zondag 2(B)

257
Frits Heijting tot de hemel verheven gedachten bij het zondagsevangelie jaar B

Transcript of zondag 2(B)

Page 1: zondag 2(B)

Frits Heijting

tot de hemel verheven

gedachten bij het zondagsevangelie

jaar B

Page 2: zondag 2(B)

2 Frits Heijting

TOT DE HEMEL VERHEVEN

gedachten bij het zondagsevangelie, jaar B ISBN: 978-90- 818601-2-3

tot de hemel verheven is vrij binnen te halen van www.gelovenbeleven.nl

of via de site in boekvorm te bestellen bij de printing-on-demand uitgever Lulu.com gelovenbeleven.nl

- Christus in mij

- teksten van kerkvaders en andere heiligen

- ochtend- en avondgebed

- meezingliederen

- gedachten bij het zondagsevangelie

- leerboek voor christenen

- bijbelse catechese voor tieners

- persoonlijke gebeden

- gebeden voor zieken

Ik woon hoog en verheven, en in elk eenvoudig en vriendelijk mensenhart. (Jes 57,15)

Page 3: zondag 2(B)

3 inleiding

Bij deze gedachten bij het zondagsevangelie staat het mysterie centraal van God, die in Jezus als mens in de wereld heeft gewoond, om mensen van goede wil tot zich te verheffen. Vanzelfsprekend moet dit geloof het dagelijks leven geheel vernieuwen.

De profeten hebben dit evangelie vanuit de verte gezien. Jesaja voorzegt het lang tevoren: Ik woon hoog en verheven, en bij de mensen met een eenvoudig en vriendelijk hart (Jes 57,15). In de drie delen A, B en C van tot de hemel ver-heven worden de voorgeschreven lezingen van de zondag overwogen. Jezus, mens met de mensen en God met ons; de Geest van Christus, God in ons; en het hemelse leven, dat hier en nu al een aanvang heeft genomen voor wie Jezus volgen, uitziende naar zijn komst: wie raakt er ooit over uitgedacht?

In deze bundel wordt het driejarige katholieke lezingenrooster gevolgd. Het kerkelijk jaar loopt van advent tot advent. Jaar A behandelt de lezingen gedu-rende de periode van advent 2016 tot advent 2017. Jaar B loopt van advent 2017 tot advent 2018, en jaar C van advent 2018 tot advent 2019. Door hier tel-kens 3 jaar bij op te tellen, is eenvoudig vast te stellen in welke jaren elk deel kan worden gebruikt.

Bij elke viering wordt gelezen uit achtereenvolgens het Oude Testament (of uit handelingen van de apostelen of de openbaring van Johannes), uit het psalm-boek, uit een brief van het Nieuwe Testament en uit één van de vier evangeliën. De psalmen zijn genomen uit de bundel psalmen & gebeden voor het ochtend- en avondgebed. Gezongen psalmen worden gevonden in de liedbundel al mijn verlangen (zie gelovenbeleven.nl).

Een aantal feesten is achterin te vinden onder het hoofd bijzondere vieringen. Het register geeft alle evangelielezingen van de driejarige cyclus, met de ver-melding A, B of C. Lezingen die elk jaar terugkomen worden aangegeven met (ABC). In alle teksten komt Jezus als God-met-ons voldoende naar voren. Hij is echter niet alleen hoog en verheven, maar ook mens met de mensen. Daarom worden de persoonlijk voornaamwoorden hij en hem, als het over Jezus gaat, met kleine letters geschreven. In de psalmen staat het woord HEER als vertaling van JAHWEH in klein kapitaal, ter onderscheid van het gewone woord Heer.

Ik hoop dat deze gedachten bij het zondagsevangelie ietsje mogen bijdragen tot begrip van het nooit geheel te bevatten mysterie van de menswording van God, van zijn verrijzenis en van onze deelname aan het nieuwe leven waartoe Jezus de toegang heeft geopend. Frits Heijting Lent, 10 september 2017

Page 4: zondag 2(B)

4INHOUDSOPGAVE Advent zondag 1 van de Advent blz 6 zondag 2 van de Advent blz 10 zondag 3 van de Advent blz 14 zondag 4 van de Advent blz 17

Kersttijd Kerstnacht blz 20 Kerstdag blz 23 zondag na Kerst blz 26 tweede zondag na Kerst blz 29 1 januari (Maria, moeder van God) blz 32 Openbaring van de Heer blz 34

tijd door het jaar vervolg zie na de paastijd. De zondagen 8 -11 kunnen vóór of na de paastijd vallen.

