Download - download More 98

Transcript
Page 1: download More 98

N i e u w s b r i e f S t i c h t i n g T h o m a s M o r e n r 9 8 a p r i l 2 0 1 4MoreLevensreflectie: een open geestelijk gesprek

Ongedwongen en vrij van gedachten wisselen: het kan in een nieuw initiatief van

Stichting Thomas More voor professionals. Deelnemers reageren enthousiast op

deze zogenoemde Levensreflectie, een gespreksmethode met monastieke wortels.

In dit nummer

1

Afscheid Stefan Waanders pag 3

Essay: Kloostertijd pag 6

Gezocht: moderne kloosterlingen pag 9

Bert Blans (1947-2014) pag 11

En verder:

Interview Palmyre Oomen pag 2

Herontdekking pag 8

Kunstmeditatie pag 10

Brief uit New York pag 12

Stichting Thomas More is medio vorig jaar met steun van het Skanfonds begonnen aan het ontwikkelen van gespreksvormen voor afgestudeerde professionals: vormen die zij, als zij dat willen, vrij kunnen gebruiken om gesprek en ontmoeting in eigen kring te structureren. Wensen en suggesties van onze alumni vormden het vertrekpunt voor het ontwikkelen van de gespreksvormen. Zo kwam onder meer ‘Levensreflectie’ tot stand: een vorm van gesprek die – zoals het woord al zegt – in het teken staat van reflec-tie op het eigen leven.

‘Samen-lezen’In overzichtelijke, tussen de 7 tot 12 leden tellende kringen wordt bij Levensreflectie gesproken over hetgeen de deelnemers persoonlijk, professioneel of maatschappe-lijk raakt. Levensreflectie is geen discussie of debat, maar een echt vrij gesprek, waarin iedere deelnemer zijn eigen levensperspec-tief beter leert kennen, in een zogeheten ‘collatie’ van zijn eigen zienswijze met de perspectieven van anderen. Door in een overzichtelijke groep het eigen levensper-spectief met de zienswijzen van kringgeno-ten als het ware aaneen te rijgen ontstaat een bijzondere manier van verdieping, die niet wordt verstoord door gelijkhebberij, het bewijzen van eigen geleerdheid, of het op andere wijze scoren van punten. Levensreflectie opent een ruimte. Het creëert een vrijplaats voor ongedwongen uitwisseling en verdieping. “Je schept met elkaar een ruimte voor uitwisseling waarin even niets moet, waarin je echt naar elkaar kunt luisteren”, zo omschreef een deelnemer aan een bijeen-komst zijn er va ring.

Collatie is een gespreks-methode met een uitnodi-gend karakter, en heeft monastieke wortels. Zo werd collatie in de 14e en 15e eeuw

binnen de beweging van de Moderne Devotie gehanteerd als een vorm voor laagdrempelig geestelijk gesprek waaraan iedereen kon deelne-men. ‘Col-latie’ nodigt uit tot het samenbren-gen, letterlijk het ‘samen-lezen’ van bestaans-perspectieven. Anders dan in een strijdgesprek of een gesprek dat is gericht op het vinden van één waarheid, gaat het bij collatie om de onder-linge uitwisseling en het scherpen van het eigen perspectief. Het is een gesprek rondom waarheid, waarbij je jezelf beter leert kennen via de perspectieven die anderen inbrengen.

GedachtenwisselingDe afgelopen maanden hebben alumni van Stichting Thomas More in vijf pilotbijeenkom-sten Levensreflectie geprobeerd. Het enthousi-asme voor de gespreksvorm is groot, zo bleek onder meer tijdens twee verdiepingsbijeen-komsten die werden georganiseerd in nauwe samenwerking met het Titus Brandsma Instituut (TBI) te Nijmegen. Wat Levensreflectie voor veel deelnemers aantrekkelijk maakt, is blijkbaar het feit dat het gesprek zo sterk verschilt van wat wij in het normale leven gewend zijn. Staat in bijna alles wat we doen

doorgaans het doelgerichte karakter van onze activiteiten voorop, bij Levensreflectie hoeft helemaal niets bereikt te worden. Een Levensreflectie-gesprek is doelloos, nutteloos, in welkom contrast met de wereld van het

dwingende nut. Levensreflectie schept de mogelijkheid om ongedwongen en vrij met elkaar van gedachten te wisselen, zonder ergens uit te hoeven komen. Het blijkt een ruimte te openen, die we normaal niet betreden.

Deelnemers aan de pilotbijeenkomsten Levensreflectie kunnen vanaf mei via een nieuwe, door het Skanfonds mogelijk gemaakte ‘kringen-website’ duurzaam hun eigen kringen gaan onderhouden, onder meer in regio’s rondom de steden Nijmegen, Utrecht en Den Haag. Op suggestie van studenten die aan ons nieuwe beurzenpro-gramma hebben deelgenomen, wordt Levensreflectie via dezelfde website in de loop van het jaar ook voor studenten ontslo-ten. In samenwerking met het Verband van Katholieke Maatschappelijke Organisaties (VKMO) wordt bovendien onderzocht hoe Levensreflectie in een bredere maatschappe-lijke context vruchtbaar kan worden gemaakt, speciaal voor de vele professionals die in katholieke organisaties werken.

Belangstelling?Levensreflectie staat nadrukkelijk open voor iedereen die van ons netwerk deel wil uitma-ken. Belangstellenden melden zich voor een proefbijeenkomst Levensreflectie aan via onze website:www.thomasmore.nl/levensreflectie/.

Foto: William Moore

Page 2: download More 98

2

Tjerk de Reus is journalist en auteur, gespecialiseerd in theologie en letteren. Website: www.tjerkdereus.nl.

Vrije wil is niet iets dat je zomaar ‘hebt’

b o e k e n

Prof.dr. Palmyre Oomen Foto: William Moore

De mens heeft altijd al gefilosofeerd over zichzelf. Ver voor onze jaartelling peinsden dichters en denkers al over de mens, van de Griek Plato tot de bijbelse Prediker. Maar nooit ging die discussie rechtstreeks over de chemie van ons brein. Dat is iets nieuws, met dank aan stormachtige ontwikkelingen in de hersenwetenschappen. “De jaren negentig worden wel de ‘decade of the brain’ genoemd”, zegt Palmyre Oomen. “Dat was spannend. Nieuwe onderzoekstechnieken leidden tot echt nieuwe kennis van de herse-nen. In de afgelopen jaren hebben resultaten van dat onderzoek het grote publiek bereikt, dat zie je in de media terug.”

Oomen is sterk betrokken bij de discussie rond de hersenwetenschap. Ze organiseerde twee symposia en een masterclass en stelde twee boeken samen over deze thematiek. “We komen dankzij de natuurwetenschap-pen ontzettend veel te weten over onszelf. Dat kan in eerste instantie zeker een gevoel van vervreemding oproepen”, zegt ze. “De kloof tussen de geesteswetenschappen en de natuurwetenschappen heeft daarmee te maken. Ik doe pogingen - en gelukkig niet

Interview met Palmyre Oomen

Filosoferen over de vrije wil

Sinds een paar jaar staan de media bol van discussies over de vrije wil. Bestaat die nu

wel of niet? Het is geen hersenkronkel, stelt emeritus Thomas More-hoogleraar

Palmyre Oomen in een recent boek, maar je moet wel helder maken wat je met ‘vrije

wil’ bedoelt.

alleen ik! - om bruggen te slaan tussen die twee domeinen, bijvoorbeeld tussen hersen-wetenschap en filosofie of theologie. Omdat ik geloof dat het heilzaam is om ook in intel-lectueel opzicht ‘heel’ te blijven.”

