zorg en begeleiding

104
Model Onderwijszorgprofiel 1

Transcript of zorg en begeleiding

Model Onderwijszorgprofiel

Passend Onderwijs

SWV 209 Eemsmond

1

InhoudsopgaveHoofdstuk 1: de School ..........................................................................................................................4

1.1 Inleiding..............................................................................................................................5 1.2 Uitgangspunten voor Passend Onderwijs.............................................................................61.3 Reflectie op zorgbeleid in de afgelopen periode..................................................................61.4 De School – actuele gegevens............................................................................................111.5 Het toelatingsbeleid van onze school.................................................................................11

1.6 Schoolspecifieke aanvulling: de mogelijkheden van onze ondersteuningsverbreding 12

1.7 Wanneer is voor ons de grens bereikt 13

Hoofdstuk 2: Visie op zorg en begeleiding 132

Hoofdstuk 3: De zorgstructuur...........................................................................................................173.1 Zorgniveau 1: de Basiszorg in onze school........................................................................17

3.1.1 Organisatie van de zorg in de groepen..........................................................................173.1.2 Taak van de groepsleerkracht bij zorg en begeleiding...................................................183.1.3 Deskundigheidsbevordering van de leerkracht bij zorg en begeleiding........................18 3.1.4 Taakomschrijving Intern Begeleider...............................................................................183.1.5 Deskundigheidsbevordering Intern Begeleider..............................................................193.1.6 Het Leerlingvolgsysteem en de toetskalender...............................................................20

3.1.7 Deskundigheidsbevordering Intern Begeleider

3.1.8. Zelfevaluatie van de toetsresultaten

3.1.9 Preventief en licht curratieve voorzieningen in de school.

3.1.10 Protocol leesproblemen en dyslexie...............................................................................213.1.11 Organisatie van het zorgoverleg op school.....................................................................213.1.12 Handelingsgericht werken en plannen van de zorg........................................................243.1.13 De procedure bij doorstroom en uitstroom......................................................................253.1.14 Het profiel van de basiszorg op onze school...................................................................25

3.2 Zorgniveau 2: de Breedtezorg – externe zorglijn...............................................................253.2.1 Consultatie in de leerlingbegeleiding.............................................................................253.2.2 Diagnostiek en aanvullend onderzoek en observatie.....................................................253.2.3 Werken met Individueel handelingsplan........................................................................253.2.4 Werken met een ontwikkelperspectief...........................................................................263.2.5 Aanmelding voor ambulante begeleiding van het regionaal expertise centrum............263.2.6 Aanmelding bij zorg adviesteam bovenschools..............................................................273.2.7 Aanmelding bij instelling voor jeugdzorg.......................................................................27

3.2.8 Voorbereiding verwijzing het onderwijskundig rapport3.2.9 Voorbereiding terugplaatsing vanuit speciale basisschool................................................283.2.11 Het profiel van de breedtezorg in school........................................................................28

3.3 Zorgniveau 3: Dieptezorg- grenzen in de zorg op school...................................................313.3.1 Aanvragen toelaatbaarheidsverklaring3.3.2 Verwijzing naar het speciaal onderwijs..........................................................................32

2

3.3.3 De Dieptezorg: grenzen van de zorg in de school...........................................................32

Hoofdstuk 4: Borging kwaliteit zorg en begeleiding..........................................................................354.1 Instrument voor kwaliteitszorg – zorg en begeleiding........................................................334.2 Archivering leerlingengegevens en dossiervormingHoofdstuk 5: Samenwerking met anderen in de zorg.........................................................................................................................385.1 Samenwerking met ketenpartners in de zorg....................................................................385.2 Samenwerking met onderwijspartners...................................................................................

Hoofdstuk 6: Ouders en zorgplicht....................................................................................................406.1 Contact met ouders............................................................................................................446.2 Zorgplicht Passend Onderwijs............................................................................................45

1.1 InleidingIn dit Schoolondersteuningsprofiel geeft de school aan hoe de organisatie van de zorg en begeleiding op de school eruit ziet en welk aanbod van onderwijs, zorg en ondersteuning aan alle leerlingen bij ons op school geboden kan worden.

Zoals in het referentiekader voor de zorgplicht Passend Onderwijs staat is de school verplicht een Onderwijszorgprofiel op te stellen dat deel uitmaakt van een dekkend regionaal onderwijszorgaanbod. Het referentiekader bevat een aantal uitspraken en uitgangspunten die kaderstellend zijn voor besturen.

In de diverse notities en discussie over Passend Onderwijs worden de begrippen basiszorg, breedtezorg en dieptezorg naast elkaar gehanteerd.

Scholen zouden daarbij minimaal moeten voldoen aan een landelijke vastgesteld niveau van basiszorg. Naast basiszorg worden in het referentiekader aspecten van meer intensieve of specialistische zorg voor specifieke doelgroepen genoemd.

Basiszorg beperkt zich tot scholen voor basisonderwijs. Basiszorg wordt vastgesteld door de samenwerkende zorgplichtige schoolbesturen.

3

Hoofdstuk 1: de School

Het begrip basiszorg is direct gerelateerd aan het begrip basiskwaliteit waarop het onderwijstoezicht van de inspectie is geënt.

4

Ons schoolondersteuningsprofiel voldoet aan de overeengekomen landelijkendefinitie van basisondersteuning en tevens wordt aangegeven welke externe partners betrokken worden bij de ondersteuning in en om de school. Onze school maakt deel uit van het provinciaal samenwerkingsverband passend onderwijs(swv20.01) In dit regionaal samenwerkingsverband is een dekkend aanbod onderwijsondersteuning aanwezig.

1.2 Uitgangspunten voor Passend OnderwijsVoor een adequate uitvoering van de zorg en begeleiding van alle leerlingen hanteren wij de volgende uitgangspunten:

Systematisch volgen van vorderingen van onze leerlingen met behulp van:o Methodeonafhankelijke toetsen Leerlingvolgsysteemo Methodeonafhankelijke eindtoetsing o Methodegebonden toetsen

Systematisch analyse van leerling-resultaten en de voortgang in de ontwikkeling; Extra zorg voor leerlingen die dat nodig hebben op basis van signalering, diagnose,

handelingsplanning, evaluatie; Betrokkenheid van ouders bij de planmatige uitvoering van de zorg; Adequate procedures voor instroom, doorstroom en uitstroom van leerlingen; Toepassing van afgesproken procedures en protocollen; Centrale opslag van leerlingengegevens in leerling-dossier; Gestructureerde en planmatige zorg en begeleiding voor leerlingen met specifieke

onderwijsbehoeften zo nodig in een eigen leerlijn;

In de organisatie van de zorgstructuur van onze school gaan we uit van de drie zorgniveaus: Basiszorg- Breedtezorg- Dieptezorg.

Zorgniveau 1 de Basiszorg: Het onderwijs en zorgvoorzieningen van de school zelf.De basiszorg is het aanbod van onderwijszorg en zorgvoorzieningen die de school zelf in en om de groepen leerlingen binnen de eigen schoolorganisatie kan bieden aan alle leerlingen. De kern van basiszorg wordt uitgevoerd in de groep. Onder de basiszorg vallen ook maatregelen voor alle leerlingen zoals werken in differentiatiegroepen, remedial hulp, (logopedisten, vertrouwenspersonen ).

Onze Basiszorg heeft een permanent karakter en is bestemd voor alle leerlingen.

Zorgniveau 2 de Breedtezorg: Het onderwijs en zorg met behulp van externe voorziening.Dit is het aanbod van onderwijszorg en zorgvoorzieningen om de school heen. De school blijft zelf de verantwoordelijkheid dragen voor het onderwijs aan de leerlingen, maar schakelt daarbij de hulp in van externe deskundigen. Binnen de breedtezorg blijft de leerling ingeschreven op de school. Om de school heen is een vangnet van hulpbronnen: ambulante begeleiders, schoolmaatschappelijk werk, jeugdgezondheidszorg, jeugdzorg, tijdelijke opvangplekken.

De Breedtezorg heeft een tijdelijk en/of aanvullend karakter en is bestemd voor leerlingen met enkele beperkt aanvullende onderwijszorgbehoeften.

Zorgniveau 3 de Dieptezorg: Dit is het aanbod aan onderwijszorg in gespecialiseerde voorzieningen zoals die in het samenwerkingsverband in de regio aanwezig is. Zoals het speciaal basisonderwijs en het speciaal onderwijs. De school draagt de verantwoordelijkheid voor de leerling over aan deze voorziening. Welke grens is er aan de zorg op school. Wanneer een verwijzing overwogen wordt en hoe deze verloopt wordt hier beschreven.

Dieptezorg kan zowel permanent als tijdelijk van aard zijn en is bestemd voor leerlingen met complexe speciale onderwijszorgbehoeften.

5

Wij nemen als school onze gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de leerlingen. Dit betekent dat wij elkaar informeren en helpen. Daarbij leren we van elkaar en vergroten op deze manier onze deskundigheid. Wij evalueren onze eigen rol om ervan te leren.

Binnen de groepen staat het handelen van de leerkracht centraal. “Wat heb ik nodig om dit kind te kunnen helpen?” is onze basisvraag. Externe hulp zal zich richten op deze vraag om van daaruit de leerlingen te kunnen ondersteunen in hun leerproces. Dit leerproces gebeurt onder verantwoordelijkheid van de leerkracht zoveel mogelijk in de groep, indien wenselijk, ook daarbuiten. De leerkracht krijgt hierbij ondersteuning van onze interne begeleider en kan daarnaast gebruik maken van de expertise van collega’s .

Wij informeren de ouders over het leerproces van hun kind(eren). De voortgang van het leerproces leggen we vast d.m.v een rapport dat drie keer per jaar wordt meegegeven. We nodigen ouders drie keer per jaar uit om de resultaten te bespreken. Tevens kunnen de ouders altijd tussendoor een afspraak maken om de voortgang van de resultaten te bespreken.

1.3 Reflectie op zorgbeleid in de afgelopen periode

De school probeert zo goed mogelijk te werken aan de kwaliteit van het onderwijs voor onze kinderen.

Om de kwaliteit steeds te verbeteren kijken we een keer per 4 jaar met een kritische blik naar het onderwijs op dat moment. We maken daarbij gebruik van een analyse instrument. Naar aanleiding van de uitslag van dat onderzoek maken we een schoolontwikkelingsplan. In dit plan hebben we de zaken beschreven die we de komende jaren zullen veranderen. Per jaar gaan we een deel hiervan uitvoeren en aan het eind van elk jaar gaan we na of de uitvoering ook goed is verlopen en of we bepaalde zaken moeten aanpassen. Ook stellen we dan, indien nodig, onze planning voor de komende jaren bij. Als onderdeel van dit meerjaren schoolontwikkelingsplan is ook de begeleiding van de begeleidingsdienst opgenomen en de scholing voor het team. Werken aan kwaliteit betekent werken aan kwaliteit voor onze kinderen, een goed geschoold team en vooral ook mogelijkheden hebben om iets uit te kunnen voeren. Per jaar hebben we ook de middelen in ons plan opgenomen welke we willen aanschaffen. Deze leermiddelen en de ervaringen met onze kinderen hiermee stellen ons in staat steeds verder te gaan denken over beter onderwijs.

Beleidsvoornemens zoals deze in ons schoolplan 2011-2015 vermeld staan;

- Het digitaal schoolbord wordt optimaal , geïntegreerd , gebruikt.

- Het werken met het kwaliteitsinstrument KWINTOO en het werken aan de verbeterplannen die hieruit zijn voortgevloeid

- De nieuwe methode voor begrijpend lezen is adequaat ingevoerd en geïmplementeerd

- Het gebruiken van een toets om de woordenschat in kaart te brengen

- Het zorgprofiel herschrijven

- DORR ontwikkelingsvolgsysteem voor groep 1,2 invoering en implementeren

- Het vervolmaken van ons leerlingenvolgsysteem in Parnassys- Werken aan de doorgaande lijn m.n. wat betreft het bewegingsonderwijs- Gestalte geven aan het Integraal Personeelsbeleid.- Het invoeren van een nieuwe methode voor het rekenonderwijs.- Het invoeren van een nieuwe methode voor Engels

Verbeterpunten voor de onderwijskwaliteit vanuit de inspectie.Naast de positief beoordeelde onderdelen, vraagt de inspectie aandacht voorenkele onderdelen waarvan de kwaliteit verbetering behoeft.ZorgOndanks dat de school tijdig signaleert welke leerlingen zorg behoeven enleraren plannen opstellen hoe zij de leerachterstanden wegwerken is de inspectie kritisch.

6

Kritisch over de wijze waarop de aard van het zorgtraject vastgesteld wordt,over de uitvoering van de zorg en over de wijze van evaluatie van zorgtrajecten.De school gaat namelijk te weinig diepgaand na wat de oorzaak van degeconstateerde leerachterstand is. Daardoor is het de vraag of dehulpactiviteiten aansluiten bij de aard van de problematiek. Ook krijgen niet alleleerlingen die dat nodig hebben planmatig hulp. Voor verschillende leerlingen dieeen leerachterstand hebben van een half jaar en meer is niet meer dan eenextra instructie gepland. Daarbij is onduidelijk wat de inhoud van de extrainstructie is en wat deze moet opleveren. Ook schiet de evaluatie van dezorgtrajecten tekort: een beschouwing of de gekozen aanpak adequaat isgeweest ontbreekt meestal en als er sprake is van een vervolgtraject laat deschool niet zien welke keuzes hieraan ten grondslag liggen. Om genoemderedenen zijn de desbetreffende indicatoren als onvoldoende beoordeeld.KwaliteitszorgOm te bewaken of de geleverde onderwijskwaliteit op het gewenste niveau is,heeft de school een intern kwaliteitszorgsysteem tot haar beschikking.Twee van de zes beoordeelde onderdelen zijn echter onvoldoende: het jaarlijksevalueren van de leerresultaten en het planmatig werken aanverbeteractiviteiten. Ook ontbreekt de samenhang tussen de verschillendeonderdelen, waardoor de school de kans loopt te laat verontrustende signalen opte pakken of zelfs te missen. Zo signaleert de school wel of leerresultatenonvoldoende zijn maar analyseert zij nauwelijks de mogelijke oorzaken hiervan.Ook is het schooljaarplan vooral een lijst met veel actiepunten. Helderedoelstellingen, een uitwerking en prioritering ontbreken. Het jaarplan maakt nietduidelijk wat de school dit jaar wil bereiken.

Doelen voor de komende jaren.

Onderwerp Orientatie In ontwikkeling Implementatie1 Parnassys In voering niet methode

toetsen,methode gebonden toetsen

2012 / 2013

2 Groepsplannen Taal / spelling, rekenen in Parnassys

2014

3 Toets sociaal emotionele ontwikkeling

Methode Zien 2012

4 Dorr Onderbouw groep 1 en 2 20135 Fonemisch

bewustzijnOnderbouw groep 1 en 2 2012

6

7

Onze school is een school in ontwikkeling. Het team is zich met elkaar aan het professionaliseren. Het team is zich aan het professionaliseren op het gebied van zorg binnen de school. Daarbij ontwikkelen wij ons op het gebied van het ‘Handelingsgericht werken’ en volgen wij de invoering van de 1-Zorgroute die op bovenschools niveau wordt ingevoerd en begeleid.

Mede door de invoering van handelingsgericht werken verandert onze kijk op leerlingen. Het accent in de zorg is verschoven van het geven van remedial teaching aan individuele leerlingen, naar het meedenken met de leerkracht over een adequate aanpak van zorgleerlingen in de groep. De vragen van leerkrachten, ouders en leerlingen zijn het uitgangspunt van de zorg geworden.

Na bezoeken van de onderwijsinspectie in het afgelopen jaar hebben wij dit jaar een Plan van Aanpak gemaakt waarin wij beschrijven hoe we binnen een vastgestelde periode de onderwijskwaliteit willen verbeteren. Zicht hebben op onze zorg en de kwaliteit op zorg verbeteren is één van onze prioriteiten. Hiervoor hebben wij een plan van aanpak met verbeterpunten in de zorg en begeleiding opgesteld.

1.4 De School – actuele gegevens

3.1 Schoolgegevens.

Naam van de school O.b.s De Munte.

adres A.Verburghwijk 5

postcode 9948 PA

woonplaats Termunterzijl

Telefoon 0596-601654

e-mail [email protected]

directeur Mevr. M.Z. Lamain

adjunct -directeur Mevr. L. Hansen

zorggroep:

intern begeleider

directeur

M. Lamain en M. Huizinga

Aantal leerlingen op 63 ( 1-10-2014)

ongewogen 56

gewogen 7

bereikbaarheid/

toegankelijkheid

Onze school is een openbare school voor primair onderwijs. Dat wil zeggen een school, toegankelijk voor alle leerlingen. Geen uitsluitingen om geloofs- of levensbeschouwelijke redenen, geen onderscheid naar ras of sekse.

Onze school kiest niet voor een richting, maar probeert het kind juist in aanraking te brengen met verschillende meningen.

Door het leren kennen, accepteren en respecteren van elkaar kun je echt “samen –leven”.

3.2 Groepsindeling en groepsgrootte.(1-10-2014)

groep(en) aantal lln leerkracht(en)

1 / 2/ 3 1 1

8

4/ 5/6 23 2

7/8 23 2

3.3 Methodes

Voorbereidend

taal,rekenen.

sociaal-emotionele ontwikkeling

DORR

Technisch lezen:

Aanvankelijk lezen

Voortgezet lezen

Veilg leren lezen, Estafette

Veilig leren lezen

Estafette

Begrijpend lezen Grip op lezen.

Taal Taal op maat

Spelling Taal op maat

Rekenen en wiskunde Rekenrijk

Schrijven Pennenstreken

Aardrijkskunde Blauwe planeet

Geschiedenis Speurtocht

Natuuronderwijs Natuniek

Engels Hello World

Creatieve vakken Moet je doen (drama, Handvaardigheid, Muziek)

Sociaal/emotionele ontwikkeling

Op avontuur met de jij en ik club

Zien

In deze paragraaf geven we de meest actuele kengetallen die betrekking hebben op de zorg en begeleiding in de school. De gegevens zijn tevens van belang voor het ontwikkelen van beleid op niveau van het samenwerkingsverband passend onderwijs. Ieder jaar worden de kengetallen opnieuw geïnventariseerd. Jaarlijks worden deze kengetallen in het schooljaarverslag gepubliceerd.

Welke leerlingen zitten er op de school/ wat is hun sociale context; Aantal leerlingen op school/ evt. de prognose komende jaren; Aantal leerlingen met een zorgarrangement ( rugzak, logopedische hulp, remedial teaching

e.d.); Aantal verwijzingen naar sbo /so; Meest voorkomende aard van de problematiek bij de zorgleerlingen; Zorgdeskundigheid van personeel in de school;

9

Speciale onderwijszorgvoorzieningen qua inrichting en hulpmiddelen voor leerlingen met specifieke beperkingen;

Gegevens van het samenwerkingsverband waar de school deel vanuit maakt. (n.: niet van alle genoemde punten heeft iedere school al kengetallen).

Voorbeelden van tabellen met kengetallen op gebied van zorg en begeleiding (Hoffmans, 2010)

Aantallen School SWV

Aantal %

Leerlingenaantallen 63 100 3084

Leerlingen met gewichtscore 3 3

leerlingen met rugzak2 2.5

Leerlingen met dyslexie4 6

Leerlingen met dyscalculie0 0

( de datum van de kengetallen aangeven)

Zorgdeskundigheid SWV

Aantal uur per week

Orthopedagoog/psycholoog 8

Schoolmaatschappelijk werk 5

Logopedie 4

Motorische remedial teaching 0

Sociaal emotionele ontwikkeling-

Gedragsdeskundigen

6

2

Specialist Hoogbegaafdheid 0Ambulante begeleiding

Speltherapeut12

0(aantal uren per week aangeven)

10

1.5 Het toelatingsbeleid van onze schoolBinnen het bestuur van Marenland is een gezamenlijke procedure afgesproken rond de aanmelding, inschrijving en toelating van de leerlingen.Zodra een kind 3 ½ jaar is kan hij/zij worden ingeschreven op school. De ouders ontvangen dan een inschrijfformulier, een intakeformulier.

1.6 Schoolspecifieke aanvulling: de mogelijkheden van onze ondersteuningsverbreding.

Wanneer kinderen kampen met ernstige leerproblemen bijv. een achterstand van ruim jaar op één of meerdere vakgebieden, problemen op sociaal/emotioneel gebied of werkhouding problemen, zijn er vier mogelijkheden.1. Het programma kan aangepast worden qua hoeveelheid, tempo en niveau2. Voor één of meerdere vakken krijgt de leerling een persoonlijke leerlijn, met aangepast

didactisch eindniveau. Dit wordt op papier gezet in een uitstroomprofiel. Er kan gekozen worden voor het werken in een andere methode of met ander materiaal. In beide gevallen doen de leerlingen zoveel mogelijk met de groep mee. Geprobeerd wordt zoveel mogelijk kerndoelen te bereiken.

3. Gekozen kan worden voor een langer verblijf in een bepaalde groep (hooguit één keer). 4. De groepsleerkracht differentieert de instructie binnen de groep via verlengde instructie

volgens het Directe-Instructie-Model.

Steeds moet in de gaten gehouden worden dat: - het kind zich prettig voelt in school- het kind lekker in z'n vel zit- het kind in de groep past- het gedrag niet storend is voor de groep; het moet werkbaar zijn- het kind redelijk zelfstandig kan werken

Wij proberen het voor de leerlingen zo optimaal mogelijk te organiseren, echter:1. Wij hebben te maken met gecombineerde groepen.2. De leerling kan zich "alleen" voelen, hij kan de enige zijn met problemen3. Er is geen aanwezige deskundigheid in de vorm van psychologische hulp,

maatschappelijk werk, fysiotherapie of logopedie/ M.R.T.4. Niet al het benodigde specifieke materiaal is aanwezig.

11

Van de peuterspeelzaal ontvangen wij een overdrachtformulier met gegevens van de betreffende leerling. De gegevens van de intake- en overdrachtformulieren gaan naar de leerkracht van groep 1/2 en worden in de leerlingenmap opgeslagen.

Bij aanmelding voert de directeur een kennismakingsgesprek, beantwoordt vragen en laat de school zien. De kennismakingsperiode is 2 dagdelen nadat het kind drie jaar en 10 maanden is geworden. Nadat de leerling is ingeschreven ontvangen de ouders een schoolgids van de school.

Wanneer een kind met een specifieke hulpvraag naar een (speciale) basisschool gaat, moeten er goede afspraken en plannen gemaakt worden met de leerkrachten, de ouders en andere deskundigen in de school, die ondersteuning geven.

Het schoolbestuurlijk beleid is vastgelegd in de notitie: “Toelating, verwijdering en schorsing”. Daarin staat de uitgebreide procedure beschreven. Deze is op de website van het schoolbestuur te vinden. (www.marenland.org).

