Zorgthermometer - Johannes Hospitium · nische uitwisseling van berichten. Hiervoor ontwikkelen en...
Transcript of Zorgthermometer - Johannes Hospitium · nische uitwisseling van berichten. Hiervoor ontwikkelen en...
Zorgthermometer
Jaargang 18, september 2013
Zorg in regio’s
Over Vektis gesproken
Vektis, informatiecentrum voor de zorg.
Vektis verzamelt en analyseert gegevens over de kosten en de kwaliteit van de gezondheidszorg in
Nederland. Wij leveren informatiediensten waardoor besluitvorming en uitvoering binnen de zorg-
markt effectief plaatsvindt.
Vektis beschikt over actuele en omvangrijke databestanden. Deze bevatten bijvoorbeeld gegevens op
nationale schaal over de kosten van medicijngebruik, medische hulpmiddelen en ziekenhuiszorg. Deze
informatie is niet alleen van belang voor de zorgverzekeraars, maar ook voor zorgaanbieders, over-
heid en verzekerden. Met deze informatie stelt Vektis partijen in staat de kwaliteit, toegankelijkheid
en betaalbaarheid van de zorg in Nederland te verbeteren.
Daarnaast beschikken wij over verschillende producten en diensten ter ondersteuning van de elektro-
nische uitwisseling van berichten. Hiervoor ontwikkelen en beheren wij standaarden in samenspraak
met zorgverzekeraars, zorgkantoren, zorgaanbieders en softwareleveranciers. Ook ontwikkelt en
beheert Vektis diverse referentiesystemen.
Meer informatie is te vinden op www.vektis.nl.
Inhoud
Voorwoord 4
1 Organisatie van zorg en ondersteuning 5
In gesprek met: Marten Brittijn, Menzis 11
2 Zorggebruik in regio’s 13
In gesprek met: wethouder Harry Dijkstra 23
In gesprek met: wethouder Ed Wallinga 25
3 Integrale zorg 27
4 Informatievoorziening: nu en in de toekomst 33
In gesprek met: Sandra van Dalen en Lisette Engelsman 36
Colofon 39
3
Voorwoord
Genieten, nadenken, activiteiten ondernemen, een goed
gesprek of gewoon heerlijk luieren: de zomer is een tijd om
even afstand te nemen van de dagelijkse beslommeringen.
Maar een aanzienlijk deel van de mensen is ook in de
zomerperiode hard aan het werk in de zorg. Want de zorg
gaat altijd door. Het maken van plannen, opstellen van de
cijfers voor Prinsjesdag, het inkopen van zorg, het leveren
van zorg, en het puzzelen op het vakantierooster om alle
mensen die zorg nodig hebben gewoon te kunnen blijven
voorzien. En voor ons bij Vektis geldt in de zomer: de
ontwikkelingen op de voet volgen en daar onder andere
een mooie uitgave van de Zorgthermometer van maken.
In het zorglandschap staan de nodige veranderingen op stapel. De Zorgthermometer gaat dit keer
dan ook over hoe de zorg er in Nederland uit ziet. Zo hebben de verschillende stelsels
(Zorgverzekeringswet, AWBZ, Wmo) met veranderingen te maken, de gemeenten krijgen een andere
rol, maar de zorg die iemand nodig heeft verandert eigenlijk niet. En of zorg nu vanuit de
Zorgverzekeringswet, AWBZ of Wmo wordt georganiseerd, de uitkomsten van een behandeling of de
uitkomsten van zorg hebben effect op elkaar. Die dwarsverbanden inzichtelijk houden, is heel belang-
rijk.
Het perspectief van Vektis is informatie. Bij alle veranderingen kijken we natuurlijk of we die
veranderingen met informatie kunnen ondersteunen. Daarvoor combineren we de declaratiegegevens
uit de Zorgverzekeringswet en AWBZ en zoeken we de samenwerking met andere partijen. Het
Kwaliteits Instituut Nederlandse Gemeenten (KING) noemt in het Eindadvies Verkenning
Informatievoorziening Sociaal domein (VISD) aan VNG en de departementen Vektis als een goed
voorbeeld van een serviceorganisatie binnen de zorg voor het leveren van keteninformatie: over de
grenzen van de eerste, tweede en derde lijn heen alsmede over de grenzen van de Zorgverzekeringswet
en AWBZ. Begin dit jaar zijn we gestart te inventariseren welke informatie over de Zorgverzekeringswet,
de AWBZ en de Wmo nodig is, om een nog completer beeld te schetsen. Samen met het CIZ en het CAK
hebben we de mogelijkheden onderzocht. In deze Zorgthermometer laten we daar iets van zien.
Achter deze veranderingen bevindt zich een hele wereld van mensen die er de gevolgen van
ondervinden. In het dagelijks werk, of als patiënt die (deels) dezelfde zorg op een andere manier
geleverd krijgt. We hebben dan ook een aantal gemeenten en wijkverpleegkundigen gevraagd
naar hun visie op de veranderingen en hoe hun cliënten aankijken tegen de veranderingen. Het blijft
spannend hoe veranderingen uitpakken, de een is daar wat optimistischer over dan de ander. Maar
aan de andere kant zien veel mensen ook dat veranderingen nodig zijn om op langere termijn de zorg
goed en betaalbaar te houden.
Ik wens u veel leesplezier toe!
drs. M. (Marieke) Smit
Manager Informatie en Onderzoek
4
1Organisatie van zorg en ondersteuning
Dit hoofdstuk beschrijft op hoofdlijnen het huidige zorglandschap. Hierbij wordt gekeken
naar de huidige stelsels en ook naar de - in het regeerakkoord genoemde - mogelijke
overhevelingen die gaan plaatsvinden vanaf 2015. Deze Zorgthermometer bevat ook een
toelichting op de gebruikte gegevens.
1.1 Waarom Zorgthermometer over zorg in regio’s?
De komende jaren verandert er veel in de langdurige zorg en ondersteuning. Het kabinet wil dat
mensen langer thuis blijven wonen en niet onnodig gemedicaliseerd worden. Daarnaast gaat het
kabinet de verantwoordelijkheden anders verdelen. Zorgverzekeraars en gemeenten krijgen meer
verantwoordelijkheid voor de zorg en ondersteuning van mensen. De Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten (AWBZ) is er alleen nog voor ouderen en gehandicapten die continu begeleiding en zorg
nodig hebben.
Gemeenten krijgen op basis van het regeerakkoord 2012 een groot aantal nieuwe taken binnen
het sociaal domein. Zo worden zij verantwoordelijk voor de jeugdzorg, de decentralisatie van voorzie-
ningen1 op het terrein van de AWBZ naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de
decentralisatie op het terrein van werk en inkomen (participatiewet). Daarnaast krijgen gemeenten
te maken met de ontwikkelingen in het nieuwe stelsel van Passend Onderwijs. Het kabinet wil voor-
komen dat hulpverleners langs elkaar heen werken. ‘Eén gezin, één plan, één regisseur’ is het uit-
gangspunt bij de decentralisaties in het sociale domein. Deze ontwikkelingen hebben grote gevolgen
voor de organisatie van de zorg in Nederland. In deze Zorgthermometer schetsen we een beeld van
het huidige zorggebruik in de verschillende regio’s in het land. We laten daarbij ook zien dat er een
relatie is tussen de zorg die enerzijds wordt geleverd in de AWBZ en anderzijds in de
Zorgverzekeringswet. Inzicht in het huidige zorggebruik kan de verschillende partijen helpen om de
veranderingen zo goed mogelijk gestalte te geven. Omdat in deze Zorgthermometer de zorg wordt
belicht vanuit de invalshoek van (samenwerkende) gemeenten, beschrijven wij in dit hoofdstuk de
belangrijkste veranderingen in de Wmo en de Jeugdwet. Aangezien de gegevens die we verder in
deze Zorgthermometer presenteren betrekking hebben op zorg die op dit moment vergoed wordt
vanuit de Zorgverzekeringswet en AWBZ, geven we in het vervolg van dit hoofdstuk ook een beschrij-
ving van de Zorgverzekeringswet en AWBZ.
1.2 Wmo
1.2.1 Huidige Wmo
De huidige Wmo bevat een wettelijke opdracht aan gemeenten om voorzieningen te treffen gericht
op maatschappelijke ondersteuning. ‘Meedoen’ is het maatschappelijke doel van de Wmo. Als het
mensen niet lukt op eigen kracht of met hulp uit de sociale omgeving ‘mee te doen’, dan heeft de
gemeente een verantwoordelijkheid om burgers te ondersteunen. Het gaat erom mensen indien
nodig te ondersteunen in hun bijdrage aan de samenleving, hun zelfredzaamheid te herstellen en hen
toe te rusten om maatschappelijk te participeren.
De Wmo is in 2007 ingevoerd. In tegenstelling tot de AWBZ en de Zorgverzekeringswet heeft de Wmo
niet het karakter van een verzekering, maar van een voorziening. In de Wmo is dan ook geen sprake
van een zorgplicht of wettelijk verankerd recht (zoals in de Zorgverzekeringswet of AWBZ). Daarnaast
hebben gemeenten beleidsvrijheid in de wijze waarop ze invulling geven aan hun taak. De Wmo kent
1 Het gaat hierbij om de functie begeleiding en delen van de persoonlijke verzorging en het daarbij mogelijke
kortdurend verblijf.
5
op dit moment negen zogenoemde prestatievelden. Gemeenten hebben een grote vrijheid om het
beleid rond deze prestatievelden te bepalen; de rol van de rijksoverheid is beperkt tot het stellen van
een algemeen kader.
1.2.1.1 Negen Wmo-prestatievelden
De negen prestatievelden zijn:
1. Het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten.
2. Op preventie gerichte ondersteuning bieden aan jongeren met problemen met opgroeien en
aan ouders met problemen met opvoeden.
3. Het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning.
4. Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers.
5. Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig
functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van
mensen met een psychosociaal probleem.
6. Het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch
probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van
hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer.
7. Het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang en het voeren van
beleid ter bestrijding van huiselijk geweld.
8. Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden
van psychosociale hulp bij rampen.
9. Het bevorderen van verslavingsbeleid.
De Wmo wordt uitgevoerd door de gemeenten. Via het gemeentefonds ontvangen gemeenten in
2013 ruim 1,5 miljard euro voor de uitvoering van de Wmo.
1.2.2 Wmo vanaf 2015
Vanaf 2015 worden gemeenten en zorgverzekeraars meer verantwoordelijk voor de hulp voor mensen
thuis. De zorg die in het verleden nog in een AWBZ-instelling werd geleverd aan mensen met een
relatief lichte zorgvraag wordt in de toekomst thuis geregeld. Alleen de mensen die nu al een indicatie
hebben voor zorg met verblijf houden recht op verblijf in een instelling.
Gemeenten krijgen per 1 januari 2015 op grond van de Wmo een bredere verantwoordelijkheid voor
de ondersteuning van burgers die beperkt kunnen participeren. Door hen gericht te helpen, moeten
burgers met een beperking langer thuis kunnen blijven wonen en participeren in de maatschappij. Die
ondersteuning is gericht op het hebben van de regie op het eigen leven, uitvoeren van dagelijkse
levensverrichtingen en het ontmoeten van anderen. Het kabinet heeft daarom besloten om de
aanspraken op extramurale zorg in de AWBZ te laten vervallen. Een deel van de extramurale zorg
wordt overgeheveld naar de Zorgverzekeringswet en een ander deel wordt gedecentraliseerd naar de
Wmo. Gemeenten worden verantwoordelijk voor ondersteuning van burgers voor zaken zoals
verzorging, begeleiding en participatie. Wat exact wordt overgeheveld naar de zorgverzekeraars en
gedecentraliseerd naar de gemeenten is op dit moment nog niet bekend.
1.3 Jeugdwet
Op dit moment zijn gemeenten en provincies gezamenlijk verantwoordelijk voor de zorg voor jeugdi-
gen. De verantwoordelijkheden zijn vastgelegd in de Wmo en de Wet op de jeugdzorg. Nu bieden
diverse zorgverleners zorg aan voor jeugd en ook de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg is
belegd bij verschillende partijen. Het feit dat de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg belegd is
bij meerdere partijen, zorgt voor versnippering van de zorg en afstemmingsproblemen. Dit komt
de kwaliteit van de geleverde zorg niet ten goede. De evaluatie van de Wet op de jeugdzorg en de
6
analyse van de parlementaire werkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg laten belangrijke tekortko-
mingen van het huidige jeugdstelsel zien:
- financiële prikkels werken richting dure gespecialiseerde zorg;
- tekortschietende samenwerking rond kinderen en gezinnen;
- afwijkend gedrag wordt onnodig gemedicaliseerd;
- het kostenopdrijvend effect als afgeleide van deze knelpunten.
Het huidige kabinet wil de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg daarom vanaf 2015 onderbrengen
bij gemeenten. Om dit mogelijk te maken is de nieuwe Jeugdwet in voorbereiding. Het doel van de
Jeugdwet is om het jeugdstelsel te vereenvoudigen en het efficiënter en effectiever te maken.
Uiteindelijk doel is het versterken van de eigen kracht van de jongere en van het zorgend en
probleemoplossend vermogen van diens gezin en sociale omgeving. Het kabinet is van mening dat
decentralisatie van taken naar gemeenten belangrijk is voor verbetering van de jeugdzorg. Door de
verantwoordelijkheid voor de hele jeugdzorg te beleggen bij één bestuurslaag, wordt het voor de
gemeenten mogelijk om integrale en daarmee effectievere hulp aan jeugdigen en gezinnen te bieden.
