Download - Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

Transcript
Page 1: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

50ste jaargang, nr. 1 , januari 2 0 0 6 . Verschijnt 4 x per jaar

Een uitgave van het Nederlands Auschwitz Comité; postbus 74131,1070 BC Amsterdam

A u s c h w i t z B u l l e t i n

i 3

I

Page 2: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

Inhoudsopgave Hans Fels, hoofdartikel 2 Holocaustdag Dag VN 3 Auschwitz herdenking 2006 4 Herman Paul en Bart Wallet, Poolse mythen in museum Auschwitz 5 Rachel Plantenga, Vergeten zijn zij niet 9 Polenreis 2006 1 0 Carry van Lakerveld, interview Bill Minco 1 1 Carry van Lakerveld, interview Flora Schrijver 1 7 Ingmar Vriesema, dolen door het Duitse zuilen veld 20 Eva van Sonderen, meer verbijstering dan verdriet 22 Inez Polak, slachtoffers krijgen naam en gezicht 24 Ida Vos, meisje Een/Meisje Twee 26 Ida Vos gedichten 2 8 Anne-Ruth Wertheim, wij zijn allemaal combi's! 29 Bertje Leuw, Joods en dool 34 Max Arian, Auschwitz met duizenden poppetjes 37 Bertje Leuw, boekbespreking Na het kamp van Jolande Withuis 38 Marjon de Klijn, nog altijd onderdrukking cn discriminatie 4 1 Max Arian, ons onbekende slavernijverleden 43 Jonah Sarfatij en Eva Polak, ontmoetingen met moslima's 47 Marjon de Klijn, recent verschenen 49

Europa In de krant las ik, dat in Engeland en Frankrijk nog een tiental mannen in leven zijn die uit eigen ervaring kunnen vertellen over de slag om Yperof over de bevrijding van Noyon. In dit afgelopen jaar, waarin zowel in Nederland als in Frankrijk triom­fantelijk de Europese Grondwet werd verworpen, is het belangrijk nog een maal aan die mannen te denken, nog een maal te denken aan de Twintigste Eeuw van Europa die begon in 1914 en die via de bevrijding van Auschwitz eindigde in de jaren negentig in de heuvels rond Srebrenica.

De gedachte heeft zich in ons ge­nesteld, dat het nieuwe Europa van Brussel een stelsel van tarieven, regelgeving en landbouwpolitieke subsidies is. Dat het een geld verkwis­

tende machine is die bovenal knabbelt aan de nationale onafhankelijkheid van de lidstaten. Dat die gedachte zich zo aan ons heeft kunnen op­dringen komt omdat geschiedenis al lang niet meer gezien wordt als de motor van ons bewustzijn. Toen in de aanloop tot het referendum onze minister president Europa een in­strument van vrede noemde werd er slechts honend gereageerd. Maar hij had wel gelijk: Europa van Brussel is het antwoord op Slagveld Europa en het is zorgelijk te bedenken dat dit op een of andere manier uit ons bewustzijn is verdwenen.

De Eerste Wereldoorlog eindigde op een dood spoor in de bossen van Compiègne. Daar ontmoetten op 11 november 1918 de vertegen­

woordigers van strijdende partijen elkaar en tekenden in de treinwagon van rnaréchalFoch de wapenstilstand. Om de wagon werd ter plekke een huis gebouwd zodat hij voor de eeuwigheid als relikwie bewaard zou kunnen blijven voor alle generaties van na deze verschrikkelijke oorlog. Geen dorp, geen gehucht dat niet deelde in de smart van de oorlog. De duizenden monumenten, "Voor Onze Gevallen Zonen" getuigen hier­van voor wie het wil zien. De jaarlijkse herdenking van de wapenstilstand op 11 november bij Clairière de rArmistice. zoals de open plek in het bos nu heet, is straf en militair, Frans en chauvinistisch. Dc driekleur wappert , de hoogwaardigheids­bekleders dragen sjerpen en de militaire band toetert er op los. Dan

Page 3: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

scheren cr wat mirages over en klinkt de Marseillaise. Maar de ironie van deze plek ontgaat je ondanks de ferme taal die gesproken wordt niet: hier ontkiemde immers de volgende oorlog. Na de verovering van Parijs in 1940 liet Hitier de voorgevel van het museum waarin de wagon stond, slopen. De wagon werd weer naar zijn oorspronkelijke plek, twintig meter tenig, gesleept en daar weiden de kransen gedwongen de overgave te tekenen. Nooit is de wagon meer in het museum teruggekeerd. Als oorlogsbuit dwaalde hij door Europa en werd in 1945, vlak voor de val van het Nazi-regime in dc brand ge­stoken. De wagon die men vandaag de dag bij Compiègne kan zien is slechts een kopie.

Op het station van Compiègne, ergens achteral aan het einde van perron 1 - daar waar de gebruikelijke spoorweg rommel begint, kabels kriskras door elkaar heen liggen en bielzen hoog opgestapeld zijn - is dc volgende episode van de geschiedenis te lezen, sober uitgehakt in een onopvallende steen. De tekst meldt dat van af dit station de deportaties naar de ver­nietigingskampen plaatsvonden. Als bijzonder detail wordt vermeld dat men soms dagen lang op het station

moest wachten voor de reis naar het einde begon. Meestal als ik op het station van Compiègne de trein naar Parijs neem, loop ik even naar dc herdenkingsplaats. Ik ben er altijd alleen te midden van de forenzen die in hun kranten staren of nog snel een sigaret roken voor de trein komt. Nog nooit heb ik iemand anders bij de steen zien stilhouden want het Franse verleden is net zo bitter als het onze en lang niet iedereen wil er steeds maar weer aan herinnerd worden.

De kranten van de reizigers berichten over dc jongste onrust in de buiten­wijken, de auto's die branden en ze scheren iedereen over één kam: De jonge Arabieren, de moslims, de zwarten uit het donkere Afrika, im­migranten, asielzoekers, uitbuiters... Politici spinnen garen bij zoveel angst en onzekerheid en heus niet alleen in Frankrijk. Iedereen voelt zich weer het veiligst bij zichzelf, zijn eigen kleur, zijn eigen rituelen, nationaliteit en afkomst. Het roept - voor wie maar horen wil - de oude verbrokkelde stammenmaatschappij in herinnering waarin de brave soldaat Svejk ronddoolde en waarin iedere nationaliteit wel een reden had om de andere het leven zuur te maken.

Als remedie tegen dit gruwelijke Europa ontstond de Gemeenschap van Kolen en Staal, genoemd naar de ingrediënten die je nodig hebt om kanonnen te maken. Hieruit groeide het concept van dc eenheid van Europa waarin de volkeren eikaars broeders zouden zijn, er geen oorlogen gevoerd werden en minderheden de meerderheid niet zouden hoeven vrezen. Maar wie durft nog over dat oorspronkelijke ideaal te praten nu politici nog slechts bakkeleien over de hoogte van dc bijdrage aan Europa per hootd van de bevolking en niet meer in staat zijn ons de bron voor de Europese Gemeenschap te verklaren.

De franse politica Simone Veil kan dat ongetwijfeld wel. Haar leven omspant immers de twintigste eeuw. Via haar ouders reikt ze tot aan de Eerste Wereldoorlog en in de Tweede vertrok ze zelf vanaf het station van Compiègne, overleefde Auschwitz en bouwde als voorzitter van het Europese parlement aan het nieuw Europa. Ze houdt dit jaar de Nooi t Meer Auschwitz-lezing. Laten we hopen dat haar stem niet verloren gaat want ze weet immers als geen ander waar Europa toe in staat is gebleken.

Hans Fels

V N roepen 2 7 januari uit tot Holocaust Dag De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heeft 27 januari uitgeroepen tot Holocaust Dag. Vanaf 2006 zullen op die dag alle joodse en andere slachtoffers van de holocaust worden herdacht. Het besluit is vetvat in een resolutie van Australië, Canada, Israël, Rusland en de Verenigde Staten die met algemene stemmen is aan­genomen. Gekozen is voor 27 januari omdat op die datum in 1945 het

vernietigingskamp Auschwitz is bevrijd. In Nederland vindt al vele tientallen jaren op de zondag die het dichtst bij 27 januari ligt de Auschwitz-herdenking plaats, georganiseerd door het Nederlands Auschwitz Comité. De Arabische en moslimlanden hebben zich niet verzet tegen de VN-resolutie, maar zij waren er niet helemaal gelukkig mee dat er in de tekst

niets staat over andere grote menselijke tragedies uit de geschiedenis. De resolutie roept de lidstaten van de VN op educatieve programma's op te zenen om komende generaties kennis te verschaffen over de volkerenmoord, opdat zoiets niet weer gebeurt. In de resolutie wordt elke ontkenning van de holocaust veroordeeld. Hetzelfde geldt voor alle uitingen van religieuze en etnische intolerantie.

Page 4: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

Auschwitz herdenking 2006 O p zondag 29 januari organiseert het Nederlands Auschwitz Comité Ae jaarlijkse Auschwitz-herdenking bij het Spiegelmonument 'Nooit meer Auschwitz' van Jan Wolkers in het Wer the impark in Amste rdam. Aansluitend vindt een lunchbijeen­komst plaats in de Europalounge van de RAI.

Verzamelpunt is het Stadhuis. Vanaf 10.00 uur is dc Boekmanzaal van het Stadhuis open en bereikbaar via de hoofdingang aan de Amstelzijde. In de Boekmanzaal wordt koffie en thee geschonken. Om 11.00 uur vertrekt de Stille Tocht naar het Wertheimpark

De herdenking begint om 11.30 uur met een toespraak van burgemeester Job Cohen van Amsterdam, gevolgd door het Kaddisj en Jizkor door rabbijn Sonny Herman. Vervolgens kunnen particulieren en organisaties hun kransen en bloemen bij het monument leggen. Kransen en bloemen kunnen even­tueel op zaterdag 28 januari, tussen 10 en 14 uur, worden afgeleverd bij de Portiersloge van het Stadhuis, ingang Waterlooplein.

Bereikbaarheid U kunt het Stadhuis het beste bereiken met het openbaar vervoer: merro en sneltram 51 (halte Waterlooplein) of tramlijnen 9 en 14 (zelfde halte). Na de herdenking staan tegenover de uitgang van het Wertheimpark bussen klaar voor de mensen die kaarten aangevraagd hebben voor de lunchbijeenkomst en/of het culturele programma in de RAI. Van Stadhuis naar de RAI kunt u ook met sneltram 51 en verder is de RAI te bereiken met tramlijn 4 en bus 15.

Mocht u met de auto komen, dan kunt u parkeren in de parkeergarage

onder het Stadhuis/Muziektheater, de parkeergarage op de hoek van de Joden Breestraat (onder Albert Heijn) of de parkeergarage onder het woon­complex Valkenburgerstraat-ingang Anne Frankstraat. Deze parkeer­plaatsen zijn niet gratis. Zij die in het bezit zijn van een invalidcn-parkeervergunning kunnen parkeren bij de hoofdingang van het Stadhuis/ Muziektheater, maar alleen op vertoon van de vergunning! Rondom de RAI zijn voldoende par­keerplaatsen en u kunt ook parkeren in de RAI-parkeergarage (dagkaart kost 12,50 euro).

De Europalounge van de RAI gaat om 12.30 uur open. De lunch­bijeenkomst begint om 13.00 uur met toespraken van Jacques Grishaver, voorzit ter van het Nederlands Auschwitz Comité en Job Cohen, burgemeester van Amsterdam. Voor de lunchbijeenkomst dient u in het bezit te zijn van toegangs­kaarten.

In dc restaurantlounge staat weer een boekentafel, hen deel van de op­brengst van de boekenverkoop komt ten goede aan het Auschwitz Comité.

Het programma samengevat:

10.00 uur: Verzamelen voor de Stille Tocht in de Boekmanzaal van het Stadhuis in Amsterdam, via de hoofdingang aan de Amstelzijde.

11.00 uur: Begin Stille Tocht naar het Wertheimpark.

11.30 uur: Herdenking bij het Auschwitz Monument. Rede door burgemeester Job Cohen van Amsterdam. Kaddisj cn Jizkor door rabbijn Sonny Herman.

12.00 uur: Vertrek bussen naar de RAI.

12.30 uur: Europalounge van de RAI open.

13.00 uur: Begin lunchbijeenkomst spreker: Jacques Grishaver, voorzitter N.A.C.

Job Cohen, burgemeester van Amsterdam

15.30 uur: Einde lunchbijeenkomst

Tot ziens op 29 januari! Nederlands Auschwitz Comité

Het doel van de Stichting Nederlands Auschwitz Comité is:

* het realiseren van de zinspreuk "Nooit meer Auschwitz";

* het ageren tegen alle vormen van fascisme, racisme en antisemitisme;

* het bevorderen van het welzijn van de in de tweede wereldoorlog vervolgden en hun nabestaanden;

* het verrichten van alles wat met het voorgaande verband houdt, alles in de ruimste zin

Page 5: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

Oorlogsverleden bekeken door ideologische bril Poolse mythen in museum Auschwitz Het regende kritiek, toen Israëlische piloten vorig jaar een luchtshow uitvoerden boven het voormalige concentratiekamp Auschwitz. Op deze plek des doods, luidde het bezwaar, is triomfalisme misplaatst. Met een vergelijkbaar argument wordt al jarenlang geprotesteerd tegen het karmelietenklooster pal naast het museumterrein. Maar op een Pools-nationalistische expositie levert niemand commentaar.

In het dodenblok van Auschwitz worden zelfs de schoolklassen stil. We schuifelen door de keldergang. In een van de celien, rechts, brandt een kaars. Hier vonden de zwaarst gestrafte kampgevangenen hun gruwelijke einde. Hier moet ook, in september 1941, de eerste vergassing met Zyklon B zijn uitgevoerd. I let is onwezenlijk om de slachtoffers in deze ruimte in te denken. Sinds Auschwirz in het Westen bekend werd, hebben talloze mensen zich afgevraagd in welke krochten van de ziel dit kamp kon worden uit­gedokterd- Het woordje 'Auschwii/ is een symbool geworden voor dc vernietiging van miljoenen joodse levens. Het is een icoon geworden voor een tragedie die de menselijke maat overstijgt. Auschwitz heet onrepresenteerbaar, naar het woord van Georqe Steiner: 'Auschwitz ligt buiten de taal en buiten de rede.' Maar wat betekent dit voor Ausch­witz zelf, voor het Poolse stadje en het staatsmuseum dat op het kamp­terrein gevestigd is? Het museum kan niet zonder taal en rede. Het moet de barakken tonen waarin de werkgevangenen werden samen­gepropt, de ruïnes van de gaskamers

in Birkenau, de foto's van veroor­deelden in streepjespak. Het moet video's draaien en rondleidingen geven. Onherroepelijk zweeft echter ook boven deze activiteiten het on­rustige woord van Steiner. De inrichting, de entourage, de gidsen - alles lijkt bestand te moeten zijn tegen de claim, dat deze vierkante kilometers tussen het prikkeldraad heilige grond zijn. Bezoekers die op deze plek voor­zichtigheid en eerbied verwachten, zullen tot hun verrassing bemerken dat het geschiedverhaal dat in museum Auschwitz wordt verteld, niet vrij is van Poolse vooroordelen. Vooral in de tentoonstell ingen die aan afzonderlijke landen zijn gewijd, dringt zich het nare idee op, dat de historische representaties gekleurd zijn door nationale mythen.

Linkse arbeiders Nemen we barak nummer 1 5, waar­in een expositie is gevestigd over 'strijd en martelaarschap vim de Poolse natie, 1939-1945'. Deze tentoonstelling, uit 1985, vertelt het verhaal dat onder communistisch bewind in de school­boekjes moet hebben gestaan. Hoofdpersoon is de Sovjet-Unie, die als Polens grootste bondgenoot wordt voorgesteld. Het verzet van het Poolse volk komt ter sprake voor zover het communistisch was geïnspireerd. De opstand in het joodse getto van Warschau zou vooral een zaak van 'jonge arbeiders uit linkse kringen' zijn geweest. De Poolse regering -dat wil zeggen, het communistische regime in Moskou - heet de motor van het verzet te zijn geweest. Slechts tussen neus en lippen vertelt de expositie, dat de Sovjets in 1939 het

oostelijke deel van Polen veroverden. De/.e bewonderende blik richting het Oosten wordt gecorrigeerd door een aantal nieuwere panelen, die in dc jaren negentig moeten zijn op­gesteld. Deze schenken ruim aandacht aan de Sovjet-bezetting van Oost-Polen, /.elIs excessen van de 'bond­genoot', zoals de moord op 15.000 Poolse officieren in Katyn, komen aan de orde. Het Poolse verzet krijgt ook op deze nieuwe borden veel aandacht. Van dc weeromstui t zijn dc schijn­werpers nu gericht op het 'rechtse' verzet, dat democratisch en echt Pools heet te zijn. De ware ver­tegenwoordigers van het Poolse volk waren de uitgeweken regering in Londen en de Arm ia Krajoiva. Dit rechtse verzetsleger kon zich in een breed draagvlak verheugen, zegt het tekstbord, terwijl de linkse variant 'vanuit de samenleving weinig werd gesteund; deze steun kwam voor het merendeel uit arbeiderskringen'. Barak 15 draagt dus linkse én rechtse ideologieën uit. Liet ene bord beklemtoont internationale solidariteit, het andere nationaal patriottisme. Dat dit naast elkaar kan staan, komt waarschijnlijk doordat beide perspectieven worden geschraagd door dezelfde nationale mythe. In zowel de oudere als de nieuwere delen van de expositie heten cle Polen een heldhaftig volk te /ijn, dat na de nederlaag van 1939 massaal in het verzet ging. De tentoonstelling vertelt verder, dat de Duitsers totale uitroeiing van de Polen voor ogen stond. Onder­mijning van de nationale identiteit door germanisering van het volk was een belangrijk middel daartoe. De

Page 6: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

expositie onderstreept het collec­tieve slachtofferschap dat de Polen op deze wijze toeviel. Ook een bijpassende verzetsmythe wordt breed uitgemeten-. 'Eén doel van de bezetting was uitroeiing van de bevolking. Het Poolse verzet was daarom een zaak van rationale zelf­verdediging.' De definitie van dit verzet is wel bijzonder ruim: weigering van tewerkstelling, clandestien onderwijs en 'passief verzet' worden evenzeer tot het verzet gerekend als sabotage, aanslagen en ondergrondse persactiviteiten. Zo'n brede definitie zorgt als vanzelf voor een hoge participatiegraad.

Poolse Joden Poolse Joden hebben in deze kijk op her verleden een eigenaardige plek. De tentoonstel l ing kan er niet omheen, dat tijdens de Tweede Wereldoorlog ruim drie miljoen Poolse Joden om het leven kwamen. Maar deze uitroeiing van wat de grootste joodse gemeenschap ter wereld was, komt nogal selectief ter sprake. Door te spreken over 'Poolse burgers van joodse afkomst', bena­drukt de expositie de overeenkomst tussen joodse en niet-joodse Polen. Veel aandacht gaat uit naar de hulp die Polen aan Joden verleenden. 'Polen was het enige bezette land waarin het verbergen van Joden kon worden gestraft met de dood van de hele familie van degenene die hielp. Desondanks werden circa 75.000 Joden in Polen gered. De overgrote meerderheid van hen werd gered door etnische Polen.' Niet verteld wordt , dat deze groep geredden grotendeels bestond uit gedoopte Joden, uit sterk geassimileerde Joden die hun identi tei t konden ver­zwijgen en uit Joden die vluchtten naar de Sovjet-Unie. Evenmin is er ruimte voor de on tnuch te rende

becijfering van Teresa Prekerowa, dat slechts zo'n twee procent van de volwassen Poolse bevolking daad­werkelijk hulp aan Joden bood. Dit stilzwijgen zal samenhangen met dc afwezigheid van zelfkritiek. De tentoonstelling lijkt niet van Poolse collaboratie te willen weten. 'Afgezien van een paar ontaarde individuen, liet geen enkele officiële politieke of sociale groepering, evenmin als het Poolse volk, zich overhalen tot collaboratie met de bezetter.' Over Duitsgezinde kranten en blauwe politie wordt de bezoeker zodoende niet geïnformeerd, evenmin als over het vooroorlogse Poolse fascisme met z'n antisemi-tistische trekken.

Ook het antisemitisme in kringen van het verzet en de moord op de joodse bevolking van Jedwabne worden de bezoeker onthouden. Evenmin deelt de expositie mee, dat Joden niet werden toegelaten tot de verzetsbewegingen en slechts mondjesmaat hulp ontvingen bij de opstand in het getto in Warschau. Het lijkt erop, dat de samenstellers van de tentoonstelling weinig raad hebben geweten met de Sjoa. Ze moeten de vernietiging van de Joden ervaren hebben als een bedreiging voor de Poolse claim op het slacht­offerschap. Konstanty Gebert merkte al eens op, dat twee uitverkoren volken in één land niet mogelijk is. In het Pools-nationalistische verhaal past maar één heroïsch slachtoffer. Daarom wordt het concurrerende lijden van de Pools-Joodse gemeen­schap genivelleerd. Men kan tegenwerpen, dat enkele barakken verderop een expositie is gewijd aan 'het lijden, de strijd en de uitroeiing van de joodse natie tussen 1933 en 1945'. Deze tentoon­stelling is aanmerkelijk soberder dan de Poolse en behoort tot de indruk­

wekkendste delen van museum Auschwirz. Wel is het wrang dat deze joodse expositie geen op­schriften in het Hebreeuws heeft gekregen, maar in het jiddisj - de taal van de vermoorde Joden. Wordt de 'zionistische' taal van de heden­daagse bezoekers uit Israël minder geschikt geacht?

Poolse vastberadenheid Eigenlijk is het niet vreemd, dat een bezoek aan museum Auschwitz op zulke observaties uitloopt. Wie er de boeken op naslaat, leert dat dc historische representaties in barak 15 een erfenis zijn van het na­oorlogse verleden. Net als andere Europese landen probeerde Polen in deze jaren in het reine te komen met zijn oorlogservaringen. Daarbij kenmerkte de Poolse Vergangenbeits-bewaltigung zich door de opleving van een mythe waarmee de natie zich al vaker een hart onder de riem had gestoken - die dat het Poolse volk een zuiver en edelmoedig slachtoffer was. Zo kon het verlies van bestuurli jke autonomie en territoriaal bezit gecompenseerd worden met morele deugden als onkreukbaarheid en vastberaden­heid. Flarden van deze mythe klinken door in de wijze waarop de expositie spreekt over de mislukking van het Duitse streven naar germa­nisering van Polen. Ook de manier waarop het joodse lijden aandacht krijgt, valt ten­minste voor een deel terug te voeren op de naoorlogse decennia. De communisten, die in 1947 aan de macht kwamen, moesten zich om politieke redenen distantiëren van het Duitse antisemitisme. Daarom claimden ze met terugwerkende kracht een privilege op het verzet tegen de Duitse jodenhaat . Zo omstond het vethaal, dat de joodse

Page 7: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

opstand in Wars/.awa was gesteund door 'jonge arbeiders uit linkse kringen', zoals de tentoonstelling zegt. Dc Armia Krajowa, die een aparte afdeling voor hulp aan Joden had gekend, werd in deze jaren dood­gezwegen. Onder het bewind van de stalinistische partijleider Boleslaw Bierut (1948-1956) werden leden van dit ondergrondse leger zelfs vervolgd en opgesloten. De organisatie werd neergezet als een club van collaborateurs, die verantwoordelijk moest worden gehouden voor moord op joden en partisanen. Zo werd het lot van de Joden aan dat van de communisten gelijkgesteld. Een soortgelijke strategie werd ontwikkeld na de Poolse Oktober van 1956, die een 'Poolse weg naar her socialisme' proclameerde . Historici spraken onder dit nieuwe gesternte wel van een 'genocide' op de Joden, maar incorporeerden deze jodenvervolging in een Pools-nationalistiscb verhaal. Opnieuw werden zowel Joden als Polen voorgesteld als slachtoffers van een regime dat alles wat niet Duits was wilde el imineren. De overeen­komsten tussen het joodse en het Poolse lijden werden uitvergroot, terwijl aan de verschillen werd voorbijgegaan - precies zoals in de tentoonstelling. Hoezeer overigens het ' D u i t s e ' antisemitisme ook door commu­nisten en socialisten werd afgewezen, dit verhinderde niet dat jodenhaat nog herhaaldelijk de kop opstak. Met name de commun i s t i s che welwillendheid jegens terugkerende Joden in de jaren onmiddellijk na de oorlog, gaf een impuls aan antisemitische gevoelens onder de Poolse bevolking. Alleen al in de jaren 1944-1947 kwamen 1.500 a 2.000 Joden door moord om het leven.

koen kort daarop de staat Israël gesticht werd en de meerderheid van de overgebleven Pools-Joodse gemeenschap naar het nieuwe land emigreerde, verloor het 'Joodse vraagstuk' in Polen zijn urgentie. Wel leidde de Zesdaagse Oorlog (1968) tot allerlei verdacht­makingen aan het adres van de Poolse Joden. Opmerkelijk genoeg is 1968 tevens het jaar waarin de joodse tentoonstelling in museum Auschwitz werd geopend. Zou de keuze voor her Jiddisj in deze expositie hebben samengehangen met de Poolse aversie tegen het Israëlische optreden in het Midden-Oosten? Zelfs als deze vraag ontkennend moet worden beantwoord, kunnen we vaststellen dat de Poolse expositie in museum Auschwitz de sporen draagt van historische interpretaties die in de decennia volgend op de Tweede Wereldoorlog werden ontwikkeld. De ideologische kleur van deze interpretaties kan niemand ontgaan - ook de joodse overlevende of nabestaande niet, voor wie de confrontatie met de Poolse trots in barak 1 5 een schokkende ervaring moet zijn. Zou museum Auschwitz daar niet iets aan kunnen doen?