FascinerendOomen stelde onlangs een boek samen over de vrije wil, in het licht van de hersenweten-schappen: Vrije wil – een hersenkronkel? Het boek behoort tot een genre dat prominent aanwezig is in de boekhandel, met als grote blikvangers de bestsellers van Dick Swaab en Victor Lamme. De markt voor deze boeken is de laatste vijf jaar verveelvoudigd. Waarom eigenlijk kopen zoveel mensen vandaag boeken over onze hersenen? “Het komt erg dichtbij jezelf”, zegt Oomen. “Sinds onder-zoekers met behulp van verschillende scan-technieken een beeld kunnen krijgen van de activiteit van levende hersenen, kun je als het ware rechtstreeks zien wat zich afspeelt in je hersenen. Bijvoorbeeld als je emoties ervaart of je beweegt. Op die manier in je eigen brein kijken is natuurlijk heel fascinerend.”

Maar de fascinatie van het grote publiek kan niet verhullen dat er nogal eens te simpele conclusies worden getrokken. In gesprek met Palmyre Oomen zijn de conclu-sies van sommige hersenwetenschappers in een ommezien niet meer zo hard. Bij ‘vrije wil’, betoogt zij, gaat het helemaal niet om totale onafhankelijkheid – die zou maar leiden tot bizarre taferelen. Nee, bij ‘vrije wil’ gaat het vooral om ‘eigenheid’ of ‘zelfbeschik-

wil stoppen met roken zal kunnen beamen dat dat verre van eenvoudig is. Vrije wil is dan ook niet iets dat je zomaar ‘hebt’!”

Snackbar“Vrijheid van willen is in de denktraditie vooral begrepen als vast kunnen houden aan wat je écht wilt: dat je niet door stoorzenders of door dwang van je diepere commitment afgehouden wordt. Die visie wordt weinig of niet in de wielen gereden als er sprake zou zijn van gedetermineerde hersenactiviteit. Neem als voorbeeld dat je door de stad loopt. Het loopt al tegen etenstijd, en door de lucht die in je neus kringelt bij het passeren van een snackbar krijg je een sterk verlangen om een zak patat te kopen. Maar naast dit directe verlangen, is er ook het diepere commitment: bijvoorbeeld voor een gezonde levensstijl. Daar past die vette hap niet bij. Je hebt enkel dàn een ‘vrije wil’, als je wat je concreet wilt en gaat doen weet af te stemmen op wat je écht wilt. Dus als je, in dit voorbeeld, in staat bent om de patat te negeren ten gunste van een gezondere voeding. Die diepe eigen wil kan eventueel volledig gedetermineerd zijn - maar ook dan is het, hier en nu, datgene wat jíj echt wilt. En als je jouw tot daden voerende wil daaraan weet aan te passen, is op dat punt je wil vrij.”

Palmyre Oomen (red.), Vrije wil – een hersen-

kronkel? Wetenschappers en filosofen over een

fascinerende vraag, Klement, Zoetermeer, € 24,50.

Dit is een verkorte versie van een artikel dat op

31 augustus 2013 verscheen in het Friesch Dagblad.

king’: kan ik zijn wie ik echt zelf wil zijn? kan ik handelen zoals ik echt wil handelen? “Wil er van vrije wil sprake zijn”, zo verduidelijkt ze, “dan moet het je dus allereerst kunnen schélen wat je wilt doen of niet wilt doen, en moet je vervolgens in staat zijn om datgene te doen wat je écht wilt doen, en te laten wat daarmee in strijd is. Iedere roker die eigenlijk

Page 3: download More 98

3

Symposium Utrecht

Afscheidsgroet aan Stefan Waanders

Onder grote publieke belangstelling nam Stichting Thomas More op 11 december

afscheid van voormalig directeur Stefan Waanders.

In een volle aula van de Universiteit Utrecht reflecteerden de sprekers Ernst Hirsch Ballin, Ciano Aydin, Marius Buiting en benedictijn Benoît Standaert (zie ook blz.10) op het thema ‘Tekenen van de Tijd, Christelijk leven na het Tweede Vaticaans Concilie’. Waanders werd

daarnaast nog toegesproken door voormalig bisschoppelijk referent mgr. Ad van Luyn, waarnemend voorzitter Maarten van den Oord en diverse (oud-)scholars van de stichting. Eén van hen, schrijfster Beitske Bouwman, eerde hem met een gedicht (zie kader).

Van linksbovenaan, met de klok mee: Stefan Waanders en zijn gezin; Stefan Waanders en Beitske Bouwman;

dagvoorzitter Jozef Wissink begroet genodigden van religieuze ordes; Stefan Waanders met echtgenote. Foto’s: William Moore.

Voor een uitgebreidere foto-impressie zie: www.thomasmore.nl/fotoreportage-afscheid-stefan-waanders/.

Stil waait de wind

Stil waait de windbrengt lucht in beweginglaat adem ontstaanbrengt een bos tot levendat haar takken wuift

Stil waait de windlaat woorden vrij ontvouwt zich in levenen ziet schittering in al wat is

Stil waait de windhet leven nog wat verderblaast hier en daar wat bladrust in het er zijn in de veelkleurigheid van licht

Beitske Bouwman, december 2013

a c t u e e l

Page 4: download More 98

4

Wetenschappers: pioniers van nieuwe religies

Hebben de moderne wetenschappen de religie inderdaad gemarginaliseerd? Op die

veelgehoorde stelling valt veel af te dingen, schrijft Kocku von Stuckrad. Het waren

juist wetenschappers die in de vorige eeuw nieuwe vormen van religiositeit

propageerden.

Het is een bekend verhaal: toen het verlichtingsdenken in de acht-tiende eeuw de rede als de enige maatstaf voor betrouwbare kennis beschouwde, werd een proces in gang gezet dat de ‘moderne’ wereld heeft doen ontstaan. Religie zou daarin een nogal ondergeschikte rol spelen of zelfs helemaal verdwijnen.

Recentelijk is deze zogenoemde ‘secularisatiethese’ onder druk komen te staan. Vandaag de dag speelt religie nog steeds een belang-rijke rol. Wetenschappers als Talal Asad en Charles Taylor stellen dat ‘het seculiere’ alleen kan bestaan als ook ‘het religieuze’ wordt gedefi-nieerd. ‘Secularisatie’ betekent dan eigenlijk de transformatie en niet het verdwijnen van religie. Dit is een goed uitgangspunt voor een nieuwe interpretatie van de rol van religie in de hedendaagse samen-leving. Maar hoe gaat dit proces dan precies in zijn werk? Hier is nog weinig over bekend.