5. Het schoolgebouw heeft onoverkomelijke beperkingen.6. Wij kunnen door problematiek van een leerling niet voldoen aan de eisen van Inspectie.7. De problematiek van een kind overstijgt de mogelijkheden en know-how van de 8. leerkracht.9. Een goede samenwerking tussen ouders en school valt niet te realiseren.10. Het schoolteam heeft per kind beperkt mogelijkheden voor intensief overleg met ouders en

eventuele instanties, die bijdragen in de ondersteuning.

1.7 Wanneer is voor ons de grens bereikt

Wij streven er naar de ondersteuning voor de leerlingen, waaronder mogelijk ook leerlingen met een gediagnosticeerde beperking, op een verantwoorde wijze gestalte te geven. Er kunnen zich echter situaties voordoen, waarin de grenzen aan de ondersteuning voor de kinderen worden bereikt. Ook bij aanmelding van nieuwe leerlingen kan het zo zijn, dat onze school de vereiste ondersteuning voor een nieuw kind niet kan bieden. Waar ligt voor de Huifkar deze grens ?

1. Verstoring van rust en veiligheid:Indien een leerling ernstige gedragsproblemen met zich mee brengt, waardoor de rust en veiligheid voor de kinderen en/of leerkracht verstoord wordt.

2. Lichamelijke verzorging:Indien een leerling een handicap heeft die een zodanige verzorging nodig heeft, dat de leerkrachten daarbij met regelmaat uit hun groep moeten.

3. Verstoring van het leerproces voor de andere kinderen:Indien de ondersteuningsleerling zoveel extra tijd en aandacht vraagt, zodat het ten koste gaat van andere leerlingen.

4. Gebrek aan opnamecapaciteit: In het verlengde van de onder punt drie beschreven situatie is de school niet in staat een gehandicapte / ondersteuningsleerling op te nemen, vanwege het aantal ondersteuningsleerlingen die al in een bepaalde groep voorkomen. Per aanmelding zal de afweging moeten plaatsvinden of er voldoende ondersteuningsruimte aanwezig is.

5. Organisatie:De opvang van verschillende ondersteuningsleerlingen met hun specifieke behoeften en aanpak moet organisatorisch vormgegeven kunnen worden door de individuele leerkracht en het team.Organisatorische aanpassingen voor het ene ondersteuningskind moeten niet de gevraagdeorganisatorische aanpassingen van een ander kind of groep kinderen in de weg staan.

6. Groepsgrootte en/of samenstelling van de groep:De groep kan qua aantal leerlingen dusdanig groot zijn, dat adequate begeleiding van een ondersteuningskind niet vormgegeven kan worden.De groepssamenstelling kan zo complex zijn, dat goede hulp en begeleiding voor een ondersteuningskind niet geboden kan worden.

7. De capaciteiten van de desbetreffende leerkracht:De problematiek van een kind kan zo complex zijn, dat werken aan die problematiek voor een leerkracht niet te behappen is. De kennis en vaardigheden om dit probleemkind les te geven is niet voldoende aanwezig.

Op obs De Munte is regelmatig overleg tussen leerkrachten, ouders en kinderen. Wanneer wij als school de benodigde ondersteuning voor een leerling niet kunnen bieden en/of faciliteren, dan gaan wij in gesprek om te komen tot een aanvaardbaar alternatief. Wanneer een kind bij ons op school niet de ondersteuning krijgt die hij/zij nodig heeft, dan zal de school assisteren in het zoeken naar een goed alternatief buiten de school.

12

Een algemene visie op Passend Onderwijs staat in het werkdocument: “Passend Onderwijs en het referentiekader voor de zorgplicht” (Harten, 28 juni 2010). Daarin wordt Passend Onderwijs ingekaderd zoals in onderstaand schema is samengevat.

In dit schema wordt de relatie gelegd tussen de maatschappelijke doelstelling- alle leerlingen zijn succesvol op school- en de domeinen gezondheid en veiligheid.Hiermee wordt aangegeven dat de doelstelling van passend onderwijs niet zonder deze voorwaarden gerealiseerd kan worden. Er is daarvoor ook samenwerking nodig met andere (zorg)instellingen in de omgeving van de school de z.g. ketenpartners. Om succesvol te zijn op school is meer nodig dan alleen een passend onderwijsaanbod. Leerlingen moeten gezond zijn en zich veilig voelen op school en thuis.

Alle leerlingen zijn succesvol op school wanneer zij onderwijs volgen dat bij hen past. Dat vereist ook onderwijsvoorzieningen die van goede kwaliteit zijn en toegankelijke onderwijszorg voor leerlingen die dat nodig hebben. Ook hiervoor is samenwerking met andere gespecialiseerde onderwijsvoorzieningen in de regio noodzakelijk. De vereiste samenwerking realiseert de school op het niveau van het samenwerkingsverband.

13

Hoofdstuk 2: Visie op zorg en begeleiding

Alle leerlingen succesvol op school

Leerlingen zijn gezond Jeugdgezondheidszorg

Alle leerlingen volgen het onderwijs dat bij hen past

Leerlingen voelen zich veilig (leefomgeving).

1

Het onderwijs op de scholen is van goede

kwaliteit

2

Er is specialistische en toegankelijke

onderwijszorg voor leerlingen die dat

nodig hebben

3

Er zijn voldoende fysieke voorzieningen van goede kwaliteit

Visie op zorg en begeleiding

2.1 Zeven punten van handelingsgericht werken in de school.1. Het gaat in ons werk om de onderwijsbehoeften van kinderen.

Leerkrachten denken vanuit het perspectief van de leerling, wat deze leerling van hen ‘vraagt’ en nodig heeft i.p.v. wat er mis is, wat de leerling niet kan of mankeert.

IB/AB ondersteunen de leerkracht bij het verzamelen van informatie en het zichtbaar maken van de ontwikkeling en het leerproces van leerlingen. Op basis daarvan worden de onderwijsbehoeften benoemd en de aanpak geconcretiseerd.

In gesprek met een collega, ouder of leerling bespreken de BC, indien van toepassing, hoe de onderwijsbehoeften geconcretiseerd kunnen worden in de praktijk.

Gesprekken over problemen worden omgebogen naar gesprekken met perspectief.

2. Het gaat om de wisselwerking met en afstemming op het kind (systeemdenken).

Leerkrachten denken na over hun bijdrage: wat is mijn rol en wat kan ik doen om deze situatie te verbeteren of dit probleem met leren, werkhouding of gedrag op te lossen?

Leerkrachten willen tot inzicht komen waarom dit kind van deze ouders in deze groep bij hen als leerkracht zo leert en zich zo gedraagt.

14

Bij het streven naar succesvol zijn op school en onderwijs bieden dat past bij elke leerling hanteren wij de volgende uitgangspunten:

Passend onderwijs is zo regulier/normaal mogelijk, zo dichtbij mogelijk en zoveel mogelijk in partnerschap met de ouders van het kind;

Passend onderwijs sluit aan bij de leer- en ontwikkelingsbehoefte die de leerlingen hebben;

Het onderwijsaanbod en de leer-/zorgarrangementen zijn passend als zij gericht zijn op en bijdragen aan een ononderbroken ontwikkeling van het kind.

Bij het streven naar succesvol en passend onderwijs willen wij in de school het handelen door de leerkrachten op basis van onderwijsbehoeften bevorderen. Daarbij verandert onze manier waarop wij naar leerlingen kijken. Het accent in de zorg verschuift van het geven van hulp aan individuele leerlingen, naar het meedenken met de leerkracht over een adequate aanpak van zorgleerlingen in de groep. We noemen dit het handelingsgericht werken in de groep en het handelingsgericht begeleiden van leerlingen.

Bij het handelingsgericht werken gaan we uit van de leerling met zijn totale ontwikkeling. De leerling-kenmerken worden zo volledig mogelijk onderzocht en beschreven. Daarbij gaan we juist niet uit van de zwakke kanten van de leerling, maar van zijn /haar sterke punten. Daarmee kunnen wij de onderwijsbehoefte van iedere leerling positief benoemen waardoor het leer- en ontwikkelingproces van het kind wordt gestimuleerd.

IB/AB observeren en bespreken de interacties tussen leerling, leerkracht, medeleerlingen: hoe is de afstemming tussen wat deze leerling nodig heeft en het onderwijsaanbod?

3. De leerkracht doet ertoe! In de begeleiding staat de leerkracht met zijn/haar werkconcept en ondersteunings-behoeften centraal.

Leerkrachten zijn zich bewust van hun cruciale bijdrage aan een positieve ontwikkeling van hun leerlingen. Zij maken hun handelen en mogelijkheden bespreekbaar en stellen hun opvattingen, ideeën en aannames ter discussie. Zij geven aan wat ze nog willen weten en/of leren om effectief afgestemd onderwijs te kunnen realiseren en wat zij daarbij nodig hebben (hun ondersteuningsbehoeften)

IB/AB willen eerst de leerkracht begrijpen hoe zij denkt en werkt. Dit is het vertrekpunt voor de begeleiding i.p.v. eigen opvattingen over wat goed is en wat zijzelf zouden doen.

De vragen zijn er op gericht zicht te krijgen op wat deze leerkracht nodig heeft om het gewenste onderwijsaanbod te kunnen bieden en wat en hoe de IB/AB of andere collega’s daaraan kunnen bijdragen?

IB benadrukken de cruciale rol van de leerkracht en bevorderen dat leerkrachten hierop reflecteren. IB ondersteunen de leerkrachten bij het organiseren en realiseren van afgestemd onderwijs in hun groep. IB vragen de leerkrachten naar wat zij nodig hebben om een bepaald doel te kunnen behalen of bepaalde afspraken na te kunnen komen.

4. Positieve factoren en mogelijkheden van kind, leerkracht, ouders, begeleiders zijn van groot belang.

Leerkrachten verwoorden steeds wat positief of sterk is van een leerling, de groep, de ouders, de collega’s, de school. Ze benutten deze aspecten in hun aanpak; ze zien ze als kansen. Ze hebben ook oog voor hun eigen sterke punten en benutten deze in hun dagelijkse werk.

IB/AB zorgen ervoor dat er altijd ook aandacht is voor positieve aspecten en mogelijkheden. Ze vragen en zoeken ernaar. Deze worden expliciet verwoord, opgeschreven en benut bij het maken van plannen en in de begeleiding van leerkrachten.

5. We werken vanaf het begin constructief samen met leerlingen en hun ouders

Leerkrachten betrekken leerlingen en ouders bij de analyse van de situatie, het bepalen van de doelen en bedenken van een oplossing. Ze betrekken hen ook bij het maken, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak. Zij vragen hen om tips en benutten deze waar mogelijk in hun aanpak. Leerkrachten communiceren constructief met leerlingen en ouders, i.p.v. over en tegen leerlingen en ouders. Ze luisteren naar en praten met collega’s om met en van elkaar te leren.

IB/AB stimuleren de samenwerking tussen alle betrokkenen. Ze staan ‘model’ in het constructief communiceren met leerlingen, ouders en collega’s. Ze beschouwen de leerkracht als onderwijsprofessional en de ouders als ervaringsdeskundigen. Zij bewaken steeds de belangen van het kind en zorgen ervoor dat ook diens ideeën aan bod komen.

15

6. Ons handelen is doelgericht.

Leerkrachten formuleren doelen voor de hele groep en subgroepen en indien nodig aangepaste doelen voor één of meer individuele leerlingen. Deze betreffen het leerproces, de werkhouding en het gedrag. Zij hechten aan concrete korte termijn doelen, omdat die de grootste kans van slagen hebben. Maar ze houden de doelen op lange termijn ook in de gaten.

IB/AB vragen leerkrachten, leerlingen en ouders naar hun doelen en bieden ondersteuning bij het formuleren, concretiseren en evalueren daarvan.

Zij formuleren ook doelen voor zichzelf: wat wil ik met deze leerkracht, deze ouders, dit team bereiken? Waar werken we naar toe? Wat wil ik zelf leren? Zij zorgt ook voor de evaluatie van de doelen in samenspraak met de directie.

7. Onze werkwijze is systematisch, in stappen, en transparant.

Leerkrachten volgen de stappen van de onderwijs- en begeleidingsroute, hanteren deze als leidraad en communiceren hierover open met elkaar, IB/AB, leidinggevenden en ouders. Zij hebben geen ‘verborgen agenda’. Zij geven open aan wat zij wel en niet kunnen en hoe ze iets ervaren. Ze staan open voor de ondersteuning en adviezen van andere betrokkenen.

Het is voor leerkrachten duidelijk wie waarover beslist: het kind, de leerkracht, IB, leidinggevenden, de ouders. De beslissingen die genomen worden zijn voor alle betrokkenen inzichtelijk en transparant: het is duidelijk waarom we die hebben genomen.

IB/AB werken systematisch volgens de stappen van de onderwijs- en begeleidingsroute. Ze maken hun werkwijze inzichtelijk voor leerkrachten, leidinggevenden en ouders. Zij hebben geen ‘verborgen agenda’. Zij geven open aan wat zij wel en niet kunnen en hoe ze iets ervaren. Ze staan open voor de ondersteuning en adviezen van andere betrokkenen.

16

De tekst in dit hoofdstuk is opgebouwd vanuit diverse praktijkvoorbeelden. Veel van de aspecten zijn in iedere school aanwezig. Onderdelen kunnen per school verschillen. De beschrijving van de zorgstructuur in dit model onderwijs zorgprofiel is grotendeels gebaseerd op het handelingsgericht werken zoals in de 1-zorgroute is ontwikkeld. (A. Clijsen, 2007)

3.1 Zorgniveau 1: de Basiszorg in onze school

3.1.1 Organisatie van de zorg in de groepenDe leerkracht in de groep werkt handelingsgericht, bijvoorbeeld met groepsplannen. Uitgangspunt zijn de onderwijsbehoeften van de leerlingen. De leerkracht verzamelt systematisch gegevens van alle leerlingen door middel van dagelijkse observaties, schriftelijke opdrachten, methodegebonden toetsen, methodeonafhankelijke toetsen, in gesprekken met leerlingen, huisbezoeken en vragenlijsten. Deze gegevens worden geordend en systematisch bijgehouden in het groepsoverzicht per vakgebied. Groepsoverzichten worden bewaard in een groepsmap. De toetsgegevens worden vastgelegd in een gestandaardiseerd leerlingvolgsysteem van de school.

Groepsplannen zijn afgeleid van het schoolplan. In het schoolplan staan de leergebieden beschreven op basis van de kerndoelen. Voor alle leergebieden geeft de school aan welke methodes en materialen gebruikt worden. En hoe de leergebieden in niveaus ingedeeld gedurende de hele basisschoolperiode aan bod komen. Leerkrachten die een groepsplan maken, bepalen op grond van de leerlingengegevens welk deel van het schoolplan voor zijn of haar leerlingen geschikt is in een gegeven periode. De leerkracht maakt uit het totale onderwijsaanbod een selectie voor zijn/haar groep. Per jaar wordt er minimaal drie keer een nieuw groepsplan opgesteld door de groepsleerkracht.

Differentiatie binnen de groep

In de groep zijn er soms (grote) verschillen tussen de leerlingen. Deze verschillen uiten zich in verschillende onderwijs- en instructiebehoeften. In het groepsplan kan dan voor een deel van de groep leerlingen een aangepaste doelstelling, instructiewijze en verwerkingswijze worden aangegeven. Deze clustering van groepjes leerlingen vindt meestal plaats in een beperkt aantal niveaus in dezelfde jaargroep (maximaal 3) Daarnaast incidenteel leerlingen met een eigen leerlijn.

Convergente differentiatie

De school werkt (of wil gaan werken) volgens de uitgangspunten van de convergente differentiatie. Dat betekent:

Voor alle leerlingen, uitgezonderd leerlingen met een officieel vastgestelde eigen leerlijn, geldt dat aan hen in principe de leerstof t/m eind groep 8 wordt aangeboden;

Dit heeft als consequentie dat in principe aan álle leerlingen van een bepaalde groep de leerstof voor het betreffende groep (leerjaar) wordt aangeboden;

Voor de “basisgroep” geldt dat aan hen het reguliere aanbod voor de betreffende groep wordt aangeboden;

Voor “plusleerlingen” geldt eventueel een extra / aanvullend / verdiepend aanbod. Aan hen worden ook hogere eisen gesteld wat betreft het verwachte resultaat op de toets;

Voor “risicoleerlingen” geldt dat extra instructies / begeleiding nodig zijn om het doel van het betreffende leerjaar te halen. Aan hen worden wat lagere eisen gesteld wat betreft het resultaat op de toets;

Differentiatie houdt dus in: o differentiatie t.a.v. instructie (pre-teaching, verlengde instructie, geen instructie);o begeleiding (pedagogische aanpak, begeleiding bij werkhouding en concentratie);o minimumaanbod dat voldoet aan de kerndoelen van de betreffende groep;

Leerlingen met een officieel vastgestelde eigen leerlijn hebben een eigen leerdoel, dat afwijkt van het leerdoel van de groep. Ditzelfde kan eventueel ook gelden voor hoogbegaafde leerlingen.

17

Hoofdstuk 3: De zorgstructuur

Om de organisatie van de zorg op verschillende niveaus in de groep mogelijk te maken heeft de school het systematisch leren van zelfstandig werken ingevoerd in alle groepen. Hierdoor krijgt de leerkracht de mogelijkheid om te differentiëren (instructie, verlengde instructie, pre-teaching ).

3.1.2 Taak van de groepsleerkracht bij zorg en begeleidingDe leerkrachten zijn de eerstverantwoordelijke voor het signaleren van welke leerlingen extra aandacht nodig hebben. Daartoe gebruiken zij de onderstaande middelen en afgesproken werkwijzen in de school:

Observeren van leerlingen Hanteren van registratie- en signaleringslijsten Afnemen en registreren van methodegebonden toetsen Afnemen van toetsen van leerlingvolgsysteem Analyseren van observatie- en toetsgegevens van alle leerlingen Voeren van diagnostische gesprekken en uitvoeren van observaties Opstellen van groepsoverzichten (onderbouwing groepsplannen) Opstellen van groepsplannen en individuele handelingsplannen Bespreken van de groepsoverzichten en groepsplannen tijdens de groepsbesprekingen met

de interne begeleider. Uitvoeren van groepsplannen en individuele handelingsplannen Bijwonen van groep- en leerling-besprekingen Inbreng van leerlingen in leerling-besprekingen Voeren van oudergesprekken Werken met diverse protocollen (zoals hoogbegaafdheid, dyslexie)

3.1.3 Deskundigheidsbevordering van de leerkracht bij zorg en begeleidingDe school gebruikt zowel interne als externe deskundigen ter ondersteuning van de uitvoering van zorg en begeleiding in de groepen. Groepsleerkrachten kunnen hun deskundigheid en vaardigheden vergroten door middel van:

Scholing (zowel individueel als op teamniveau) Bijhouden van vakliteratuur Collegiale consultatie Coachen door de interne begeleider Adviseren en coachen door extern deskundigen

De activiteiten scholing en deskundigheidsbevordering worden jaarlijks benoemd en verantwoord in het School Jaarplan en School Jaarverslag.

3.1.4 Taakomschrijving Intern Begeleider De interne begeleider is verantwoordelijk voor het beleid en de uitvoering van alle zorg en begeleiding binnen de school. De taken van de interne begeleider zijn hier verdeeld aan de hand van een vijftal taakgebieden. Deze zijn afgeleid van de matrix “competenties van de interne begeleider”.

1. Beleidstaken zorg en begeleiding: Opstellen en bewaken van de procedures in het zorgsysteem van de school. Opstellen en evalueren van de beslissingscriteria t.a.v. zorgniveaus ( o.a. doorstroom

protocol). Opstellen van jaaroverzicht kengetallen zorg en begeleiding. Bewaken van de kwaliteit zorgverbreding op schoolniveau.

2. Taken m.b.t. vernieuwing en kennisverbreding betreffende de zorg en begeleiding:

Initiëren en ondersteunen van expertise in de school m.b.t. zorg en begeleiding. Opbouwen en onderhouden van relatienetwerk binnen het Samenwerkingsverband. Opbouwen en onderhouden van relaties met onderwijsbegeleiding en nascholingsinstituten

op gebied van zorg. Onderhouden van contacten en op de hoogte blijven van de ontwikkelingen m.b.t. het

voortgezet onderwijs in samenwerking met leerkracht groep 8.

3. Coördinatie en beheerstaken: Opstellen en bewaken jaarplanning zorgactiviteiten (zorgcyclus). Coördinatie leerlingvolgsysteem (waaronder de toetskalender).

18

Opstellen roosters en coördinatie van de groep- en leerlingenbesprekingen. Beheer van de leerlingendossiers. Beheer van de orthotheek. In samenwerking met leerkrachten van groep 8 de activiteiten rondom de eindtoets

bewaken, plannen, uitvoeren en evalueren.

4. Taken als coach: Opzetten en leidinggeven aan groep- en leerlingenbesprekingen. Uitvoeren van klassenconsultaties met als aandachtspunt het leraargedrag in de groep. Geven van advies aan leraren t.a.v. zorg in de groep. Het coachen van leraren. Inwerken van nieuwe leerkrachten m.b.t. de zorgstructuur van de school.

5. Leerling-gerichte taken: Intakegesprekken met ouders van nieuwe leerlingen met speciale onderwijsbehoeften. Uitvoeren van diagnostisch onderzoek: observaties, pedagogisch didactisch onderzoek

(PDO). Overleg met de remedial teacher en leerkracht (over o.a. externe onderzoek/hulp met

externe deskundigen). Gesprekken met ouders ( o.a. voorlichting en ondersteuning bij verwijzing). Gesprekken met externe deskundigen (consultatief leerlingbegeleider, ambulant

begeleiders). Begeleiden bij het verwijzingsproces.

3.1.5 Deskundigheidsbevordering Intern BegeleiderDe interne begeleider(s) vergroten hun deskundigheid door gebruik te maken van:

Scholing. Bijhouden van vakliteratuur. Collegiale consultatie en intervisie met intern begeleiders in het SWV. Consultatieve gesprekken met orthopedagoog of psycholoog.

Concrete scholing en deskundigheidsbevordering wordt benoemd in het schooljaarplan en verantwoord in het schooljaarverslag.

3.1.6 Het Leerlingvolgsysteem en de toetskalenderDe school maakt gebruik van een samenhangend systeem van instrumenten en procedures voor het volgen van de prestaties en ontwikkeling van alle leerlingen. Onder leiding van de interne begeleider stellen de leerkrachten van groep 1 t/m 8 twee keer per jaar (zie voor het tijdstip van afnemen de toetskalender – zie bijlage) de groepsresultaten vast aan de hand van de landelijk genormeerde methodeonafhankelijke toetsen. Wij gebruiken hiervoor de volgende Cito LVS toetsen. Overzicht LVS toetsen

Toetsen Naam van de toets

Ruimtelijke oriëntatie en getalbegrip CITO Rekenen voor kleuters

Taal voor kleuters Cito Taal voor kleuters

Woordenschat Cito Woordenschat, Leeswoordenschat

Technisch lezen DMT/AVI

Begrijpend lezen Cito begrijpend lezen

Spelling Cito spelling

Rekenen Cito rekenen en wiskunde

19

Sociaal emotionele ontwikkeling zien

Eindtoets Cito eindtoets

De leerkracht legt binnen twee weken na het afnemen van de toetsen de resultaten van alle methodeonafhankelijke toetsen vast in het geautomatiseerde LVS.