Doop van de Heer blz 38 zondag 2 van de tijd door het jaar blz 41 zondag 3 van de tijd door het jaar blz 46 zondag 4 van de tijd door het jaar blz 49 zondag 5 van de tijd door het jaar blz 52 zondag 6 van de tijd door het jaar blz 55 zondag 7 van de tijd door het jaar blz 58 zondag 8 van de tijd door het jaar blz 61 (afhankelijk van het kalenderjaar) zondag 9 van de tijd door het jaar blz 66 (afhankelijk van het kalenderjaar)

40-dagentijd Aswoensdag blz 70 zondag 1 van de 40-dagentijd blz 74 zondag 2 van de 40-dagentijd blz 78 zondag 3 van de 40-dagentijd blz 82 zondag 4 van de 40-dagentijd blz 84 zondag 5 van de 40-dagentijd blz 86 Palm- en Passiezondag blz 89 Witte Donderdag blz 91 Goede Vrijdag (I) blz 92 Goede Vrijdag (II) blz 97

Paastijd Paaswake blz 103 zondag 1 van de Paastijd blz 105 zondag 2 van de Paastijd blz 110 zondag 3 van de Paastijd blz 113 zondag 4 van de Paastijd blz 116 zondag 5 van de Paastijd blz 121 zondag 6 van de Paastijd blz 124 Hemelvaart blz 127 zondag 7 van de Paastijd blz 130 Pinksteren blz 133

Page 5: zondag 2(B)

5vervolg van de tijd door het jaar zondag na Pinksteren (Drie-eenheid) blz 137 tweede zondag na Pinkst. (Sacramentsdag.) blz 142 zondag 1o van de tijd door het jaar blz 144 (afhankelijk vh kalenderjaar) zondag 11 van de tijd door het jaar blz 147 (afhankelijk vh kalenderjaar) zondag 12 van de tijd door het jaar blz 149 zondag 13 van de tijd door het jaar blz 154 zondag 14 van de tijd door het jaar blz 156 zondag 15 van de tijd door het jaar blz 159 zondag 16 van de tijd door het jaar blz 162 zondag 17 van de tijd door het jaar blz 165 zondag 18 van de tijd door het jaar blz 168 zondag 19 van de tijd door het jaar blz 171 zondag 20 van de tijd door het jaar blz 174 zondag 21 van de tijd door het jaar blz 176 zondag 22 van de tijd door het jaar blz 179 zondag 23 van de tijd door het jaar blz 182 zondag 24 van de tijd door het jaar blz 185 zondag 25 van de tijd door het jaar blz 188 zondag 26 van de tijd door het jaar blz 190 zondag 27 van de tijd door het jaar blz 194 zondag 28 van de tijd door het jaar blz 197 zondag 29 van de tijd door het jaar blz 200 zondag 30van de tijd door het jaar blz 202 zondag 31 van de tijd door het jaar blz 205 zondag 32 van de tijd door het jaar blz 207 zondag 33 van de tijd door het jaar blz 210 Christus koning blz 213

bijzondere vieringen januari (eenheid van de christenen) blz 216 2 feb (opdracht van de Heer in de tempel) blz 222 24 juni (sint Jan de Doper geboorte) blz 224 29 juni (Petrus en Paulus) blz 227 15 augustus (Maria ten hemel opneming) blz 229 september (vredesweek) I blz 230 september (vredesweek) II blz 234 14 september (kruisverheffing) blz 238 1 november (allerheiligen) blz 240 2 november (allerzielen) blz 242 7 november (Willibrordzondag) blz 247 9 november (Kerkwijding) blz 249

register van evangelieteksten blz 252

afkorting van bijbelboeken blz 257

Page 6: zondag 2(B)

6ADVENT

zondag advent 1(B) 1ste lezing: Jes 63,16-19.64,3-8 psalm 80: zie beneden 2de lezing: 1 Kor 1,3-9 evangelie: Mc 13,33-37

Wees waakzaam!

De drie christelijke feesttijden van Pasen, Pinksteren en Kerst worden in het Oude Testament voorafgebeeld in de Joodse feesten van Pesach (Pasen), het Wekenfeest (Pinksteren) en het Loofhuttenfeest aan het einde van de oogst1. Op het Joodse Paasfeest - ook wel genoemd het Feest van de eerstelingen van de oogst - wordt de uittocht van Israël uit Egypte herdacht. Hierbij wordt een bosje van de eerste gersteoogst door de priester aan God aangeboden, vooruit-wijzend naar de eersteling Christus, de eerstgeborene uit de doden2. Zeven we-ken later wordt met Pinksteren het Feest van de eerstelingen3 gevierd, waarop de eerste vruchten van de nieuwe oogst in feestelijke processie naar de tempel worden gebracht; en de eerste tarwe aan God wordt aangeboden, vooruitwij-zend naar de gelovigen te Jeruzalem, die als eersten de heilige Geest ontvangen hebben. Aan het einde van de oogsttijd, bij de druivenoogst, vierde men het Loofhuttenfeest, ter gedachtenis dat Israël gedurende 40 jaren in de woestijn in tenten had geleefd.