Historikerstreit Eén blik op de historische cultuur in Polen is genoeg om te beseffen, dat een herziening van cle expositie geen kleinigheid zal zijn. Hoewel de Pools-Joodse tragedie in Polen geleidelijk meer aandacht krijgt, laaien nationalistische emoties in historische debatten nog altijd hoog op. Zo ontbrandde een ware Historiker­streit, toen historicus Jan Blonski in 1987 het voorstel deed, het hoofd maar eens te buigen richting de voormalige joodse landgenoten.

Deze oproep tot deemoed was olie-op de golven voor hen, die toch al met zorg waren vervuld over de teloorgang van her ' traditionele' Poolse geschiedverhaal, furieus was bijvoorbeeld de reactie van WlaelysLtw Sila-Nowicki, die achter Blonski's artikel 'een venijnige anti Poolse propagandacampagne' vermoedde. De werkelijkheid was natuurlijk precies omgekeerd: voor bet eerst werd een poging ondernomen her oorlogsverleden zonder ideologische bril te bekijken — en dat was een pijnlijk experiment. Ook museum Auschwitz. is onder­werp van zulke controversen geweest. In 1989 organiseerde de joods-Amerikaanse rabbi Avi Weiss een demonstratieve bezetting van bet karmel ie tenklooster naast het museum. Deze actie was een protest tegen wat Weiss de 'christianisering' van Auschwitz noemde. De onvrede betrof overigens ook de verering van Maxitnilian Kolbe, een franciscaanse (en antisemitische) priester die in Auschwitz /ijn leven had opgeofferd voor een kampgenoot en daarom, tijdens een mis in Birkenau, zalig was verklaard door paus Johannes Paulus II. Een commentator con­stateerde terecht, dat Auschwitz een 'syrnbolic palimpsest' was geworden: Poolse, joodse en rooms-katholieke interpretaties van het kamp zaten elkaar duchtig in de weg. O m d a t het 'ware' Auschwitz op de/e wijze voortdurend inzet van debat is, ligt een onttovering van het geschiedbeeld niet zomaar binnen bereik. Het is dan ook bij uitstek moeilijk een alternatief te on t ­wikkelen voor de historische inter­pretat ies die momenteel in de exposities worden u i tgedragen. Bovendien is het voormalige kamp­terrein dermate sacrale grond geworden, dat iedere poging tot

Page 8: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

verandering van de status quo bij voorbaat verdacht is. Desgevraagd laat de museumstaf weten, dat et plannen bestaan voor een herziening van sommige ex­posities. Maar concrete ideeën kan ze niet overleggen. Een voorstel van Auschwitz-deskundigen Robert Jan van Pelt en Debórah Dwork, uit 1997, heet nog steeds 'een stem in de discussie' te zijn. Vreemd is dit

niet: inspraak van zowel joodse. Poolse als internationale comités komt de slagvaardigheid van het museum niet ten goede. Maar niettemin: het is wrang dat een museum van het formaat Auschwitz zijn historische representaties laat kleuren door de ideologie van een voormalige bezetter en door de mythe waarmee een volk getracht heeft zijn oorlogservaringen te

verwerken. Het zou museum Auschwitz sieren, als het een wens tot herziening zou uitspreken.

Herman Paul en Bart Wallet

Drs. Herman Paul en drs. Hart Wallet zijn als historici verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen resp. de Universiteit van Amsterdam.

Het werk van het Nederlands Auschwitz Comité wordt mede mogelijk gemaakt door: Diamond Point - de juwelier in De Bijenkorf

Stoffenhandel A. Boeken

mlnnesma van cleef administratiekantoor

Drukkerij Peters Amsterdam bv.

M.N. Léons B. V. Makelaars in Assurantiën

BON Wilt u zich abonneren op dit blad of heeft u familie, vrienden of kennissen die op de hoogte willen blijven van de activiteiten van het Neder lands Auschwitz Comité?

Als u onderstaande bon invult en opstuurt naar: Het Nederlandse Auschwitz Comité, Knoopkruid 54 , 1 1 1 2 PV Diemen,

ontvangen u of uw bekenden vier maal per jaar het

Auschwitz Bulletin. Voor de verzend- en portokosten zijn wij echter genoodzaakt u om een minimale bij­drage te vragen. Deze bijdrage is voor binnenlandse abonnees € 8 , - , buitenlandse abonnees in Europa € 1 1 , - en buiten Europa € 16 , - . Tevens ontvangen a l le abonnees één m a a l per jaar een accept­girokaart voor een vrijwill ige donatie ten behoeve van de voortgang van het werk von het Nederlands Auschwitz Comité .

Naam:

Adres: .

Postcode en woonplaats:

Land:

Email:

Opsturen naar: Het Nederlands Auschwitz Comité, Knoopkruid 54 , 1 1 1 2 PV D iemen

Een abonnement kunt u ook opgeven via onze website: www.auschwitz .nl /bul let in.html .

Page 9: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

O p reis met het Auschwitz Comité

"Vergeten zijn zij niet... Van maandag 31 oktober tot zater­dag 5 november 2005 ben ik naar Polen geweest. Met het Auschwitz Comité. Waarom? Mijn opa heeft de oorlog (gelukkig) overleefd, maar zijn familie niet. In hun nagedachtenis wilde ik naar de plekken toe waar zij voor het laatst hebben gelopen en zijn vermoord, om ze daar te her­denken. En, om het verhaal door te kvinnen vertellen, zodat dit nooit meer zal gebeuren.

Tijdens de kennismakingsbijeenkomst werd al gezegd dat je vertrekt met ruim 90 vreemden, maar dat je als één familie terug komt. Dat wil al aangeven dat jc heel veel steun aan elkaar zal hebben. Dat had je ook wel nodig, want we hebben de kampen Auschwitz [, Birkenau (Auschwitz II) Majdanek, en Sobibor bezocht. De groep bestond onder meer uit twee overlevenden van Auschwitz, familieleden van de tweede en derde generatie, belang-siellenden en medewerkers van onder meer de Anne Frank Stichting, het 4/5 mei comité en kamp Westerbork.

Zowel in Auschwitz als in Sobibor zijn familieleden van mij op een ver­schrikkelijke manier omgebracht. Al heb ik ze nooit gekend, door stam­boomonderzoek weet ik veel van hun leven af, en heb ik zelfs foto's gevonden. Daardoor zijn ze toch een beetje tot leven gekomen...

Het bezoeken van de kampen was zeer indrukwekkend, emotioneel en zwaar. Het is niet te omschrijven wat er door je heen gaat als je het alle­maal in het echt ziet, de vitrines vol met haren, schoenen, brillen, koffers. De verhalen van de overlevenden hoort, en wat je voelt als je door de

Foto met Jaques Grishaver

gaskamers en het c remator ium loopt... en dan te bedenken dat er familieleden van mij daar ook hebben gelopen...

Bij Auschwitz houden we een her­denking ter nagedachtenis van hen die het niet hebben overleefd: om familie, vrienden, kennissen en zelfs om de onbekenden die niemand meer hebben te herdenken, en noemen we hun namen. Wc steken kaarsjes aan, leggen bloemen, rabbijn Sonny Herman zegt een gedicht, zingt een

(Foto Walter Duijvestijn)

lied, en dan worden de namen op­genoemd, heel veel namen. Ook ik had een lijst met namen bij me, en het noemen was emotioneel, maar het voelde zo mooi dat ik dat op die plek voor hen kon doen. Met zijn allen zeggen we Kaddisj, het gebed voor de doden, en sluiten we af met "vele jaren." Je wenst elkaar nog vele jaren zodat je nog vele jaren kan herdenken. De rabbijn sluit af met de zin 'Vergeten zijn zij niet en nooi t /.uilen zij vergeten worden.'

Page 10: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

Het kamp Majdanek is na Ausch­witz het grootste concentratie- en vernietigingskamp in Europa, vlak naast de stad Lublin. De barakken en gebouwen die er nog staan zijn nog hele/naai origineel. Naast het crema­torium staat een enorm mausoleum waarin lui as van de slachtoffers zit. Je kunt je bijna niet voorstellen, dat het echt is, maar dat is het helaas wel. Ook hier houden we een herdenking en lopen we twee rondjes om het mausoleum zodat je aan alle kanten dc slachtoffers kan herdenken. O p de velden die er naast liggen, zijn op 3 november 1943 ook nog eens heel veel mensen doodgeschoten in twee dagen tijd. In grote kuilen werden de slachtoffers verbrand. Ondertussen zingt de rabbijn weer her lied, zegt een gedicht, cn zeggen we het Kaddisj.

Het laatste kamp dat we bezoeken is Sobibor. Hier is niets meer van over, alleen de enorme asheuvel is een zeer emotioneel bewijs van wat zich hier heeft afgespeeld. In de velden ernaast, zijn er rot 7 meter diep nog eens asvelden gevonden. In totaal zijn er hier ruim 250.000 mensen vermoord. Tussen maart en juli 1943 kwamen 34.313 personen uit Nederland naar het kamp. Tussen die personen bevonden zich een heleboel familieleden van mij. Ook zij stierven in de gaskamers. De laatsre her­denking houden we hier. Ook hier lopen we twee rondjes om de heuvel, zingt de rabbijn het lied, zegt het gebed, en worden er weer vele vele namen opgenoemd. Mijn namenlijst is hier een heel stuk langer, en even heb ik het moeilijk om ze allemaal te noemen. Gelukkig lukt het me wel. Het is zeer emotioneel, maar ik voel

dat "zij daarboven" mij hebben geholpen en mij de kracht hebben gegeven om ze allemaal te noemen.

Ook een stukje van het Getto van Warschau hebben we bezocht, de oude joodse begraafplaats, Mila 18, de Umseh/agplatz en een aantal synagogen, die vóór de oorlog bijna allemaal nog in gebruik waren.

Ik ben blij dat ik deze reis heb mogen meemaken, ik ben blij dat ik mijn Bunilieledea heb kunnen herdenken en ik zal nog blijer zijn als ik er met dit verhaal toe zou kunnen bijdragen dat dit nooit maar dan ook nooit meer mag gebeuren.

"Vergeten zijn zij niet en nooit zullen zij vergeten worden"

Rachel Plontenga

Reis naar Polen 2006 De jaarlijkse reis die her Nederlands Auschwitz Comité organiseert naar Auschwitz, Birkenau, Majdanek en Sobibor zal dit jaar plaatsvinden van maandag 6 november t/m zaterdag 11 november 2006. De reissom bedraagt 895 euro per persoon op basis van een tweepersoons­kamer. Een éénpersoons kamer is beperkt mogelijk met bijbetaling van 170 euro. De prijs is inclusief vliegreis Amsterdam-Warschau v.v., transfers per luxe touringcar (waarin roken NIET toegestaan is), verblijf in uitstekende hotels in Warschau, Krakow en Lublin, alle maaltijden gedurende dc reis en toe­gangsprijzen museums. N.B.: deze prijsopgave is onder voorbehoud van gelijkblijvende hotel- en vliegtarieven. Belangstellenden kunnen zich vóór 1 mei 2006 schriftelijk opgeven bij het Nederlands Auschwitz Comité t.a.v. dhr. J. Grishaver, Knoopkruid 54, 1112 PV Diemen. (fax 020-6003455, e-mail [email protected]). Er is slechts een beperkt aantal plaatsen, aanmelding betekent derhalve niet automatisch dat u deel kunt nemen aan de reis.

Voor eventuele nadere informatie kunt u contact opnemen met Jacques Grishaver tel. 020-6003455 of 06-54606290.

BLOEMSIERKUNST

FLDIUEHS Diemen Kruidenhof 121 (el. 020-6998975

Bloemist van het Auschwitz Comité

Vertolkt ook uw gevoelens van waardering en medeleven.

Page 11: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

Nederlandse tentoonstelling in Auschwitz aangevuld met acht levensverhalen

Indrukwekkende boeken over acht overlevenden De nieuwe tentoonstelling in het Nederlands Paviljoen in Auschwitz, die in mei 2005 werd geopend, is in december aangevuld met acht indrukwekkende boeken. In de afdeling 'Nederlanders in Auschwitz' aan het einde van de tentoonstelling zijn nu acht geïllustreerde biografieën te lezen en te bekijken van overlevenden van Auschwitz, zeven joodse overlevenden en een niet-joodse overlevende, die actief hebben meegewerkt aan het totstandkomen van deze getuigenissen. Het Nederlands Auschwitz Comité is Hans Beekman, Leny Boeken-Velleman, Ronnie Goldstein-van Cleef, Bill Minco, Fia Polak, Flora Schrijver, Fred Schwarz en Ernst Verduin veel dank verschuldigd voor hun geduld en betrokkenheid bij de verwerkelijking van dit project. De biografieën werden samengesteld door Carry van Lakerveld op basis van gedrukte bronnen en interviews, de verantwoordelijkheid voor de tekst en het copyright berust bij bovengenoemde deelnemers. De biografieën zijn in drie talen te lezen: Nederlands, Pools en Engels. Boven iedere biografie hangen foto's van directe familieleden, grootouders, vader, moeder, broers en zusters, ooms en tantes, nichten en neven die de kampen niet overleefden. Als er geen foto's bewaard zijn gebleven, zijn de naam, geboorteplaats en datum en indien bekend plaats en datum van overlijden vermeld. De meeste overlevenden die terugkeerden, moesten ervaren dat het merendeel van hun familie was vermoord. De meeste illustraties zijn afkomstig uit de privé collecties van de deelnemers. Twee van deze levensverhalen, van Bill Minco en van Flora Schrijver, worden in dit nummer afgedrukt.

Bill (Sebil) Minco (Almelo 1922) "Ik ben driemaal geboren: op 21 mei 1922 toen ik ter wereld kwam, op 13 maart 1941 toen mijn doodstraf werd omgezet in levenslang en op 30 april toen ik uit de vernietigingkampen werd bevrijd".

Bill Minco komt uit een familie die een herenconfecriebedrijf bezat, waarin zijn vader als vertegen­woordiger werkre. De Minco's waren geen orthodoxe Joden maar respecteerden wel een aantal joodse gebruiken. Bill Minco groeide op in Almelo, Groningen en later in Rotterdam toen zijn vader vertegen­woordiger werd voor Zuid-Nederland. Hij had een jonger broertje Hugo. Met een klasgenoot, Arie Overwater, maakte Bill Minco direct na de ca-pirulatie plannen om naar Engeland te vluchten om daar actief te worden in de strijd tegen de nazi's. Zij begonnen met het maken van

spionagekaart van Rotterdam waarop zij militaire gegevens noteerden onder meer welke scholen door Duitsers bezet waren, en waarop werd aangegeven waar zich lucht­afweergeschut, zoeklichten en militairs voertuigen bevonden.

Levenslang tuchthuis Bij hun pogingen om een manier te vinden om naar Engeland te komen, kwamen zij in contact met Dick Kouwenhoven, lid van de verzets­groep De Geuzenactie, een van de eerste verzetsgroepen. Zij gingen het illegale blad van de groep, de Geuzenberichten, rondbrengen. Eind november 1940 werden er al leden van de Geuzen gearresteerd. Minco werd op 7 januari 1941 op school gearresteerd. O m te vermijden dat hij zou proberen te vluchten, had de Duitse politie zijn broer Hugo als gijzelaar meegenomen. Minco werd

in de gevangenis in Scheveningen, het zogenoemde Oranjehotel, ge­vangen gezet. Hij werd dagenlang verhoord en uiteindelijk gedagvaard voor spionage en begunstiging van de vijand. Het proces regen de Geuzen duurde van 24 februari tot 4 maart. Achttien verdachten werden ter dood veroordeeld, zes werden vrijgesproken. De overigen kregen tuchthuisstraf van anderhalf tot zeven jaar. Ook Bill Minco kreeg de doodstraf. Op de dag van de executie, 13 maart , moesten de ter dood veroordeelden naar dc spreekkanu i komen. Daar kreeg Minco te horen dat hij en twee andere jonge jongens vanwege hun jeugdige leeftijd werden 'begenadigd' met levens­lange tuchthuisstraf. De anderen werd meegedeeld dat zij 's avonds om half zeven geëxecuteerd zouden worden. In mei werd hij samen met de twee

Page 12: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

andere Geuzen, Keesmaat en Van 't Hojf, overgebracht tiaar ccn tucht­huis in Munster. Als antwoord op her bombardement van Coventry in Engeland bombardeerde een Engels eskader op 7 juli 1941 Munster. De stad werd ernstig verwoest, en de gevangenis liep zware schade op. Kort daarop werden de gevangenen geëvacueerd naar Brual Rhede bij Papenburg in het Emsland. Vandaar werden zij verdeeld over andere tuchthuizen in Dui t s land . Eind december 1941 werd Bill Minco naar Untermassfeld in Thüringen doorgestuurd. Hier werd Minco als

'zware misdadiger' behandeld en geïsoleerd opgesloten. Zijn werk­zaamheden bestonden uit het uit­pluizen van oud touw, 3 kilo per dag.

Bill M i n c o : " D e enige veertien woorden die ik mocht uitspreken zonder het risico tc lopen geen eten te krijgen waren: Jude Sebil Israël Minco verbuszt lebenslanglicb unddrei Jabre Zuchthaus wegen Feindbe-günstigung und Spionage (de Jood Sebil Israël Minco heeft levenslang en drie jaar tuchthuis wegens be­gunstiging van de vijand en spionage). Ik moest me dus steeds melden als

Jood, daar stond Israël voor, ik heet helemaal geen Israël, dat kregen alle Joden bij hun eigen naam ge­schreven. Het alleen zijn viel mij wel ontzaglijk zwaar en soms meende ik dat ik gek werd. Ik heb in de IVi jaar dat ik in Untermassfeld was bijna met niemand gesproken. Ik was soms zo in de war dat ik met mijn hoofd tegen de muur liep. Het was een geweldige opluchting voor mij toen ik bericht kreeg dat ik de volgende dag naar Mauthausen op transport zou gaan. Alles leek me beter dan nog langer alleen te zijn. De huisvader van de gevangenis kwam mij 's avonds in de cel een hand geven en zei: "Lebewobl und bleib gesund, Minco" . Ik geloof dat de tranen in zijn ogen stonden. Hij is één van die Duitsers aan wie ik verplicht ben om niet het hele volk over dezelfde kam te scheren, 's Nachts ging ik geboeid met een SS-er naar het station en vandaar naar Neurenberg om bij een ge-vangenentransport aan te sluiten dat vandaar naar Mauthausen vertrok. In het stadje Mauthausen werden wij uitgeladen en moesten we vier kilometer naar het kamp l o p e n . H e t kamp zag ik op een hoogte liggen, als een middeleeuwse burcht".

Onbeschrijflijk wreed In Mauthausen werd Bill Minco in de jodenbarak geplaatst. Dc Joden moesten in een speciaal commando werken en, in looppas, zware stenen dragen van beneden uit de steen­groeve tot boven in het kamp. Bill Minco: "Eens moesten wc cement dragen voor de bouw van een nieuwe barak. Juist toen kwam de kamparts aanlopen met enige officieren. Hij bleef staan en liet alle Joden voor zich aantreden. Stuk voor stuk vroeg hij ons waarom we in het Lager waren. D e één antwoordde voor rassen­schande, anderen weer, omdat zij Bill Minco, ca. 1939

Page 13: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

hun ster niet gedragen hadden, maar de rest zat louter en alleen omdat zij Joden waren. Alsof hij het geroken had vroeg hij mij het laatst. Ik droeg een groene driehoek, en ik moest hem dus wel een of andere misdaad opbiechten. Ik zei natuur­lijk niet spionage, maar ik moest wel iets zeggen dat controleerbaar was als hij in mijn papieren zou kijken. Dus zei ik dat ik gearresteerd was wegens begunstiging van de vijand. "Jou moet ik hebben", zei hij. Ik moest toen de hele modderige weg voor de ziekenbarakken kopje duikelen en daarna terugrollen door dc modder. Toen nam hij me mee naar de operatietafel en ik dacht echt dat ik nu het verlossende spuitje zou krijgen. Maar ik moest mijn broek laten zakken en toen zag ik al gauw dat hij in plaats van de injectie­naald, de gummistok ging bedienen. Ik kreeg minstens 25 stokslagen. Hij vroeg me of ik wel wist waarom ik deze slagen kreeg, en toen ik het antwoord schuldig bleef, zei hij dat het mijn straf was omdat mijn ras­genoten Aken gebombardeerd had­den. Daarover was ik tevreden al moest ik zes wt'ken op mijn buik slapen. In Mauthausen heb ik gezien dat mensen onbeschrijfelijk wreed kunnen zijn. En dan heb ik het primair over de SS. Een tak van sport was om de gevangenen "valscherm te laten springen", wat op een speciale na/i-maitier zonder valscherm ge­beurde. Ze dreven de gevangenen met een mitrailleur over de rand van een kloof van wel vijftig meter diepte, waarin zij naar beneden stortten. Wie het geluk had als een van de laatste te springen, werd door de lijken van de andere gevangenen als schokbreker opgevangen, met niet te veel pech hield hij zijn nek en benen heel".

Mee op transport Na twee maanden was Bill Minco

'Parachutespringen in Mauthausen.

meer dood dan levend. Hij woog nog 46 kilo en had zwerende wonden op van oedeem gezwollen benen en voeten. Bill Minco: "En toen kwam er een van die dingen die mij er op de kritieke ogenblikken iedere keer weer doorsleepten. De blokoudste kreeg 's avonds bericht dat de joden de volgende morgen niet mochten uitrukken, omdat ze in verband met transport in het kamp moesten blijven. We stonden er sceptisch tegenover, maar mij was het om het even. Maar kijk, de volgende morgen kwam de kampschrijver om te zien of we geschikt waren voor het transport.

Tekening Bill Minco

De Lagerfkhrer had gezegd dat als de Joden dan niet hier kapot willen, ze in Polen wel andere en betere methoden hebben. Ik smeekte de kampschrijver om mij ook te laten gaan, maar die wilde er niet over beslissen en stuurde me naar de dokter, ook een gevangene, toevallig geen slechte kerel. Hij gaf me zonder verder onderzoek een papiertje waarop stond dat ik mee kon op transport".

In quarantaine Op 3 augustus 1943 vertrok Minco met de nog overgebleven acht joden. Bill Minco: "We kwamen in gevangeniskleren in Auschwitz aan en

Page 14: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

werden direct naar liet hoofdkamp gebracht. In blok 24 werden we ge­registreerd. We werden ontluisd en geschoren en na gebaad te hebben, kregen we schone kleren. Er zaten twee I iollandsc schrijvers (de broers Hans en Rob Beekman), twee luitenants die geprobeerd hadden naar Enge­land te komen en daarbij gepakt waren. Ik kon door de onmenselijke belevenissen in Mauthausen helemaal niet meer denken. Toen ik mijn naam, geboortedatum enz. moest opgeven, stonden mijn hersens geheel stil. Ik moest eerst opzij worden gezet en nadat één van de jongens rustig met mij gepraat had, en ik een boterham met jam van hem gekregen had, kwam langzamerhand het geheugen weer terug. Intussen had één van de twee Hollanders Leen Sanders gewaarschuwd en hem verteld dat er een Hollander uit Maut­hausen was gekomen. Leen Sanders was voor de oorlog een bekend bokser die eind 1942 al in Auschwitz was gekomen en het toeval wilde dat een SS-man van hem gehoord had en waarschijnlijk uit een soort respect voor de sportman ervoor had gezorgd dat hij in het kamp Stubendiensi (kamerwacht) werd. Hij was in blok 8, dat was een quarantaineblok. Als kamerwacht kreeg je meer te eten en hij kon er nog wel iets bij orga­niseren door boksles te geven aan mensen uit de keuken en blok­oudsten. Ik stond nog geen halfuur bij blok 24 of hij kwam er al aan en vroeg of ik honger had. Hij ging weg en kwam met een jongen uit de keuken terug, en ze gaven me een brood. Ik kwam in blok 8a terecht, boven het blok van Leen Sanders. Iedere morgen als wij gingen luchten tussen blok 8 en blok 9 kreeg ik van Leen te eten. Ik bad het geluk dat ik 10 weken in quarantaine kon blijven, zodat ik weer een beetje op mijn verhaal kon komen. Intussen had ik ook een op mijn arm getatoeëerd

nummer gekregen: 136862.

