melkbasis naar dubbeldoelbasis MB DB + 751 kg melk + 0,03 % vet + 34 kg vet - 0,04 % eiwit + 22 kg eiwit + 6179 inet

6 1.3 De Inet-berekening Tegelijkertijd met deze vernieuwde indexatiemethode werd ook de Inet-berekening aangepast. Inet staat voor Index Netto Melkgeld; het is een totaalindex die dus de fokwaarde van een fokdier in één cijfer uitdrukt. De Inet wordt berekend als de som van de producten: fokwaardeschatting kg melk x -1 fokwaardeschatting kg vet x 55 fokwaardeschatting kg eiwit x 230. Deze wegingsfactoren zijn het resultaat van enerzijds de energie (dus kostprijs) nodig om één kg nuttige stoffen (kg vet; kg eiwit) voort te brengen en anderzijds van de te verwachten prijsevolutie voor melk, vet en eiwit. Een voorbeeld maakt dit duidelijk: SI Pond Oak Magnus 90000037032 7/97 MB BEL %R kg melk % vet kg vet % eiwit kg eiwit 93 +1038 -0,06 +39 +0,10 +43 x -1 x 55 x 230 Inet -1038 + 2145 + 9890 = 10997 De gebruikte afkortingen die steeds in een zelfde volgorde terugkeren betekenen: SI het betreft een stierindex Pond Oak Magnus de volledige naam van de stier 90000037032 het stamboeknummer van de stier 7/97 de maand en het jaar van berekenen MB publicatie op melkbasis BEL een in België gerealiseerde index % R (1) de betrouwbaarheid. kg melk de geschatte fokwaarde voor kg melk % vet « « voor % vet kg vet « « voor kg vet % eiwit « « voor % eiwit kg eiwit « « voor kg eiwit (1) De betrouwbaarheid wordt uitgedrukt in een getal tussen 0 en 100 procent - het geeft de kans weer dat de geschatte fokwaarde overeenstemt met de werkelijke fokwaarde m.a.w. hoe hoger dit getal des te betrouwbaarder is de geschatte fokwaarde.

7 1.4 De Koe-index De koe-index (CI = cow index)is de geschatte genetische fokwaarde voor melkproductie van een koe en wordt samen met de stierindexen berekend. Eén van de grote verschillen met een stierindex is de veel lagere betrouwbaarheid van een koe-index. Een betrouwbaarheid van 50 à 60 % is best mogelijk, enkel via embryo-transplantatie kan een koe voldoende dochters aan de melk krijgen om een koe-index van 70 % betrouwbaarheid te bekomen. Door de lagere betrouwbaarheid treden er elk half jaar bij de berekening van de koe-indexen ook veel grotere schommelingen op dan bij de stierindexen. De hoogte van de betrouwbaarheid is afhankelijk van de hoeveelheid beschikbare informatie over de prestaties van het dier zelf en van haar verwanten (ouders en nakomelingen). Onderstaande tabel geeft de normen die gehanteerd worden bij het publiceren van de berekende koe-indexen. Publicatienormen voor de koe-indexen:

Tussenkalftijd van de eerste naar de tweede lactatie ten hoogste 2 j en 3 m

Vader gekend Geen abnormaliteitscodes in de eerste 3 lactaties Nog in leven zijn % betrouwbaarheid > = 40 Op volgende bladzijden wordt in document 1 een bedrijfsoverzicht gegeven: - blz.8 : bedrijfsoverzicht dubbeldoelbasis; - blz.9 : bedrijfsoverzicht melkbasis; - blz.10 : de individuele koe-indexen.

