E c h o
On-voor-stel-baar Nee, dank uJe bent misschien een nuchter type dat zich niet gek laat maken. Wellicht heb je leergeld betaald. Of blijf je liever met beide benen op de grond. ‘Eerst zien, dan geloven.’ Je weet wat je hebt, niet wat je krijgt. Ik vind het een begrijpelijke houding. Ik kies er ook vaak voor als iemand mij probeert te interesseren voor een onwaarschijnlijke aanbieding of voor deelname aan een loterij. We zijn nuchtere Nederlanders. En meestal is het leven zo slecht nog niet. Wat zal ik me in een avontuur storten?
Met geen pen te beschrijvenHet is niet eenvoudig, zeg maar onmogelijk, om het onvoorstelbare aan de man of aan de vrouw te brengen. Er zijn geen woorden voor, er is geen plaatje van. Er wordt aan jou gevraagd het er op te wagen. Wanneer zou je overstag gaan? Dan moet degene die het aan je vraagt, die van jou verlangt om de sprong te wagen, wel je vertrouwen hebben. In dit geval is dat God. Hoe moet dat als je Hem niet kent? De ervaring van anderen kan helpen. ‘Wat het oog niet heeft gezien en het oor niet heeft gehoord, wat in geen mensenhart is opgekomen, dat heeft God bestemd voor wie Hem liefheeft.’ Het zinnetje is van Paulus. Hij spreekt uit ervaring. Hij is niet de enige. Het is geen ‘sterk verhaal’. Nee, er zitten zelfs zwakke kanten aan. Wat God in petto heeft is zo onvoorstelbaar dat veel gelovigen het maar met moeite kunnen geloven. Maar wees eens eerlijk, zou je een ‘ronkend verhaal’ niet eerder wantrouwen? Op mij maakt het verslag van een zoektocht met vallen en opstaan, misschien wat haperend verteld, meer indruk dan een glad verkooppraatje.
Toch is er maar een manier om er achter te komen…
Het pontje bij Amerongen, waar ik op sta, moet wachten. Een zwaarbeladen
rijnaak ploegt door het water stroom opwaarts. Richting Koblenz of nog
verder. Op de achterkant van het schip staat met forse letters ‘NOOITGEDACHT’.
De schipper heeft die naam niet voor niets gekozen. Ik ken hier en daar een huis
met dezelfde naam. Er zijn molens die zo heten, in Warnsveld, in Woudrichem en
in Spijkenisse.
‘Hebben de schippers en de molenaars jarenlang geploeterd en gespaard en eindelijk het bedrag bij elkaar gekregen om een schip te kopen, een molen te bouwen? ‘Lang verwacht, stil gezwegen, nooit gedacht, toch gekregen’? Ik zie nog mijn collega het kantoor bijna binnenhuppelen. ‘Van alle mannen heeft ze mij gekozen. Ze zei ja!’ Hij kon zijn geluk niet op. De vrouw van zijn dromen, hij achtte haar onbereikbaar, had ja gezegd. Dat kan natuurlijk ook, dat je tot je grote vreugde verrast wordt door iets wat je voor onmogelijk hield.Hoe mooi en bijzonder het ook is, het is allemaal nog voorstelbaar. Probeer je eens voor te stellen dat je het gelukkigste overkomt wat je je kunt voorstellen. En maak het in je gedachten nog honderd, nee duizend keer mooier. Lukt je dat? Mij lukt dat niet. Zelfs als het je zou lukken, dan zou die gedachte, die ervaring, nog verbleken bij wat je overkomt als God je geeft wat Hij aan je kwijt wil.
wat in geen mensenhart is opgekomen,
en het oor niet heeft gehoord,
‘Wat het oog niet heeft gezien
dat heeft God bestemd voor wie Hem liefheeft.’
2 3
‘Zeg, vind je het erg om ergens anders
heen te gaan? Ik heb zo’n moeite met de
achtergrondmuziek hier.’ Ik moet lachen. ‘Nee,
prima! Het is ook niet bepaald mijn smaak.’
Ik had met Matthijs afgesproken om te luiste-
ren naar zijn verhaal. ‘Muziek speelt daarin een
belangrijke rol’, had hij gezegd. Ook nu speelt
muziek een rol: het stoort hem mateloos. We
gaan naar de Veldkeuken op Amelisweerd. Daar,
op het terras, luisteren we naar de muziek die
talloze vogels maken. Ik zie Matthijs genieten.
Hij steekt van wal.
‘Het is begonnen met een stuk van Bach. Aan het
einde van een toneelstuk dat ik bezocht klonk er
muziek, een koor zong, begeleid door een orkest.