Mijn eerste commando was Bauhof, dat op een uitgebreide vlakte werkte, waar bouwmateriaal was opgeslagen. Er liepen hier ook spoorrails, en treinen moesten in- en uitgeladen worden. Als er geen treinen waren, dan werd er werk gezocht. Dan moest er bijvoorbeeld een grote stapel stenen 200 meter verderop worden verplaatst. En als er dan weer eens geen werk was, werden ze naar hun oude plaats teruggebracht. Ik werd voorarbeider, met het grote voordeel dat ik niet hoefde te werken, en in het algemeen ook geen slaag kreeg, maar ik moest wel slaag uitdelen, en dat weigerde ik dus, want ik wist maar al te goed wat dat betekende. Dat bracht mij in een onaangename positie, maar er brak roodvonk uit in ons commando, en we werden in ons blok geïsoleerd. Na drie weken kwam er iemand, ook een gevangene, die technisch personeel zocht voor een munitiefabriek. Dus zei ik dat ik technisch student was, en ik kwam als eerste op de lijst. Ik werd controleur van de nachtploeg, in de afdeling Kunststoffpresse. In deze fabriek weiden punten van granaten afgewerkt met bakeliet. De punten gingen in een grote oven en moesten daar precies 3 minuten in blijven. De controleur moest alles nalopen".

Ziek "De hete bakelietdamp was behoor­lijk giftig cn ik werd er met de dag zieker en ellendiger. Na een appèl waar wc uren in de kou en de regen moesten staan, ging ik ziek en met diarree naar de ziekenafdeling. Ik werd opgenomen voor dysenterie. Maar ik werd niet beter, en ik kwam op de afdeling van de zwaar zieken en vervolgens op de afdeling van de mensen die opgegeven waren, terecht. Iedereen dacht dat ik dood ging,

behalve ikzelf en een kleine I lollandse jongen, die op de afdeling van de licht zieken lag. Hij hielp mij bij het eten, bij het wassen en git mij de po. Ik knapte toch weer een beetje op, en werd overgeplaatst naar dc afdeling licht zieken. Ik maakte een aantal malen een selectie mee. waarbij mijn nummer voor vergassing werd opgeschreven. Maar ik werd niet opgeroepen voor de zogenaamde 'Himmelfahr t -kommando's. Het werd mij toen duidelijk dat dit geen toeval was, maar dat dit samenhing met het feit dat mijn oorspronkelijke doodvonnis was omgezet in levenslange tuchthuis­straf en dat de nazi's mij daarom niet alsnog de doodstraf gaven". Van de dysenterieafdeling werd Minco overgeplaatst naar een blok waar hij op krachten moest komen. De arts vermoedde dat bij tuber­culose bad. Maar na enkele dagen kreeg hij gordelroos, en vervolgens een zware pleuritis. Vlak voor zijn 22ste verjaardag in mei 1944, bleek uit een onderzoek dat hij paratyfus had. Na zijn ontslag uit de ziekenbarak ging hij weer in de munitiefabriek werken, cn werd hij overgeplaatst naar blok 4 waar Leen Sanders blok-kapper was geworden. Minco werd door Sanders bijgevoed, en kwam er lichamelijk weer redelijk bovenop.

Lijken Bill Minco: "Op de 18de januari begon de evacuatie uit Auschwitz voor de naderende Russen. Maar zelfs op de ochtend van de 19de ging mijn commando nog naar de munitie­fabriek. O m 3 uur 's middags kregen we het bevel om in te rukken. Het grootste deel van het kamp was toen al geëvacueetd. Alleen de zieken zouden achterblijven. Ik stond in dubio of ik me in het kamp zou ver­stoppen. Maar ik dacht dat de Duitsers alles de lucht in zouden laten vliegen,

Page 15: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

dus besloot ik om te vertrekken. Om zeven uur 's avonds verlieten we het kamp. We moesten door de keuken lopen waar we ieder twee broden kregen, en waar het mij lukte nog een derde brood van de plank te wippen. Bij de poort kregen we ieder een derde van een pakje margarine en een bus vlees. Iedere groep had zijn eigen bewakers, die bepakt en bezakt naast de colonne liepen. Wij marcheerden richting Gross-Rosen. Het had een paar dagen gesneeuwd en het vroor, zodat de wegen hard waren. Her was een droevige processie. Door de stille, heldere nacht liep een onafzienbare rij gevangenen, gebukt onder een min of meer groot zwaar pak, soms met een deken over het hoofd. Links en rechts op 10 meter afstand van elkaar de SS, de meesten ook zwaar bepakt met het geweer in de aanslag. Zo nu en dan klonk een knal en dan zagen we weer ergens een donkere figuur in de sneeuw liggen. Hoe langer de reis duurde hoe meer lijken er langs de weg kwamen te liggen. Ik zag ook gewonden langs de weg die door hun gezicht waren geschoten, zwaar verminkt maar nog levend. Ik liep eerst met m'n neef, maar ik had Leen Sanders voor mij in de colonne gezien, en ik sprak met mijn neef af dat ik hem zou gaan zoeken. Ik deed er een halve dag over om voor in de colonne re komen. Na 24 uur lopen mochten we rusten. Her was bij een oude boer­derij, waar wij een plekje stro vonden om op te liggen. Hier trof ik Leen Sanders. Na een paar uur gingen wc weer verder. Ik was zo moe en licht in mijn hoofd dat ik nauwelijks nog verder kon. De leiding van de colonne raakte ook nog de weg kwijt, maar dat was mijn geluk. Iedere keer als we stil hielden, ging ik op mijn deken liggen om te slapen, als we weer verder gingen, werd ik wakker getrapt. Bij een klein station bielden we stil. Er stond een grote trein-

veewagen. Daar werden we in gepropt, 120 man per wagon, op weg naar Gross-Rosen. In dat kamp bleven we een paar dagen, in de meest on­menselijke omstandigheden, vies, nauwelijks eten, een overvolle barak, Joden en niet-joden door elkaar. Op de derde dag moesten alle Joden aan­treden. Er waren er ongeveer 1500. Met de trein gingen we weg we wisten niet waar naar toe, geruchten gingen dat het Sachsenhausen was of Dachau. Weer stonden we in overvolle wagons, zonder eten of drinken. Er werd letterlijk gevochten om een plekje. In het wilde weg werd er geschopt en geslagen, zelfs messen getrokken. De lijken werden in een hoek gelegd. Wij zaten in een dichte wagon, met een klein getralied raampje, waar­door het half donker was. In onze wagon zaten ongeveer 20 Hollanders. Ook Leen Sanders was bij ons. Leen was bekend als bokser, en zijn vuist trof altijd doel. Het dan ook vooral aan hem te danken dat er onze wagon maar 2 doden vielen. Na 5 dagen van honger, kou en ellende kwamen we in Dachau aan. De trein reed door tot vlak bij het kamp. Mijn neef, die ik in Auschwitz trof toen ik er al 8 maanden zat, was in Gross-Rosen in een wagon naast mij

terecht gekomen. Ik zag hem nu niet meer. Ik hoorde dat hij niet uit de trein was gekomen, waarschijnlijk dood uit de trein gegooid. In Dachau werden we opnieuw geregistreerd. We werden ontluisd, konden onder de douche en we kregen kleren, gebruikte burgerkleding, zomerkleren, midden in de winter, en op maat werd niet gekeken. In groepen van 100 man werden we naar de quarantaine barakken gebracht. Wij hadden een Hollandse Stuben-dienst, die ons over de toestand in het kamp vertelde. I let grootste gevaar was tyfus. Voor onze quarantaine barak lagen iedere middag 50 tot 70 doden. Wie ziek was kreeg minder eten. omdat je niet welkte. Wij waren in een van de speciale tyfits quarantaine barak terecht gekomen. Dat gevoel van opgesloten zijn in een besmette ruimte, is, geloof ik, nog erger dan honger en kou" .

Laatste krachten Eind februari werd Minco opnieuw op transport gesteld, nu naar Wald­heim 6, een nevenkamp van Mühl-dorf, dat ook bij Dachau hoorde. Het was een kamp waar de barakken tot aan het dak in de grond waren gebouwd. Ook in dit (kleine) kamp

Page 16: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

waren de levensomstandigheden verschrikkelijk. De ondergrondse barakken waren vochtig, her uit­delen van eten, ls avonds, waarbij ook brood voor de volgende morgen werd uitgedeeld, duurde uren en was totaal onvoldoende om bij het zware werk nog enigszins overeind te blijven. Minco werkte bij her commando Tahlheim, dat aan de bouw van een fabriek voor cementplaten werkte. Om daar te komen moest er eerst 4 kilometer worden gelopen en daarna nog 12 kilometer met de trein, of met een vrachtauto, of lopend. Het vergde de laatste krachten van Minco. Enige verlichting bracht de overplaatsing naar een barak die in Tahlheim was gebouwd. Begin april

1945 kwam het bevel dat het kamp werd ontruimd en naar Mühldorf werd overgeplaatst. Vandaar vertrokken dc joden, ongeveer 4000 gevangenen, met veewagons naar een voor hen onbekende bestemming. O p de derde dag stopte de trein en ging het gerucht dat de oorlog voorbij was. Minco was te zwak om uit de trein te gaan, en wachtte af wat er zou gebeuren. Het bleek dat er geen sprake was van capitulatie en dc trein ging verder in zuidoostelijke richting. Op 29 april stopte de trein in Tutzing, een klein plaatsje, waar Minco de volgende ochtend om 8 uur Amerikaanse tanks zag aankomen. Op 6 juni keerde Bill Minco terug bij zijn ouders en broer in Rotter­

dam, die de oorlog ondergedoken hadden overleefd. Bill Minco: "Ik ben op 30 april 1945 niet bevrijd, maar ik heb in de loop van de jaren met de oorlog afgerekend".

Carry van Lakerveld

Literatuur: Bill Minco, Koude voeten. Begenadigd tot levenslang. Het relaas van een joodse scholier uit het Geuzenverzet, Nijmegen 1997 [op basis van een in 1945 geschreven verslag van zijn ka mper va ringen] Cement, Interview met Sanr Roelofs in: Keerpunt, over persoonlijke crises en kansen, Baam 2004

Een afbeelding uit het boek van Bill Minco:

In met weid hij samen met de twee andere Geuzen. Keesmaat en Van 't Hof t overgebracht riaar een tuchthuis in Munster Als antwoord op het bombarde­ment van Covcntry in Engeland bombardeerde een Engels eskader op 7 |uli , 9 4 1 Munster. De stad werd ernstig verwoest, en de gevangenis liep zware schade op Kort daarop werden dc gevangenen geëvacueerd naar Brual Rhede bi| Papenburg in het Emsland Vandaar werden zi| verdeeld over andere tuchthuizen in Duitsland. In december 1 9 4 1 werd Bill Minco naar Untermassfeld m Thuringcn doorgestuurd. Hier werd Minco als 'zware misdadiger* behandeld en geïsoleerd opgesloten. Ziin werkzaamheden bestonden uit het uitpluizen van oud touw, 3 kilo per dag.

Bill Minco: 'De enige veertien woorden die ik mocht uitspreken zonder het risico te lopen geen eten te

C r . a i i g e n i s t u ' & v . 1 " Bül M i n a , i n UniennassfeW.

d e c e m b e r icsai. I h i m n 5 . s c h e s S l i a l u i r h i v M e i m H S c n

iïhIiiIiuis Unle.i-wssWJ

Tliiii , nfti«* t*s Sta.lts.vc'vr M<*nirij-rn

krijgen waren: judo Sebil Israël Minco verbüsst lebenslïngltch und drel |ahre Zuchthaus wegen Feindbegünstigung und Spionage (de Jood Sebil

Israël Minco heeft levenslang en drie [aai tuchthuis wegens begunstiging van de vijand en spionage) Ik moest me dus steeds melden als jood. daar stond

3

• i l 1 » ) om 7 »«a r , r w - « * : 1 i«a l d ml*i\ f a J ^ r U * *

..: M U I i n kllt-aln % • • • a> a • *, , Uaita r%+ 1 * K • f <•*« Mail | 1 • k • a a f - U a la\ « lat ?o4*«-lr-tf« I,. -•»*•— • > ' . « I a UUialMltt '- i - - • i t , *u . * t r - J * •_,

Im Ufcrlcaa U t N ë l a * - - * 4 a n a r »a»a a t . Cm W « * l l l a t t i l t f l M t o LAflcaaa • » » - l l a l t n a K o a .

«f,. r . O U - l . t l - M - n UaMtwl a a r » l a « i r .

Itt 4 1 a Ridb-itckall l a a«ea . . m f t l « * a l l e * a . *©?

/ • . « • • l a ^ a H O i *lTft i f t t . Am a l a t - i l b . a u a a r * > • • • 11 H t a i r * b a ^ M M g k ,

O . B . , aax LaVaVCtl H M L . h . • » • . uur**»

J* . . t lU i» | 4 k t i t d a r J f v ,

UK/ *VV, Jut.Uaanl;aL.'ic.|H*f.

A ( « h r i r i * i n d e f r ^ n r - . P r i e n m n aar- « V i e l é & f l -art GruJetHJ'of'p. W i t k - m I f M r i m a a L L o u i - i 'I M o * e » S*W

M i n c o . w a a i h i j h u n doodM'af kvO 'dl o m g e ; e T iti t-AvtvnUa-tg^ tuphiliutjswal, n tnaa'i ty4'

[ l i t i f i n - j t ^ h c s • ï t a . v . s - ' f h i . ' M e i n i n g m

Page 17: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

Flora Schrijver-Jacobs (1923) Flora Jacobs en haar jongere zusje Rebecca werden geboren in Nijmegen. Van Nijmegen verhuisde het gezin naar Amsterdam waar haar vader, Benjamin Jacobs, een stoffen -winkeltje dreef. Daarnaast was hij beroepsmusicus en speelde hij trompet in verschillende orkesten. Daarvoor was hij beroepsmilitair geweest. Toen de oorlog uitbrak, voorzag haar vader dat zijn zaak in beslag genomen zou kunnen wor­den, en bracht zijn voorraad stoffen in veiligheid. De opbrengst van de verkoop van de stoffen hield het gezin in leven toen de onteigening ook inderdaad plaats vond en er geen inkomen meer was. Flora kreeg een goed vervalst persoons­bewijs. Ze dook korre tijd onder bij een Nederlandse vrouw, wier man -zo bleek later - als SS-er aan het Oostfront zat. Daarop keerde ze terug naar haar ouders. In februari 1943 werd het gezin Jacobs, vader, moeder en Flora, uit huis gehaald en naar Westerbork overgebracht. Haar zusje was met haar verloofde ondergedoken. In Hooghalen, het plaatsje vlakbij kamp Westerbork, trouwde Flora met Emanuel van Praag, een Duits-Joodse vluchteling, in dc hoop als echtpaar langer van transport vrijgesteld te worden. Haar vader speelde in het orkest in Westerbork en werkte in de wasserij. Flora en haar moeder. Jet Jacobs-Zadick, werkten in de aardappelkeuken. Na twee maanden kwam ook haar zuster, die in een razzia was opgepakt, in Westerbork. Na drie weken werd haar zuster naar Sobibor gedepor­teerd. Eind augustus 1943 moesten haar ouders op transport en hoewel Flora nog niet mee moest, wilde ze haar ouders niet in de steek laten, en ging ze vrijwillig mee, evenals haar man. Haar moeder werd direct vergast. Haar vader leefde nog tot

Rebecca en Flora Jacobs, 1939

maart 1944 (bleek na de oorlog). Ook haar man kwam om.

Flora Schrijver: "Bij aankomst stond ik met mijn moeder, gearmd, voor Mengele, dat hij dat was, wist ik nantur-lijk pas later. Ik sprak behoorlijk Duits en zei dat ik me vrijwillig had gemeld om hij mijn moeder te blijven. Ze is pas veertig, zei ik, en ik wil graag bij haar blijven. Hij stond me keurig netjes te woord en zei: "je zier je moeder zo meteen terug. Ik heb geen plaats op de vrachtauto. Jij bent nog jong, jij kan lopen". Bij een barak aangekomen, kreeg ik een touwtje, een klap in m'n gezicht en het bevel: uitkleden. Ter plekke, buiten, poedelnaakt voor die SS-ers. Mer het touwrje moest je je eigen kleren samenbinden. Voor de Winter-hilfé (Winterhulp). Het was dan wel jodengoed, maar het ging toch naar Berlijn. Ik had prachtige, lange haren. Ze werden met een tondeuse afge­schoren. Daarna kreeg ik een nummer, 61278. We werden met stokken onder de koude douche geslagen, en we moesten blijven wachten tot we droog waren. Daarna kregen we voddige kleren.

Een vrouw zei: "Zie je die rook?". Die zag ik, maar ik dacht dat het van fabrieken was, waar we te werk gesteld zouden worden. Ze zei: "Je transport wordt nu verbrand". Daar zat toevallig wel mijn moeder in. Dus ik zei tegen haar: Ach mens, je bent gek".

A c c o r d e o n

Na een paar weken in quarantaine was Flora aan het einde van baar klachten. Van haar transport waren nog maar een paar mensen over. O p dat moment werd er naar muzikanten gezocht. Flora gaf zich op als pianiste en zei dat ze ook accordeon speelde. Flora Schrijver: "Met twee anderen werd ik toen uit honderdvijftig vrouwen, die allemaal gezegd hadden dat ze trommel speelden, naar de dirigente van het orkest, de violiste Alma Rosé, gebtacht. Ze had maar één mu/.ikante nodig, een accordeonist. Ze zei: "je speelt een geweldige sof, maar ik hou van Neder landers . Ik was met een Nederlandse ingenieur getrouwd. Ik zal proberen je leven te redden. Ik zal proberen je de partituur tc leren". De mu/ickbarak was een verbetering.

Page 18: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

Wc sliepen niet meer met z'n vijven in een hok, maar we hadden stapel-beelden, drie hoog, ieder een bed. En als er weer eens veel mensen ver­gast waren, kregen de orkestleden meer brood. We hadden ook een potkacheltje, dat had niemand. Een

keer viel ik op het kacheltje, en verbrandde ik mijn pols. Er zat zo'n groot gat in dat ik niet kon spelen. Lagerflihrer Hessier zag mij lopen en vroeg waarom ik niet speelde. Ik liet mijn pols zien. "Heb jij geluk dat ik maar twee accordeonisten heb", zei

hij, "anders had ik je laten vergassen". Toen ben ik toch maar gaan spelen. Veel mensen waren jaloers op Alma omdat zij zo hoog bij dc SS genoteerd stond. Maar als je die vrouw boorde spelen, prachtig. Ze was tenslotte concertvioliste. Met open mond stonden de SS-crs te luisteren. En zij was als dc dood voor die gasten. Als ze kwaad was. speelde ze muziek van de joodse componist Mendehohn in de barak. We zaten daar met zo'n vijf en dertig a veertig vrouwen. Zangeressen erbij, en enkele vrouwen die de partituren uitschreven.

Wij moesten 's ochtends vroeg eerst op appèl staan. Als de werkcommando's uitmarcheerden, moesten wij spelen. Van het lange wachten in de kou en de mist, kreeg ik dode singels. Speel dan maat eens muziek. Als ik een noot fout aansloeg, kreeg ik straf. Alma was doodsbang voor de Duitsers als we niet tot goede prestaties kwamen. Ze heeft ons nooit mishandeld, maar gaf wel disciplinaire straf. Dan brulde ze tegen ons: "Zie je die rook? Als wij vals spelen gaan we ook door de schoorsteen". Ik moest voor straf een keer met een handborsteltje de barak schrobben. 's Middags speelden wij weer als die stumpers van werkcommando's terug­kwamen in her kamp. Soms zag je dat die SS-ers het leuk vonden om een vrouw te laten verscheuren door zo'n Duitse herder. Ja, en dan had ik maar te spelen.

O p een dag kwam lutgerfiihrer Hessier juichend binnen en zei dat hij een piano had georganiseerd. I )aar kwam ik aan te zitten. En dat terwijl ik geen professionele pianiste was. De piano kwam bij ons in de barak te staan. Vanaf dat moment waren we niet meet het orkest dat alleen speelde bij het uitmarcheren. Wij moesten af en toe ook spelen in de zieken­barak. Diezelfde zieken konden dan

A

Nr ,A£AÏ

Etlernter Beruf:

lm Lager vecwendet als:

Zuleï Feübter Beruf:

Kommando:

ArbeitsmSssige Veranlg.^

' BeiicVrtigurigén:"

Entlassen: f.-ilf.:• . , i., •

Überstel lung: \

__ l

W~~"- - -- / ' / I . T X s i s ,

Registratieformulier van Flora van Praag [-Jacobs] in het concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz Birkenau Op het formulier is te zien dat zij tewerk gestebl werd in het vrouwenorkest en in oktober 1944 werd 'overgeplaatst' naar het concentratiekamp Bergen-Belsen. Het kruis over haar kaart betekent dat zij uit Auschwitz werd uitgeschreven. Zij is ingeschreven op naam van haar man, de Duits-Joodse Emanuel van Praag, met wie zij vanuit Westerbork trouwde in de hoop op uitstel van deportatie. Emanuel van Praag overleefde de oorlog niet. Archief Staatsmuseum Auschwitz-Birkenau, Oswiecim

Page 19: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

een paar dagen larei' vergast worden. In on/.i barak studeerden we voor de concerten die we moesten geven, Richard Stratus, FtïtttZ l.ehdr, liedjes van Zarah Leander. In 1943 gaven we een kerstconcert. De meest bloed­dorstige SS-ers konden dan staan huilen. Ze waren goed voor ophangen, afschieten en vergassen en huilden met kerstmis bij onze muziek.

Als er transporten binnenkwamen werden we 's avonds wakker gemaakt door kampcommandan t Joseph Kramer. Dan moesten Lily Mathé, een Hongaarse violiste, en ik voor hem spelen als hij toezicht hield op de gevangenen die naden van kleding moesten lostornen, op zoek naar goud en diamanten. Als het laat was geworden, hoefden Lily en ik de volgende ochtend om vier uur geen appèl te staan. Van Kramer kreeg ik soms iets. Dan vroeg hij wat kun je gebruiken, en dan nam hij dat mee. Ik vroeg om een tandenborstel en tandpasta) want ik had al maanden geen tandenborstel meer gezien, en kreeg het ook. Ik droeg het aan een touwtje om mijn middel bij mijn etensbakje en mijn lepel. Want er werd gestolen als dc raven. Een keer kreeg ik een tros witte druiven. Knettergek was die man. De grootste misdadiger, die vraagt of ik een takje druiven wil'.

Kindermeisje Na de dood van Alma Rosé in oktober 1944, werd het joodse deel van het orkest in november 1944 naar Bergen-Belsen gedeporteerd. Flora Schrijver: "In Bergen-Belsen waren er geen barakken meer vrij voor ons. We moesten in tenten op dc grond slapen, in de modder. In die eerste nacht hoorde ik iemand roepen of er Hollanders bij waren. Het was AppieSchrijver, de verloofde van mijn zusje. Hij vroeg wat ik nodig had, en ik vroeg ondergoed, want ik had geen draad ondergoed meer aan mijn lijf. De volgende dag kwam hij het brengen. Na twee maanden kwam ik kamp­commandant Kramer uit Birkenau tegen. Hij herkende me van het orkest. Hij gaf me de leiding over een com­mando van vrouwelijke gevangenen. Ik stond er bij als een generaal. Een paar weken daarna moesten we in het gelid staan, en daar kwam Kramer. Hij wees mij aan en ik moest meekomen. Doodsangst stond ik uit. Ik had gezien hoe hij vrouwen doodschopte. Maar hij bracht mij naar zijn vrouw, en ik werd als kinder­meisje voor zijn twee zoontjes aan­gesteld. Iedere dag werd ik door twee SS-ers gehaald en naar zijn huis buiten het kamp gebracht". Toen de Engelsen naderden, stuurde Kramer zijn vrouw en kinderen weg, en moest Flora terug naar het kamp.

waar de hygiënische toestand onbe­schrijfelijk was. Zoals vele anderen kreeg ook Flora tyfus. Na de bevrijding door de Engelsen, in april 1945, weid ze verzorgd door een vriendin, die ze in Bergen-Belsen terugzag. Zij was verpleegster en wist aan injecties tegen tyfus te komen. Flora Schrijver: "lk was een lopende medische encyclopedie. Ik had dysenterie, vlcktylus, paratyius, gebrek aan vitamine cn een land­ziekte, paradenro.se. I )an gaat je tand­vlees omhoog en vallen je tanden en kiezen eruit. I let doei verschrikke­lijk pijn. Ik heb een Engelse generaal net zo lang aan zijn kop gezeurd tot hij me meenam naar het Engelse leger. Daar waren tandartsen. Ik kreeg elke dag injecties en vitaminepillen.

Toen Flora opknapte werkte ze nog een aantal maanden voor Margareth Montgomery, de zuster van generaal Montgomery. In augustus 1945 kwam Flora terug in Nederland. Het grootste deel van haar familie, vader, moeder, zusje, ooms en tantes was vermoord.

