© Susan Hol | www.susanhol.nl 1
Creatieve therapie met ouderen, kan dat?
Ondersteuning van ouderen ter verbetering van de laatste levensfase
door
Utrecht/Chaugey, 2006
© Susan Hol | www.susanhol.nl 2
Inhoudsopgave
Voorwoord 2
Inleiding 3
De opzet van het project Creatieve therapie met ouderen 4
Rouwverwerkingsprocessen 4
Teleurstelling ten opzichte van familie en bezoek 4
Schaamtegevoelens 5
Agressieve gevoelens 5
Specifieke aspecten bij creatieve therapie met ouderen 9
De praktijk van het project Creatieve therapie met ouderen 12
Kennismaking 12
Observatie 13
Behandeling 16
Voortgang 17
Nazorg 18
Rouwverwerkingsproces: mevrouw Jacobs 20
Afscheid nemen van het leven: mevrouw Sier 25
Toenemende vergeetachtigheid en creatieve therapie: mevrouw Van Ingen 30
Toenemende vergeetachtigheid en creatieve therapie: meneer Van Dam 35
Literatuur 48
Voorwoord
‘[…] de hoofdaanklacht tegen de ouderdom [luidt] dat
hij ongelukkig is. Dat ongeluk is te wijten aan vier fei-
ten: 1. De ouderdom onttrekt de mens aan activiteiten
die in tel zijn in de gemeenschap; 2. hij veroorzaakt de
verzwakking, ja de aftakeling van fysieke krachten; 3.
hij berooft de mens van alle geneugten van lichamelijk
aard, en 4. hij brengt de nadering van de dood; dit is
wel het zwaarste vergrijp’ (Den Boeft, 1995).
Dit schreef Cicero in Over de ouderdom. Het zijn vier
punten van kritiek op de ouderdom als levensfase. Op
het eerste gezicht lijken deze vier feiten een waarheid
als een koe. Ze vertegenwoordigen het negatieve
beeld dat velen hebben over de ouderdom. Toch heeft
Cicero er het een en ander tegenin te brengen.
De inactiviteit van de oudere is ‘een kortzichtige ver-
gissing, die te vergelijken is met de mening van dege-
ne die op een schip alleen de matrozen die druk in de
weer zijn met tuigage en kielwater echt bezig acht,
maar het belang van de stuurman, rustig aan zijn roer
gezeten, over het hoofd ziet.’ Een oudere levert haar
of zijn bijdrage aan de samenleving door verstand en
beleid en dat zijn ‘precies de sterkste kanten van de
ouderdom’. Maar de samenleving moet de ‘door erva-
ring gewonnen wijsheid van ouderen’ wel weten te
waarderen.
Bij het verval van krachten gaat het erom dat de oude-
re de beschikbare krachten op de juiste wijze gebruikt
en dan zullen ze toereikend blijken te zijn. Aan de
andere kant kan het nog meevallen met het fysieke
verval, als een oudere zorgt voor lichamelijke training
hoeft er van verval nauwelijks sprake te zijn.
Lichamelijk genot ‘zweept de passies op en deze heb-
ben in het verleden fatale gevolgen gehad tot aan
landverraad toe. Genot dooft het licht van de geest.’
Seksualiteit wordt hier naar traditioneel Romeins ge-
bruik afgedaan is iets voor de jeugd. Het is ‘te tolere-
ren, maar niet zonder risico’s’. Verder wordt verwezen
naar ‘de talrijke geneugten die de oude dag met zich
meebrengt en die hun bekroning vinden in het prestige
dat ouderen in een beschaafde samenleving genieten.
© Susan Hol | www.susanhol.nl 3
De nadering van de dood wordt besproken in het licht
van de oude filosofen die handelen over de onsterflijk-
heid van de ziel. ‘Ik vertrek uit dit leven als uit een
hotel, niet als uit een huis: de natuur gaf het ons als
een verblijfplaats om even te toeven, niet om er te
blijven wonen.’
Verder maakt Cicero nog een, misschien wel de be-
langrijkste, tegenwerping. Hij gaat ervan uit dat dezelf-
de mens verschillende levensfasen doorloopt. Deze
individuele mens moet niet de ouderdom aan-klagen,
maar is zelf verantwoordelijk voor zijn toestand in de
laatste levensfase: ‘als oude mensen humeurig zijn,
ligt dat niet aan de ouderdom, maar aan het humeur
dat ze zichzelf eigen gemaakt hebben’. ‘Wie de ver-
keerde richting koos bij de inrichting van zijn leven,
ervaart daarvan de gevolgen in zijn ouderdom. Niet de
ouderdom, maar hijzelf is verantwoordelijk.’
Inleiding
In de jaren 1991-1992 kreeg ik de kans om als drama-
therapeut in een verzorgingshuis te werken. Ik stapte
in een project dat Creatieve therapie met ouderen
werd genoemd en het had een looptijd van twee jaar.
Tegen de verwachting in werd het project aan het eind
van die twee jaar om uitsluitend financiële redenen
plotseling stopgezet.
Ik heb in het verzorgingshuis veel ouderen ontmoet die
mij ontzettend graag ontvingen. Een luisterend oor
was hen meer dan welkom. Daadwerkelijk gaan spe-
len was een andere, maar bij een aantal ouderen geen
onmogelijke, kwestie. Dramatherapie met oude-ren is
een bijzondere ervaring gebleken. Dit boek is geba-
seerd op mijn ervaringen met deze hoogbejaarde
vrouwen en mannen.
Het is goed om vooraf te weten dat ik de opleiding tot
dramatherapeut heb gevolgd op het toenmalige Midde-
loo, inmiddels deel uitmakend van de Hogeschool
Utrecht. Dit betekent namelijk dat ik geschoold ben in
de creatief procestheorie en dat heeft consequenties
voor mijn manier van werken. Over de creatief proces-
theorie is een aantal zeer duidelijk boeken geschre-
ven. Ik verwijs dan ook de geïnteresseerde en met de
materie onbekende lezer naar Smitskamp (1988) en
Grabau & Visser (1987).
De creatief therapeut en de cliënten zijn in dit boek
vrouwen, behalve daar waar het expliciet over een
man gaat. Dat wil zeggen dat ik in de zijvorm schrijf,
dus daar waar zij staat kan ook hij gelezen worden.
Hiermee vermijd ik niet alleen de lelijke hij/zijvorm en
kom ik tegemoet aan mijn feministische inslag, het
heeft tevens een praktische kant: creatieve therapie
wordt veelal door vrouwelijke therapeuten geprakti-
seerd. In de hbo-opleiding Creatieve Therapie zijn de
meeste studenten (95%) vrouw.
De methode is ontwikkeld vanuit het medium drama,
maar de basisprincipes van het vak creatieve therapie
zijn volledig van toepassing. Hierdoor is het voor het
medium beeldend, muziek, dans of tuin mogelijk de
vertaalslag te maken naar de eigen specifieke ken-
merken.
Over het project is onder andere een verslag geschre-
ven door de docenten van de Hogeschool van Utrecht,
afdeling Creatieve Therapie, die de leiding hadden
over het project (Vink & Houben, 1991), een eind-
examenscriptie (Linschoten, 1991) en een aantal arti-
kelen (Hol & Linschoten, 1993; Hol, 1993).
© Susan Hol | www.susanhol.nl 4
De opzet van het project Creatieve therapie met ouderen
Op initiatief van een beleidmaker van de Stichting
Huisvesting Bejaarden te Utrecht en een docent van
de opleiding Creatieve Therapie start een onderzoeks-
project Creatieve therapie met ouderen gestart. De
doelgroep voor het project zijn ouderen die niet meer
kunnen of willen deelnemen aan de bestaande groeps-
activiteiten in het verzorgingshuis. Er is verder geen
specifieke voorziening voor deze ouderen, waardoor
zij vereenzamen en tevens een grote belasting vormen
voor de zorgverleners vanwege de aandacht die ze
vragen. De initiatiefnemers van het project hopen met
de creatieve therapie deze vereenzaamde ouderen de
helpende hand te kunnen bieden, met als bijkomend
effect een ontlasting van de zorgverleners.
In het verzorgingshuis heerst grote onbekendheid met
zoiets als creatieve therapie. Een van de taken van de
creatief therapeut is dan ook de bekendheid en moge-
lijkheden van het vak onder het personeel te vergro-
ten. Dit levert een aantal bijzonder leuke middagen op
met zorgverleners die zichzelf en de therapeut verras-
sen met betrekking tot hun eigen spelmogelijkheden.
De grotere bekendheid met de mogelijkheden van
creatieve therapie zorgt voor een stijgend aantal aan-
meldingen van ouderen door de zorgverleners.
Vooraf is de inschatting dat achter de eenzaamheids-
problematiek problemen zitten waar ouderen moeilijk
over kunnen praten. In de loop van het project blijkt het
te gaan om:
rouwverwerkingsprocessen, vanwege:
fysieke achteruitgang en vergeetachtigheid;
overlijden van de partner, kind(eren) en/of an-
dere familieleden, vrienden, kennissen;
de laatste levensfase waarin de oudere ver-
keert;
teleurstelling en verdriet ten opzichte van familie
en bezoek;
schaamtegevoelens;
agressieve gevoelens.
Rouwverwerkingsprocessen
Elke oudere krijgt te maken met lichamelijke achter-
uitgang, het verlies van lichaamsfuncties en soms
verlies van lichaamsdelen, toenemend immobiliteit en
soms toenemende vergeetachtigheid. Het verlies van
naasten is bijna inherent aan het ouder worden, elke
oudere is heeft te maken met een of meer naasten die
zijn overleden. Verder zijn er ouderen die erg veel
moeite hebben met het feit dat het grootste deel van
het leven voorbij is en er nog nauwelijks toekomst rest.
Vele ouderen reageren op deze verliezen door zich
terug te trekken.
Teleurstelling ten opzichte van familie en bezoek
Als een oudere verhuist naar een kleinere woning, een
aanleunwoning, een aangepaste woning of het verzor-
gingshuis, raakt zij haar vertrouwde omgeving kwijt.
Soms onderhouden de vroegere buurtgenoten contact,
maar meestal is dat niet het geval. Wat ook voorkomt
is dat familie, vrienden en/of kennissen het af laten
weten. De oudere raakt teleurgesteld en trekt zich
terug in haar appartement.
Mevrouw Gibbus ziet steeds minder, zij is bijna blind. Tegelijkertijd neemt haar doofheid toe. De zorgverleners maken
zich zorgen om haar, omdat ze zich in toenemende mate isoleert met als gevolg dat ze vereenzaamd.
Mevrouw van Harsen heeft het moeilijk met haar stagnerende rouwverwerking. Extra lastig daarbij is dat ze toene-
mend vergeetachtig wordt. Ze is overmatig gericht op zichzelf en haar gezondheid. Het resultaat is dat ze zich erg
eenzaam voelt.
© Susan Hol | www.susanhol.nl 5
Schaamtegevoelens
Vele ouderen schamen zich voor hun geestelijke en/of
lichamelijke achteruitgang. Zij kunnen zich ook scha-
men omdat ze zijn aangewezen op de faciliteiten van
het verzorgingshuis. Als de kinderen het laten afweten
kan dat schaamtegevoelens oproepen, evenals het feit
dat verdriet en rouw een belangrijke plaats in hun le-
ven is gaan innemen. De oudere trekt zich liever terug.
Agressieve gevoelens
Verbazingwekkend en soms ook gelukkig genoeg zit
bij veel ouderen agressie verstopt. Voor de zorgver-
leners kan dat soms lastig zijn, omdat zij het meestal
moeten ontgelden. De dingen die zij de oudere uit han-
den nemen, doen de oudere steeds weer denken aan
de eigen hulpbehoevendheid en dat kan woede op-
wekken. De oudere richt de agressie ook wel op zich-
zelf of op andere ouderen in de directe omgeving.
Onder de agressie kan veel pijn zitten dat is opgedaan
in het vroegere leven. Er zijn ook ouderen die door het
uiten van woede zichzelf in het leven van hier en nu
houden. Het kan kracht geven om voor zichzelf te blij-
ven opkomen.
De taak van de creatieve therapie in het project is iets
specifieks te bieden. Verwacht wordt dat de creatief
therapeut andere dingen ziet dan de zorgverleners en
dat zij deze waarneming vertaalt naar een passende
activiteit. Een creatief therapeut die geconfronteerd
wordt met herinneringen van de oudere doet daar iets
mee in plaats van er alleen naar te luisteren. De crea-
tief therapeut verleidt de oudere voor de korte periode
van de bijeenkomst naar een andere wereld, de ‘alsof’-
situatie. In deze alsof-situatie wordt op andere aspec-
ten een beroep gedaan dan wanneer de oudere con-
tact heeft met bijvoorbeeld een maatschappelijk wer-
ker die bij de realiteit blijft. Op deze wijze kan de crea-
tief therapeut een bijdrage leveren in de psycho-
sociale zorgverlening die het ouderen mogelijk maakt
zo volwaardig mogelijk te kunnen blijven functioneren.
Een oudere vrouw klaagt keer op keer over het achteruitgaan van haar lichamelijke vermogens. Zorgverle-
ners hebben dit verhaal al zo vaak gehoord dat ze er geen aandacht meer aan besteden. Zij vinden dat ze
niet moet zeuren. Ik kies samen met haar een klacht uit haar ‘klaagzang’: haar verdriet om het minder
worden van haar gezichtsvermogen. Ik weet dat zij er plezier in heeft om gefantaseerde verhalen te lezen
of zelf te bedenken en bedenk als activiteit: samen een verhaal schrijven over het verdriet van ‘een zee-
mansvrouw die blind wordt’. Door het fantasieverhaal van de zeemansvrouw is de oudere op een positieve-
re manier bezig met haar klacht. Door de aandacht voor haar klacht voelt ze zich gehoord en begrepen.
Haar behoefte om haar ‘klaagzang’ te herhalen neemt af.
Mevrouw Huis uit de laatste twee à drie jaar, maar vooral het laatste jaar, veel beschuldigingen naar iemand
en niemand weet wie. Ze is bang dat ze bestolen wordt. Ze kan hierover erg boos worden en venijnig uitha-
len naar zorgverleners. Tegen de creatief therapeut is ze ontzettend lief, maar die komt ook leuke dingen
met haar doen en is er helemaal voor haar.
Mevrouw Van Roden is dertien jaar geleden door haar schoondochter stiekem aangemeld bij het verzorgingshuis. De
schok was groot. Nu nog kan ze er vreselijk kwaad om worden. Ze werd verschrikkelijk boos op haar schoondochter.
Hoewel haar tweelingzoons haar steunden, ondernam mevrouw Van Roden geen stappen om daadwerkelijk te weige-
ren. Ze verkocht haar inboedel en trok in een kamertje in het verzorgingshuis.
© Susan Hol | www.susanhol.nl 6
De aanmeldingen voor creatieve therapie komen van
zorgverleners die zich zorgen maken over bepaalde
ouderen. De verantwoordelijke van zorg in het verzor-
gingshuis bepaalt samen met de creatief therapeut of
creatieve therapie geïndiceerd is en of er een kennis-
makingsgesprek zal plaatsvinden. Samen bepalen zij
of de oudere van tevoren wordt ingelicht over het be-
zoek van de creatief therapeut of niet. Als een oudere
zelf heeft aangegeven dat zij behoefte heeft aan hulp,
kan de creatief therapeut met haar een afspraak ma-
ken. Het gebeurt echter ook dat een oudere van niets
weet of de eigen problemen ontkent.
Een voorbereidend gesprekje met de verantwoorde-
lijke van zorg kan de oudere verleiden tot op zijn minst
een kennismakingsgesprek met de therapeut. Van
belang is dat de therapeut zich realiseert dat zij de
oudere in eerste instantie in haar eigen woning be-
zoekt, de creatieve therapie met de oudere vindt im-
mers niet plaats in een behandelinstituut. Zij moet
rekening houden met de privacy van de oudere. Is er
eenmaal besloten tot behandeling, dan kan de thera-
peut de oudere ‘verlokken’ naar de therapieruimte te
komen. Ik spreek hier van verlokken, omdat heel wat
inventiviteit van de kant van de therapeut nodig bleek
te zijn om de oudere zover te krijgen mee te gaan naar
de therapieruimte. Voor velen was het moeilijk de ei-
gen vertrouwde woning te verlaten voor een uurtje
therapie in de therapieruimte.
Bij het kennismakingsgesprek blijkt of de oudere de
komst van de therapeut op prijs stelt. Sommigen be-
sluiten op het laatste moment dat zij hun problemen
toch liever niet met buitenstaanders bespreken. Bij
anderen kan blijken dat zij door hun (beginnende)
dementie geen idee meer hebben wat de therapeut
komt doen. Het kan ook gebeuren dat de therapeut
niet wordt binnengelaten of gewoon de deur uitgezet
wordt. Maar meestal wordt de therapeut met open
armen ontvangen. Vele ouderen zijn vooral ontzettend
blij dat ze een rustig gesprek kunnen hebben met ie-
mand die de tijd heeft om te luisteren.
Na het kennismakingsgesprek volgt een observatiepe-
riode van vijf bijeenkomsten. In deze bijeenkomsten
stelt de therapeut een aantal zaken vast, namelijk of:
er mogelijkheden zijn om met de desbetreffende
oudere met activiteiten aan de gang te gaan;
de mogelijkheid erin zit dat ze mee gaat naar de
therapieruimte;
de oudere nog in staat is zelf vorm te geven;
creatieve therapie ertoe kan bijdragen de zorgen
van de oudere te verlichten;
er een werkelijke hulpvraag ligt of dat de proble-
men bij de zorgverlening liggen.
De creatief therapeut maakt van de observatieperiode
een verslag en bespreekt dit met de verantwoordelijke
van zorg. Hierna volgt de beslissing om door te gaan
met de behandeling of te stoppen. Als de behandeling
wordt voortgezet, dan is dat in ieder geval voor vier
bijeenkomsten waarna een voortgangsverslag ge-
maakt wordt. Tijdens het project blijkt een groot aantal
ouderen niet in aanmerking te komen voor voortzetting
van de therapie. Meestal ligt dit aan externe factoren.
Er ligt bijvoorbeeld geen hulpvraag bij de oudere, maar
er zijn moeilijkheden rond de verzorging op grond van
persoonlijke aversies tussen zorgverleners en oudere.
Mevrouw Van Roden (89 jaar) is aangemeld omdat ze geen contact meer met anderen zoekt. Ze blijkt een goed
vertelster en ik geniet van haar verhalen. Ze woont al bijna dertig jaar in het verzorgingshuis en haar enige
‘probleem’ blijkt het leeftijdsverschil te zijn tussen haar en de zorgverleners. Vroeger waren de meeste
zorgverleners veel ouder dan nu. Ze vond de ouderen en zorgverleners van toen meer op buren lijken, ze had niet
het gevoel door professionele zorgverleners omringd te zijn. Verder zijn veel van haar vrienden en kennissen
inmiddels overleden en ze heeft geen behoefte meer om nieuwe te maken. Haar twee zoons zijn haar trots en haar
leven en dat is voor haar genoeg. Door een nieuw beleid op de afdeling moet mevrouw Van Roden ineens veel
meer zelf doen. Zelfwerkzaamheid is voor de meeste ouderen prima, maar bij haar lijkt haar behoefte aan hulp
ondergeschikt te zijn gemaakt aan de verlichting van het takenpakket van de zorgverleners. Ze is zo moe van al het
extra werk dat ze soms tijdens onze bijeenkomsten in slaap valt.
Ik concludeer dat mevrouw Van Roden een vrouw met pit is die goed in staat is om te zeggen wat ze wil. Ze zit
goed in haar vel en gezien het feit dat ze al zoveel vrienden en kennissen heeft overleefd, lijkt het logisch dat ze
afziet van nieuwe kennissen. In overleg met de verantwoordelijke van zorg wordt de zorgverlening aangepast en
afgezien van therapie.
© Susan Hol | www.susanhol.nl 7
Het kan ook zijn dat de oudere moet verhuizen naar
het verpleeghuis. Of dat kinderen niet willen dat hun
moeder of vader in therapie gaat. Wat verder kan ge-
beuren is dat de oudere komt te overlijden.
Soms is er sprake van ‘interne’ factoren. De oudere zit
bijvoorbeeld vast in een (overlevings)patroon dat ge-
zien haar leeftijd al zo lang zijn werk doet dat het uit-
gesloten en soms zelfs onwenselijk is er beweging in
te krijgen. Ten slotte zijn er natuurlijk ook ouderen die
simpelweg geen behoefte hebben aan therapie, om
wat voor reden dan ook.
De verantwoordelijke van zorg en de creatief therapeut
bespreken samen het voortgangsverslag en beslissen
tot voortzetten of stoppen van de behandeling. Tijdens
het project blijkt de beslissing in dit stadium dikwijls het
voortzetten van de behandeling te zijn. Als een behan-
deling toch stopt, ligt dat over het algemeen aan de
genoemde oorzaken als overlijden, verhuizen of kinde-
ren die bezwaar maken. Het voortzetten van de be-
handeling blijkt in de praktijk vaak te leiden tot langdu-
rende therapieën. Gezien de leeftijd van de cliënten-
populatie komt dat soms neer op ‘oneindige therapie’,
therapie tot ‘de dood ons scheidt’. Ouderen ondervin-
den tijdens de bijeenkom-sten een enorme rust en
ontspanning die van invloed is op het dagelijks leven
buiten de bijeenkomsten. Met name de zorgverleners
merken het effect, ze merken dat panieksituaties en de
vraag om aandacht afnemen en ze zien een verwor-
ven rust bij de oudere.
Wanneer afronding van de behandeling plaatsvindt, is
dit heel soms doordat er iets is doorgewerkt, zoals bij
een duidelijk rouwproces vanwege het overlijden van
de partner. Soms blijkt na een (lange) periode creatie-
ve therapie dat het tijd is om de oudere weer over te
dragen aan de zorgverlening: een aantal belangrijke
Na zo’n vijftien bijeenkomsten is het vertrouwen en gevoel van veiligheid bij mevrouw Van Dros sterk genoeg om
haar de ruimte te geven duidelijk voor haar eigen mening op te komen. Ze blijkt een sterke eigen wil te hebben en
een sterk verlangen naar zorg op haar intelligentieniveau. Ze vertelt verscheidene keren over het sterfbed van haar
man en laat elke keer meer zien van haar grote verdriet over dit ver-lies. Er volgen meer verhalen over mensen
waar ze verschrikkelijk veel van hield en die ze heeft verloren. Het verlies met de grootste impact vertelt ze als
laatst: een 25-jarige jongen die ze jarenlang met zorg heeft omringd werd voor haar ogen door een granaat getrof-
fen. Ze schroomt niet om te huilen.
Haar zelfvertrouwen groeit. Ze realiseert zich dat het niet niks is wat ze allemaal in haar leven heeft ge-daan.
Bovendien heeft ze tastbaar succes met haar dia’s die we samen tot een voorstelling met muziek hebben gemaakt
en haar zelfgemaakte prentenboek.
Langzaamaan beseft ze dat zij als werkende vrouw een ander leven heeft gehad dan de gemiddelde vrouw van
haar generatie en ze begint te begrijpen waarom het contact in huis met haar leeftijdgenoten maar moeizaam
verloopt.
De zorgverleners geven aan dat hun contacten met mevrouw Van Dros veel beter verlopen. Ze is gedul-diger,
minder gauw geïrriteerd en er kunnen over en weer grapjes gemaakt worden.
Mevrouw Veense geeft aan dat ze de therapie wel wil voortzetten na de eerste vijf observatiebijeenkomsten. Vervol-
gens belt ze vier keer achter elkaar af in verband met bezoek van familie en de kapster. Dan geeft ze te kennen dat
ze de therapeut niet meer op bezoek wil, omdat ze steeds zo druk is met andere afspraken. Ze wil niet op een ande-
re tijd, omdat dan meestal haar kinderen op bezoek komen.
Een bezorgde verantwoordelijke van zorg meldt mevrouw Bachgommer (87 jaar) aan. Ze vertelt dat deze vrouw erg
eenzaam is en graag in contact wil komen met mensen. Daarnaast is er volgens de verantwoordelijke van zorg
sprake van een onverwerkt rouwproces en moeilijkheden met de dochter van mevrouw Bachgommer. In de therapie
beklaagt mevrouw Bachgommer zich over de zorgverlening, haar eigen benauwdheid, haar dochter die minder voor
haar kan zorgen omdat deze ook last heeft van benauwdheid en haar onvermogen haar dochter te helpen. Het valt
me op dat ze erg verdrietig is. Tevens merk ik een enorm appél op zorg. Een week na de vijfde bijeenkomst komt
mevrouw Bachgommer te overlijden.
