Download - Auschwitz Bulletin, 1991, nr. 02 Mei

Transcript
Page 1: Auschwitz Bulletin, 1991, nr. 02 Mei

35e jaargang nr. 2, mei 1991. Verschijnt 6x per jaar

o

NAC is een uitgave van het Nederlands Auschwitz Comité. Postadres: Postbus 53142,1007 AC Amsterdam.

Redactie: Drs. Eva Tas (hoofdredactie), Max Arian, Anet Bleich, Daphne Meijer. Redactie-adres: Amsteldijk 23, 1074 HS Amsterdam, tel. 020-679 57 16.

Voorzitster: A. Fels-Kupferschmidt. Secretaris: Drs. Nico Boeken, Raphaëlstraat 12hs, 1077 PS Amsterdam, tel: 020-679 06 43.

Penningmeester: J.M. Waterman Ommerenhof 79,1106 XM Amsterdam, tel: 020-696 43 34. Bankrek. AMRO BANK, bijk. Van Baerlest. 58,1071 BA Amsterdam. Spaarrek: 40.01.75.088. Postgiro: 293087 en 4875500 t.n.v. NAC. Administratie krant: D. van Geens, Renkumhof 50,1106 JB Amsterdam, tel: 020-697 28 69.

Vrij en in vrede De Auschwitz-herdenking heeft heel velen - de Golfoorlog was in volle gang - weer moed en hoop gegeven. Opkomst, stemming, de zang van Hans Bloemendal, het woord van minister d' Ancona lieten daaraan geen twijfel. De Februari-herdenking, onderstreept door een viertal tentoonstellingen en vele duizenden deelnemers, werd eèn groots evenement. Tussen de stakers en soms hun achterkleinkinderen was koningin Beatrix verschenen. Een jaar na het bevrijdingslustrum leven wij weer eens kort na de oorlog. De Golfoorlog is nog steeds aan het nasmeulen. Israël, weliswaar gelegen in het Midden-Oosten, maar niet betrokken bij Koeweit, is zeer bedreigd geweest. Het Palestijnse grondprobleem is daar steeds opnieuw aan de orde. Gecompliceerd wordt de toestand nog door de hernieuwde stroom Joden uit de Sowjet Unie. Die heeft niets te maken met het Midden-Oosten, maar alles met de omwen­telingen en beroeringen in Oost-Europa. Intussen: de tragedie der Koerden. Het grote Europese schisma van deze eeuw, de kloof tussen Oost en West is afgevlakt. Plan- of markt-economie, één- of meerpartijenstelsel: die vragen klinken niet meer. De tweedeling van Europa is aan het verdwijnen, de tweedeling van Duitsland is weg. De moord op de Treuhand-baas doet daar niets aan af: al eerder vond een super-ondernemer op Duitse bodem een gewelddadig einde.

Buchenwald

Korter op 4 mei Op 4 mei trekt weer een stille tocht naar de Dam. Alleen fs deze korter dan voorheen.'f Wij verzamelen ons bij het Weteringplantsoen, tegen over Wetering­schans.'" . %tldaar vertrekken wij op'l9.QO'«ür:na|iiiitó'f; i , öam, waaróm20;00;;uur' de twee minuten stilte in acht worden genomen; dan volgt het neerleggen van de bloemen bij het nationale monument. Komt allen zoveel moge­lijk! •-; _•.

:"- \ . : ; | lèd^«|d|^siê^|r t , -%-fe-^'ColtlJté;:

Een kenmerkend staaltje nasleep van de Wende, de ommekeer achter de neergehaalde muur, is de aantasting van het karakter van het voormalige kamp Buchenwald. Na mei 1945 zijn in de vroegere concentratiekampen door de Sowjet-overwinnaars en -bezetters meest SS-ers opgesloten. Stuitende plaquet­tes zijn daar nu aangebracht. Kennelijk wordt ernaar gestreefd de betekenis van de gedenkplaatsen van de nazi-terreur te ontkrachten en deze liefst te laten verdwijnen. Ook in geschrifte wordt wel geprobeerd de nazi-misdaad te vergoeilijken b.v. door te beweren dat daders en slachtoffers iets gemeen hebben. Het antwoord van de weer sterk in de aandacht geraakte Primo Levi, de Italiaanse schrijver-scheikundige die in 1987 stierf.'lk weet niet - en het interesseert me ook weinig - of er in mijn onderbewustzijn een moordenaar huist, maar ik weet wel dat ik een onschuldig slachtoffer ben geweest en geen moordenaar.' Aan ons uiteraard de plicht over het behoud van deze plaatsen te waken en eventueel herstel te eisen. Ter waarschuwing van tijdgenoten en lateren. Overlevenden hebben de Verenigde Naties verzocht de gedenkplaatsen onder hun hoede te nemen, zodat de slachtoffers en bestrijders van het nazigeweld voor altijd kunnen worden herdacht. De klemt te meer, omdat in de ex-DDR in alle mogelijke kringen antisemitische uitingen weer te horen en in een vrijgelaten pers weer te lezen zijn. Wij dienen daarop ook zonder muur attent te wezen.

HERDENKT LDE4EMEI

n a c

n e d e r l a n d s a u s c h w i t z c o m i t é

Page 2: Auschwitz Bulletin, 1991, nr. 02 Mei

Schrijvers

'Jullie hebben ons Auschwitz nooit vergeven', zei de Israëlische schrijver Yoram Kaniuk in een tv-gesprek met zijn Duitse collega Günter Grass. En naar aanleiding van de bombardementen op Tel-Aviv, die Israëliërs noopten gasmaskers te dragen: 'Deze eeuw mogen Duits gas en Joden niet meer in één adem worden genoemd.' Kaniuk is een van de auteurs die de Sjoa als zwaarwegend onderwerp kozen. Een ander, de eveneens Israëlische David Grossman, wil het niet laten bij de vernietiging zelf, maar stelt in zijn werk de vraag: 'Wat is dat voor een wereld die deze massa-moord toelaat?' In Israël, maar ook daarbuiten, houden telkens nieuwe auteurs zich met de onpeilbare wandaden uit de zwarte jaren bezig. Heel veel van de huidige perikelen hangen daar uit de verte of nauw mee samen. In april was Avraham B. Yehoshua, de vermaarde romancier uit Israël in Nederland. Romancier en naar hij zelf zegt, politiek bewust mens, vurig voorman van Vrede Nu. 'Vrede kan morgen een feit zijn' zegt hij. 'Je moet met je vijand spreken'. Zelf spreekt hij direct met Joodse Collega's (en lezers) om hen op te wekken stelling te nemen. Opdat men daar vrij en in vrede kan leven. Zoals wij allen dat willen.

E.T.

DAG VAN HET VERZET 1991

GENERAAL WINKELMAN­KAZERNE NUNSPEET

VRIJDAG 30 AUGUSTUS FRIES FEEST PROGRAMMA In Aanwezigheid van de minister van WVC. Mw. Drs. H. d'Ancona.

TOESPRAAK door Mw. D.IJ.W.de Graaff-Nauta, de Friese staats­secretaris van Binnenlandse Zaken.

OPTREDEN door Het Pasveerskorps uit Leeuwarden, top van de Nederlandse showbands; met een sprankelend optreden: Wereld­kampioen Show!!

DANSGROEP Boalserter Skotsploegh met oude, meest Friese dansen in originele Friese klederdracht.

HAMMONDORGEL Bernard Drukker bespeelt het hammondorgel.

INCLUSIEF Koffie met Friese oranjekoek, de bekende Indische maaltijd (aan tafel geserveerd) + aperitief.

PLUS Een Friese verrassing voor iedereen!

VEEL INFORMATIESTANDS FEESTTENT!!

AANVANG 10.30 uur precies.

AANMELDEN Zo spoedig mogelijk door overmaken van Fl. 25,-op giro 516.68.70 of bank 91.41.30.307 tn.v. Comité Dag van het Verzet, in El burg.