Gemeenten kunnen integrale zorg ontwikkelen, afgestemd op de lokale situatie en uitgaande van de
mogelijkheden en behoefte van de jeugdige en/of de ouders.
De volgende voorzieningen worden gedecentraliseerd naar gemeenten:
- de provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg;
- de gesloten jeugdzorg;
- de geestelijke gezondheidzorg voor jeugdigen (jeugd-ggz);
- de zorg voor jeugdigen met een verstandelijke beperking;
- de begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen;
- vervoer bij begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen;
- kortdurend verblijf ten behoeve van jeugdigen;
- ggz in het kader van het jeugdstrafrecht (forensische zorg);
- de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en van jeugdreclassering.
De totale kosten van de jeugdzorg bedroegen in 2012 circa 4 miljard euro (bron: Algemene Rekenkamer).
1.4 Samenwerking tussen gemeenten
Voor het kwalitatief goed uitvoeren van de decentralisaties gaan gemeenten voor specifieke taken
samenwerkingsverbanden aan, in dit kader zijn er 43 regio’s gevormd. In deze Zorgthermometer gaan
we uit van deze nieuwe regio-indeling.
Voor de werkzaamheden in het kader van de nieuwe Jeugdwet zijn gemeenten uitgekomen op 40
regio’s. Omdat deze 40 regio’s nagenoeg overeenkomen met de eerdergenoemde 43 regio’s gaan we
uit van de 43 regio’s.
Al deze regio’s zijn vanuit inhoud tot stand gekomen: gemeenten hebben gekeken welke taken zij
zelf kunnen uitvoeren en voor welke taken zij moeten samenwerken om hun inwoners goed te
kunnen ondersteunen. Zo organiseren gemeenten bijvoorbeeld de eerstelijnstaken in de eigen
gemeente. Ambulante hulp wordt soms lokaal en soms in de regio’s opgepakt en specifieke jeugdhulp
wordt vooral in de regio’s opgepakt. Voor jeugdbescherming, jeugdreclassering en andere complexe
taken gaan alle gemeenten regionaal of bovenregionaal samenwerken. Gesloten jeugdhulp wordt
voornamelijk bovenregionaal ingericht.
7
1.5 Zorgverzekeringswet
Op 1 januari 2006 is de Zorgverzekeringswet ingevoerd. De Zorgverzekeringswet stelt een zorgverze-
kering verplicht voor alle Nederlanders en personen die in het buitenland wonen, maar vanuit
Nederland inkomsten uit arbeid ontvangen. De omvang van de dekking van de zorgverzekering wordt
bepaald door de wetgever in de Zorgverzekeringswet. Deze wet bepaalt ook dat zorgverzekeraars
verplicht zijn iedereen te accepteren; ze mogen personen die veel zorgkosten maken niet weigeren
voor een zorgverzekering. Er geldt jaarlijks een verplicht eigen risico.
Het basispakket van de zorgverzekering vergoedt in 2013:
- geneeskundige zorg door huisartsen, medisch specialisten en verloskundigen;
- verblijf in het ziekenhuis;
- dyslexiezorg;
- medicijnen;
- geneeskundige geestelijke gezondheidszorg (ggz);
- kraamzorg;
- hulpmiddelen die bedoeld zijn voor behandeling, verpleging, revalidatie, verzorging of een
specifieke beperking (dus niet rollators en andere eenvoudige loophulpmiddelen);
- (beperkte) fysiotherapie en oefentherapie vanaf de 21ste behandeling bij bepaalde chronische
aandoeningen;
- bekkenfysiotherapie bij urine-incontinentie tot en met de negende behandeling;
- logopedie en ergotherapie;
- tandheelkundige zorg (controle en behandeling) voor kinderen tot achttien jaar;
- tandheelkundige chirurgische zorg (kaakchirurg) en kunstgebit;
- fluoridenbehandeling voor kinderen onder de zes jaar die ‘blijvende’ tanden en kiezen krijgen;
- ziekenvervoer;
- stoppen-met-rokenprogramma;
- maximaal drie behandeluren dieetadvies;
- maximaal drie ivf-behandelingen.
De totale kosten van zorg onder de Zorgverzekeringswet in 2013 bedragen circa 38 miljard euro (bron:
Zorgthermometer Vooruitblik 2013, Vektis).
Vanaf 2015 gaat ook de thuisverpleging (wordt een nieuwe aanspraak) en de op behandeling ge-
richte ggz die nu nog deel uitmaakt van de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet.
1.6 Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)
Naast de Zorgverzekeringswet bestaat sinds 1968 in Nederland de AWBZ. Deze wet is een verplichte,
collectieve ziektekostenverzekering voor niet individueel verzekerbare ziektekostenrisico’s. Hieronder
vallen bijzondere ziektekosten die niet worden vergoed door de zorgverzekering. Een voorbeeld van
dit soort kosten is een opname in een verpleegtehuis of thuiszorg.
Om in aanmerking te komen voor AWBZ-zorg moet er een medische reden (grondslag) aanwezig zijn
waardoor iemand bepaalde activiteiten niet zelfstandig kan verrichten maar hierbij hulp nodig heeft.
De volgende grondslagen kunnen recht geven op AWBZ-zorg:
- een somatische aandoening of beperking;
- een psychogeriatrische aandoening of beperking;
- een psychiatrische aandoening;
- een verstandelijke handicap;
- een lichamelijke handicap;
- een zintuiglijke handicap.
8
Het moet hierbij in alle gevallen gaan om aandoeningen of beperkingen waardoor iemand langdurig
of blijvend hulp nodig heeft.
Aanspraken AWBZ
a. persoonlijke verzorging;
b. verpleging;
c. begeleiding;
d. behandeling;
e. verblijf;
f. kortdurend verblijf;
g. vervoer;
h. het gebruik van een verpleegartikel;
i. doventolkzorg;
j. onderzoek stofwisselingsziekten;
k. een neonatale hielprik;
l. vaccinaties.
Sinds 1 januari 2007 valt de huishoudelijke hulp onder de Wmo. Vanaf 1 januari 2013 valt ook
begeleiding volledig onder de Wmo.
AWBZ-zorg wordt extramuraal of intramuraal geleverd. Bij extramurale zorg gaat het om functies als
verzorging, begeleiding en behandeling. Hierbij woont iemand gewoon thuis en ontvangt deze zorg
thuis of op locatie. Bij langdurig verblijf in een instelling spreken we over intramurale zorg. Deze
wordt niet geleverd in functies maar in een zorgzwaartepakket (ZZP). Een ZZP omvat wonen, zorg,
diensten en - als dat aan de orde is - dagbesteding. Er zijn ZZP’s voor de sectoren Verpleging &
Verzorging (V&V), Gehandicaptenzorg (GZ) en Geestelijke Gezondheidszorg (ggz). In totaal zijn er
53 verschillende ZZP’s. In het kader in dit hoofdstuk wordt hier nog extra toelichting over gegeven.
De AWBZ wordt uitgevoerd door de zorgkantoren. Zorgkantoren zijn in het leven geroepen door de
gezamenlijke zorgverzekeraars. De AWBZ-zorg is regionaal georganiseerd. Nederland is hiervoor
onderverdeeld in regio’s. Per regio voert een zorgkantoor namens alle zorgverzekeraars de AWBZ uit.
De totale uitgaven van de zorg die vergoed wordt uit de AWBZ bedragen in 2013 circa 27 miljard euro.
Vanaf 2015 worden substantiële delen van de AWBZ overgeheveld naar de Zorgverzekeringswet en
Wmo. De kern-AWBZ die overblijft wordt een landelijke verzekering voor intramurale ouderen- en
gehandicaptenzorg voor kwetsbare mensen die continu begeleiding nodig hebben.
9
Beschikbare gegevens
Vektis beschikt over de declaratiegegevens van alle zorgverzekeraars in Nederland. Sinds 2012 beschikt Vektis
niet alleen over de declaraties van alle zorg uit de Zorgverzekeringswet, maar heeft Vektis ook de declara-
tiegegevens vanuit de AWBZ (omdat zorgverzekeraars die via de zorgkantoren uitvoeren). Zorgverzekeraars
sturen periodiek databestanden op met daarin de goedgekeurde en verwerkte declaraties van zowel de Zorg-
verzekeringswet als AWBZ van al hun verzekerden over een bepaalde periode. Declaraties kunnen in latere
maanden nog nakomen, aangezien dit vaak wat achterloopt.
BASIC 2011 Het BASIC-systeem kan worden gezien als een basissysteem van Vektis. In de BASIC-database
worden op verzekerdenniveau schadegegevens per verstrekking geregistreerd. Het bevat dan ook de totale
zorgkosten gemaakt in het kader van de Zorgverzekeringswet. Tevens worden van alle verzekerden verzeker-
denkenmerken (zoals geboortedatum, geslacht, postcode en hoogte eigen risico) vastgelegd. De zorgverze-
keraars leveren vanaf 2006 ieder kwartaal een BASIC-bestand aan. De dekking van BASIC is tot en met 2012
nagenoeg volledig (100% van de totale verzekerdenportefeuille). De analyses die gemaakt zijn voor deze
Zorgthermometer zijn gebaseerd op 2011. Er is voor het jaar 2011 gekozen omdat de declaratiebestanden
ziekenhuiszorg en geestelijke gezondheidszorg voor 2012 op het moment van schrijven van deze Zorgther-
mometer nog niet volledig zijn. De BASIC-gegevens die gebruikt zijn voor deze Zorgthermometer, hebben
betrekking op negen kwartalen. Dat wil zeggen dat de declaraties over 2011 die door de zorgverzekeraars
zijn verwerkt en goedgekeurd tussen 1 januari 2011 en 1 april 2013 zijn meegenomen. De gegevens zijn
niet opgehoogd voor ontbrekende schade. Na negen kwartalen is de zorg voor de eerstelijnsverstrekkingen
vrijwel volledig uitgedeclareerd.
AWBZ 2012 Het AWBZ-systeem van Vektis bevat sinds 2012 alle goedgekeurde declaraties binnen de AWBZ-
zorg in Nederland. Dit zijn declaraties voor zowel intramurale (mensen in een instelling) als extramurale
(thuiszorg) zorg. Elke declaratie bevat een aantal persoonsgegevens (zoals geboortedatum, geslacht en post-
code), informatie over de zorg die geleverd is en de kosten hiervan. Zorgverzekeraars leveren elke maand
een bestand aan met daarin de declaraties van hun verzekerden in die periode. In deze Zorgthermometer zijn
geen AWBZ-persoonsgebonden budgetten meegenomen.
Landkaartjes In deze Zorgthermometer worden verschillende landkaartjes getoond. Hierbij zijn de regio’s
telkens in vijf gelijke groepen (quintielen) verdeeld. De laagst scorende 20% krijgt de lichtste kleur in de
landkaart, de regio’s die het hoogste scoren krijgen de donkerste kleur.
Zorgzwaartepakket In hoofdstuk 3 worden verschillende patiëntgroepen uitgelicht. Hierbij wordt bij
de groepsbepaling vaak gebruikgemaakt van ZZP’s vanuit de AWBZ uit 2012. Dit geldt voor de groepen:
gehandicapten, ouderen met verpleging en verzorging en ggz-patiënten. Voor de gehandicapten worden
de Gehandicaptenzorg-ZZP’s gebruikt. Dit zijn de ZZP’s die vallen onder verstandelijk gehandicapt, (sterk
gedragsgestoord) licht verstandelijk gehandicapt, lichamelijk gehandicapt en zintuiglijk gehandicapt. Voor
de groep ouderen wordt iedereen met een ZZP Verpleging & Verzorging ingedeeld in de groep ouderen met
verpleging en verzorging. De sector Verpleging & Verzorging (V&V) heeft tien ZZP’s. Acht pakketten voor
langdurende zorg (ZZP’s 1 tot en met 8) en twee pakketten voor kortdurende zorg aan specifieke doelgroe-
pen: ZZP 9 voor revalidatie en ZZP 10 voor kortdurende palliatieve terminale zorg. De ZZP’s van de langdu-
rende zorg is een oplopende reeks naar zorgzwaarte. Voor de ggz-patiënten worden de ggz-ZZP’s gebruikt.
De ggz-ZZP’s zijn verdeeld in zogenaamde ‘behandeling’ en ‘begeleid wonen’. Bij beide soorten ZZP’s verblijft
iemand in een intramurale setting. Bij de ‘behandeling’ ZZP’s ontvangt iemand behandeling van bijvoorbeeld
een psychiater tijdens zijn verblijf. Bij de ‘begeleid wonen’ ZZP’s woont iemand begeleid intramuraal. Behan-
deling staat niet meer op de voorgrond, maar vaak worden deze mensen, los van hun verblijf, nog behandeld
in de ggz. Vervolgens is voor deze groepen naar de kosten in de Zorgverzekeringswet in het jaar 2011 geke-
ken. Dit kan voornamelijk bij de ggz-patienten mogelijk een vertekening veroorzaken omdat ggz-patienten
voordat ze in de AWBZ komen eerst een jaar ggz-zorg uit de Zorgverzekeringswet gebruiken.
10
In gesprek met:Marten Brittijn, Menzis
“De transitie in de langdurige zorg moet ervoor zorgen dat de
burger de regie meer in eigen hand neemt en in aansluiting daar-
op de juiste zorg en ondersteuning op de juiste plaats en op het
juiste moment krijgt. De zorg moet dicht in de buurt worden ge-
boden met een goede afstemming tussen eerstelijnszorg en het
sociale domein.
