Download - Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

Transcript
Page 1: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

Faculteit Rechtsgeleerdheid

Universiteit Gent

Academiejaar 2013-2014

Euthanasie bij minderjarigen

Masterproef van de opleiding

‘Master in de rechten’

Ingediend door

Sarah De Rocker 20034036

Promotor: Prof. Dr. Gert Vermeulen

Commissaris: Dr. Karen Verpoest

Page 2: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding
Page 3: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

1

Dankwoord

Deze masterproef had moeilijk tot stand kunnen komen zonder de hulp van een aantal personen. Ik

wens dan ook graag mijn promotor prof. Dr. Gert Vermeulen en assistente Yasmin Van Damme te

bedanken voor hun begeleiding bij het schrijven van deze masterproef.

De keuze van dit onderwerp heb ik te danken aan de huisartsen van Groepspraktijk Opstal. Bedankt

om me de inspiratie te geven om te schrijven over dit boeiende onderwerp. Door het schrijven van

deze masterproef is mijn interesse rond euthanasie enkel nog toegenomen.

Ook psychotherapeut Bert Van Puyenbroeck verdient een extra woordje van dank voor de vloed aan

informatie die hij me omtrent dit onderwerp bezorgd heeft.

En uiteraard mag ik ook mijn trouwe lezer niet vergeten.. papa, dankjewel!

Zoals je ziet, het klopt wat men zegt, een thesis schrijf je niet alleen. Maar nog belangrijker, studeren

doe je niet alleen. Het was soms zweten en zwoegen, er waren fantastische momenten en

crisismomenten, het was een onvergetelijke ervaring die ik niet had willen missen. Daarom wil ik hier

ook de kans grijpen om officieel enkele mensen te bedanken die deze rollercoaster samen met mij

hebben doorstaan.

Als eerste wens ik al mijn collega’s van Groepspraktijk Opstal te bedanken. Jullie zijn me tijdens mijn

studies door dik en dun blijven steunen. Roland, Rita, Lara, Marie, Jirka, Bert en mama, dankjewel!

Astrid, Lien en Layla, bedankt om deze ervaring onvergetelijk te maken. Het was fijn samen met jullie

de schoolbanken te mogen delen.

Lieselot, bedankt om al die uren naar mij te luisteren tijdens onze honderden loopmomenten.

En onder het motto save the best for last… mama en papa, dankjewel! Jullie liefde en steun is

oneindig gebleken... Bedankt om mijn rots in de branding te zijn!

Page 4: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding
Page 5: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

2

Inhoudsopgave

DEEL I Inleiding en probleemstelling .................................................................................................. 6

DEEL II Wetgevend kader ..................................................................................................................... 8

Hoofdstuk 1 Wet 28 mei 2002 betreffende de euthanasie ................................................................ 8

Hoofdstuk 2 Wijzigingswet van 28 februari 2014 ........................................................................... 9

DEEL III Euthanasie ............................................................................................................................. 10

Hoofdstuk 1 Euthanasie en andere levenseindebeslissingen .......................................................... 10

1.1 Het stoppen of niet opstarten van een medisch zinloze behandeling ................................ 10

1.2 Pijnbestrijding met mogelijk levensverkortend effect en continue diepe sedatie .............. 11

1.3 Opzettelijke levensbeëindiging zonder verzoek ................................................................ 12

1.4 Hulp bij zelfdoding ............................................................................................................ 13

1.5 Euthanasie of levensbeëindiging op verzoek ..................................................................... 13

1.6 De paradox van de actieve en de passieve euthanasie ....................................................... 14

Hoofdstuk 2 De Euthanasiewet ...................................................................................................... 15

2.1 Materiële voorwaarden ...................................................................................................... 16

2.1.1 De hoedanigheid van de verzoeker ............................................................................ 16

2.1.2 De gezondheidstoestand van de patiënt ..................................................................... 17

2.1.3 Het verzoek ................................................................................................................ 19

2.2 Procedurele voorwaarden .................................................................................................. 21

2.2.1 Informeren ................................................................................................................. 21

2.2.2 Consultatie tweede arts .............................................................................................. 21

2.2.3 Overleg ...................................................................................................................... 22

2.2.4 Niet-terminale patiënt ................................................................................................ 23

2.3 Wilsverklaring euthanasie ................................................................................................. 23

2.4 Uitvoering .......................................................................................................................... 24

2.5 Toezicht ............................................................................................................................. 25

Hoofdstuk 3 Verhouding tot de strafwet ........................................................................................ 26

Hoofdstuk 4 Besluit ........................................................................................................................ 28

DEEL IV Euthanasie bij minderjarigen ............................................................................................. 30

Hoofdstuk 1 De situatie vóór de wetsuitbreiding ........................................................................... 30

1.1 Ontvoogding ...................................................................................................................... 31

1.2 Noodtoestand ..................................................................................................................... 31

1.3 Toepassing van continue diepe sedatie .............................................................................. 32

1.4 Nood aan uitbreiding? ....................................................................................................... 33

Hoofdstuk 2 Het debat .................................................................................................................... 33

Page 6: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

3

2.1 Voorstanders ...................................................................................................................... 34

2.1.1 Discriminatie ............................................................................................................. 34

2.1.2 Artikel 12 Kinderrechtenverdrag ............................................................................... 34

2.1.3 Wet Patiëntenrechten ................................................................................................. 36

2.2 Tegenstanders .................................................................................................................... 36

2.2.1 Het hellend vlak ......................................................................................................... 36

2.2.2 “Euthanasie bij kinderen komt niet voor” ................................................................. 37

2.2.3 “Een optimale palliatieve zorg is voldoende” ........................................................... 39

Hoofdstuk 3 De wetsuitbreiding..................................................................................................... 39

Hoofdstuk 4 Discussiepunten ......................................................................................................... 40

4.1 Materiële voorwaarden ...................................................................................................... 41

4.1.1 Enkel fysiek lijden bij terminale kinderen. ................................................................ 41

4.1.2 Oordeelsbekwaamheid of een leeftijdsgrens? ........................................................... 43

4.1.3 Ontvoogde minderjarigen .......................................................................................... 49

4.2 Procedurele voorwaarden .................................................................................................. 50

4.2.1 Instemming van de ouders ......................................................................................... 51

4.2.2 Palliatieve filter? ........................................................................................................ 53

4.2.3 Controle? ................................................................................................................... 53

4.3 Wilsverklaring euthanasie ................................................................................................. 56

Hoofdstuk 5 Onbekwame minderjarigen ....................................................................................... 57

Hoofdstuk 6 Besluit ........................................................................................................................ 58

DEEL V Rechtsvergelijking: euthanasie bij minderjarigen in Nederland ............................................ 62

Hoofdstuk 1 Wet Toetsing Levensbeëindiging .............................................................................. 62

Hoofdstuk 2 Euthanasie bij minderjarigen ..................................................................................... 63

2.1 Hoedanigheid ..................................................................................................................... 63

2.2 Gezondheidstoestand ......................................................................................................... 64

2.3 Verzoek ............................................................................................................................. 65

2.4 Zorgvuldigheidseisen ........................................................................................................ 65

2.5 Wilsverklaring euthanasie ................................................................................................. 66

2.6 Controle ............................................................................................................................. 67

Hoofdstuk 3 Een evaluatie ............................................................................................................. 69

Hoofdstuk 4 Besluit ........................................................................................................................ 70

DEEL VI Conclusie ........................................................................................................................... 72

DEEL VII Bibliografie ........................................................................................................................ 74

WETGEVING ................................................................................................................................... 74

België............................................................................................................................................. 74

Page 7: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

4

Nederland ...................................................................................................................................... 76

RECHTSLEER .................................................................................................................................. 76

Boeken ........................................................................................................................................... 76

Tijdschriften .................................................................................................................................. 78

Andere ........................................................................................................................................... 80

Page 8: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding
Page 9: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

6

DEEL I Inleiding en probleemstelling Het leven is niet altijd eerlijk. Sommige mensen leven lang, zonder pijn en sterven rustig in hun slaap.

Dit geluk is evenwel niet iedereen gegeven. Soms moeten mensen lijden. Soms is het overlijden een

lange pijnlijke lijdensweg en soms is zelfs het leven ondraaglijk. Omdat we mens zijn en omdat

mensen die ondraaglijk lijden moeten geholpen worden, werd de Euthanasiewet in het leven geroepen.

We weten nu, dat wanneer we ziek worden en het lijden niet meer aankunnen, er een uitweg bestaat.

We kunnen aan een dokter vragen om ons op een humane wijze te helpen sterven. We kunnen vragen

om euthanasie.

Voor kinderen bestond deze mogelijkheid niet. En nochtans kunnen ook kinderen jaren uitzichtloos

lijden. Zouden we niet allemaal liever zelf afzien in plaats van onze kinderen verschrikkelijke pijnen te

zien doorstaan? Is het dan wel rechtvaardig dat net onze kinderen, gewoon omdat ze nog “te jong”

zijn, geen recht hebben om te sterven wanneer ze niet langer pijn willen of kunnen lijden? Wanneer ze

uitgestreden zijn, moeten ook zij dan niet de mogelijkheid krijgen om op een ‘zachte’ wijze afscheid te

nemen van het leven? Moeten ook kinderen niet het recht krijgen om euthanasie te kunnen vragen?

Het zijn moeilijke en zeer gevoelige vragen en er werd lang over gediscussieerd, maar sinds maart

2014 is er een nieuwe wet. Deze wet heeft de oorspronkelijke Euthanasiewet gewijzigd, zodat het nu

ook voor bepaalde minderjarigen mogelijk is geworden om een euthanasie te laten uitvoeren. Deze

uitbreiding heeft heel wat commotie met zich meegebracht en werd door de wereldpers op de voet

gevolgd. Ze werd door de ene toegejuicht en door de andere afgekeurd. Het leek me dan ook

interessant om in het kader van deze masterproef deze nieuwe wet wat grondiger te gaan bestuderen.

Was deze wetsuitbreiding naar minderjarigen nu echt noodzakelijk? Hoe ziet de wet er nu uit en

waarom ziet ze er zo uit? Waren er alternatieven voorhanden en zouden er in de toekomst nog

problemen kunnen opduiken? Het zijn allemaal vragen waar we doorheen deze masterproef, een

antwoord op proberen te krijgen.

We vangen deze masterproef aan met een korte schets van het relevante wetgevende kader om nadien

over te gaan tot de bespreking van de euthanasie zelf. Een studie van euthanasie bij minderjarigen is

immers onmogelijk zonder eerst een goed begrip te hebben van euthanasie in het algemeen. Zoals

vaak blijkt uit bijvoorbeeld nieuwsberichten bestaat er nogal wat verwarring rond ‘euthanasie’. Het is

dan ook cruciaal eerst het begrippenkader af te bakenen. We starten Deel III daarom met het maken

van een duidelijk onderscheid tussen euthanasie en de andere levenseindebeslissingen waar euthanasie

zo vaak mee verward wordt. Eens dit probleem opgehelderd is gaan we ons verdiepen in de

Euthanasiewet. Wie kan zich op de wet beroepen? Welke voorwaarden moeten nageleefd worden?

Hoe wordt een euthanasie nu eigenlijk uitgevoerd en hoe kan men gaan controleren of deze wel

correct verlopen is? Hoe verhoudt deze wet zich nu eigenlijk tot de Strafwet? We gaan de

Euthanasiewet gaan bekijken in al haar aspecten maar we spitsen onze aandacht hier voorlopig enkel

toe op de algemene euthanasieregels, de regels zoals zij gelden voor de ‘volwassenen’. De

minderjarigen laten we nog even buiten beschouwing.

Eens we goed weten hoe de euthanasie bij ‘volwassenen’ verloopt, starten we onze eigenlijke studie.

Hoe ziet deze nieuwe Euthanasiewet er nu uit? Kunnen alle minderjarigen nu om een euthanasie

vragen of vallen er nog steeds enkele uit de boot? Zijn deze minderjarigen nu volledig gelijkgesteld

met de ‘volwassenen’ wat euthanasie betreft of is er toch nog een verschil en waarom is dat dan zo?

Waar zaten de grootste knelpunten bij het ontwerpen van deze omstreden wet en hoe heeft men deze

uiteindelijk opgelost? Waren er nog betere of minder goeie alternatieven voorhanden? Aan de hand

van de nieuwe wet, de parlementaire voorbereidingen en met ondersteuning van de rechtsleer, maken

we een kritische analyse. Maar voor we hiermee aanvangen kunnen we niet anders dan na te gaan of

Page 10: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

7

er nu eigenlijk wel nood was aan deze wetsuitbreiding. Bestond er weldegelijk een leemte in de wet of

was al het werk eigenlijk een maat voor niks? De meningen hieromtrent waren immers verdeeld en de

wetsuitbreiding is er dan ook niet zonder slag of stoot gekomen. Aan de uitbreiding ging een enorm

debat vooraf. Net als elk ander onderwerp kende ook euthanasie bij minderjarigen zijn voor-en

tegenstanders. Ook hen laten we in deel IV van deze masterproef kort aan het woord.

Wanneer we het hebben over euthanasie bij minderjarigen mogen we uiteraard onze noorderburen niet

vergeten. Samen met België, staat Nederland immers op eenzame hoogte wat euthanasie bij

minderjarigen betreft. Nederland is het allereerste en bovendien enige andere land waar euthanasie

voor kinderen mogelijk werd gemaakt. Reeds sinds 2002 kunnen kinderen in Nederland om een

euthanasie verzoeken. In Deel V werpen we daarom een blik op hun euthanasiewetgeving. Hoe ziet de

wet in Nederland er uit en op welke manier verschilt ze of gelijkt ze op de Belgische. Werd er tot nu

toe in Nederland, gedurende het decennium dat de wet reeds van kracht is, gebruik gemaakt van de

wet of niet? Misschien is het wel een overbodige luxe en hebben we zo’n heisa gemaakt voor niks. En

werd de wet reeds gebruikt, wat zijn de ervaringen er dan mee? Zijn er punten van kritiek die wij in

België ook beter in beschouwing nemen?

Na al deze stadia doorlopen te hebben proberen we te komen tot een algemeen besluit. Was deze

nieuwe wet nu wel nodig? Heeft het werk dat men erin heeft gestoken ook geloond? Zijn er punten

van kritiek of is men er eindelijk in geslaagd de ‘perfecte wet’ te maken?

Page 11: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

8

DEEL II Wetgevend kader Noch op internationaal, noch op Europees vlak werden er voorlopig echt wetgevende initiatieven

genomen in het kader van euthanasie bij minderjarigen.1 We kunnen ons dus beperken tot de

Belgische wetgeving. Met betrekking tot euthanasie bij minderjarigen zijn twee wetten van groot

belang: de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie2 en wet 28 februari 2014 tot wijziging van

de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, teneinde euthanasie voor minderjarigen mogelijk te

maken3. De eerste is de oorspronkelijke Euthanasiewet. Op grond van deze wet is het sinds 2002 voor

‘volwassenen’ mogelijk om, in bepaalde omstandigheden en mits naleving van strikte voorwaarden,

een euthanasie te laten uitvoeren. Deze wet werd zeer recent gewijzigd door de wet van 28 februari

2014. Deze wet voert aan de oorspronkelijke Euthanasiewet enkele artikelen toe waardoor nu ook

bepaalde minderjarigen zich op de Euthanasiewet kunnen beroepen om, onder bepaalde voorwaarden,

een euthanasie te laten uitvoeren.

Hoofdstuk 1 Wet 28 mei 2002 betreffende de euthanasie4

België beschikt als één van de weinige landen ter wereld over een Euthanasiewet. Deze wet kwam in

2002, na een grondig parlementair debat, tot stand. De euthanasieproblematiek kwam in de jaren ’70

reeds nu en dan aan de oppervlakte, maar pas in 1995-1996 kwam ook politiek de discussie op gang.

Onder impuls van de verenigingen ‘Association pour le droit de mourir dans la dignité en ‘Recht op

waardig sterven’, en onder invloed van de ontwikkelingen in Nederland, werden een aantal

wetsvoorstellen inzake euthanasie ingediend. Na advies van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek5

vonden in 1997 de eerste discussies plaats, maar dit debat stokte op het einde van de regeerperiode

omdat de PSC afhaakte. Het bleef daarom wachten op een doorbraak tot het moment dat in 1999 een

regering zonder de christendemocraten gevormd werd. Het was uiteindelijk het door Philippe Mahoux

(PS), Jeannine Leduc (VLD), Philippe Monfils (PRL), Myriam Vanlerberghe (SP.A), Marie Nagy

(Ecolo) en Jatinca De Roeck (Agalev) ingediende wetsvoorstel6 dat leidde tot de Wet van 28 mei 2002

betreffende de Euthanasie. België werd door de deze wet, in navolging van Nederland, het tweede land

waar euthanasie wettelijk geregeld werd.

Dankzij de Euthanasiewet kunnen mensen, die door een ernstige en ongeneeslijke aandoening,

ondraaglijk en aanhoudend, fysiek of psychisch lijden, ervoor opteren om zelf een einde aan hun

lijdensweg te stellen door te kiezen voor euthanasie. Deze mogelijkheid wordt in de wet geboden aan

handelingsbekwame meerderjarigen en ontvoogde minderjarigen. De wetgever heeft de mogelijkheid

1 In Europa is men geen voorstander van euthanasie bij minderjarigen. Vijventachtig leden van de parlementaire

vergadering van de Raad van Europa ondertekenden een verklaring tegen de nieuwe Belgische

euthanasiewetgeving. Ook in resolutie 1859, handelend over wilsverklaringen en volmachten, stelde de

parlementaire vergadering zich negatief op ten aanzien van euthanasie.; Parliamentary Assembly (GHILETCHI et

al.), Written declaration No. 567: Legalisation of euthanasia for children in Belgium, 30 januari 2014, Doc.

13414. (http://assembly.coe.int); Resolutie 1859 van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa,

Protecting human rights and dignity by taking into account previously expressed wishes of patients (2012).

2 Wet 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, BS 22 juni 2002, 28515-28520. (Hierna de Euthanasiewet)

3 Wet 28 februari 2014 tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, teneinde euthanasie

voor minderjarigen mogelijk te maken, BS 12 maart 2014, 21053-21054. (Hierna de Wijzigingswet) 4 Zie N. BALTHAZAR , M. LIBERT en M. VERSTRAETE , Over de keuze van Mario Verstraete en het

euthanasiedebat vandaag, Tielt, Lannoo, 2012, 113-120.; F. BUSSCHE en W. DISTELMANS (red.), Een goede

dood. 2002-2012: 10 jaar ‘controversiële’ euthanasiewet?, Brussel, VUBPRESS, 2012, 231-238.; K. DE

BRUYNE,.;T. VANSWEEVELT, “De euthanasiewet. Toepassingsgebied en krachtlijnen”, NJW 2002, afl. 13, 444. 5 Belgisch Raadgevend Comité voor Bio-ethiek, Advies nr. 1 betreffende de wenselijkheid van een wettelijke

regeling van euthanasie, 12 mei 1997. 6 Wetsvoorstel (P. MAHOUX et al.) betreffende de euthanasie, Parl.St. Senaat 1999-2000, nr. 2-244.

Page 12: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

9

tot euthanasie aan strenge materiële en procedurele voorwaarden verbonden. Enkel wanneer de arts bij

de uitvoering van een euthanasie deze voorwaarden naleeft, kan hij zich op de Euthanasiewet beroepen

om de euthanasie te rechtvaardigen.

Hoofdstuk 2 Wijzigingswet van 28 februari 2014

Na enkele jaren van toepassing en evaluatie van de wet werden de tekortkomingen van de wet ten

volle duidelijk. Reeds lange tijd wordt er bijvoorbeeld gewezen op de afwezigheid van de

doorverwijsplicht, de beperkte geldigheidsduur van de wilsverklaring euthanasie, het ontbreken van

een wettelijke regeling voor hulp bij zelfdoding, de onmogelijkheid om euthanasie uit te voeren bij

verworven wilsonbekwaamheid zoals het geval is bij dementie en het ontbreken van een regeling voor

wilsbekwame en wilsonbekwame minderjarigen.

Het probleem van de minderjarigen werd ook reeds bij de debatten naar aanloop van de

oorspronkelijke Euthanasiewet aangekaart. Het klimaat was toen echter nog niet rijp om de

mogelijkheid van euthanasie ook meteen voor minderjarigen open te stellen. Euthanasie bij volwassen

was op zich al controversieel genoeg. Euthanasie ook mogelijk maken voor minderjarigen was toen

nog een stap te ver en men vreesde dat een discussie hierover ten gronde gevolgen zou kunnen hebben

voor de politieke haalbaarheid van een wettelijke regeling van euthanasie bij meerderjarigen.7 Men

heeft er dan ook uit opportuniteitsoverwegingen voor gekozen om, met betrekking tot de problematiek

van minderjarigen, een politiek compromis te sluiten. Euthanasie werd niet alleen mogelijk voor

meerderjarigen, ook bij ontvoogde minderjarigen kan een euthanasie uitgevoerd worden.

Nu, een dikke 10 jaar later, bevinden we ons in een ander stadium. De Euthanasiewet wordt veelvuldig

toegepast en is ondertussen bij het merendeel van de mensen aanvaard. In het jaar 2002-2003 werden

259 gevallen van euthanasie gemeld bij de Federale Controle- en Evaluatiecommissie Euthanasie 8

.

Voor het jaar 2010-2011 waren dat er maar liefst 2086. Euthanasie bij meerderjarigen is als het ware

een ‘normale’ praktijk geworden in de geneeskunde. En het is deze aanvaarding die de deuren heeft

opengezet voor een nieuw debat.

Na lang discussiëren heeft het Belgische parlement de eerste wetsuitbreiding euthanasie goedgekeurd.

Sinds de wet van 28 februari 2014 tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de

euthanasie, teneinde euthanasie voor minderjarigen mogelijk te maken, is het ook voor

oordeelsbekwame minderjarigen mogelijk om euthanasie te vragen. Een oordeelsbekwame

minderjarige, die zich in een medisch uitzichtloze toestand bevindt van aanhoudend en ondraaglijk

fysiek lijden dat niet gelenigd kan worden en dat binnen een afzienbare tijd het overlijden tot gevolg

heeft, en dat het gevolg is van een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte

aandoening, kan sinds deze nieuwe wet om euthanasie verzoeken.

De wet voert in de oorspronkelijke Euthanasiewet een aantal nieuwe artikelen in. Hierdoor zijn het

merendeel van de reeds bestaande basisregels en voorwaarden nu ook van toepassing op de euthanasie

bij minderjarigen en worden er een aantal bijkomende voorwaarden opgelegd die enkel voor de

minderjarigen gelden. Deze wet zal in Deel IV uitvoerig besproken en geanalyseerd worden.

7 H. NYS, “Euthanasie bij kinderen naar Belgisch recht”, TJK 2009, afl. 4-5, 278.

8 Op grond van Art. 6, §1 Euthanasiewet werd er, met oog op de evaluatie en controle van de Euthanasiewet, een

Federale Controle- en Evaluatiecommissie opgericht. (Hierna FCEC) De FCEC heeft in de eerste plaats een

belangrijke controletaak. Elke uitgevoerde euthanasie moet aan de FCEC gemeld worden. Deze gaat na of de

euthanasie werd uitgevoerd onder de voorwaarden en volgens de procedure van de Euthanasiewet. (infra Deel

III, hoofdstuk 2, 2.5 Toezicht) Naast haar controleopdracht heeft de commissie ook een belangrijke

evaluatietaak. De commissie moet, om de twee jaar, een evaluatieverslag opstellen voor het Parlement.

Page 13: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

10

DEEL III Euthanasie Een goed inzicht en begrip van de euthanasie-problematiek bij minderjarigen vereist logischer wijze

een goede kennis van de euthanasie bij ‘volwassenen’. In het volgende hoofdstuk werpen we een blik

op de oorspronkelijke Euthanasiewet9. Opdat er later geen verwarring zou ontstaan gaan we allereerst

over tot het schetsen van het begrippenkader. Hierbij gaan we na wat euthanasie juist inhoudt en zullen

we het onderscheid maken met de andere levenseindebeslissingen waar euthanasie zo vaak mee

verward wordt. In hoofdstuk twee wordt dieper ingegaan op de euthanasie zoals deze geregeld is door

de Euthanasiewet. We bekijken hierbij de voorwaarden of zorgvuldigheidseisen waaraan moet worden

voldaan om een euthanasie te mogen uitvoeren. Zoals we later zullen zien zijn de meeste van deze

voorwaarden ook van toepassing op euthanasie bij minderjarigen Ook de wilsverklaring en het

toezicht op de euthanasie krijgen hier de nodige aandacht. We sluiten dit algemene deel over

euthanasie af door de verhouding tussen euthanasie en de strafwet nader te bepalen.

Hoofdstuk 1 Euthanasie en andere levenseindebeslissingen10

Bij 1 op 2 mensen wordt het tijdstip van overlijden bepaald door een (medische)

levenseindebeslissing11

. Deze beslissingen dienen, overeenkomstig de Wet Patiëntenrechten12

,

genomen te worden in samenspraak met de patiënt of wanneer dit onmogelijk is, minstens in

samenspraak met zijn familie of zijn naasten. Er zijn zes mogelijke levenseindebeslissingen: het staken

of het niet opstarten van een medisch zinloze behandeling, de pijnbestrijding met mogelijk

levensverkortend effect en de continue diepe sedatie, de opzettelijke levensbeëindiging zonder

verzoek, de hulp bij zelfdoding en de euthanasie.

1.1 Het stoppen of niet opstarten van een medisch zinloze behandeling

Eén van de meest voorkomende levenseindebeslissingen is de therapiebeperking of de niet-

behandelbeslissing.13

We kunnen hierin twee verschillende vormen onderscheiden. Wanneer een reeds

aangevatte behandeling zinloos is geworden, kan men er, uit redenen van comfort voor de patiënt,

voor kiezen om de behandeling stop te zetten.14

Zo kan men bijvoorbeeld beslissen om bij een

terminale nierpatiënt de nierdialyse te stoppen, of om een terminale kankerpatiënt niet langer te

bestralen. Ook kan men beslissen om een zinloze behandeling gewoon niet op te starten en de persoon

op een natuurlijke wijze te laten overlijden. Het niet opstarten van sondevoeding bij een dementerende

kankerpatiënt kan onder deze categorie van levenseindebeslissingen geplaatst worden. Het is evident

dat men, in het geval men deze beslissingen neemt, wel optimale palliatieve zorg15

moet voorzien.16

9 Wet 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, BS 22 juni 2002, 28515-28520

10 Zie K. DE BRUYNE, P. DE DEYN, W. DISTELMANS, Op weg naar een goede dood, Tielt, Lannoo, 2013, 9-10.;

G. DE CORTE, W. DIJKHOFFZ, M. VAN DER BORGHT, B. VAN DEN EYNDEN, Leven naar het Einde.

Een handleiding voor de praktijk, Leuven, LannooCampus, 2006, 59-69. 11

In Nederland werd voor deze beslissingen de term ‘Medische Beslissingen bij het Levenseinde’ ingevoerd.

Hugo Van den Enden, moraalfilosoof aan de Universiteit Gent merkt echter terecht op dat deze beslissingen niet

exclusief medisch zijn, maar veeleer ethisch.; W. DISTELMANS, Een waardig levenseinde, Antwerpen, Houtekiet,

2005, 167-168. 12

Art. 8 en 14 van de Wet 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, BS 26 september 2002,

43719-43724. (Hierna Wet Patiëntenrechten)

13 E. DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 21-22.

14 F. BUSSCHE, W. DISTELMANS (red.), Een goede dood. 2002-2012: 10 jaar ‘controversiële’ euthanasiewet?,

Brussel, VUBPRESS, 2012, 21. 15

Artikel 2 Wet 14 juni 2002 betreffende de palliatieve zorg, BS 26 oktober 2002, 49160-49161. (hierna Wet

Palliatieve Zorg) : “Onder palliatieve zorg wordt verstaan : het geheel van zorgverlening aan patiënten waarvan

de levensbedreigende ziekte niet langer op curatieve therapieën reageert. Voor de begeleiding van deze patiënten

Page 14: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

11

Via deze twee niet-behandelbeslissingen neemt men afstand van de therapeutische hardnekkigheid.17

De enorme vooruitgang van de medische wetenschap heeft ertoe geleid dat mensen steeds langer leven

en ook langer levenskwaliteit behouden. Mensen willen ook steeds langer leven. Zo was er de

befaamde dokter Lecompte die in de jaren 1970 reeds schreef ‘ ik word duizend jaar’.18

Deze drang

om steeds langer te leven is volkomen normaal, maar op een bepaald moment moet men kunnen

toegeven dat het genoeg is geweest. Dit geldt zowel voor de patiënt zelf als voor de arts. De wonderen

die de medische wereld kan verrichten zijn inderdaad fenomenaal, maar ze zijn ook niet onbegrensd.

Wanneer een behandeling zinloos is geworden of wanneer een behandeling niet meer in verhouding

staat tot het verwachtte resultaat moet men kunnen beslissen om de behandeling te stoppen of zelfs

niet op te starten. Wanneer men toch volhardt, gaat men eigenlijk nieuw leed creëren. Door het

onaangepast gebruik van de medische technologie gaat men, in plaats van het leven te verlengen, het

sterven verlengen.19

Deze ‘therapeutische hardnekkigheid’ moet absoluut vermeden worden.20

Artsen

zijn op grond van de Wet Patiëntenrechten impliciet zelfs verplicht om in deze situaties de

behandeling te stoppen.21

Artikel 5 bepaalt immers dat een patiënt, met eerbiediging van zijn

menselijke waardigheid, recht heeft op een kwaliteitsvolle dienstverlening. Ook in de deontologische

Code Geneeskundige Plichtenleer22

bepaalt men dat artsen over therapeutische vrijheid beschikken,

maar niettemin moeten vermijden onnodig dure behandelingen en onderzoeken voor te schrijven of

overbodige verstrekkingen te verrichten. Ook de Orde van Geneesheren beschouwt deze beslissingen

dus als goed medisch handelen.23

1.2 Pijnbestrijding met mogelijk levensverkortend effect en continue diepe

sedatie

Indien een patiënt aan het einde van zijn leven enorme pijnen moet doorstaan kan men ervoor kiezen

om de pijnstillende medicatie op te drijven zodat deze persoon toch ‘pijnvrij’ kan overlijden. Deze

opgedreven pijnstilling kan er evenwel voor zorgen dat het leven van de patiënt verkort wordt. De

levensverkorting is als het ware een potentieel neveneffect van de pijnbestrijding. Wanneer echter het

bij hun levenseinde is een multidisciplinaire totaalzorg van essentieel belang, zowel op het fysieke, psychische,

sociale als morele vlak. Het belangrijkste doel van de palliatieve zorg is deze zieke en zijn naasten een zo groot

mogelijke levenskwaliteit en maximale autonomie te bieden. Palliatieve zorg is erop gericht de kwaliteit van het

resterende leven van deze patiënt en nabestaanden te waarborgen en te optimaliseren.”; zie D.J. BAKKER, R.J.M.

DILLMANN en C. SPREEUWENBERG (EDS.), Handboek palliatieve zorg, Maarsen, Elsevier gezondheidszorg, 2005,

woord vooraf. 16

F. BUSSCHE, W. DISTELMANS (red.), Een goede dood. 2002-2012: 10 jaar ‘controversiële’ euthanasiewet?,

Brussel, VUBPRESS, 2012, 21-22.

17 Zie ook J. MENTEN, A. VAN ORSHOVEN (red.), Palliatieve zorg, stervensbegeleiding, rouwbegeleiding.

Handboek voor deskundige hulpverlening in de thuiszorg en in het ziekenhuis, Leuven, Acco, 1996, 67-68. 18

F. BUSSCHE, W. DISTELMANS (red.), Een goede dood. 2002-2012: 10 jaar ‘controversiële’ euthanasiewet?,

Brussel, VUBPRESS, 2012, 20. 19

F. BUSSCHE, W. DISTELMANS (red.), Een goede dood. 2002-2012: 10 jaar ‘controversiële’ euthanasiewet?,

Brussel, VUBPRESS, 2012, 20. 20

De redenen waarom artsen soms blijven doorbehandelen zijn divers: artsen worden vanuit hun opleiding

geconditioneerd om mensen te genezen, sommigen hebben schrik voor vervolging, anderen blijven dan weer

doorbehandelen vanuit een soort plichtsgevoel of om moeilijke gesprekken te vermijden,…; W. DISTELMANS,

Het recht om te sterven, Antwerpen, Luster, 2012, 36-41. 21

LEVENSEINDE INFORMATIEFORUM, Iedereen heeft recht op een waardig levenseinde, 23. 22

Code van Geneeskundige Plichtenleer, opgesteld door de Nationale Raad van de Orde der Geneesheren,

daterend van 1975, laatste aanpassing 2014, wwww.ordomedic.be. Deze code is de deontologische code die

geldt voor artsen.

23 W. DISTELMANS, Een waardig levenseinde, Antwerpen, Houtekiet, 2005, 169-170.; W. DISTELMANS, Het

recht om te sterven, Antwerpen, Luster, 2012, 21.

Page 15: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

12

lijden zo ernstig is dat gewone pijnstilling niet meer volstaat, dan kan er voor geopteerd worden om de

patiënt diep en continu te sederen24

. Dit houdt in dat men doelbewust het bewustzijnsniveau van de

patiënt verlaagt tot een niveau waarop de symptomen niet meer worden gevoeld. Mensen noemen dit

‘de patiënt in slaap brengen’. Men brengt een patiënt in coma zodat hij zijn symptomen niet meer

bewust meemaakt en ‘spontaan’ aan zijn ziekte overlijdt.25

Ook hier bestaat het risico dat het leven van

de patiënt verkort wordt ook al was dit niet het oorspronkelijke doel van de sederende middelen.26

De aanpassing van de pijnmedicatie en de continue diepe sedatie dienen onderscheiden te worden van

euthanasie. Het gaat hier om een bestrijding van de symptomen en niet om een beëindiging of

opzettelijke verkorting van het leven. Het is een barmhartige stervenshulp. Men verlicht het

stervensproces van een persoon die hoe dan ook zou sterven. Continue diepe sedatie wordt dan ook

vaak als alternatief aangeboden voor euthanasie27

. Op zich is hier niks mis mee. Het is perfect

begrijpelijk dat een patiënt de sedatie verkiest boven euthanasie. Hier bevindt men zich echter wel in

een schemerzone. Het is immers vaak moeilijk achteraf te achterhalen of er al dan niet overleg heeft

plaatsgevonden met de patiënt. Het is zeer moeilijk voor een buitenstaander om te achterhalen wat de

onderliggende motivatie, de exacte intentie van de arts was wanneer hij de pijnstilling of sedativa

opdreef. Ging het hier om een sedatie of heeft de arts de bedoeling gehad om het leven van de patiënt

te beëindigen? De grens tussen pijncontrole tijdens de stervensfase, levensbeëindiging zonder verzoek

en euthanasie wordt hier flinterdun.28

1.3 Opzettelijke levensbeëindiging zonder verzoek

Een arts kan ook beslissen levensbeëindigend te handelen zonder het verzoek van de patiënt. Het gaat

hier om een opzettelijke handeling van een derde waarbij een dodelijke injectie wordt toegediend aan

de betrokkene, zonder diens verzoek. Het kan voorkomen dat een persoon onmogelijk een rechtsgeldig

verzoek kan uiten omdat deze persoon niet oordeelsbekwaam29

is of omdat deze wilsonbekwaam30

is.31

Levensbeëindiging zonder verzoek wordt soms toegepast bij pasgeborenen met extreme afwijkingen

of met zeer ernstige erfelijke aandoeningen waaraan de baby, na een helse lijdensweg van weken of

maanden, toch zal overlijden. Men kan hier het kindje blijven ondersteunen door middel van alle

mogelijke technieken, maar men kan er ook voor kiezen het leven op een zachte manier af te ronden.32

24

De continue diepe sedatie is een vorm van palliatieve sedatie. Bij palliatieve sedatie gaat men het bewustzijn

van de patiënt verlagen ter verzachting van zijn pijn. Palliatieve sedatie kan licht of diep zijn, continu of met

tussenpozen, tijdelijk of tot aan het overlijden. Men kan bijvoorbeeld ook een persoon met ernstige brandwonden

tijdelijk sederen om de pijn draaglijk te maken. De focus wordt hier gelegd op de continue diepe sedatie omwille

van het mogelijke levensverkortende effect. 25

W. DISTELMANS, Een waardig levenseinde, Antwerpen, Houtekiet, 2005, 171-173. 26

M. KEIRSE, Later begint vandaag: antwoorden over de laatste levensfase, palliatieve zorg en euthanasie, Tielt,

Lannoo, 2011, 135-136.

27 Dit alternatief wordt vaak aangeboden in ziekenhuizen of woon- en zorgcentra waar euthanasie niet te

verenigen is met de ideologie van de instelling. 28

W. DISTELMANS, Een waardig levenseinde, Antwerpen, Houtekiet, 2005, 171-173. 29

Sinds de uitbreiding van euthanasie naar minderjarigen kan een minderjarige om euthanasie verzoeken vanaf

het moment dat deze oordeelsbekwaam bevonden wordt. 30

Wilsonbekwaamheid betekent dat men ingevolge feitelijke (medische) omstandigheden niet (meer) instaat is

tot een wils- en besluitvormingsproces. Vb.: dementerende, comateuze of psychiatrische patiënten. ; E.

DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 11. 31

E. DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 10-11. 32

F. BUSSCHE, W. DISTELMANS (red.), Een goede dood. 2002-2012: 10 jaar ‘controversiële’ euthanasiewet?,

Brussel, VUBPRESS, 2012, 22-23.; LEVENSEINDE INFORMATIEFORUM, Iedereen heeft recht op een waardig

levenseinde, 22.

Page 16: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

13

De levensbeëindiging zonder verzoek zal uitgebreider besproken worden in Deel IV, Hoofdstuk 5

‘onbekwame minderjarigen’.

1.4 Hulp bij zelfdoding

De reeds besproken levenseindehandelingen worden steeds door een derde uitgevoerd. Dit hoeft

evenwel niet altijd het geval te zijn. In geval van hulp bij zelfdoding wordt de levensbeëindigende

handeling door de persoon zelf gesteld. Men kan spreken van hulp bij zelfdoding wanneer een derde,

een arts of een niet-arts, bijvoorbeeld een dodelijk middel geeft aan een persoon, hem of haar

inlichtingen verschaft of instructies geeft over mogelijke zelfmoordmethodes.33

De persoon voert de

zelfmoord uit op een door hem gekozen plaats en tijd zonder dat de derde hier verder van op de hoogte

is. Er is hier dus wel een tussenkomst van een derde die opzettelijk hulp verleent bij de zelfdoding van

een ander, maar de handeling van de derde op zich is niet levensbeëindigend.34

Hoewel in geval van hulp bij zelfdoding de tussenkomst van de derde veel minder verregaand is dan

bij euthanasie, valt hulp bij zelfdoding strikt genomen niet onder de Euthanasiewet. Zonder succes

werd er reeds meerdere malen voor gepleit deze handeling aan dezelfde voorwaarden als euthanasie te

onderwerpen en onder de Euthanasiewet te laten ressorteren.35

Bij gebrek aan een specifieke bepaling

hebben de Nationale Raad van de Orde der Geneesheren en de Federale Controle- en

Evaluatiecommissie Euthanasie voor een pragmatische oplossing gekozen. Wanneer een arts hulp

verleent aan een persoon die voldoet aan de voorwaarden van de Euthanasiewet, dan kan hij zich wel

op de Euthanasiewet beroepen als rechtvaardigingsgrond.36

1.5 Euthanasie of levensbeëindiging op verzoek

Het begrip ‘euthanasie’ is afkomstig van het Grieks en betekent letterlijk ‘ de goede dood’. Het werd

rond 1600 ingevoerd door de Engelse filosoof Sir Francis Bacon om te verwijzen naar de mogelijkheid

om zacht en zonder pijn, dus een ‘goede dood’ te sterven.37

En dit is eigenlijk ook de bedoeling van

euthanasie in de hedendaagse betekenis. Het geeft de mens de mogelijkheid om op een menswaardige

manier het leven te verlaten.