Toegangskaarten worden half augustus toegezonden.

Page 3: Auschwitz Bulletin, 1991, nr. 02 Mei

Oude wonden en tolerantie

Toespraak van burgemeester E. van Thijn op 27 januari 1991 bij de Auschwilz-Herdenking 1991.

Nog geen twee-en-een-halve maand geleden waren we in Auschwitz. KL Auschwitz I. KL Auschwitz II. Auschwitz-Birkenau. Nooit vergeet ik die lange stille tocht, die stoet over het middenpad, langs de spoorlijn, ook daar geleid door Annetje Fels. We passeerden - halverwege - de selectieplaats. We passeerden de ruines van de Krematoria, op weg naar het geschonden monument, helemaal achterin, waar Sonny Herman, ook daar, Kaddisj en Jishkor zei. Wat we zagen had ik, na alle verhalen, getuigenissen, boeken, documentaires, filmbeelden, herdenkingen, toch nog voor godsonmogelijk gehouden. De on­metelijke dimensies, de hemeltergende systematiek en precisie, die eindeloze rijen van schoorstenen, waar ook het oog reikt. Die geur van perverse Grund-lichkeit. Een gapend, afgestorven industrie-terrein waar al het leven met wortel en al is uitgeroeid. Een grootschaligheid die in gruwelijkheid slechts wordt overtroffen door de kleinschalige berg van menselijke restanten in Sobibor. Wij stonden daar bijeen op woensdag 7 november jl., joden en niet-joden, overlevenden en familie, ouders en kinderen, drie generaties. Wij stonden daar bijeen bij Krematorium II, bij Krematorium III, verenigd in afgrijzen, verdriet en machteloze woede.

Krematorium III

Ik keek omhoog en dacht aan Gerard Durlachers 'Strepen aan de Hemel'. Augustus 1944. De appelplaats achter Krematorium III. Ik citeer: 'Het schorre gebrul van kapo's en SS-ers wordt overstemd door het ritmisch gezoem in de lucht en opeens zien wij allen de witte schapewollen draden die door bijna onzichtbare metalen vlekjes over het lichte blauw van de hemel worden getrokken. Honderden paren ogen volgen die draden tot de SS-ers, schreeuwend met rechthoekige bekken en slagen uitdelend, opnieuw laten aftellen...' En een dag van verschrikkingen later: 'Diezelfde avond weer die schapenwollen

Om de WUV

Bij de Tweede Kamer liggen wetsvoorstellen met be­trekking op de WUV. Al sinds het begin van dit jaar zijn de wetten voor oorlogs­getroffenen gekoppeld aan de militaire pensioenwetge­ving. De nu aanhangige voorstellen hebben ook coördinatie en vereenvoudi­ging ten doel. De dubbele korting van de AOW wil men, wanneer beide partners een uitke­ring hebben, zo wijzigen dat bij iedere partner alleen de AOW voor alleenstaanden wordt gekort. Maar er wordt dan geen terugwer­kende kracht (tot 23 decem­ber 1984) toegepast. Joods Maatschappelijk Werk (JMW) wenst dit laatste wel. Fel protesteert JMW erte­gen dat men voorzieningen die ook van AAW, AWBZ of ziekenfonds te verkrijgen zijn ook daar moet aanvra­gen, b.v. bril, autokosten­vergoeding of huishoude­lijke hulp. Ook de Pensioen­en Uitkeringsraad (PUR) is nier tegen en overlegt met het ministerie van WVC over een mogelijk alterna­tief. Het is de bedoeling de PUR voortaan te binden aan vas­te termijnen. Als de termijn wordt overschreden kan de-

3, gene die nog geen beslis-? sing heeft gekregen in be­

roep gaan bij de Centrale Raad van Beroep. Bij de Auschwitz-herdenking zegde Hedy d'Ancona, minister van WVC, toe dat

. de kosten die werden ge­maakt voor opvang en on­dersteuning (in verband ^

" matje angst omlïiMlï%ii i Israël) zouden Worden ver- ^ .goed.

Page 4: Auschwitz Bulletin, 1991, nr. 02 Mei

Europa tegen discriminatie

Europa tegen discriminatie, waakzaam voor democratie en vrijheid: zo luidt het motto van een internatio­naal symposium, dat op ini­tiatief van de Stichting Sa­menwerkend Verzet, de Anne Frank Stichting en de Rijksuniversiteit Leiden op 2 en 3 mei plaatsvindt in de Pieterskerk te Leiden.

Steen in Schoorl

De jongens die in februari 1941 zijn opgepakt zijn eerst naar Schoorl en toen naar Mauthausen gesleept. Op de plaats van het Kamp staat nu in Schoorl, het be­zoekerscentrum 'de Zand­horst'. Daar laat de Vrien­denkring Mauthausen ter herinnering en ter waar­schuwing een gedenksteen plaatsen op 11 mei.

Auschwitz- en Februariher-denking gaan voor, er volgt een hele reeks: Mauthau­sen, Buchenwald en dit jaar een Ravensbrück-conferen-tïe. Tentoonstellingen van Wes­terbork tot Overloon met zgn. Oorlogs- en Verzets­museum. Het Amsterdamse dito liet 'Heden geen college* over studentenverzet zien. Maar ook Apeldoorn, Gouda, en vele andere lie­ten zich niet onbetuigd. Het Amsterdams Historisch Museum toonda na vijf jaar opnieuw 'In nacht verloren', de reeks tekeningen en schilderijen over de depor­taties der Amsterdamse Jo­den.

draden aan de hemel. Hadden ze ons vergeten daarbuiten, daarboven? Waren de olie-raffinaderijen van Blechhammer en Tzrebinia belangrijker dan wij en onze verbrandingsovens?' Augustus '44, september '44, oktober, november, december '44, januari '45. Men wist inmiddels van de massale, systematische uitroeiing in de vernieti­gingskampen. Men was inmiddels, militair gesproken, superieur in de lucht. Waarom, in hemelsnaam, kon de genocide nog zoveel maanden doorgaan? We stonden daar bijeen, nog geen twee-en-halve-maand geleden, verenigd in verdriet, verbijstering en woede. Getraumatiseerd en boordevol met vragen. Niet vermoedend nog dat twee maanden later er opnieuw een oorlog zou uitbreken. Strepen aan de hemel. Luchtalarm, nacht-in, nacht-uit. Gasmasker op, gasmasker af. Waken en wachten, in dodelijke angst in afgeplakte kamertjes. Overlevenden en familie, ouders en kinderen, drie generaties. Onschuldige burgers van een land dat buiten den oorlog staat, bedreigd door raketten van Russische makelij, uitgerust (al of niet) met gifgas van Duitse makelij, gelanceerd door een luchtmacht van Franse makelij, verscholen in bunkers van Engelse makelij: Europa '92 in '91. 'Politiek cynisme, opportunisme, laksheid, onverschilligheid, haat en naïviteit stonden tegenover wanhoop en ondergang' schreef Durlacher in 'Strepen aan de Hemel'. Strepen aan de Hemel die oude wonden openrijten en nieuwe wonden maken. Oude wonden. Auschwitz I. Auschwitz II. Hoe vaak heeft men zich niet op die oude wonden verkeken? Eerst dacht men, bij de eerste generatie van over­levenden, wat geweest is is geweest, ze mogen van geluk spreken. Niet het verleden maar de toekomst telt. Toen dacht men: de tijd heelt alle wonden en voor de tweede generatie zal het geschiedenis zijn. En toen dat ook niet bleek te kloppen dachten de cynici: de oorlog is pas echt voorbij als de volgende is uitgebroken. En weer heeft men zich vergist. Hebben wij dan al die jaren hier voor niets gestaan? Hebben wij elkaar en onszelf voor niets beloofd en gezworen dat wij ons leven in het teken zouden plaatsen van 'Nooit meer Auschwitz'? Betekende dat ook 'Nooit meer oorlog' Wij hoopten vurig van wel. Wij hoopten vurig op vrede, met name ook in het Midden-Oosten, op een dialoog tussen Joden en Palestijnen en vele van ons, hier aanwezig hebben zich daarvoor actief en met overtuiging ingezet. Maar wij wisten - en weten het nu zeker - dat, hoe bitter dat ook is, dat de boodschap van 'Nooit meer Auschwitz' niet onder alle omstandigheden is waar te maken met de middelen van het pacifisme. De overlevenden onder ons weten het uit eigen ervaring: militair geweld, expansiedrift, tirannie en onderdrukking kunnen slechts met militair geweld worden teruggedrongen en bezworen. Strepen aan de hemel. Stelt u zich eens voor wat er in Tel Aviv, Haifa of Jeruzalem zou kunnen zijn gebeurd als de wereld met de armen over elkaar zou blijven zitten. 'Geen bloed voor olie', roepen de demonstranten, maar ook niet tegen gas?