8

9

10

11 1.5 De fokwaarde van buitenlandse stieren Fokkerij is een mondiaal gegeven geworden. België is een klein land met op gebied van melkveefokkerij veel vreemde invloeden. Ook in de melkveefokkerij bestaat er sinds jaren een belangrijke import van sperma. Zijn de fokwaarde- gegevens van deze stieren evenwel te vergelijken met de Belgische gegevens? De buitenlandse fokwaarden verschillen van de Belgische fokwaarden om enkele evidente redenen:

- het verschil in eenheid van uitdrukken (bv. ponden in USA, kg in België) - het verschil in het nulniveau

- het verschil in manier van uitdrukken (halve of hele fokwaarden) Tot voor kort konden alleen via het gebruik van omrekeningsfactoren de buitenlandse fokwaarden vergelijkbaar gemaakt worden met de Belgische. Elk land bepaalde autonoom de te gebruiken omrekeningsfactoren. De geschatte fokwaarden van de zwartbonten hoeven thans niet meer omgerekend te worden maar onmiddellijk en gezamenlijk berekend voor een groot aantal landen. In het volgende hoofdstuk wordt de procedure van deze internationale berekening uitgelegd. De fokwaarden van de roodbonten worden nog uitsluitend nationaal berekend. De procedure van omrekening van buitenlands berekende fokwaarden naar Belgische vindt u in hoofdstuk 3.

12

13 2 INTERNATIONALE BEREKENING VAN DE

FOKWAARDEN Door de verdere internationalisatie van de fokkerij, de ontwikkeling van nieuwe rekentechnieken en de erkenning van het rekencentrum van de Zweedse landbouw-universiteit in Uppsala als referentiecentrum voor internationale fokwaardeschatting kwam hierin verandering. Voortaan zullen de internationale fokwaarden tweemaal per jaar vanuit dit Interbull centrum aangeleverd worden aan de nationale rekencentra (België: Université de Liège - Faculté de Médecine Vétérinaire: Prof. LEROY). 2.1 Interbull Binnen het International Comitee for Animal Recording (ICAR) werd er in 1983 een belangrijke werkgroep voor de fokwaardeschatting opgericht, nl. Interbull. Het is deze werkgroep die nieuwe methodes bestudeert, voorstellen en richtlijnen overmaakt aan de rekencentra van de lidstaten. Een aantal jaren terug werd de methode (Mace) ontwikkeld tot de berekening van internationale (Interbull) fokwaarden. Aan de hand van de stierindexen aangeleverd door de deelnemende landen worden voor het zwartbont ras landcorrecties doorgevoerd met behulp van de door Interbull omschreven MACE-procedure (Multiple Across Country Evaluation). Alle meegenomen stieren verkrijgen zo een op internationaal vlak berekende Interbull-index die terug gebracht is tot de publicatiebasis in het betreffende land. Begin '97 besloten 18 van de betrokken landen (Australië, België, Canada, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Groot Brittanië, Ierland, Italië, Nederland, Nieuw Zeeland, Oostenrijk, Spanje, Tsjechië, USA, Zweden, Zwitserland) om het tijd-stip van publicatie van de nationale fokwaarden te uniformeren en af te stemmen op de Interbull-publicatie van 10 februari 1997. Tevens werd door 13 van deze landen (Australië, België, Canada, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Ierland, Nederland, Nieuw Zeeland, USA, Zweden, Zwitserland) beslist om de Interbull-indexen voor de geïmporteerde stieren als offi-cieel te gaan gebruiken, zij het nog onder een aantal landelijk verschillende, beperkende voorwaarden (beschikbaarheid van een nationale index met een betrouwbaarheid van minstens 85 %). Italië en Groot-Brittanië (twee belangrijke fokkerijlanden), Oostenrijk, Spanje en Tsjechië houden zich op dit vlak afzijdig.