Sinds de wet van 28 mei 200238

is euthanasie in België voorwaardelijk gelegaliseerd. Ze geeft, mits de

naleving van strikte procedurele en materiële voorwaarden39

, aan artsen de mogelijkheid om op

verzoek van de patiënt, levensbeëindigend te handelen. In de Euthanasiewet wordt aan het begrip

euthanasie een zeer strikt geformuleerde definitie gegeven. Euthanasie is het opzettelijk

levensbeëindigend handelen door een andere dan de betrokkene, op diens verzoek.40

Net zoals bij hulp

bij zelfdoding gaat het initiatief dus uit van de patiënt.

33

E. DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 15-16. 34

E. DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 15-16. 35

Wetsvoorstel (E. SLEURS et al.) inzake de uitbreiding van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie

tot minderjarigen, de medische hulp aan de patiënt die zelf de levensbeëindigende handeling stelt en de

strafbaarstelling van hulp bij zelfdoding, Parl.St. Senaat 2013, nr. 5-1947.; MELC CONSORTIUM, Palliatieve zorg

en euthanasie in België. Evaluatie van de praktijk en de wetten, Brussel, ASP, 2011, 39-40 36

MELC CONSORTIUM, Palliatieve zorg en euthanasie in België. Evaluatie van de praktijk en de wetten, Brussel,

ASP, 2011, 39-40.

37 W. DISTELMANS, Een waardig levenseinde, Antwerpen, Houtekiet, 2005, 166.

38 Wet 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, BS 22 juni 2002, 28515-2852.

39 Infra Deel III, Hoofdstuk 2

40 Art. 2 Euthanasiewet.

Page 17: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

14

Euthanasie is één van de levenseindebeslissingen die het minste worden toegepast. Zo werd het aantal

overlijdens door euthanasie in 2009 op 1.9 % geschat, terwijl ruim 44 % van de overlijdens vooraf

ging door een niet-behandelbeslissing of een beslissing tot pijnbestrijding of continue diepe sedatie.41

Bovendien is euthanasie, samen met hulp bij zelfdoding, de enige levenseindebeslissing waarbij men

er zeker van kan zijn dat de vraag van de patiënt zelf is gekomen. En vreemd genoeg is euthanasie

toch de meest spraakmakende van allemaal. Rond geen enkele andere levenseindebeslissing is al

zoveel commotie geweest dan rond euthanasie. Hoe kunnen we dit fenomeen verklaren? Hoewel nu

reeds minder dan vroeger, heeft euthanasie bij veel mensen toch nog steeds een negatieve connotatie.

Het gebruik door de Nazi’s van de term ‘ het euthanasieprogramma’ als eufemisme voor de afslachting

van minderwaardige rassen, ligt waarschijnlijk mede aan de oorzaak van deze negatieve bijklank.42

Bovendien weten mensen ook vaak niet goed wat euthanasie nu juist inhoudt. Zo zijn vele mensen er

nog steeds van overtuigd dat de Euthanasiewet toelaat mensen, zomaar, zonder toestemming ‘dood te

spuiten’. Hieruit blijkt dat euthanasie zeer vaak verward of samengevoegd wordt met andere

levenseindebeslissingen. Deze begripsverwarring is begrijpelijk omdat de term ‘euthanasie’ in de loop

der jaren veelvuldig foutief gebruikt werd en nog steeds foutief gebruikt wordt.43

Voornamelijk politici

en journalisten dragen bij tot de aanhoudende verwarring en onduidelijkheid die heerst bij de

bevolking. Het is vaak mede door dit onbegrip dat mensen negatief op euthanasie reageren en het

maatschappelijk debat vertroebeld wordt.

1.6 De paradox van de actieve en de passieve euthanasie

Traditioneel maakt men een onderscheid tussen passieve en actieve euthanasie. Omwille van de

ogenschijnlijk abstinerende houding van de arts werd in het verleden vaak verwezen naar de niet-

behandelbeslissingen als zijnde ‘passieve euthanasie’.44

De actieve euthanasie kwam overeen met het

opzettelijk levensbeëindigend handelen op verzoek, de euthanasie zoals we ze vandaag kennen onder

de Euthanasiewet. Dit onderscheid mag evenwel niet langer gemaakt worden en dit om drie redenen.

Euthanasie wordt sinds de wet van 28 mei 2002 strikt gedefinieerd. Noch het staken van een zinloze

behandeling, noch het niet opstarten ervan, vallen binnen de definitie van de Euthanasiewet. Vooreerst

worden deze handelingen niet gesteld met het opzet het leven van de patiënt te beëindigen. Bovendien

kan men onmogelijk spreken van een verzoek wanneer deze handelingen gesteld worden bij een

patiënt die niet (meer) wilsbekwaam is, zoals bij een comateuze of een dementerende persoon.45

Evenmin is de handeling altijd ‘passief. Wanneer men bij een patiënt die zich al jaren in een

comateuze toestand bevindt, het beademingstoestel uitschakelt, dan stopt men een zinloos geworden

behandeling. Het uitschakelen van het toestel is wel degelijk een handeling en bijgevolg actief.46

Ook ethisch gezien valt een onderscheid zeer moeilijk te verantwoorden. Neem nu een volledig

verlamde man die kunstmatig beademd moet worden. De man bevindt zich in een medisch uitzichtloze

41

J. BILSEN, J. COHEN, K. CHAMBAERE, G. POUSSET, BD. ONWUTEAKA-PHILIPSEN, F. MORTIER & L. DELIENS,

Medical end-of-life practices under the euthanasia law in Belgium. A nationwide post-mortem survey. NEJM,

361(11), 1119-1121.; F. BUSSCHE, W. DISTELMANS (red.), Een goede dood. 2002-2012: 10 jaar ‘controversiële’

euthanasiewet?, Brussel, VUBPRESS, 2012, 24.; W. DISTELMANS, “Een waardig levenseinde, een goede dood”,

voordracht georganiseerd door deMens.nu, Dendermonde, 12 november 2013.

42 F. BUSSCHE, W. DISTELMANS (red.), Een goede dood. 2002-2012: 10 jaar ‘controversiële’ euthanasiewet?,

Brussel, VUBPRESS, 2012, 23-24. 43

W. DISTELMANS, Een waardig levenseinde, Antwerpen, Houtekiet, 2005, 165-166. 44

E. DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 21.

45 W. DISTELMANS, Een waardig levenseinde, Antwerpen, Houtekiet, 2005, 170-171.

46 W. DISTELMANS, Een waardig levenseinde, Antwerpen, Houtekiet, 2005, 170-171.

Page 18: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

15

situatie en vraagt omwille van zijn ondraaglijk lijden om euthanasie. De arts kan de man injecteren

met een letaal middel of hij kan de ventilatie van de man uitschakelen waarna hij een

verstikkingsdood sterft of hij kan de man in slaap brengen alvorens de ventilatie uit te schakelen. In de

eerste situatie gaat het om actieve euthanasie. De tweede situatie is, hoewel ze absoluut onmenselijk is,

eigenlijk een niet-behandelbeslissing waarbij de arts een zinloze behandeling stopt. Deze tweede

situatie valt dus in principe onder de noemer ‘passieve’ euthanasie. Ook de derde situatie betreft een

vorm van passieve euthanasie en verschilt ethisch gezien eigenlijk niet van de eerste, de actieve

euthanasie. In beide gevallen wordt het leven van de man op een menselijke manier beëindigd, het

enige verschil is de gebruikte techniek.47

Hieruit blijkt nog maar eens dat het traditionele onderscheid

volledig achterhaald is.

Hoofdstuk 2 De Euthanasiewet Lange tijd was euthanasie illegaal. Enkel in geval van een noodtoestand kon een arts het leven van een

patiënt, op diens verzoek, opzettelijk beëindigen48

. Arts en patiënt moesten zich dus behelpen met de

bestaande mogelijkheden zoals bijvoorbeeld de pijnbestrijding met levensverkortend effect of de

continue diepe sedatie.

De wet van 28 mei 2002 betreffende de Euthanasie49

, de Euthanasiewet, bracht hier verandering in.

Euthanasie werd in België gelegaliseerd en geregulariseerd. Dankzij deze wet is het nu voor patiënten

mogelijk om euthanasie te verzoeken en kan een arts dit verzoek inwilligen zonder hierdoor een

strafrechtelijke vervolging te riskeren.

Soms wordt er gezegd dat de Euthanasiewet een recht op euthanasie geeft. Deze opvatting is evenwel

verkeerd. Dankzij de Euthanasiewet heeft men een recht gekregen om euthanasie te vragen. Het voert

geen recht op euthanasie zelf in. Niemand kan immers gedwongen worden aan een euthanasie mee te

werken, ook geen arts. Het is mogelijk dat een arts omwille van bijvoorbeeld zijn persoonlijke

overtuigingen geen euthanasie wenst uit te voeren. Deze wens moet dan gerespecteerd worden. Een

euthanasie is en blijft een levensbeëindiging. De uitvoering ervan kan niet en mag ook nooit opgelegd

worden aan iemand die hier mentaal niet klaar voor is.50

Bovendien kan een euthanasie niet zomaar, door eender wie, op vraag van om het even wie en op

welke persoon dan ook uitgevoerd worden. De euthanasie wordt in de wet aan tal van voorwaarden

verbonden en het toepassingsgebied ervan wordt strikt afgebakend. In dit hoofdstuk gaan we na welke

deze voorwaarden juist zijn. We bekijken hierbij in detail zowel de materiële als de procedurele

voorwaarden die nageleefd moeten worden om een euthanasie te mogen uitvoeren. Ook gaan we na op

welke wijze de euthanasie uitgevoerd moet worden en hoe de naleving van al deze voorwaarden

gecontroleerd wordt.

47

F. BUSSCHE, W. DISTELMANS (red.), Een goede dood. 2002-2012: 10 jaar ‘controversiële’ euthanasiewet?,

Brussel, VUBPRESS, 2012, 26-28.; W. DISTELMANS, Een waardig levenseinde, Antwerpen, Houtekiet, 2005,

174-176. 48

Infra: Deel IV, hoofdstuk 1, 1.2 voor een uitgebreide bespreking van de problematiek met betrekking tot de

noodtoestand in het kader van euthanasie. 49

Wet 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, BS 22 juni 2002, 28515-2852.

50 In dit geval kan de patiënt uiteraard wel op zoek gaan naar een andere arts. Zo kan hij bijvoorbeeld contact

opnemen met het LevensEinde InformatieForum. Dit interdisciplinair forum geeft informatie, advies en

opleidingen over het levenseinde aan zorgverleners en aan de bevolking. Bij de LEIFlijn kan je terecht voor hulp

of informatie over het levenseinde. Zij kunnen doorverwijzen naar instanties die de patiënt verder kunnen

helpen.

Page 19: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

16

Recentelijk werd de Euthanasiewet gewijzigd door de wet van 28 februari 2014 tot wijziging van de

wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, teneinde euthanasie voor minderjarigen mogelijk te

maken51

. Deze nieuwe wet maakt de euthanasie nu ook mogelijk voor niet-ontvoogde minderjarigen.

Deze wet zal uitgebreid besproken worden in Deel IV. We spitsen ons hier toe op de algemene

euthanasieregels, de regels zoals zij gelden voor de ‘volwassenen’. Zoals later zal blijken is het

merendeel van deze regels nu ook van toepassing op de euthanasie bij minderjarigen.

2.1 Materiële voorwaarden52

Artikel 3, §1 van de Euthanasiewet bepaalt aan welke materiële voorwaarden moet voldaan worden

om een euthanasie te mogen uitvoeren. Deze voorwaarden hebben betrekking op de hoedanigheid van

de verzoeker, de gezondheidstoestand van deze persoon en op het euthanasieverzoek zelf.

2.1.1 De hoedanigheid van de verzoeker

Overeenkomstig artikel 3, §1 van de Euthanasiewet kan een euthanasie enkel uitgevoerd worden bij

een meerderjarige of een ontvoogde minderjarige die handelingsbekwaam en bewust is op het

ogenblik van het verzoek.

Handelingsonbekwaamheid duidt op de onmogelijkheid om juridisch gezien, zelf en zelfstandig zijn

subjectieve rechten te kunnen uitoefenen of rechtsgeldig zijn wil te kunnen uiten. Het gaat hier om

een juridische onbekwaamheid. Wie al dan niet handelingsbekwaam is wordt door het recht bepaald.

De categorieën van personen die handelingsonbekwaam zijn worden in het Burgerlijk Wetboek

expliciet aangeduid. Het gaat hier om niet-ontvoogde minderjarigen, verlengde minderjarigen53

en

gerechtelijk onbekwaamverklaarden54

. Of deze personen feitelijk gezien iets kunnen doen is hier

irrelevant. De vraag die hier rijst is of ze iets juridisch gezien wel mogen doen. Dit moet steeds in

abstracto beoordeeld worden.55

De persoon die het euthanasieverzoek formuleert moet niet enkel handelingsbekwaam zijn, hij moet

op het moment van het verzoek eveneens wilsbekwaam zijn. De wilsbekwaamheid is een feitelijke

bekwaamheid. De vraag die hier rijst is of de betrokkene iets kan, niet of hij wettelijk gezien iets mag.

De persoon moet zich een wil kunnen vormen en moet deze tot uiting kunnen brengen. Ook bij

meerderjarigen of ontvoogde minderjarigen bestaat de mogelijkheid dat dit wils- en

besluitvormingsproces aangetast is. Zo is het mogelijk dat omwille van dementie, een verstandelijke

beperking of een psychiatrische aandoening, iemand hier niet meer toe in staat is. In tegenstelling tot

de handelingsbekwaamheid mag men niet per definitie een bepaalde categorie mensen van deze

bekwaamheid uitsluiten. De aan- of afwezigheid van deze wilsbekwaamheid moet steeds in concreto

51

Wet 28 februari 2014 tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, teneinde euthanasie

voor minderjarigen mogelijk te maken, BS 12 maart 2014, 21053-21054. 52

Zie N. BALTHAZAR , M. LIBERT, M. VERSTRAETE , Over de keuze van Mario Verstraete en het euthanasiedebat

vandaag, Tielt, Lannoo, 2012, 96-98.; F. BUSSCHE, W. DISTELMANS (red.), Een goede dood. 2002-2012: 10 jaar

‘controversiële’ euthanasiewet?, Brussel, VUBPRESS, 2012, 29-35.; G. DE CORTE, W. DIJKHOFFZ, M. VAN DER

BORGHT, B. VAN DEN EYNDEN, Leven naar het Einde. Een handleiding voor de praktijk, Leuven,

LannooCampus, 2006, 69-72.; E. DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel,

Intersentia, 2012, 121-161.; LEVENSEINDE INFORMATIEFORUM, Iedereen heeft recht op een waardig levenseinde,

32-35.; MELC CONSORTIUM, Palliatieve zorg en euthanasie in België. Evaluatie van de praktijk en de wetten,

Brussel, ASP, 2011, 31-35.; W. DISTELMANS, Een waardig levenseinde, Antwerpen, Houtekiet, 2005, 178-180.;

W. DISTELMANS, Het recht om te sterven, Antwerpen, Luster, 2012, 57-67.

53 Art. 487bis BW

54 Art. 509 BW

55 C. LEMMENS, Juridische aspecten van voorafgaande wilsverklaringen rond het levenseinde, Mortsel,

Intersentia, 2013,193-195.

Page 20: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

17

en functioneel beoordeeld worden.56

De behandelende arts moet per patiënt nagaan of deze alle

informatie goed heeft begrepen, de informatie op de situatie kan toepassen en ten volle de gevolgen

van zijn beslissing beseft.57

Op het moment van het euthanasieverzoek moet de patiënt ook bewust zijn. Hij moet dus zijn wil

kenbaar kunnen maken. Deze vereiste is eigenlijk de tegenhanger van de hypothese van artikel 4 van

de Euthanasiewet waarin de patiënt een euthanasieverklaring kan opstellen voor het geval hij in een

onomkeerbare toestand van niet-bewustzijn terechtkomt, nl. een coma of een permanente vegetatieve

toestand.58

In de Euthanasiewet wordt nergens een vereiste van nationaliteit of verblijf gesteld. Euthanasie kan

dus, mits naleving van alle andere voorwaarden, ook uitgevoerd worden op een buitenlander. De

procedure zal in dit geval wel meer tijd in beslag nemen aangezien het moeilijker is voor een arts om

in te schatten of aan alle voorwaarden van de wet voldaan is wanneer hij de patiënt nog niet kent.

2.1.2 De gezondheidstoestand van de patiënt

Artikel 3, §1 van de Euthanasiewet bepaalt dat de patiënt zich moet bevinden in een medisch

uitzichtloze toestand van aanhoudend en ondraaglijk fysiek of psychisch lijden dat niet gelenigd kan

worden, en dat het gevolg is van een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte

aandoening.

2.1.2.1 Ernstige en ongeneeslijke aandoening

De patiënt moet lijden aan een ernstige aandoening, waardoor weinig zwaarwegende aandoeningen

onmiddellijk van de mogelijkheid tot euthanasie worden uitgesloten. Bovendien moet de aandoening

ongeneeslijk zijn wat betekent dat er geen reëel en redelijk curatief behandelingsperspectief meer

voorhanden mag zijn. Het gaat hier eigenlijk om een subsidiariteitstoets. Wanneer er geen minder

ingrijpend alternatief bestaat, mag euthanasie worden uitgevoerd. Of er nog een

behandelingsperspectief voorhanden is moet in alle redelijkheid beoordeeld worden. Hierbij moet men

rekening houden met de huidige stand van de wetenschap, de proportionaliteit en het tijdsaspect. Met

andere woorden: kan er door de ontwikkelingen binnen de geneeskunde, binnen afzienbare tijd een

resultaat worden voorzien , waarbij de voor- en nadelen van de behandeling tegen elkaar opwegen?59

Dit behandelingsperspectief moet bovendien curatief zijn, wat wil zeggen dat palliatieve zorg en

palliatieve sedatie uit de boot vallen. Zij kunnen immers de ongeneeslijkheid niet wegnemen. Ze zijn

niet curatief en volstaan bijgevolg niet als behandelingsperspectief. Meestal is het vrij duidelijk

wanneer een aandoening niet meer te genezen valt vb. terminale kanker, multiple sclerose,

verlamming ten gevolge van een gebroken ruggengraat, hartdecompensatie, dementie, ernstige

brandwonden … Maar niet alle gevallen van ongeneeslijkheid zijn even duidelijk. Denk maar aan

psychiatrische aandoeningen.60

56

MELC CONSORTIUM, Palliatieve zorg en euthanasie in België. Evaluatie van de praktijk en de wetten, Brussel,

ASP, 2011, 32. 57

E. DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 126, nr.

211. 58

T. VANSWEEVELT, “De euthanasiewet: De ultieme bevestiging van het zelfbeschikkingsrecht of een

gecontroleerde keuzevrijheid ?”, T. Gez., 2003, 233, nr. 55.

59 De arts moet hier volgens E. Delbeke in concreto, per patiënt, nagaan of een weigering van een behandeling

proportioneel is om te kunnen besluiten tot een medisch uitzichtloze situatie. Hoe zwaarder de behandeling, hoe

groter het voordeel van de behandeling zal moeten zijn.; E. DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan

het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 138. 60

W. DISTELMANS, Het recht om te sterven, Antwerpen, Luster, 2012, 59-60.

Page 21: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

18

De patiënt moet zich bevinden in een medisch uitzichtloze toestand. Er is geen medische

uitzichtloosheid wanneer er nog een behandelingsperspectief bestaat, wat impliceert dat deze vereiste

eigenlijk samenvalt met de vereiste van de ongeneeslijke aandoening. De ongeneeslijkheid van de

aandoening en de medische uitzichtloosheid van de toestand moeten door de arts bepaald worden. Het

gaat hier om een objectieve vereiste.

De ongeneeslijkheid en medische uitzichtloosheid vereisen niet dat een patiënt terminaal is. Ook

patiënten die niet binnen afzienbare tijd overlijden, kunnen euthanasie vragen61

. Het achterliggende

idee van de wet is immers het verlossen van de patiënt uit zijn ondraaglijk lijden. Ook niet-terminale

patiënten kunnen ondraaglijk lijden. Het uitsluiten van deze personen zou bijgevolg de bedoeling van

de wet helemaal ondermijnen. Voor het uitvoeren van een euthanasie bij een niet-terminale patiënt

moet men wel aan een aantal bijkomende procedurele voorwaarden voldoen.62

De ongeneeslijke aandoening moet veroorzaakt zijn door een ziekte of door een ongeval. Dit kan

eender welke ziekte of ongeval zijn. Denk maar aan kanker, multiple sclerose, of aids; een

arbeidsongeval, geweldpleging, verkeersongeval of een medische fout. Door het invoeren van deze

voorwaarde wordt levensmoeheid volgens E. Delbeke van het toepassingsgebied uitgesloten.63

T.

Vansweevelt wijst erop dat deze voorwaarde makkelijk omzeild kan worden door de levensmoeheid te

diagnosticeren als een ernstige en ongeneeslijke depressie.64

Deze laatste vereiste zal in de praktijk dus

weinig problemen opleveren.

2.1.2.2 Aanhoudend en ondraaglijk lijden

De medische uitzichtloosheid van een ongeneeslijke aandoening volstaat op zich niet om euthanasie te

kunnen toepassen. De patiënt moet door deze aandoening aanhoudend en ondraaglijk lijden. Lijden

van voorbijgaande aard valt dus niet binnen het toepassingsgebied van de Euthanasiewet. Het lijden

kan zowel van fysieke als van psychische aard zijn. Uit de jaarverslagen van de Federale Controle- en

Evaluatiecommissie euthanasie blijkt dat het ondraaglijk lijden vaak meervoudig is en over het

algemeen zowel het fysieke als psychische welzijn verhinderd. In geval van fysiek lijden gaat het

meestal vaak om cachexie65

, pijn, dyspneu66

, dysfagie67

, uitputting, hemorragieën68

, darmobstructie,

verlamming, wonden en herhaalde transfusies. Het psychisch lijden betreft voornamelijk

61

Of een patiënt terminaal is of niet dient door de behandelende arts zelf te worden bepaald. Hij kan zich hierbij

laten leiden door de visie van de Federale Controle – en Evaluatiecommissie. De commissie is van mening dat de

patiënt “niet binnen afzienbare termijn” zal overlijden wanneer verwacht wordt dat de patiënt niet binnen de

komende maanden zal overlijden. In de praktijk betekent dit dat enkel bij niet-evolutieve of erg langzaam

evoluerende aandoeningen de specifieke procedure moet worden gevolgd.; FEDERALE CONTROLE- EN

EVALUATIECOMMISSIE EUTHANASIE, Tweede verslag aan de wetgevende kamers (2004-2005), Parl. St. Kamer

2006-2007, 2733/001.

62 Infra deel III, hoofdstuk2, 2.2.4

63 E. DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 139, nr.

232. 64

T. VANSWEEVELT, “De euthanasiewet. Toepassingsgebied en krachtlijnen”, NJW, 2002, afl. 13, 444-456.; E.

DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 139, nr. 232.

65 Cachexie is een zware en algemene verzwakking van het organisme (gewichtsverlies, spieratrofie, etc.).

66 kortademigheid

67 slikstoornis

68 bloedingen

Page 22: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

19

afhankelijkheid, wanhoop en verlies van waardigheid.69

Ook een euthanasie naar aanleiding van een

ongeneeslijke psychiatrische aandoening behoort tot de mogelijkheden.

Het lijden moet aanwezig zijn op het moment van het verzoek waardoor toekomstig lijden in principe

niet in aanmerking komt. Deze stelling moet genuanceerd worden aangezien ook in geval van louter

psychisch lijden om euthanasie kan gevraagd worden. Een zeer slecht toekomstperspectief kan

weldegelijk aanhoudend psychisch lijden inhouden. Hoewel de patiënt in dit geval nog niet fysiek lijdt

op het moment van de euthanasievraag, kan het vooruitzicht op bijvoorbeeld een verstikkingsdood of

de mentale of lichamelijke aftakeling, een aanhoudend en ondraaglijk psychisch lijden veroorzaken.

In de wet stelt men dat het lijden van de patiënt niet te lenigen mag zijn. Deze voorwaarde heeft echter

beperkte waarde aangezien een patiënt niet verplicht kan worden palliatieve zorg of palliatieve sedatie

uit te proberen, alvorens een beroep te kunnen doen op euthanasie.

Hoe moet men nu gaan bepalen of er sprake is van ondraaglijk lijden?

Lijden is subjectief. Niet iedereen heeft dezelfde draagkracht en dezelfde persoonlijkheid. Lijden is

een persoonlijk gegeven, het is voor iedereen anders. Het is dan ook de patiënt zelf die bepaalt of het

lijden ondraaglijk is of niet. De patiënt moet er wel in slagen om ook zijn behandelende arts van dit

lijden te overtuigen. Lukt dit niet, dan moet de arts de euthanasie weigeren.70

2.1.3 Het verzoek

Overeenkomstig artikel 3, §1 van de Euthanasiewet moet het verzoek vrijwillig, overwogen en

herhaald zijn, en mag het niet tot stand zijn gekomen als gevolg van enige externe druk.

Het verzoek moet uiteraard van de patiënt zelf uitgaan.71

Familieleden of anderen kunnen niet om

euthanasie van een patiënt vragen. Ze kunnen het verzoek ook niet uiten in naam van de patiënt. Deze

vereiste ligt vervat zowel in de definitie van euthanasie als in de vrijwilligheid. De vereiste van

vrijwilligheid omvat eigenlijk de afwezigheid van externe druk. Een verzoek is immers niet vrijwillig

wanneer er druk op de patiënt wordt uitgeoefend. Deze druk kan uitgaan van familie, vrienden, de arts,

de maatschappij,.. en kan financieel, sociaal, economisch of psychologisch zijn.72

Deze afwezigheid

van druk mag niet te strikt opgevat worden gezien elke beslissing mede beïnvloed wordt door de

omgeving, zo ook een euthanasieverzoek.

Het verzoek moet overwogen zijn. Deze voorwaarde impliceert dat de patiënt wilsbekwaam is, dat het

euthanasieverzoek de werkelijke wil van de patiënt vertolkt en dat de patiënt geïnformeerd is.73

De

patiënt moet kennis hebben van zijn gezondheidstoestand, zijn prognose, de therapeutische en

palliatieve mogelijkheden, de euthanasieprocedure, de herroepbaarheid van zijn verzoek,… De patiënt

moet met volledige kennis van zaken kunnen beslissen.74

De voorwaarde van de werkelijke wil houdt

69

FEDERALE CONTROLE- EN EVALUATIECOMMISSIE EUTHANASIE, Vijfde verslag aan de wetgevende kamers

(2010-2011), Parl. St. Kamer 2011-2012, 2391/001. 70

LEVENSEINDE INFORMATIEFORUM, Iedereen heeft recht op een waardig levenseinde, 32-33.; W. DISTELMANS,

Een waardig levenseinde, Antwerpen, Houtekiet, 2005, 178.

71 Dit betekent uiteraard niet dat een arts de mogelijkheid van euthanasie niet als eerste ter sprake zou mogen

brengen. 72

Deze druk kan bijvoorbeeld zijn : de kosten van de behandeling, het tekort aan ziekenhuisbedden, de belasting

voor de partner,.. 73

MELC CONSORTIUM, Palliatieve zorg en euthanasie in België. Evaluatie van de praktijk en de wetten, Brussel,

ASP, 2011, 34-35.

74 Deze vereiste van inlichting is gelijkaardig aan deze die gesteld wordt in het kader van de informed-consent

van de patiëntenrechten. (art. 8 Wet Patiëntenrechten)

Page 23: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

20

in dat de arts moet achterhalen of er achter de euthanasievraag geen onderliggende vraag schuilt. Is het

voor de patiënt effectief genoeg geweest of is de euthanasievraag meer een noodkreet, een vraag om

aandacht?

Het verzoek moet meerdere keren verwoord worden. Deze herhalingen moeten niet schriftelijk

vastgelegd worden. Het verzoek moet bovendien duurzaam zijn. Dit houdt in dat ook tussen de

herhalingen door de wil tot euthanasie moet blijven bestaan. Door de vereiste van duurzaamheid wil

men vermijden dat enkel bij momenten van ondraaglijk lijden de wil voor euthanasie zou bestaan. De

arts moet zich hiervan vergewissen door gedurende een redelijke periode regelmatig gesprekken met

de patiënt te voeren betreffende zijn euthanasieverzoek.75

Om de patiënt een waarborg te bieden tegen misbruik en de arts een bewijsmiddel te geven in geval

van latere betwisting, heeft de wetgever aan het verzoek een vormvereiste verbonden. Artikel 3, §4

bepaalt dat het verzoek van de patiënt schriftelijk moet worden opgesteld. Deze optekening mag

vooraf gebeuren of zelfs op de dag van de euthanasie zelf. Het document moet in principe opgesteld,

gedateerd76

en getekend worden door de patiënt zelf. De wet voorziet echter een uitzondering in geval

de patiënt hier niet (meer) toe in staat zou zijn. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de patiënt

verlamd is of analfabeet is, of dat deze zodanig verzwakt is dat hij onmogelijk nog een pen kan

hanteren. De patiënt kan in dit geval het geschrift laten opstellen door een door hem gekozen

meerderjarige, handelings- en wilsbekwame persoon. Deze derde mag evenwel geen materieel belang

hebben bij de dood van de patiënt.77

Concreet betekent dit dat de persoon dus geen erfgenaam mag zijn

van de patiënt, noch wettelijk, noch testamentair. De arts dient getuige te zijn van de opstelling van het

geschrift door deze derde, hetgeen impliceert dat ook de arts van deze rol uitgesloten wordt. De

aanwezigheid van de arts dient een extra garantie te zijn dat de patiënt niet aan externe druk zou

worden onderworpen. In het geschrift dient bijkomend de naam van de aanwezige arts , als de reden

vermeld te worden waarom de patiënt niet in de mogelijkheid verkeerde om zelf zijn verzoek neer te

schrijven.

Volgens E. Delbeke moeten inhoudelijk nog een aantal minimumvermeldingen aan het verzoek

toegevoegd worden opdat het doel van het geschrift niet uitgehold zou worden. Zo moet uit het

schriftelijk verzoek ondubbelzinnig blijken dat de patiënt om levensbeëindiging vraagt. Om

misverstanden te vermijden wordt best het begrip ‘euthanasie’ letterlijk in het verzoek opgenomen.

Ook dient uitdrukkelijk vermeld te worden dat de wil van de patiënt vrij en bewust is. Deze

voorwaarden zijn afgeleid uit de wettelijke regeling voor de wilsverklaring euthanasie78

, dewelke

volgens E. Delbeke kan worden doorgetrokken naar het euthanasieverzoek.79

In de praktijk worden

75

Art 3, §2, 2° Euthanasiewet 76

De datering is van belang om na te gaan of de patiënt op moment van het verzoek wel rechtsgeldig om

euthanasie kon vragen. Indien het een euthanasieverzoek van een niet-terminale patiënt betreft is de datum van

belang om te kunnen controleren of de wachttermijn wel werd gerespecteerd. 77

Deze voorwaarde werd in de wet opgenomen om te vermijden dat een persoon onder druk zou worden gezet

door een derde. Voor een arts is het evenwel niet altijd evident te bepalen of een derde al dan niet materieel

belang zou hebben bij het overlijden van de patiënt. Er zijn dan ook geen sancties gesteld op de overtreding van

deze bepaling. Uit de parlementaire voorbereidingen blijkt dat de voorwaarde een louter richtinggevende, morele

waarde heeft. Een overtreding kan er uiteraard wel toe leiden dat de euthanasie in kwestie aan een grondiger

onderzoek zou worden onderworpen.; E. DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde,

Mortsel, Intersentia, 2012, 152, nr. 252. 78

KB 2 april 2003 houdende vaststelling van de wijze waarop de wilsverklaring inzake euthanasie wordt

opgesteld, herbevestigd, herzien of ingetrokken, BS 13 mei 2003, 25587. 79

E. DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 154-155,

nr. 256.

Page 24: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

21

deze extra voorwaarden nauwelijks gehanteerd. De meest gebruikte formule is “ik, (naam voornaam),

wil euthanasie.” + datum + handtekening.

2.2 Procedurele voorwaarden80

De arts moet er zich, door middel van dialoog met de patiënt, uiteraard van vergewissen dat aan alle

materiële voorwaarden voldaan is.81

Daarnaast worden er aan de arts een aantal procedurele

voorwaarden opgelegd die voornamelijk betrekking hebben op het informeren van de patiënt en het

consulteren van een tweede arts. Naast deze minimumvoorwaarden staat het de arts vrij om

bijkomende voorwaarden aan de euthanasie te verbinden, zoals een bijkomend consult, het eerst

proberen van palliatieve zorg of de vereiste van een terminaal stadium.

De procedurele voorwaarden zijn terug te vinden in artikel 3, §2 van de Euthanasiewet.

2.2.1 Informeren82

Artikel 3, §2, 1° van de Euthanasiewet bepaalt dat de arts de patiënt moet inlichten over zijn

gezondheidstoestand en zijn levensverwachting, met de patiënt overleg moet plegen over zijn verzoek

tot euthanasie en met hem de eventueel nog resterende therapeutische mogelijkheden, evenals die van

de palliatieve zorg, en hun gevolgen moet bespreken. Hierbij moet hij samen met de patiënt tot de

overtuiging komen dat er voor de situatie waarin deze zich bevindt geen redelijke andere oplossing is.

Eigenlijk kan deze procedurele verplichting ook reeds afgeleid worden uit de materiële voorwaarde

van een overwogen verzoek. Een patiënt kan enkel een geldig verzoek uiten als hij kennis heeft van

zaken. Deze vereiste impliceert dat de arts hem alle bovenstaande informatie moet verstrekken.

Het kan soms voorkomen dat een patiënt zo van zijn keuze voor euthanasie overtuigd is dat hij niet

meer over de therapeutische alternatieven wenst geïnformeerd te worden.83

In dit geval kan een

euthanasie niet plaatsvinden. De Euthanasiewet bepaalt immers dat de arts, de patiënt in alle gevallen

moet inlichten, dus ook indien hij hier liever niet van op de hoogte wordt gebracht. Het niet-weten zou

bovendien een ernstig nadeel voor de gezondheid van de patiënt kunnen betekenen doordat hij

mogelijks uit een gebrek aan kennis voor euthanasie kiest. Artikel 7, §3 van de wet Patiëntenrechten

bepaalt uitdrukkelijk dat in deze situatie het recht van niet weten niet geldt.84

2.2.2 Consultatie tweede arts85

De Euthanasiewet vereist dat een tweede arts geconsulteerd wordt voor een second opinion. Deze

regel heeft zowel een controlerende als een ondersteunende functie. Door middel van een second

opinion wordt gecontroleerd of er wel aan de wettelijke voorwaarden van euthanasie voldaan is en het

biedt ondersteuning voor de arts die met de euthanasievraag geconfronteerd wordt.86

80

Zie N. BALTHAZAR , M. LIBERT, M. VERSTRAETE , Over de keuze van Mario Verstraete en het euthanasiedebat

vandaag, Tielt, Lannoo, 2012, 97-98.; E. DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde,

Mortsel, Intersentia, 2012, 161-187.; MELC CONSORTIUM, Palliatieve zorg en euthanasie in België. Evaluatie

van de praktijk en de wetten, Brussel, ASP, 2011, 35-37.; W. DISTELMANS, Een waardig levenseinde,

Antwerpen, Houtekiet, 2005, 178-180.

81 Art. 3, §2, 2° Euthanasiewet

82 Art. 3, §2, 1° Euthanasiewet

83 De patiënt beschikt over een recht van niet weten op grond van artikel 7, §3 wet Patiëntenrechten.

84 Art. 7, §3 van de wet Patiëntenrechten bepaalt dat de informatie niet aan de patiënt wordt verstrekt indien deze

hierom uitdrukkelijk verzoekt tenzij het niet meedelen ervan klaarblijkelijk ernstig nadeel voor de gezondheid

van de patiënt of derden oplevert. 85

Art. 3, §2, 3° Euthanasiewet 86

E. DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 167, nr.

281.

Page 25: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

22

De tweede arts, de arts-consulent, moet bevoegd zijn om over de aandoening te oordelen. Hierbij

wordt geen specialisatie vereist. In ongeveer de helft van de gevallen wordt hiervoor beroep gedaan op

een huisarts.87

Deze arts-consulent moet onafhankelijk zijn van de patiënt en van de behandelende arts.

Volgens de FCEC betekent dit dat er tussen de consulent enerzijds en de patiënt of arts anderzijds

geen band van familiale of van hiërarchisch ondergeschikte aard bestaat en dat de patiënt niet geregeld

in behandeling mag zijn bij de consulent.88

De arts-consulent heeft een louter medische taak. Hij moet zich uitspreken over de ernst en de

ongeneeslijkheid van de aandoening en hij moet zich vergewissen van het aanhoudend en ondraaglijk

lijden dat niet gelenigd kan worden. Om hierover te oordelen moet de arts-consulent beschikken over

het medisch dossier en moet hij de patiënt persoonlijk onderzoeken. Een telefonisch consult kan hier

niet volstaan. De arts-consulent maakt een verslag op van zijn bevindingen en bezorgt dit aan de

behandelende arts die de patiënt hierover inlicht.

Het advies van de arts-consulent is niet bindend. Het staat de behandelende arts nog steeds vrij om de

euthanasie al dan niet uit te voeren. Een positief advies is niet vereist om aan het euthanasieverzoek

gevolg te kunnen geven. Uiteraard draagt de behandelende arts wel de volledige verantwoordelijkheid

wanneer hij, ondanks een negatief advies, toch tot een euthanasie overgaat.89

2.2.3 Overleg

Met het oog op een bijkomende controle en een extra ondersteuning van de arts, werden door de

wetgever nog een aantal kleinere procedurele eisen ingevoerd. Zo moet de arts het verzoek van de

patiënt bespreken met het verplegend team of met de leden van dat team. De arts is uiteraard enkel tot

dit overleg verplicht wanneer er effectief een verplegend team is en wanneer dit in regelmatig contact

staat met de patiënt. Wanneer een patiënt thuis verzorgd wordt en er komt slechts sporadisch een

verpleger aan huis, dan moet de arts de euthanasie niet bespreken. Het betreft hier een louter overleg,

hetgeen niet bindend is voor de behandelende arts.

Daarnaast moet de arts, indien de patiënt dat wenst, het verzoek van de patiënt ook bespreken met zijn

naasten. Het betreft hier enkel de naasten die de patiënt uitdrukkelijk aanwijst. Gezien de arts

gebonden is door zijn beroepsgeheim, mag hij enkel die informatie vrijgeven waarvoor de patiënt zijn

toestemming heeft gegeven.