Waakzaam en weerbaar 'Nooit meer Auschwitz' hebbben we elkaar en onszelf hier elk jaar weer opnieuw beloofd en gezworen. Dat betekende voor ons ook waakzaamheid en weer­baarheid. Nooit meer volkerenmoord. Wat dat betreft hebben wij hier niet tevergeefs gestaan. De omstandigheden van vandaag zijn totaal verschillend Er is een Joodse staat, sterk op alles voorbereid. Maar even belangrijk is vandaag het feit dat men niet alleen staat. Maar 'Nooit meer Auschwitz' heeft nog een betekenis die onder geen enkele omstandigheid aan kracht zal inboeten en juist in een oorlogssituatie, als de emoties hoog oplaaien, zo zwaar op de proef kan worden gesteld. 'Nooit meer Auschwitz' betekent bovenal: nooit meer rassenhaat, nooit meer vooroordeel en discriminatie. Amsterdam is een stad waarin sinds jaar en dag vele, diverse culturen, religies en nationaliteiten vreedzaam naast en met elkaar leven. Amsterdam is de bakermat van de tolerantie. Over een maand herdenken wij het feit dat in onze stad, precies vijftig jaar geleden, de Februaristaking heeft plaats gevonden, toen de Amsterdamse bevolking massaal te hoop liep tegen het begin van de deportaties in deze stad. De nieuwe oorlog rijt oude wonden open maar zal ook nieuwe wonden maken. De Amsterdamse tolerantie zal in de komende tijd nog zwaar op de proef worden gesteld. Maar wij, die elkaar en onszelf, op deze plek jaar in jaar uit beloofd en gezworen hebben 'Nooit meer Auschwitz', nooit meer racisme en fascisme, wij mogen niet toestaan dat de tolerantie door emoties en generalisaties teloorgaat. Strepen aan de Hemel. Nooit meer mogen cynisme, laksheid en onverschilligheid het winnen van de menselijke waardigheid.

Page 5: Auschwitz Bulletin, 1991, nr. 02 Mei

Dwangmatig werk ik de lijsten af op zoek naar bekenden

Eenmaal in de twee jaar organiseert het Nederlands Auschwitz Comité, in samenwerking met het Algemeen Pedagogisch Studiecentrum, een reis naar de voormalige vernietigingskampen Auschwitz, Birkenau en Sobibor in Polen. Bertje Leuw nam in oktober 1990 aan de reis deel. Zij is lid van de steungroep van het Comité.

door Bertje Leuw

Als we naar Polen gaan zal mijn oudste dochter van negentien de jongste van zes verzorgen, later gesteund door mijn zuster, hun tante. De gedachte aan de in mijn familie door de oorlog zo wreed afgebroken banden tussen zusters en broers, ouders en kinderen, grootouders en kleinkinderen dringt zich op. Er begint zich een zekere onrust in me te ontwikkelen, en de notie dat er wellicht een dimensie toegevoegd gaat worden aan mijn verhouding tot de Tweede Wereldoorlog. Woorden en begrippen als gaskamer, vergast zijn, weggehaald zijn, gedeporteerd zijn, niet teruggekomen zijn, hoorden als het ware bij mijn eerste taalontwikkeling. Voor mij waren dat gewone woorden. De schok van de inhoud bleef achterwege. Later ontwikkelde het vertrouwd zijn met de kennis omtrent vervolging en vernietiging zich tot een opdracht aan mezelf er tegen te kunnen. Ook toen die werkelijkheid in al zijn gruwelijkheid tot me begon door te dringen. Ik voelde dat als loyaliteit aan al diegenen die het aan den lijve hadden meegemaakt. Het er tegen kunnen ging werken als een emotioneel pantser. Huilen kon ik niet. Ik realiseer me dat ik fysiek en emotioneel dichter bij de gebeurtenissen wil komen die zich daar hebben afgespeeld.

Het vertrek

De groep, 89 mensen, formeert zich vijf november op Schiphol. Ik onderneem de reis samen met Herbert, mijn man. We voegen ons bij de andere steun­groepleden. We zijn met zijn achten. De vlucht naar Warschau verloopt vlekkeloos. "Het weer hier is goed", zegt de gids die ons opwacht. Het is nevelig en fris. We wisselen weinig marken en dollars in vele zloty's. "Als je honderd dollar wisselt ben je hier rijk", zegt de gids. De vlucht met Krakow gaat met een klein Russisch vliegtuig. "Doet die propeller het?", vraagt Annetje Fels, die als voorzitster van het Auschwitz Comité de reis meemaakt. "Yes", zegt de gids, die het woord propeller verstaat en op Annetje's ongeruste blik reageert. Yes, no problem. Never an accident.

Die avond gaan we de stad in naar de Joodse wijk Kazimierz. Joodse wijk? Voor de oorlog woonden er in Krakow 60.000 Joden. Hoeveel er over zijn is moeilijk te bepalen omdat er geen registratie is van Joden buiten een kerk­genootschap, zegt de gids. We bezoeken een kleine, prachtige, zestiende-eeuwse synagoge en een grotere uit de negentiende eeuw. Bij wijze van hoofdbedekking doet onze gids zijn rode shawl als een kiespijndoek om zijn hoofd. Het staat wel vrolijk tussen de keppeltjes. Hier wordt ons door de voorzitter van de minuscule Joodse gemeente verteld dat er nog tweehonderd Joden over zijn in Krakow.

Morgen Auschwitz

Het weer is de vofyende dag grauw en koud. Anderhalf uur rijden met de bus naar het kamp Auschwitz I. Dat foto's anders zijn dan de werkelijkheid, blijkt weer eens als we de toegangspoort tot het kamp zien met daarin verwerkt

Page 6: Auschwitz Bulletin, 1991, nr. 02 Mei

het misdadige motto Arbeit Macht Frei. We staan wat schutterig bijeen. Een gids wordt door Annetje geïnstrueerd dat ze niet met onwetend publiek te maken heeft. Het is het beste als ze op vragen ingaat in plaats van uit zichzelf te vertellen. Herbert en ik aarzelen: de gids volgen of met z'n tweeën rondkijken. We doen het laatste. Het kamp is anders dan ik dacht. Niet grauw en grijs, maar gebouwtjes van rode baksteen, gegroepeerd tot een wat saai dorp. De misdaad laat zich er niet aan de buitenkant aflezen. Het kamp is van de omgeving afgesloten door twee hagen van prikkeldraad die onder hoogspanning stonden. Aan een kant loopt de oude straatweg vlak langs het kamp; daar, en langs een van de korte kanten van het kamp, staat buiten het prikkeldraad nog een muur van betonplaten. Om het kamp heen zijn om de paar meter wachttorens geplaatst. Het kamp ligt tegen de bebouwing van het stadje Oswiecim (Auschwitz) aan. Een stadje, letterlijk onder de rook van het kamp. Het crematorium dat dag en nacht doorwerkte. Een stadje vol Poolse gezinnen. Auschwitz I was het hoofdkamp van een hele groep kampen die er als satellieten omheen lagen, soms tot op tientallen kilometers afstand. Het dichtbij gelegen Auschwitz II - Birkenau is daarvan het beruchtste. Van al deze kampen is alleen dit hoofdkamp volledig intact gebleven. Het heeft in zijn totaliteit van de Poolse regering in 1947 de bestemming gekregen van museum.