14 Omdat de Interbull-indexen niet terugvallen op de individuele

dochterwaarneming, maar wel op de gemiddelde afwijkingen van de dochters per stier én gezien de specifieke berekeningsmethode in Interbull-verband liggen de Interbull-betrouwbaarheidscijfers in absolute waarde lager ondanks het feit dat er meer informatie (uit meerdere landen) meegerekend wordt. 2.2 Praktische werking en gevolgen in België Half januari en half juli worden de nationale fokwaarden berekend zonder ze evenwel aan het publiek bekend te maken. Na aanlevering van deze fokwaarden door de 18 deelnemende landen, worden door Interbull de eigenlijke internationale indexen berekend. Elk van de deelnemende landen ontvangt een internationale lijst met stierindexen gerangschikt volgens de in elk land gebruikte basis en de gehanteerde eenheden. Slechts zeer uitzonderlijk (stieren geboren voor 1980 en syndicaatstieren) wordt er nog voor zwartbonte buitenlandse stieren gewerkt met omrekeningsfactoren (bepaald door Interbull). Het betreft enkel stieren waarvoor noch een Belgische noch een Interbull-fokwaarde berekend werd. 2.3 Verschillen tussen landen Nog niet alle stieren staan in dezelfde volgorde in alle landen. Dit is te verklaren door: - verschillende publicatiebasis en -regels. - verschillende eenheden (kg of ponden, hele of halvefokwaarden. - gebruik van verschillende totaalindexen (Belgische Inet, Duitsland RZM,

Canada LPI,..) - een andere interactie tussen de genetiche aanleg van stieren en

milieuomstandigheden.(België t.o.v. Nieuw Zeeland) - Interbull neemt informatie over de fokwaarde van de vader en moedersvader

van de stier mee in elk van de betreffende landen. Zonen van in België tegenvallende stiervaders hebben het daarom moeilijker om een hoge

plaats te verwerven op de Interbull-lijst voor België.

15 3 FOKWAARDESCHATTING VOOR HET

ROODBONT RAS Op dit ogenblik zijn de berekening van internationale Interbull-fokwaarden (voor België) beperkt tot het Holstein-ras. Voor het roodbont ras blijft de vroeger ontwikkelde en gebruikte methode van omrekenen geldig en van toepassing. Door de jarenlange import in België hebben veel stieren zowel een fokwaarde in het buitenland als in België. Op basis van deze gegevens bepaalt de Nationale Genetische Kommissie Melkvee (G.K.M.), voor het roodbont ras nog steeds de omrekeningsfactoren om buitenlandse fokwaarden om te rekenen, te "vertalen", vergelijkbaar te maken met de Belgische fokwaarden. In de G.K.M. zetelen vertegenwoordigers van: - het Ministerie van Middenstand en Landbouw;

- de Vlaamse en de Waalse rundveeteeltverenigingen;

- de universiteiten van Luik en Leuven. Deze omrekeningen gebeuren volgens de volgende formule: Y = a + bX waarin Y = omgerekende fokwaarde X = originele fokwaarde a, b = omrekeningsfactoren Vanaf augustus 1997 worden de omrekeningsfactoren uit tabel 3 gebruikt voor de landen Nederland (NDL) en Duitsland (DEU): Tabel 3 De a- en b- omrekeningsfactoren voor dubbeldoelbasis (DB): DB kg melk kg vet kg eiwig Land a b a b a b NDL 623 0,89 20,47 1,13 13,35 1,04 DEU 165 1,30 7,60 1,44 2,48 1,36

16 De omgerekende fokwaarden (DB) voor % vet en % eiwit wordt berekend uit de fokwaarden voor kg vet en kg eiwit volgens de volgende formules: BV % vet = ( BV kg vet X 100)-(BV kg melk X 4,210) (BV kg melk + 6561) BV % eiwit = (BV kg eiwit X 100)-(BV kg melk X 3,39) ( BV kg melk + 6561) BV = breeding value = fokwaarde bv: Clara's Orkan met originele Nederlandse fokwaarde 99 %R +731 M +0,12% V +40 kg V +0,02 % E + 27 kg E Bij toepassing van bovenstaande formules bekomt men de omgerekende fokwaarde op dubbeldoelbasis van Clara's Orkan: 99 %R 1274 kg M +0,16 % V +66 kg V -0,03 % E +41 kg E met de Inet-factoren geeft dit: 1274 x (-1) + (66 x 55) + (41 x 230) ===> 11786 Inet

