Download - Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

Transcript
Page 1: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

42ste jaargang, nr. 1, januari 1 998. Verschijnt 5 x per jaar

Een uitgave van het Nederlands Auschwitz Comité; postbus 74131,1070 BC Amsterdam

A u s c h w i t z B u l l e t i n

Page 2: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

Nederlands Auschwitz Comité De kruidentoren Ere-voorzitter: Annetje Fels-Kupferschmidt

Plv. voorzitter: Jacques Grishaver

Secretariaat: Herbert Sarfatij Postbus 74131 1070 BC Amsterdam tel/fax 020-67 233 88

Pen n ingm eest er: Joop Waterman Wulp 30 1111 WJ Diemen tel/fax 020-699 65 62 E-mail: [email protected]

ABN/AMRO: 400.175.088 Postbank: 29.30.87 en 48.755.00

Het doel van de Stichting Nederlands Auschwitz Comité is: * het realiseren van de zinspreuk

"Nooit meer Auschwitz"; * het ageren tegen alle vormen van

fascisme, racisme en anti­semitisme;

* het bevorderen van het welzijn van de in de tweede wereldoorlog ver­volgden en hun nabestaanden;

* het verrichten van alles wat met het voorgaande verband houdt, alles in de ruimste zin

COLOFON:

Hoofdredactie: drs. Eva Tas Eindedactie: Clairy Polak Redactie: Max Arian

Theo Gerritse Theo van Praag Teresien da Silva Carla van Thijn

Redactieadres: Marketenster 25 1188 DC Amstelveen tel: 020-64 522 76

06-54 284 991 Aboti nementenadm in istratie: Knoopkruid 54 1112 PV Diemen tel: 020-699 06 58 fax: 020-600 34 55

Een tijd geleden viel mijn oog op een kunstig zilveten totentje met een vlaggetje et op. Het is eigenlijk een kruidendoosje en wondt gebtuikt bij het zeggen van de broche tet uit-geleiding van de sabbat. Ik herkende het, omdat ik ooit met mijn moeder voor de etalage van een antiquait in Amsterdam stond waar twee van det-gelijke torentjes te koop werden aan­geboden. "Ach", zei ze, "We hadden er vroeger twee thuis". "Waar zijn ze nu?", vroeg ik onnozel. "Verdwenen" zei ze, met een gebaar waaruit ik op­maakte dat er nog veel meet verdwe­nen was. Mijn kruidentorentje vond ik in een onooglijk tommelwinkeltje van een Roemeens provincie stadje. Voot een paat dollar kocht ik het antieke ding, zette het op een plankje in de keuken en keek er voorraan met tevredenheid naar. Het zilveren torentje had een paar maanden in mijn keuken ge­staan, toen ik op een motgen me plot­seling afvroeg hoe het eigenlijk in het rommclwinkeltje terecht was geko­men. Er waten helemaal geen joden meer in deze Roemeense uithoek, want de geschiedenis had ook hier huisgehouden. Langzaam maarzeker sloeg mijn fantasie op hol en tenslotte kon ik niet meer naar het ding kij­ken zondet het drama te zien dat zich misschien wel rond mijn nieuwe be­zit had afgespeeld. Om aan de kwel­lende gedachtes, die het ktuiden-torentje opriep, een einde te maken, verwijderde ik het uit mijn omgeving.

Brandend verwijt Verleden week moest ik er weer aan denken. De ochtendkrant meldde dat ambtcnaten van het ministetie van financiën bij opbod spullen hadden gekocht die net als mijn torentje ont­heemd waten geraakt. Maar de spul­len die zij hadden gekocht waren minder raadselachtig dan het mijne. Er kon geen misverstand hebben be­staan over wat zij kochten, en iedete

fantasie rond de voorwerpen was ste­vig verankerd in de absolute zeker­heid over de ondergang van de Ne­derlandse joden. En dus stelde ik me voot hoe detgelijke voorwerpen staan, hangen en liggen, op de dressoirs, aan de muren en in de lades van zovele ambtenaren-huizen in Rijswijk of Den Haag. Alleen onverschilligheid kan het brandende verwijt dat uit al deze voorwerpen straalt, doven.

Onverschilligheid Er gaat nu geen dag meer voorbij of de ochtendkrant komt met nieuwe onthullingen en het lijkt erop als^L die onthullingen allemaal over ge f l ^ waardepapieren, kunstvoorwerpen, antiek en zilverwaar, over verzeke­ringspolissen, rentepercentages en huizenbezit gaan. Het lijkt erop, maar het is niet zo. Het lijkt te slaan op de Nedetlandse joden, die in een wijdvetbreid volksgeloof met geld, kunst en aandelen wotden geassocieerd. Het lijkt zo, maat een zeer groot gedeelte van deze joden, hadden geen geld, geen huizen, geen bezit. Een groot deel was straatarm. De onthullingen en de toep om tot de bodem de financiën uit te pluizen dreigen de ware ziekte, waarvan ge­roofd bezit slechts een klein symp­toom is, aan het zicht te ont t rekke^^ De ziekte heet 'onverschilligheid' en heeft vanaf het begin de ondergang omhuld. Nederland heeft na 1945 een beeld van zichzelf gemaakt, dat niet strookt met de wetkelijk heid. In Nederland werden de joden door onverschillige ambtenaren van politie uit hun hui­zen gehaald, doot onverschillige bur­gers verraden, door onverschillige machinisten vervoerd en het handje­vol dat levend aan het eind van de oorlog, bij de grens Nederland weer binnentrok, werd even onverschillig ontvangen. In Nederland werden re­cords gebroken; relatief het hoogste aantal gedeporteerden, de grootste

Page 3: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

medewerking aan het uitzenden voor de Arbeitseinsatz, het hoogste aantal collaborateurs en vrijwilligers voor het Oostfront. Maar Nederland heeft massaal daarover gezwegen. Be­vreemd keek men naar Zwitserland of Frankrijk en het openlijke excuus van de bankiers, de schrijvers of de grenswachten. Hier heeft zoiets nooit plaatsgevonden, omdat het beeld dat Nederland van zichzelf heeft, haar niet noopt dat te doen.

Grondige analyse nodig En nu, door een archief, slordig ach­tergelaten in een of ander grachten­pand, is er een barst gekomen in het beeld en belooft men tot op de bo-)flem te gaan. De bodem die bedoeld wordt is die van het geld en geroofde bezittingen. Maar dat is nu niet

meer genoeg. Dit moment, vlak voordat we de noodlottige twintig­ste eeuw achter ons zullen laten, vraagt om een grondige analyse van wat er in een maatschappij zo mis heeft kunnen gaan en waar de on­verschilligheid vandaan is gekomen. Niet alleen om eindelijk recht te doen aan hen die er het slachtoffer van werden, maar ook omdat on­verschilligheid in de toekomst levensbedreigend kan zijn. In deze dagen kan ik het niet nalaten te den­ken aan de onverschilligheid waar­mee een Iraniër ons land werd uit­gekeken, de onverschilligheid waar­mee hij aan zijn lot werd overgela­ten en de onverschilligheid die volgde op zijn verdwijning. Ik weet, er is geen parallel en toch moest ik er aan denken.

De Liro-archieven, de fondsen bij de Nederlandse Bank, de nooit terugbe­taalde tegoeden, het geroofde klein­en grootgoed, vraagt natuurlijk om een parlementaire enquête, maar als zon enquête over dat alleen gaat, doet zij onrecht aan al die tienduizenden, die niets hadden om van te roven en toch verdwenen. Misschien hoeven de ambtenaren de opgekochte spullen niet eens terug te geven. Misschien is het beter dat ze ten eeuwigen dagen als waarschuwing op hun dressoirs blijven staan en con­stant het beeld van de lotgevallen van de vroegere eigenaren oproepen. Een maning aan de mensen om zich te bekommeren en nooit onverschillig te zijn.

Hans Fels

BON Wilt u zich gratis abonneren op dit blad of heeft u fami- ontvangen zij vijf maal per jaar het blad van het Neder-lie, vrienden of kennissen die op de hoogte willen blijven lands Auschwitz Comité. Aan het abonnement zijn geen van de activiteiten van het Nederlands Auschwitz Comité? kosten verbonden. Wel ontvangen alle abonnees één Als u onderstaande bon invult en opstuurt naar: maal per jaar een acceptgirokaart voor een vrijwillige

| Het Nederlandse Auschwitz Comité, donatie ten behoeve van de voortgang van het werk van Knoopkruid 54, 1112 PV Diemen, het Nederlands Auschwitz Comité.

Naam:

Adres:

Postcode en woonplaats.

Land:

Opsturen naar: Het Nederlands Auschwitz Comité, Knoopkruid 54, 1112 PV Diemen

(als u dit blad niet wilt beschadigen kunt u de bon ook fotocopiéren of overschrijven)

Page 4: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

Auschwitz herdenking 1998 Op zondag 25 januari organiseert het Nederlands Auschwitz Comité dc jaar­lijkse Auschwitz-herdenking bij het Spiegelmonument 'Nooit meer Auschwitz' van Jan Wolkers in het Wertheimpark in Amsterdam. Aan­sluitend vindt een reünie-lunch plaats in het Europarestaurant van de RAL

Verzamelpunt is het Stadhuis. Vanaf 10.30 uur is de Boekmanzaal\i2s\ het Stadhuis open en bereikbaar via de hoofdingang aan de Amstelzijde. In de Boekmanzaal wordt koffie en thee geschonken. Om 11.30 uur vertrekt de Stille Tocht naar het Wertheim­park. Het Rode Kruis is aanwezig met enkele rolstoelen.

De herdenking begint om 12.00 uur met een toespraak van burgemeester Schelto Patijn van Amsterdam, ge­volgd door het Kaddisj en Jizkordoor rabbijn Sonny Herman. Vervolgens kunnen organisaties en particulieren hun kransen en bloemen bij het mo­nument leggen. Kransen en bloemen kunnen even­tueel op zaterdag 24 januari, tussen 10 en 14 uur, worden afgeleverd bij de Portiersloge van het Stadhuis, in­gang Waterlooplein.

U kunt het Stadhuis het beste berei­ken met het openbaar vervoer: me­tro en sneltram 51 (halte Waterloo­plein) of tramlijnen 9 en 14 (zelfde halte). Na de herdenking staan te­

genover de uitgang van het Wert­heimpark bussen klaar voor de men­sen die kaarten aangevraagd hebben voor de reünie in de RAL Van Stad­huis naar de RAI kunt u ook met sneltram 51 en verder is de RAI te bereiken met tramlijn 4 en bus 15.

Mocht u met de auto komen, dan kunt u parkeren in de parkeergarage onder het Stadhuis/Muziektheater, de parkeergarage op de hoek van de Joden Breestraat (onder Albert Heijn) en het parkeerterrein naast de hoofd­ingang van Artis. Deze parkeerplaat­sen zijn niet gratis. Zij die in het bezit zijn van een invalidenparkeer-vergunning kunnen parkeren bij de hoofdingang van het Stadhuis/ Muziektheater, maar alleen op ver­toon van de vergunning! Rondom de RAI zijn voldoende par­keerplaatsen en u kunt ook parkeren in de RAI-parkeergarage (dagkaart kost 15,00 gulden).

De restaurantzaal van de RAI gaat om 13.00 uur open. De reünie be­gint om 13.30 uur met een toespraak van psychiater prof. Dr DJ. de Levita, die zal spreken over het thema 'De verbinding van het heden met het verleden, speciaal over kinderen in oorlogssituaties'. Voordat de lunch begint, bieden wij u een optreden aan van de zangeres Liesbeth List. De lunch zelf zal wor­den opgeluisterd door een optreden van het Salonorkest Primrose.

Voor de reünie dient u in het bezit te zijn van toegangskaarten.

In de restaurantzaal staat weer een boekentafel. Een deel van de op­brengst van de boekenverkoop komt ten goede aan het Auschwitz Comité.

Het programma samengevat:

10.30 uur: Verzamelen voor de Stille Tocht in de Boekmanzaal van het Stadhuis in Amsterdam, via de hoofdingang aan de Amstelzijde. M

11.30 uur: Begin Stille Tocht naar ^ het Wertheimpark.

12.00 uur: Herdenking bij het Auschwitz Monument. Rede door burgemeester Patijn van Amsterdam. Kaddisj en Jizkor door rabbijn Sonny Herman.

12.30 uur: Vertrek bussen naar de RAI.

13.00 uur: Europarestaurant van de RAI open.

13.30 uur: Begin lunch en reünie sprekers: Professor Dr D.J. de Levita, Jacques Grishaver, voorzitter N.A.C, a.i. muziek: Liesbeth List ^ Salonorkest Primrose

16.00 uur: Einde reünie.

Tot ziens op 25 januari! Nederlands Auschwitz Comité

CAFE OVERTOOM O v e r t o o m 417

A 'dam

Tel. 020 - 68939113

kwaliteits slagerij

Beer Ook kosjere vleeswaren

Hoofddorpweg 27 Amsterdam

Tel. 020 - 615 81 76

Page 5: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

U kunt toch wel lopen! De onthullingen in het weekblad De Groene Amsterdammer en in andete kranten ovet het vergeten LiRo-ar-chief, de ondetlinge veiling van joodse goederen door ambtenaten van het Ministerie van Financiën en de verdere gebreken in de afwikke­ling van joodse bezittingen door de Nederlandse overheid, hebben bij velen herinneringen boven doen ko­men aan de koude, onverschillige en vijandige ontvangst die tetugge-keerde joodse slachtoffets ondervon­den van de kant van de Nederlandse overheid en een deel van de Neder-

Ilandse bevolking. Sonja Kiek, oud-Auschwitz-gevangene, heeft spontaan haar herinneringen aan de bejege­ning die zij bij haar terugkeer on­dervond op papier gezet.

'De tijd heelt alle wonden' luidt het gezegde, maar niets is mindet waat. Ja, in het begin komt er een vliesje over je wonden, maar hoe langer het geleden is, hoe zwaatder en zwaar­der wordt het vliesje en je voelt nog altijd de pijn. Met wat et nu over ons heen is ge­komen, is die wond weer een open zweer geworden, waar geen medicijn voor bestaat. De televisie en de ra­dio brengen mij terug naar het ver­

deden, waar ik altijd mee rondloop, maar het lijkt nu alsof alles pas gis­teren is gebeurd.

Trouwring Ik wist dat mijn lieve Oudets had­den 'ingeleverd' (zo heette dat) bij de bank Lippmann-Rosenthal-Sarphatistraat. Het ging om tinnen vootwerpen, prachtig koper en di­verse kleinigheden. Ik hoor mijn Moeder nog tegen mijn Vader zeg­gen: 'Ik breng mijn trouwring, dan geven we iets waat ze op hameren en jij geeft ze niets.' Zij was een flinke vrouw. Toen de wetten tegen de jo­den zwaarder wenden had zij in de keuken al de gaspitten open gedraaid.

Op dat moment wilde zij niet meet. Later had zij alle dingen van waarde meegegeven aan onze hulp in de huis­houding, die al jaren bij ons was en eigenlijk niet meer bij joden mocht werken. Zij deed het toch en nam elke keer iets mee naar haar huis. De vrouw van mijn Moeders broer vond dat niet zo vetstandig, omdat het arme mensen waren. Zij gaf zelf haar prach­tige groene velours-chiffon gordijnen, de schilderijen en nog wat kostbare kleinigheden liever aan een beter ge­situeerde buurman. Hij was een van de eerste verwarmingsmonteuts in Amsterdam, en deze zaken werden doorgegeven door een luchtpijp.

Geen Nederlandse moeite Mijn Ouders gingen, samen met mijn jongete zusje, op 20 juni 1943 op transport naar Sobibor. Ik heb ze nooit meer tetug gezien. Zelf kwam ik op 13 juni 1945 terug na in de kampen Westerbork, Theresienstadt, Auschwitz-Birkenau en Grosz-Rosen te zijn ge­weest. Op 21 januari 1945 werden wij in Grosz-Rosen bevrijd door de Russen. Er was nooit sprake van dat et van Nederlandse kant moeite werd gedaan je terug te laten komen en na allerlei omzwetvingen werd ik in Kosice, in Tsjechoslowakije, opgenomen door een joodse familie. De heer des huizes was de schoenmaker van presi­dent Benesj en de president zorgde er persoonlijk voor dat ik wat kleren kreeg. Hij vroeg me op de thee en wilde mijn hele geschiedenis hoten. Later, in Pilsen, werd er nog niets uit Nederland vernomen en toen er een vliegtuig naar België ging, besloot ik mee te gaan naar Brussel. De pap stond op het vuut, die heb ik zo laten staan. In Btussel werden we onderge­bracht bij het Leger des Heils en ver­zorgd en meegenomen door verschil­lende mensen die ons goed wilden doen. Ook kwam er eens een hoge Nederlandse militair naar ons toe om te vragen of er misschien een Hol­

landse secretatesse bij was. Ik had mijn Schoeversdiploma en ging met hem mee. Op de ambassade vroeg ik of hij mij aan een bril kon hel­pen, want de mijne had ik in Birkenau moeten afgeven samen met alles wat ik bezat. Ik vergeet nooit de barse stem van die man toen hij me toeriep: "Bent u hele­maal gek geworden. Wat denkt u wel. Nederland is een arm land en u waagt het mij een bril te vragen. Hoe krijgt u het in uw hoofd?!" Ik kon vertrekken. Uitetaatd kreeg ik geen tramgeld of busvergoeding en ik weet nog goed dat het een enorm eind lopen was, terug naar het Leger des Heils.

Geen koffie Toen we op weg naar Nederland gin­gen en onze ttein in Eindhoven stopte, zagen we koppen met scho­tels staan op houten schragen. We brulden meer dan we riepen: "Kof­fie! We krijgen koffie!" Maar de sta­tionschef en zijn helpers riepen: "Nee, nee. Dat is voor de werkne­mers die uit Duitsland terug ko­men!" Pats! Midden in de nacht kwamen we in Amstetdam aan. Een mevrouw aan een tafeltje nam niijn naam op en vroeg me of ik nog meer mensen kende en de namen van overlede­nen. Toen zei zij: "In de Plantage Fransenlaan is in het vootmalige Portguees Israëlitische Ziekenhuis plaats voor u. Daar kunt u nu naar toe." Toen wij vroegen of we daar naar toe gebtacht konden wotden, keek zij naar mijn benen en zei: "U kunt toch lopen en lopen is gezond voor u." Het was inmiddels middet-nacht geweest.