In de Euthanasiewet wordt nergens uitdrukkelijk vermeld dat er van deze overlegmomenten een

verslag moet worden opgesteld. De arts is op grond van artikel 9, §1 van de Wet Patiëntenrechten wel

verplicht het patiëntendossier zorgvuldig bij te houden. Hieruit kan afgeleid worden dat de arts ook

van het overleg met het verplegend team of met de familie van de patiënt, melding moet maken in het

patiëntendossier.

Als laatste moet de arts zich er ook van verzekeren dat de patiënt de gelegenheid heeft gehad om over

zijn verzoek te spreken met de personen die hij wenste te ontmoeten. Het kan hier gaan om familie,

geestelijken, deskundigen, lotgenoten…

87

FEDERALE CONTROLE- EN EVALUATIECOMMISSIE EUTHANASIE, Vijfde verslag aan de wetgevende kamers

(2010-2011), Parl. St. Kamer 2011-2012, 2391/001. 88

FEDERALE CONTROLE- EN EVALUATIECOMMISSIE EUTHANASIE, Vijfde verslag aan de wetgevende kamers

(2010-2011), Parl. St. Kamer 2011-2012, 2391/001. 89

E. DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 172, nr.

288.; MELC CONSORTIUM, Palliatieve zorg en euthanasie in België. Evaluatie van de praktijk en de wetten,

Brussel, ASP, 2011, 35.

Page 26: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

23

2.2.4 Niet-terminale patiënt90

Zoals hoger reeds werd aangehaald is de Belgische Euthanasiewet ook van toepassing op niet-

terminale patiënten. Ook mensen die niet binnen afzienbare tijd zullen overlijden kunnen zich in een

situatie van ondraaglijk lijden bevinden en moeten zelf kunnen beslissen of zij dit lijden nog verder

willen of kunnen ondergaan. Bij de opstelling van de wet was men er zich wel van bewust dat aan een

verzoek door een niet-terminale patiënt meer valkuilen verbonden zijn. Het lijden is voor de arts in

zo’n situatie vaak moeilijker invoelbaar, zeker wanneer het op louter psychisch lijden aankomt en ook

ethisch gezien is de beslissing voor de arts veel zwaarder. Om deze redenen werden in de wet twee

bijkomende procedurele regels ingebouwd: een tweede arts-consulent moet geraadpleegd worden met

het oog op een derde opinie91

, en tussen het verzoek en de uitvoering van de euthanasie moet een

wachttermijn van minstens één maand verstrijken92

.

De tweede arts-consulent mag geen huisarts zijn. Het moet een onafhankelijke psychiater of specialist

zijn die gespecialiseerd is in de aandoening waaraan de patiënt lijdt. Het is de behandelende arts die,

met goedkeuring van de patiënt en gelet op de problematiek, beslist of er een specialist of een

psychiater geraadpleegd moet worden. Hoewel de specialist of psychiater over een gespecialiseerde

kennis beschikt met betrekking tot de aandoening wordt niet vereist dat deze zich uitspreekt over de

ongeneeslijkheid en de medische uitzichtloosheid van de aandoening. Wel moet deze zich vergewissen

van het aanhoudend en ondraaglijk lijden dat niet gelenigd kan worden. Gezien zijn kennis en ervaring

met de aandoening kan een specialist of psychiater soms beter het lijden en de evolutie van het lijden

inschatten. Ook de vrijwilligheid, het overwogen zijn en het herhaald karakter van het verzoek moeten

beoordeeld worden. De tweede arts-consulent moet nagaan of er geen andere elementen spelen in het

euthanasieverzoek van de patiënt, zoals bijvoorbeeld een onderliggende depressie. De bevindingen

dienen in een verslag aan de behandelende arts te worden toegezonden waarna deze laatste het

resultaat aan de patiënt meedeelt. Dit advies is, net als het advies van de eerste arts-consulent, niet

bindend.

Tussen het schriftelijke euthanasieverzoek en de uitvoering van de euthanasie moet een wachttijd van

minstens één maand verstrijken om de patiënt de mogelijkheid te geven de euthanasie goed te

overwegen en een bijkomende waarborg te bieden dat het niet om een impulsief verzoek gaat. Deze

termijn kan, indien de behandelende arts dit nodig acht, verlengd worden.

2.3 Wilsverklaring euthanasie93

Naast het actuele euthanasieverzoek biedt de Euthanasiewet94

ook de mogelijkheid een wilsverklaring

euthanasie op te stellen. In deze wilsverklaring vraagt een persoon dat euthanasie zou worden

90

Zie voetnoot 61 voor het onderscheid terminaal/niet-terminaal. ; Zie F. BUSSCHE, W. DISTELMANS (red.), Een

goede dood. 2002-2012: 10 jaar ‘controversiële’ euthanasiewet?, Brussel, VUBPRESS, 2012, 332.; E.

DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 182-186.;

MELC CONSORTIUM, Palliatieve zorg en euthanasie in België. Evaluatie van de praktijk en de wetten, Brussel,

ASP, 2011, 36.

91 Art. 3,§3, 1° Euthanasiewet

92 Art. 3,§3, 2° Euthanasiewet

93 Aangezien de wilsverklaring Euthanasie niet werd uitgebreid tot minderjarigen wordt hier niet in detail op

ingegaan. Voor meer informatie verwijs ik graag naar : N. BALTHAZAR , M. LIBERT, M. VERSTRAETE , Over de

keuze van Mario Verstraete en het euthanasiedebat vandaag, Tielt, Lannoo, 2012, 99.; F. BUSSCHE, W.

DISTELMANS (red.), Een goede dood. 2002-2012: 10 jaar ‘controversiële’ euthanasiewet?, Brussel, VUBPRESS,

2012, 332-333.; E. DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia,

2012, 188-217.; W. DISTELMANS, Een waardig levenseinde, Antwerpen, Houtekiet, 2005, 180.; LEVENSEINDE

INFORMATIEFORUM, Iedereen heeft recht op een waardig levenseinde, 36-37.; MELC CONSORTIUM, Palliatieve

zorg en euthanasie in België. Evaluatie van de praktijk en de wetten, Brussel, ASP, 2011, 36.

Page 27: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

24

toegepast wanneer hij in de toekomst in een onomkeerbare coma of permanent vegetatieve toestand95

zou terecht komen. De wilsverklaring geldt niet voor andere aandoeningen die het bewustzijn

permanent aantasten zoals dementie. Het toepassingsgebied is dus zéér beperkt. Om geldig te zijn,

moet de verklaring door de verzoeker worden opgesteld in het bijzijn van twee getuigen. Deze

getuigen moeten net als de verzoeker, de verklaring dateren en handtekenen. Met betrekking tot de

inhoud van de euthanasieverklaring kan verwezen worden naar het Verslag aan de Koning bij het KB

van 2 april 2003 houdende vaststelling van de wijze waarop de wilsverklaring inzake euthanasie wordt

opgesteld, herbevestigd, herzien of ingetrokken.96

Bij het KB is een voorbeeld van een wilsverklaring

terug te vinden. De wilsverklaring is slechts vijf jaar geldig en is niet wettelijk afdwingbaar.

Om te garanderen dat de arts op de hoogte zou zijn van de wilsverklaring kan de verzoeker een

vertrouwenspersoon aanstellen die in geval de patiënt wilsonbekwaam zou worden, de arts op de

hoogte moet brengen van zijn wens tot euthanasie. Ook kan de verzoeker ervoor kiezen zijn

wilsverklaring te laten registeren in de centrale databank van de FOD Volksgezondheid.97

Deze

databank kan 24u op 24u door artsen geconsulteerd worden.

De procedure die een arts moet volgen om een euthanasie op basis van een wilsverklaring te kunnen

uitvoeren is in de Euthanasiewet vastgelegd in artikel 4, §2. De regels zijn gelijkaardig aan deze van

de actuele euthanasie. Ook hier zal er onder andere een arts-consulent geraadpleegd moeten worden.

Deze zal zich over de onomkeerbaarheid van de medische toestand van de patiënt moeten uitspreken.

De wilsverklaring euthanasie dient onderscheiden te worden van de negatieve wilsverklaring, ook wel

het levenstestament genoemd. In deze laatste kan een patiënt vooraf aangeven welke behandelingen of

onderzoeken hij niet meer wenst, indien hij in de toekomst zijn wil niet meer zou kunnen uiten, zoals

in het geval van coma, dementie of verwardheid. Zo kan bijvoorbeeld aangegeven worden niet meer

gereanimeerd te willen worden of geen levensverlengende behandeling meer te willen. Deze

wilsverklaring is onbeperkt geldig en is, in tegenstelling tot de wilsverklaring euthanasie, wel juridisch

afdwingbaar. De arts is verplicht zich aan deze verklaring te houden.

2.4 Uitvoering

Iedereen heeft het recht om, door middel van een verzoek of een voorafgaande wilsverklaring,

euthanasie te vragen. De uitvoering ervan is evenwel niet afdwingbaar. Noch de wilsverklaring, noch

het verzoek hebben dwingende waarde.98

Het staat de arts dus vrij om, indien aan de wettelijke

voorwaarden voldaan is, de euthanasie al dan niet uit te voeren. De arts kan hiertoe niet worden

gedwongen. Indien hij weigert, is hij op er op grond van artikel 14 van de Euthanasiewet wel toe

verplicht om dit tijdig aan de patiënt of aan de vertrouwenspersoon mee te delen, zodat deze eventueel

een andere arts kunnen zoeken die wel bereid is de euthanasie uit te voeren. Hierbij moet de arts zijn

weigering motiveren en eventueel het patiëntendossier doorgeven aan de door de verzoeker of

94

Art. 4 Euthanasiewet 95

Een permanent vegetatieve toestand is een bijzondere vorm van bewustzijnsverlies waarbij de patiënt de ogen

spontaan kan openen. Oogbewegingen zijn mogelijk maar reacties blijven reflexmatig van aard. Men spreekt van

permanente vegetatieve status na 3 maanden bij niet-traumatisch hersenletsel en na 12 maanden bij traumatisch

hersenletsel. Wanneer er geen vooruitzicht meer is op verbetering spreekt men van ‘permanent’.

(www.vlaamsliganah.be) 96

KB 2 april 2003 houdende vaststelling van de wijze waarop de wilsverklaring inzake euthanasie wordt

opgesteld, herbevestigd, herzien of ingetrokken, BS 13 mei 2003, 25587. 97

KB 27 april 2007 tot regeling van de wijze waarop de wilsverklaring inzake euthanasie wordt geregistreerd en

via de diensten van het Rijksregister aan de betrokken artsen wordt meegedeeld, BS 7 juni 2007, 30952.

98 Art. 14 Euthanasiewet: deze clausule wordt ook de gewetensvrijheidclausule genoemd.

Page 28: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

25

vertrouwenspersoon aangeduide arts. Hoewel dit reeds meerdere keren werd voorgesteld99

, werd een

doorverwijsplicht nog niet in de Euthanasiewet opgenomen.

Euthanasie kan enkel uitgevoerd worden door een arts100

. Artikel 3 en 4 van de Euthanasiewet bepalen

immers “de arts die euthanasie toepast, pleegt geen misdrijf wanneer….”. Deze bepaling impliceert dat

verpleegkundigen, familieleden, en andere niet-artsen zich niet op de Euthanasiewet kunnen beroepen

om een euthanasie te rechtvaardigen. Euthanasie is een medische handeling die exclusief aan artsen is

voorbehouden. Verpleegkundigen mogen enkel voorbereidende handelingen stellen.101

Hoe wordt een euthanasie nu in de praktijk uitgevoerd? Euthanasie is in principe een proces dat

verloopt in twee fasen. In de eerste fase wordt de patiënt, door inspuiting van barbituraten, in een

kustmatige coma gebracht. De arts kan de barbituraten ook toedienen via een infuus of, indien de

patiënt dit verkiest, kunnen de barbituraten ook via een drankje ingenomen worden. Vele patiënten

overlijden reeds in deze eerste fase. Barbituraten veroorzaken immers ook een onderdrukking van het

ademhalingscentrum waardoor de patiënt stopt met ademen. De tweede stap is het toedienen van een

spierverslapper , waardoor de ademhalings- en hartspieren worden verlamd. De bewusteloze patiënt

stopt met ademen, en na een aantal minuten treedt de dood in.102

2.5 Toezicht103

Wanneer een euthanasie werd uitgevoerd moet hiervan aangifte worden gedaan bij de Federale

Controle- en Evaluatiecommissie Euthanasie.104

De arts die de euthanasie heeft uitgevoerd dient

hiervoor binnen de vier werkdagen een ingevuld registratiedocument te bezorgen aan de FCEC.105

Dit

registratiedocument bestaat uit twee delen106

. Het eerste deel is vertrouwelijk en bevat de

99

Wetsvoorstel (A. DE CROO et al.) tot wijziging van de artikelen 3 en 14 van de wet van 28 mei 2002

betreffende de euthanasie, inzake de doorverwijsplicht van de behandelende arts, Parl.St. Senaat 2010, nr. 5-22.;

Wetsvoorstel (M. TEMMERMAN et al. ) houdende wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de

euthanasie teneinde een doorverwijsplicht toe te voegen, Parl.St. Senaat 2012, nr.5-1798.

100 Een arts in de zin van het KB nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de

gezondheidszorgberoepen, B.S. 14 november 1967, nl. een persoon die een wettelijk diploma van arts bezit;

wiens diploma geviseerd is door het Directoraat-generaal Gezondheidszorgberoepen, Medische Bewaking en

Welzijn op het Werk van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu; en die

ingeschreven is op de lijst van de Orde der Geneesheren. 101

Voorbereidende handelingen zijn handelingen waarop nog een essentiële handeling van de arts moet volgen

om de levensbeëindiging van de patiënt te bewerkstelligen. Worden niet aanzien als voorbereidend: het oplossen

van middelen voor toediening via het infuus, aansluiten van een infuuslijn met dodelijke middelen, het inspuiten

van het euthanaticum,.. ; E. DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel,

Intersentia, 2012, 243, nr. 417. 102

E. DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 252-

253.; LEVENSEINDE INFORMATIEFORUM, Iedereen heeft recht op een waardig levenseinde, 38.;

www.gezondheid.be. 103

Zie T. BALTHAZAR, M.COSYNS, J. LEGEMAATE, H. NYS & T. Vansweevelt, De euthanasiewet doorgelicht,

Mechelen, Kluwer, 2003, 151-183.; F. BUSSCHE, W. DISTELMANS (red.), Een goede dood. 2002-2012: 10 jaar

‘controversiële’ euthanasiewet?, Brussel, VUBPRESS, 2012, 333-334.; E. DELBEKE, Juridische aspecten van

zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 255-281; W. DISTELMANS, Een waardig

levenseinde, Antwerpen, Houtekiet, 2005, 180.; MELC CONSORTIUM, Palliatieve zorg en euthanasie in België.

Evaluatie van de praktijk en de wetten, Brussel, ASP, 2011, 37.

104 Voor de niet-naleving van de aangifteplicht zijn geen specifieke strafsancties bepaald. Artikel 3 en 4 van de

Euthanasiewet bepalen dat een euthanasie enkel wordt gerechtvaardigd indien de wettelijke voorwaarden en

procedures werden nageleefd. Het niet aangeven van een euthanasie aan de FCEC impliceert dus een strafbare

euthanasie. E. DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012,

271, nr. 464. 105

Art. 5 Euthanasiewet. 106

Art. 7 Euthanasiewet.

Page 29: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

26

identificatiegegevens van de patiënt, de arts, de vertrouwenspersoon, de arts-consulenten en andere

geraadpleegde personen. Met oog op de bescherming van de privacy en de objectiviteit van het

onderzoek mag de commissie hiervan enkel inzage nemen in geval van twijfel.107

In de regel blijft dit

deel dus gesloten. Het tweede deel van het registratiedocument is eveneens vertrouwelijk en

bovendien anoniem. Dit document bevat de gegevens met betrekking tot de euthanasie zelf, zoals de

ongeneeslijke aandoening, het lijden, de reden van niet leniging van dit lijden, de vrijwilligheid, de

wijze van uitvoering… de wettelijke voorwaarden moeten in dit document worden omschreven.

Op basis van het tweede deel van het registratiedocument gaat de commissie na of de euthanasie werd

uitgevoerd volgens de voorwaarden en de procedure bepaald in de Euthanasiewet108

. Hierbij gaat de

commissie uit van de geest van de wet en niet zo zeer van de letter van de wet. Ze beoordeelt ‘globaal’

of de euthanasie werd uitgevoerd bij een ‘volwassen’, wilsbekwame persoon in een uitzichtloze

situatie met ondraaglijk lijden die zelf vrijwillig en herhaaldelijk om euthanasie heeft gevraagd.109

De

commissie kan beslissen tot een geoorloofde euthanasie zelfs al werd de procedure niet helemaal

correct nageleefd. Indien de commissie met tweederde meerderheid beslist dat de voorwaarden niet

werden nageleefd, dan zendt zij het dossier door naar de procureur des Konings van de plaats van

overlijden van de patiënt. Is de commissie van mening dat de voorwaarden wel werden nageleefd, dan

blijft het dossier zonder gevolg. De patiënt wordt geacht een natuurlijke dood te zijn gestorven.110

In

geval van twijfel kan de commissie, met meerderheid beslissen om deel 1 van het registratiedocument

te raadplegen en dus de anonimiteit op te heffen. De commissie kan hiervoor aan de arts om

bijkomende inlichtingen verzoeken of gegevens uit het medische dossier opvragen. De commissie

moet binnen de twee maand een beslissing nemen. Tegen deze beslissing is geen beroep mogelijk.

Deze toetsingsbevoegdheid doet geen afbreuk aan het vervolgingsmonopolie van het openbaar

ministerie. Ongeacht de beslissing van de FCEC kan de procureur nog steeds ambtshalve of op basis

van een klacht overgaan tot vervolging. Het omgekeerde geldt uiteraard ook. Zelfs al zendt het FCEC

het dossier door aan het openbaar ministerie. Het is nog steeds de procureur des Konings die soeverein

beslist om al dan niet te vervolgen.

Hoofdstuk 3 Verhouding tot de strafwet111 De Euthanasiewet bepaalt uitdrukkelijk dat wanneer de voorwaarden en de procedure van de wet

worden nageleefd de arts geen misdrijf pleegt.112

Er wordt hier toepassing gemaakt van een expliciet

107

Deze regel werd ook ingevoerd om de aangiftebereidheid bij artsen te vergroten. 108

Art. 8 Euthanasiewet. 109

W. DISTELMANS, Een waardig levenseinde, Antwerpen, Houtekiet, 2005, 180. 110

“Een persoon die overlijdt ten gevolge van euthanasie toegepast met toepassing van de voorwaarden gesteld

door deze wet, wordt geacht een natuurlijke dood te zijn gestorven wat betreft de uitvoering van de

overeenkomsten waarbij hij partij was, en met name de verzekeringsovereenkomsten.” Art. 15 Euthanasiewet. 111

E. DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 285-

306.; A. DIERICKX, “Euthanasie” in A. VANDEPLAS, P. ARNOU, S. VAN OVERBEKE (EDS.), Strafrecht en

strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer,

2007, 49-67.; B. MEGANCK, “Opzettelijk doden en opzettelijk toebrengen van lichamelijk letsel” in X., Postal

Memorialis. Lexicon strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, Mechelen, Kluwer, 160/01-160/68.; T.

VANSWEEVELT, “De euthanasiewet. Toepassingsgebied en krachtlijnen”, NJW, 2002, afl. 13, 444-456.; T.

VANSWEEVELT, “De euthanasiewet: De ultieme bevestiging van het zelfbeschikkingsrecht of een gecontroleerde

keuzevrijheid ?”, T. Gez., 2003, 203-232.

112 De wetgever heeft ervoor gekozen om deze regeling in een afzonderlijke wet op te nemen en niet in het

Strafwetboek, om zo symbolisch geen afbreuk te doen aan het in het Strafwetboek verwoorde principe dat het

doden van een ander persoon strafbaar is. Door euthanasie in de strafwet te behouden zou het normatief karakter

van de strafwet gehandhaafd blijven en zou het uitzonderlijk karakter van euthanasie worden benadrukt. B.

MEGANCK, “Opzettelijk doden en opzettelijk toebrengen van lichamelijk letsel” in X., Postal Memorialis.

Page 30: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

27

wettelijk voorschrift om het misdrijf zijn wederrechtelijk karakter te ontnemen.113

De Euthanasiewet is

hier dus de tegennorm die het misdrijf rechtvaardigt.114

Wanneer een arts bij de uitoefening van het

wettelijk voorschrift, nl. de euthanasie, een strafbaar feit pleegt, begaat deze geen misdrijf. Maar welk

misdrijf wordt er nu juist gerechtvaardigd? Aan welk misdrijf maakt een arts zich schuldig wanneer hij

de wettelijke voorschriften niet naleeft? Hierover schept de Euthanasiewet geen duidelijkheid. Noch

de Euthanasiewet, noch de strafwet voorzien in een specifieke strafbaarstelling. Voor de kwalificatie

van het misdrijf moeten we een beroep doen op de algemene strafwetsbepalingen.

Euthanasie wordt in de Euthanasiewet gedefinieerd als het opzettelijk levensbeëindigend handelen

door een andere dan de betrokkene, op diens verzoek. Euthanasie kan strafrechtelijk dus minstens

gekwalificeerd worden als doodslag (art. 393 Sw.), meer bepaald als doodslag met voorbedachten

rade, moord (art. 394 Sw.). Euthanasie is immers een goed overdachte en voorbereide handeling. Aan

de uitvoering van de euthanasie gaat een hele planning en voorbereiding vooraf. Er is dus een zeker

tijdsverloop tussen het voornemen om het leven van een patiënt te beëindigen en de uitvoering van de

euthanasie zelf. Bijzonder aan de euthanasie is wel dat de arts hiervoor gebruik maakt van letale

stoffen. Een meer specifieke kwalificatie is hier dan ook vergiftiging in de zin van art. 397 Sw.115

Aangezien het gebruik van stoffen sowieso een voorbedachtheid inhoudt, wordt de vergiftiging even

zwaar bestraft als moord (art. 394 Sw.). Hierdoor kan de strafrechter de arts die de euthanasie

uitvoerde bestraffen met levenslange opsluiting. De rechter zou wel rekening kunnen houden met de

toestemming van de patiënt als verzachtende omstandigheid, maar hij is hier geenszins toe verplicht.

Voor de verpleegkundige die aan de euthanasie meewerkt zijn de algemene deelnemingsregels van de

Strafwet van toepassing (art. 66-67 Sw.). De bestraffing op basis van deelneming vereist uiteraard een

misdrijf. Een verpleegkundige die assisteert bij een rechtsgeldige euthanasie pleegt dus geen misdrijf.

Om gestraft te kunnen worden voor deelname aan een strafbare euthanasie is vereist dat de

verpleegkundige wetens en willens aan het misdrijf deelneemt. Hij moet dus weten of minstens

kunnen weten dat niet aan alle voorwaarden voor euthanasie is voldaan en dat hij dus een strafbaar feit

pleegt. Over de kwalificering als mededader of medeplichtige dient de feitenrechten in concreto te

oordelen.

Voor de apotheker die het euthanaticum aflevert aan de arts werd in de Euthanasiewet expliciet een

strafrechtelijke bescherming ingebouwd. Artikel 3bis van de wet bepaalt dat de apotheker die een

euthanaticum aflevert, geen misdrijf pleegt wanneer hij handelt op basis van een voorschrift waarop de

arts uitdrukkelijk vermeldt dat hij handelt in overeenstemming met deze wet. De controleplicht van de

apotheker beperkt zich tot het voorschrift. De apotheker moet niet, en kan ook niet nagaan of aan de

voorwaarden van de Euthanasiewet voldaan is. Deze behoort tot de volledige verantwoordelijkheid

van de arts.

Lexicon strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, Mechelen, Kluwer, 160/17-18; T. VANSWEEVELT,

“De euthanasiewet: De ultieme bevestiging van het zelfbeschikkingsrecht of een gecontroleerde keuzevrijheid

?”, T. Gez., 2003, 113

Art. 70 SW. “ER IS GEEN MISDRIJF WANNEER HET FEIT DOOR DE WET VOORGESCHREVEN, EN DOOR DE OVERHEID

BEVOLEN IS.” 114

C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, Strafprocesrecht & Internationaal Strafrecht in hoofdlijnen, Antwerpen,

Maklu, 2006, 216-219. 115

E. DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 283-284,

nr. 481.

Page 31: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

28

Hoofdstuk 4 Besluit

Een goed begrip van euthanasie bij minderjarigen vereist een goede kennis van de algemene regels van

de euthanasie. Zoals later zal blijken zijn de meeste van de wettelijk opgelegde voorwaarden ook op de

euthanasie bij minderjarigen van toepassing. Een blik op de euthanasie bij ‘volwassenen’ was dan ook

noodzakelijk.

Om begripsverwarring te vermijden werd in het eerste hoofdstuk een onderscheid gemaakt tussen de

zes bestaande levenseindebeslissingen: het staken of het niet opstarten van een medisch zinloze

behandeling, de pijnbestrijding met mogelijk levensverkortend effect en de continue diepe sedatie, de

opzettelijke levensbeëindiging zonder verzoek, de hulp bij zelfdoding en de euthanasie. Wanneer we

spreken over euthanasie gaat het enkel om het opzettelijk levensbeëindigend handelen door een ander

dan de betrokkene, op diens verzoek.

In principe is het levensbeëindigend handelen door een derde een misdrijf. De arts die het leven van

een patiënt, op diens verzoek, door het toedienen van letale middelen beëindigt, zou kunnen gestraft

worden voor vergiftiging op grond van artikel 397 van de Strafwet. De arts riskeert hierdoor een

levenslange opsluiting wanneer hij een patiënt uit zijn lijden verlost.

Dankzij de wet van 28 mei 2002 kan een arts zich beroepen op het wettelijk voorschrift wanneer hij

levensbeëindigend handelt bij een patiënt, op diens verzoek. Hiervoor wordt wel vereist dat aan een

aantal in de wet omschreven voorwaarden voldaan wordt. Allereest moet de persoon die om een

euthanasie verzoekt, binnen het toepassingsgebied van de Euthanasiewet vallen. Enkel een

handelingsbekwame meerderjarige of ontvoogde minderjarige die bewust is op het moment van het

verzoek en zich in een medisch uitzichtloze toestand van aanhoudend en ondraaglijk fysiek of

psychisch lijden bevindt, kan om euthanasie vragen. Dit lijden mag bovendien niet gelenigd kunnen

worden, en moet het gevolg zijn van een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte

veroorzaakte aandoening. Het euthanasieverzoek van deze patiënt moet vrijwillig, overwogen en

herhaald zijn en mag niet het gevolg zijn van enige externe druk. Het verzoek moet schriftelijk

vastgelegd worden.

Naast al deze materiële voorwaarden, worden in de Euthanasiewet ook een aantal procedurele eisen

opgelegd opdat een arts rechtsgeldig een euthanasie zou kunnen uitvoeren. Zo moet de arts de patiënt

grondig informeren, moet hij er zich van verzekeren dat aan alle materiële voorwaarden voldaan is,

moet hij eventueel overleggen met het verpleegkundig team of met naasten van de patiënt en moet het

advies van een tweede arts ingewonnen worden. Wanneer de verzoekende patiënt niet terminaal is

moet bijkomend nog een psychiater of specialist geraadpleegd worden en geldt er een wachttermijn

van één maand die gerespecteerd moet worden.

Een patiënt kan niet enkel actueel om euthanasie verzoeken, hij kan ook een wilsverklaring euthanasie

opstellen voor het geval hij ooit in een onomkeerbare coma of permanent vegetatieve toestand terecht

zou komen. Ook in dit geval kan een arts, mits naleving van verschillende voorwaarden, het leven van

deze patiënt beëindigen.

De naleving van al deze voorwaarden wordt a posteriori gecontroleerd door de Federale Controle- en

Evaluatiecommissie Euthanasie. Hiervoor dient de arts, binnen de vier werkdagen na uitvoering van de

euthanasie, een registratiedocument aan de commissie toe te sturen. Op basis van dit

registratiedocument gaat de commissie in globo oordelen of de euthanasie werd uitgevoerd bij een

‘volwassen’, wilsbekwame persoon in een uitzichtloze situatie met ondraaglijk lijden die zelf

vrijwillig en herhaaldelijk om euthanasie heeft gevraagd . Wanneer de FCEC van mening is dat een

Page 32: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

29

euthanasie niet aan de wettelijk opgelegde voorwaarden voldoet, dan kan zij hiervan melding maken

bij het openbaar ministerie, dewelke dan indien zij dit opportuun acht, een onderzoek kan starten en

indien nodig een vervolging tegen de arts kan instellen. De toetsingsbevoegdheid van de FCEC doet

geen afbreuk aan het vervolgingsmonopolie van het openbaar ministerie.

Page 33: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

30

DEEL IV Euthanasie bij minderjarigen Bij elk onderwerp vormen minderjarigen een discussiepunt en dat is in het geval van euthanasie zeker

niet anders. Kinderen zijn ons hoogste goed. Ze zijn onze toekomst en we moeten hen beschermen.

Maar we onderschatten hen zo vaak. Ze zijn tot veel meer in staat dan wij ‘volwassenen’ denken. Vaak

hebben we dan ook de neiging om hen te gaan overbeschermen. We vergeten soms wel eens dat ook

de minderjarigen zelf een stem hebben en verdienen. Misschien moeten we ook hen het ultieme recht

op zelfbeschikking geven? Maar kunnen of mogen we dit zelfbeschikkingsrecht wel zo ver laten gaan?

Waar leggen we het evenwicht tussen de zelfbeschikking en de bescherming? Mogen we van kinderen

verwachten dat ze dergelijke ingrijpende beslissing kunnen of zelfs maar willen nemen? En willen wij

dit wel? Moeten we minderjarigen die ondraaglijk lijden en geen andere uitweg meer zien, de

mogelijkheid geven om voor een euthanasie te kiezen? Het zijn enorm moeilijke vragen die al sinds de

allereerste euthanasiedebatten worden gesteld. Toen reeds gingen er stemmen op om de wet ook voor

minderjarigen open te stellen.116

Euthanasie bij minderjarigen was toen echter nog een brug te ver. De

invoering van euthanasie bij meerderjarigen was al moeilijk genoeg. Uiteindelijk werd de wet dus

beperkt tot meerderjarigen, met als compromis de uitbreiding naar de ontvoogde minderjarigen.

De tijden zijn ondertussen echter veranderd. De Euthanasiewet is ‘ingeburgerd’ en een ‘succes’. En dit

heeft de debatten opnieuw geopend. Nu, een tiental jaren later, is de uitbreiding naar minderjarigen

dan ook een feit.

Aan deze wetsuitbreiding ging een gigantisch debat vooraf. Was deze uitbreiding nu eigenlijk wel

noodzakelijk? Hoe zag de situatie eruit voor de wetsuitbreiding en was deze dan echt niet afdoende?

Discussies werden gevoerd in het parlement, in de media, en zelfs op straat. Het thema liet niemand

onberoerd. Welke argumenten werden aangewend om een uitbreiding te verdedigen of af te wijzen?

We bekijken het in de eerste 2 hoofdstukken.

De voorstanders hebben uiteindelijk de strijd gewonnen en de euthanasie behoort sedert maart 2014

ook tot de mogelijkheid voor oordeelsbekwame minderjarigen. In hoofdstuk 3 en 4 bestuderen we de

wetsuitbreiding in al haar aspecten. We bekijken waar de moeilijkheden zaten in het kader van de

wetsuitbreiding naar minderjarigen, welke beslissingen er uiteindelijk werden genomen en we gaan

hierbij na welke al dan niet betere of minder goeie alternatieven er eventueel voorhanden waren. We

sluiten dit deel af door een heel korte blik te werpen op de onbekwame minderjarige. Zij vallen,

ondanks de wetswijziging, immers nog steeds buiten het toepassingsgebied van de Euthanasiewet.

Hoofdstuk 1 De situatie vóór de wetsuitbreiding

Onder de oorspronkelijke Euthanasiewet werd het toepassingsgebied van euthanasie beperkt tot

meerderjarigen en de ontvoogde minderjarigen. Een niet-ontvoogde minderjarige kon geen geldig

euthanasieverzoek stellen. De arts die het leven van een niet-ontvoogde minderjarige, op zijn verzoek,

beëindigde kon vervolgd worden wegens vergiftiging en riskeerde gestraft te worden met levenslange

opsluiting. We gaan in volgende capita na of en via welke weg een arts het euthanasieverbod voor

minderjarigen kon omzeilen en of deze methoden wel toereikend waren.

116

Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2000-01, 9 juli 2001, nr.

2-244/22, 123, 317, 703, 887.; Amendement (P. VANKRUNKELSVEN) op het wetsvoorstel betreffende de

euthanasie, Parl.St. Senaat. 2000-2001, nr. 2-244/8.

Page 34: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

31

1.1 Ontvoogding

Artikel 2 van de Euthanasiewet bepaalt dat euthanasie niet alleen mogelijk is voor handelingsbekwame

meerderjarigen, maar ook voor handelingsbekwame ontvoogde minderjarigen. Zou een minderjarige

het euthanasieverbod kunnen omzeilen door zich te laten ontvoogden door de rechtbank?

Ontvoogding is een techniek waardoor een minderjarige vanaf 15 jaar meer handelingsbekwaamheid

wordt gegeven. De ontvoogding zorgt ervoor dat de gevolgen van de minderjarigheid gedeeltelijk

ongedaan worden gemaakt zonder dat men meerderjarig wordt verklaard.117

Met betrekking tot zijn

persoon wordt de minderjarige volkomen vrij. Hij staat niet meer onder ouderlijk gezag. Met

betrekking tot zijn goederen is de ontvoogde minderjarige enkel handelingsbekwaam in de door de wet

bepaalde gevallen. Een minderjarige kan wettelijk ontvoogd worden door het huwelijk118

of hij kan

gerechtelijk ontvoogd worden op verzoek van minstens 1 ouder of voogd, of in het geval dit ontbreekt,

op verzoek van de procureur des Konings119

. Vanaf de ontvoogding kan een minderjarige een geldig

euthanasieverzoek stellen.

De jeugdrechtbank spreekt de ontvoogding enkel uit als ze in het belang van een minderjarige is.

Wanneer de ontvoogding abusief is of van haar doel wordt afgewend, weigert de jeugdrechtbank ze uit

te spreken, bijvoorbeeld wanneer ouders zich op deze wijze van hun ouderlijke aansprakelijkheid

proberen te onttrekken.120

Verder worden er geen inhoudelijke voorwaarden aan de ontvoogding

verbonden. Het doel van de ontvoogding is dus zeer ruim. Het enige wat telt is het belang van de

minderjarige. Hoewel hierrond geen rechtspraak voor handen is, lijkt het in theorie dus denkbaar dat

een rechter de ontvoogding in het belang van de minderjarige acht, wanneer hierom wordt verzocht

enkel en alleen om een euthanasie mogelijk te maken.121

Het lijkt dus mogelijk voor een minderjarige om zich te laten ontvoogden met oog op euthanasie, maar

dit is allerminst een ideale oplossing. Ontvoogding is maar mogelijk vanaf de leeftijd van 15 jaar. Een

minderjarige zal dus moeten wachten tot hij of zij 15 jaar is vooraleer een ontvoogding kan gevraagd

worden. Eens de leeftijdsgrens bereikt is, staat de minderjarige nog een omslachtig procedure te

wachten waarbij niet kan gegarandeerd worden dat de rechter de ontvoogding zal uitspreken. De

rechter moet er immers van overtuigd zijn dat de ontvoogding in het belang van het kind is, ook al

wordt deze enkel verzocht met het oog op een euthanasie.

1.2 Noodtoestand122

In geval een arts vervolgd werd omdat hij het leven van een minderjarige, op diens verzoek, beëindigd

had, kon hij proberen zich te beroepen op de noodtoestand.

De noodtoestand is een jurisprudentiële constructie waardoor een strafbaar feit zijn wederrechtelijk

karakter verliest. Het is een rechtvaardigingsgrond die ervoor zorgt dat een principieel ontoelaatbare

117

P. SENAEVE, Compendium van het personen- en familierecht, Acco, Leuven, 2004, 527.

118 Art. 476, 1e lid BW

119 Art. 477-479 BW

120G. VERSCHELDEN, Handboek Belgisch Familierecht, Brugge, die Keure, 2010, 361, nr. 866.

121 E. DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 885, nr.

1483.; H. Nys, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-2013,

41. 122

M. ADAMS, “Rechtszekerheid en vertrouwen. Juridische en ethische contouren van de euthanasiewetgeving”,

Ethische perspectieven, 2000, p112-113.; E. DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het

levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 886-888.; C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, Strafprocesrecht &

Internationaal Strafrecht in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2006, 198-201 en 208-216.;

Page 35: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

32

gedraging, toelaatbaar wordt. Er is sprake van een noodtoestand wanneer de strafwet wordt overtreden

ter vrijwaring van een rechtsgoed dat hoger is dan de door de overtreden strafbepaling beschermde

waarde. Het gaat er dus om dat de arts de strafwet overtreedt, hij doodt een patiënt, ter vrijwaring van

een hoger rechtsgoed, namelijk de verlichting van ondraaglijk en uitzichtloos lijden. De arts beslist

hier dat het verlossen van de patiënt uit zijn lijden een ‘hoger’ rechtsgoed is dan de door de overtreden

strafbepaling beschermde waarde, in casu de bescherming van het menselijk leven.123

Om zich op de noodtoestand te kunnen beroepen moet aan twee toepassingsvoorwaarden voldaan

worden. Ten eerste moet het misdrijf dat wordt gepleegd om het beschermde rechtsgoed te vrijwaren

noodzakelijk zijn. De patiënt mag dus niet op een andere wijze van zijn lijden verlost kunnen worden.

Ten tweede moet het beschermde rechtsgoed van ‘hogere’ of minstens gelijke waarde zijn als het

geschonden rechtsgoed. Of in geval van ‘een strafbare euthanasie’, de patiënt verlossen uit zijn lijden,

een hoger goed is dan de bescherming van het leven, dient de rechter in concreto te beoordelen.

Een arts zou zich dus op de noodtoestand kunnen beroepen om de ‘euthanasie’ te rechtvaardigen, maar

ook dit is allesbehalve een ideale oplossing. De noodtoestand moet ingeroepen worden voor de

rechter, wat impliceert dat de arts ondertussen wel vervolgd wordt. Bovendien brengt deze situatie een

grote rechtsonzekerheid met zich mee aangezien het uiteindelijk de rechter is die beslist of de

noodtoestand al dan niet aanvaard wordt. Er zijn voorlopig ook geen precedenten gekend over het

gebruik van de noodtoestand in geval van levensbeëindiging bij minderjarigen waardoor men eigenlijk

volledig in het duister tast. De arts kan dus onmogelijk op voorhand weten hoe de rechter zijn

handelen zal beoordelen. Ook de noodtoestand is dus verre van een ideale oplossing.