In mijn nieuwe boek met als titel The Scientification of Religion: An

Historical Study of Discursive Change, 1800-2000 (Berlin & Boston: De Gruyter 2014) probeer ik erachter te komen hoe we de blijvende invloed van religie in Europa kunnen verklaren. Ik ga nog een stap verder en stel dat het juist de seculiere context is die nieuwe vormen van reli-gie heeft voortgebracht. Het secularisme als religieus productieve kracht dus. Hoe kan dat?

PioniersUit mijn onderzoek blijkt dat de periode tussen rond 1870 en 1930 een belang-rijke rol heeft gespeeld bij wat ik de scientification, oftewel de ‘verwetenschap-pelijking’ van religie noem. In de tweede helft van de negentiende eeuw zijn veel nieuwe disciplines ontstaan, die vervolgens als universitaire vakken een vaste plek in de institutionele organisatie van kennis hebben gekregen. Denk aan vergelijkende godsdienstwetenschap, indologie, antropologie, volkenkunde, psychologie, iets later ook de sociologie. Al deze disciplines hebben religie als een belangrijk onderwerp. Het gaat uiteindelijk om een proces van professionalisering van kennis over religie, omdat de bestudering van religie nu in een niet-confessio-nele of seculiere context terecht is gekomen en niet meer het monopolie was van de (christelijke) theologie. Rond 1900 hebben wetenschappers theorieën over religie ontwikkeld die vervolgens door veel mensen buiten academische kringen werden opgepikt.

Deze wetenschappers zijn de pioniers van nieuwe religies in de

twintigste eeuw. De term ‘joodse mystiek’ bijvoorbeeld werd door de wetenschapper Gershom Scholem geïntroduceerd als een programmatisch concept dat de ‘ware kern’ van het jodendom en de zionistische vernieuwing in de mystieke ervaring van het godde-lijke projecteert. Vandaag de dag is Kabbalah een globaal verschijn-sel dat zich niet beperkt tot joodse aanhangers.

Of denk aan het idee dat er een ‘Grote Godin’ is die sinds de oudheid continu vereerd werd in Europa, al dan niet in het geheim omdat de katholieke kerk dit als ketterij beschouwde. Rond 1900 hebben vooraanstaande wetenschappers dit idee gepopulariseerd en gesteld dat de heksenvervolging een bewijs is voor het bestaan van deze godinverering. Een ander ‘bewijs’ was onderzoek naar religi-euze praktijken van heksen in Italië rond 1900; deze heksen zouden dezelfde rituelen en liturgieën gebruiken als de oude Romeinse Dianaculten. De huidige heksenbeweging, met Wicca als de grootste vereniging, was ondenkbaar geweest zonder deze wetenschappe-lijke, ‘seculiere’ theorieën.

NatuurvereringJe kunt de ‘verwetenschappe-lijking’ van religie ook vanuit een ander perspectief analy-seren, namelijk de natuurwe-tenschappelijke kant. In mijn boek ga ik na hoe onderdelen van een religi-euze traditie – ik noem dit een religieus ‘discours’ – nieuwe vormen krijgen in natuurwetenschappelijke context. Een voorbeeld hier-van is het ‘monisme’ dat vooral door Ernst Haeckel en Wilhelm Ostwald, allebei winnaars van de Nobelprijs, aan het begin van de twintig-ste eeuw gepropageerd werd. Haeckel keert zich radicaal af

van het christendom of andere theïstische religies en schuift de verering van de natuur naar voren als de enige religie die compatibel is met een strikt empirische en seculiere wetenschap. Verering van de natuur werd in die tijd bijna iets van een ‘religie voor natuurweten-schappers’, met Albert Einstein als misschien bekendste vertegen-woordiger. Wetenschappers en filosofen waren op zoek naar de vereniging van geesteswetenschap en natuurwetenschap, van metafy-sica en rationaliteit, van religie en wetenschap. Ze schreven tevens voor een breed publiek, zodat hun ideeën in een algemeen discours terecht kwamen. Wat Bron Taylor dark green religion noemt, namelijk de verering van ‘Gaia’ en de natuur als een enorm invloedrijk globaal verschijnsel, heeft zijn oorsprong in de periode rond 1900.

a c t u e e lb o e k e n

Prof.dr. Kocku von Stuckrad is hoogleraar religiewetenschap en decaan van de Faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Foto: Dedda71/Wikimedia Commons

Page 5: download More 98

5

a c t u e e l

Onderdeel van het nieuwe beurzenprogramma van Stichting Thomas More is een studie-reis naar Rome. In de Heilige Stad krijgen studenten het perspectief van de wereldkerk aangereikt. In januari 2014 vond de eerste Romereis plaats. De deelnemers bezochten plaatsen waar toeristen meestal niet komen: de Curia van de jezuïeten, de stamtafel van de beweging Sant’Egidio in de wijk Trastevere, en de kapel ‘Redemptoris Mater’ in het hart van het Vaticaan. Eén van de deelnemende studenten, Hannah Andringa, maakte een foto-reportage, die te zien is op www.thomasmore.nl/studiereis-naar-rome/.

Summerschool 2014:

vriendschap

a c t u e e l

Fotoverslag Romereis online

Marko Rupnik s.j. (3e van rechts) verzorgt een rondleiding in het Vaticaan. Foto: H. Andringa

Vriendschap is zonder twijfel één van de belangrijkste elementen van een gelukkig leven. Enerzijds lijkt vriendschap een alle-daagse werkelijkheid: iedereen heeft immers vrienden; anderzijds blijkt zij vaak een opgave en een ideaal, dat maar zelden echt gerealiseerd wordt. Pascal kon daarom schrijven: “Als alle mensen wisten wat de een over de ander zegt, zouden er op de hele wereld nog geen vier vrienden zijn.”

In de geschiedenis van het denken over vriendschap zijn de toon van lofrede en melan-cholische beschouwing vrijwel steeds met elkaar vermengd. Het lijkt alsof de realiteit van onze ervaringen met vriendschap over zichzelf heen verwijst naar een ideaal dat blijft uitdagen. Religieuze denkers hebben die verwijzing in verband gebracht met God, maar ook seculiere denkers erkennen de transcenderende kracht van de vriendschap. In de summerschool 2014 verkennen we met de hoogleraren Paul van Tongeren, Wim Kremer, Rudi te Velde, Wil Derkse en Edith Brugmans diverse duidingen die denkers door de eeuwen heen aan het fasci-nerende verschijnsel hebben gegeven.

De summerschool wordt o.l.v. prof.dr. Paul van Tongeren gehouden van 30 juni t/m 4 juli te Utrecht. Ze staat open voor studenten (B3 en master) van alle universiteiten en studierichtin-gen, en voor belangstellende afgestudeerden. Geboden wordt een intellectueel uitdagend vijf-daags programma met hoorcolleges, tekstlezin-gen in kleinere groepen, en gedachtenwisselin-gen over de verbeelding van vriendschap en het vermoeden van transcendentie in film, poëzie en beeldende kunst.

Voor meer informatie en aanmelding: www.thomasmore.nl/actueel/inschrijven/.

Page 6: download More 98

6

Ruim baan voor flexibele kloostertijd

Het kloosterleven is van oudsher een kwestie van alles of niets. In onze tijd van deel-

tijdbanen en flexibel werken kunnen echter nieuwe, veelbelovende vormen van

monastiek leven ontstaan. Een pleidooi voor kloostertijd met een open einde.