Ccirry v a n L a k e r v e l d

Literatuur: Mirjam Verheijen, Het meisje met de accordeon. De overleving van Flora Schrijver in Auschwitz-Birkenau en Bergen-Belsen, Amsterdam 1994

Page 20: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

Holocaustmonument in Berlijn sinds mei open Dolen door het Duitse zuilenveld De novembersneeuw dwarrelt neer uit de Berlijnse hemel en landt op de grauwe pilaren van het nieuwe ho locaus tmonument . Maar het gesmolten water dringt niet door tot het stenen oppervlak en ligt er in kleine druppels bovenop. Het werk van de anti-graffitilaag. Het monument is sinds mei open voor het publick. Met dc officiële opening kwam een einde aan zeven­tien jaar van debat over het Duitse holocaustmonument. Eén van de discussiepunten vormde de anti-graffitilaag, die zou worden geleverd door Degussa, een dochteronder­neming van Zyklon-B-producent Degesch. Uiteindelijk mocht Degussa, wegens voorbeeldig na-oorlogs gedrag - en een aant rekkelijk aanbod -de zuilen inderdaad met een chemisch goedje impregneren. De laag kan graffiti niet tegenhouden maar maakt het uitwissen ervan wel gemakkelijker. Een half jaar en vier hakenkruisjes later heeft de anti-graffiti­laag zijn diensten al bewezen. Dat grotere, antisemitische leuzen voorals­nog zijn uitgebleven is mogelijk ook te danken aan de aanwezigheid van rwee bewakers, dag en nacht.

Het zuilenveld met uitzicht op park Tiergarten, (foto: Stichting Monument voor de vermoorde Joden in Europa).

Maar het monument trekt niet zoveel aandacht als zijn. reusachtige af­metingen zouden doen vermoeden. Twee en een half voetbalveld groot is het zuilenveld maar van buitenaf komt het ingetogen over. Aan de drukke westkant ontrol t het tandloze monument zich geruisloos voor de ogen van de voorbijganger. Kleine boompjes tussen de stenen kondigen het begin aan van het park Tiergarten, dat aan de andere kant van de Ebertstrasse begint.

Verschillend gedrag Bezoekers zonder voorkennis kunnen niet beseffen dar de srenenjunglc het monument is 'voor de vermoorde Joden van Europa'. Zij zien platte horizontale stenen, formaat grafkist, die iets verderop plaats maken voor hoge zuilen. Informatieborden ont­breken. Alleen wie erg goed oplet, zal een zwart tegeltje onderscheiden in de grond, met de in wit geschreven gedragsregels. "U betreedt het zuilen­veld op eigen risico" en: "zonnebaden op de stenen is niet toegestaan." Onder­aan, flinterdun, staat de afzender: 'de stichting Monument voor de vermoorde Joden van Europa.' De stichting beheert het monument, een ontwerp van de architect Peter Eisenman, een Jood maar bovenal een Amerikaan. Hij heeft zich menig­maal verbaasd over de bittere ernst waarmee de Duitsers over het monument hebben geruzied. De discussie over de anti-graffitilaag vond hij bespottelijk. Ander diepte­punt voor hem was de presentatie tijdens de openingsceremonie van Lea Rosh, journaliste en initatief-ncemster van het monument. Zij toonde de wereldpers en talloze genodigden een tand van een joods

slachtoffer, die zij wilde laten in­brengen in één van de 2711 zuilen, .ils laatste rustplaats- Eisenman zweeg op dal moment. Maar hij heeft kunnen voorkomen dat dit gebeurde, de tand ligi inmiddels begraven in Belzec. Een tand, een rand of een informatie­bord: aan de Newyorkse architect zijn ze niet besteed. Zijn monument heeft geen begin of einde, laat staan een van bovenaf opgelegde betekenis. De holocaust, aldus Eisenman, heeft eenduidige monumenten voorgoed overbodig gemaakt. Het anonieme zuilenveld moet uitnodigen uit tot een persoonlijke vorm van gedenken.

Personen in het zuilenveld gedragen zich in elk geval zeer verschillend. Voor kinderen is het een ideale arena voor het spelen van verstoppertje. I (et woord 'boe' valt met regelmaat. Andere bezoekers verschaffen zich een mooi uitzicht door op de stenen te klauteren. In Duitsland ontstond ophef in de media toen bleek dat sommige mensen van steen naar steen sprongen. Eén bezoeker, een beschonken Fransman, ontsnapte ternauwernood aan de dood: hij viel van een steen en belandde in het trappengat van een nooduitgang. In de regel gedraagt men zich naar behoren. Stapvoets en voorzichtig baant men zich een weg door de betonnen doolhof. Een botsing op een kruispunt van paden is dan ook niet onwaarschijnlijk. Stelletjes, eerst zij aan zij, lopen nu achter elkaar aan omdat de gangpaden te nauw zijn. Zo dwingt het zuilenveld de bezoekers inderdaad tot een indivi­duele benadering van het monument Vooral na het vallen van de duister­nis, als de zuilen mijlenhoog lijken, wordt men op zichzelf terug­geworpen.

Page 21: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

Tentoonstelling Slachtoffer van de richtingloosheid van het monument is het ondergrondse informatiecentrum, dat onder het rustige, oostelijke uiteinde van het veld ligt. hen gids schat dat maar een kwart van de monumentbezoekers ook het informatiecentrum aandoet. Onder de andere driekwart bevinden zich velen die het onaangekondigde centrum simpelweg niet kunnen vinden. De bezoekers die daar wel in slagen, treffen beneden een permanente en gratis toegankelijke tentoonstelling aan die de moeite van het zoeken waard blijkt. Zes portretten achterin de openingshal zetten de toon. De foto's, in zwart-wit, anderhalf meter hoog, tonen de gezichten van zes vermoorde Joden van wie leeftijd, religiositeit, en nationaliteit ver­schillen. Zij. net als cle andere joodse personen cn families die in het informatiecentrum aan bod komen, representeren dc variarie aan joods leven van vóór en tijdens de oorlog. De bovengrondse zuilen komen regelmatig in het interieur van de zalen terug. In de 'zaal der families' wordt op vijftien zuilen telkens één joodse familie gepresenteerd. De Amsterdamse familie Peereboom heeft ook een eigen zuil. Korte filmpjes uit de jaren dertig en veertig tonen huiselijke, persoonlijke beelden. Een vrouw en kind stoeiend op een Nederlands strand. Max en Anna Peereboom tijdens hun bruiloft. Anna aan het naaien, Max aan het

roken. Rechts op de zuil staat per persoon zijn of haar uiteindelijk lot beschreven.

In het informatiecentrum heerst de rust en stilte die in het zuilenveld wel eens mist. Vooral de 'zaal der namen' ademt de sobere sfeer van een herdenkingsbijeenkomst. In het schemerdonker verschijnt op vier wanden de naam van één vermoord persoon. Bezoekers, zi t tend op banken, luisteren naar het verhaal van zijn leven en dood. Cywia Zajac uit Warschau, Grigori Juvis l.evinas, ingenieur uit Sint Petersburg, Samuel Brand uit Krakow, Bunja Gurevitz uit Wit-Rusland en zo verder in een voortdurende lus van achthonderd, korte verhalen. In 2007 moeten dat er vijfduizend zijn.

In de laatste hal hebben bezoekers vrij toegang tot het namenbestand van Yad Vashem, het Israëlische monumentencomplex. Zij kunnen op zoek gaan naar een persoon uit het bestand en tevens een naam toevoegen. Het aantal bij naam bekende joodse slachtoffers ligt nu rond de 3,2 miljoen. De samenwerking tussen Yad Vashem en Berlijn moet leiden tot een verhoging van het aantal bekende namen.

Een trap omhoog leidt de bezoekers terug het zuilenveld in. Met de per­soonlijke verhalen en afschuwelijke feiren vers in het geheugen, krijgt

Het zuilenveld, (Foto: Stichting Monument voor de vermoorde joden in Europa).

het veld mogelijk een nieuwe betekenis. Dat geldt niet voor de dolende bezoekers, slachtoffer van het gebrek aan richtinggevende pijlen. De stichting plaatst pas in de loop van 2006 een reeks bordjes. Te laat voor bezoeket Pnina Peeri uit Tel Aviv. Zij heelt her zuilenveld al verlaten en is op weg naar de Pots-damer Platz. Ze zegt: "Ik heb naar het informatiecentrum gezocht maar kon het niet vinden. Er moeten meer borden komen." Haar mislukte zoek-poging is schrijnend. Haar moeder Tova Peeri overleefde Auschwitz, Madjanek en Bergen-Belsen en stierf afgelopen mei. De sobere, onder­grondse gedenkruimte had Pnina Peeri ongetwijfeld goed kunnen gebruiken.

Ingmar Vriesema

Page 22: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

In maart 2005 is het vernieuwde Yad Vashem-museum in Jeruzalem geopend. Het idee voor een gedenkmuseum voor de slachtoffers van de Shoah dateert al van 1942, toen de eerste berichten van de massamoord Palestina binnensijpelden. De naam voor het toekomstige museum werd ook toen bedacht: Yad Vashem, letterlijk een gedenkteken en een naam. De naam is ontleend aan een passage in Jesaja (56:5) waarin God de ontmanden (eunuchen) belooft ze niet in de steek te laten: 'Ik geef hun in mijn huis en binnen mijn muren een gedenkteken en een naam, beter dan zonen en dochters: Ik geef hun een eeuwige naam, die niet uitgeroeid zal worden.' Hieronder twee artikelen over het nieuwe Yad Vashem. Van Inez Polak, correspondente van Trouw in Jeruzalem over de achtergrond van de vernieuwingen, en van publiciste Eva van Sonderen over haar emoties als zij het museum bezoekt.

Nieuw Historisch museum Yad Vashem Meer verbijstering dan verdriet Wie het terrein van Yad Vashem betreedt kan het nieuwe historisch museum, ontworpen door de Ganadees-Israëlische architect Moshe Sajdie, niet over het hoofd zien. Als een langwerpige grijs betonnen drie­hoek ligt het ingeklemd in de berg en steekt er aan twee zijden ogen­schijnlijk gevaarlijk uit. Via een loop­brug kom je het museum in. Het is een en al glad gepolijst beton wat je ziet, ("sensueel beton" stond er in dc pers), daglicht valt binnen door daklichten in de top van het gebouw. "Om een tentoonstelling over de Shoah te herbergen zou een gewoon gebouw niet voldoen. Ik wilde iets archeologisch creëren, iets dat uit de aarde komt", verklaarde Safdie in een interview bij de opening in maart j.l. De tocht door het museum gaat zigzaggend, vanuit de centrale ruimte door negen verschillende 'galerijen'. Het is een beklemmende reis door een labyrint die tenslotte letterlijk naar het licht leidt, op een hooggelegen balkon, vanwaar de bezoeker uit­kijkt op het meestal zonovergoten panorama van Jeruzalem. 'Tk wilde laten zien dat dit verhaal een einde heeft: we zijn er in geslaagd een staat te creëren", aldus de architect.

Van een armoedig gesubsidieerd over­heidsinstituut, in 1953 door de Knesset opgericht, is Yad Vashem nu een zelf­standige instelling die beschikt over een jaarlijks budget van tien miljoen dollar, voornamelijk afkomstig uit

fondswerving onder buitenlandse geldgevers. De overheid draagt nog maar tien procent van de kosten bij. De afdeling Onderwijs, die vroeger vijf werknemers had, is nu de Inter­nationale School voor Holocaust Studies geworden, met een staf van honderd mensen, waar les wordt gegeven aan leerkrachten uit allerlei landen. Verantwoordelijk voor deze transformatie \s Avner Shalev, directeur en hoofdcurator. "We realiseerden ons in de jaren negentig dat er op korte termijn geen overlevenden meer zouden zijn" zegt hij. "Al ons werk is gericht op de dag dat ik hierover met mijn kleinkinderen moet praten, een generatie die niet meer aan een overlevende kan vragen 'hoe het echt is geweest'."

Verbijstering Sinds de opening in maart j.l. ben ik er verschillende keren geweest, nu ben ik er in oktober. Er is zoveel te zien dat je dat niet in één keer kunt opnemen. Het was bij alle bezoeken druk: groepen jonge soldaten, veel schoolgroepen, en ook nogal wat orthodox publiek. Naast dc 'grote' geschiedenislijn wordt veel aandacht besteed aan persoonlijke details. En anders dan in het oude museum, zijn in het nieuwe veel meer historische voorwerpen gebruikt. Er is een reconstructie van een woon­kamer van een Duits-joodse familie in de jaren dertig, een burgerlijk interieur, dat op het eerste gezicht

alleen in de chanoekia op de boeken­kast afwijkt van wat bij de 'gewone' middenklasse gezinnen gebruikelijk was. Als ik beter kijk zie ik naast Schilleren <ioetheook dc Babylonische Talmoed in de kast staan. Bij de opstelling over het getto van Warschau lopen echte tramrails over authentieke Warschau.se keien. Wanneer het over de werkkampen gaat, staat er een roestige ijzeren kiepwagen waarmee slavenarbeiders stenen moesten sjouwen tot ze er bij neervielen. I )at mag wat Amerikaans overkomen, om de Shoah voor een jongere generatie aanschouwelijk te maken, zal het zeker werken. Ik loop temidden van een groep leerlingen uit Beeï Shewa cn vraag een blond meisje van een jaar of vijftien naar haar reactie. "Het is niet te geloven allemaal", zegt ze, verbijsterd haar hoofd schuddend.

Het gevoel dat bij mij overheerst is ook eerder verbijstering dan verdriet. Bovendien ben ik vol bewondering over de indrukwekkende presentatie, dat geelt ook afstand. En ik loop als verslaggeefster, gewapend met een blocnote, die dingen op moet schrijven en op details moet letten. Sommige details springen cr uit: bij de opkomst van het nationaal-socialisme in Duitsland wordt aandacht besteed aan de gigantische inflatie. Op de achterkant van een bankbiljet van 1 miljoen mark, uit 1923, staat gedrukt: "Das Gold, das Si/her und den Speek, nahmuns der Jud' und Hess

Page 23: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

uns diesen Dreck". Daarnaast ligt een door Der Sturmer uitgegeven kinder­boekje waarin een Jood als kinderlokker wordt opgevoerd.

Aangrijpend Hoe dieper ik in het museum door­dring, hoe moeilijker het wordt de afstand te bewaren. Ik zie vitrines met gebedenboeken die de vermoorden werden afgenomen, en vitrines met persoonlijke bezittingen en sieraden. Aangrijpend is een vitrine met 4000 halfvergane Ieren schoenen, uit het kamp Majdanek. Een campagne waarbij 18.000 kampgevangenen werden vermoord, droeg de feestelijke naam: "Emtefesf. Via beeldschermen die overal zijn opgesteld vertellen meer dan honderd overlevenden hun meestal aangrijpende verhalen. In de afdeling over Nederland ligt de aandacht minder bij Anne Frank dan in Israël gebruikelijk was (twee kleine paneeltjes) en meer bij de passiviteit of medewerking van de Nederlandse bevolking. Op een video vertelt een nu in Israël wonende

vrouw hoe de Duitsers het gezin kwamen halen terwijl de kinderen in de gardcrobekast verstopt zat. "Mijn moeder kreeg toestemming nog even een mantel uit de kast te halen en zei 'Dag kinderen'." De vrouw op het beeldscherm is in tranen, en ik ook. Ergens anders hangt een uitvergrote lijst met namen van personen die op één willekeurige dag uit Westerbork werden weggevoerd en ik zie de naam van Bloeme Snuyj-Pais, een tante van mijn moeder.

Voor mij het meest indrukwekkend is de Zaal van de Namen, een ronde ruimte waar knap gebruik gemaakt is van de natuurlijke omgeving. De zaal bestaat uit twee enorme koepels: de ene gaat tien meter de hoogte in en vertoont rondom foto's van slacht­offers: mannen, vrouwen, kinderen, bejaarden. Mijn oog blijft hangen bij een foto van een baby met ver­wonderde donkere ogen. De andere koepel boort zich als een ravijn diep in de bruinroze rots, tot aan het grondwater. Dat water symboliseert

de slachtoffers die naamloos zijn ge­bleven en het weerspiegelt de foto's daarboven. Rondom het platform waarop de bezoeker staat, is het archief dat de pagina's met gegevens van zo'n drie miljoen vermoorde Joden bevat. Sinds kort is deze centrale databank ook toegankelijk via het internet, en kun je dus familieleden opzoeken, of aanvullende namen invoeren. (www.yadvashem.org).

O p de terugweg van het museum naar huis stopt mijn bus bij Machanc Ychuda, de Jeruzalemse markt. O p dc stoep, aan een schamel tafeltje, zit een oude joodse man met een zwarte hoed, hij lijkt nogal op Arafat. Hij is kennelijk een rebbe, want hij cirkelt met een groen soorr klokje om het hoofd van een jongere man die voor het tafeltje staat gebogen, en prevelt zegenspreuken. Het lijkt even of ik nog in het museum ben, bij een opstelling over een oost-Europees sjtetl .

Eva v a n S o n d e r e n

Page 24: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

Yad Vashem-museum wil voortrekkersrol behouden Slachtoffers kri jgen n a a m en gezicht Het is naast de Klaagmuur het belang­rijkste symbool van Israël: Yad Vashem in Jeruzalem, de gedenkplaats van de holocaust. Een geheel vernieuwd museum werd in maart 2005 geopend. Officiële buitenlandse bezoekers worden altijd als eerste naar Yad Vashem geleid, een complex van gedenkplaatsen en musea. Dagelijks wandelen er schoolkinderen rond; het is een vast onderdeel van het onderwijs in Israël. Vanaf nu is er nog meer te zien, een vernieuwd historisch museum in wat wel genoemd wordt de grootste politieke operatie sinds de begrafenis van Jitschak Rabin tien jaar geleden. VN-baas Kofi Annan, staatshoofden, premiers -inclusief premier Baüienende - ministers en hoogwaardigheids­bekleders uit de gehele wereld zijn de ceremonie komen opluisteren. De facelift die het museum heeft ondergaan is omvangrijk. In feite staat er een geheel nieuw bouwwerk dat - politieke belangen zijn er niet vreemd aan - opnieuw de centrale plaats van Israël als erfgenaam van de vermoorde Joden moet bevestigen. De afgelopen jaren zijn overal ter wereld holocaustmusea gesticht. Yad Vashem kon cn wilde niet achterblijven. "Natuurlijk speelde bij ons ook de gedachte dat we onze voortrekkersrol willen behouden", zegt Avner Sjakv, directeur van Yad Vashem . "Het is belangrijk dat Jeruzalem dé plaats blijft voor de herinnering van de holocaust. We hebben ook een voorsprong van tientallen jaren ervaring, zowel als museum als in de studie van de holocaust en de enorme archieven waarover we beschikken, met zo'n 60 tot 65 miljoen pagina's aan docu­menten. Daarnaast was vernieuwing

noodzakelijk. Binnenkort is de generatie die het heeft meegemaakt verdwenen. Er is nu een derde en vierde generatie, die op een andere manier naar dc holocaust kijkt."

Transformatie Sjalev staat bij de entree van het nieuwe museum, een uitgestrekte ondergrondse boulevard die zich door de 'Heuvel der Herinnering' klieft. Dat doorboren van de berg, die breuk, moet de totale vernietiging van het joodse leven symboliseren. Aan weerszijden lopen de betonnen muren schuin naar boven, naar elkaar toe zodat ze een trapezium, haast een driehoek vormen, wat samen met het grauwe beton een sfeer van neerslachtigheid creëert. De eigenlijke tentoonstelling be­vindt zich aan beide zijden in een soort alkoven, galerijen, die ieder een stuk geschiedenis van de holo­caust vertellen. De bezoeker wordt er gedwongen heen geleid door de greppels op de boulevard die hem de doorgang beletten. Elke greppel vormt een mijlpaal, zoals meteen aan het begin de greppel vol boeken de boekverbranding verbeeldt. Er is lang nagedacht over het concept. Het museum moest aantrekkelijk zijn, gebruik maken van de nieuwste technieken. Maar het mocht geen Disneyland worden. En wat moest de boodschap zijn? Want niet alleen het gebouw en de opstelling zijn vernieuwd, ook her idee wat een Israëlisch gedenk-museum moet symboliseren, heeft een transformatie ondergaan. Een Israëlische journalist dook onlangs in de archieven van de Knesset en ontdekte dat in 1953, vlak voor de oprichring van het oude museum, de meningen al hevig

verdeeld waren. Een vertegenwoordiger van links meende dat de nadruk moest liggen op het zionisme als inspiratiebron voor de verzetshelden bij hun opstand tegen de nazi's. Hij kreeg de volle laag van een vertegenwoordigster van rechts, die hem ervan beschuldigde te discrimineren tussen doden en doden, 'alsof ze in de ovens met hun partijlidmaatschapskaart hadden gezwaaid'. Een rabbijn van de ultraorthodoxe stroming stond erop dat de slacht­offers herdacht zouden worden door van het museum een plaats te maken waar men zich kon wijden aan de bijbelstudie. En de leidster van de vrouwenbeweging van de Arbeiders­partij eiste een speciale plek voor dc nagedachtenis aan de omgekomen vrouwen en kinderen. Voor de toenmalige premier David Ben Goerion stond het vast dat dc herinnering van de holocaust vooral moest dienen als ultieme recht­vaardiging van het bestaan van de joodse staat. De dood van de zes miljoen Joden was immers mede een gevolg van hun onbeschermde, statenloze bestaan in Europa. Israëlische geschiedschrijvers strijden tot de dag van vandaag over de vraag in boeverre de passieve houding van het zionistische leiderschap in Palestina ten tijde van de holocaust te verklaren valt uit hun afkeer van het joodse bestaan in de diaspora -de antithese van het zionisme. Tekenend was de uitspraak van Ben Goerion dat, als hij voor de keus stond alle kinderen uit Duitsland te redden door ze naar Engeland over te brengen of slechts de helft door ze naar Palestina over te brengen, hij voor dat laatste zou kiezen. "Want we hebben niet alleen

Page 25: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

The new Holocaust History Museum (foto: Sasson Tiram)

rekening te houden met die kin­deren, maar we moeten ons ook hisrorisch verantwoorden ten aanzien van het joodse volk." Toen Ben Goerion zijn uitspraak deed, in 1938 na de Kristallnacht, wist nog niemand wat voor vernietiging in het verschiet lag.

Zigeuners en homoseksuelen Het oude museum was in oorsprong vooral bestemd voor het Israëlische publiek. "Het is nu veel inter-nat ionaler", zegt professor Dan Michman, een aan Yad Vashem verbonden onderzoeker van de holocaust. "Hoewel er natuurlijk nog altijd een enorm verschil is met holocaustmusea elders. Neem het museum in Washington. Daar ligt nadruk op de vraag 'hoe konden mensen deze moord begaan'. Daar ook moeten ze eerst uitleggen wat Joden zijn. Hier in Jeruzalem is dat overbodig. De slachtoffers, de joodse achtergrond, het leven van de Joden in Europa staan centraal, alleen dit keer natuurlijk mer veel meer moderne technieken. In het oude museum keek je foto's en als je na rwee uur naar buiten kwam, had je het equivalent van twee boeken aan teksten gelezen. Tegenwoordig moet alles te zappen zijn." Toch blijft in de nieuwe aanpak de nadruk liggen op de authentieke aspecten. Het bordje Wesrerbork-Auschwitz moet nog opgehangen worden aan het houten perronnerje. De Lesznostraat uit het getto van Warschau is nagebouwd. Het eigengemaakte monopoliespel uit Theresienstadt ligt in de vitrine. Maar ook de portretten van de daders hangen er, en het programma voor de Wannsee-conferentie, waar de architecten van de vernietiging hun plannen smeedden. Voor her eerst is er ruimre gecreëerd voor de ver­volging van de zigeuners en homo­seksuelen - hoewel in een klein

hoekje. Het grote verhaal blijft dat van de vervolging, de vernietiging van het joodse leven, verteld vanuit joods perspectief. Ironisch genoeg was het oude museum vooral aangewezen op de foto's die de Duitsers hadden genomen, zij hebben als enigen de jodenvervolging nauwkeurig gedocumenteerd. Foto's van joodse fotografen bestaan er nauwelijks. "Daarom", legt Sjalev uit, "hebben we nu gebruik gemaakt van onze collectie schilderijen en tekeningen, van bekende joodse schilders en tekenaars alsook simpele k inder tekeningen." Her brengt ineens kleur in de zwart-wit her­innering aan de holocaust. In de laatste, conusvormige ruimte gaapt een enorme put, een diepe afschrikwekkende afgrond. Daar­boven, tien meter hoog, hangen rondom portretten van slachtoffers. Tegen de wanden staan enorme vakken met de namen van 2,5 miljoen slachtoffers. Meer dan de helft van de vakken is nog leeg, voor de namen van nog eens 3,5 miljoen. Het nieuwe Yad Vashem poogt de slachtoffers een naam en een gezicht te geven. Michman: "Het oorspronkelijke museum was nationalistischer en

zionistischer. Er is nu veel minder nadruk op het gewapende verzet. Maar uiteindelijk vertelt elk museum een eigen verhaal. In Washington eindigt het holocaustmuseum met de Amerikanen die de Europeanen komen bevrijden. Hier, in Israël, ga je na die lange tocht door het ver­leden naar boven, naar buiten, het licht tegemoet. Aan het eind van die boulevard zie je ineens rondom de heuvels van Jeruzalem liggen. Dat blijft toch ons verhaal."

Inez Polak

Dit artikel is oorspronkelijk in het dagblad Trouw gepubliceerd.