© Susan Hol | www.susanhol.nl 8
aspecten zijn doorgewerkt, sommige problemen zijn
opgelost en op een zeker moment is de oudere het
meest geholpen met wat extra aandacht van zorgver-
leners. De problematiek die er dan verder nog ligt
wordt met rust gelaten voor het welzijn van de oudere.
Het gebeurt ook dat de oudere ‘afhaakt’ om diverse
redenen of (plotseling) komt te overlijden.
Na de afronding van de behandeling kan een periode
van nazorg nodig zijn. In deze periode bezoekt de
therapeut de oudere thuis. Tijdens de laatste bijeen-
komst kan de therapeut een afspraak maken voor een
nazorgbezoek twee weken later, vervolgens vier we-
ken en zes weken. Afhankelijk van de oudere, de the-
rapeut en hun relatie, wordt het contact vervolgens
stopgezet of kan er een vorm van contact blijven be-
staan.
Met name als de oudere in de terminale fase komt kan
de therapeut, als zij dat wil, een steun voor de oudere
betekenen. Het proces dat de oudere in de therapie
heeft doorgemaakt, het vertrouwen dat zij in de thera-
peut heeft en de therapeutische kwaliteiten van de
therapeut kunnen ondersteunend werken voor de ou-
dere. Voor de therapeut is het een zeer persoonlijke
keuze of zij een dergelijke fase wil begeleiden of niet.
© Susan Hol | www.susanhol.nl 9
Specifieke aspecten bij creatieve therapie met ouderen
Oud worden we allemaal, tenminste daar gaan de
meeste mensen wel vanuit. Bijna iedereen heeft in
haar of zijn leven te maken (gehad) met ouderen, het-
zij van dichtbij zoals met grootouders, oudere ooms en
tantes of buren die op leeftijd waren, hetzij in het open-
bare leven zoals in winkels, in de rij bij het postkantoor
enzovoort. Vanuit die ervaringen met ouderen vormen
mensen, waaronder therapeuten, meningen over ou-
derdom en hebben wij oordelen over hoe ouderen zich
(horen te) gedragen. Een therapeut die een oudere in
behandeling heeft wordt altijd geconfronteerd met de
oordelen die zij meedraagt, maar ook met de goede en
slechte herinneringen aan de eigen grootouders en
misschien ook de eigen ouders. Werken met ouderen
kan daardoor bijzondere ervaringen opleveren, in ne-
gatieve én positieve zin.
Algemeen gesproken is de huidige generatie ouderen
gewend geestelijke problemen weg te stoppen of te
vertalen in lichamelijke kwalen. Dat ze de leeftijd heb-
ben om allerlei lichamelijke kwalen te krijgen kan deze
manier van lucht geven aan ongenoegens versterken.
Voor de creatief therapeut is het dus van belang voor-
zichtig aan te manoeuvreren met datgene wat ze krijgt
aangereikt. Het is zaak geduldig te luisteren, de tijd te
nemen, voorzichtig aan af te buigen naar het aanbie-
den van passende activiteiten en genoegen te nemen
met piepkleine stapjes in de goede richting.
Verder dient de therapeut, naast de uniciteit van elke
oudere, rekening te houden met de generatie waartoe
de oudere behoort. Dit hangt namelijk samen met de
collectieve gebeurtenissen die deel uitmaken van het
persoonlijke verleden van de oudere. De oudere van
nu, aan het begin van de eenentwintigste eeuw, is
bijvoorbeeld heel anders dan de in leeftijd oprukkende
(ex)hippies, de babyboomgeneratie die nu zo rond de
vijftig à zestig jaar is, straks zal zijn. Het accent dat
veel ouderen van nu op lichamelijke kwalen leggen als
zij in feite psychische problemen hebben, kan in de
toekomst veel minder worden of zelfs verdwijnen.
Waarschijnlijk zullen de ouderen van de komende
generatie sneller met hun onopgeloste conflicten psy-
chotherapeutische hulp zoeken. Zij zijn veel meer op-
gegroeid met de mogelijkheden van psychologische
hulpverlening. In de creatieve therapie met ouderen is
het dus wezenlijk dat de therapeut zich niet alleen
bezighoudt met de persoonlijke gebeurtenissen van de
oudere, maar eveneens weet heeft van collectieve
herinneringen. Gebeurtenissen als de armoede van de
jaren dertig, de Tweede Wereldoorlog, de tijd van de
wederopbouw en de seksuele revolutie bepalen sa-
men met de persoonlijke gebeurtenissen hoe de oude-
re in het leven staat.
Een ander punt is dat het pas sinds kort niet meer zo
vreemd wordt gevonden als een oudere om psycho-
therapie vraagt. Er is dus niet veel ervaring met psy-
chotherapie met ouderen. De komende tijd wordt dat
waarschijnlijk steeds beter. Op internet schrijft de Ri-
agg: ‘Lang geleden werd gedacht, dat psycho-therapie
met ouderen niet mogelijk was. Daarin is de laatste tijd
verandering gekomen. Bij de meeste Ouderenafdelin-
gen van de Riagg is tegenwoordig wel een psychothe-
rapeut werkzaam. Er komt een nieuwe generatie oude-
ren die zelf om psychotherapeutische hulp zal vragen.’
(www.riagg-rnw.nl)
Mevrouw Van Heulden wordt aangemeld voor creatieve therapie omdat ze bijna nooit meer haar huis uitkomt. Als ik
bij haar langsga is ze wantrouwig. Ze wil weten wie ik ben en wat ik precies kom doen en waarom. Toch is een
praatje welkom, dus laat ze me binnen en vertelt over zichzelf. Ze is 91 jaar en kan zich de tijd zonder de moderne
gemakken van nu nog heel goed herinneren. Ze vindt zichzelf ontzettend oud. Eerst had ze gedacht dat ze niet
ouder dan vijftig of zestig jaar zou worden, de gemiddelde leeftijd waarop mensen vroeger stierven. Toen ze later
merkte dat iedereen veel ouder werd dan vroeger dacht ze dat ze dan misschien de zeventig zou halen. Ze is het
goed zat om te leven. Ze is moe en wil best wel dood. Ze heeft genoeg meegemaakt, oorlog, honger, werkeloosheid,
maar ook de tijd dat het beter werd door de aandacht voor sociale zekerheid en economische vooruitgang. Het
adagium ‘vroeger was alles beter’ van veel ouderen vindt ze onzin, het was vroeger vooral zwaar en tegenwoordig is
alles stukken beter. Ze vrolijkt een beetje op als ze erover vertelt.
© Susan Hol | www.susanhol.nl 10
De therapeut die met ouderen werkt moet er ook reke-
ning mee houden dat velen – waaronder ouderen zelf
– denken dat ouderen teveel vastzitten aan oude pa-
tronen om te kunnen veranderen. Dit kan bij sommige
ouderen zeker het geval zijn, maar vaak is er wel be-
reidheid te veranderen. De Riagg op internet: ‘Psycho-
therapeuten die met ouderen werken, hebben veelal
de ervaring dat ouderen juist een aantal kenmerken
bezitten die hun geschiktheid voor psychotherapie
vergroten. Door wat zij in de loop van hun leven heb-
ben meegemaakt, hebben zij geleerd beter naar zich-
zelf te kijken en hebben zij vaak meer besef gekregen
van het eigen bestaan. Bovendien hebben zij een lan-
gere psychologische voorgeschie-denis die in de the-
rapie aangesproken kan worden. Tenslotte kunnen
ouderen door hun rijkere levens-ervaring gemakkelij-
ker relativeren. Ze hoeven zich niet zo nodig meer
waar te maken. Het geeft hen de mogelijkheid om met
een ander gedragsrepertoire en nieuwe levensstijlen te
experimenteren. In tegenstel-ling tot Freud zou men
juist kunnen zeggen dat ouderen psychologisch bezien
eerder flexibel te noemen zijn. Dit wordt nog eens ver-
sterkt door het perspectief van de eigen eindigheid; zij
kunnen zich niet meer permitteren om veel tijd te ver-
doen door weerstand te bieden tegen veranderingen.’
(www.riagg-rnw.nl)
Een volgend punt van belang is dat de therapeut moet
onderzoeken of de klachten van de oudere te maken
hebben met de laatste levensfase of dat ze al het ge-
hele leven een rol spelen. De therapeut gaat na in
hoeverre de problemen van nu te maken hebben met
het verleden en kan de oudere begeleiden in de ver-
werking ervan. Als graven in het verleden niet gewenst
is, kan de therapeut nagaan waarom er nu problemen
zijn en streven naar herstel van het evenwicht.
Na vier bijeenkomsten gaat mevrouw Van Heulden weer wat vaker de deur uit. Het praten over haar leven naar aan-
leiding van de spellen die wij doen heeft haar lucht gegeven. Tijdens de vijfde bijeenkomst begint ze aarzelend over
haar doodswens. Mijn rustig reactie geeft haar zelfvertrouwen en samen bekijken we de voors en tegens van dood-
gaan, dood zijn, of er nog iets is na de dood, rituelen voor de begrafenis en hoe haar leven te vullen tot het zover is,
wat ze nog zou willen. Wat dat laatste betreft is er niet meer zoveel. Ze wil nog wat dingen opruimen, haar kinderen
en kleinkinderen zien en ze wil graag nog een aantal keren met mij praten en spelen. Het spel dat we na het gesprek
doen wordt gekenmerkt door veel vrolijkheid.
Mevrouw Van Heulden geniet van het praten en spelen tijdens de bijeenkomsten. Een gezelschapsspel maakt veel los
over vroeger toen ze met andere mensen deze spellen deed. Al spelende en pratende zet ze plezierige en onplezie-
rige dingen uit haar leven op een rij. Ik krijg de indruk dat ze bezig is afscheid te nemen van het leven en dat het zich
verstoppen in huis voortkomt uit het idee dat ze niet naar het einde mag verlangen en dat ze er zeker niet over mag
praten. Mensen van haar generatie praten erg moeilijk over gevoelens, vinden over het algemeen dat je blij mag zijn
dat je leeft en er rust een zwaar taboe op praten over de wens om dood te gaan.
Mevrouw Van Heulden ziet niets in therapie, maar praten wil ze graag. Ik begrijp dat zolang ik mijn aanwezigheid geen
therapie noem ik het een en ander voor haar kan doen. Ik vraag of er dingen zijn die ze graag doet of deed. Ze blijkt
van gezelschapsspellen te houden. Een goede ingang voor onze bijeenkomsten, waarin praten belangrijk blijft maar
het spel voor afleiding en plezier zorgt.
© Susan Hol | www.susanhol.nl 11
Zeer specifiek aan therapie met ouderen is het feit dat
de behandeling elk moment onderbroken kan worden
wegens lichamelijke ziekten of overlijden. Bij overlijden
is het aan de therapeut deze situatie voor zichzelf te
verwerken, het is een voldongen feit. Bij lichamelijke
ziekten kan er een onderscheid gemaakt worden in
lichamelijke ziekten en psychosomatische klachten.
Als het gaat om puur lichamelijke klachten (wat niet
altijd met zekerheid vastgesteld kan worden), dan kan
dit ook lichamelijk behandeld worden. De therapie kan
dan hervat worden na het lichamelijk herstel. Duurt dit
herstel langer dan een aantal weken, dan kan het zijn
dat therapiedoelen bijgesteld moeten worden.
Heeft de oudere last van psychosomatische klachten,
dan is dit meestal geen reden de therapie stop te zet-
ten. De therapie kan dan juist de oudere helpen aan
de problemen te werken.
Het is ook mogelijk dat de behandeling plotselinge een
andere wending krijgt door ziekte of overlijden van
naasten. Ook in dit geval kan de therapie de mogelijk-
heid bieden aan de problemen te werken.
Als laatste belangrijk punt is dat de creatief therapeut
er rekening mee moet houden dat ‘bij therapie met
ouderen de relationele interactie tussen therapeut en
cliënt een zeer essentiële rol speelt. Waarschijnlijk
door levenservaring zijn veel ouderen extra gevoelig
geworden voor wat in de psychotherapie ook wel de
onderstroom wordt genoemd. In de literatuur wordt
aan psychotherapeuten die angst voor en afkeer heb-
ben van oude mensen vaak het advies gegeven om zo
min mogelijk ouderen tot hun cliëntèle te laten beho-
ren. (www.riagg-rnw.nl)
Dit betreft ook de weerstand die gevoeld wordt bij de
individuele oudere, zoals het nu eenmaal zo is dat de
ene persoon je meer ligt dan de andere. Voelt de the-
rapeut (blijvende) ergernis bij een oudere die zij in
therapie heeft en kan zij dit niet vakkundig hanteren,
dan is het raadzaam de therapie niet te vervolgen.
De eigen ervaringen met ouders, ouderen en ouder-
dom kunnen een grote rol (gaan) spelen bij het behan-
delen van ouderen. Het is daarom voor elke therapeut
die wil gaan werken met ouderen en daarin geen erva-
ring heeft raadzaam supervisie met een ervaren des-
kundige en/of intervisie met collega’s voor zichzelf te
regelen.
Al bij binnenkomst voel ik dat ik op mijn hoede ben. Mevrouw Piëre straalt een enorme lijdzaamheid uit. Het gesprek
is een klaagzang over de zorgverleners, over familie, over haar gezondheidstoestand. Een gevoel van hulpeloosheid
en hopeloosheid overvalt me. Ze voelt zich verdrietig, tekortgedaan en wil het liefst verzorgd worden. Het appèl op
mijn zorg is zeer sterk en ik merk dat ik zoveel mogelijk afstand probeer te houden. Achteraf vraag ik me af of ze wel
geholpen kan worden, omdat ze een enorme afweer opgebouwd heeft in de loop van haar leven. Dit laatste is niet
geheel bezijden de waarheid, maar is deels toch ingegeven door mijn eigen conflict: ik wil haar dolgraag helpen,
maar haar lijdzaamheid irriteert me behoorlijk. Niet lang hierna overlijdt mevrouw Piëre en ik geneer me over mijn
gevoel van opluchting. Hieruit leer ik de belangrijke les dat niet alleen de oudere maar ook ik ten volle moet kunnen
instemmen met het aangaan van de therapie.
De zevende bijeenkomst kom ik voor niets bij mevrouw Van Heulden. Ze heeft die nacht een hartstilstand gehad en is
vervolgens overleden. Het is me vaker overkomen dat een therapie met een oudere eindigde door overlijden, maar het
blijft een schokkende ervaring. Het einde is zo abrupt en het is anders abrupt dan een therapie die eindigt door andere
oorzaken. Bij overlijden eindigt niet alleen de therapie, maar ook een leven. Voor mevrouw Van Heulden ben ik blij, ze
wilde het echt heel graag. Voor mezelf vind ik het spijtig. Het was bijzonder haar te ontmoeten.
© Susan Hol | www.susanhol.nl 12
De praktijk van het project Creatieve therapie met ouderen
Gedurende het project wordt het aanbieden van de
creatieve therapie opgedeeld in een aantal fasen: de
kennismaking, de observatie, de behandeling, de
voortgang en nazorg. In dit hoofdstuk ga ik dieper in
op het verloop van deze fasen in de praktijk.
Kennismaking
De kennismaking is de eerste stap in de therapie.
Voorafgaand aan het kennismakingsgesprek is er
contact tussen de creatief therapeut, de verantwoorde-
lijke van zorg en zorgverleners die met de betreffende
oudere te maken hebben. De creatief therapeut obser-
veert en bepaalt of therapie geïndiceerd is.
Het kennismakingsgesprek is doorgaans het gemakke-
lijkste gedeelte van de therapie. De meeste ouderen
stellen het erg op prijs om een gesprek met iemand te
kunnen hebben. Als de therapeut rustig gaat zitten en
laat merken dat ze alle tijd van de wereld heeft (zorg
ook dat je die tijd hebt!), hoeft ze over het algemeen
nauwelijks iets te zeggen.
Als de therapeut weet dat er een duidelijke hulpvraag
ligt kan ze het gesprek wat meer sturen door gerichte
vragen te stellen over de problemen en de bereidheid
van de oudere ermee aan de slag te gaan.
Toch gebeurt het ook dat de therapeut met argwaan
tegemoet getreden wordt als ze langskomt voor een
eerste kennismaking. Het is dan van belang de oudere
nergens toe te dwingen. Deelnemen aan de therapie is
volkomen vrijwillig.
Ik bel aan bij mevrouw Gibbus. Er gebeurt helemaal niets. Ik bel nog een keer. Weer niets. Ik weet dat ze vrij doof is,
maar ik wil niet zomaar haar deur openmaken. Een zorgverlener stuift langs en stapt bij mevrouw Gibbus binnen. Ik ga
er voorzichtig achteraan. Hoe gewoon het ook mag zijn voor zorgverleners om zomaar binnen te lopen, ik voel altijd
reserve om dat te doen. Mevrouw Gibbus ziet me staan en ik stel me aan haar voor. Ze is erg wantrouwig. We staan in
haar keuken en ze wil precies weten wie ik ben, wat ik kom doen en waarom.
Op mijn kloppen doet mevrouw Jacobs aarzelend de deur open. Vriendelijk nodigt ze me uit binnen te komen. Me-
vrouw Jacobs heeft het moeilijk omdat haar man een jaar geleden is overleden. Ze dacht dat ze het verwerkt had,
maar alles komt weer terug. Het gaat dus om een duidelijk hulpvraag: omgaan met haar rouwproces. Maar ze is
ambivalent over hulp. Haar psychische problemen hebben een fysieke kant, haar bloeddruk is veel te hoog. Bij na-
vraag blijkt dat ze er wel van overtuigd is dat de hoge bloeddruk in verband staat met haar rouw. Dan vraag ik door
over de periode rond het overlijden, over haar kinderen en sociale contacten. Ze heeft het duidelijk moeilijk, maar
vindt het toch fijn om erover te praten. Als ik het gesprek na een twee uur wil afronden is ze nog steeds ambivalent.
Uiteindelijk weet de huisarts mevrouw Jacobs te overtuigen het in ieder geval te proberen.
Om kwart over elf ga ik even langs bij meneer Van Dam om een afspraak te maken voor een kennismakingsgesprek.
Ik heb mijn vinger nog maar net van de bel of de deur wordt al enthousiast opengetrokken. Voor mij staat een slanke,
opgewekte man. Later hoor ik dat hij 85 jaar is. Hij trekt aan mijn arm om zijn uitnodiging om binnen te komen kracht
bij te zetten. Al pratend biedt hij mij een stoel aan en blijft ruim een half uur aan een stuk praten. Dan wordt hij wat
rustiger en vertel ik hem waar ik voor kom. Ik blijf tot kwart over twaalf en heb in dat uur heel wat over zijn leven ge-
hoord.
© Susan Hol | www.susanhol.nl 13
Een enkele oudere ontvangt de therapeut die eerste
keer als volkomen vanzelfsprekend. Net of de thera-
peut al jarenlang langskomt voor gesprekken. Er is
dan meestal sprake van een zekere grenzeloosheid.
Deze ouderen maken ook geen enkel bezwaar tegen
binnenvallende zorgverleners, integendeel, zij laten
graag hun deur openstaan voor zulke onverwachte
bezoeken.
Na het kennismakingsgesprek is er een kort overleg
tussen de zorgverleners van de betreffende oudere en
de creatief therapeut. Zij kunnen aanvullende informa-
tie geven en zijn vaak ook benieuwd naar de bevindin-
gen van de therapeut. De zorgverleners kunnen een
ondersteuning zijn voor de therapeut en vice versa.
Samenwerking en overleg tussen zorgverleners en
therapeut kan het therapieproces van de oudere in
positieve zin beïnvloeden. Als zorgverleners betrokken
worden bij het therapieproces zullen zij beter in staat
zijn de specifieke eigenaardigheden van de betreffen-
de oudere te begrijpen en dat zal invloed hebben op
hun zorgverlening. De therapeut hoeft niet in details te
treden over de therapie, maar zij kan vertellen hoe een
bijeenkomst verlopen is. Zij kan specifieke wensen van
de oudere doorgeven en eventueel aanpassingen in
de zorgverlening bespreken. Verder kan zij de positie-
ve kanten van de oudere die in therapie naar voren
komen belichten. Het gebeurt vaak dat de oudere in de
therapie veel vriendelijker en beter benaderbaar is dan
in de dagelijkse zorgverlening. Dit zal te maken heb-
ben met het feit dat therapeut meer tijd heeft dan de
zorgverlener en dat het haar specifieke taak is aan-
dacht te hebben voor de oudere. Het bevorderen van
een positief beeld over de oudere bij de zorgverleners
verbetert het contact tussen oudere en zorgverlener
aanzienlijk. Bovendien knapt de oudere vaak op van
de therapie, waardoor zij positiever in het leven staat
en toegankelijker is voor de zorgverlener.
Voor de therapeut is het overleg met zorgverleners
ook prettig als blijkt dat zij geen vat krijgt op bepaalde
eigenschappen van de oudere. Zorgverleners kunnen
dan met hun ervaring met de betreffende oudere in-
zicht geven in deze eigenschappen of bepaald gedrag.
Soms kan er samen een plan van aanpak gemaakt
worden, bijvoorbeeld dat zorgverleners en
therapeut de oudere altijd vriendelijk maar kordaat
tegemoet treden en haar zo min mogelijk uit handen
nemen. De therapie wordt dan ingebed in een groter
geheel, wat het effect kan vergroten.
Observatie
De observatiefase volgt als de therapeut en de oudere
besluiten verder te willen gaan. De therapeut verza-
melt in deze fase informatie over de mogelijkheden
voor creatieve therapie met de oudere en of zij profijt
kan hebben van deze behandelvorm. Belangrijk hier-
voor is een zekere continuïteit in de bijeenkomst-en.
Vaak wordt voor vijf weken de bijeenkomsten van een
uur vastgelegd, zodat die ‘bij leven en welzijn’ door-
gaan. Bij de ouderen duurt het meestal twee of drie
bijeenkomsten voor ze therapeut een beetje ver-
trouwen. Veel praten gaat meestal van het begin af
aan heel goed, maar een gesprek voeren over wat hen
werkelijk bezighoudt vraagt veel meer. Daarnaast is
het van belang om gebruikt te gaan maken van spelsi-
tuaties, doen alsof, met middelen en materialen aan de
slag te gaan. Dit zijn immers belangrijke ingrediënt van
creatieve therapie en methodische hulpmiddelen van
de creatief therapeut. De alsof-situatie helpt afstand te
nemen van de werkelijkheid en veilig vorm te geven
aan allerlei gevoelens, het is tenslotte toch maar spel.
Tegelijkertijd verlicht deze vormgeving de zwaarte van
de gevoelens en komt het tegemoet aan de wens ge-
zien en gehoord te worden. Een gesprek kan deel
uitmaken van de behandeling, maar activiteiten vor-
men de hoofdmoot. De meeste ouderen willen niets
liever dan praten. Als de therapeut niet in staat is taal
om te buigen naar activiteiten, hetzij doordat de oude-
re dat absoluut niet wenst, hetzij doordat de therapeut
(bij deze oudere) niet voldoende vaardig-heden in huis
heeft om die ombuiging te maken, dan
Als ik aanbel bij mevrouw Wadebrug roept ze me binnen, de deur staat immers open. Blij verrast ontvangt ze me en
biedt ze me een stoel aan. Het eerste halfuur is ze aan het woord. Ze vertelt boeiend over zichzelf en haar leven. Als ik
iets opper weet ze dat feilloos in te passen in haar eigen verhaal of is het aanleiding voor een nieuw verhaal.
© Susan Hol | www.susanhol.nl 14
moet de therapie stoppen. Voor de therapeut kan dit
een dilemma betekenen, omdat de oudere vaak op-
knapt van een gesprek. Echter, het is niet de taak
noch de beroepsvaardigheid van de creatief therapeut
om alleen therapeutische gesprekken te voeren. Dit
moet zij overlaten aan de psychiaters. Aan de andere
kant zit er nog een aspect aan de behoefte van de
oudere alleen te willen praten over de eigen proble-
men. Soms zijn de problemen zo groot dat de oudere
nog wel wil praten om wat stoom af te blazen, maar
het verder niet aandurft aan een activiteit te beginnen.
Creatieve activiteiten kunnen onverwacht dingen los-
maken en er niet aan beginnen kan een vorm van zelf-
bescherming zijn. Het is begrijpelijk dat zeer oude
mensen (vaak onbewust) niet meer willen morrelen
aan achterliggende oorzaken.
Opvallend was dat veel ouderen zich vrij snel in een
alsof-situatie konden begeven, zodra de passende
activiteit gevonden was. Echter, het vinden van deze
passende activiteit was zonder uitzondering een lange
weg. Misschien vanwege het ver weg liggende spel-
verleden? Deze lange weg was vooral ook een leuke
weg. Als je als therapeut bij elke bijeenkomst zorgt
voor aandacht voor een activiteit: een (gezelschaps)
spel, puzzeltje, verhaal, gedicht enzovoort, of een
materiaal: boa, hoed, knuffel enzovoort, kom je vaak
voor leuke verrassingen te staan. De reacties van de
oudere op de activiteit of het materiaal hielpen uitein-
delijk een passende activiteit destilleren. Binnen die
aanbiedingen bleken ouderen vervolgens zeer wel in
staat hun gevoelens vormt te geven.