De graanoogst is een voorafbeelding van het oordeel4 dat met Jezus' komst een aanvang heeft genomen5. De akkers zijn wit om te oogsten6, zegt hij; en : Bid tot de Heer van de oogst, dat Hij arbeiders zendt om te oogsten7. De eersten van deze arbeiders zijn de twaalf apostelen. Het persen van de druiven is een beeld van het laatste oordeel aan het einde van de 'oogst', dat met Jezus' we-derkomst zal worden voltrokken. Zo duidt dus het Loofhuttenfeest op het einde van de tijd: op het laatste tijdperk van de wereldgeschiedenis, dat begint met zijn geboorte in de stal van Bethlehem, en wordt afgesloten bij Jezus' weder-komst in macht. Dit oordeel tekent zich al af in de scheiding van geesten, als de herders hem eer betonen8, maar Herodes hem tracht te doden9.

De adventstijd is dus niet alleen een periode van voorbereiding op Jezus' ge-boorte en een terugblikken op het adembenemende mysterie van de menswor-ding van God, maar ook op de niet minder ontzagwekkende gebeurtenis van zijn wederkomst voor het oordeel. Tussen komst en wederkomst ligt het tijd-perk van de kerk van Christus, de huidige tijd van genade10: het laatste tijdperk van de wereldgeschiedenis11. Het hoeft dus niet te verwonderen, dat het evan-gelie van deze zondag spreekt over het komende oordeel. Jesaja (eerste lezing) ziet de Christus van verre komen; en voorzegt dat God tot zijn volk zal afdalen. Scheur de hemel open en daal af, zo bidt de profeet.

Page 7: zondag 2(B)

7 Uit deze en vele andere profetieën spreekt de verwachting van de komende Messias. In macht en majesteit werd hij verwacht; en zeker niet als zoon van een eenvoudige timmerman. Toch is met de geboorte van dit kind in de stal van Bethlehem het oordeel over de wereld begonnen12.

Het verstand schiet tekort bij de gedachte dat de almachtige God als mens met de mensen in de wereld heeft gewoond. Ook 't hart kan dit niet ten volle bevat-ten. Was dit wel zo, dan zou het leven van veel christenen er anders uitzien. Zij zouden niets meer ondernemen dan uit liefde voor hem, die zichzelf zo volledig voor hen heeft gegeven. Daarom zijn deze weken van de advent een periode van inkeer en bezinning. Jezus heeft zich immers voor de wereld geofferd om de mensen tot inkeer te brengen; en - in de doop met hem verenigd - tot nieuw le-ven op te wekken. U komt hen tegemoet, die bij ál wat zij doen aan U denken, bidt de profeet (1e lezing).

Christenen die spreken en handelen op hem afstemmen, zullen iets gaan besef-fen van de grootheid van de komst en de wederkomst van Christus, waarvan David heeft geprofeteerd: Huiver, heel de aarde, wanneer hij verschijnt!13. Wie met hem hun weg gaan, kunnen met vertrouwen het oordeel tegemoet zien. Jij, die vol verwachting uitziet naar de openbaring van onze Heer Jezus Christus: Hij zal je doen standhouden tot het einde, zodat je geen blaam treft op die dag (2e lezing). Eén ding moet ieder daarbij duidelijk zijn: Voor de Heer is één dag als 1000 jaar, en 1000 jaar als één dag. De goede God wil dat allen behouden worden. Zolang de huidige tijd van zijn genade voortduurt blijft Hij allen op-roepen tot bekering, om in diep ontzag (het bijbelse vrees) voor Hem te leven.

Met dit woord vrees wordt geen angst bedoeld, maar het besef dat ieders doen en laten, spreken en zwijgen door Hem wordt gewogen. Mensen kunnen voor elkaar een hoop verborgen houden; maar Hij kent allen volkomen en door-grondt ieders bedoeling. Hij ziet 't als christenen toegeven aan verlangens waarin zij zichzelf dienen en Hem niet vrezen. Hij leest hun gedachte: "Het is niet zo erg, Hij houdt toch van mij?" Inderdaad: Hij blijft spreken tot ieders geweten; en beloont hen met kennis van Hem, als zij luisteren en tot inkeer komen. Koning Salomo, die allen in inzicht overtrof, gaf Hem de eer, en zei: Vrees voor de Heer is het begin van wijsheid14.