De Intern Begeleider zorgt voor opslag en bewaart de gegevens in de zorgmap. Een kopie gaat naar de leerkrachten van de betreffende groep (in de groepsmap). Voor zorgleerlingen worden door de Intern Begeleider ook de individuele profielen uitgedraaid. Deze gegevens bewaart de Intern Begeleider in het leerlingendossier.

Aan het begin van het schooljaar wordt een toetsrooster opgesteld. Hierin wordt aangegeven welke toetsen wanneer worden afgenomen en wanneer de resultaten uiterlijk moeten worden ingevoerd in Parnassys. Dit toetsrooster is als bijlage toegevoegd.

3.1.7 Deskundigheidsbevordering Intern BegeleiderDe interne begeleider(s) vergroten hun deskundigheid door gebruik te maken van:

Scholing. Bijhouden van vakliteratuur. Collegiale consultatie en intervisie met intern begeleiders in het SWV. Consultatieve gesprekken met orthopedagoog of psycholoog.

Concrete scholing en deskundigheidsbevordering wordt benoemd in het schooljaarplan en verantwoord in het schooljaarverslag.

3.1.8 Zelfevaluatie van schoolresultaten op LVS-toetsen.

Wij nemen op school Cito-toetsen af. De resultaten van de Cito-toetsen worden opgeslagen in het Cito Leerlingvolg Systeem op de computer. Dit programma heet Cito LVS4. Het programma biedt de mogelijkheid overzichten, tabellen, ontwikkelingen en trends weer te geven voor individuele kinderen en groepen.

Het computerprogramma Cito LVS4 biedt ons de mogelijkheid tot het maken van trendanalyses voor jaargroepen, dwarsdoorsneden, groepsanalyses en vaardigheidsgroei van individuele kinderen en groepen. De intern begeleider werkt deze zelfevaluatiemogelijkheden uit in een handzaam rapport: de diepteanalyse. Deze bevindingen van de diepteanalyse worden structureel twee keer per jaar besproken in het team. Aan het begin van het schooljaar wordt de datum van bespreking door directeur en intern begeleider besproken en ingepland. In het team worden verklaringen gezocht voor positieve en negatieve trends. De consequenties van die verklaringen worden bepaald. Dit kan leiden tot een verandering in ons onderwijs, ons onderwijsaanbod, gebruik van methodes. Wij willen onszelf verbeteren en zelfanalyse is hierbij een belangrijk middel.

20

3.1.9. Preventief en licht curatieve voorzieningen in de school

Hier worden de voorzieningen die in de basiszorg voor alle leerlingen beschikbaar zijn, beschreven. Dit zijn de voorzieningen die de school zelf zonder hulp van externe specialisten kan inzetten ten behoeve van de leerlingen. In het referentiekader passend onderwijs worden de onderstaande voorzieningen genoemd:

Signaleren van leerproblemen en opvoedproblemen; Aanbod voor leerlingen met dyslexie en/of dyscalculie; Aanbod voor hoogbegaafde leerlingen en leerlingen met minder dan gemiddelde

intelligentie; Fysieke toegankelijkheid en hulpmiddelen voor leerlingen met een lichamelijke handicap

(zie paragraaf 1.4 voor de tabel voorzieningen kengetallen en de bijlage checklijst toegankelijkheid van de school en omgeving);

Programma’s gericht op sociale veiligheid en voorkomen van gedragsproblemen; Protocollen zoals bijvoorbeeld voor dyslexie en medische handelingen door personeel van

de school.

Wij hanteren het protocol leesproblemen en dyslexie (zie bijlage …).

Meer informatie is te vinden op:http://www.masterplandyslexie.nlhttp://www.dyslexieroute.nlhttp://www.steunpuntdyslexie.nl/dyslexie-op-school/protocollen-dyslexie

Een protocol medisch handelen is vastgesteld op bestuursniveau (zie bijlage ……).

3.1.10 Protocol leesproblemen en dyslexieOnze school werkt met het protocol leesproblemen en dyslexie (zie bijlage 9).

3.1.11 Organisatie van het zorgoverleg op school De beschrijving van het zorgoverleg op school is hier volledig gebaseerd op de cyclus van het handelingsgericht werken en plannen van de zorg conform het model van Cedin. (Balvert, 2010)

GroepsbesprekingDe interne begeleider organiseert, minimaal 2 keer per jaar, een groepsbespreking. Deelnemers aan de groepsbespreking zijn in ieder geval:

De interne begeleider De leraar(leraren) van de betreffende groep

Centraal in de groepsbespreking staat de handelingsplanning op basis van de onderwijsbehoeften van de leerlingen en de gestelde doelen (het groepsplan).De leerkracht signaleert leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. In het groepsoverzicht noteert de leerkracht de actuele leerlingengegevens.De Cito middentoetsen van januari worden in februari besproken. Er wordt een nieuw groepsplan opgesteld.Cito eindtoetsen van mei en juni worden in juni besproken. In het begin van het schooljaar (augustus) wordt het groepsplan aansluitend opnieuw opgesteld. In november en in april worden de groepsplannen zo nodig ook aangepast.

Leerling-besprekingOp vaste momenten in het schooljaar ( steeds na de groepsbespreking) en incidenteel gedurende het schooljaar indien nodig (bij een begeleidingvraag van de leerkracht) organiseert de interne begeleider een leerling-bespreking.Deelnemers aan de leerling-bespreking kunnen zijn:

De interne begeleider De leraar (leraren) van de betreffende groep De consultatieve begeleider van de onderwijsadviesdienst of het samenwerkingsverband De ambulante begeleider van het samenwerkingsverband/ speciaal onderwijs De schoolarts/schoolverpleegkundige De schoolmaatschappelijke werker

21

Doel van de leerling bespreking is het inventariseren van een complexe hulpvraag van de leerkracht met als mogelijke uitkomsten;

Noodzaak tot verdere diagnostiek Aanpassen van het zorgniveau Bijstellen van het groepsplan/ individuele handelingsplanning/leerlijn. Inschakelen van externe zorg/ voorbereiding verwijzing.

Zorgvergadering van het teamOp een aantal vaste tijdstippen, organiseert de Intern begeleider en/of de directeur een zorgvergadering voor het hele team.

Deelnemers aan deze zorgvergaderingen zijn; De directie De interne begeleider(s) Het team/of de betreffende bouw

Op de zorgvergaderingen worden bijvoorbeeld de volgende agendapunten ingebracht door de Intern begeleider en/of de directie:

Leerlingen met zodanige (gedrag)problemen dat het van belang is dat er wordt gekozen voor een aanpak die wordt uitgevoerd door het team .

Leerlingen die in aanmerking komen voor versnellen of verlengen. Leerlingen met een individuele leerlijn, of daarvoor in aanmerking komen. Trendanalyse van opbrengsten op school- en groepsniveau. Het Onderwijszorgprofiel van de school. Een specifiek zorgthema bijvoorbeeld gekoppeld aan een scholing of ontwikkeltraject van

de school.

22

In schema het zorgoverleg op school

Leerling-bespreking Leerling-

bespreking

Groepsbespreking 1Opstellen groepsplan Uitvoeren

Groepsbespreking 2Evalueren groepsplan

Opstellen groepsplanNieuwe periode

Groepsbespreking 3Evalueren groepsplanBijstellen groepsoverzicht Overdracht naar volgende groepsleerkracht.(Eventueel concept groepsplan volgende groep opstellen)

Gedurende het schooljaar steeds aanvullen van groeps-overzicht en evt.doelen bijstellen in groepsplan

September

novemberfebruari

Mei/juni

Leerling-bespreking

(Bouw)teamzorgvergadering

(Bouw)teamzorgvergadering

23

3.1.12 Handelingsgericht werken en plannen van de zorgIn de uitvoering op school hanteren we de planningscyclus van het handelingsgericht werken zoals o.a. in de 1-zorgroute is weergegeven.Daarin wordt het onderwijs gepland middels z.g. groepsplannen. Deze worden op een systematische wijze gedurende het schooljaar steeds bijgesteld door de groepsleerkrachten aan de hand van behaalde resultaten en de doelstellingen van het betreffende onderwijsleergebied. De afstemming op de onderwijsbehoeften van de leerlingen wordt hiermee zichtbaar vastgelegd. De interne begeleider bespreekt met de groepsleerkrachten de specifieke zorgleerlingen en de aanpak van de leerkracht daarbij.Welke aanpak heeft succes en welke doelstellingen zijn in de volgende periode haalbaar voor deze leerlingen. De stappen die bij het opstellen van een groepsplan worden doorlopen zijn:1) evalueren voorgaande groepsplan en verzamelen van leerling-gegevens2) selecteren van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften3) benoemen van specifieke onderwijsbehoeften4) clusteren van leerlingen met gelijke specifieke onderwijsbehoeften5) opstellen van het groepsplan6) uitvoeren van het groepsplan

In het groepsoverzicht worden de stappen 1 t/m 4 verwerkt.Voorafgaand aan de opstelling van het groepsplan wordt door de leerkracht de onderbouwing van dit plan nauwkeurig vastgesteld aan de hand van de LOVS gegevens, methode gebonden toetsen, observaties en gesprekken met leerlingen en ouders en weergegeven in een (groep)overzicht. In onderstaand schema is aangegeven hoe deze planningscyclus iedere periode eruit ziet.De basiszorg is het gedeelte links: Hier zien we de cyclus van waarnemen-begrijpen-plannen en realiseren van het onderwijsaanbod (6 stappen). De groepsleerkracht is hier verantwoordelijk voor.De breedtezorg vindt plaats naar aanleiding van signalen die allereerst aan bod komen in de groepsbesprekingen, daar wordt besloten of er een individuele aanpak nodig is met evt. specialistische ondersteuning in de groep. De blauwe kolom aan de rechterkant van het schema. geeft de breedtezorg weer. Hier werkt de groepsleerkracht samen met de interne begeleider en eventueel andere specialisten in de school. De dieptezorg zit onderin het schema. De interne begeleider is hier verantwoordelijk voor het goed doorlopen van alle processen en communicatie met alle betrokken partners.

24

Meldingverwijsindex

3.1.13 De procedure bij doorstroom en uitstroomTijdens de schoolloopbaan van leerlingen constateren leerkrachten soms dat een leerling met een vertraagde ontwikkeling gebaat is bij een leerjaarverlenging en andere leerlingen met een snelle ontwikkeling gebaat zijn met een leerjaarversnelling. De procedure voor doorstroom en uitstroom hebben wij hiervoor vastgelegd in ons overgangsprotocol.In het overgangsprotocol willen wij duidelijk richtlijnen afspreken met betrekking tot de overgang, leerjaarverlenging en leerjaarversnelling evenals de overgang naar het voortgezet onderwijs. Het overgangsprotocol is in samenwerking met het team tot stand gekomen.In de schoolgids staat een verwijzing naar het protocol versnellen/ doubleren. Een samenvatting van het overgangsprotocol staat in de schoolgids.In de bijlagen is het gehele overgangsprotocol beschreven.

3.1.14 Het profiel van de basiszorg op onze school

Welke ontwikkelingen hebben we de komende jaren

Het profiel van de basiszorg op school komt overeen met de beschrijving van organisatie en uitvoering van de zorg aan alle leerlingen zoals in de paragrafen 3.1.1 t/m 3.1.12 staat vermeld. Wij streven ernaar dat alle leerkrachten en onderwijsondersteunend personeel van het schoolteam deze beschrijving kennen en kunnen toepassen. De procedures en afspraken zoals die in de basiszorg op school aanwezig zijn moeten zij allemaal kunnen uitvoeren. Leerkrachten kunnen daarbij wel verschillen qua deskundigheid en ervaring. Leren van elkaar is voor ons een belangrijk uitgangspunt in de ontwikkeling binnen de school.De interne begeleider heeft een coördinerende en coachende taak als het gaat om de leervragen van het team met betrekking tot de basiszorg.

3.2 Zorgniveau 2: de Breedtezorg – externe zorglijn.

3.2.1 Consultatie in de leerlingbegeleidingUit de leerlingenbespreking kan naar voren komen dat aanvullende expertise van een extern deskundige nodig is. Hiervoor is het mogelijk op schoolniveau via het onderwijszorgcentrum van het SWV een onderwijsadviseur met orthopedagogische/psychologische specialisatie in te schakelen. De leerling wordt eerst besproken in het lzio. Voor een consultatie met de orthopedagoog/ psycholoog van de schooladviesdienst legt de interne begeleider het contact nadat toestemming is verkregen van de ouders/verzorgers van de leerling(en).

3.2.2 Diagnostiek en aanvullend onderzoek en observatieSoms is het nodig om aanvullend onderzoek uit te voeren om de specifieke onderwijsbehoeften van de leerling goed in beeld te krijgen. Het kan dus zijn dat voor een verheldering van de probleemanalyse een kindgericht onderzoek/observatie nodig is. De leerling wordt eerst besproken in het lzio. Een dergelijk psychologisch en/of didactisch onderzoek is onderdeel van een handelingsgerichte diagnostiek. NB: Voor een consultatie met de orthopedagoog/ psycholoog van de schooladviesdienst legt de interne begeleider het contact nadat toestemming is verkregen van de ouders/verzorgers van de leerling(en).

3.2.3 Werken met Individueel handelingsplanIndien blijkt dat een leerling, op welke wijze dan ook, een achterstand opbouwt in de cognitieve ontwikkeling en/of de sociaal emotionele ontwikkeling kan extra ondersteuning door het werken met een individueel handelingsplan gegeven worden. Individuele handelingsplanning geeft aan waarin de aanpak voor deze leerling afwijkt van de eerder in het groepsplan gestelde aanpak. Bijvoorbeeld: een bepaalde leerling heeft anders dan de andere leerlingen, na de groepsinstructie, 1 op 1 instructie nodig. Dat gaat alleen op voor deze leerling en het wordt dan ook genoteerd in een individuele handelingsplanning. Zo is het individueel handelingsplan in feite een verbijzondering van het groepsplan. Namelijk beschrijvend datgene dat van het groepsplan afwijkt en datgene wat nader gepreciseerd wordt voor een bepaalde leerling.

25

In de handelingsplanning moet duidelijk zijn onderbouwd welke onderwijs aanpak nodig is, moet duidelijk zijn wat het doel is, hoe dit wordt bereikt en op welke wijze er wordt getoetst of het doel is bereikt en wat het vervolg is van deze evaluatie. Bijvoorbeeld alleen vermelden dat en leerling een IV of V score heeft als onderbouwing is niet voldoende. Er moet worden aangegeven hoe de leerontwikkeling is geweest en welke interventies zijn gedaan door de groepsleerkracht. In het groepsoverzicht worden de vorderingen en leerling kenmerken regelmatig bijgehouden door de groepsleerkracht.

Tot slot zullen de ouders altijd geïnformeerd moeten worden. In het geval van een individuele handelingsplanning (bijvoorbeeld de 1 op1 instructie) is er wettelijk gezien alleen sprake van informatieplicht naar de ouders.

3.2.4 Werken met een ontwikkelperspectiefIn het schoolplan staat het leerstofaanbod van alle vakgebieden van groep 1 t/m 8 beschreven. Via het leerstofaanbod wordt verwezen naar kerndoelen en referentieniveaus. Leerlijnen zijn beschreven door middel van de leerdoelen die de leerlingen doorlopen in een vast aantal niveaus. Voor taal en rekenen gelden de landelijk beschreven referentieniveaus.( zie http://www.slo.nl/downloads/2009/referentiekader-taal-en-rekenen-referentieniveaus.pdf) Voorbeeld van een leerdoel is: het uit het hoofd kunnen splitsen, optellen en aftrekken van getallen onder de 100. Voordat leerlingen dit kunnen is er veel gebeurd in het onderwijs.

De stappen die leerlingen moeten zetten op de leerlijn moeten voor leerkrachten duidelijk zijn. De leerkracht plaatst zijn/haar leerlingen ergens op de leerlijn bij het opstellen van het groepsplan.

Onder een ontwikkelperspectief verstaan we dat het kind werkt op zijn/haar eigen niveau en in een eigen tempo vorderingen maakt. Vooraf is aangegeven welke doelen bereikt moeten worden en hoe deze getoetst worden en wanneer. Deze eigen leerlijnen kunnen zowel voor leerlingen die zwak, maar ook voor leerlingen die uitzonderlijk goed presteren. Het werken met een eigen leerlijn is alleen mogelijk bij de vakgebieden rekenen, spelling, schrijven en technisch en begrijpend lezen.

Het werken met een eigen leerlijn wordt in ontwikkelperspectief voor die bepaalde leerling verantwoord. De leerkrachten zorgen ervoor dat de volgende elementen daarin beschreven staan:

Het uitstroomniveau voor het eind van de basisschool; Concrete prestatieniveaus, uitgedrukt in resultaat op de bijbehorende LOVS toets, bij

voorkeur uitgedrukt in vaardigheidsniveau voor het eind van het schooljaar per vak waarvoor de leerling werkt met een eigen leerlijn.

Minimaal twee keer per jaar vindt er een (tussen)evaluatie plaats waarin gekeken wordt of de gestelde doelen gehaald worden en of de ontwikkeling in de pas loopt met het geplande uitstroomprofiel.

De school is verplicht het ontwikkelperspectief waarin met een eigen leerlijn wordt gewerkt voor akkoord te laten ondertekenen door de ouders.

In een bijlage staat een model voor een ontwikkelperspectief met een eigen leerlijn.

3.2.5 Aanmelding voor ambulante begeleiding van het Regionaal Expertise Team (RET)

Het inzetten van de ambulant begeleiders van het Regionaal expertise team behoort tot de breedtezorg van de school. Inzet van deze deskundigen vindt plaats nadat de vraag van de leerkracht in de groep- en leerlingenbespreking aan de orde is geweest. De hulp en begeleiding van de specialist kan zowel gericht zijn op de leerkracht als op de leerling. De werkzaamheden van sommige ambulant begeleiders richten zich ook op de preventie van problemen en op ondersteuning van leerkrachten. De ambulant begeleiders werken nauw samen met de groepsleerkrachten en intern begeleider en werken uiteindelijk onder verantwoordelijkheid van de directeur van de school.

De interne begeleider en de groepsleerkracht kunnen in overleg met de onderwijskundige van het zorgkantoor besluiten om een externe deskundige in te zetten als ambulant begeleider vanuit het onderwijszorgcentrum in het samenwerkingsverband. De ambulante begeleiding ondersteunt de

26

leerkracht bij het handelingsgericht werken aan de mogelijkheden om binnen de eigen groepssituatie tegemoet te kunnen komen aan de specifieke onderwijsbehoeften van leerlingen.

Ambulante begeleiding kan bijvoorbeeld gaan over:

Lees- spelling- en rekenproblemen Hoogbegaafdheid bij leerlingen Werkhouding problemen Sociaal-emotionele problemen

De procedure die gevolgd moet worden bij een aanvraag voor ambulante begeleiding is op het niveau van het SWV vastgesteld en verloopt via kindkans en lzio.

3.2.6 Aanmelding bij externe instanties.Leerlingen die extra zorg nodig hebben worden allereerst door de leerkracht gesignaleerd. Extra zorg kan zich voordoen op het gebied van het leren, de werkhouding, het sociaal emotioneel functioneren of de thuissituatie van de leerling. Als de leerkracht en de interne begeleider vinden dat er sprake is van een onveilige en ongezonde thuissituatie van de leerling dan kan de intern begeleider de leerling aanmelden bij het lzio. Hiervoor dient de school toestemming van de ouders te vragen.In de provincie Groningen werken we met het signaleringssysteem Zorg voor jeugd Groningen.

Regionale Verwijsindex Zorg

In de provincie Groningen is er een regionale verwijsindex zorg voor jeugd ingesteld. Deze functioneert als een loket waar scholen meldingen kunnen inbrengen over leerlingen over wie zorgvragen leven. In sommige gemeenten heeft de verwijsindex de functie en taken van het bovenschools zorgadvies team overgenomen en heeft tevens een steunpuntfunctie . Deze is voor onze school geregeld vanuit de DAL gemeenten en wordt uitgevoerd door twee zorg coördinatoren ZvJG. Hier kan in specifieke situaties waarbij melding overwogen wordt en advies worden ingewonnen. Informatie: www.zorgvoorjeugd.nu Telefoon: 0596-548200.

Namens de school kan het onderwijsbureau of de schoolmaatschappelijkwerker een melding plaatsen in de verwijsindex.

3.2.7 Aanmelding bij instelling voor jeugdzorgEen directe aanmelding voor hulp vanuit de jeugdzorg kan alleen gedaan worden door de ouders zelf. Hier kan de school dus alleen verwijzen naar het bureau voor jeugdzorg. Op verzoek van de ouders kan de school wel informatie verstrekken aan jeugdzorg over de leerling. De intern begeleider bespreekt de mogelijkheden met de ouders en adviseert deze om jeugdzorg in te schakelen.

randvoorwaarden binnen de school bij de zorg voor deze leerlingen.

3.2.8. Voorbereiding verwijzing - het onderwijskundig rapportWanneer de uitkomsten van een traject waarin de reguliere zorg (basis en breedte zorg) van de school ontoereikend blijkt te zijn en tevens uit het pedagogisch-didactische of psychologisch onderzoek blijkt dat de zorgvraag onvoldoende kan worden beantwoord door de basisschool kan in overleg met de ouders besloten worden om de betreffende leerling te verwijzen naar het speciaal (basis)onderwijs.

Ter voorbereiding op de aanmelding bij de commissie van advies wordt door de interne begeleider een aanvraag voor een toelaatbaarheidsverklaring opgesteld. De inhoud van de toelaatbaarheidsverklaring is op het niveau van het samenwerkingsverband vast gesteld. Zie bijlage brochure commissie van advies.

De ouders worden door de interne begeleider van de basisschool op de hoogte gebracht van het voornemen tot verwijzing. De intern begeleider ondersteunt en adviseert de ouders gedurende dit traject.

3.2.9. Voorbereiding terugplaatsing vanuit een speciale basisschoolVoor een terugplaatsing van een eerder verwezen leerling dient de speciale(basis)school contact op te nemen met de interne begeleider of via de directeur van de basisschool. Hiervoor dienen de ouders toestemming te geven.

27

Indien uit de leerlingenbespreking op de speciale (basis)school blijkt dat de leerling in aanmerking komt voor regulier basisonderwijs zullen de ouders op de hoogte worden gebracht door de intern begeleider van de s.b.o. /s.o. school. De ouders zullen hun kind moeten aanmelden op de basisschool.

3.2.10 Het profiel van de breedtezorg in schoolDe breedtezorg op school wordt mede bepaald door de aanwezigheid van extra zorgvoorzieningen en onderwijsarrangementen ten behoeve van leerlingen met specifieke beperkingen. Leerlingen die een specifiek onderwijszorg arrangement nodig hebben kunnen een stimulans zijn voor de school om deze voorzieningen breder in te zetten.

In de vraag welke ambities teamleden zien als het gaat om de leerlingenzorg liggen kansen voor het vergroten en structureel verbeteren van het profiel breedtezorg.