Foto: Koert Broersma Een kaart van Europa

Met z'n tweeën werken we blok na blok af. Dertien Europese landen hebben een blok, of een deel ervan, ingericht als herdenkingsruimte. West-Duitsland ontbreekt. Er is één blok gewijd aan de Jodenvervolging, dat is ingericht door Jad Vashem, het museum van de Sjoa in Jeruzalem. Daar liggen foto's van de Wannsee Conferentie waar het plan tot de uitroeiing van het Europese Jodendom beklonken werd. Er hangt een kaart van Europa waarop de aantallen Joden per land zijn aangegeven. Elf miljoen totaar. Er zijn lijnen getrokken vanuit de landen naar Polen, waar de vernietiging plaats moest vinden. Nog nooit heb ik zo'n kaart gezien. Nooit realiseerde ik me beter de schaal van krankzinnigheid van de megalomane uitdenkers van deze misdaad. En nog eens verbijstert het me hoe perfect de organisatie van de vernietiging uitgedacht was, zoals dat bijvoorbeeld blijkt uit hoe gevangenen ingeschakeld werden. Gevangenen die de crematoria moesten bedienen. Eens in de paar weken of maanden gingen deze 'getuigen' er zelf aan, met honderden tegelijk. Toch zijn er ooggetuigen-verslagen van de zeer weinige overlevenden. En ook zijn er in de grond ingegraven blikken gevonden met daarin gedetailleerde beschrijvingen, gemaakt door mensen die zeker wisten niet te overleven. Door de blokken heen zijn vele lijsten met gedeporteerden als voorbeeld tentoongesteld. V-tjes achter de namen: aangekomen, te werk gesteld, vergast, whatever. Dwangmatig werk ik de lijsten af op zoek naar bekenden. Ido Abram, die de reis begeleidt namens het Algemeen Pedagogisch Studie­centrum, zei bij de voorbereiding voor de reis, dat bij ieder op een ander moment de emotie toeslaat, vaak onverwacht...Hij krijgt gelijk. Bij blok 5 raken we elkaar kwijt als voor de zoveelste keer ons pad gekruist wordt door een groep Poolse

Page 7: Auschwitz Bulletin, 1991, nr. 02 Mei

schoolkinderen met een gids. De gids, een vrouw, draait op snerpende toon, onaandoenlijk haar verhaal af, lokaal na lokaal. Je hoort haar van verre aankomen. Herbert vlucht langs haar heen naar het volgende blok. Ik probeer haar binnen voor te blijven, wat ook lukt.

Ordelijk en gruwelijk Wat er te zien is maakt diepe indruk. De artikelen van mensen èn menselijke artikelen in grote hoeveelheden, goed gesorteerd. Koffers met naam en herkomst van de eigenaars, volgens de instructie goed zichtbaar op deksels geschreven. Een instructie met geen andere zin dan de 'reizigers' te misleiden. Enorme ruimten vol orthopedische hulpmiddelen: corsetten, kunstledematen, krukken, hoog opgetast. Brillen, schoenen, kleren, gebitten, borstels en kammen in grote hoeveelheden. Ordelijk en gruwelijk. Zakken vol haar met een baal uit mensenhaar geweven stof ernaast, als voorbeeld van de verwerking van een menselijk produkt. Ik wil weg en kan de uitgang niet vinden. Het snerpende en vooral onverschillige geluid van de gids komt dichterbij. Ik loop de verschillende ruimten in het blok haastig door. Drie, vier keer hetzelfde rondje. Was er wellicht een buitentrap geweest en moest ik via de eerste etage naar buiten? Dat was niet zo. Steeds weer bots ik tegen de tentoongestelde krukken en kunstbenen op. Die onttakeling vlak voordat de mensen het gas ingejaagd werden.... De groep kinderen komt me tegemoet. Ik richt me tot de gids, de enige volwassene op dat moment in het gebouw. "The exit, please", vraag ik. "No", zegt ze en kijkt langs me heen. "Is there no exit?", vraag ik half grappend. "No", zegt ze weer met hetzelfde gesloten gezicht, en ze loopt door. Ik moet lachen vanwege het absurde van de situatie en de tranen prikken achter mijn ogen vanwege de associaties: een onverzettelijke Poolse bewaakster. Geen uitgang. Iemand van onze groep die er ineens is brengt me naar de deur, die aan het zicht onttrokken is door een grote gemetselde kachel. Buiten laat ik even mijn tranen gaan, de noodzakelijke aftap na de eerste uren confrontatie met de Deutsch-gründliche vernietigingsfabriek.

Vertrouwde onbekenden Het is de volgende ochtend ijzig koud en het regent, als we naar Birkenau gaan, Auschwitz II. Iemand vertelt dat tijdens het vorige bezoek de zon volop scheen. Regen lijkt me beter. Op weg naar het kamp stoppen we nog even in Auschwitz I om mensen gelegenheid te geven boeken over de kampen aan te schaffen. Wij zullen naar het gebouwtje met de archieven gaan. Gisteren lukte dat niet vanwege de niet voorziene zeer vroege sluiting. In de bus schrijf ik de namen op van mijn omgekomen familieleden. Voor zover ik weet is iedereen in Sobibor vergast, waar geen administratie van wie aankwamen is bijgehouden. Maar je weet nooit. Een vreemde sensatie om voor het eerst van mijn leven die namen neer te schrijven. Alsof ik brieven ga schrijven aan zeer vertrouwde onbekenden. Herbert voegt zijn lijstje bij het mijne. Zestien namen bij elkaar. Het kantoortje ziet eruit als een bevolkingsregister. Houten laden met registra-tiekaarten. Een kleine balie. Er werken twee vrouwen die uitsluitend Pools verstaan. In de kaartenbakken zoeken zij de opgegeven namen op. Om voor ons onbegrijpelijke redenen onderbreken zij om de paar minuten hun werk om met elkaar te overleggen. De bus wacht. De tijd dringt. We hebben een kwartier gekregen om deze missie te volvoeren. De bus moet maar wachten. Als wij aan de beurt zijn, kijkt de vrouw die ons helpt verstoord naar de lange lijst. Of we ons adres op de achterzijde willen zetten. We krijgen de informatie thuis gestuurd, als er überhaupt iets te vinden is. Birkenau, Auschwitz II, is vele malen groter dan Auschwitz I. We schatten tien a twaalf keer. Het valt in de drie uur die we daar doorbrengen nauwelijks te belopen. Een grauwe grasvlakte met barakken in het gelid, stenen en houten. Vele tientallen los in het gras staande gemetselde schoorstenen, overblijfselen van houten barakken. De spoorlijn eindigt in het kamp. In de wijde omtrek niets anders. Destijds waren er rond het kamp populieren geplant om het aan het oog te onttrekken. "Ben je er ook weer, Jacques", zegt Simon, een mede oud-gevangene. "Ja", zegt Jacques, "Ich bin wieder da." De uitleg komt later. Wanneer een gevangene een vluchtpoging deed werd hij, doorzeefd met kogels, twee scheppen onder zijn armen om hem rechtop te houden, op een krukje gezet. Aan zijn voeten de tekst: Hurrah, ich bin wieder da. Er is een grote foto op een houten gebouwtje gemonteerd in het midden van het kamp naast de treinrails. Op de foto staat een stoet van juist aangekomenen.

VRIENDEN VAN HETÏHJKS-INSTITUÜT VOOR OORLOGS­DOCUMENTATIE

In de herfst van 1989 ïs de Stichting Vrienden van het Rijksinstituut Voor Öortegs-documentatie opgericht. De

. 'S#Ö | i |^fi%u^'de doel",, : stellingen van het Riod te

ondel«iw|ift.döor het sti-muieren van onderzoek, het

::d.ó*tt«itg#vM#ii'het (me-dejfinancieren van publika­ties over Nederland en de Tweede Wereldoorlog, het verlenen van steun aan ten­toonstellingen.