Thomas Quartier (1972) doceert liturgische en rituele studies in Nijmegen en monastieke studies in Leuven en Rome. Hij is tevens verbonden aan het Titus Brandsma Instituut en is oblaat van de Willibrords­abdij in Doetinchem.

De tijd van het klooster lijkt voorbij. Gemeenschappen worden almaar kleiner, bijna niemand brengt het meer op om zich te committeren aan de afgesloten ruimte, het claustrum. Tegelijk lijkt voor anderen de tijd van het klooster ook gekomen. Onder studen-ten zijn kloosterweekenden populair, maar ook veel andere mensen zoeken en vinden er rust en inspiratie.

Juist kloosters kunnen in onze samenle-ving plekken zijn die tijd geven, letterlijk en figuurlijk kloostertijd. Letterlijk biedt het klooster de mogelijkheid om er tijd in door te brengen. Het is echt een verblijf waar je tijd krijgt. Maar figuurlijk maakt het klooster dat mensen erbij stilstaan wat hun levenstijd is, wat ze met hun tijd willen en hoe ze deze willen besteden. Dat geldt voor degene die intreedt in de kerngemeenschap net zo als voor studenten die er een weekend of langer verblijven. Op het eerste gezicht maakt dat de situatie er niet gemakkelijker op. Wie hoort dan bij een gemeenschap en wie heeft er tijd voor? Kan het klooster een verblijf zijn voor al die verschillende mensen? Het kan in ieder geval voor attitude- en karaktervorming een belangrijke rol spelen.

Er leeft bij veel mensen de behoefte om hun levenstijd zinvol vorm te geven. Daarvoor moet je soms tegen de stroom in zwemmen: verandering brengen in een soms hectische gang der dingen zodat je werkelijk aan de existentiële zoektocht toekomt waar het ook in kloosters om gaat. Want in een klooster komt ruimte vrij om de momenten te koeste-ren die er echt toe doen. Die momenten waar mensen iets van begeestering en bezieling zouden kunnen ervaren nemen ze anders vaak niet waar. Kloostertijd is broodnodig, in menig menselijk leerproces.

LevenstijdTot enkele decennia geleden was een keuze voor het kloosterleven volstrekt helder en

normaal: je begon aan een religieus leven, koos voor een bepaalde traditie. Dat was plau-sibel, en de maatschappelijke structuren boden daar een kader voor. Tegenwoordig is dit drastisch veranderd. De kaders zijn er niet meer: als je je ouders echt wil laten schrikken deel je ze mede dat je in een klooster intreedt. Maar het is ook een kwestie van de veran-derde identiteit van mensen. Ook in de zoekers zelf, jonge mensen die hun weg trachten te vinden, is de eenduidigheid verdwenen. Op alle gebieden van het leven blijken definitieve, exclusieve keuzes niet populair te zijn. Wat dan te denken van de functie van kloosters voor de levenstijd? Het lijkt evident dat deze niet hetzelfde kan zijn als bij degenen die in het verleden intraden.

Wie vandaag met een klooster in aanra-king komt, brengt zichzelf mee. Dat hoeft niet slecht te zijn. Maar is dan alles louter vrijblijvend? Dat is het andere uiterste. Binnen hun kloostertijd zouden mensen balans kunnen zoeken tussen verschillende fragmenten van hun leven en dat ene ideaal, die ene zoektocht die je in het klooster met ande-ren kan delen. Daar tijd voor te maken is een uitdaging en een kans tegelijk, en een weekend is daarvoor vaak niet genoeg, alhoewel het een eyeopener kan zijn.

In veel kloosters is het tegenwoordig ook mogelijk om een langere tijd mee te leven. Doel daarvan is echter vaak uitsluitend om erachter te komen of het klas-sieke kloosterleven wel of niet iets voor de bezoeker is. Hoe begrij-

pelijk ook, deze manier van denken werpt soms een onnodige drempel op. Sommige mensen die vol enthousiasme intreden verlaten het klooster na een tijd weer, vaak ook nog eens met het gevoel mislukt te zijn. Anderen zien uit vrees te mislukken liever van het experiment af. Dat is jammer voor de kloosterlijke gemeenschappen, maar het is vooral jammer voor de levens-tijd van de zoekers. Zou kloostertijd ideali-ter niet een flexibele periode kunnen zijn die je voor altijd met je meedraagt, welke kant je leven ook uit gaat? Wanneer mensen

Kloostertijd draag je altijd met je mee

e s s a y

Page 7: download More 98

7

bijvoorbeeld de mogelijkheid krijgen één of twee jaar met een open einde in een kloos-tergemeenschap mee te leven, zou iedereen daarvan kunnen profiteren.

Parttime engagementAls iemand zich door een spiritualiteit en een gemeenschap aangetrokken voelt, dan is het klassieke model: alles of niets. Je leidt een religieus leven, volgt de evangelische raden van gehoorzaamheid, kuisheid en armoede of je hoort er niet bij. Daar heb je per definitie een ‘fulltime baan’ aan. Maar tegelijk zien we in de laatste decennia pogingen ontstaan om een soort vita mixta tot stand te brengen. Mensen willen best een deel van hun tijd tot kloostertijd maken, maar hebben daarnaast ook gewoon hun baan, hun sociale leven. Ze staan voor de uitdaging van een goede tijdver-deling. Deze uitdaging is in de huidige samenleving van deeltijdbanen en flexibele

werkuren heel herkenbaar.Concreet betekent dit dat kloos-

ters, naast afgebakende momen-

ten met een open einde, ook een parttime engagement mogelijk zouden kunnen maken. Betekent dat dan dat iedereen kan komen en gaan wanneer hij of zij wil? Dat zou weer het andere uiterste zijn. Natuurlijk moet er een herkenbaar en betrouwbaar engagement zijn, wil een kloostergemeen-schap verrijkt en versterkt worden door mensen die hun tijd verdelen. Maar al te vaak blijft voor laatstgenoemden alleen maar een rol als vrijwilliger die per definitie aan de buitenkant staat. Dat kan frustrerend zijn en past soms niet bij de context waarin we tegen-woordig leven. Het bieden van ruimte aan mensen die structureel een deel van hun tijd in het klooster willen doorbrengen, een paar dagen per week of per maand, zou een verrij-king kunnen zijn voor het leven en de conti-nuïteit binnen de muren.

Sommige ‘deeltijders’ zullen trouwens volgens de evangelische raden leven, anderen op het eerste gezicht niet. Maar juist de nadruk die sinds het Tweede Vaticaans

Concilie (Pefectae Caritatis) op een crea-tieve herontdekking van deze deugden wordt gelegd, geeft positief te denken. Kan gehoorzaamheid in de zin van verantwoordelijkheid niet voor ieder-een heilzaam zijn? Kan kuisheid in de zin van zedelijkheid niet iedereen verrijken? En kan armoede in de zin van een bewuste omgang met goede-ren niet de hele samenleving wakker schudden?

KaraktervormingKloosters hebben wel degelijk een functie in de samenleving, hun tijd

kan komen. Alleen is het daarvoor van belang ruimte aan innovatieve en flexibele kloostertijd te geven. Als dat niet gebeurt, kan de tijd van de kloosters soms ook voor-bij zijn. Want wat missen we niet allemaal, als engagement alleen maar op één manier mogelijk is? Het profetische appèl van de kloosters klinkt vandaag luider dan ooit.