Als het even kan moet de therapeut de oudere ‘verlok-
ken’ mee te komen naar de therapieruimte, omdat ze
daar spontaan met materialen in kan springen op plot-
selinge (vaak heel kleine, subtiele) doorbraken. Dat
bevordert het therapieproces. Aange-zien de meeste
ouderen de behandeling het liefst bij hen thuis hebben,
vraagt het van de therapeut inven-tieve maatregelen
om ze toch naar de therapieruimte te krijgen. Echter, in
de allereerste plaats vraagt het heel veel geduld. Het
is voor de meeste ouderen al heel wat om met de the-
rapeut aan het werk te gaan en het duurt ook altijd
even voor er voldoende vertrouwen is om nieuwe din-
gen uit te proberen. Met activiteiten aan de gang gaan
is dan één ding, naar de therapie-ruimte gaan is iets
heel anders. De inventieve maatre-gelen hangen vaak
samen met het uit de weg ruimen van allerlei bezwa-
ren. Het kan bijvoorbeeld helpen om aan te bieden de
oudere te brengen en te halen. Als er een rolstoel
moet komen, kan de therapeut ervoor zorgen dat die
er ook daadwerkelijk is. De therapeut kan ook de the-
rapie bij de oudere thuis beginnen, haar
dan uitnodigen voor een wandeling naar de therapie-
ruimte, deze bekijken en vervolgens weer terugwande-
len naar haar woning. Een andere afspraak kan zijn
om het om en om te doen, de ene keer bij de oudere
thuis, de andere keer in de therapieruimte. En soms
moet de therapeut zich er uiteindelijk bij neerleggen
dat het niet zal lukken de oudere mee te krijgen naar
de therapieruimte. Als dat het geval is, moet er mins-
tens sprake zijn van bereidheid bij de oudere om met
activiteiten aan de gang te gaan.
Een oudere die alleen wil praten en niet openstaat
voor andere manieren van zich uiten, blijft als het ware
steken in een en dezelfde manier van omgaan met
(veranderende) gebeurtenissen om haar heen. In staat
zijn vorm te geven betekent dat een creatief proces
mogelijk wordt en een creatief proces maakt het moge-
lijk voor de oudere om op een andere manier met de
gebeurtenissen om haar heen om te gaan. Ook hier is
veel geduld van de therapeut geboden. Om te kunnen
vormgeven is vertrouwen vereist en bereidheid te ver-
anderen. De oudere mens heeft de leeftijd bereikt
Mevrouw Van Heulden speelt een aantal weken tijdens de therapie mens-erger-je-niet. In het spel kan ze zich soms
helemaal laten gaan. Als ze boos is speelt ze snel en driftig. Ze mept mijn pionnen van het bord zodat ze over de tafel
vliegen en op de grond rollen. Vervolgens moet ze lachen om de pionnen die door de lucht vliegen. Ze raapt alles
weer op en zet het keurig netjes terug op het bord en dan kan ze vertellen waar ze zo boos over is. Als ze zich goed
voelt laat ze met sierlijke gebaren haar pionnen over het bord wandelen. Met een buiging overhandigt ze de pionnen
die ze slaat aan mij. Soms wordt ze het tijdens het spelen zat als ze het niet kan winnen en ze wil wel winnen. ‘Even
kijken of de zegen onder het bord zit’ zegt ze dan, tilt het bord op en kiept zo alle pionnen eraf.
© Susan Hol | www.susanhol.nl 15
waarop veranderingen niet meer hoog op de priori-
teitenlijst staan, integendeel, consolideren van de be-
staande situatie en terugkijken op een lang verleden
hebben bij haar voorrang. Behalve geduld heeft de
therapeut ook een scherp oog nodig, omdat de bereid-
heid te veranderen op subtiel niveau vaak wel aanwe-
zig blijkt.
Bij demente ouderen heeft de verandering de vorm
van achteruitgang. De creatief therapeut moet de acti-
viteiten aanpassen aan de zich steeds sterker beper-
kende vermogens. In plaats van het aanbieden van
complexere activiteiten die passen bij een groei-end
vermogen tot vormgeven, moet de therapeut de activi-
teiten simplificeren om te kunnen passen bij een zich
beperkend vermogen tot vormgeven.
Een behandeling heeft natuurlijk nooit als doel het
leven van de cliënt er ongemakkelijker op te maken,
maar soms is het een onvermijdelijk bijeffect van the-
rapie, van het dieper ingaan op zaken die er voor de
oudere toe doen. Toch bestaat de creatieve therapie
met ouderen voor een belangrijk deel uit het verlichten
van zorgen. Het is geen hoofddoel, maar in bijna alle
gevallen vindt verlichting vanzelfsprekend plaats gedu-
rende de activiteiten. De activiteiten plaats-en de ou-
dere in een alsof-situatie, zij is even los van de werke-
lijkheid en geniet van het spel. Een bijeen-komst start
vaak met een gesprek over zorgen en ergernissen en
die de oudere bezighouden. Dit ge-sprek is nodig om
ruimte te scheppen voor spel. Eerst het hart luchten en
dan de zorgen verlichten. Sommige ouderen echter
kunnen zich niet losmaken van hun zorgen en erger-
nissen, zij staan niet open voor activi-teiten. Het praten
kan uiteindelijk toch een proces op gang brengen
waardoor de oudere na lange tijd toe-komt aan activi-
teiten, maar als het praten blijft duren kan er sprake
zijn van een storingsproces.
Bij de aanmelding van de oudere voor creatieve thera-
pie speelt altijd oprechte bezorgdheid van de zorgver-
leners een rol. Noodgedwongen doen zij hun taken
zonder extra tijd uit te (kunnen) trekken om wat aan-
dacht aan de oudere te besteden. De ervaring leert dat
voor veel bewoners creatieve therapie achterwege kan
blijven als de oudere maar even een praatje kan ma-
ken, al is het maar tien minuten, met een zorgver-
lener. Deze zorgverlener moet dan wel de indruk we-
ten te wekken alle tijd te hebben door bijvoorbeeld
even te gaan zitten. De oudere heeft dan het gevoel
gehoord en gezien te worden en voelt zich minder
alleen. In de huidige tijd van tekort aan zorgverleners
en werken met strakke tijdschema’s is even rustig zit-
ten een onmogelijkheid geworden. Toch kan het veel
extra zorg(kosten) schelen om hier wel tijd voor in te
ruimen. De vijf bijeenkomsten van de observatiepe-
riode geeft meestal voldoende tijd om vast te stellen of
er sprake is van een werkelijke hulpvraag.
Mevrouw Oort en ik zitten tegenover elkaar aan haar tafel. Ze moppert over zorgverleners, haar fysieke achteruitgaan
en het weer. Ik hoor het een half uurtje aan en stel dan voor ganzenbord te gaan spelen. ‘Welja’, zegt ze, ‘mag ik
beginnen?’ Een eerste glimlach komt tevoorschijn. Vroeger als kind speelde ze het al met haar familie en later met
haar eigen gezinsleden en kleinkinderen. Ze wordt ronduit vrolijk tijdens het spel door de prettige herinneringen die
aan haar vroegere leven naar boven komen.
Mevrouw Van Dros wil graag een diaserie schilderen en daar een verhaal bij schrijven. Ze schildert graag en het lijkt
haar leuk een diapresentatie te maken. Ze overweegt ook dit te presenteren aan enkele buren. De dia’s en het ver-
haal worden uiteindelijk een voorstelling met muziek. Ze laat het met veel genoegen aan anderen zien en ze krijgt
positieve reacties. Haar zelfvertrouwen neemt met sprongen toe. Na deze periode van werken aan de dia’s wil ze
graag een prentenboek maken. Tijdens het werken aan het prentenboek komen mooie herinneringen aan heel vroe-
ger naar boven. Mevrouw Van Dros overziet in deze periode haar hele leven: haar overwinningen, verliezen, mooie
en akelige dingen, hoe ze zich bij al die zaken heeft gedragen en hoe ze in het leven heeft gestaan.
© Susan Hol | www.susanhol.nl 16
Tegelijk met het vaststellen van de creatief therapeu-
tische mogelijkheden, observeert de creatief therapeut
welke problematiek bij de oudere naar voren komt. In
bijna alle gevallen heeft de oudere in eerste instantie
voornamelijk aandacht voor de somatische klachten,
maar ook de klacht van tekort aan contacten met an-
deren komt vaak naar voren. Achter deze klachten ligt
meestal de werkelijke problematiek. Hoewel het goed
is vast te stellen met welke problemen de oudere wor-
stelt, is het meest belangrijk in creatieve therapie dat
de oudere in staat is op non-verbale wijze aan de slag
te gaan en daarvan profijt te hebben.
Behandeling
Zoals al meerdere malen genoemd pakken de meeste
ouderen in de creatieve therapie niet zomaar allerlei
‘nieuwigheden’ aan, zij laten zich sowieso niet gemak-
kelijk tot spel verleiden. In de praktijk bleek een aantal
ingrediënten goed te werken om bij de oudere een ge-
voel vertrouwen en veiligheid – dé voorwaarden om
zich makkelijker tot een activiteit te laten verleiden – te
bewerkstelligen:
Tafel met stoelen
Simpel en doeltreffend is de aanwezigheid van een
tafel met stoelen in de therapieruimte, voor een drama-
therapie niet meteen de meest voor de hand liggende
attributen. Echter, de fysieke beperkingen van de
meeste ouderen maken het noodzakelijk om het groot-
ste deel van de tijd op een stoel te kunnen zitten en
aan een tafel te kunnen werken. Voor veel ouderen is
dit ook meteen erg vertrouwd, zij zijn gewend op een
stoel aan tafel te zitten en daar, als zij dat nog willen
en kunnen, dingen te doen. De aanwezigheid van de
tafel met stoelen geeft de oudere vaak voldoende ge-
ruststelling om ook eens te experimenteren met rustig
rondlopen in de therapieruimte, hier en daar wat op te
pakken en ermee te spelen.
Tafelactiviteiten
Verder is van belang dat de aangeboden activiteit
overzichtelijk is, op de tafel past of aan de tafel gedaan
kan worden en binnen een uur af is. Hoewel dit alles
een beperking lijkt, blijft er nog een scala aan mogelijk-
heden om te doen (zie casusbeschrijvingen).
Zeer geschikt voor de huidige generatie ouderen is het
gezelschapsspel. Zij laten zich er vrij snel door verleid-
en om te gaan spelen. Vaak hebben zij aan het spelen
van gezelschapsspellen goede herinnering uit hun
geleefde leven. Voor de creatief therapeut kan dit in
eerste instantie wat saai zijn, echter het gaat erom aan
te sluiten bij de behoeften van de oudere en niet bij die
van de therapeut. Zeer boeiend is vervolgens dat het
spelen van een gezelschapsspel een scala aan herin-
neringen uit het geleefde leven oproept. Door hierover
te vertellen krijgen veel ouderen een overzicht over dit
geleefde leven. Ronduit een uitdaging wordt het voor
de therapeut als de oudere in het spelen van het ge-
zelschapsspel allerlei behoeften uit (zie casusbeschrij-
vingen).
Toenemende vergeetachtigheid
In sommige gevallen is het gezelschapsspel de voor-
naamste activiteit in de creatieve therapie, met name
bij ouderen met toenemende vergeetachtigheid (zie
casusbeschrijvingen) zal dit het geval zijn. Voor hen is
de hele situatie, het klaarstaan van de tafel, de stoelen
en het bekende gezelschapsspel, zeer belang-rijk. Zij
weten meteen waar zij aan toe zijn, wat het gevoel van
vertrouwen en veiligheid bevordert. Het kan een steun
zijn in hun wereld die zich kenmerkt door de toene-
mende vergeetachtigheid. De therapeut dient bij toe-
nemende vergeetachtigheid van de oudere te zoeken
naar mogelijkheden om het spel aan de beperkingen
aan te passen (zie casusbeschrijvingen). In andere
gevallen is het gezelschapsspel een route naar andere
wijzen van vormgeven. De therapeut sluit dan in een
opeenvolging van opdrachten aan bij het vormge-
vingsproces van de oudere.
Nieuwe impulsen
Behalve de behoedzame gang van kleine verande-
ringen in bestaande activiteiten, kan er ook gekozen
Mevrouw Hansen vindt het erg gezellig dat ik langskom. Ik krijg thee en koekjes. Ze vindt het heerlijk dat ik ga zitten en
de tijd neem. Ik ben blij haar een plezier te doen en tot mijn spijt moet ik vaststellen dat er eigenlijk geen hulpvraag is.
Ze wil gewoon even lekker praten en dan is het weer goed.
© Susan Hol | www.susanhol.nl 17
worden voor een nieuw impuls. Een volledig nieuwe
impuls kan soms een verrassend effect sorteren. Als
er bijvoorbeeld naast het gezelschapsspel ook een
boa op tafel komt of een knuffelhond enzovoort, en de
oudere reageert hier enthousiast op, kan op grond
daarvan voor een nieuwe richting in de activiteiten
gekozen worden.
Voor een oudere die affiniteit met taal heeft kunnen
activiteiten als verhalen lezen, vertellen, schrijven;
(prenten)boeken bekijken en/of maken, gedichten
maken en/of lezen; voordrachten maken en/of opzeg-
gen; toneelstukjes maken of rollen hardop voorlezen
en dergelijke goed werken. Bezig zijn met fotografie is
voor een aantal ouderen ook een goede ingang geble-
ken: zelf foto’s maken, zich laten portretteren, foto’s
van vroeger bekijken, enzovoort.
Het is dus aan te raden om naast de behoedzame weg
af en toe – als er sprake is van voldoende vertrouwen
en veiligheid – met een verrassing te komen. Daarbij
kan de therapeut niet alleen de oudere maar ook zich-
zelf verrassen, in die zin dat de oudere soms verba-
zend goed kan reageren op een activiteit waarvan de
therapeut weinig tot niets verwacht omdat zij bijvoor-
beeld denkt dat de oudere daarvoor te normatief is.
Het voorzetten van de behandeling betekent vaak een
langdurige behandeling. Een enkele keer is dit niet het
geval (zie casusbeschrijving mevrouw Jacobs). Be-
langrijk is om steeds evaluatiemomenten in te lassen
om te bekijken of het nog nodig of passend is de be-
handeling voort te zetten of dat het beter is om te zien
naar andere activiteiten en/of de oudere met rust te
laten.
Voortgang
Als na de observatieperiode vaststaat dat de oudere in
behandeling kan, stelt de creatief therapeut de doel-
stellingen voor de behandeling vast. Meestal is tijdens
de observatieperiode al duidelijk geworden welke acti-
viteiten de oudere aanspreken en heeft de creatief
therapeut met deze activiteiten en variaties daarop
geëxperimenteerd. De behandeling is daarom vaak
een voortzetten, uitbreiden en verdiepen van wat zich
in de observatieperiode heeft voorgedaan. Na vier
bijeenkomsten, bij een totaal van negen bijeenkomst-
en, schrijft de therapeut een voortgangsverslag. Het
voortgangsverslag is eveneens een evaluatiemoment
in de behandeling. Een aantal zaken worden op een
rijtje gezet en voorgelegd aan de verantwoordelijke
van zorg. In overleg met de verantwoordelijk van zorg
wordt besloten of de behandeling wordt voortgezet of
niet.
In het voortgangsverslag komen de persoonsbeschrij-
ving van de oudere, de aanboden activiteiten, wat de
therapeut is opgevallen tijdens de activiteiten, de rol
van de therapeut, de voornaamste doelstellingen en
eventueel opvallende punten.
Persoonsbeschrijving
De persoonsbeschrijving is gebaseerd op wat de ou-
dere aan de therapeut vertelt en laat zien met betrek-
king tot het eigen leven. Er zijn de praktische gege-
vens als leeftijd, het eigen gezin, het gezin van her-
komst, lichamelijke aandoeningen en eventueel thera-
peutisch verleden. Daarnaast is er aandacht voor de
eigen verklaringen en beoordeling van de oudere over
het leven tot dan toe.
Aangeboden activiteiten
De aangeboden activiteiten zijn gebaseerd op hetgeen
de therapeut actief volgend heeft gevonden. Dit bete-
kent dat zij aansluit bij de wensen en behoeften van de
oudere, maar er tevens voor zorgt nieuwe prikkels in
de goede richting te geven. Waarbij de ‘goede richting’
bestaat uit het ontdekken van nieuwe manieren van
vormgeven met als doel het aanreiken van handvatten
voor de oudere om los te komen uit de oude ziekma-
kende situatie. Aangezien de oudere haar bestaan
merendeels vormgeeft door er herhaaldelijk over te
praten, is het aan de slag gaan met activiteiten vaak al
een grote stap. Dat betekent voor de therapeut dat zij
met kleine stapjes moet werken: aansluiten bij de vori-
ge bijeenkomst en daarop variëren.
Opvallende zaken
Wat de therapeut is opgevallen tijdens de activiteiten,
gaat over hoe de oudere heeft gewerkt met materialen,
de voortgang van het therapieproces, hoe de oudere
vormgeeft en wat dat duidelijk maakt over haar, wat de
oudere van zichzelf laat zien en in hoeverre de thera-
peut mag sturen in het vormgevingsproces.
Rol therapeut
De rol van de therapeut heeft betrekking op de invloed
van de therapeut op het therapieproces. Speelt zij
goed in op wat zich voordoet, kan zij het spel zo
© Susan Hol | www.susanhol.nl 18
regelen dat de oudere de gelegenheid krijgt zaken uit
het verleden te verwerken zodat de oudere meer rust
en ontspanning kan ondervinden, krijgen mooie ge-
beurtenissen uit het verleden van de oudere aan-
dacht?
Doelstellingen
Vanaf het kennismakingsgesprek hanteert de thera-
peut diverse doelstellingen. Deze worden regelmatig
getoetst en aangepast. Bij de ouderen is gebleken dat
een aantal doelstellingen lange tijd van kracht blijven.
Een daarvan is het werken aan vertrouwen en gevoel
van veiligheid in de therapie. Een andere is erkennen
van eenzaamheidsgevoelens. Daarnaast zijn er doel-
stellingen toegespitst op de individuele oudere, zoals
verbreden van het eigen wereldje, ruimte geven aan
praten over de doodswens, bevorderen realiteitszin,
vergroten van gevoel van eigenwaarde, versterken van
eigen identiteit.
Opvallende punten
Als er opvallende dingen gebeuren, is het goed deze
in het voortgangsverslag op te nemen. Door ze te
noemen kan getoetst worden of alleen de therapeut
het opvallend vindt of dat ook zorgverleners dit her-
kennen. Verder zijn het punten waarmee gewerkt kan
worden als de behandeling wordt voorgezet.
Voordat de therapeut in overleg met de verantwoorde-
lijke van zorg aan de hand van het voortgangsverslag
een beslissing neemt over het voortzetten van de be-
handeling, zal de therapeut ook bij de oudere inschat-
ten of deze bereid is tot verdere behandeling.
Nazorg
Na het afsluiten van de behandeling wordt een over-
zichtsverslag gemaakt. In dit verslag toont de thera-
peut een overzicht van de gehele behandeling, dus
vanaf het kennismakingsgesprek tot en met de laatste
bijeenkomst. Aspecten uit het voortgangsver-slag ko-
men erin terug, zoals de persoonsbeschrijving, aange-
boden activiteiten en doelstellingen. De persoonsbe-
schrijving wordt waar nodig aangevuld als de thera-
peut nieuwe informatie heeft verkregen gedurende de
therapie. Daarnaast geeft de therapeut in het over-
zichtsverslag kort weer om welke problema-tiek het
gaat, hoeveel bijeenkomsten zij heeft voorbe-reid en
hoeveel weken of maanden de therapie in totaal heeft
geduurd. Een aantal overzichtsverslagen is verwerkt in
de casusbeschrijvingen. Zoals al genoemd kan na-
zorgbezoek worden aangeboden: twee weken na het
afsluiten van de behandeling, vervolgens vier weken
en zes weken. Afhankelijk van de oudere, de therapeut
en hun relatie, wordt het contact vervolgens stopgezet
of kan er een vorm van contact blijven bestaan. Op de
volgende pagina zijn bovenstaande aspecten in een
schema opgenomen. Daarna volgt een aantal casus-
beschrijvingen.
© Susan Hol | www.susanhol.nl 19
Tabel 1 In schema de fasen van de therapie, het aantal bijeenkomsten, hetgeen de therapeut voorafgaand aan en tijdens de therapie doet.
Fase Bijeen
komst
Wat doet de therapeut vooraf? Wat gebeurt er in therapie?
Kennismaking 1 Voorbereiding:
overleg verantwoordelijke van zorg;
overleg zorgverleners;
afspraak maken met oudere en/of verantwoordelijke van
zorg de oudere laten inlichten.
Kennismakingsgesprek
Observatie 2 Doornemen aantekeningen met eerste indrukken uit bijeen-
komst 1.
Klaarleggen eerste tafelactiviteit.
Gesprek.
Eerste tafelactiviteit uitvoeren met oudere.
3 Doornemen aantekeningen uit bijeenkomst 1 en 2.
Klaarleggen tweede tafelactiviteit.
Gesprek.
Tweede tafelactiviteit uitvoeren met oudere
4 Doornemen aantekeningen uit eerste drie bijeenkomsten.
Klaarleggen derde tafelactiviteit en ongebruikelijk voorwerp
als een boa, feestneus, gekke hoed, spotlight, muziekin-
strument, knuffel, enzovoort.
Gesprek.
Reactie van oudere op ongebruikelijk voorwerp.
Derde tafelactiviteit uitvoeren met oudere
5 Doornemen aantekeningen uit eerste vier bijeenkomsten.
Activiteit bedenken die voortvloeit uit bevindingen eerste
vier bijeenkomsten en eventueel nieuw ongebruikelijk voor-
werp klaarleggen.
Gesprek.
Reactie van oudere op ongebruikelijk voorwerp.
Uitvoeren activiteit door of samen met oudere.
Voortgang 6 Observatieverslag maken en bespreken met verantwoorde-
lijke van zorg.
Besluiten tot stoppen behandeling of voortzetten met vier
keer.
Bij voortzetten: activiteit bedenken die voortvloeit uit de
bevindingen in het observatieverslag.
Afrondingsgesprek met de oudere in geval van
stoppen met de therapie.
Bij voortzetten: uitvoeren activiteit door of sa-
men met de oudere.
7 Activiteit bedenken die aansluit bij het voortgaande proces
van de oudere
Gesprek.
Uitvoeren activiteit door of samen met oudere
8 Idem Idem
9 Idem Idem
Behandeling 10 Voortgangsverslag maken en bespreken met verantwoorde-
lijke van zorg.
Besluiten tot stoppen of voortzetten behandeling.
Bij voortzetten: activiteit bedenken die voortvloeit uit de
bevindingen in het voortgangsverslag.
Afrondingsgesprek met de oudere in geval van
stoppen met de therapie.
Bij voortzetten: uitvoeren activiteit door of sa-
men met de oudere.
11 en
verder
Activiteit bedenken die aansluit bij het voortgaande proces
van de oudere.
Gesprek.
Uitvoeren activiteit door of samen met oudere
Nazorg Indien wenselijk.
© Susan Hol | www.susanhol.nl 20
Rouwverwerkingsproces: mevrouw Jacobs
Eerste bijeenkomst Op tafel ligt een legpuzzel klaar. Het is een grote, duizend stukjes, dus zorg ik dat hij voor
een deel af is. De puzzel op tafel moet veiligheid en structuur bieden aan mevrouw Jacobs
en dient tevens de observatie.
Gezien haar aarzeling om te komen, haal ik haar deze eerste keer op. We kunnen dan sa-
men de weg naar de therapieruimte lopen, zodat die in ieder geval bekend is. Eenmaal in de
therapieruimte komen allerlei herinneringen aan deze ruimte boven. Het was vroeger een
mooie plek waar ze heerlijk met haar man heeft zitten dromen over hoe ze deze ruimte zou
inrichten als het van hun was. Als we erover praten waarom ze in creatieve therapie is, blijkt
dat ze erg bang is voor verdriet. Ze vertelt over de periode voor, tijdens en vlak na het over-
lijden van haar man, een periode waarin ze alle verdriet heeft weggedrukt. Ze wilde en kon
het niet geloven dat haar man er niet meer was.
Ze is vandaag in de therapie behoorlijk gespannen en angstig, maar de emoties mogen
komen en beleefd worden. Ik laat haar rustig haar gang gaan, luister naar wat ze te vertellen
heeft en laat haar huilen. Af en toe maak ik een opmerking die de sfeer wat luchtiger maakt,
daar kan ze oprecht om glimlachen.