Gordijnen In Amsterdam hoorde ik al gauw de verhalen over onze 'bewariërs' en de schrik sloeg me om mijn hart. Zou

Page 6: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

ik nog wat terug krijgen? Toen mijn tante bij de inmiddels vermogende verwarmingsman kwam, meende hij dat alles wat zij in bewaring had ge­geven van hem was. Haar gordijnen hingen er, alsook de schilderijen. Ik zal maar niet opschrijven hoe ik haar geholpen heb de boel daar weg te ha­len. De velours-chiffon gordijnen sleepten over de Plantage Fransen­laan. Mijn Oom had als arts in Ber­gen-Belsen gewerkt en zo is ook mijn tante in leven gebleven. Beiden zijn kort daarna overleden, ze konden na alles wat zij hadden meegemaakt het leven niet meer aan. Toen ik bij onze vroegere huishou­delijke hulp kwam, mevrouw Roderigues, maakte zij de deur open en verschoot van kleur toen zij mij zag en kon geen woord uitbrengen. Zij bleef naar mij staan kijken alsof zij door de bliksem was getroffen. Toen lispelde zij zacht: "Vader, Moe­der, Judiè1" Ik schudde mijn hoofd

en toen trok zij me naar binnen, om­helsde me cn begon vreselijk te hui­len. Toen zij wat was bijgekomen, vroeg zij me alles te vertellen. Dat deed ik zo goed en zo kwaad als het ging. Zij luisterde als verlamd. Zelf hadden zij , door de joodse naam Roderigues geregeld bezoek gehad van de Duitsers. Maar slechts de grootvader van haar man was een Jood geweest, dus waren zij veilig ge­weest.

Thee Op een gegeven ogenblik stond zij zwijgend op, nam wat kranten en vouwde die open op de tafel, dat al­les zonder wat te zeggen. Zij liep naar de vensterbank en pakte daar de ge­raniums, kwam er mee naar de tafel en zei zacht tegen mij: 'Hier zijn Moeders bezittingen.' Zij schudde de planten om op de krant en haalde er de asperinebuisjes uit die in de

plantenbak verstopt hadden gezeten. Ik was met stomheid geslagen. Moe­ders briljanten ring en oorknopjes kwamen tevoorschijn, Vaders gouden vesthorloge en Moeders gouden armbandhorloge. Toen ging zij de kamer uit en kwam terug met het fo­totoestel, veel kleren van mijn zusje en al het zilver dat Moeder bij ver­jaardagen had gekregen en ook nog zilver van mijn grootouders. En toen, ik zal het nooit vergeten, zei deze uit­zonderlijke vrouw tegen mij: "Thee is al sinds weken niet meer te ktijgen. Maar moeder had er ook een pakje thee bij gedaan. Dat heb ik aange­broken, maar zo gauw het weer op de bon te koop is, krijgje het pakje thee terug". | Mevrouw Roderigues heeft in onze familie de plaats gekregen die haar toe kwam.

Sonja Kiek

po lak roodhart uy l ings makelaars in assurantiën B V. Stroombaan 4 1 181 VX Amstelveen Postbus 608 - 11 80 AP Amstelveen Telefoon (0?0) 643711 1 Telefax 10201 6457 084

lid

BLOEMSIERKUNST

Diemen Kru idenhol 1 21 tel 020 -699 89 75

Bloemist van het Auschwi tz Comi té

Vertolkt ook uw gevoelens van waardering en medeleven.

S T I C H T I N G I C O D O

Informatie- en Coördinatieorgaan Dienstverlening Oorlogsgetroffenen

Voor vragen op het gebied van wetten en regelingen voor oorlogsgetroffenen, maar ook voor vragen over zelfhulpgroepen, therapeutische hulp of maatschappelijk werk,

en voor literatuur over de Tweede Wereldoorlog en zijn gevolgen kunt u terecht bij de Stichting Icodo.

Oorlogsgetroffenen, hun partners en kinderen (ook de naoorlogse generatie zijn welkom bij

STICHTING ICODO Maliebaan 83, 3581 CG Utrecht

tel. 030-2 34 34 36 (9-13 uur; bibliotheek 9-17 uur) Bezoek is - na telefonische afspraak - iedere dag mogelijk.

Page 7: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

Goudstikker-affaire toont halsstarrigheid Nederlandse overheid Het is m a a t één velletje tussen de ein­deloze hoeveelheid documenten in de Goudstikker-files, de Amerikaans-Nederlandse archieven over een der grootste gevallen van kunstroof in de nazi-geschiedenis. Het briefje is van SS-Sturmbahnführer Lages, bevelheb-bet van de Sicherheitspolizei, Aussenstelle Amsterdam. Het betreft de jodin Goudstikker-Sellisberger, moeder van een der grootste vooroor­logse kunsthandelaren in Europa. Op het moment dat Lages het on-

«dertekent en in afschrift verstuurt aan ae SS^ Hauptsturmfuhrer Aus der Fünten, is haar zoon Jacques al 16 maanden dood. Tijdens zijn vlucht naar Engeland, twee dagen na de Duitse inval, brak hij zijn nek bij een val in een van de ruimen aan boord van het laatste schip dat Nederland nog kon verlaten, de SS Bodegraven.

Versjacherd Hij liet e n o t m e bezittingen in N e -deiland achter: twee kastelen en een Amsterdams gtachtenpand, een kunst^ en antiekcollectie die haat weetga in Europa niet kende, een wapenverzameling, een waardevolle kunst-bibliotheek, een collectie

^^/enetiaans glas en veel meer. Al twee weken na zijn vertrek werd alles voor een schijntje aan de nazi's verjacherd door twee werknemers in de kunst­handel, de restaurateur Jan Dik Sr. en de procuratiehoudet Arie ten Broek. Zodta Goudstikket zijn hie­len lichtte, verraadden ze hem voor een enorme premie en leverden ze het attistiek imperium tégen zijn uit­drukkelijke wens uit aan rijks­maarschalk Hermann Goering per­soonlijk.

Miljoenenwinst De rijksduitser Aio is Miedl, die de bloeiende kunsthandel heeft laten li­quideren en uitgerekend onder Goudstikkets naam een nieuwe

kunsthandel begon, verdient al op 18 september 1942 honderdduizenden guldens aan de export van roofkunst naar Duitsland. Op de fundamen­ten van Goudstikkets imperium zal hij tijdens de oorlogsjaren 16 miljoen gulden winst maken aan de uitver­koop van Nederlandse kunst aan no­tabelen in de nazi-wereld. Het geheime memo van Lages telt twee alinea's. "Midden september stelde de kunsthandelaar Alois Miedl mij ervan in kennis dat de 70 jaar oude jodin Goudstikker bedlegerig is en voor arbeidsinzet in Duitsland vreest. Miedl vroeg daarvan af te zien omdat de jodin Goudstikket in op-dtacht van staatssectetatis dt. Gritzbach de gehele kunsthandel aan Miedl heeft overgedragen en al het­geen is ovetgenomen in opdracht van Gritzbach naar Berlijn is afgevoerd. Mevrouw Goudstikker is gezegd dat de opbtengst van deze kunsthandel-verkoop haar ter beschikking blijft zo lang ze zich in Nedetland ophoudt." "Thans moet uit Berlijn de medede­ling aan Miedl zijn aangekomen dat m e v t o u w G. afstand van de op­brengst moet doen. Dat zal ze ook wel doen, op voorwaarde dat ze de kans krijgt om Nederland op legale wijze te verlaten. Daarom wil Miedl in deze zaak nog eenmaal met Ber­lijn overleggen om, ondet verwijzing naar de betreffende belofte van dt. Gritzbach, legaal transport voo t me­vrouw Goudstikker te bereiken."

Gedwongen transactie Deze paar zinnen geven een ontstel­lend heldet inzicht in de tragedie van de Goudstikker-affaire, die tot op de dag van vandaag diepe sporen trekt. Ten eetste wordt heel duidelijk dat zelfs de nazi Lages de 'verkoop' van de Goudstikkef-collectie aan Hitiers rechterhand, rijksmaarschalk Hermann Goering, als een gedwon­gen transactie beschouwt, in opdracht

namelijk van de nazi-politicus in Ne­derland dr. Gritzbach. Ten tweede blijkt zonneklaar dat de oude me­vrouw Goudstikker-Sellisberger voor haar leven afhankelijk is van toezeg­gingen doot de nazi's op het aller­hoogste niveau in Berlijn. En ten derde wordt duidelijk welke dubbel­rol de geslepen zakenman Alois Miedl heeft gespeeld, de man die het Goud­stikker-imperium ten eigen voordele ombouwde tot een zeet profijtelijk roversnest. Door zijn invloed bij Goering aan te wenden om mevrouw Goudstikker te 'beschermen', krijgt hij haat zover om als enig overgeble­ven (minderheids-) aandeelhouder in te stemmen met het besluit de kunst­handel op te heffen en de collectie, het onroerend goed en de overige bezittingen te vetkopen. Wie deze machinaties dootziet, kan onmogelijk begrijpen dat de Neder­landse regering de transacties direct na de oorlog goedpraatte en naliet ze alleen al op basis van de geldende koninklijke besluiten (Al, A6 en El00) te vernietigen. Noch dat de regering de honderden Goudstikker­schilderijen die na de oorlog in nazi-Duitsland werden teruggevonden aan de erfgenamen van Jacques Goudstikket onthield. En die kan er met zijn pet niet bij, waarom ruim een halve eeuw na dato, nu alle fei­ten klaatheldet op tafel liggen, de re­gering anno 1997 nog steeds durft volhouden dat de huidige erfgena­men geen recht op de Goudstikker­collectie kunnen doen gelden. Ten­zij ...

Stichting Nederlands Kunstbezit

Het is duidelijk dat de uit Duitsland temggehaalde Goudstikker-schilde­rijen een bijna onschatbare waarde vertegenwoordigen voor het Neder­lands kunstbezit. Ze maken deel uit van de kern-collectie in bijna 20 musea dooi het gehele land. Top-

Page 8: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

stukken als Jan Steens Iphigénia'm het Rijksmuseum, zijn Tobias en Sarah in het Museum Bredius, Ferdinand Bols Maria Louise Gonzaga in het Bonne-fantenmuseum, Albert Cuyps Rivieren­landschap, Jan van Goyens Oude Maas bij Dordrecht en Gillis d'Hondecoeters Koeien en Schapen in het Dordrechts Museum, Pieter Lastmans Brief van David in het Mauritshuis, en vele tientallen andere in bijna 20 musea zijn onderdeel geworden van het na­tionaal kunstbezit door toedoen van dr. A.B. de Vries, destijds directeur van het Mauritshuis en tevens directeur van de Stichting Nederlands Kunst­bezit. Deze instelling had tot taak de schil­derijen te beheren die na de Duitse capitulatie door de geallieerde troe­pen in de musea en privé collecties van nazi^bonzen en Parteigenossen in Duitsland werden teruggevonden. De stichting moest de eigenaren of hun nabestaanden in Nederland op­sporen en de kunstwerken aan de rechtmatige eigenaren terugbezorgen. Onmiskenbaar is daarvoor veel moeite gedaan en het ligt voor de hand dat niet alle rechthebbenden meer konden worden getraceerd: om duistere redenen spant Nederland de kroon met het aantal weggevoerde concentratiekampslachtoffers die de oorlog niet hebben overleefd. Maar tegelijkertijd wordt het steeds duidelijker dat de stichting een ver­borgen agenda hanteerde. Een brief van de de stichting aan zijn opdracht­gever, het Nederlands Beheersinstituut (lees: het Ministerie van Financiën) van 12 februari 1946 is veelbeteke­nend. In dat schrijven stelt de stich­ting voor om de bestaande wetten voor de teruggave van uit nazi-Duits-land teruggehaalde oorlogsbuit zoda­nig aan te passen, dat "de staat daar­voor in aanmerking komend kunst­bezit met uitschakeling van de pro­cedure zonder meer aan zich zal kun­nen trekken".

Openbare aankleding "Enerzijds kunnen daardoor onze openbare verzamelingen op een wel­kome wijze worden aangevuld", zo motiveert de directeur van de stich­ting zijn voorstel. "Anderzijds kan daardoor een instituut worden ge­schapen als het Franse Mobilier National waardoor allerlei represen­tatieve Nederlandse gebouwen in bin­nen- en buitenland (ambassades, red.) op waardiger wijze worden aan­gekleed dan thans veelal mogelijk is, waarbij mede gedacht wordt aan het plaatsen van schilderijen in consula­ten e.d. die de betekenis van ons ste­delijk en landschapsschoon aan den buitenstaander duidelijk voor oogen stelt." Duidelijker had de SNK het bijna niet kunnen zeggen. Geroofde oorlogskunst, waarvoor niet onmid­dellijk een eigenaar kon worden te­ruggevonden, zou dienen voor de opbouw van een nieuwe Collectie Nederland, "waar het kunstbezit van het Nederlandse volk door gedwon­gen evacuaties, door onderduiken en door de door den bezetter gepleegde plunderingen en roof zo sterk ach­teruit is gegaan. Tallooze monumen­ten en musea zijn verwoest of onher­stelbaar beschadigd. Teneinde dit alles enigszins te vergoeden, dacht de stichting de beschikking om niet van een deel der gerecupereerde kunst­schatten te kunnen verkrijgen." De collectie-Goudstikker vormde in dit verband een buitenkansje. Veel van de belangrijkste werken werden door de geallieerden teruggevonden in het Goering-museum Karinhall (ge­noemd naar zijn vrouw) en in de col­lectie van Hitiers persoonlijke Führermuseum in Linz. Vanzelfspre­kend betrof het de beste stukken uit de uitgebreide verzameling oude meesters van Hollandse, Italiaanse en Vlaamse komaf, een rijke verzame­ling beeldhouwwerk, plafond­schilderingen en antiek meubilair. Dat zoveel vooraanstaande musea in Nederland die stukken tot hun kern­collectie rekenen, bevestigt slechts de vooruitziende blik van dc Stichting

Nederlands Kunstbezit. Achterafkan ter verdediging van de toenmalige autoriteiten en bewindvoerders hoog­uit worden aangevoerd dat ze kenne­lijk niet handelden uit de zucht naar persoonlijk gewin, maar uit een oog­punt van wat zij dachten het natio­naal belang te zijn.

Onwettige transacties De bewindvoerders Korthals^4/to(va-der van de ex^minister van justitie) en Roest van Limburg, die na de oor­log de Goudstikker-zaak onder han­den namen, noemen argumenten van nationaal belang letterlijk in hun be­sluit om de ruim 250 teruggevonden schilderijen niet aan de erfgenamen terug te geven. Eerst stellen ze in hur i^^ eindverslag (juni 1946) vast dat de

WÊÊÊÊÊÊÊÊÊ

kerngezonde firma Goudstikker (Jacques bezat zijn kastelen en kapi­tale kantoorpand aan de Amster­damse FLerengrachtvnj van hypothe­ken, had nauwelijks financiering op zijn majestueuze collectie en kon enorme bedragen in contanten op tafel leggen) op het randje van de af­grond balanceerde, vol winkel­dochters zat, betalingsmoeilijkheden had en eigenlijk onder normale om­standigheden al niet meer kon func­tioneren. Vervolgens stellen ze vast dat het niet in het nationaal belang was zijn handelscollectie in ere te herstellen. Tenslotte besluiten ze om de volstrekt illegale aandelentransactie, waarmee

Page 9: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

de firma tijdens de eerste oorlogs-weken in handen is gekomen van de rijksduitser Alois Miedl, intact te la­ten, in plaats van vernietiging van die transactie te vergen. Dat de uitverkoop van Goudstikkers bedrijf ook naar de toenmalige wet­geving illegaal was, staat vast. Di­rect nadat de meerderheids-aandeelhouder Jacques (334 van de 600 geplaatste aandelen) was ge­vlucht, dwong Miedl de enig overge-bleven aandeelhouder, mevrouw Goudstikker-Sellisberger om met haar 50 aandelen te stemmen voor het besluit om procuratie houder Arie ten Broek tot directeur te benoemen. Ten Broek liet de 216 in de vennoot-

^ ^ c h a p geplaatste aandelen mees­temmen. Zo kon Miedl het besluit nemen de firma te liquideren en de collectie en het overige bezit aan Goering en Miedl te verkopen. Deze gang van zaken dtuist in tegen alle wetten en normen en heeft geen en­kele rechtsgeldigheid, zoals ook de Rijksuniversiteit Groningen nog on­langs vaststelde in een artikel in het Maandblad voor Ondernemingsrecht en Rechtspersonen.

Onterechte schikking met de staat Het waarom van al deze besluiten kan slechts worden verklaard uit de wens

^ ^ b m de temggevonden Goudstikker­schilderijen voor het Nedetlands na­tionaal kunstbezit te reserveren. Onkundig van deze omstandigheden, van de verborgen agenda van de Stichting Nederlands Kunstbezit en onder de indtuk van de adviezen van de toen nog in hoog aanzien staande kunstkennet dt.A.B. de Vties (.mid­delmatige collectie, goed betaald, laat een procedure voor rechtsherstel in uw eigen belang in hemelsnaam ach­terwege') verzuimden de advocaten van Jacques' weduwe Desi na de ooi-log na jarenlang procederen in 1951 tot het uiterste te gaan. In plaats van rechtsherstel voor de schilderijencollectie te viagen, advi­seerden ze Desi tot een schikking met

de overheid waarin ze afzag van al haar aanspraken op de Goudstikkei-schilderijen. Een aantal daarvan was overigens leeds lang voor de totstand­koming van die gewraakte schikking door de overheid geveild. Moe-gestieden, bang vooi een jarenlange, peperdure rechtsgang die haai elke dag zou hetinneten aan haar verlo­ren liefde, de diepe ellende na de vlucht en het verloren bezit, tekende Desi de schikking uiteindelijk ondei uitdrukkelijk protest in augustus 1952.