Welke leerlingen kunnen we op school “met hulp” een passend onderwijsarrangement bieden?Ook deze vraag wordt beantwoord voor de vier categorieën zorgleerlingen.

Leerlingen met zorgvragen op het gebied van informatieverwerving Leerlingen die zich uitzonderlijk ontwikkelen wat betreft de informatieverwerking Leerlingen met zorgvragen en problemen in net sociaal emotioneel functioneren Leerlingen met gedragsproblemen.

De arrangementen in het schoolprofiel breedtezorg of extra ondersteuning van de school kunnen volgens bijgaand model omschreven worden. De voorbeelden zijn afkomstig uit het rapport werken met het schoolondersteuningsprofiel. Verschenen in de toolbox van de PO-raad.

Onze school is niet ingericht voor cluster 3 kinderen. Sommige kinderen kunnen we wel op onze school begeleiden dit hangt af van de groepsgrootte en het aantal leerlingen in de klas.

Onderstaand Schema geeft voorbeelden van breedtezorg in de school vanuit de vier clusters van de Regionale expertisecentra.

Cluster 1Visueel

Centrale belemmering Pedagogisch-didactische tips

Praktisch organisatorisch

Handicap Autonomie Blind Zelfstandig eten en

drinkenBewegingsvrijheidCompetentie Beperkingen in de informatieverwervin

gDoor wegvallen van het visuele kanaal is de leerling vooral aangewezen op het gehoorrelatie Als gevolg van de handicap kunnen emotionele problemen optreden die op relationeel vlak hun uitwerking hebben

De leerling snel zelfstandig leren werken (omdat de leerling maar gedeeltelijk met het klassikale verloop mee kan doen)Oefenen met specifieke vaardighedenExtra concreet materiaal gebruiken

Vaste opstelling in de klasVaste plaats voor persoonlijke spullen en hulpmiddelenAanbrengen van gidslijnen op de vloerGebruik van computer met braille leesregel

Cluster 2Auditief en taal/spraak

Centrale belemmering Pedagogisch-didactische tips

Praktisch organisatorisch

HandicapSlechthorendheid(hoge gehoordrempel 35dB tot 85dB)En vaak vervorming van het geluid

Autonomie / Competentie Beperkingen in informatieverwervin

Leerling snel zelfstandig leren werken.Veel individueel oefenen

De zichtbaarheid van de leerkracht is zeer belangrijk i.v.m.

28

Een slechthorend kind kan nietgoed selecteren tussen omgevingsgeluid en het signaal zelf. Hoortoestellen versterkenhet geluid wel maar leiden niet totvolledige reconstructie van het oorspronkelijk geluid.

gBelemmerende taalontwikkelingDe gehoorbeperking is belastendConcentratie is soms een probleemRelatie: Slechthorendheid belemmert de communicatie en interactie met anderen; emotionele, gedragsproblemen kunnen het gevolg zijn (onzekerheid, achterdochtigheid).

Gebruik van beamerLeerkracht altijd met gezicht naar de klas Geven van extra uitleg

N.b. oppassen dat lkr. Qua cognitie de leerling niet moet onderschattenHoudt er rekening mee dat de leerling niet tegelijkertijd kan spraakafzien en lezen of schrijven.

spraakafzien. Goede akoestiek; voorkomen van extra geluid van gekuch en schuifelende voeten door extra wand,vloer- en plafondbekleding is wenselijk om te voorkomen dat het geluid van vallende voorwerpen door het gehoorapparaat veel te hard wordt.Soloapparatuur en ringleiding.

Cluster 3Lichamelijk en verstandelijkLangdurig ziek

Centrale belemmering Pedagogisch-didactische tips

Praktisch organisatorisch

Lichamelijke handicapsBijvoorbeeld: Spina bifidaSpasticiteitSpierziekten(niet)aangeboren hersenletselAangeboren afwijkingen vanArmen en benen

Autonomie Vaak belemmering bij algemeen dagelijkse levensverrichtingen (ADL), zindelijkheid.Zelfstandig eten en drinken, aankleden bij gymnastiekVaak is er sprake van therapie tijdens onderwijstijd: leidt tot minder lestijd

Competentie Vaak beperkingen t.a.v. motorische vaardigheden (fijn en grof)Problemen met concentratie en werkhoudingSoms ook sprake van (lichte) verstandelijke beperking.Relatie Als gevolg van

In een aantal gevallen gaat het om normaal begaafde leerlingen die over redelijke leervoorwaarden beschikken. In die gevallen is geen aangepaste didactiek nodig. Het accent ligt vaak op extra begeleiding en specifieke didactiek bij (fijn)motorische vaardigheden zoals leren schrijven.Bij leerlingen met ook verstandelijke beperking geldt: extra 1 op 1 instructieVeel aandacht aan acceptatie in de klasVeel accent op structuur (uitgebreide voorinstructie/kleine stapjes/enkelvoudig

Deze leerlingen hebben vaak apart meubilair nodig (aangepaste stoel, tafel met schuin werkblad verstelbaar.Rolstoelvriendelijke maatregelenAangepast toiletRuimte voor verzorging en therapie

29

handicap ontstaan vaak sociale en emotionele problemen

e opdrachten/ veel tijd voor individueel inoefenen)

N.B. oppassen voor valkuil om te lage (geen) eisen te stellen zowel cognitief als t.a.v. zelfredzaamheid

Cluster 4Gedrag en psychiatrieResidentiële opvang

Centrale belemmering Pedagogisch-didactische tips

Praktisch organisatorisch

HandicapADHDPervasieve ontw.stoornis(autisme, asperger)PDD-NOSNLD (niet verbale leerstoornis)in de onderwijssituatie is het onderscheid tussen ‘internaliserend’ en‘externaliserend’ relevant.

AutonomieBij psychosomatischeProblemen kan sprake zijn van ernstige beperkingen.Ook los van psychosomatische problematiek is vaak sprake van grote angsten.CompetentieVaak stoornissen in het verbeeldend vermogen - eenzijdige interesses,Vaag onderscheid tussen werkelijkheid en fantasie, opgaan in eigen sensaties en fantasie, snel afgeleid, onlogische angsten, gefragmenteerd denken en moeite met generaliseren.Ook vaak sprake van informatieverwerking-Stoornissen en taalproblemen.RelatieGebrek aan sociale cognitie, vaak is sprake van stoornissen in de communicatie en in de sociale wederkerigheid; leerlingen zijn kwetsbaar voor pesten.

Kleinschalige settingEerst 1-op-1 interactie daarna pas in de klas en andersom.Veiligheid en structuur. Veel voorstructureren; bijzondere gebeurtenissen voorbespreken en voorspelbaar maken.Accent op enkelvoudige opdrachten.Hanteerbaar en concrete instructies, taalgebruik.Verwachtingen leerstof zoveel mogelijk visualiseren (picto’s)Veel voordoen en herhalen omdat leerlingen moeite hebben met generaliseren.Gedrag van leerlingen begrenzen (stopregels).Gebruik van dag en weekschema’s met overzicht van taken en activiteiten als hulp bij zelfstandig werken.Visualisering van abstracte begrippen, beeldverhalen.Structurering d.m.v. agenda’s, schriftjes, memobriefjes e.d.

Prikkelarme omgeving, hoek met schotten, opgeruimde klas,Materialen op vaste plekken in de klas.

30

3.3 Zorgniveau 3: Dieptezorg- grenzen in de zorg op school

3.3.1 Aanvragen Toelaatbaarheidsverklaring voor speciaal onderwijs en het speciaal basisonderwijsAls blijkt dat de interne hulp op school ontoereikend is en het onderwijsaanbod niet aansluit bij de ontwikkeling van de leerling en onvoldoende tegemoet komt aan de uitgangspunten zoals in de schoolvisie op hulp en begeleiding is verwoord, kan besloten worden tot het aanvragen van een toelaatbaarheidsverklaring (TLV). Met als doel een beter bij de behoeften van de leerling passende onderwijsplek.Op de website www.passendonderwijsgroningen staat de procedure, werkwijze en reglement van de commissie van advies (CVA).Deze procedure is onderdeel van het Ondersteuningsplan SWV 20.01 2014-2018.

3.3.2 Verwijzing naar het speciaal onderwijs en speciaal basisonderwijsDe uitkomsten van aanvullend onderzoek en observaties door de orthopedagoog/psycholoog of ambulant begeleiders van het onderwijshulpcentrum in het SWV kunnen leiden tot de conclusie dat de basisschool en het samenwerkingsverband onvoldoende in staat zijn om tegemoet te komen aan de specifieke onderwijsbehoefte van een leerling. Verwijzing naar een school voor speciaal onderwijs kan dan aan de orde zijn.Ouders worden hierbij geadviseerd en ondersteund door de interne begeleider van de basisschool. De interne begeleider stelt een onderwijskundig rapport op en daarnaast zorgt de orthopedagoog/psycholoog voor een kwalitatieve onderbouwing met argumenten waarom geen passend onderwijsaanbod geboden kan worden in het SWV.De school doet vervolgens een aanvraag bij de commissie van advies (CVA) voor een toelaatbaarheidsverklaring (TLV).De ouders melden in geval van een positieve TVL, vervolgens hun kind aan bij de school voor speciaal onderwijs of speciaal basisonderwijs.Bij een negatieve TLV formuleert de CVA een advies voor een plaatsing op een ander type onderwijs

Bij een negatieve TLV formuleert de CVA een advies voor een plaatsing op een ander type onderwijs

Na aanmelding bij de SBO school wordt meestal bij de leerling een pedagogisch didactisch onderzoek afgenomen om een plan van aanpak op te kunnen stellen en het ontwikkelingsperspectief van de leerling vast te kunnen stellen. De resultaten van dit onderzoek en de informatie uit het onderwijskundig rapport voor de PCL vormen hiervoor de basis. Dit resulteert in concrete adviezen voor ieder domein van schoolse vaardigheden. Tevens worden aandachtspunten beschreven, zoals volgen van logopedie en fysiotherapie. Vervolgens wordt de orthopedagogische hulpvraag van de betreffende leerlingen beschreven en richtlijnen opgesteld voor de aanpak. De eerste aanzet wordt aangevuld met een te verwachten ontwikkelingsprofiel. Indien ouders het wensen, wordt deze eerste aanzet met hen besproken.

De SBO krijgt de beschikking over het volledige onderwijskundig rapport, zoals dat bij de PCL is ingediend en wanneer ouders / voogden daarin schriftelijk hebben toegestemd.

De basisschool van herkomst zorgt ervoor dat de SBO- school altijd over de meest recente toets- en observatiegegevens kan beschikken. Tevens moet er een recent psychologisch onderzoek aanwezig zijn. Dit is belangrijk wanneer er een groot aantal maanden verstrijkt tussen aanmelding bij de PCL (bijv. na de januari -toetsen) en definitieve plaatsing op een SBO- school ( per 1 augustus). Er zijn wettelijk drie momenten per jaar wanneer plaatsing op het SBO mogelijk is (1 augustus,1 januari, 1 april).

3.3.3 De Dieptezorg: grenzen van de zorg in de schoolIn deze paragraaf beschrijft de school hoe de grenzen bepaald worden in de school bij de aanname van leerlingen met speciale onderwijszorgbehoeften.

31

We gaan er vanuit dat in beginsel alle leerlingen bij ons op school kunnen worden toegelaten. Toch kan het voorkomen dat, op basis van de verkregen informatie over de specifieke onderwijsbehoeften van de leerling in relatie tot onze eigen schoolse mogelijkheden, er twijfels rijzen of wij wel op een voldoende verantwoorde wijze goed onderwijs kunnen bieden. In een dergelijk geval treden wij in overleg met de ouders. Samen zullen we vervolgens zoeken naar oplossingen, eventueel met externe ondersteuning en hulp. Belangrijke factoren die o.a. een rol spelen bij onze afweging zijn:

het aantal leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften al aanwezig in de groep; de beïnvloeding van de rust en de veiligheid in de groep en de school; de beïnvloeding van het leerproces van andere leerlingen; evenwicht in vraag naar verzorging, behandeling en onderwijs; de deskundigheid en ervaring van het personeel; de continuïteit binnen het team; de organisatie / differentiatiecapaciteit van de groep en de school; het gebouw- en de materiële situatie van de school.

In zeer uitzonderlijke gevallen kan het voor komen dat wij het desondanks toch niet verantwoord achten om een leerling onderwijs op onze school te laten volgen, daar ons inziens er een te groot gat zit tussen dat wat het kind nodig heeft aan goede begeleiding en ondersteuning én dat wat wij denken te kunnen bieden (ook met extra externe hulp en ondersteuning). De leerling zal dan niet worden toegelaten.

De zorgplicht Passend Onderwijs verplicht ons als school de ouders vervolgens te ondersteunen bij het zoeken naar goed passend onderwijs voor het betreffende kind. Dit kan zijn op een andere basisschool, dan wel een school voor speciaal basisonderwijs of een school voor speciaal onderwijs.

Bij leerlingen die verstoring van de rust en veiligheid op school veroorzaken handelen wij volgens het bovenschools beleidsdocument ‘Toelating, schorsing en verwijdering’.

4.1 Instrument voor kwaliteitszorg – zorg en begeleiding

4.2 Archivering leerlingengegevens en dossiervormingIn het document:”Archivering obs De Munte” is beschreven hoe de school gebruik maakt van leerlingendossiers. Uitgangspunt is dat er van alle leerlingen een overzichtelijk en actueel leerlingendossier is.Doel hiervan is dat alle leerkrachten en overige teamleden weten hoe de leerlingendossiers zijn samengesteld en wat van wie verwacht wordt bij het actueel houden van de leerlingendossiers.Het document “Archivering obs De Munte’ beschrijft de volgende aspecten:

Hoe zien de leerlingendossiers eruit? Wie hebben inzicht in de dossiers? Waar worden de leerlingendossiers bewaar ? Hoe lang worden de leerlingengegevens bewaard? Hoe is de indeling van de mappen? Bijzondere aanvullingen

Bij het werken met groepsoverzichten en groepsplannen is een goede dossiervorming belangrijk. Wij bewaren onze groepsplannen en groepsoverzichten in de groepsmappen in een dossierkast in de ib-kamer. Wij bewaren deze gegevens ook digitaal via ParnasSys en op de server op een speciale vaste schijf. Bij het ontstaan van hulpvragen over leerlingen is de geschiedenis van de handelingsplanning van een individuele leerling snel voorhanden. In digitale overzichten kan snel en efficiënt een individuele leerling in beeld gebracht worden.

Het document “archivering obs De Munte” is als bijlage aan het schoolondersteuningsprofiel toegevoegd.

32

Hoofdstuk 4: Borging kwaliteit zorg en begeleiding

In onze kwaliteitskaart Zorg&begeleiding maart 2007 is vastgesteld aan welke kwaliteitseisen het beleid op het gebied van zorg en begeleiding van leerlingen moet voldoen. Wij gebruiken daarvoor het KWINTOO kwaliteitszorginstrument. Een keer in de vier jaar worden alle domeinen van beleid systematisch beoordeeld en worden waar nodig verbeteringen gepland en uitgevoerd. Ook het domein Zorg & Begeleiding wordt eens in de vier jaar beoordeeld door het team. De ouders/verzorgers worden eens in de twee jaar geënquêteerd over de verschillende aspecten van de schoolorganisatie. Ook het domein zorg en begeleiding komt daarbij aanbod. De resultaten daarvan worden gebruikt bij de planning van nieuw schoolbeleid, middels de cyclus van jaarplanning en jaarverslaglegging.

33

Hoofdstuk 5 Samenwerking met anderen in de zorg.

5.1 Samenwerking met ketenpartners in de zorg / MeldcodeZoals in hoofdstuk 2 bij de visie op Passend Onderwijs is aangegeven kan het uitgangspunt: ‘Alle leerlingen succesvol op school’ niet gerealiseerd worden zonder dat er sprake is van een veilig en gezond school- en thuismilieu. Met het begrip “zorg in en om de school” wordt voor het reguliere onderwijs in het algemeen bedoeld de preventieve inzet van hulpverlening en (gezondheids-)zorg. Doelstelling hiervan is te komen tot een sluitende aanpak voor overbelaste en in hun veiligheid en gezondheid bedreigde leerlingen en jongeren.In onze regio (Delfzijl, Appingedam en Loppersum) is dit op de volgende manier vorm gegeven:Leerlingen die extra zorg nodig hebben worden allereerst door de leerkracht gesignaleerd. Extra zorg kan zich voordoen op het gebied van het leren, de werkhouding, het sociaal emotioneel functioneren of de thuissituatie van de leerling. Als de leerkracht en de interne begeleider vinden dat er sprake is van een onveilige en / of ongezonde thuissituatie van de leerling dan kan de interne begeleider de leerling aanmelden bij het RET.

Voorafgaand aan een eventuele melding is het stappenplan van het meldprotocol Kindermishandeling doorlopen

De meldcode Kindermishandeling is een wettelijke verplichting met ingang van 1 juli 2013. De meldcode is verplicht voor alle instellingen die werken met kinderen.

De meldcode is bedoeld om goed in beeld te hebben welke stappen worden genomen in een vermoeden van mishandeling.

Binnen onze schoolorganisaties is de zorgroute eigenlijk heel duidelijk. Niet alleen bij mishandeling maar ook met andere zorgproblemen is er een duidelijke weg te bewandelen, vastgesteld in de zorgroute. Deze weg past goed bij de meldcode. Het verschil zit in de instellingen die worden betrokken.

In Marenland werken we met het RET. Het RET speelt ook in de meldcode kindermishandeling een belangrijke rol en kan altijd worden benaderd.

Daar wordt ook besloten welke instanties worden betrokken en wie welke rol heeft in het proces van melden, communicatie en aanpak.

In overleg met het RET kan ook een melding in de verwijsindex worden geplaatst.

Stappenplan

meldcode

Stap 1: In kaart brengen van signalen

1. observeer2. onderzoek naar onderbouwing3. overleg met directeur en intern begeleider

35

4. gesprek met ouders: delen van de zorg

Stap 2: Collegiale consultatie en raadplegen Advies- en Meldpunt Kindermishandeling

Consulteer interne en externe collega’s tijdens:

1. groepsbespreking2. zorgkantoor Marenland3. CJG4. Bilateraal overleg met jeugdarts, sociaal verpleegkundige intern begeleider of andere betrokkenen,

bijv. leerplichtambtenaar5. Consulteer ook het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling

Uitkomsten consultaties bespreken met ouders

Overweeg registratie in de Verwijsindex Risicojongeren

Stap 3: Gesprek met de ouder

Gesprek met de ouder: delen van de zorg

Stap 4: Weeg de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling

Weeg risico, aard en ernst van de kindermishandeling of huiselijk geweld..

Vraag het AMK hierover een oordeel te geven.

Stap 5a: Hulp organiseren en effecten volgen

Bespreek uw zorgen met de ouder

Organiseer hulp door ouder en leerling door te verwijzen naar Bureau Jeugdzorg

Monitor of ouder en leerling hulp krijgen

Volg de leerling

Stap 5b: Melden en bespreken met de ouder

Bespreek met de ouder uw voorgenomen melding

Meld bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling

Uitwerking stappen:

Stap 1: In kaart brengen van signalen

Breng de signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of ontkrachten in kaart en leg deze vast.

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

36

Leg ook de contacten over de signalen vast, evenals de stappen die worden gezet en de besluiten die worden genomen.

Bij vroegsignalering worden signalen gezien die duiden op een zorgelijke of mogelijk bedreigde ontwikkeling. Zelden zullen deze signalen direct duidelijkheid geven over de oorzaak zoals huiselijk geweld of kindermishandeling. Het is daarom verstandig uit te gaan van de signalen die u als leerkracht of andere betrokkene bij de leerling of in de interactie tussen ouder en leerling waarneemt.

In deze fase observeert u de leerling in de klas en eventueel daarbuiten (bijvoorbeeld tijdens een huisbezoek) waardoor u de signalen in kaart kunt brengen.

Het is gebruikelijk om in gesprek te gaan met de ouder tijdens haal- en brengmomenten. Tijdens het uitwisselen over de activiteiten van de dag, de leerling en de feitelijkheden die u opvallen, krijgt u een beeld waardoor u ook met informatie van de ouder de situatie in kaart kunt brengen.

Daarnaast observeert u de ouder en het kind tijdens overige contactmomenten. U verzamelt alle signalen waardoor u duidelijker krijgt of er zorgen zijn en welke zorgen dit zijn.

Alle gegevens die te maken hebben met het signaleren en handelen legt u schriftelijk vast. Gespreksverslagen kunt u door betrokkenen laten ondertekenen. Hierdoor kunt u later bij de inspectie ‘van het onderwijs verantwoording afleggen indien dit wordt gevraagd. U kunt dit vastleggen in het leerlingendossier, zie de handleiding hoofdstuk 6.5.

Indien de signalen duiden op kindermishandeling gepleegd door een medewerker van de school dan dient dit onmiddellijk gemeld te worden bij het schoolbestuur zie ook hoofdstuk 1.5 van de handleiding.

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

37

Stap 2: Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling.

Bespreek de signalen met een deskundige collega. Vraag zo nodig ook advies aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling.

Consultatie is - afhankelijk van de interne afspraken van de organisatie - mogelijk met de volgende collega’s: de intern begeleider, de directie, een collega uit dezelfde klas en/of de jeugdverpleegkundige of jeugdarts. Indien de organisatie deelneemt aan het zorgoverleg is het ook mogelijk om de leerling hierin te bespreken. Tevens kan gebruik worden gemaakt van samenwerking met het Centrum voor Jeugd en Gezin. Welke mogelijkheden qua consultatie en opvoedondersteuning mogelijk is, is afhankelijk van de expertise en functies die het CJG in uw gemeente heeft..

Om de leerling ‘open’ (niet anoniem) te bespreken in het zorgteam en met andere externe deskundigen is schriftelijke toestemming van de ouder vereist. Indien u in het contact transparant en integer bent, is de kans groot dat over deze zaken een open gesprek mogelijk is. In de meeste gevallen wordt toestemming door de ouder gegeven Ook kunt u advies krijgen van het AMK of het zorgkantoor over het in gesprek gaan met de ouder.

Indien de ouder weigert, is dit een zorgelijk signaal en moet het worden meegenomen in de weging

(stap 4). De leerling kan overigens anoniem worden besproken wanneer de ouder geen toestemming heeft gegeven, maar dit verdient niet de voorkeur vanwege de eventuele vervolgacties.

Indien u ook maar enige twijfel heeft over de oorzaak van de situatie en/of eventuele mogelijke onveiligheid bij de leerling, moet u advies vragen bij het AMK. Het AMK kan een eerste weging maken of het terecht is dat u zich zorgen maakt over deze situatie en of er mogelijk sprake kan zijn van kindermishandeling of huiselijk geweld. Zorgvuldig handelen vereist dat u nagaat of u advies moet vragen bij het AMK.

Voor het bespreken in het zorgteam wordt een intakegesprek met ouder en/of leerkracht door het maatschappelijk werk of een ander lid van het zorgteam gevoerd. Door de ouder continu te betrekken en in overleg te treden, is de kans groter dat de ouder gemotiveerd is om de situatie te verbeteren en/of hulp te aanvaarden.