1.3 Toepassing van continue diepe sedatie124

Voor iedere behandeling moet een patiënt zijn toestemming geven.125

Enkel bij een spoedgeval,

wanneer het niet mogelijk is om de wil van de patiënt of van zijn vertegenwoordiger te achterhalen,

kan de arts in het belang van een patiënt beslissen een behandeling uit te voeren.126

In alle andere

gevallen is een toestemming vereist. Dit geldt ook in het geval van minderjarigen. De Wet

Patiëntenrechten bepaalt dat de in de wet opgesomde rechten, zelfstandig uitgeoefend kunnen worden

door een minderjarige patiënt.127

Hier wordt wel een voorwaarde aan verbonden. De minderjarige

moet tot een redelijke beoordeling van zijn belangen in staat worden geacht. Met andere woorden

wanneer een kind wilsbekwaam is, kan deze zelf beslissen over het al dan niet toepassen van een

behandeling. Zo kan een minderjarige ervoor kiezen om toch nog een bepaalde experimentele therapie

te proberen. Maar ook kan deze minderjarige zelf beslissen om een levensverlengende behandeling

niet meer uit te proberen.128

Noch de arts, noch de ouders kunnen in dit geval de minderjarige

verplichten de behandeling toe te laten. De wilsbekwame minderjarige kan zelfs nog een stap verder

gaan. Het is perfect denkbaar dat hij of zij aan de arts de toestemming geeft om continu en diep

gesedeerd te worden tot aan de dood.

123

M. ADAMS, “Rechtszekerheid en vertrouwen. Juridische en ethische contouren van de euthanasiewetgeving”,

Ethische perspectieven, 2000, p112-113.

124. W. DIJKHOFFZ, Je rechten als patiënt, Berchem, EPO, 2008, 24-33.; E. MORBÉ, De wet betreffende de

rechten van de patiënt, Heule, UGA, 138-168.

125 De informed consent of de geïnformeerde toestemming.

126 Art. 8 Wet Patiëntenrechten

127 Art. 12§2 Wet Patiëntenrechten

128 C. LEMMENS, De minderjarige en de Wet Patiëntenrechten, Antwerpen, intersentia, 2013, 66.

Page 36: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

33

Hetzelfde geldt in geval de minderjarige nog niet wilsbekwaam is. In dit geval zouden de ouders, of

desgevallend de voogd, aan de arts kunnen vragen om de minderjarige te sederen.

Ondanks het feit dat het onmogelijk is om bij een minderjarige een euthanasie uit te voeren, is het dus

wel perfect mogelijk om de minderjarige, op zijn verzoek, in een coma te brengen tot de dood intreedt.

Ook hier kunnen we noch voor de minderjarige, noch voor de ouders, over een ideale oplossing

spreken. Bij de continue sedatie vraagt het soms tijd om de juiste dosis te vinden zodat de patiënt

voldoende diep slaapt.129

Tijdens de hoorzittingen bevestigden dr. Joris Verlooy, arts hematologie

oncologie en stamceltransplantatie van het UZ Gent, en prof. dr. Wim Distelmans, professor

palliatieve geneeskunde aan de VUB, dat sedatie technisch gezien zeer moeilijk kan zijn en dat een

sedatie hierdoor ook niet altijd goed lukt.130

Het is mogelijk dat de persoon door toediening van te

weinig product terug wakker wordt.131

Ook hierin schuilt een verzwarende factor voor zowel de ouders

als het kind. Voor de ouders wordt het, bovendien, eens de minderjarige gesedeerd is, nog een lange

lijdensweg van bang afwachten en van het zien overlijden van hun kind.132

De palliatieve sedatie

neemt immers niet steeds alle symptomen weg. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat ondanks de

sedatie, toch nog een doodsreutel hoorbaar is. Het is dan ook niet onwaarschijnlijk dat het kind,

ondanks zijn lijden, niet voor deze optie zou kiezen om zijn ouders te sparen.

1.4 Nood aan uitbreiding?

Uit bovenstaande uiteenzetting kunnen we besluiten dat er mogelijkheden bestonden om het

euthanasieverbod te omzeilen. Deze opties bleken evenwel niet steeds ideaal te zijn. De ontvoogding

zou kunnen gebruikt worden door minderjarigen, maar pas vanaf de leeftijd van 15 jaar. Bovendien

zou het een lange procedure vereisen en is men afhankelijk van de visie van de rechter. Hij moet

immers van oordeel zijn dat de ontvoogding met het oog op euthanasie in het belang van het kind is.

Een arts zou zich kunnen beroepen op de noodtoestand om de euthanasie te rechtvaardigen, maar hier

heeft men het grote nadeel van de a posteriori beoordeling en de grote onzekerheid die deze procedure

voor de arts met zich meebrengt. Ook de toepassing van continue diepe sedatie als alternatief voor

euthanasie is niet ideaal gebleken. Voor sommigen is dit een goed alternatief maar voor anderen schiet

deze methode tekort. De uitvoering is niet steeds gemakkelijk en voor de ouders is het wachten op het

overlijden van het kind psychisch zeer zwaar.

Hoewel dit door de tegenstanders van de wetsuitbreiding soms ontkent wordt, bestond er dus wel

degelijk een leemte in de oorspronkelijke Euthanasiewet en was er ontegensprekelijk nood aan

uitbreiding.

Hoofdstuk 2 Het debat Aan de uitbreiding van de Euthanasiewet naar minderjarigen is een heel debat voorafgegaan. Een heel

jaar lang werd erover gediscussieerd. In de Verenigde commissies voor de Justitie en voor de Sociale

Aangelegenheden werden verschillende hoorzittingen georganiseerd waarbij alle partijen de kans

hebben gekregen om hun mening te uiten en te verdedigen. Voor- en tegenstanders, juristen, artsen,

verpleegkundigen, professoren,… ze werden allen gehoord. Er werd overlegd en gediscussieerd.

Tientallen debatten werden georganiseerd en een massa interviews werden afgenomen. Hoewel dit in

129

PALLIATIEF SUPPORTTEAM EN, SOCIAAL WERK, Beslissingen bij ernstige ziekte of levenseinde. informatie voor

de patiënt, Leuven, UZ Leuven, 12.

130 Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-2013, 34.

131 Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-2013, 192.

132 REYERS LAAT, Palliatieve sedatie of euthanasie?, 27 november 2013, www.deredactie.be;

Page 37: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

34

een open brief133

door een aantal kinderartsen wel werd beweerd, kunnen we dus niet zeggen dat de

wetswijziging over een nacht ijs is gegaan. Het is een beladen en moeilijk onderwerp, maar er werd

goed over nagedacht. Hoewel dit praktisch en ethisch gezien hoogstwaarschijnlijk onhaalbaar was,

was de enige stem die misschien een klein beetje ontbrak, de stem van de minderjarigen zelf. Behalve

een zeer occasionele getuigenis van een ouder of een kind moesten we daarom vertrouwen op de

oprechtheid van de professionelen die met lijdende kinderen te maken krijgen.

Net als bij elk ander zwaar beladen thema, zijn er ook bij de wetsuitbreiding naar minderjarigen, zowel

voor- als tegenstanders te vinden. We nemen in dit hoofdstuk een aantal veel gebruikte argumenten

onder de loep.

2.1 Voorstanders

2.1.1 Discriminatie134

Waarom zou een terminale 17-jarige met leukemie, die na een jarenlange strijd vol pijnlijke,

intensieve behandelingen besluit dat het genoeg is geweest, moeten wachten tot hij 18 jaar is om

euthanasie te kunnen vragen? Waarom is een ontvoogde minderjarige van 15 jaar oud wel bekwaam

om euthanasie te vragen en een 17-jarige die niet werd ontvoogd niet?

Dit onderscheid kan volgens de voorstanders van de wetsuitbreiding niet worden gerechtvaardigd. De

leeftijdsgrens die in de Euthanasiewet wordt getrokken is niet alleen arbitrair hij is bovendien

discriminatoir. Er heerst een discriminatie tussen meerder- en minderjarigen, en tussen minderjarigen

onderling. De Euthanasiewet bepaalt immers dat ontvoogde minderjarigen wel om euthanasie kunnen

verzoeken. Kinderen van 15 jaar of ouder die niet ontvoogd zijn kunnen daarentegen geen euthanasie

vragen. Hoewel beide feitelijk wilsbekwaam zijn, wordt er wel een onderscheid gemaakt tussen beide

categorieën minderjarigen. Dit onderscheid kan volgens de voorstanders niet objectief gerechtvaardigd

worden. 135

2.1.2 Artikel 12 Kinderrechtenverdrag136

Voorstanders137

baseren zich soms op het hoor- en participatierecht uit het Verdrag inzake de Rechten

van het Kind138

. Artikel 12 bepaalt: “De Staten die partij zijn, verzekeren het kind dat in staat is zijn of

133

P. VANHAESEBROUCK, W. LEMMENS, S. VAN GOOL, et al. “open brief aan de Kamer”, 11 februari 2014. 134

Wetsvoorstel (C. DEFRAIGNE) tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie wat

minderjarigen van vijftien jaar en ouder betreft, Parl.St. Senaat 2010, nr. 5-179.; Hand. Verenigde Commissies

voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-2013, 1-209; F. BUSSCHE, W. DISTELMANS (red.),

Een goede dood. 2002-2012: 10 jaar ‘controversiële’ euthanasiewet?, Brussel, VUBPRESS, 2012, 32 en 120.;

C. LEMMENS, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-2013,

121.

135 E. DE GROOT, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-

2013, 137.; H. NYS, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-

2013, 42. 136

Zie E. VERHELLEN, “Het Verdrag inzake de rechten van het kind meerderjarig. Enkele beschouwingen over

de implementatie in België” TJK, 2008, Afl. 1, 11-40.; Kinderrechtencommissariaat, Advies levensbeëindiging

en euthanasie van minderjarigen, 20 februari 2013, nr. 2012-2013/4, www.kinderrechtensommissariaat.be.;

Kinderrechtencommissariaat, Advies euthanasie en minderjarigen, maart 2002, nr. 2001-2002/8,

www.kinderrechtensommissariaat.be. ; F. BUSSCHE, W. DISTELMANS (red.), Een goede dood. 2002-2012: 10

jaar ‘controversiële’ euthanasiewet?, Brussel, VUBPRESS, 2012, 169-170.; C. LEMMENS, Hand. Verenigde

Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-2013, 121.E. DE GROOT, Hand.

Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-2013, 137 137

Wetsvoorstel (A. DE CROO et al.) tot wijziging van artikel 3 van de wet van 28 mei 2002 betreffende de

euthanasie, inzake euthanasie bij minderjarigen, Parl.St. Senaat 2010, nr. 5-21.; Kinderrechtencoalitie, Standpunt

kinderrechtencoalitie euthanasie en minderjarigen, 2012, www.kinderrechtencoalitie.be. (De

Page 38: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

35

haar mening te vormen, het recht die mening vrijelijk te uiten in alle aangelegenheden die het kind

betreffen, waarbij aan de mening van het kind passend belang wordt gehecht in overeenstemming met

zijn of haar leeftijd en rijpheid.” Volgens voorstanders van de wetsuitbreiding moet dit hoor- en

participatierecht ook in het kader van euthanasie onverkort gelden.

In het Kinderrechtenverdrag gaat men uit van drie soorten rechten, de drie P’s: protection (recht op

bescherming), provision (recht op toegang tot voorzieningen) en participation (recht op participatie).

Volgens de filosofie van het Verdrag moeten deze 3 soorten rechten gecombineerd worden. Iedere

pijler is hierbij even relevant en even belangrijk. Volgens het kinderrechtencommissariaat moet er in

het kader van euthanasie een evenwicht gevonden worden tussen de beschermingsrechten en de

participatierechten.139

Ook reeds bij de debatten van de allereerste Euthanasiewet werd hier door de

kinderrechtencommissaris op gewezen.140

Beschermingsrechten zijn rechten, zoals het recht op leven, overleven en ontwikkeling. Deze rechten

moeten het individu als persoon met bepaalde rechten en vrijheden beschermen. Deze rechten komen

overeen met de rechten voorzien in het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens141

. In de

verdragsbepalingen wordt noch in een verbod, noch in een verplichting voor euthanasie voorzien wat

impliceert dat de verdragsluitende staten een zekere beleidsvrijheid behouden. De verplichting tot

bescherming die rust op een staat is afhankelijk van de wil van de betrokkene. In geval van

wilsonbekwaamheid is de overheid tot een grotere bescherming gehouden dan in geval van

wilsbekwame minderjarigen. Er moet hier gebalanceerd worden tussen de zelfbeschikking van de

minderjarige en de beschermingsplicht van de overheid. De beschermingsplicht sluit de mogelijkheid

van euthanasie voor minderjarigen zeker niet uit.142

De participatierechten, waaronder artikel 12, erkennen eigenlijk een aantal zelfbeschikkingsrechten

voor kinderen. De minderjarige wordt erkend als zelfstandig rechtssubject aan wie informatie-,

inspraak- en beslissingsrechten worden toegekend. Artikel 12 bepaalt dat een passend belang moet

worden gehecht aan de mening van een minderjarige. Deze bepaling getuigt van een toenemende

bekwaamheid die aan de minderjarige wordt toegerekend. Naarmate de minderjarige ouder en rijper

wordt, worden de inspraakrechten beslissingsrechten. Ook in het kader van euthanasie moet met dit

participatie- en hoorrecht rekening gehouden worden.

Kinderrechtencoalitie is een netwerk van niet-gouvernementele organisaties, waaronder unicef, child focus en de

Liga voor mensenrechten, die gesteund wordt door de Vlaamse Overheid. Het netwerk wil toezien op de

naleving van het Kinderrechtenverdrag, actief bijdragen aan de promotie van de rechten van het kind

en actief en constructief bijdragen tot het rapportageproces inzake de naleving van het Kinderrechtenverdag.

www.kinderrechtencoalitie.be) 138

Verdrag inzake de Rechten van het Kind van 20 november 1989, BS 17 januari 1992, 805. (hierna

Kinderrechtenverdrag) 139

B. VANOBBERGEN, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-

2013, 4-6.; Kinderrechtencommissariaat, Advies levensbeëindiging en euthanasie van minderjarigen, 20 februari

2013, nr. 2012-2013/4, www.kinderrechtensommissariaat.be. ; Kinderrechtencommissariaat, Advies euthanasie

en minderjarigen, maart 2002, nr. 2001-2002/8, www.kinderrechtensommissariaat.be. 140

Kinderrechtencommissariaat, Advies euthanasie en minderjarigen, maart 2002, nr. 2001-2002/8,

www.kinderrechtensommissariaat.be.

141 Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden van 4 november 1950,

BS 19 augustus 1955. (hierna afgekort als EVRM) 142

Kinderrechtencommissariaat, Advies levensbeëindiging en euthanasie van minderjarigen, 20 februari 2013,

nr. 2012-2013/4, www.kinderrechtensommissariaat.be

Page 39: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

36

2.1.3 Wet Patiëntenrechten143

In het verlengde van het Kinderrechtenverdrag bepaalt ook de Wet Patiëntenrechten dat de

minderjarige een hoor- en participatierecht heeft. Artikel 12, §2 stelt dat “de patiënt wordt betrokken

bij de uitoefening van zijn rechten rekening houdend met zijn leeftijd en maturiteit. De in deze wet

opgesomde rechten kunnen door de minderjarige patiënt die tot een redelijke beoordeling van zijn

belangen in staat kan worden geacht, zelfstandig worden uitgeoefend.” Zoals hoger reeds werd

aangetoond betekent dit dat een wilsbekwame minderjarige zelf moet toestemmen met een

behandeling. Deze minderjarige kan ook zelf beslissen dat een behandeling niet meer uitgevoerd moet

worden, zelfs een levensverlengende behandeling.144

In de Euthanasiewet daarentegen worden niet-ontvoogde minderjarigen, wilsbekwaam of niet, volledig

van de toepassing uitgesloten. Er wordt zelfs geen hoorrecht voorzien. Waarom zou een minderjarige

wel ‘volwassen’ genoeg zijn om een levensverlengende behandeling te weigeren of een continue diepe

sedatie toe te staan, maar niet om een euthanasie te vragen? Het einderesultaat is nochtans hetzelfde.

Enkel de weg ernaartoe is anders...

2.2 Tegenstanders

2.2.1 Het hellend vlak

Over alle levensbeschouwelijke overtuigingen heen werd en wordt het leven steeds beschermd als

intrinsiek waardevol rechtsgoed, waaraan niet ongestraft afbreuk kan worden gedaan zonder te

verglijden naar de willekeur zoals onder Hitler en Stalin.” (M. Storme)145

Een van de meest gebruikte argumenten tegen euthanasie is dat van het hellend vlak of de ‘slippery

slope’. Het werd in de allereerste debatten rond euthanasie reeds gebruikt en het wordt nu nog steeds

op tafel gegooid.

Het hellend vlak is eigenlijk een techniek uit de argumentatieleer waarbij men de tegenstrever wijst op

de onhoudbare gevolgen van de mening of van het argument. Eenmaal er mee ingestemd leidt dit tot

onwenselijke uitkomsten. Je bent verplicht om absurditeiten te accepteren of immoraliteiten goed te

keuren.146

In het kader van het euthanasiedebat gebruikt men dit als volgt. Het toelaten van euthanasie,

ook al is dit op zich toelaatbaar, is toch ongeoorloofd. En dit om de reden dat deze toelating

onvermijdelijk zal lijden tot problematische vormen van doding, namelijk van patiënten die er niet om

vragen of die er wel om hebben gevraagd maar om een oneigenlijke reden. De aanhangers van het

hellend vlak zijn van mening dat, door het toelaten van levensbeëindiging op verzoek, ook meer

143

Wetsvoorstel (M. TEMMERMAN et al. ) tot aanvulling van de wet van 28 mei 2002 betreffende euthanasie, wat

minderjarigen betreft, Parl.St. Senaat 2012, nr. 5-1610.; Wetsvoorstel (P. MAHOUX ) tot wijziging van de wet

van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, Parl.St. Senaat 2013, nr. 5-1919.; Wetsvoorstel (P. MAHOUX, J. DE

GUCHT, C. DEFRAIGNE, G. SWENNEN) tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie

teneinde euthanasie voor minderjarigen mogelijk te maken, Parl.St. Senaat 2013, nr. 5-2170. ; Wetsvoorstel (E.

SLEURS et al.) inzake de uitbreiding van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie tot minderjarigen, de

medische hulp aan de patiënt die zelf de levensbeëindigende handeling stelt en de strafbaarstelling van hulp bij

zelfdoding, Parl.St. Senaat 2013, nr. 5-1947.; C. LEMMENS, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en

voor de Sociale Aangelegenheden 2012-2013, 121. 143

E. DE GROOT, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-

2013, 137

144 Zie Deel IV, Hoofdstuk 1, 1.3.

145 M. STORME, “Euthanasie kan hoogstens gedoogzaamheid zijn aan zeer strikte voorwaarden”, Juristenkrant,

26 maart 2014, 12. 146

J. VERPLAETSE, For the sake of the argument. Argumentatieleer voor juristen en ethici, Antwerpen, Maklu,

2008, 61.

Page 40: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

37

levensbeëindiging zonder verzoek zal plaatsvinden. Niets is echter minder waar. Uit het tweede

evaluatieonderzoek van de Wet Toetsing Levensbeëindiging, de Nederlandse Euthanasiewet, is

immers gebleken dat het aantal levensbeëindigingen zonder verzoek in de loop der jaren gedaald is in

plaats van gestegen te zijn.147

De oorzaken van deze verglijding naar het onaanvaardbare zijn volgens de aanhangers divers:

vermeende druk van naasten en van de omgeving, economische druk vanuit de gezondheidszorg,

artsen die aan het doden van patiënten wennen waardoor een toestemming minder belangrijk zou

worden. Filosofen Michel Foucault en Filip Buekens zien als een oorzaak dat het ondraaglijk lijden

een sociale constructie wordt in plaats van een beschrijving. Hierdoor wordt een nieuwe identiteit

gecreëerd, namelijk die van de ondraaglijke lijder, zonder andere opties. Eens die identiteit is

toegekend en geaccepteerd, wordt deze een stigma waarmee, letterlijk niet meer te leven valt. "In deze

persoon hoeft niet meer geïnvesteerd te worden."148

Sommigen zien in de nieuwe ontwikkelingen in het kader van euthanasie, namelijk het opentrekken

van het debat naar euthanasie voor minderjarigen en dementerenden, een bevestiging van dit hellend

vlak.149

Het is ooit begonnen met euthanasie voor volwassenen, nu gaat men euthanasie bij

minderjarigen en dementerenden toelaten en dan…. Het gaat van kwaad naar erger..

2.2.2 “Euthanasie bij kinderen komt niet voor”

Waar voorstanders beweren dat de vraag naar euthanasie bij minderjarigen, hoewel uitzonderlijk,

effectief bestaat en dat euthanasie bij minderjarigen nu reeds voorkomt en om deze reden een

wetsuitbreiding noodzakelijk is, beweren de tegenstanders het tegendeel. Een uitbreiding van het

wettelijk kader voor minderjarigen is niet nodig. Soms vragen ouders wel naar de mogelijkheid van

euthanasie, maar kinderen zelf vragen niet om te sterven. Euthanasie bij minderjarigen komt in België

nooit voor.

Voorstanders van euthanasie bij minderjarigen proberen dit argument vaak te weerleggen door zich te

beroepen op een studie van professoren van de Vrije Universiteit Brussel, de Universiteit Gent en de

Universiteit Antwerpen naar de attitudes van pediatrisch verpleegkundigen.150

Hieruit zou blijken dat

euthanasie bij minderjarigen wel reeds zou voorkomen. Met dit besluit moeten we evenwel

147

“Uit de sterfgevallenonderzoeken blijkt dat het percentage is afgenomen van 0.8% van alle sterfgevallen in

1991 tot 0.2% van alle sterfgevallen in 2010. Ook uit het vragenlijstonderzoek onder artsen blijkt dat in de loop

der jaren steeds meer artsen aangeven het niet denkbaar te vinden ooit levensbeëindiging zonder uitdrukkelijk

verzoek uit te voeren: van 41% in 1990 tot 90% in 2010. De soms geuite vrees dat regulering van

levensbeëindiging op verzoek zou kunnen leiden tot een toename van levensbeëindiging zonder uitdrukkelijk

verzoek blijkt dus ongegrond.” A. VAN DER HEIDE, E. GEIJTEMAN, J. LEGEMAATE, B. ONWUTEAKA-PHILIPSEN, E.

BOLT, I. BOLT, H. VAN DELDEN, M. SNIJDEWIND, D. WILLEMS en D. VAN TOL, Tweede evaluatie Wet toetsing

levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding, Den Haag, ZonMW, 2012, 233.

148 X., “Wanneer ondraaglijk lijden een sociale constructie wordt”, De Morgen, 15 januari 2013,

www.demorgen.be 149

Mgr. Renzo Pegoraro, de kanselier van de Pauselijke Academie voor het Leven, herinnert eraan dat tien jaar

geleden, bij de legalisering van euthanasie in België, al werd gewaarschuwd dat ons land zich op een hellend

vlak begeeft. " M. CEULEMANS, “Vaticaan bezorgd over uitbreiding Belgische euthanasiewet”, GVA, 20

december 2013, www.gva.be.; “Euthanasie zit op een hellend vlak. Dat is geen conservatief-katholieke fictie,

maar een reëel gevaar.” zo waarschuwt Filip Buekens, filosoof aan de Universiteiten van Tilburg en Leuven. X.,

“Wanneer ondraaglijk lijden een sociale constructie wordt”, De Morgen, 15 januari 2013, www.demorgen.be;

.zie M. STORME, “Euthanasie kan hoogstens gedoogzaamheid zijn aan zeer strikte voorwaarden”, Juristenkrant,

26 maart 2014, 12.; 150

Wetsvoorstel (C. DEFRAIGNE) tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie wat

minderjarigen van vijftien haar en ouder betreft, Parl.St. Senaat 2010, nr. 5-179.; Wetsvoorstel (P. MAHOUX ) tot

wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, Parl.St. Senaat 2013, nr. 5-1919.

Page 41: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

38

voorzichtig zijn. Voor de studie werden 141 verpleegkundigen van vijf verschillende pediatrische

intensieve zorgafdelingen bevraagd naar de praktijken en hun houding met betrekking tot

levenseindebeslissingen en euthanasie bij minderjarigen. Ruim 85 % van de ondervraagden kreeg

reeds te maken met een minderjarige patiënt voor wie een levenseindebeslissing werd genomen. Het

merendeel van deze beslissingen betrof een niet-behandelbeslissing (88%) en/of een pijn- en

symptoombestrijding met mogelijks levensverkortend effect (72%). In 34 % van de gevallen werden

middelen toegediend met de intentie het levenseinde van het kind te bespoedigen. Levensbeëindiging

bij minderjarigen blijkt dus, ondanks het wettelijk verbod, wel een realiteit te zijn in België.151

Hierbij

moet wel een nuance aangebracht worden. We weten hier immers niet of deze levenseindebeslissingen

werden genomen met of zonder verzoek van de minderjarige. Het zou hier dus om een euthanasie van

een minderjarige kunnen gaan, maar ook om een levensbeëindiging zonder verzoek bij een baby. Dat

euthanasie bij minderjarigen in België voorkomt wordt door deze studie dus niet bewezen.

Ook in het onderzoek van Geert Pousset en enkele collega’s van de Vrije Universiteit Brussel en de

Universiteit Gent komt men tot het besluit dat er wel levensbeëindigend gehandeld wordt bij

minderjarigen, maar dat dit eigenlijk nooit een euthanasie betreft. In deze studie bevroeg men over een

tijdspanne van anderhalf jaar alle artsen die met het overlijden van een minderjarige geconfronteerd

waren. Hieruit bleek dat in 8% van de sterfgevallen een middel werd toegediend met het uitdrukkelijke

doel het leven van het kind te beëindigen. Meestal werd de levensbeëindiging uitgevoerd bij patiënten

zonder enig uitzicht op verbetering en kort voor het verwachtte overlijden. In drie kwart van de

gevallen verzochten de ouders om de levensbeëindiging. Nooit ging hier een verzoek van de

minderjarige aan vooraf.152

In november 2013 stuurden 16 kinderartsen een open brief aan de Senatoren om hen te verzoeken

euthanasie bij minderjarigen zo spoedig als mogelijk te regelen. In deze brief bevestigen zij wel de

bestaande praktijk van euthanasie bij minderjarigen. “Het is tussen het kind en de arts nu onmogelijk

vrij te overleggen over het levenseinde. Hetzelfde geldt voor ouders die vandaag instemmen met het

verzoek tot levensbeëindiging van hun kind. Vandaag gebeurt de levensbeëindiging van minderjarigen

helaas in het duister: geen registratie, rapportage of onderzoek... en dus geen 'best medical

practice'.“153

Ook tijdens de hoorzittingen en in interviews met artsen bleek dat de vraag bij

minderjarigen, hoewel slechts heel uitzonderlijk, toch voorkomt.154

Komt euthanasie bij minderjarigen in België nu voor of niet? Eigenlijk kunnen we hier dus geen

uitsluitsel over geven. Voorstanders beweren van wel, tegenstanders beweren van niet. De ene arts

geeft toe dat in noodsituaties euthanasie bij minderjarigen wordt uitgevoerd, de andere zegt nooit

euthanasie toe te passen.… vermoedelijk heeft dit te maken met eventuele begripsverwarring, met de

visie van de instelling waarin de arts werkt en met de persoonlijke visie en openheid van de arts. En

ook de studies geven eigenlijk geen klaar en duidelijk antwoord. Uit de ene besluit men dat euthanasie

151

J. BILSEN, , L. DELIENS, E. INGHELBRECHT, H. PERETH, J. RAMET, “Medical end-of-life decisions: experiences

and attitudes of Belgian pediatric intensive are nurses”, AJCC, 2008, vol. 18, afl. 2, 163.; VRIJE UNIVERSITEIT

BRUSSEL, “uitbreiding euthanasiewet wenselijk volgens verpleegkundigen”, 25 maart 2009, www.vub.ac.be; P.

BACKX, “Ook onder verpleegkundigen breed draagvlak voor euthanasie bij kinderen?”, Artsenkrant, 31 maart

2009, Afl. 1989. 152

J. BILSEN, K. CHAMBAERE, J. COHEN, L. DELIENS, F. MORTIER, G. POUSSET, “Medical end-of-life decisions in

children in Flanders, Belgium. A population-based postmortem survey “ Archives of Pediatrics and Adolescent

Medicine , 2010, 164(6), 547-553. 153

DR G. VAN BERLAER, PROF. E. DUVAL, DR. S. DEBULPAEP, et al., “open brief aan de Senaat”, in X., “Haal

levenseinde voor minderjarigen uit het duister”, De Morgen, 6 november 2013, www.demorgen.be

154 REYERS LAAT, Palliatieve sedatie of euthanasie?, 27 november 2013, www.deredactie.be; P. DE AGUIRRE,

Ook kinderen sterven, Panorama, 29 mei 2013, www.deredactie.be.

Page 42: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

39

niet zou voorkomen, uit de andere kan dit niet met zekerheid worden afgeleid. Ze tonen wel allen aan

dat levensbeëindiging zonder verzoek voorkomt. Maar we weten hier niet bij wie en onder welke

omstandigheden deze levenseindebeslissing genomen werd. Ging het hier enkel om wilsonbekwame

minderjarigen die omwille van hun te jonge leeftijd of hun gezondheidstoestand onmogelijk in het

beslissingsproces konden worden betrokken? Of ging het hier ook om wilsbekwame minderjarigen

waarbij de beslissing boven hun hoofd werd genomen en is er om deze reden geen sprake van

euthanasie bij minderjarigen?

2.2.3 “Een optimale palliatieve zorg is voldoende”

Vele tegenstanders van de Euthanasiewet zijn sterke aanhangers van de palliatieve zorg. Zij zijn dan

ook vaak de mening toegedaan dat door een optimale toepassing van de palliatieve zorg de

‘nauwelijks’ voorkomende vragen naar euthanasie helemaal zouden wegvallen. 155

Deze visie wordt ook ondersteund door een aantal kinderartsen. In een reactie op de nakende

wetswijziging vroegen zij in een open brief aan Kamervoorzitter André Flahaut om de wetswijziging

uit te stellen. Ze waren bezorgd over de ‘overhaaste’ politieke besluitvorming en vonden dat er verdere

reflectie nodig was. In hun brief pleitten ze voor een goede palliatieve zorg in plaats van euthanasie:

“De middelen om het lijden te verlichten zijn vandaag in ons land ruim voorhanden, veel meer dan in

de meeste andere landen. Geen enkele patiënt, en dus ook geen enkel kind, mag vandaag nog nodeloos

afzien, dat is duidelijk. Maar ook therapeutische hardnekkigheid is te vermijden, er moet op tijd voor

therapie-afbouw gekozen worden, zodat we het leven niet nutteloos rekken in moeilijke

omstandigheden. Fysieke pijn, verstikking of doodsangsten kunnen wij perfect onder controle

brengen. De erkende palliatieve zorg-equipes voor kinderen zijn, zowel in het ziekenhuis als in de

thuissetting, in staat om dit leed te verzachten.”156

Belangrijk is te weten dat continue diepe sedatie ook tot de palliatieve zorg behoort. En het is dit wat,

tot grote kritiek van de voorstanders157

, vaak als alternatief wordt aangeboden in het kader van de

palliatieve setting. In plaats van, op vraag van het kind, een dodelijke inspuiting te geven, gaat men

het, met of zonder zijn toestemming, in slaap brengen tot aan het overlijden. Voor vele mensen kan

palliatieve zorg op deze manier een oplossing bieden, maar zoals hoger reeds werd besproken, is de

sedatie niet steeds een ideale oplossing.158

Hoofdstuk 3 De wetsuitbreiding Na lang debatteren is de wetsuitbreiding van de Euthanasiewet voor minderjarigen een feit. De

wettekst, die eerder groen licht kreeg in de Senaat159

, werd op 13 februari 2013 ook in de Kamer

goedgekeurd. Dit gebeurde met een wisselmeerderheid van MR, Open VLD, SP.A, PS, N-VA en

Groen. CD&V, cdH en Vlaams Belang stemden unaniem tegen. De wetsuitbreiding werd aangenomen

met 86 stemmen voor, 44 stemmen tegen met 12 onthoudingen. Op 12 maart 2014 werd de Wet van

28 februari 2014 tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, teneinde

155

W. DISTELMANS, Een waardig levenseinde, Antwerpen, Houtekiet, 2005, 279 p. 156

P. VANHAESEBROUCK, W. LEMMENS, S. VAN GOOL, et al. “open brief aan de Kamer”, 11 februari 2014.; In

een debat met Etienne Vermeersch stelt Dr. Van Gool, kindergeneeskundige UZ Leuven, dat palliatieve zorg

voldoende is. Zie REYERS LAAT, Etienne Vermeersch: "Euthanasiewet komt er niet holderdebolder"?, 11

februari 2014, www.deredactie.be

157DR G. VAN BERLAER, PROF. E. DUVAL, DR. S. DEBULPAEP, et al., “open brief aan de Senaat”, in X., “Haal

levenseinde voor minderjarigen uit het duister”, De Morgen, 6 november 2013, www.demorgen.be 158

Zie Deel IV, Hoofdstuk 1, 1.3. 159

Op 12 december 2013 werd in de Senaat over de wetsuitbreiding gestemd. De uitbreiding werd aangenomen

met een meerderheid van 50 tegen 17.

Page 43: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

40

euthanasie voor minderjarigen mogelijk te maken, in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.160

Het is

het wetsvoorstel van Philippe Mahoux, Jean-Jacques De Gucht, Christine Defraigne en Guy Swennen

dat uiteindelijk aan de basis van de Wijzigingswet ligt. 161

Euthanasie is nu mogelijk voor

oordeelsbekwame minderjarigen, ongeacht de leeftijd. België heeft hiermee geschiedenis geschreven.

Het is het eerste land ter wereld dat euthanasie toestaat voor minderjarigen zonder een leeftijdsgrens in

te bouwen.

Door de wetsuitbreiding wordt een nieuw recht aan de Euthanasiewet toegevoegd. Het is nu ook voor

oordeelsbekwame minderjarigen mogelijk om onder bepaalde voorwaarden euthanasie te vragen. De

nieuwe regeling ontneemt geen rechten.162

De procedurele en materiële voorwaarden, zoals deze onder

de oorspronkelijke Euthanasiewet gelden, blijven onverkort bestaan voor de handelingsbekwame

meerderjarige en ontvoogde minderjarigen. Het toepassingsgebied werd voor niet-ontvoogde

minderjarigen verkleind. In tegenstelling tot bij meerderjarigen en ontvoogde minderjarigen is

euthanasie hier enkel mogelijk wanneer het een ondraaglijke en niet te lenigen lijden van fysieke aard

betreft en wanneer het kind zich in een terminale fase bevindt. Euthanasie bij een kind dat niet binnen

afzienbare tijd zal overlijden of waarbij het lijden enkel van psychische aard is, zoals in het geval van

een psychiatrische aandoening, is dus niet mogelijk.

Met uitzondering van de bepalingen met betrekking tot de wilsverklaring euthanasie163

zijn alle

procedurele voorwaarden nu eveneens van toepassing op de oordeelsbekwame minderjarigen. Voor de

niet-ontvoogde oordeelsbekwame minderjarigen heeft men wel een aantal bijkomende procedurele

voorwaarden in de Euthanasiewet ingebouwd. Zo moet een kinder- en jeugdpsychiater of een

psycholoog geraadpleegd worden om te onderzoeken of de minderjarige over de vereiste

oordeelsbekwaamheid beschikt. Het is dus een specialist die moet nagaan of het kind dat euthanasie

vraagt wel wilsbekwaam is. De minderjarige moet in staat zijn om de gevolgen van zijn verzoek in te

schatten. Is dit niet het geval, dan is een euthanasie immers niet mogelijk. Ook wordt vereist dat de

wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige, dit zullen meestal de ouders zijn, met de

euthanasie instemmen. De behandelende arts dient zich, tijdens een persoonlijk onderhoud met de

ouders164

, van dit akkoord te vergewissen en de ouders moeten deze instemming op schrift stellen. In

de wet werd bovendien een extra vorm van hulpverlening ingevoerd. De arts is nu wettelijk verplicht

om aan de betrokkenen de mogelijkheid van psychologische bijstand te bieden.

Hoofdstuk 4 Discussiepunten In het volgende hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de nieuwe bepalingen die door de Wijzigingswet

zijn ingevoerd in de Euthanasiewet. Hoe ziet de nieuwe wetgeving met betrekking tot euthanasie voor

minderjarigen eruit? We starten met het toepassingsgebied. Tot welke minderjarigen is de

euthanasiewet uitgebreid? Waarom heeft de wetgever voor deze regeling gekozen en waren er nog

andere mogelijkheden voorhanden? Nadien verschuiven we de focus van de materiële naar de

160

Wet 28 februari 2014 tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, teneinde

euthanasie voor minderjarigen mogelijk te maken, BS 12 maart 2014, 21053-21054. 161

Wetsvoorstel (P. MAHOUX, J. DE GUCHT, C. DEFRAIGNE, G. SWENNEN) tot wijziging van de wet van 28 mei

2002 betreffende de euthanasie teneinde euthanasie voor minderjarigen mogelijk te maken, Parl.St. Senaat 2013,

nr. 5-2170. 162

X., “ Euthanasie voor kinderen”, NJW, 2014, afl. 300, 301.

163 De mogelijkheid een wilsverklaring euthanasie op te stellen werd voor oordeelsbekwame minderjarigen niet

opengesteld. Artikel 4 van de Euthanasiewet is dus niet van toepassing op de oordeelsbekwame minderjarigen. 164

De arts moet hen tijdens dit onderhoud ook alle relevante informatie geven over euthanasie en over de

gezondheidstoestand van de minderjarige. Ook de ouders moeten een geïnformeerde beslissing kunnen nemen.

(Art. 3, §2, 7° Euthanasiewet)

Page 44: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

41

procedurele voorwaarden die voor de minderjarigen bijkomend werden ingevoerd. Ook hier gaan we

bekijken hoe de euthanasiewetgeving vorm heeft gekregen, welke voorwaarden zijn ingevoerd en

waarom en of er nog extra voorwaarden hadden kunnen of moeten worden ingevoerd.

4.1 Materiële voorwaarden

Vroeger kon een euthanasie, overeenkomstig artikel 3, §1 van de Euthanasiewet, enkel uitgevoerd

worden bij een meerderjarige of een ontvoogde minderjarige die handelingsbekwaam en bewust is op

het ogenblik van het verzoek. De Wijzigingswet heeft hier een extra hoedanigheid aan toegevoegd.

Artikel 3, §1, vierde streepje van de Euthanasiewet bepaalt nu ook dat een arts die euthanasie toepast,

geen misdrijf pleegt wanneer hij er zich van heeft verzekerd dat ‘de minderjarige patiënt die

oordeelsbekwaam is, zich in een medisch uitzichtloze toestand bevindt van aanhoudend en ondraaglijk

fysiek lijden dat niet gelenigd kan worden en dat binnen afzienbare termijn het overlijden tot gevolg

heeft, en dat het gevolg is van een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte

aandoening’.

Het toepassingsgebied werd voor minderjarigen eigenlijk verkleind. Zo werd het louter psychisch

lijden, in tegenstelling tot bij meerderjarigen en ontvoogde minderjarigen, niet in de wet opgenomen.

Enkel in geval van fysiek lijden kan een minderjarige om euthanasie vragen. Hiermee samenhangend

heeft de wetgever ervoor gekozen euthanasie enkel open te stellen voor terminale minderjarigen.