17 4 PUBLICATIE VAN DE FOKWAARDEN VOOR

MELKPRODUCTIE De fokwaarden zo goed mogelijk berekenen, daarbij steunend op degelijk wetenschappelijk onderzoek, is een eerste facet. Daarnaast heeft de Genetische Kommissie Melkvee (G.K.M.) een instructie uitgewerkt die gepubliceerd is in het Belgisch Staatsblad van 03/09/1993 zodat de fokwaarden door de verschillende instanties op een éénduidige manier gepubliceerd worden. Vooral op de publiciteit die vertegenwoordigers van buitenlandse K.I.-centra maken, moet er door de G.K.M. constant op toegezien worden dat de regels vervat in dit besluit correct toegepast worden. De erkende veeteeltverenigingen volgen deze regels om de veehouders, hun klanten, op een objectieve wijze deze informatie aan te bieden. In verband met stierindexen (SI - Sire Index) komt de instructie, gebaseerd op een Koninklijk Besluit van 9/12/92 neer op het volgende:

Van alle stierindexen van fokstieren afkomstig van USA, NDL, CAN, DEU, ITA, en FRA met meer dan 50 % betrouwbaarheid en waarvan geen Belgische index van meer dan 85 % betrouwbaarheid bekend is in België, moeten de Interbull-fokwaarden (of eventueel omgerekende fokwaarden) gepubliceerd worden.

18

19 5 FOKWAARDESCHATTING VOOR

EXTERIEUR De gegevensverzameling gebeurt via de beoordelingen op exterieur of het punten van alle eerste kalfsdieren op de meewerkende bedrijven (= lineaire beoordeling). Via deze bedrijfsinspectie worden 4 bovenbalkkenmerken, op het document genummerd van 19 tot 22, (ontwikkeling, type, uier en benen), en 16 onder-balkkenmerken, genummerd van 1 tot 16 (hoogtemaat, voorhand, middenhand, bovenbouw, kruisligging, kruisbreedte, bespiering, stand van de achterbenen, klauw-hoek, vooruier, uierdiepte, achteruierhoogte, achteruierbreedte, ophangband, speen-plaatsing en speenlengte) gescoord. Tegelijkertijd wordt op basis van informatie gegeven door de fokker de melkbaarheid (17) en het karakter (18) genoteerd. Document 2 geeft een visuele voorstelling van enkele van deze lineair beoordeelde exterieurkenmerken. Een bedrijfslijst van koeien met hun lineaire beoordeling is opgenomen in document 3. Document 4 geeft alle informatie van een stier betreffende zijn afstamming (pedigree) en zijn fokwaarde voor melkproductie en voor exterieur. Enkel de hoogtemaat wordt gemeten, van de andere onderbalkkenmerken wordt een beoordeling gaande van 1 tot 9 genoteerd. Van elk van de bovenbalkkenmerken en van het algemeen voorkomen wordt de mate weergegeven waarin het fokdier voor dit kenmerk voldoet aan de vooropgestelde standaard van het ras, de score die aan deze kenmerken wordt gegeven varieert van 65 tot 99. Van de zwartbonte dieren wordt geen algemene beoordeling van bespiering genoteerd. Ook de exterieurindexen worden via een analoog Animal-Model berekend aan de Universiteit van Luik. In het model wordt gecorrigeerd voor de storende milieu-invloeden zoals o.a. leeftijd bij kalven, lactatiestadium en inspecteurseffect. De bekomen fokwaarden voor de verschillende kenmerken worden uitgedrukt in eenheden standaardafwijking t.o.v. het nulniveau gevormd door de koeien geboren in 1990. Voor een bepaald kenmerk bevindt zich: 33 % van de stieren tussen 0 en +1 15 % « tussen +1 en +2 2 % « tussen +2 en +3 33 % « tussen 0 en -1 15 % « tussen -1 en -2 2 % « tussen -2 en -3.