Vanaf stap 2 is het raadzaam registratie in de Verwijsindex Groningen, via het zorgkantoor te overwegen indien u op dit systeem bent aangesloten.

Noodsituaties

Bij signalen die wijzen op acuut en zodanig ernstig geweld dat de leerling of een gezinslid daartegen onmiddellijk moet worden beschermd, kunt u meteen advies vragen aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Komt men daar, op basis van de signalen, tot het oordeel dat onmiddellijke actie is geboden, dan kunt u zo nodig in hetzelfde gesprek een melding doen zodat op korte termijn de noodzakelijke acties in gang kunnen worden gezet.

In noodsituaties kunt u overigens ook contact zoeken met de crisisdienst van het Bureau Jeugdzorg en/of de politie vragen om hulp te bieden.

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

38

Stap 3: Gesprek met de ouder

Bespreek de signalen met de ouder.

Hebt u ondersteuning nodig bij het voorbereiden of het voeren van het gesprek met de ouder, raadpleeg dan een deskundige collega en/of het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling of het Steunpunt Huiselijk Geweld.

1. Leg de ouder het doel uit van het gesprek.2. Beschrijf de feiten die u hebt vastgesteld en de waarnemingen die u hebt gedaan.3. Nodig de ouder uit om een reactie hierop te geven.4. Kom pas na deze reactie zo nodig en zo mogelijk met een interpretatie van hetgeen u hebt gezien, gehoord

en waargenomen. In geval van een vermoeden van (voorgenomen) vrouwelijke genitale verminking (meisjesbesnijdenis) of eergerelateerd geweld neemt u met spoed contact op met het AMK.

5. Leg het gesprek vast en laat het indien mogelijk ondertekenen door alle betrokkenen.

In de meeste gevallen is het onduidelijk wat de oorzaken zijn van de signalen. Door ouders te informeren en uit te wisselen over de ontwikkeling van de leerling, kunnen zorgen verduidelijkt, ontkracht of bekrachtigd worden. Nodig de ouder expliciet uit tot het geven van zijn/haar mening en vraag door over leerling gerelateerde onderwerpen in de thuissituatie. Herkent de ouder de situatie? Hoe gedraagt de leerling zich thuis? Hoe reageert de ouder daarop? Hoe gaat het opvoeden thuis? Hoe reageert de leerling hierop? Hoe is de ontwikkeling van de leerling tot nu toe verlopen? Wat vindt de ouder daarvan? Hoe ervaart de ouder de opvoeding en zijn rol als ouder?

Breng de ouder na overleg met anderen op de hoogte. Informeer en wissel tijdens deze contacten continue uit over de ontwikkeling van de leerling en de zorgen die u hebt.

Indien een handelingsplan wordt ingezet voor de leerling, bespreek dit met de ouder. Bespreek ook tussentijds en na afloop de resultaten van het handelingsplan.

Indien de ouder de zorgen herkent, kan een begin worden gemaakt met het onderzoeken van kansen en oplossingen. Daarnaast kunnen handelingsadviezen worden uitgewisseld voor in de klas en thuis.

Indien tijdens het gesprek met de ouder blijkt dat de zorgen een andere oorzaak hebben, kunt u dit traject afsluiten. U kunt de leerling en de ouder binnen de interne en externe zorgstructuur van de school verder begeleiden.

Het doen van een melding bij het AMK zonder dat de signalen zijn besproken met de ouder, is alleen mogelijk als:

de veiligheid van de ouder, die van u zelf, of die van een ander in het geding is; of als u goede redenen hebt om te veronderstellen dat de ouder door dit gesprek het contact met u zal

verbreken en de school zal verlaten.Bij het vragen van advies aan het AMK geldt dit niet, advies vragen mag altijd anoniem.

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

39

Stap 4: Weeg de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling

Weeg op basis van de signalen, van het ingewonnen advies en van het gesprek met de ouder het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling. Weeg eveneens de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling.

Maak bij het inschatten van het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling gebruik van een risicotaxatie-instrument als een dergelijk instrument binnen uw organisatie of praktijk beschikbaar is. Binnen het basisonderwijs wordt geen gebruik gemaakt van een risicotaxatie-instrument.

Betrek het zorgkantoor bij de te nemen stappen. Neem contact op met het AMK of de jeugdgezondheidszorg bij het maken van deze weging.

Stap 5: Beslissen: zelf hulp organiseren of melden.

Stap 5a: Hulp organiseren en effecten volgen

Meent u, op basis van uw afweging in stap 4, dat u de leerling en zijn gezin redelijkerwijs voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling kunt beschermen:

organiseer dan de noodzakelijke hulp; volg de effecten van deze hulp; en doe alsnog een melding als er signalen zijn dat het huiselijk geweld of de

kindermishandeling niet stopt, of opnieuw begint.

Als de school gebruik heeft gemaakt van het zorgteam, kan het zorgteam verdere actie coördineren.

Dit is altijd in overleg met het zorgkantoor. Het zorgteam bespreekt de hulpvraag van school en ouders, beoordeelt de hulpvraag, stelt een aanpak vast, geeft handelingsadviezen voor de leerkracht en adviseert over verdere hulp.

De verantwoordelijke medewerker binnen de school bespreekt met de ouder de uitkomst van de bespreking. Bespreek met de ouder de verder te nemen stappen voor geadviseerde hulpverlening voor de leerling en/of de ouder. Geef informatie en maak afspraken over de eventuele indicaties die nodig zijn voor verdere hulp. Verwijs de ouder door en vraag daarna of de ouder is aangekomen bij de hulp.

Indien u voor een van voorgaande stappen ondersteuning nodig heeft, vraag deze aan bij het zorgkantoor.

Maak in de klas afspraken over begeleidings- en zorgbehoeften van de leerling. Stel een handelings- of begeleidingsplan op en voer dit uit. Deel de uitkomst van deze bespreking met de ouders.

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

40

Stap 5b: Melden en bespreken met de ouder

Kunt u uw leerling niet voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling beschermen, of twijfelt u er aan of u hiertegen voldoende bescherming kunt bieden:

meld uw vermoeden bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling; sluit bij uw melding zoveel mogelijk aan bij feiten en gebeurtenissen en geef duidelijk aan

indien de informatie die u meldt (ook) van anderen afkomstig is; overleg bij uw melding met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling wat u na de

melding, binnen de grenzen van uw gebruikelijke werkzaamheden, zelf nog kunt doen om uw leerling en zijn gezinsleden tegen het risico op huiselijk geweld of op mishandeling te beschermen.

Bespreek uw melding vooraf met de ouder. U kunt de melding ook bespreken met de leerling wanneer deze 12 jaar of ouder is.

1. Leg uit waarom u van plan bent een melding te gaan doen en wat het doel daarvan is.2. Vraag de leerling en/of ouder uitdrukkelijk om een reactie.3. In geval van bezwaren van de leerling en/of ouder, overleg op welke wijze u tegemoet kunt komen aan

deze bezwaren en leg dit in het document vast.4. Is dat niet mogelijk, weeg de bezwaren dan af tegen de noodzaak om uw leerling of zijn gezinslid te

beschermen tegen het geweld of de kindermishandeling. Betrek in uw afweging de aard en de ernst van het geweld en de noodzaak om de leerling of zijn gezinslid door het doen van een melding daartegen te beschermen.

5. Doe een melding indien naar uw oordeel de bescherming van de leerling of zijn gezinslid de doorslag moet geven.

Van contacten met de leerling en/of ouder over de melding kunt u afzien:

als de veiligheid van de leerling, die van u zelf, of die van een ander in het geding is; of als u goede redenen hebt om te veronderstellen dat de leerling en/of de ouder daardoor het contact

met u zal verbreken.

Indien na enige periode onvoldoende verbetering zichtbaar is, is het van belang opnieuw contact op te nemen met het AMK en eventueel opnieuw een melding te doen. Het AMK adviseert, indien nodig, meerdere keren contact op te nemen indien u onvoldoende verbetering of verslechtering ziet.

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

41

Organisatie : RET

Contactpersoon : Hannie Leistra

Adres :Wijmersweg Loppersum

Telefoonnummer : 0596583320

E-mailadres :[email protected]

Aanmelding telefonisch of via kindkans in Parnassys

Organisatie : CJG

Het CJG kan onafhankelijk en multidisciplinair adviseren over wat de leerlingen nodig hebben in hun ontwikkeling. Onze school participeert in het CJG in Delfzijl. www.cjgdal.nl telefoon: 0596548200.Ouders en scholen zijn d.m.v. flyers en brochures geïnformeerd. Er is een website waarop ouders, jongeren, vrijwilligers en professionals terecht voor alle vragen rond opvoeden en opgroeien. www.cjgdal.nlIn de provincie Groningen werken we met het signaleringssysteem Zorg voor jeugd Groningen.Deelnemers:We onderscheiden drie typen deelnemers in het project Zorg voor Jeugd Groningen:1. Gemeenten en provincieDe Groninger gemeenten en de provincie Groningen zijn als regisseur van jeugdhulpverlening opdrachtgever van het project. Voor de DAL gemeenten zijn de contactpersonen:Gemeente Appingedam Contactpersoon: Bea Enting  [email protected]  T 0596 691148

Gemeente Delfzijl Contactpersoon: Mariët Zegers   [email protected]  T 0596 639192

Gemeente Loppersum Contactpersoon: Christa Duisterwinkel  [email protected]  T 0596 548200

2. Instellingen die hulp verlenen aan jeugdigen als kernactiviteit hebbenDeze instellingen nemen deel in het project door te registreren en signaleren en in sommige gevallen door de zorg te coördineren en hulp te verlenen. De volgende hulpverlenende instellingen sluiten aan op Zorg voor Jeugd Groningen. Hieronder treft u het overzicht:Bureau Jeugdzorg (zorgcoördinatie)GGD Groningen (zorgcoördinatie)MEE GroningenStichting NOVOHalt Noord-NederlandMJDStichting Welzijn en DienstverleningStg. Maatsch. Dienstverlening Old Ambt (MDO)NoordermaatWel-comVerslavingszorg Noord-Nederland (VNN)Driever’s daleDe ZijlenMolendriftElkerJonx LentisRaad voor de Kinderbescherming, via de landelijke verwijsindexLeger des Heils, RIBW-jeugdStichting Foundation Youth Care William Schrikker Groep, aansluiting in voorbereiding (operationeel: voorjaar 2011)

3. Instellingen die contact hebben met jeugdigenDeze instellingen (vindplaatsen), zoals onderwijs en politie, nemen deel door signalen af te geven. Klik hier voor een overzicht van de deelnemende instellingen per gemeente. De domeinen die zijn onderscheiden in Zorg voor Jeugd Groningen zijn:Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW)GezondheidszorgJeugdzorgKinderopvangLeerplichtSpeciaal onderwijsPrimair onderwijsVoortgezet onderwijsMBO onderwijsOnderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

42

VeiligheidWelzijnIn deze verwijsindex kan de school signalen afgeven over kinderen waarover zorgen zijn.Voor de afstemming die daarin vervolgens nodig is gaan de zorgcoördinatoren ZvjG vanuit de back office samen met de school aan de slag. De zorgcoördinatoren zijn aangesteld vanuit de GGD en Bureau Jeugdzorg.Doel van deze samenwerking is: krijgen leerlingen wat ze nodig hebben, zijn de lijnen kort, loopt er niemand meer van loket naar loket (kastje naar de muur)?De verwijsindex heeft de functie en taken van het bovenschools zorgadvies team overgenomen en heeft tevens een steunpuntfunctie. Deze is voor onze school geregeld vanuit de DAL gemeenten en wordt uitgevoerd door twee zorgcoördinatoren ZvjG. Hier kan in specifieke situaties waarbij melding overwogen wordt advies worden ingewonnen. Informatie: www.zorgvoorjeugd.nu. Telefoon: 05964-548200 Namens de school kan het onderwijsbureau of de school maatschappelijk werker een melding plaatsen in de verwijsindex.

Aanmelding bij instelling voor jeugdzorgEen directe aanmelding voor hulp vanuit de jeugdzorg kan alleen gedaan worden door de ouders zelf. Hier kan de school dus alleen verwijzen naar het bureau voor jeugdzorg. Op verzoek van de ouders kan de school wel informatie verstrekken aan jeugdzorg over de leerling. De interne begeleider bespreekt de mogelijkheden met de ouders en adviseert deze om jeugdzorg in te schakelen.

5.2 Samenwerking met onderwijspartnersElke onderwijssector kent zijn eigen wetten en regels en ook een eigen taal. Passend Onderwijs zal ook moeten bevorderen dat de overgang naar een andere onderwijssector voor ieder leerling zonder obstakels en onnodige drempels kan plaatsvinden. Daarover staat in het referentiekader voor de zorgplicht opgenomen: ‘Iedere school waarborgt voor alle leerlingen een effectieve overdracht van en naar een andere school of sector’. Met de onderwijspartners in de regio worden in ieder geval afspraken gemaakt over de te volgen procedure bij de overgang van primair onderwijs naar voortgezet onderwijs. Het in te vullen onderwijskundig rapport bij de overdracht naar een ander schooltype en de aanmeldingsprocedure en criteria voor toewijzing van speciale onderwijszorg aan leerlingen.

Voortgezet onderwijs:

Informatiebrochure voor de toelatingsprocedure van

Basisonderwijs en Speciaal Basis Onderwijs naar Voortgezet Onderwijs in de provincie Groningen voor het cursusjaar 2012 – 2013 In deze brochure willen we basisscholen informeren over de aanmeldingsprocedure voor leerlingen die in aanmerking komen voor plaatsing in het Voortgezet Onderwijs (VO) in de provincie Groningen. Deze informatie wordt sinds lange tijd weer gezamenlijk in de provincie Groningen (inclusief de stad) uitgevoerd. Alle samenwerkingsverbanden PO en VO in de gehele provincie hebben overeenstemming bereikt over de te volgen procedure en de formulieren die daarbij gebruikt worden. We hebben ervoor gekozen om de folder uitsluitend per e-mail naar alle contactadressen te verzenden. Aan de coördinatoren van de samenwerkingsverbanden, de intern begeleiders in het PO en de zorgcoördinatoren van de VO scholen wordt/is gevraagd de brochure op deze wijze te verspreiden.

Op aanvraag kunt u bij de SWV coördinatoren een uitgebreidere procedure, criteria en richtlijnen toegestuurd krijgen.

In de bestaande of onlangs opgeheven regionale netwerken voor Passend Onderwijs zijn onderwijspartners met elkaar in gesprek gegaan over de uitgangspunten en visies op Passend Onderwijs in de eigen regio. Aspecten die daarbij aan de orde kwamen zijn o.a.:

o Afspraken met de regionale expertisecentra cluster 2,3 en 4 over de inzet van ambulante begeleiding in de scholen.

o Welke bijdrage kan het (voortgezet) speciaal onderwijs leveren aan de realisering van de loketfunctie. Welke samenwerking rondom de zorg voor leerlingen is mogelijk en wat betekent dit voor de trajectbegeleiding vanuit het regionale expertisecentra en de preventieve ambulante begeleiding?

o Afspraken met de Commissie indicatie zorg (CIZ) en de commissies verwijzing indicatiestelling van de regionale expertisecentra ( REC’s clusters 2,3 en 4 ) voor de gevallen waarin een combinatie met een persoonsgebonden budget nodig is ( 1 loket functie )

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

43

o Good practice voorbeelden van afspraken over een gecombineerde inzet van zorg en (speciaal) onderwijs in onderwijszorg arrangementen

WSNS samenwerkingsverband

Onze school maakt deel uit van het SWV 2.09 .Afspraken over samenwerking en gemeenschappelijke procedures die gevolgd worden en betrekking hebben op de overgang van de eigen school naar een andere school/sector zijn alle vermeld in het zorgplan van het samenwerkingsverband WSNS.

ROPO (Regionaal Overleg Passend Onderwijs)

De samenwerkingsverbanden in de provincie Groningen maken ieder deel uit van een Regionaal Overleg Passend Onderwijs (ROPO). In deze overleggen zijn de verschillende onderwijssoorten (po-vo-so) vertegenwoordigd. Door de samenwerkende besturen in deze ROPO”s is in een intentieverklaring of samenwerkingsovereenkomst getekend. Met als doelstelling om de zorgplicht die de schoolbesturen hebben in het kader van Passend Onderwijs in de regio zo goed mogelijk te kunnen garanderen.

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

Hoofdstuk 6: Ouders en zorgplicht

44

6.1 Contact met ouders In school zijn de contacten met ouders op vaste momenten in het schooljaar gepland. In november, februari en juni worden de ouders geïnformeerd over de vorderingen van hun kind. Er wordt uitgelegd op welke manier hun kind wordt gevolgd d.m.v. de methodetoetsen en het leerlingvolgsysteem. Ouders krijgen uitleg over de inhoud van het onderwijsaanbod, de groepsplannen en op welke manier de leerkrachten de evaluatie uitvoeren.Ouders krijgen ook de gelegenheid het welbevinden van hun kind te bespreken met de groepsleerkracht. Tussentijds kunnen ouders altijd de vorderingen van hun kind met de leerkracht bespreken en het is ook mogelijk dat de leerkracht de ouders uitnodigt hiervoor. Indien er tijdens deze gesprekken afspraken worden gemaakt worden deze vastgelegd door de leerkracht in een verslag (formulier oudergesprek). Het verslag wordt door de ouders getekend.

Indien er sprake is van een zorgvraag en de leerling besproken wordt in de leerlingenbespreking worden de ouders direct (en voorafgaand aan de leerlingenbespreking) op de hoogte gebracht door de leerkracht. Bij zorgleerlingen is er sprake van meer contact met de ouders. Leerkracht en de interne begeleider bespreken met de ouders de zorgvraag en de eventuele individuele handelingsplanning. Alle afspraken worden schriftelijk vastgelegd en door zowel de ouders als de leerkracht ondertekend. Wanneer het gaat om een handelingsplan voor een leerling en/of voor een leerling met een eigen leerlijn met aangepast uitstroomprofiel is het wettelijk verplicht dat ouders het handelingsplan voor akkoord ondertekenen.

Ouders kunnen te allen tijde de gegevens van hun kind inzien. De leerkracht voegt relevante informatie van de ouders toe aan het leerlingendossier. Bij gesprekken met ouders wordt het totale functioneren van het kind altijd besproken. Als er aanvullende maatregelen nodig zijn, worden deze altijd in vanaf het eerste moment in samenspraak met de ouders genomen. Een voorbeeld formulier van een oudergesprek is toegevoegd aan de bijlage.

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

45

6.2 Zorgplicht Passend OnderwijsOuders zijn bij Passend Onderwijs direct belanghebbenden. Een belangrijk nevendoel van Passend Onderwijs is de positie van ouders te verstevigen zowel op individueel als collectief niveau.

Op Individueel niveau geldt dat ouders ondersteuning kunnen krijgen als zij met school verschillen van mening over de passendheid van het onderwijsaanbod voor hun kind. Eventueel kunnen zij daarbij een beroep doen op bemiddeling door een onafhankelijke partij. In het uiterste geval kunnen ouders terecht bij de geschillencommissie Zorgplicht Passend Onderwijs. De uitspraken van de geschillencommissie zijn bindend. Bij de contactpersoon (M. Lamain)kunnen de ouders terecht voor vragen over onderwijs en zorg voor hun kind. De school heeft een klachtenregeling en is aangesloten bij de geschillencommissie Zorgplicht Passend Onderwijs.

Bij de voorbereiding van aanmelding, indicatiestelling en toewijzing van onderwijszorg kunnen de ouders ondersteund worden. Op school zal de intern begeleider hier zorg voor dragen.

Op collectief niveau geldt dat ouders er belang bij hebben om mee te kunnen beslissen over het onderwijszorg profiel van de school en de kwaliteit daarvan door de school. Ook over de toewijzing van extra onderwijszorg middelen geldt dat ouders medezeggenschap hebben conform de wet medezeggenschap. Onderwerpen van medezeggenschap van ouders in het kader van de Zorgplicht Passend Onderwijs zijn:

o Het onderwijsondersteuningsprofiel van de schoolo Het onderwijszorgplan van het samenwerkingsverbando Dekkend aanbod van onderwijszorgo Inzet van onderwijszorg middeleno Bewaking van kwaliteit o Communicatie

Het schoolbestuur bepaalt hoe de medezeggenschap geregeld wordt- bovenschools en/of bovenbestuurlijk.

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

46

overzicht Bijlagen bij het Onderwijszorgprofiel

Bijlage 1 Formulier verslag oudergesprekkenBijlage 2 Formulier groepsoverzichtBijlage 3 Formulier groepsplanBijlage 4 Formulier individueel handelingsplanBijlage 5 Formulier ontwikkelperspectiefBijlage 6Bijlage 7Bijlage 8Bijlage 9 DyslexieprotocolBijlage 10 Doorstroom of overgangsprotocol inclusief PO-VO overgangBijlage 11 Document archivering leerling-gegevens/dossier Ria Bijlage 12 Toetskalender LOVSBijlage 13Bijlage 14Bijlage 15Bijlage 16

Bijlage 1.

Oudergesprekformulier. Schooljaar 2014 / 2015

Naam leerling; ____Datum:Bij het gesprek aanwezig: Verslag opgesteld door:Lezen/begr.lezen

Rekenen /Tafels

Taal/spelling

SchrijvenGedrag

Werktempoen netheid.Gemaakte afspraken / bijzonderheden:

Handtekening leerkracht: Handtekening ouders / verzorgers:

Oudergesprekformulier. Schooljaar 2014 / 2015

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

47

Naam leerling; ____Datum:Bij het gesprek aanwezig: Verslag opgesteld door:Toetsen Taal/rekenen

Motoriek

Gedrag

Werktempoen netheid.Algemeen

Gesprekspunten vanuit oudersGemaakte afspraken / bijzonderheden:

Handtekening leerkracht: Handtekening ouders / verzorgers:

Bijlage 2.

Didactisch Groepsoverzicht

Groep: Datum: Vak/Vormingsgebied Leerkracht: Periode: Methode: RekenrijkNaam leerling

DL Cito rekenen

MethodetoetsenBlok 9.10.11

ObservatiesMethodegebonden toetsen

Observaties en gesprekken

M3 E3 M4 E4 9 10 11

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

48

Didactisch Groepsplan

Groep: Datum: Vak/VormingsgebiedLeerkracht: Periode Methode: Groep / namen

Wat wil ik bereiken? Doel

Inhoud (wat) Aanpak / methodiek (hoe)

Organisatie Evaluatie

Basisaanbod

Verlengde instructie

Verkorte instructie

Subgroep 3

Leerling

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

49

Handelingsplannen en Ontwikkelperspectieven worden ingevuld via Parnassys.

LEESPROTOCOL

Houvast bij leesproblemen, spellingproblemenen dyslexie

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

50

Leesprotocol.Inhoud

Inleiding blz 3

Hoofdstuk 1Voorbereidend lezen en schrijven in groep 1 en 2 blz 4

Hoofdstuk 2Leren lezen en schrijven in groep blz 5

Hoofdstuk 3Lezen en spellen in groep 4 blz 7

Hoofdstuk 4Lezen en spellen in groep 5 t/m 8 blz 8

Hoofdstuk 5Wat is dyslexie?Uitleg voor ouders en leerkrachten blz 9

Bijlagen blz 12 e.v.