Page 26: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

Meisje Een / Meisje Twee 'Het is bijna klaar. Ik stuur het op als brief of fax. Mijn hart klopt in mijn keel als ik eraan denk. Voor ik het stuur, lezen we het in de klas. Ik hoop dat iedereen mijn verhaal mooi vindt, maar vooral dat verre kind. Ik wil graag dat het even lacht, nou ja, glimlacht misschien. En dat we vrienden blijven, ook over vijfentwintig jaar.'

Het meisje stond aan de stoeprand, spuugde op het fietspad met de rode steentjes. Het meisje was boos en verdrietig. Boos om alles wat er de laatste twee maanden was gebeurd, verdrietig om het nieuwe huis, de andere stad. Alle vriendinnetjes waren we'l in hun eigen huis gebleven. Waarom zij dan niet?

Haar ouders wilden weg, weg van de ruïnes, weg van de zwarte huizen met de lege ramen. Weg van de verbrande bomen. Nadat vreemde vliegtuigen bommen hadden gegooid op de stad, wilde haar moeder

verhuizen, hen ander leven beginnen. Als ik hier blijf word ik gek. Ik kan nier leven in een verwoeste stad.' Het meisje was geschrokken van deze woorden. Zo had ze haar moeder nog nooit horen praten. Zelfs toen de bommen vielen had mama geprobeerd haar te troosten. Ze had haar op schoot getrokken en zachte woordjes in het oor gefluisrerd. 'Er was eens ... een meisje dat wandelde langs de zee. De golven waren zo hoog dat ze de horizon, waar zee en lucht elkaar ontmoeten, niet kon zien. En de zee kwam en ging ... luister maar.' Zo, met de grote witte schelp tegen het oor gedrukt, was het meisje minder bang geworden. De zee die in de schelp woonde , zong lieve liedjes. Had alle ontploffingen op de vlucht gejaagd. Toen de ontploffingen werkelijk voorbij waren marcheerden vreemde soldaten door de straten. Klikklakten met ijzeren hakken de maat bij hun vreemde liederen. Het meisje had buikpijn gekregen van de

I j

tij

Page 27: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

gezangen, maar zo g a u w ze de schelp bij haar oor hield

en ze dc liedjes van d e zee h o o r d e was het harde geluid

van de soldaten zachter g e w o r d e n .

H e t meisje s t o n d n i e t z o m a a r aan d e s t o e p r a n d . Z e

had zich v o o r g e n o m e n d i e m i d d a g e e n v r i e n d i n te

vinden. Daarom riep ze naar ieder meisje dat langs haar

fietste: 'Hallo , wil je mi jn vr iendin worden?'

N i e m a n d luisterde naar haar en het meisje werd steeds

bozer en steeds verdrietiger.

Z e voelde een hand o p haar schouder. Tk wil je vriendin z i jn . '

Snel draaide het meisje z ich o m . Achter haar s tond een

kind in een rode jurk m e t zwarte spikkeltjes.

T k heet Meisje," z e i het meis je .

Tk ook , ' zei het v r e e m d e k i n d . ' D a n n o e m e n w e jou

Meisje Een en mij Meis je Twee . B e n je ook acht?'

Meis je Een knikte .

' D a n zijn w e n u v r i e n d i n n e n . '

Z e keken naar elkaar en lachten.

Meis je Een was g e l u k k i g . Z e h o e f d e niet meer o p het

fietspad te s p u g e n e n ze v o n d he t o o k niet z o erg dat ze

niet meer kon praten met de b o m e n en de b l o e m e n in

haar e igen tu in - w a n t er was geen tu in bij het n i euwe

huis. Er was g e e n b l o e i e n d e kastanjeboom die haar een

g e l u k k i g e d a g w e n s t e a l s z e d e g o r d i j n e n v a n haar

s laapkamer o p e n d e e d .

Wat ze w e l m i s t e w a r e n d e te loranje k l e u r e n v a n d e

Oosr- Indische kers. Haar m o e d e r had haai eens verteld

dat in die b l o e m e n k le ine oosterse prinsen e n prinsessen

w o n e n , die a l l een t e v o o r s c h i j n k o m e n als het ne t z o

w a r m is als in O o s t - I n d i ë . E igen l i jk w a s he t o o k w e l

g o e d . z o z o n d e r d e O o s t - I n d i s c h e kers, w a n t d c baas

van d e m a r c h e r e n d e s o l d a t e n , d i e nu o o k de baas van

haar land was, had d e m e n s e n verboden oranje b l o e m e n

te zaaien. O o k h a d hij e e n verbod uitgevaardigd o p het

dragen van o r a n j e k l e d i n g . En . . . ( m a a r daar w i l d e

M e i s j e E e n n i e t t e v e e l o v e r n a d e n k e n ) h i j h a d

u i tgeroepen dat al le m e n s e n zoals M e i s j e Een uit het

land m o e s t e n v e r d w i j n e n .

'We blijven e e u w i g vr i end innen ' , ze iden Meisje Een en

Meisje Twee t e g e n elkaar.

Z e zaten in d e z e l f d e b a n k , d e e l d e n r o d e appel t jes en

b lauwe sappige dru iven . Spraken a f w e l k e kleren ze d e

v o l g e n d e dag z o u d e n d r a g e n .

' K o m vannacht bij m e logeren' , zei Meis je E e n .

' M a g ik niet.'

' W a a r o m niet?'

'Mijn vader heeft het v e r b o d e n . ' Me i s j e T w e e z u c h t t e

diep. 'Jouw over-over-overgrootouders k w a m e n uit een

ander land. D a a r o m h e b je zulke zwarre haren.'

'Dat is waar', zei Meisje Een. 'Maar het is wel lang geleden.'

Z e z o n g e n , z i t tend o p e e n roods tenen muurtje , l iedjes

van vroeger. I iedjes, d i e d e n i e u w e baas van he t land

ook had verboden .

Z e g i e c h e l d e n , ze b a b b e l d e n over alles en n o g wat .

Verte lden elkaar verhalen. D e verhalen die Meis je E e n

vertelde g ingen over d e zee, d i e ruist in een wi t t e s che lp .

Z e b e l o o f d e n elkaar e e u w i g trouw.

Tot er e e n m a n verscheen.

' O jee, mi jn vader', zei Me i s j e T w e e .

D e m a n , gekleed in een zwart o v e r h e m d m e t rode das ,

s l eurde zijn dochter van he t muurt j e .

'Schaam je!' schreeuwde hij. ' H o e kan jij je bemoe ien m e t

dit kind. Ik heb het je verboden. Xe hoort niet bij ons'.'

Me i s j e T w e e w i l d e n iet m e t h e m m e e , maar d e m a n

w a s sterk.

'Tot ziens!' riep Mei s j e Twee .

Vele ve le jaren larer zag d e v r o u w d ie vroeger M e i s j e

E e n h e e t t e , e e n v r o u w d i e haar b e k e n d v o o r k w a m .

Mei s j e Een probeerde d e andere v r o u w aan te kijken?

maar d i e s loeg haar o g e n neer, rende w e g .

Een w e e k later gebeurde hetzelfde. T o e n bes loot Meis je

Een d e grote vraag te s te l len.

'Was u vroeger Meisje Twee?'

' N e e . ' D e vrouw s loeg de h a n d e n voor haar o g e n . Mei s j e

E e n draaide z ich o m en w i l de w e g l o p e n . Z e v o e l d e e e n

h a n d o p haar schouder .

'Ik w a s wel Meisje Twee, ' zei d e vrouw. 'Maar ik s c h a a m

m e zo . M i j n vader. . . hij s t e u n d e d e v r e e m d e s o l d a t e n

waar hij k o n . Hi j heeft zelfs geschoten o p m e n s e n zoals

jij.' Tranen liepen over haar wangen . Tk schaam m e zo . '

'Wat zijn grote m e n s e n t o c h d o m , ' zucht te Meis je E e n .

'Wat h e b b e n ze o n s , k i n d e r e n , a a n g e d a a n . ' ( Z e vergat

dat ze i n t u s s e n o o k e e n g r o o t m e n s w a s g e w o r d e n . )

' H o e m o e t ik het g o e d m a k e n ? ' sn ikte Meis je Twee . 'Ssst,

niks meer z e g g e n , ' a n t w o o r d d e M e i s j e E e n . 'Laten w e

weer rode appeltjes de l en , b lauwe druiven en . . . oranje

m a n d a r i j n e n . '

Dit verhaal van Ida Vos is oorspronkelijk opgenomen in de bundel vertrouw nooit een draak, met verhalen en gedichten van Nederlandse en ex-Joegoslavische schrijvers (Leopold Amsterdam 1997)

Page 28: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

Mijn zoon en ik Het draaiorgel samen lopen we in het licht van de ondergaande zon, mijn kleine zoon en ik hij legt zijn hand in mijn hand en vraagt: "maakt God de zon morgen wakker en schijnt hij dan weer voor iedereen?" "voor iedereen" zeg ik en ik weet dat het eens zo geweest moet zijn vóór Auschwitz "dag zon" zingt hij: "dag God, tot morgen" dan wacht hij vol vertrouwen op de nieuwe dag

Stil wees stil want niemand mag je horen wees stil ondergedoken kind je naam je huis heb je verraden zorg dat men niet je lichaam vindt

Drie gedichten uit de bundel 35 Tranen van Ida Vos. Het ligt in de bedoeling dat enige gedichten van Ida Vos uit deze bundel, op muziek gezet door Jozef Malkin, worden gezongen door het Nationaal Jeugd Koor tijdens de Nationale Herdenking op 4 mei in de Nieuwe Kerk te Amsterdam.

het orgel speelt een oeroud wijsje de klanken rollen door elkaar ik sta erbij zie kinderen dansen alles is vrolijk ik ervaar een grote droefenis om tonen die fladderen en verder gaan in mijn gedachten heeft dit wijsje iets onbegrijpelijks ondergaan

zij die dit eens hebben gezongen dit lied over oud-Amsterdam kunnen dit nimmer meer herhalen door alles wat hen overkwam zij zongen, saamgepakt, als afscheid dit wijsje in een beesten trein

zo komt het dat een simpel liedje voor mij nooit simpel meer kan zijn

Voor al uw drukwerk

d o c P E T E R S A M S T E R D A M

Schepenbergweg 33 - 1105 AS Amsterdam - Z.O.

Tel: 020 - 696 34 34 • F a x : 0 2 0 - 6 9 7 47 23 E-mail: [email protected]

Page 29: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

Over het recht jezelf te def in iëren:

'Wij zijn allemaal combi's!' Van mijn zevende tot mijn tiende jaar woedde rondom de Stille Oceaan de Tweede Wereldoorlog. De Japanners vielen er het ene land na het andere aan, in nauwe samenwerking met de Duitsers die bezig waren Europa onder de voet te lopen. Begin 1942 bezetten ze Indonesië waar ik woonde met mijn ouders, zusje en broertje en sloten ons jarenlang op in kampen. Daar denk ik nog vaak aan terug. Ik vertel erover aan mijn klein­kinderen en vertoon op allerlei scholen het diaklankbeeld dat ik maakte over mijn kamptijd: De gans eet het brood van de eenden op, mijn hinder' tijd in een jappenkamp op Java*. O p een groot scherm vertoon ik dc uitvergrote tekeningetjes die mijn zusje, broertje en ik maakten van het

kampleven. Hoe we woonden op de houten britsen, hoe we speelden tussen de barakken, de wachttorens met soldaten die ons onder schot hielden, de poort waarachter we de vrijheid wisten. Je ziet ook het ganzenbord dat mijn moeder in het kamp voor ons maakte van het karton van een oude doos. Met de waterput, de gevangenis en de Dood, maar dan zoals het er allemaal uitzag in het kamp. Terwijl je zit te kijken hoor je muziek en bij stukjes en beetjes mijn verhaal.

Laatst was ik in de klas van mijn tienjarige kleindochter. Zij en haar klasgenootjes waren precies even oud als ik toen we eindelijk het kamp uit mochten. Als het afgelopen is

zitten ze allemaal stil voor zich uit tc kijken. Tot ik zeg dat ze me mogen vragen wac ze maar willen. Een uur lang dalen de vragen op me neer, waarom de Nederlanders gevangen werden gezet en de Indonesiërs niet, of ik er nog nachtmerries van heb, of mijn vader is teruggekomen, of de Japanners een hekel hadden aan Joden zoals de Duitsers.

Voorstellingsvermogen Ik vertoon mijn diaklankbeeld en beantwoord hun vragen om te maken dat zij hun voorstellingsvermogen kunnen invullen. Dat grote lege veld zonder vormen of kleuren, zonder geluiden, zonder geuren, zonder gedachten en gevoelens. Het veld van het grote niet weten.

Eenden voeren, de gans eet het brood van de eenden op. Tekening uit het ganzenbord genuutkt door Hetty wertheim-Gijse Weenink

Page 30: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

In oorlogen worden soldaten ertoe gebracht anderen de ergste dingen aan te doen en dat gaat zc makkelijker al wanneer ze niet kunnen zien wat ze aanrichten. De piloot die de atoombom gooide op Hiroshima, de Japanse kamikaze­piloten, dc Duitsers die deeltaken volvoerden in de machinerie van de Holocaust, de Engelsen die Duitse steden bombardeerden, de Ameri­kanen die bomtapijten legden op Vietnamese dorpelingen of op Irakese stadsbewoners. Zouden ze dat alle­maal ook gedaan hebben als ze voor zich hadden gezien wat ze niet konden zien en horen, als ze daar een voor­stelling van hadden gehad, gestalten, gezichten, stemmen?

In her Jappenkamp zat ik samen met alle andere Nederlanders die woonden in het voormalige Neder­lands Indië, dat nu Indonesië is. Wij hadden het daar voor het zeggen, al waren we maar met hooguit een paar honderdduizend op vele miljoenen Indonesiërs. Tot de Japanners deden wat bezetters altijd doen, ons uit­schakelen en zelfde macht uitoefenen. Mijn moeder, zusje, broertje en ik

zaten in een vrouwenkamp. Mijn vader zat in een mannenkamp, maar we wisten niet waar en zelfs niet of hij nog leefde. In barakken met ont­zettend veel mensen opeengepakt, met verschrikkelijke honger en stank, te weinig water en zonder medicijnen. Er ging bijna elke dag wel iemand dood, ook vaak een kind. De Japanners keken op ons neer en hielden ons in bedwang met gewelddadige straffen waar het hele kamp naar moest kijken. Toch zijn er in al die jaren haast nooit Nederlanders ontvlucht. Niet dat dat makkelijk was, we zaten achter een dubbele omheining van prikkeldraad met matten, zodat je niet naar buiten kon kijken, werden bewaakt door machinegeweren en tweemaal per dag geteld. Maar wat ons eigenlijk tegenhield was onze blanke huid die ons meteen zou verraden.

In de klas van mijn kleindochter zitten een paar kinderen met een bruine huid, net als zijzelf, maar de hele rest heeft een blanke huid. 'Vanwege je blanke huid?!' Hun voor­stellingsvermogen schiet tekort. Buiten het kamp hadden bijna alle

Twee keer per dag moesten we op apèl, tekening gemaakt door Marijke, Anne Ruth en Hugo Wertheim

mensen een bruine huid zoals de Indonesiërs, of een beige zoals de Japanners zelf. De weinige blanken in Indonesië, bijna allemaal Neder­landers, zaten immers opgesloten? Daar kwam bij dat het niet vanzelf sprak dat de Indonesiërs je zouden opvangen als je eenmaal buiten was. Tenslotte waren wij degenen ge­weest die over hen geheerst hadden voordat de Japanners dat kwamen doen. Niet zo wreed als zij, maar zeker ook niet altijd even zachtzinnig.

Herkenbare groepen Voor de oorlog betekende huids­kleur niets voor mij. Natuurlijk had ik wel opgemerkt dat wij met vrijwel alleen blanke kinderen op school zaten en speelden en dat al onze be­dienden bruin waren. Maar pas in het kamp drong het tot me door: niet alleen het prikkeldraad en de geweren hielden mij gevangen, ook mijn blanke huid. Ik vraag of de kinderen andere groepen mensen kennen die opvielen en doelwit werden van geweld. Ja, de zwarten onder de Apartheid. En Anne Frank natuurlijk en de andere Joden, die werden opvallend gemaakt met een gele ster, dat komt op het­zelfde neer. Het gesprek verandert van karakter. Minder louter infor­matieve vragen, meer verhalen uit hun eigen levens. Zo zit dat dus, je kunt gevaar lopen door je huidskleur en dan maakt het niet meer uit welke. Een jongen met een bruine huid zegt dat iedereen hem altijd vraagt waar hij vandaan komt. 'En als ik zeg: uit Amsterdam, gaan zc gewoon door met vragen!' Er klinkt bijval uit dc groep cn de jongen glimlacht verlegen om zich heen.

Hier in Nederland horen mensen met een Marokkaanse, Turkse, Antilliaanse, Surinaamse, Indonesische, Chinese of nog weer andere achtergrond wat hun uiterlijk betreft tot de minder-

Page 31: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

V ? r t Kc'MTj e t e f t feil heid. Z e k u n n e n zelf a fkomst ig zijn

uit een ander land, hun ouders kunnen

dat zijn o f één van h u n ouders , hun

grootouders, o f wie van h u n voorouders

o o k maar. Z e verschi l len e n o r m van

elkaar maar h e b b e n g e m e e n dat ze

opvallen in d e b lanke meerderhe id .

D e laatste jaren ervaren zij e e n toe ­

g e n o m e n vrijpostigheid in d e manier

waarop ze w o r d e n bevraagd o p h u n

uiterlijk. O p s traat , in d e b u s , in

winkels, in wachtkamers, overal. In het

verslechterde k l imaat lijken m e n s e n

uit dc meetderheid koste war her kost

d e indruk te w i l l e n v e r m i j d e n h u n

gekleurde m e d e b u r g e r s tc n e g e r e n .

Maar ze moeren zich toch ook k u n n e n

voorstellen h o e het voe l t o m te lkens

maar weer o p je zichtbare k e n m e r k e n

te w o r d e n a a n g e s p r o k e n . W e d e r ­

kerigheid, o o k v e n e l l e n over je e igen

a fkomst , zou natuur l i jk al verschi l

maken. Maar in een sfeer waarin d e

g e k l e u r d e m i n d e r h e i d v e e l m a a t ­

s c h a p p e l i j k e p r o b l e m e n in d e

s choenen g e s c h o v e n krijgt, k u n n e n

g o e d b e d o e l d e vragen t o c h k l i n k e n

als een ter v e r a n t w o o r d i n g roepen.

M i j n k a m p e r v a r i n g e n h e b b e n mi j

gevoelig gemaakt voor de gevaren die

dre igen w a n n e e r m e n s e n o p g r o n d

van herkenbaarheid tot groep worden

g e m a a k t . O f he t nu gaat o m a a n ­

geboren kenmerken o f o m religieuze

of andere tekenen waarvoor m e n s e n

zelf h e b b e n g e k o z e n . G e w e l d d a d e n

k o m e n niet alleen uit de lucht vallen,

z o a l s b o m m e n o p o n s c h u l d i g e

burgers . Z e w o r d e n o o k g e p l e e g d

o p d e grond , individueel o f groeps­

gewijs. En er gaat altijd een wordings­

g e s c h i e d e n i s a a n v o o r a f w a a r i n

herkenbare g r o e p e n stap voor s tap

hun mensel i jke trekken verliezen en

d o e l w i t w o r d e n . W e m o e t e n bez ig

blijven over en weer het voorstellings­

v e r m o g e n in te vu l l en .

Moeten kiezen w a a r je bij boort E e n m e i s j e u i t d e k las v a n m i j n

k l e i n d o c h t e r vertel t over haar opa .

6

I D i e w a s half M o l u k s , maar w i l d e

het niet weten . Hij g ing nooi t in d e

zon zitten en probeerde zo Nedet lands

mogelijk te d o e n . En als i emand toch

iets aan h e m zag o f merkte , zei hij:

Ik ben 100 % Neder lands !

Aan m e n s e n m e t een donkere hu ids ­

kleur wordt o o k vaak gevraagd waar

ze nu eigenlijk bijhoren, bij Nederland

o f b i j h u n l a n d v a n h e r k o m s t ,

M a r o k k o . T u r k i j e , d e A n t i l l e n .

Suriname . . .? Voel je je meer Neder­

lander o f toch meer Marokkaan? In

interviews o p radio en televisie is dat

z o l a n g z a m e r h a n d e e n s t a n d a a r d ­

vraag g e w o r d e n . N e d e r l a n d s e v o e t ­

ba l lers v a n b u i t e n l a n d s e a f k o m s t

wordt gevraagd o f ze wel voor Oranje

wil len voetballen in het W K , of toch

liever voor h u n land van herkomst?

j e h o e f t n iet in d e m e d i a ce ver­

schijnen o m voor d ie keuze gesteld

te w o r d e n . Ik h e b k l e i n k i n d e r e n

m e t e e n vader u i t e e n ander l a n d .

Aan s o m m i g e n is dat te z i en , zoals

aan d e k le indochter over w i e ik biet

Page 32: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

vertel, bij de anderen blijkt het uit hun naam. Ook zij krijgen steeds weer de vraag voorgelegd of ze nu bij Nederland horen of toch meer bij dat land van hun vader?

Moeten kiezen waar je bij hoort, ook dat overkwam mij in de oorlog. Halverwege onze kamptijd be­gonnen de Japanners de Joden apart te zetten. Er deden geruchten de ronde over war er in Europa mer dc joden gebeurde en de Japanners hadden zich geallieerd met de Duitsers. Maar hier in het verre Azië zouden de Joden veilig zijn. De order van de Japanners luidde dat iedereen die ook maar e'e'n druppel joods bloed in zijn aderen had, zich moest opgeven om naar een apart kamp gestuurd te worden. Mijn moeder schrok zich kapot. Wij, haar kinderen, hadden joods bloed. Zijzelf was niet joods, maar mijn vader wel en wij

waren dus 'half '. Wij wisten wel dat er een joodse wet is die bepaalt dat alleen kinderen van een joodse moeder joods zijn, maar het was hoogst on­waarschijnlijk dat de Japanners zich daarvan iets zouden aantrekken. Mijn moeder had slapeloze nachten en besprak met ons wat ze toch moest doen? Als ze ons opgaf konden wij bij haar worden weggehaald. Dat ge­beurde ook met alle jongetjes zodra zij rien jaar oud werden. Ik had dar vaak gezien, de moeders die de vracht­wagens achterna renden met wanhoop in hun ogen, de jongens die heel hard probeerden stoer te doen. Gelukkig was mijn broertje nog onder de tien. Dan maar geheimhouden dat wij half joods waren? Maar als dat dan uitkwam? Op het niet opvolgen van orders stonden gruwelijke stralfen. We wisten niet of mijn vader zich in zijn kamp opgaf en ook niet of de Japanners van ons kamp dat te

weten konden komen. We konden ook verraden worden, Wertheim is een bekend joodse naam. Tenslotte besloot mijn moeder dat zij zou doen alsof zijzelf óók joods was. Dan waren wij dus 'bed' en zou zij met ons meegaan naar het joodse kamp. En zo is het gebeurd.

Joden apart gezet We moesten 's morgens vroeg bij de poort komen cn werden op een vracht­wagen geladen, samen met alle andere Joden. In het joodse kamp waar we rot de bevrijding /.ouden blijven, bleken ook nog wat niet Joden te wonen, maar wel scherp van ons gescheiden. Later kwamen er in onze afdeling nog nieuwe transporten Joden bij. Het kamp was erger dan het kamp waar we uit kwamen, nog minder eten, nog meer ziektes, nog meer geweld. Dit apart zetten van de joden deden de Japanners in na-

Buiten het kamp zouden we meteen opvallen met onze bltinke huid, tekening gemaakt door Marijke, Anne Ruth en Hugo Wertht

Page 33: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

volging van de Duitsers. Maar anders dan in I.uropa, gebeurde liet niet met het vooropgezette doel ons om te brengen Pas na de oorlog boorden we dat het ook niet in alle kampen is gebeurd. In het kamp van onze vader was de order wel afgekondigd, maar hij had de inschatting gemaakt dat het zou lukken zijn jood-zijn geheim te houden. Mannen alleen konden meer risico nemen dan vrouwen met kinderen. Ook pas na de oorlog hoorden we dal in Europa vrijwel onze hele familie van vaders­kant d«Kir dc Duitsers was omgebracht. Onze joodse grootouders hadden, op de dag dat Nederland capituleerde, een eind aan hun leven gemaakt.

De keuze die mijn moeder heeft moeten maken was een onmenselijke. Koos ze het één dan dreigde ze haar kinderen kwijt te raken, koos ze het ander dan dreigden er wrede straffen. De oplossing die zij tenslotte bedacht was vindingrijk. Maar bet joodse kamp was erger en waar mensen doodgaan van de honger, is een beetje erger of minder erg van levensbelang. Dit gedwongen worden tot een 'raciale' keuze heeft mij mijn verdere leven bezig gehouden. Wij mochten nier halfjoods zijn maar moesten om 'heel' te mogen zijn ergens bijhoren, bij de niet Joden of bij de Joelen. Maar ik voel dat ik boor bij allebei cn ben daar heel tevreden mee. En ik vind dat iedereen her recht moet hebben een tussenvorm te zijn. Niet alleen in dc zin dat je vader en moeder uit verschillende bevolkingsgroepen komen, ook in culturele zin. Ik heb de eerste tien jaren van mijn leven in het tropische Indonesië geleefd en daar dc geuren, kleuren, vormen en geluiden en ook de omgangs­vormen in me opgenomen. Die geuren seinen mij nu nog terug naar vroege herinneringen, ik heb een voor­keur voor batikachrige patronen en kleuren en niemand praat mij uit het

hoofd dat een kamponghaan heel anders kraait dan een Hollandse boerenbaan. Dat alles deel ik nice met mensen die in Nederland zijn op­gegroeid. Toen ik hier na de oorlog kwam wonen, bleken de kinderen in mijn klas om heel andere dingen te lachen dan ik. Ook in cultureel opzicht ben ik dus niet 'heel', ik combineer in mijn identiteit ver­schillende culturele elementen. Ik ben in alle opzichten een combinatie.