Pavlov-reactie Dat de autotiteiten in hun ivoten torens destijds tot zulke, vooi de erf­genamen van Jacques Goudstikker desastreuze afwegingen kwamen, is nog tot daar aan toe. Maai dat het huidige ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen ondei lei­ding van staatssecretaris Aad Nuis (D'66) anno 1998 nog steeds dezelfde atgumenten hanteett in zijn weige­ring om de zaak te heropenen en Jacques' Amerikaanse schoondochtei Marei von Saherde deui wijst op haar verzoek om alsnog enigszins voor het toenmalige verlies te woiden gecom­penseerd, is onbegrijpelijk. Het toont aan dat ei sinds de tweede wereldoorlog weinig ten goede is ver­anderd in de mentaliteit van regeringsautoriteiten, die zonder blik­ken of blozen wijzen op de perfecte rechtsgang in de Goudstikker-kwes­tie, onder het motto: 'gedane zaken nemen geen keer'. Het is precies het­zelfde argument dat Desi Goudstikker kort na de oorlog te

horen kreeg, en sindsdien telkens opnieuw moest verduren in haar po­gingen alsnog voor rechtsherstel in aanmeiking te komen. De Pavlov-feactie van een getergde overheid die haar eigen fouten niet durft toe te geven, wellicht uit angst dat hero­pening van de Goudstikket-zaak zal blootleggen hoe gebrekkig het toen­malige rechtsherstel heeft gefunctio­neerd. Zoals de historicus dr. G. Aaldersvan het Rijksinstituut voor de Oorlogsdo­cumentatie het zegt: "Wie diepet op de Goudstikker-affaire ingaat, kan zich moeilijk aan de indruk onttrek­ken dat de instelling van een onaf­hankelijke commissie van onderzoek naar de opstelling en gedragingen van de Stichting Nederlands Kunst­bezit onontkoombaar is."

Pieter den Hollander

K a p s a l o n

V A N W E E R D E N B U R G

"Gewoon de beste"

Behandeling volgens afspiaak

Zocherstraat 5 1054 LP Amsterdam Tel. 020 - 612 7354

en k inderkleding Trouwbaan 38 PO Box 180 tel 071 - 589 92 45 2350 AD Leiderdorp fax 071 - 589 63 53 Holland telex 39265 teidw nl

Page 10: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari
Page 11: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

Lieve Johnny 22 april 1943

Omdat we ineens weg moesten, twee dagen geleden, kon ik je niet meer goeiedag zeggen. Daarom deze brief die ik zal meegeven aan meneer M. Jammer dat ik jou en je vader en moeder niet meer heb gezien, want ik moest je iets heel belangrijks ver­tellen. Waar waren jullie eigenlijk? Dat vertel je me maar na de oorlog. Wij zijn nu in een groot huis. Het huis staat naast een kerk. Wij wonen bij de baas van de kerk die Pastoor T.

^^heet . Mijn moeder weet dat ik jou ^ J e e n brief schrijf en ze heeft gezegd

dat ik geen namen van mensen mag noemen. Je weet wel waarom. We hebben een hele verdieping voor ons zelf. Een grote kamer, waar we eten en spelletjes doen. Leuk joh, vandaag hebben we tric-trac gespeeld. Later vertel ik je wel hoe dat gaat. In de kamer staat mijn bed en papa en mama hebben een slaapkamertje naast onze huis/speel/eetkamer. Esther slaapt op de zolder. Ik begrijp niet goed waarom zij zo alleen moet slapen. Eigenlijk zouden ze mij daar moeten leggen, omdat ik al 11 ben en zij net 8. Ik zeg niks. Ik vind die zolder griezelig. Niet om de Duitsers

^ ^ o f zo, maar om spoken of muizen.

Ik heb mijn vader gevraagd hoe we hier terecht zijn gekomen. Hij ver­telde me dat dit adres eigenlijk was bedoeld voor tante Leny, oom Leo, Riwkah en Herman Goudsmid. Zij mochten omi Schillaj niet meenemen en daarom zijn ze allemaal maar bij haar gebleven. Toen is meneer M. naar ons toegekomen om te vragen of wij met ons vieren naar dit huis wilden en wij hebben ja gezegd. Me­neer M. had ook een adres voor jou en je vader en moeder. "Tante Mally en oom Maurits willen andere mensen niet in gevaar bren­gen", zei mijn moeder. "Ze gaan naar een werkkamp, naar Vught".

Wil jij eigenlijk wel naar Vught? Tante Mally en oom Maurits moe­ten daar vast heel hard werken. En jij kan naar de speeltuin, want die hebben ze daar. Weet je nog die avond dat ik zo moest huilen in bed? Dat was toen ik nog niet wist dat meneer M. een adres voor ons had. Ik was bang voor Vught. Ik ben toen naar beneden gegaan. Ik ging op schoot zitten bij mijn moeder en toen zei ze dat ik niet bang hoefde te zijn. Dat alleen de grote mensen hard moeten werken en dat de kinderen naar school gaan en dat er ook een speeltuin is met een draaimolen en een glijbaan. Leuk toch, dat je weer eens in een speel­tuin mag. Ik denk niet dat op de speeltuin in Vught een bord zal staan met: 'Verboden voor Joden'.

Ik moet eten, Johnny. Net heeft de huishoudster van meneer pastoor een dienblad vol met eten gebracht. Ik wou je nog wat vertellen. Eigenlijk iets heel ergs, maar dat doe ik mis­schien morgen wel. Dan ga ik ver­der. PS. Hebben tante Leny en oom Leo zich al gemeld voor Vught of zijn ze nog thuis? Ik weet dat iedereen wordt opgepakt die zich niet heeft gemeld. Misschien willen ze daar niet op wachten. Mijn moeder heeft over mijn schou­der meegelezen. Ik vind dat niet leuk. Ze zegt dat deze brief te moeilijk voor jou is. Domme grote mensen. Ze weten niet waarover wij samen heb­ben gepraat. Ze vergeet ook dat jij al kon lezen toen je nog maar vier was. Ik schrijf gewoon verder. Dan lees je de brief maar na de oorlog.

7 mei 1943

Daar ben ik weer! Je ziet dat ik je nu pas weer kan schrijven. Hoe komt dat? Tja, dat is een lang verhaal. Ik heb niet eerder tijd gehad. We moes­ten oefenen. Meneer M., die af en toe bij ons logeert, heeft verzonnen dat we vluchtoefeningen moeten

doen. "Als er een inval komt, een raz­zia, moeten jullie in een paar minu­ten verdwenen zijn", zei hij. "Alles moet weg. Boeken, spelletjes, ge­bruikte kopjes en dan vliegensvlug naar de zolder". Nou, op die zolder staat een ladder tegen een dakraam. Wij moeten op de ladder klimmen en dan door het dakraam naar buiten. Daar moeten we gaan zitten tegen een schuin dak. De eerste keer moest ik bijna overge­ven. Het dak is zo hoog en helemaal beneden zie je de rivier en de bomen zijn zo klein als lucifers. Dat dak is onze schuilplaats. Esther heeft me in mijn oor gefluisterd dat de grote mensen helemaal gek zijn. "Hoe kun­nen ze denken dat ze ons beneden niet kunnen zien". Gisteren zijn we heel erg geschrok­ken. We hoorden een raar geluid. Mama gaf een gil. Papa werd boos, legde zijn hand op haar mond. In­eens moesten we lachen, want wie had ons zo aan het schrikken ge­maakt? Een dikke duif, die vrolijk: "rrroekoe" riep. Volgens mij zei hij: "Wat doen jullie hier? Dit dak is van mij".

10 mei 1943

Lieve Johnny, Vandaag is de oorlog jarig. Drie jaar. Ik wil zo graag weer eens naar bui­ten. Wat ik ook zo graag wil is op bezoek gaan bij opa en oma in Gro­ningen. Hoe lang is het geleden dat we in de trein mochten en in de tram? Ik weet het niet meer. Wat ik wel weet is dat ik jaloers was op mijn moeder. Vorig jaar novem­ber kreeg ze opeens een papier met een groot Duits stempel erop. Op dat papier stond dat ze naar opa en oma mocht gaan, met de trein nog wel. Het gekke was dat ze helemaal niet blij was. Ik dacht dat ze het griezelig vond mer haar ster op in een trein te gaan, maar nu weet ik waarom ze zo treurig keek. Zij moest opa en oma vertellen dat oom Jaap dood was. Dood gegaan aan longontsteking in

Page 12: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

werkkamp Mauthausen. Weet je nog dat ik een boek van hem heb gekre­gen toen ik 11 werd? Jij woonde toen al bij ons, samen met je vader en moeder... "De Doppertjes doppen zelf hun boontjes" heet het boek. Het enige dat ik heb meegenomen. Op de eetste bladzijde had ik mijn eigen naam geschreven en dat mag niet meet. Ik weet nu ook waarom. Ik hoorde dat meneet M. zachtjes tegen mijn vadet zei dat wij in het opspotingstegistet van de Duitsers staat. Met naam, geboortedatum en foto. Hoe komen ze aan onze foto's? Snap jij daat iets van? Nou, ik niet hoor. Ik heb geen eigen naam meet. Ria van Willigen heet ik nu en ik woon Haantje 96 in Gotkum. Daar ben ik nog nooit van mijn leven ge­weest. Als we gepakt worden en ze vragen hoe mijn straat eruit ziet weet ik het niet. 's Nachts lig ik vaak wakker en dan probeer ik een straat te verzinnen. Dan krijg ik buikpijn en dan pro­beer ik aan andere dingen te denken. Hoe blij ik was toen jullie bij ons in huis kwamen wonen. Ik heb tegen iedereen gezegd dat ik een broertje had gekregen. Ik vertelde niet dat je al 7 was en toen Geertje vroeg hoe je heette zei ik: "Johnny eh...eh..." en toen noemde ik ónze achternaam.

Johnny, er is iets heel ergs. Ik moet deze btief verscheuren, maar dat doe ik niet. Ik stop hem in de zak van mijn ondetjurk en als ik verder wil schrijven haal ik hem voor de dag. Meneer M. heeft alles gelezen. "Ver­scheuren, te gevaarlijk", zegt hij. "Je hebt te duidelijk over jezelf geschre­ven. De Duitse politie is zo slim. En onze eigen Nederlandse politie ook. Ze weten zo wie je bedoelt met pas-toot T. en meneet M. En dan is het een koud kunstje jullie op te spoten". Ze vertellen me niks, maar ik heb gehoofd dat jullie nu in Vught zit­ten. Meneer M. zei het tegen mijn vadef en moeder toen ze dachten dat ik zat te lezen in De Doppettjes. Ik moest ineens huilen. "Ik heb buik­pijn", zei ik toen ze vroegen wat et

met mij aan de hand was. Ik stop, John, morgen verder. Mis­schien. Duizend kusjes van Ria van Willigen. (Ha ha, maar niet heus).

30 augustus 1943

Lieve lieve Johnny, Ik heb zo vetschrikkelijk gedroomd en ik weet zeker dat het met jou heeft

over mijn hand. Geloof je het niet? Het is echt, helemaal waar. Ik moet de hele dag aan die droom denken. Ik heb geen zin in lezen, in spelletjes doen. Ik zit alleen maar en hoop dat we niet hoeven oefenen op het dak. Als dat wel moet val ik e t vandaag af. Dat weet ik zeker. Ik heb ook geen zin meer in schrijven. Dag hoor.

Tekening: Chaja Polak

te maken. Mijn hand stond in brand en ik heb zo hard gegild dat mijn moedet kwam aangetend. "Brand!" schreeuwde ik. "Mijn hand bfandt en Johnny's hand ook!" Ik kfeeg een slokje water. Mijn moeder aaide over mijn hoofd. Toen ik eindelijk rustig wefd deed ze het licht weer uit en wat zagen we? Er liep een glimwormpje

9 november 1943

Lieve jarige Johnny, Van harte gefeliciteerd, 8 jaar van­daag. Je ziet dat we niet meer in S. zitten. We moesten ineens weg bij pastoot T. De bisschop heeft beslo­ten dat de pastoof een hulpje nodig heeft om hem te helpen bij de ketk-

Page 13: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

diensten en zo. Die hulp, een kape­laan heet zo iemand, moest onze ka­mer hebben en wij zijn naar H. ge­bracht. Eergisteren was dat.

Nu zitten we in een klein kamertje. Je raadt nooit wie er nog meer zijn. Opa en oma uit Groningen. Ik weet niet hoe die hier terecht zijn geko­men. Ik vraag niks. Ze liegen toch allemaal. Dan is er nog een mevrouw. Ze noemen haar tante Trijn, maar ik weet zeker dat ze niet zo heet. Daar zitten we dan. Vijf grote mensen, Esther en ik. Met zijn zevenen dus. Opa en oma hebben een opklapbed, Esther en ik slapen met Trijn in een tweepersoonsbed op de overloop en

^^papa en mama slapen beneden op een divan. Op een kleedje voor de divan slapen twee hondjes, pekineesjes. Die piesen de hele nacht door op dat kleedje. Vies hè? Heb jij een bed? En is het waar van de speeltuin? Heb je iets voor je verjaardag gekregen? Ant­woorden na de oorlog graag. Vol­gende maand ben ik jarig. 12 jaar is oud, hè? Johnny, nu ik weet dat je pas na de oorlog deze brief kan lezen wil ik je het verschrikkelijke vertellen. "Opbiechten" , zou meneer pastoor zeggen. Ik voel het spuug in mijn mond ko­men. "Spuug"? zal je nu zeggen.

^^"Waarom spuug in je mond?" Ik zal ^^net je uitleggen. Weet je nog van die

grote glazen pot met zure bommen, van die lekkere pekelzoute augurken? Het was de avond van 19 april en het was bijna een week geleden dat tante Mally die zure bommen had gekocht bij meneer Turksma. We mochten er allemaal één uitzoeken. Toen ging de pot dicht. De tafel werd afgeruimd. Iedereen hielp mee. Ik zat nog een beetje te denken over een toneelstukje dat ik zou gaan schrij­ven, toen keek ik naar de drie over­gebleven augurken. Ik haalde vlug het deksel van de pot, stak mijn hand er in en voor ik het wist had ik een zure bom in mijn mond. Ik naar de WC, waar ik bleef zitten tot mijn mond leeg was. Toen ik terug kwam in de

kamer stond tante Mally daar. "Wie heeft een zure bom gepikt? Jij?" Ze keek me aan en ik voelde, dat ik he­lemaal bleek werd. "Nee" zei ik. "Wie dan?" Ze bleef me aankijken. "Johnny" loog ik Ze haalde je uit de keuken en ze riep: "Naar bed, jij. Dieven horen in bed". Jij probeerde iets terug te zeggen, maar je moeder luisterde niet. Toen ik naar bed ging sliep je al. Anders had ik tegen je gezegd dat ik het had gedaan. Ik heb het wel gefluisterd, in je oor, maar je zei niks terug. De volgende morgen wilde ik het ver­tellen, van de augurken. Toen gin­gen we ineens onderduiken. Daarom deze brief. Ik heb het ge­daan, Johnny. Na de oorlog krijg jij de grootste pot zure bommen, die er bestaat. We gaan samen naar meneer Turksma op de Gedempte Gracht. In de tram en zonder een ster. Goed, Johnny?

Ik bid iedere avond voor alle mensen die in werkkampen zitten. "God, spaar alstublieft de mensen in Vught, Westerbork en Polen. Spaar Riwkah, Herman, tante Leny, oom Leo, tante Mally, oom Maurits en Johnny. Soms zeg ik er "Sjema Jisraeel" achter. Dat is het eerste ge­bedje dat ik leerde van meneer de Vries. En dan val ik meestal wel in slaap. Mijn gebedje zal helpen. Dat weet ik zeker. Maar ja, je weet het eigenlijk niet. Misschien is God zo kwaad om de zure bom, dat hij niet wil luisteren naar mij. Ik bid verder. Schrijven doe ik maar niet meer, het is te druk hier met al die mensen. Hartelijke groeten, ook voor tante Mally en oom Maurits van Ria van Willigen. Haantje 96, Gorkum.

Uit de registers van het Nederlandsche Roode Kruis: van Voolen, Johnny. Haarlem 9 nov. 1935 -Auschwitz 3 sept. 1943.

Ida Vos

Oproep Wie heeft mijn ouders en/of groot­ouders gekend?

Mijn vader is Isidoor Vaz Dias geb. 4-8-'21 Mijn moeder is Betsy Molgo geb. 11-7-T6

Zoon van Abraham Vaz Dias en Esther Locher. Dochter van Joseph Molgo en Eva Susan.

Zij hebben het laatst gewoond aan de Christiaan de Wethstraat 48 I. Mijn vader is omgekomen in Auschwitz en mijn moeder in Sobibor. Mijn vader had nog broers. Van mijn moeder weet ik - afgezien van een achterneef - niets.

Mijn naam is Esther Vaz Dias (geb. 17-3- '42 aan de Christiaan de Wethstraat). Als baby was ik onder­gedoken in de Zaanstreek. Belang­rijke vraag in mijn leven: wie waren mijn ouders en andere familieleden?

Wie heeft hen gekend? Graag nadere informatie.

Esther Vaz Diaz Langshof 185 1353 GV Almere-Haven tel: 036-531.62.36

Oproep Ik ben op zoek naar mensen die mijn ouders hebben gekend en misschien nog papieren of foto's in hun bezit hebben. Het betreft: Jacob de Leeuw (geb. 25/12/1893) en Esther de Vries (geb. 23/12/1897), die tot circa 1938 woonden op de Krocht in Haarlem en daarna op de Nieuwendijk in Amsterdam. Op beide adressen had­den ze ijswinkel. Gelieve telefonisch contact op te nemen met

S. Muller-De Leeuw tel. 020-6905845

Page 14: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

Het kindertransport uit Vught Jacques Furth, één van de oprichters van het Auschwitz Comité, stelde zijn herinneringen op schrift aan wat de geschiedenis is ingegaan als 'Het Kindertransport', die gruwelijke ge­beurtenis die op 6 en 7 juni 1943 plaatsvond in het concentratiekamp Vught, het doorgangskamp voor joden in het bijzonder.