Vrienden (minimum-schen­king Fl. 25,-) ontvangen o.m. hét Jaarverslag van het Riod.

Men kan zich opgeven als Vriend van de Stichting Vrienden van het Riod bij het administratie-adres van de Slichting Vrienden van het Riod, Antwoordnummer 87, 7200 VB Zutphen.

vervolg op pagina 15

Page 8: Auschwitz Bulletin, 1991, nr. 02 Mei

Boekbespreking

Nieuwe inscriptie op gedenkstenen

Enige tijd geleden was er grote opschudding, omdat de inscripties op de ge­denkstenen die deel uitma­ken van het monument in het voormalige vernieti­gingskamp Auschwitz-Bir­kenau waren verwijderd, zonder dat daarover overlegd was met het Inter­nationale Auschwitz-Co-mité, of met de nationale comitees. Maurice Goldstein, voorzit­ter van het Internationale Auschwitz-Comité bericht ons nu dat in de verschil­lende talen een nieuwe tekst zal worden aange­bracht die meer in overeen­stemming is met de histori­sche feiten dan de vroe­gere. Hij luidt in het Neder­lands vertaald, als volgt: 'Aan de ontelbare slachtof­fers van de Nazi-ideologie. Gedeporteerden uit Polen en twintig andere Europese landen, meer dan een mil­joen mannen, vrouwen en kinderen, in grote meerder­heid Joods, zijn hier ver­moord. Auschwitz-Birkenau 1940-1945.' Tegelijkertijd liet de heer Goldstein ons weten, dat hij Uj de Poolse minister van Binnenlandse Zaken heeft geprotesteerd tegen een andere voorgenomen schending van het voorma­lige concentratiekamp Auschwitz, Een groepering die zich noemt 'Unie voor het Christelijk Europa' was volgens kranteberichten van plan tussen 28 maart en 1 april 1991 in Auschwitz te demonstreren tegen 'de genocide van de abortus'. Het Internationale Ausch-witz-Comite' vraagt demon­straties ter plekke te verbie­den die niet in verband staan met wat zich tijdens de Tweede Wereldoorlog daar heeft afgespeeld.

Voorbij de verboden drempel

De shoah in ons geschiedbeeld - is het een beschouwing of een samenvatting van het fatale complex waar al een bibliotheek over is volgeschreven? De juist met vroegtijdig pensioen vertrokken Utrechtse hoogleraar cultuurgeschiedenis H.W. von der Dunk gaf die ondertitel aan zijn studie 'Voorbij de verboden drempel'. Hij voegde er een literatuurlijst van 300 titels aan toe en volledig is die niet. Von der Dunk spreekt (net als wij) van Shoah. Het woord holocaust in het bijzonder is misplaatst: dat betekent immers brandoffer. Het Hebreeuwse Shoah wil zeggen catastrofe, verwoesting. De schrijver neemt enerzijds de geschiedenis van twintig eeuwen anti-judaïsme (tegen het Joodse geloof) in vogelvlucht door, anderzijds zet hij helder het unieke van de grote 20ste-eeuwse vernietiging van de Joden uiteen. Het laatste hield een combinatie in van in onderdelen soms stokkende, maar haarfijn uitgekiende organisatie, versluierende aanduidingen zoals End­lösung en het samengaan van rauw geweld met geraffineerde list en bedrog. Het was oud anti-semitisme met toepassing van moderne technologie, alles op ongehoorde en ongekende schaal. Het laatste bewerkte dat de niet-Duitse regeerders de noodlotsberichten uit Polen uit ongeloof, onverschilligheid of onbegrip naast zich neer of in een la legden. Die autoriteiten - ook in het Vaticaan - hebben kennelijk betrouwbare berichten over het onzegbare gekregen. De slachtoffers moesten die ontberen. Er is een hele scala van redenen voor het niet-weten: zich het niet kunnen voorstellen, geen uitweg zien, een antisemitische omgeving, geen of geringe hulp, zelfs bedreiging, tot chantage toe. Von der Dunk neemt resoluut afstand van letterlijk de dooddoener dat de Joden als schapen ter slachtbank zouden zijn gegaan. Hij noemt de getto-opstanden van Warschau en Bialystok en die in de dodenkampen Treblinka en Sobibor 'de meest beschamende weerlegging' van die aanklacht. 'Er is geen indringender voorbeeld in de hele moderne geschiedenis van de moed, inventiviteit en vastberadenheid, waartoe de wanhoop in het meest uitzichtloze inferno weerlozen tot vechters kan maken dan deze genoemde opstanden, die uiteraard door de enorme overmacht van de vervolgers geen schijn van kans hadden en in bloed werden gesmoord.' Pas in de moordfabrieken zelf drongen de bedoelingen van de vervolgers en hun eigen doem tot de gevangenen door. Maar terecht tekent de auteur aan dat gevluchten en ondergedokenen zich wel weinig illusies maakten over het afgrijselijke; maar, 'ook onder hen was nauwelijks iemand die op de hoogte was of geloofd zou hebben dat het doel van de deportaties de gaskamer was.'

Rechtvaardig en subtiel

De rol en de gevolgen van de Joodse raden worden rechtavaardig en subtiel behandeld; geen collaboratie, want geen vrijwillige samenwerking; de leden waren onwetend van het doel van hun werk: de fysieke uitroeiing. Hier zoals elders wordt de schuldvraag op fijnzinnige wijze opgeroepen - en niet beant­woord. Zo komt ook de 'Historikerstreif ter sprake: was 'Auschwitz' uniek of niet? In feite is dit de vraag naar de omvang van de Duitse schuld. Aan het ene uiteinde staat dan de 'Auschwitz-Lüge'. Het ontkennen van de vergassingen, ontkenning in velerlei vorm. het zoeken naar verklaringen van de Shoah is even uitzicht­als eindeloos. De schrijver erkent dat zowel de Shoah, Auschwitz, voor uniek houden als het inschakelen als historisch verschijnsel naar een hellend vlak voert. Inpassen kan een soort aanvaarding zijn. Herdenken ziet hij terecht als waarschuwen.

Page 9: Auschwitz Bulletin, 1991, nr. 02 Mei

Toch herkent Von der Dunk iets specifieks in de Shoah, getuige de titel van zijn boek. Pogen een zg. ras uit te roeien is ingrijpen in de menselijke species (soort). Daarmee werd een altijd stilzwijgend erkende drempel geschonden. Dit plaatst 'Auschwitz' volgens een aantal geleerden buiten de geschiedenis in een aparte, verboden kamer. 'De eigenschap van een verboden kamer is echter dat ze altijd verleidt tot openen.' Terreur van de middeleeuwse Inquisitie, onder Stalin, om geloof of klasse was in principe ontkoombaar door verandering of aanpassing. De Joden en ook de zigeuners waren volgens Hitier c.s. van nature en voor altijd minderwaardig, betoogt de auteur. De Shoah, zo besluit hij, is het meest indringende voorbeeld van het vermogen van de mens ook de morele grenzen te overschrijden. Een rijk boek dat heel veel weloverwogen en zorgvuldig aandraagt en nog veel meer aanleiding tot nadenken en verzuchten zal bieden.

E.T.

H.W. von der Dunk, De Shoah in ons geschiedbeeld. Amsterdam, Prometheus 1990. Pri js/34,90

De Dokwerker: symbool van het verzet

Page 10: Auschwitz Bulletin, 1991, nr. 02 Mei

Boekbespreking

Zwijgen - een chassidische traditie Mendels Erfenis, de debuutroman van Marcel Möring, verscheen een paar maanden geleden. De auteur ontving onlangs ook de Geert-Jan Lubber-huizenprijs voor het beste debuut. Het boek werd in enkele dag- en weekbladen besproken, waarbij het oordeel overwegend positief uitviel. Vooral de goede stijl en de aangrijpende verhaallijn werden genoemd ais sterke punten.