Ik kon niet heel goed verstaan wat er gezongen
werd, het klonk droevig, maar ook vredig. Ik heb
dat wel eens, dat iets zo intens bij me binnen-
komt, ik was helemaal van slag. Herken je dat?’
Ik knik. Ik herken het. ‘Je houdt het dan nauwe-
lijks droog.’
‘Ja, ik schaamde me er bijna voor, voor mijn
tranen. Maar ik was ook verbaasd. Ik herinner
me weinig meer van het stuk, maar die muziek!
Na afloop ben ik naar de regisseur van het stuk
gegaan en vroeg hem welke muziek hij aan het
einde liet horen. Hij keek me wat verbaasd aan
en zij dat het ‘Wir setzen uns mit Tränen nieder’
uit de Mattheüspassion van Johann Sebastian
Bach was. Ik kende het stuk niet. Je kijkt alsof je het
niet gelooft, maar het is echt zo. Godsdienst, geloof
het was geen issue, het kwam niet voor, ik schonk
er geen aandacht aan. Ik ben naar een muziekwin-
kel gegaan om er een CD van te kopen. Ik ben nog
van het oude stempel, ik wil er een echt schijfje van
hebben. Natuurlijk heb ik ook op youtube gezocht
en geluisterd. Ik snapte er helemaal niets van. Waar
ging dat lied over? Dat wilde ik weten. Toch vreemd
voor iemand voor wie geloof en godsdienst eigen-
lijk niks te zeggen hebben.’
‘Ben je toen de hele Mattheüs gaan luisteren?’
‘Natuurlijk! Dat slot komt niet uit de lucht vallen. Ik
raakte geïntrigeerd. Zoveel emotie om wat eigen-
lijk? Ik reconstrueerde de gebeurtenissen, het ging
om een man die ter dood wordt gebracht, maar
eerst gruwelijk mishandeld. Maar er was meer, want
de vertelstem, de evangelist, vertelt het verhaal,
maar het koor en de solisten reageren daarop. En
dan blijkt dat zo belangrijk te zijn, dat die man
sterft. Je kijkt me aan of je het snapt.’
Ik ontken het. ‘Nee, ik weet niet wat er met je
gebeurd is toen je deze muziek ontdekte. Ook niet
toen je het verhaal erachter ontdekte. Ik ken het
verhaal al, vanaf dat ik kind was. Maar vertel vooral
verder.’
Matthijs valt even stil. Ik zie dat het hem opnieuw
raakt, de ontdekking.
‘Kijk, ik kan me opwinden over onrecht. Er zijn
weken dat ik bewust geen journaal kijk en ook wel
dagen dat ik de krant niet opensla. Het is soms
gewoon te erg en te veel. Maar dit verhaal was
anders. Het ging over mij. En dat is vreemd want
ik ben geen partij. Wat heb ik er mee te maken?
Maar Bach ziet dat anders, dat kreeg ik wel door.
Die man, Jezus, ging dood aan dat rotkruis omdat
wij, nee, omdat ik ‘fout’ zat. Maar ik zat niet fout!
Ik ben een goeie jongen. Ik heb het op een gegeven
moment gewoon even aan de kant gegooid met zo-
iets als: Wat zullen we nou beleven, Matthijs wordt
christelijk! Daar had ik geen zin in.’
-‘Als ik je goed begrijp kwam het christelijk geloof
in jouw leven nergens voor.’
‘Nee, ja, ik kende wel wat mensen die naar een kerk
gaan en ik wist natuurlijk wel wat, vooral van schil-
derijen en muziek, maar het was geen issue, ik had
het er nooit over, waarom zou ik?’
-‘Toch stopt het verhaal hier niet.’
Hij lacht. ‘Nee, het is daar niet gestopt!’
Een jonge vrouw die wat verderop zit luistert mee,
ik zie het aan haar. Zij ziet dat ik het gemerkt heb.
‘Het is misschien gek, maar ik ben de bijbel gaan
lezen. Eerst via internet, de voorleesbijbel.
Later heb ik er een gekocht, ook via internet.
‘Toch stopt het verhaal hier niet…’
lees verder op pagina 6
4 5
Ik vond het spannend. Ik ben wel begonnen bij
de evangelisten, dat kwam door de Passionen
van Bach. Eerst Mattheüs, toen Johannes. Op
een gegeven moment hoorde ik mezelf zeg-
gen: Als dit waar is… Ik begon er rekening mee
te houden dat het waar was wat daar stond.