Op 6 en 7 juni 1943 werden 1200 joodse kinderen weggevoerd, meest vergezeld van één van de ouders, omdat de tweede in één van de com­mando's in het kamp moest blijven weiken. Het weiden in het totaal 3000 mensen die naar kamp Westerbork gevoerd en 8 juni doorgede porteerd werden, regelrecht naar het vernietigingskamp Sobibor (aan de Pools-Russische grens). In ons Auschwitz-blad - dat moet rond 1966 zijn geweest- heb ik van dat transport veislag gedaan. Het was toen tevens een protest tegen de tweede keer dat de regering een po­ging deed Lages- één van de Drie van Breda, de drie Duitse oorlogsmisda­digers - vrij te laten. Die periode vond de enorme protestdemonstratie daai-tegen plaats. Waai wij, het Nederlands Auschwitz Comité, vanzelfsprekend ook aan deel hebben genomen. Vaak heb ik gepiobeeid dat nummer van ons blad in handen te kiijgen, maat het is me nooit gelukt. Dus geachte lezets, ik houd mij warm aan­bevolen...

Bis auf weiteres Zelf maakte ik deel uit van het trans­port dat vanuit de Hollandsche Schouwburg in de nacht van 11 op 12 februari 1943 in Vught'm het con­centratiekamp aankwam. Het waren vooral joodse diamantbewerkers met hun gezinsleden, van wie velen vrij­willig meegingen. Ons persoonsbe­wijs met een J en tekst : 'bis auf weiteres was tot dan toe de vergun­ning om in vrijheid te kunnen wel­ken. Met de in beslagname van dit

persoonsbewijs was het weiteies geëindigd. Omdat we het kamp weet, na een petiode van verhuizingen en andere voorbereidingen, voor ontvangst van nieuwe transporten gereed te maken hadden, liepen wij veidet weinig doende tond. Dat was de SS een doom in het oog. Aanvankelijk weid eivoot gezotgd dat de handen van de diamantbeweikets onbeschadigd ble­ven om eventueel in het kamp ons weik te kunnen blijven doen. Ik, die gelukkig alleen in het kamp gekomen was, maakte daai gebiuik van om me bij de treindienst aan te sluiten. Nu kon ik helpen, wanneet er nieuwe tianspotten kwamen, om mij hiei-voor in te zetten. Als mijn vrouw Sophie en kind Dave, die de 11 de fe­bruari 2 jaar geworden was, onver­hoopt daarbij zouden zijn, kon ik ze bijstaan en min of meer op hun ge­mak stellen. Op een gegeven ogenblik moesten wij mannen een keus maken ons op te geven bij één der commando's . Ik had weinig zin voor de moffen te welken en ei bleef mij niet andeis over, hoewel met grote tegenzin, de oidedienst te kiezen, omdat daaivan ook de treindienst deel uit maakte. Gelukkig hebben wij nooit belang­rijke functies uitgevoeid, niet te ver­gelijken met de invloed die de OD (Ordedienst) in Westerbork uitoe­fende. Wat ikzelf prachtig vond, was dat Saathof, de Scharführer (setgeant eer­ste klasse), die vooial in het joodse kamp de lakens uitdeelde, ons voot 'Scheiss-OD uitschold.

De kinderbarak As OD'er was ik in de gelegenheid in de kindetbatak te komen. Daai wetkte Jenny, een hele goede vrien­din van Fietje (Sophie) en mij. En een viiendin van Jenny, Selma. De beschrijving van de toestand die ik daai aantiof laat ik ovei aan prof. dr. S. van Creveld, weetgegeven dooi dr.

J Presser in Ondergang, deel II 'Het Kamp Vught. Van Creveld kon enige malen o.a. die kinderbarak bezoeken. Hier trof hij onbeschrijfelijke toestan­den aan; voeding, verzorging, hy­giëne, de leefomstandigheden in het algemeen van de kinderen en van de baby's in het bijzondei, lieten wel­haast alles te wensen ovet. De veitegaande onverschilligheid van de Duitse kampleiding werkte nog noodlottige! dan haar diefachtigheid. Alles wat Amsterdam (de Joodse Raad) zond aan voedingsmiddelen en me­dicamenten weid dooi hen in beslag genomen. De smerigheid in de ba -^^ takken taitte ondanks de toewijding^^ van enige flinke vrouwen, elke be­schrijving.... zuigelingen kregen vaak helemaal geen melk, soms zuie. Melkpoeder door de Joodse Raad gestuuid, kwam in de Kommandantur terecht. Uit een na­oorlogs college van prof. Van Creveld: "Beseft u eens, wat het zeggen wil, wanneei doodzieke, uitgeteeide zui­gelingen of oudere kinderen direct bij elkaai liggen op een mattas zonder lakens, zonder luier, bijna zonder andere kleding, omgeven door hon­derden vliegen, die zich bij voorkeur verzadigden aan de stinkende afschei­ding uit neus en oren en aan de ont- _ lasting. Vandaat kwamen de vliegen^^ weer terecht bij de melk - indien aan­wezig - en bij ander voedsel, waar­mee de vicieuze cirkel gesloten was." Ik kan, doot de enkele bezoeken, de hopeloze toestand die hij er zag, bea­men. Als voorbeeld kan ik een sum­mier voorvalletje noemen. Toen ik er op een vroeg uur in de ochtend bin­nen kwam hield Jenny mij een scho­teltje met in een nipje suiker gedoopte kotstjes voot van vele dagen oude kuch (homp brood) die een notmaal, gezond iemand niet eten kan.

Eén van de sterfgevallen De toestand van de kinderen werd in korte tijd onhoudbaar Bijna dage­lijks stierven één of twee van de klein-

Page 15: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

tjes. Hoe zij afgevoerd werden (be­graven of gecremeerd) weet ik niet. Op een avond dat ik bij de kinder­barakken wacht liep kwam een oude Duits-joodse arts, wiens naam ik me niet meer kan herinneren, die de lei­ding had over de joodse zieken­barakken, naar mij toe. Een jonge joodse vrouw, hevig snikkend, liep met hem mee. De dokter verzocht mij om de echtgenoot van de huilende vrouw te halen. Deze, zo jong en klein als zijn vrouw, werkte in de nacht­dienst bij de excotex, een confectieatelier waar vele honderden vrouwen en mannen werkten. Ik moest daarvoor naar het uitgebreide industrieterrein. Met een briefje van

^de arts kwam ik moeilijk door het hek van het complex, want bij de poort daar zat in een speelgoedklein wacht­huisje Piet, een oude kaalgeschoren grote dikke Kapo. Hij was in hoge graad bezeten van kampkolder. Een super antisemiet, die als een razende schold en vloekte.

Spoedig vond ik de bedoelde persoon, een kleine Poolse man. Hij begreep direct waarvoor ik kwam. Wanr hun kind was ook één van de heel ernstig zieken. Op een holletje liepen we te­rug naar de dokter en de jonge vrouw. De man had geen uitleg nodig. Sa­men strengelden zij hun hoofden, nat van tranen, tegen elkaar. Omarmd en

.naar elkaar overgebogen stonden zij 'hartbrekend te snikken. Een poortje vormend, een boog van verslagen­heid.

Gesmokkelde waarschuwingen Natuurlijk werd het in onze barak­ken druk besproken. De ernstigste ziekten werden fluisterend genoemd. Mijn conclusie uit deze dramatische toestand trekkend, besloot ik om te proberen Fietje te berichten, in Am­sterdam. Van de transporten van Amsterdam naar hier hoorden wij wat daar alle­maal gebeurde. Persoonlijk ontving ik ook wel berichten en boodschap­pen, maar er uit gingen er maar heel weinig. Wel kwam Blut, de bood­schapper van de Joodse Raad, weke­

lijks hier en stond dan uren aan de Kommandantur om orders en ant­woord te ontvangen. Wij OD'ers spraken wel eens met hem, maar het bleef levensgevaarlijk hem met brief­jes en dergelijke te bezwaren. Ik hoopte dat de mensen in Amster­dam van wat er hier plaatsvond op de hoogte waren. Het lukte. Drie keer heb ik een be­richtje kunnen verzenden. Eenmaal tussen de dubbele plank die achter het vrachtwagentje van de Joodse Raad zat, één keer afgegeven bij de familie De Winter (van de Joodse Raad uit Den Bosch, die altijd hiel­pen bij de vertrekkende transporten op het perron van het stationnetje van Vught); en de derde keer een klein stukje bruin pakpapier, meegegeven aan ik weet niet meer wie. Ze zijn alle drie veilig terecht gekomen. Ik moest er wel het adres van de broer van Fie, Harry, en diens vrouw Rie, op ze t t en . Alles gevaarlijk tot en met. Harry kwam dagelijks bij Fie om za­kelijk te regelen en te werken, want wij hadden een werkplaatsje bij mij boven op zolder. Een andere vrien­din van Fietje moest, met haar jon­getje van gelijke leeftijd als Dave on­geveer - Lenie en Maxje - in die tijd vanuit Zuid naar Oost verhuizen en kwamen bij Fietje inwonen. Zo had­den de Duitsers de joden bij elkaar en makkelijk voor het grijpen. Zij verkeerden in dezelfde situatie als wij. Lenies man, Heijman, zat ook in Vught. (diamantslijper en bont­werker) . Ik moest met omzeilende en zo min mogelijk woorden mijn bedoelingen duidelijk maken. Over hoe het hen verging, over de smartelijke bespre­king tussen Fie, Lenie, Harry en Rie, zal ik kort zijn. Ik had gevraagd Dave te laten onderduiken en Rie en Harry hebben daar een grote en succesvolle rol bij vervuld. Maxje en Dave heb­ben pleegouders gekregen (makkelijk gezegd) en beiden overleefden de oor­log. Lenie en Fietje stierven in Birkenau door honger, ontbering en ziekte. Heijman was met mij in de­zelfde kampen, maar heeft de doden-

tocht van Auschwitzveiax Dachaumex overleefd.

Op transport Op een gegeven dag werden de leden van zijn 'Scheiss-OD' door Saathof opgetrommeld. Wij moesten vanuit een barak op het industrieterrein de daar opgeslagen kinderwagens opha­len. Enige malen moesten wij ermee naar de Kommandantur rijden. Hij voorop, en natuurlijk ontbraken zijn snauwen "los, los" (vooruit, opschie­ten) daarbij niet. Belachelijk droe­vig. In het voorbijgaan zag ik in het joodse vrouwenkamp jonge vrouwen, hun baby's in de armen torsend, ons door de draadversperring verbijsterd na kijken. Uit Ondergang deel II blz 401: "Be­gin juni 1943 kwam het bevel, dat alle kinderen op transport moesten naar 'speciale kinderkampen in Hol­land', waar de moeders zelfs korte tijd heen konden, 'om zich van de goede verzorging hunner kinderen te over­tuigen'. Dit beschouwde de joodse kampleiding natuurlijk als een leu­gen en deed het tegenvoorstel, voor deze kinderen op korte afstand van het hoofdkamp een bijzonder kamp te bouwen. Hiernaar scheen de kampcommandant Chmielewskioren te hebben. Professor Van Crefeld kreeg zelfs het verzoek, een schema op te maken voor hun huisvesting." Maar op 6 juni kreeg hij van de voor­zitter van de Joodse Raad de mede­deling dat 'op hoog bevel' alle kinde­ren van 0 tot 16 jaar weg moesten.

De nacht van 5 op 6 juni Nog even onbekend met wat er zou gaan gebeuren in ons joodse kamp, kwamen Süsskind, de joodse kamp­leider, met Lehmann, de tweede man in onze barak, om een groepje OD'ers uit te zoeken. Er kwamen nog enige hen geschikt lijkende jonge mannen bij. Wij (ik was één van hen) gingen naar een naastgelegen barak. Er wer­den ons bloedrode armbanden, wel anderhalve decimeter breed, uitge­reikt, waarmee wij de sinistere naam

Page 16: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

bloed-OD opgebonden kregen. De barak was voor theater­voorstellingen ingericht. Een bij­lokaal, tussen de coulissen en de in­strumenten van de orkestleden, diende voor ons nachtverblijf. Van slapen kwam niets terecht. Süsskind besprak met ons de taak die wij de volgende twee dagen moesten uitvoe­ren, nadat hij ons de proclamatie met stokkende en hortende stem had voorgelezen. Wij moesten de men­sen die op transport zouden gaan be­geleiden, hun bagage helpen dragen en helpen hun gemoedstoe­stand, de angstgedachten die ons allemaal beroerden, zo veel mogelijk te verwerken. Dr. Lehmann nam het van hem over beweerde dat het nog een gelukje mocht heten dat wij dat konden doen, want de SS'ers en de Kapo's zouden wel anders optreden. Van ons vandaan moesten Süsskind en Lehmann de wrede mare in alle barakken brengen.

bepakt door de poort gaan. Uit één van de kistjes met tomaten die de Joodse Raad voor de op transport gestelde slachtoffers had verzorgd, had hij er één genomen en liet hem, met de sap langs z'n kin, terdege smaken, (gestolen goed smaakt het best, in dit geval, maar gedijt niet). In de poort stond op dat moment Hauptsturmjuhrer Etlinger te contro­leren. Hij kreeg Hakkie in de gaten en stoof op hem af. Z'n tanden omtbloot als bij een bloedhond gaf hij onze vriend met al z'n kracht een

V

fJIf Ji

£ 'ê

«Sas

Losse beelden

mm.

Ik kan die twee dagen niet indelen, omdat wij steeds als O D in het kamp, op het per- ^ ron, of onderweg waren. Al- ,,. leen wat beelden zijn me bij­gebleven. ':! David van Geens, mede­oprichter van ons Comité, kortelings overleden, vertelde ons het volgende; Hij begeleidde zijn vrouw en kind, een zuigeling, naar de appèlplaats, de verzamelplaats. Het had die dag ont­zettend hard en lang geregend. Toen zij op de plaats kwamen, zette hij het reismandje met het kind erin even neer. De vlakte was een grote plas water. Het mandje dreef af.... Het enige dat David zich nog van het hele transport kon herinneren, bezwoer hij ons later: aan Eva, mijn tweede vrouw, en mij. Hakkie Trijtelwzs een beresterke jon­geman en nog diamantslijpers-leer­ling. Ook hij was OD'er. Ik zie hem, meehelpende bij het transport, zwaar

WKrWÈÊÊÈtÊÈÊ * l f l

V > * £

De proclamatie waarmee het Kinder­transport werd aangekondigd

stomp tegen z'n slaap, zodat Hakkie waggelend tegen een wand van de poort terecht kwam. Hij kon zich nog net op de been houden, en liep hoogbepakt en verder etend door. Hakkie is omgekomen in Auschwitz. Een man, met vrouw en kinderen bepakt en een instrument onder de arm, ik zag het van nabij, was op weg naar de autobussen, die buiten de poort de ongelukkigen opwachtten. Zij werden daar, binnen het kamp nog, door één van de controlerende SS-officieren tegengehouden. "In­strumenten blijven hier", moet hij

gezegd hebben. (Die instrumenten gaven de musici die in de kamp­orkesten speelden, een comfortabe­ler bestaan en hebben de meesten zelfs het leven gered.) De muzikant gaf zijn grote pakket, dat hij onmogelijk had kunnen wegstoppen, aan de SS'er. Ze moeten elkaar daarbij ge­dold hebben, want ze lachten erom. De enige kwinkslag welke die droeve dagen geklonken heeft. Eén van de groten onder ons moet ik zeker met verering noemen. In niet één andere beschrijving of verslag van

het joodse kamp Vught komt Emanuel Boas voor. Ik zou een hele beschrijving van die man kunnen geven. Onze krant biedt daar echter geen d plaats voor, dus beperk ik me. Hij was als diamantfabrikant van aanzien, meegekomen met het transport van 11 fe­bruari, dat grotendeels uit diamantbewerkers bestond. Als voorman van de kleding-verzorging heeft hij waanzin­nig hard gewerkt. Als grote, zware man heeft hij met zijn werken denk ik wel een 50 pond aan gewicht verloren. Ik weet niet meer of het met vrouw en kinderen was, maar met het kindertransport is hij uit het leven verdwenen. Met

v hem of hen gingen velen^ i , s . vrienden, diamantbewerkers,™

en bekenden van mij mee. Alle joden, ook de oude mensen uit de Medine, de Nederlandse provin­cie, die gehoor hadden gegeven aan de oproepen in diverse couranten op 22 april en naar het kamp waren ge­komen met enorme bagage, moesten kort daarna mee met dat kinder­transport. Door Emanuel Boas kon­den de stakkers hun bagage keurig verzorgd meenemen en met hun le­ven in Sobibor afleveren.

Pendeldienst In één van de bussen, die van buiten de poort naar het stationnetje van Vught pendelden, zaten Nederlandse politieagenten. Achterin een kleine

Page 17: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

kofferruimte reden enige OD'ers, waar ik ook bij was, mee. Voorin bij de ingang zaten twee SS-posten met hun stenguns naar binnen gericht. Onder het rijden draaide één van de agenten - kennelijk een commandant, commissaris of wat zij n rang ook was - zich naar mij om en vroeg: "Wel jongens, hoe maken jullie het?" Niet in acht nemend wat voor vlees ik in de kuip had en of die twee wacht­posten voorin Nederlanders waren en mij verstaan konden, antwoordde ik meteen: "Nu, u ziet wel wat er hier met ons gebeurt. Alsjeblieft, maak het bekend!" Hij draaide zich weer terug. Of hij het ooit verder vertelde weet ik niet.

Op het perron hielp ik met het naar de klaarstaande beestenwagens dra­gen van zieke kinderen. In één van de goederenwagens was een heel klein beetje stro uitgespreid. Wat mij daarvan nog tot de dag van van­daag helder bijblijft, is het dragen van een lang, op de graat mager jongetje van 3 of 4 jaar. Het voelde in mijn armen aan als een leegge­lopen zaagselpop. Ik heb het zo zorgzaam voorzichtig gedragen, bang dat het in elkaar klappen kon, als een nat stuk karton dubbel zou vouwen en breken.

)Wat er in het kamp intussen plaatsvond. De 6de juni. Door de mannen wier vrouwen en kinderen al ten dode opgeschreven waren, werd de joodse Schreibstube bestormd. Er waren er die probeer­den vrij te worden gesteld van het transport . Maar er waren ook man­nen die het tegenovergestelde deden, die smeekten om met vrouw en kin­deren mee te mogen gaan. Eén man lukte het, hoorde ik. Dat was de OD'er Theo Belinfante, de conféren­cier van het cabaret. Het hele kamp zong zijn zelfgeschreven liedjes. Ook de SS'ers van de Kommandantur, van hoog tot laag, die veelal de eerste rij in het theater vulden, kenden hem. Misschien was het die staat van

dienst die Theo dit privilege deel­achtig deed worden.