Om dit waar te kunnen maken, zouden twee dingen behulpzaam kunnen zijn. Ten eerste zou een kloostergemeenschap zich af kunnen vragen welke momenten zij zou kunnen aanbieden en welke tijdverdeling zij zou kunnen ondersteunen zonder de eigen identiteit op te geven. Maar een klooster kan nooit op zichzelf staan, zeker niet als het om jonge mensen gaat. Er zijn, ten tweede, ook structuren buiten het klooster nodig. Kloostertijd in de breedte is zinvol. Dat zijn de weekenden waardoor mensen een kijkje kunnen nemen - week-enden die op veel plaatsen al worden aange-boden. Daarnaast, en dan begint pas de echte kloostertijd, is ook quality time in opleidingsprogramma’s vereist. Opleidings instanties kunnen bijvoorbeeld paden uitstippelen die jonge mensen helpen om naar de kloostertijd toe te groeien. Door aanspreekpartners met jonge mensen in contact te brengen, door impul-sen te geven en echt attitudeonderwijs te faciliteren.

Daar ligt allicht een belangrijke taak voor Stichting Thomas More, naast andere institu-ties uiteraard. Het gaat daarbij niet om de grote aantallen, maar om hen die hun karak-ter willen vormen en daarbij gaandeweg kenbaar maken, een periode kloostertijd wel te zien zitten. Het zal niet meteen stormlo-pen, maar toch zou dit één van de belangrijk-ste bijdragen van kloosters in de huidige samenleving kunnen zijn. Kloostertijd is in de geschiedenis vaak heilzaam voor velen geweest. Wie weet wat er ook vandaag de dag uit voort kan komen.

Illustratie: Len Munnik

Ontmoetingsdag ordes en congregaties 2014: KloostertijdOp woensdag 4 juni organiseert Stichting Thomas More de jaarlijkse ontmoetingsdag voor ordes en

congregaties. De locatie van deze bijeenkomst is dit jaar het ontmoetingscentrum St. Joseph op het

Glorieuxpark in Eindhoven, de oorspronkelijke woonplaats van de zusters van Barmhartigheid van Ronse en

inmiddels van de Broeders van Onze Lieve Vrouw van Lourdes. (Zie ook p. 9.)

Het programma van deze dag is gewijd aan het thema ‘kloostertijd’. Sprekers over dit onderwerp zijn Thomas

Quartier, Esther van de Vate o.carm. en Ed Smolders, bestuurder van Erfgoed Glorieux. Aansluitend op zijn

lezing verzorgt dhr. Smolders een rondleiding over het Glorieuxpark.

Het programma begint om 12.00 uur met een lunch en eindigt om 17.00 uur. Leden van ordes en congregaties

ontvangen persoonlijk een uitnodiging. Aanmelden voor deze middag kan tot woensdag 29 mei via

[email protected].

Het profetische appèl van kloosters klinkt luider

dan ooit

Page 8: download More 98

8

Roy Zagers studeerde in 2012 af aan de Universiteit van Tilburg als econoom, en volgde daarna een jaar filosofie in Leuven met een beurs van Stichting Thomas More.

Profetische woorden over de crisis

In de nieuwe rubriek ‘Herontdekkingen’ stoft More oude boeken af, die het herlezen

waard zijn. Econoom Roy Zagers bijt het spits af met Capitalisme contre capitalisme

van Michel Albert.

Al in 1993 voorzag Albert de bankencrisis en het verdwijnen

van de middenklasse

“Wij Europeanen worden, meer dan wie ook ter wereld, geconfron-teerd met de vraag welke offers we willen brengen voor wat we willen bereiken. De Europese gemeenschap is de arena waarin het conflict tussen verschillende vormen van kapitalisme wordt uitgevochten.” Deze indringende uitspraak zou vandaag opgeschreven kunnen zijn. Ze sluit naadloos aan bij de Europese bankencrisis en ons naarstig zoeken naar oplossingen, waarbij staten vaak lijnrecht tegenover de vrije markt worden geplaatst. Toch schreef de econoom Michel Albert deze zin reeds vijftien jaar vóór het uitbreken van de crisis op in zijn baanbrekende boek Capitalisme contre capita-

lisme (1993).

VoorspellingenAlberts profetische woorden verdienen het herlezen te worden. Ze hebben niets aan actualiteitswaarde ingeboet. In zijn boek laat hij zien dat de neoliberaal gekleurde politiek van Reagan en Thatcher vanaf de jaren tachtig de boventoon ging voeren. Dit leidde – versneld door de val van het communisme – tot een kapitalisme waarbij priva-tiseringen, financiële markten en kortetermijndenken richtinggevend werden. Ook op het Europese continent raakten velen overtuigd van de vermeende economische baten van dit Angelsaksische kapitalisme. Het op het continent vertrouwde ‘Rijnlandse’ kapitalisme werd daar-door meer en meer beschouwd als ouderwets. Gevolg was een veron-achtzaming van de eigen wortels, waarmee woorden als ‘stabiliteit’, ‘gemeenschap’, ‘overleg’, ‘overheid’ en ‘langetermijnvisie’ op een zijspoor kwamen te staan.

Onterecht, zei Albert al in 1993. Hij wees daarbij op drie problemen die de Amerikaanse economie in de jaren tachtig had ontwikkeld en de gevolgen daarvan. De focus op de korte termijn en op individueel succes hadden volgens hem geleid tot het maken van schulden, enorme sociale ongelijkheid en de teloorgang van de maakindustrie. Ten aanzien van deze problemen deed Albert de volgende voorspellingen. Overkreditering zou volgens hem leiden tot een faillisse-ment van de bankensector. Een sector die – ironisch genoeg – met over-heidsingrijpen zou moeten worden opgelost. De sociale ongelijkheid zou daarnaast leiden tot het verdwijnen van de midden-klasse, waarbij veel Amerikanen door het leven zouden moeten als werkende armen omdat een gezinsinkomen niet toereikend meer zou zijn. Het wegbezuinigen van sociale voorzie-ningen zou de positie van de zwakkeren in de samenle-ving verder ondermijnen. Het verdwijnen van de maakindustrie zou daarnaast leiden tot het wegkwijnen van de middenklasse.

HerwaarderingTwee decennia later kunnen we Alberts voorspellingen controleren. Het faillissement van de bankensector vond in 2008 inderdaad plaats, en banken werden zoals voorspeld met overheidsgeld overeind gehou-den. Dit gebeurde echter niet alleen in de VS, maar óók in de Europese financiële sector die naar Angelsaksisch model was gedereguleerd. De sociale ongelijkheid is daarnaast eveneens toegenomen – met name in de VS. Net als het aantal onverzekerde Amerikanen. In januari kondigde president Obama een nieuw offensief tegen de inkomens-

ongelijkheid aan, waarbij hij bijval kreeg van het voorheen zo neoliberale World Economic Forum. Het failliet van de Amerikaanse maakindustrie bleek in 2009, toen de autofa-brikant General Motors met overheidssteun werd gered van de ondergang.