Zowel de gemeente als de zorgverzekeraar heeft de verantwoor-
delijkheid om de zorg en ondersteuning goed op elkaar te laten
aansluiten. De inwoner van een gemeente, tevens klant van de zorgverzekeraar, weet dan welke zorg
en/of ondersteuning hij of zij kan verwachten en wie dat betaalt”, zegt Marten Brittijn, programma-
manager zorg bij Menzis“.
“En dit kán ook”, stelt hij, als maar sprake is van goede afstemming. “Die afstemming is cruciaal, in
de eerste plaats voor de cliënt. Zeker als sprake is van een hulpvraag met verschillende aspecten –
zorg, welzijn, re-integratie en/of financiële problemen – is het belangrijk dat iemand het overzicht
heeft en tijdig het informele circuit en de juiste professionals kan inschakelen. Dit voorkomt dat ver-
schillende hulpverleners langs elkaar heen werken en de cliënt elke keer hetzelfde verhaal moet
doen. Maar afstemming is ook belangrijk om het proces doelmatig te maken en bijvoorbeeld te voor-
komen dat een cliënt met een niet medisch probleem, onnodig in het medische domein terechtkomt.”
Menzis hecht dan ook veel waarde aan de samenwerking met gemeenten. “Juist om die verzekerde
de goede zorg te kunnen bieden”, zegt Brittijn, “goed afgestemd op zijn of haar zorgbehoefte. Maar
we moeten nog wel zoeken naar de juiste inhoud en vorm van die samenwerking. Het is praktisch niet
uitvoerbaar dat de zorgverzekeraars met alle ruim vierhonderd gemeenten om de tafel gaan zitten.
Je zult het dus op regionaal niveau moeten organiseren met een logische en werkbare afbakening van
de regio.”
Praktische ervaring op dit gebied heeft Menzis al met Enschede. Brittijn legt uit: “We hebben met
deze gemeente een convenant, dat is uitgewerkt in het uitvoeringsprogramma ‘Gezond Meedoen’.
In drie woongebieden van Enschede worden dertien projecten uitgevoerd. Bijvoorbeeld een multidis-
ciplinaire aanpak voor overgewicht bij kinderen, bevordering van participatie en valpreventie bij
ouderen. Ook bereiden we een project voor voor de inzet van wijkverpleegkundigen en een project
gericht op de toepassing van populatiegebonden financiering.”
Inmiddels heeft Menzis ook met Arnhem en Groningen convenanten. In Arnhem richt de aandacht
zich vooral op de ontwikkeling van wijkteams van professionals uit het medische en sociale domein
die – gecoördineerd – de zorg en ondersteuning van een specifieke populatie leveren. In de Arnhemse
wijken Geitenkamp en Presikhaaf is een pilot gestart met wijkgezondheidsteams, samen met
Huisartsenzorggroep Arnhem, thuiszorgaanbieders, Caransscoop (ROS) en de patiëntenorganisatie
Zorgbelang Gelderland.
Het convenant met Groningen richt zich op de inzet van ’de tandem’ wijkverpleegkundige en huisarts.
Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de sociale teams die door de gemeente worden ingezet.
Daarnaast wordt in een wijk een pilot gestart waarin een centrale rol is weggelegd voor een geïnte-
greerd eerstelijnsgezondheidscentrum en de informele (zorg)netwerken van de gemeente. Brittijn:
“Ook daar is het doel om de zorg en ondersteuning binnen een wijk beter en efficiënter te organise-
ren en coördineren. Van belang is om de zorgvraag van specifieke doelgroepen, bijvoorbeeld ouderen
of cliënten met een ggz-zorgvraag, op wijkniveau helder in beeld te krijgen en afhankelijk van de
specifieke populatie zo gericht en doelmatig mogelijk de juiste zorg te leveren.”
11
Overigens is het niet de bedoeling om met elke gemeente een convenant te sluiten, maar wel om de
positieve ervaringen uit Arnhem , Groningen en Enschede te delen met andere gemeenten.
“Heldere beleidskaders op basis van eenduidige politieke besluitvorming over de verschillende transi-
ties in onderlinge samenhang zijn hierbij een essentieel uitgangspunt”, stelt Brittijn. “Net als heldere
communicatie en informatievoorziening aan de burger c.q. de verzekerde”, zegt hij. “We moeten
voorkomen dat bepaalde groepen cliënten tussen de wal en het schip terechtkomen door alle
hervormingen. Het gaat immers om kwetsbare groepen.”
Dit plaatst de betrokken partijen wel voor een paar forse uitdagingen. “Op de korte termijn is van
belang de impact van de beoogde hervormingen in beeld te krijgen in maat en getal”, zegt hij.
“Er bestaan veel beelden, verwachtingen en aannames over het nieuwe stelsel van langdurige zorg.
Wat we nu moeten doen, is concreet krijgen welke impact de veranderingen hebben voor de klanten,
de bedrijfsvoering, de financiële risico’s en het inkoopbeleid van zorgverzekeraars.
Probleem hierbij is de onzekerheid over de politieke besluitvorming op dit moment, plus het krappe
tijdspad van alle transities.
Beleidsgegevens en stuurinformatie zijn dus essentieel om de beoogde effecten van alle transities
scherp te krijgen. Vektis kan een belangrijke bijdrage leveren om die stuurinformatie inzichtelijk te
maken, waarmee zorgverzekeraars de risico’s van de transitie kunnen kwantificeren en bepalen welke
beheersmaatregelen nodig zijn. Ook levert Vektis in opdracht van het landelijk transitiebureau
beleidsgegevens aan gemeenten, zodat zij in staat worden gesteld zich voor te bereiden op de
decentralisaties. Een voordeel is dat gemeenten hiervoor niet zelf bij de verschillende zorgverzekeraars
en zorgkantoren hoeven aan te kloppen en over eenzelfde niveau van informatie kunnen beschikken.”
12
2Zorggebruik in regio’s
Zoals in hoofdstuk 1 is geschetst gaat op het gebied van de langdurige zorg en onder
steuning de komende jaren veel veranderen. De gemeenten worden verantwoordelijk
voor een deel van de langdurige zorg die nu nog tot de verantwoordelijkheid van de
zorgkantoren behoort. Daarnaast worden gemeenten ook verantwoordelijk voor de
nieuwe Jeugdwet. De gemeenten zoeken samenwerking met elkaar als het gaat om de
uitvoering van deze nieuwe taken. In totaal zijn er in Nederland 43 regio’s waarin wordt
samengewerkt. Dit hoofdstuk geeft een beeld van de populatie en het zorggebruik van de
populatie in deze regio’s en van de verschillen en overeenkomsten in zorggebruik die
bestaan tussen de regio’s.
2.1 Regio-indeling
Om de maatschappelijke opvang binnen het kader van de Wmo in goede banen te leiden, zijn 43
regio’s verantwoordelijk voor de uitvoering van een samenhangend aanbod van maatschappelijke
opvang. Dat betekent een sluitende ketensamenwerking op zowel bestuurlijk als uitvoerend niveau
tussen alle betrokken partijen en omringende gemeenten. De centrumgemeenten werken hiervoor
samen met opvanginstellingen, zorgkantoren en woningcorporaties. De centrumgemeenten
ontvangen hiervoor specifieke uitkeringen van het Rijk.
De 43 centrumgemeenten die zijn gevormd voor de uitvoering van de Wmo komen grotendeels
overeen met de nieuwe jeugdzorgregio’s. Daarom wordt de indeling van die 43 regio’s aangehouden
in deze Zorgthermometer. Al deze regio’s zijn vanuit inhoud tot stand gekomen: gemeenten hebben
gekeken welke taken zij zelf kunnen uitvoeren en voor welke taken zij moeten samenwerken om hun
inwoners goed te kunnen ondersteunen. Figuur 1 geeft de indeling van deze regio’s weer.
Tabel 1 geeft een overzicht van hoeveel mensen in de verschillende regio’s wonen. Gemiddeld wonen
er in een regio circa 390.000 mensen. Wel valt op dat er grote verschillen zijn in de inwoneraantallen
per regio. De regio met de meeste inwoners, Stadsregio Rijnmond met 1,21 miljoen inwoners, heeft
veertien keer zoveel inwoners als de regio met de minste inwoners, Regio Hoeksche Waard met 85.000
inwoners.
Indeling van de regio’s met daarbij de regionummers (bron: VWS) Figuur 1
9
11
3324
43
30
25
42
1836
39
1332
42
21 1734
3510
1240
22
2737
3
31
14
26 23
20
41
29
8
19
1
7
9
11
3324
43
30
25
42
1836
39
1332
42
21 1734
3510
1240
22
2737
3
31
14
26 23
20
41
29
8
19
1
715
38
16
28
1538
16
28
5
6
5
6
13
2.2 De populatie in de regio’s
Deze Zorgthermometer brengt het zorggebruik in de regio’s in beeld. Uiteraard zijn er verschillen in
zorggebruik. De regio’s verschillen op het gebied van het aantal voorzieningen dat er (vaak van ouds-
her) al is. Maar voor een goede duiding van deze verschillen is ook een beeld van de mensen die in de
regio’s wonen van belang. Het is bijvoorbeeld niet verwonderlijk dat het zorggebruik in regio’s met
relatief veel ouderen hoger is dan het zorggebruik in regio’s met weinig ouderen. Daarom geeft deze
paragraaf een beeld van de inwoners in de regio’s, verschillen in leeftijd, geslacht, Sociaal Economische
Status (SES)2 en het aantal chronisch zieken.
2.2.1 Leeftijd
De gemiddelde leeftijd in Nederland is 40 jaar. Zoals in figuur 2 is te zien, zijn in het midden van het
land de mensen gemiddeld wat jonger, in het noorden (Drenthe, Friesland en Groningen), de
Achterhoek, Limburg en Zeeland is de gemiddelde leeftijd wat hoger.
2 Sociaal Economische Status (SES): positie van een gezin of een gemeenschap op de welvaartsladder. Belangrijkste
factoren zijn inkomen en opleidingsniveau, en daarmee samenhangende kenmerken zoals de buurt waarin men
woont en de kwaliteit van de woning.
Tabel 1 Aantal inwoners per regio in 2011 (bron: Vektis)
Regio Aantal (x 1.000)
Regio Aantal (x 1.000)
1 Achterhoek 301 23 Noord Limburg 273
2 Alblasserwaard-Vijfheerenlanden 131 24 Noord Veluwe 189
3 Amsterdam-Amstelland 959 25 Noord-Oost Brabant 649
4 Drechtsteden 269 26 Peelregio 207
5 Drenthe 442 27 Regio Alkmaar / Noord- 275
6 Eemland 321 Kennemerland
7 Flevoland 373 28 Regio Arnhem 414
8 Food Valley 290 29 Regio Nijmegen 307
9 Friesland 648 30 Rivierenland 237
10 Gooi- en Vechtstreek 256 31 Stadsregio Haaglanden 1.108
11 Groningen 577 32 Stadsregio Rijnmond 1.214
12 Haarlemmermeer 146 33 Twente 626
13 Hoeksche Waard 85 34 Utrecht Stad 310
14 Holland-Rijnland 518 35 Utrecht West 181
15 IJsselland 564 36 West-Brabant 690
16 Kop van Noord-Holland 166 37 West-Friesland 209
17 Lekstroom 178 38 Zaanstreek-Waterland 326
18 Midden Brabant 394 39 Zeeland 377
19 Midden IJssel / Oost Veluwe 350 40 Zuid-Kennemerland 224
20 Midden Limburg 236 41 Zuid-Limburg 596
21 Midden-Holland 225 42 Zuid-Oost Brabant 536
22 Midden-Kennemerland (IJmond) 161 43 Zuid-Oost Utrecht 190
14
2.2.2 Sociaal Economische Status
De SES van mensen is een voorspeller voor zorgkosten. Iemand met een lagere SES gebruikt in het
algemeen meer zorg dan iemand met een hogere status. Vektis heeft de SES van de mensen in de
regio’s in beeld gebracht. Hierbij is gebruikgemaakt van de statusscores3 uit 2010 van het Sociaal
Cultureel Planbureau (SCP). In figuur 3 is weergegeven wat de gemiddelde SES is van de regio’s.
De gemiddelde status is hoger in de lichtgekleurde gebieden en lager in de donkergekleurde gebieden.
Uit figuur 3 blijkt dat de SES in met name het noorden van het land wat lager is dan gemiddeld. In
de provincie Utrecht en in de gebieden in het noorden van de Randstad is de SES wat hoger dan
gemiddeld.
3 Statusscores zijn scores die het SCP berekent en die aangeven hoe de sociale status van een wijk is, in vergelijking
met andere wijken in Nederland. Met de sociale status wordt niet het aanzien of de populariteit van een wijk
bedoeld. De sociale status van een wijk is afgeleid van een aantal kenmerken van de mensen die er wonen: hun
opleiding, inkomen en positie op de arbeidsmarkt.
34,8 - 38,7
38,8 - 39,7
39,7 - 40,3
40,3 - 41,1
41,2 - 43,6
Hoog
Laag
Gemiddelde leeftijd per regio in 2011 (bron: Vektis) Figuur 2
Sociaal economische status per regio in 2010 (bron: Vektis) Figuur 3
15
2.2.3 Chronische zieken
Het aantal chronisch zieken lijkt een homogeen en duidelijk omschreven begrip, dat gebruikt kan
worden voor het vergelijken van de populatie in regio’s. In het algemeen wordt een chronische ziekte
omschreven als een onomkeerbare aandoening zonder uitzicht op volledig herstel en met een relatief
lange ziekteduur. Een chronische ziekte onderscheidt zich verder door een langdurig beroep op de
zorg (Nationaal Kompas Volksgezondheid, RIVM). Er is echter sprake van een grote verscheidenheid
aan aandoeningen. Dit maakt het bijzonder lastig om conclusies te trekken op basis van het aantal
chronisch zieken per regio.