De 7de juni Mijn verslag husselt veel door elkaar, maar is door mij van punt tot punt zelf daadwerkelijk meebeleefd. Ik werkte met mijn rode-band-makkers 's avonds op het perron. De trein met de lange rij lege beestenwagens (20 paarden of zoveel mensen als er maar ingestouwd konden worden) stond weer gereed. Het scheen mij dezelfde, die zijn terdood-veroordeelden de vorige dag in Westerbork had afgezet. Plotseling holde er een stel mannen het perron op, o.a. Friedlander en Woljf, leiders van de OD, die verdorie geen hand hadden uitgestoken om te helpen die dagen. Ook kwamen er nog andere min of meer prominentegevangenen. Eén van hen vertelde dat het een ver­schrikkelijke dag binnen in het kamp was geweest. Er waren, net als in stad en op het land, razzia's gehouden. O.a. had de kampkommandant in­zage in de kartotheek genomen en hem geheel overhoop gehaald. Om die situatie te ontvluchten hadden zij zich uit de voeten gemaakt. Het was weer een af en aan gedraaf naar het schrijfburo geweest, evenals de vorige dag. De opdracht werd uiteindelijk ver­vuld, het getal bij elkaar gekregen; 3000 joodse mensen, onder wie 1200 kinderen. De wagons werden weer overvol gepropt, alleen een Neder­landse agent aan de opening van de schuifdeuren had ruimte om te zit­ten of te staan. Of er verlichting of voor sanitair een tonnetje was, weet ik niet meer. Twijfelen doe ik er wel aan.

Saathoff, de Scharführer, stelde ons, helpers, op in rijen van 5. De promi­nenten schoven tussen ons in. Dat was een beangstigend idee, want ze hadden ons best bij het transport kunnen stoppen. Langzaam zette de trein zich in beweging. Wij, de hel­pers, werden naar huis teruggereden.

Ja, naar huis, het kamp. Er was ons toch niets anders overgebleven dan een tijdelijk onderkomen in het Durchgangslager concentratiekamp Vught. Na middernacht kwamen wij aan. We voeren langs de appèlplaats, waar zich de twee verstreken dagen het wreedaardige, meest afschuwe­lijke drama had afgespeeld. Hij lag er nu als uitgestorven bij. De uitge­strekte zandvlakte, als twee voetbal­velden wijd, geleek op een enorme plaat zink welke door de manen-stralen blinkend werd gepolijst. Een eindeloos slot aan een infernale geschiedenis.

Diverse verzetscomité's maken gewag van deze geschiedenis in hun laatst verschenen bladen. Eén daarvan, de Stichting Vriendenkring Nationaal MonumentVught, wil zich inspannen om dit transport van joodse kinde­ren, dat tot nu toe onderbelicht is gebleven, meer bekendheid te geven. Zij vraagt om een gedenkteken of suggesties daaromtrent. Mijn sugges­tie zou zijn een beeld van die Poolse man en zijn vrouw, die elkaar omstrengelen als zij rouwen om de dood van hun kindje.

Jacques Furth

K ! , . J "y...

i^jCsS&Sftj-. «art

•iKiaeAft& * J «•BS's'sSjasSï*,.

Vught, 23 oktober 1984. Ter herden­king van het Kindertransport wordt op het stationnetje in Vught een plaquette onthuld (foto: Jacques Furth)

Page 18: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

D e p l a a t s i n g v a n h e t h e r s

Page 19: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

elde Auschwitz Monument

Page 20: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

Roma in Tsjechië Aan de rand van het bos bij Hodonin u Kundtdtu staat een hoog oprijzend kruis met een gebroken wagenwiel en een gareel. Het monument herin­nert aan honderden zigeuners die hier tijdens de Tweede Wereldoorlog om het leven kwamen. Waar nu een re­creatieoord is voor vermoeide Tsje­chen was het ' Durchgangslager voor zigeuners uit het Duitse protectoraat Mahren, die in afwachting van hun transport naar Auschwitz dwangar­beid verrichtten; tweehonderd kilo­meter verderop naar het westen wer­den bij het dorpje Lety hun volks­genoten uit het ' Protektorat Böhmeri samengedreven in een 'Lager waar nu een varkensmesterij floreert. Het monument, het eerste officiële gedenkteken in de Tsjechische Repu­bliek voor haar in de oorlog ver­moorde zigeuners, werd de voorbije zomer onthuld op een moment dat Roma, zoals de zigeuners van Oost-Europa en de Balkan heten, zich massaal opmaakten de Tsjechische Republiek te ontvluchten. Aange­spoord door een televisiereportage over het goede leven dat een Tsjechische Romafamilie in Canada had gevonden, meldden zich binnen enkele dagen honderden Roma als landverhuizers bij de Canadese am­bassade in Praag. Toen de geschrok­ken Canadese autoriteiten belemme­rende maatregelen namen verlegden de Roma hun reisdoel naar Engeland, verondersteld tussenstation.

Penibel bestaan Het water stond de Roma uit de Tsjechische Republiek tot aan de lip­pen - de afgelopen zomer soms let­terlijk door de watersnoodramp in het noordoosten van het land, waar zeer velen van de naar schatting 300.000 Roma (3 percent van de totale Tsjechische bevolking) verblijven. De vrijheid die de val van het com­munisme in 1990 de Tsjechen had gebracht, had niet voor hen gegol­

den. Integendeel. De deling van het oude Tsjechslowakije, drie jaar later, in een Isjechische en een Slovaakse staat had hun lot verergerd. Het bestaan van de Roma is vanouds penibel, ook in de Tsjechische land­streken. Tijdens de Tsjechoslowaaksc Eerste Republiek (1918-1938) werden er wetten afgekondigd die de bewegingsvrijheid van de Roma aan banden legden, de politieregistratie was streng en betrof iedere zigeuner, de sedentaire evenzeer als de nomadi­sche. Ten tijde van het ' Protektorat' hielp de efficiënte vooroorlogse zigeunerregistratie de Duitsers en hun Tsjechische handlangers bij de uitvoe­ring van hun liquidatieplannen. Meer dan negentig percent van de 'Isjechische Roma kwam om in de vernietigingskampen, slechts 600 van hen keerden eruit terug. In de Duitse vazalstaat Sloivakije, waar de nazi-sympathieën van de'onafhankeüjke', regering- Tisso zich vooral manifes­teerde in de actieve medewerking aan de deportatie van joden, waren de Roma betrekkelijk veilig. Ze waren in het overwegend agrarische Slowakije altijd welkome dagloners tijdens de oogst en gedurende de oor­log bleven ze buiten schot zolang ze zich maar verborgen hielden in de vatra, hun nederzettingen in de ber­gen en de bossen.

Gesteriliseerd Na de oorlog en na de uitwijzing van zo'n twee miljoen Sudetenduitsershaal-dcn de Tsjechoslowaakse regering Slowaakse Roma naar de ontvolkte voormalige Sudetenduitse grensgebie­den. De communistische machtheb­bers intensiveerden in de jaren vijftig en zestig deze gedwongen migratie naar de expanderende Tsjechische in­dustrie- en mijnbouwgebieden. Aan hun nomadisch bestaan werd een eind gemaakt. De Roma werden samen­gedreven in woonwijken aan de rand van de steden, leegloop werd streng

gestraft. En per decreet van 1972 konden Romavrouwen worden ge­steriliseerd teneinde de 'hoogst on­gezonde' Romabevolking in toom te houden. Fnuikend voor de Roma in de hui­dige 'Isjechische Republiek was de decentralisatiegedachte die tijdens de Praagse Lente van 1968 wortel schoot: in 1969 werd het land for­meel een federatie. Naast een Tsjecho-slowaakse nationaliteit kreeg elke staatsburger een Tsjechische of Slowaakse. Zo werd een ieder die vóór 1953 op Tsje­chisch (Slowaaks) grondgebied was^ geboren werd ookTsjech (Slowaak). Dat betekende niets want voor alles was men Tsjechoslowaak. Tot 1 ja­nuari 1993, dus na de val van het communistisch bewind, toen de Tsjechische en Slowaakse Federale Republiek uiteen viel. Vanaf dat moment moest men aantonen, zo bepaalde de regering van de nieuwe Tsjechische Republiek, dat men, overeenkomstig de communistische wet van 1969, vóór 1953 op Tsje­chisch grondgebied was geboren, om zich na 1 juli 1994 nog Tsjech te mogen noemen.

Vreemdeling in eigen land Het kwam er op neer dat iedereen die jonger was dan veertig jaar en uit Slowakije afkomstige ouders had vreemdeling was in het land waar hij of zij grondwettelijk zijn levenlang had gewoond. Dit betrof meer dan een derde van de Tsjechische Roma. De bepaling had niets te maken met het ongedaan maken van het com­munistisch onrecht van de gedwon­gen migratie van Slowaakse Roma, zoals verdedigers van het beleid wil­den doen geloven. Het had alles van doen met het streven van de nieuwe machthebbers - op cijfers en centen gefixeerde neo-liberale fundamenta­listen bij wie, naar eigen zeggen, het woord sociaal, niet voorkomt in het

Page 21: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

woordenboek - het minderheids­probleem te lijf te gaan door de om­vang van de betreffende bevolkings­groep getalsmatig te decimeren. Aan de notie van de hun politiek machte­loze president, dat 'het probleem van de zigeuners de lakmoesproef voor een fatsoenlijke samenleving is , (Vdclav Havel, eind 1993) hadden ze geen boodschap, zomin als aan de kritiek en protesten uit de Verenigde Naties, de Raad van Europa, het Ame­rikaanse Congres en tal van mensen­rechtenorganisaties. De nieuwe wet­ten van het land voldeden immers formeel aan alle internationale bepa­lingen aangaande discriminatie en racisme.

^^Nieuw vijandsbeeld Weerklank vond het beleid in de Tsjechische samenleving. Opinie­onderzoeken wezen uit dat 90 per­cent van de Tsjechen 'weieens vijan­dige gevoelens, heeft jegens de Roma, dat 60 percent 'harde wettelijke maat­regelen' tegen de cerny (zwarten) wenst, dat 30 percent begrip heeft voor gewelddadige acties van skinheads tegen de cikdn (scheld­woord voor Roma). "Men had een nieuw vijandsbeeld nodig," zegt Markus Pape, die onlangs een schokkende studie publiceerde over het Tsjechisch aandeel in de uit­

vloei ing van de Roma tijdens de Tweede Wereldoorlog. "Tegen de Russen kon men zich niet meer ke­ren, die waren weg. Tegen de Duir-sers mocht men zich niet kanten van­

wege de nieuwe politieke en econo­mische verhoudingen. Men richtte zich tegen de Roma." Men ligt niet wakker van het het feit, dat 70 tot 80 percent van de Roma werkloos is. Men wijt dat aan de er­felijke werkschuwheid van de Roma, aan hun aangeboren parasitair ge­drag, aan hun onverbeterlijke drank­zucht en voorkeur voor misdadig ge­drag. Deze genetische mythes recht­vaardigen volgens vele Tsjechische burgers, dat Roma worden uitgeslo­ten van de arbeidsmarkt en geweerd uit cafés en restaurants. Ze voelen zich geschraagd in hun vooroordeel door het uitblijven van veroordelin­gen wegens discriminatie op grond van ras, hoewel de wetten daarvoor bestaan. Men neemt voor kennisgeving aan dat een hoge ambtenaar van het mi­nisterie van Onderwijs verkondigt dat 'Romakinderen minder intelligent zijn dan blanke kinderen'. Men vraagt zich niet af hoe het zou kun­nen komen dat 'Romakinderen so­ciaal gehandicapt zijn'. Men aan­vaardt dat 80 percent van de Romakinderen naar speciale scholen voor geestelijk gehandicapte kinde­ren gaan, in de volksmond 'zigeuner-scholen'. Hoewel gesegregeerd on­derwijs bij wet is verboden doet de regering het probleem af als onbedui­dend. En met het geweld tegen Roma valt het volgens de brave bur­ger ook wel mee afgaande op de sta­tistieken van politie en justitie. Maar het ontgaat hem dat vele Roma al-

Livera De meest gesorteerde speciaalzaak in ondermode

Lingerie - Foundations, Bad- en Beenmode Borstprothesen: afd. mevr. Buijs

Livera, Hoofddorpweg 20-22. Tel. 020-614 11 11 Mevr. Buijs, Hoofddorpweg 20-22. Tel 020-615 81 92

lang niet meer naar de politie of jus­titie lopen als ze zijn gemaltraiteerd, omdat ze elk geloof in een serieuze behandeling van hun aanklacht heb­ben verloren. Veroordelingen wegens racistisch geweld zijn zeldzaam. En de overheid ziet toe. Kritiek van bui­tenlandse regeringsinstanties wordt onbillijk genoemd, rapporten van de eigen officiële minderhedenraad met suggesties voor een ander beleid ver­dwijnen in ladenkasten, protesten van mensenrechtenorganisaties worden ongegrond verklaard. De regering zwijgt als de burgemeester van de Praagse deelgemeente -i-kov voorstelt alle Roma in zijn wijk te verhuizen naar de rand van de stad. Ze neemt geen maatregelen als de burgemees­ter van een deelgemeente van Ostrava 'haar' Roma aanbiedt de kosten voor een enkele reis Canada te betalen uit de gemeentekas als ze maar onmid­dellijk vertrekken. Bij de onthulling van het monument in Hodonin u Kundtdtu sprak Jana Horvdthovd, dochter van een van de weinige Tsjechische Roma die terug­keerde uit Auschwitz: "Niet op grond van de Tsjechische wetgeving genie­ten Roma de facto niet dezelfde rech­ten als andere leden van de samenle­ving, maar vanwege de brede maat­schappelijke aversie tegen hen. Laat ons hopen dat onze nakomelingen na vele jaren niet nog eens gedenktekens zullen moeten plaatsen op half­vergeten graven van Roma."

Jos Schneider

Centrum voor Informatie en Documentatie

Israël

2502 AP Den Haag, Postbus 11646, tel. 070-3 64 68 62

Page 22: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

Wat te doen met de "Auschwitz-Lüge"? Geschiedschrijving is een permanent debat. Nieuwe tijden en nieuwe ge­neraties historici werpen nieuwe lich­ten op de grote gebeurtenissen in het verleden en kraken kritische noten over de wijze waarop vorige genera­ties historici met die gebeurtenissen zijn omgegaan. Ook de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog leidt in toenemende mate tot heftige disputen tussen his­torici. Naarmate de tijd verstrijkt wordt steeds vaker de vraag opgewor­pen of de generatie van Presser en De Jong wel voldoende afstandelijk met het vraagstuk is omgegaan. Al in 1983 bond de huidige direc­teur van het RIOD, J.C.H. Blom, met zijn oratie 'In de ban van goed en fout! de kat de bel aan door de vraag op te werpen of een minder moralis­tisch getinte geschiedschrijving niet geboden was. De historica Nanda van der Zee kreeg een storm van kri­tiek van vakgenoten over zich uitge­stort toen zij met haar boek ' Om er­ger te voorkomen de slaafse medewer­king van de bestuurlijke elite aan de Jodenvervolging in Nederland aan de orde stelde.

Bagatelliseren en ontkennen Dat alles is kinderspel vergeleken met de Historikerstreitdie sinds jaar en dag woedt over de vraag of, in historisch perspectief gezien, de misdaden van het Derde Rijk niet verbleken bij die van het Stalinisme met zijn Goelag Archipel. In een, recentelijk in Frank­rijk verschenen ' Livre Noir wordt het aantal slachtoffers van het commu­nisme een veelvoud genoemd van die van het nationaal-socialisme. De vraag die de zogenaamde revisionisten vervolgens oproepen is of het tegen die achtergrond niet te begrijpen is dat Hitier c.s. daartegen een dam wilden opwerpen. En zo verloopt het "permanente debat" van kwaad tot erger. Een verhaal apart temidden van deze pennenstrijd zijn de pogingen van

sommige groeperingen, die men moeilijk tot de historici kan rekenen om de vernietigingskampen van het Derde Rijk te bagatelliseren of zelfs te ontkennen. Het is een perverse poging van dubieuze figuren, dikwijls oud-Nazi's, om het eigen verleden wit te wassen en de schuld van de 'opge­blazen' horror-stories over de Holo­caust in de schoenen te schuiven van het "Internationale Jodendom'. En zo is de cirkel weer rond. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Auschwitz-Lüge vandaag vooral uit de koker komt van nieuwe, racistische groeperingen die, door de misdaden van het Derde Rijk te bagatelliseren, zichzelf meer legitimiteit proberen te verschaffen. Zonder de ballast van het verleden is het immers minder moeilijk om bij een groter publiek meer gehoor te vinden voor hun ver­derfelijke ideeën.

Dat de Auschwitz-Lüge dlev krenkend is voor de slachtoffers en hun nabe­staanden behoeft in dit bulletin geen betoog. Belangrijker is echter dat wij ons realiseren dat de Auschwitz-Lüge gezien kan worden als een van de ern­stigste vormen van racisme en ook nadrukkelijk zo bedoeld is. De ver­breiding van het verschijnsel is ook niet los te zien van een opkomend racisme in Europa en vormt als zo­danig een ernstige bedreiging van onze hedendaagse rechtsstaat.

Het was dan ook een goede zaak dat op 8 december jl. de Anne Frank­stichting, het CIDLen het Overlegor' gaan van Joden en Christenen in Ne­derland over dit fenomeen een sym­posium belegden dat geopend werd door de Minister van Justitie, me­vrouw Sorgdrager. Minder gelukkig was ik met het feit dat mevrouw

Ed van Thijn tijdens een studiedag over het revisionisme (foto: Carla van Thijn)

Racisme Het zou dan ook een grote fout zijn om dit verschijnsel te onderschatten. De Auschwitz-Luge is aan de orde van de dag en wordt via moderne communicatietechnieken (Internet, CD-ROM's, pop- en rockmuziek, enz.) op grote schaal verspreid.