De Kotzker rebbe vertelde de volgend midrasf. een man is op reis; onderweg komt hij langs een burcht die in brand staat zonder dat er iemand aan het blussen is. Daarom denkt de reiziger dat de burcht zonder beheerder is - totdat de burchtheer op hem neerkijkt en zegt: 'Ik ben de heer van deze burcht.' Deze midrasj geeft een beeld van de relatie die Joden met God hebben na de sjoa - de altijd weer terugkerende vraag waarom de Heer der Werelden niet ingrijpt als zijn schepping in brand staat. Mendel Adenauer, de hoofdpersoon in de debuutroman van Marcel Möring, is niet toevallig een naamgenoot van de Kotzker Rebbe. De vraag naar de betrokkenheid van God bij de wereld wordt nergens expliciet gesteld, maar is voortdurend op de achtergrond aanwezig.

Verbittering

Wilt u op de hoogte blijven van de activiteiten van het Nederlands Auschwitz Co­mité? Indien u onderstaande bon invult en opstuurt naar D. van Geens, Renkumhof 50,1106JB Amsterdam, ont­vangt u vijf maal per jaar het blad van het Nederlands Auschwitz Comité. Aan het abonnement zijn geen kos- -;tsfi v#bojftdèn, Wel ohtvan- -"" ' g en a 11 e a bo n n ees éé n m a a I per jaar een acceptgirokaart • voor een vrijwillige donatie ' ten behoeve van de voort­gang van het werk van het Nederlands Auschwitz Co­mité.

naam:

adres;

postcode en

woonplaats:

land: ....

Opsturen naar: D. van Geens, Renkumhof 50,1106 JB Amsterdam.

Mendel groeit op tussen zijn verbitterde grootouders en onvolwassen gebleven moeder in de vreemde en onverschillige wereld van een Twentse provinciestad. Onder invloed van zijn grootvader ('Hij had de weg van religieus Jood naar verlicht humanist, en in de oorlog vice versa, afgelegd') ontwikkelt Mendel een wereldbeeld (en Godsbeeld) dat hem volkomen isoleert van anderen, zowel van de niet-Joden als van de Joden in zijn omgeving. Zoals zijn naamgenoot Mendel van Kotzk zich twintig jaar opsloot in zijn kamer uit verbittering over God en de mensen, zo sluit Mendel zich met zijn geërfde verbittering op in een wereld zonder hoop, die hem effectiever isoleert dan welke lichamelijke afzondering ook maar zou kunnen. Mendels verklaring van de wereld zoals hij hem ziet is 'dat de wereld geen bedenksel was van God, maar Gods denken, dat God zelf alleen maar kon bestaan als er een wereld bestond, dat het slechte en het goede op dezelfde manier onderdeel waren van Gods denken'...

Twintigste-eeuws mens

Mendels afwijzen van elke hoop vervreemdt hem van de Joodse gemeenschap - en het feit dat hij Jood is schept een onoverbrugbare kloof met de niet-Joodse wereld waarin hij leeft. 'Hij herinnerde zich een opmerking van zijn grootvader, toen hij vertelde hoe hij door de Duitsers naar het station werd gebracht en zijn vrienden en collega's langs de kant stonden en zwegen; 'Ik dacht dat ik een twintigste-eeuws mens kon zijn, een gymnasiast, een Nederlander en Jood tegelijk. Ik dacht...'. Mendels wereldbeeld wordt versterkt doordat hij kort na elkaar alle mensen die hem na staan verliest: zijn grootvader, zijn grootmoeder en zijn moeder. Hij wordt bang om van mensen te gaan houden, omdat hij denkt ze daardoor te zullen verliezen. Uiteindelijk houdt hij zelfs op met spreken: 'Hij zweeg als de Heer der Werelden zelf.' Hij wordt opgenomen in een psychiatrische inrichting.

Page 11: Auschwitz Bulletin, 1991, nr. 02 Mei

Foto: Harry Cock

Hoop-ondanks-alles

Toch is zijn isolement niet volmaakt: hij blijft verlangen naar Anna, zijn grote liefde sinds de middelbare school. Hij zoekt haar op, komt zelfs bij haar in huis wonen, maar durft geen werkelijk contact met haar tot stand te brengen. Toch is zijn liefde voor Anna, telg uit een geslacht van Twentse landadel en kind van foute ouders, een overwinning op de van zijn grootvader geërfde overtuiging dat de kloof tussen Joden en niet-Joden onoverbrugbaar is. Er blijkt toch nog een vonkje van de Joodse hoop-ondanks-alles in Mendel te leven. Het is de verdienste van Marcel Möring om de eerste Nederlandse 'tweede generatieroman' te hebben geschreven die werkelijk tot de kern van het na­oorlogse probleem doordringt. Hij maakt zich niet schuldig aan zelfmedelijden of sentimenteel 'boterkoek-Jodendom' (zoals Mendel dit in de roman noemt), maar plaatst de naoorlogse generatie in het wijdere perspectief van de ge­schiedenis van de Joden in de diaspora en de mystieke traditie die deze vooral in Oost-Europa heeft voortgebracht. Op geraffineerde en onnadrukkelijke wijze wordt het verhaal verankerd in de mystiek, door middel van uit de chassidische wereld afkomstige midrasjiem. Naar het einde toe spitst het verhaal zich steeds meer toe op de (uitleg) vraag of Mendel uit zijn afzondering zal willen of kunnen breken - maar ondanks een nogal ruwe toenadering van Anna die tot een doorbraak zou kunnen leiden, blijft deze vraag tot het einde onbeantwoord. Het is tekenend voor de kracht van deze roman dat de vragen die er in gesteld worden je blijven bezighouden. Het verhaal dwingt je na te denken over de psychologische en spirituele ingrediënten van de problemen van de naoorlogse generatie.

Stichting Icodo

Voor vragen op het gebied van wetten en regelingen voor oorlogsgetroffenen, maar ook voor andersoorti­ge vragen bijvoorbeeld over zelfhulpgroepen, the­rapeutische hulp of maat­schappelijk werk, kunt u voor informatie, advies of verwijzing terecht bi j :

Stichting Icodo Maliebaan 83-87 3581 CG Utrecht ter. 030-343436

Oorlogsgetroffenen, part­ners en kinderen (ook de na-oorlogse generatie) zijn bij de Stichting Icodo wel­kom. Bezoek is - na telefo­nische afspraak - iedere werkdag mogetijk.

Marcel Möring - Mendels erfenis Meulenhoff Amsterdam 1990./32,50.

Manja Ressler

Page 12: Auschwitz Bulletin, 1991, nr. 02 Mei

Boekbespreking

Zinloze rectificatie

Nanda van der Zee heeft met haar boek De kamergenoot van Anne Frank gepoogd een van de personen uit Anne Franks Dagboek als een historische figuur te beschrijven. Naar mijn mening is zij hierin niet geslaagd. Tevens heb ik principiële bezwaren tegen een dergelijke onderneming. Al in de inleiding van het boek wordt duidelijk dat Van der Zee de expressie - in dagboeknotities - van een persoonlijke visie verwart met historiografie. Nanda van der Zee beschrijft hoe bij haar na lezing van Het Achterhuis een beeld van Dussel was blijven hangen als van een sikkeneurige, kleinzielige, irritante man. Aan de juistheid van dat beeld begon zij te twijfelen nadat er op het Waterlooplein brieven van Dussel, die in werkelijkheid Fritz Pfeffer heette, aan zijn vriendin Charlotte Kaletta boven water waren gekomen. De afscheidsbrief van Pfeffer aan Charlotte, in combinatie met zijn portret, gaven Van der Zee '...het idee dat Anne Frank op dit punt een vertekend beeld gegeven kon hebben...' En tenslotte schrijft zij: 'Door middel van literatuur- en archiefonderzoek en door informatie die ik kreeg van familie, vrienden, kennissen en Duitse relaties, raakte ik er steeds meer van overtuigd dat Anne Franks weergave van het karakter van Dussel een rectificatie behoefde.'