De interne Europese markt is vanaf de jaren negentig volgens Albert op Angelsaksische leest geschoeid. Om te voorkomen dat Europa verder door de aantoonbare tekortkomingen van het Angelsaksische kapitalisme wordt aangetast, bepleit Albert een herwaardering van het Rijnlandse kapitalisme. Juist door de mens als doel te nemen in plaats van de winst genereert het Rijnlandse model op lange termijn meer groei dan haar Angelsaksische equivalent.

Deze herwaardering komt in de praktijk neer op het terugdrin-gen van financiële markten die speculatie op korte termijn bevorde-ren ten koste van reële economische groei op lange termijn. Albert ziet hierin een cruciale rol weggelegd voor de Europese Unie. Natiestaten zijn in een globaliserende economie te klein om het Angelsaksische kapitalisme te temmen. Om te voorkomen dat de gemeenschappelijke Europese markt zich nog verder in Angelsaksische richting ontwikkelt moet de Europese Unie zich gaan ontwikkelen in de richting van een politieke unie die ook belas-tingen kan heffen om de sociale gevolgen van een efficiënte Europese markt te kunnen opvangen. Verder bepleit Albert een financieel-economische structuur, die aandeelhouders aanzet tot langetermijn-

denken, door loyale aandeelhouders fiscaal te belonen. Ook moeten aandeelhouders en management

aandacht hebben voor de andere stakeholders.

Het zijn woorden die Albert meer dan twintig jaar

geleden opschreef, en toch als nieuw klinken. Capitalisme

contre capitalisme is het waard om herlezen te worden, bijvoorbeeld in de Engelse vertaling (Capitalism

against capitalism) die makkelijk verkrijgbaar is.

h e r o n t d e k k i n g e n

Page 9: download More 98

n e t w e r k

9

Erfgoed Glorieux start woongroep voor jonge vrouwen

Gezocht: moderne kloosterlingen

Op het Glorieuxpark in Eindhoven start een bijzonder experiment: zeven jonge, idealistische vrouwen krijgen de gelegenheid om tijde-

lijk te leven en werken in de geest van de oorspronkelijke bewoners: de Zusters van Barmhartigheid. Bestuurder Ed Smolders: “Wij zijn

niet alleen de materiële, maar ook de immateriële erfgenamen van hun werk.”

Ed Smolders is een praktisch man. Nuchter. Hij werd in 2008 ook aangetrokken om een praktisch doel te verwezenlijken: nieuwe gebouwen neerzetten voor bewonersgroepen in het sprookjesachtige Glorieuxpark in Eindhoven, om de zorg te organiseren. Een taak waar hij, met zijn achtergrond in de logistiek van de gezondheidszorg, wel raad mee wist. Maar, zo vertelt Smolders in zijn kantoor in de monumentale Burgh, hij realiseerde zich gaan-deweg dat zijn taak méér behelsde dan prakti-sche organisatiekwesties. Lachend: “Ik ben inmiddels wat minder nuchter dan toen ik hier binnenkwam.”

ErfgenaamSmolders (1955), bestuurder van Erfgoed Glorieux, raakte danig onder de indruk van het werk van de Zusters van Barmhartigheid, voor wie hij kwam te werken. Ook zij zijn altijd doeners geweest, nuchter en praktisch. Maar vanuit een duidelijk idealistische drijfveer. De congregatie was medio negentiende eeuw in het leven geroepen door Stefaan Glorieux, een jonge Belgische priester in de uiterst armoedige textielstad Ronse. Vanuit hun zorg voor de aller-armsten ontwikkelden zich gaandeweg drie hoofdactiviteiten van de Zusters van Barmhartigheid: ouderenzorg, psychiatrie en onderwijs.

Smolders: “Halverwege de vorige eeuw zijn die taken door de overheid overgenomen. Wat deze zusters sindsdien nog rest, is een overwe-gend contemplatief leven. Uiteindelijk zal deze groep religieuzen verdwijnen, dat is al aan het gebeuren. De zusters zijn gemiddeld 84, de laatste is in 1965 ingetreden. Ik besefte daarom: mijn werk gaat niet alleen over centen beheren

en verzorgingshuizen bouwen. Je neemt veel meer over. We komen in hun positie. Wij zijn de directe erfgenaam. Niet alleen de materiële erfgenaam, maar ook de immateriële.”

Gedreven door dezelfde idealen, zet de Kerkelijke Instelling Erfgoed Glorieux zich daarom in op alle drie de terreinen waar de zusters actief waren. “Ouderenzorg doen we zelf, hier op het Glorieuxpark. We bieden zorg en onderdak aan de Zusters van Barmhartigheid, de eveneens door Glorieux gestichte Broeders van Onze Lieve Vrouw van Lourdes, maar ook aan andere, in principe alleenstaande ouderen – denk aan weduwen, aan priesters emeriti. In de lijn van de psychiatrie bieden we ook onder-dak aan mensen met een verstandelijke beper-king. Maar we hoeven niet alles zelf te doen, dat kan ook niet. We ondersteunen daarom een aantal andere instellingen die zich hiermee bezig houden, door financiële bijdragen of door onroerend goed voor een nette prijs ter beschik-king te stellen. De inzet voor het onderwijs vertaalt zich eveneens op verschillende manie-ren, onder meer in onze structurele steun aan Stichting Thomas More. Als ik de lijn van het werk van de zusters doortrek, lijkt mij dat niet meer dan logisch.”

WoonexperimentWaar veel ordes en congregaties bezig zijn het licht uit te doen, is de religieuze beweging die Stefaan Glorieux ooit op gang bracht dus voor-nemens het licht tot in lengte van dagen te laten branden. “Wij willen het ook een levende gemeenschap houden”, voegt Smolders daar aan toe. “Een terrein met alleen maar oude mensen is daarom niet goed.” Erfgoed Glorieux realiseert momenteel vier groepswoningen – volledig energieneutraal, want duurzaamheid is ook een speerpunt in alle projecten – waar-van er één gereserveerd wordt voor een bijzon-der woonexperiment, dat in september van start moet gaan.

“Wij zijn op zoek naar zeven jonge vrou-wen van hooguit 50 jaar, die vanuit hun eigen maatschappelijke betrokkenheid in een nieuw model een beetje hetzelfde gaan doen als de zusters vroeger deden. Verstandige vrouwen, die ergens over nadenken, die iets willen maken van hun leven, maar weten dat er meer bestaat

dan snel carrière maken en geld verdienen. Ze krijgen hier dan een eigen kamer, en daarnaast leveren zij een bijdrage aan onze missie. Dat kan direct gericht zijn op de bewoners, in de zin van: ik ga met zuster Annie naar de stad, of ik lees de krant voor. Maar ik hoop ook dat sommi-gen willen meedenken over de ontwikkeling van de zorg. Hoe kunnen we vernieuwende concepten opzetten om dit te blijven doen? Zo kan ieder vanuit haar eigen talenten en idealen iets bijdragen. Op vrijwillige basis, dus naast het werk of de studie, als een soort moderne kloosterlingen zonder eeuwige gelofte. Ze moeten gezamenlijk hun eigen leefregel opstel-len. En we vragen wel een commitment voor een bepaalde tijd, bijvoorbeeld een jaar. Daarna kijken we hoe het verder gaat, of er bijvoorbeeld een vaste baan uit voort kan komen. Op deze manier geven we een nieuwe, eigentijdse draai aan het kloosterleven. Ik denk niet, dat de zusters het voor mogelijk hielden!”