Menselijke geest laat zich niet opdelen Het is onthutsend dat zoveel jaren na de Tweede Wereldoorlog nog zoveel mensen elkaar en zichzelf opsluiten binnen groepen en zo, meestal onbedoeld, meewerken aan het onrstaan van nieuw geweld. Hun voorstellingsvermogen is blijk­baar ontoereikend om te zien dat de mooie, veelzijdige menselijke geest zich niet laat opdelen. Van de immigranten en hun na­komelingen in Nederland is een belangrijk deel van gemengde afkomst: half, kwart, achtste of wat ook maar. Vrijwel allemaal zijn ze hall in culturele zin, in hun persoon­lijkheid huist een combinatie van culturen. Culturen overigens die stuk voor stuk lang niet zo een­vormig zijn als ze doorgaans worden voorgesteld, de Nederlandse inbe­grepen. In dc sfeer van sreeds verder uiteen drijvende bevolkingsgroepen dreigt zon gecombineerde identiteit verdacht te worden gemaakt, de lading ce krijgen van onwil om zich aan te passen. Net als wij in de Jappenkampen moeten immigranten en hun nakomelingen voortdurend inschattingen maken, wikken en wegen wat ze wel en niet moeten zeggen, moeten doen. Gehechtheid tonen aan het land van herkomst kan uitlopen op uitstoting, zich met huid en haar aanpassen op verlies aan eigenwaarde. Ze mogen niet 'heel' zijn door gemengd te zijn.

Maar hun verschillende kanten zijn binnen hun identiteit niet elkaar geïntegreerd, gecombineerd tot één geheel. Mijn kleindochter wil dan ook niet half genoemd worden en eigenlijk ook niet dubbel Je bent een combinatie, zeg ik, wil je een combi zijn? Ze kijkt me stralend aan.

Nu al bestaat het grootste deel van de wereldbevolking uit genetische en culturele mengvormen. Vele duizenden jaren lang zijn mensen in alle richtingen over de aardbol gemigreerd en de laatste ecuwen zijn ze ook nog gedeelten van hun leven in verschillende landen gaan wonen. Die vermenging zal door verdere globalisering alleen nog maar toenemen. Dat is een fantastische ontwikkeling. Hoe meer tussen­vormen hoe beter. Hoe minder afgebakende, herkenbare groepen, hoe minder kans op racistisch of ander geweld tegen groepen. Laat iedereen het recht krijgen zichzelf te definiëren, een eigen identiteit te kiezen waarvan meer elementen deel uitmaken dan alleen die steeds maar weer benadrukte afkomst cn cultuur. Elementen die zijn aangeboren of tijdens je leven ontwikkeld: vrouw of man, kind van (groot)ouders, (groot)ouder van (klein)kind(eren), zus, broer, seksuele voorkeur, talenten, vermogens, ge­voeligheden, de neerslag van je ervaringen, overtuigingen, wel of geen religie, kundigheden, lief­hebberijen, interesses, passies .. . Iedereen beeft een gecombineerde identiteit. Wij zijn allemaal combi's!

Anne-Ruth Wertheim

* Het boek l ie gans eet liet brood van de eefiden op, mijn kindertijd in een Jappenkamp op Java is alleen nog te koop bij Linnaeus Boekhandel (€6,-) aan de Middenweg in Amsterdam, tel. 020-4687192.

Page 34: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

Joods en doof in de oor log

"Mijn moeder was verloren zonder ons Voor de oorlog bestond er een zeer betekenisvolle groep dove Joden. In Amsterdam organiseerden zij zo'n beetje het culturele leven van de hele dovengemeenschap. Er waren een sociëteit, sportclubs en een bloeiende toneelvereniging die opvoeringen gaf in bet Paleis voor Volksvlijt. De Shoah vernietigde het leven van vrij­wel alle dove Joden, en liet daarmee ook de niet-Joodse dovengemeenschap in ontreddering achter. Bertje Leuw interviewt Lida Fles- Vos, die met haar dove moeder in het kamp Bergen Belsen terecht kwam.

O p het Symposium Doven Shoah -Oktober 2004 - kwam ik haar tegen, Lida Lies-Vos, geboren in 1933. Het symposium ging over de in '40-'45 bijna geheel uitgeroeide groep joodse doven, ongeveer 900 in getal. Slechts een enkeling had de jacht van de nazi's op deze dubbel gebrand­merkte groep - Jood en gehandicapt - overleefd. Gerson Fles, geboren in 1963, is Lida's zoon. Hij is een van de vijftien volwassen dove Joden die Nederland op dit moment rijk is. Samen met anderen maakt hij zich sterk om de vergeten geschiedenis boven water te krijgen. Er moet een gedenkreken komen, boeken, films, lesmateriaal voor de dovenscholcn. Lida Fles is strijdbaar aanwezig op het symposium. Zij heeft cr reden toe. Als horend kind van tien jaar zat zij met haar dove moeder in het kamp. Zij maakte mee hoe er met haar moeder werd omgegaan. Zij rouwt het aller­meeste om haar dood. Om de moeder die in het kamp Bergen Belsen los­gescheurd werd van haar en haar zus en die tewerkgesteld werd in de zout­mijnen van Behndorf. Lida Fles: "Ze was verloren als wij er niet meer waren; daar was ik me heel erg van bewust."

De meisjes bleven in Bergen Belsen achter en verloren ook elkaar uit het oog. Na de oorlog bleken Lida's beide ouders omgekomen te zijn, net als de ouders van haar moeder en alle ooms en tantes. Van de hele hechte vooroorlogs familie, die 'om de hoek' woonde in die typisch joodse buurt in Amsterdam-Oost en die steunend en beschermend rond om het gezin met de dove moeder stonden, vonden alleen de grootouders van vaders­

kant en Lida en daar zus elkaar na de oorlog terug. Er moest meteen strijd geleverd worden om bij elkaar te mogen blijven. Opa en Oma waren boven de 65 en de zorg voor de twaalfjarige Lida en haar zestien­jarige zus zou te zwaar zijn volgens OPK, de organisatie voor joodse oorlogspleegkinderen. Lida Fles: " ik heb de rechter een grote bek gegeven, gezegd dat ik overal zou weggelopen als ze me niet bij m'n grootouders /.ouden laten wonen." Dat hielp.

Lida Fles en haar zoon Gerson (foto Carla van Thijn)

Page 35: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

Moeder Vos- Buitekant (1900 - 1945) was op haar zesde jaar dool geworden, na een infectie met mazelen. Of ze op school is geweest? Of ze heeft leren lezen cn schrijven? Lida weet het niet. In haar herinnering /.it naai­moeder altijd in een hoek van de kamer, achter de naaimachine. "Ze was c o u p e u s e , e e n he le g o e i e . Knipte de stof zo op het oog, zonder patroon. Elke vrijdag kreeg ik een nieuw jurkje. Ze had een grote klanten­kring. Vader was diamantbewerker en meestal zonde r w e r k . M o e d e r bracht het geld binnen. De vier groot­ouders maakten schoon en zorgden voor het eten. vSamen met haar schoon­zus deed m o e d e r e ens per week boodschappen. Schoonzus deed het woord. Mijn moeder ging nooit zelf naar de winkel." Ik bekijk de foto van twee vlotte gearmde vrouwen op de D a m me t opva l l end m o d e r n e hoeden op. "Ontworpen cn gemaakt door mijn moeder" zegt Lida trots. Moeder kon goed liplezen. Als Lida haar moeder uitschold als die te hard­handig was bij het haarkammen van haar dochter, kreeg ze onmiddellijk een draai om haar oren. ' Ik zie wel wat je zegt!' zei haar moede r dan . Binnenshuis en me t haar vak kon haar moeder zich pr ima handhaven; buitenshuis had zij een tolk nodig. Haar kinderen en de familie vervulden die rol.

Mislukte v lucht Toen de oor log ui tbrak probeerde de hele familie n a a r E n g e l a n d te on tkomen . D a t mis luk te . Lida: "wc waren met te veel. Moeder wilde absoluut niet weg zonder haar ouders, haar schoonouders, haar broer en zijn vrouw en haar schoonzus en haar man. We zagen de laatste boot in IJmuiden wegvaren. We gingen terug naar hu is en h e t leven g ing door. Ik ging naar school cn speelde op straat. Ik zag wel da t er steeds meer buren weggehaald werden. Er

werd n ie t over ge sp roken t h u i s . Moeder was so wie so zwijgzaam en vader was veel weg. De school werd steeds leger en toen ook de juf was weggehaald ging ik niet meer naar school. Ik was toen acht jaar." In 1942 dook het gezin onder, los van elkaar. Lida kwam in het gezin van een goede vriend van haar vader terecht . Die vr iend bleek zich te ontpoppen tot een zware nazi, maar hij was dol op Lida en zijn vrouw en hij k o n d e n geen k i n d e r e n krijgen. "Mijn ouders zeiden alleen: je moet hier blijven en gehoorzaam zijn. We konten je wel weer halen. Ik begreep dat toen wel. Ik was bij­dehand, wist dat ik m'n mond moest houden. Ik ben daar verraden door mensen die in een winkel de verschoten plek van de weggehaalde ster op mijn jasje zagen."

Lida dook toen onder bij haar groot­oude r s van vaderszijde. O p a was joods en O m a was joods gewórden, maar was bezig om dat ongedaan te maken , o m d a t da t mogeli jk haar familie kon redden. " Dat lukte pas vee] later, die ariër-verklaring, toen ons gezin al opgepakt was en we in Bergen Belsen zaten". Lida vertelt dat er tijdens haar onder­duik bij haar grootouders , het was midden ' 43 , een inval was. O p a cn O m a hadden een Sperre, maar een neef en hun schoonzoon die daar toen ook zaten, werden meegenomen. Lida h o o r d e de invallers de t r a p opkomen en verstopte zich achter d e deur , hield h a a r a d e m in. Z e hebben haar niet gevonden. Daarna mocht ze van haar grootouders niet meer op straat. Lida keerde terug naar haar ouderlijk huis in de Camperstraat, toen haar ouders daar weer waren, omdat moeder acuut geopereerd moest w o r d e n aan b u i k v l i e s o n t s t c k i n g . O o k haar zusje kwam terug naar huis. Een m a a n d la ter werd he t gezin d o o r d e politie opgehaald en naar W e s t e r b o r k a fgevoe rd . E n weer

Moeder van Lida Fles en haar tante (1934?)

vrijgelaten toen bleek dat vader met zijn ariërverklaring bezig was. In mei ' 4 4 , werden ze opnieuw opgepakt , s a m e n m e t een g r o e p d i a m a n t ­bewerkers: het ' d iamant t ranspo i t'. Na vier maanden Westerbork werd de hele g roep d o o r g e s t u u r d naar Bergen Belsen. "Ik was nooit bang" , zegt Lida. "Zolang m'n ouders erbij waren voelde ik me veilig". Zij was inmiddels negen jaar oud . O p a en O m a bij wie Lida o n d e r ­gedoken had gezeten, waren inmiddels ook opgepakt en in Westerbork terecht gekomen , samen met hun doch te r en schoonzoon. "l-ages vroeg m'n O m a of ze van 'die Jood'wildc scheiden. Dat wilde ze niet. I.ages dreigde toen haar dochter en schoonzoon door te sturen CD deed da t ook . " In d e c e m b e r ' 4 4 kreeg oma de ariërverklaring; te laat o m haar kinderen te kunnen redden.

Gesche iden September '44 ging het gezin vanuit Westerbork op transport naar Bergen Belsen. De trein werd onderweg ge­bombardeerd. "Het was toralc chaos. Ijskoud, krijsende kinderen, verschrik-

Page 36: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

kelijke ruzies." In haar herinnering duurde dc reis ongeveer vier dagen. Bij aankomst in liet kamp werden de mannen gescheiden van de vrouwen en kinderen. "In Westerbork waren we geoefend om al die regels 'gewoon' te vinden. Mannen apart? Goed, mannen apart. De appèls duurden eindeloos. Als de Duitsers commando's gaven dan vertaalden wij dar voor m'n moeder. We tikten haar aan en dan keek ze naar onze mond." Elke ochtend gingen de mannen en vrouwen het kamp uit, om te werken. Dan waren er geen dochters meer om voor de dove vrouw te tolken. Lida cn haar zus zagen dat de meeste mede­gevangenen op z'n zachtst gezegd niet aardig waren voor hun moeder. "Op een dag stonden we op appèl, om zes uur 's morgens. Alle vrouwen moesten mee - de mannen waren al eerder verdwenen. Ik dacht dat mijn moeder gewoon ging werken. Ik heb haar niet meer teruggezien. Pas na de oorlog bleek dat de mannen naar het kamp Oranienburg waren afge­voerd. Daar is m'n vader omgekomen, ik weet niet hoe. Mijn moeder was doorgestuurd naar Hclmstadt cn later naar Behndorf. Uiteindelijk kwam zij terecht in een buitenkamp van Neuengamme. /.ij bezweek kort na de bevrijding van dat kamp, op april ' 4 5 , tvvaall dagen na haar vijfenveertigste verjaardag." "Intussen bleven wij in Bergen Belsen met een groep van 49 kinderen bij elkaar in een aparte barak. M'n zusje was daar niet bij; die heb ik tot aan het einde niet meer gezien. Zuster Luba zorgde voor ons. Dat was een engel. Zij had zelf haar m m en kind in Auschwitz verloren en zij zorgde dat we bij elkaar konden blijven en dat we het, op twee na, overleefd hebben. Ze was pas in de twintig... Ik was altijd ziek. Longontsteking, paratyfus, tyfus. Stond in een dun bloesje en broekje met koorts op appèl. Als je niet goed stond, kreeg je slaag.

Lichamelijk was ik niet sterk, geestelijk wel. Ik was bijdehand en agressief. Ik zette veel van me af, draaide de knop om. We vroegen niet naar onze ouders, wc moesten overleven. We stalen eren, verstopten ons voor de Duitsers."

Na de oorlog "Ik vond de bevrijding fijn, logisch, maar ik vond het na de oorlog stukken erger dan in de oorlog. Ik was alles kwijt, m'n vader en moeder... M'n grootouders waren heel goed voor ons, terwijl ze hun eigen kinderen kwijt waren. Ik ben ze diep dankbaar. Maar voor mij is de tijd stil blijven staan toen mijn ouders er niet meer waren. Mijn Oma zei: 'met huilen red je hei niet'. Ir weid ook niet over het kamp gesproken. School mislukte. Van voor de oorlog herinner ik me eigenlijk alleen de kleuterklas en een of twee klassen erna. Iben ik terug­kwam ging ik naar de 5' en 6' klas en daarna naar de O.R.T, een school om naaien te Ieren. Ik vond er niets meer aan, was steeds in de oppositie, liep overal weg. (k ben voor mijn grootouders gaan werken toen mijn Opa het niet meer kon, vanaf mijn zestiende jaar. En ik verzorgde mijn demente Oma tot het einde, naast mijn eigen gezin."

Op haar zeventiende ontmoet Lida dc man met wie ze later zal trouwen. Als haar zoon Gerson wordt geboren, blijkt hij doof te zijn. Met al haar energie stort Lidl zich op de op­leiding van haar zoon. Hij moei goed leren praten - wat heel goed gelukt is. Hij moet zich kunnen bandhaven in de horende wereld. Daarom is zij ook aarzelend over de gebarentaal die de dove kinderen tegenwoordig leren, zij is bang dat die hun contact met de horende wereld in dc weg zal staan. Over haar moeder "als ze beter had kunnen praten dan had ze zich kunnen verdedigen in het kamp." Van het transport van haar moeder zijn de meeste vrouwen terug­gekomen. Haar moeder heeft het niet gered.

"Ik heb Gerson niet-joods opgevoed ", zegt Lida. Zij weet niet precies waarom. Ik zeg het niet, maar ik denk aan de combinatie joods zijn en doof zijn en hoe fataal dat ooit geweest was.

Bertje Leuw

Meer informatie over de organisatie 'Doven Shoah': www.dovenshoah.nl

STICHTING ICODO

Informatie- en Coördinaticorgaan Diensrverlening Oorlogsgetroffenen

Voor vragen op het gebied van wetten en regelingen voor oorlogsgetroffenen,maar ook voor vragen over zelfhulpgroepen,

therapeutische hulp of maatschappelijk werk, en voor literatuur over de Tweede Wereldoorlog en zijn gevolgen

kunt u terecht bij de Stichting Icodo.

Oorlogsgetroffenen, hun partners en kinderen (ook de naoorlogse generatie zijn welkom bij

STICHTING I C O D O Maliebaan 83, 3581 CG Utrecht

tel. 030-2 34 34 36 (9-13 uur; bibliotheek 9-17 uur) Bezoek is - na T e l e f o n i s c h e afspraak - iedere dag mogelijk.

Page 37: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

Kamp van Hotel Modern

Auschwitz met duizenden poppetjes Is dat mogelijk: het concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz tot uitbeelding brengen met behulp van wat zand, papier, kartonnen modellen van barakken en duizenden kleine poppetjes? Het klinkt als een vol­komen idiote onderneming, bijna als heiligschennis en ook als iets volkomen overbodigs: waarom zou er over de verschrikkingen van Auschwitz een theatervoorstelling moeten worden gemaakt? Hotel Modern is een groepje zeer jonge beeldende kunstenaars en theater­kunstenaars. Ze hebben een heel eigen theatertaal ontwikkeld met behulp van maquettes, poppetjes en een goedkope videocamera, die door de maquettes heen gaat en de pop­petjes als levensgrote mensen op een doek projecteert. 1 )aarmee hebben zij eerder al voorstellingen gemaakt over de Eerste Wereldoorlog, over dc aanslag op de Twin Towers in New York en over de oorlogservaringen van de vader van een van de actrices, die aan deportatie wist te ontkomen door onder tc duiken. Soms gaat het ook over vrolijker en minder realistische onderwerpen, zoals de liefde van een dame voor een eenhoorn. Sensatie speelt bij hun geen rol, provoceren willen zij ook niet. Zij voelen een eerlijke noodzaak, nu er steeds minder overlevenden zijn om over Auschwitz. te getuigen, met hun eigen beeldende middelen over dat oord des eloods te vet tellen. Toen ik het zag was het theater geheel uitverkocht, de zaal zat vol met

jonge mensen, die doodstil zaten te kijken naar het manoeuvreren van al die kleine poppetjes tussen de barakken van Auschwitz en Birkenau. We zagen in deze voorstelling, die eenvoudig Kamp heet, verschrikkelijke dingen, drie gevangenen die worden opgehangen, een mannetje dat met een schep wordt doodgeslagen, de aankomst van de trein met nog vol­komen onwetende Joden, mannen, vrouwen, kinderen, bejaarden, gewoon in hun beste kleren. Korte tijd later zijn ze, naakt, in de gaskamer verdwenen. Hun koffers blijven achter op het perron. Er klinkt schetterende muziek: de Radetzky-mars, gespeeld door het gevangenenorkest. Honderden en honderden gevangenen marcheren uir door de poort met Arbeit macht fret, op weg naar hun werk. Elk poppetje van 8 centimeter hoog is verschillend van houding en uit­drukking. We zien hoe de acteurs de poppetjes voortbewegen. Maar het is alsof we op het projectiescherm echte gevangenen zien zwoegen, lijden, sterven. Het is nog altijd moeilijk naar het verschrikkelijke dat wij zien te kijken. Maar omdat het om tegelijk ingenieuze en primitieve middelen gaat blijven we gefascineerd zitten. Het is een gigantisch karwei geweest al die kleine poppetjes te maken, een nog veel erger karwei was het waar­schijnlijk de research te verrichten, waarbij onder meer gepraat is met een aantal Auschwitz-overlevenden, onder wie Lenie Boeken-Velleman en

Hans Beekman, die soms op heel onverwachte, concrete vragen ant­woord moesten geven, zodat het miniatuur-Auschwirz. zoveel mogelijk met de werkelijkheid overeen komt. Daarbij is soms ook bewust van de werkelijkheid afgeweken. Hier liggen Auschwitz I cn Auschwitz-Birkenau vlak naast elkaar om het mogelijk te maken verschillende aspecten van het kampleven en de dood te laten zien. En het opschrift Arbeit macht frei is uitgevoerd in lichtende blauwe neonletters. Het ziet er even heel vreemd uit, maar misschien is dat gebeurd om te laten zien, dat het niet echt is, dat het nooit echt kan zijn, hoe goed je het ook probeen. Want Hotel Modern slaagt er bijna te goed in je hun weergave van Auschwitz in tc zuigen.

Max Arian

Kamp wordt nog gespeeld tot en met 28 april 2006. Informatie over voorstellingen: tel. OIO 4185124, website: www.hotelmodern.nl

Page 38: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

Boekbesprek ing: N a het k a m p - vr iendschap e n polit ieke strijd

Koude Oorlog in de comités "Alles was anders dan we nu denken", schrijft Jolande Withuis in de slot­beschouwing van haar nieuwe boek Na het kamp. "De kampcomités stam­men niet van direct na de bevrijding en in plaats van ongecompliceerde groepen lotgenoten, zoals nu wordt aangenomen, waren ze vaak instru­menten van CPN-poIitiek". Dat is even schrikken.

De oorlog eindigde dus niet na de oorlog, en dat niet alleen in de zin van de levenslang durende lichamelijke en psychische gevolgen ervan. Die zijn inmiddels bekend geworden. Dit boek gaat over her voortdurend bijstellen van de visie op de helden en de slachtoffers van toen, inclusief die van de helden cn slachtoffers zelf. Het gaat over het opzien­barende feit dat geschiedschrijving vaak door de actuele politiek bepaald wordt. We lezen hoe de in tijden van oorlog en verzet nood­zakelijke soepelheid en tolerantie ten aanzien van politiek en sociaal anders­denkenden kon verdwijnen, toen men elkaar voor de strijd tegen dc gemeenschappelijke vijand niet meer nodig had. Dat stemt treurig.

Jolande Wi thu is , sociologe en medewerkster van het NIOD, heeft het over een ideologische overkill. Kampgenoten die elkaar ooit het leven redden, kwamen ten tijde van het Koude Oorlog-denken op onover­brugbare afstand van elkaar tc staan. Men kwam elkaar pas weer nader toen dc Koude Oorlog geschiedenis was geworden cn toen de tijd rijp was om oog te krijgen voor dc oorlogstrauma's, te beginnen met die van de kampoverlevenden. Dat het traumadenken de neiging had om door te schieten naar ccn 'klaag-

cultuur' beschreef Withuis in het eerder verschenen boek Erkenning.

In Na het kamp beschrijft zij hoe de collectieve herinnering aan de Tweede Wereldoorlog in de loop van zes decennia van inhoud veranderde. "Tussen 1945 en 2005 zijn door de verschillende betrokkenen verschil­lende antwoorden gegeven op vragen als: wie zijn de oorlogsslachtoffers? Wie de helden? Wie herdenken we? Wat was de essentie van deze oorlog en van de geallieerde strijd? Wie zijn bondgenoten, wie vijanden?" Hoe werkt het collectieve geheugen eigenlijk, vraagt Withuis zich af. /.ij haalt haar antwoorden uit her onder­zoek van allerlei historische, politieke en sociaal-psychologische bronnen, en vooral door diepgaande gesprekken met kampoverlevenden en hun kinderen.

Helden, vijanden, slachtoffers Tot midden jaren zestig ging het om "Nederland als een geschonden natie, die zich dankzij haar geestkracht had bevrijd van het juk der onderdnikking door goddeloze overweldigers." Toen stonden "De Bezetting en Het Verzet centraal." Later werd de moord op de Joden de kern van dc oorlog en kwam het "nationaal heldenepos" meer ter discussie te staan. In de totale klimaatsverandering in Nederland tijdens dc Koude Oorlog veranderde het communis t ische verzet, of liever gezegd: veranderden de communisren zelf, in enkele jaren van helden in vijanden. Withuis gaat er van uit dat de enorme teleur­stelling die dat opleverde er aan bijdroeg dat de communisten zich pantserden. Dat er een "fanatiserings-proces" op gang kwam dat een

splijtende rol speelde in de naoorlogse kampcomités cn vriendenkringen. Ten aanzien van de kampen was er ook sprake van verschuiving van optiek. Na de oorlog symboliseerde eerst Dachau als ktmp van de politieke tegenstanders van de bezetter "het Kwaad", later nam Auschwitz, kamp van de genocide, deze rol over. Withuis beschrijft een zekere samen­hang tussen de Koude Oorlog en het gebrek aan (overheids-) aandacht, voor de joodse Catastrofe in dc eerste decennia na dc oorlog. In de toenmalige "communistische oodogs-retoriek" ging het volgens haar nauwelijks over de uitroeiing van de Joden als ccn "zelfstandig kwaad". Vanuit de communistische optiek vloeide het nazistische gevaar voort uit de "eigendomsverhoudingen", "wat impliceerde dat antikapita­listische strijd, actie tegen dc eigen Westerse regering en applaus voor Oost-F.uropesc regimes gepaste herdenkingsrititelen waren."