Handschrift van Fritz Pfeffer. Foto: Anne Frank Stichting.

Jêm*M u i t l i j yAAAAL^^dCetA-!

èl /faMM juA^ u(uiuïe4xfAM,fé /iHu, joh, Jtfte6u,

'wd$M ,ümM (uil a^um 4to£ ety/iu, ok -*

4lUU % t y t ...

<fck fitf M,tAM44M,

ammï }ZjtA«» tukt t .Mas wk4vduu**

Page 13: Auschwitz Bulletin, 1991, nr. 02 Mei

Puber

Ik vraag me af hoe iemand het in zijn hoofd haalt om een emotioneel gekleurde visie van een puber op een volwassene, waarbij niet eens diens ware identiteit wordt onthuld, te rectificeren. Een visie op een persoon is niet die persoon. Anne Franks beschrijving in haar dagboek van de Achterhuisbewoners had als doel de benarde alledaagsheid van deze noodgedwongen tot gezin samen­geperste groep mensen te ontstijgen. Ik vind het onjuist en ongepast om hierbij de vraag naar 'de waarheid' te stellen. Het lijkt of Van der Zee in haar eigen redenering verstrikt raakt. Zij wil twee dingen. Ten eerste Anne Franks visie op Dussel rectificeren. En ten tweede door het beschrijven van een onopgemerkt man (in de schaduw van Anne Frank) ...'de blik te richten op allen die, in tegenstelling tot Anne Frank, naamloos ten onderzijn gegaan.' Door de vorm te kiezen van een rectificatie voor haar verhaal over een gewone onopvallende man, tovert zij deze man om in een miskende en onderschatte persoonlijkheid. Daarmee wordt hij al minder gewoon. Voorts klinkt zij hem door diezelfde vorm van aan Anne Frank, terwijl zij hem toch juist uit Anne's schaduw weg wilde halen.

Vertekend

Dan nog iets over het taalgebruik. Nanda van der Zee voert de vriendin van Fritz Pfeffer sprekend in omdat zij zodoende een levendig beeld wil scheppen van de geschiedenis, zo stelt zij in haar inleiding. Als niet-historicus, zonder visie op de juistheid van een dergelijke methode, kan ik daar wel inkomen. Des te opvallender vind ik de vele typische schrijftaalconstructies waarmee de schrijfster Charlotte Kaletta aan het woord laat. Het is taal die niet past bij iemand die vertelt en zeker niet bij de zeer oude dame voor wie het Nederlands nooit de moedertaal is geweest. Mijn hoofdbezwaar blijft echter gericht tegen het doel dat Nanda van der Zee zich heeft gesteld. Als een historicus zich geroepen voelt de ware persoonlijkheid te onthullen van mensen die door hun beschrijvers 'vertekend' in de literatuur terecht zijn gekomen, is er nog veel te doen. Om er een paar te noemen: de vrouw van Simon Carmiggelt, de vader van Franz Kafka, de ouders van Jan Myrdal...

Nanda van der Zee: De kamergenoot van Anne Frank. Lakeman Publishers. Amsterdam, 1990. Prijs: ƒ 22,50.

Bertje Leuw

Primo Levi met een vriend op bergtocht Tekening van Eugemo Gentili Tedeschi. Uit de Groene Amsterdammer van 27 maart 1991. Bijna al het werk van Primo Levi, de beroemdste Italiaanse getuige van Auschwitz, is in het Nederlands vertaald.

PRIMO E SILVIO AL DlSCMZIA SE U£ tëWWO COW TEISTO AUWüNZIÓ Dl RJTURO OHMO .

Page 14: Auschwitz Bulletin, 1991, nr. 02 Mei

Begraafplaats in Zagreb ook monument

De redactie heeft een brief ontvangen van Mw. Inge-Marie Tra mm naar aanlei­ding van het artikel van Maurice Goldstein over de verdwenen teksten op het Auschwitz Monument in Birkenau. Mevrouw Tra mm schreef ons dat zij het Joodse perceel op de ge­meentelijke begraafplaats in Zagreb heeft bezocht, waar op de grafstenen niet alleen de namen van dege­nen die daar begraven zijn staan gegraveerd, maar ook de namen van familieleden die in de Sjoa zijn omgeko­men. Dit schijnt een algemeen gebruik te zijn in Joegosla­vië. Mevrouw Tramm stelt voor dit gebruik ook in Ne­derland te introduceren en vraagt zich af of er in Ne­derland belangstelling hier­voor bestaat. Tevens vraag zij aandacht voor de Joodse graven die in Joegoslavië op gemeen­telijke begraafplaatsen zijn aangelegd. In Joegoslavië mogen de officiële Joodse begraafplaatsen niet meer worden gebruikt als be­graafplaats, omdat zij als monumenten niet mogen worden aangetast. Joden worden daarom op alge­mene begraaf plaatsen be­graven.

Boekbespreking

De Joden, het antisemitisme en de kerken Het afgelopen jaar zijn er twee knap geschreven en uitstekend gedocumenteerde boekjes uitgegeven die gaan over de houding van de Nederlandse geestelijkheid tegenover het antisemitisme in Nederland voor en tijdens de Tweede Wereld­oorlog. Het eerste boekje is van de hand van J.W. van Hulst (geboren 1911). Daarin waarschuwt hij tegen hernieuwde manifestaties van antisemitisme in het huidige christendom. In twee hoofdstukken beschrijft hij hoe het antisemitisme kon doordringen in de gedachtenwereld van vooraanstaande geestelijken in het Interbellum. Hij laat de lezer kennis maken met dr. Francis van Gheel Gildemeester (1855-1929). Deze alom geliefde en bewonderde pastor schreef in 1921 een viertal artikelen in de Haagse Kerkbode, waarin hij zich uiterst antisemitisch uitliet. Hij waarschuwde tegen 'het complot van het internationale Jodendom', dat erop gericht zou zijn de macht in de wereld over te nemen. Hij beriep zich daarbij op Die Protokolle der Weisen von Zion, een 'Joods wereldprogramma' dat in het begin van deze eeuw het licht zag in Rusland en waarin de voorspelde machtsovername nauwkeurig werd beschreven. Toen Van Gheel Gildemeester zijn artikelen schreef, was reeds bekend dat het betreffende document een vervalsing was. Tegen de artikelen in de Kerkbode (die, wanneer die nu zouden zijn gepubliceerd, volgens Van Hulst zouden hebben geleid tot gerechtelijke vervolging) werd destijds nauwelijks geprotesteerd, zeker niet in de eigen kerkelijke kring. Kennelijk, aldus Van Hulst, sloten de artikelen aan bij het gedachtengoed van de collega's van Van Gheel Gildemeester. In het tweede gedeelte van zijn boek beschrijft Van Hulst hoe het alom aanwezige antisemitisme in Hitler-Duitsland van invloed was op de opvattingen van enkele gerenommeerde Duitse theologen. Geen van deze geestelijken bleek volgens de auteur te ontkomen aan het doen van antisemitische uitlatingen. Deze zijn terug te vinden in hun geschriften. Om het uitdragen van antisemitische opvattingen binnen de kerk zo veel mogelijk te beperken, pleit Van Hulst voor opname van een nieuwe paragraaf in de hamartiologie, de Christelijke zondenleer, waarin het antisemitisme ais een zeer ernstige zonde zou moeten worden aangemerkt. Van het antisemitisme in kerkelijk Nederland voor de oorlog vinden we in het boek van ds. J.M. Snoek (geboren 1920) niet veel terug. Hij slaagt er in de vrij gangbare opvatting, dat de Nederlandse kerken zich over het algemeen slecht zouden hebben verweerd tegen de onderdrukking en later de deportatie van de Nederlandse Joden tijdens de Duitse bezetting, te nuanceren. Hierbij put hij van tijd tot tijd uit zijn eigen herinnering en uit het dagboek van zijn zuster. Deze persoonlijke details zijn zeer illustratief. Snoek vestigt meer dan eens de aandacht op de moeilijke omstandigheden waarin de kerken destijds moesten opereren. Hij wijst erop dat de kerkelijke samenwerking in het IKO (Inter Kerkelijk Overleg) niet toevallig juist in de oorlogsperiode is ontstaan en toont aan dat de Nederlandse kerken zich in de vorm van kanselafkondiging, herderlijk schrijven en protesten bij Seyss Inquart wel degelijk tegen de jodenvervolging hebben uitgesproken. Vervolgens komt hij tot de verrassende conclusie, dat ...de Katnolieke Kerk in Nederland, wat betreft het publiekelijk protesteren tegen de Duitse gruweldaden jegens de JÓaen, zich in vergelijking met de andere kerken in Nederland het beste gehouden heeft... Aan de hand van case-studies laat Snoek zien, hoe op lokaal niveau dominees en pastoors hulp aan Joodse onderduikers wisten te bieden en gaat hij in op de motieven die ten grondslag lagen aan die hulp. Dat die hulp soms gepaard ging met een al te enthousiaste evangelisatie ontkent hij niet. Hij vraagt zijn lezers deze bekeringsdrang te beoordelen in het licht van de toen geldende normen en waarden. Anderzijds wijst hij op het feit, dat deze bekeringsijver plaats vond in een situatie, waarbij de onderduiker totaal afhankelijk was van degene die hem onderdak verleende.