20

21

22

23 6 HOE VAN DEZE INDEXEN GEBRUIK

MAKEN? Door gebruik te maken van positieve verervers stijgt het genetisch potentieel op een verantwoorde wijze. Het economisch rendement verhoogt. Functionele koeien hebben een grotere kans op een hoge levensproductie. De uiers worden beter zodat ze langer meegaan en de hogere producties beter aankunnen. Betere uiers staan ook garant voor betere kwaliteitsmelk. In onze harde bedrijfsomstandigheden, het verblijven op beton en roostervloeren, hebben de dieren behoefte aan sterke klauwen en benen. Selectie op melkproductie leidt naar meer voederefficiëntie. 6.1 Toplijsten Door het gebruik van de Interbull-fokwaarden of het omrekenen van de buitenlandse indexen zijn de stieren onderling te vergelijken en kan er een toplijst volgens Inet opgemaakt worden. Doc. 5 Toplijst met de productie-indexen op melkbasis Doc. 6 Toplijst met de productie-indexen op dubbeldoelbasis De verschillende landcodes betekenen: 0 = index gerealiseerd in BEL 1 = omgerekende index vanuit USA 2 = omgerekende index vanuit NLD 3 = omgerekende index vanuit CAN 4 = omgerekende index vanuit DEU 5 = omgerekende index vanuit FRA 6 = omgerekende index vanuit ITA 9 = Interbull-fokwaarde De exterieurgegevens vanuit het buitenland zijn voorlopig nog niet omrekenbaar naar Belgisch niveau, en daarom kan men de buitenlandse stieren op gebied van exterieur maar land per land vergelijken. De G.K.M. en Interbull werken momenteel aan omrekenformules. Van zodra via de bedrijfsinspectie evenwel een voldoende aantal dochters gepunt is, om een betrouwbaarheid van minstens 85 % te behalen, wordt van de geïmporteerde fokstieren ook dit Belgisch cijfer gepubliceerd.

24

25

26

27

28 De toplijst MB indexen van 02/1997 vermeldt per land (waar de indexen gerealiseerd zijn) volgende aantallen stieren: MB aantal stieren in top Land 50 100 130 BEL 7 15 23 USA 16 28 36 NDL 15 31 36 CAN 0 - 2 DEU 3 5 7 FRA 9 17 22 ITA 0 4 4 Van 23 stieren met een in België gerealiseerde index in de top 130 zijn er:

9 uit USA ingevoerd als fokstier 6 « USA « proefstier

1 « DEU « fokstier 1 uit FRA « fokstier 3 « NLD « fokstier 2 « NLD « proefstier 1 in België geboren stier. Uit deze lijst blijkt duidelijk dat de USA voor onze melkveehouderij een belangrijke leverancier was van topgenetica. Amerika wordt op de enige afstand gevolgd door Nederland. De toplijst DB indexen van 02/1997 vermeldt per land volgende aantallen stieren: DB aantal stieren in top Land 50 100 130 BEL 13 31 40 USA 1 4 5 NLD 26 52 63 CAN 1 2 4 DEU 9 11 18 Van 40 stieren met een in België gerealiseerde index in de top 130 zijn er: 7 uit USA ingevoerd als fokstier

12 « USA « proefstier 5 « NLD « fokstier 6 « NLD « proefstier 2 « DEU « fokstier 1 « DEU « proefstier 5 in België geboren stier 2 stieren geboren in ander land (Zweden)

29 Uit deze lijst blijkt dat momenteel de USA ook voor DB hoog scoort voor productievererving. Weinig van deze stieren hebben echter een ruim gebruik gekend omwille van o.a. lagere gehalten, hogere prijs en moeilijkere beschikbaarheid. 6.2 Selectie op bedrijfsniveau Alhoewel de bedrijven door verschillende bedrijfsomstandigheden (structuur, quotumgrootte, bedrijfleiders, ..) verschillende selectieobjectieven nastreven, kunnen toch een aantal vuistregels naar voor geschoven worden. De stierkeuze voor een bedrijf is van groot belang omdat via de stier de grootste genetische winst geboekt wordt.