Als ze weer wat belangstelling krijgt voor haar omgeving wijs ik haar op de puzzel. Ze zegt
dat ze nooit legpuzzels heeft gemaakt, wel kruiswoordraadsels. Ze schuift wat heen en weer
met de stukjes en doet er verder niet zoveel mee. Na de bijeenkomst wil ze graag dat ik
meeloop naar de ‘breiclub’. Het is vlakbij de therapieruimte en ze heeft er vroeger ook geze-
ten. Hartelijke belangstelling van een van de vrouwen brengt haar in tranen. Als we samen
verder lopen komen we langs de plek waar de rolstoel van haar man altijd stond. Het is lang
geleden dat ze daar geweest is en ze vertelt over die tijd. Vervolgens ziet ze een bekende
die ze een jaar lang niet heeft gesproken. Ze is blij de vrouw te ontmoeten zegt tegen mij dat
we nu wel afscheid kunnen nemen, ze wil graag even met de vrouw praten. Samen met de
bekende installeert ze zich op een bank.
Tweede bijeenkomst Op tafel ligt het materiaal klaar om een kruiswoordpuzzel te maken van de namen van haar-
zelf, haar moeder, grootmoeder, zoon enzovoort. Ik wil haar graag bewust maken van haar
plek in haar eigen familie om haar daarmee de inbedding in die familie te laten voelen, de
verbondenheid die ze ook met andere mensen heeft. Verder zit er een cassettebandje met
oude liederen (smartlappen) in de cassetterecorder. Een observatie-item: ik ben benieuwd
naar haar reactie. Vandaag zal ze zelf komen (ik haal haar niet op) en ik vraag me af of ze
inderdaad zelf dat initiatief zal nemen. Mevrouw Jacobs laat mij niet lang in spanning zitten,
Mevrouw Jacobs is 85 jaar. Ze heeft een dochter en een zoon die beiden getrouwd zijn en kinderen heb-
ben. Zij bezoeken haar zeer regelmatig. Mevrouw Jacobs is tien jaar geleden met haar man in het ver-
zorgingshuis komen wonen. Vorig jaar overleed haar man en ze dacht dat ze zijn de dood verwerkt had,
maar nu zijn sterfdag nadert heeft ze het toch weer erg moeilijk met de situatie rondom zijn overlijden.
Tijdens de kennismaking blijkt dat mevrouw Jacobs wel geholpen wil worden, maar dat er ook in haar is
dat zegt dat ze het allemaal alleen moet kunnen en niet zo kinderachtig moet zijn. Ze praat veel, huilt
veel, heeft duidelijk behoefte aan een uitlaatklep. Uiteindelijk wil laat ze weten dat ze de creatieve thera-
pie wel een paar keer wil proberen.
© Susan Hol | www.susanhol.nl 21
een kwartier voor tijd arriveert ze bij de therapieruimte. Ze ziet er zeer vermoeid uit. Ze laat
me weten dat ze ’s nachts bijna niet slaapt. Het luisteren naar de liederen doet haar goed.
Ze vindt de liederen erg mooi, weemoedig, ‘oude muziek’ noemt ze het. Ze heeft mooie her-
inneringen aan deze muziek: haar man hield er erg van en ze dansten er vaak op. Af en toe
komen er tranen. Na een poosje merkt ze op dat veel zangers en zangeressen plotseling
hun partner hebben verloren. Ik zie dat ze op dat moment werkelijk zelf voelt dat ze niet de
enige is die meemaakt dat haar partner is overleden. Tot dat moment was een dergelijke
opmerking voor haar een loze kreet, gebruikt voor en door anderen.
Van de kruiswoordpuzzel snapt ze niet veel, maar doet wel mee als ik begin. Ik schrijf letters
op kaartjes en zij maakt daarvan de namen van haar familieleden. Het lijkt een beetje op
scrabble hoe ze de namen in elkaar schuift. Haar familie heeft zoveel namen dat haar man
en andere mannelijke familieleden nauwelijks op de tafel passen. Ze neemt ineens initiatief.
Haar man moet erbij!
Tijdens het uur vallen er vaak stiltes die ik niet opvul. Ze komt dan vanzelf met haar asso-
ciaties van dat moment. Na het uur wil ze weer naar de breiclub en wil weer dat ik meega.
Eenmaal bij de breisters besluit ze daar te blijven.
Derde bijeenkomst Op tafel ligt een kruiswoordpuzzel klaar die is afgeleid van een bestaande. Het cassette-
bandje met de oude liederen ligt weer klaar in de cassetterecorder. Het is nog steeds zoe-
ken naar een passende activiteit, vooral ook omdat het praten en gehoord worden mevrouw
Jacobs zoveel goed doet. Ze is niet op de afgesproken tijd aanwezig. Ik wacht nog een paar
minuten en ga dan op weg om haar te halen. Onderweg kom ik haar tegen. Ik ben blij dat ze
in ieder geval van plan is te komen. Ze vertelt dat ze eerst de afwas wou doen en dat ze
daarom laat is. Ik merk dat haar conflict wel/niet naar therapie vandaag weer manifest is.
Toch heeft ze in de tussenliggende week een belangrijke ontdekking gedaan. Het is haar
opgevallen dat ze op alle uitnodigingen van vrienden en kennissen om mee (uit) te gaan
en/of mee te doen aan een activiteit ‘nee’ zegt. Ze begrijpt het niet van zichzelf, want als ze
later eenzaam thuiszit krijgt ze spijt en denkt ze: was ik maar toch gegaan. Samen kijken en
beschrijven we haar gedrag binnen en buiten de therapie. Vervolgens kijken we van waaruit
haar gedrag is ontstaan. Ze ontdekt dat ze bang is dat ze zal gaan huilen als ze aandacht en
liefde krijgt, als iemand over haar overleden man begint en/of dat ze zelf wordt overvallen
door herinneringen. Dit helpt haar het eigen gedrag meer te accepteren.
Bij het maken van de kruiswoordpuzzel is haar conflict wel/niet meedoen letterlijk te zien.
Het ene moment buigt ze zich naar voren en doet mee, vervolgens leunt ze achterover en
neemt afstand.
Vierde bijeenkomst Na de derde bijeenkomst bedacht ik dat het wel/niet meedoen, wel/niet naar therapie,
wel/niet haar verdriet de ruimte geven van mevrouw Jacobs lijkt op het eb en vloed van de
zee: een gaande en een zich terugtrekkende beweging. Om iets met die beweging te doen
wil ik deze vierde bijeenkomst richting een bewegingsopdracht, maar om veiligheid en ver-
trouwen te waarborgen beperk ik het nog tot een tafelactiviteit. Ik heb een verhaal van
A.M.G. Schmidt omgewerkt tot een toneelstukje met vier rollen, we gaan rollezen. Mevrouw
Jacobs is in ieder geval precies op tijd. Dat is een goed teken, ze lijkt ook rustiger en minder
somber dan anders. In de tussenliggende week is een familielid van haar overleden, een
man die veel jonger was dan haar man toen hij overleed. ‘Dat lijkt me nog veel erger om je
man zo vroeg te moeten missen’, zegt ze. Het overlijden van dit familielid heeft ook andere
dingen aangezet: mevrouw Jacobs en haar dochter waren voor het eerst in lange tijd in staat
© Susan Hol | www.susanhol.nl 22
om over de dood van meneer Jacobs te praten. Eigenlijk zijn beide vrouwen van mening dat
het verdriet moet stoppen en dat mevrouw Jacobs gewoon weer dingen moet ondernemen.
Toch is er iets veranderd bij mevrouw Jacobs. Het lijkt of het besef groter wordt dat het goed
is toe te geven aan haar verdriet. Tegelijkertijd lijkt ze af te tasten wat ze nou eigenlijk zelf
wil en zelf vindt over de dingen die in haar leven zijn gebeurd. Haar eigen persoon lijkt meer
aan bod te komen en haar man wat meer op de achtergrond.
Dit toont zich ook tijdens het rollezen. Ze laat zich duidelijk zien in haar rol, lacht en zegt aan
het einde dat ze het eigenlijk maar een stom verhaal vindt. Het toneelstuk hardop lezen vindt
ze een heel werk: ‘dan doe ik nog liever een kruiswoordpuzzel’. Het geheel doet haar wel
denken aan toen ze zelf voordrachten hield, vroeger.
Aan het eind van de therapie gaat niet naar de breiclub. Ze heeft naar aanleiding van de
vorige week besloten dat ze er niet meer heen gaat. ‘Ik kan toch niet breien vanwege mijn
pijnlijke handen, dus het heeft geen zin tussen de breiende dames te zitten.’
Vijfde bijeenkomst In de tussenliggende week ben ik een verhaal tegengekomen van een vrouw die vertelt over
haar rouwverwerking. Dit verhaal wil ik in deze vijfde bijeenkomst aan mevrouw Jacobs
voorleggen en haar ook wat vertellen over de verschillende stadia van rouwverwerking. Het
verhaal kan haar verder vooruithelpen in het proces dat al gaande is: haar besef dat meer
mensen met rouwverwerking te maken hebben. Kennis over de stadia van rouwverwerking
kan haar acceptatie over haar eigen proces vergroten. Mevrouw Jacobs is me voor: ‘Heb je
het programma van Koos Postema gezien?’, zegt ze bij binnenkomst. Dat heb ik niet en ze
vertelt dat het een praatprogramma over rouwverwerking was. Naar aanleiding hiervan ver-
telt ze nogmaals over het hele gebeuren rondom het overlijden van haar man. Deze keer
spreekt ze haar grootste wens uit: de specialist bij wie haar man onder behandeling was in
het ziekenhuis bezoeken. Ze wil al vanaf het overlijden van haar man weten of de specialist
hem nog had kunnen redden. Haar zoon en dochter zijn er altijd tegen geweest dat ze de
specialist op zou zoeken. Ze vinden dat ze zichzelf alleen maar meer pijn doet als ze die
specialist zou ondervragen en ‘je krijgt papa daarmee toch niet terug’. Ze heeft er tot nog toe
van afgezien, maar dat heeft beslist niet bijgedragen aan haar gemoedsrust.
Samen inventariseren we wat ze van de specialist zou willen weten. Op het moment dat we
de naam van de specialist nodig hebben om daadwerkelijk stappen te kunnen ondernemen,
kan ze niet op haar naam komen. Mevrouw Jacobs denkt lang na over die naam, maar komt
er niet achter. Tien minuten voor het eind van de bijeenkomst zegt ze: ‘Misschien doe ik het
toch maar niet, het is niks gedaan.’ Ze grijpt naar haar hoofd, ze heeft knallende hoofdpijn.
Ze wil een slokje thee nemen, begint te huilen, houdt zich weer in en zegt ‘mijn kinderen
willen het niet’.
Zesde bijeenkomst Naar aanleiding van de vijfde bijeenkomst werk ik een voorstel uit voor een gezamenlijk
gesprek met mevrouw Jacobs, haar kinderen, de verantwoordelijke van zorg en mij over het
consulteren van de specialist in het ziekenhuis. Het conflict van mevrouw Jacobs tussen
haar eigen wensen en die van haar kinderen, waarbij met name haar dochter belangrijk is,
werd de vorige keer zo duidelijk, dat het me goed lijkt haar met haar kinderen samen laten
komen over dit onderwerp. De hoop is dat mevrouw Jacobs zich dan meer gesteund kan
voelen.
Ook deze keer, de zesde bijeenkomst, blijkt mevrouw Jacobs niet stil te hebben gezeten. Bij
binnenkomst geniet ze eerst op haar gemak van het mooie zonlicht in de therapieruimte. Ze
vertelt dat het slecht is gegaan met haar en dat ze zich niet meer zo vreselijk wil voelen als
© Susan Hol | www.susanhol.nl 23
aan het eind van de vorige bijeenkomst. We bespreken hoe het de vorige keer is gegaan en
dan vertelt ze hoe ze naar aanleiding van de vorige bijeenkomst zelf het initiatief heeft geno-
men om met haar dochter te praten. Ze nam als aanleiding de klusjes die haar man vroeger
altijd in huis deed voor haar en haar dochter. Haar dochter kon ronduit toegeven dat ze dit
ook erg mist en vervolgens hebben ze samen getreurd om hun verlies. Mevrouw Jacobs
heeft duidelijk aan zelfvertrouwen gewonnen na dit eigen initiatief. De rest van de zitting
gebruiken we om te inventariseren welke dingen ze samen met haar dochter doet, welke
dingen haar dochter voor haar moet doen (adviseren bij kopen van kleding bijv.), welke din-
gen zij voor haar dochter kan en wil doen en dingen die ze zelf graag doet, alleen. Het door
mij uitgewerkte voorstel voor het gezamenlijke gesprek gaat voorlopig de ijskast in. Mis-
schien is het uiteindelijk helemaal niet nodig.
Zevende bijeenkomst Bij de zevende bijeenkomst wil ik weer een poging wagen met een activiteit bezig te zijn. Ik
bedenk een schrijfopdracht die verdeeld kan worden over een aantal bijeenkomsten: ze
moet vier situaties kort beschrijven waarin ze het meest aan haar man moet denken en
waarbij ze zich redelijk goed voelt; dan een situatie uitkiezen en daarover een verhaal schrij-
ven; eventueel uit het verhaal de mooiste regels tot een gedicht omvormen. Op deze manier
kan ze vormgeven aan gedachten over haar overleden echtgenoot en verdergaan in haar
verwerkingsproces.
Als ik haar bij binnenkomst vraag hoe het vandaag met haar gaat zegt ze ronduit ‘slecht’.
Het is een enorme vooruitgang dat ze er zo ronduit voor uitkomt, ze doet niet meer haar best
het er mooier uit te laten zien dan het is. Ze vertelt dat ze droomt van haar man en dan bij
het wakker worden een enorme leegte voelt omdat hij er niet meer is. ‘Ik zou dood willen zijn
op zo’n moment.’ Hoe akelig ook, deze uitspraak getuigt eveneens van acceptatie. Ze straalt
duidelijk een nieuw gevoel van eigenwaarde en zelfvertrouwen uit. Ze blijkt ook wat meer
haar eigen wensen te uiten. Haar kapsel wordt elke week gedaan door haar dochter. Ik ken
mevrouw Jacobs dan ook met een stijf opgemaakt kapsel. Ze heeft gemerkt dat ze het zelf
eigenlijk niet zo nodig vindt om elke week gekapt te worden. Toen het de afgelopen week
voor moeder en dochter erg lastig bleek een afspraak te maken, besloot mevrouw Jacobs de
afspraak niet door te laten gaan, alle bezwaren van haar dochter parerend. Het resultaat is
een wat losser kapsel waar ze blij mee is en ik kan haar vertellen dat ik het goed vind staan.
Met voorzichtige trots showt ze het.
Dan vertelt ze opnieuw over het gebeuren rond het overlijden van haar man. Deze keer blijft
ze er rustiger onder dan anders. Terwijl ze vertelt pakt ze papieren uit haar tas. Het zijn de
papieren van het ziekenhuis en de specialist. We bekijken het, noemen de data van afsprak-
en die haar man niet meer heeft meegemaakt en lachen over hoe gek dat eigenlijk is.
Ze vertelt dat ze het wél fijn vond bij haar man te zijn geweest tijdens zijn overlijden. Het had
ook gekund dat hij ver weg in het ziekenhuis was doodgegaan, een mogelijkheid die zich in
een vorige panieksituatie rond de gezondheid van haar man had voorgedaan. We benoem-
en haar manier van rouwen. Ik heb het over haar ‘eb-en-vloed-beweging’, zelf noemt ze het
de goede en slechte kanten rond het overlijden van haar man die beurtelings aan bod ko-
men.
Achtste bijeenkomst Voor de achtste bijeenkomst heb ik dezelfde aanbieding als de vorige keer. Het is toen niet
aan bod gekomen en ik hoop er vandaag iets mee te kunnen doen. Mevrouw Jacobs komt
moeizaam lopend de therapieruimte binnen. Ze ziet er slecht uit. Het blijkt dat ze ziek is. Ze
heeft een spierziekte die ook de organen kunnen aantasten en ze heeft er momenteel erg
© Susan Hol | www.susanhol.nl 24
veel last van. Ze kan maar twintig minuten blijven zitten. Ze wil stoppen met de therapie. Het
punt waarvoor ze is gekomen is niet tot een oplossing gekomen vindt ze. Ze bedoelt dat ze
nog steeds niet weet of ze nou die specialist zal raadplegen of niet. We bespreken wat ze de
afgelopen weken heeft gedaan en bereikt. Ze is in staat beter, vaker en met meer andere
mensen te praten over het gebeuren rond het sterven van haar man. Ze heeft de kreet ‘je
bent niet de enige die meemaakt dat je partner komt te overlijden’ geïnternaliseerd tot iets
waarvan ze voelt dat het zo is en waaraan ze steun kan hebben. Ze kan meer vanuit zichzelf
bedenken dat het goed is geweest dat ze bij haar man was toen hij stierf. Er is meer echte
acceptatie gekomen in plaats van nageprate. We spreken af de volgende bijeenkomst toch
door te laten gaan, maar dan als nazorggesprek over drie weken.
Laatste bijeenkomst In de laatste zitting, drie weken later bij mevrouw Jacobs thuis, wordt bevestigd dat er grote-
re acceptatie is rondom het overlijden van haar man. Ze heeft meer rust gekregen, is tot
meer echte acceptatie gekomen, heeft meer zelfvertrouwen en uit haar woorden (en kapsel)
maak ik op dat ook de dialoog met haar dochter opener is geworden.
Conclusie Resumerend kan ik stellen dat mevrouw Jacobs haar aanvankelijke twijfels over het nut van
creatieve therapie omzet in een verdergaande verwerking van het verdriet over het over-
lijden van haar echtgenoot. Ze voelt zich voldoende veilig en vertrouwd om zich steeds meer
te laten zien en haar eigen wensen onder woorden te brengen. De normatieve eis die ze
zichzelf stelt ‘ik moet het zelf kunnen en ik moet niet zeuren’ kan ze wat meer loslaten. Dat
opent de mogelijkheid ook met anderen over zoiets als ‘het verliezen van een geliefd per-
soon’ te praten. Het is voor haar ruimschoots voldoende een luisteren en niet oordelend oor
te hebben om zelf verder te komen in haar rouwverwerkingsproces. Soms laat ze zich ver-
leiden tot een activiteit, maar het meest geniet ze van het afwijzen en/of afkeuren van de
aangeboden activiteit. Op die manier krijgt haar ‘eb-en-vloed-beweging’ een groeizame
kleur: ze kan zich laten zien en horen in het gesprek (vloedbeweging) en zich terugtrekken
door de activiteit af te wijzen (ebbeweging). Ze wint aan zelfvertrouwen en krijgt meer aan-
dacht voor de eigen persoonlijkheid. Gaandeweg ontstaat er grotere acceptatie rond het
overlijden van haar man.
Voor wat betreft de activiteiten kan ik stellen dat die minimaal aan bod komen. De bijeen-
komsten staan hoofdzakelijk in het teken van het gesprek. Ze raakt nog het meest betrokken
bij de kruiswoordpuzzel met de namen van haar familieleden en het rollezen. Wat wel vaak
gebeurt is dat ze zich dingen van vroeger herinnert naar aanleiding van de aangeboden
activiteiten, zoals bij het bandje met de oude liederen en het rollezen.
© Susan Hol | www.susanhol.nl 25
Afscheid nemen van het leven: mevrouw Sier
Bijeenkomst
1-9
Tijdens de eerste bijeenkomst maakt mevrouw Sier mij meteen duidelijk dat er geen sprake van is dat
zij naar de therapieruimte zal komen. Later vertellen zorgverleners mij dat het een regel-recht wonder
is dat zij tijdens mijn aanwezigheid uit haar bed komt. Na een aantal bijeenkomsten blijkt dat het he-
lemaal niet uitmaakt waar de therapie plaatsvindt: de kamer van mevrouw Sier verandert tijdens mijn
aanwezigheid in een therapieruimte. Samen met haar beland ik in een toneelstuk. Zij heeft de hoofd-
rol en ik heb de rol van toehoorder, publiek. Soms mag het publiek een nieuw element aan het to-
neelspel toevoegen, maar alleen als de hoofdrolspeelster daarvoor in de stemming is. Het toneelstuk
verloopt als volgt:
Het publiek belt aan en vanuit haar bed geeft de hoofdrolspeelster te kennen dat het publiek binnen
mag komen. Eenmaal binnen krijgt het publiek een stoel aangeboden, terwijl de hoofdrol-speelster in
een langzame en vloeiende beweging oprijst uit haar bed. Met kleine huppelende schuifpasjes be-
geeft zij zich richting haar stoel aan de tafel. Pas wanneer zij heeft plaatsgeno-men, start zij haar
Mevrouw Sier is negentig jaar. Ze komt al een tijdje haar huis niet meer uit en ligt veel in bed. Volgens
de zorgverleners dreigt ze te vereenzamen en ze vertellen dat ze veel aandacht heeft voor de eigen
lichamelijke toestand, dat ze neigt naar hypochondrie. Mevrouw Sier heeft een zoon van bijna zeventig
jaar. Hij komt gemiddeld een keer per week op bezoek. Haar echtgenoot is twintig jaar geleden overle-
den aan kanker. Na zijn dood heeft ze een jaar in een antroposofisch rusthuis doorgebracht, omdat ze
letterlijk niet meer op haar benen kon staan. Haar behandeling in het rusthuis bestond uit wat ze zelf
met nadruk stelt ‘liefde’ en dat heeft haar genezen. Na haar ontslag heeft ze nog twee jaar lang mensen
in het rusthuis opgezocht.
De moeder van mevrouw Sier was ruim zestig toen zij aan kanker overleed. Mevrouw Sier is ook nu
nog, zestig jaar na de dood van haar moeder, erg onder de indruk van het sterfbed van haar moeder. Zij
had twaalf dagen niets gegeten en bijna niets gedronken en braakte toen een emmer vol ontlasting uit.
Kort daarop is ze overleden. Mevrouw Sier is ontzettend benauwd om op dezelfde manier aan haar eind
te komen en is zeer gepreoccupeerd met ontlasting. In de loop der jaren zijn haar darmen flink ontre-
geld en ze voelt zich regelmatig gedwongen zelf haar ontlasting te verwijderen. Dit overigens tot onge-
noegen van de zorgverleners, omdat ze dan ook haar hele badkamer en soms haar keuken onder de
ontlasting smeert.
Mevrouw Sier heeft toen ze in de overgang was, zo’n veertig jaar geleden, een poging tot zelfdoding
gedaan met slaappillen. Ze is gevonden en is sindsdien bang dat ze teveel slaappillen zal innemen.
Want hoewel ze volgens eigen zeggen nu het allerliefst zou sterven, ze wil wel zeker weten dat ze het
niet overleeft, anders ‘ben je er nog veel beroerder aan toe dan voor die tijd’. Ze had gedacht dat ze zelf
zeventig jaar zou worden, dus nu ze ruim negentig jaar is vindt ze het echt meer dan genoeg. Ze vertelt
dat ze na de dood van haar moeder zich als het ware door het leven heeft ‘heen gesleept’. Ze heeft
zeer veel dokterskamers en ziekenhuizen van binnen gezien. Ze verklaart haar eigen situatie als volgt:
vroeger toen ze baby was, was haar vader vaak dronken; als klein meisje moest ze hem uit de kroeg
halen en haar moeder tegen hem beschermen; doordat hij hun geld opdronk hadden ze slecht te eten
en te drinken, bovendien hadden ze zeer slechte huisvesting. Door dit alles zijn haar zenuwen
aangetast en dat is nooit meer overgegaan. Alle artsen die ze heeft geraadpleegd zeiden hetzelfde: ‘Ik
kan u niet genezen, alleen wat van uw pijn verlichten’.
© Susan Hol | www.susanhol.nl 26
monoloog. Het publiek luistert en participeert door af en toe een gerichte vraag te stellen. De hoofd-
rolspeelster stelt dit meestal erg op prijs, het geeft haar voer voor haar monoloog.
De monoloog heeft het karakter van een vervolgverhaal, te beginnen bij de tijd waarin mevrouw Sier
geboren is. Deze tijd was zonder de moderne gemakken van nu. In haar verhaal weet ze de sfeer op
te roepen van donkere dagen vol kou, honger en ellende en de drankzucht en agressie van haar va-
der. Doodsbang was ze als ze haar vader uit de donkere kroeg tussen al die dronken kerels vandaan
moest halen. Eenmaal thuis moest ze vervolgens haar moeder beschermen tegen zijn agressie, maar
met een trotse blik in haar ogen vertelt ze dat haar dat vaak lukte. De dood van haar moeder grijpt
mevrouw Sier nog steeds aan, evenals de periode daarna. Het is duidelijk dat de twee vrouwen hecht
verbonden waren.