Inleiding

In dit protocol beschrijven wij hoe we op basisschool De Munte het lees- en spellingonderwijs aanpakken.Daarnaast laten we zien hoe wij omgaan met kinderen die problemen hebben met lezen en/ ofspellen.In Nederland heeft ongeveer 15% van de leerlingen moeite met leren lezen en spellen. Ongeveer 3 tot5 % van de kinderen heeft problemen met lezen en spellen als gevolg van dyslexie. Sommigeleerlingen raken achterop bij het lezen in groep 3, anderen lopen pas vast in de brugklas bij het lerenvan vreemde talen. Niet goed kunnen lezen en spellen heeft gevolgen voor de schoolloopbaan en hetfunctioneren in onze geletterde maatschappij. Preventie van en vroegtijdig verhelpen van lees- enspellingproblemen is daarom een belangrijke taak van onze school.De laatste 4 jaren hebben we op basisschool De Munte hard gewerkt om een goede begeleiding van de ontwikkeling van lezen en spellen bij onze leerlingen te krijgen.In dit leesprotocol staat beschreven hoe wij onze leerlingen met lezen en spellen begeleiden vangroep 1 tot aan het voortgezet onderwijs. Dit document is bedoeld om ouders en leerkrachten houvastte bieden bij het opsporen, signaleren en begeleiden van kinderen met lees- en spellingproblemen.

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

51

Hoofdstuk 1

Voorbereidend lezen en schrijven in groep 1 en 2Voordat de kinderen op school komen, weten ze al dat woorden een betekenis hebben. Ook weten zeal dat je van losse woorden zinnen kunt maken en dat je zinnen kunt opdelen in losse woorden(taalbewustzijn). Rond hun derde jaar gaan kinderen de klankstructuur van taal doorzien en kunnen zevan losse lettergrepen langere woorden maken zoals “nijn-hok” (fonologisch bewustzijn).Aan het eind van groep 2 ontdekken kinderen dat gesproken woorden uit losse klanken bestaan (m isde eerste klank van mama, maar ook van muis). Dit heet fonemisch bewustzijn. Voor het leren lezenin groep 3 is een goed ontwikkeld fonemisch bewustzijn erg belangrijk. Daarom wordt in groep 2 danook vaak geoefend met het delen van het woord in woorddelen en het in stukjes hakken en weerplakken van woorden (p e n = pen). Ook wordt het taalbewustzijn gestimuleerd door kleuters op eenspeelse manier ervaring op te laten doen met boeken en verhalen (voorlezen, navertellen), kennis telaten maken met geschreven taal en letters en door letterkennis op te bouwen.Dit gebeurt vaak m.b.v. allerlei spelletjes in de kring. Maar ook bijvoorbeeld door de lettertafel (dezeweek mag je iets meenemen met de letter m). Verder zijn kinderen op allerlei manieren in deschrijfhoek bezig met letters door ze bijvoorbeeld te stempelen of na te tekenen.In groep 1 en 2 kunnen we natuurlijk nog geen kinderen tegenkomen met leesproblemen, omdat hetleren lezen nog niet is begonnen. Wel kunnen er soms signalen zijn die wijzen op te verwachtenproblemen bij het voorbereidend lezen. Bijvoorbeeld kinderen die nog op geen enkele manier met taal bezig zijn of totaal geen interesse inlezen hebben. Daarnaast kan het een aanwijzing zijn als kinderen moeite hebben met het onthoudenvan namen of kleuren, versjes niet kunnen meezingen of niet kunnen rijmen.Dit hoeven geen voorboden van leesproblemen te zijn, maar het zijn voor ons wel signalen omkinderen extra goed in de gaten te houden.

Waar letten de leerkrachten extra op in groep 1 en 2?

In juni en januari nemen wij de Citotoets “taal voor kleuters” af. In februari bekijken we bij alle oudste kleuters of ze volgens de leerkracht en de toetsgegevens toe zijn aan groep 3. Indien wij hier aan twijfelen lichten we de ouders in. We starten in het begin van het schooljaar met de methode fonemisch bewustzijn. Dit is een methode waarbij de leerlingen ongeveer elke 2 weken een letter leren met daarbij behorende gebaren. Op deze manier herkennen ze later in groep 3 de eerste letters, waardoor ze het leren lezen makkelijker oppakken.De leerkracht registreert welke letters door de leerlingen beheerst worden.

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

52

Hoofdstuk 2

Leren lezen en schrijven in groep 3In groep 3 beginnen de kinderen heel gestructureerd met leren lezen en schrijven. De methode die wij hiervoor gebruiken is de methode Veilig leren lezen.In het eerste half jaar ligt de nadruk op het aanleren van alle klank-letterkoppelingen (letterkennis) enhet “hakken” en “plakken” van woorden (het uit elkaar halen van woorden en teruglezen).Rond januari kennen de kinderen de meeste letters en kunnen ze klankzuivere woorden lezen en schrijven.In de tweede helft van groep 3 leren de kinderen woorden met medeklinkerclusters (herfst),meerlettergrepige woorden (zak-mes) en woorden met afwijkende spelling (bijv. –eer, -oor, -eur). De nadruk ligt op het toenemen van de leessnelheid en er is aandacht voor het begrijpend lezen en spelling.Er is als veel verschil tussen de kinderen die in augustus in groep 3 binnenkomen. Sommige kinderen kunnen al lezen, andere moeten nog met lezen beginnen. Voordat het schooljaar begintvormt de leerkracht op basis van de gegevens die bekend zijn 2 subgroepen:Subgroep 1: deze groep bestaat uit kinderen die nog moeten leren lezen.Subgroep 2: deze groep bestaat uit kinderen die al kunnen lezen en een zelfstandige werkhouding hebben.

Hoe houden de leerkrachten zicht op de vorderingen van de leerlingen?

De herfstsignalering (zie bijlage 3)Rond de herfstvakantie vindt de herfstsignalering plaats en is het moment om te bekijken hoe hetleesproces bij de leerlingen verloopt. Bij alle kinderen wordt gekeken of het leesproces normaal,sneller of langzamer dan gemiddeld verloopt.De herfstsignalering wordt individueel afgenomen door de leerkracht.Tijdens deze signalering bekijken we of:

Alle in de methode aangeboden letters beheerst worden. De leerling de bij een klank behorende letter op kan schrijven. De leerling nieuwe en afgeleide woorden kan maken met de tot nu toe aangeboden letters. De leerling een kort stukje tekst kan lezen.

Voor de leerlingen in subgroep 2 gebruiken we een DMT en AVI toets om hun leesvorderingen op tekstniveau te toetsen. De resultaten van de herfstsignalering worden door de ib-er samen met de leerkrachten bekeken en indien nodig wordt nader onderzoek gedaan. De resultaten worden bewaard in het dossier van de leerlingen.

Na de herfstsignalering verdelen we de leerlingen van de maangroep over drie subgroepen:

Subgroep 1:Bij deze kinderen verloopt de leesontwikkeling moeizaam. De leerkracht begeleidt deze kinderen in kleine groepjes met extra uitleg en intensieve oefening.

Subgroep 2:Dit is de groep van de klas met een gewone leesontwikkeling, zij volgen het programma zonder extra uitleg of versnelling.

Subgroep 3:Deze kinderen gaan snel door de leerstof en krijgen vervolgopdrachten op een hoger niveau.

De wintersignalering (zie bijlage 4)

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

53

Rond januari zijn alle letters behandeld. De leerkracht toetst bij elk kind de letterkennis, de snelheidwaarmee woorden en tekst worden gelezen. Ook wordt de Cito spellingtoets afgenomen.

De resultaten worden door de ib-er samen met de leerkrachten bekeken. Indien nodig worden de groepjes in de klas aangepast of er wordt extra hulp geboden.De resultaten worden bewaard in het dossier van de leerlingen.

Lentesignalering (zie bijlage 5)Rond de Pasen kijken we in hoeverre lezen en spellen nu geautomatiseerd zijn.Hiervoor gebruiken we oa. de DMT en AVI toetsen.

De gegevens worden weer geëvalueerd. Heeft eventuele extra hulp effect gehad? Moeten er nog wijzigingen komen in de samenstelling van subgroepjes? De resultaten worden bewaard in het dossier van de leerlingen en het leerlingvolgsysteem. Als er getwijfeld wordt of een leerling over kan gaan naar groep 4, dan worden de ouders nu op de hoogte gebracht.

Eindsignalering (zie bijlage 6)Aan het eind van groep 3 toetst de leerkracht de kinderen wat betreft lezen op woord en tekstniveau (DMT en AVI). Ook spelling wordt getoetst. De gegevens worden weer geëvalueerd en de resultaten worden bewaard in het dossier van de leerlingen en in het leerlingvolgsysteem.

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

54

Hoofdstuk 3

Lezen en spellen in groep 4In groep 4 is de begeleiding vooral gericht op het voortgezet technisch lezen, het begrijpend lezen, de leesmotivatie en het spellen.De technische leesvaardigheid wordt in groep 4 verder geautomatiseerd. We gebruiken daarvoor de methode “Estafette”. Bij deze methode wordt de klas in groepjes verdeeld.

Ook in groep 4 zijn er 4 signaleringen (zie bijlage 7 t/m 10): Wintersignalering Eindsignalering

M.b.v. deze signaleringen worden de vorderingen met betrekking tot tekstlezen (AVI of toets), woordlezen (DMT), spelling (Cito) en begrijpend lezen (Cito) gevolgd en in kaart gebracht. Alle signaleringen worden bewaard in het dossier van de leerling en in het leerlingvolgsysteem. Na iedere signalering volgt een leerlingbespreking. Indien nodig wordt er verder onderzoek gedaan. Kinderen die moeite hebben met lezen krijgen veel extra leeshulp in de groep.De ouders van leerlingen met leesproblemen worden al bij de eerste leesproblemen door ons hiervan in kennis gesteld. Vaak al in groep 3.Zij krijgen gedurende de jaren dat ze op basisschool “De Munte” zitten extra leeshulp, eventueel extra tijd om toetsen te maken. Voor ouders en leerkrachten is er een korte informatie brief geschreven:“Algemeen gedeelte over dyslexie” (zie hoofdstuk 5). Deze en andere informatie zijn ook bij de IB-er te verkrijgen.Kinderen, waarbij wij een vermoeden van dyslexie hebben en die geboren zijn na 1 januari 2000, kunnen door de ouders worden aangemeld voor een dyslexieonderzoek. De ouders kunnen hun kindhiervoor aanmelden, de kosten van dit onderzoek worden (in principe) vergoed door de zorgverzekeraar. Informatie hierover is te verkrijgen bij de intern begeleider.

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

55

Hoofdstuk 4

Lezen en spellen in de groepen 5 t/m 8

Groep 5 t/m 8:In groep 5 t/m 8 zijn er twee signaleringen, te weten de:.

WintersignaleringAfnemen Cito “Begrijpend lezen”, DMT en “Spelling”

EindsignaleringAfnemen AVI, DMT en Cito “Spelling”.

De leerlingen doen mee met de signalering tot Avi E 6 is bereikt. Wanneer AVI E 6 bereikt wordt, is het technisch lezen op niveau. Voortaan toetsen we dan op begrijpend lezen. Natuurlijk blijven we het technisch lezen wel oefenen m.b.v. het lezen in de bibliotheekboeken enz. Op school komt eens in de 14 dagen een bibliobus waaruit de kinderen boeken lenen. Alle gegevens worden besproken met de leerkracht en bewaard in het leerlingvolgsysteem.Ouders van kinderen die een significante leesachterstand hebben, worden hiervan bij de rapportbesprekingen (of indien noodzakelijk tussentijds) op de hoogte gesteld. De leerlingen die nog geen voldoende leesvaardigheid hebben worden extra begeleid. Zij krijgen een aantal maal per week extra leesbegeleiding met Estafette en ook in de vorm van “tutor-lezen”, “duo-lezen”. De school maakt voor dyslectische leerlingen geen uitzondering in het technisch leesdoel van AVI E 6. De school kent een effectieve aanpak waarmee ze weet te bereiken dat alle kinderen met minimaal AVI E 6 de school verlaten. Er wordt in het handelingsplan en het groepsplan vastgelegd hoe de leerling geholpen wordt. Ook bestaat de mogelijkheid om dictees vooraf thuis te laten oefenen (preteaching).

Leerlingen voor wie de leesvaardigheid een obstakel is kunnen de Cito toetsen vergroot krijgen, voor begrijpend leestoetsen krijgen zij meer tijd. De entree toets in groep 7 en de eindtoets in groep 8kunnen indien nodig op CD meegeluisterd worden.

Hoofdstuk 5

Wat is dyslexie? - Uitleg voor ouders en leerkrachten

Motto: “Een dyslexievriendelijke school is een school, die de problemen die leerlingen met dyslexie op sociaal-emotioneel gebied ondervinden serieus neemt, de problemen vroegtijdig signaleert en deze opeen adequate wijze aanpakt. Daarnaast besteedt een dergelijke school ruim aandacht aan de sterke kanten van de leerling, zodat die zich ook optimaal kunnen ontwikkelen.”

1. Definitie van dyslexieMomenteel wordt in Nederland alom uitgegaan van de werkdefinitie van de Stichting DyslexieNederland (uit 2003).“Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of het spellen op woordniveau”.

Kenmerken1. Deze opvatting houdt in een beschrijvende definitie van dyslexie zonder enige toelichtende ofverklarende aspecten (zoals je die wel aantreft bij Van der Leij en Braams)2. Het gevaar dat ‘ iedereen’ dyslectisch is, wordt afgewend door de noodzaak om dyslexie ‘te

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

56

bewijzen’ aan de hand van de verklarende diagnosecomponent.

2. Hoe doet dyslexie zich voor?

2a. Twee grote verschijningsvormen:Optreden van het leerprobleem

Dyslexie als aanleerproblematiek (de leerling loopt in groep 3 direct of na enkele maandenvast in een niet-functionerende letterkennis).

Dyslexie als automatiseringsproblematiek (meestal goed zichtbaar geworden in groep 4, eentrage ontwikkeling van lezen en spellen, zeer trage ontwikkeling van het tempo bij woordlezen,moeizame opbouw van de bijzondere klankgroepen, problematische hantering van despellingregels).

Omvang van het leerprobleem Dyslexie doet zich voor als lees- en/of spellingsproblematiek (bij de meeste kinderen). Dyslexie is overwegend een spellingsproblematiek (bij tamelijk veel kinderen). Dyslexie doet zich vooral voor als leesproblematiek (bij tamelijk weinig kinderen).

2b. Verdere en bijkomende problematiekHet protocol voor leesproblemen en dyslexie voor groep 5-8 noemt de volgende aspecten:

A. Trage verwerkingssnelheid van (talige) informatie. Dit heeft te maken met een algemeenautomatiseringsprobleem. De prestaties nemen ook zichtbaar af bij dubbeltaken en werkenonder tijdsdruk. Dit valt het meest op in toetssituaties.

B. Niet begrijpen van complexe vragen, terwijl het kind het antwoord wel weet.Kinderen hebben moeite met het plannen en vasthouden van de volgorde van denkstappen.

C. Onthouden van meervoudige instructies, terwijl het kind de afzonderlijke taken wel kan uitvoeren.

Dit heeft te maken met het feit dat dyslectici vaak een beperkt korte termijn geheugen hebben.

D. Het onthouden of ophalen van namen uit het geheugen. Dit is bijvoorbeeld een probleem bij topografie.

E. Auditieve en/of visuele perceptie. Er is bij dyslectici aangetoond dat de neurologische processen in het brein anders verlopen dan bij niet dyslectici. Dit heeft als gevolg een vertraging in de verwerking van de auditieve en/of visuele informatie. Uitingen hiervan zijn moeite hebben met overschrijven van het bord en (snel) opschrijven van informatie die wordt gedicteerd door de leerkracht.

F. Een stoornis in de spraak-/ taalproductie, zoals woordvindingsproblemen.

G. Motorische vaardigheden: veel dyslectische kinderen hebben een zwakontwikkelde fijne motoriek hetgeen zich bijvoorbeeld uit in een onleesbaar handschrift.

H. Rekenproblemen: een aantal dyslectische leerlingen heeft moeite met sommige aspecten van rekenen, bijvoorbeeld met (snel) hoofdrekenen, leren van tafels en onthouden van mathematische symbolen. Daarnaast komt voor: omdraaien van getallen boven de tien, problemen met volgordes, leesfouten bij vraagstukken die woorden bevatten. Dyslectici zijn vaak opvallend goed in het oplossen van moeilijke rekenvraagstukken, terwijl ze een rekenmachine nodig hebben voor de basisbewerkingen.

Conclusie“Dyslexie is een complex probleem, dat verder gaat dan het niet goed kunnen lezen en/of spellen. Hetheeft invloed op het hele cognitieve functioneren en, als het niet op tijd wordt onderkend op school,ook op de sociaal- emotionele ontwikkeling van de leerling.

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

57

In de bovenbouw is het daarom van belang bij alle vakken rekening te houden met de lees- enspellingsproblemen, niet alleen bij de taalvakken”.

Samenvattende opmerkingen: belangrijke kenmerken van dyslexie1. Dyslexie is een onvermijdelijk bijverschijnsel van het onderwijs in lezen en schrijven. De hersenenvan 3 tot 5% van de bevolking blijven bij het komen tot geletterdheid in gebreke. Ook met het bestelees- spellingsonderwijs is dyslexie niet te vermijden.

2. Veel dyslectische kinderen vertonen direct in groep 3 grote stagnaties in de opbouw van deletterkennis en ontwikkelen van de woordherkenning en het schrijven van woorden. Dit is deprimaire vorm van dyslexie: aanleerproblematiek van de basisvaardigheid van lezen en spellen.

3. De meeste andere dyslectische kinderen laten in groep 4 (en vaak ook nog daarna) een hardnekkig probleem in de automatisering van het (tekst) lezen en spellen zien.

4. De diagnose dyslexie kan op zijn vroegst in de loop van groep 3 of gaandeweg groep 4 wordengesteld.

5. Het diagnostisch oordeel dyslexie kan pas na een grondig psychologisch en pedagogischdidactischonderzoek door een ter zake kundige psycholoog of orthopedagoog worden uitgesproken.

6. De meeste dyslectische kinderen vertonen zowel grote moeilijkheden bij het leren lezen als bij hetleren spellen. Op latere leeftijd ontwikkelt het lezen zich nog het best en blijven er meestspellingproblemen over.

7. Een aantal dyslectische kinderen laat problemen zien bij andere leergebieden, zoals het vlot enfoutloos uitvoeren van de hoofdbewerkingen bij het rekenen (vooral de tafels), het leren vantopografie, tijdbegrip (klokkijken), het onthouden/ reproduceren van namen en zwakten in detaalontwikkeling ( bijv. woordvindings -problemen, moeilijkheden met de juiste woordvormen).

8. In de laatste decennia wordt de dyslectische problematiek steeds duidelijker opgevat als een complex taalprobleem (Braams), als resultaat van een minder optimale taalontwikkeling (vooral de fonologische ontwikkeling), als een specifieke stoornis die zich uit als een trage en/of inefficiënte verbale informatieverwerking. Er wordt ook steeds meer bekend over de werkelijke oorzaak van dit alles: minder optimale hersenfuncties (vooral in de taalcentra van de linkerhersenhelft)Dyslectische problematiek doet zich voor bij uiteenlopende intelligentie. Een goede//hoge intelligentiewerkt in principe wel compenserend. Dyslexie belemmert het begrijpend lezen in de regel nauwelijks of niet (behalve als het niveau van tekst lezen te laag is voor de leerling om de inhoud redelijk tot zich te nemen).

Dyslexie heeft vaak een erfelijke component. In de praktijk kom je vaak kinderen tegen waarin vader / moeder dyslectisch is en enkele (of alle) van de kinderen ook. Dyslexie is lang niet altijd het enige probleem van een kind, niet zelden gaat het samen met andere problemen in het leren en/of gedrag: zoals aandachts-, concentratieproblematiek (ADD), ADHD, meer complexe leerproblematiek en sociaal-emotionele problemen.Aan dyslexie valt op school en thuis veel te doen. Intensieve en langdurige behandeling levert vaak een goed resultaat op. Dyslectische kinderen moeten veel meer en langduriger inspanningen leverenen bereiken bijna nooit een niveau van lezen en/of spellen dat ‘gewone’ leerlingen zonder of met weinig inspanningen bereiken.

Belangrijke waarheden1. Vroegtijdige onderkenning geeft de beste kans om dyslectische problematiek op te vangen, onder controle te krijgen en met hoogwaardige didactiek te bestrijden. Dyslexie: Wees er als de kippenbij!

2. Laattijdige onderkenning: signaleren en ingrijpen in groep 4 kan worden gezien als een soort“laatste kans”. Intensieve plannen en/of leeshulp moet voor het 9e levensjaar plaatsvinden.

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

58

Voor de herfst- winter- lente en eindsignalering verwijs ik naar de methode veilig leren lezen.De overige toetsen zijn te vinden in de DMT map van Cito evenals de spelling en begrijpend lezen toetsen

Bijlage 1

Ideeën voor het omgaan met een dyslectisch kind in de klas:

- Accepteer het dyslectische probleem. Het afwijzen of negeren van dyslexie heeft een verslechtering van het contact met de leerling tot gevolg.

- Bied structuur en helderheid. Het is belangrijk dat het kind weet waar het aan toe is.- Houd instructie zo bondig mogelijk om het geheugen niet te veel te belasten.- Bied niet meerdere opdrachten tegelijk aan.- Herhaal belangrijke zaken of vat ze kort samen.- Controleer regelmatig of iets begrepen is.- Geen leerstof etc. van het bord over laten schrijven.- Geef meer tijd voor leesopdrachten.- Laat langere teksten door een leesmaatje voorlezen of spreek ze in op een bandje (blindenbibliotheek)- Geef meer tijd voor de correctie van spelling.- Streep schrijffouten niet aan, maar zet een stip of het goede woord in de kantlijn.- Reken schrijffouten niet mee als het gaat om de leerstof.- Geeft schriftelijk werk grote moeilijkheden, overhoor de leerling dan mondeling.- Help de leerling manieren te zoeken de problemen te compenseren door via andere

kanalen de nodige kennis op te doen.- Maak gebruik van aantrekkelijke hulpmiddelen, zoals de computer.- Zorg voor voldoende succeservaringen, dit verhoogt het zelfvertrouwen.- Vergroot (of verklein) teksten indien nodig.

Bijlage 2

Welke leerlingen komen in aanmerking voor een speciale afname van de eind cito (groep 8)?

Leerlingen voor wie de leesvaardigheid een obstakel is kunnen de Cito toetsen vergroot krijgen.De eindtoets in groep 8 kunnen, indien nodig, op CD meegeluisterdworden.

