BijZijn-XL
06 >nr. 09 - 2013NIEUWS
Behandel diabetespatiënten boven de 70 jaar niet te inten-
sief. De streefwaarde voor HbA1C mag niet te laag zijn. Dat
stelt de nieuwe Nederlandse eerstelijns diabetesrichtlijn.
P raktijkverpleegkundigen uit heel Nederland werden
onlangs geïnformeerd over de nieuwe richtlijn op het
jaarcongres van V&VN Praktijkverpleegkundigen en
Praktijkondersteuners. Tijdens de workshop Diabeteszorg in de eerste lijn, anders en beter in 2013 gaf huisarts Daniël
Tavenier uit Barneveld, tevens kaderhuisarts diabetes, aan de
hand van casuïstiek en resultaten uit wetenschappelijk
onderzoek op bevlogen wijze uitleg over de juiste behandeling
aan de hand van de nieuwe standaard. Behandeling met
metformine blijft de gouden standaard. Een belangrijk onder-
deel daarvan is dat het middel glicazide het eerste keuze-
middel is geworden van de su-derivaten. Glicazide geeft het
minste risico’s op complicaties als hart- en vaatziekten, geeft
een lager risico op hypo’s en is even effectief als andere su’s.
Bovendien verloopt de metabolisering grotendeels via de lever
en wordt het middel via de urine uitgescheiden. ‘Dit betekent
dat je glicazide ook kunt geven aan een patiënt met een
verslechterde nierfunctie’, aldus Tavenier.
Het stappenplan voor de behandeling van diabetes bij ouderen
wordt dan als volgt: 1. Start metformine. 2. Voeg een sulfonyl-
ureumderivaat (su) toe aan de metformine, waarbij de voorkeur
dus wordt gegeven aan glicazide. 3. Voeg NPH-insuline 1 x
daags toe aan de orale bloed glucoseverlagende middelen.
Een belangrijk nieuwe bevinding is dus dat de streefwaarde
voor HbA1C niet te laag mag zijn. Uit langlopend onderzoek
blijkt namelijk dat er meer sterfte plaatsvindt onder ouderen
die langer dan tien jaar diabetes hebben en intensief behan-
deld worden. De nieuwe streefwaarde voor een oudere van
70 jaar of ouder die tien jaar of langer diabetes heeft, is nu
<64 mmol/mol geworden. Naar een lagere waarde streven, is
geen goede diabeteszorg, aldus huisarts Tavenier. Bij kwets-
bare ouderen is het bovendien van belang om een behande-
ling op maat op te stellen. Kijk en luister bij het individualiseren
van de behandeling naar de klachten van de patiënt: waar
heeft die het meeste last van? ‘Dit betekent in de praktijk: geen
“streefwaardefetisjisme”, geen complexe insulineregimes en
dito dagcurves en bijvoorbeeld ook geen retinascreening,
omdat dit geen meerwaarde heeft. Zorg ervoor dat de patiënt
zo min mogelijk last heeft van de ziekte, de behandeling
én de zorgverlener’, aldus Tavenier.
E-healthtoepassingen gericht op zelfmanagement worden
nauwelijks gebruikt, zo blijkt uit de eHealth-monitor 2013
van het Nationaal ICT Instituut in de Zorg (NICTIZ) en
onderzoeksbureau NIVEL.
O ok verpleegkundigen maken nog maar beperkt
gebruik van e-health in de zorg, zegt voorzitter Ulco
de Boer van V&VN Verpleegkundige en Zorginfor-
matica (VZI). In de eHealth-monitor 2013 is onderzoek gedaan
naar de beschikbaarheid en het gebruik van e-health-toepas-
singen door zorggebruikers en zorgverleners. Dit eerste
onderzoek gaat over het curatieve deel van de gezondheids-
zorg. Hoewel 66 procent van de Nederlanders online naar
informatie zoekt over ziekte of behandeling, blijft het gebruik
van toepassingen gericht op zelfmanagement achterwege,
ontdekten de onderzoekers. Het gaat dan bijvoorbeeld om een
zelftest doen op internet (6 procent), de eigen gezondheids-
gegevens online bijhouden (4 procent) of op de telefoon een
herinnering instellen voor het innemen van medicijnen (2
procent). Patiënten zijn bovendien nog slecht op de hoogte van
de mogelijkheden die zorgverleners bieden voor online
communicatie. Uit de eHealth-monitor 2013 komt naar voren
dat 66% van de specialisten digitaal werkt. Ook de uitwisseling
van informatie met huisartsen laat te wensen over. Dat doet
circa 46 procent. Digitaal informatie uitwisselen met collega’s
ligt nog lager, op 32 procent. Huisartsen doen het beter: 93%
werkt digitaal. En vrijwel allemaal wisselen ze elektronisch
informatie uit: met openbare apotheken, huis artsenposten
en ziekenhuizen.
Ulco de Boer van V&VN VZI vindt het jammer dat de eHealth-monitor 2013 weinig aandacht besteedt aan het gebruik van
e-healthtoepassingen door verpleegkundigen. ‘En dat terwijl
e-health ook in onze beroepsgroep een belangrijke ontwikke-
ling is. Zo zijn er gespecialiseerde verpleegkundigen die
werken met telemonitoring voor patiënten met hartfalen, COPD
of diabetes. In de ggz is beeldschermzorg een opkomende
trend. Daarnaast houden steeds meer gespecialiseerde
verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten zelfstandige
spreekuren in ziekenhuizen. Zij krijgen dan vragen van mon-
dige, geïnformeerde patiënten die willen weten of de informatie
die zij op internet vinden juist is. We merken wel dat verpleeg-
kundigen op dat gebied nog wat meer kennis moeten opdoen.’
V&VN VZI houdt momenteel een enquête onder verpleeg-
kundigen over digitale dossiervoering. Op de website vzi.
venvn.nl kunnen verpleegkundigen meer informatie vinden over
e-health, zoals een uitleg over begrippen, praktijk voorbeelden
en actuele ontwikkelingen op dit vlak.
In 2014 verschijnt een tweede eHealth-monitor van NICTIZ
en Nivel over de langdurige zorg.
Ook verpleegkundigen doen nog weinig met e-health
Diabetespatiënten boven 70 niet te intensief behandelen
Top Related