Na een half uur komt er meestal een einde aan de monoloog en is voor het publiek het moment ge-
komen iets in te brengen. Soms is dit een geheel nieuwe impuls, zoals het tonen en laten voelen van
een boa, het nemen van een foto van de hoofdrolspeelster, een krantenknipsel laten zien over eutha-
nasie, maar meestal is het iets dat aansluit bij de monoloog van de hoofdrol-speelster. De foto’s van
vroeger bijvoorbeeld vormen voor mevrouw Sier de gelegenheid haar monoloog kracht bij te zetten
en te voorzien van beeldend materiaal. Een andere keer sluit ik aan bij het feit dat mevrouw Sier
steevast in haar nachtjapon en ochtendjas haar monologen afsteekt en vraag haar of ze misschien
een kledingstuk heeft dat ze graag draagt. Deze vraag is aanlei-ding om haar voorraad kleding stuk
voor stuk uit de kast te halen. Bij elk kledingstuk weet ze nog precies waarom hij was gemaakt voor
welke gelegenheid. Al haar kleren heeft zij zelf met de hand gemaakt, elk lapje stof zelf uitgezocht.
Een hele wereld aan gebeurtenissen trekt voorbij. Trouwpartijen, schouwburguitstapjes, reizen, be-
grafenissen, seizoenen met hun specifieke kenmerken waarbij dan speciale kledingstukken hoorden.
Mevrouw Sier krijgt tranen in haar ogen bij een groene overgooier. Dit kledingstuk brengt hele specia-
le herinneringen aan haar familie.
Opvallend tot dan toe is dat in mevrouw Sier haar monoloog nauwelijks haar echtgenoot en zoon
voorkomen. Haar zoon komt alleen ter sprake in het hier en nu, als ze zich beklaagt over zijn gebrek
aan aandacht voor haar. De groene overgooier hangt samen met een heleboel fijne momenten van
samenzijn met haar echtgenoot en zoon, maar ook met haar moeder.
Mevrouw Sier vervolgt haar monoloog met het overlijden van haar echtgenoot en vertelt hoe het met
haar ging na zijn overlijden.
Bijeenkomst
10
Mevrouw Sier met opent: ‘Ik kan niet opstaan hoor. Ik heb erge last van mijn rug. Ik kan niet goed
meer zitten, ik ben helemaal verzwakt.’ Ze is niet van plan haar bed uit te komen. Ik ben teleurge-
steld en probeer haar over te halen aan tafel te komen zitten, ze doet het niet. Ik pak een stoel, ga
naast haar bed zitten en luister met stijgende bewondering: alle in de vorige negen bijeenkom-sten
besproken delen van haar leven, blijkt ze te hebben gecombineerd tot een totaalinzicht in haar eigen
leven. Ze is tot de conclusie gekomen dat ze die vele dokters in haar leven heeft afgelopen om ver-
zachting van haar geestelijke pijn te vinden. Mevrouw Sier heeft voor haar gevoel alles uitgesproken,
zit nergens meer mee en wacht tot haar hart het begeeft. Ze is niet bang dood te zijn, heeft geen
illusies of fantasieën over het hiernamaals: ‘dood is dood’ zegt ze. Het idee van crematie vindt ze wel
akelig, omdat er dan helemaal niets van je overblijft. Ze maakt geen onderscheid tussen lichaam en
ziel.
Naast bewondering voel ik ook teleurstelling. Het is prachtig om te zien dat ze alles zo op een rijtje
heeft weten te krijgen, maar het heeft niet het gewenste effect. Ik had namelijk gehoopt dat ze wat
meer haar dagelijks leven op zou pakken, hoe minimaal ook, maar het lijkt er meer op dat ze sterker
dan ooit op de dood aan het wachten is. Vroeger wou ze dood om te ontsnappen aan haar ellende en
© Susan Hol | www.susanhol.nl 27
heeft ze zelfs actief gehandeld om dat voor elkaar te krijgen. Nu snapt ze wat er in haar leven ge-
beurd is en vindt ze dat ze klaar is. Ze heeft er schoon genoeg van. Ik zal haar de rest van de bijeen-
komsten niet meer naast haar bed zien. Ze heeft geen plannen meer er ooit nog uit te komen, hooguit
voor een toiletbezoek.
Bijeenkomst
11-21
Ze ontwikkelt in de loop van volgende elf bijeenkomsten een herhalende beweging: ze krabt en mas-
seert voortdurend dezelfde, steeds kaler wordende, plek aan de linkerkant van haar hoofd. Ze voor-
komt hiermee dat haar ‘bloedsomloop naar links gaat, terwijl hij rechtsom moet.’ Ik kijk haar onder-
zoekend aan, weet niet wat ik er van moet denken. Ze lijkt dit zeer serieus te menen. Het heeft iets
weg van magisch denken. Ze vertelt me ook dat ze urenlang op een arnicatabletje slaapt. Als het is
uitgewerkt, dan beginnen haar voeten vanzelf te bewegen. Ze toont me hoe het werkt en wiebelt met
haar voeten. Ik moet lachen en mevrouw Sier vindt het zelf ook wel grappig, maar verzekert me ver-
schillende malen dat het echt gebeurt. Ze is zelf verbaasd dat haar voeten dan gaan bewegen. Vanuit
die bewegende voeten gaan vervolgens haar benen bewegen en daarna doet ze, liggend in bed, wat
gymnastiekoefeningen. Ze vertelt me dat ze heel graag in conditie wil blijven, lichamelijk en geestelijk.
Naast de gymnastiekoefeningen test ze haar geheugen. Ze doet rekensommen, zegt het alfabet op
en haalt zich voor de geest wat ze die dag gelezen heeft. Ik voel me wat ongemakkelijk. Houdt ze me
nu voor de gek of denkt ze serieus dat ze nu nog dement gaat worden? Ik vertel haar dat het niet
waarschijnlijk is dat ze op haar leeftijd nog dement zal worden, dat ze bij aanleg voor dementie allang
behoorlijk in de war geweest zou zijn. Mevrouw Sier kijkt mij heel erg blij aan. Zo blij, dat ik me weer
afvraag of ik ertussen genomen word.
Verder blijkt dat ze heel erg bang is afhankelijk te worden. Ze is woedend op de zorgverleners die
haar niet voldoende aandacht geven. Ze kan het niet uitstaan dat ze soms twee keer om iets moet
vragen, een keer moet voldoende zijn. Ze verlangt ernaar verzorgd te worden als een baby, anderen
moeten aanvoelen waar zij behoefte aan heeft. Tijdens de bijeenkomsten doet mijn hand regelmatig
dienst als reddingsboei, ze houdt mijn hand dan erg stevig vast en laat pas los als ik wegga.
Een steeds terugkerend item is haar ontlasting. In een van mijn verslagen verzucht ik: ’t Is poep wat
de klok slaat’. Mevrouw Sier kan zich tijdens mijn aanwezigheid uitspreken en dat ontspant haar. Het
gevolg is dat haar darmen gaan rommelen (een bekend effect van ontspanning), waarmee ze altijd
heel blij is. Als ze dan ook nog winden laat, kijkt ze helemaal erg verheugd. Ze praat ook veel over
wat ze eraan doet om ontlasting te krijgen en hoe ze die ontlasting er vervolgens uitwerkt. Ik snap dat
haar angst voor eenzelfde sterfbed als haar moeder hiermee te maken heeft (door darmtumoren
kwam bij haar moeder de ontlasting via de mond naar buiten), maar merk dat ik had verwacht dat het
ontlastinggebeuren zich zou normaliseren. Achteraf gezien is dat een tamelijk ambitieuze verwach-
ting. Mevrouw Sier is al ruim zestig jaar gepreoccupeerd met poep en dat zal niet meer overgaan. De
afschuwelijke ervaring met het sterfbed van haar moeder heeft haar voor de rest van haar leven angst
aangejaagd. Het is heel goed mogelijk dat ze de dood van haar moeder niet goed verwerkt heeft,
misschien is ze (onbewust) wel heel boos op haar moeder. Er kan van alles aan de hand zijn, maar
moet ik daarnaar gaan graven? Ga ik met mevrouw Sier nog een bewustwordingsproces aan aan-
gaande het overlijden van haar moeder? Val ik haar dan niet alleen maar lastig met iets waarvan het
de vraag is of er nog wel wat te verhelpen valt? Bovendien is er de reële mogelijkheid is dat ze gedu-
rende dat proces komt te overlijden en stel nu dat zij vlak voor haar overlijden midden in een heel
akelige fase van dat proces zit? Dilemma’s die te maken hebben met de leeftijd van mijn cliënt en
waarop ik het antwoord niet weet.
Bijeenkomst
22-32
De daarop volgende tien bijeenkomsten kenmerken zich door angst, aanvaarding en boosheid. Van
theatraliteit is niet veel meer terug te vinden. Mevrouw Sier is oprecht bang voor een schijndood,
© Susan Hol | www.susanhol.nl 28
waardoor ze levend begraven zou kunnen worden. Ze is bang om bestolen te worden, ze is boos over
de gewelddadigheid in de wereld (ze volgt trouw het journaal) en over de houding van de zorgverle-
ners. Als ze een woede-uitbarsting heeft, staan daarna de tranen in haar ogen. Ze is moe, uitgeput en
zeer kwetsbaar. Ze wil heel erg graag dood-zijn, maar niet doodgaan. Onzeker kijkt ze me aan en
vraagt mij op welke manier ze zal sterven. Zal ze veel pijn hebben en kan ze dat verdragen? Zal ze
benauwd zijn, stikken? Zal ze verward zijn of in paniek raken? Ze is bang van haar eigen lichaam dat
door sterke vermagering een vreemd ding voor haar wordt. Ze vreest meer dan ooit dat ze de contro-
le over zichzelf en haar emoties zal verliezen. Ik merk dat ze ook daadwerkelijk lichamelijk en geeste-
lijk achteruitgaat. Haar slechtziendheid neemt toe, ze heeft last van geheugenverlies en is verward.
Mevrouw Sier is bang haar identiteit te verliezen. Het beeld dat zij van zichzelf heeft en waaraan zij
haar identiteit ontleend, is de laatste tijd drastisch veranderd. Verder is mevrouw Sier, net als vele
andere mensen waarvan het einde van het leven nadert, bang dat ze in de steek gelaten zal worden
door vrienden en familie die haar onttakeling niet willen zien.
Ondanks dit alles valt het me op dat haar ogen helder zijn, alsof haar ogen niet meedoen met de rest
van haar sterk vermagerde lichaam. Ik heb steeds meer het idee gekregen dat mevrouw Sier, naast
haar doodsverlangen, toch ook een sterk verlangen heeft (gehad) om te leven. Ik weet niet meer zo
zeker of ze spoedig zal overlijden, het zou best kunnen dat het nog lang (en dan denk ik aan onge-
veer een jaar) kan duren voor mevrouw Sier daadwerkelijk komt te overlijden.
Ik kan in deze bijeenkomsten niet veel anders doen dan er zijn en mevrouw Sier aanzien en aan-
horen. Dat is voor haar genoeg. Regelmatig is ze enorm ver weg in gedachten, ondertussen mijn
hand stevig vasthoudend. Ze vertelt me dat sterven voor haar een gevoel van bevrijding betekent,
maar dat het ook afscheid nemen is van alles wat waarde heeft in het leven, alles verliezen wat ze
liefheeft.
Haar theatrale instelling laat haar ook dit keer niet in de steek: ze leest in de krant het verhaal over
het overlijden van een filmster en daarin kan ze zich volledig herkennen. Door zich ermee te vereen-
zelvigen creëert ze voor zichzelf rust.
Bijeenkomst
33-45
De laatste twaalf bijeenkomsten staan in het teken van afronding van de therapie. Het project moet
om financiële redenen stoppen. Mevrouw Sier hoopt dood te zijn voor mijn vertrek. Ze is in paniek. Ze
heeft mij volledig in vertrouwen genomen over zichzelf, haar verleden, heden en angsten voor de
toekomst. Hoe erg zal de eenzaamheid zijn als ze alleen achterblijft. Oude dingen uit alle vorige bij-
eenkomsten komen terug. Samen met mij kan ze tot de conclusie komen dat ze heel veel heeft mee-
gemaakt in haar leven, nare en positieve dingen, van alles wat. Ze wil verschrikkelijk graag dood,
maar kan zich niet aan de dood overgeven, omdat ze erg bang is door verstikking om het leven te
komen. Ze gebruikt homeopathische medicijnen, volwaardig voedsel, vitaminen en dergelijke om
‘gezond’ te sterven.
Conclusie Resumerend kan ik stellen dat mijn komst aanvankelijk een stimulans is voor mevrouw Sier om uit
haar bed te komen. Terwijl we samen aan haar tafel zitten krijgt zij de gelegenheid zich te uiten en
daarvan maakt zij heel graag gebruik. Na elke bijeenkomst zit ze meer rechtop, hebben haar ogen
een felle, levendige uitdrukking gekregen en heeft ze meer belangstelling voor haar omgeving. Al
pratende combineert ze belangrijke gebeurtenissen uit haar leven en snapt ze beter waarom sommi-
ge dingen gegaan zijn zoals ze zijn gegaan. Haar zelfvertrouwen is daardoor toegenomen en het
resultaat is berusting, letterlijk (door haar bed niet meer uit te komen) en figuurlijk (ze is geestelijk
© Susan Hol | www.susanhol.nl 29
rustiger geworden). Wat rest is vooruitkijken naar de volgende stap, het sterven. Ze begrijpt wat haar
allemaal in haar leven is overkomen en ze heeft het gevoel gekregen dat ze klaar is. Het enige wat
haar nog te doen staat is geduldig wachten op de dood. Er is echter nog een hobbel te nemen: het
doodgaan. Dood zijn is voor haar geen probleem, maar doodgaan is iets dat angst oproept. Haar
vertrouwen in mij helpt haar zich hierover te uiten en dit brengt een duidelijk zichtbare rust bij haar
teweeg. In eerste instantie lijkt er sprake van een zekere theatraliteit in het uiten van haar onzeker-
heden, maar gaandeweg komt ze steeds dichterbij haar werkelijke gevoelens in het hier en nu. Ze
bereikt op een gegeven moment een zeker evenwicht, ze voelt dat sterven een gevoel van bevrijding
betekent, maar dat het ook afscheid nemen is van alles wat waarde heeft in het leven en alles verlie-
zen wat ze liefheeft. In de periode dat we afscheid moeten nemen kan ze samen met mij tot de con-
clusie komen dat ze heel veel heeft meegemaakt in haar leven, nare en positieve dingen, van alles
wat.
Voor wat betreft de aangeboden activiteiten kan ik stellen dat ze in de eerste negen bijeenkomsten
voor mevrouw Sier in dienst staan van het verhaal dat ze beslist wil vertellen. De onderwerpen die
aan bod komen zijn: euthanasie; een natuurlijke dood sterven; oud worden met behulp van homeopa-
thie; het sterfbed van haar moeder; de dronkenschap van haar vader; het overgevoelige zenuwstelsel
van mevrouw Sier. Als ik na zo’n vijftien bijeenkomsten, vanuit het blijven zoeken naar een creatief
therapeutische ingang, in een impuls een fototoestel meeneem, wek ik ineens haar nieuwsgierigheid
voor korte tijd. Ze wil weten wat ik van plan ben, wat voor toestel het is, hoe het werkt, of ik vaak fo-
to’s maak en of ik haar misschien ga fotograferen. Dat laatste is inderdaad de bedoeling. Als ik een
foto van haar maak, laat ze blijken dat ze zich hierdoor erg gezien voelt. Ze is er trots op dat ik van
haar een foto wil maken en voelt zich gevleid. In de loop van de behandeling maak ik nog vaak een
foto van haar. Ze vindt de foto’s erg mooi en laat ze ook aan iedereen die bij haar langskomt zien. Het
fotograferen heeft een tweeledig effect. Het ene effect is dat ik niet alleen luisterend en interveniërend
aanwezig ben, maar ook letterlijk iets doe, waardoor ik het gevoel krijg wat meer de regie in handen
te hebben. Het andere effect is dat mevrouw Sier zich ineens weer bewust is van een buitenwereld,
haar gevoel voor decorum wordt wakker geschud. Ze wil zich een beetje opknappen voordat ik een
foto maak.
© Susan Hol | www.susanhol.nl 30
Toenemende vergeetachtigheid en creatieve therapie: mevrouw Van Ingen
Inleiding De creatieve therapie met mevrouw Van Ingen is in verkorte verse beschreven in het tijdschrift voor
psychogeriatrie, Denkbeeld, en wordt hier niet per bijeenkomst maar als een overzicht beschreven. De
bijeenkomsten zelf verlopen in hoge mate hetzelfde. Mevrouw Van Ingen hecht erg aan herhaling,
vertrouwdheid en bekendheid, dan is ze in staat te genieten. De therapie met haar is in verschillende
opzichten verwarrend. De toenemende vergeetachtigheid van mevrouw Van Ingen wordt ontkent of
niet gezien door de zorgverleners om haar heen. De therapeut, die weinig ervaring heeft met demen-
tie, moet zich eerst stevig inlezen in de materie om het verloop van het proces te kunnen begrijpen.
Voor de therapie zelf is er geen probleem, de creatief therapeut volgt wat zij ziet en handelt daarnaar.
De vergeetachtigheid bij mevrouw Van Ingen verloopt van een lichte vergeetachtigheid naar een mati-
ge vorm van dementie. Bij mevrouw Van Ingen zorgt dat voor een groeiende achterdocht.
De behandeling van mevrouw Van Ingen in creatieve therapie duurt een halfjaar. In totaal bereid ik
dertig bijeenkomsten voor. In het begin, de eerste drie maanden, heeft mevrouw Van Ingen een keer
per week creatieve therapie, daarna twee keer per week. De therapie vindt om en om in de therapie-
ruimte en bij haar thuis plaats. De laatste maanden van de therapie gaat ze fysiek behoorlijk achteruit,
waardoor het lastiger wordt haar mee te nemen naar de therapieruimte. De therapie vindt dan wat
vaker bij haar thuis plaats.
Overleg met
andere dis-
ciplines
In gesprek met een aantal zorgverleners hoor ik dat mevrouw Van Ingen altijd al teruggetrokken is
geweest en sowieso nooit de deur uitgaat. Verder vertellen ze dat zij de laatste twee à drie jaar en
vooral het laatste jaar veel beschuldigingen uit naar iemand en niemand weet wie. Ze ligt met allerlei
spullen in bed, omdat ze bang is bestolen te worden. De huisarts wil niet dat mevrouw Van Ingen me-
dicijnen tegen de achterdocht krijgt, omdat dat volgens hem niet goed voor haar is. Volgens een me-
dewerkster van de Riagg verliest mevrouw Van Ingen door haar doofheid grip op haar omgeving, wat
versterkt wordt door haar vergeetachtigheid, vervolgens gaat ze met haar fantasie op de loop, vult
alles in en maakt er zelf een verhaal van.
Bijeenkomst
1-9
Mevrouw Van Ingen kan heel veel verdriet hebben dat in vlagen komt en óf helemaal aanwezig is óf
helemaal weg, er zit niets tussenin. Ze is boos en verdrietig over haar fysieke achteruitgang, omdat ze
niet meer mensen kan ontvangen op de manier die ze van vroeger gewend is. Ze mist de gezelligheid
die ze had in haar eigen huis vroeger met familie, vrienden en kennissen enorm. Haar alleen zijn con-
Mevrouw Van Ingen is 83 jaar en woont acht jaar in het verzorgingshuis. Ze gaat niet meer de deur uit.
Dit is volgens de verantwoordelijke van zorg het geval sinds ze een aantal jaar geleden haar been ge-
broken heeft. Mevrouw Van Ingen is slechthorend en wil geen gehoorapparaat. Als gevolg van een TIA
draait ze woorden en letters om. Verder heeft ze ooit kanker gehad en is daarvan genezen. Tijdens onze
kennismaking vertelt mevrouw Van Ingen dat ze haar hele leven druk in de weer is geweest en veel voor
anderen heeft gedaan. Ze vindt het moeilijk om afhankelijk te zijn en niets terug te kunnen doen. Positief
is dat mevrouw Van Ingen gevoel voor humor heeft en ze heeft goede herinneringen aan vroeger. Ze
komt uit een gezin van zes kinderen, ze heeft vier zussen en een broer. Ze is weduwe en heeft twee
zoons. Beide zoons zijn getrouwd en mevrouw Van Ingen heeft vier kleinkinderen. Haar jongste zoon is
overleden op middelbare leeftijd als gevolg van een allergische reactie op een bijensteek. Mevrouw Van
Ingen was erbij en kon haar zoon niet helpen. Haar oudste zoon woont in Australië. Vroeger handwerkte
ze veel, tegenwoordig leest ze veel.
© Susan Hol | www.susanhol.nl 31
fronteert haar met haar eenzaamheid, waardoor ze het verlies van haar jongste zoon en de onbereik-
baarheid van haar oudste zoon sterk voelt.
De achterdocht van mevrouw Van Ingen is met name voor de zorgverleners een probleem. Zij vinden
haar achterdocht, gecombineerd met toenemende doofheid, belastend. De zorgverleners zijn hoofd-
zakelijk negatief over mevrouw Van Ingen, evenals over het welslagen van de creatieve therapie met
mevrouw Van Ingen. Zij zijn niet zozeer begaan met mevrouw Van Ingen als wel met zichzelf. Ik breek
er mijn hoofd over hoe ik ervoor kan zorgen dat beide partijen, zorgverleners en mevrouw Van Ingen,
wat positiever tegenover elkaar komen te staan. Aangezien ik niet geschoold ben in het herkennen
van dementiële verschijnselen, besteed ik veel tijd aan het leren herkennen van deze verschijnselen
door middel van literatuur en toets dit met creatief therapeutische middelen. Achteraf blijkt dat er vol-
doende kennis in huis aanwezig is, maar dat de verantwoordelijke van zorg er de voorkeur aan geeft
weinig tot geen informatie te geven. Zij heeft het idee dat ik dan onbevooroordeeld de therapeutische
situatie tegemoet treedt.
Na de eerste negen bijeenkomsten is voor mij duidelijk dat mevrouw Van Ingen vergeetachtig, doof en
achterdochtig is en zie ik het patroon van de neerwaartse negatieve spiraal. In haar achterdocht ver-
stopt mevrouw Van Ingen spullen die voor haar van waarde zijn. Door haar vergeetachtigheid weet ze
zelf niet meer waar ze ze verstopt heeft en ze vermoedt dat haar spullen gestolen worden. Soms be-
schuldigt ze zorgverleners. Deze gaan hulpvaardig zoeken naar de spullen in haar kasten en laden. In
haar achterdocht begrijpt mevrouw Van Ingen de bedoeling niet en wordt woedend. Zorgverleners
reageren hier inmiddels agressief op, waardoor mevrouw Van Ingen nog sterker haar onmacht voelt.
De ene keer reageert ze op deze gevoelens van onmacht door te gaan schelden en tieren, de andere
keer zakt ze weg in zware somberheid. Soms vertelt ze het verhaal van een vrouw die in haar huis
komt en haar spullen steelt. Deze vrouw loopt soms tussen de zorgverleners en lacht maar en is aar-
dig, terwijl mevrouw Van Ingen weet dat deze vrouw in werkelijkheid een zeer gemeen mens is. Ze
zegt dat deze vrouw zo arrogant is, dat ze net doet alsof ze de koningin is en om die reden kan me-
vrouw Van Ingen haar wel ‘vermoorden’ (hierbij kijkt mevrouw Van Ingen dan erg boos en balt haar
vuist die ze door de lucht zwaait). Deze vrouw is volgens mevrouw Van Ingen ongeveer net zo groot
als zijzelf en aan de dikke kant, maar verder weet ze niet hoe die vrouw eruit ziet. Het verhaal lijkt een
‘waan’ van een gemene vrouw die spullen steelt.