Sorgdrager, die weliswaar vierkant achter de strijd tegen de Auschwitz-Lüge zei te staan, geen mogelijkhe­den zag om deze strijd met juridische middelen te voeren. Voor een alge­meen verbod zou geen aanleiding zijn. Deze opvatting is om verschillende redenen eigenaardig, Allereerst om-

Page 23: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

dat uit een recente uitspraak van de Hoge Raad blijkt dat de Holocaust­ontkenning in Nederland vanwege het beledigende karakter niet is toe­gestaan, In de tweede plaats omdat de Europese adviescommissie tegen racisme en vreemdelingenhaat (waar­van ik deel uitmaak) unaniem op een dergelijk algemeen verbod heeft aan­gedrongen. In de derde plaats omdat dit verbod inmiddels in diverse lan­den is ingevoerd, zoals Duitsland, België, Frankrijk en Oostenrijk. In de vierde plaats omdat de Europese Raad van Ministers recentelijk heeft besloten in een 'Action commune om de strafwetgeving inzake racisme­bestrijding te harmoniseren.

^Waarom moet Nederland het weer "beter" weten? Met welk recht?

Debat? Minister Sorgdrager beriep zich op het grote goed van de vrijheid van meningsuiting. Maar die vrijheid is niet absoluut en wordt begrensd door

ieders verantwoordelijkheid voor de wet. Het is een uitgemaakte zaak dat het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van Rassendiscriminatie ons verplicht elke aanzet tot rassen­haat te verbieden. Elke burger heeft het fundamentele recht om daarvan verschoond te blijven. Een andere vraag die de Minister zich stelt is of een juridische aanpak wel effectief is. Is het niet beter om het debat aan te gaan? De vraag is wie het debat met deze redeloze, haat­zaaiende groeperingen dan zouden moeten voeren? En waarover dat debat dan zou moeten gaan? Moe­ten de overlevenden, die al een levens­lang debat hebben gevoerd, opnieuw de confrontatie zoeken en opnieuw de bewijzen aandragen dat de vernietigingskampen echt hebben bestaan?

Wat de Minister niet schijnt te be­grijpen is dat het verbod op een ont­kenning van de Holocaust een

rechtstatelijke verankering behoeft. Opdat voorkomen wordt dat de slachtoffers van het dieptepunt in de Westerse beschaving de speelbal wor­den van het erosieproces van de ge­schiedenis. En alles weer opnieuw begint.

Ed. van Thijn

4

ƒ J . * •

In Munsterland, aan de weg tussen Munster en Meppen, werden wij ge­troffen door dit verkeersbord dat er alle schijn van heef dat Duitsland pro­beert af te rekenen met het verleden (foto: Eddy Neter)

Modehuis Blok stelt haar collectie dames-en herenkleding met zorg samen uil het

Internationale aanbod van toonaangevende merken. Daarbij ligt de nadruk niet alleen op

stijlvolle maar ook op sportieve kleding.

Tevens vind u in onze vestiging in Uithoorn een uitgebreide collectie kinderkleding.

Dames-, heren- en kindermode Uithoorn

Amstelplein 19 Tel 0297-561353 Vrijdag koopavond

Dames- en herenmode Amsterdam-Buitenveldert

Gelderlandplein 25 Tel 020-6462656

Donderdag koopavond

ATHENAEUM # & # # # A B ^ & %

S P U I 14-16

A M S T E R D A M

TEL: 020-6233933 FAX: 020-6384901

G E D E M P T E O U D E G R A C H T 7 0

H A A R L E M

TEL: 023-5318755 FAX: 023-5322603

EMAIL: I N F O @ A T H E N A E U M B O O K S . N L

INTERNET: W W W . B O E K N E T . N L / A T H E N A E U M

BOEKJïAdNLÜEL

Page 24: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

Antisemitisme op de tribune Racisme en voetbal; we zijn er al bijna aan gewend geraakt om die twee za­ken in één adem te noemen. Het af­gelopen jaar was het weer regelmatig raak. Is het maken van oerwoud­geluiden als er zwarte spelers aan de bal zijn iets van de laatste jaren, anti­semitisme op de tribune komt al veel langer voor. Dat blijkt uit een artikel dat Henk van Dorp en Frits Barend al in 1982 schreven in Vrij Neder­land naar aanleiding van de 'topper' Feyenoord-Ajax op 4 december, nu dus ruim 15 jaar geleden.

Toen "Feyenoord-Ajax van afgelopen zon­dag was een spannende, aantrekke­lijke voetbalwedstrijd. Het stadion was al weken uitverkocht en de poli­tie hoefde op een totaal van 60.000 toeschouwers 'maar' twaalf arrestaties te verrichten. Het publiek had het veilige gevoel dat de politie niet lijd­zaam zou toezien bij pogingen tot ordeverstoringen. Potentiële rel­schoppers wisten dat ze gearresteerd konden worden. Eigenlijk gebeurde er niets noemenswaardigs, conclu­deerden 'Langs de Lijn zondag­middag op Hilversum 1, Studio Sport zondagavond en de maandagkranten. Publiek en politie waren de grote winnaars van het voetbalfeest. Na de wedstrijd treffen we onze fa­milie en vrienden die de wedstrijd hadden gezien in vakj, ausgerechnet vak J. Op de voorste rij van hun vak zat een groep Feyenoord-aanhangers die een wit shirt met een zwart ha­kenkruis droegen. Ongestoord zon­gen ze de hele middag "de dood aan alle joden, Ajax-joden vuile joden." En naast hen zongen de hele middag Ajax-aanhangers van de zogenaamde F-side "Wij zijn joden, wij maken een joden-goal". Zeli hadden we zoals gewoonlijk op de perstribune gezeten. Gescheiden door een groot hek zaten naast ons, op de eretribune, twee keurige twin­

tigers, kennelijk supporters van Feyenoord. Ongestoord scandeerden ze voortdurend hun yel "Ajax-joden, vuile joden." Niemand stoorde zich aan de kreten. Het noemen van de namen van de Ajax-spelers werd in het hele stadion met originele varianten begeleid als " CruijjJ-holocaust, Olsen-Auschwitz, aan het gas ermee". In de tweede helft kondigde de speaker aan dat de speciale Ajax-trein een kwartier na afloop zal vertrekken. Op vak J hopen ze luidkeels richting Israël, naast ons op de perstribune hopen de twee twintigjarigen richting Auschwitz. Het was inderdaad een geslaagde voetbalmiddag."

Tegenwoordig Het was voor zover ik heb kunnen nagaan de laatste Ajax-Fyenoord van mijn broer. Hij was een ooit een ongelooflijk fanatieke supporter van rood en wit. Als kinderen bezochten we alle wedstrijden. We waren mees­ters in het binnenglippen. Ajax-Feyenoord, DWS-Ajax, Ajax-GVAV, Ado-Ajax, Ajax-Sparta, geen speler had een geheim voor ons. Sport en Sportwereld was onze bijbel, okee thora. Dat was. Is verleden tijd. In 1997 krijg ik mijn broer alleen nog mee naar Heerenveen. Broer heeft geen zin meer om voortdurend te moeten horen dat 'we super-joden' zijn, dat 'alle joden aan het gas moe­ten'. Hij heeft gelijk. Hij heeft ook geen zin in de discussie of al dat gejodel wel of niet antisemitisch is, of die 'kinderen beseffen wat ze zin­gen.'

Metamorfose Onlangs was ik bij Feyenoord-Juventus, een prachtige wedstrijd van de kant van Feyenoord. Toen het goed ging, zongen de supporters 'geen woorden maar daden'. Gelukkig, dacht ik, speelt Feyenoord goed. Want als het slecht gaat of de scheids­

rechter de tegenstander een penalty geeft, is hij voor duizenden kelen al gauw 'een vriend van de joden'. Bij PSV zit je op de linker uithoek van de perstribune naast bijna gepensionneerde rayonchefs van Philips. Schat ik. Gewone mensen dus, Goldhagentypes zal ik maar zeg­gen. Het soort mensen dat al gauw vindt dat spelers als Davids niet we­ten hoe het hoort. Een jaar of vier geleden bij PSV-Ajax zat ik naast ze. De scheidsrechter floot tegen PSV, nam een beslissing voor Ajax. En ja hoor, vier keurige heren, regenjas, grijs kostuum en nette das, stonden^ op en ondergingen een metamorfose™ waaraan ze in het gelijknamige pro­gramma uren werken. Ik herkende de keurige heren niet meer. Uit volle borst scandeerden ze vol overtuiging mee met grote delen van het stadion: "Vuile vriend van de joden, vriend van de joden, vriend van de joden". Ze zitten er nog elke week en zingen het nog bij elke PSV-Ajax. Ik memoreer deze heuglijke gebeur­tenis maar even om aan te geven dat het stigmatiseren van joden in het voetbal, het associëren van alles wat slecht is met de joden, niet is voor­behouden aan Feyenoord. En ook niet aan zich misdragende hooligans, zoals de hoge heren ons willen doen^ geloven. Het is ook niet altijd en overal zo, maar elke keer lijkt me een keer te veel.

Obsessie? Ik deel de opinie van mijn broer. Ik weet ook niet of de spreekkoren ra­cistisch zijn bedoeld of diepere ach­tergronden hebben. Kan me ook niet schelen. Ik wil ze gewoon niet horen. Het vergalt het bezoek aan een voetbalwedstrijd. Als het elftal van mijn dochter, SC Buitenveldert, een uitwedstrijd speelt in de eredivisie, is het met name in Zuid-Holland ook al raak. Vrouwen en supporters van SC Buitenveldert

Page 25: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

zijn even makkelijk kanker-joden. De jonge goyim van AFC hebben vaak dezelfde ervaringen. Maar waar zeur ik over, hoor ik vaak. Het is geen racisme. Het is mijn obsessie, lees ik wel eens van mijn vrienden van de pers. Hoe durf ik te denken dat we met racisme hebben te maken. Racisme? Bestaat niet. Heeft toch ook nooit bestaan. Het betreft slechts een paar honderd, mis­schien slechts enige tientallen zich supporters noemende hooligans. Ja, aan m'n hoela, zo heb ik aan de hand van bovengeschreven voorbeel­den aangetoond. En dan in 1997, vijftien jaar na 1982, een wedstrijd onderbreken omdat supporters

V^'Hoerenveen' roepen of een wedstrijd staken als de scheidsrechter met

'Hoerenjong' wordt aangesproken. Ja, dat zijn wel heel erg kwetsende spreekkoren als je ze afzet tegen wat er allemaal over joden wordt geroe­pen. Soms ben ik bevoordeeld. Als variant op Engelse kreten als ''Stand up ifyou hate Man United of'Stand up ifyou hate Merseysidé kennen ze in Rotter­dam, Breda en Eindhoven 'Wie niet springt die is een jood' of 'Wie niet staat die is een jood'. U begrijpt het al, hele vakken staan op. Op zulke momenten mag ik dus met goed fat­soen blijven zitten. Is humor. Ha, ha. Nog even terug naar die wedstrijd PSV-Ajax. Die avond zat ook toen­malig premier Ruud Luhbers op de tribune. Zoals bij al die wedstrijden

waar de scheidsrechter 'een vriend van de joden was' of de 'joden aan het gas moesten' hoge heren toeschouwer waren. Toen die supporters bij PSV-Ajax hun lied zongen, vroeg ik aan mijn collega Henk van Dorp: "Henk, zijn jij en ik nou de enigen die dit horen en ons hieraan ergeren?" Het was een retorische vraag. Dat is wat me nog het meest heeft geërgerd in de afgelopen meer dan vijftien ja­ren, dat bijna niemand het heeft ge­hoord. Ik heb wel eens de indruk dat alleen 'wij joden' de spreekkoren horen. Vandaar ook die eeuwige dooddoener om me heen in voetbal­land: maak je niet zo druk.

Frits Barend

Foto IPO

Page 26: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

Blauwdruk van een verdoemde plek "Deze aarde is oeroude Germaanse etnische en culturele bodem. Zowel door erfenis als door overwinning hebben we deze tot ons eigendom gemaakt". Zo juicht een kleine SS-ondergeschikte vai Heinrich Himmler na de inval van 1939 de annexatie van West-Polen toe. Het laatste treurige bedrijf van zeven eeu­wen geschiedenis kan beginnen.

Een heel gewoon stadje

Een andere belangrijke pijler is de gedocumenteerde vaststelling dat Auschwitz (met Birkenau) geen voor­opgezet vernietigingskamp was. De omstandigheden brengen de nazi's en met name Himmler er toe hun plan­nen steeds weer bij te stellen. Van Utopia, waarvan elders geworven

De schrijvers Debóra Dwork en Robert Jan van Pelt.

'Auschwitz van 1270 tot heden heet het onlangs in de Nederlandse verta­ling verschenen boek van Robert Jan van Pelt en Debórah Dwork. Geen plek ter wereld is zo verbonden met massavernietiging, rassenhaat en ont­menselijking als de vervloekte streek in Opper-Silezië: waar spoorlijnen elkaar kruisen en rivieren (Weichsel, Sola, Przemsd) samenvloeien. Deze geografische bijzonderheden waren mede beslissend voor de keuze van Hitier, Himmler en handlangers om daar de 'noodzakelijkheden' van hun Ostpolitik te volbrengen. Het voorbeeldige en goed geschreven boek, in de Verenigde Staten onder­scheiden met de 'National Jewish Book Award, vertelt voor een belang­rijk deel de geschiedenis van ruimte­lijke ordening op dit scharnierpunt van Duitse en Poolse aanspraken.

Volksduitsers als Teutoonse boeren het glooiende landschap tot Ger­maanse heils provincie moeten omploegen, tot de Anus Mundi, waar ruim één miljoen joden van ontbe­ring sterven als ze al niet eerder in de gaskamers zijn omgekomen. Vóór de inval in Polen is Auschwitz een heel gewoon stadje met 10.000 zielen. In 1270 is het gesticht door de Duitsers. Interessant is de beschrij­ving van de gebeurtenissen in de vol­gende eeuwen, waarbij de latere "necropool van nacht en nevel" wis­selend onder bestuur komt van het heilige Roomse Rijk en Polen. In die eeuwen is de belangstelling van de Duitsers voor het oosten gering. Pas tijdens de Eerste Wereldoorlog richten de Duitsers hun blik volgens Van Pelt en Dwork definitief oost­waarts; het gevolg van de slag bij

Tanneberg (Oost-Pruisen), waar Hindenburg twee Russische invasie­legers verslaat. De zege maakt zo veel vreugde los, omdat daarmee de ne­derlaag van de Germaanse voorvade­ren op dezelfde plek is gewroken. De drang tot expansie krijgt na de als vernederend ervaren voorwaarden van Versailles (het later door natio-naal-socialististen aangewakkerde 'dolkstoot'-gevoel) een heel ander ka­rakter dan in de Middeleeuwen. "Hier werd het ergste 19de eeuwse imperialisme gecombineerd met zorg om de strategische kwetsbaarheid van Duitsland". ( Lees: 'het rode gevaar')^^

Parasieten

De behoefte aan Lebensraum, ge­mengd met theorieën over ras­zuiverheid, laat eind jaren dertig geen plaats meer voor Polen en joden. In de voorgaande eeuw zijn als gevolg van de pogroms in Rusland miljoe­nen joden naar het westen gevlucht. De meesten vestigen zich in de Poolse steden en dorpen, waar ze onder er­barmelijke omstandigheden wonen. Als 'voorafschaduwing' van wat hun later te wachten staat in Auschwitz krijgen joodse emigranten vanaf 1882 aan de Russisch-Duitse grens te ma­ken met ontluizingsprocedures. Een^^ 12-jarig meisje schrijft daarover "Dat was (...) een tafereel van ver­bijsterende verwarring, ouders die hun kinderen kwijtraakten, kleintjes die begonnen te huilen (...) Onze spullen werden afgepakt, onze vrien­den van ons gescheiden; een man kwam ons inspecteren, alsof hij onze waarde wilde schatten; vreemd uit­ziende mensen dreven ons voort als stomme dieren, hulpeloos en zonder verzet (...) Wijzelf werden een kleine ruimte binnengedreven waar een grote ketel stond te koken op een kacheltje; onze kleren werden uitge­trokken, onze lichamen werden in­gewreven met een glibberig spul dat allerlei akeligs kon zijn; een douche

Page 27: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

met warm water die onverwacht wordt aangezet (...) We moeten onze kleren uitzoeken, terwijl de stoom ons verblindt; we krijgen geen lucht, we hoesten, smeken de vrouwen ons meer tijd te geven; zij houden vol: "Schnell, schnell!' - anders missen we de trein! - O, dus ze gaan ons niet vermoorden! Ze maken ons alleen gereed voor onze verdere reis, door ons te zuiveren van elke verdenking van gevaarlijke ziekte. God zij ge­dankt!"

57 Jaar later worden de joden zelf als parasieten gezien. Hoewel anrisemiet in hart en nieren heeft Himmler in 1939 nog grootse plannen met de geannexeerde gebieden in Polen, al­dus de auteurs van het bekroonde boek. Ook met Auschwitz. De func­tie van het stadje als grensplaats is ver­dwenen. Opper-Silezië maakt, even­als Wartheland, Danzig en West-Pruisen deel uit van het 'Reich'.

De markt van Oswiecim, omstreeks 1910. Toen was Auschwitz nog een gewoon stadje.

Uitbreiding van het hoofdkamp.