Dat Jezus niet voor niets zo aan zijn eind was
gekomen. En dat het toch iets met mij te ma-
ken had. Het maakte me onrustig. Maar ik kon
niet meer terug, ik moest en zou weten hoe
het in elkaar stak. Er is enorm veel te vinden
op internet, maar niet alles is betrouwbaar. Ik
probeerde mijn vragen te ordenen, maar het
werden er meer. Ik kreeg behoefte aan iemand
die me bij de hand nam. Bij mij in de straat
woont een oudere vrouw. Gek op vogels en
gek op muziek. We groeten elkaar en maken
wel eens een praatje als ze haar hond uitlaat.
Ik wist dat ze bij een kerk hoorde. Toen ik haar
weer eens zag heb ik het aangekaart.’
-‘En wat zei ze?’
‘Nou, dat was wel grappig, ze bleek mee te
werken aan een soort cursus, de Alpha cursus.
En ze zei dat het best zou kunnen dat een
aantal van mijn vragen daar behandeld zou-
den worden. Ik heb me opgegeven en heb die
cursus gevolgd. De eerste avond ging over
Jezus en de tweede over dat kruis. Ik moet zeg-
gen, de uitleg was duidelijk. Ik kon mijn vragen
kwijt. Ik voelde geen dubbele agenda, het was
heel ontspannen. Ik merkte wel dat de cursus-
leiders overtuigd waren van het feit dat het
allemaal waar was en dat het betekenis heeft.’
-‘Wat bedoel je precies?’
‘Ik denk dat jij dat wel weet, maar ik bedoel
dat de dood van Jezus iets betekent voor mij.
Hij deed dat uit liefde, hij verzette zich niet.
Zijn terdoodveroordeling was zondermeer een
misdaad, maar het is meer. Het is ook herstel
van de verstoorde verhouding tussen God en
mens. Daar heeft Bach het in zijn Passionen
steeds over.’
-‘Zijn je vragen beantwoord? Kon je er wat
mee?’
‘Niet alle vragen zijn beantwoord, nee. Maar
het doet er minder toe. Ik ben onder de indruk
geraakt van een man van 20 eeuwen geleden
die de moed had om zijn leven te geven. En ik
ben er van overtuigd geraakt dat het met mij
persoonlijk te maken heeft. Ik kreeg een gevoel
van dankbaarheid toen ik me dat realiseerde.
Dat is toch buitengewoon, niet? Voor iemand
voor wie geloven eigenlijk geen issue was?’
Ik ben het met hem eens. Ik haal binnen nog
twee cappuccino’s. We luisteren naar de
vogels, die zijn er genoeg op Amelisweerd. Op
het terras zit Matthijs te genieten, niet alleen
van z’n cappuccino en de vogels…
‘Toch stopt het verhaal hier niet…’Vervolg van pagina 5
6 7
Saulus werd
later Paulus
genoemd. Hij
was afkomstig uit
Tarsus, een stad in
het huidige Turkije.
Waarschijnlijk is hij al
op jonge leeftijd verhuisd naar
Jeruzalem om daar te studeren bij de rab-
bijnen. Vurig bestrijdt Saulus de volgelingen
van Jezus Christus. Saulus ziet Jezus als een
bedrieger. Gelukkig hebben ze met Hem
afgerekend door Hem te kruisigen. Saulus
gelooft helemaal niks van de verhalen over
een opstanding van Jezus. De volgelingen van
Jezus brengen het volk in verwarring. Met alle
mogelijke middelen probeert Saulus te voor-
komen dat er aandacht besteed wordt aan
Jezus. Het moet afgelopen zijn.
Bizar dat uitgerekend deze Saulus later stad
en land heeft afgelopen om te verkondigen
dat we allemaal Jezus nodig hebben. Dat het
sterven van Jezus aan het kruis de diepste ver-
vulling is van wat er staat in het eerste deel
van de Bijbel, het Oude Testament. We hebben
verzoening nodig. Wij kunnen alleen bij God
komen doordat Jezus onze straf
heeft gedragen.
Saulus is alles gaan geloven wat
die leer lingen van Jezus beweer-
den. En niemand heeft met zo veel
energie en zoveel denkkracht Jezus
verkondigd als Paulus. Niemand van de
leerlingen van Jezus was zo’n geleerde theo-
loog. Niemand was zo’n strateeg. Niemand
heeft zo veel invloed gehad op de latere kerk.
De brieven van Paulus zijn opgenomen in de
Bijbel omdat de christenen in die woorden
Gods Woorden hoorden.
Niemand die dat ooit had kunnen denken.
Saulus zelf al helemaal niet. Maar de ont-
moeting met Jezus heeft zijn hele leven op z’n
kop gezet.