Gemiddeld heeft in Nederland ruim 14% van de bevolking een chronische aandoening. Dit percentage
is afhankelijk van de definitie die wordt gekozen. In deze Zorgthermometer wordt uitgegaan van
Chronische Groepen (CG’s) die ook gebruikt worden in het kader van de Wet tegemoetkoming chro-
nisch zieken en gehandicapten (Wtcg)4. Een aantal voorbeelden van chronische groepen zijn: diabe-
tes, COPD5, kanker, hart- en vaatziekten. Wanneer naar de verschillende regio’s wordt gekeken valt op
dat in de regio Utrecht Stad het aantal chronisch zieken, volgens deze definitie, het laagste is; circa
12%. Ook in de regio Haarlemmermeer en West-Friesland ligt dat percentage rond de 12%.
In Zuid-Limburg zijn de meeste chronisch zieken; 16,9%. Ook in Drenthe, de Achterhoek, Zeeland,
westelijk deel van Noord-Brabant en Groningen zijn relatief veel chronisch zieken.
Aangezien er een grote verscheidenheid is in de soorten chronische aandoeningen, is voor de aandoe-
ningen die veel voorkomen (diabetes, hart- en vaataandoeningen, longaandoeningen en kanker)
gekeken naar de verschillen tussen regio’s. Er zijn regio’s, zoals de Achterhoek, Drenthe en Zuid-Limburg,
waarbij het percentage personen met deze aandoeningen voor alle vier boven het gemiddelde van
Nederland ligt. Of regio’s waarbij voor alle vier de aandoeningen het percentage personen onder het
gemiddelde liggen, zoals Utrecht Stad, Haarlemmermeer en West Friesland. Opvallend is bijvoorbeeld
de regio Flevoland waarbij het percentage personen met longaandoeningen duidelijk boven het
gemiddelde ligt en het percentage personen met de andere drie aandoeningen juist onder het gemid-
delde ligt.
Hoofdstuk 3 zoomt dieper op het zorggebruik van bepaalde groepen patiënten in. In dat hoofdstuk
kijken we ook naar het zorggebruik van chronisch zieken.
4 CG’s zijn ontwikkeld voor de Wtcg. Bij de bepaling worden geneesmiddelen en ziekenhuiszorg meegenomen.
5 COPD (Chronic Obstructive Pulmonary Disease) is een verzamelnaam voor verschillende chronische aandoeningen
aan de longen zoals longemfyseem en chronische bronchitis. Verder in deze Zorgthermometer worden dit ‘long-
aandoeningen’ genoemd.
12,1% - 13,4%
13,6% - 14,1%
14,3% - 14,7%
14,7% - 15,1%
15,2% - 16,9%
Percentage personen per regio met een chronische aandoening in 2011 (bron: Vektis) Figuur 4
16
2.3 Zorggebruik
In deze paragraaf wordt het zorggebruik van de mensen in de verschillende regio’s met elkaar verge-
leken. Daarbij kijken we eerst naar de zorg uit de Zorgverzekeringswet en de AWBZ. Vervolgens
bekijken we de samenloop tussen de zorg uit deze beide stelsels.
2.3.1 Zorg uit de Zorgverzekeringswet
Aangezien (bijna) elke Nederlander is ingeschreven bij een huisarts en de huisarts hier een inschrijfta-
rief voor declareert, maakt vrijwel 100% van de bevolking gebruik van Zorgverzekeringswetzorg. Het
is daarom niet zo interessant om te kijken naar het aantal mensen dat kosten in de Zorgverzekeringswet
(inclusief huisartsenzorg) maakt. In figuur 5 is daarom inzichtelijk gemaakt hoeveel mensen kosten in
de Zorgverzekeringswet hebben gemaakt exclusief huisartsenzorg.
In tabel 2 staat per soort zorg het percentage personen in Nederland dat gebruik maakt van deze
zorg. In totaal maakt 87% van de bevolking gebruik van zorg uit de Zorgverzekeringswet, wanneer
huisartsenzorg niet wordt meegenomen. Dit wil dus zeggen dat 13% van de bevolking hooguit
gebruikmaakt van huisartsenzorg en verder geen andere zorg. Verder maken veel mensen gebruik
van farmacie en ziekenhuiszorg.
Naast het zorggebruik is het ook mogelijk om naar de gemiddelde zorgkosten per regio te kijken. Dit
wordt getoond in figuur 6. Gemiddeld heeft iemand in Nederland in 2011 € 2.070,- aan zorgkosten
vanuit de Zorgverzekeringswet. De gemiddelde kosten in de Zorgverzekeringswet zijn het laagst in de
regio’s in het midden van het land waarvoor we eerder zagen dat de gemiddelde leeftijd relatief laag
is en de SES relatief hoog. De gemiddelde kosten per verzekerde in de Zorgverzekeringswet zijn
83% - 86%
86% - 86%
87% - 87%
87% - 87%
88% - 94%
Aantal mensen per regio dat gebruikmaakt van zorg uit de Zorgverzekeringswet anders dan huisartsenzorg in 2011 (bron: Vektis) Figuur 5
Zorggebruik in procenten van alle Nederlanders in 2011 (bron: Vektis) Tabel 2
Soort zorg % personen
% personen dat gebruikmaakt van zorg (zonder huisartsenzorg) 87%
% personen met geneesmiddelen 70%
% personen met ziekenhuiszorg 58%
% personen met GGZ-zorg (eerste en/of tweede lijn) 8%
% personen met paramedische zorg 9%
% personen met hulpmiddelen 13%
17
relatief hoog in Drenthe, Zeeland, Limburg en delen van Brabant en Gelderland. Dit zijn ook de
gebieden waar de gemiddelde leeftijd relatief hoog is.
Wanneer naar de verschillende soorten zorg wordt gekeken valt op dat in bepaalde regio’s meer van
ziekenhuiszorg gebruik wordt gemaakt dan in andere regio’s. In Zuid-Limburg is bijvoorbeeld 62%
van bevolking in 2011 naar het ziekenhuis geweest. Ook in Zaanstreek-Waterland ligt dit percentage
boven de 60%. In de regio’s Food Valley, West-Friesland en IJsselland is dit met 53% van de bevolking
aanzienlijk lager. Ook bij het gebruik van ggz-zorg zitten verschillen tussen regio’s. Zo gebruikt in de
Achterhoek 5,1% van de bevolking ggz-zorg; in Utrecht-stad is dit 8,7%. Voor een aantal sectoren,
zoals farmacie en huisartsenzorg, zitten er kleine verschillen in gebruik tussen regio’s. Dit komt omdat
de meeste mensen weleens naar de huisarts of apotheek gaan in een jaar.
2.3.2 Zorg uit de AWBZ
In totaal maakt circa 5% van de bevolking gebruik van AWBZ-zorg. Dit zijn voornamelijk ouderen en
gehandicapten.
In figuur 7 is per regio met een bolletje het percentage AWBZ-zorggebruikers weergegeven en wordt
met een kleur de gemiddelde leeftijd getoond.
e 1.858 - e 1.930
e 1.964 - e 2.045
e 2.060 - e 2.096
e 2.097 - e 2.135
e 2.136 - e 2.477
Gemiddelde kosten voor zorg uit de Zorgverzekeringswet per verzekerde die zorg uit de Zorgverzekeringswet heeft gebruikt in 2011 (bron: Vektis) Figuur 6
67,5 - 73,3
73,3 - 74,3
74,5 - 75,4
75,5 - 77,7
77,8 - 82,0
3,0% - 4,2%
4,3% - 4,7%
4,7% - 5,0%
5,0% - 5,4%
5,6% - 6,4%
Gemiddelde leeftijd en percentage AWBZ-zorggebruikers per regio in 2012 (bron: Vektis) Figuur 7
18
De gemiddelde leeftijd voor een AWBZ-gebruiker in de regio’s varieert tussen de 67 (Flevoland) en
82 jaar (Gooi- en Vechtstreek). Ook het percentage personen met AWBZ-zorg per regio loopt uiteen.
In de regio met de minste gebruikers (Haarlemmermeer) is dit 3,1%, in de regio met de meeste perso-
nen in AWBZ-zorg (Midden IJssel / Oost Veluwe) is dit 6,5%. De regionale verschillen zijn ook bepaald
door de aanwezigheid van zorgaanbieders. Dit geldt voornamelijk in de ggz en gehandicaptenzorg.
De gemiddelde kosten per verzekerde voor de AWBZ bedragen in 2012 € 1.200,-. In figuur 8 is dit
weergegeven voor de verschillende regio’s. Uit deze figuur blijkt dat de regio’s waar de gemiddelde
leeftijd het hoogste is, ook de gemiddelde kosten voor de AWBZ het hoogste zijn.
Als we echter kijken naar de gemiddelde kosten per gebruiker van AWBZ-zorg, ontstaat een ander
beeld. De gemiddelde kosten per gebruiker van AWBZ-zorg is € 24.000,-. Zoals uit figuur 9 blijkt, zijn
er redelijk grote verschillen tussen regio’s. De regio met de laagste kosten per AWBZ-gebruiker is
Utrecht West met bijna € 21.500,- per verzekerde. De regio met de hoogste kosten per AWBZ-
gebruiker is Noord Veluwe met iets meer dan € 29.000,- per verzekerde.
e 805 - e 975
e 979 - e 1.154
e 1.154 - e 1.222
e 1.232 - e 1.316
e 1.369 - e 1.715
e 21.431 - e 22.496
e 22.549 - e 23.441
e 23.542 - e 24.218
e 24.335 - e 25.374
e 25.726 - e 29.171
Gemiddelde kosten per verzekerde voor AWBZ-zorg in 2012 (bron: Vektis) Figuur 8
Kosten in de AWBZ per gebruiker van AWBZ-zorg in 2012 (bron: Vektis) Figuur 9
19
Uit de figuren 6 en 9 blijkt dat er gebieden
zijn waarbij de zorgkosten per verzekerde
in de Zorgverzekeringswet relatief hoog
zijn, zoals in Zeeland en Zuid-Limburg ter-
wijl de AWBZ-kosten per gebruiker van
AWBZ-zorg juist relatief laag zijn. Wel
zijn er in deze gebieden relatief veel ge-
bruikers van AWBZ-zorg, de gemiddelde
leeftijd is hier ook hoger dan gemiddeld. In
deze regio’s wordt relatief weinig gebruik-
gemaakt van (dure) intramurale zorg.
Er is ook gekeken naar het soort zorg dat
mensen in de AWBZ gebruiken. Hierbij
is onderscheid gemaakt tussen intra- en
extramurale zorg. Bij intramurale zorg is
iemand langdurig opgenomen in een verpleeg- of verzorgingshuis. Bij extramurale zorg gaat het
om zorg als thuiszorg, begeleiding of verzorging. Het gemiddelde bedrag aan extramurale zorg per
AWBZ-zorggebruiker met extramurale zorg is € 8.500,- per persoon per jaar. Hier is relatief weinig ver-
schil tussen regio’s. Bij de intramurale zorg gaat het, uiteraard, om grotere bedragen. Gemiddeld maakt
iemand die in een instelling zit in 2012 circa € 41.000,- aan kosten. Dit varieert van de € 35.000,-
(Zaanstreek-Waterland) tot € 49.000,- (Noord-Veluwe).
In de AWBZ-zorg worden overigens meer vrouwen dan mannen behandeld. Dit komt, onder andere,
doordat vrouwen langer leven dan mannen. In de laatste periode van het leven is men vaak aangewezen
op zorg, zeker als de partner overleden is. Hierdoor wonen relatief meer vrouwen in zorginstellingen
of ontvangen thuiszorg.
2.3.3 Samenloop Zorgverzekeringswet en AWBZ
Ook de samenloop tussen zorg in de Zorgverzekeringswet en de AWBZ is in beeld gebracht. Van alle
mensen met AWBZ-zorg, maakt bijna 95% ook gebruik van zorg uit de Zorgverzekeringswet (exclusief
huisartsenzorg). Kijkend naar dit percentage in de verschillende regio’s valt op dat de samenloop tus-
sen zorg in de AWBZ en Zorgverzekeringswet het grootst is in Flevoland. Er zijn geen grote verschillen
tussen de regio’s. Er lijkt ook een relatie te zijn tussen de hoogte van de zorgkosten in de AWBZ en de
Zorgverzekeringswet. In figuur 10 is dat inzichtelijk gemaakt. De gemiddelde kosten in de AWBZ en
de Zorgverzekeringswet zijn er tegen elkaar afgezet. Alle regio’s zijn in deze figuur weergegeven. In
zijn algemeenheid kan worden gesteld dat mensen in regio’s met relatief hoge kosten in de
Zorgverzekeringswet ook hoge kosten in de AWBZ hebben.
De heer L. (82 jaar, vader van zes kinderen) heeft
problemen met het hart en veel rugklachten.
Jarenlang verzorgde hij zijn vrouw. Nu woont zij
vanwege dementie in een verpleeghuis.