1. Stel voor de productievererving, via de Inet, een onder- grens vast. Kies afhankelijk van het fokdoel (Melk of Dubbeldoel) voor die stieren met een hoge Inetwaarde.

2. Stel minimumeisen aan de betrouwbaarheid (%R) van de fokwaarde

(min. 70 %, wenselijker is minimaal 75 %) en aan de vererving voor de gehalten. Voor een verantwoorde risicospreiding gebruik minstens 4 ver-schillende fokstieren per jaar, op voorwaarde dat de verschillen in Inet niet te groot zijn.

3. Schenk bij de exterieurvererving zeker aandacht aan de functionele

kenmerken, uier en benen. Bij de tweeledige rassen moet er ook aandacht zijn voor de bespiering om een te sterke achteruitgang op dat vlak te voorko-men. Let verder bij de koppeling op de specifieke sterke en zwakke punten van koe en stier (compenserende paring).

4. Aan secundaire kenmerken zoals geboortemoeilijkheden, melkbaarheid en

gedrag kunnen in functie van de doelstelling, minimumeisen gesteld worden. Stieren die zware verlossingen geven, moeten bij pinken vermeden worden.

5. Vermijd inteelt. Algemene regel is: geen paringen tussen dieren met

gemeenschappelijke grootvaders.

Het aantal stuks jongvee dat op een bedrijf nodig is hangt af van de volgende factoren:

het vervangingspercentage van de koeien (< 28 %);

de ouderdom bij de eerste kalving (24 à 25 maanden); de tussenkalftijd (< 375 dagen).

Tussen haakjes zijn de optimale kengetallen aangegeven.

30 6.3 Het VRV stieradviesprogramma (TORI) Rekening houdend met bovenstaande factoren maakt de veehouder een paringsplan op. Een paringsplan opstellen is geen eenvoudige klus. Voor de bedrijven die deelnemen aan melkcontrole en exterieurbeoordeling kan het stieradvies van de Vlaamse Veeteeltvereniging een belangrijk hulpmiddel zijn. De computer houdt rekening met o.a. de volgende elementen: fokdoel, productie- en exterieurgegevens van stier en koe, afstamming, en eventuele erfelijke gebreken. Het fokdoel wordt aangegeven door de fokker en duidt de richting aan waarin het bedrijf door selectie wenst te evolueren. Toegepast op het voorbeeld (zie document 7) heeft deze fokker in zijn fokdoel beslist: - de nieuwe stieren: Inet-waarde > 7.000 BEF; - het % vet op peil houden; - te selecteren op een hoger % eiwit; - geen vleesstieren te gebruiken; - vrijwel evenveel aandacht te schenken aan Inet en aan exterieur; - betreffende het exterieur zal veruit de meeste aandacht gaan naar uier en

beenwerk (twee kenmerken die op dit bedrijf voor verbetering vatbaar zijn). Het ondereind van de veestapel (dit zijn de koeien met de laagste fokwaarde) kan drachtig gemaakt worden van een vlot-kalvende BWB-stier om zo de post omzet en aanwas op peil te houden. Overtallig, goed opgefokt jongvee kan natuurlijk ook als fokvee gecommercialiseerd worden ofwel op het bedrijf ofwel op een veiling.