Vervolg
veiligheid/
vertrouwen
Veiligheid en vertrouwen lijken mij de eerste vereisten in de creatieve therapie, en haar in de gelegen-
heid stellen haar verdriet te uiten met als doel rouwverwerking. Met rustig optimisme van de therapeut
en vaste ingrediënten als een knuffelhond en het dominospel lijkt mevrouw Van Ingen zich al ver-
trouwd en veilig te voelen in de therapie.
gezel-
schapsspel-
len
Mevrouw Van Ingen hanteert bestaande gezelschapsspellen die ze van vroeger kent, zoals ganzen-
bord en domino, precies volgens de spelregels. Spellen die ze niet kent, zoals memory en mens-erger-
je-niet hanteert ze niet volgens de spelregels. Ze geeft ze naar eigen fantasie vorm en camoufleert op
humorvolle wijze haar onvermogen. Het dominospel speelt ze het liefst, omdat het bij haar vele pretti-
ge herinneringen aan haar vroegere leven oproept. Vroeger als kind speelde ze het al met haar ou-
ders, broer en zussen. Later toen ze getrouwd was, speelde ze het met haar eigen kinder-en, vrienden
en kennissen en weer later met haar kleinkinderen. Ik biedt het dominospel als vaste activiteit aan,
omdat mevrouw Van Ingen het met veel zelfvertrouwen en plezier hanteert. Het spel is altijd aanwezig
in de therapie, zodat mevrouw Van Ingen precies weet waar ze aan toe is. Het is een houvast om de
gehele therapeutische situatie te herkennen. Pas aan het eind van de periode van zes maanden crea-
tieve therapie sluipt er een kleine vergissing in haar spel en is ze minder zelfverzekerd.
knuffels Mevrouw Van Ingen heeft blijk gegeven van haar grote behoefte aan koestering, tederheid. Om aan
© Susan Hol | www.susanhol.nl 32
deze behoefte tegemoet te komen, biedt ik haar knuffels aan. Mevrouw Van Ingen valt direct voor een
knuffelhond. Elke keer als ze de hond ziet, reageert ze erop alsof het een echte is. De ene keer is dit
een duidelijke alsof-situatie, een andere keer lijkt ze een kindje van tweeënhalf die denkt dat de hond
echt is. De knuffelhond maakt haar steevast liefdevol aan het glimlachen. Ook hij krijgt een vaste plek
in de therapie.
sleutelwoor-
den/rituele
conversatie
Vertrouwen en veiligheid verdiepen zich door het ontstaan en hanteren van sleutelwoorden en de ri-
tuele conversatie. Sleutelwoorden zijn woorden die mevrouw Van Ingen onmiddellijk terugvoeren naar
prettige herinneringen. Ik zeg bijvoorbeeld over haar spel ‘het gaat goed hè, u kunt achter elkaar aan-
sluiten’. Mevrouw Van Ingen: ‘Ja het gaat goed, weet je wat mijn vader vroeger altijd deed als hij bijna
kon winnen…?’ En dan volgt een verhaal over vroeger thuis, toen ze nog bij haar ouders woonde. De
rituele conversatie is een gesprek tijdens het dominospel dat volgens een vast patroon verloopt: Ik:
‘Zullen we domino spelen?’; Mevrouw Van Ingen: ‘Ja.’; Ik: ‘Hoeveel stenen krijgen we elk ook alweer?’;
Mevrouw Van Ingen: ‘Was het niet veertien?’; Ik: ‘Oh ja.’; Mevrouw Van Ingen: ‘Begin jij?’; Ik: ‘Begint u
deze keer?’; Mevrouw Van Ingen (blij verrast): ‘Mag ik?’ Dan begint ze te spelen en vertelt ze meestal
tegelijkertijd hoe het met haar is en wat er de afgelopen week allemaal is gebeurd. Het oerbekende
gesprek en spel stellen mevrouw Van Ingen op haar gemak. Ze lacht veel, reageert vrolijk, alert en ad
rem.
vormgeven
gevoelens
Dit alles stelt haar in staat een volgende stap te doen. Ze gebruikt het dominospel om haar gevoelens
vorm te geven. Is ze boos, dan speelt ze snel en driftig. Al spelend ziet ze steeds meer de humor van
de hele situatie en moet ten slotte om zichzelf lachen. Is ze in de war en verdrietig, dan huilt ze en
praat ze met mij over haar angsten. De rituelen rond het dominospel gebruikt ze als troost en al spe-
lend kan ze zich weer een beetje bij elkaar rapen. Is ze rustig, helder en goedgehumeurd, dan lacht ze
veel. Een toren van dominostenen slaat ze dan zonder aarzelen en schaterlachend omver.
Voor mevrouw Van Ingen maakt het veel uit of de creatieve therapie bij haar thuis of in de therapie-
ruimte plaatsvindt.
thuis In haar eigen woning is mevrouw Van Ingen omgeven door foto’s van dierbaren die of overleden zijn of
bijna niet meer op bezoek komen. Haar frustratie geldt bezoek dat bijna nooit meer komt en het afne-
men van haar fysieke kracht. Mevrouw Van Ingen heeft sterke ideeën over haar rol als gastvrouw en
vervloekt haar fysieke onvermogen om dit gastvrouwschap volledig naar haar maatstaven te kunnen
vormgeven. Mijn aanwezigheid beschouwt ze als ‘bezoek’. Ze voelt zich de gastvrouw, waardoor ze
wordt geconfronteerd met haar slechte fysieke conditie. Haar ‘waan’ over de gemene vrouw die haar
spulletjes steelt kan ze in haar eigen huis moeilijk loslaten. De vrouw komt overdag en vooral ’s
nachts. Mevrouw Van Ingen is zo bang voor deze vrouw, dat ze niet goed kan slapen. Ze voelt zich
onveilig en voelt daardoor des te sterker haar fysieke onmacht om zich te verweren.
De onrust wordt veroorzaakt door zorgverleners die tijdens de bijeenkomst regelmatig binnenvallen om
de een of andere taak te verrichten. Het uur van de therapie is wel aan betrokkenen doorgegeven,
maar zoals in elke organisatie gaat zoiets wel eens mis. Mevrouw Van Ingen richt zich in dat geval tot
mij en zegt ‘wat komt die doen?’. De betreffende zorgverlener neemt meestal niet de moeite iets uit te
leggen, spreekt soms over het hoofd van mevrouw Van Ingen mij aan over haar. In alle gevallen is het
een zeer vreemde en vooral erg storende situatie.
De woede van mevrouw Van Ingen geldt conflicten met zorgverleners. Het herinneren van conflicten
met zorgverleners gebeurt alleen bij haar thuis, waar directe associatie voor de hand ligt. Mevrouw
Van Ingen zoekt bijvoorbeeld haar koektrommel en herinnert zich ineens een stevig conflict met een
zorgverlener over gerommel in haar kastjes. Haar gevoelens van verontwaardiging en woede die al
vertellend weer opkomen bepalen een groot deel van de bijeenkomst.
© Susan Hol | www.susanhol.nl 33
Het dominospel en de knuffelhond komen tegemoet aan haar behoeft aan koestering en tederheid,
vertrouwen en veiligheid. Zij zijn voor haar even een stevige houvast in haar onzekere, met agressie
omringde wereld.
therapie
ruimte
Bij het meegaan naar de therapieruimte begint het plezier te groeien tijdens het ophaalritueel. Ik kom
bij mevrouw Van Ingen binnen met de rolstoel. Blij verrast kijkt ze op en staat moeizaam op uit haar
stoel. Ze biedt mij een stoel aan, want ze wil éérst een plasje doen vóór ze de deur uitgaat. Vervolgens
haal ik haar vest uit de kast. Als ik haar help met het aantrekken van het vest verzacht ze zichtbaar. In
de rolstoel zit ze erbij als een adellijke dame. Ze heeft haar deftige, zwarte damestas met sleutels, een
zakdoekje en eau de cologne op haar schoot. ‘Dag allemaal’, zegt ze bij het weggaan. Bij de voordeur
haalt ze haar enorme sleutelbos te voorschijn en begint het raadsel van het vinden van de voordeur-
sleutel. Ze steekt me altijd de bos toe, maar ik laat het haar zelf doen. Het is haar huis, haar voordeur,
haar sleutel. Het kost meestal een vijftal minuten en daarna zegt ze verheugd: ‘Daar gaan we dan.’
Mevrouw Van Ingen gaat ‘uit’. Iedereen die ze onderweg tegenkomt wordt door haar waardig begroet.
Bij de therapieruimte aangekomen wil ze eerst de vogeltjes in de volière bekijken. Binnen zegt ze:
‘Hallo allemaal’, tegen de lege ruimte. Terwijl ik thee zet, installeert mevrouw Van Ingen zich. ‘Dat gaat
er altijd in’, zegt ze steevast als ze thee met een koekje krijgt. Naarmate haar vergeetachtigheid toe-
neemt, neemt het aantal handelingen in het ritueel ook toe.
In de therapieruimte is ze ontspannen en vrolijk. Ze lanceert hier en daar een grap, zodat ik af en toe
over de tafel rol van het lachen. Mevrouw Van Ingen lacht op haar beurt uitbundig om de clownachtige
‘acts’ ( het groter maken van gebaren uit haar dagelijks leven) die ik maak. Ze staat open voor nieuwe
dingen. Zo wil ze wel met de koptelefoon op naar muziek luisteren; de hoed van zilverglansmateriaal
opzetten; een prentenboek lezen; een nieuw gezelschapsspel proberen; kennis maken met de knuf-
fels; enzovoort. Haar gevoel voor humor en haar vermogen om om zichzelf te lachen komen vrij als ze
in de therapieruimte is. Dan blijkt dat ze zelf heel goed een grens in haar gevoelens weet aan te ge-
ven, ongeacht in welke gemoedstoestand ze zich bevindt: woede, in zichzelf gekeerd en somber of in
en in verdrietig. Geheel uit eigener beweging maakt ze de overstap naar het relativeren van haar ge-
voelens. Ze hervindt zelf haar gevoel voor humor en maakt weer een grapje. Het wordt mogelijk haar
heftige verdriet te verwerken en haar verlangen kan vrijkomen. In dit verlangen spelen de vogels in de
volière een belangrijk rol. Steeds vaker geeft ze te kennen dat ze deze vogeltjes benijdt, omdat ze
kunnen vliegen. In de therapieruimte vindt ze het fijn om naar buiten te kijken, omdat daar de meeu-
wen langs scheren. De meeuwen spelen met de wind. Ze stijgen op en laten zich op de wind uitdrij-
ven. Mevrouw Van Ingen zucht dan van verlangen. Zo vrij als die vogels zou zij ook graag zijn. Ze
verlangt naar weg-gaan en wegvliegen. Ze wil vrij zijn van deze aardse ellende en het onvermogen om
zich goed te kun-nen bewegen. De knuffelhond en het dominospel doen in de therapieruimte dienst ter
bezegeling van haar gevoelens. In tabel de verschillen tussen creatieve therapie thuis en in de thera-
pieruimte:
thuis therapieruimte
ingrediënten dominospel en knuffelhond dominospel en knuffelhond en vele andere materialen
gevoelens die centraal staan frustratie, angst, onrust, woede vrolijkheid, ontspanning, vermogen tot verwerking
veel behoefte aan vertrouwen en veiligheid nieuwe dingen
Afronding De laatste maanden dat mevrouw Van Ingen in creatieve therapie is neemt haar vergeetachtigheid
zichtbaar toe. Thuis heeft ze haar kast en andere spullen overdekt met kranten tegen dieven. Ze heeft
steeds meer moeite om de juiste woorden te vinden. Ze draait niet meer alleen woorden, maar ook
hele zinnen om. In haar dominospel sluipt een kleine vergissing en ze speelt minder zelfverzekerd. Het
knuffelhondje blijft voldoen aan haar behoefte aan koestering en tederheid. De stilte om haar heen, de
© Susan Hol | www.susanhol.nl 34
eenzaamheid benoemt ze steeds vaker als ‘dodelijk’. Ook buiten vindt ze het maar een ‘dodelijke be-
weging’. Lente en nieuw leven lijken voor haar het tegenovergestelde: dood. Steeds meer is ze over-
geleverd aan allerlei gevoelens die opkomen en weer verdwijnen. Ze blijft anderen beschuldigen van
diefstal. Zorgverleners versterken haar woede-uitbarstingen en somberheid door haar toenemende
achterdocht te bagatelliseren. Mevrouw Van Ingen wil het liefst dood. Het allerergst vindt ze dat ze zo
slecht uit de voeten kan. ‘Alles wat ik vroeger gelachen heb, kan ik nu wel huilen’ zegt ze. Uiteindelijk
krijgt ze een ‘PG-indicatie’ en wordt overgeplaatst naar de ‘daghulp’.
Conclusie Resumerend kan ik stellen dat mevrouw Van Ingen in het begin veel en vaak verdrietig is. Ze lijdt aan
twee grote verliezen: haar vermogen zich alles te herinneren en haar fysieke vermogens. Deze verlie-
zen veroorzaken bij haar een diep gevoel van onmacht. Ze is zich met name bewust van het afnemen
van haar fysieke vermogens. Haar vergeetachtigheid probeert ze te camoufleren. Deze camouflage
bestaat uit het beschuldigen van anderen van diefstal (achterdocht). Met haar ‘waan’ van de gemene
vrouw die haar spulletjes steelt weert ze haar gevoelens van onmacht af.
Haar camouflage (anderen beschuldigen van diefstal) ontstaat vanuit het gevoel bestolen te zijn. In
haar beleving wordt ze bestolen van goederen die voor haar van waarde zijn. Een deel van deze goe-
deren zijn tastbaar. Een ander deel van deze goederen bestaan in haar waan, die zijn gestolen door
de gemene vrouw. Weer een ander deel van de goederen bestaan uit niet-materiële zaken. Deze goe-
deren wil ze ook heel graag beschermen tegen diefstal, zoals herinneringen aan haar verleden, fysie-
ke kracht en haar geheugen voor recente dingen. Het voortdurende verlies van deze niet-materiële
goederen veroorzaakt bij haar een toenemende angst, die ze vertaalt in angst voor de gemene vrouw.
Mevrouw Van Ingen vecht voor het behoud van al haar ‘goederen’. Naarmate de maanden vorderen
wisselt ze haar verdriet steeds vaker af met woede-uitbarstingen en zware somber-heid. Door woe-
dend en somber te worden weert ze haar gevoelens van onmacht af. Ze voelt dat ze geen grip heeft
op haar omgeving/haar situatie. Haar woede en sombere gevoelens worden versterkt door zorgverle-
ners, die over het algemeen haar toenemende achterdocht en verergerende doofheid bagatelliseren.
Mevrouw Van Ingen voelt zich machteloos ten opzicht van hen.
In de creatieve therapie komt ze tot rust. Het dominospel, de sleutelwoorden en de rituele conversatie
geven haar de gelegenheid vertrouwen, zelfvertrouwen en veiligheid te ervaren. Hieraan heeft ze met
name behoefte wanneer de therapie bij haar thuis plaatsvindt. In de therapieruimte staat deze behoef-
te minder op de voorgrond. Hier is ze los en vrij van de narigheid die zich in en om haar huis afspelen.
Ze verwerkt haar heftige gevoelens van verdriet en krijgt ruimte om verlangen te ervaren.
Voor wat betreft de aangeboden activiteiten kan ik stellen dat mevrouw Van Ingen een enthousiast
deelnemer is. Aan een gezelschapsspel doet ze altijd mee, of ze het nu kent of niet. De knuffelhond
grijpt ze elke keer enthousiast beet. Andere activiteiten doen haar veel plezier, zoals voorlezen uit
prentenboeken: Dikke vrienden in Oelewap van Helme Heine, Dieren van Eric Carle, Niet doen! van
Tony Ross en het leesboek Een visje bij de thee van A.M.G. Schmidt (de verhalen ‘De sprookjes-
schrijver’ en ‘Rekenen op rijm’). Ze geniet van luisteren naar muziek met de koptelefoon op. De mu-
ziek kan dan hard vanwege haar doofheid. Ze schatert het uit bij zogenaamde ‘gekke’ dingen , zoals
een hoed van zilverglansmateriaal. Verder is er het bekijken van foto’s van vroeger en de reis naar en
van de therapieruimte waar ze enorm van kan genieten.
© Susan Hol | www.susanhol.nl 35
Toenemende vergeetachtigheid en creatieve therapie: meneer Van Dam
Inleiding De creatieve therapie met meneer Van Dam is per bijeenkomst beschreven om te laten
zien hoe zijn vergeetachtigheid per keer verschilde, maar ook in een bijeenkomst kon
veranderen. Gedurende de behandeling schrijdt het dementeringsproces bij meneer Van
Dam voort van een lichte vergeetachtigheid naar een matige vorm van dementie. Deze
matige vorm is op zich al ernstig genoeg om zijn gewone dagelijkse leven behoorlijk te
verstoren.
Eerste bijeenkomst Zoals al beschreven op pagina 10 ga ik even langs bij meneer Van Dam voor een af-
spraak om kennis te maken. Terwijl hij me vriendelijk doch dringend verzoekt binnen te
komen trekt hij zachtjes aan mijn arm. Al pratend biedt hij mij een stoel aan en blijft ruim
een half uur aan een stuk praten. Dan wordt hij wat rustiger en vertel ik hem waar ik voor
kom. Binnen een uur heb ik heel wat over zijn leven gehoord en besluit dan ook deze
ontmoeting als de eerste bijeenkomst te beschouwen.
Tweede bijeenkomst Hoewel meneer Van Dam vroeger het liefst bezig was met tekenen en schilderen, foto-
grafie en muziek, reageerde hij de vorige keer erg lauw op mijn voorstellen iets in die
richting te doen. Dat laat ik nog maar even rusten. Aangezien hij het fijn vindt om te wan-
delen beginnen we deze bijeenkomst met een wandeling. Tijdens het wandelen loopt hij
dicht naast me en heeft de neiging me een arm te geven. Soms pakt hij mijn elleboog of
Meneer Van Dam is ruim tachtig jaar en is fysiek behoorlijk fit. Hij is aangemeld voor creatieve therapie
om hem bij zijn rouwverwerking te helpen. Verder hebben zorgverleners opgemerkt dat hij last heeft van
toenemende vergeetachtigheid. Het kan zijn dat hij gaat dementeren, maar misschien houdt zijn ver-
geetachtigheid verband met depressiviteit. Bij de vrouwelijke bewoners in het verzorgingshuis heeft hij
niet zo’n goede reputatie zeggen de zorgverleners, omdat hij hen in de lift nogal eens ongevraagd wil
omhelzen. Meneer Van Dam vertelt zelf dat hij zich ergert aan zijn vergeetachtigheid. Het is merkbaar
dat hij erg zijn best doet de vergeetachtigheid te camoufleren. Hij is weduwnaar. Tweeënhalf jaar gele-
den is zijn vrouw overleden. Zijn vrouw en hij hielden veel van muziek maken, hij bespeelde de accor-
deon en zij de viool. Ze zijn bijna zestig jaar getrouwd geweest. Hij mist haar en het samen musiceren
enorm, heeft er veel verdriet om. Vroeger trad hij op met zijn accordeon, hij deed dit naast het drijven
van zijn sigarenwinkel. Hij heeft ook veel geschilderd, meestal buiten op mooie plekken. Nu doet hij
niets van dat alles. Zijn accordeon en al zijn schilderspullen zijn verkocht. De ene keer vertelt hij dat dit
komt omdat hij het te druk kreeg met de zaak, een andere keer noemt hij als oorzaak het overlijden van
zijn vrouw. Wat hem duidelijk dwars zit is dat hij na zijn lagere schoolopleiding niet door mocht naar een
hogere school, terwijl hij toch erg goed kon leren. Zijn vader vond het nuttiger hem als timmermans-
leerling te laten werken. Hij draagt een foto bij zich van drie mannen. Een pianist, hijzelf en een collega-
accordeonist, een muziektrio. De foto is gemaakt voor de radiobode. Meneer Van Dam is er zeer trots
op. De teleurstellingen uit zijn jeugd worden ruimschoots gecompenseerd door de aandacht die hij kreeg
voor zijn muzikale talenten. Met name zijn eigen vader stak zijn trots niet onder stoelen of banken. Vol-
gens hem was zijn vader gek op hem vanwege zijn muikale talent. Meneer Van Dam heeft drie kinde-
ren, een zoon en twee dochters, twee broers en twee zusters. Zijn oudste broer wilde ‘niet deugen’ (veel
uitgaan, drank en vrouwen) en zijn jongst broer was ‘een lieve jongen’. Over zijn zussen en kinderen
vertelt hij erg weinig, het contact met hen is minimaal. Zijn broers zijn overleden.
© Susan Hol | www.susanhol.nl 36
legt zijn hand op mijn schouder en hij geeft me een keer goedmoedig een tikje in mijn
gezicht met een vinger. Hij heeft, net als vele verslaafden die ik bij een dagbehandelcen-
trum in behandeling heb gehad, de neiging letterlijk (dus lichamelijk) te dichtbij te komen.
Hij vergeet de grenzen tussen mij en zichzelf, houdt zich niet aan de meest gebruikelijke
afstand tussen mensen. Ik heb het idee dat hij zijn dochter en/of echtgenote in mij projec-
teert en me overeenkomstig aanraakt. De handelingen op zich storen me niet, ze doen
vriendelijk aan, wél maken ze me alert te blijven kijken naar mijn eigen grenzen en wan-
neer ik het wel storend ga vinden.
Na de wandeling haal ik hem over om in de therapieruimte een potje te dammen. Hij
speelt het damspel graag. Ik zet het spel klaar op tafel en we gaan tegenover elkaar zit-
ten. Het damspel zelf en het feit dat het tussen ons in staat, maakt de situatie anders. Het
damspel houdt hem erg bezig: tijdens het dammen is hij met zijn hoofd bij de zetten die
hij wil maken en hij praat nog heel weinig. Verder is er geen sprake meer van lichamelijke
aanrakingen. Af en toe glimlacht hij breed om een goeie zet van zichzelf of als ik een
plannetje van hem doorheb. Het doet hem ook plezier als herinneringen naar boven ko-
men van ruim veertig jaar terug toen hij dit spel nog wel eens deed. Tijdens zijn denkpau-
zes tussen de zetten door is hij stil en geconcentreerd. Dat zie ik voor het eerst bij hem.
Hij denkt vaak erg lang na en probeert veel van het spel te controleren door vele zetten
vooruit te denken. Hij speelt rustig, maakt geen agressieve uithalen op het bord. Na de
bijeenkomst loop ik met hem mee naar huis om de volgende afspraak samen met hem in
zijn agenda te schrijven. We zullen dit voortaan elke week doen.
Derde bijeenkomst Als ik bij meneer Van Dam thuis aankom sta ik voor een gesloten deur. Een zorgverlener
heeft hem zien weggaan dus loop ik gauw naar de therapieruimte en wacht hem op. Als
hij naar me toe loopt zegt hij verheugd ‘Jij vindt het ook leuk als ik kom’. Van pure blijd-
schap pakt hij mijn gezicht tussen zijn handen, zich verkneukelend over het potje dam-
men. Het spel staat klaar op tafel. Het duurt even voor hij wil beginnen, alsof hij over een
drempel moet. Tijdens het damspel maakt hij een fout waardoor ik ietsje voor kom te
staan. Pruilend als een klein kind zegt hij voor de grap: ‘Nou heb jij er twee en ik maar
een.’ Even later op een belerende rustige toon: ‘Het is een spel en het gaat om het ple-
zier hebben in het spelen, niet om het winnen.’ Weer wat later half als grap: ‘Ik moet even
denken hoor, ik heb in het begin een domme zet gedaan. Je vindt het toch niet erg als ik
lang denk hè.’ Tijdens het spel herhaalt hij deze uitspraken meerdere malen. Ik speel met
hem mee, ga er niet tegenin. Zijn gedrag doet me denken aan ‘personages’, een kleine
jongen, een jonge man in de puberteit en de volwassen man van zijn eigen leeftijd. De
jonge man in de puberteit gedraagt zich als een ‘toffe’ jongen, een grapjesmaker. Als hij
denkt dat ik hem niet aardig meer vind tijdens het grappen maken, kan hij ineens schrik-
ken, excuseert zich en zoekt bevestiging dat ik hem niet vervelend vind.
Zijn fout in het begin van het damspel maakt hem zeer alert. Hij neemt de tijd om na te
denken en wint met glans. Ondertussen vraagt hij of ik getrouwd ben en vraagt een paar
keer hoe oud ik nou ben. Na een tijdje begint het leeftijdsverschil tot hem door te dringen:
‘Je zou mijn dochter kunnen zijn, ik mag toch wel je en jij zeggen, ik ben tenslotte veel
ouder’. Hij wint het spel met gemak. Na het spel zegt hij uiterst serieus: ‘Ik heb het gevoel
of ik ruimte in mijn hoofd heb gekregen, alsof de dikke mist wat is opgetrokken.’
Vierde bijeenkomst Op tafel staat het damspel klaar. Ik heb in de ruimte een aantal attributen zeer zichtbaar
opgesteld om te kijken hoe hij daarop zal reageren. Meneer Van Dam klopt tien minuten
© Susan Hol | www.susanhol.nl 37
te vroeg aan de deur van de therapieruimte en vraagt bij binnenkomst of de deur op slot
moet. Vervolgens draait hij hem op slot. De keren hiervoor zijn we verscheidene malen
gestoord tijdens het uur en hij schrok daar steeds van. Hij is het blijkbaar niet vergeten.