Volksverhuizing Dat gebied moet een 'buffer' worden tegen de niet-arische volkeren in het Oosten. Een nieuw thuisland bij­voorbeeld voor de Volksduitsers, die de Baltische staten zijn ontvlucht, nadat Stalindeze landen als uitvloei­sel van het Ribbentrop-Molotov Pact heeft ingelijfd bij zijn Sowjet-Unie. De grote volksverhuizing onder lei­ding van Himmler komt op gang. De Reichsführer SS droomt van een "pa­radijs van bloed en bodem" en hij heeft zich daartoe door Hitier laten benoe­men tot 'Reichskommissar für die Festigung deutschen Volkstum'. Hitiers trouwste dienaar wordt echter steeds ingehaald door de politieke en militaire ontwikkelingen. Aanvanke­lijk moet Auschwitz worden 'opgewaardeerd' tot centrum van Duitse arbeiders. Daartoe dienen de joodse bewoners (ongeveer de helft van de stadsbevolking) te verdwijnen, net als de joden en Polen uit de rest van het geannexeerde gebied. Tijdens zijn onderzoek voor het boek is Van Pelt, die na zijn studie in Lei­den hoogleraar cultuurgeschiedenis in Canada werd, in de archieven van Oswiecim (Auschwitz) en Moskou gestoten op honderden bouw­tekeningen van het concentratiekamp. Bij hun vlucht voor de Russen in ja­nuari '45 vergaten de Duitsers dit ma­teriaal te vernietigen. Aan de hand van deze tekeningen to­nen Van Pelt en Dwork stapsgewijs aan hoe de plannen voor het gebied en het kamp steeds zijn bijgesteld. Het tweetal spreekt van "Blauwdrukken van volkerenmoord". Aanvankelijk worden de stenen barakken van een Poolse kazerne gebruikt als kamp voor 'weerspanninge Polen'. Als de indus­trie belangstelling toont voor de steen-en granietgroeven in de buurt, wordt in het kamp een 'arbeidsbureau' voor slaven arbeid gevestigd.

Paradox Himmler droomt intussen van een groot agrarisch proefstation en I.G. Farben van een fabriek voor synthe-

Page 28: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

tische rubber (Buna). Dit laatste be­drijf komt van de grond, maar de Rus­sische dwangarbeiders - die deze fa­briek moeten bevolken na de inval in de Sovjet-Unie - blijven weg. De jo­den, voor zover ze door de nazi's goed genoeg worden geacht om zich dood te werken, nemen hun plaats in. De auteurs zien daarin een paradox: in het Utopia van de nazi's was geen plaats voor de joden, maar ze konden het niet bouwen zonder de joden. De door Gestapo-chef Heydrich geën­tameerde Wannsee-conferentie op 20 januari 1942, was volgens van Pelt en Dwork in eerste instantie ook niet al­leen bedoeld als bijeenkomst waar het doodvonnis werd uitgesproken over het Europese jodendom. De top moest ook de concurrentie tussen de SS en de ronselaars van Alfred Rosenberg, de 'protector-generaal van het Duitse Rijk in de Bezette Gebieden', in hun jacht op slavenarbeiders beteugelen. Heydrich verovert op de conferentie in Wannsee binnen anderhalfuur het primaat over dit 'arbeidspotentieel'.

Huiveringwekkende ciifers Als in 1943 in Birkenau de nieuw­gebouwde, grote crematoria in gebruik worden genomen, is volgens de schrij­vers de massavernietiging al over haar hoogtepunt heen: "De moord op de joden was in 1941 begonnen, en in dat jaar hebben de Duitsers ongeveer 1,1 miljoen joden vermoord. In 1942 doodden ze nogmaals 2,7 miljoen jo­den, van wie er ongeveer 200.000 in Auschwitz zijn omgekomen. In het jaar waarin de crematoria in Auschwitz gingen werken, daalde het aantal slachtoffers tot 500.000, van wie de helft in Auschwitz is gedood (...) Eind 1943 sloten de Duitsers de vernietigingskampen die speciaal voor

de joden waren gebouwd: Kulmhof (150.000 joden), Sobibor (200.000), Belzec (550.000) en Treblinka (750.000)". Auschwitz-Birkenau, waar uiteindelijk ruim één miljoen jo­den werden vermoord, diende aldus Van Pelt en Dwork om het restant van de Europese joden (o.a. Hongaren en Nederlanders) om het leven te bren­gen. Met deze huiveringwekkende cijfers cn data ondergraven de auteurs echter hun stelling dat de nazi's pas in de tweede helft van de oorlog, toen de kansen op de eindoverwinning waren verkeken, tot de algehele vernietiging van de joden besloten. Himmler had de joden even nodig, althans zij die konden werken. Maar hun uiteinde­lijk lot moet hem als rabiaat anti­semiet en als trouwe helper van Hitier al in een vroeg stadium duidelijk voor ogen hebben gestaan. Of, zoals Van Pelt en Dwork concluderen: "Van alle ambities kon Himmler er maar één waarmaken".

Niettemin schetsen zij een indringend beeld van Himmlers ondergeschikten onder leiding van bouwkundige Fritz Ertlzh toegewijde ambtenaren, archi­tecten en technici die hun uiterste best doen de moordmachines te perfectio­neren - met voorverwarmde gaskamers en verbeterde ventilatiesystemen die de uitgestrooide ZykIon-5-kristallen nog sneller hun dodende werk laten doen. Het verhaal van Auschwitz is ook dat van IG Farben dat geen enkel oog heeft voor het leed dat hun slaven­arbeiders werd aangedaan. En dat van A/?G-ingenieur Tomitschekmet zïjn in dank aanvaarde adviezen hoe je zo veel mogelijk lijken in zo kort mogelijke tijd in de ovens kon verbranden. En­zovoorts. Geen tegenslag, en dat wa­ren er vele, kan hen ontmoedigen.

Epiloog Vele maanden hebben Van Pelt en zijn Amerikaanse collega Dwork de afge­lopen jaren op de terreinen van Auschwitz rondgedwaald. Iets is hen daar gaan storen. In de epiloog van hun boek klagen ze over het huidige " .Oliegehalte" van het Stammlager, waar de parkeerplaats sinds de val van de Muur vol staat met bussen en luxe­auto's - "Mercedessen, Audi's en BMW's - uit de voormalige Bondsre­publiek. Wat is daar eigenlijk op te­gen? Erger zou zijn als de Duitsers niet kwamen. Auschwitz ligt tegenwoor­dig in Polen, maar het blijft een zwarte bladzijde in de Duitse geschiedenis.

Theo Gerritse

Auschwitz KOBERT JAN VAN PEI.T

OEBÓRAH DWORK

BOOM

RobertJan van Pelten Debórah Dwork: Auschwitz van 1270 tot heden. Uitge­geven bij Boom Amsterdam. 456pagi­na's. f79,50

(Dit artikel verscheen eerder in het AD)

Page 29: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

Je was er niet bij maar het zit toch in je Dc naoorlogse generatie heeft het niet altijd makkelijk. Je hebt de oorlog niet meegemaakt maar je hebt er toch een probleem mee: zo zou je de tweede generatie kunnen omschrij­ven. "Hoewel na de oorlog geboren, ben ik toch een overlevende" zegt de hoofdpersoon in de roman 'De joodse begrafenis. Wat is erger als je van na de oorlog bent: twee niet-joodse ouders of twee joodse ouders? Lothar Schone geeft het antwoord: één niet-joodse ouder en één joodse ouder. En wat is hele­maal onverteerbaar: als je ouders

)uitsers zijn.

De hoofdpersoon in Schönes boek heeft een christelijke vader en een joodse moeder. De ouders ontmoe­ten elkaar ver voor de oorlog en trou­wen in 1929. Vanaf 1933 wordt de druk om te scheiden van de omge­ving én de autoriteiten steeds groter . De vader en de moeder, "papa en mama", laten zich niet uit elkaar ha­len, hoewel dat voor iedereen "het prettigst" zou zijn geweest. De 'ik­figuur weet ook hoe het hem zou zijn vergaan: hij was er dan niet geweest want 'mama' was dan net als haar zusjes en broers in Auschwitz ver-naoord.

Verschillende thema's In het boek lopen allerlei verhaal­

lijnen door elkaar, waarvan de een nog ingewikkelder lijkt dan de an­der. Dat wil zeggen: de verhalen zijn simpel maar de problemen zijn bui­tengewoon complex. Zo is een rode draad in het boek dat de zoon zijn overleden joodse moeder een joodse begrafenis wil geven bij de begraaf­plaats en in het graf van zijn christe­lijke vader. Het laat zich raden wie de meeste moeite hiermee heeft: de rabbijn of de dominee. Daarnaast gaat het boek over de ge­dachten van de hoofdpersoon over oude en nieuw ontdekte nazi's. En natuurlijk over Auschwitz, waar de ik-persoon wél (op bezoek!) en zijn moeder nooit geweest is. Over de macht en onmacht van de ortho­doxie. Over zijn zoektocht naar de plaatsen waar zijn ouders gewoond, geleefd en geleden hebben. Zijn moeder lijdt jarenlang aan depressies en verblijft regelmatig in inrichtin­gen, maar de liefde van de zoon voor beide ouders is ontroerend. De joodse begrafenis gaat voornamelijk over de woede om het dilemma van de eigen identiteit. "Misschien ben ik een jood, misschien ook een chris­ten," vraagt de hoofdpersoon zich af, die zich absoluut niet wil afzetten te­gen zijn moedige vader. Zijn vader was een held, die zich nimmer van zijn vrouw liet scheiden en haar daar­mee het leven redde. Maar zijn

Israëlische neef zegt wrang: " Of je jood bent, bepaal je niet zelf. Er zijn twee mensen die beslist hebben en beslissen wie een jood is. De ene was Hitier, de andere is de opperrabbijn van Jeruzalem."

Essentie Zoals Nederlanders bijgedachten kunnen hebben bij oude of jonge luidruchtige Oosterburen, zo laat Schone zijn hoofdpersoon voortdu­rend leven met associaties bij zijn ei­gen landgenoten. Het is verrassend en tragisch te ontdekken hoe die ge­voeligheid letterlijk geen grenzen kent. Het boek schetst aangrijpend maar soms zeer luchtig en met veel humor en sarcasme al die dilemma's die de naoorlogse generatie kent, ook en vooral als men niet religieus is of één (niet-)joodse ouder heeft.

Het is een meesterlijk boekje dat in minder dan 150 pagina's laat zien hoe de ontdekking van je identiteit de essentie van het leven is.

Theo van Praag

Lothar Schone: De joodse begrafenis, uitgeverij Wereldbibliotheek, Amster­dam: 1997, 149 pagina's. ISBN 90 284 1786 9prijs: f 29,90.

D E SLAGER M E T ' N K O K S M U T S

• BEF I HOVENSt RAAT 49 6713098 • MAASS I RAAT 53 • 6641010 • BUITENVELDERTSELAAN 40 6423970 » • BUITENVFLDER tSELAAN 166 6420973 • OLYMPIAPLLIN 154 6731690 • BINNENHOF 54, AMSTELVEEN • 6455622 •

• PARTY SERVICE 6369075 •

Page 30: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

La Benevolencija nog steeds nodig in Sarajevo Ze waren met z'n tweeën veertien dagen in Amsterdam, Srdan en Lida Gornjakovtc. Hij is 35 jaar, afgestu­deerd arts en hij werkt voor La Benevolencija, de oorspronkelijk joodse liefdadigheidsorganisatie in Sarajevo, die tijdens de oorlog on­voorstelbaar veel medicijnen en voed­sel gratis kon uitdelen aan behoefti-gen uit de hele bevolking. Zij is jon­ger dan hij en hoofdverpleegster in het ziekenhuis van Sarajevo. Ze zijn, kort geleden, na het Dayton-zccoord dat een einde aan de oorlog in Bosnië maakte, getrouwd. Zij is zwanger. Haar kindje zal hopelijk begin 1998 worden geboren. Nu waren ze in Amsterdam om in het AMC te be­studeren hoe er hier endoscopisch wordt gewerkt. Endoscopie is de kunst om zonder te hoeven opereren in een menselijk lichaam te kunnen kijken.

Nationalistische oprispingen Ook hen heelt de oorlog in Bosnië en het beleg van Sarajevo volkomen overvallen. Ze leefden tevreden in Joegoslavië. Srdan voelde zich eigen­lijk meer Europeaan of wereldburger dan Joegoslaaf maar hij vond het Joegoslavische socialisme nog niet zo'n slecht systeem en Sarajevo was een heerlijke stad voor jonge mensen om te wonen. In de oude stad, op de Corso, kwam je al je vrienden tegen, de stad was een centrum voor allerlei vormen van RockmxxncV en hij had als student vrienden in heel Joego­slavië. Als je zin had om in Dubrovnik of Split, aan de kust, kof­fie te gaan drinken, dan belde je een van je vrienden en je reed er in een paar uur heen. Natuurlijk hoorde hij wel eens van nationalistische oprispingen in Kroatië en ook in Bosnië zelf, maar Maarschalk Tito wist dat er allemaal onder te houden. Natuurlijk demonstreerde hij, en al

zijn vrienden, voor de vrede en tegen de opsplitsing van het land. Maar de oorlog was al maanden aan de gang zonder dat hij zich werkelijk reali­seerde dat het echt was. Alle ramen van zijn appartement waren kapot. Twee granaten hadden in het flatge­bouw waar hij woonde ingeslagen, maar nog realiseerde hij het zich niet.

Voor iedereen Een -joodse - vriend van hem ver­telde in het begin van de oorlog dat hij voor La Benevolencija ging wer­ken. Waarom ga je niet met me mee? Deze organisatie werkte tijdens de Bosnische oorlog niet alleen voor de - nog maar enige honderden - in Sarajevo wonende joden, maar voor iedereen die behoefte had aan medi­cijnen en voedsel. Raar genoeg kon­den juist de joden in de oorlog in Bosnië gemakkelijker reizen en zaken vervoeren dan anderen. De joden werden door niemand gewantrouwd, omdat ze in tegenstelling tot de an­dere bevolkingsgroepen geen territo­riale aanspraken hebben. Van het geld dat in het buitenland -ook in Nederland - werd ingezameld werden medicijnen en voedselproducten gekocht die gratis werden uitgedeeld. Op een gegeven ogenblik was meer dan 40% van alle medicijnen in Sarajevo afkomstig van La Benevolencija.

Leerzaam Srdan werkte eerst voor deze huma­nitaire organisatie aan de computers, pas later als arts. Ook nu is hij nog, ook al is hij zelf geen jood, in dienst van De Joodse Gemeente van Bosnië en Herzegovina. Hij is er heel tevre­den, want in de oorlog was het maar al te belangrijk om medische hulp te kunnen geven (en zegt hij cynisch ook nog heel leerzaam, in vredestijd maak je zulke heftige gevallen maar zelden mee). Er is een hele generatie

artsen verdwenen, gedood of naar het buitenland vertrokken. Het zal heel moeilijk zijn de medische voorzieni ng op een goed peil te houden. Van­daar ook dat hij zich in het buiten­land wil bekwamen in moderne endoscopische technieken. In het buitenland denken we vaak, dat het nu vrede is in Bosnië en dat er nu ook wel meer dan voldoende hulp zal worden geboden. Niets is minder waar. De huizen worden wel hersteld, maar hoe krijg je de men­sen terug die zijn verdwenen? Aan het begin van de winter was er n o ^ ^ altijd geen gas, en maar enkele uren per dag water en electriciteit. Alleen de olievoorziening is goed. Degenen die oliestook als verwarming hebben, hebben geluk. Op de markt is wel veel fruit en groente te krijgen, maar voor prijzen die gezien de inkomens veel te hoog zijn. En de industriële productie moet nog helemaal op gang komen. Er wordt wel veel verhan­deld, maar niets geproduceerd.

Afgedankte troep Ook de hulp die wordt geboden laat soms erg te wensen over. In de kel­ders van het ziekenhuis van Sarajevo _ staat een hele voorraad onbruikbare,^™? want sterk verouderde medische ap­paratuur. Tegenwoordig wordt bij wijze van hulpverlening vaak afge­dankte troep gestuurd. Maar we heb­ben niet zo de neiging geld voor Sarajevo te storten. Er zijn nu weer andere prioriteiten. Als ik vraag waar er nu werkelijk behoefte aan is, zeg­gen Srdan en Lida in de eerste plaats: werk, werk, werk. En na doorvragen komt cr een tweede wens uit. Voor ƒ 10.000 zou la Benevolencija een 'electrosurgical unii kunnen kopen, een electronisch instrument waarmee, als ik het goed heb begrepen, niet al­leen in het lichaam kan worden ge­keken, maar ook monsters genomen, zonder dat er geopereerd hoeft te

Page 31: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

worden. Dat spaart kostbate opera­tiekamers, bloedtransfusies en andere dure insttumenten uit. Zoiets zou dringend nodig zijn in het ziekenhuis van Satajevo. Het hoeft niet het al­ler- aller- aller-modernste insttument te zijn, maar ook niet iets wat eldets al is afgeschreven.

Niet weer En hoe is het met hen zelf? Ze willen in Satajevo blijven. Lida zal er haar kindje krijgen, als alles goed gaat. "Maat", zegt Srdan plotseling vast-beraden, "Ik wil niet dat ons kind zal dootmaken, wat wij hebben doorge­maakt. Wij hadden onze tedenen om te kiezen in Sarajevo te blijven, maar

Jlvij kunnen hem niet naat zijn rede­nen vragen. Als ik ook maar even bang ben, dat het weer oorlog kan worden, dan moet hij de stad uit. In de oorlog kan je mensen van hun al­lerbeste kant leren kennen, maar ook van hun allerlelijkste. Een kleine gtoep mensen, bij alle partijen, pro­fiteert enorm van de ootlog en wondt er rijk van. Ik wil niet dat elke gene­ratie steeds weer oorlog meemaakt. Mjn ouders hebben twee oorlogen meegemaakt, mijn grootmoedet vijf: twee Balkanoorlogen en twee wereld­oorlogen, zij stierf toen deze oorlog begon. In de Balkan moet je erg veel geluk hebben, als je oud wil worden.

^slee, ik wil niet dat ons kind dat ook nog eens moet beleven.'

Ik ben een beetje stil van hun ver­haal en ik heb helemaal geen vragen meer. Ik wens ze heel erg veel geluk, mer hun kindje, met hun wetk en met hun - opgedeelde - land.

Max Arian

U kunt la Benevolencija steunen door geld te storten op postgiro 4187 of bankrekening ABN-AMRO 416.417.418 t.g.v. Vrienden van La Benevolencija, keizersgracht 104b, Amsterdam. Telefoon: 020-6204388. Desgewenst kunt u vermelden: "voor de electrosurgical unit".

De joodse moeder Ze kwam van ver, ze was moe, o zo moe, ze wilde naar huis, naar haar kinderen toe. Haar man, dat wist ze, was niet meer, verhongerd, ziek, gecremeerd op een keer. Ze kwam in haar buurtje, zag de huizen staan, vervallen, gesloopt, leeg kapotte ramen keken haar aan. Het leek of zij zeiden: "Waar kom jij vandaan? "Geen kinderen, geen vrienden, ze stond daar alleen, in haar gewond hart was droef geween.