Ik maak mij persoonlijk geen zorgen over de
toekomst. De kinderen wonen in de buurt en
helpen me als ik het vraag. Ze doen de zware
huishoudelijke taken. Ik vind het belangrijk
om actief in beweging te zijn, om niet ziek en
afhankelijk te worden. Vitaliteit maakt gelukkiger.
Het geld dat hiermee wordt bespaard kan ingezet
worden voor ernstig zieke mensen en mensen die
het echt nodig hebben.
20
In hoofdstuk 3 wordt dieper ingegaan op de samenloop tussen Zorgverzekeringswet en AWBZ.
2.4 Twee regio’s uitgelicht
Ter illustratie van de cijfers zijn twee gemeenten geanalyseerd. Dit is de gemeente Aa en Hunze (in de
regio Drenthe, nummer 5) en daarnaast ook de gemeente Enschede (in de regio Twente, nummer 33). De
wethouders van zowel Aa en Hunze als Enschede komen elders in deze Zorgthermometer aan het woord.
2.4.1 Aa en Hunze
Aa en Hunze is een kleine gemeente in het oosten van Nederland. In totaal heeft deze gemeente circa
26.000 inwoners. De gemiddelde leeftijd ligt vier jaar hoger dan het gemiddelde in Nederland,
namelijk op 44 jaar. Dit is ook hoger dan de gemiddelde leeftijd van 42 jaar in de regio Drenthe. In de
leeftijdsopbouw van Aa en Hunze valt op dat de groep tussen 18 en 35 jaar relatief veel minder voor-
komt dan in Drenthe en dan in heel Nederland. Drenthe is één van de regio’s met de meeste chronisch
zieken, ruim 16%. In de gemeente Aa en Hunze ligt dit percentage lager, namelijk op 14,6%. De cijfers
van Aa en Hunze, Drenthe en Nederland zijn in tabel 3 te zien.
De gemiddelde kosten per persoon voor de Zorgverzekeringswet liggen in Aa en Hunze op ruim
€ 2.000,-. Dit is wat lager dan in de regio Drenthe, waar de gemiddelde kosten € 2.200,- zijn. Dit is
opvallend gezien de relatief hogere gemiddelde leeftijd van deze gemeente. Het aantal chronisch
zieken is wel minder dan in de regio, mogelijk dat dit de lagere Zorgverzekeringswetkosten verklaart.
De gemiddelde kosten per AWBZ-gebruiker liggen juist hoger dan in de regio, ruim € 29.000,- versus
ruim € 24.000,-. Ook landelijk liggen deze kosten op circa € 24.000,-. Deze gemeente heeft relatief
veel ouderen en daarom waarschijnlijk ook meer AWBZ-gebruikers.
€ 1.800 € 2.000 € 2.200 € 2.400
€ 800
€ 1.000
€ 1.200
€ 1.400
€ 1.600
€ 1.800
.19.43
.24
.9.6
.27
.13.21.30.34.
.7.1217.
10. 4.
..3
.38.22 .26
.31
.11.40
.29.36
.42 .32
.28.15 .18
.14.8.2
.1 .39
.5 .20.41
.
35
37
.33
.16
.25
Gem
idd
eld
e ko
sten
AW
BZ
Gemiddelde kosten Zorgverzekeringswet
23
Relatie tussen kosten in de Zorgverzekeringswet en AWBZ (bron: Vektis)Figuur 10
Cijfers over leeftijd, zorgkosten en chronisch zieken in Aa en Hunze, Drenthe en Nederland
(bron: Vektis) Tabel 3
Gemiddelde leeftijd
Gemiddelde kosten Zorgverzekeringswet
Gemiddelde kosten AWBZ per gebruiker
Percentage chronisch zieken
Aa en Hunze 43,8 € 2.060 € 29.200 14,6%
Drenthe 41,8 € 2.270 € 24.600 16,5%
Nederland 39,8 € 2.070 € 24.200 14,4%
21
2.4.2 Enschede
De gemeente Enschede ligt ook in het oosten van het land. In totaal heeft deze gemeente circa
156.000 inwoners. De gemiddelde leeftijd is 39 jaar.
In tabel 4 staat informatie over Enschede versus Twente en Nederland.
Zoals is te zien, zijn de gemiddelde kosten voor de Zorgverzekeringswet in Enschede ruim € 2.200,-
per persoon. Dit is hoger dan het gemiddelde van de regio en dan in Nederland; € 2.070,-. Dit is
opvallend aangezien de gemiddelde leeftijd van Enschede onder het gemiddelde ligt en daarom min-
der Zorgverzekeringswetkosten worden verwacht. We zien vaker dat de zorgkosten in steden hoger
zijn, mogelijk dat dit stedelijkheidseffect hier ook een rol speelt. De kosten voor de AWBZ-zorg per
AWBZ-gebruiker in Enschede liggen ook hoger dan in de regio, maar wel lager dan landelijk.
Cijfers over leeftijd, zorgkosten en chronisch zieken in Enschede, Twente en Nederland
(bron: Vektis) Tabel 4
Gemiddelde leeftijd
Gemiddelde kosten Zorgverzekeringswet
Gemiddelde kosten AWBZ per gebruiker
Percentage chronisch zieken
Enschede 39,0 € 2.230 € 23.100 14,6%
Twente 39,8 € 2.090 € 21.900 15,0%
Nederland 39,8 € 2.070 € 24.200 14,4%
22
In gesprek met:Wethouder Harry Dijkstra, gemeente Aa en Hunze
Aa en Hunze is een grote plattelandsgemeente met een typisch
kenmerk: relatief weinig inwoners (± 26.000) op een verhou-
dingsgewijs erg groot grondoppervlak van ongeveer 28 km2,
verspreid over 35 kernen. “Een gegeven waarmee je wel rekening
moet houden als je de zorg en ondersteuning zo dicht mogelijk
bij de burgers wilt regelen”, zegt wethouder Harry Dijkstra, die
zorg en welzijn in zijn portefeuille heeft. “En daarbij hebben we
ook nog haast, want de datum van 1 januari 2015 lijkt misschien
nog ver weg, maar we hebben volgend jaar de gemeenteraadsverkiezingen. Dus willen we voor
het einde van dit jaar klaar zijn met de voorbereidende werkzaamheden die waarborgen dat we de
transitie AWBZ in 2015 op verantwoorde wijze aankunnen. Anders krijgen we op een later tijdstip
problemen, als we die voorbereidingen nog na die gemeenteraadsverkiezingen en de installatie van
de nieuwe raad moeten doen. Het is dus van groot belang dat de Haagse politiek snel duidelijkheid
geeft over de definitieve wetgeving.”
Drenthenieren
De gemeente wordt geconfronteerd met een paar potentiële problemen. In de eerste plaats het
gegeven dat Aa en Hunze een gemeente is met een relatief hoge gemiddelde inwonersleeftijd en met
relatief veel chronisch zieken. Dijkstra: “Er is sprake van een sterke ontgroening en vergrijzing. De
jongeren trekken weg uit deze regio. Een tweede punt is dat het voor mensen uit bijvoorbeeld het
westen van het land vanwege de huizenprijzen zeer voordelig was in Drenthe een woning te kopen.
Dit heeft veel mensen aangetrokken die vervroegd uittraden of met pensioen gingen. Drenthenieren
noemen we dat hier, en dat speelt mee in de vergrijzing van de gemeente. Een plattelandsgemeente
als de onze heeft van oudsher de vestiging van instellingen voor langdurige zorg getrokken. Gelukkig
wordt voor de financiering van de jeugdzorg straks wel gekeken naar waar de ouders van de kinderen
wonen die zij hier onderbrengen. De kosten komen voor rekening van die gemeenten. Toch ligt het
voor de hand dat wij door de relatief grote groep ouderen te maken krijgen met hogere zorgkosten.
Omdat we hen zorg dichtbij willen bieden en omdat we een gemeente met een groot grondoppervlak
zijn, willen we zaken zoveel mogelijk zaken doen met zorgaanbieders met wie wij nu al te maken
hebben. Alleen zaken doen met een paar grote aanbieders is organisatorisch misschien gemakkelijker,
maar veel van hen bieden slechts een onderdeel aan van de zorg en ondersteuning die wij onze
burgers willen bieden. Bovendien vinden we dat onze burgers keuzevrijheid moeten behouden. We
hebben echter alleen al in onze gemeente met 49 aanbieders te maken, dus dat vergt veel overleg.
Gelukkig merken we wel dat de aanbieders hiervoor open staan. Onze primaire zorgverzekeraar is
lastiger aan tafel te krijgen. Toch rekenen we erop dat we op korte termijn ook met hen tot goede
afspraken zullen komen.”
Overgangsjaar
Een extra probleem ziet Dijkstra in het gegeven dat 2014 als overgangsjaar wordt beschouwd. Hij legt
uit: “We zijn voor 2014 verplicht continuïteit te bieden op basis van de zorg en ondersteuning zoals
burgers die nu krijgen. Dit gaat ons meer geld kosten dan wat de Rijksoverheid hiervoor begroot en
dat gaat ten koste van onze financiële ruimte. En dan hebben we natuurlijk nog het probleem van het
in kaart brengen van alle burgers voor wie we in 2015 de verantwoordelijkheid krijgen op het gebied
van zorg en ondersteuning. We krijgen weliswaar informatie op postcodeniveau, maar informatie op
gezinsniveau zou veel zinvoller voor ons zijn. Helaas houdt privacywetgeving dit tegen. Ook moeten
we de nieuwe cliënten uitleggen dat er straks geen sprake meer is van recht op een voorziening,
23
maar dat we compensatie zullen bieden voor een beperking, nadat eerst beoordeeld is in hoeverre
zorgvragers zelf of met behulp van familie, buren, vrienden enzovoort in hun zorgvraag kunnen voor-
zien. Daarmee zijn we nu al begonnen binnen het kader van de huidige Wmo.”
Gaat Aa en Hunze de eindstreep van 2015 halen? “Ik heb net met een medecollegelid gewed van
wel”, zegt Dijkstra. “Het moet gewoon.” En de gemeente staat er niet alleen voor. Drenthe is
opgedeeld in drie regio’s: Zuidoost, Zuidwest en Noord-Midden. Aa en Hunze valt samen met drie
andere plattelandsgemeenten en met Assen in de regio Noord-Midden. “We willen de zorg en
ondersteuning zoveel mogelijk gezamenlijk gaan inkopen, ook voor de jeugdzorg”, zegt Dijkstra.
“Dit proces is nog duidelijk in ontwikkeling, maar ook hierin willen we zo snel mogelijk concrete
stappen zetten.”
24
In gesprek met:Wethouder Ed Wallinga, gemeente Enschede
Ed Wallinga, wethouder in Enschede met de portefeuille zorg en
welzijn, sport en wijkontwikkeling, spreekt liever van kansen dan
van bedreigingen. “Natuurlijk is de voorgenomen hervorming
van de langdurige zorg en ondersteuning een bezuinigingsmaat-
regel”, stelt hij, “maar daarop wil ik me niet blindstaren, ik zie
het toch vooral als een kans.”
“Voor burgers die zorg of ondersteuning nodig hebben, bestaat
nu een enorme overlap in voorzieningen,” vertelt Wallinga. “Het
is veel beter om de cliënt of het gezin centraal te stellen dan de wetgeving en dat is precies wat
die hervorming mogelijk maakt. Het is een kans om participatievraagstukken op te lossen voor onze
burgers. Neem bijvoorbeeld de partner van een chronisch ziek iemand, aan wie nu geen hulp bij
de huishoudelijke zorgtaken geboden kan worden. Ik verheug mij dus op 2015 en wij zijn nu in drie
wijken al pilots aan het doen, waarin we net doen alsof het al 2015 is, door op individueel niveau
geïntegreerde oplossingen te bieden.”
Gezinsgericht werken
Wallinga schetst het volgende voorbeeld. Bij een gezin dat een beroep doet op de jeugdzorg, wordt
niet alleen naar dat aspect gekeken, maar wordt ook gezocht naar mogelijkheden om de vader weer
aan het werk te helpen, of manieren om uit de schulden te komen. “We hebben in Enschede al ruime
ervaring met gezinsgericht werken met behulp van wijkcoaches, en ik ben ervan overtuigd dat
daarvoor met één budget kunnen werken echt het verschil gaat maken. Bovendien denk ik dat het
voorgenomen beleid zorgaanbieders prikkelt om efficiënter te gaan werken. De verandering op het
gebied van individuele begeleiding en vervoer stemt bijvoorbeeld tot nadenken over de vraag of die
begeleiding niet dichter bij huis kan worden geboden.”
Lokaal werken
Twente is een voormalig kaderwetgebied. Dit betekent dat al samenwerking bestond tussen veertien
gemeenten – waaronder Enschede – op het gebied van publieke gezondheidszorg en de Wmo. “Hierop
kunnen we voortborduren voor de langdurige zorg en ondersteuning”, zegt Wallinga. “Wat ons hier-
bij voorstaat, is lokaal werken op basis van regionale raamwerkcontracten. We willen samen met de
zorgaanbieders modellen ontwikkelen voor de inrichting van de zorg, op basis waarvan we als veer-
tien gemeenten gezamenlijk willen inkopen. Voor de uitvoering hiervan willen we als gemeenten op
lokaal niveau monitoren hoe hieraan invulling wordt gegeven, om te voorkomen dat onnodig snel
wordt opgeschaald naar duurdere zorgvormen als ook meer kosteneffectieve oplossingen mogelijk
zijn.”