Verheugd kijkt hij rond en voor het eerst ziet hij de attributen in de ruimte. Hij kijkt met
name naar de afstandsbediening van de stereo-installatie en de grote spotlight. Op een
gegeven moment gaat hij aan tafel zitten: hij wil graag dammen. Deze keer ben ik sterker
met dammen dan anders en dat vindt hij tegelijkertijd vervelend en een uitdaging. Hij zet
zich dubbel en dwars in en is soms zo fanatiek dat hij niet zonder aanmoedigingen van
mijn kant tot een zet kan komen. Doordat ik wat fouten maak, nog steeds zonder opzet,
wint hij toch nog. Hij is vandaag helder en ontspannen. Dat hij op zijn gemak is merk ik
ook aan zijn rookgedrag. Deze keer rookt hij gewoon twee sigaretten. Andere keren
vraagt hij of ik rook en als ik dan zeg van niet, doet hij net of hij zijn sigaretten niet bij zich
heeft. Na het uur heeft hij geen zin om weg te gaan, hij vindt het niet leuk dat hij zich aan
de tijd moet houden. Deze bijeenkomst raakt hij mij niet aan en af en toe komt hij tot een
pijnlijk besef aangaande zijn eigen leeftijd.
Vijfde bijeenkomst Het damspel staat weer klaar op tafel en een aantal attributen heb ik zichtbaar opgesteld.
De afspraak is dat ik meneer Van Dam altijd ophaal en deze keer loopt hij net zijn voor-
deur uit als ik eraan kom. Hij wilde naar de therapieruimte gaan. Eenmaal daar aange-
komen draait hij de deur weer op slot. Hij loopt bijna rechtstreeks naar de tafel voor een
potje dammen, zonder de goed zichtbare attributen te bekijken. Vandaag heeft het klaar-
staan van het damspel op tafel de duidelijke functie van een houvast, een geheugen-
steun. Waarschijnlijk is hij nu wat meer vergeetachtig dan anders. De bekende situatie
komt tegemoet aan zijn behoefte om zijn vergeetachtigheid te verbergen. Hij kan bij bin-
nenkomst meteen aan de tafel gaan zitten en laten zien dat hij weet wat er gaat gebeu-
ren. Als hij dan tijdens het spel helderder wordt groeit zijn zelfvertrouwen. Vandaag is hij
in het begin weer een beetje de ‘toffe’ jongen en krijg ik een speels tikje in mijn gezicht.
Maar aangezien ik een serieuze tegenstander ben in het damspel wordt het hem al gauw
ernst. Hij vraagt deze keer telkens hoe ik ook alweer heet en ook een paar keer of ik het
nog wel leuk vind om met hem te dammen. ‘Je vindt het toch wel leuk hè, dammen met
zo’n oude man?’ Ik overweeg de mogelijkheid dat hij het zelf niet meer leuk vindt. Verder
herhaalt hij een paar keer dat hij het zo akelig vindt om het graf van zijn vrouw te bezoe-
ken en dat hij dat niet wil: hij vindt dat slecht van zichzelf. Hij vertelt ook veel over vroe-
ger. Dat hij met zijn leervermogen niet mocht doorleren kan hem nog steeds boos maken.
Hij heeft zich helemaal gestort op het leren bespelen van de accordeon en hij is blij met
zijn successen met dat muziekinstrument. Hij lijkt perfectionistisch als het gaat om het
onder de knie krijgen van iets nieuws: een muziekinstrument, schilderen. Maar ook in het
damspel zet hij alles op alles om te winnen op een goede en slimme manier. Zijn ver-
geetachtigheid zit hem dwars en hij denkt zelf dat het voornamelijk komt omdat hij veel
aan en over zijn vrouw denkt.
Als ik met hem meeloop om de volgende afspraak in zijn agenda te schrijven, blijkt deze
er tot mijn verrassing al in te staan in zijn handschrift. Zou dat kunnen betekenen dat hij
toch graag naar de therapie komt en eerder bang het te verliezen?
Zesde bijeenkomst Eerst zet ik het damspel klaar en dan ga ik meneer Van Dam ophalen. Hij zit hij naar een
film op televisie te kijken. Hij is helemaal vergeten dat hij zou komen. De afspraak staat
wel in zijn agenda. Tijdens het damspel blijkt dat het vandaag mis is. Af en toe speelt hij
© Susan Hol | www.susanhol.nl 38
met mijn stenen en vergeet hij de spelregels. Gewoonlijk zet hij mij klem in het spel, zodat
ik wel moet verliezen. Vandaag zet hij mij ook klem, maar dan dat het onvermijdelijk is dat
ik win. De gaten in zijn geheugen op dit moment vertalen zich letterlijk in de gaten die hij
op het dambord laat vallen. Aangezien deze mate van vergeetachtigheid nog niet is voor-
gekomen, heb ik niet op tijd in de gaten dat ik mijn spel aan moet passen. Meneer Van
Dam zegt steeds dat hij het heel leuk vindt dat ik zo goed speel. Ik accepteer zijn com-
plimenten, zodat hij de ‘schuld’ van zijn verlies bij mij kan leggen. Maar ik zie hoe vreselijk
hij het vindt dat hij er niet uit komt in het spel. Hij houdt er uiteindelijk mee op omdat hij er
zich niet winnend uit kan werken.
Zevende bijeenkomst Nog maar net ligt het damspel klaar of meneer Van Dam klopt al aan de deur, hij is een
kwartier te vroeg. Met veel verve wint hij het damspel. Het feit dat hij twee dammen heeft
maakt hem wel een beetje in de war, want hij weet niet wat hij daarmee ‘ook alweer
moet’. Vervolgens vertelt hij hele verhalen. Hij begint bij zijn jeugd, dat hij goed kon leren
en klassen oversloeg, veel vriendjes had en brandweertje speelde met ‘Dikkie’. Dan, met
lichtelijk boosheid, veel minder dan de vorige keer, over zijn ouders: ‘ze hadden me moe-
ten laten doorleren’. Daarna met trots, genoegen en voldoening vertelt hij over zijn muzi-
kale kwaliteiten en dat zijn vader en de directeur van de muziekschool daar trots op wa-
ren. Ten slotte komt zijn ontmoeting met en verliefdheid op zijn vrouw aan bod. Hij vindt
dat hij een goed huwelijk heeft gehad. ‘We hadden ook wel eens wat, mijn vrouw en ik,
ruzie, ook wel grof hoor, maar ik hield zielsveel van haar.’ Zijn leven tot nu toe is goed
geweest vindt hij.
Achtste bijeenkomst Als meneer Van Dam er niet op de afgesproken tijd is, ga ik hem halen. Ik tref hem aan in
de hal van zijn woning waar hij staat te puzzelen wat hij nou ook alweer moet doen, welke
dag het is en welke activiteit vandaag aan de beurt is. Zodra hij mij ziet weet hij het weer
en gaat hij mee naar de therapieruimte. Deze keer ben ik beter voorbereid op zijn ver-
geetachtigheid en ik zorg ervoor tijdens het damspel zeer slecht te spelen. Op een gege-
ven moment ontdekt hij hoe slecht ik ervoor sta en weet in één slag vijf van mijn stenen te
pakken. Hij is heel erg blij verrast dat hij ondanks zijn vergeetachtigheid toch zo’n goede
slag kan slaan. Hij is meteen een stuk helderder en voor mijn stenen is er vanaf dat mo-
ment geen redden meer aan. Hij ziet de ene goede zet na de andere. Hij wordt hier echt
ontzettend blij van en verlaat bijna huppelend de therapieruimte.
Negende bijeenkomst Naast het damspel dat op tafel klaarligt, heb ik ook een ringwerpspel midden in de ruimte
gelegd. Misschien kunnen we ook andere spelen doen, zodat meneer Van Dam minder
geconfronteerd wordt met zijn vergeetachtigheid. Als ik hem ga halen blijkt hij in een stoel
in slaap te zijn gevallen. Bij binnenkomst in de therapieruimte wijst hij op het ringwerpspel
en loopt er vervolgens met een boog omheen richting het damspel. Hij laat zich er niet
toe verleiden het ringwerpspel te proberen. Tijdens het damspel blijkt pas goed hoe ver-
geetachtig hij is vandaag. Alleen zeer opzichtige gaten in mijn spel brengen hem tot actie.
Verder probeert hij zijn vergeetachtigheid te camoufleren door erg op mij te letten. Hij
maakt opmerkingen over hoe lief hij me vindt, hoe leuk het is met zo’n lieve dame, of ik
allang hier werk want hij heeft het idee dat hij me langer kent, of ik getrouwd ben en hoe-
lang, dat ik de dingen zo leuk zeg. Bij het weggaan pakt hij mijn handen. Ik heb het ge-
voel dat hij geen verschil meer maakt tussen mij en zijn vrouw, alsof hij alleen steeds zijn
vrouw voor zich ziet. Daarna pakt hij mijn hoofd tussen zijn handen en gaat recht op zijn
doel af: mij op de mond zoenen. Ik vertel hem rustig dat ik niet met hem getrouwd ben en
© Susan Hol | www.susanhol.nl 39
niet wil dat hij mij zoent. Dat is voldoende voor hem om los te laten en zich te excuseren.
Ik vind het vervelend als hij zo letterlijk de intimiteit zoekt, maar niet lastig of bedreigend.
Tiende bijeenkomst Naast het damspel zet ik het knikkerspel op tafel. Een nieuwe poging om iets anders aan
te bieden, maar ook om meneer Van Dam de gelegenheid te geven te ontsnappen aan
de ‘eisen’ van het damspel. Ik ga hem halen, hij is weer in slaap gevallen in zijn stoel. In
de therapieruimte ziet hij het knikkerspel en is nieuwsgierig wat het is. Ik laat hem zien
hoe het werkt en hij doet even mee, maar het is waarschijnlijk te nieuw voor hem en hij
kijkt liever hoe ik het doe. Geamuseerd zegt hij dat hij het maar een raar spel vindt. Op
mijn vraag wat hij het liefst wil doen, blijkt dat dammen te zijn.
We komen niet ver met het damspel en hij concentreert zich weer op mij. Hij kijkt steeds
naar me en als ik terugkijk zegt hij dat ik zo lief ben. Ik breng het gesprek op zijn vrouw.
Het blijkt dat hij gisteren bij zijn dochter is geweest en dat hij van haar een foto van vroe-
ger heeft gekregen. Op die foto staat hij samen met twee vrienden. Een vriend en hij
hebben een accordeon, de andere vriend is de pianist. Het trio zou optreden voor de
radio en de foto was voor de radiobode. Meneer Van Dam vertelt steeds reëler over zijn
musiceren en zijn jeugd. Hij is nog wel erg teleurgesteld over het feit dat niemand moeite
heeft gedaan om hem te laten doorleren, maar voelt dit verlies ruim gecompenseerd door
de aandacht die hij voor zijn muzikale talenten heeft gekregen. Over zijn vrouw zegt hij
dat ze een tumor had. ‘Nee, ze was niet dement, ze had een tumor in haar hoofd.’ Hij
vertelt weer over het laatste moment samen met zijn vrouw, vlak voor haar overlijden.
Deze keer kan hij het beter vertellen dan anders. Tussen de verhalen door blijft hij zeg-
gen hoe lief ik wel ben. We ruimen het damspel weer op en meneer Van Dam zoent me
uitbundig op beide wangen, zich excuserend voor zijn gedachten (die hij voor zich houdt).
Elfde bijeenkomst Het damspel laat ik vandaag in de doos, maar zet het wel op tafel, en ik haal het elektro-
nische orgel uit een hoek van de ruimte. Vandaag wil ik wel eens zien hoe hij nu op dit
muziekinstrument reageert. Wederom moet ik meneer Van Dam zijn slaap halen. Als hij
in de therapieruimte het orgel zien, raakt hij het even aan. Ik laat hem zien hoe het orgel
aan moet. Direct zet hij het orgel weer uit en vrij snel daarna weer aan. Meteen speelt hij
een deuntje en beiden zijn we zeer verbaasd. Meneer Van Dam straalt dat hij dat zomaar
doet en speelt het nog een paar keer. Ik speel ook wat en daarna hij weer. We doen dit
een paar keer. Meneer Van Dam voelt zich geweldig. Daarna lopen verder de ruimte in
en al wandelend vertelt hij over vroeger. Hij pakt mij af en toe beet bij mijn arm of schou-
der en excuseert zich daarvoor met de woorden ‘ik ben ook maar de hele dag alleen en
wat heb je dan. De tv wil je ook niet de hele dag aan.’ Eenmaal aan tafel schuif ik de doos
met het damspel opzij en vraag ik hem of hij misschien zin heeft in een ander spel. Dat
vindt hij best, ik moet iets uitkiezen. Gezien zijn ontspannen houding pak ik de goochel-
doos, maar dat blijkt een brug te ver. ‘Zullen we toch maar gewoon dammen?’, zegt hij.
Hij blijft kiezen voor de veiligheid van het bekende spel ook al brengt hem dat in de pro-
blemen tijdens het spel. Tijdens het damspel bedelt hij af en toe om een kusje. Ik weiger,
en hij geeft me groot gelijk. Waarom wil hij niet zeggen. Hij vindt me lief: ‘ik hou van je’,
zegt hij. Om te kijken of ik deze stemming om kan buigen lok ik af en toe een piepkleine
woordenwisseling uit. Deze ontstaan als ik niet meega in zijn spelregels voor het dam-
spel. Ik speel langzaamaan wat sterker en meneer Van Dam concentreert zich meer op
het spel, denkt langer na en zegt steeds dat het voor mij een verloren partij is. Op een
gegeven moment krijgen we ‘ruzie’ over wat je allemaal met een dam mag doen. Meneer
© Susan Hol | www.susanhol.nl 40
Van Dam noemt me eigenwijs en ik moet van hem de spelregels nalezen. Ik pak de spel-
regels erbij, hij leunt achterover en begint over een ander onderwerp. Ik praat even vrien-
delijk als anders met hem mee over dat onderwerp. Daarna lees ik hem voor uit de spel-
regels over ‘vijandelijke stukken die elkaar mogen slaan’. Meneer Van Dam luistert gea-
museerd en zegt dan ‘ik stop ermee hoor’ en dat doen we. Ter afscheid geeft hij mij een
arm, een stevige hand en zegt dat ik hem niet mag vergeten, dat hij van mij zal dromen.
Twaalfde bijeenkomst Het damspel en het orgel staan weer klaar. Wie weet lukt het vandaag het kleine wonder-
tje met het orgel van vorige week te herhalen. Ik besluit wat langer te wachten om te kij-
ken of hij zelf naar de therapieruimte komt. Vijf minuten later dan afgesproken komt hij
binnen. Hij heeft geen aandacht voor het orgel. Tijdens het damspel kan hij mij verslaan,
maar om een andere reactie dan het bedelen om kusjes uit te lokken beweer ik dat dat
niet kan. Uit een woordenwisseling ontstaat voor hem de uitdaging om mij te laten win-
nen. Die uitdaging neemt hij met grote ernst aan. Op het moment dat ik zijn voorzet niet
begrijp en andere stenen sla, raakt hij beledigd. Hij weet niet meer zo zeker of hij mij wel
wil laten winnen. Opeens slaat hij met mijn dam drie van mijn stenen. Ik vraag waarom hij
dat doet en hij zegt ‘ja, ik kan het wel winnen, ik sla je gewoon’. Later vraag ik hem waar-
om hij mijn stenen met mijn dam heeft geslagen. Hij kijkt me aan of ik gek ben en zegt dat
hij dat niet heeft gedaan. Het hele uur blijft hij met tussenpozen bedelen om kusjes en
omarmingen. Op een gegeven moment komt hij daadwerkelijk in actie. Ik maak hem weer
rustig duidelijk dat ik hiervan niet gediend ben en probeer met hem zijn behoefte aan
intimiteit te bespreken. Hij reageert als een klein jongetje, waardoor ik me een strenge juf
voel die hem op zijn plaats wijst. Hij heeft niet alleen behoefte aan intimiteit, het was ook
veel gevraagd om zo te spelen dat ik kon winnen. Op het moment zelf leek hij het redelijk
aan te kunnen, maar zijn vergeetachtigheid brengt hem uiteindelijk toch in de problemen.
Problemen en onzekerheid die hij waarschijnlijk ook probeert te verdoezelen door zich op
lichamelijke wijze om aandacht te vragen.
Dertiende bijeenkomst Allerlei materiaal ligt klaar in de vorm van een decor: lappen, kinderstraatspelen (tol,
ringwerpen) en muziekinstrumenten (wasbord, accordeon, cd-hoes, xylofoon). De cd zelf
stop ik in de speler. Die gaat aan als hij er is. Het gaat in het decor om een thema: het
onverwachte vertrek van mensen. Ik wil ook nu weer vooral zien hoe hij erop zal reage-
ren.
Meneer Van Dam komt binnen en kijkt nieuwsgierig naar wat er in het decor ligt. Ik vertel
hem de bedoeling: een plotseling vertrek van mensen. Meneer Van Dam pakt mijn arm
en we kijken naar het decor in aanbouw. Hij vraagt uitleg en samen zoeken we uit hoe
het moet worden. Ik verleg wat dingen en hij hangt zijn jasje in het decor ‘die zijn ze ver-
geten’. Hij legt ook het damspel uit in het decor ‘daar waren ze mee bezig’. Hij voelt zich
blijkbaar voldoende zeker om zich in de activiteit te laten betrekken. Na een tijdje pakt hij
quasi verongelijkt de teddybeer die ik ook heb klaargezet en klemt het tegen zich aan. ‘Ik
doe net of jij dit bent’, zegt hij, en kijkt hoe ik wat dingen schik in het decor. Even hangt hij
de accordeon om zijn schouders. Als ik er later een deuntje op speel zegt hij ‘Oh, dat kan
ik ook’ en daar laat hij het bij. Na een minuut of twintig gaan we dammen. De muziek die
ik heb opgezet leidt zijn aandacht wat af, hij geniet ervan, maar hij speelt goed genoeg
om te kunnen winnen.
Veertiende bijeenkomst Klaar staat een decor in aanbouw met teken- en verfmaterialen. De bedoeling is dat we
het gaan fotograferen, omdat directe aanraking met de materialen misschien te bedrei-
© Susan Hol | www.susanhol.nl 41
gend is voor meneer Van Dam. Bij het fotograferen komen de materialen wel dichterbij
maar niet te dichtbij, omdat fotograferen weer afstand creëert. Meneer Van Dam komt
binnen en omarmt mij stevig. Ik laat dat toe. Vervolgens wil hij mij op de mond gaan zoe-
nen, dat vind ik vervelend en vraag hem mij los te laten. Hij laat mij niet los en ik vind dat
ontzettend vervelend, ik word echt boos. Meneer Van Dam staat te lachen en laat los,
maar hij blijft wel aandringen. Ik maak heel duidelijk dat ik het allemaal erg vervelend vind
en niet wil hebben dat hij aan me zit. Vervolgens ga ik over tot de orde van de dag, het
decor. Daar kan hij vandaag helemaal niets mee. Behalve dat de stemming niet optimaal
is, is het teken- en verfmateriaal ook te bedreigend, te dichtbij. ‘We gaan dammen’, zegt
hij, en dat gaan we doen. Tijdens het dammen blijkt zijn vergeetachtigheid. We krijgen op
een gegeven weer ‘ruzie’ over wat je allemaal met een dam mag doen. Meneer Van Dam
noemt me eigenwijs en ik moet van hem de spelregels nalezen. Het verloopt bijna precies
hetzelfde als tijdens de elfde bijeenkomst. Ik pak de spelregels, hij leunt achterover, be-
gint over een ander onderwerp, ik praat vriendelijk met hem mee over dat onderwerp en
lees voor uit de spelregels. Deze keer maken we het spel wel af.
Vijftiende bijeenkomst Vandaag staat in het decor een witte achtergrond om met fotograferen bezig te gaan. Het
damspel staat klaar op tafel. Als meneer Van Dam binnenkomt ben ik bezig met de plan-
ten in de therapieruimte, zodat het gemakkelijker is wat afstand te bewaren. Het werkt, hij
blijft op afstand en helpt even later met het opbinden van wat planten. Zijn toenaderingen
beperken zich tot de woorden ‘kom nou eens even dicht bij me’.
Voor het maken van een foto heeft hij een eigen idee. Hij wil zittend aan tafel achter het
dambord al dammende gefotografeerd worden. Hij regelt het allemaal zelf en het wordt
een mooie foto. Daarna moet ik achter het dambord op de foto. Tijdens het dammen krij-
gen we ‘ruzie’ over mijn dam, hoe ik ermee omga. Meneer Van Dam blijft uitleggen ‘hoe
kan ik het nou zeggen…’. Mijn voorstel dat we in dit geval van mening verschillen en dat
we kunnen kiezen welke regel we gebruiken, slaat niet aan. Op een gegeven moment
weet hij het ineens zeker ‘zo moet het’ en we speelden verder op zijn manier.
Zestiende bijeenkomst Het damspel staat op tafel. Verder heb ik niets voorbereid. Meneer Van Dam komt laat
binnen. Hij vertelt meteen dat hij al eerder is geweest en in de war is geraakt, want ik was
er niet. Dat klopt, ik was tien minuten voor de afgesproken tijd even afwezig. Vandaag is
het tussen ons een dans. Hij wil mij steeds aanraken, ik wil niet dat hij mij aanraakt. Zeg
ik niets op zijn ‘kom nou eens hier’ en dam ik gewoon door, dan zie ik dat hij weet dat ik
weiger te doen wat hij wil. Zeg ik duidelijk dat ik geen toenadering wil, dan schrikt hij ‘je
vindt me zeker een vervelende vent/een gekke vent/je bent zeker boos op me/ben je
boos?/denk maar dat ik niet wijzer ben’ enzovoort. Vraag ik door naar het waarom, dan
haalt hij zijn schouders op. Hij weet het niet en hij lijkt er ook geen behoefte aan te heb-
ben erachter te komen. Hij voelt haarfijn aan wanneer ik er boos om wordt, maar het
heeft pas consequenties voor zijn gedrag als ik zeg dat ik boos ben. Hij wordt dan het
pruilende jongetje. Op een bepaald moment spreek ik hem als klein jongetje aan (in de
moederrol) en daar reageert hij heel goed op, in die zin dat hij het serieus neemt, alsof
dát het is wat hij wil.
Zeventiende bijeenkomst Als meneer Van Dam binnenkomt zit ik aan de tafel met het dambord startklaar. Ik heb
besloten deze duidelijke situatie opnieuw als enige aan te bieden, ondanks het feit dat hij
steeds minder goed in staat is het spel te overzien. Hoogstwaarschijnlijk zijn de afgelopen
keren met de nieuwe aanbiedingen toch te onveilig voor hem geweest en is het belagen
© Susan Hol | www.susanhol.nl 42
van mij misschien een manier om de situatie onder controle te houden. Bij de deur staat
meneer Van Dam even stil, overziet de situatie met een houding van ‘alles onder contro-
le’, doet de deur achter zich dicht en op slot. Hij loopt om mij af en ik steek mijn hand uit.
De uitgestoken hand heet hem welkom, de armlengte zorgt voor voldoende afstand. Hij
pakt mijn hand met beide handen en buigt zich (te) dicht naar me toe. Daarna gaat hij
tegenover me zitten en denkt hij na over mijn vraag: wat hij daarnet heeft gegeten als
lunch. Hij zit ermee dat hij het antwoord niet weet, hij komt er ook niet op en na een tijdje
haalt hij zijn schouders op. Hij praat verder en ik stel hem wat vragen over zijn gezin van
herkomst. Hij vertelt over zijn ouders, broers en zussen. Grotendeels komt het overeen
met eerdere verhalen, hier en daar sluipt de verwarring erin. Tijdens het dammen ge-
bruikt meneer Van Dam zijn ‘verleidingsmanieren’ als hij niet meer weet wat hij moet
doen. Zit hij in de problemen dan richt hij zich op mij ‘kom nou eens naast me zitten, je zit
zo ver weg, dat is maar goed ook hoor’. Als ik hier niet op inga, vraagt hij of hij nog even
mag denken omdat hij aardig in de knoei zit. Vandaag ben ik de winnaar bij het damspel.
Achttiende bijeenkomst Meneer Van Dam ziet er moe uit. Hij heeft last van zijn vergeetachtigheid: ‘vroeger wist
pa alles en nou weet pa niks meer’. ‘Ik zit daar wel eens over te denken hoor, want het is
niet leuk, maar ja het is nou eenmaal zo’, zegt hij. Hij zit veel te zuchten in het begin van
het uur, maar praat eroverheen als ik naar de oorzaak vraag. We zitten aan tafel met het
dambord tussen ons in. Blijkbaar geeft dit een gevoel van overzicht en duidelijkheid: hij
raakt mij nauwelijks meer aan en lijkt zeer precies de grenzen te weten. Ik raak er steeds
meer van overtuigd dat ‘versieren’ een camouflage is voor zijn onzekerheid. Het kan zijn
dat hij zich als het ware letterlijk vastgrijpt aan dat wat hij kent (mij in dit geval) als de si-
tuatie niet meer duidelijk en overzichtelijk is. In het damspel zelf heeft hij mij een aantal
keer flink te pakken. Deze keer zit hij er erg mee. Hij vindt het zielig voor mij en adviseert
me hoe ik moet spelen. Hij excuseert zich met ‘ja, ik moet toch spelen wat ik kan, je leert
hier wat van als ik geen stenen weggeef, ik moet toch geen stenen weg gaan geven hè,
vind je ook niet?’ Volmondig beaam ik dat hij moet spelen wat hij kan. Hij legt meer de
nadruk op het spel: ‘bevordert het denken’, dan op winnen/verliezen. Als hij een goede
slag slaat zegt hij steevast na enig nadenken dat hij toch ook nog wél dingen goed weet.