Leerlingen, die hiervoor in aanmerking komen dienen meerdere malen een D of E- score te hebbengehaald op de “AVI-“, “DMT”- en “leestechniek en leestempo-toetsen”.Daarnaast moeten zij een D of E score hebben op de toets “Spelling”Een leerling met een officiële dyslexieverklaring krijgt altijd deze speciale behandeling.Er wordt in groep 7 en 8 altijd overlegd met de ouders en de leerling, wat zij het prettigst vinden.

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

59

Stichting Openbaar Onderwijs Marenland

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

2011-2012

Protocol meerbegaafd

en

60

InhoudBegaafde leerlingen in de basisschool......................................................................................62Protocol meerbegaafden............................................................................................................62Inleiding....................................................................................................................................62Doelgroep..................................................................................................................................621.1 Wat is hoogbegaafdheid?....................................................................................................622 Signalering en diagnostiek.................................................................................................642.1. Signalering.........................................................................................................................642.1.1 Aanleidingen voor de signaleringsprocedure van een individuele leerling.....................642.1.2 Stappen van de signaleringsprocedure.............................................................................652.2 Diagnostiek.........................................................................................................................652.2.1 De stappen van de diagnostiekprocedure.........................................................................652.2.2 Bij twijfel.........................................................................................................................663. Individuele leerlingbegeleiding............................................................................................673.1 Vervroegde doorstroming vanaf groep 3............................................................................673.1.1 Om wie gaat het?.............................................................................................................673.1.2 Hoe pakken we het didactisch aan?.................................................................................683.1.3 Hoe realiseren we de ‘echte’ overstap?...........................................................................683.1.4 Begeleiding en nazorg......................................................................................................683.2 Aanpassing van de reguliere leerstof..................................................................................693.2.1 Richtlijnen voor compacten.............................................................................................693.2.2 Richtlijnen voor verrijken................................................................................................704. Evaluatie en taakomschrijving en borging............................................................................714.1 Evaluatie........................................................................................................................714.1.1 Met teamleden..................................................................................................................714.1.2 Met ouders.......................................................................................................................714.1.3. Met de leerling................................................................................................................71Score.......................................................................................................................................72BEGAAFDE LEERLINGEN IN DE BASISSCHOOL...........................................................73

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

61

Begaafde leerlingen in de basisschool

Protocol meerbegaafden

Inleiding

Als school willen we tegemoet komen aan kinderen in hun onderwijs- en ontwikkelingsbehoeften. Als school willen we omgaan met verschillen. Kinderen die meer aankunnen, moeten ook met meer bagage op de basisschool aan de slag.

Doelgroep

Tot de doelgroep van het protocol voor meer- en hoogbegaafde leerlingen behoren deleerlingen die volgens het in dit plan vastgelegde signalerings- en diagnosticeringsprotocolals zeer waarschijnlijk hoogbegaafd zijn geïdentificeerd. Bij ernstige twijfel kan er eenintelligentieonderzoek worden afgenomen.Tot de doelgroep behoren ook de hoogintelligente leerlingen (die leerlingen waarvan we op grond van hun leerprestaties kunnen vaststellen dat zij grote intellectuele capaciteitenhebben, maar waarbij de essentiële persoonlijkheidskenmerken motivatie en creativiteit zich niet als zodanig uiten).

1.1 Wat is hoogbegaafdheid?

Het begrip hoogbegaafd is omstreden. Er is veel onduidelijkheid over de definitie. Wespreken van hoogbegaafd als er bij het afnemen van een intelligentietest een score (IQ)boven de 130 gemeten wordt; dit gaat op voor ongeveer 2 tot 3 procent van de bevolking.Hoogbegaafdheid is “aangeboren”, vanaf het eerste begin reageren hoogbegaafden anders dan de gemiddelde mens op de dingen om hen heen. De gemiddelde IQ- score ligt tussen de 90 en 110. Bij een IQ- score tussen de 111 en 120 spreken we van een boven gemiddeld niveau, bij een IQ-score tussen de 121 en 130 spreken we van begaafd niveau en boven de 130 van een score op zeer begaafd niveau. Wanneer wij in dit protocol spreken over meer- en hoogbegaafde leerlingen spreken we van een intelligentie van 121.

1.2 Kenmerkend voor meer- en hoogbegaafde leerlingen zijn de volgende punten:hoge intelligentiegrote interessegrote algemene kennishoog leertempo

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

62

goed geheugensnel leervermogen; het zich snel eigen kunnen maken van nieuwe leerstofcreatief oplossingsgerichtverbaal sterkeigen oplossingsstrategieën en minder gebruik maken van opgelegde strategieënZelfstandigHet gemakkelijk kunnen analyseren van problemenHet maken van grote denksprongenVoorkeur voor abstractie

1.3 Signalen:Weinig slapenWil als baby al vroeg niet meer liggen (3 mnd)Ze slaan vaak de kruipfase overVroeg praten in correcte zinnen of laat praten maar grammaticaal direct goedOpvallend taalgebruik, bv intelligente uitsprakenVroeg leggen van verbanden; oorzaak en gevolgGrote leergierigheid en nieuwsgierigheidVraagt eindeloos waaromPerfectionistischUitgesproken rechtvaardigheidsgevoel en verantwoordelijkheidsgevoelOriginele ideeën en oplossingenApart gevoel voor humor, veel taalgrapjesVaak hoofdpijn of buikpijnSpeelt vaak alleenDraagt andere onderwerpen aan in de kringLeert zichzelf rekenen/lezen/schrijven.GevoeligMoeite met leren zwemmen/fietsenVerschillende dingen tegelijk doen in een hoog tempo(Voor meer info, zie Bijlage 1: Nader omschreven kenmerken van hoogbegaafden)

1.4 Leereigenschappen van (hoog)begaafde kinderen gr 1 t/m 8- Zij kunnen in grote leerstappen naar het einddoel werken- Zij hebben een hekel aan herhaling- Zij hebben genoeg aan een beperkte hoeveelheid oefenstof- Zij hebben ruimte nodig voor de presentatie van hun eigen mening/visie- Zij kunnen goed werken met opdrachten waarbij meerdere antwoorden mogelijk zijn- Het zijn divergente (uiteenlopende) denkers met een voorkeur voor onderdompelendleren.- Zij kunnen goed met opdrachten en vragen werken- Zij zijn in staat om grote verbanden te zien en kunnen derhalve goedvakoverstijgend werken.- Het zijn ‘scheppende’ denkers- Ze zijn sterk analytisch ingesteld.

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

63

2 Signalering en diagnostiek

Signalering is de eerste stap in het proces van leerlingbegeleiding. Signalering vindt perdefinitie plaats onder alle leerlingen. Signalering is een continu proces, dat start bij debinnenkomst van groep 1, doorgaat gedurende de hele schoolloopbaan en extra aandachtkrijgt bij twijfel en/of signalen van collega’s en ouders. De leerkracht heeft over hetalgemeen de meest centrale rol in het signaleringsproces.Het is belangrijk om informatie van ouders te verwerven. Een hoogbegaafde leerling kanthuis ander gedrag laten zien dan op school, denk aan onderpresteerders. Het is dus vanbelang dat de leerkracht in gesprek blijft met de ouders. Tijdens een gesprek met oudersworden gerichte vragen gesteld aan de hand van een signaleringslijst.Om de signalering en diagnostiek te stroomlijnen zal met ingang van het schooljaar 2011-2012 gewerkt worden met het SIDI-R protocol In de twee navolgende paragrafen wordt een samenvatting van deprocedure weergegeven. Hieronder wordt beschreven welke stappen de leerkracht, IB’ernemen.

2.1. Signalering

Tijdens de fase van signalering gaat het om het opvangen en interpreteren van mogelijkeaanwijzingen over de begaafdheid van een leerling. De instrumenten om alle gegevens teverzamelen en in kaart te brengen zijn opgenomen in bijlage 1.Het gebruik van de instrumenten in bijlage 1 (Signalering) neemt in totaal ongeveer 20minuten in beslag en geeft een heldere eerste indruk weer van de informatie die we uitverschillende bronnen hebben verkregen. Denken we op grond van deze oppervlakkigegegevens nog steeds in de richting van begaafdheid dan volgt intern diagnostischonderzoek. De groepsleerkracht is de eerst verantwoordelijke tijdens het proces vansignalering.

2.1.1 Aanleidingen voor de signaleringsprocedure van een individuele leerling

Tijdens de schoolloopbaanIn de onderstaande gevallen zien wij aanleiding om het protocol voor signalering voor een leerling te doorlopen:De leerling behaalt gedurende langere tijd opvallend hoge prestaties.De leerling valt op in de groepssignalering.De ouders van de leerling geven signalen af waaruit valt op te maken dat hun kindmogelijk hoogbegaafd zou kunnen zijn.De leerkracht vangt signalen van de leerling op waaruit valt op te maken dat deleerling mogelijk hoogbegaafd zou kunnen zijn.Bij instroomIn de onderstaande gevallen zien wij aanleiding om het protocol voor signalering voor een nieuwe leerling te doorlopen:Tijdens het aanmeldingsgesprek met de ouders van een nieuwe leerling zijn erindicaties dat de leerling mogelijk een ontwikkelingsvoorsprong heeft. Tussen zes entwaalf weken na instroom in de klas, doet de leerkracht een observatie met gebruikvan een observatieformulier. Tijdens deze observatie door de leerkracht wordtProtocol meer- en hoogbegaafdheid gekeken naar zaken die de leerkracht zijn opgevallen van diverse ontwikkelingsgebieden. Vervolgens legt de leerkracht op een observatieformulier vast welke signalen hij waarneemt die een indicatie vormen voor een eventuele ontwikkelingsvoorsprong of achterstand. Tijdens een oudergesprek worden dewaarnemingen besproken.

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

64

Indicaties uit externe informatiebronnen zoals peuterspeelzaal, onderwijskundigrapport na overstap van een andere school, schoolarts en/of consultatiebureau.

2.1.2 Stappen van de signaleringsprocedure.

Aan het begin (rond oktober) van elk schooljaar doet de groepsleerkracht eengroepssignalering. Deze wordt besproken met de intern begeleider op de eerstegroepsbespreking van het schooljaar. N.a.v. deze groepssignalering (zie bijlage 2)kunnen de leerkracht en de IB’er besluiten om verder naar een bepaalde leerling te gaankijken. Dan worden onderstaande stappen gevolgd van het Digitaal HandelingsplanHoogbegaafdheid. We betrekken ouders zoveel mogelijk in het proces door in gesprek teblijven met elkaar.Om de signalering van mogelijke hoogbegaafde leerlingen vorm te geven doorlopen wij voor iedere leerling die hiervoor in aanmerking komt de onderstaande stappen.Stap 1: De leerkracht formuleert beknopt zijn eigen indruk van de leerling en vult dekorte signaleringslijst in.Stap 2: De ouders krijgen een formulier mee waarop zij hun indruk over hun kindkort kunnen weergeven. Daarbij ontvangen zij tegelijkertijd de korte signaleringslijstdie zij invullen.Stap 3: De onder stap 1 en 2 verzamelde gegevens worden ingevoerd in het DHH.Stap 4: Bestaande didactische gegevens over de leerling worden ingevoerd in hetParnasSys.Stap 5: Eventuele informatie uit overige bronnen worden ingevoerd in het DHH.Stap 6: Er volgt een advies vanuit het computerprogramma. De leerkracht en deIB’er beslissen of zij dit advies opvolgen.

2.2 Diagnostiek

Onder diagnostiek verstaan we het verder verzamelen van gegevens om uiteindelijk eenconclusie te kunnen trekken over mogelijke meer- of hoogbegaafdheid. Voor diagnostiekbinnen de eigen school komen alle leerlingen in aanmerking waarvan op grond vanbovenstaande signaleringsprocedure vermoedt wordt dat deze hoogbegaafd kunnen zijn. Dit betreft een selecte groep leerlingen waarbij uit vijf bronnen informatie verzameld wordt.Deze 5 bronnen zijn: de vragenlijst voor de ouders, vragenlijst voor de leerkracht,vragenlijst voor de leerling (vanaf groep 5), (door)toetsgegevens en overige bronnen(bijvoorbeeld extern onderzoek van een orthopedagoog). Wij maken daarbij gebruik vanmodule 2 uit het DHH. Bij de identificatie van hoogbegaafde leerlingen zijn binnen het team de betrokken groepsleerkracht en de IB-er betrokken, zij zijn gezamenlijk verantwoordelijk.

2.2.1 De stappen van de diagnostiekprocedure

Om de diagnostiek van mogelijke meer- of hoogbegaafde leerlingen vorm te gevendoorlopen wij voor iedere leerling die hiervoor in aanmerking komt de volgende stappen.Stap 1: De leerkracht beantwoordt een zeer uitgebreide observatielijst. De vragen opde lijst betreffende onderstaande aspecten:o Leer- en persoonlijkheidseigenschappen van meer- en hoogbegaafde leerlingen;o Werk- en leerstrategieën;o Zelfbeeld;o Perfectionisme;o Prestatiemotivatieo Sociaal functionerenStap 2: De leerkracht geeft de ouders de uitgebreide observatielijst mee uit module 2

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

65

van het DHH. De ouders vullen de vragenlijst in en retourneren deze binnen éénweek aan de groepsleerkracht. De groepsleerkracht zorgt dat de gegevens nogdezelfde week worden overgenomen in het computerprogramma.Stap 3: De leerkracht controleert of de didactische gegevens uit het LVS (ingevuldtijdens de signaleringsprocedure) nog correct zijn en voert waarnodig correctiesdaarop door.Stap 4: De leerkracht plant samen met de IB-er de verschillende momenten waaropde leerling over de hele breedte zal worden doorgetoetst.Stap 5: De leerkracht zorgt dat de leerling na aanmelding voor diagnostischonderzoek volledig is doorgetoetst en alle gegevens zijn opgenomen in het DHH.Stap 6: De leerkracht en de IB-er bekijken samen het door de computergegenereerde profielverslag en bereiden het oudergesprek samen voor. Dit gesprekvindt maximaal vijf weken na de aanmelding voor diagnostisch onderzoek plaats.Stap 7: De IB-er maakt een verslag van dit oudergesprek en bespreekt dit met degroepsleerkracht. Het verslag wordt de ouders toegezonden, zodat ze deze kunnendoorlezen. Eventuele opmerkingen kunnen worden worden meegenomen in delaatste versie van dit verslag.

2.2.2 Bij twijfel

Bij ernstige twijfel over de capaciteiten van een leerling kunnen wij terugvallen op hetzorgkantoor. Daar is men in staat om een intelligentieonderzoek af te nemen. Indienouders een psycho-diagnostisch onderzoek voor hun kind willen, kan dit alleen via hetzorgkantoor als er tussen de school en de ouders overeenstemming bestaat over denoodzaak van dergelijk onderzoek. In dat geval zijn de kosten voor de school. In alle andere gevallen kan er geen gebruik gemaakt worden van de diensten van het zorkantoor.Ouders die bij hun kind toch een intelligentieonderzoek willen laten verrichten zijn in datgeval aangewezen op externe deskundigheid waarvoor zij zelf de financiëleverantwoordelijkheid dragen. De school stelt voorwaarden aan de resultaten van eendergelijk onderzoek.Ten aanzien van signalering en diagnosticering door derden, zijnde niet aan onze schoolverbonden deskundigen, willen wij het volgende vaststellen.De externe deskundige moet geregistreerd zijn bij een beroepsvereniging vanpsychologen en/of orthopedagogen.De externe deskundige moet over expertise beschikken ten aanzien van hetonderwijskundig en opvoedkundig handelen met betrekking tot hoogbegaafdekinderen.Het moet gaan om breder psychologisch onderzoek waarbij naar het hele kindgekeken wordt en niet alleen intelligentie vastgesteld wordt.Het onderzoek vindt plaats in belang van het kind en dient daar ook op gericht tezijn.De school is bereid het advies van een extern deskundige op te volgen indien dezenaast gegevens bij de ouders ook pedagogisch/didactische gegevens bij de schoolheeft ingewonnen en deze terug te vinden zijn in het verslag en/of adviesrapport.Bij het advies dient mede rekening gehouden te zijn met de mogelijkheden binnen deschool en de onderwijskundige en pedagogische aansluiting op het beleidsplanhoogbegaafden. Adviezen die in strijd zijn met het beleidsplan hoogbegaafdeleerlingen zullen met ouders en deskundige besproken worden, maar er kan niet gegarandeerd worden dat deze adviezen ook kunnen worden opgevolgd.

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

66

3. Individuele leerlingbegeleiding

Onder individuele leerlingbegeleiding verstaan we alle handelingen die genomen worden in het kader van een handelingsplan voor de gediagnosticeerde meer- en hoogbegaafdeleerlingen. Voor ondersteuning hierbij maken wij gebruik van module 3 van het DHH. Wegebruiken hiervoor het formulier handelingsplan dat op school aanwezig is. In dit hoofdstuk komen de aspecten vervroegde doorstroming, didactische aandachtspunten (compacten en verrijken) en pedagogische aandachtspunten aan de orde.

3.1 Vervroegde doorstroming vanaf groep 3

Vervroegde doorstroming vanaf groep 3 kan gerealiseerd worden door een klas overslaan en door middel van compacting twee leerstofjaren in een schooljaar aan te bieden.Vervroegde doorstroming is een maatregel die wij slechts zullen toepassen als er geenandere opties meer zijn in de leerling-zorg om begeleiding van de leerling optimaal tehouden. Vervroegde doorstroming is dus een maatregel die slechts bij hoge uitzonderinggenomen zal worden. Dit betekent dat slechts leerlingen die aan heldere criteria voldoenhiervoor in aanmerking komen.Op grond van onze verantwoordelijkheid voor zowel een pedagogisch als onderwijskundighoogstaande kwaliteit van leerling-zorg, stellen we daarbij dat een leerling (vanaf groep 3)in principe slechts eenmaal tijdens de basisschoolperiode vervroegd kan doorstromen. Bijtwijfel zal een extern deskundige om advies worden gevraagd.

3.1.1 Om wie gaat het?

Voor vervroegde doorstroming vanaf groep 3 waarbij twee leerstofjaren in één kalenderjaar worden aangeboden komen tenminste die leerlingen in aanmerking die voldoen aan de onderstaande criteria:Door middel van interne en/of externe diagnostiek is vastgesteld dat het een meerofhoogbegaafde leerling is.De leerling heeft een didactische voorsprong van tenminste zes maanden groot opzijn huidige leerstofjaarniveau (zie overzichten van Parnassys).De didactische voorsprong uit zich op meerdere leerstofgebieden (taal, rekenen,zaakvakken).Deze voorsprong wordt vastgesteld door middel van breed didactisch onderzoek(=doortoetsen) dat binnen de school verricht is.De leerling is nog niet eerder vervroegd doorgestroomd.De leerling heeft naast het reguliere leerstofaanbod het beschikbare en voor hemgeschikte verrijkingsmateriaal verwerkt, passend bij het niveau waarop hij in zijnleerstofjaargroep van dat moment werkt.De leerling kan sociaal en emotioneel functioneren tussen kinderen die een jaarouder zijn dan hijzelf.Nota bene: Voordat overgegaan wordt tot het nemen van een beslissing over vervroegdedoorstroming wordt voor iedere leerling die daarvoor mogelijk in aanmerking komt hetadviestraject vervroegde doorstroming doorlopen uit module 3 van het DHH.De mening van de betrokken leerling telt mee bij de besluitvorming maar vormt nooit debeslissende stem. In die gevallen waarbij de leerling aangeeft niet vervroegd te willendoorstromen, wordt nagegaan waarom hij dit niet wil en of er mogelijkheden zijn om de leerling tegemoet te komen. Daarbij kan gedacht worden aan een meer geleidelijk afstand nemen van zijn huidige groep, maar ook aan bijvoorbeeld de mogelijkheid te bieden voor gezamenlijke overblijf met vaste vriendjes en vriendinnetjes.Hoewel ouders betrokken worden bij de besluitvorming kan het nooit zo zijn dat oudersvervroegde doorstroming kunnen afdwingen als een leerling niet aan alle bovengenoemde criteria voldoet. Ouders van meer- en hoogbegaafde leerlingen hebben recht op inzage in dit beleidsplan en zullen om misverstanden te voorkomen tijdig op de hoogte gesteld worden van de criteria die wij hanteren. In die gevallen waarbij een extern Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

67

adviseur betrokken is bij de begeleiding van deze leerling, zal deze zeker geconsulteerd worden, maar impliceert deze consultatie niet noodzakelijkerwijs dat wij afzien van de door ons gestelde criteria voor vervroegde doorstroming.

3.1.2 Hoe pakken we het didactisch aan?

Leerlingen die in aanmerking komen voor vervroegde doorstroming door twee leerstofjaren in een schooljaar aan te bieden, gaan werken volgens de richtlijnen voor individuele compacting (zie module 3 DHH).Indien compacting gebruikt wordt om de leerling vervroegd naar een hoger leerjaar te laten doorstromen en de leerling nog niet binnen het reguliere compactingsprogramma werkt (bijvoorbeeld als de meer- of hoogbegaafdheid net is vastgesteld), wordt gewerkt volgens de onderstaande werkwijze.Het instappunt over de hele breedte van de leerstof wordt exact bepaald. Daarmeestellen we didactische voorsprong nauwkeurig vast.De aangeboden leerstof zal van toets naar toets worden doorgewerkt.Uitgegaan zal worden van vooraf toetsen, daar waar uitval gesignaleerd wordt, wordtde benodigde minimale oefenstof aangeboden.Zodra het niveau van de toekomstige groep bereikt is, wordt de overstap fysiekgerealiseerd.De leerling gaat nu op het reguliere compactings- en verrijkingsprogramma van datleerstofjaar meedraaien.Voor leerlingen die in aanmerking komen voor het overslaan van een leerstofjaar, hoevenvoor het realiseren van de overgang, geen aparte didactische maatregelen genomenworden. Nadien gaat de leerling binnen het reguliere programma van compacting enverrijking meedoen om een nieuwe didactische voorsprong van meet af aan te voorkomen.

3.1.3 Hoe realiseren we de ‘echte’ overstap?

Als het besluit over vervroegde doorstroming voor een leerling genomen is, worden inprincipe de volgende stappen gezet.Om te zorgen dat de leerling zich thuis voelt in de nieuwe groep, wordt deze in dedrie weken voorafgaand aan de definitieve overstap, de gelegenheid geboden omenkele keren per week te gaan ‘wennen’ in de nieuwe groep.Leerlingen die tijdens deze periode aangeven geen behoefte meer aan dit wennen tehebben, kunnen mits de toekomstige groepsleerkracht hiermee instemt, voortijdigoverstappen.Hoewel het meest natuurlijke moment voor de realisatie van vervroegdedoorstroming, direct na een vakantieperiode is, hanteren we deze grens nietstringent. De beslissing wordt hierover genomen door de huidige en de toekomstigegroepsleerkracht, in samenspraak met de intern begeleider.