Samenwerken aan preventie
De medische consumptie in Enschede is verhoudingsgewijs hoog. De gemeente heeft bovendien
relatief veel inwoners met een lage sociaaleconomische status. Wallinga: “We besteden als gemeente
al jaren samen met de zorgaanbieders gerichte aandacht aan preventie en chronische ziektebeelden.
Denk hierbij bijvoorbeeld aan valpreventie, aan bewegen voor ouderen, aandacht voor gezond koken
in een gezin met kinderen met overgewicht, of wandelclubs voor allochtone ouderen. We zullen
hierin nu een slag moeten maken, en in dit kader ben ik blij dat we een goede samenwerking hebben
met onze primaire zorgverzekeraar Menzis. We hebben een convenant gesloten met Menzis om onze
burgers te helpen de omslag te maken van ‘ziekte en zorg’ naar ‘gezondheid en gedrag’. In dit
kader is bijvoorbeeld op scholen het programma Gezonde kinderen ontwikkeld, en investeren we in
25
praktijkondersteuning in huisartspraktijken om geriatrische problematiek vroegtijdig te herkennen.
Voor dergelijke projecten fungeert Enschede binnen Twente als voorbeeldgemeente, om succesvolle
voorbeelden ook beschikbaar te stellen voor andere gemeenten.”
Geen angst over overheveling jeugdzorg naar gemeente
Invoering van de kabinetsplannen per 1 januari 2015 beschouwt Wallinga als haalbaar. “Ik maak me
wel zorgen over hoe in de Kamerdiscussie wordt omgegaan met het dossier jeugdzorg”, zegt hij. “De
Kamer blijkt huiverig te zijn om dit dossier over te dragen aan de gemeenten, omdat ze bang is dat
die dit niet aankunnen. Die angst deel ik niet, want het gaat niet om inhoudelijke deskundigheid
maar om systeemverantwoordelijkheid voor geïntegreerde hulpverlening. Ik denk dat gemeenten
juist heel goed in staat zijn om die zorg vorm te geven. Een kleine gemeente weet precies welke
werkgever iets kan betekenen voor een jongere met een geestelijke beperking. En die regelt dat niet
via een loket, de burgemeester gaat daar bij wijze van spreken zelf op de fiets naartoe. Als grotere
gemeente hebben wij heel bewust gekozen voor de wijkgerichte aanpak, en voor de inzet van
wijkverpleegkundigen. In feite lopen we dus op verschillende fronten al vooruit op de situatie zoals
die in 2015 moet zijn. We werken graag proactief.”
26
Alleen AWBZ
Alleen Zorgverzekeringswet
AWBZ en Zorgverzekeringswet
Geen zorg
13.746
778
2.285
45
3Integrale zorg
In dit hoofdstuk wordt de informatie vanuit hoofdstuk 2 verder uitgewerkt. In hoofdstuk 2
beschreven we welke verschillen er in zorggebruik zijn tussen regio’s als het gaat om
zorg uit de Zorgverzekeringswet en de AWBZ. In dit hoofdstuk wordt de samenloop
tussen de Zorgverzekeringswet en de AWBZ nader belicht. Daarnaast beschrijft het
hoofdstuk het zorggebruik van enkele groepen, namelijk gehandicapten, ouderen,
ggz-patiënten, chronisch zieken en personen met extramurale AWBZ-zorg.
3.1 Zorg uit verschillende stelsels
Zoals in hoofdstuk 1 is beschreven, is de zorg in een aantal stelsels georganiseerd. Personen die
zorg gebruiken uit verschillende stelsels hebben met verschillende partijen te maken, zoals een zorg-
verzekeraar, de gemeente, een zorgkantoor en uiteraard de zorgaanbieders. Vektis beschikt over
de gegevens vanuit de Zorgverzekeringswet en AWBZ. Figuur 11 geeft informatie over het aantal
personen naar zorgsector.
In totaal maken in Nederland 825.000 personen gebruik van enige vorm van AWBZ-zorg. Hiervan
maakt het overgrote deel, bijna 95%, ook gebruik van zorg uit de Zorgverzekeringswet (zonder
huisartsenzorg). Dit zijn ruim 778.000 personen. Het percentage van deze groep dat gebruik maakt
van zorg binnen de Zorgverzekeringswet is als volgt:
- ziekenhuiszorg (83%);
- farmacie (85%);
- paramedische zorg (20%);
- hulpmiddelen (55%).
In bepaalde delen van Nederland zijn meer mensen die gebruiksmaken van beide soorten zorg dan in
andere delen. In de Randstad gebruiken relatief weinig mensen zowel Zorgverzekeringswet- als
AWBZ-zorg. In het noorden en oosten komt dit relatief veel voor. In deze gebieden wonen ook relatief
veel oudere mensen (zie hoofdstuk 2) en deze groep maakt meer gebruik van zorg.
In de komende paragrafen wordt het zorggebruik van een aantal groepen uitgelicht.
Aantal personen (x 1.000) naar zorgsector (bron: Vektis)Figuur 11
27
3.2 Gehandicapten
Tot de groep gehandicapten worden personen gerekend met een verstandelijke, lichamelijke of zin-
tuiglijke handicap.
In totaal zijn dat circa 120.000 personen in 2012. Dit is ruim 0,7% van de totale bevolking. De gemid-
delde leeftijd van deze groep is 39 jaar en het zijn relatief meer mannen dan vrouwen. In figuur 12
staat het percentage gehandicapten per regio. In sommige regio’s staan van oudsher instellingen
waar gehandicapten wonen. Dit kan verklaren waarom de verschillen per regio er zijn.
De zorgkosten voor deze groep zijn hoger dan de gemiddelde zorgkosten in Nederland (€ 2.070,-).
De gemiddelde Zorgverzekeringswetkosten voor iemand uit deze groep zijn ruim € 4.600,- per jaar.
De AWBZ-kosten zijn gemiddeld circa € 52.000,- per jaar.
Van alle mensen die we indelen bij de groep gehandicapten, maakt 88% gebruik van zorg
in de Zorgverzekeringswet (exclusief huisartsenzorg). Deze groep maakt meer dan gemiddeld gebruik
van ziekenhuiszorg, hulpmiddelen en paramedische zorg.
In de toekomst zal de groep gehandicapten met name te maken krijgen met de kern-AWBZ en de
Zorgverzekeringswet.
3.3 Ouderen met Verpleging en Verzorging
Personen met een V&V-ZZP worden omschreven als ‘ouderen met verpleging en verzorging’. Hierbij
zit de cliënt in een intramurale instelling. De zorg die hij of zij ontvangt hangt af van de zwaarte van
het ZZP.
Binnen de V&V-ZZP’s zijn twee verschillende groepen te onderscheiden: ouderen van 65 jaar tot 75
jaar en 75 jaar en ouder. In totaal zijn er 239.000 ouderen met een V&V-ZZP in Nederland in 2012, dit
is 1,4% van de totale bevolking. Deze groep ouderen (13,8% is in de leeftijd 65-75 jaar en het meren-
deel is boven de 75 jaar) is in beeld gebracht in figuur 13. In het noorden, Limburg en Zeeland zijn de
ouderen met intramurale verpleging en verzorging het sterkst vertegenwoordigd.
0,4% - 0,5%
0,5% - 0,7%
0,7% - 0,8%
0,8% - 0,9%
0,9% - 1,1%
Percentage gehandicapten in 2012 per regio (bron: Vektis) Figuur 12
28
In tabel 5 staat het aantal personen, de gemiddelde leeftijd en het gemiddelde bedrag per ZZP.
Mensen met een minder zwaar zorgzwaartepakket zijn over het algemeen ouder dan mensen met een
zwaarder zorgzwaartepakket. De gemiddelde kosten variëren sterk per zorgzwaartepakket; de kos-
ten van ZZP 5 en ZZP 7 zijn relatief hoog; in deze ZZP’s zitten voornamelijk mensen met dementie. Ook
de kosten van mensen met een ZZP 8 zijn vrij hoog; hierin zitten mensen die ernstig lichamelijk ziek
zijn en die daardoor heel speciale zorg nodig hebben. Dit kan gaan om een specifieke ziekte in een
vergevorderde fase zoals ALS of Huntington.
De kosten per persoon in de AWBZ bedragen voor deze groep circa € 37.000,- per jaar. De gemiddelde
Zorgverzekeringswetkosten per persoon uit deze groep is met ongeveer € 7.000,- per persoon
3,5 keer hoger dan de kosten van een gemiddelde Nederlander.
Zowel de groep 65-75 jaar als 75+ maakt meer dan gemiddeld gebruik van Zorgverzekeringswetzorg.
Dit geldt voor alle sectoren, maar vooral voor paramedische zorg en ggz. Daarnaast maakt de oudste
groep ook meer gebruik van hulpmiddelen.
0,68% - 1,06%
1,06% - 1,16%
1,17% - 1,24%
1,25% - 1,33%
1,37% - 1,87%
Percentage personen met een V&V-ZZP ouder dan 75 jaar in 2012 per regio (bron: Vektis) Figuur 13
Aantal personen, gemiddelde leeftijd en gemiddeld bedrag per V&V-ZZP in 2012 (bron: Vektis) Tabel 5
ZZP Aantal personen
Gemiddelde leeftijd
Gemiddeld bedrag
V&V 1 6.200 86,3 € 16.500
V&V 2 23.000 85,5 € 19.100
V&V 3 39.700 84,4 € 17.700
V&V 4 39.600 84,4 € 25.200
V&V 5 69.800 84,1 € 41.700
V&V 6 38.200 84,0 € 32.600
V&V 7 16.700 81,5 € 47.500
V&V 8 4.500 81,4 € 44.000
V&V 9a 43.800 79,7 € 12.200
V&V 9b 6.100 82,0 € 26.200
V&V 10 4.700 80,2 € 10.100
29
3.4 GGZ-patiënten
Alle ggz die gericht is op genezing valt onder de Zorgverzekeringswet (de basisverzekering). Er is één
uitzondering: verblijf in een ggz-instelling valt alleen het eerste jaar onder de Zorgverzekeringswet.
Is een langer verblijf nodig, dan valt dit onder de AWBZ. In deze paragraaf wordt uitgegaan van per-
sonen die in de AWBZ een ggz-ZZP hebben. In totaal zijn dit bijna 35.000 personen in 2012. In figuur
14 staat het percentage personen met een ggz-ZZP per regio.
Een derde van de personen met een ggz-ZZP heeft een behandeling-ZZP en de overige twee derde een
begeleid wonen ZZP.
De kosten in de Zorgverzekeringswet voor de personen met een behandeling-ZZP zijn relatief hoog
vergeleken met de begeleid wonen-ZZP’s en ook met de gemiddelde Zorgverzekeringswetkosten in
Nederland (bijna negen keer zo hoog)6. De AWBZ-kosten voor deze twee groepen zijn uiteraard ook
hoger dan gemiddeld.
3.5 Chronisch zieken met multimorbiditeit
Wanneer we spreken over chronisch zieken met multimorbiditeit, dan hebben we het over personen
met twee of meer chronische ziekten in een jaar. Hierbij wordt dezelfde indeling voor chronische
ziekten genomen als in hoofdstuk 2 (namelijk de indeling naar chronische groepen). In totaal zijn er
462.000 personen in Nederland die in deze groep vallen, dit is circa 2,7% van de totale bevolking in
Nederland. Ongeveer 15 tot 20% van de chronisch zieken heeft te maken met multimorbiditeit. Er zijn
6 Bij het bepalen van de groep ggz-patiënten is gebruikgemaakt van data uit het jaar 2012. Hierbij is vervolgens
naar de Zorgverzekeringswetkosten in 2011 gekeken. Dit kan mogelijk zorgen voor een vertekening aangezien
ggz-patiënten voordat ze in de AWBZ komen eerst een jaar ggz-zorg uit de Zorgverzekeringswet gebruiken.
0,08% - 0,13%
0,13% - 0,17%
0,17% - 0,20%
0,20% - 0,26%
0,26% - 0,36%
Percentage personen met ggz-ZZP in 2012 per regio (bron: Vektis) Figuur 14
Aantal personen, gemiddelde leeftijd en kosten Zorgverzekeringswet en AWBZ voor personen
met een ggz-ZZP in 2012 (bron: Vektis) Tabel 6
Aantal personen
Gemiddelde leeftijd
Kosten Zorgverzeke-
ringswet
Kosten AWBZ
Behandeling ggz-ZZP (B) 12.000 50,0 € 19.900 € 66.600
Begeleid wonen ggz-ZZP (C) 24.000 44,4 € 14.300 € 44.200
Totale groep 35.000 46,5 € 15.800 € 47.700
30
twee combinaties die het meeste voorkomen: 80.000 personen hebben een hart- en vaataandoening
in combinatie met diabetes en 72.000 personen hebben naast hun hart- en vaataandoening ook een
longaandoening.
Zoals uit figuur 15 blijkt zijn er in de regio’s Drenthe, Achterhoek, Zeeland, Rijnmond, West Brabant
en Limburg relatief veel mensen met meerdere chronische aandoeningen.
De gemiddelde leeftijd van mensen met meer dan één chronische aandoening is bijna 64 jaar.
Gemiddeld maakt iemand met meer dan een chronische aandoening circa € 9.500,- aan Zorg-
verzekeringswetkosten en ruim € 6.000,- aan AWBZ-kosten. Mensen uit deze groep komen onder
andere vaker in het ziekenhuis, bij de huisarts, gaan vaker naar de fysiotherapeut en slikken meer
geneesmiddelen.