Bert-Jan Flim. J.W. van Hulst. Kerkelijk antisemitisme: enkele voorbeelden uit Nederland en Duitsland, 1920-1945. Merweboek, Sliedrecht, 1990. J.M. Snoek. De Nederlandse kerken en de Joden, 1940-1945. J.H. Kok, Kampen, 1990.

Page 15: Auschwitz Bulletin, 1991, nr. 02 Mei

Vervolg van pagina 7 Er is een SS-er de wijst: naar links, naar rechts. Selectie der gevangenen staat er onder. Dat er vrijwel uitsluitend Joden geselecteerd werden, staat er niet bij. Gevangenen konden met 200.000 tegelijk in dit kamp. De bevolking van een grote stad. We zien de gemetselde en getimmerde slaaphokken in de barakken, twee verdiepingen hoog. Ik meet met mijn armen: 75 cm tussenruimte, ongeveer 1,75 breed. Per hok woonden hier drie mensen, ook op de grond. Zelfs geen plaats voor tussenschotjes. Een gangetje tussen de hokken van nog geen meter. Er zijn andere barakken met in de lengterichting rechthoekige verhogingen met rijen uitgespaarde cirkels: de latrines. Mensen doken hier wel onder in een poging zich aan het werk te onttrekken, vertelt Simon. Soms waren er razzia's en werden de mensen de barak uitgesleurd, ongeacht wat zij aan het doen waren. Er zijn de ruïnes van de crematoria aan het uiteinde van het kamp. Ook hier waren dag en nacht werkende ovens, en een galg. In dit immense, ellendige, van God verlaten kamp wordt voor mij het abstracte concreet, het onvoorstelbare voorstelbaar. Hier kun je zien hoe men kan organiseren mensen miljoenenvoudig te vernietigen.

Sobibor

Het laatste kamp dat we bezoeken is Sobibor, in de verste uithoek van Polen, een paar kilometer van de Russische grens. Van Warschau naar Sobibor is het vier uur met de bus. De bebouwing wordt steeds schaarser, de bossen steeds dichter en uitgestrekter. Steeds schameler worden de huisjes en boerderijen. We stoppen bij een primitief stationnetje, dat nog steeds in gebruik is. De naam Sobibor staat in grote letters op het wachthuisje naast het perron. Een 'vertrouwde' naam in een onvermoede omgeving: eenvoudig, vriendelijk, ongerept. Het toenmalige kamp begon in het bos vlak achter het stationnetje. In deze aantrekkelijke natuur met zijn vele oude pijnbomen kwamen de negentien treinen die in 1943 iedere dinsdag uit Westerbork vertrokken op vrijdag aan. In totaal werden hier ruim 34.000 Nederlandse Joden naar toe gebracht. Drie hebben het overleefd. Eind 1943, na de opstand van de groep gevangenen die aangesteld was om werk in het kamp te verrichten, heeft de SS het kamp met de grond gelijk laten maken. Er rest niets dan een open plek in het bos met een monument waar toen de gaskamer en het crematorium waren. Daarachter een enorme grafheuvel, opgeworpen uit as en resten van hen die hier vermoord waren. We staan bij de grafheuvel. We lopen er omheen, een keer, twee Keer. De spanning is groot. Er wordt kaddisj gezegd door Sonny Herman, de rabbijn die bij de groep hoort. En ook door anderen. Bij sommigen lijkt het de eerste keer dat zij dit doen. Ik zie de gezichten voor me van mijn tante en nichtje zoals ik ze van de foto ken. Vooral het nichtje, de dertienjarige. Roodbruine krullen om een blank ovaal gezichtje. Mijn grootouders, oude mensen. De anderen. Ik zie ze in een clubje lopen. De beelden stollen. Ikzelf ook, lijkt het. Ik verlang ernaar te kunnen huilen, maar het gaat niet. Ik zou woedend willen zijn, en kan dat niet. Maar wel voelt het goed om dichtbij te zijn. Dichtbij de plek waar zij en de vele, vele anderen zich zo peilloos eenzaam moeten hebben gevoeld toen ze begrepen wat er stond te gebeuren.

Deze graven worden echter opgeruimd, als het huur­contract voor de graven verlopen is. Ook voor de graven in Zagreb dreigt ont­ruiming, dezelfde graven waarvan de stenen zijn ge­bruikt als monumenten voor de slachtoffers van de Spa. Voor verdere inlichtingen over de begraaf plaats in Za­greb of andere begraaf-

men zich wenden tot Mw. I. '. Tramm, Johann Kepler-*t?aap§;f l i t ó «H Amster-dam, telefoon 020-6683725.

Geen belemmering

Die laatste avond in het hotel is de groep zeer samenhangend en op elkaar betrokken. Er wordt gepraat over wat we die dag ervaren hebben. Er wordt fel gediscussieerd over de rol van de Polen in het geheel. Er wordt enorm gelachen .... De spanning ontlaadt zich. Het is een bijzondere ervaring om in zo'n grote groep mensen, waarvan verreweg de meesten geen vervolgingsgeschiedenis hebben, geen belemmering te voelen bij het praten over dit thema. Mijn normale schichtigheid is verdwenen. Ik ben de groep dankbaar.

Bertje Leuw

Page 16: Auschwitz Bulletin, 1991, nr. 02 Mei

Logeerpartij in mei

Vandaag zal ze hem vragen te luisteren naar het verhaal dat ze verborgen draagt.

Ze zal hem uitleggen waarom ze trilt van binnen als hij opstaat om te gaan als zijn handen langzaam afscheid nemen.

Ze was bijna zeven en droeg een rose jurk met kanten kraag door haar moeder genaaid, toen de koffer werd gepakt, met alleen het hoognodige. Geen lievelingsspeelgoed, maar alle liefde van moeders handen, de geur uit dat paarse flesje, gevouwen in die kleren van toen.

Hoe kan ze dat verdriet beschrijven, van verschoonde kleren, haar moeders geur weggewassen haar vouwen uit de bloesjes weggestreken?

Maar eerst was er dat laatste aankijken en de woorden: "Het is maar voor even." Langzaam gleden die handen langs Rosele's haren, ze trok de taftzijden strik recht alsof het kind naar een feest ging. Rosele dacht nog, hoe fijn alles zou worden. Een zonnige logeerpartij in mei.

Drie jaar later, toen ze wachtte op de terugkeer, leerde ze, dat even "dood" was.

Vandaag zal ze hem vragen te luisteren

RUTH WATERMAN