Na het spel vertelt hij nog over zijn overleden vrouw, waarover hij fantaseert: Hij wil niet
naar het kerkhof, vindt het een akelig idee dat het lichaam van zijn vrouw ‘wegrot’; Zal hij
zijn vrouw zien als hij dood is?; Alle mensen zouden zelfmoord plegen als ze zeker wis-
ten dat ze hun vrouw of man terug zouden zien. Hij weet in ieder geval zeker dat hij het
zou doen als hij zeker wist dat hij zijn vrouw terug zou zien.
Als ik vraag of hij wel eens doorfantaseert dat hij zijn vrouw wél zal ontmoeten, begrijpt hij
eerst mijn vraag niet en begint dan enorm te stralen: ‘blij zijn natuurlijk’, zegt hij.
Vandaag lijkt hij ondanks zijn vergeetachtigheid heel reëel in zijn handelen, verlangen,
rouwverwerking, het alleen zijn en het missen van zijn vrouw.
Tijdens het gesprek pakt hij af en toe mijn hand, bedelt om kusjes en zegt tegelijkertijd
dat ik dat niet doe en dat hij dat best weet. Aan het eind van het uur trekt hij een pruillip
en zegt: ‘ik blijf hier, plek zat om te slapen, ik ga niet weg’.
Afloop behandeling De volgende bijeenkomst komt hij voor het eerst niet opdagen. Als ik hem ga halen is hij
niet thuis en kom ik er ook niet achter waar hij is. Dit herhaalt zich. In acht weken zie ik
hem twee keer. Die twee keer is zijn vergeetachtigheid duidelijk toegenomen. Uiteindelijk
moet ik vanwege het einde van het project mijn contact met hem stopzetten. Bij het laat-
© Susan Hol | www.susanhol.nl 43
ste ‘potje dammen’ zorg ik ervoor dat ik mijn stenen dusdanig opstel, dat meneer Van
Dam een goede slag kan slaan. Nadat hij in één keer vier stenen veroverd heeft, knapt hij
zienderogen op. Hij speelt dan iets beter, maar heeft geen overzicht meer. Meneer Van
Dam vindt hiervoor een bij hem passende oplossing. Met de pruillip van de kleine jongen
deelt hij mij mee dat hij langzaam gaat spelen, zodat hij lekker langer kan blijven.
Creatief proces Bij meneer Van Dam is er sprake van twee processen die onafhankelijk van elkaar
plaatsvinden, de verwerking van aspecten uit het geleefde leven – waaronder het overlij-
den van zijn vrouw – en het dementieproces. De verwerking is een actief gehanteerd
proces, het dementieproces is een zich voltrekkende onvermijdelijkheid.
verwerkingsproces In de creatieve therapie krijgt meneer Van Dam bevestiging in hetgeen hij wél kan, in
plaats van confrontaties met hetgeen hij niet (meer) kan. Hij krijgt daardoor ruimte voor
gevoelens als geborgenheid, veiligheid, herkenning, eenwording en (zelf)vertrouwen. Hij
herinnert zich situaties waarin hij zichzelf sterk en prettig voelde, wat doorwerkt in het
heden en de mogelijkheid opent om tot (rouw)verwerking te komen.
Hij kan bijvoorbeeld het ongenoegen over het niet mogen doorleren van zijn vader uiten,
waardoor de heftigheid ervan afneemt. Daarnaast krijgt het plezier dat hij aan zijn
creatieve activiteiten heeft beleefd en de waardering die hij daarvoor – onder andere van
zijn vader – ontving, een steeds ruimere plaats. Hij bereikt daarin een punt dat hij zijn
teleurstelling over het niet mogen doorleren ruimschoots gecompenseerd voelt door de
aandacht die hij voor zijn muzikale talenten heeft gekregen.
Hij kan dan ook zijn verdriet over het verlies van zijn vrouw uiten en dit verlies een plek
geven. Hij probeert om te gaan met de (door hemzelf opgelegde?) norm dat hij het graf
van zijn vrouw moet bezoeken en geniet van zijn herinneringen aan de ontmoeting met
en verliefdheid op zijn vrouw. Hij komt tot de slotsom dat hij ondanks ruzies met zijn
vrouw hij een goed huwelijk heeft gehad en zijn leven tot nu toe goed is geweest.
Hij kan zich ook uiten over het ingrijpende, ontroerende laatste moment met zijn vrouw,
vlak voor haar overlijden en daarin een zekere rust vinden. Aan het eind van de behande-
ling is er een samenkomen van zijn einde en haar einde: hun eventuele ontmoeting als hij
doodgaat en hoe blij hij dan zal zijn.
dementieproces Langzaam maar zeker wordt meneer Van Dam steeds meer vergeetachtig. Aan de ene
kant is dit een geleidelijk proces, dat de vergeetachtigheid toeneemt is onmiskenbaar.
Aan de andere kant is er in de creatieve therapie te zien dat hij de ene bijeenkomst
helderder is dan de andere, dat hij soms minder vergeetachtig wordt tijdens de
bijeenkomst omdat zijn zelfvertrouwen groeit tijdens de activiteiten en dat er binnen een
uur allerlei verschuivingen plaats kunnen vinden. Grofweg kunnen er in dit
dementieproces drie ‘personages’ onderscheiden worden die elk staan voor een
bepaalde mate van vergeetachtigheid. Bij deze ‘personages’ is er sprake van overdracht.
In tabel de overdracht van meneer van Dam.
Overdracht meneer Van Dam
‘Personage’ Rol therapeut
kleine afhankelijke jongen ↔ moeder
‘toffe’ jongen/puber ↔ mooi meisje waar meneer Van Dam verliefd op is
man van zijn eigen leeftijd ↔ verloren echtgenote
© Susan Hol | www.susanhol.nl 44
De man van zijn eigen leeftijd is in het hier en nu. Vergeetachtigheid speelt nauwelijks
een rol en hij kan tot verwerking komen (zie verwerkingsproces). De puber is in de
‘dertiger jaren’. Er is een pijnlijk bewustzijn van vergeetachtigheid en camouflage ervan is
eerste prioriteit. Deze ‘toffe’ jongen flirt, lonkt, bedelt om kusjes, kijkt met stralend
verliefde ogen, probeert de therapeut te omhelzen en te zoenen en maakt soms
toespelingen op vrijen waarbij hij zelf erg kleurt. De kleine afhankelijke jongen is in
‘vroeger’. Hij wil de goedkeuring van moeder en pruilt als er iets gebeurt wat hij niet leuk
vindt. ‘Ik doe het niet meer hoor, ik ga niet meer weg hoor, ik blijf lekker bij jou zitten’,
lacht hij dan verlegen en duikt een beetje in elkaar. Op deze momenten is hij
vergeetachtig zonder zich hiervan bewust te zijn.
In het begin van het therapieproces is meneer Van Dam zich bewust van zijn
toenemende vergeetachtigheid (de volwassen man) en kan hij zijn enorme ergernis
hierover uiten. Als hij in de creatieve therapie de activiteiten goed kan hanteren,
verbeteren zijn zelfvertrouwen en humeur aanmerkelijk.
Naarmate hij minder controle heeft over zijn denkvermogen, neemt ook zijn onrust toe. Hij
zoekt naar mogelijkheden om zijn onzekerheid te camoufleren en dit resulteert in het
gedrag van de puber. Deze puber heeft enorme behoefte aan zekerheid en veiligheid en
wordt (te) intiem als hij onzeker wordt en de situatie niet kan hanteren. Zijn de activiteiten
te onbekend of te bedreigend dan kan de kleine afhankelijke jongen tevoorschijn komen.
Als hij door de activiteiten in de creatieve therapie aan zelfvertrouwen wint, kan het
gebeuren dat hij weer meer de volwassen man wordt.
In de loop van de tijd komt de kleine afhankelijke jongen regelmatig tevoorschijn.
Toenemend zelfvertrouwen door activiteiten in de creatieve therapie zorgt soms voor
verschuivingen naar de puber en/of de volwassen man.
Aan het eind van de behandeling komt de kleine afhankelijke jongen vaak tevoorschijn.
Het hele verleidingsspel gaat zich in hemzelf af te spelen, hij is zich meestal niet meer
bewust van de ander als persoonlijkheid, als buitenstaander. De manier van doen, het
verleidingsspel om de vergeetachtigheid te verbergen, heeft een vaste vorm gekregen.
aan bod gekomen
behoeften
Voor meneer Van Dam blijft ‘de beste zijn’ en de situatie ‘onder controle hebben’ gedu-
rende het hele proces van groot belang. De appèls die hiermee samengaan zijn rivalise-
ren, jaloezie, krachteloos maken, grijpen, vangen, roven en verscheuren. Als hij de beste
is en voor zijn gevoel de situatie onder controle heeft, komt zijn behoefte aan herstellen
en heel maken aan bod ‘je vind het toch niet erg hè dat ik aan het winnen ben’, en laat hij
ook zijn trots op zijn adequate handelen zonder gêne zien.
Eveneens van enorm belang is de behoefte zijn vergeetachtigheid te camoufleren voor
zichzelf en zijn omgeving. Hij is altijd erg blij als blijkt wat hij allemaal nog wél kan. In de
beginfase van de behandeling, als de volwassen man nog de boventoon voert, benoemt
hij dat ook steeds weer. In de creatieve therapie kan hij zijn ‘hersens in beweging hou-
den’, en daar doet hij ook erg zijn best voor. Hij heeft veel bevestiging nodig om te mogen
spelen voor wat hij waard is, dat hij mag falen en dat hij vergeetachtig mag zijn.
Als meneer Van Dam meer vergeetachtig raakt en grote moeite heeft situaties te contro-
leren, kom zijn behoefte aan intimiteit sterk naar voren. Hij heeft behoefte aan koestering,
veiligheid, zekerheid en zoekt dit door letterlijk (te) dichtbij te komen. Onbegrensdheid
komt op de voorgrond te staan, evenals smeren en knoeien, maar ook zich aanpassen
als hij in de gaten krijgt dat hij te ver is gegaan. De regels voor intimiteit in het omgangs-
© Susan Hol | www.susanhol.nl 45
spel met andere mensen raken voor meneer Van Dam steeds meer in een schemerge-
bied (decorumverlies) en dit veroorzaakt nogal eens een onveilige situatie voor hem.
Anderen zijn over het algemeen niet gediend van deze intimiteit; worden boos en meneer
Van Dam is bang voor boosheid. Hij trekt zich dan in zichzelf terug en probeert zich weer
aan te passen.
De vaste vorm van de therapeutische situatie (o.a. tafel, stoelen, damspel) en de kansen
binnen de creatieve therapie om te laten zien wat hij wel kan, komen het meest tegemoet
aan zijn behoeften aan zekerheid, veiligheid, controle, de beste zijn en het camoufleren
van zijn vergeetachtigheid. Op die momenten, als zijn vergeetachtigheid niet te overheer-
send is, kan hij zichzelf laten zien en aan verwerking toekomen.
structureringswijzen Meneer Van Dam zit in de beginfase van de behandeling ‘gevangen’ in normatieve struc-
turen. Hij heeft last van zijn eigen regels en heeft behoefte aan erkenning en waardering
als hij buiten hetgeen wat hoort en niet hoort treedt. Later zijn het de symboolstructuren
die op de voorgrond treden. Eerst wordt alles van vroeger nu en in de loop van de tijd
staan steeds meer dingen van nu symbool voor wat hij vroeger had/was. De wijziging in
zijn structureringswijze heeft alles te maken met zijn voortschrijdende vergeetachtigheid
en erg weinig met het verwerkingsproces dat hij ook heeft doorgemaakt. De dementie
krijgt uiteindelijk de overhand.
behoeften in relatie tot
belevingswereld
Meneer Van Dam treedt in de beginfase van de behandeling veel naar buiten. Hij gaat in
op uitnodigingen van anderen, hij houdt van uitstapjes. Later, als hij steeds meer vergeet,
probeert hij met behulp van het bijhouden van een agenda zijn wereld in te delen en vast
te houden. Een manier om greep op de werkelijkheid te houden en nog actief te blijven.
Hij weigert zich terug te trekken in zijn huis. Nog later, als hij echt te vergeetachtig is om
afspraken na te komen, of adequaat deel te nemen aan activiteiten, blijft hij uithuizig.
Niemand weet dan waar hij is.
behoeften in relatie tot
levensfase
Meneer Van Dam kijkt terug op en integreert gebeurtenissen uit zijn geleefde leven. Hij
bereikt een punt waarop hij een zekere mate van tevredenheid heeft met dit geleefde
leven. Hij bereidt zich voor op de ‘ontmoeting’ met zijn overleden vrouw. Tegelijkertijd
ontwikkelt zich een toenemende vergeetachtigheid die resulteert in een veelvuldig niet-
weten, niet bewust zijn. Als het stadium van het zich bewust zijn van de eigen vergeet-
achtigheid grotendeels is vergleden in het stadium van niet-weten, niet bewust zijn, komt
er een zekere rust. Hij maakt zich niet meer druk om wat hoort en niet hoort, heeft een
bepaalde mate van er gewoon zijn bereikt. Alleen de behoefte aan koestering en veilig-
heid blijft, zij het in mindere mate dan in de periode van bewust zijn van de eigen ver-
geetachtigheid.
rol van de activiteiten De creatieve therapie met meneer Van Dam bestaat voornamelijk uit één activiteit: het
spelen van het damspel. Dit spel is belangrijk, omdat hij het dammen ervaart als een
manier om zijn hersens in beweging te houden en het is voor hem acceptabele reden om
naar de creatieve therapie te komen. Het damspel is ook belangrijk vanwege de
overzichtelijkheid. Het spel staat klaar op tafel. Meneer Van Dam kan als hij de therapie-
ruimte binnenkomt direct de situatie overzien, zodat hij niet geconfronteerd wordt met zijn
vergeetachtigheid: hij weet waar hij aan toe is. Het dambord met de stenen, het spelen
van het damspel en de interactie die naar aanleiding hiervan tussen meneer Van Dam en
de therapeut ontstaat, is een brug bij de beleving van behoeften en gevoelens van toen
en nu.
© Susan Hol | www.susanhol.nl 46
Hij kent de regels van het damspel precies, waardoor hij zijn vergeetachtigheid kan
‘vergeten’. Hij voelt zich bevestigd in hetgeen hij wél kan en krijgt ruimte voor gevoelens
als geborgenheid, veiligheid, herkenning, eenwording en (zelf)vertrouwen. Hij herinnert
zich situaties waarin hij zichzelf sterk en prettig voelde, wat doorwerkt in het heden en de
mogelijkheid opent om tot rouwverwerking te komen.
Als hij de man van zijn eigen leeftijd is overziet hij het damspel, speelt vlot en met
waardigheid. Hij geniet volop en zijn zelfvertrouwen groeit. Tussendoor en na het spel
overziet hij zijn leven. Hij heeft levendige herinneringen aan zijn vrouw als hij zo samen
met de therapeut is en deelt zijn zware verdriet om het verlies van haar. Rouwverwerking
vindt plaats en een zeker evenwicht komt tot stand. Is hij de ‘toffe’ jongen, de puber, dan
flirt hij als hij onverwacht een goede zet heeft gedaan. Hij gaat rechtop zitten, steekt zijn
duimen onder zijn oksels en zijn borst vooruit. Een voldane glimlach verschijnt om zijn
lippen en zijn ogen lonken. Tijdens het dammen kijkt hij de therapeut met stralend
verliefde ogen aan en zegt dat hij haar zo lief vindt. Onder het damspel bedelt hij om
kusjes en na afloop van de therapie probeert hij de therapeut in beide armen te sluiten en
uitbundig te zoenen op beide wangen. Als hij de kleine afhankelijke jongen is weet hij niet
goed meer welke zetten hij moet doen. De hiaten die hij in zijn geheugen heeft zijn bijna
letterlijk terug te vinden op het dambord.
Bij een goede zet tijdens het dammen neemt het zelfvertrouwen van Meneer Van Dam
toe, doet hij meer zijn best helder te denken en kan hij veranderen van de kleine jongen
naar de puber en van puber naar volwassen man. De enkele keer dat hij verliest, komen
altijd de kleine jongen en de puber tevoorschijn. Na een maand of vijf, als de
vergeetachtigheid van meneer Van Dam duidelijk is toegenomen, nemen langzaamaan
de afhankelijke kleine jongen en de verliefde puber het roer over. Er is weinig/geen
sprake meer van verandering in ‘personages’, zelfs niet als meneer Van Dam een goede
zet doet tijdens het dammen of verliest.
Bij een andere aanbieding naast het damspel probeert meneer Van Dam in de eerste
instantie welwillend te begrijpen wat er van hem verwacht wordt. Als hem dat niet lukt,
reageert hij ontspannen en kijkt op zijn gemak toe hoe de therapeut het doet. Na
ongeveer een kwartier verslapt zijn aandacht, wordt hij onzeker van het nieuwe dat hij
niet begrijpt. Het knikkerspel bijvoorbeeld is onbekend voor hem. Normaal gesproken, als
iemand een nieuw spel probeert te begrijpen, grijp zij steeds terug op vroeger geleerde
spelregels: ‘Oh, dus dat gaat net zoals in … (ganzenbord/mens-erger-je-niet/klaverjassen
enz.)’ roept zij dan bij de uitleg. Meneer Van Dam is hiertoe niet (meer) in staat. Hij kan
geen logische verbanden maken met betrekking tot de regels van het spel. Hij kan niet
teruggrijpen op een herinnering aan vergelijkbare regels in andere spellen.
Decorbouw vindt meneer Van Dam wel leuk bedacht van de therapeut. Het decor is zo
samengesteld dat het een appèl doet op zijn ‘schildersoog’ en dan blijkt dat meneer Van
Dam hiertoe niet meer in staat is. Hij kan geen beroep meer doen op zijn vaardigheden
opgedaan in zijn kunstzinnige hobby’s.
De teddybeer in een decor moet meneer Van Dam nieuwe mogelijkheden geven tot
vormgeven van zijn behoefte aan intimiteit. Dat lukt welgeteld één keer. Die ene keer
grijpt hij de teddybeer als hij zich wat verwaarloosd voelt, omarmt de beer stevig, trekt
een verongelijkt gezicht en deelt mee dat hij net doet of de therapeut die beer is.
Fotograferen wil hij na veel aarzeling wel doen, heeft dan ook eigen ideeën waarin het
© Susan Hol | www.susanhol.nl 47
dambord een rol moet spelen. Hij gaat eerst op de foto, aan tafel achter het dambord en
daarna is de therapeut aan de beurt.
Het elektronische orgel in de therapieruimte kan meneer Van Dam soms bekoren. Elke
ontmoeting met het orgel is een nieuwe kennismaking. Regelmatig speelt hij eenzelfde
melodietje en elke keer straalt hij van verbazing en trots dat hij het zomaar kan. Na dit
korte melodietje zet hij meestal het orgel snel weer uit om over te gaan tot de orde van de
dag, een potje dammen.
De accordeon roept in de eerste instantie angst bij hem op. Hij wil nauwelijks naar het
instrument kijken. Hij vertelt dan wel over zijn eigen muzikale talenten. Als de therapeut
een aantal malen de accordeon tevoorschijn haalt (bijv. bij de decorbouw) en een
eenvoudige melodie speelt, constateert hij dat het niet zo ingewikkeld is en wil het ook
wel eens proberen. Hij vindt het wel leuk, maar toch nog wel moeilijk om zich erin over te
geven.
Meneer Van Dam geniet van luisteren naar muziek. Het heerlijkst vindt hij luisteren naar
muziek die hij vroeger zelf heeft gespeeld. Hij neuriet dan hele stukken mee en probeert
zich te herinneren hoe die muziek ook alweer heet. Hij vertelt dan wel over zijn eigen
muzikale talenten en carrière.
Eén van de decors staat in het kader van teken- en schildermaterialen, dit blijkt in eerste
instantie erg bedreigend. Meneer Van Dam blijft op twee meter afstand van het decor
staan kijken, zijn lichaam ervan afgedraaid. Hij vraagt of hij moet gaan schilderen. Nadat
hij hierover is gerustgesteld, wil hij mij wel uitleggen wat voor materialen het zijn die hij in
het decor ziet. Hij weet precies wat alles is (een veer om houtskool mee uit te vegen, een
palet, een schildersezel, contépotloden enz.). Heel even laat hij zich verleiden om voor te
doen hoe je een palet vast moet houden. In één keer heeft hij het palet precies goed in
zijn hand liggen. Twee seconden later geeft hij het gauw weer terug. Hij laat de hele boel
verder links liggen, wil liever dammen.
Meneer Van Dam geniet van kijken naar kunst en van zijn herinneringen aan zijn
schilderwerk. Hij vindt het ook heerlijk om zijn vroegere werk te laten zien.
Een andere keer hebben we handen getekend op wit papier met houtskool en naar
aanleiding daarvan foto’s gemaakt van zijn en mijn handen. Ook dit mag maar heel even
duren. Al gauw wil meneer Van Dam weer dammen.
Het dementieproces schrijdt voort en meneer Van Dam krijgt steeds minder vat op de
regels van het damspel. Toch wil hij dat steeds het liefste doen. Het zoeken naar andere
passende aanbiedingen heeft bij meneer Van Dam een gevoel van onveiligheid en
onzekerheid veroorzaakt (zie bijeenkomst dertien t/m zestien), dat hij probeert te
camoufleren door verleidingsgedrag (de ‘toffe’ jongen/puber) naar de therapeut. De
situatie die hierdoor ontstaat wordt onhoudbaar, omdat de therapeut echt boos wordt om
de toenaderingen en meneer Van Dam niet in staat is zichzelf te begrenzen. Het damspel
blijkt het best te werken (zie bijeenkomst zeventien en achttien). De therapeut maakt
plannen om het damspel in vereenvoudigde vorm aan te bieden, omdat zijn overzicht
over het spel sterk verminderd is en hij bijna geen structuur meer ziet. Dit strandt doordat
het einde van het project nadert.
© Susan Hol | www.susanhol.nl 48
Literatuur
Boeft, J. den (1995). Cicero: Oude mensen behouden hun identiteit. In H.E.S. Woldring (Red.), Grote
filosofen over jeugd en ouder worden (pp. 38-43). Baarn: Ambo.
Bruning, H. (1987). Zorgen voor terminale patiënten. Het proces van sterven begeleid door verpleeg-
kundigen en ziekenverzorgenden. Intro: Nijkerk.
Grabau, E., & Visser, H. (1987). Creatieve therapie. Spelen met mogelijkheden. Deventer: Van
Loghum Slaterus.
Hol, S.G. & Linschoten, E. (1993). Kreatieve therapie muziek en drama in een verzorgingshuis. Tijd-
schrift voor Kreatieve Therapie, 12 (1), 20-27.
Hol, S.G. (1993). Dramatherapie in het verzorgingshuis. Denkbeeld, 5 (4), 10-13.
Huizinga, J. (1985). Homo Ludens. Groningen: Wolters-Noordhoff.
Jong-Gierveld, J. de (1984). Eenzaamheid. Een meersporig onderzoek. Deventer: Van Loghum Slate-
rus.
Kiefte, J. te, Boersma, J., Karreman, M. & Hol, S.G. (1999). Beroepsprofiel van de dramatherapeut.
Utrecht: NVKT.
Kris, E. (1989). De esthetische illusie. Meppel en Amsterdam: Boom.
Linschoten, E. (1991). Ga toch alsjeblieft weg! Muziektherapie in een verzorgingshuis. Eindexamens-
criptie. Amersfoort: HMN ISB (Middeloo).
Smitskamp, H. & Velde, J. te (Red.) (1988). Het Kreatief Proces. Toepassingen in therapie en onder-
wijs. Culemborg: Phaedon.
Vink, E. & Houben, J. (1991). Kreatieve Therapie in een Verzorgingshuis. Verslag. Amersfoort: HMN
FSAO Kreatieve Therapie.
Viorst, J. (1988). Noodzakelijk verlies. Baarn: Anthos.
Voorwinden-Duurkoop, A. (1994). Grijs bekent kleur. Beeldende creatieve therapie in de ouderenpsy-
chiatrie. Culemborg: Phaedon.
Top Related