De dagelijkse tocht in Reichenbach van het kamp naar de fabriek, tekening Atie Sieeenbeek van Heukelom.

Page 39: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

Aankomst in Zweden uit Ravensbrück, Hetty Voute, (links) en Annie Hendriks dragen de 'wieg' met Annies Baby'tje, achter Annie Gisebi Söhnlein (foto: coll. Wieberdink-Söhnlein. Illustratie uit Na het kamp.

"I V overheid herdacht liever helemaal niets dan hei risico te lopen de com­munisten in de kaart te spelen."

[betl inde jaren zeventig de minister van Justitie Van Agt de laatste in Nederland gevangen gehouden oorlogsmisdadigers - de Drie van Breda - wilde vrijlaten, smolten de oude politieke cn sociale controverses tussen de oorlogsoverlevenden en hervond men elkaar in de diepe overtuiging dat vrijlating van "de Drie Voor velen van hen oude wonden a>u openhalen. De openbare hoorzitting in de Tweede Kamer, voor hei eerst in dc parlementaire geschiedenis rechtstreeks op t.v. uitgezonden, confronteerde het Nederlandse publiek "met een lijden waarvan her tot dan toe geen idee had." De aandacht voor de slacht­offers van genocide was gewekt en droeg er aan bij "dat de Tweede Wereldoorlog de vacature vervulde die was ontstaan na de dood van (iod: IJkpunt van goed en fout."

Vier kampen 13.000 verzetslieden en Joden keerden na de oorlog uit de kampen terug in Nederland. Withuis begint haar verhaal in de kampen. Zij heeft er vier gekozen uit het "concentratiekampsysteem" waarmee heel Midden-Europa over­dekt was. Met deze vier -Buchenwald, Dachau, Natzweiler en Ravensbrück - wil zij een beeld schetsen van alle concentratiekampen. In een paar bladzijden wordt ieder kamp getypeerd - ze blijken behoorlijk verschillend te zijn. De laatste, vaak meest verschrikkelijke fase van het bestaan van il.it kamp wordt beschreven, en tenslotte hoe het bevrijd of opgeheven werd in het licht van de naderende geallieerden. I lei gaat Withuis vooral om de tussen­menselijke verhoudingen en de ontwikkelingen daarin, in dc kamp­

tijd en erna. De bladzijden zijn gevuld met ontroerende en verbijs­terende verhalen over vriendschap cn opoffering. Maar ook over politieke controverses, die soms volstrekt ondergeschikt waren aan dc levensnoodzakelijke onderlinge steun, maar die ook tot groot wan­trouwen en levensgevaar konden leiden. Zo worden de abstracte kampen, die voor de meeste mensen inmiddels namen uit een geschiedenis­boek zijn, concreet en wat er in de kampen gebeurde wordt voorstel­baar. En het is bui tengewoon spannend, hoe vreemd dat misschien ook lijkt gezien de zwaarte van het onderwerp, om via Withuis' ogen óók met een sociaal-politieke bril de lijnen te volgen die zij doortrekt tot in de huidige tijd.

Auschwitz en het Comité Dat het vooral concentratiekampen zijn die zij beschrijft en geen ver­nietigingskampen is omdat er nau­welijks organisaties van overlevenden

van dc vernietiging bestaan. Daardoor gaat het meer over het voormalig verzet dan over joodse overlevenden. Het Nederlands Auschwitz Comité is daarop een uitzondering. Withuis heeft het over "Het Nooit Meer Auschwitz-Comité", omdat de basis van het comité niet zozeer de gedeelde kamp­ervaring was, maar dc gedeelde politieke visie op de oorlog en op politiek Nederland na de oorlog. Omdat dit comité niet goed te ver­gelijken is met de andere kamp­comités, krijgt het een apart hexifdstuk. Over de joodse overievenden: "Politieke gevangenen verloren nog al eens dierbaren, maar zij keerden zelden terug naar een verdwenen wereld, waarin alle geliefden, vrienden, be­kenden, op een enkeling na allemaal dood waren; een wereld zonder familie, huis, geld, sociaal leven. Er leefden in 1945 minder Joden in Nederland dan de Expogé (de ver­eniging van ex-politieke gevangenen/ BL) leden had".

Page 40: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

Anders dan de politieke gevangenen overkwam het Joden zelden dat ze bij terugkeer feestelijk ontvangen werden. En anders dan aan de teruggekeerde helden, kleefde aan de Joden de notie dat zij hadden behoord tot een groep die "straffeloos kon worden vernederd en mishandeld", ook door hun landgenoten en ook al voordat zij in het kamp terecht kwamen. Dat droeg ongetwijfeld bij aan hun beschadigde zelfgevoel en hun onvermogen om over de gruwelen te vertellen. Wat daar ook nog aan bijdroeg was "dat de Joden geacht werden dankbaar te zijn voor de offers die landgenoten 'voor hen' hadden gebracht. De vermeende on­dankbaarheid van Joden resulteerde in de eerste naoorlogse jaren zelfs

in een opleving van antisemitisme".

Withuis beschrijft uitvoerig hoe het Auschwitz Comité door de verande­ringen van het perspectief in de jaren zeventig, van "een omstreden, vooral communistisch gezelschapje in de jaren vijftig", een steeds grotere rol ging spelen in het wakker schudden van Nederland op het punt van kennis over de genocide en haar gevolgen. En hoe het Comité "uitgroeide tot een gerespecteerd instituut (-) met welhaast eenzelfde moreel gezag als het Nationaal Comité 4 en 5 mei".

"Oorlogsgeschiedenissen zijn heftige geschiedenissen - uitersten van vriend­en vijandschap, eenzaamheid en ver­

bondenheid, trouwen verraad, achting en minachting", schrijft Jolande Withuis, en er is, na lezing van dit boek, alle reden om aan te nemen dar alleen al daardoor de naoorlogse geschiedenissen niet anders waren. Jolande Withuis heeft daar een indruk­wekkend boek over gemaakt.

Bertje Leuw

Jolande Withuis, Na het kamp -vriendschap en politieke strijd. Amsterdam 2005. De Bezige Bij, 543 blz., ISBN 9023416406, €22.50 Jolande Withuis, Erkenning, Van oorlogstrauma naar klaagcultuur, Amsterdam 2002. De Bezige Bij, ISBN 9023410378, € 21.50

Werner Stertzenbach Rood en Jood "Jouw mening dat dit alles zo heeft moeten komen, deel ik geenszins. Als men achteraf de gebeurtenissen bekijkt, kan men wel degelijk vaststellen waarom het zo en niet anders gelopen is. De wet van de causaliteit, van oorzaak en uitwerking speelt hierbij een grote rol. Maar aangezien de loop der gebeurte­nissen niet automatisch is, doch beïnvloed wordt door factoren, het­zij menselijke, hetzij tijdsbepalende, of natuurlijke, mag men zich nooit overgeven aan de gedachte: wij mensen kunnen er niets aan veranderen, het loopt zoals het moet. Dat zou zeer foutief zijn." Deze lucide zinnen schrijft Werner Stertzenbach op 4 maart 1943 vanuit het kamp Westerbork aan zijn verloofde Stella Pach. In het herdenkings­nummer 2005 van dit bulletin ver­scheen een uirgebreid interview met hun dochrer Manja Pach die zeer veel heeft gedaan voor het in stand houden van het voormalig kamp Westerbork als herinneringscentrum. In de serie Getuigen van Westerbork is

nu een deeltje verschenen met brieven en andere geschriften van oud­gevangene, verzetsman en communist Werner Srertzenbach (1909-2003). Dc brieven zijn tussen oktober 1941 en september 1943 vanuit Wester­bork geschreven en bevatten waarde­volle informatie over het leven in Westerbork en aangrijpende passages over familieleden die op rransport moesten. De brieven bevatten uiteraard geen woord over het verzetswerk dat Stertzenbach cn zijn groep in Wester­bork hebben verricht. Daarover vertelt hij in twee later geschreven artikelen, die ook in het boekje zijn afgedrukt. Een verhaal over de directe aanleiding voor zijn vlucht op 21 september 1943: de heimelijke crematie van tien doodgeschoten verzetsstrijders, waar hij door de Duitsers gedwongen bij moest helpen. En een getuigenis over het verzetswerk in Westerbork, vooral het doorgeven van informatie cn het redden van gevangenen door ze te laten ontsnappen. In een nawoord geeft Sophie Moleina informatie over het strijdbare leven van Werner

Stertzenbach, die zich ook na de Tweede Wereldoorlog als journalist in Duitsland sterk heeft gemaakt voor de vrede en tegen het fascisme, (m.a.)

Rood en Jood - Werner Stertzenbach. Samenstelling Sophie Molema. Uitg. Herinneringscentrum Kamp Westerbork, 103 pagina's, prijs € 9,95.

Page 41: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

Langzaam ont lu ikend zelfbewustzi jn onder Roma e n Sinti

Nog altijd onderdrukking en discriminatie ln de serie Monitor racisme en extreem rechts van de Anne Frank Stichting kwam onlangs een deeltje uit over de positie van Sinti en Roma. Dit boekje is nu in het Engels vertaald. Zeker geen overbodige luxe gezien de positie van Roma en Sinti in Europa. Marjon de Klijn las de monitor en sprak er over met Zoni Weisz, bestuurs­lid van het Nederlands Auschwitz Comité, Sinto en adviseur over zaken die Roma en Sinti betreffen. In Tsjechië is het nog altijd heel normaal dat Roma-vrouwen tijdens een operatie of bevalling onvrijwillig worden gesteriliseerd, meldt het vakblad voor antifascisten Alert, van oktober 2005. In Nederland /uilen Roma of Sinti zich liever Marokkaan of Turk noemen dan hun eigen identiteit prijsgeven. Roma- en Sinti-kinderen zijn weliswaar verplicht om naar school te gaan, maar er wordt weinig actie ondernomen als hel kind thuisblijft. Met andere woorden: ze worden wel getolereerd, maar niet geaccepteerd. De Roma en Sinti worden nog steeds onderdrukt en gediscrimineerd. Om elfectiel voor zichzelf op te komen is hun aantal is niet groot genoeg. Gelukkig is er nu het LSRO (Landelijke Sinti en Roma Organisatie). Door deze organisatie houden Sinti en Roma zich nu au iel bezig met hun verleden, zoals de Tweede Wereldoorlog. Toen zijn ook honderdduizenden Europese Roma en Sinti in vernietigingskampen vermoord.

Monitor racisme De Monitor Racisme besteedt onder meer aandacht aan: huisvesting; onder­wijs; arbeid en inkomen; achter­stelling en oorsprongen vervolging. Wat de huisvesting betreft: vlak na de Tweede Wereldoorlog, had de Neder­landse overheid geen aandacht voor

Roma en Sinti, maar wel voor woon­wagenbewoners. Er kwam een reis-en trekverbod en de woonwagen­bevolking moest zich aanpassen aan de gevestigde samenleving. Door het gebrek aan staanplaatsen voor woonwagens werd gekozen voor vooral afgelegen en geïsoleerde ge­bieden. Omdat geen enkele Roma of Sinti een eigen land wil hebben, kan men de woonwagen als hun eigen plek beschouwen. Van oudsher gold, waar ze deze wagen neerzetten, was hun plek cn als het vervelend werd, ging men weer weg. In Nederland kan dit nu niet meer. Er zitten nog wel wielen onder de wagens, maar rijden kunnen ze niet meer. Dat heeft de Roma en Sinti afhankelijk gemaakt van sociale uitkeringen. Men kon niet werken en men had geen beroep. Toen ze nog rondtrokken was dat anders. Doot wat ze deden, muziek maken, dingen repareren en handel drijven, kwamen ze vaak eens per jaar bij de dezelfde mensen. Of ze waren seizoenarbeider. Maar door het reis-en trekverbod is dat cr niet meer bij. Nog steeds is de positie van dc Roma en Sinti niet verbeterd.

Op het gebied van onderwijs is dc situatie nog steeds zorgelijk. De school-carrière wordt regelmatig vroeg afge­broken, ook vanwege het gebrek aan een schriftelijke traditie. Van oudsher maken Roma en Sinti gebruik van mondelinge overlevering. Met het niet opschrijven van de taal kan men de groep beschermen. Het Romanes, de taal van de Roma, wordt tegen woordig wel geschreven. De Sinti echter schrijven hun taal niet op, sterker nog. er rust een taboe op. Veel ouders kampen ook nog met trau­matische ervaringen, van pesrerijen en achterstelling op scholen.

Daarnaast zijn er nog scholen die onderscheid maken en de Roma- en Sinti kinderen weigeren op te nemen. Er is een starr gemaakt met aparte klassen, maar hier kwam veel kritiek op omdat het de integratie in het reguliere onderwijs kan belemmeren en de kwaliteit van het onderwijs ook niet is gewaarborgd. Een rechtstreeks gevolg van de achter­stand op het terrein van het onderwijs is het hoge percentage werklozen onder Roma cn Sinti. Ambitie en traditie speek hier ook een rol. Sinti en Roma werken liever niet in loondienst, maar geven de voorkeur aan een eigen bedrijfije). Voor het opstarten van een eigen bedrijf is men echter afhankelijk van administratie-en financiën en als die ontbreken wordt het moeilijk.

Ziehender Gauner? Volgens Zoni Weisz wordt er wel vaak gezegd dat Roma en Sinti beter moeten worden behandeld, maar intussen worden ze in Nederland nog steeds verwaarloosd. De Engelstalige Monitor kan er misschien voor zorgen dat er internationaal aandacht aan hun problemen wordt besteed. Verder is het goed dat de Anne krank Stichting het uitgeeft, omdat dit een onaf­hankelijk lichaam is waar wel naar geluisterd wordt. Maar er zijn ook kritiekpunten. Zoni Weisz: "In de inleiding van de Monitor wordt gesproken over een onderzoek naar 'zigeuners . Onder Roma en Sinti is het echter niet ge­bruikelijk om deze term te hanteren. Die is afkomstig van de Duitse woorden voor 'rondtrekkende boef' (ziehender Gauner). Roma en Sinti vormen een etnische groep met een achtergrond van buiten Europa. De meest gehoorde theorie, die ook door

Page 42: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

de Roma en Sinti wordt aangehangen, is dat zij afkomstig zijn uit India. Sinti naar de heilige rivier de Sindhu, Roma naar de god Rahm. Via het Midden-Oosten en Noord-Afrika zijn zij naar Europa getrokken. Er zijn ook overeenkomsten tussen de talen Romanes en Sanskriet."

Zelforganisatie Volgens Zoni Weisz gebeurt er lang­zaam maar zeker wel iets, zoals je ook in Monitor Racisme kunt lezen: "Het gebeurt niet snel dat iemand van de Sinti en Roma protesteert of ergens mee naar buiten treedt. De aard van het beestje is om alles maar binnen houden. Toch moet hier verandering in komen, maar dat is een lange weg en daar heb je een meerderheid voor nodig. Van tijd tot tijd hebben we wel grote bijeen­komsten en dan zitten we met z'n allen bij elkaar, als er een belangrijke

beslissing genomen moet worden, waar ik als adviseur bij ben. Men vindt wel dat ik gelijk heb, maar, aangezien ze tot nu toe weinig goeds hebben ondervonden stuit ik meestal op een barrière. Voorheen kon je nog je boeltje oppakken en het elders opslaan. Dat gebeurt nu niet meer, je blijft toch en je past je aan.

Toch is er een lichtpuntje met de zelforganisatie de Landelijke Sinti en Roma Organisatie (LSRO). Die is daardoor zo belangrijk omdar hier­door ons zelfbewustzijn ontstaat. Bij gesprekken met de overheid is een vertegenwoordiger aanwezig en de LRSO is ook een grote partner in het cultuur- en herinneringscentrum in opzet. Een paar jaar geleden heeft de LRSO de geuzenpenning gekregen voor hun werk. Dat mag je toch als een erkenning zien en dat er in ieder geval geprobeerd wordt om de

bakens te verzeilen. Natuurlijk gebeurt er veel, mensen komen ook steeds meer uit hun stulp. Mijn nichtje Lila Weiss en ik houden redelijk wat spreekbeurten, laatst heb ik nog op een joodse school, het Maimonides Lyceum, gesproken. De leerlingen waren heel geïnteresseerd, ook omdat de problemen zo dichtbij liggen."

We praten daar nog over door, want er zijn opmerkelijk grote overeenkomsten in achtergrond tussen Joden enerzijds en Sinti en Roma anderzijds. Alleen de vraag wie het mooiste viool speelt, laren we onbeanr\\tx>rd.

Marjon de Klijn

Peter R. Rodriguesl Maaike Matelski, Monitor Racist» ó~ Ibe extreem right. Roma and Sinti, Anne Frank Stichting, 2004. (68 blz.) ISBN 90-72972-96-1, € 10,00

AWBZ Toegelaten Vanuil ons kantoor in Amsterdam leveren wij zorgondersteuning in de breedste zin van het woord. Van begeleiding en huishoudelijke hulp tot specialistische verzorging en verpleging op maat!

Zorg Ondersteuning Nederland garandeert u een optimale verzorging in uw eigen vertrouwde leefomgeving. Welke vorm van zorgondersteuning u ook kiest; u bent altijd verzekerd van professionele betrokkenheid van deskundige en betrouwbare mensen die dag en nacht voor a klaarstaan

Zorg Ondersteuning Nederland is 24 uur per dag. 7 dagen per week DIRECT bereikbaar. U krijgt direct een van onze verpleegkundigen aan de telefoon.

Tel: 020-6720713 24 uur service 06-41692574/ 06-41692571

Page 43: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

Neder landers als massamoordenaars

Ons onbekende slavernijverleden

Afranseling van een slaaf, 1835, coll. Koninklijk Huisarchief Den Haag

Natuurlijk, we weten dat Nederland 250 jaar lang rijk is geworden van de slavenhandel. Maar weten we er wel iets over? In een recente, fraai uitgevoerde 25-delige geschiedenis van Nederland De 25 dagen van Nederland; Beslissende momenten uit de vaderlandse geschiedenis, is ook een deeltje gewijd aan de inter­nationale handel. Daarin staan precies twee zinnen over de Nederlandse slavenhandel en daarin wordt ook nog eens gedaan of het allemaal de schuld van Portugal is geweest. Ik citeer de desbetreffende passage: "In 1621 werd de West-Indische Compagnie opgericht. De W I C veroverde Portugese forten aan de West-Afrikaanse kust en wist ook een deel van Brazilië' en eilanden als Aruba en Curacao te bemachtigen. De W I C kopieerde de Portugese driehoeksvaart: de schepen voeren met wapens, katoen en andere koopwaar naar Afrika om mensen re kopen. Vervolgens staken ze de Atlantische Oceaan over om slaven in Zuid-Amerika aan plantagehouders te verkopen en suiker in te slaan. De suiker brachten ze naar Europa." Voor de schrijvers van deze geïllu­streerde geschiedenis van Nederland is de handel in suiker precies her­zelfde als dc handel in mensen. Het is niet nodig verder uit te leggen of te onderzoeken waar die mensen vandaan kwamen en waar ze naar toe gingen, wat hun lot was cn waarom Nederland ooit met zo'n afschuwelijk bedrijf is begonnen. Portugal deed het ook. Dat is de enige verklaring. Er is in Nederland, dat soms zo senti­menteel kan doen als het om de Tweede Wereldoorlog gaat, nog altijd een grote blindheid wanneer her een enorme, eeuwen durende massale misdaad betreft, waaraan Neder­

landers zich bij uitstek zelf schuldig hebben gemaakt.

Ghana Laat ik eerlijk zijn, ik heb me zelf vroeger ook nauwelijks in de geschiedenis van de slavenhandel verdiept. Maar in de eerste helft van 2005 was ik op vakantie naar Ghana. Dat is een vrolijk, energiek en voor het moment tamelijk democratisch land in West-Afrika. Ik zag er wilde olifanten baden in een meertje. Ik zag een eeuwenoude van leem gebouwde moskee in een onaangetast dorpje. Maar ik zag er ook iets heel anders: kastelen, forten cn ruïnes aan de Golf van Guinee. Ik kwam in plaatsen waarvan ik sommige namen misschien wel eens had gehoord, maar die ik nooit tot me door had laten dringen: Elmina, Cape Coast, Anomaboe, Morec. Soms was er van een fort nog alleen maar een armzalige hoop stenen over of een enkele bakstenen muur. Soms was het een sober, leegstaand bouwwerk. Soms ging

her ook om een prachtig onder­houden, wit gepleisterd kasteel, zoals in Elmina. Oorspronkelijk ^waren het versterkte handelsposten, gebouwd door Portugezen, Engelsen, Nederlanders, zelfs door Denen.

Er werd daar, aan de Goudkust van West-Afrika, door Europeanen goud gekocht, proviand ingeslagen, ivoor weggehaald. En er werden mensen in schepen geladen, bij elkaar miljoenen mensen, die als slaven naar Caribische eilanden en naar Zuid-, Midden- en Noord-Amerika werden gebracht. Hoeveel? Niemand weet het precies: tien miljoen, twaalf miljoen, twintig miljoen? Er moet natuurlijk in de archieven van de West-Indische Compagnie en elders nog een uitge­breide boekhouding van. maar wie heeft tot nu toe de moeite genomen dat allemaal precies uit te zoeken?

Ik stuitte daar ver weg in Ghana op een belangrijk onderdeel van de Europese, maar vooral ook van de

Page 44: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

Nederlandse geschiedenis: de inter­nationale slavenhandel. In 1606 brachten Nederlandse piraten voor het eerst 470 mensen uit Afrika naar Trinidad. In (863 schafte Neder­land als een van de laatste Europese landen de slavernij af, die overigens illegaal, semi-legaal of in de vorm van contractarbeid nog tientallen jaren voort bleef bestaan. Hoeveel van die miljoenen Afrikanen heeft Nederland als slaven vervoerd? Daar kreeg ik in Ghana zelfs geen schatting van te horen. Er waren Deense boeken te koop over het Deense slavernij­verleden, er was in het museum in Accra een Zweedse ren toonstelling te zien over de lotgevallen van een Zweeds slavenschip, de Frederiksborg. Ik had het akelige gevoel dat ik van het Nederlandse aandeel in de inter­continentale slavenhandel nauwelijks iets afwist. Had ik er op school iets over gehoord? Ik kan me er niets van herinneren. Zijn er boeken over, toneelstukken, films? Dan heb ik ze nier gezien. Natuurlijk weet ik dar er twee jaar geleden een slavernij-monument in her Amsterdamse Oosterpark is onthuld. Ik weet dat er die dag relletjes waren omdat de afstammelingen van die slaven door onsympathieke hekken weg werden gehouden. Maar verder?

Reisverslag Op weg naar Ghana had ik een boek uit 1602 gelezen: Beschryvinge ende Historische verhael/vant Gout Koninckrijck van Gunea, anders de Gout-custe de Mina genaemtlliggende in het deel van Africa: met haren gelooven/op in ient'handelingen! oft mangelingen /manieren/ talen/en haer gelegentheyt van landen/Steden! Hutten/Huysen en Persoonen. Dit is een reisverslag dat een in Antwerpen geboren Nederlandse koopman, Pieter de Marees heeft geschreven en met prachtige gravures geïllustreerd. De beelden die hij rekent - de mensen,

de dieren, de platte uit boom­stammen gemaakte bootjes - herken je ook nu nog aan de Ghanese kust. Maar Pieter de Marees tekende en schreef in een nog betrekkelijk onschuldige tijd toen dc Hollanders nieuwsgierig en op goud belust in West-Afrika aanlegden. Slavernij mag dan in veel tijden, op veel plaatsen, in veel vormen hebben bestaan, juist in Europa had het niet thuis mogen horen. Ik herinner me dat het christendom oorspronkelijk ook een godsdienst van slaven was, voor christenen waren in principe alle mensen gelijk. De verontwaardiging is dan ook groor als Europeanen door dc "Moren" van Noord-Afrika tot slaaf worden gemaakt.

Nog in 1596 werden in Middelburg 100 Afrikaanse mannen, vrouwen en kinderen vrijgelaten, die zich op een buitgemaakt Portugees schip bevon­den. Omdat ze gedoopte christenen zijn en er in Zeeland geen slavernij bestaat, besluiten de Staten van Zeeland cn de burgemeester van Middelburg dat ze niet mogen worden verkocht. Wel mogen ze in dienst genomen worden door wie belooft zc christelijk op te voeden. De eigenaar van het schip legt zich er niet bij neer en wendt zich tot de Staten Generaal in Den Haag. Zijn verzoek wordt afgewezen, maar een tweede verzoek, direct daarna ingediend, heeft wel succes. De Staten Generaal besluiten dat hij met de Moren kan doen "soe hy 't verstaet", hij mag met ze doen wat hij zelf wil. Waarschijnlijk zijn ze alsnog als slaven naar West-lndië afgevoerd.