Minderjarigen die niet binnen afzienbare tijd overlijden vallen niet onder de Euthanasiewet. Daarnaast

heeft de wetgever besloten dat een minderjarige ‘oordeelsbekwaam’ moet zijn om een euthanasie te

kunnen vragen. Na lang discussiëren heeft men er uiteindelijk voor gekozen dit criterium te hanteren

in plaats van een nieuwe leeftijdsgrens in te voeren.

4.1.1 Enkel fysiek lijden bij terminale kinderen.

Bij meerderjarigen en ontvoogde minderjarigen bestaat de mogelijkheid om ook een euthanasie uit te

voeren wanneer de patiënt nog niet terminaal is. Wanneer een patiënt niet binnen afzienbare tijd zal

overlijden zal men toch een euthanasie kunnen uitvoeren wanneer ook een specialist of psychiater zich

over het lijden uitspreekt en een wachttermijn van ten minste één maand wordt nageleefd. Ook werd

de mogelijkheid ingevoerd om een euthanasie uit te voeren op basis van louter psychisch lijden. Zo is

het voor een niet-terminale ‘volwassene’ perfect mogelijk om een euthanasie te laten uitvoeren naar

aanleiding van een ondraaglijk en aanhoudend psychisch lijden dat wordt veroorzaakt door een

ongeneeslijke neuro-psychiatrische aandoening, zoals een depressie of een psychose.

Wanneer we de rapporten van de FCEC raadplegen kunnen we vaststellen dat een euthanasie bij niet-

terminale meerderjarigen of ontvoogde minderjarige patiënten eigenlijk slechts relatief zelden

voorkomt. In 2010-2011 werd slechts in 9 % van de gevallen een euthanasie uitgevoerd bij een patiënt

die niet binnen afzienbare tijd zou overlijden. Hierbij lagen voornamelijk evolutieve neuromusculaire

aandoeningen165

(20%) en neuro-psychische aandoeningen166

(24%) aan de oorzaak. Hoe vaak er op

basis van louter psychisch lijden een euthanasie wordt uitgevoerd kan uit de verslagen niet worden

afgeleid. Meestal wordt er in het kader van een euthanasie melding gemaakt van een combinatie van

psychisch en fysiek lijden.

Ondanks deze beperkte toepassing bij ‘volwassenen’ heeft men er bij de wetswijziging toch voor

gekozen euthanasie niet mogelijk te maken voor niet-terminale minderjarigen. Minderjarigen kunnen

dus enkel om een euthanasie verzoeken wanneer ze zich in een terminaal stadium bevinden. De

minderjarige moet dus, ook zonder de uitvoering van een euthanasie, binnen afzienbare tijd overlijden.

165

Bijvoorbeeld multiple sclerose, ALS, Ziekte van Parkinson 166

Bijvoorbeeld ziekte van Alzheimer, ziekte van Huntington, vasculaire dementie, onomkeerbare psychoses

Page 45: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

42

Dit kan gaan over enkele dagen, weken of maanden. Het is de arts die bepaalt of iemand terminaal is

of niet.

Hiermee samenhangend werd ook het lijden aan een beperking onderworpen. De minderjarige kan

enkel om euthanasie verzoeken op basis van fysiek lijden. In tegenstelling tot de meerderjarigen en de

ontvoogde minderjarigen kan er geen euthanasie gevraagd worden op basis van louter psychisch

lijden. Een minderjarige kan zo bijvoorbeeld niet omwille van een psychiatrische aandoening om een

euthanasie vragen. De voorwaarden dat het lijden ondraaglijk, aanhoudend en niet te lenigen mag zijn

en het gevolg moet zijn van een ernstige en ongeneeslijke, door ziekte of ongeval veroorzaakte

aandoening gelden ook voor minderjarigen onverkort.167

Deze beperktere toepassingsmogelijkheden van euthanasie bij minderjarigen kent meerdere

verklaringen. Zo speelt als eerste uiteraard het ethische probleem. Hoe kan men het leven gaan

beëindigen van een kind dat nog lange tijd kan leven en op het eerste zicht gezond lijkt?

Naast dit voor de hand liggende ethische probleem kunnen we de keuze van de wetgever verklaren

vanuit een vrees dat door de wet depressieve of verwarde tieners om een euthanasie zouden

verzoeken.168

Hierbij wordt er meermaals verwezen naar de tegenstrijdigheid tussen enerzijds de vele

initiatieven die genomen worden om zelfdoding bij jongeren tegen te gaan en anderzijds de optie om

euthanasie bij minderjarigen toe te passen bij louter psychisch lijden.169

Deze twee paden lijken op het

eerste zicht onverzoenbaar. Dr. Lieve Thienpont, psychiater, wierp tijdens de hoorzittingen echter een

ander licht op deze kwestie. Zij stelt dat het niet opnemen van een euthanasievraag bij psychisch lijden

eigenlijk een gemiste kans is. Wanneer een vraag naar euthanasie wordt gesteld is dit immers een

opening naar dialoog. Men moet met de vraag naar buiten komen en dit opent mogelijkheden. Het

geeft een mogelijkheid om een gesprek aan te knopen omtrent de beslissing het leven te beëindigen en

vervolgens een diagnose te stellen, door te verwijzen en te behandelen. Een euthanasievraag kan voor

suïcidale personen een deur openen naar aangepaste hulp.170

De vraag opnemen geeft de betrokkenen

soms de hoop, rust en ruimte om toch verder te gaan en iets te maken van hun leven. In die zin zou

men kunnen stellen dat inzake zelfdoding, de euthanasiewetgeving als het ware preventief kan werken,

ook voor minderjarigen.171

Bovendien is het ook niet omdat iets wettelijk mogelijk is dat het in de

praktijk ook uitgevoerd wordt.172

Dit is ook gebleken uit de gegevens van de FCEC.

Ook komt in de debatten de vrees naar boven dat een euthanasieverzoek op basis van psychisch lijden

te ruim zou worden geïnterpreteerd.173

Men kan immers in het kader van de huidige Euthanasiewet

vaststellen dat het begrip “psychisch lijden” steeds ruimer wordt opgevat. Zo is het nu ook reeds

167

Supra Deel III, Hoofdstuk 2, 2.1.2 voor een bespreking van deze voorwaarden. 168

Zie Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2013-14, 4 december

2013, nr. 5-2170/4, 45, 47.; Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden

2012-13, 56. 169

Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2013-14, 4 december

2013, nr. 5-2170/4, 41, 47, 56. 170

L. Thienpont, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-13,

187 ev.; D. THUYN, “Euthanasie bij ondraaglijk psychisch lijden”, Similes 2013, afl. 143, 8-13.

171 Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2013-14, 4 december

2013, nr. 5-2170/4, 12. 172

C. Lemmens, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-13,

152. 173

Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2013-14, 4 december

2013, nr. 5-2170/4, 32, 33, 47.

Page 46: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

43

mogelijk een euthanasie te laten uitvoeren omwille van levensmoeheid174

of omwille van een mislukte

geslachtsoperatie175

. Men vreest bij jongeren voor hetzelfde effect. Maar wat men vaak vergeet is dat

het psychische lijden ook veroorzaakt moet zijn door een ernstige en ongeneeslijke aandoening. We

hebben gezien dat dit inhoudt dat er geen reëel en redelijk curatief behandelingsperspectief meer

voorhanden mag zijn. Een euthanasie mag dus enkel worden uitgevoerd wanneer er geen minder

ingrijpend alternatief bestaat. In de voorwaarde van de ongeneeslijke aandoening kunnen we dus

eigenlijk een extra bescherming vinden waardoor er niet lichtzinnig met een euthanasievraag kan

omgesprongen worden. In tegenstelling tot wat sommigen beweren zou een jongere die een

relatiebreuk moet verwerken of door een identiteitscrisis gaat dus zeker niet zomaar een euthanasie

kunnen laten uitvoeren.176

Hoewel het misschien wel een doenbare optie was geweest heerste er vrij snel een zekere

eensgezindheid in het parlement. Een euthanasie bij niet-terminale minderjarigen en in geval van

louter psychisch lijden was te ‘gevaarlijk’. Euthanasie werd daarom enkel mogelijk voor terminale

minderjarigen op basis van aanhoudend en ondraaglijk fysiek lijden.

4.1.2 Oordeelsbekwaamheid of een leeftijdsgrens?

Een van de grootste discussiepunten bij de wetsuitbreiding was de afbakening van het

toepassingsgebied. Hoe bepalen we welke minderjarigen een beroep kunnen doen op de Euthanasiewet

en welke niet? Waar trekken we de grens? Baseren we ons op de leeftijd van de minderjarige of gaan

we eerder uit van de maturiteit zoals in de Wet Patiëntenrechten? Bij de verschillende visies op

euthanasie bij minderjarigen zijn in globo twee grote strekkingen te vinden: de voorstanders van een

leeftijdsgrens, en de voorstanders van een onderscheid op basis van “oordeelsbekwaamheid”. Ook in

de wetsvoorstellen komen deze uiteenlopende visies tot uiting. Sommige opperen voor een

onderscheid op basis van het oordeelsvermogen177

of het onderscheidingsvermogen178

, andere kiezen

dan weer voor een leeftijdsgrens179

.

Waarom zou nu net voor oordeelsbekwaamheid of een leeftijdsgrens moeten gekozen worden? Het

grote voordeel van een leeftijdsgrens is de rechtszekerheid. Je valt binnen het toepassingsgebied of

niet. Een verdere beoordeling in concreto is niet vereist en in extra procedurele waarborgen moet niet

worden voorzien. Een leeftijdsgrens trekt een duidelijke lijn. Er is geen verdere discussie mogelijk. Je

bent te jong dus je kan geen euthanasie vragen.

Een nadeel van een leeftijdsgrens is dat ze arbitrair is. Waarom zou een terminale 17-jarige met

leukemie, die na een jarenlange strijd vol pijnlijke, intensieve behandelingen besluit dat het genoeg is

geweest, moeten wachten tot hij 18 jaar is om euthanasie te kunnen vragen? Hoe kan een wetgever

174

K. DE BRUYNE, P. DE DEYN en W. DISTELMANS, Op weg naar een goede dood, Tielt, Lannoo, 2013, 19-21.;

FEDERALE CONTROLE- EN EVALUATIECOMMISSIE EUTHANASIE, Vijfde verslag aan de wetgevende kamers (2010-

2011), Parl. St. Kamer 2011-2012, 2391/001, 14.

175 Eind september 2013 werd Nathan V. geëuthanaseerd. Hij leed onder de gevolgen van een mislukte

geslachtsoperatie. Het ging om een gecombineerde problematiek van zowel fysiek als psychisch lijden. 176

E. Sleurs, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2013-14, 4

december 2013, nr. 5-2170/4, 56. 177

Wetsvoorstel (A. DE CROO et al.) tot wijziging van artikel 3 van de wet van 28 mei 2002 betreffende de

euthanasie, inzake euthanasie bij minderjarigen, Parl.St. Senaat 2010 BZ, nr. 5-21. 178

Wetsvoorstel (M. TEMMERMAN et al. ) tot aanvulling van de wet van 28 mei 2002 betreffende euthanasie, wat

minderjarigen betreft, Parl.St. Senaat 2011-12, nr. 5-1610. 179

Wetsvoorstel (C. DEFRAIGNE) tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie wat

minderjarigen van vijftien jaar en ouder betreft, Parl.St. Senaat 2010 BZ, nr. 5-179.

Page 47: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

44

gaan bepalen op welke leeftijd een kind voldoende oordeelsvermogen of maturiteit heeft om over een

euthanasie te kunnen beslissen. Is dat op acht jaar, twaalf jaar of zestien jaar? 180

Het ene kind is het

andere niet en bij het ene ontwikkelt dit vermogen sneller dan bij de andere. De oordeelsbekwaamheid

ontstaat ook niet van de ene dag op de andere, het is een groeiproces.181

Hoe kan men er dan een

leeftijd op gaan kleven?

Bovendien is een leeftijdsgrens onder- en overinclusief. Minderjarigen die feitelijk wel wilsbekwaam

zijn, maar de leeftijdsgrens niet hebben bereikt kunnen geen euthanasie vragen. Daarentegen kinderen

die, ondanks dat ze de leeftijdsgrens overschreden hebben, niet wilsbekwaam zijn, kunnen wel

euthanasie vragen. Dit kan tot gevolg hebben dat een minderjarige een beslissing moet nemen waar het

in feite niet rijp voor is.

Het nadeel van een criterium als oordeelsbekwaamheid is dat het weer om een extra procedure vraagt

en dat er minder rechtszekerheid is. Of je al dan niet euthanasie kan vragen hangt af van het oordeel

van een deskundige. Het voordeel is wel dat er in concreto geoordeeld wordt. Er wordt situatie per

situatie, per persoon, nagegaan of men wel oordeelsbekwaam is. Bovendien gaan ook het

Kinderrechtenverdrag182

en de Wet Patiëntenrechten183

uit van een oordeelscriterium hetgeen dan weer

voor een grotere coherentie in de wetgeving zorgt.

4.1.2.1 Het verdict: oordeelsbekwaamheid

Na lang debatteren en discussiëren heeft de wetgever er uiteindelijk toch voor de gekozen een

onderscheid te maken op basis van oordeelsbekwaamheid en niet op basis van een leeftijdsgrens.

Artikel 3 van de Euthanasiewet bepaalt nu dat de arts die euthanasie toepast, geen misdrijf pleegt

wanneer hij er zich van verzekerd heeft dat de patiënt een handelingsbekwame meerderjarige, of een

handelingsbekwame ontvoogde minderjarige of nog een oordeelsbekwame minderjarige is.

4.1.2.2 Wat is oordeelsbekwaamheid

Maar wat is deze oordeelsbekwaamheid nu juist? Nergens in de wet wordt op enige wijze verduidelijkt

wat deze oordeelsbekwaamheid juist inhoudt. Ook tijdens de debatten in de Kamer werd op dit gebrek

reeds gewezen.184

Een definiëring van dit begrip in de wet zelf had zeker een meerwaarde kunnen zijn.

We proberen de inhoud te achterhalen aan de hand van de parlementaire voorbereidingen.

Wanneer we er de verslagen van de hoorzittingen in de Verenigde Commissies voor de Justitie en voor

de Sociale Aangelegenheden en van de debatten in de Kamer en de Senaat op nalezen kunnen we

vaststellen dat er heel wat bergripsverwarring was. Tal van begrippen en termen werden door elkaar

gebruikt om eigenlijk naar hetzelfde begrip te verwijzen. Zo werd er gesproken van

oordeelsvermogen185

, oordeelsbekwaamheid186

, onderscheidingsvermogen187

, wilsbekwaamheid188

en

180

J. Verlooy, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-13, 117. 181

E. DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 855-855.

182 Art. 12 Kinderrechtenverdrag (supra Deel IV, Hoofdstuk 2, 2.1.2)

183 Art. 12 Wet Patiëntenrechten (supra Deel IV, Hoofdstuk 2, 2.1.3)

184 Hand. Commissie voor de Justitie 2013-14, 7 februari 2014, nr. 53K3245/004

185 B. Vanobbergen, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-

13, 5.; L. Detiège, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-13,

19.; P. Deconinck, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-13,

46. 186

Van Geet, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-13, 12.;

Verlooy, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-13, 17, 30.;

P. Deconinck, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-13,46. 187

G. Swennen, P. Deconinck, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale

Aangelegenheden 2012-13, 57.

Page 48: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

45

oordeelkundigheid189

. Zo stelt bijvoorbeeld Prof. Van Geet dat een kind oordeelsbekwaam is wanneer

het autonoom, zonder externe druk kan aangeven het leven te willen stoppen.190

Prof. dr. Deconinck

verwijst naar oordeelsbekwame minderjarigen als deze die voldoende maturiteit hebben om een

zelfstandig oordeel te kunnen formuleren, om voldoende inzicht te hebben in de gevolgen, om te

begrijpen dat het leven dan definitief eindigt.191

Ook in de toelichting bij het aangenomen wetsvoorstel

stelt men dat men om de oordeelsbekwaamheid van een minderjarige te beoordelen, men moet nagaan

of het verzoek van de minderjarige weloverwogen is en of hij bekwaam is om alle gevolgen ervan in te

schatten. Wanneer we deze omschrijvingen lezen kunnen we concluderen dat de

‘oordeelsbekwaamheid’ eigenlijk vergelijkbaar is met het juridische begrip ‘wilsbekwaamheid.

Wilsbekwaamheid hangt immers samen met het kunnen oordelen, maar vooral ook met kunnen vatten

en kunnen begrijpen van wat er aan de gang is en wat de consequenties zijn van bepaalde

handelingen.192

In de toelichting bij het wetsvoorstel stelt men bovendien dat euthanasie voor minderjarigen enkel

mogelijk is indien ze over een oordeelsvermogen beschikken en dat men dus bekwaam moet zijn om

op redelijke wijze over zijn belangen te oordelen om een geldig euthanasieverzoek te kunnen uiten. De

uitdrukking “ tot redelijke beoordeling van zijn belangen in staat” heeft men overgenomen uit de Wet

Patiëntenrechten. In deze wet bepaalt artikel 12 dat de minderjarige die tot een redelijke beoordeling

van zijn belangen in staat kan worden geacht, zelfstandig zijn patiëntenrechten kan uitoefenen. In de

rechtsleer maakt men in het kader van de Wet Patiëntenrechten het onderscheid tussen de

wilsbekwame en wilsonbekwame patiënten.193

De minderjarige die gelet op zijn begripsvermogen,

maturiteit en ontwikkelingsniveau zijn belangen kan beoordelen is wilsbekwaam en kan zijn rechten

zelf uitoefenen. Degene die dit niet kunnen zijn wilsonbekwaam en worden vertegenwoordigd door

hun ouders. Ook in het kader van de nieuwe Euthanasiewet kunnen we dus besluiten dat een kind om

een euthanasie kan verzoeken wanneer het wilsbekwaam is.

Wanneer is een persoon nu wilsbekwaam of oordeelsbekwaam? Iemand is wilsbekwaam wanneer hij

over voldoende bevattingsvermogen en maturiteit beschikt om de informatie te kunnen begrijpen en de

draagwijdte van zijn beslissing te kunnen overzien door voor- en nadelen en gevolgen en risico’s tegen

elkaar af te wegen.194

Het kind moet dus in staat zijn om zijn eigen situatie ten volle te begrijpen en te

beoordelen en het moet zicht hebben op de gevolgen van zijn beslissing. Hij moet zich een ‘oordeel’

vormen en zo een vrijwillige en autonome beslissing nemen. Aangezien een euthanasieverzoek van de

patiënt zelf moet uitgaan is het logisch dat deze persoon zijn wil ook te kennen moet kunnen geven.

188

J. Verlooy, P. Deconinck, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden

2012-13, 37. P. Deconinck, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden

2012-13, 46 189

Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2013-14, 4 december

2013, nr. 5-2170/4, 22. 190

C. Van Geet, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-13,

12. 191

P. Deconinck, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-13,

46. 192

Nys, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-13, 61. 193

G. CORNELIS (ed.), Een zijden draadje. Kinderen, jongeren en beslissingen rond het levenseinde, Brussel,

ASP, 2010, 191p.; E. DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia,

2012, 752 ev.; W. DIJKHOFFZ, Je rechten als patiënt, Berchem, EPO, 2008, 258.; C. LEMMENS, De minderjarige

en de Wet Patiëntenrechten, Antwerpen, intersentia, 2013, 9-19.

194 C. LEMMENS, Juridische aspecten van voorafgaande wilsverklaringen rond het levenseinde, Mortsel,

Intersentia, 2013, 200.

Page 49: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

46

Deze oordeelsbekwaamheid is een evolutief gegeven. Een kind bereikt niet van de ene dag op de

andere de oordeels- of wilsbekwaamheid. Het oordeelsvermogen mag dus niet louter uit de leeftijd van

het kind worden afgeleid. Het is geen absolute gesteldheid die iemand vanaf een bepaalde leeftijd en

voor de rest van zijn leven heeft, in elke situatie waarin hij verkeert. 195

Het is een dynamisch concept

dat afhankelijk is van het ontwikkelingsniveau van de minderjarige en dat wordt beïnvloed door vele

factoren.196

Elke patiënt is uniek en ieder kind kent zijn eigen ontwikkeling. Het is dan ook logisch dat

de oordeelsbekwaamheid in concreto, per patiënt beoordeeld moet worden. De oordeelsbekwaamheid

varieert van individu tot individu.

Het is ook context-of taakspecifiek. In overeenkomst met de aard en de draagwijdte van de beslissing

zullen er zwaardere eisen aan de oordeelsbekwaamheid worden gesteld. Zo zal een kind sneller over

de vereiste bekwaamheid beschikken om vrij een arts te kiezen dan om in te stemmen met een

experimentele behandeling. Aangezien levensbeëindiging één van de meest moeilijke en ingrijpende

beslissingen is, zal men aan de oordeelsbekwaamheid hoge eisen stellen. De oordeelsbekwaamheid

moet dus worden beoordeeld per concrete beslissing.

4.1.2.3 Beoordeling197

Bij het beoordelen van de oordeels- of wilsbekwaamheid is het besluitvormingsproces van belang. De

uiteindelijke beslissing is irrelevant. Wat voor de ene een goeie oplossing is, is dat voor de ander

immers niet. Deze keuze is een subjectief gegeven. Men kan niet zeggen dat een kind niet

oordeelsbekwaam is omdat zijn keuze niet overeenstemt met wat ‘wij’ zouden willen. Wat wel van

belang is, is of het kind een goed besluitvormingsproces heeft doorgemaakt. Hoe is het kind tot deze

beslissing gekomen? Is dit op een kwalitatieve wijze verlopen?

Er is sprake van een kwalitatief besluitvormingsproces wanneer een persoon over de nodig informatie

beschikt en deze begrijpt, gelooft en onthoudt. En wanneer hij aan de hand van deze informatie de

voor- en nadelen van zijn keuzemogelijkheden tegen elkaar kan afwegen om zo tot een vrijwillige en

autonome beslissing te komen.

Hiervoor is het eerst en vooral van belang dat de minderjarige over goede informatie beschikt.

Oordeelsbekwaamheid impliceert immers dat de minderjarige goed geïnformeerd is. In het kader van

de oordeelsbekwaamheid rust daarom een zeer belangrijke taak op de arts. De arts moet de

minderjarige informeren op een voor het kind begrijpbare wijze, dus aangepast aan zijn

ontwikkelingsniveau. De arts moet hierbij alle informatie geven over zijn gezondheidstoestand, over

het verloop en de prognose van zijn ziekte, over de verschillende therapeutische mogelijkheden en

over de euthanasie. Het kind moet kennis van zaken hebben. Een goede informatieoverdracht is

essentieel. Zonder deze informatie kan het kind geen weloverwogen beslissing nemen.

Bij de beoordeling of het kind tot een kwalitatieve besluitvorming komt moet men rekening houden

met de aard van de ingreep, namelijk de specifieke situatie van de levenseindebeslissing. Aan dergelijk

drastische beslissing worden immers hogere eisen gekoppeld dan aan een minder zware beslissing

195

Toelichting bij het Wetsvoorstel (P. MAHOUX, J. DE GUCHT, C. DEFRAIGNE, G. SWENNEN) tot wijziging van

de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie teneinde euthanasie voor minderjarigen mogelijk te maken,

Parl.St. Senaat 2013, nr. 5-2170. 196

K. DIERICKX, Kinderen niet toegelaten? Ethisch verantwoord omgaan met kinderen in de geneeskunde,

Leuven, Davidsfonds, 2010, 194. 197

Zie E. DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 752-

756. C. LEMMENS, De minderjarige en de Wet Patiëntenrechten, Antwerpen, intersentia, 2013, 14-19

Page 50: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

47

zoals het toestaan van een behandeling. De minderjarige moet in functie van de ernst van de beslissing

over voldoende maturiteit beschikken.

Bij de beoordeling van deze oordeelbekwaamheid gaat men rekening houden met een aantal criteria

die de ontwikkeling beïnvloeden. Zo is de leeftijd een zeer belangrijke indicator van de ontwikkeling

van een kind. Pediaters nemen vaak aan dat een kind een doodsconcept heeft ontwikkeld rond de

leeftijd van 7 jaar. Rond deze leeftijd beseft een kind dat de dood universeel, onomkeerbaar en niet-

functioneel198

is.199

Een ontwikkeld doodsconcept is essentieel om een levenseindebeslissing te kunnen

nemen. De oordeelsbekwaamheid zou bij de gemiddelde jongere rond de leeftijd van 14, 9 jaar tot

stand komen, met een afwijking van 2.5 jaar.200

Minderjarigen jonger dan 11 jaar zouden nog niet in

staat zijn om abstract te denken en hypotheses te maken.201

Deze leeftijd is wel louter indicatief.

Niemand evolueert op dezelfde manier en het ene kind zal dus sneller tot een kwalitatieve

besluitvorming komen dan de andere. De ziekte-ervaring speelt hierin een zeer belangrijke rol.

Minderjarigen hebben vaak op jonge leeftijd begrip van hun medische toestand en van de draagwijdte

van de behandelingen. Langdurig, ernstig of terminaal zieke minderjarigen vertonen vaak een uiterst

doorgedreven inzicht in de eigen situatie.202

Ook de ziekte-ervaring moet dus in de beoordeling

worden betrokken.

Naast de leeftijd en de ziekte-ervaring zal men ook de contextuele en individuele factoren in

beschouwing moeten nemen. Er zijn immers verschillende factoren die de maturiteit van een

minderjarige kunnen beïnvloeden. Men zal moeten uitgaan van een totaal beeld, waarbij rekening

moet worden gehouden met de emotionele en intellectuele ontwikkeling, de persoonlijkheid, de

geestelijke toestand, het familiaal en sociaal milieu, de draagkracht, … 203

De oordeelsbekwaamheid

wordt dus beïnvloed door tal van factoren die voor iedereen anders zijn. Een beoordeling in concreto is

om deze reden zo enorm belangrijk.

Uit bovenstaande blijkt dat het dus allerminst eenvoudig is om deze oordeelsbekwaamheid te gaan

beoordelen. Voor een leek is dit zo goed als onmogelijk en hiervan was ook de wetgever zich bewust.

Men heeft er daarom voor gekozen deze bekwaamheid te laten beoordelen door een specifieke

deskundige, namelijk een kinder- en jeugdpsychiater of een psycholoog.

4.1.2.4 Vaststelling oordeelsbekwaamheid

Volgens de nieuwe Euthanasiewet moet de oordeelsbekwaamheid vastgesteld worden door een kinder-

en jeugdpsychiater of een psycholoog. Hiervoor neemt hij kennis van het medisch dossier en

onderzoekt hij de patiënt. De deskundige stelt een schriftelijk verslag op met zijn bevindingen. De

198

Het begrip dat alle levensdefiniërende functies ophouden bij de dood. 199

G. CORNELIS (ed.), Een zijden draadje. Kinderen, jongeren en beslissingen rond het levenseinde, Brussel,

ASP, 2010, 33.

200 E. De Groot, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-13,

137.; zie G. CORNELIS (ed.), Een zijden draadje. Kinderen, jongeren en beslissingen rond het levenseinde,

Brussel, ASP, 2010, 34.

201 E. DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 857.

202 C. LEMMENS, De minderjarige en de Wet Patiëntenrechten, Antwerpen, intersentia, 2013, 18, nr. 24.; B.

Vanobbergen, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-13, 5.

203 C. LEMMENS, De minderjarige en de Wet Patiëntenrechten, Antwerpen, intersentia, 2013, 18, nr. 25.

Page 51: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

48

behandelende arts brengt de patiënt en zijn wettelijke vertegenwoordigers op de hoogte van het

resultaat van deze raadpleging.204

Merkwaardig is wel dat dit vereist wordt door de wet, maar dat dit ook hier een louter advies zou

betreffen. Deze conclusie kan getrokken worden uit de besprekingen in de Kamer205

en de Senaat206

en

uit de verwerping van amendement nr. 11207

in de Senaat en amendement nr. 3208

in de Kamer. Deze

amendementen voorzagen onder andere in een bindend advies. De arts die tot een euthanasie wordt

verzocht kan dus, ondanks een negatief advies van de psychiater of psycholoog, toch tot een

euthanasie overgaan. De procedure moet nageleefd worden, maar met het oordeel van de deskundige

moet geen rekening worden gehouden. Is het noodzakelijk dit advies bindend te maken?

Eerst en vooral mogen we uitgaan van een zekere integriteit van de arts. Bovendien zal het negatieve

advies van de deskundige bij de FCEC, die het naleven van de wettelijke voorwaarden bij een

euthanasie moet controleren, toch een alarmbel moeten doen rinkelen. Deze kunnen dan volgens de

regels die hoger werden beschreven zelf bijkomende informatie inwinnen en indien noodzakelijk het

dossier overmaken aan het openbaar ministerie. Met inachtneming van deze gevolgen en van de

deontologische code van artsen209

lijkt het niet noodzakelijk het advies van de psychiater bindend te

maken.

Een tweede punt van kritiek dat op deze bepaling werd geuit is het feit dat ook een psycholoog de

oordeelsbekwaamheid van de minderjarige mag vaststellen. Dat op een kinder- en jeugdpsychiater een

beroep moet worden gedaan, wordt verklaard doordat deze specialist kennis heeft van de eigenheden

van kinderen en jongeren. Dat zou niet altijd het geval zijn voor psychologen. Zij zouden niet

noodzakelijk over dezelfde kennis beschikken wat kinderen of adolescenten betreft.210

Daarenboven is

naast de klinische kennis van de ontwikkeling van het kind en de adolescent en de

psychotherapeutische vorming, ook een goede kennis van de verzorging, de machines en de pathologie

nodig. Een kinder- en jeugdpsychiater heeft als arts wellicht een betere kennis van alle dossieraspecten

dan een psycholoog, die geen medische basisopleiding heeft gehad.211

Op zich vormt dit argument

geen probleem. Wanneer een psycholoog van mening is niet in staat te zijn de oordeelsbekwaamheid

te beoordelen dan moet hij hiervan melding maken. De psycholoog is op grond van zijn

deontologische code verplicht te praktiseren binnen de beperkingen van de competentie die hij heeft

verworven door zijn opleiding en zijn ervaring. Hij staat borg voor zijn eigen kwalificaties, maar is

zich ook bewust van zijn eigen beperkingen en van die van zijn technieken.212

Wanneer hij er niet

bekwaam voor is moet hij de opdracht weigeren. Hij kan nooit verplicht worden de opdracht toch uit

204

Art. 3, §1, 7° Euthanasiewet 205

Hand. Commissie voor de Justitie 2013-14, 7 februari 2014, nr. 53K3245/004, 29. 206

Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2013-14, 4 december

2013, nr. 5-2170/4, 7 en 53. 207

Amendement (E. VAN HOOF en C. FRANSSEN) op het wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 28 mei 2002

betreffende de euthanasie teneinde euthanasie voor minderjarigen mogelijk te maken, Parl.St. Senaat. 2013-14,

nr. 5-2170/03. 208

Amendement (S. BECQ EN R. TERWINGEN) op het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 28 mei 2002

betreffende de euthanasie teneinde euthanasie voor minderjarigen mogelijk te maken, Parl.St. Kamer. 2013-14,

nr. 53K3245/002. 209

Titel IV, Hoofdstuk II van de Code Geneeskundige Plichtenleer heeft betrekking op de verhouding tussen de

behandelende arts en de consulent. Artikel 141 bepaalt hier dat elke arts zich bewust moet zijn van de grenzen

van zijn kennis en mogelijkheden en dat hij slechts overeenkomstig hiermede mag handelen. 210

Hand. Commissie voor de Justitie 2013-14, 7 februari 2014, nr. 53K3245/004, 60. 211

Hand. Commissie voor de Justitie 2013-14, 7 februari 2014, nr. 53K3245/004., 20. 212

Basisprincipe competentie: Deontologische Code voor Psychologen in België, opgesteld door de Belgische

Federatie van Psychologen, april 2004, www.bfp-fbp.be

Page 52: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

49

te voeren. Op grond van artikel 14 van de Euthanasiewet kan niemand verplicht worden aan een

euthanasie mee te werken.

Is de beoordeling door slechts één deskundige wel voldoende?213

De beoordeling van de

oordeelsbekwaamheid door één deskundige is het minimum. Nergens in de wet wordt aan de arts het

verbod opgelegd om meerdere deskundigen te raadplegen. Op grond van artikel 3, §2 van de

Euthanasiewet zou hij een second opinion zelfs kunnen opleggen als bijkomende voorwaarde. In de

wet staat daarnaast ook ingeschreven dat de arts het verzoek moet overleggen met het verpleegkundig

team. Ook deze kunnen hun ervaring met betrekking tot de minderjarige met de arts delen. Ook hun

mening kan voor de behandelende arts een meerwaarde zijn. De arts moet zich ook verzekeren dat aan

alle voorwaarden van de wet voldaan is. Hij draagt de eindverantwoordelijkheid voor de euthanasie.

Het verzoek van een minderjarige is geenszins iets waar licht over gegaan zal worden. In de praktijk

zal de arts dan ook vaak overleggen met meerdere leden van het medisch team.214

Dit team kent het

kind immers goed, aangezien het de betrokkene al geruime tijd verzorgt. De facto krijg je zo eigenlijk

het multidisciplinair overleg waar sommige senatoren en volksvertegenwoordigers voor opperden215

.

Ook hier dient opnieuw opgemerkt te worden dat het advies van de deskundige niet bindend is. Dit

impliceert dat een arts, of hij nu één of vijf deskundigen raadpleegt, toch een euthanasie kan uitvoeren.

4.1.3 Ontvoogde minderjarigen

Opvallend in de wet is dat de wetgever het onderscheid tussen ontvoogde en niet-ontvoogde

minderjarigen niet heeft weggewerkt. Een ontvoogde minderjarige kan nog steeds, zonder enig bewijs

van oordeelsbekwaamheid om een euthanasie verzoeken. Deze categorie van minderjarigen wordt nog

steeds volledig gelijkgesteld met meerderjarigen. Een ontvoogde 17-jarige kan dus een euthanasie

laten uitvoeren zonder toestemming van zijn ouders en zonder bewijs van oordeelsbekwaamheid,

terwijl een niet-ontvoogde 17-jarige dit niet kan. Dit lijkt een onderscheid dat moeilijk te

verantwoorden is. Zoals hoger werd aangetoond kan een minderjarige vanaf 15 jaar ontvoogd worden

door het huwelijk.216

Het in het huwelijksbootje stappen getuigt nochtans niet van een groter

oordeelsvermogen. Waarom zou een gehuwde minderjarige over de vereiste oordeelsbekwaamheid

beschikken en de niet-ontvoogde minderjarige niet? Of neem bijvoorbeeld een oordeelsbekwame

vijftienjarige die ontvoogd is omdat hij gehuwd is, deze kan zowel omwille van psychisch als fysiek

lijden om euthanasie verzoeken. Wanneer diezelfde oordeelsbekwame vijftienjarige niet gehuwd en

dus niet ontvoogd is kan deze onder de nieuwe wet uitsluitend om euthanasie verzoeken omwille van

ondraaglijk fysiek lijden. Bovendien moet deze niet-ontvoogde minderjarige verkeren in een terminaal

stadium. Deze vereiste geldt niet voor dezelfde ontvoogde persoon.217

Zou men hier niet kunnen spreken van een ongeoorloofde discriminatie? Artikel 11 van de Grondwet

bepaalt dat het genot van de rechten aan Belgen zonder discriminatie moet verzekerd worden. De

213

Hand. Commissie voor de Justitie 2013-14, 7 februari 2014, nr. 53K3245/004, 38. 214

Zie J. Verlooy, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-13,

30-31, 37.; C. Van Geet, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden

2012-13, 32.; P. Deconinck, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden

2012-13, 45. 215

Zie Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2013-14, 4 december

2013, nr. 5-2170/4, 6, 13, 15, ; Hand. Commissie voor de Justitie 2013-14, 7 februari 2014, nr. 53K3245/004, 8-

9, 20, 24, 41, 43-44. 216

Zie Deel IV, Hoofdstuk 1, 1.1. 217

S. Becq, Hand. Commissie voor de Justitie 2013-14, 7 februari 2014, nr. 53K3245/004, 56.

Page 53: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

50

overheid mag dus niet discrimineren in haar wetgeving of haar handelen.218

Maar gebeurt dit niet in

deze wetgeving? Wordt de ene minderjarige hier niet ongunstiger behandeld dan de andere

minderjarige die zich in een vergelijkbare situatie bevindt, en dit louter op basis van de burgerlijke

staat?219

Kan dit onderscheid wel objectief gerechtvaardigd worden?220

Het lijkt alvast twijfelachtig.

Een advies van de Raad van State had op dit punt misschien toch interessant geweest.221

4.2 Procedurele voorwaarden

De procedurele voorwaarden zoals deze onder de oorspronkelijke Euthanasiewet reeds bestonden zijn

ook op minderjarigen van toepassing.222

Ook hier heeft de arts in eerste instantie een

informatieplicht.223

De arts moet de patiënt inlichten over zijn gezondheidstoestand, en zijn

levensverwachting, de resterende therapeutische mogelijkheden en de mogelijkheid van palliatieve

zorg224

. Het is vanzelfsprekend dat hij dit op een voor de minderjarige duidelijke en begrijpbare

manier moet uitleggen.225

De arts moet samen met de minderjarige patiënt tot de overtuiging komen

dat er geen andere redelijke optie is en dat het verzoek van de patiënt op vrijwilligheid berust.226

De

arts moet zich er, door middel van meerdere gesprekken met de minderjarige, van verzekeren dat de

materiële voorwaarden van de wet worden nageleefd. De arts moet er zeker van zijn dat de

minderjarige aanhoudend en ondraaglijk fysiek lijdt en dat zijn verzoek duurzaam is.227

Zeker bij

minderjarigen is het belangrijk er zeker van te zijn dat het niet om een impulsieve vraag gaat. De

ernstige en ongeneeslijke aard van de aandoening en het aanhoudend, ondraaglijk, niet te lenigen

fysiek lijden die aan de grondslag van het euthanasieverzoek van de minderjarige liggen moeten ook

hier door een tweede arts, de arts-consulent beoordeeld worden.228

De bevindingen van deze arts-

consulent zijn niet bindend. De arts moet indien mogelijk het verzoek van de minderjarige bespreken

met het verpleegkundig team229

en moet indien de minderjarige dit wenst, het verzoek ook bespreken

met de naasten die hij aanwijst.230

De arts moet zich er eveneens van vergewissen dat de minderjarige

patiënt de mogelijkheid heeft gehad om over zijn verzoek te spreken met de personen die hij wenste te

218

P. BORGHS, Antidiscriminatiewet. Handleiding bij de wet ter bestrijding van de discriminatie, Antwerpen,

Garant, 2003, 9.

219 Art. 3 juncto 4 Wet 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, BS 30 mei 2007,

29016-29031. (Hierna Antidiscriminatiewet)

220 Art. 7 Antidiscriminatiewet.

221 In de Kamer verzocht Sonja Becq (CD&V), hierin bijgetreden door de heer Christian Brotcorne (cdH) en de

heer Bert Schoofs (VB), de Kamervoorzitter om het advies van de Raad van State in te winnen teneinde een

aantal juridische onduidelijkheden uit te klaren, waaronder de eventuele discriminatie tussen ontvoogde en niet-

ontvoogde minderjarigen. Tijdens de vergadering van 21 januari 2014 werd het verzoek verworpen met

8 tegen 4 stemmen en 3 onthoudingen. Hand. Commissie voor de Justitie 2013-14, 7 februari 2014, nr.