31

32

33 Aan de hand van een deskundig opgesteld paringsplan bestelt en gebruikt men sperma van goed verervende stieren met een goede prijs-kwaliteit (Inet) verhouding. Vergelijk alle stieren op basis van hun fokwaarde (Interbull of omgerekende). Naast die gepubliceerde toplijsten wordt op de regionale VRV-voorlichtingsvergaderingen nog meer uitgebreide informatie gegeven. Wij wensen jullie alvast veel succes in het gebruik van de geschatte fokwaarden. Voor meer informatie kan u terecht bij de Vlaamse Rundveeteeltvereniging, Van Thorenburghlaan 14, 9860 Oosterzele (tel.: 09/363.92.10) en bij het Ministerie van Middenstand en Landbouw, Dienst Ontwikkeling Dierlijke productie, sector Melkvee (tel: 050/33.41.62 en 03/641.80.80). Dienst Ontwikkeling Dierlijke productie Sector Melkvee ir. I. Ryckaert Jan Winters Alfons Anthonissen december 1997

34

35 7 Lijst van tabellen en documenten

blz. Tabel 1: Relatief gewicht van diverse informatiebronnen voor de berekening van de fokwaardeschatting 4 Tabel 2: Genetisch niveauverschil voor de omrekening van Melkbasis naar Dubbeldoelbasis 5 Tabel 3: De a- en b- omrekeningsfactoren voor dubbeldoelbasis (DB) 15 Doc. 1: Bedrijfsoverzicht 8 Doc. 2: Visuele voorstelling van enkele exterieurkenmerken 20 Doc. 3: Lineaire beoordeling van enkele koeien 21 Doc. 4: Pedigree van een stier met Interbull-fokwaarde en Exterieur-index 22 Doc. 5: Toplijst met de productie-indexen van stieren op Melkbasis 24 Doc. 6: Toplijst met de productie-indexen van stieren op Dubbeldoelbasis 26 Doc. 7: Resultaat van het VRV TORI-stieradviesprogramma 31

36

37 8 Contactpersonen van de

Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling die betrokken zijn bij voorlichtingsactiviteiten (situatie op : 5 september 2008) VLAAMSE OVERHEID Departement Landbouw en Visserij Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling Ellipsgebouw – 6de verdieping – Koning Albert II-laan 35, bus 40 – 1030 BRUSSEL E-mail TELEFOON FAX

Jules VAN LIEFFERINGE [email protected] (02)552 77 03 (02)552 77 01 Secretaris-generaal

HOOFDBESTUUR

ALGEMENE LEIDING ir. Johan VERSTRYNGE [email protected] (02)552 78 73 (02)552 78 71

Afdelingshoofd ir. Herman VAN DER ELST [email protected] (02)552 79 04 (02)552 78 71

Ingenieur-directeur

DIERLIJKE SECTOR ir. Stijn WINDEY [email protected] (02)552 79 16 (02)552 78 71

PLANTAARDIGE SECTOR EN GMO ir. Els LAPAGE [email protected] (02)552 79 07 (02)552 78 71

BUITENDIENSTEN VLEESVEE

ir. Laurence HUBRECHT [email protected] (09)272 23 08 (09)272 23 01 Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE Walter WILLEMS [email protected] (03)224 92 76 (03)224 92 51 VAC – Anna Bijns gebouw, 3e verdieping – Lange Kievitstraat 111-113, bus 71 - 2018 ANTWERPEN

MELKVEE ir. Ivan RYCKAERT [email protected] (050)20 76 90 (050)20 76 59 Baron Ruzettelaan 1 - 8310 BRUGGE (ASSEBROEK)

Alfons ANTHONISSEN [email protected] (03)224 92 75 (03)224 92 51 VAC – Anna Bijns gebouw, 3e verdieping – Lange Kievitstraat 111-113, bus 71 - 2018 ANTWERPEN Jan WINTERS [email protected] (011)74 26 85 (011)74 26 99 VAC - Koningin Astridlaan 50, bus 6, 2e verdieping – 3500 HASSELT

VARKENS - KLEINVEE - PAARDEN ir. Norbert VETTENBURG [email protected] (02)552 73 74 (02)552 73 51 Ellipsgebouw – Toren B – Gelijkvloers – Koning Albert II-laan 35, bus 42 – 1030 BRUSSEL Achiel TYLLEMAN [email protected] (050)20 76 91 (050)20 76 59 Baron Ruzettelaan 1 - 8310 BRUGGE (ASSEBROEK)