Anton de Wit

Huize De Burgh, hoofdgebouw Glorieuxpark

Ed Smolders (r.) met een potentiële bewoner en de architect van de nieuwbouw.

Belangstelling?Voel jij je geroepen of uitgedaagd om aan dit woon-

groepexperiment deel te nemen? Stuur dan een reac-

tie met motivatie naar het bestuurssecretariaat van

Erfgoed Glorieux, via [email protected]. Meer

informatie: tel. 040 - 294 75 38 of www.glorieuxpark.nl.

Page 10: download More 98

Benoît Standaert OSB is benedictijn van de Sint­Andriesabdij in Zevenkerken­Brugge, en auteur van onder meer De Jezusruimte.

Stralen van onstuitbaar licht

Een icoon is een spiegelbeeld van de ziel, zo vertelde benedictijn Benoît Standaert op

het afscheidssymposium van Stefan Waanders (zie ook p. 3). Een fragment uit zijn

overweging.

10

a c t u e e lb e e l d m e d i t a t i e

In de Kluis waar ik vaak verblijf, staat tegenover mij dit 17e-eeuwse Russische icoon van de Transfiguratie. Een icoon is als een mandala en een mandala is als een spiegelbeeld van de ziel. Alle stadia van wat een ziel door te maken heeft, vind je terug in één synthetisch beeld. Als we blijven

kijken vinden we onszelf terug, als individu, als gemeenschap, als cultuur. Waar staan we? Rechtsonder een figuur die we zelf ooit waren, en steeds zijn als we beginnen of herbeginnen. In foetushouding, geen zicht, geen woord: hand voor ogen en mond.

Onmondig en onbekwaam op te kijken naar het ware licht. De tweede figuur wroet zich kruipend door het bestaan, graaft zich een weg, als door een tunnel, haast zich, bezige bij, op handen en voeten, maar met de rug naar het licht, en het hoofd zwaar, denkend maar zonder iets te overzien tenzij de onmiddellijke volgende stap. Samen drukken ze de twee polen van een eerste vorm van bestaan uit: zeer actief en zeer passief, maar puur gedreven door het voortbestaan. Ze zijn met de aarde verbonden, bijna aan de aarde gebonden… Vermoeden ze iets van het Andere?

En zo komen we bij de derde figuur, die zich opricht en zich ook omdraait, al blijft hij geknield aan die aardse aarde trouw. Hij kijkt in de goede richting, hij stelt het gebaar van de redenaar: hij spreekt, is mondig, overziet ook waar het naartoe zou kunnen gaan, hij kijkt van ver toe… Maar hij is er niet, bij lange nog niet. Hij is gescheiden van het grote Licht. Die bevreemdende, kale bergwand met enkel kloven, zelfs geen pad.

Zo naderen we het geheime centrum van die indrukwekkende cirkel die in feite doorbroken wordt, wel tien keren, dus langs alle kanten, met stralen die verder reiken. De donkere cirkel is doorzeefd met stralen van onstuitbaar licht. Let op de ene verticale straal, één in oorsprong, drie in zijn manifestatie. De centrale figuur valt samen met die straal, die wit is en groen, en donker in zijn kern. Groen is de kleur van het goddelijke… Rood is de kleur van de liefde, in zes richtingen, overwegend horizontaal. Ook in die straal is er diepte, een witte rand en een steeds donkerder rood aan de binnenkant…

Waar moet het naartoe? Naar die laatste centrale witte figuur: tenger en sterk, broos en vrij, naderend en overmenselijk. Ontwapenend nabij. Ligt daar niet onze toekomst?

Page 11: download More 98

Prof. dr. Bert Blans (1947-2014)

Een bedachtzaam denker in de lijn van Augustinus

Op 11 januari 2014 overleed prof. dr. Bert Blans. Hij was nog maar kort met emeritaat, na van 1990 tot en met 2012 vanwege

Stichting Thomas More (voorheen de Radboudstichting) als bijzonder hoogleraar aan de Wageningen Universiteit verbonden te

zijn geweest.

Bert Blans (1947-2014) studeerde theologie bij de Augustijnen te Nijmegen en Eindhoven. De augustijnse spiritualiteit bleef zijn leven lang een bron van inspiratie die hij graag met anderen deelde, in het bijzonder ook met studenten. Van 1969 tot 1972 studeerde Bert Blans filosofie aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte te Leuven, waar hij in 1975 bij prof. IJsseling zou promoveren op een proef-schrift over ‘de taal in de filosofie van Schelling’.

In 1973 werd hij docent aan de Katholieke Theologische Hogeschool Utrecht. Als gebo-ren docent verzorgde hij in de loop der jaren naast zijn werkzaamheden aan de Utrechtse hogeschool talloze cursussen, onder meer voor verpleegkundigen en godsdienstleraren. In 1990 volgde de roep naar Wageningen: vanwege de toenmalige Radboudstichting werd dr. Blans er bijzonder hoogleraar wijsbegeerte.

Hij genoot als docent grote populariteit in Wageningen en trok met zijn inleidingen in de filosofie steevast veel studenten. Ook het College van Bestuur van de universiteit roemde zijn verdiensten en kende hem op basis van evaluaties van studenten het zeld-zame predicaat van ‘excellent docent’ toe. In al zijn bescheidenheid verklaarde Blans die populariteit zelf door de “andere manier van denken” die zijn vakgebied bood. De belang-stelling voor filosofie aan deze in natuur en techniek uitblinkende universiteit is daarom ook opvallend groot, zo zei hij in een interview met deze nieuwsbrief (nr. 79, feb. 2009). “De studenten hier hebben een heel diverse achtergrond – van celbiologen tot landschapsarchitec-ten. Zij waarderen het bredere perspectief dat de filosofie hen biedt. Dus dat ze naast het tellen van fruitvliegjes ook nog bezig kunnen zijn met de grote denkers en grote vragen van onze geschiedenis.”

AandachtIn zijn oratie ‘De natuur van de aandacht’ wees prof. dr. Blans zijn Wagenings gehoor op het belang van de contemplatieve geesteshou-ding; op de noodzaak van rust, ontvankelijkheid, aandacht. “Ik begin dus met aandacht te vragen voor de aandacht”, zo zei hij, om dit uit te werken aan de hand van vele literaire, filosofische en religieuze auteurs.

In later jaren hield prof. Blans studenten nadrukkelijk het belang van gebed en meditatie voor. Hij wilde bij jongeren een weg openen niet alleen naar de waarheid, maar nadrukkelijk ook naar hun eigen innerlijk. Passend genoeg verzorgde prof. Blans vlak voor zijn emeri-taat één van de meest geslaagde masterclasses van Stichting Thomas

More, gewijd aan Augustinus en ‘de ontdekking van het innerlijk’, in de zomer van 2011.