Korte tijd daarna zijn alle scrupules in Nederland verdwenen. In 1612 wordr - met uit Nederland meegebrachte bakstenen - Fort Nassau gebouwd in Maure (nu Moree). Er staan nu nog een paar muren van half overeind.

In 1637 wordt Elmina op de Portu­gezen veroverd cn tot het centrum van dc Nederlandse slavenhandel gemaakt. I let fort staat er nu prachtig gerestaureerd bij 0 1 de Nederlandse regering heeft geld gegeven om het nog iets mooier te maken. Elmina is een lief vissersplaatsje, de haven voor het kasteel ligt vol met die platte bootjes die Pieter de Marees al heelt getekend. Het is er erg mooi, maar in het kasteel zie je wel de kelders waar de slaven op doorreis weken werden opgesloten, het balkon waar de gouverneur stond om aardige meisjes uit te zoeken, de rrap waarlangs zo'n meisje naar zijn vertrekken werd gevoerd, de dodencel waar opstandige slaven terecht kwamen en de poort waar­door de slaven naar de schepen gingen om Afrika nooit meer terug re zien.

Niet zwart-wit Er is in het kasteel ook een tentoon­stelling over de lucratieve driehoeks-handel russen Europa, Afrika en Amerika te zien. I r kwamen wapens, alcohol, buskruit, textiel, gebruiks­voorwerpen en snuisterijen uit Europa naar Afrika, mensen, goud en ivoor gingen van Afrika naar Amerika, en suiker, koffie, tabak en hardhout weiden san Amerika naar Europa gebracht. Het wordt in Ghana tot mijn opluchting niet als een louter zwart-wit verhaal gepresenteerd. Het gaat niet alleen om witte handelaren in zwarte slaven. De slaven worden immers door de Nederlanders in de kustplaatsen gekocht van Afrikaanse bondgenoten die oorlog voeren en hun krijgsgevangenen aan de Europeanen verkopen. De blanken zijn ook niet alleen boosdoeners, ze waren in Elmina zelfs geliefd en ze trouwden daar heel vaak met inheemse meisjes. Zwarte mensen met Neder­landse namen zoals Van Dijck kom je in Elmina om de haverklap tegen. Het werd in Elmina als een ramp

Page 45: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

gezien toen de Nederlanders in 1872 het fort aan de Engelsen over deden, omdat er na de afschaffing van de slavernij voor ons geen winst meer te behalen viel.

Je zou ook kunnen betogen dat er VOOr de komst van de Europeanen al slavernij was in Afrika, maar die had een ander aanzien. Krijgs­gevangenen, criminelen, mensen met schulden konden slaaf worden, maar konden weer tot aanzien komen of vrijgelaten worden, ze konden trouwen en kinderen krijgen. In de westerse slavenhandel werden mensen beschouwd als louter handels­waar, gezinnen werden gescheiden, zwangere vrouwen gedood, het lot van het individu deed er op geen enkele manier toe. Elke tijd is tot gruwelen in staat. De slavenhandel is een even grote vloek van het Europese handelskapitalisme als de jodenvernietiging tijdens de Tweede Oorlog een zonde is van het industriële kapitalisme. Maar wat wist ik voor­dat ik naar Ghana ging nu eigenlijk van de slavernij? Natuurlijk, ik had Steven Spie/bergs film Amistad gezien en De zwarte met het witte hart van Arthur Japin gelezen, maar daar hield het zon beetje mee op.

Onwetend Terug in Nederland bleek het voor een deel mijn eigen fout. Ik had een grote theatervoorstell ing gemist over dc Nederlandse slavenhandel: Zeeuws Slavernij Moment, in mei gespeeld in het kader van het Zeeuws Jaar van de Slavernij (dat liep van juli 2004 tot juli 2005, had u er van gehoord?). Het was een voorstelling waaraan tientallen mensen uit de hele wereld deelnamen, dansers, zangers, acteurs, in dramatische, vrolijke en lyrische scènes. De tekst is van Thea Doelwijt. Dienke Hondius maakte een prachtig en helder pro­grammaboekje, waaruit ik hierboven

Plattegrond slavenschip 'Brookes'1788 coll. Rijksmuseum Amsterdam

het verhaal over het Portugese schip in Middelburg heb overgenomen.

Maar er is meer. Sinds kort is er een instituut met een moeilijke naam: Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis, afgekort NiNsee. Hun leuze is niet voor niets: "Doorbreek de stilte!" Er zijn blijk­baar meer mensen zo onwetend als ik was. Er is een uitstekende website: www.ninsee.nl. een goed foldertje en in Amsterdam een Slavernij-museum op loopafstand van het slavernijmonument in het Ooster­park en vlak bij het Tropen Instituut. De tentoonstelling in het museum is heel mooi vormgegeven, met veel ruwe houten planken. Helder wordt de geschiedenis van de slavernij vertelt, het gaat ook over de manier waarop de slaven door abjecte theorieën over menselijke "rassen" werden ontmenselijkt, over het verzet van de slaven en de pogingen hun individuele geschiedenissen te achter­halen.

Op een videofilm van Erank Zichem springt burgemeester Job Cohen van Amsterdam op de fiets en toont de overblijfselen van de slaventijd die te vinden zijn in zijn stad. Op een andere film zien we nakomelingen van slaven venellen over mensen die te maken hebben met verleden en heden van de slavernij.

Er is tegenwoordig in rechtse kring een roep om meer aandacht voor de Nederlandse geschiedenis, voor de Nederlandse cultuur, voor Nederlandse

normen en waarden. Mevrouw Verdonk roept om de haverklap dat wij dit hier niet doen en dat hier niet doen, alsof Nederlanders altijd zulke ethische lieverds en moedige helden zijn geweest. Leerlingen van buitenlandse afkomst zouden ontzag moeten krijgen voor vaderlandse helden en zeevaarders. Allemaal mooi, maar zouden leer­lingen van Nederlandse afkomst niet ook eens wat meer geconfronteerd moeten worden met de daden van Nederlandse massamoordenaars en nietsontziende schurken, met de Nederlandse hypocrisie als het om mensenhandel en geld verdienen gaat? Ik ben niet voor verplicht stellen van wat voor bezoek dan ook, maar ik zou graag meer schoolklassen in het nieuwe Slavernijmuseum willen tegenkomen, ook en juist leerlingen die van Nederlandse afkomst zijn. Beschouwen we het slavernijverleden niet veel te veel als iets waar alleen de nakomelingen van de slaven mee te maken hebben? Het is mooi dat er om meer belangstelling voor het Nederlands verleden en het Neder­lands erfgoed wordt gevraagd. Maar het Nederlandse slavernijverleden maakt daar helaas een belangrijk onderdeel van uit.

Max Arian

Het slavernijmuseum is open van woensdag tot en met zondag van 13.00 tot 17.00 uur. Ninsee, Linnaeusstraat 35F, 1093 EE Amsterdam, tel. 020 5688568, fax 020 5688567, www, ninsee. nl

Page 46: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

AUSCHWITZ HERDENKING ZONDAG 29 JANUARI

Page 47: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

Ontmoetingen met moslima's Amsterdam telde in 2005 maar liefst 174 verschillende nationaliteiten. Al deze nationaliteiten leven zo dicht bij elkaar in dezelfde stad of zelfs in dezelfde straat en toch leren we elkaar maar nauwelijks kennen. Om deze reden waren wij erg enthousiast toen we werden gebeld over het AïTl/O-voorstel. Het plan was bijeenkomsten voor joodse en Marokkaanse meiden te organiseren om elkaar zo beter te leren kennen en leuke dingen te ondernemen. Inmiddels zijn we twee bijeen­komsten verder en is de derde alweer gepland. De eerste bijeenkomst was Voornamelijk om kennis te maken met elkaar. Onze huiskamer was gevuld met dertien vrouwen, die allemaal benieuwd waren naar de ander. Het was meteen al erg gezellig; het vele eten dat iedereen had mee­gebracht droeg daar uiteraard aan bij. Wc hebben in totaal meer dan drie uur gekletst, over van alles en nog wat. Omdat we allemaal ongeveer dc/ellde leeftijd hebben en in Amster­dam wonen, lijken onze levens

behoorlijk op elkaar. Bij onze tweede ontmoeting zijn we naar het Bijbels Museum op de Heren­gracht gegaan. Daar was een expositie over Joden in Marokko; perfect voor ons groepje. We kregen een rond­leiding van een Marokkaanse vroviw,

die de expositie had ingericht. Na de tour hebben we gezellig met z'n allen nog een glaasje (Marokkaanse) thee gedronken met wat (kosjere) koekjes erbij. Toen is er meteen een plan gemaakt voor de volgende bijeen­komst; een dagje naar Antwerpen. Eerst een wandeling door de joodse wijk en daarna avondeten in een Marokkaans restaurantje.

Veel vragen Zoals blijkt uit de verschillende ont­moetingen, proberen we steeds een beetje van beide culturen te combi­neren. Dit lukt tot nu toe prima. Natuurlijk zijn er veel dingen waar we anders over denken en die we anders zouden doen, maar er zijn ook zoveel dingen waar wc hetzelfde over denken. Ook stellen we veel

vragen aan elkaar en blijkt iedereen nieuwsgierig te zijn naar de verschillen, maar dus ook naar de overeenkomsten russen de groepen. Er komt uiteindelijk behoorlijk veel overeen als je de Islam en het jodendom vergelijkt. Het is heel interessant om het hier samen over re hebben, maar daarnaast hebben we ook veel gesproken over ons verdere, seculiere, leven. Van tevoren waren we bang dat de nadruk bij de ontmoetingen heel sterk zou komen te liggen op het geloof, in plaats van op het feit dat we allemaal in Amsterdam wonen, vrouw zijn en toevallig ook nog eens een geloof aanhangen. Uiteindelijk bicken juist deze verschillende kanten, die alle deelnemende vrouwen in zich hebben, een goede basis om met elkaar samen te komen. Dit uitgangspunt heeft ervoor gezorgd dat wc elkaar steeds beter kunnen leren kennen, zonder vooroordelen. We hopen dat er nog vele van dit soort ontmoetingen zullen volgen.

J o n a h Sar fa t i j e n Eva Po lak

Mevrouw W. Visser-Baak is op zoek naar Jetje Tabak, die van 1939 tot november 1944 op de Roelof Venema-school in Nieuwer Amstel (nu Amstelveen) zat. Mevrouw Tabak woonde op het Keizer Karelplein. Mevrouw Baak is zeer benieuwd hoe het Jetje vergaan is. Reacties graag naar rel. 0592-613798

Mevrouw Hlisabetli Stranden is op zoek naar mensen die onderstaande personen gekend hebben: Hartog Stranders, geboren 25-8-1894, in november 1942 naar Auschwitz gedeporteerd, gestorven in Gross Rosen op 31 maan 1944 Eva Stranders-Kalker, geboren 4-2-1905, werd in november 1942 naar Auschwitz. gedeporteerd en aldaar 3 dagen later vergast. Hans Stranders, geboren 20-8-1937, werd in november 1942 naar Auschwitz gedeporteerd en een jaar later vergast. Mevrouw Stranders wil ook graag weten wat het Kinderheim te Amsterdam inhield. Reacties graag naar tel. 071-5174786.

Ko Balk is op zoek naar informatie over Cornelia Balk-Klein geboren 4 oktober 1905, get rouwd met Hcndrikus Johannes Balk. Gornelia Balk-Klein (dochter van Herman Klein en Mina Klein-Hollander) , woonde van 04-10-1905 tot vertrek naar Auschwitz, op de Piusstraat 8 in Tilburg. Tevens is de heer Balk op zoek naar een eventuele foro, vraagt hij zich af wie hem eventueel verder kan helpen en of iemand weet of er misschien nog familie in leven is? Reacties graag naar 0317-613885 of 06-539789791.

Page 48: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

H e r g o De slager met 'n koksmuts

Beethovenstraat 4 9 Amsterdam

Buitenveldertselaan 40 Amsterdam

Buitenveldertselaan 1 6 6 Amsterdam

Maasstraat 5 3 Amsterdam

Partyservice Amsterdam

Binnenhof 6 C Amstelveen

De slager met 'n koksmuts www.hergo.nl

KAPSALON V A N W E E R D E N B U R G

"Gewoon de beste"

Behandeling volgens afspraak

Zoekerstraat 5 1054 LP Amsterdam Tel. 020 - 612 7354

centrum informatie en documentatie

ISRAËL Centrum voor Informatie

en Documentatie Israël

2502 AP Den Haag, Postbus 11646,

tel. 070-3 64 68 62 [email protected]

'P pegasus boekhandel

Singel 367

1012 WL Amsterdam www.pegasusboek.nl

Specialisten in Slavistiek & Oost-Europa • proza en poëzie

• taal- en letterkunde

• woordenboeken

• leerboeken

• geannoteerde/

tweetalige uitgaven

• kinderboeken

• proza en poëzie in vertaling

• secundaire literatuur

• oosteuropa-kunde

• kunst

• reisgidsen

• tijdschriften

• video & cd

tel (020) 623 11 38

fax (020) 620 34 78

e-mail [email protected]

Page 49: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

'Auschwirz': Journalist en programma maker Laurence Rees is directeur van BBC '. History Programmes en producer van een BBC-documentaire over Auschwitz. In dit aangrijpende boek verhaalt Rees hoe Auschwitz van oorspronkelijke Poolse kazerne (de eerste Poolse gevangenen kwamen aan op 14 juni 1940) kon uitgroeien tot een van dc grootste vernietig­ingskampen. Hier werden meer dan 1,5 miljoen mensen vergast, voor­namelijk Joden, maar ook Sinti cn Roma. Auschwitz vormde daarmee een van de pijlers van de Endlösung, het plan van de nazi's om alle be­volkingsgroepen die niet voldeden aan het Arische ideaal om te brengen. In tegenstelling tot de geschiedenis van genocide heeft het kamp een onmiskenbaar einde, dc bevrijding op 27 januari 1945. Laurence Rees analyseert de mentaliteit en motieven van de belangrijke nazistrategen en hij laat slachtoffers én daders van de meest afschuwelijke misdaden jegens de mensheid aan het woord. De bestudering van Auschwitz biedt naast inzicht in het nat ionaal-socialisme ook de gelegenheid te begrijpen hoe mensen zich gedragen in de meest extreme omstandig­heden die de geschiedenis heeft laten zien. Rees wist beslag te leggen op filmmateriaal uit recent geopende Russische archieven en stelt ook minder bekende feiten zoals een bordeel in Auschwitz aan de orde. I V door Rees gemaakte documentaire werd in 2005 diverse keren op televisie uitgezonden. Ijiurence Rees, 'Auschwitz' Uitgeverij Ambo I Anthos, 2005. (330 blz.) ISBN 90-5108-927-9, € 24,95

'Doodgeslagen Doodgezwegen': Dr. Klaus Muller, werkzaam als museum consultant voor diverse culturele in­stellingen, waaronder het United States Holocaust Memorial museum in Washington, was de drijvende kracht achter documentaire Pamgraph 175, die het lot behandelt van door de nazi's vervolgde homoseksuelen. In 'Doodgeslagen Doodgezwegen' heeft hij recent onderzoek naar de vervolging van homoseksuelen door het naziregime in Duitsland en bezette gebieden zoals Nederland in beeld gebracht. Tijdens dc bruisende jaren twintig kende de Duitse Weimarrepubliek een openlijke homoseksuele cultuur. Na het aan de macht komen van de nazi's kwam hieraan abrupt een einde en een vermoeden van homo­seksualiteit was al voldoende reden om iemand te arresteren. Buren, collega's of zelfs op straat passerende burgers deden maar al te graag aan­gifte. Muller is over deze houding geschokt: "Je werd gewoon erg in de gaten gehouden. Je buren berichtten dat je je gordijnen had dichtgetrokken, een kwartier nadat een jonge man op bezoek kwam." Naar schatting 100.000 mannen werden gearres­teerd; de helft belandde in de gevangenis en 10 tot 15.000 werden na hun tuchthuisstraf gedeporteerd naar concentratiekampen. Hier kregen zij extreem zware klussen waardoor 6 tot 9.000 de kampen niet over­leefden. Ook de gestraften die niet in de kampen terechtkwamen, hadden het zwaar, zelfs nog na hun gevangen­schap. Muller: "De gevangenen moesten hun gevangenisstraf zelf betalen, per dag. Veel mannen konden dat niet en dan gebeurde her vaak dat ze terug de cel in gingen. Verder konden ze hun pensioen kwijtraken, mochten ze niet meer studeren, raakten ze hun titel kwijt: alles wat te maken had met hun professionele carrière en financiële situatie".

D O O D G E S L A G E N D O O D G E Z W E G E N K t A U » W B R V O L C J i r j l ? V A M H D M O » ' B U I I , N

Omslag boek Doodgeslagen, doodgezwegen

In West-Duitsland bleef de nazistische wetgeving tegen homoseksualiteit van kracht tot eind jaren zestig. Ook na 1945 werden de homoseksuele vervolgden (met name mannen) niet erkend als slachtoffer noch werd er weinig aandacht aan besteed in schoolboeken, standaardwerken of herinneringscentra van vroegere nazikampen. Historicus Klaus Muller stelde de bundel samen met behulp van persoonlijke getuigenissen, justitiële strafdossiers en uniek beeldmateriaal. 'Doodgeslagen Doodgezwegen' geeft een beklemmend beeld van veel persoonlijke verhalen over de homovcrvolging en toont de mechanismen van een totalitaire maatschappij die zijn onderdanen tot in de int iemste onderdelen controleert. Klaus Muller, 'Doodgeslagen, Dood­gezwegen, Vervolging van homoseksuelen door het nazi-regime 1933-1945. Uitgave Schorrer Boeken Amsterdam, 2005, (340 blz.) ISBN 90-77334-127-2, € 22,50

Marjon de Klijn

Page 50: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

Agenda 'Verzetsmuseum verandert in vredesfabriek, Het Verzetsmuseum in Amsterdam is kort geleden uitgebreid met een afdeling met een permanente expositie over de oorlog en het verzet in Nederlandsch Indic. Kort voor de kerstvakantie opent in het Verzetsmuseum de kindertentoonstelling De Vredesfabriek. In deze fabriek staan vijftien machines met tientallen apparaten: de bezoekers produceren vrede en vrijheid. Met gereedschap als een tolerantiemcter, machtssorteerder, conflictrol, oorlogsverkenner, zondcboktnolen, spijlbuis, monumentenwiel en oorlogsdemper krijgen jongeren inzicht in hun eigen gedrag. In een fabriek moet worden gewerkt: bezoekers maken keuzes, voeren opdrachten uit en toetsen hun mening. De fabriekssfeer wordt ondersteund met licht- en geluidseffecten. De Vredesfabriek is gericht op schoolgaande jongeren op drie niveaus: groep 7 en 8 van de basisschool, het VMBO en de eerste twee leerjaren van HAVO/VWO. Met een routekaart in de hand komen ze er gaandeweg achter dat de expositie eigenlijk over henzelf gaat; over eigen waarden, houding en gedrag. De expositie leent zich ook uitstekend voor een familiebezoek. Verzetsmuseum, Plantage Kerklaan 61 , Amsterdam. Tot 14 mei 2006.

*Het OorlogsVerzetsMuseum Rotterdam organiseert de tentoonstelling "over muziek" (in de oorlog). met: Kid Dynamite, Glenn Miller, Vera Lynn, Dick Willcbrandts, Jacques van Tol en vele anderen Het verhaal wordt verteld met muziek, met foto's, originele kranten, voorwerpen, documenten en bewegende beelden. De tentoonstelling laat de betekenis van muziek in oorlogstijd zien: propaganda, overleven, protest, bevrijding en bindmiddel. Horen, zien en herinneren De tentoonstelling besteedt aandacht aan verboden muziek, aan muziek van de bezetter, van de collaborateurs, van de geallieerden, aan muziek bij de mobilisatie en muziek bij de bevrijding. Er zijn luisterpunten in de opstelling waar de bezoekers muziekfragmenten kunnen beluisteren. Een deel van de tentoonstelling belicht de Rotterdamse kant van het onderwerp. Bij de tentoonstelling is een educatief programma opgezet voor groep 7 en 8 van het basisonderwijs en de klassen 1 en 2 van het voortgezet onderwijs. Daarin wordt ingegaan op muziek en emorie en wordt de relatie mer protcsrmuziek van vandaag gelegd. OorlogsVerzetsMuseum Rotterdam, Veerlaan 82/92, 3072 ZZ Rotterdam, 010-484 89 31. Tot en met 25 juni 2006

Vooraankondiging: *Anne Frank - haar leven in brieven Amsterdams Hisrorisch Museum, Nieuwezijds Voorburgwal 357/ Kalverstraat 92, Amsrerdam, periode 12 april 2006 t/m 3 september 2006

'Etty Hillesum in Israël De geschriften van Etty Hillesum worden binnenkort in Israël op het toneel gezet. Een groep toneelspelers van Habima uir Tel-Aviv en Kahn uit Jeruzalem heeft besloten dar het juist nu in Israël zeer noodzakelijk is de gedachtewereld van Etty Hillesum weer te geven, vooral de gedachte dat liefde de plaats van haat in moet nemen. Informatie: Frits de Wit (coördinator), Rechov Sireni 10/2, 76.212 Rehovot, tel/fax: 00.972.8.945.25.84 c-mail : [email protected]

Page 51: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

In blijvende herinnering aan de overlevenden van Auschwitz, die het Nederlands Auschwirz Comité hebben opgericht.

Nederlands Auschwitz Comité

Ere-lid: drs. Eva Tas Voorzitter: jacques Grishaver Vice-voorzitter: Carry van Lakerveld Secretaris: Herbert Sarfatij 2e Secretaris: Ruud Wolff" Penningmeesters: Ronald van den Berg John van Cleef Secretariaat-Postbus 74131 1070 BC Amsterdam tel/fax 020 - 67 233 88

website: www.auschwitz.nl E-mail: [email protected]

Financiële administratie: telefoonnummer: 020-4287684 E-mail: [email protected] rflfr«MHg.-ABN / AM RO: 414.646.282 Postbank: 29.30.87 IBAN: NI.53ABNA0414646282 BIC: ABNANL2A

AUSCHWITZ BULLETIN: Eindredactie: Clairy Polak

Redactie: Max Arian Emilie Kuijt Carry van Lakerveld Beitje Leuw Nienke Ledegang Theo van Praag

Red. secr.: Marjon de Klijn

Redactieadres: Postbus 74131 1070 BC Amsterdam E-mail: [email protected]

Abonnementenadministratie: Knoopkruid 54 1112 PV Diemen tel./fax: 020 - 600 34 55

Voor dc inhoud van de artikelen die ondertekend zijn is alleen de auteur verantwoordelijk.

DRUK: Drukkerij Peters Amsterdam bv

Fondsen Buiten de jaarlijkse bijdrage bestaat er ook de mogelijkheid om donaties aan onze fondsen over te maken. Voor deze giften kunt u ook in aanmerking komen voor aftrek bij uw aangifte inkomstenbelasting. De rekeningnummers waarop u extra giften kunt storten zijn:

Steunfonds 47.02.27-621, t.n.v. de Stichting Steunfonds Nederlands Auschwitz. Comité, Amsterdam. Doelstelling: het ondersteunen van projecten van derden die vallen binnen het kader van onze doelstellingen, vanuit de opbrengsten van dit fonds.

Reisfonds 62.41.91.850, t.n.v. het Nederlands Auschwitz Comité, Amsterdam. In de toelichting bij de Jaarcijfers over 2002, heeft u reeds enige informatie over het doel en onze intentie met betrekking tot dit fonds kunnen vernemen. Wij kennen de noden en kunnen u op de hoogte brengen van de voorwaarden cn mogelijkheden.

Voor het honoreren van aanvragen om in aanmerking te komen voor ondersteuning zal de aanvraag aan een neutraal adviescollege worden voorgelegd teneinde iedere vorm van belangenverstrengeling te voorkomen.

Mocht u geïnteresseerd zijn en meer informatie willen hebben over één van onze fondsen dan kunt u contact met ons op nemen via [email protected] of telefonisch onder nummer 020-4287684.

Legaten en nalatenschappen Het Nederlands Auschwitz Comité streeft ernaar extra inkomsten re gebruiken voor nieuwe projecten, - met name voor educatie op het gebied van de herinnering van de shoah - en om de toekomst van het Nederlands Auschwitz Comité als organisatie veilig te stellen. Legaten en nalatcn-schappen kunnen daarbij een belangrijk hulpmiddel zijn. Ook is het mogelijk dat erflaters door het instellen van een apart fonds hun naam rechtstreeks aan een dergelijk doel verbinden. Mocht u over dit onderwerp of over de fiscale aspecten meer willen weten, dan nodigen wij u uit contact met ons op te nemen via [email protected] of telefonisch 020-4287684.

Page 52: Auschwitz Bulletin, 2006, nr. 01 Januari

V R O E G E R l / E R T R O K H I E R

D E T R E I N K A A R

A U S C H U A T 2 .

WANNEER WORDT DE WERELD WU2ER* Crmtrool J-OÖO» Onmlr$ «Mnu.cfo.ni

Toen lagen er kennelijk geen blaadjes op de rails.