53K3245/004, 3, 21, 26, 32, 39, 55. 222

Voor een meer gedetailleerde bespreking van de algemene procedurele voorwaarden: supra deel III,

hoofdstuk 2, 2.2 223

Art 3, §2, 1° Euthanasiewet 224

Infra voetnoot nr. 251 voor een omschrijving van palliatieve zorg bij kinderen. 225

Art. 7, § Wet Patiëntenrechten bepaalt dat de communicatie met de patiënt in duidelijke taal geschiedt.; Ook

Art. 7 van de Wet Palliatieve Zorgen bepaalt dat de behandelende die informatie meedeelt in de vorm en in de

bewoordingen die hij passend acht, rekening houdend met de toestand van de patiënt, diens wensen en

begripsvermogen. 226

Art 3, §2, 1° Euthanasiewet 227

Art 3, §2, 2° Euthanasiewet 228

Art 3, §2, 3° Euthanasiewet 229

Art 3, §2, 4° Euthanasiewet 230

Art 3, §2, 5° Euthanasiewet

Page 54: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

51

ontmoeten.231

De arts kan ook hier zelf nog bijkomende voorwaarden opleggen om tot de uitvoering

van een euthanasie te willen overgaan.232

Naast deze voor elk verzoek geldende procedurele voorwaarden werden er voor minderjarigen nog een

aantal extra garanties ingebouwd in de wet. Deze extra garanties getuigen van de grotere

kwetsbaarheid van de minderjarige en de drang om deze, ondanks het toekennen van meer autonomie,

toch extra bescherming te bieden. Er moet steeds een evenwicht gevonden worden tussen het

zelfbeschikkingsrecht en het beschermingsrecht.

De eerste voorwaarde heeft betrekking op de oordeelbekwaamheid. Zoals reeds besproken werd in het

kader van de oordeelsbekwaamheid moet deze vastgesteld worden door een kinder- en jeugdpsychiater

of een psycholoog.233

De tweede voorwaarde heeft betrekking op de vertegenwoordiging. De

behandelende arts moet zich vergewissen van het akkoord van de wettelijke vertegenwoordigers.234

Deze laatste moeten hun instemming bovendien op schrift stellen.235

Deze voorwaarde wordt verder

meer gedetailleerd besproken. Als laatste werd ook nog een extra vorm van hulpverlening ingevoerd.

De arts moet, nadat hij het verzoek van de patiënt heeft behandeld, aan de betrokkenen de

mogelijkheid van psychologische bijstand voorzien.236

We gaan hieronder dieper in op de instemming van de wettelijke vertegenwoordigers. De voorwaarde

in verband met de oordeelsbekwaamheid werd hoger reeds besproken. We gaan ook na of er nog

andere procedurele garanties konden of moesten ingebouwd worden.

4.2.1 Instemming van de ouders

Bij de ontwikkeling van het wetsvoorstel is men vertrokken van het principe dat niet-ontvoogde

minderjarigen handelingsonbekwaam zijn. Hieruit leidde men af dat het onmogelijk is om een

euthanasie uit te voeren zonder toestemming van de wettelijke vertegenwoordigers.

Deze redenering klopt niet en moet genuanceerd worden. De handelingsbekwaamheid van een

minderjarige is diffuus. Aan een minderjarige wordt een steeds grotere autonomie toegekend. Er

worden door de wetgever steeds meer uitzonderingen op de principiële handelingsonbekwaamheid van

minderjarigen geformuleerd. Zij betreffen in de eerste plaats rechten en rechtshandelingen die nauw

samenhangen met zijn persoon en waarvoor de vertegenwoordiging door een derde ongepast lijkt.237

Zo kan een minderjarige bijvoorbeeld zelfstandig, zonder dat hiervoor de toestemming van de ouders

vereist is, beslissen een abortus te laten uitvoeren.238

Het voornaamste voorbeeld is hier echter het

artikel 12 van de Wet Patiëntenrechten. Dit artikel bepaalt dat de patiëntenrechten van een

minderjarige patiënt uitgeoefend worden door de ouders die het gezag over de minderjarige uitoefenen

of door zijn voogd. Echter indien de minderjarige tot een redelijke beoordeling van zijn belangen in

staat kan worden geacht, dan mag hij deze zelfstandig uitoefenen. Een vertegenwoordiging door de

ouders is hier dus niet meer vereist. Het is hier perfect mogelijk dat de minderjarige beslissingen

231

Art 3, §2, 6° Euthanasiewet 232

Art 3, §2 Euthanasiewet 233

Art 3, §2, 7° Euthanasiewet 234

Art 3, §2, 7° Euthanasiewet 235

Art 3, §4 Euthanasiewet 236

Art 3, §4/1 Euthanasiewet 237

Prof. E. Montero, Advies betreffende de juridische begrippen in het wetsvoorstel tot wijziging van de wet van

28 mei 2002 betreffende de euthanasie, nr. 5-2170/4, 91-95. 238

Wet 3 april 1990 betreffende de zwangerschapsafbreking, tot wijziging van de artikelen 348, 350 352 van het

Strafwetboek en tot opheffing van artikel 353 van hetzelfde Wetboek, BS 5 april 1990, 6379-6381.

Page 55: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

52

neemt zonder dat de toestemming van de ouders vereist is. In de Wet Patiëntenrechten wordt dus een

uitzondering gemaakt op de handelingsonbekwaamheid van de minderjarige.239

Indien de wetgever dit had gewenst had hij deze werkwijze kunnen doortrekken naar de

Euthanasiewet. Ook hier had hij in een uitzondering kunnen voorzien. Men had kunnen bepalen dat de

minderjarige zelfstandig over zijn euthanasievraag kan beslissen, eens de oordeelsbekwaamheid vast

staat. Uiteraard zouden de wettelijke vertegenwoordigers, net als in het kader van de Wet

Patiëntenrechten, bij het besluitvormingsproces worden betrokken maar in geval van conflict zou

uiteindelijk de beslissing van de minderjarige doorslaggevend zijn.240

Deze werkwijze had, gelet op de

coherentie met de Wet Patiëntenrechten, niet zo vreemd geweest. Deze visie werd ook tijdens de

hoorzittingen en de debatten meermaals verdedigd.241

Echter niet iedereen was hier voorstander van. Het lijkt dan ook eerder om een politieke keuze te gaan.

Waarschijnlijk had de wetswijziging geen meerderheid gehaald indien de toestemming van de ouders

niet als verplichting zou zijn opgenomen. Bijgevolg heeft men ervoor gekozen toch de toestemming

van de ouders als geldigheidsvoorwaarde in de Euthanasiewet in te schrijven. Zonder hun schriftelijke

toestemming mag de euthanasie niet uitgevoerd worden.242

Bovendien moet de behandelende arts zich

van hun toestemming verzekeren. Dit dient hij te doen tijdens een persoonlijk onderhoud, na de

vertegenwoordigers grondig geïnformeerd te hebben over euthanasie en over de gezondheidstoestand,

prognose en resterende therapeutische mogelijkheden van de minderjarige.243

De wettelijke vertegenwoordigers moeten worden bepaald overeenkomstig het Burgerlijk Wetboek.

Dit impliceert dat het in principe de beide ouders zijn die hun toestemming zullen moeten geven voor

een euthanasie. De minderjarige staat tot aan de meerderjarigheid of tot aan zijn ontvoogding immers

onder het gezag van zijn ouders en het zijn zij die als vertegenwoordiger van de minderjarige optreden.

Wanneer het kind twee ouders heeft, oefenen deze het ouderlijk gezag in principe, ongeacht of ze

gehuwd zijn, samenwonen of gescheiden zijn, samen uit. Hoewel artikel 373 BW bepaalt dat iemand

die ter goeder trouw en slechts met één van de ouders handelt, erop mag betrouwen dat de andere

ouder daar ook mee instemt, lijkt dit, net als in de Wet Patiëntenrechten hier niet te gelden. Beide

ouders zullen hun instemming moeten geven.244

Na het overlijden van één ouder, of wanneer de

afstamming maar ten aanzien van één ouders vaststaat, dan is het de langstlevende, respectievelijk de

enige ouder die met de euthanasie zal moeten toestemmen.245

In geval beide ouders overleden zijn,

deze wettelijk onbekend zijn of in de voortdurende onmogelijkheid verkeren om het gezag uit te

oefenen, dan komt de vertegenwoordigingsbevoegdheid toe aan de voogd.246

In geval van

239

C. LEMMENS, De minderjarige en de Wet Patiëntenrechten, Antwerpen, intersentia, 2013, 10.

240 Uiteraard is het hier de taak van de arts om te proberen de minderjarige en de wettelijke vertegenwoordigers

te verzoenen. In de praktijk zouden weinig artsen tegen de ouders in, een minderjarige euthanaseren. 241

H. Nys, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-13, 44 en

59.; C. Lemmens, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-13,

121.; Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2013-14, 4 december

2013, nr. 5-2170/4, 41, 48-49, 62. 242

Art. 3, §4 Euthanasiewet 243

Art. 3, §2, °7, 4e lid Euthanasiewet

244 H. NYS, Recht en Bio-ethiek. Wegwijs voor mensen in de gezondheidszorg, Leuven, LannooCampus, 2010,

76.

245 Art. 375 BW; KINDERRECHTSWINKELS, De juridische positie van de minderjarige in de praktijk, Heule, UGA,

2002, 54-55. 246

De voogd wordt benoemd door de vrederechter. Deze kan door de ouders in een testament, of in een

verklaring voor de vrederechter of de notaris aangeduid worden. Wanneer de ouders niet van deze mogelijkheid

Page 56: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

53

echtscheiding of wanneer de ouders niet samenleven kan het voorkomen dat slecht één ouder de

wettelijke vertegenwoordiger is, namelijk wanneer door de rechter, het ouderlijk gezag exclusief aan

één ouder wordt toegewezen. Deze krijgt dan een volheid van bevoegdheid zowel met betrekking tot

de goederen als de persoon van de minderjarige.247

Strikt genomen zouden we hier dus kunnen stellen

dat enkel de bevoegde ouder zijn toestemming moet geven aangezien enkel deze ouder de wettelijke

vertegenwoordiger is.248

De andere ouder zou zich op grond van zijn recht van toezicht ‘in het belang

van de minderjarige’ wel tot de jeugdrechtbank kunnen wenden249

, maar gelet op de terminale toestand

van deze kinderen lijkt dit toch geen goede situatie. Of dit de bedoeling was van de wetgever valt te

betwijfelen en hoe dit in de praktijk uitwerking zal krijgen, valt gezien de zeer recente wetgeving nog

af te wachten. Misschien had een meer genuanceerde wet hier antwoorden kunnen bieden.

4.2.2 Palliatieve filter?

Een bijkomende voorwaarde die volgens sommigen in de wet moest worden ingebouwd is de

palliatieve filter.250

Ook naar aanleiding van de oorspronkelijke Euthanasiewet van 2002 gingen

hiervoor reeds stemmen op. Een palliatieve filter is een wettelijke verplichting om bij elke vraag naar

euthanasie een consultatie bij het palliatief team op te leggen. Dit met de bedoeling dat men de

mogelijkheden van de palliatieve zorg251

ook helemaal zou kennen.

Bij minderjarigen is het echter zo dat euthanasie enkel mogelijk is wanneer het kind terminaal is. De

ziekte moet dus binnen afzienbare tijd het overlijden tot gevolg hebben. In principe is palliatieve zorg

in deze situaties sowieso reeds aan de orde. Bovendien moet de arts de minderjarige ook goed

informeren over de mogelijkheden van de palliatieve zorg. De minderjarige moet immers met kennis

van zaken, een weloverwogen beslissing kunnen nemen. Dit is absoluut onmogelijk wanneer de

mogelijkheden van de palliatieve zorg niet werden besproken. Een palliatieve filter zou binnen deze

situatie dus eigenlijk geen meerwaarde bieden. Indien men de mogelijkheid tot euthanasie ook had

opengesteld voor minderjarigen die niet-terminaal zijn, dan had de palliatieve filter wel nut kunnen

hebben. In het huidig wettelijk kader zou dit een overbodige regel zijn.

4.2.3 Controle?

De Wijzigingswet heeft niets aan de controle op euthanasie veranderd. De procedure zoals deze geldt

voor meerderjarigen en ontvoogde minderjarigen geldt nu dus ook onverkort voor de

oordeelsbekwame minderjarigen. Zoals hoger uitgelegd werd is het de Federale Controle- en

gebruik hebben gemaakt wijst de vrederechter, rekening houdend met de belangen van het kind. De voogd moet

deze taak uiteraard ook aanvaarden. Art. 389-404 BW 247

Art. 376 BW 248

H. NYS, Recht en Bio-ethiek. Wegwijs voor mensen in de gezondheidszorg, Leuven, LannooCampus, 2010,

77.

249 Art. 376 BW

250 Wetsvoorstel (Y. BUYSSE et al.) tot invoering van een verplichte palliatieve filter in de wet van 28 mei 2002

betreffende de Euthanasie, Parl.St. Senaat 2012, nr. 5-1432

251 Palliatieve zorg voor kinderen wordt door de WHO als volgt gedefinieerd: De actieve, totale zorg voor

lichaam, psyche en geest van het kind en omvat tevens de ondersteuning van het gezin. Deze zorg begint vanaf

het moment dat de ziekte is gediagnosticeerd en wordt voortgezet, ongeacht of het kind voor zijn ziekte een

gerichte therapie krijgt. De zorgverleners moeten het lichamelijke, psychologische en sociale lijden van het kind

inventariseren en verlichten. Effectieve palliatieve zorg vereist een multidisciplinaire aanpak, waarbij ook het

gezin betrokken wordt, en maakt gebruik van alle beschikbare middelen van de gemeenschap; zelfs met beperkte

middelen kan de zorg met succes worden uitgevoerd. De zorg kan gegeven worden in ziekenhuizen en andere

gezondheidszorgvoorzieningen, maar evengoed bij kinderen thuis. STEERING COMMITTEE OF THE EACP TASK

FORCE ON PALLIATIVE CARE FOR CHILDREN AND ADOLESCENTS, “IMPaCCT: standards for paediatric palliative

care in Europe”, Eur. J. Pall. Care 2007, alf. 14(3), 109-114.

Page 57: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

54

Evaluatiecommissie Euthanasie die a posteriori toezicht uitoefent op de uitgevoerde euthanasie. Dit

doen ze aan de hand van een geanonimiseerd registratiedocument dat door de arts aan hen wordt

bezorgd. Hierin worden de verschillende zorgvuldigheideisen of voorwaarde besproken. Indien de

commissie met tweederde meerderheid beslist dat de voorwaarden niet werden nageleefd, dan zendt

zij het dossier door naar de procureur des Konings. Oordeelt commissie dat de voorwaarden wel

werden nageleefd, dan blijft het dossier zonder gevolg. In geval van twijfel kan de commissie, met

meerderheid beslissen om het eerste deel van het registratiedocument, hetwelke de identiteit van de

verschillende partijen bevat, te raadplegen. De commissie kan hierdoor aan de arts om bijkomende

inlichtingen verzoeken of gegevens uit het medische dossier opvragen.

De opmerking wordt soms gemaakt dat de controleprocedure in het kader van de Euthanasiewet te

zwak is en dat deze, zeker in het kader van euthanasie bij minderjarigen, had moeten worden

herzien.252

Zo wordt er bijvoorbeeld soms op gewezen dat de tweederde meerderheid die nodig is om

een dossier door te kunnen sturen naar de procureur des Konings, te hoog is. Sinds de start van de

Euthanasiewet werd immers nog geen enkel dossier doorgestuurd. Langs de andere kant zou dit

natuurlijk ook kunnen betekenen dat de artsen de opgelegde zorgvuldigheidsvoorwaarden weldegelijk

naleven en zouden we dus eigenlijk best tevreden moeten zijn.

Een beter punt van kritiek is deze die geuit wordt op de meldingsplicht.253

In de Euthanasiewet wordt

namelijk de verplichting opgelegd om de euthanasie binnen de vier werkdagen aan de commissie te

melden, maar aan deze verplichting wordt nergens expliciet een sanctie verbonden. Wel is het zo dat

een arts die de aangifteplicht niet naleeft zich eigenlijk schuldig maakt aan vergiftiging. De procedure

behoort immers tot de toepassingsvoorwaarden van de wet. Wanneer een arts deze niet naleeft, dan

valt hij buiten het toepassingsgebied van de Euthanasiewet en pleegt hij een misdrijf. Deze

strafbaarstelling is evenwel totaal niet proportioneel254

en is bovendien vaak niet echt duidelijk voor

artsen. Het is dan ook een realiteit dat niet elke euthanasie aan de FCEC wordt gemeld, zo bleek uit

een grootschalige sterfgevallenonderzoek dat in Vlaanderen werd gevoerd met betrekking tot de

overlijdens van 2002 tot 2007.255

Uit deze studie bleek dat in 2007 slechts 53 % van de

euthanasiegevallen werden gemeld aan de FCEC. Hiervan werd 83,1 % door Nederlandstalige artsen

gemeld. Over de jaren heen werd wel een stijging in het aantal meldingen vastgesteld. De redenen

voor het niet melden waren divers. In 77 % van de gevallen gaven de artsen aan dat ze hun handelen

niet als euthanasie bestempelden. De kennis van euthanasie bij artsen bleek toen toch de wensen over

te laten. We mogen hopen dat hier sindsdien, door de grotere aanvaarding en de opneming ervan in het

curriculum van geneeskundestudenten, toch een positieve verandering in is gekomen. Andere redenen

voor het niet melden van een euthanasie bleken onder andere te zijn de te grote administratieve

rompslomp (18 %), het mogelijks niet voldoen aan de zorgvuldigheidscriteria (12 %) en de vrees voor

een mogelijke juridische vervolging (2 %). Bovendien bleek dat bij de niet-gemelde gevallen het toch

252

H. Nys, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-13, 184.

Hand. Commissie voor de Justitie 2013-14, 7 februari 2014, nr. 53K3245/004, 22, 64.; Hand. Verenigde

Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2013-14, 4 december 2013, nr. 5-2170/4, 40,

46, 74-75, 82. 253

Zie C. BROCHIER, M. DE LOZE, E. DIESBACH EN E. MONTERO, “ Euthanasie in België: 10 jaar toepassing van

de wet van 28 mei 2002”, Themadossier Europees Instituut voor Bio-ethiek, oktober 2012, www.ieb-eib.org.

254 Naar alle waarschijnlijkheid zal het openbaar ministerie bij een loutere niet-naleving van de meldingsplicht

besluiten dat een vervolging voor vergiftiging niet opportuun is. 255

Grootschalige survey over houdingen en ervaringen omtrent euthanasie bij een representatieve steekproef van

artsen, onderdeel van het MELC-project (Monitoring the quality of End-of-Life Care in Flanders, Belgium),

MELC CONSORTIUM, Palliatieve zorg en euthanasie in België. Evaluatie van de praktijk en de wetten, Brussel,

ASP, 2011, 275-291.

Page 58: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

55

minder nauw genomen werd met de zorgvuldigheidseisen die door de Euthanasiewet worden

opgelegd. Zo bleek bijvoorbeeld het schriftelijk verzoek in de meeste gevallen te ontbreken. Uit deze

studie mogen we toch afleiden dat het ontbreken van een echte meldingsplicht voor artsen een zekere

afbreuk doet aan de Euthanasiewet en een echte controle in de weg staat. Uit een evaluatieonderzoek

van de Euthanasiewet in Nederland is bovendien reeds het effect gebleken van een echte

meldingsplicht. Het meldingspercentage werd in Nederland, in 2010, geschat op 92%.256

Het had

daarom misschien nuttig geweest om bij de wijziging van onze Belgische Euthanasiewet meteen ook

een specifieke sanctie te verbinden aan het niet melden van een euthanasie. Hierbij moet niet meteen

gedacht worden aan een strafrechtelijke, maar veeleer aan een tuchtrechtelijke sanctie. Ook een

administratieve sanctie zou een optie kunnen zijn zoals voorgesteld wordt in wetsvoorstel 5-1935/1

van Elke Sleurs.257

Hoewel nuttig werd er voorlopig dus geen specifieke sanctie in de Euthanasiewet

ingevoerd. Misschien dat men hier, naar aanleiding van de andere wetsvoorstellen wel nog werk van

maakt. De toekomst zal het uitwijzen.

In plaats van de huidige controle aan te passen zou men er misschien ook voor kunnen kiezen een

andere controle in te voeren. Een euthanasie is immers onomkeerbaar. Eens uitgevoerd kan men het

kind onmogelijk nog terugbrengen. Men zou er daarom voor kunnen kiezen een a priori controle in te

voeren. 258

Men zou een procedure kunnen invoeren waar een deskundigencollege of een rechtbank

moet oordelen of een euthanasie aan de voorwaarden voldoet alvorens deze mag uitgevoerd worden.

In het kader van de huidige Euthanasiewet lijkt dit voor minderjarigen evenwel geen optie. Eerst en

vooral is er de stress die dergelijke procedure met zich zou meebrengen. Een euthanasievraag is op

zich reeds belastend genoeg voor zowel de ouders als het kind. Bovendien spreken in de huidige

euthanasieprocedure reeds meerdere medische deskundigen zich uit over de situatie. Op zich is dit

eigenlijk al een a priori controle. Men zou hier terecht kunnen opmerken dat men vreest voor een

gebrek aan onafhankelijkheid van de artsen. De Euthanasiewet legt wel de voorwaarde op dat de

artsen onafhankelijk moeten zijn, maar door de geanonimiseerde registratiedocumenten kan deze

onafhankelijkheid meestal niet gecontroleerd worden. Enkel wanneer men in de commissie de

anonimiteit opheft kan men tot een volledige controle overgaan. Wetende dat deze anonimiteit werd

ingevoerd om de meldingsbereidheid bij artsen te vergroten en dat deze nog steeds ondermaats scoort,

zou men er evengoed voor kunnen kiezen om een sanctie aan de meldingsplicht te verbinden en de

anonimiteit van de artsen op te heffen. Dit probleem zou dus veel eenvoudiger opgelost kunnen

worden dan door de invoering van een externe a priori controle en dit zonder dat men de minderjarige

of zijn ouders hierdoor bijkomende stress zou bezorgen. Het lijkt daarom een onnodige belasting

indien ook nog een extern college zich over deze uiterst delicate kwestie zou moeten uitspreken. Ten

tweede is dergelijke procedure niet wenselijk omdat een euthanasie enkel uitgevoerd kan worden bij

terminale minderjarigen. Het is dus mogelijk dat een kind nog maar enkele dagen te leven heeft

wanneer het om euthanasie verzoekt. Een extra controle vooraf zou in dit geval het lijden van het kind

enkel rekken en een euthanasie misschien zelfs onmogelijk maken.

256

A. VAN DER HEIDE, E. GEIJTEMAN, J. LEGEMAATE, B. ONWUTEAKA-PHILIPSEN, E. BOLT, I. BOLT, H. VAN

DELDEN, M. SNIJDEWIND, D. WILLEMS en D. VAN TOL, Tweede evaluatie Wet toetsing levensbeëindiging op

verzoek en hulp bij zelfdoding, Den Haag, ZonMW, 2012, 232. 257

Wetsvoorstel (E. SLEURS et al.) tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie teneinde

een administratieve geldboete in te voeren ten aanzien van de arts die de aangifteplicht niet naleeft, Parl.St.

Senaat 2012-13, nr. 5-1935/1. 258

E. DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 173-174.

Page 59: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

56

4.3 Wilsverklaring euthanasie259

Bij het opstellen van de nieuwe wet heeft men ervoor gekozen om de wilsverklaring euthanasie niet

mogelijk te maken voor niet-ontvoogde minderjarigen. Een niet-ontvoogde minderjarige kan dus niet

vooraf bepalen dat zijn leven beëindigd mag worden indien hij in een toestand van onomkeerbare

coma of permanent vegetatieve toestand terecht zou komen door bijvoorbeeld een auto-ongeluk.

Hoewel van deze mogelijkheid wellicht niet veel gebruik zou worden gemaakt, is deze beperking toch

wat vreemd. Op grond van de Wet Patiëntenrechten kan een minderjarige, die tot een redelijke

beoordeling van zijn belangen in staat kan worden geacht, immers wel een voorafgaande negatieve

wilsverklaring opstellen. Deze mogelijkheid volgt uit de bevoegdheid die aan de wilsbekwame

minderjarige wordt gegeven om alle patiëntenrechten zelf en zelfstandig uit te oefenen. Hierdoor zou

een wilsbekwame minderjarige dus kunnen bepalen dat wanneer hij in een coma terecht komt, geen

verdere levensverlengende behandelingen worden uitgevoerd. Zo kan men weigeren dat men in dit

geval nog kunstmatig beademd zou worden of dat men nog vocht of voedsel zou toedienen. Eigenlijk

kiest men er in dit geval ook voor om te sterven. Het enige verschil is dat het hier gaat om de

weigering van een behandeling en niet om het stellen van een levensbeëindigende handeling.

Bovendien gaat de negatieve wilsverklaring zelfs nog een stap verder. Een negatieve wilsverklaring

geldt immers voor elke vorm van onomkeerbare wilsonbekwaamheid. Ook in geval van een zwaar

hersenletsel dat blijvende wilsonbekwaamheid tot gevolg heeft kan deze wilsverklaring dus uitwerking

krijgen. Een wilsverklaring euthanasie kan daarentegen enkel in geval van een onomkeerbare coma of

permanent vegetatieve toestand. Ook de wilsverklaring euthanasie had men dus eigenlijk wel voor

minderjarigen mogelijk kunnen maken.

De vraag die in dit geval rijst is hoe men kan controleren of de minderjarige wel wilsbekwaam was ten

tijde van de opstelling van de wilsverklaring. In het kader van de Wet Patiëntenrechten is het de arts

die zich moet vergewissen van de wilsbekwaamheid van de patiënt. Om dit te kunnen beoordelen zal

hij reeds bij de opstelling van de wilsverklaring moeten zijn betrokken of zal hij reeds op de hoogte

moeten geweest zijn van de situatie van de minderjarige ten tijde van de opstelling.260

Ook de ouders,

het patiëntendossier, getuigen en de huisarts zouden hier waardevolle informatie voor kunnen

verstrekken. Ook bij een wilsverklaring euthanasie zou men dit eenvoudig kunnen garanderen door

een arts getuige te laten zijn van de opstelling van de wilsverklaring. Er zou kunnen geopperd worden

dat de Euthanasiewet vereist dat de oordeelsbekwaamheid vastgesteld wordt door een psychiater of

psycholoog en niet door een huisarts. Moet deze deskundige dan ook niet bij de opstelling van de

wilsverklaring aanwezig zijn? Dit lijkt wat te drastisch. Een wilsverklaring euthanasie geldt immers

enkel voor een onomkeerbare coma of een permanent vegetatieve toestand. Enige beterschap is hier

dus niet aan de orde.

259

Zie E. DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 891.;

C. Lemmens, Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-13, 122.;

C. LEMMENS, Juridische aspecten van voorafgaande wilsverklaringen rond het levenseinde, Mortsel, Intersentia,

2013, 202-203.

260 C. LEMMENS, Juridische aspecten van voorafgaande wilsverklaringen rond het levenseinde, Mortsel,

Intersentia, 2013, 202-203, nr. 264.

Page 60: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

57

Hoofdstuk 5 Onbekwame minderjarigen261

Ook al werd de wet uitgebreid naar oordeelsbekwame minderjarigen, toch zijn er nog steeds

minderjarigen die uit de boot vallen. Kinderen die niet oordeelsbekwaam of wilsbekwaam worden

bevonden kunnen zich nog steeds niet op de Euthanasiewet beroepen. Aangezien de

levenseindeproblematiek bij deze minderjarigen enorm complex is en een uitgebreide bespreking ons

te ver zou leiden, halen we hier enkel kort de problemen aan.

Oordeelsonbekwame minderjarigen vallen niet binnen het toepassingsgebied van de Euthanasiewet en

sterker nog, ze zullen er ook nooit onder kunnen vallen. Deze wet kan onmogelijk uitgebreid worden

naar onbekwame minderjarigen. Euthanasie is immers het opzettelijk levensbeëindigend handelen

door een andere dan de betrokkene, op diens verzoek. De minderjarige patiënt moet zelf om de

euthanasie verzoeken en het uiten van een geldig verzoek vereist de nodige wilsbekwaamheid.

Wilsonbekwame of oordeelsonbekwame minderjarigen komen bijgevolg nooit in aanmerking voor een

euthanasie omdat ze niet over de nodige bekwaamheid beschikken. De Euthanasiewet zal dus nooit tot

deze categorie uitgebreid kunnen worden. Dit neemt echter niet weg dat ook deze kinderen ondraaglijk

kunnen lijden en dat ook bij deze categorie van minderjarigen soms levenseindebeslissingen moeten

worden genomen, waaronder ook de opzettelijke levensbeëindiging zonder verzoek.

Dit probleem situeert zich voornamelijk in de categorie van de pasgeborenen. Studies hebben

aangetoond dat bij het overlijden van pasgeborenen vaak levenseindebeslissingen genomen worden.

Zo werd in de periode tussen augustus 1999 en juli 2000 in Vlaanderen 57% van alle onderzochte

overlijdens van baby’s jonger dan 1 jaar voorafgegaan door een levenseindebeslissing. 69 % van deze

beslissingen werd genomen met de bedoeling het leven te verkorten of te beëindigen. De meerderheid

van deze beslissingen (60%) betrof het niet starten of stoppen van een behandeling, bij 28% werden

pijn- en symptoombestrijding toegepast in doses met een mogelijks levensverkortend effect en bij 12%

werd zelfs expliciet levensbeëindigend gehandeld door het toedienen van letale middelen.262

Deze

cijfers dateren van vóór de Euthanasiewet, uit een periode waarin euthanasie nog grotendeels taboe

was, en toch werd toen reeds door kinderartsen in bepaalde gevallen de beslissing genomen om het

leven van de pasgeborene opzettelijk te beëindigen.

De nood om in bepaalde gevallen levensbeëindigend te handelen was er vroeger reeds en zal enkel nog

vergroten. De medische kennis en de technologische mogelijkheden gaan er steeds op vooruit.

Extreme prematuren of pasgeborenen met levensbedreigende aandoeningen, die vroeger gewoon geen

kans op overleven hadden, kunnen nu worden “gered”. Maar is een initieel levensverlengende

medische interventie wel verantwoord als deze pasgeborene binnen korte tijd zal sterven, welke

behandeling ook toegepast zal worden; of als deze pasgeborene een leven vol pijn tegemoet gaat? In

261

Zie M.J.I.J. ALBERS, M.C. DE VRIES, A.Y.N. SCHOUTEN- VAN MEETEREN, M.H.H.B.M. VAN DER HOEVEN,

J.B. VAN GOUDOEVER en A.A.E. VERHAGEN, “ Uitzichtloos en ondraaglijk lijden en actieve levensbeëindiging

bij pasgeborenen”, Ned Tijdschr Geneeskd. 2007, afl. 151, 1474-1477.; A. BOOD, “Levensbeëindiging bij

pasgeborenen. De uitdaging voor de centrale deskundigencommissie”, NJB 2007, afl. 36, 2288-2295.; G.

CORNELIS (ed.), Een zijden draadje. Kinderen, jongeren en beslissingen rond het levenseinde, Brussel, ASP,

2010, 191p.; K. DE BRUYNE, P. DE DEYN en W. DISTELMANS, Op weg naar een goede dood, Tielt, Lannoo, 2013,

121, 127-128.; E. DELBEKE, Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia,

2012, 969-1005.; H. LEENEN, “Actieve levensbeëindiging bij een ernstig gehandicapte baby”, NJB 1995, afl. 23,

851-852.

262 CORNELIS, G. (ed.), Een zijden draadje. Kinderen, jongeren en beslissingen rond het levenseinde, Brussel,

ASP, 2010, 40-41.; PROVOOST, V., COOLS, F., MORTIER, F., et al (2005) Medical end-of-life decisions in

neonates and infants in Flanders, Lancet, 2005 Apr 9; 365(9467):1315-20.

Page 61: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

58

deze gevallen kan het, zowel voor de ouders als voor het kind, wenselijk zijn om deze lijdensweg

voortijdig te beëindigen.

Kinderartsen kunnen op heden enkel levensbeëindigend handelen door zich te beroepen op de

noodtoestand als rechtvaardigingsgrond. Enige verdere wettelijke bescherming ontbreekt. Men zal

bewust voorrang geven aan het “hogere” rechtsgoed, ook al moet de strafwet hiervoor worden

geschonden.263

Bij de levensbeëindiging van onbekwame minderjarigen gaat het om een conflict

tussen de plicht om het leven van de patiënt te behouden en de plicht om de patiënt van zijn

ondraaglijk lijden te verlossen. Deze situatie is echter niet ideaal. Het is een situatie die leidt tot grote

onzekerheid en terughoudendheid bij artsen. Logisch, aangezien men nooit zeker kan zijn of de rechter

de noodtoestand zal aanvaarden voor de levensbeëindiging van een minderjarige. Deze onzekerheid

leidt ertoe dat artsen soms niet levensbeëindigend durven handelen, terwijl dit eigenlijk in bepaalde

situatie wel toelaatbaar zou zijn. Hierdoor wordt door artsen vaak gebruik gemaakt van palliatieve

sedatie om het kind tot aan zijn overlijden ‘pijnvrij’ te houden.264

Maar zoals we hoger gezien hebben

is dit niet altijd een goede oplossing.265

Ook het disproportioneel opdrijven van pijnbestrijding wordt

soms als alternatief gehanteerd. Het komt natuurlijker en humaner over, maar uiteindelijk gaat het hier

juridisch gezien ook om levensbeëindiging. En als artsen dan wel al levensbeëindigend durven

handelen, dan gebeurt dit vaak achter gesloten deuren.

Het is een situatie die zowel voor de arts, voor het lijdende kind, als voor ouders weinig oplossingen

biedt. Een beter beleid hierrond, een beter kader waarbinnen levensbeëindigend gehandeld mag

worden bij onbekwame minderjarigen kan daarom wenselijk zijn. Een duidelijke regeling zou meer

transparantie bieden en zou de terughoudendheid bij artsen kunnen wegnemen in situaties waar

levensbeëindiging echt gerechtvaardigd en gewenst is.

Zo kan men een voorbeeld nemen aan Nederland. Daar namen de neonatologen van het UZ Groningen

het initiatief om samen met de procureur-generaal en het ministerie van justitie een protocol266

uit te

werken dat, indien het nageleefd wordt, ervoor zorgt dat artsen, die het leven beëindigen van

wilsonbekwame minderjarigen, niet vervolgd kunnen worden. Zo hebben ze geprobeerd meer

rechtszekerheid te creëren voor artsen die met dergelijke situaties geconfronteerd worden. Dit is

misschien een denkpiste die ook in België mogelijkheden zou kunnen bieden.

Hoofdstuk 6 Besluit Tot voor kort was euthanasie enkel mogelijk voor meerderjarigen en ontvoogde minderjarigen. Niet-

ontvoogde minderjarigen vielen buiten het toepassingsgebied van de wet. Een arts die een ‘euthanasie’

pleegde op een minderjarige maakte zich schuldig aan vergiftiging en kon enkel aan een bestraffing

ontsnappen indien hij zich op de noodtoestand kon beroepen. De Wijzigingswet van 28 februari 2014

heeft hier verandering in gebracht. Ook oordeelsbekwame minderjarigen kunnen nu, indien ze aan

bepaalde voorwaarden voldoen, om een euthanasie verzoeken.

Maar was deze uitbreiding nu eigenlijk wel noodzakelijk? Hoewel dit door de tegenstanders van de

wetsuitbreiding soms ontkent wordt, bestond er dus wel degelijk een leemte in de oorspronkelijke

263

C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, Strafprocesrecht & Internationaal Strafrecht in hoofdlijnen, Antwerpen,

Maklu, 2006, 530

264 B. SIFFER, “Het leven is een feest!”, Het vrije woord, 2013, afl. 4, 34-35.

265 Deel IV, Hoofdstuk 1, 1.3.

266Protocol actieve levensbeëindiging bij pasgeborenen met een ernstige aandoening, 23 juni 2005. Het protocol

wordt ook wel het Gronings Protocol of het Groningenprotocol genoemd.

Page 62: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

59

Euthanasiewet. Hoewel er mogelijkheden bestonden om het euthanasieverbod te omzeilen, bleken

deze opties niet steeds ideaal te zijn. De ontvoogding kan pas vanaf 15 jaar, zou een lange procedure

vereisen en biedt weinig zekerheid aangezien men volledig afhankelijk is van de visie van de rechter.

Ook de noodtoestand houdt gezien de a posteriori beoordeling een te grote onzekerheid in voor de arts

die de euthanasie uitvoert. En ook de continue diepe sedatie kan voor sommigen tekortschieten. De

uitvoering is niet steeds gemakkelijk en voor de ouders is het wachten op het overlijden en het zien

van de doodstrijd van hun kind psychisch zeer zwaar.

Van deze leemte is sinds maart 2014 geen sprake meer. De Euthanasiewet bepaalt nu dat een arts die

euthanasie toepast, ook geen misdrijf pleegt wanneer hij er zich van heeft verzekerd dat de

minderjarige patiënt die oordeelsbekwaam is, zich in een medisch uitzichtloze toestand bevindt van

aanhoudend en ondraaglijk fysiek lijden dat niet gelenigd kan worden en dat binnen afzienbare termijn

het overlijden tot gevolg heeft, en dat het gevolg is van een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of

ziekte veroorzaakte aandoening.

Het toepassingsgebied werd voor minderjarigen dus eigenlijk verkleind. Zo werd het louter psychisch

lijden, in tegenstelling tot bij meerderjarigen en ontvoogde minderjarigen, niet in de wet opgenomen.

Hiermee samenhangend heeft de wetgever ervoor gekozen euthanasie enkel open te stellen voor

terminale minderjarigen. Minderjarigen die niet binnen afzienbare tijd overlijden vallen niet onder de

Euthanasiewet. Deze beperking is er gekomen vanuit enerzijds de ethische moeilijkheid en anderzijds

de vrees dat depressieve en verwarde minderjarigen massaal om euthanasie zouden vragen. Sommigen

vonden deze mogelijkheid moeilijk verzoenbaar met de massale campagnes tegens suïcide. Dr.

Thienpont wees er op dat dit nochtans een opening naar dialoog zou kunnen betekenen. Bovendien is

het ook niet omdat het recht bestaat dat men er gebruik moet van maken. Dit is ook gebleken uit de

beperkte toepassing bij meerderjarigen. Bovendien biedt de vereiste dat het lijden veroorzaakt moet

zijn door een ernstige en ongeneeslijke aandoening de garantie dat men niet in een depressieve bui een

euthanasie kan laten uitvoeren. Hoewel het dus misschien wel een doenbare optie was geweest heerste

er vrij snel een zekere eensgezindheid in het parlement. Een euthanasie bij niet-terminale

minderjarigen en in geval van louter psychisch lijden was te ‘gevaarlijk’.