STALLENBOUW EN DIERENWELZIJN

ir. Suzy VAN GANSBEKE [email protected] (09)272 23 07 (09)272 23 01 Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE Tom VAN DEN BOGAERT [email protected] (09)272 22 84 (09)272 23 01 Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE

38 TELEFOON FAX

VOEDERGEWASSEN ir. Dirk COOMANS [email protected] (02)552 73 73 (02)552 73 51 Ellipsgebouw – Toren B – Gelijkvloers – Koning Albert II-laan 35, bus 42 – 1030 BRUSSEL Geert ROMBOUTS [email protected] (03)224 92 74 (03)224 92 51 VAC – Anna Bijns gebouw, 3e verdieping – Lange Kievitstraat 111-113, bus 71 - 2018 ANTWERPEN

FRUIT ir. Koen JESPERS [email protected] (011)74 26 81 (011)74 26 99 VAC - Koningin Astridlaan 50, bus 6, 2e verdieping – 3500 HASSELT Francis FLUSU [email protected] (011)74 26 92 (011)74 26 99 VAC - Koningin Astridlaan 50, bus 6, 2e verdieping – 3500 HASSELT Kim STEVENS [email protected] (011)74 26 90 (011)74 26 99 VAC - Koningin Astridlaan 50, bus 6, 2e verdieping – 3500 HASSELT

INDUSTRIËLE GEWASSEN ir. Annie DEMEYERE [email protected] (02)552 73 75 (02)552 73 51 Ellipsgebouw – Toren B – Gelijkvloers – Koning Albert II-laan 35, bus 42 – 1030 BRUSSEL Eugeen HOFMANS [email protected] (02)552 73 78 (02)552 73 51 Ellipsgebouw – Toren B – Gelijkvloers – Koning Albert II-laan 35, bus 42 – 1030 BRUSSEL

INDUSTRIËLE GEWASSEN + AARDBEIEN François MEURRENS [email protected] (02)552 73 77 (02)552 73 51 Ellipsgebouw – Toren B – Gelijkvloers – Koning Albert II-laan 35, bus 42 – 1030 BRUSSEL

BOOMKWEKERIJ + GEWASBESCHERMING SIERTEELT ir. Frans GOOSSENS [email protected] (09)272 23 15 (09)272 23 01 Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE Yvan CNUDDE [email protected] (09)272 23 16 (09)272 23 01 Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE

GRANEN, EIWIT EN OLIEHOUDENDE GEWASSEN + BIOLOGISCHE LANDBOUW ir. Jean-Luc LAMONT [email protected] (09)272 23 03 (09)272 23 01 Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE

Yvan LAMBRECHTS [email protected] (011)74 26 91 (011)74 26 99 VAC - Koningin Astridlaan 50, bus 6, 2e verdieping – 3500 HASSELT

SIERTEELT ir. Adrien SAVERWYNS [email protected] (09)272 23 09 (09)272 23 01 Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE Marieke CEYSSENS [email protected] (09)272 23 04 (09)272 23 01 Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE

GROENTEN IN OPEN LUCHT VOOR VERS GEBRUIK, WITLOOF EN CHAMPIGNONS ir. Marleen MERTENS [email protected] (09)272 23 02 (09)272 23 01 Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE

GROENTEN IN OPEN LUCHT VOOR VERWERKING ir. Bart DEBUSSCHE [email protected] (050)20 76 67 (050)20 76 59 Baron Ruzettelaan 1 – 8310 BRUGGE (ASSEBROEK)

GROENTEN ONDER GLAS ir. Marleen MERTENS [email protected] (09)272 23 02 (09)272 23 01 Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE Henkie RASSCHAERT [email protected] (09)272 23 06 (09)272 23 01 Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE

39

40