In oktober 2012 werd Blans gehuldigd met een inhoudelijk rijk afscheidssymposium in aanwezigheid van collega’s, studenten, vrien-den en familie. Drs. Ada van der Velden van de Faculteit Katholieke Theologie roemde zijn menselijkheid. Prof.dr. Michiel Korthals van Wageningen vulde aan dat zijn standvastig en gedreven collegegeven bij studenten ongelofelijk veel teweeg bracht. Ook sprak Korthals over het bewonderenswaardige gevecht tegen zijn ziekte, waar Blans enorme spirituele kracht uit ontwikkeld had. De strijd tegen deze ziekte verloor Bert Blans op zaterdagmorgen 11 januari 2014, in het bijzijn van zijn naaste familie, 66 jaar oud.

Wij herinneren ons prof. dr. Bert Blans als een bedachtzaam, pedagogisch zeer begaafd filosoof: een man die de grote op Augustinus stoelende traditie op overtuigende en inspirerende wijze aan generaties studenten over wist te dragen. Stichting Thomas More is dankbaar dat hij vele jaren voor haar te Wageningen werkzaam wilde zijn.

11

i n m e m o r i a m

Bert Blans bij zijn afscheid in 2012, met zijn karakteristieke gulle lach. Foto: Arnaud Mooij

Page 12: download More 98

12

440 Grand Street. Opgeslokt door sociale hoogbouw (‘the projects’) bevindt zich in de New Yorkse Lower East Side één van de eerste kerken in ‘the city of sin’ die gewijd is aan de Moeder Gods: St. Mary’s. Deze kerk in een bonte migrantenwijk is van oorsprong Iers. Maar wat is oorspronkelijk in een stad die zijn dynamiek ontleent aan creatieve destructie en heruitvinding?

Ik ben te gast bij Father Andrew More O’Connor. Kortgeleden heeft hij het roer overgenomen. Dit is zijn eerste eigen parochie. Afkomstig uit The Mid-West, en een paar generaties her uit Ierland, is father Andrew een actieve aanwezigheid in New York. In elk stadsdeel lijkt hij een project te hebben. Zo kweekt hij kruiden die in The Bronx gebruikt worden voor het stoken van een plaatselijke whiskey, en probeert hij in een kledingproject authentieke kleding uit Guatemala zo aan te passen dat Amerikanen er meer in gaan zien dan een leuk souvenir. Father Andrew is kunstenaar, schrijver en literatuurkenner. ‘Work and serious play’, is zijn aan Sir Thomas More ontleende motto.

St. Mary’s zit elke zondag drie keer vol voor de mis. De laat-19e-eeuwse kerk is van voor tot achter en van onder tot boven versierd met Noord- en Zuid-Amerikaanse vlaggen, en sommige bezoekers dragen traditionele kleding. De priester preekt in het Engels en het Spaans. Op zijn uitspraken in het Spaans komt duidelijke reactie uit de kerk, variërend van diepe stilte tot stormachtige bijval.

Opeens schiet mij een opmerking van Frans Kellendonk te binnen. In een interview in de jaren ‘80 zei hij over de multiculturele samenleving: “Een straat waar men op de ene hoek een katholieke kerk probeert te handhaven, op de andere een moskee en nog een hindoetempeltje ergens in het midden, is een straat waar binnen de kortste keren helemaal geen godsdienst en helemaal geen gemeenschap meer zullen zijn.”

New York kent veel van dit soort straten. Zelfs binnen de gemeenschap van St. Mary’s is er behalve het geloof geen gemeenschappelijke deler in nationaliteit en politieke voorkeur aan te wijzen. Dit is New York, dit zijn de Verenigde Staten: dat absurde project dat je niet zou verzinnen als het niet al zou bestaan.

Father Andrew staat in een puinhoop die iets moet worden. Hij richt ‘the rectory’ opnieuw in en heeft bij het wegbreken van wanden een oude bibliotheek teruggevonden. Van vloer tot plafond kwamen half lege stellages aan het licht. Hij gaat ze opnieuw vullen, met boeken die er volgens hem toe doen. Als afgestudeerd literatuurwetenschapper in de hermeneutische traditie, lijkt father Andrew zich bewust van de grote verantwoordelijkheid die op hem rust. En dan kijkt uit een fotolijstje aan de muur ook nog Ezra Pound mee, een dichter die wij beiden waarderen. Geconfronteerd met de fragmenten van wat eens een samenleving was, beschreef Pound de Westerse cultuur als “an old bitch gone in the teeth”. De besten van zijn generatie stierven volgens Pound voor niet meer dan “two gross of broken statues”, voor “a few thousand battered books”. Toch – zou dat genoeg kunnen zijn? Hier in de pastorie van St. Mary’s is een bibliotheek die met fragmenten uit onze cultuur gevuld wil worden. Father Andrew verzamelt fragmenten, hij zet enkele ervan in een teruggevonden kast, in de hoop en verwachting dat ze zijn gefragmenteerde gemeenschap zullen dienen.

Op het einde van iedere mis klinkt God Bless America, uit volle borst gezongen. En waarom ook niet.

b r i e f u i t n e w y o r k c o l o f o n

Behalve het geloof is er in St. Mary’s geen

gemeenschappelijke deler

Father Andrews

boekenkast

More is een uitgave van Stichting Thomas More en wordt

toegezonden aan donateurs en belangstellenden. Voor

het aanvragen een gratis abonnement kunt u een bericht

sturen naar het secretariaat; [email protected].

Stichting Thomas More, voorheen Radboudstichting,

vormt een netwerk van op mens en maatschappij

betrokken hoger opgeleiden: kritisch reflecterende

mannen en vrouwen die boven de horizon van hun studie

en beroep weten uit te stijgen. Zij zijn in staat om na te

denken over het grotere geheel en hun plaats daarin. Zo

kunnen zij in onze maatschappij het verschil maken:

kunnen zij ‘More’ zijn. Velen in het netwerk weten zich

gesteund door de rijke en veelkleurige katholieke traditie,

die hen helpt bij het scherp stellen van de fundamentele

vragen waarmee zij in hun persoonlijk, professioneel en

maatschappelijk leven worden geconfronteerd.

Stichting Thomas More heeft de ANBI-status, d.w.z. is

een Algemeen Nut Beogende Instelling.

Voor haar activiteiten is zij geheel afhankelijk van

bijdragen en schenkingen van particulieren en

organisaties. Ook u kunt ons helpen, op een voor u

fiscaal aantrekkelijke manier. Kijk voor meer informatie

op www.thomasmore.nl/uw-steun/.

Adres Walpoort 10, 5211 DK ’s-Hertogenbosch

Telefoon 073 - 657 90 17

Internetadres www.thomasmore.nl

E-mail [email protected]

Bankrekening 22.51.80.634, ten name van

Stichting Thomas More,

’s-Hertogenbosch

IBAN NL18FVLB0225180634

BIC code FVLBNL22

Redactieraad Liesbeth Eugelink, Joan Hemels,

Ben Spekman

Redactie Joost van der Net,

Anton de Wit (eindredacteur)

Dianne Dekker (redactieassistente)

Druk & lay-out Drukkerij Dekkers van Gerwen,

’s-Hertogenbosch

ISSN 2210-7312

Wilco Versteeg, oud­scholar van Stichting Thomas More, verblijft voor onderzoek in het buitenland en schrijft voor More over zijn bevindingen.