3.6 Personen met extramurale AWBZ-zorg
In totaal zijn er in 2012 ruim 450.000 personen met extramurale AWBZ-zorg in Nederland. Deze groep
heeft in 2012 thuiszorg (persoonlijke verzorging, verpleging), begeleiding, behandeling of tijdelijk
verblijf gehad. Dit zijn dus mensen met relatieve lichte AWBZ-zorg. In figuur 16 staat het percentage
personen per regio met extramurale AWBZ-zorg in 2012. Deze mensen zitten voornamelijk in het
noorden, oosten, Limburg en Zeeland.
2,1% - 2,5%
2,5% - 2,6%
2,7% - 2,8%
2,8% - 3,0%
3,0% - 3,5%
Percentage personen met meer dan een chronische aandoening per regio in 2011 (bron: Vektis) Figuur 15
Mevrouw B. (76 jaar) heeft de nodige problemen met haar bewegingsapparaat, heeft
reumatische klachten, hartfalen en maakte eerder een herseninfarct door. Ze is hierdoor
flink beperkt. Samen met haar man woont zij op een boerderij, zij hebben geen kinderen.
Ik maak mij wel zorgen over de toekomst. Graag blijf ik met mijn man op de
boerderij wonen, waar wij ons hele leven hebben gewoond. Het vertrouwde zorgteam is
voor mij heel belangrijk, zij kennen onze geschiedenis. Het is een klein team, de
zorgverleners hebben stuk voor stuk het beste met ons voor en zij hebben nauw contact
met de huisarts. Hoe gaat dat straks? Ik vind het belangrijk dat de gemeente zich in
onze situatie inleeft en daarbij niet alleen kijkt naar de kosten.
31
De gemiddelde leeftijd van de groep met extramurale zorg is 65 jaar. Ook deze groep maakt meer dan
gemiddeld gebruik van Zorgverzekeringswetzorg. Voornamelijk farmacie, ziekenhuiszorg en parame-
dische zorg wordt meer gebruikt door deze groep.
Een deel van deze groep wordt het komende jaar waarschijnlijk overgeheveld naar de Wmo. De
gemeenten worden dan verantwoordelijk voor de zorg van deze patiënten.
3.7 Samenvattend
In dit hoofdstuk hebben we van enkele groepen verzekerden bepaald wat het zorggebruik is in de
Zorgverzekeringswet en AWBZ. Uit de cijfers die in dit hoofdstuk zijn gepubliceerd blijkt dat de men-
sen die AWBZ-zorg gebruiken meer dan gemiddeld gebruikmaken van zorg uit de Zorgverzekeringswet,
namelijk circa vier keer zo veel. Het zijn vaak dezelfde mensen met wie het zorgkantoor, de zorgver-
zekeraar en straks ook de gemeenten te maken hebben.
1,5% - 2,3%
2,3% - 2,5%
2,5% - 2,8%
2,8% - 3,1%
3,1% - 3,8%
Percentage personen met extramurale zorg in 2012 per regio (bron: Vektis) Figuur 16
32
4Informatievoorziening: Nu en in de toekomst
4.1 Het belang van informatievoorziening
Zorgaanbieders, zorgverzekeraars, patiënten, verzekerden, overheden en toezichthouders zijn met
elkaar verantwoordelijk voor de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg in Nederland.
Door samenwerking en onderhandeling geeft iedere partij in de zorgmarkt invulling aan de eigen rol
en belangen en draagt iedere partij bij aan de gezamenlijke doelstelling. De zorgmarkt is voortdu-
rend in beweging en alle partijen moeten zich in beleidsbepaling en uitvoering continu aanpassen.
Betrouwbare en tijdige informatie is daarbij essentieel. Dit geldt voor zorgverzekeraars, maar ook
voor zorgaanbieders, overheden, toezichthouders en uiteraard ook voor patiëntenorganisaties. De
juiste informatie op het juiste moment verbetert de besluitvorming en vereenvoudigt de uitvoering
van beleid.
In deze uitgave van de Zorgthermometer hebben we ons gericht op regio’s binnen Nederland en ver-
schillen in zorggebruik. Dit hebben we gedaan omdat het zorg- en ondersteuningslandschap vanaf
2015 opnieuw wordt ingericht. Als de kabinetsplannen doorgang vinden gaat een deel van de zorg
dat nu nog behoort tot de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet, Wmo en Jeugdwet. Daarnaast gaat de
ggz voor jongeren van de Zorgverzekeringswet naar de Jeugdwet. Deze nieuwe indeling moet leiden
tot het leveren van de juiste zorg aan diegenen die het nodig hebben en het beheersbaar houden van
de kosten.
De veranderende inrichting van de zorg in Nederland zorgt ook voor nieuwe uitdagingen als het gaat
om de informatievoorziening. Zoals uit deze Zorgthermometer blijkt is het op dit moment mogelijk
om de zorg die geleverd wordt in de Zorgverzekeringswet, te relateren aan de zorg die wordt gele-
verd in de AWBZ. In deze Zorgthermometer is dit op hoog niveau gedaan voor de centrumgemeente-
regio’s in Nederland. De mogelijkheden gaan nog veel verder dan de voorbeelden die we nu hebben
gegeven.
Onderzoeken van Vektis hebben laten zien dat het belangrijk is om over de grenzen van de verschil-
lende wetten heen te kunnen kijken. Om te kunnen vaststellen of beleid effectief is, is monitoring
over grenzen van de verschillende wetten noodzakelijk. De behandeling van mensen in de
Zorgverzekeringswet is namelijk mede bepalend voor het zorggebruik in de AWBZ en andersom. Het
onderstaande voorbeeld geeft aan welk inzicht gegenereerd kan worden wanneer we het zorgge-
bruik uit verschillende systemen aan elkaar relateren.
In figuur 17 staat per tweecijferige postcoderegio op de verticale as het percentage CVA-patiënten
dat 90 dagen na de CVA thuis woont en op de horizontale as de gemiddelde totale kosten in de
Zorgverzekeringswet en de AWBZ in 365 dagen na de CVA. Er lijkt een vrij sterke relatie te zijn tussen
de zorgkosten in de regio en het percentage mensen met een CVA dat 90 dagen thuis woont. Hoe
meer mensen na een CVA thuis wonen, hoe lager de gemiddelde zorgkosten in die regio. Dit inzicht
geeft een handvat voor beleidsmatige conclusies, omdat iets gezegd kan worden over de waarde van
zorg die wordt geleverd.
33
4.2 Versnippering
Een deel van de zorg die nu nog valt onder de Zorgverzekeringswet en AWBZ gaat naar de Wmo en
Jeugdwet. Door de decentralisatie van taken naar gemeenten komt de informatie over de zorg en
ondersteuning bij meer partijen te liggen. Daarnaast kan deze transitie ook gevolgen hebben voor de
gegevens die worden vastgelegd en hoe ze worden vastgelegd. In de Zorgverzekeringswet en AWBZ
wordt de zorg op cliëntniveau gedeclareerd met behulp van eenduidige standaarden. Hierdoor is er
bij de zorgverzekeraars en Vektis op cliëntniveau bekend welke zorg is geleverd in de
Zorgverzekeringswet en AWBZ. Voor de zorg die overgaat naar de Wmo en Jeugdwet is op dit
moment nog niet duidelijk welke gegevens na de decentralisatie vastgelegd gaan worden.
Vanuit het perspectief van informatievoorziening is dit een risico. Is het in de toekomst nog mogelijk
om de relatie te leggen tussen het zorggebruik in de Zorgverzekeringswet, AWBZ en Wmo? Wanneer
dat niet meer kan, is het dan nog mogelijk om vast te stellen hoe effectief de zorg en ondersteuning
zijn over de grenzen van systemen?
Perc
enta
ge
thu
isw
on
end
(m
et+
zon
der
th
uis
zorg
) 90
dag
en n
a C
VA
per
jaa
r
Gemiddelde totale kosten (DBC+AWBZ) per jaar per CVA-patient binnen 365 dagen
€ 15.000 € 20.000 € 25.000 € 30.000 € 35.000 € 40.000
40%
45%
50%
55%
60%
65%
70%
75%
80%
85%
Percentage CVA-patiënten thuiswonend versus totale kosten per regio (bron: Vektis)Figuur 17
Mevrouw E. (83 jaar) heeft een lange ziektegeschiedenis met nierinsufficiëntie en veel
problemen aan haar bewegingsapparaat. Zij woont alleen in een groot huis en heeft vijf
kinderen.
Ik wil graag in mijn eigen huis blijven wonen. Ik ben me ervan bewust dat
dat kan betekenen dat ik straks mogelijk meer zelf moet bijdragen en voor
huishoudelijke hulp moet zorgen, maar daar maak ik mij geen zorgen over. Mijn
kinderen helpen me veel. Ik vind een vast team van medewerkers belangrijk. Ik heb al
jarenlang ondersteuning van hetzelfde team en ben hier zeer tevreden over.
Doordat ‘mijn’ zorgverleners goed op de hoogte zijn van wat mijn mogelijkheden zijn,
heb ik nu minder zorg nodig. Ook deskundigheid van de zorgverleners heeft
voor mij veel waarde. Sinds het wijkgerichte werken merk ik meer deskundigheid,
het team is alert en heeft door snel reageren al een paar keer een
ziekenhuisopname voorkomen. Hoe gaat dat straks? Blijft die deskundigheid
nog wel gewaarborgd?
34
Een andere reden waarvoor monitoring over de grenzen van de stelsels heen belangrijk is, is om te
kunnen volgen in hoeverre er sprake is van substitutie dan wel afwenteling vanuit de Wmo naar
AWBZ en Zorgverzekeringswet en omgekeerd. Maar ook in hoeverre er sprake is van effectieve zorg
en de kwaliteit van zorg. De kwaliteitsprojecten die door Vektis en KPMG Plexus in opdracht van
Zorgverzekeraars Nederland zijn uitgevoerd in 2012 hebben aangetoond dat er belangrijke relaties
zijn tussen zorg in het ene domein voor het zorggebruik in het andere domein. Voor een zuivere
beoordeling van de waarde van zorg en ondersteuning is het dus noodzakelijk om over de grenzen
van wetten heen het zorg- en ondersteuningsgebruik en de zorg- en ondersteuningskosten in beeld
te kunnen brengen. Het voorbeeld over de zorg voor patiënten met een CVA illustreert het belang van
het kunnen kijken over grenzen van wetten heen.
4.3 Samenwerking CAK, CIZ, Vektis en de zorgverzekeraars
Het CAK, CIZ, Vektis en de zorgverzekeraars hebben elkaar opgezocht met als doel de informatievoor-
ziening zodanig te organiseren dat inzicht over de ontwikkeling van de zorgconsumptie over de
grenzen van de Zorgverzekeringswet, AWBZ en Wmo mogelijk wordt. Met behulp van de data die
beschikbaar zijn bij het CAK, CIZ en Vektis kan een goed beeld gegeven worden van het zorggebruik
in de Zorgverzekeringswet, AWBZ en Wmo. Het CAK beschikt over zorggegevens die gebruikt worden
bij de bepaling van de eigen bijdrage AWBZ en Wmo. Die gegevens zeggen iets over de geleverde
zorg. Het CIZ heeft informatie over de zorgvraag en de geïndiceerde AWBZ-zorg en Vektis heeft de
gegevens over de betaalde zorg in de Zorgverzekeringswet en AWBZ. Door deze bronnen te koppelen
kan een vrij volledig beeld geschetst worden van het zorggebruik van mensen in de Zorgverzekeringswet,
AWBZ en Wmo enerzijds en van verschillen tussen de zorgvraag en geïndiceerde zorg, geleverde zorg
en gedeclareerde zorg in de AWBZ anderzijds.
Uiteraard wordt bij deze samenwerking rekening gehouden met alle eisen die de Wet bescherming
persoonsgegevens stelt aan de uitwisseling van gegevens. Dat betekent onder andere dat nooit
gewerkt wordt met tot personen herleidbare gegevens.
4.4 Toekomst
Om de huidige informatievoorziening in stand te kunnen houden of zelfs nog te kunnen verbeteren,
is het van belang dat ook de informatievoorziening van de ondersteuning die in de Wmo wordt
geleverd, wordt georganiseerd. Belangrijke aanbevelingen daarbij zijn:
- De gegevensstromen tussen gemeenten en zorgaanbieders moeten gestandaardiseerd worden.
Door het standaardiseren van gegevens wordt de informatie eenduidig en vergelijkbaar. Dit bete-
kent niet dat de zorg en ondersteuning overal gelijk moet zijn, maar wel dat de informatie die over
geleverde zorg en ondersteuning wordt vastgelegd op een eenduidige manier wordt vastgelegd.
Dit hoeft dus geen afbreuk te doen aan de beleidsvrijheid van gemeenten.
- Leg gegevens vast op cliëntniveau, bijvoorbeeld door de gemaakte kosten van zorg en ondersteu-
ning op het individueel niveau vast te leggen. Door gegevens op dit niveau vast te leggen wordt
het mogelijk om het zorggebruik van personen te volgen over systemen heen. Hierdoor is het ook
mogelijk om verschillende groepen personen te maken (bijvoorbeeld naar aandoening) en in te
zoomen op het specifieke zorggebruik van die groepen.
- Gemeenten kunnen gebruikmaken van de infrastructuur en kennis die er al is op het gebied van het
vastleggen van informatie in de zorg. In de Zorgverzekeringswet en AWBZ is de infrastructuur voor
de verzameling van informatie reeds aanwezig. Deze infrastructuur werkt en heeft haar meerwaar-
de al bewezen. Het is dus niet nodig alles opnieuw te ontwikkelen.