Euthanasie werd voor minderjarigen beperkt tot deze met oordeelsbekwaamheid. Na lang discussiëren

heeft men ervoor gekozen toch van die leeftijdsgrens af te stappen en te kiezen voor deze minder

rechtszekere, doch meer geïndividualiseerde benadering. Spijtig is evenwel dat het begrip

‘oordeelsbekwaamheid’ nergens in de wet gedefinieerd wordt. Uit de voorbereidende handelingen

hebben we kunnen afleiden dat de oordeelsbekwaamheid eigenlijk overeenkomt met de

wilsbekwaamheid. Een minderjarige moet in staat zijn om zijn eigen situatie ten volle te begrijpen en

te beoordelen en op autonome wijze, met in acht neming van de voor- en nadelen en de gevolgen, een

beslissing te nemen en tot uiting te brengen. Deze oordeelsbekwaamheid moet vastgesteld worden

door een kinder- en jeugdpsychiater of een psycholoog. Deze houdt bij zijn beoordeling rekening met

de taakspecificiteit van de oordeelsbekwaamheid, de leeftijd en de ziekte-ervaring. Men zal moeten

uitgaan van een totaal beeld, waarbij rekening gehouden moet worden van de emotionele en

intellectuele ontwikkeling, de persoonlijkheid, de geestelijke toestand, het familiaal en sociaal milieu,

de draagkracht, … Dit is alles behalve een eenvoudige opdracht wat ook de keuze voor een specifieke

deskundige verklaart.

Op deze beoordeling werden echter een aantal punten van kritiek geuit. Zo werd als eerste bekritiseerd

dat het advies van deze deskundige opnieuw niet bindend is. Gelet op de deontologische code van

artsen en de alarmbel die een negatief advies zou doen rinkelen bij de FCEC, lijkt het echter niet

noodzakelijk dit advies bindend te maken. Een tweede punt van kritiek betrof de beoordeling door de

Page 63: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

60

psycholoog. Deze zou volgens sommigen niet bekwaam zijn de oordeelsbekwaamheid van

minderjarigen te beoordelen. Ook deze kritiek is echter overbodig. Wanneer een psycholoog van

mening is niet in staat te zijn de oordeelsbekwaamheid te beoordelen dan moet hij, op grond van zijn

deontologische code, deze opdracht weigeren. Als laatste vroegen we ons af of een beoordeling door

één deskundige wel voldoende is. We besloten van wel aangezien in de praktijk de facto een

multidisciplinair overleg zal plaatsvinden. De arts is immers verplicht het verpleegkundig team te

raadplegen. En bovendien is het advies niet bindend hetgeen impliceert dat een arts, of hij nu één of

vijf deskundigen raadpleegt, toch een euthanasie kan uitvoeren.

De procedurele voorwaarden zoals deze onder de oorspronkelijke Euthanasiewet reeds bestonden zijn

sinds de wetswijziging ook op oordeelsbekwame minderjarigen van toepassing. Zo moet ook hier

bijvoorbeeld de arts de minderjarige, in verstaanbare taal, informeren en moet een tweede arts

geconsulteerd worden om de ernstige en ongeneeslijke aard van de aandoening en het aanhoudend,

ondraaglijk, niet te lenigen fysiek lijden dat aan de grondslag van het euthanasieverzoek van de

minderjarige ligt te bevestigen. De arts kan ook bij minderjarigen zelf nog bijkomende voorwaarden

opleggen om tot de uitvoering van een euthanasie te willen overgaan.

Naast deze voor elk verzoek geldende procedurele voorwaarden werden er voor minderjarigen nog een

aantal extra garanties ingebouwd in de wet. Het blijven immers minderjarigen en men heeft steeds de

neiging deze toch wat meer te gaan beschermen. Zo wordt in eerste instantie vereist dat de

oordeelsbekwaamheid wordt vastgesteld door een kinder- en jeugdpsychiater of een psycholoog. De

problemen hierrond werden reeds aangehaald. Daarnaast werd ook voorzien in een extra vorm van

hulpverlening. De arts moet nadat hij het verzoek van de patiënt heeft behandeld, aan de betrokkenen

de mogelijkheid van psychologische bijstand voorzien.

Als laatste was er de discussie omtrent de wettelijke vertegenwoordigers. Hoewel men de lijn van de

Wet Patiëntenrechten had kunnen doortrekken en de minderjarige, eens de oordeelsbekwaamheid was

vastgesteld, zelfstandig had kunnen laten beslissen, heeft men er, vanuit opportuniteitsoverwegingen,

voor gekozen dit niet te doen. De instemming van de ouders moet op schrift worden gesteld en moet

bovendien gecontroleerd worden door de behandelende arts. Er moet wel een punt van kritiek op deze

vereiste geuit worden. Strikt genomen zou slechts één ouder met de euthanasie moeten instemmen

wanneer het gezag enkel aan deze persoon werd toegewezen. Of dit de bedoeling van de wetgever was

kan betwijfeld worden. Een meer genuanceerde wetgeving had met betrekking tot deze voorwaarde

misschien beter geweest.

Had men nog extra procedurele garanties kunnen of moeten inbouwen?

Sommigen pleitten voor het opleggen van een verplichte consultatie bij een palliatief team, een

zogenaamde palliatieve filter. Deze bleek uit bovenstaande analyse echter niet echt nuttig te zijn.

Aangezien terminale kinderen in principe reeds palliatieve zorgen krijgen en een arts verplicht is de

minderjarige over de mogelijkheid van palliatieve zorg in te lichten, zou deze procedure niet echt een

meerwaarde kunnen bieden.

Ook de controleprocedure werd bekritiseerd en moest misschien verstrengd worden, zeker in het kader

van de euthanasie bij minderjarigen. Misschien moest men een a priori controle invoeren voor

minderjaren. Een euthanasie is immers onomkeerbaar. In het kader van de huidige Euthanasiewet

bleek dit voor minderjarigen evenwel een onnodige verzwaring van de procedure en onnodige extra

stress voor de minderjarige verzoeker en zijn ouders. Bovendien zou een bijkomende externe controle

Page 64: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

61

vooraf het lijden van het kind enkel rekken en een euthanasie misschien zelfs onmogelijk maken,

aangezien enkel terminale kinderen om een euthanasie kunnen verzoeken.

Een betere controle zou wel kunnen verzekerd worden door expliciet een sanctie te verbinden aan het

niet naleven van de meldingsplicht door de arts. Uit onderzoek is immers gebleken dat artsen een

euthanasie niet altijd melden en dat men het in deze gevallen ook niet zo nauw neemt met de

zorgvuldigheidsvereisten. Het ontbreken van een echte meldingsplicht voor artsen blijkt dus toch een

zekere afbreuk te doen aan de Euthanasiewet. We kunnen momenteel dus eigenlijk moeilijk over een

‘echte’ controle spreken. De commissie mag nog zo grondig alle dossiers bestuderen, wanneer men

geen weet heeft van een euthanasie kan men onmogelijk een controle gaan uitvoeren. De

wetsuitbreiding was dus misschien een goed moment om ook dit probleem aan te pakken en een

administratieve of tuchtrechtelijke sanctie in te voeren. Misschien dat men hier in de toekomst, in het

kader van andere wetsvoorstellen rond euthanasie, wel nog werk van maakt.

Een laatste punt van kritiek betreft het niet open stellen van de wilsverklaring euthanasie. We hebben

immers kunnen vaststellen dat een minderjarige in het kader van de Wet Patiëntenrechten wel een

negatieve wilsverklaring kan opstellen ondanks dat deze eigenlijk een veel ruimer toepassingsgebied

heeft. Het niet mogelijk maken van deze wilsverklaring is dus een beetje vreemd. Van de

wilsbekwaamheid op het moment van de opstelling zou men zich eenvoudig kunnen verzekeren door

de verplichting in te voeren een arts hiervan getuige te laten zijn.

Aan de hand van bovenstaande analyse kunnen we besluiten dat er heel wat werk in de wetswijziging

is gestoken. En hoewel de wet niet perfect te noemen is mag ze wel positief onthaald worden. Er was

wel degelijk een gebrek in de oorspronkelijke Euthanasiewet en dit heeft men nu op weloverwogen

wijze weggewerkt. Hoe de wet in de praktijk uitwerking zal krijgen valt uiteraard nog af te wachten.

Page 65: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

62

DEEL V Rechtsvergelijking: euthanasie bij minderjarigen in

Nederland We beëindigen deze masterproef door een blik te werpen op onze noorderburen. Hoewel België het

eerste land is dat euthanasie bij minderjarigen mogelijk heeft gemaakt zonder hierbij een leeftijdgrens

in te voeren, was Nederland het allereerste land dat euthanasie ook voor minderjarigen regelde. In

Nederland bestaat de mogelijkheid van euthanasie bij minderjarigen reeds sinds april 2002. Deze werd

tegelijkertijd met de euthanasie voor volwassenen in een wet gegoten. In dit deel gaan we na hoe de

euthanasie bij minderjarigen in Nederland wordt geregeld. We proberen hierbij steeds een vergelijking

te maken met de Belgische Euthanasiewet. Vervolgens gaan we na of de wet met betrekking tot

minderjarigen ondertussen reeds zijn nut heeft gekend en hoe de ervaringen met deze wet waren. We

sluiten dit deel af met een evaluatie van euthanasie bij minderjarigen in Nederland. Zijn er punten van

kritiek die ook wij in beschouwing hadden moeten nemen?

Hoofdstuk 1 Wet Toetsing Levensbeëindiging Euthanasie wordt in Nederland geregeld door de wet van 12 april 2001 houdende toetsing van

levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding en wijziging van het Wetboek van Strafrecht en

van de Wet op de lijkbezorging.267

Deze wet trad in werking op 1 april 2002. Het principe van de

Nederlandse Wet Toetsing Levensbeëindiging en de Belgische Euthanasiewet zijn dezelfde.

Opzettelijke levensbeëindiging door een arts, op verzoek van de betrokkene is niet strafbaar indien de

door de wet opgelegde voorwaarden of zorgvuldigheidseisen worden nageleefd.

In Nederland werd hiervoor een specifieke bepaling ingevoerd in het Wetboek van Strafrecht. Artikel

293 stelt strafbaar ‘hij die opzettelijk het leven van een ander op diens uitdrukkelijk en ernstig

verlangen beëindigt’. Hierop wordt evenwel onmiddellijk een strafuitsluitingsgrond voorzien.268

“Indien het genoemde feit is begaan door een arts die daarbij voldoet aan de zorgvuldigheidseisen,

bedoeld in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding en

hiervan mededeling doet aan de gemeentelijke lijkschouwer overeenkomstig artikel 7, tweede lid, van

de Wet op de lijkbezorging269

, dan is dit niet strafbaar”. De Strafbaarstelling in Nederland is in België

toch wat milder. In België riskeert een arts die het leven van een patiënt op diens verzoek beëindigd,

zonder hierbij de zorgvuldigheidseisen na te leven, vervolgd te worden voor vergiftiging. De

strafrechter kan hierbij rekening houden met het verzoek van de patiënt als verzachtende

omstandigheid, maar is hier geenszins toe verplicht. In Nederland is dit evenwel anders. Voor

opzettelijke levensbeëindiging op verzoek werd immers een aparte strafbepaling ingevoerd waarin in

een minder zware straf wordt voorzien dan bij opzettelijke levensbeëindiging zonder verzoek. Moord

is in Nederland strafbaar met levenslange opsluiting of levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van

ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie.270

Opzettelijke levensbeëindiging op

verzoek kan op grond van artikel 293 gestraft worden met een gevangenisstraf van ten hoogste twaalf

jaren of geldboete van de vijfde categorie. De Nederlandse Strafwet lijkt dus iets milder te zijn dan de

onze.

267

Wet 12 april 2001 houdende toetsing van levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding en wijziging

van het Wetboek van Strafrecht en van de Wet op de lijkbezorging, Stb. 2001, 194. (hierna Wet Toetsing

Levensbeëindiging) 268

M. BUIJSEN, “De Euthanasiewet geëvalueerd: enkele kritische kanttekeningen”, AA 2007, afl. 9, 669-672. 269

Wet 7 maart 1991 houdende nieuwe bepalingen inzake de lijkbezorging, Stb. 1991, 133. (Hierna Wet op de

lijkbezorging)

270 Art. 289 Wetboek van Strafrecht

Page 66: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

63

In Nederland wordt niet enkel voor euthanasie in een strafuitsluitingsgrond voorzien door de Wet

Toetsing Levensbeëindiging. Ook hulp bij zelfdoding werd in Nederland, mits de naleving van de

zorgvuldigheidseisen, toelaatbaar. Artikel 294 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt: ‘Hij die

opzettelijk een ander bij zelfdoding behulpzaam is of hem de middelen daartoe verschaft, wordt,

indien de zelfdoding volgt, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete

van de vierde categorie. Artikel 293, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing. Indien dus een

arts, met inachtneming van de zorgvuldigheidseisen van de Wet Toesting Levensbeëindiging, een

patiënt hulp verleent bij zijn zelfdoding, dan is deze arts niet strafbaar.

Hoofdstuk 2 Euthanasie bij minderjarigen271 In Nederland kunnen zowel meerderjarigen als bepaalde categorieën van minderjarigen een euthanasie

laten uitvoeren. Bij de uitvoering van een euthanasie wordt hier eigenlijk geen onderscheid gemaakt of

het nu meerder- of minderjarigen betreft. De zorgvuldigheidseisen die door de arts moeten nageleefd

worden om op de strafuitsluitingsgrond te kunnen beroepen zijn voor meerder-en minderjarigen exact

dezelfde. In het kader van deze masterproef vertrekken we bij de bespreking van de Nederlandse Wet

Toetsing Levensbeëindiging van de euthanasie bij minderjarigen. De meerderjarigen laten we hier

buiten beschouwing. We gaan eerst na welke minderjarigen om euthanasie kunnen verzoeken en

welke vereisten worden gesteld aan dit verzoek. Nadien gaan we bekijken welke voorwaarden de arts

moet naleven om een euthanasie te mogen uitvoeren. We maken hierbij ook steeds de vergelijking met

België. Ook de wilsverklaring euthanasie en de controle krijgen hier een woordje uitleg.

2.1 Hoedanigheid

In tegenstelling tot België vertrekt men in Nederland wel van een leeftijdsgrens voor minderjarigen.

Zo worden de minderjarigen die om een euthanasie kunnen verzoeken onderverdeeld in twee

categorieën: de minderjarigen ouder dan 16 jaar en de minderjarigen tussen 12 en 16 jaar. Hiermee ligt

de Wet Toetsing Levensbeëindiging in het verlengde van de Wet op de geneeskundige

behandelingsovereenkomst272

, de Nederlandse Wet Patiëntenrechten, waar dezelfde

leeftijdscategorieën worden gehanteerd. Hoe ouder de minderjarige, hoe groter de autonomie die aan

hem wordt toegekend. Het bereiken van deze leeftijdsgrens is evenwel niet de enige vereiste die in de

Wet Toetsing Levensbeëindiging wordt gesteld. De minderjarige moet tot een redelijke waardering

van zijn belangen terzake in staat worden geacht. Deze omschrijving kunnen we herkennen uit onze

Wet Patiëntenrechten waar een gelijkaardige bewoording wordt gehanteerd. De minderjarige moet dus

ook wilsbekwaam of oordeelsbekwaam zijn om een euthanasie te kunnen verzoeken.

Wanneer een minderjarige in Nederland de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, dan beschikt hij in het

kader van een euthanasie over de grootste beslissingsbevoegdheid. Deze minderjarige kan, indien hij

wilsbekwaam is, zelfstandig over een euthanasie beslissen. De ouders of zijn voogd moeten verplicht

bij de besluitvorming worden betrokken maar het is uiteindelijk de minderjarige die de beslissing

neemt. Nederland gaat hierin dus een stap verder dan België. Bij ons moeten de ouders immers,

ongeacht de leeftijd van de minderjarige, steeds hun toestemming geven. Zonder deze toestemming

kan een euthanasie niet uitgevoerd worden.

271

Zie J. LEGEMAATE, “Euthanasiewetgeving: een vergelijking tussen Nederland en België” in M. COSIJNS (ed.),

De euthanasiewet doorgelicht, Mechelen, Kluwer, 2003, 185-192.; H. NYS, “Euthanasie bij kinderen naar

Belgisch recht”, TJK 2009, afl. 4-5, 278.

272 Wet 17 november 1994 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten in verband met de

opneming van bepalingen omtrent de overeenkomst tot het verrichten van handelingen op het gebied van de

geneeskunst, Stb. 1994, 837.

Page 67: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

64

Wanneer een minderjarige de leeftijd van 16 jaar nog niet heeft bereikt is de situatie evenwel anders.

Een minderjarige die tussen de 12 en 16 jaar oud is kan om een euthanasie verzoeken, maar aan dit

verzoek kan enkel gevolg worden gegeven indien de ouders of respectievelijk de voogd met deze

euthanasie instemmen. Ook hier wordt opnieuw vereist dat de minderjarige wilsbekwaam is. Deze

situatie is dus eigenlijk, los van de wijze van vaststelling van wilsbekwaamheid, vergelijkbaar met de

Belgische euthanasie bij minderjarigen.

Bij minderjarigen die jonger zijn dan 12 jaar is een euthanasie in Nederland verboden. Aangezien we

gezien hebben dat de oordeelsbekwaamheid zich bij de gemiddelde jongere rond de leeftijd van 14, 9

jaar tot stand komt, met een afwijking van 2.5 jaar, lijkt deze grens niet zo onlogisch. Kinderen jongen

dan 12 jaar zullen meestal niet over de nodige wilsbekwaamheid beschikken.

Hoewel België geen gewag maakt van een ondergrens, lijkt deze in het kader van de Nederlandse wet

niet zo overbodig. In België worden immers hogere eisen gesteld aan de oordeelsbekwaamheid. Bij

ons wordt er een extra bescherming ingevoerd door de verplichting de oordeelsbekwaamheid te laten

vaststellen door een kinder- of jeugdpsychiater of een psycholoog. De persoon die objectief en met de

meeste kennis van zaken hierover kan oordelen. In Nederland wordt er nergens in een bijkomende

garantie voorzien. Nergens wordt in deze wet bepaald dat de bekwaamheid door een specifieke

deskundige moet beoordeeld worden. Het is de behandelende arts die deze bekwaamheid dient vast te

stellen.

Deze categorieën zijn niet enkel van toepassing op euthanasie bij minderjarigen. Ook hulp bij

zelfdoding behoort in Nederland tot de mogelijkheid van minderjarigen. Mits naleving van dezelfde

zorgvuldigheidseisen als bij euthanasie, kan een arts een minderjarige hulp bij zelfdoding verlenen.

Hulp bij zelfdoding werd in België niet mogelijk gemaakt door de Euthanasiewet, niet voor

meerderjarigen en ook niet voor minderjarigen. De FCEC aanvaardt wel dat wanneer alle voorwaarden

van de Euthanasiewet worden nageleefd, de arts zich op de Euthanasiewet kan beroepen als

rechtvaardigingsgrond voor de hulp bij zelfdoding.

2.2 Gezondheidstoestand273

Net als in België moet het kind uitzichtloos en ondraaglijk lijden. Het lijden wordt als uitzichtloos

beschouwd wanneer de ziekte of aandoening die het lijden veroorzaakt niet te genezen is en het ook

niet mogelijk is om de symptomen zodanig te verzachten dat daardoor de ondraaglijkheid verdwijnt.

Deze vereiste komt dus overeen met de in België opgelegde vereiste dat de patiënt zich moet bevinden

in een medisch uitzichtloze toestand van aanhoudend en ondraaglijk lijden dat niet gelenigd kan

worden, en dat het gevolg is van een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte

aandoening. De ondraaglijkheid van het lijden is net als in België een subjectieve vereiste. Wel moet

ook hier de patiënt de arts van deze ondraaglijkheid kunnen overtuigen. In Nederland hanteert ment

hier een specifieke term voor. Men zegt dat de ondraaglijkheid van het lijden voor de arts invoelbaar

moet zijn.

In de Wet Toetsing Levensbeëindiging wordt er nergens gewag van gemaakt of het lijden van

psychisch of fysieke aard moet zijn. Een minderjarige kan in Nederland dus ook op basis van louter

psychisch lijden om een euthanasie verzoeken. Dit laatste is in België niet mogelijk.

273

Aanwijzing vervolgingsbeslissing inzake levensbeëindiging op verzoek (euthanasie en hulp bij zelfdoding),

Stcrt 24 december 2012, Nr. 26899, 5.3.

Page 68: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

65

Ook wordt er nergens in de wet een onderscheid gemaakt tussen terminale en niet-terminale

minderjarigen. Het is dus niet vereist dat de minderjarige binnen een afzienbare tijd zou overlijden om

een euthanasie te kunnen uitvoeren. Dit is in België wel het geval.

2.3 Verzoek274

De Wet Toetsing Levensbeëindiging stelt enkel dat het verzoek vrijwillig en weloverwogen moet zijn

en dat het moet uitgaan van de patiënt zelf.275

Deze omschrijving is zeer beperkt maar een extra

woordje uitleg kunnen we terugvinden in de ‘aanwijzing vervolgingsbeslissing inzake

levensbeëindiging op verzoek (euthanasie en hulp bij zelfdoding)’ waarin geregeld wordt op welke

wijze het openbaar ministerie moet omgaan met gevallen van levensbeëindiging op verzoek.

Hieruit blijkt dat een verzoek weloverwogen is wanneer er een zorgvuldige afweging, op basis van

volledige informatie en een helder inzicht in het ziektebeeld, heeft plaatsgevonden. Het goed

informeren van de patiënt is dus essentieel. Deze vereiste wordt nogmaals benadrukt in de

zorgvuldigheidseisen die aan de arts worden opgelegd.276

Het verzoek moet bovendien vrijwillig zijn wat inhoudt dat het verzoek zonder externe druk of

beïnvloeding tot stand moet zijn gekomen en er moet sprake zijn van een consistent verzoek. Het

verzoek moet dus, net als in België, ook hier duurzaam en herhaald zijn.

De vereisten die aan het verzoek worden gesteld zijn dezelfde als deze die in de Belgische

Euthanasiewet worden opgelegd. Er is evenwel één groot verschil. In de Nederlandse wet moet het

verzoek niet op schrift gesteld worden. Een mondeling verzoek kan dus perfect volstaan om een

euthanasie tot uitvoering te brengen. Enig schriftelijk bewijs van het verzoek wordt hier dus niet

vereist. De Belgische wet voorziet ook op dit vlak dus in een grotere bescherming.

2.4 Zorgvuldigheidseisen

De procedurele voorwaarden of zorgvuldigheideisen zijn in de Nederlandse wet exact dezelfde voor

een euthanasie bij minderjarigen als deze bij meerderjarigen. Tot kritiek van het Human Rights

Committee van de Verenigde Naties werden voor minderjarigen geen bijkomende garanties

ingevoerd.277

We overlopen ze hier kort en zullen zien dat deze enorm gelijklopend zijn met de

procedurele voorwaarden voor een euthanasie bij meerderjarigen in de Belgische Euthanasiewet. In

tegenstelling tot Nederland heeft België er wel voor gekozen minderjarigen bijkomende voorwaarden

op te leggen. Zo moet de oordeelsbekwaamheid van de minderjarige door een kinder- en

jeugdpsychiater of psycholoog vastgesteld worden en moeten ook de ouders schriftelijk met de

euthanasie instemmen.

De zorgvuldigheidseisen die een arts moet naleven opdat hij zich op de strafuitsluitingsgrond zou

kunnen beroepen zijn terug te vinden in artikel 2 van de Wet Toetsing Levensbeëindiging. Zo moet de

arts eerst en vooral nagaan of het verzoek van de patiënt vrijwillig en weloverwogen is278

en of er

weldegelijk sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden279

. Net als in België moet een arts dus de

naleving van de materiële voorwaarden controleren. De arts heeft ook hier een informatieplicht. Hij

274

Aanwijzing vervolgingsbeslissing inzake levensbeëindiging op verzoek (euthanasie en hulp bij zelfdoding),

Stcrt 24 december 2012, Nr. 26899, 5.2

275 Art. 2, 1, a Wet Toetsing Levensbeëindiging

276 Art. 2, 1, c Wet Toetsing Levensbeëindiging

277 H. NYS, “Euthanasie bij kinderen naar Belgisch recht”, TJK 2009, afl. 4-5, 278.

278 Art. 2, 1, a Wet Toetsing Levensbeëindiging

279 Art. 2, 1, b Wet Toetsing Levensbeëindiging

Page 69: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

66

moet de patiënt inlichten over de situatie waarin deze zich bevindt en over diens vooruitzichten.280

Hierbij moet bij met de patiënt tot de overtuiging komen dat er voor de situatie waarin deze zich

bevindt geen redelijke andere oplossing is.281

Ook moet tenminste één andere, onafhankelijke arts

geraadpleegd worden.282

Deze moet de patiënt zelf onderzoeken en schriftelijk zijn oordeel geven over

het verzoek, het lijden, de gezondheidstoestand en vooruitzichten van de patiënt en het feit dat er geen

andere redelijke oplossing voorhanden is. Dit advies is niet bindend. Al deze vereisten zijn dus,

hoewel ze minder uitgebreid worden omschreven in de Nederlandse wet283, gelijklopend met de

vereisten die in België aan een euthanasie worden verbonden. De Belgische wet voert hier ook nog een

aantal vereisten aan toe, zo moet de arts indien mogelijk ook overleggen met het verpleegkundig team

of indien de patiënt dit wenst met zijn naasten.

Als laatste wordt er in Nederland nog uitdrukkelijk vermeld dat de levensbeëindiging of hulp bij

zelfdoding medisch zorgvuldig moet zijn uitgevoerd.284

De arts dient de handeling zelf uit te voeren.

Hij mag deze niet overlaten aan anderen. In het geval van hulp bij zelfdoding moet de arts bij de

patiënt aanwezig zijn of zich in diens nabije omgeving beschikbaar houden totdat de dood is

ingetreden.285 De Belgische Euthanasiewet zegt niks uitdrukkelijk over de uitvoering van de

euthanasie, maar deze vereiste volgt logischer wijze uit de deontologische plicht van artsen om

zorgvuldig medisch te handelen.

Zoals hoger reeds werd aangehaald gelden al deze vereisten zowel voor meerderjarigen als voor

minderjarigen. Ook een euthanasie bij een terminale of niet-terminale minderjarige, een euthanasie op

basis van een actueel verzoek of een wilsverklaring van een minderjarige zullen allen aan deze zelfde

zorgvuldigheidseisen worden onderworpen. Er wordt nergens in de wet enig onderscheid gemaakt.

2.5 Wilsverklaring euthanasie286

Ook de wilsverklaring euthanasie behoort, in tegenstelling tot in België, tot de mogelijkheid voor

minderjarigen. Artikel 2, 2 van de Wet Toetsing Levensbeëindiging bepaalt dat indien een patiënt van

zestien jaren of ouder niet langer in staat is zijn wil te uiten, maar voordat hij in die staat geraakte tot

een redelijke waardering van zijn belangen terzake in staat werd geacht, en een schriftelijke

verklaring, inhoudende een verzoek om levensbeëindiging, heeft afgelegd, de arts aan dit verzoek

gevolg kan geven. De minderjarige moet dus op het moment van de opstelling van de verklaring

wilsbekwaam zijn geweest en de wilsverklaring kan pas uitgevoerd worden wanneer de minderjarige

de leeftijdsgrens van 16 jaar heeft overschreden. Een toestemming van de ouders zal in dit geval niet

vereist zijn. Ook bij een minderjarige vanaf 12 jaar kan op basis van een schriftelijke wilsverklaring

een euthanasie uitgevoerd worden. Ook hier moet de minderjarige op het moment van de opstelling

van de verklaring wilsbekwaam zijn geweest en kan de verklaring pas uitgevoerd worden wanneer de

280

Art. 2,1, c Wet Toetsing Levensbeëindiging 281

Art. 2,1, d Wet Toetsing Levensbeëindiging 282

Art. 2,1, e Wet Toetsing Levensbeëindiging 283

Bijvoorbeeld: de informatieplicht wordt in de Nederlandse wet omschreven als ‘de patiënt heeft voorgelicht

over de situatie waarin deze zich bevond en over diens vooruitzichten’; in België luidt deze: ‘de patiënt inlichten

over zijn gezondheidstoestand en zijn levensverwachting, met de patiënt overleg plegen over zijn verzoek tot

euthanasie en met hem de eventueel nog resterende therapeutische mogelijkheden, evenals die van de palliatieve

zorg, en hun gevolgen bespreken’ 284

Art. 2,1, f Wet Toetsing Levensbeëindiging 285

MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN MINISTERIE VAN JUSTITIE, Euthanasie. De

nieuwe regels in Nederland, Den Haag, 6. 286

Zie MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN MINISTERIE VAN JUSTITIE, Euthanasie. De

nieuwe regels in Nederland, Den Haag, 12 p.; B.H. TER KUILE, Nederlandse Euthanasiewetgeving. Een

juridische beschouwing, Rotterdam, Kluwer, 2002, 109-120.;

Page 70: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

67

leeftijdsgrens van 12 jaar is overschreden. In dit laatste geval zal wel ook steeds de toestemming van

de ouders noodzakelijk zijn, zoals ook het geval is in het kader van een actueel euthanasieverzoek.287

Een kind onder de 12 jaar kan geen geldige wilsverklaring opstellen.288

Voor het al dan niet vereist zijn van de toestemming van de ouders zal moeten gekeken worden naar

de leeftijd op het moment van de euthanasie en niet naar de leeftijd bij de opstelling van de

wilsverklaring. Zo kan een wilsverklaring die is opgesteld door een 15-jarige vanaf de leeftijd van 16

jaar uitgevoerd worden overeenkomstig artikel 2, 2 Wet Toetsing Levensbeëindiging. Een

toestemming van de ouders is in dit geval niet meer vereist. Wel wordt aangenomen dat in dit geval de

betrokkenheid van de ouders, net als bij de actuele euthanasie, vereist is.289

Om een euthanasie op basis van dergelijke wilsverklaring te kunnen uitvoeren zal de arts de

zorgvuldigheidseisen, zoals deze ook gelden voor het actuele euthanasieverzoek, moeten naleven. De

beoordeling van de zorgvuldigheidseisen dient hierbij te geschieden aan de hand van de specifieke

omstandigheden waarin de wilsonbekwame patiënt zich bevindt.290

De wilsverklaring is veel uitgebreider dan in België, niet alleen omdat ze ook voor minderjarigen tot

de mogelijkheid behoort, maar ook het toepassingsgebied is veel uitgebreider. In België kan een

euthanasie op basis van een wilsverklaring enkel uitgevoerd worden wanneer de patiënt zich in een

onomkeerbare coma of permanent vegetatieve toestand bevindt. In Nederland vervangt de

wilsverklaring eigenlijk het actuele euthanasieverzoek wanneer de patiënt door verworven

wilsonbekwaam zijn verzoek niet meer kan uiten. Door middel van de wilsverklaring kan een

minderjarige dus aangeven dat hij zijn leven beëindigd wil zien, indien hij in een door hem

omschreven situatie van uitzichtloos en ondraaglijk lijden komt te verkeren, terwijl hij zelf niet meer

in staat is zijn wil kenbaar te maken. De wilsverklaring kan dus gebruikt worden bij elke situatie van

wilsonbekwaamheid wanneer de minderjarige zich in een toestand bevindt die voor hem uitzichtloos

en ondraaglijk lijden uitmaakt.291

2.6 Controle292

Een arts die een euthanasie uitvoerde of zijn hulp verleende bij een zelfdoding moet hiervan melding

maken bij de gemeentelijke lijkschouwer.293

Bij deze melding moet de arts een beredeneerd verslag294

287

Artikel 2, 4 juncto artikel 2, 2 Wet Toetsing Levensbeëindiging. 288

B.H. TER KUILE, Nederlandse Euthanasiewetgeving. Een juridische beschouwing, Rotterdam, Kluwer, 2002,

120, voetnoot 35.

289B.D. ONWUTEAKA-PHILIPSEN, J.K.M. GEVERS, A. VAN DER HEIDE, J.J.M. VAN DELDEN, H.R.W. PASMAN,

J.A.C. RIETJENS, M.L. RURUP, H.M. BUITING, J.E. HANSSEN-DE WOLF, A.G.J.M. JANSSEN en P.J. VAN DER

MAAS, Evaluatie Wet toetsing levensbeëindiging op verziek en hulp bij zelfdoding, Den Haag, ZonMW, 2007,

75.; B.H. TER KUILE, Nederlandse Euthanasiewetgeving. Een juridische beschouwing, Rotterdam, Kluwer, 2002,

120,nr 133. 290

Aanwijzing vervolgingsbeslissing inzake levensbeëindiging op verzoek (euthanasie en hulp bij zelfdoding),

Stcrt 24 december 2012, Nr. 26899, 5.2.

291 De wilsverklaring kan in Nederland niet gebruikt worden in geval van een onomkeerbaar coma omdat men er

daar vanuit gaat dat een de vereiste van ondraaglijk lijden niet meer voldaan is. Men zou wel kunnen beslissen

een zinloos geworden behandeling in dit geval te stoppen. De enige mogelijkheid die in België bestaat wordt in

Nederland dus eigenlijk uitgesloten.; B.H. TER KUILE, Nederlandse Euthanasiewetgeving. Een juridische

beschouwing, Rotterdam, Kluwer, 2002, 113-114. 292

Zie MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN MINISTERIE VAN JUSTITIE, Euthanasie. De

nieuwe regels in Nederland, Den Haag, 7.

293 Art. 7 Wet op de lijkbezorging.

Page 71: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

68

voegen waarin hij moet motiveren waarom hij naar zijn mening aan de zorgvuldigheidseisen voldaan

heeft. De lijkschouwer onderzoekt het lichaam van de overledene, gaat na hoe en met welke middelen

de euthanasie is uitgevoerd en legt de bevindingen vast in een eigen verslag . Beide verslagen worden

met eventuele bijkomende informatie zoals bijvoorbeeld de schriftelijke wilsverklaring opgestuurd

naar de regionale toetsingscommissie.295

De commissieleden beoordelen op basis van deze verslagen

of de arts zich aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen heeft gehouden. Indien er nog vragen rijzen

kunnen de arts en/of arts-consulent schriftelijk of telefonisch gecontacteerd worden of uitgenodigd

worden voor een gesprek. Als de commissie oordeelt dat de arts zorgvuldig handelde, dan eindigt de

procedure.296

Als de commissie echter van oordeel is dat de arts in strijd met de eisen handelde of als

hierover twijfel bestaat dan meldt zij haar oordeel aan het College van procureurs generaal van het

openbaar ministerie en aan de regionale inspecteur voor de gezondheidszorg. Het openbaar ministerie

gaat dan na of er effectief sprake is van een strafbaar feit en of ze zal overgaan tot strafvervolging. De

inspecteur beoordeelt of de arts tuchtrechtelijk moet worden aangepakt.297

De procedure is in grote lijnen dus gelijkaardig aan de Belgische procedure maar toch blijkt ze op een

aantal punten te verschillen en misschien wel sterker te zijn. Zo wordt er een bijkomende controle

ingevoerd door de onafhankelijke lijkschouwer, zijn de verslagen niet geanonimiseerd en is een

gewone meerderheid voldoende om te beslissen het dossier over te dragen aan het openbaar ministerie.

Het grootste verschil zit echter in de verplichte melding. Zoals we reeds gezien hebben moet een arts

in België een euthanasie wel melden aan de FCEC maar wordt er aan het niet-naleven van deze plicht

nergens expliciet een sanctie verbonden.298

In Nederland heeft men dit wel gedaan. Zo wordt in artikel

293, 2 Wetboek van Strafrecht299

uitdrukkelijk bepaalt dat de arts zich alleen op de

strafuitsluitingsgrond kan beroepen wanneer hij de meldingsplicht naleeft. Dit impliceert dat een arts

zich schuldig maakt aan het misdrijf van artikel 293,1 Wetboek van Strafrecht300

wanneer hij deze

plicht niet naleeft. Dit is evenwel een zeer zware straf voor het niet-naleven van een procedurele

voorwaarde. Daarom voorziet men in de aanwijzingen voor het openbaar ministerie in een

versoepeling. Wanneer een arts kan aantonen dat op het melden na, hij aan alle zorgvuldigheidseisen

heeft voldaan, dan kan een vervolging worden overwogen op grond van het misdrijf van artikel 228

Wetboek van Strafrecht, nl. valsheid in geschrifte in verband met het valselijk opmaken van een

overlijdensverklaring, of van overtreding van artikel 81, eerste onderdeel, van de Wet op de

294

Hiervoor moet de arts gebruik maken van een modelverslag. Dit is terug te vinden op

www.euthanasiecommissie.nl. Het verslag wordt bij voorkeur digitaal opgesteld. 295

Art. 10, 10 a Wet op de lijkbezorging. 296

Een gewone meerderheid volstaat om het dossier door te sturen naar het openbaar ministerie. Art. 12 Wet

Toetsing Levensbeëindiging. 297

Niet-majeure schendingen van de zorgvuldigheidseisen die niet aan de kern van de gemaakte afweging raakt

kunnen langs deze weg gesanctioneerd worden. (www.om.nl, geconsulteerd op 10/08/2014) 298

Het meldingspercentage bedroeg in 2007 dan ook slechts 53%. In Nederland ligt dit percentage veel hoger.

Zo werd het in 2010 op 98% geschat. MELC CONSORTIUM, Palliatieve zorg en euthanasie in België. Evaluatie

van de praktijk en de wetten, Brussel, ASP, 2011, 275-291.; A. VAN DER HEIDE, E. GEIJTEMAN, J. LEGEMAATE,

B. ONWUTEAKA-PHILIPSEN, E. BOLT, I. BOLT, H. VAN DELDEN, M. SNIJDEWIND, D. WILLEMS en D. VAN TOL,

Tweede evaluatie Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding, Den Haag, ZonMW, 2012,

232.

299 “Het in het eerste lid bedoelde feit is niet strafbaar, indien het is begaan door een arts die daarbij voldoet aan

de zorgvuldigheidseisen, bedoeld in artikel 2 van de Wet Toetsing Levensbeëindiging op verzoek en hulp bij

zelfdoding en hiervan mededeling doet aan de gemeentelijke lijkschouwer overeenkomstig artikel 7, tweede lid,

van de Wet op de lijkbezorging.” 300

“Hij die opzettelijk het leven van een ander op diens uitdrukkelijk en ernstig verlangen beëindigt, wordt

gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie.”

Page 72: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

69

lijkbezorging, betreffende het opmaken van een valse overlijdensverklaring en/of het achterwege laten

van een beredeneerd verslag.301

Hoofdstuk 3 Een evaluatie In Nederland hebben minderjarigen nu reeds meer dan tien jaar de mogelijkheid om zich op de Wet

Toetsing Levenseinde te beroepen. Maar werd dit nu ook gedaan of blijkt deze mogelijkheid toch

eerder een ‘overbodige luxe’ te zijn? Uit de tweede evaluatie van de Wet Toetsing Levensbeëindiging

blijkt dat er weldegelijk van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt. In de periode van 2002 tot en

met 2011302

zijn er bij de Toetsingscommissies vijf meldingen gedaan van levensbeëindiging op

verzoek van een minderjarige. Het betrof hier één patiënt van 16 jaar, drie patiënten van 17 jaar en

zelfs één patiëntje van slechts 12 jaar.303

Dit lijkt misschien verwaarloosbaar, slechts 5 meldingen op

10 jaar tijd, maar ieder kind dat door de wet geholpen kan worden maakt de wet tot een ‘succes’.