Nu is het hoogst zeldzaam dat mensen Jezus
ontmoeten zoals dat bij Saulus gebeurde.
Maar wie zich verdiept in de Bijbel, die kan
ook vandaag gegrepen worden door die won-
derlijke werkelijkheid. Ook in onze tijd zijn er
mensen die over Jezus spreken zoals je het
van hen nooit had gedacht. Ze hebben Hem
ontmoet.
Intussen bedreigde Saulus de
leerlingen van de Heer nog steeds
met de dood. Hij ging naar de
hogepriester met het verzoek hem
aanbevelingsbrieven mee te geven
voor de synagogen in Damascus,
opdat hij de aanhangers van de Weg
die hij daar zou aantreffen, mannen
zowel als vrouwen, gevangen kon
nemen en kon meevoeren naar
Jeruzalem. Toen hij onderweg was en
Damascus naderde, werd hij plotseling
omstraald door een licht uit de hemel.
Hij viel op de grond en hoorde een
stem tegen hem zeggen: ‘Saul, Saul,
waarom vervolg je mij?’ Hij vroeg:
‘Wie bent u, Heer?’ Het antwoord
was: ‘Ik ben Jezus, die jij vervolgt. Maar
sta nu op en ga de stad in, daar zal je
gezegd worden wat je moet doen.’ De
mannen die met Saulus meereisden,
stonden sprakeloos; ze hoorden de
stem wel, maar zagen niemand. Saulus
kwam overeind, en hoewel hij zijn
ogen open had, kon hij niets zien. Zijn
metgezellen pakten hem bij de hand
en brachten hem naar Damascus. Drie
dagen lang bleef hij blind en at en
dronk hij niet.
In Damascus woonde een leerling
die Ananias heette. In een visioen
zei de Heer tegen hem: ‘Ananias!’ Hij
antwoordde: ‘Ik luister, Heer.’ Daarop
zei de Heer: ‘Ga naar de Rechte Straat
en vraag daar in het huis van Judas
naar iemand uit Tarsus die Saulus
heet. Hij is aan het bidden, en hij heeft
in een visioen gezien hoe een man die
Ananias heet, binnenkomt en hem de
handen oplegt om hem weer te laten
zien.’ Ananias antwoordde: ‘Heer, van
veel kanten heb ik gehoord over deze
man en over al het kwaad dat hij uw
heiligen in Jeruzalem heeft aangedaan.
Bovendien heeft hij toestemming van
de hogepriesters om hier iedereen die
uw naam aanroept in de boeien te
slaan.’ Maar de Heer zei: ‘Ga, want hij
is het instrument dat ik gekozen heb
om mijn naam uit te dragen onder
alle volken en heersers en onder al de
Israëlieten. Ik zal hem tonen hoezeer
hij moet lijden omwille van mijn
naam.’ Ananias vertrok en ging naar
het huis, waar hij Saulus de handen
oplegde, terwijl hij zei: ‘Saul, broeder,
ik ben gezonden door de Heer, door
Jezus, die aan u verschenen is op de
weg hierheen, om ervoor te zorgen
dat u weer kunt zien en vervuld wordt
van de heilige Geest.’ Meteen was
het alsof er schellen van Saulus’ ogen
vielen; hij kon weer zien, stond op en
liet zich dopen, en nadat hij gegeten
had, kwam hij weer op krachten.
Hij bleef enkele dagen bij de leerlingen
in Damascus en ging onmiddellijk
in de synagogen verkondigen dat
Jezus de Zoon van God is. Allen die
hem hoorden waren stomverbaasd
en vroegen: ‘Dat is toch de man die
in Jeruzalem de volgelingen van die
Jezus naar het leven stond, en hij
is toch hierheen gekomen om hen
gevangen te nemen en uit te leveren
aan de hogepriesters?’
[ Uit: Handelingen, hoofdstuk 9 ]
8 9
‘Ik kom uit een groot gezin, waarvan een deel
niet christelijk is opgevoed, een ander deel
wel. Dat kwam zo: toen mijn ouders tot geloof
kwamen, hadden ze al drie kinderen. Daarna
kwam ik, en nog drie anderen. Je zag dus een
splitsing. Mijn vader werkte op de binnenvaart
en was weinig thuis. Het viel niet mee voor
mijn moeder om het gezin in het gareel te
houden.
De jongere kinderen, zoals ik, kregen best een
streng-christelijke opvoeding. We moesten
twee keer per zondag naar de kerk, naar de zon-
dagschool, hadden geen tv, etc. Ik zat op een
reformatorische basisschool, waar veel oud-ge-
reformeerde klasgenootjes op zaten. Zij gingen
niet zoals ik naar de hervormde gemeente. In
de kerk had ik dus helemaal geen vriendjes en
of klasgenootjes. Ik kwam alleen in de kerk voor
mijn ouders. Verder voor niemand.