3.1.4 Begeleiding en nazorg

Begeleiding en nazorg betreffen niet alleen de meer- en hoogbegaafde leerling, maar ook de leerkracht die de leerling in de groep heeft gekregen.Begeleiding van de leerlingOm te voorkomen dat een leerling die eenmaal vervroegd is doorgestroomd, een nieuwedidactische voorsprong ontwikkelt, wordt vanaf het moment van instroom in de nieuwegroep onmiddellijk gewerkt volgens de richtlijnen compacten en verrijken.Onderdeel van de nazorg voor een leerling is dat zijn emotionele welbevinden nauwkeurig in de gaten gehouden wordt. Het is een veel voorkomend verschijnsel bij hoogbegaafde leerlingen dat zij in de eerste zes weken na een vervroegde doorstroming even hun Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

68

zelfbeeld ten aanzien van hun prestaties moeten bijstellen. Waren ze voorheen altijd de beste leerling van de groep, nu zijn zij opeens aan het werk als een ‘gemiddelde’ leerling, en moet het kind een inspanning leveren om zijn taak goed te volbrengen. Dit is voor veel hoogbegaafde leerlingen een nieuwe ervaring. Als daarover niet gepraat wordt met de leerling, kan hij faalangst ontwikkelen omdat het aantal succeservaringen tijdelijk even beperkt is.Zes weken nadat een leerling in een nieuwe groep is gekomen, wordt een kort gesprek met de ouders gevoerd om te zien hoe het kind zich thuis uit over zijn nieuwe situatie. Op deze manier kan tijdig gezien worden of verdere bijsturing noodzakelijk is. Er wordt gebruik gemaakt van de evaluatievragenlijsten uit het DHH.Begeleiding van de groepsleerkrachtOm te zorgen dat de leerkracht die de hoogbegaafde leerling na een vervroegdedoorstroming in de groep krijgt, aanvankelijk niet alleen staat in de zorg voor deze leerling, kan hij tijdelijk (gedurende een periode van zes weken) een beroep doen op extra ondersteuning van de intern begeleider of een ervaren collega. Voorafgaand aan devervroegde doorstroming wordt bekeken op welke gebieden de leerkracht ondersteuningnodig heeft en wie de meest geëigende persoon is om deze begeleiding te verzorgen. Nadeze eerste periode kan de leerkracht terugvallen op de normale procedure voor internebegeleiding.Voor meer praktische zaken, zoals het verzorgen van compacting en verrijking, dient deleerkracht eerst terug te vallen op het protocol, zoals dit in hoofdstuk vijf van dit beleidsplan wordt besproken. De richtlijnen voor compacting voor de taal- en rekenmethode worden gevolgd vanaf het DHH.

3.2 Aanpassing van de reguliere leerstof

De meer- en hoogbegaafde leerlingen krijgen in hun eigen groep een aangepastleerstofaanbod aangeboden. De leerlingen worden als meerbegaafd of hoogbegaafdonderscheiden op grond van het signalerings- en diagnosticeringsprotocol dat in hoofdstuk drie van dit beleidsplan is beschreven. De aanpassingen in het leerstofaanbod vinden plaats door middel van compacting en verrijking.Door compacting komt er tijd vrij waarin de leerling aan verplichte verrijkingstaken gaatwerken. De keuze om de verrijkingstaken verplicht te stellen en aan te bieden alsvervangende leerstof komen voort uit het principe dat we hoogbegaafde leerlingen eenander leerstofaanbod willen bieden zonder dat zij wezenlijk meer tijd aan een vakgebiedbesteden dan andere leerlingen. Iedere andere vorm heeft in onze ogen iets ‘oneerlijks’ in zich. Als we alleen compacten betekent dit dat de meer- of hoogbegaafde leerling in net zoveel tijd als alle andere kinderen minder stof hoeft te verwerken. Als we niet compacten maar wel willen verrijken betekent dit dat de meer- of hoogbegaafde leerling in evenveel tijd als alle andere leerlingen, meer leerstof moet verwerken. De verrijkingsstof dient dus als een vervangend leerstofaanbod en niet als een extra aanbod bovenop de normalehoeveelheid werk die iedere leerling krijgt!

3.2.1 Richtlijnen voor compacten

Onder compacten verstaan we het indikken van de leerstof zodanig dat de leerstappenpassen bij de leereigenschappen van hoogbegaafde leerlingen. In de praktijk zien we dandat naast de toetsen van ieder leerstofonderdeel, de basisstof gekozen wordt om eenvoldoende beheersingsniveau te bereiken. Door structureel te compacten worden er geeninhoudelijke leerstofdelen overgeslagen en weten we zeker dat iedere leerling alle leerstof aangeboden krijgt, zij het in een aangepaste hoeveelheid.In het reguliere compactingsprogramma voor de meer- en hoogbegaafde leerlingen wordt altijd eerst de minimale hoeveelheid oefenstof aangeboden en wordt pas daarna getoetst d.m.v. de methodegebonden toets. Dit toetsmoment valt samen met het moment waarop alle leerlingen uit de groep deze toets maken. De vrijgekomen tijd tussen twee toetsmomenten kan gebruikt worden voor het verrijkingsaanbod.

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

69

Voor nauwkeurige richtlijnen welke type leerstof juist wél of juist niet aangeboden moetworden per leerlijn, verwijzen we naar module 3 van het DHH. Daarin zijn richtlijnenopgenomen voor het compacten van de door ons gebruikte methoden.

3.2.2 Richtlijnen voor verrijken

Onder verrijken verstaan we een wezenlijk ander leerstofaanbod dat enerzijds demogelijkheid biedt om aangeboden leerstof verder uit te werken (verdiepen) en anderzijds de mogelijkheid biedt om een aanvullend programma op de kerndoelen te realiseren (verbreden). Verrijkingsstof kan zich zowel richten op het aanleren van nieuwe kennis als op het aanleren van (sociale) vaardigheden en emotionele weerbaarheid.Wij kiezen voor de toekomst ervoor om van het verrijkingsonderwijs een structureelonderwijsprogramma te maken. Dit betekent dat er geen aaneenschakeling van‘werkstukken maken’ moet komen. Het maken van een werkstuk biedt weliswaar training in een groot aantal vaardigheden, maar is niet te zien als structurele vervanging van reguliere leerstof.In het rapport van de betrokken leerlingen wordt aangegeven dat de leerling volgens eeneigen leerlijn werkt. Ook wordt er een beoordeling van de resultaten gegeven.Het DHH geeft aan de leerkracht richtlijnen wat hij/zij met de leerling kan gaan doen.Hieronder noemen we een aantal mogelijkheden, die we in de komende 2 jaar willen gaanbekijken en uitproberen. Eén en ander zal afhangen wat financieel en organisatorischmogelijk blijkt te zijn.

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

70

4. Evaluatie en taakomschrijving en borging

4.1 Evaluatie

Om de resultaten van ons handelen goed te kunnen volgen en beoordelen hebben wij ervoorgekozen om op drie niveaus de maatregelen voor een meer- of hoogbegaafde leerling teevalueren.

4.1.1 Met teamleden

Leerlingen die vallen onder de doelgroep van dit beleidsplan vallen onder de zorgleerlingen en behoren mede tot de verantwoordelijkheid van de intern begeleider.Deze leerlingen worden besproken in de overlegstructuren die er binnen onze school zijnvoor zorgleerlingen. Indien nodig worden voor de evaluatie van handelingsplannen aparteafspraken gemaakt tussen de intern begeleider en de leerkracht. Deze afspraken worden per leerling vastgelegd in het zorgdossier.

4.1.2 Met ouders

Wanneer er een handelingsplan wordt gemaakt voor een leerling wordt in voorkomendegevallen een evaluatiegesprek gevoerd met de ouders. Bij dit gesprek zijn de leerkracht, de ouders en eventueel de intern begeleider aanwezig. Indien nodig kan bij deze gesprekken ook een externe deskundige worden uitgenodigd, hetzij op initiatief van school, hetzij op initiatief van de ouders.In dit gesprek komen in ieder geval de volgende punten aan bod:Zijn er knelpunten of problemen opgetreden bij het uitvoeren van hethandelingsplan?Zijn de aanpassingen in de reguliere leerstof voldoende gebleken?Biedt het verrijkingsaanbod voldoende uitdaging?Hoe is de reactie van de leerling op de aanpak (zowel thuis als op school)?Zijn de doelstellingen die geformuleerd zijn bereikt of is er minimaal een positievetendens merkbaar?Zijn er aanpassingen nodig in het handelingsplan?

4.1.3. Met de leerling

De leerkracht spreekt per week minimaal één moment af waarop het gemaakte werk wordt nabesproken. Tijdens dit gesprek is er ook ruimte en aandacht voor hoe de leerling aankijkt tegen de gevolgde aanpak en de dagelijkse gang van zaken in de groep.De resultaten hiervan worden besproken tijdens het evaluatiegesprek met de ouders.

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

71

Bijlage 1

Dit onderdeel is een bewerking van: H. de Kort, Begaafden in de basisschool. Schoolbegeleidingsdienst Midden-Holland en Rijnstreek.Het principe van zorgverbreding binnen de basisschool strekt zich ook tot begaafde leerlingen uit. We spreken van begaafdheid wanneer intellectuele capaciteiten, creativiteit en taakgerichtheid in een positieve wisselwerking tot elkaar staan. Deze wisselwerking kan nog eens versterkt worden door een positieve invloed vanuit het gezin, de school en de leeftijdsgenoten.Deze vragenlijsten zijn bedoeld voor een schoolteam dat een systematische start wil maken met het invullen van wat zorgbreedte betekent voor begaafde kinderen.Als signaleringsinstrumenten kunt u hiermee effectief begaafde leerlingen onderkennen. Ook gegevens van de ouders over de ontwikkeling van hun kind worden betrokken bij de beeldvorming.

Score

Ingevulde vragenlijsten met hun totaalscore per onderdeel geven een indruk over de begaafdheid van het kind. Per vraag kan gekozen worden uit de volgende scores: zelden = 1 pt.; soms = 2 pt; dikwijls = 3 pt; altijd = 4 pt.Naast andere evaluatiemiddelen (zoals observaties, registraties, rapporten en toetsen) vormen de vragenlijsten een houvast als agendapunt bij leerlingbesprekingen en vervolgens als onderdeel van het leerlingdossier.

De verwerking van de scores kunt u invullen op het overzichtsblad.

De vragenlijsten zijn een indicatie voor de aanwezigheid van begaafde leerlingen indien er de volgende scores behaald zijn: Scores  Vragenlijst leerkracht  Vragenlijst ouders/verzorgers Werkgedrag  >=35  >=32 Sociaal-emotionele ontwikkeling  >=75  >=70 Begaafdheid  >=45  >=35 

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

72

BEGAAFDE LEERLINGEN IN DE BASISSCHOOL

LeerkrachtNaam leerling SchoolAdres AdresPlaats PlaatsGeboortedatum LeerkrachtGroep Datum invulling

Deel 1. Werkgedrag Zelden Soms Dikwijls

Altijd

1 2 3 4A. Zelfstandigheid1. Kan goed zelfstandig werken aan een opdracht o o o o2. Pakt in zijn/haar eentje moeilijke problemen aan o o o o3. Maakt eerst een afgesproken taak af en begint daarna aan een zelfgekozen opdracht

o o o o

4. Past zich soepel in nieuwe situaties aan o o o oB. Werkinstelling1. Werkt geconcentreerd aan een opdracht o o o o2. Luistert aandachtig als de leerkracht iets uitlegt of voordoet

o o o o

3. Staat kritisch ten opzichte van het geleverde werk o o o oC. Motivatie1. Zet zich in om een goed resultaat te behalen o o o o2. Besteedt veel aandacht aan werk dat mee naar huis gaat

o o o o

3. Is uit zichzelf door het werk op school geboeid o o o o4. Heeft interesse. voor de uitleg en de oplossingswijze van een probleem

o o o o

Deel 2. Sociaal-emotionele ontwikkeling Zelden Soms Dikwijls

Altijd

1 2 3 4A. Omgang met kinderen1. Is opgenomen in de groep o o o o2. Zoekt aansluiting bij leeftijdsgenoten en/of kinderen o o o o3. Toont belangstelling voor wat in anderen omgaat o o o o4. Werkt goed samen met andere kinderen o o o o5. Wordt door de groep interessant en boeiend gevonden o o o o6. Zoekt zelf contact o o o oB. Omgang met volwassenen1 Vraagt op een positieve manier aandacht van de leerkracht

o o o o

2 Geeft geen gedragsproblemen in de klas o o o oC. Houding tegenover school1. Gaat graag naar school o o o o2. Vindt leren leuk o o o o3. Voelt zich betrokken bij wat in klas en op school speelt o o o oD. Zelfbeeld1. Toont zelfvertrouwen o o o o2. Komt met initiatieven o o o o

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

73

Deel 2. Sociaal-emotionele ontwikkeling Zelden Soms Dikwijls

Altijd

1 2 3 43. Heeft een positief beeld van de eigen mogelijkheden o o o o4. Stelt reële eisen aan zichzelf o o o o5. Staat open voor ideeën van anderen o o o o6. Heeft een uitgesproken mening o o o o7. Uit zich over wat in hem/haar omgaat o o o o8. Geeft opbouwende kritiek naar anderen toe o o o o9. Is blij met goede resultaten o o o o10. Trekt zich minder goede resultaten niet echt aan o o o o11. Is een doorzetter o o o o12. Is niet afgunstig op andere kinderen o o o o

Deel 3. Begaafdheid Zelden Soms Dikwijls

Altijd

1 2 3 4A. Intellectuele begaafdheid1. Spreekt in goed opgebouwde zinnen en toont daarbij een rijke woordenschat

o o o o

2. Toont over een brede belangstelling te beschikken, kan over veel dingen meepraten

o o o o

3. Heeft een hekel aan routinematig werk en herhalingsopdrachten

o o o o

4. Wil van alles weten, is volhardend in het doorvragen, met name in het stellen van ‘waarom-vragen’

o o o o

5. Ziet verbanden die de meeste kinderen niet zien o o o o6. Zoekt naar informatie in bibliotheek en/of documentatiecentrum om meer te weten over bepaalde onderwerpen

o o o o

7. Past kennis in nieuwe situaties toe o o o o8. Leert makkelijk o o o o9. Staat kritisch tegenover beweringen van anderen o o o oB. Creatieve begaafdheid1. Draagt verschillende antwoorden op een vraag aan o o o o2. Voert opdrachten op eigen, oorspronkelijke manier uit (anders dan bedoeld)

o o o o

3. Is vindingrijk o o o o4. Zegt, vraagt of maakt dingen die niet altijd door andere leerlingen begrepen worden

o o o o

C Overige begaafdheden Zelden Soms Neu-traal

Dikwijls

Altijd

1. Het kind valt bij muziek op door:een bovengemiddelde vaardigheid o o o o oeen meer dan gewone inzet o o o o oeen originele benadering o o o o o2. Het kind valt bij handvaardigheid op door:een bovengemiddelde vaardigheid o o o o oeen meer dan gewone inzet o o o o oeen originele benadering o o o o o3. Het kind valt bij tekenen/schilderen op door:een bovengemiddelde vaardigheid o o o o oeen meer dan gewone inzet o o o o o

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

74

C Overige begaafdheden Zelden Soms Neu-traal

Dikwijls

Altijd

een originele benadering o o o o o4. Het kind valt bij dramatische expressie op door:een bovengemiddelde vaardigheid o o o o oeen meer dan gewone inzet o o o o oeen originele benadering o o o o o5. Het kind valt bij gymnastiek op door:een bovengemiddelde vaardigheid o o o o oeen meer dan gewone inzet o o o o oeen originele benadering o o o o o6. Het kind valt bij stellen op door:een bovengemiddelde vaardigheid o o o o oeen meer dan gewone inzet o o o o oeen originele benadering o o o o o

Overzicht score vragenlijst leerkracht

Werkgedrag

A. Zelfstandigheid

B. Werkinstelling

C. MotivatieTotaal

Sociaal-emotionele ontwikkeling

A. Omgang met kinderen

B. Omgang met volwassenen

C. Houding tegenover school

D. Zelfbeeld

TotaalBegaafdheid

A. Intellectuele begaafdheid

B. Creatieve begaafdheid

Totaal

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

75

Begaafde leerlingen in de basisschool - Ouders/verzorgers

Naam leerling SchoolAdres AdresPlaats PlaatsGeboortedatum GroepDatum invullen

Wilt u onderstaand de leeftijden van uw kind vermelden waarop het voor het eerst:

a. begon te praten op een leeftijd van ongeveer … jaar en … maanden.b. begon zinnen te zeggen op een leeftijd van ongeveer … jaar en … maanden.c. begon te lopen op een leeftijd van ongeveer … jaar en … maanden.d. begon te lezen op een leeftijd van ongeveer … jaar en … maanden.

A. Intellectuele begaafdheid

B. Creatieve begaafdheid

Deel 1. Werkgedrag Zelden Soms Dikwijls

Altijd

1 2 3 4A. Zelfstandigheid1. Mijn kind pakt in zijn/haar eentje moeilijke problemen aan2. Mijn kind kan zichzelf goed aan het werk zetten3. Mijn kind past zich in nieuwe situaties soepel aanB. Werkinstelling1. Als mijn kind speelt of werkt, is het geconcentreerd bezigt2. Als ik iets vertel, luistert mijn kind aandachtig3. De dingen die mijn kind doet, gebeuren op een vlotte manier4. Als mijn kind iets maakt, ziet dat er verzorgd uitC. Motivatie1. Mijn kind zet zich in om een goed resultaat te behalen2. Mijn kind besteedt veel aandacht aan schoolwerk dat mee naar huis gaat3. Mijn kind werkt niet alleen voor een resultaat, maar heeft vooral belangstelling voor de manier waarop een probleem opgelost kan worden

Deel 2. Sociaal-emotionele ontwikkeling Zelden Soms Dikwijls

Altijd

1 2 3 4A. Omgang met andere kinderen1. Ik heb de indruk dat mijn kind op school door de andere kinderen van de groep geaccepteerd wordt

o o o o

2. Mijn kind gaat om met oudere kinderen o o o o3. Als mijn kind met andere kinderen speelt houdt het zich aan de groepsregels

o o o o

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

76

Deel 2. Sociaal-emotionele ontwikkeling Zelden Soms Dikwijls

Altijd

1 2 3 44. Mijn kind zoekt uit zichzelf aansluiting bij andere kinderen

o o o o

5. Mijn kind kan met broers(s) en/of zus(jes) goed opschieten

o o o o

6. Mijn kind gaat zijn/haar eigen gang en laat zich niet door anderen van de wijs brengen

o o o o

B. Omgang met volwassenen1. Thuis vraagt mijn kind op een positieve zin aandacht van mij

o o o

2. Mijn kind doet wat ik van hem/haar o o o o3. Ik heb de indruk dat mijn kind op school doet wat de leerkracht van hem/haar vraagt

o o o o

C. Houding tegenover school1. Mijn kind vindt leren leuk o o o o2. Mijn kind voelt zich betrokken bij wat er in de klas en op school gebeurt

o o o o

3. Werk van school neemt mijn kind met plezier mee naar huis

o o o o

D. Zelfbeeld van het kind1. Mijn kind is zeker van zichzelf o o o o2. Als mijn kind iets gemaakt heeft, weet het wat goed en wat minder goed gelukt is

o o o o

3. Mijn kind neemt initiatief, pakt graag iets aan o o o4. Mijn kind stelt reële eisen aan zichzelf o o o5. Mijn kind staat open voor een mening, een idee van een ander

o o o

6. Mijn kind geeft opbouwende kritiek naar anderen toe o o o7. Mijn kind is blij met goede resultaten o o o8. Als dingen niet zo goed lukken, reageert mijn kind geprikkeld

o o o

9. Mijn kind werkt aan iets door en maakt het ook af, al zijn er tegenvallers

o o o

Deel 3. Begaafdheid Zelden Soms Dikwijls

Altijd1 2 3 4

A. Algemeen1. Als mijn kind iets vertelt, dan gebruikt het goede zinnen met vaak ook moeilijke woorden

o o o o

2. Mijn kind beschikt over een brede belangstelling en kan over veel dingen meepraten

o o o o

3. Mijn kind zoekt naar informatie in bibliotheek en/of documentatiecentrum om meer te weten over bepaalde onderwerpen

o o o o

4. Mijn kind voelt zich aangetrokken tot meer ingewikkelde opdrachten, problemen

o o o o

5. Mijn kind leert snel o o o o

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

77

6. Mijn kind staat kritisch tegenover beweringen van anderen

o o o o

B. Creatieve begaafdheid

1. Mijn kind komt met ongebruikelijke oplossingen en originele ideeën , is vindingrijk

o o o

2. Mijn kind vindt het fijn om met ideeën te spelen en te fantaseren

o o o o

Deel 3. Begaafdheid (vervolg) Is vooral goed

Geen interes

se

Soms interes

se

Veel interes

seC. Hobby's, interesses enzovoorts

a. muziek o o o o

b. knutselen, handwerken o o o o

c. tekenen, schilderen o o o o

d. toneel, dans, ballet o o o o

e. sport o o o o

f. spelletjes, activiteiten organiseren o o o og. lezen* o o o o

h. techniek o o o oi. natuurj. geschiedenis o o ok. hobby‘s

l. interesses

m. televisie kijken

* Welke boeken/tijdschriften leest en/of gebruikt uw kind (kinderboeken, stripboeken, naslagwerken, of informatieve boeken enz.

Toelichting:

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

78

Deel 3. Begaafdheid (vervolg) Zelden of

nooit

Soms Dikwijls

Heel vaak

D. Schoolprestaties

1. Voor zover ik kan beoordelen, behoort mijn kind tot de beste leerlingen van zijn/haar groep

o o o o

2. Volgens mij kan mijn kind meer leerstof op school aan dan wordt aangeboden

o o o o

3. Ik heb de indruk dat mijn kind zich verveelt op school o o o o

4. Mijn kind is op school vooral goed in/met:

Toelichting:

Overige opmerkingen:

Overzichtsscore ouders/verzorgers

Werkgedrag

A. Zelfstandigheid

B Werkinstelling

C MotivatieTotaal

Sociaal-emotionele ontwikkeling

A Omgang met kinderen

B Omgang met volwassenen

C Houding tegenover de school

D. Zelfbeeld

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

79

Overzichtsscore ouders/verzorgers

Totaal

Begaafdheid

A. Algemeen

B. Creatieve begaafdheid

C. Schoolprestaties

Totaal

Bijlage Archivering O.b.s. De Munte

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte

80

Gemaakte afspraken

m.b.t. het gebruik van het samenstellen van het leerlingendossier:

Hoe doen we het?

Aanbod/ materialen/organisatie.

d.d. We vullen de leerlingendossiermappen

Voorzien van naam en tabbladen-

1. leerlingenkaart

2. gegevens leerlingenvolgsysteem

3. situatie gezin en vrienden

4. verslagen leerlingenbespreking

5. leerlingkenmerken

6. medische gegevens

7. handelingsplannen

8. pcl

9. ambulante begeleiding

10. verslagen jeugdhulpverlening

11. overige documenten.

ordenen notities bijzondere gebeurtenissen en verslagen gesprekken ouders overzetten – Leerkrachten

Handelingsplannen, Externe onderzoeken e.d. overzetten – leerkrachten

.

Eind van het schooljaar zijn de mappen bijgewerkt.

Handelingsplannen komen eerst in de groepsmap na evaluatie worden ze in de leerlingenmap gedaan.

Onderwijszorgprofiel 2011-2015 obs De Munte