35
In gesprek met: Sandra van Dalen en Lisette Engelsman
Er komt extra budget voor de wijkverpleegkundige zorg en voor de sociale wijkteams,
oplopend tot 250 miljoen in 2017. Per 1 januari 2015 komt er een aanspraak thuisverple-
ging in de Zorgverzekeringswet. Verzorging die niet gekoppeld is aan verpleegkundige
zorg gaat naar de Wmo. Daarmee wordt de wijkverpleegkundige functie weer breed
geïntroduceerd in de Zorgverzekeringswet. De wijkverpleegkundige is de schakel tussen
welzijn en zorg. Wijkverpleegkundige Sandra van Dalen geeft haar visie op de komende
veranderingen.
Sandra van Dalen
Welke kansen biedt dit voor de wijkverpleegkundige?
“De wijkverpleegkundige kan zich beter dan voorheen inzetten als generalist en
als spil in de zorg in de wijk. Dit komt door de schakelfunctie tussen welzijn en
zorg. Bij de intake kunnen alle facetten die van invloed zijn op de gezondheid
van de cliënten meegenomen worden. Het werk van de wijkverpleegkundige
wordt meer vraag- en cliëntgericht in plaats van taakgericht.
Ik verwacht dat het werk boeiender wordt. Momenteel doet de wijkverpleeg-
kundige naar verhouding veel enkelvoudig verzorgend werk. Het échte verpleegkundige werk gaat
regelmatig naar specialistische teams of gespecialiseerd verpleegkundigen. Dat heeft het vak uitge-
hold en gezorgd voor een imagoprobleem. Het is daardoor lastig geworden voldoende hbo’ers te
vinden voor dit mooie vak. Mijn verwachting is dat er weer meer complexe en zwaardere zorg in de
wijk komt.”
Zoals?
“Er komt meer ggz-zorg, zoals een groei in het aantal ouderen met dementie die langer thuis wonen,
palliatieve zorgen, multiproblematiek verbonden aan het welzijn van de wijkbewoners. De huisarts
kan deze integrale zorg in veel gevallen niet bieden. Als je je als verpleegkundig generalist kunt rich-
ten op de integrale zorg en zodoende het hele palet aan zorg in de wijk kunt bieden, wordt het vak
veel interessanter dan het nu is. Met de verwachte toename aan complexe en verpleegtechnische zorg
naar de thuissituatie zal dit vak ook meer verpleegkundigen trekken. Sommige ambitieuze verpleeg-
kundigen in de thuiszorg knappen af op het grote deel verzorging waaruit het vak nu bestaat en
de beperkingen qua tijd en ruimte. De randvoorwaarden om het wijkwerk in de volle breedte te kun-
nen uitvoeren zijn daarom enorm belangrijk. Geen minutenregistratie, vrije regelruimte, autonomie,
verbonden zijn aan een gezondheidscentrum of huisartsenpraktijk, zijn daar wat voorbeelden van,
evenals een hbo-eis. Die laatste staat terecht als absolute voorwaarde genoemd in het nieuwe exper-
tisegebied van de wijkverpleegkundige.”
Hoe zie je de samenwerking met de eerste lijn?
“Vanuit het project Zichtbare schakel7, waar ik nauw bij betrokken was, bleek dat de partners in de
eerste lijn elkaar niet altijd opzoeken. Nog te vaak wordt een casus binnen de eigen muren opgelost.
Daarvoor zijn sociale wijkteams een uitkomst. In mijn werkwijk hebben we een sociaal wijkteam waar-
in we casussen bespreken. Samen bepalen we wie de regie neemt. We geven elkaar ook feedback. Dat
is heel leerzaam, je scope wordt breder.”
7 http://www.zonmw.nl/nl/programmas/programma-detail/zichtbare-schakel-de-wijkverpleegkundige-voor-een-
gezonde-buurt/
36
Wat moet er gebeuren om te zorgen dat de wijkverpleegkundige ook echt meerwaarde kan
leveren?
“Allereerst heb ik voorlopig nog wel een hard hoofd in de ‘knip’ die gemaakt is tussen verzorging
en verpleging. De enkelvoudige verzorging is nooit zo eenduidig als het vaak wordt gepresenteerd.
Was het maar zo simpel. Achter een eenvoudige zorgvraag schuilt vaak een complex pakket aan pro-
blemen op het gebied van wonen, welzijn en zorg. Het is van belang dat een wijkverpleegkundige
ook deze cliënten – die dus enkelvoudige persoonlijke lichaamsgebonden zorg krijgen vanuit de Wmo
– af en toe kan bezoeken om de gehele gezondheidssituatie te kunnen beoordelen. Hiermee wordt
hospitalisatie in de thuissituatie voorkomen. De wijkverpleegkundige kan met een helikopterview de
cliënt screenen en de zorg hierop aanpassen. De wijkverpleegkundige focust op de eigen kracht van
de mensen, kan tijdig signaleren en door preventief werken erger voorkomen. Juist deze deskundig-
heid van de wijkverpleegkundige is cruciaal om de zorg betaalbaar te houden.”
Welk soort informatie kan jou helpen om je werk goed te kunnen doen? Denk hierbij aan: inzicht
in het zorggebruik (Zorgverzekeringswet en AWBZ) van de populatie in jouw wijk,
kenmerken van de patiënten in de wijk.
“Informatie die voor mijn werk van belang is, is inzicht in het zorggebruik, inzicht in de populatie wat
betreft prevalentie chronische ziekten, leeftijdsspreiding, bij welke huisartsen zijn de wijkbewoners
aangesloten? Waar doen de wijkbewoners ‘zaken mee’ als het gaat om gezondheid? Wat zijn de voor-
naamste sociale problemen? Welke spelers zijn er in de wijk op het gebied van wonen, welzijn en
zorg.”
Lisette Engelsman
Welke kansen biedt dit voor de wijkverpleegkundige?
“Met het extra budget voor wijkverpleegkundige, sociale wijkteams en thuisver-
pleging binnen de Zorgverzekeringswet wordt de wijkverpleegkundige weer
in zijn kracht gezet. Wat mij opvalt is dat sommige huisartsen en gemeenten
beperkt beseffen hoe belangrijk de rol van de wijkverpleegkundige is. Het is
belangrijk om deze in een sociaal wijkteam te hebben. De wijkverpleegkundige
is makkelijk toegankelijk voor cliënten en kan weer fungeren als de spil in zorg-
situaties.”
Waar blijkt dat uit?
“De wijkverpleegkundige is de schakel tussen welzijn en zorg, heeft ervaring bij verschillende cliënt-
situaties, kan met verschillende doelgroepen omgaan, en kent de sociale kaart. Het is efficiënt om in
een wijk de cliëntpopulatie langer in beeld te hebben. Dit vergroot de zelfredzaamheid, door te
focussen op wat iemand nog wel kan. De wijkverpleegkundige kijkt ook naar het sociale netwerk en
kan gemakkelijker ‘meebewegen’ met de cliënt. Zo leer je cliënten omgaan met de ziekte of beper-
king. Bij dreigende problematiek of verergering van een situatie kan de wijkverpleegkundige tijdig
doorverwijzen. Een sociaal wijkteam maakt dit makkelijker omdat er korte lijnen zijn met verschil-
lende disciplines en instellingen.”
Wat kun je extra betekenen voor cliënten?
“De wijkverpleegkundige heeft het overzicht. Als er een knip in de persoonlijke verzorging en verple-
ging komt, ziet de cliënt veel verschillende zorgverleners die ieder hun bijdrage leveren: helpen met
douchen, de wond verzorgen, ondersteuning bieden bij het in stand houden van de loopfunctie en
adviseren over aanpassingen in huis. Vervolgens spelen de huisarts, de specialist en bijvoorbeeld de
hartfalenverpleegkundige ook nog een rol. Soms zijn er dan ook nog financiële problemen, is er
behoefte aan daginvulling, enzovoort. Vaak zijn dit kwetsbare cliënten, bijvoorbeeld met geheugen-
problematiek. In zo’n situatie is er iemand nodig die het overzichtelijk houdt voor de cliënt en zorg
37
levert op een kwalitatief hoog niveau. De wijkverpleegkundige kan zorgen voor duidelijke afspraken
tussen de cliënt en de verschillende hulpverleners. Belangrijk is om de cliënt te betrekken en de zorg-
verlening een aanvulling te laten zijn op wat de cliënt zelf nog kan. De wijkverpleegkundige speelt
ook een rol bij preventie. Het is efficiënt om direct zorg in te zetten als de wijkverpleegkundige iets
signaleert in een bepaalde situatie. Je kunt dan in een vroeg stadium inspelen op verandering en
iemand in zijn vertrouwende omgeving helpen. Met uiteindelijk als doel de gezondheid te bevorde-
ren en/of gezondheidsproblemen te voorkomen.”
Hoe zie je de samenwerking met de eerste lijn?
“In sociale wijkteams is er meer ruimte voor samenwerking en elkaar aanvullen. Belangrijk is heldere
communicatie om te weten wat je van elkaar verwacht en wat je van elkaar nodig hebt. Huisartsen
moeten op de hoogte zijn van de functie en taken van een wijkverpleegkundige. De ene huisarts
werkt nu meer samen met wijkverpleegkundigen dan de andere.”
Wat moet er gebeuren om te zorgen dat de wijkverpleegkundige ook echt meerwaarde kan
leveren?
“Het beeld van de wijkverpleegkundige is nu vrij algemeen. Als we meer binnen de sociale wijkteams
gaan werken en een meerwaarde willen leveren tussen welzijn en zorg, is het belangrijk om nauw
samen te werken met de gemeente, ziekenhuizen en huisartsen.”
Welk soort informatie kan jou helpen om je werk goed te kunnen doen? Denk hierbij aan: inzicht
in het zorggebruik (Zorgverzekeringswet en AWBZ) van de populatie in jouw wijk,
kenmerken van de patiënten in de wijk.
“Ik heb behoefte aan inzicht in wat ik bij een cliënt aan zorg lever en een eenvoudig overzicht van
zorggebruik en indicatie om te kunnen volgen of de zorg nog rechtmatig is op basis van gemaakte
afspraken met de cliënt en de indicatie. Het is prettig om van je expertise gebruik te kunnen maken
en direct de juiste zorg in te zetten.
Belangrijk is om zo min mogelijk tijd kwijt te zijn aan een aanvraag. Graag zet ik zorg in op basis van
mijn expertise zonder eerst bij verschillende instanties een aanvraag te hoeven doen en afhankelijk te
zijn van afgifte en tijd te moeten investeren in het invullen van lijsten.
Verder heb ik behoefte aan een digitaal systeem waarin ik een overzicht heb van mijn bestaande
cliënten en waar alle betrokken disciplines inzage in het zorgplan van een cliënt hebben en hierin
kunnen rapporteren.”
38
Colofon
Inhoud
In deze publicatie staan telkens cijfers uit de zorg rondom een thema of een bepaald jaar centraal.
Alles uit de uitgave mag met bronvermelding worden gekopieerd. De inhoud van deze publicatie is
met de grootste zorgvuldigheid samengesteld. Wanneer er desondanks toch onjuistheden in voorko-
men, aanvaardt Vektis daarvoor geen enkele aansprakelijkheid. Ook aanvaarden wij geen aansprake-
lijkheid voor enige directe of indirecte schade die zou kunnen ontstaan door het gebruik van de
hierin aangeboden informatie.
Auteurs
drs. T. (Tijs) van Gorp
L.M.A. (Lisette) Gusdorf, MSc.
drs. C.A.A. (Kees) Huijsmans
F. (Frank) van Wijck
Redactie
J. (Jannie) Aartse
drs. H.C. (Herman) Bennema
C. (Caroline) Burger, B-tekst
drs. M. (Marieke) Smit
M.H. (Marion) Verhoef-Groenveld
Dank
Wij bedanken graag de volgende personen voor hun bijdrage aan de totstandkoming van deze uitgave:
drs. M.A.H.M. (Martien Bouwmans), (Zorgverzekeraars Nederland)
drs. W.M. (Marten) Brittijn (programmamanager Zorg, Menzis)
S. (Sandra) van Dalen (wijkverpleegkundige)
H.J. (Harry) Dijkstra (wethouder gemeente Aa en Hunze)
L. (Lisette) Engelsman (wijkverpleegkundige Sensire)
R.J.B. (René) Groot Koerkamp, MSc. (Zorgverzekeraars Nederland)
E.F. (Elske) Hijlkema (Zorgverzekeraars Nederland)
drs. M.W.J. (Mirjam) Maasdam (Zorgverzekeraars Nederland)
P.P.A.B. (Paul) Merkx, MSc.
W.E. (Ed) Wallinga, (wethouder Wijkontwikkeling, Sport, Zorg & Welzijn gemeente Enschede)
Grafisch ontwerp
Ontwerpbureau De Branding
Drukwerk
Lulof Druktechniek
Meer informatie
Wilt u meer exemplaren van deze publicatie ontvangen, neem dan contact op via telefoon:
030-69 88 323 of e-mail: [email protected]. Deze publicatie is ook online te raadplegen op www.vektis.nl.
Voor inhoudelijke vragen over deze publicatie kunt u e-mailen naar Lisette Gusdorf, onderzoeker
Informatie en Onderzoek, e-mail: [email protected].
39
Bezoekadres
Sparrenheuvel 18
3708 JE Zeist
Postadres
Postbus 703
3700 AS Zeist
T: 030-69 88 323
F: 030-69 88 216