Met mijn ouders kon ik niet goed over het ge-
loof praten; het zijn lieve mensen, geen kwaad
woord over hen, maar er is zo’n groot verschil
in leeftijd en beleving. Mijn vader ging niet aan
het avondmaal. Als je ernaar vroeg, zei mijn
vader dat hij ‘geen vrijmoedigheid had’; daar
snapte je als tiener weinig van natuurlijk.
In mijn puberteit kreeg ik een relatie met een
meid, die christelijk opgevoed was maar ver-
der er niets aan deed. Toen die verkering op
de klippen liep, had ik schoon genoeg van de
kerk en het geloof. Ik ging op zondag liever
naar wedstrijden van Feyenoord. Of ik ging zelf
voetballen, of naar hardcore-feesten. Ik zag
het uitgaansleven van mijn oudere zus en ging
veelvuldig met haar op stap.
Ik knoopte makkelijk relaties aan met meisjes.
Dan wisselden we telefoonnummers uit en een
week later kon ik al met zo iemand in bed lig-
gen. Achteraf bestempel ik die periode als het
zoeken naar gezelligheid, warmte en liefde. Het
opvullen van een leegte.
Mijn gedrag kwam ook voort uit verzet tegen
de kerk waar ik naar toe ging, en tegen het
geloof van mijn ouders. Dat ging zover dat ik
bij mijn voetbalclub, na een verloren wedstrijd,
langdurig en hartgrondig kon vloeken. Op een
keer deed ik dat zo erg, dat de vader van mijn
beste vriend me erop aansprak: ‘Wat kan jij met
overtuiging vloeken! Dat doet me pijn.’ Die
opmerking zette
mij wel met beide
benen op de grond,
want ik had een
goeie band met die man
en zijn gezin. Het was een
warm nest, ik voelde me er thuis.
We raakten erover aan de praat – terugkijkend
is dat het begin geweest van mijn ommekeer.
Het startpunt van een ontdekkingstocht.
Ik verhuisde naar Rotterdam, kreeg een andere
vriendengroep en volgde een cursus om meer
van het christelijke geloof te weten te komen.
Het was een hele strijd om te kappen met het
leven dat ik gewend was. Om los te komen van
verkeerde vrienden, van de verslaving aan seks.
Dat ervaar ik nog steeds als een strijd. Het is
absoluut niet vanzelfsprekend om te geloven.
Er is zoveel dat je van het juiste pad
af kan houden.
‘Kappen met wat ik gewend was – dat is een hele strijd’1 0 1 1
lees verder op pagina 12
Jun12
E c h o Uitgave van IZB – voor zending in Nederland en de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland ISSN 0012-9119
Deze Echo is u aangeboden door:
Redactie en administratie:Joh. v. Oldenbarneveltlaan 103818 HB AmersfoortTel. 033-4611949E-mail: [email protected] 05-2012
Abonnementen:Abonnementsprijs € 10,00 per jaar bij vooruitbetaling.
Reacties:Voor reacties op de inhoud kunt u zich wenden tot de bezorger of de redactie.
Redactie:Ds. L.C. Buijs, K. van Noppen, J.J. Timmer (eindredacteur), mw. J. de Waard.
Vormgeving:VanEckDesign, Boskoop
Foto’s:www.shutterstock.comSjaak Boot: pag. 1, 7, 10, 11Johan Timmer: pag. 4, 5, 6
Ik herinner me vooral: veel regeltjes, saaie
kerkdiensten, geen warme sfeer en
dominees die zeggen: ‘het is fout en ze
noemen het zonde…’ Dat schoppen
tegen allerlei regeltjes, dat heb ik
nog steeds, het gaat me om de kern:
Jezus’ kruisiging en opstanding. Wij
hebben Hem
nodig in ons leven, omdat Hij alleen in
staat is de leegte op te vullen.
Mijn vader en moeder en ik zijn de
enigen uit ons gezin die nog naar
de kerk gaan. Dat is wel moeilijk,
inderdaad, vooral voor mijn ou-
ders. Ik heb een paar jaar geleden
belijdenis gedaan. Daarmee wilde
ik onderstrepen dat ik radicaal heb
gebroken met mijn leven als losbol
en feestbeest. Het was voor
mij een point of no return.’
Vervolg van pagina 111 2 ‘Kappen met wat ik gewend was – dat is een hele strijd’