Naar aanleiding van de tweede wetsevaluatie werd er in Nederland een bevraging gedaan van 172

kinderartsen over hun bevindingen rond levensbeëindiging bij minderjarigen en hieruit kwamen een

aantal interessante zaken naar boven. Zo is gebleken dat 81 % van de kinderartsen een euthanasie bij

minderjarigen onder de 12 jaar in bepaalde gevallen aanvaardbaar vindt. Vijf artsen bevestigden zelfs

ooit al een verzoek tot euthanasie te hebben gekregen van een kind jonger dan 12 jaar. En dit is wel

een aanzienlijk deel aangezien slechts 12 artsen aangaven ooit een verzoek van een minderjarige te

hebben gekregen. De in België gemaakte keuze voor de oordeelsbekwaamheid in plaats van de

leeftijdsgrens kan op basis van dit onderzoek dus enkel verdedigd worden.

Met betrekking tot de euthanasie bij minderjarigen werden er in de praktijk geen problemen

vastgesteld door de kinderartsen. Ook de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde bevestigde

reeds in het eerste evaluatieonderzoek van de Wet Toetsing Levensbeëindiging dat de wet voor deze

specifieke groep patiënten in algemene zin geen problemen met zich meebrengt. 304

De NVK geeft aan

dat de wet voldoende praktisch toepasbaar is, ook al wijst ook zij erop dat de leeftijdsgrenzen niet

steeds stroken met de cognitieve en emotionele ontwikkeling van het kind. Hierbij vroeg men zich af

of ook tussen 12 en 16 jaar het weloverwogen verzoek van het kind uiteindelijk toch niet moet

prevaleren, ook al stemmen de ouders daarmee niet in. Uiteindelijk besloot men deze denkvraag

negatief te beantwoorden. 305

Volgens de kinderartsen is een consensus tussen ouder en kind in de

301

Aanwijzing vervolgingsbeslissing inzake levensbeëindiging op verzoek (euthanasie en hulp bij zelfdoding),

Stcrt 24 december 2012, 26899, 5.1. 302

Uit de verslagen van de Toetsingscommissies valt niet af te leiden of er de laatste jaren nog meldingen zijn

gedaan van euthanasie bij minderjarigen. 303

De euthanasie van de 12 jarige vond plaats in 2005. Deze patiënt leed aan kanker en had uitzaaiingen in de

lymfeklieren, beenmerg en skelet. De patiënt weigerde continue diepe sedatie. In de periode 2007-2011 ging het

om twee patiënten waarvan één leed aan leukemie en één onder andere hersenmetastasen had. Beiden kwamen

uit de leeftijdscategorie 16-18 jaar. Bij beide euthanasieverzoeken stond ook de familie achter de vraag van de

minderjarige patiënt. ; A. VAN DER HEIDE, E. GEIJTEMAN, J. LEGEMAATE, B. ONWUTEAKA-PHILIPSEN, E. BOLT, I.

BOLT, H. VAN DELDEN, M. SNIJDEWIND, D. WILLEMS en D. VAN TOL, Tweede evaluatie Wet toetsing

levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding, Den Haag, ZonMW, 2012, 63.; E. DELBEKE, Juridische

aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012, 887.

304 B.D. ONWUTEAKA-PHILIPSEN, J.K.M. GEVERS, A. VAN DER HEIDE, J.J.M. VAN DELDEN, H.R.W. PASMAN,

J.A.C. RIETJENS, M.L. RURUP, H.M. BUITING, J.E. HANSSEN-DE WOLF, A.G.J.M. JANSSEN en P.J. VAN DER

MAAS, Evaluatie Wet toetsing levensbeëindiging op verziek en hulp bij zelfdoding, Den Haag, ZonMW, 2007,

90. 305

B.D. ONWUTEAKA-PHILIPSEN, J.K.M. GEVERS, A. VAN DER HEIDE, J.J.M. VAN DELDEN, H.R.W. PASMAN,

J.A.C. RIETJENS, M.L. RURUP, H.M. BUITING, J.E. HANSSEN-DE WOLF, A.G.J.M. JANSSEN en P.J. VAN DER

MAAS, Evaluatie Wet toetsing levensbeëindiging op verziek en hulp bij zelfdoding, Den Haag, ZonMW, 2007,

247-248.

Page 73: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

70

praktijk van cruciaal belang. Bovendien is het slechts zéér uitzonderlijk dat het bereiken van een

dergelijk standpunt niet mogelijk is.306

Het is dus aan de artsen om alles op alles te zetten om tot een

consensus te komen. Wel wezen de artsen erop dat ze zelf vonden over onvoldoende kennis van Wet

Toetsing Levensbeëindiging te beschikken. Hierbij gaven zij zelf aan nood te hebben aan een steun- en

adviespunt over levensbeëindiging bij kinderen. Ook voor België lijkt dit een punt dat in overweging

kan genomen worden, zeker in het licht van deze zeer recente wetswijziging.

Hoofdstuk 4 Besluit Uit bovenstaande bespreking van Wet Toetsing Levensbeëindiging blijkt dat euthanasie in de

Belgische Euthanasiewet eigenlijk veel uitgebreider geregeld is dan de Nederlandse. Een Belgische

arts moet aan veel meer voorwaarden voldoen dan een Nederlandse om een euthanasie te mogen

uitvoeren. Ondanks dat in de Nederlandse wet een leeftijdsgrens gehanteerd wordt en de wet zo

strenger lijkt te zijn voor minderjarigen is niets minder waar. Zo wordt aan de minderjarigen vanaf 16

jaar volledig zelfbeschikkingsrecht toegekend. Een toestemming van de ouders is hier niet meer

vereist. Voor de minderjarigen tussen 12 en 16 jaar wordt deze vereiste wel opgelegd. Bovendien moet

een minderjarige in Nederland geen bijkomende procedures doorlopen om een euthanasie te laten

uitvoeren. De oordeelsbekwaamheid kan gewoon door de behandelende arts vastgesteld worden. En

waar euthanasie voor minderjarigen in België enkel mogelijk is voor terminale minderjarigen die

fysiek lijden, kunnen in Nederland ook minderjarigen die niet- terminaal zijn en enkel psychisch lijden

een euthanasie laten uitvoeren. Ook een wilsverklaring euthanasie behoort in Nederland tot de

mogelijkheid voor minderjarigen vanaf 12 jaar. Hoewel je dus op het eerste zicht zou denken dat de

Euthanasiewet voor minderjarigen in Nederland veel enger is dan in België blijkt ze eigenlijk veel

ruimer te zijn. Enkel de controleprocedure blijkt in Nederland grondiger te zijn dan in België.

Uit een evaluatie van de Wet Toetsing Levensbeëindiging met betrekking tot euthanasie bij

minderjarigen kunnen we besluiten dat de wet toch als positief wordt ervaren. Zo blijkt eerst en vooral

dat de wet weldegelijk zijn nut heeft. Reeds 5 kinderen maakten in de periode 2002-2011 gebruik van

de mogelijkheid tot euthanasie. Als tweede punt is ook gebleken dat de meerderheid van de

kinderartsen de leeftijdsgrenzen liever zou zien verdwijnen. Ze hebben immers de ervaring dat

kinderen, jonger dan 12 jaar, ook over voldoende oordeelsbekwaamheid kunnen beschikken. De keuze

van de Belgische wetgever voor het criterium van oordeelsbekwaamheid is dus zeker en vast positief

te noemen. Bij de uitvoering van de wet en de naleving van de procedures blijken geen problemen te

zijn vastgesteld. Even werd getwijfeld of de toestemming van de ouders wel moest behouden worden

maar uit de ervaring van kinderartsen is een consensus toch als cruciaal gebleken. Ook op dit vlak

blijkt de Belgische wetgever dus geen onlogische keuze gemaakt te hebben. Wel wezen de

kinderartsen er zelf op soms over onvoldoende kennis over de Wet Toetsing Levensbeëindiging te

beschikken en hebben ze behoefte aan een steun- en adviespunt over levensbeëindiging bij

minderjarigen. Deze laatste overweging is een punt dat misschien ook voor België als opmerking zou

kunnen meegenomen worden.

306

B.D. ONWUTEAKA-PHILIPSEN, J.K.M. GEVERS, A. VAN DER HEIDE, J.J.M. VAN DELDEN, H.R.W. PASMAN,

J.A.C. RIETJENS, M.L. RURUP, H.M. BUITING, J.E. HANSSEN-DE WOLF, A.G.J.M. JANSSEN en P.J. VAN DER

MAAS, Evaluatie Wet toetsing levensbeëindiging op verziek en hulp bij zelfdoding, Den Haag, ZonMW, 2007,

90.

Page 74: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding
Page 75: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

72

DEEL VI Conclusie Tot voor kort was de Euthanasiewet enkel van toepassing op de handelingsbekwame meerderjarigen

en de ontvoogde minderjarigen. Hoewel reeds bij de eerste euthanasiedebatten stemmen opgingen om

ook minderjarigen tot de wet toe te laten, heeft men toen besloten enkel ontvoogde minderjarigen op te

nemen. Niet-ontvoogde minderjarigen konden dus geen beroep doen op de Euthanasiewet om een

einde aan hun lijden te stellen. De Wijzigingswet van 28 februari 2014 bracht hier verandering in. De

Euthanasiewet bepaalt nu ook dat een arts die euthanasie toepast, geen misdrijf pleegt wanneer hij er

zich van heeft verzekerd dat de minderjarige patiënt die oordeelsbekwaam is, zich in een medisch

uitzichtloze toestand bevindt van aanhoudend en ondraaglijk fysiek lijden dat niet gelenigd kan

worden en dat binnen afzienbare termijn het overlijden tot gevolg heeft, en dat het gevolg is van een

ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening. Het toepassingsgebied

werd dus uitgebreid naar oordeelsbekwame of wilsbekwame minderjarigen. Onbekwame

minderjarigen vallen nog steeds uit de boot en dat zal voor de Euthanasiewet ook nooit anders zijn.

Een wilsonbekwaam persoon kan immers nooit een geldig verzoek uiten. Voor deze minderjarigen,

die ook ondraaglijk kunnen lijden en bij wie ook levensbeëindigend wordt gehandeld, zal in een ander

wettelijk kader om een oplossing moeten worden gezocht.

De wetsuitbreiding naar minderjarigen is geen overbodige luxe gebleken. De ontvoogding, de

noodtoestand en de continue diepe sedatie konden in zekere mate het euthanasieverbod wel ‘omzeilen’

maar deze bleken toch geen van allen een echt goede oplossing te zijn. Ook uit de wetsevaluaties van

de Wet Toetsing Levensbeëindiging, de Nederlandse Euthanasiewet, is gebleken dat er bij

minderjarigen weldegelijk een vraag bestaat naar euthanasie.

In de nieuwe wet wordt afgestapt van de leeftijdsgrens. Er werd gekozen voor een meer

geïndividualiseerde benadering door een onderscheid te maken op basis van de oordeelsbekwaamheid.

Hoewel het spijtig is dat het begrip nergens werd gedefinieerd, kan het invoeren van een onderscheid

op basis van dit criterium zeker een verbetering genoemd worden. Ze biedt inderdaad minder

rechtszekerheid, maar er kan nu concreet, per situatie, per kind nagegaan worden of een kind bekwaam

is om over een euthanasie te beslissen of niet. Dit lijkt misschien ruim, maar ter bescherming van de

minderjarige werden voldoende bijkomende garanties ingebouwd en dit zonder de procedure hierdoor

onnodig te verzwaren. Daar de oordeelsbekwaamheid alles behalve eenvoudig te beoordelen valt, lijkt

de aanstelling van een deskundige dan ook een goede keuze te zijn.

Ook de ouders worden in de nieuwe wet niet vergeten. De lijn van de Wet Patiëntenrechten had

kunnen doorgetrokken worden in die zin dat minderjarigen, eens ze wilsbekwaam zijn bevonden,

zelfstandig kunnen beslissen. Dit werd voor euthanasie echter niet gedaan. De wettelijke

vertegenwoordigers moeten steeds hun instemming verlenen. Zonder deze schriftelijke instemming

kan niet tot een euthanasie worden overgegaan. Hoewel het hier eerder een politieke keuze lijkt, is ze

toch niet onlogisch. Ook in Nederland, waar reeds twee maal een grondige evaluatie van de Wet

Toetsing Levensbeëindiging werd gehouden, wijst men erop dat in de praktijk een consensus echt wel

cruciaal is in het geval van euthanasie bij minderjarigen. Ook is het zeer onwaarschijnlijk dat een arts

in de praktijk zonder de toestemming van de ouders zou overgaan tot een euthanasie. Een belangrijke

rol is hier dus wel weggelegd voor de arts. Er is wel een punt van kritiek op deze vereiste. Hoe zit het

immers wanneer de voogdij aan één ouder werd toegewezen? In principe moet enkel deze dan zijn

toestemming geven. Het is twijfelachtig of dit de bedoeling van de wetgever was. Een meer

genuanceerde wetgeving had met betrekking tot deze voorwaarde misschien beter geweest.

Hoewel de wet grotendeels positief te noemen is, zijn er toch een aantal punten van kritiek opgedoken.

Page 76: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

73

Zo werd er voor gekozen psychisch lijden en hiermee samenhangend niet-terminale minderjarigen van

het toepassingsgebied uit te sluiten. Er werd nochtans de opmerking gemaakt dat het inlassen van

psychisch lijden de mogelijkheid tot dialoog biedt en een weg naar goede hulpverlening vrij zou

kunnen maken. Misbruik zou bovendien niet mogelijk zijn aangezien ook de vereiste dat het lijden

moet veroorzaakt zijn door een ongeneeslijke aandoening een extra garantie biedt. Het niet openstellen

van euthanasie bij minderjarigen op basis van psychisch lijden zou kunnen gezien worden als een

gemiste kans op hulpverlening voor deze kinderen.

Ook op het vlak van controle heeft de wetgever een kans laten liggen. De wetswijziging was eigenlijk

het perfecte moment om ook de controleprocedure te versterken, zeker met het oog op de bescherming

van minderjarigen. Het meldingspercentage blijkt immers bedroevend laag te zijn en zonder melding

is er uiteraard weinig controle. De inbouw van een expliciete tuchtrechtelijke of administratieve

sanctie voor het niet-naleven van de meldingsplicht had hier een oplossing kunnen bieden. Misschien

dat de wetgever hier in de toekomst, naar aanleiding van andere wetsvoorstellen in het kader van

euthanasie, wel nog werk zal van maken.

Ook het feit dat een minderjarige nog steeds geen wilsverklaring euthanasie kan opstellen is niet echt

logisch te noemen aangezien een minderjarige, overeenkomstig de Wet Patiëntenrechten wel een

negatieve wilsverklaring op kan stellen. Ook op dit vlak is de wetgever misschien wel wat te

voorzichtig geweest.

Wat betreft het onderscheid tussen ontvoogde en niet-ontvoogde minderjarigen, is het vreemd dat de

wetgever er niet voor heeft gekozen dit weg te werken. De ontvoogde minderjarige wordt in de

Euthanasiewet nog steeds volledig gelijk gesteld met de meerderjarige. Een ontvoogde minderjarige

kan dus nog steeds, zonder enig bewijs van oordeelsbekwaamheid om een euthanasie verzoeken, ook

in geval van louter psychisch lijden en indien hij zich niet in een terminaal stadium bevindt en dit

terwijl net dezelfde niet-ontvoogde minderjarige dit niet zou kunnen. Dit onderscheid lijkt objectief

moeilijk te rechtvaardigen en zou wel eens een ongeoorloofde discriminatie kunnen uitmaken. Een

advies van de Raad van State had op dit punt zeker heilzaam kunnen zijn.

Als laatste kan nog een suggestie van de Nederlandse kinderartsen aangebracht worden. Zij hebben er

bij een evaluatie van de wet op gewezen dat ze zelf vinden soms over onvoldoende kennis te

beschikken en vragen daarom uitdrukkelijk voor de oprichting van een steun- en adviespunt, specifiek

over levensbeëindiging bij minderjarigen. Ook voor België kan het nuttig zijn zo’n punt te

organiseren.

Er kan besloten worden dat hoewel er een aantal punten van kritiek op te merken vallen bij de

wetswijziging, deze toch positief onthaald mag worden. Door de wetsuitbreiding heeft men

weldegelijk een leemte in de wet opgevuld. Hoewel er hopelijk nooit iemand gebruik van hoeft te

maken heeft men hier nu verandering in gebracht door de wet, mits enige beperkingen, uit te breiden

naar oordeelsbekwame minderjarigen. Over deze wetswijziging is lang nagedacht en veel

gediscussieerd en hoewel men op sommige punten misschien toch wat te voorzichtig is geweest en

hier en daar misschien toch iets over het hoofd heeft gezien, lijkt de wet over het algemeen goed in

elkaar te zitten. Uiteraard is het steeds afwachten of en hoe de wet in de praktijk uitwerking zal

krijgen. Ervaring leert ons immers dat de perfecte wet niet bestaat.

Page 77: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

74

DEEL VII Bibliografie

WETGEVING

België

Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden van 4 november

1950, BS 19 augustus 1955.

Verdrag inzake de Rechten van het Kind van 20 november 1989, BS 17 januari 1992, 805.

Resolutie 1859 van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa, Protecting human rights

and dignity by taking into account previously expressed wishes of patients (2012).

(http://assembly.coe.int)

Wet 3 april 1990 betreffende de zwangerschapsafbreking, tot wijziging van de artikelen 348, 350 352

van het Strafwetboek en tot opheffing van artikel 353 van hetzelfde Wetboek, BS 5 april 1990, 6379-

6381.

Wet 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, BS 22 juni 2002, 28515-28520.

Wet 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, BS 26 september 2002, 43719-43724.

Wet 28 februari 2014 tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, teneinde

euthanasie voor minderjarigen mogelijk te maken, BS 12 maart 2014, 21053-21054.

KB 2 april 2003 houdende vaststelling van de wijze waarop de wilsverklaring inzake euthanasie wordt

opgesteld, herbevestigd, herzien of ingetrokken, BS 13 mei 2003, 25587.

KB 27 april 2007 tot regeling van de wijze waarop de wilsverklaring inzake euthanasie wordt

geregistreerd en via de diensten van het Rijksregister aan de betrokken artsen wordt meegedeeld, BS 7

juni 2007, 30952.

Verslag aan de Koning bij het KB van 2 april 2003 houdende vaststelling van de wijze waarop de

wilsverklaring inzake euthanasie wordt opgesteld, herbevestigd, herzien of ingetrokken, BS 13 mei

2003, 25587.

Wetsvoorstel (P. MAHOUX et al.) betreffende de euthanasie, Parl.St. Senaat 1999-2000, nr. 2-244.

Wetsvoorstel (A. DE CROO et al.) tot wijziging van artikel 3 van de wet van 28 mei 2002 betreffende

de euthanasie, inzake euthanasie bij minderjarigen, Parl.St. Senaat 2010 BZ, nr. 5-21.

Wetsvoorstel (A. DE CROO et al.) tot wijziging van de artikelen 3 en 14 van de wet van 28 mei 2002

betreffende de euthanasie, inzake de doorverwijsplicht van de behandelende arts, Parl.St. Senaat 2010

BZ, nr. 5-22.

Wetsvoorstel (C. DEFRAIGNE) tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie

wat minderjarigen van vijftien jaar en ouder betreft, Parl.St. Senaat 2010 BZ, nr. 5-179.

Wetsvoorstel (Y. BUYSSE et al.) tot invoering van een verplichte palliatieve filter in de wet van 28

mei 2002 betreffende de Euthanasie, Parl.St. Senaat 2011-12 , nr. 5-1432.

Wetsvoorstel (M. TEMMERMAN et al. ) tot aanvulling van de wet van 28 mei 2002 betreffende

euthanasie, wat minderjarigen betreft, Parl.St. Senaat 2011-12, nr. 5-1610.

Page 78: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

75

Wetsvoorstel (M. TEMMERMAN et al. ) houdende wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende

de euthanasie teneinde een doorverwijsplicht toe te voegen, Parl.St. Senaat 2011-12, nr.5-1798.

Wetsvoorstel (P. MAHOUX ) tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie,

Parl.St. Senaat 2012-13, nr. 5-1919.

Wetsvoorstel (E. SLEURS et al.) tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie

teneinde een administratieve geldboete in te voeren ten aanzien van de arts die de aangifteplicht niet

naleeft, Parl.St. Senaat 2012-13, nr. 5-1935/1.

Wetsvoorstel (E. SLEURS et al.) inzake de uitbreiding van de wet van 28 mei 2002 betreffende de

euthanasie tot minderjarigen, de medische hulp aan de patiënt die zelf de levensbeëindigende

handeling stelt en de strafbaarstelling van hulp bij zelfdoding, Parl.St. Senaat 2012-13, nr. 5-1947.

Wetsvoorstel (P. MAHOUX, J. DE GUCHT, C. DEFRAIGNE, G. SWENNEN) tot wijziging van de wet van

28 mei 2002 betreffende de euthanasie teneinde euthanasie voor minderjarigen mogelijk te maken,

Parl.St. Senaat 2012-13, nr. 5-2170.

Amendement (P. VANKRUNKELSVEN) op het wetsvoorstel betreffende de euthanasie, Parl.St. Senaat.

2000-2001, nr. 2-244/8.

Amendement (E. VAN HOOF en C. FRANSSEN) op het wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 28 mei

2002 betreffende de euthanasie teneinde euthanasie voor minderjarigen mogelijk te

maken, Parl.St. Senaat. 2013-14, nr. 5-2170/03.

Amendement (S. BECQ en R. TERWINGEN) op het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 28 mei

2002 betreffende de euthanasie teneinde euthanasie voor minderjarigen mogelijk te

maken, Parl.St. Kamer. 2013-14, nr. 53K3245/002.

FEDERALE CONTROLE- EN EVALUATIECOMMISSIE EUTHANASIE, Eerste verslag aan de wetgevende

kamers (2002-2003), Parl. St. Kamer 2003-04, 1374/001.

FEDERALE CONTROLE- EN EVALUATIECOMMISSIE EUTHANASIE, Tweede verslag aan de wetgevende

kamers (2004-2005), Parl. St. Kamer 2006-07, 2733/001.

FEDERALE CONTROLE- EN EVALUATIECOMMISSIE EUTHANASIE, Derde verslag aan de wetgevende

kamers (2006-2007), Parl. St. Kamer 2007-08, 52-2226/1.

FEDERALE CONTROLE- EN EVALUATIECOMMISSIE EUTHANASIE, Vierde verslag aan de wetgevende

kamers (2008-2009), Parl. St. Kamer 2010-11, 0836/001.

FEDERALE CONTROLE- EN EVALUATIECOMMISSIE EUTHANASIE, Vijfde verslag aan de wetgevende

kamers (2010-2011), Parl. St. Kamer 2011-12, 2391/001.

Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2000-01, 9 juli

2001, nr. 2-244/22.

Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2012-13, 1-209.

Hand. Verenigde Commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden 2013-14, 4

december 2013, nr. 5-2170/4.

Hand. Commissie voor de Justitie 2013-14, 7 februari 2014, nr. 53K3245/004.

Page 79: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

76

Belgisch Raadgevend Comité voor Bio-ethiek, Advies nr. 1 betreffende de wenselijkheid van een

wettelijke regeling van euthanasie, 12 mei 1997

Kinderrechtencommissariaat, Advies euthanasie en minderjarigen, maart 2002, nr. 2001-2002/8,

www.kinderrechtensommissariaat.be.

Kinderrechtencommissariaat, Advies levensbeëindiging en euthanasie van minderjarigen, 20 februari

2013, nr. 2012-2013/4, www.kinderrechtensommissariaat.be.

Prof. E. Montero, Advies betreffende de juridische begrippen in het wetsvoorstel tot wijziging van de

wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, nr. 5-2170/4, 91-95.

Kinderrechtencoalitie, Standpunt kinderrechtencoalitie euthanasie en minderjarigen, 2012,

www.kinderrechtencoalitie.be.

Nederland

Wet 7 maart 1991 houdende nieuwe bepalingen inzake de lijkbezorging, Stb. 1991, 133.

Wet 17 november 1994 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten in verband

met de opneming van bepalingen omtrent de overeenkomst tot het verrichten van handelingen op het

gebied van de geneeskunst, Stb. 1994, 837.

Wet 12 april 2001 houdende toetsing van levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding en

wijziging van het Wetboek van Strafrecht en van de Wet op de lijkbezorging, Stb. 2001, 194.

Protocol actieve levensbeëindiging bij pasgeborenen met een ernstige aandoening, 23 juni 2005.

Aanwijzing vervolgingsbeslissing inzake levensbeëindiging op verzoek (euthanasie en hulp bij

zelfdoding), Stcrt 24 december 2012, 26899.

RECHTSLEER

Boeken

BAKKER, D.J., DILLMANN, R.J.M., en SPREEUWENBERG, C. (eds.), Handboek palliatieve zorg,

Maarsen, Elsevier gezondheidszorg, 2005, 468 p.

BALTHAZAR, N., LIBERT, M. en VERSTRAETE, M., Over de keuze van Mario Verstraete en het

euthanasiedebat vandaag, Tielt, Lannoo, 2012, 208 p.

BALTHAZAR, T., COSYNS, M., LEGEMAATE, J., NYS H. en VANSWEEVELT, T., De euthanasiewet

doorgelicht, Mechelen, Kluwer, 2003, 192 p.

BORGHS, P., Antidiscriminatiewet. Handleiding bij de wet ter bestrijding van de discriminatie,

Antwerpen, Garant, 2003, 90 p.

BUSSCHE, F. en DISTELMANS, W. (eds.), Een goede dood. 2002-2012: 10 jaar ‘controversiële’

euthanasiewet?, Brussel, VUBPRESS, 2012, 368 p

CALLENS, S., Gezondheidszorg in een notendop, Brugge, die Keure, 2011, 175 p.

Page 80: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

77

CORNELIS, G. (ed.), Een zijden draadje. Kinderen, jongeren en beslissingen rond het levenseinde,

Brussel, ASP, 2010, 191p.

DE BRUYNE, K., DE DEYN, P. en DISTELMANS, W., Op weg naar een goede dood, Tielt, Lannoo,

2013, 135 p.

DE CORTE, G., DIJKHOFFZ, W., VAN DER BORGHT, M., en VAN DEN EYNDEN, B., Leven naar het

Einde. Een handleiding voor de praktijk, Leuven, LannooCampus, 2006, 126 p.

DELBEKE, E., Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde, Mortsel, Intersentia, 2012,

1249 p.

DIERICKX, A., “Euthanasie” in A. VANDEPLAS, P. ARNOU en S. VAN OVERBEKE (EDS.), Strafrecht en

strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen,

Kluwer, 2007, 49-67.

DIERICKX, K., Kinderen niet toegelaten? Ethisch verantwoord omgaan met kinderen in de

geneeskunde, Leuven, Davidsfonds, 2010, 194 p.

DIJKHOFFZ, W., Je rechten als patiënt, Berchem, EPO, 2008, 258 p.

DISTELMANS, W., Het recht om te sterven, Antwerpen, Luster, 2012, 118 p.

DISTELMANS, W., Een waardig levenseinde, Antwerpen, Houtekiet, 2005, 279 p.

HET SUPPORTTEAM VAN HET ZIEKENHUIS NETWERK ANTWERPEN CAMPUS MIDDELHEIM, Als het

zover is: Verhalen over euthanasie, Berchem, EPO, 2006, 123 p.

KEIRSE, M., Later begint vandaag: antwoorden over de laatste levensfase, palliatieve zorg en

euthanasie, Tielt, Lannoo, 2011, 267p.

KINDERRECHTSWINKELS, De juridische positie van de minderjarige in de praktijk, Heule, UGA, 2002,

370 p.

LEGEMAATE, J., “Euthanasiewetgeving: een vergelijking tussen Nederland en België” in M. COSIJNS

(ed.), De euthanasiewet doorgelicht, Mechelen, Kluwer, 2003, 185-192.

LEMMENS, C., De minderjarige en de Wet Patiëntenrechten, Antwerpen, intersentia, 2013, 134 p.

LEMMENS, C., Juridische aspecten van voorafgaande wilsverklaringen rond het levenseinde, Mortsel,

Intersentia, 2013, 1018 p.

LEVENSEINDE INFORMATIEFORUM, Iedereen heeft recht op een waardig levenseinde, 67 p.

MANNAERTS, D. en MORTIER, F., “Minors and euthanasia” in M. FREEMAN (ed.), Children’s Health

and Children’s Rights, Leiden, Martinus Nijhoff Publishers, 2006, 255-277.

MEGANCK, B., “Opzettelijk doden en opzettelijk toebrengen van lichamelijk letsel” in X., Postal

Memorialis. Lexicon strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, Mechelen, Kluwer, 160/17-

160/18.

MELC CONSORTIUM, Palliatieve zorg en euthanasie in België. Evaluatie van de praktijk en de wetten,

Brussel, ASP, 2011, 334 p.

Page 81: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

78

MENTEN, J. en VAN ORSHOVEN, A. (red.), Palliatieve zorg, stervensbegeleiding, rouwbegeleiding.

Handboek voor deskundige hulpverlening in de thuiszorg en in het ziekenhuis, Leuven, Acco,1996,

280 p.

MEULENBERGS, T., en SCHOTSMANS, P.(red.), Euthanasia and palliative care in the low countries,

Leuven, Peeters, 2005, 264 p.

MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN MINISTERIE VAN JUSTITIE, Euthanasie.

De nieuwe regels in Nederland, Den Haag, 12 p.

MORBÉ, E., De wet betreffende de rechten van de patiënt, Heule, UGA, 236p.

NYS, H., Recht en Bio-ethiek. Wegwijs voor mensen in de gezondheidszorg, Leuven, LannooCampus,

2010, 277 p.

ONWUTEAKA-PHILIPSEN, B.D., GEVERS, J.K.M., VAN DER HEIDE, A., VAN DELDEN, J.J.M., PASMAN,

H.R.W , RIETJENS, J.A.C., RURUP, M.L., BUITING, H.M., HANSSEN-DE WOLF, J.E., JANSSEN,

A.G.J.M. en VAN DER MAAS, P.J., Evaluatie Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij

zelfdoding, Den Haag, ZonMW, 2007, 311 p.

PALLIATIEF SUPPORTTEAM EN SOCIAAL WERK, Beslissingen bij ernstige ziekte of levenseinde.

informatie voor de patiënt, Leuven, UZ Leuven, 23 p.

ROTTHIER, K., Verlengde minderjarigheid. De rechtspositie van de mentaal gehandicapte, Brugge, die

Keure, 2010, 253 p.

SENAEVE, P., Compendium van het personen- en familierecht, Leuven, Acco, 2004, 856 p.

SWENNEN, F., Personenrecht in kort bestek, Antwerpen, Intersentia, 2008, 174 p

TER KUILE, B.H., Nederlandse Euthanasiewetgeving. Een juridische beschouwing, Rotterdam,

Kluwer, 2002, 168p.

VAN DER HEIDE, A., GEIJTEMAN, E., LEGEMAATE, J., ONWUTEAKA-PHILIPSEN, B., BOLT, E., BOLT, I.,

VAN DELDEN, H., SNIJDEWIND, M., WILLEMS, D. en VAN TOL, D., Tweede evaluatie Wet toetsing

levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding, Den Haag, ZonMW, 2012, 288 p.

VAN DEN WYNGAERT, C., Strafrecht, Strafprocesrecht & Internationaal Strafrecht in hoofdlijnen,

Antwerpen, Maklu, 2006, 530 p.

VERPLAETSE, J., For the sake of the argument. Argumentatieleer voor juristen en ethici, Antwerpen,

Maklu, 2008, 172 p.

VERSCHELDEN, G., Handboek Belgisch Familierecht, Brugge, die Keure, 2010, 840 p.

Tijdschriften

ADAMS, M., “Rechtszekerheid en vertrouwen. Juridische en ethische contouren van de

euthanasiewetgeving”, Ethische perspectieven 2000, 112-121.

ADAMS, M., GEUDENS, G., “De regulering van euthanasie in België. Principiële beschouwingen naar

aanleiding van een aantal recente wetsvoorstellen”, RW 1999-2000, afl. 24, 793-817.

Page 82: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

79

M.J.I.J. ALBERS, M.J.I.J., DE VRIES, M.C., SCHOUTEN-VAN MEETEREN, A.Y.N., VAN DER HOEVEN,

M.H.H.B.M., VAN GOUDOEVER, J.B., en VERHAGEN, A.A.E., “ Uitzichtloos en ondraaglijk lijden en

actieve levensbeëindiging bij pasgeborenen”, Ned Tijdschr Geneeskd. 2007, afl. 151, 1474-1477.

BACKX, P., “Ook onder verpleegkundigen breed draagvlak voor euthanasie bij kinderen?”,

Artsenkrant, 31 maart 2009, Afl. 1989.

BILSEN, J., CHAMBAERE, K., COHEN, J., DELIENS, L., MORTIER, F. en POUSSET, G., “Medical end-of-

life decisions in children in Flanders, Belgium. A population-based postmortem survey “ Archives of

Pediatrics and Adolescent Medicine 2010, 164(6), 547-553.

BILSEN, J., COHEN, J., CHAMBAERE, K., POUSSET, G., ONWUTEAKA-PHILIPSEN, BD., MORTIER, F. en

DELIENS, L., “Medical end-of-life practices under the euthanasia law in Belgium. A nationwide post-

mortem survey”, NEJM, 361(11), 1119-1121.

BILSEN, J., DELIENS, L., DE WILDE, J., MORTIER, F. en POUSSET, G., “Houding van Vlaamse

leerlingen uit het secundair onderwijs ten opzichte van euthanasie en andere beslissingen aan het

levenseinde bij minderjarigen”, TJK 2009, afl. 4-5, 282-292.

BILSEN, J., DELIENS, L., INGHELBRECHT, E., PERETH, H. en RAMET, J., “Medical end-of-life decisions:

experiences and attitudes of Belgian pediatric intensive are nurses”, AJCC 2008, vol. 18, afl. 2, 160-

168.

BOOD, A., “Levensbeëindiging bij pasgeborenen. De uitdaging voor de centrale

deskundigencommissie”, NJB 2007, afl. 36, 2288-2295.

BROCHIER, C., DE LOZE, M., DIESBACH, E.EN MONTERO, E., “ Euthanasie in België: 10 jaar toepassing

van de wet van 28 mei 2002”, Themadossier Europees Instituut voor Bio-ethiek, oktober 2012,

www.ieb-eib.org.

BUIJSEN, M., “De Euthanasiewet geëvalueerd: enkele kritische kanttekeningen”, AA 2007, afl. 9, 669-

672.

CEULEMANS, M., “Vaticaan bezord over uitbreiding Belgische euthanasiewet”, GVA, 20 december

2013, www.gva.be.

CHESTERMAN, S., “Last Rights: euthanasia, the sanctity of life, and the law in The Netherlands and the

Northern Territory of Australia, I.C.L.Q. 1998, 362-393.

COOLS, F., MORTIER, F. en PROVOOST, V., “Medical end-of-life decisions in neonates and infants in

Flanders”, Lancet 2005; Afl. 365,1315-1320.

DECONINCK, P., “Pleidooi voor een uitbreiding van de euthanasiewet naar minderjarigen”, Degeus

2013, afl. 7, 6-9.

DELBEKE, E., “Therapiebeperking bij kinderen: wilsbekwaamheid als evenwicht tussen

responsabilisering en maatschappelijke verantwoordelijkheid”, TJK 2012, afl.3, 219-227.

LANGENAKEN, E., “La personne de confiance, garante des droits de la personnalité des personnes

vulnérables”, Rev.trim.dr.fam. 2004, afl. 2, 271-292.

Page 83: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

80

LEENEN, H., “Actieve levensbeëindiging bij een ernstig gehandicapte baby”, NJB 1995, afl. 23, 851-

852.

LENAERTS, O., “ Euthanasie moet geen absoluut recht worden”, Juristenkrant, 29 januari 2014, 12.

NYS, H., “Euthanasie bij kinderen naar Belgisch recht”, TJK 2009, afl. 4-5, 277-282.

SAMKALDEN, C. en SNIJDERS, H., “nieuwe euthanasiewetgeving getoetst aan het EVRM”, Ars Aequi

2001, 558-563.

SIFFER, B., “Het leven is een feest!”, Het vrije woord 2013, afl. 4, 34-35.

STEERING COMMITTEE OF THE EACP TASK FORCE ON PALLIATIVE CARE FOR CHILDREN AND

ADOLESCENTS, “IMPaCCT: standards for pediatric palliative care in Europe”, Eur. J. Pall. Care 2007,

afl. 14(3), 109-114.

STORME, M., “Euthanasie kan hoogstens gedoogzaamheid zijn aan zeer strikte voorwaarden”,

Juristenkrant, 26 maart 2014, 12.

D. THUYN, “Euthanasie bij ondraaglijk psychisch lijden”, Similes 2013, afl. 143, 8-13.

VANDEVELDE, M., “Arbitragehof laat euthanasiewet in leven”, Juristenkrant, 11 februari 2004, afl. 83,

15.

VAN ITTERSUM, F.J., “Tien jaar euthanasiewet in Nederland”, Communio 2012, afl. 5, 344-356.

VANSWEEVELT, T., “De euthanasiewet. Toepassingsgebied en krachtlijnen”, NJW 2002, afl. 13, 444-

456.

VANSWEEVELT, T., “De euthanasiewet: De ultieme bevestiging van het zelfbeschikkingsrecht of een

gecontroleerde keuzevrijheid ?”, T. Gez. 2003, 230.

VERHELLEN, E., “Het Verdrag inzake de rechten van het kind meerderjarig. Enkele beschouwingen

over de implementatie in België” TJK 2008, Afl. 1, 11-40.

VRIJE UNIVERSITEIT BRUSSEL, “uitbreiding euthanasiewet wenselijk volgens verpleegkundigen”, 25

maart 2009, www.vub.ac.be

X., “ Euthanasie voor kinderen”, NJW 2014, afl. 300, 301.

X., “Wanneer ondraaglijk lijden een sociale constructie wordt”, De Morgen, 15 januari 2013,

www.demorgen.be.

Andere

DE AGUIRE, P., Ook kinderen sterven, Panorama, 29 mei 2013, www.deredactie.be.

DISTELMANS, W., “Een waardig levenseinde, een goede dood”, voordracht georganiseerd door

deMens.nu, Dendermonde, 12 november 2013.

REYERS LAAT, Palliatieve sedatie of euthanasie?, 27 november 2013, www.deredactie.be

Page 84: Euthanasie bij minderjarigen - Ghent University€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Euthanasie bij minderjarigen Masterproef van de opleiding

81

REYERS LAAT, Etienne Vermeersch: "Euthanasiewet komt er niet holderdebolder"?, 11 februari 2014,

www.deredactie.be

Parliamentary Assembly (GHILETCHI et al.), Written declaration No. 567: Legalisation of euthanasia

for children in Belgium, 30 januari 2014, Doc. 13414. (http://assembly.coe.int)

VAN BERLAER, G., DUVAL, E., DEBULPAEP, S., et al., “open brief aan de Senaat”, in X., “Haal

levenseinde voor minderjarigen uit het duister”, De Morgen, 6 november 2013, www.demorgen.be

VANHAESEBROUCK, P., LEMMENS, W., VAN GOOL, S., et al. “open brief aan de Kamer”, 11 februari

2014.