Ze kwam van ver, ach wat was ze moe, ze wilde naar haar verloren kinderen toe, de kinderen, die zij met vreugd' had gebaard; O God, niet één was er gespaard. Door wrede handen zijn zij vermoord: het jonge leven in angst en bloed gesmoord. O Moeder Rachel, uw smart was klein, bij deze grote droefheid en helle pijn.

Mevr. Mijntje Wilschut

Voor al uw drukwerk

P E T E R S A M S T E R D A M B.V.

Schepenbergweg 33 -1105 AS Amsterdam - Z.O.

Telefoon: 020 - 696 34 34 / 020 - 696 37 04 Telefax: 020 - 697 47 23

Page 32: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

Het nieuwe verzetsmuseum Het Verzetsmuseum Amsterdam gaat verhuizen, uitbteiden en vernieuwen. In het najaar van 1998 zal het nieuwe museum zijn deuren openen in ge­bouw Plancius in de Plantage Kerk-laan, een voormalig joods verenigingsgebouw tegenover de in­gang van Artis en vlakbij de Hollandsche Schouwburg en het Auschwitz monument, de Dokwerker en andere monumenten die herinne­ren aan de periode 1940-1945. Het nieuwe museum krijgt een prachtige ruime hal met een kleine museum­winkel en ruimte om - naast de wisseltentoonstellingen - kleine, snel wisselende exposities in te richten over actuele onderwerpen. Een mo­derne gehoorzaal biedt de mogelijk­heid om films te vertonen, lezingen en tal van andete evenementen te or­ganiseren.

Wandeling De vaste opstelling in gebouw Plancius wordt breder van opzet dan in de Lekstraat. De tentoonstelling begint met een aantrekkelijke multimediale presentatie over de ja­ren dertig. Jan Blokker schreef hier­voor het scenario. Onze huidiire sa-menleving verschilt in vele opzichten met de Nederlandse samenleving,die in 1940 met de Duitse bezetting werd geconfronteerd. Juist dit besef stelt de toekomstige bezoekers in staat de schok van de inval in 1940 en de daaropvolgende jaren te begrijpen. In het vervolg van de vaste opstelling wordt eveneens uitgegaan van bezoe-kers zonder veel voorkennis. Zij ma­ken langs decors als het wate een wandeling door de bezettingstijd, waarin de sfeer steeds grimmiger wordt. Jn de hoofdroute wordt in

grote lijnen duidelijk gemaakt wat de Nederlanders gedurende de bezetting ondergingen en hoe zij daarop rea­geerden. Getoond wordt dat de meer­derheid van de bevolking zo lang mogelijk probeerde het gewone leven voort te zetten. Maar naarmate de bezetting votderde, werden onder­drukking en verzet steeds merkbaar­der. Een groot aantal thema's wordt nader uitgewerkt zoals de jodenver­volging, onderduikhulp en de illegale pers. Door de hele tentoonstelling heen wordt aan de hand van persoon­lijke voorbeelden geprobeerd duide­lijk te maken voor welke dilemma'^ mensen in bezettingstijd geplaatsl werden en hoe zij hiermee zijn om­gegaan. Op deze manier wordt het goed-fout denken ovei de oorlog ge­relativeerd en wordt de bezoeket ho­pelijk aangezet tot nadenken over zijn of haar eigen handelen nu.

•«WH? - M l , * . I " ,

Nasleep De nieuwe vaste opstelling houdt niet op bij de bevtijding in 1945. Er wordt mime aandacht besteed aan de nasleep van de Tweede Wereldoorlog en aan de doorwerking tot op de dag van vandaag. Ook wordt Nederlands-Indië uitgebreid behandeld in een aparte ruimte die naar verwachting^ in 1999 geopend zal worden. Op hef" dak van deze 'Indische afdeling' komt een 'informatie-eiland', waar compu­terprogramma's, te beluisreren inter­views met tiirekt-bettokkenen en na­slagwerken nadere informatie ver­schaffen over talloze onderwerpen die in de tentoonstelling slechts kunnen wotden aangestipt.

Doot de combinatie van een aantrek­kelijke en zeer toegankelijke histori­sche tentoonstelling en een pro­gramma van activiteiten en evene­menten waatin vooral actuele onder­werpen aan bod komen, zal het Verzetsmuseum de bezoekers van de 21ste eeuw blijven boeien.

Joke Bos

Page 33: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

Het Internationaal Auschwitz Comité

Na een langdurige ziekte overleed in oktober 1996 baron Maurice Goldstein, voorzitter van het Interna­tionaal Auschwitz Comité. Zijn dood betekende een gevoelig verlies voor het Comité en veroorzaakte stagna­tie in de werkzaamheden. Op de Al­gemene Vergadering die van 26 tot 29 augustus 1997 in Auschwitz plaatsvond werd een nieuwe voorzit­ter en nieuwe leden van het dagelijks bestuur, het zogenaamde Presidium of Comité Directeur, gekozen. Voorzitter werd Kurt Hacker, oud­verzetsman uit Oostenrijk. Kurt

acker leerde Maurice Goldstein in uschwitz kennen en redde hem het

leven. Na de oorlog werd hij 'Hof­rat' in Wenen. Hij was ook jarenlang directeur van het Herinnerings­centrum Mauthausen. Herkozen wer­den Kurt Goldstein (Berlijn), Kasimirz Smolen (Oswiecim) en Christoph Heubner. Als nieuwe leden van het Presidium werden gekozen Noach Flug, secretaris van de Federatie van organisaties van kampoverlevenden in Israël en Carry van Lakerveld, lid van het dagelijks bestuur van het Nederlands Auschwitz Comité.

Schadevergoeding voor dwangarbeiders Het Presidium vergaderde voltallig in oktober 1997 in Wenen en in klei­nere samenstelling (de 'tweede generatieleden', Christoph Heubner en Carry van Lakerveld, en de pen­ningmeester Suzanne Kowarc) in no­vember in Berlijn. Op de agenda stonden de vestiging van het secretariaat, de financiën, en het beleid voor de toekomst. Beslo­ten werd om het secretariaat in We­nen te vestigen, de woonplaats van de voorzitter en de penningmeester. Het ' Dokumentations Archiv Widerstand, Verfolgung und Rechts Extremismus te Wenen stelt voor een geringe maandelijkse vergoeding een ruimte en faciliteiten zoals telefoon, fax en computer ter beschikking. Het Internationaal Auschwitz Comité zal de financiële mogelijkheden onder­zoeken om de penningmeester, Suzanne Kowarc, een part time baan aan te bieden om de algemene coör­dinatie op zich te nemen en zich be­zig te houden met fundraising voor het Comité. Suzanne Kowarc is free

lance historica en lid van het Oostenrijkse Auschwitz Comité. In de vergadering te Wenen heeft Noach Flug er op aan gedrongen dat het Internationaal Auschwitz Comité schadevergoeding voor dwang­arbeiders hoog op de agenda plaatst. Flug is lid van de internationale ' Claimscommission die zich inzet voor schadevergoeding aan (joodse) dwangarbeiders. Tevens is er een aantal educatieve projecten geformuleerd ,onder andere om een internationaal onderzoek te initiren naar het onderwijs over de Tweede Wereldoorlog en met name de vervolging van joden in de bij het Comité aangesloten landen. Er zijn thans 18 landen bij het Internatio­naal Auschwitz Comité aangesloten met een veelvoud van organisaties. Voor het lidmaatschap hebben zich onlangs aangemeld ' The American Gathering of Survivors of the Holo­caust' (ca. 100.000 leden, waarvan ca. 7.000 overlevenden van Auschwitz) en de organisatie van Nazi-vervolg­den in Engeland.

Carry van Lakerveld

BOEKHANDEL PEGASUS

Singel 367 Amste rdam tel . (020) 623 I I 38

Specialisten in:

SLAVISTIEK ""j OOST-EUROPA

Aangeboden door

B E R D Y proza & poëzie proza & poëzie in

taal- en let terkunde nederlandse, engelse woordenboeken en duitse vertaling

leerboeken secundaire l i teratuur geannoteerde/ oosteuropa-kunde

tweetal ige uitgaven kunst kinderboeken reisgidsen

tijdschriften tijdschriften

Page 34: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

Oostenrijkse onderscheidingen voor Mauthausen-vriendenkring In 1998 is het zestig jaa t geleden dat in Oostenrijk het gruwelijke concen-ttatiekamp Mauthausen werd opge­richt, waar tijdens deTweede wereld­oorlog vele honderden Nederlandse gevangenen zijn omgekomen en ver­moord. Naar aanleiding hiervan werd op 12 december jl. door de am­bassadeur van Oosrenrijk, de heer Alexander Christiani, het Grote Ere­teken van Verdiensten voor de Repu­bliek Oostenrijk uitgeteikt aan Henk van Moock, die jarenlang voorzitter was van het bestuut van de Neder­landse Stichting Vriendenkring

Mauthausen en het Gouden Ereteken aan Mirjam Ohringer, de zeer actieve secretafis van de Vriendenkring. De Vriendenkring Mauthausen zal volgend jaar in samenwerking met het RIOD een internationaal sympo­sium organiseren ovet de grote bete­kenis van Mauthausen voo t de situa­tie in het bezette Nederland. De his­toricus Wolfgang Bandion heeft - ge­heel in de geest van de gedachte dat Oostenrijk niet de grootste mede­plichtige van Nazi-Duitsland, maar het eerste slachtoffer van de nazi's was - een boek geschreven over de

Oostenrijkse priester Johann Gruber, die op Goede Vrijdag van 1944 door de nazi's in Mauthausen om het le­ven werd gebtacht. Oostenrijk heeft, volgens een mededeling van de ambassade, 1998 tot officieel hetdenkingsjaat van de Anschluss van 1938 uitgeroepen en het Oostenrijkse parlement heeft in novembet bepaald dat de vijfde mei (de dag dat Mauthausen werd bevrijd) voortaan ter hetinnering aan alle slachtoffers van het nationaal-socialisme in het teken zal staan van de bestrijding vanj geweld en racisme. ™

Waarom u een N VM-makelaar nodig heeft

bij de verkoop van uw huis?

' c o r r e c t e b e r e k e n i n g v r a a g p n j s a d v i e s o v c t p r e s e n t a t i e h u i s

" s n e l l e m l o r m a t i e « v e i p o t e n t i ë l e k o p e i s 11 gra t i s a d v e r t e n t i e p l u s f o t o

z o r g e n v o o r b e z i c h t i g i n g e n •~ j u r i d i s c h e i n f o r m a t i e

*~ o n d e r h a n d e l i n g e n pt i j s e n v o o r w a a r d e n * l e g e l e n v a n o v e i d i a c h t tot e n m e i n o t a i i s b e z o e k

" n a u w k e u r i g e c o n t r o l e a f r e k e n i n g e n k o o p a k t e c o m p l e t e a f w i k k e l i n g

D A A R O M DUS. Michaël Pappie Makelaars o/g

Hogeweg 10 Tel.: 020-6655606

Alleen achter een aoede naam staat N V M . wu

D i V E ^ O lado i tel. 020-6448261

Gelder landple in 205 1082 LW Buitenveldert A m s t e r d a m

* Forever Friends

* Guzzini

* Groot ass. fotolijsten

* Bridge-artikelen

* Leeftijd-art. (30-40-50-60)

* Inblikken van uw kado's

Tol ziens bij

Sylvia en Wendy Naarden

1/2 uur GRATIS PARKEREN

Page 35: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

Jongeren ontmoeting in Dachau Van 31 juli tot 21 augustus 1998 zal de zestiende International Youth Encounter Dachau plaats vinden. Na vijftien jaar in tenten te hebben ge­bivakkeerd, zal deze ontmoeting nu voor het eerst plaats vinden in de kort geleden gebouwde Jeugdherberg Dachau. Dachau was, al vanaf maart 1933, een van de eerste officiële con­centratiekampen van de Duitse na­zi's, waarin tijdens de twaalf jaar van

Jiet bestaan van het kamp 200.000 "personen uit meer dan dertig landen gevangen hebben gezeten. Van hen zijn meer dan 31.000 mensen gestor­ven aan geweld, ziekte, uitputting of honger. De Internationale Ontmoe­tingen worden gehouden om jonge­ren in staat te stellen van de geschie­denis kennis te nemen, overlevenden van het Derde Rijk te ontmoeten en te werken aan de toekomst.

Informatie bij: Katholische Jugendstelle Dachau, Gottesackerstr. 17, 85221 Dachau, Duitsland.

Telefoon en fax: 00-49-8131- 81845. |Email: [email protected].

Zigeuners willen blijven Twintig jaar geleden berichtte het Auschwitz Bulletin over de zigeunerfamilies Basili en Schoon, bij elkaar 25 personen, die in de Limburgse gemeente Berg en Terblijt een verblijf kregen toegewezen op een vuilnisstortplaats. Het Auschwitz Comité vroeg indertijd de president van de arrondissementsrecht­bank te Maastricht te zorgen dat deze mede-vervolgden door het nazi-regime een verbeterde leefgelegenheid zouden krijgen. Nu zijn deze mensen gedwongen zich tot de Raad van State te wenden om een procedure in nogal bizarre omstandigheden. Eindelijk zal namelijk de vuilnis­stortplaats worden afgewerkt, hetgeen voor hen na 24 jaar een leefbare omge­ving zou opleveren en nu wil de gemeente Valkenburg aan de Geul dat zij verhuizen naar Vilt, waar de bewoners op nogal onsympathieke wijze uiting gegeven hebben aan hun bezwaren tegen de komst van deze mensen: hun dure villa's zouden dan immers wel eens iets minder waard kunnen worden. In deze omstandigheden geven de families Basili en Schoon er verre de voor­keur aan op hun relatief veilige, en hopelijk spoedig leefbaarder plek te blij­ven. Wij wensen hun van harte succes bij hun strijd tegen het onbegrip van gemeente en bewoners!

Sinds enkele maanden beschikt het Heiinneimg'.centium Kamp Westerbork over een zeer bijzonder en uniek voorwerp: het originele bord dat aan de deportatietrein in Westerbork werd bevestigd

In memoriam Prof. dr. J. Bastiaans Eén van de vaste deelnemers aan de jaarlijkse herdenking en reünie van het Nederlands Auschwitz Comité was prof. dr. J. Bastiaans. Vanaf het begin van zijn werk over de psychosomatische effecten bij vervolgden in de Tweede Wereldoorlog en gevangenen uit de concentratiekampen was hij bij ons comité betrokken. Zo legde hij al vroeg een deel van zijn studie voor aan het comité en schreef hij erover in het Auschwitz Bulletin. De band is altijd gebleven. Velen hebben bij de behandeling die hij in de loop der jaren ontwikkelde en toepaste in het door hem opgerichte Centrum '45 in Oegstgeest baat gehad. Nu is hij op 80-jarige leeftijd overleden. Het comité heeft hem in Het Parool herdacht met de volgende advertentie:

Met dankbaarheid herdenken wij de inzet en toewijding van

Prof. dr. Bastiaans

ten behoeve van de kampslachtofiers van de Tweede Wereldoorlog

31 oktober 1997 Nederlands Auschwitz Comité

Page 36: Auschwitz Bulletin, 1998, nr. 01 Januari

Oproep Tweejaarlijkse reis naar Polen

Het Nederlands Auschwitz Co­mité organiseert dit jaar een reis naar Auschwi t z , B i rkenau , Majdanek en Sobibor. De reis zal p laa t sv inden van m a a n d a g 2 november t /m zaterdag 7 novem­ber 1998. De reissom bedraagt ƒ 1250,- per persoon op basis van een tweepe r soonskamer . Een éénpersoonskamer is mogelijk te­gen bijbetaling van ƒ 125,-. De prijs is inclusief vliegreis Amster-dam-Warschau vice versa, trans­fers per touringcar (waarin roken niet is toegestaan), verblijf in uit­s tekende hotels in Warschau , Krakow en Lublin, alsook alle maaltijden.

N.B.: deze prijsopgave is onder voorbehoud van gelijkblijvende vliegtarieven en koersen.

Belangstellenden kunnen zich vóór 15 maart schriftelijk opge­ven bij de heer Jacques Grishaver, Knoopkruid 54, 1 1 1 2 PV Die­men. (fax: 020-6003455). Er is slechts een beperkt aantal plaatsen. Aanmelding betekent derhalve niet automatisch dat u deel kunt nemen aan de reis.

Voor eventuele nadere informatie: Joop Waterman, tel. 020-6996562 Jacques Grishaver , tel. 0 2 0 -6990658

De heer J. van Cleef zoekt informa­tie over Salomon Israël van Cleef, ge­boren 28/7/191 1 te Amsterdam. Zijn laatste adres daar was Cillierstraar, tot hij op 29/9/1943 door de Gestapo werd gearresteerd. Hij zat in kamp Westerbork (tot half december 1943) en in Auschwitz (Furstengrube van 18/12/'43 - 18/1 /'45; Mittelbau van 28 / l / ' 45 - l /3 / '45 ; Esthethagen (Z.Harz) l/3/'45 - 12/4/'45). Voor zover bekend speelde hij daar in een orkest (viool en/of trompet) Een ieder die inlichtingen heefr om­trent zijn verblijf aldaar of hem kende van voor de oorlog wordt verzoch^ contact op te nemen met "

J. van Cleef Windroosplein 18 1018 ZW Amsterdam tel/fax 020-6245037

STAATSMUSTUM IN OSWIECIM fluschroit5 Bithenau

BY BRKAD , A t ö N E

K L AUSCHWITZ SEEN BY THE SS

Boekenlijst Deze boeken kunnen telefonisch of

schriftelijk besteld worden bi| de pen­

ningmeester.

De prijzen /i]n exclusief de verzend-I

kosten

-Auschwitz - Voices

from the ground fl. 32,50

-KI.Auschwitz

seen by the SS fl. 16,50

-By bread alone -

A survivor fl. 17,50

-40 jaar Nederlands

Auschwitz Comité fl. 29,50

-Auschwitz Brochure fl. 3,50

-Auschwitz informatiegids fl. 3,50

-Ver weg en toch dichtbij fl. 15,00