Liefde en eerbied voeden samen op tot een heilig leven. Dat kost tijd; en de vol-harding waartoe het evangelie van vandaag oproept: Wees waakzaam, dag in, dag uit; want je weet niet wanneer Jezus komt. Heel de Schrift spreekt van dit komende oordeel. Niemand weet wanneer dit zal gebeuren, ook de engelen in de hemel niet. Ook Jezus zelf kent dag noch uur15. Daarom maant hij zijn leer-lingen scherp te blijven; en attent te zijn op de tekenen die aan zijn komst voor-af zullen gaan. Eerst moet aan alle volkeren het evangelie worden verkondigd

Page 8: zondag 2(B)

8 van menswording en verrijzenis; en van de deelname van de gelovigen aan Je-zus' nieuwe leven in het koninkrijk van zijn Vader en hun Vader16. Als tenslotte de gruwel van verwoesting wordt opgericht waar dit kan zijn17, is het einde nabij. Valse christussen zullen velen misleiden. Dan, na een tijd van verschrik-kelijke onlusten en vervolging, zal de mensenzoon komen met grote macht en heerlijkheid; en worden de uitverkorenen verzameld18. Wees dus waakzaam!

De waarschuwing van een naderende eind wordt in de kerk nauwelijks ge-hoord; en de wederkomst van Christus speelt bij veel kerkgangers geen rol in hun geloofsleven. Zelfs zijn er ook in de kerk mensen die menen dat er in 't ge-heel geen oordeel op handen is; maar dat de huidige wereld in ontwikkeling is naar de vrede, die Jezus als eersteling heeft voorgeleefd. De werkelijkheid weerspreekt deze misleidende voorstelling van zaken. Die dag van het oordeel komt werkelijk naderbij. Dan zal de bedoeling van ieders hart openbaar wor-den; en zullen de onrechtvaardigen van de rechtvaardigen worden gescheiden.

De goede God laat het kwaad nog passeren, teneinde iedereen in staat te stellen tot inkeer te komen en vergeving van zonden te ontvangen. Hij heeft Jezus, zijn goedheid onder ons, aan de wereld gegeven. Door zijn opstanding uit de doden heeft de wereld het bewijs ontvangen dat allen die in hem geloven het eeuwige leven zullen binnengaan. Voor hen echter die Jezus de rug toekeren: voor hen die zijn liefde niet willen zien, maar door zelfzucht gedreven hun eigen weg blijven gaan, komt eens de dag dat er geen bekering meer mogelijk is.

Jezus drukt zijn leerlingen op ‘t hart waakzaam te zijn. Als iemands echtgenote op reis is, zal het soms al gauw wat minder ordelijk worden in huis. Als dan 't ogenblik van haar terugkeer nadert, zal die man - als hij van zijn vrouw houdt - opruiming houden, zodat zij niet in een bende thuiskomt. Christenen die zich bewust zijn van Jezus' komst, zullen hun handelen hierop afstemmen, en de rommel in hun huis opruimen. Zij zullen de ziel - hun innerlijke woning waar-toe hij toegang zoekt - vrij maken van alles wat hem verdriet zou doen als hij het bij zijn komst aan zou treffen. Als hij op dit moment zou komen: zou ik dit of dat dan ook doen? Niet? Dan kan ik het beter niet doen, dus.

Wie zo in het leven staat, zal voldoen aan de roeping van alle gelovigen iets van het komende Rijk van God zichtbaar te maken in een wereld die zijn einde te-gemoet gaat. Aan christenen wordt gevraagd zichzelf te vergeten, het verlangen naar geld en goed en eer van anderen achter zich te laten, en hun Geliefde in hun harten te heiligen als hun Heer. De verwachting van zijn wederkomst voegt aan deze liefde eerbied toe; en ontzag voor hem die de kerk vorige week19 heeft vereerd als koning van het heelal. Hij, door wie alles geschapen is20, is in onuit-puttelijke liefde voor alle mensen de minste van allen geworden, om hen bij zijn Vader terug te brengen. Nu verwachten de gelovigen hem uit de hemel: Jezus, de eerste en de laatste, begin en einde, eeuwig leven. HEER, God van het hemel-

Page 9: zondag 2(B)

9 se leger, kom ons herstellen! Toon ons het licht van uw aanwezigheid, dan zul-len wij gered zijn (psalm van deze zondag).

1) Lev 23 2) 1Kor 15,20 3) Dt 26,1vv 4) Mt 13,39 5) Joh 12,31 6) Joh 4,35 7) Mt 9,38 8) Lc 2,17 9) Mt 2,16 10) 2Kor 6,2 11) 2Tim 3,1 12) Joh 5,24 13) 1kron 16,30 14) spr 1,7 15) Mt 24,36 16) Mc 13,10 17) Mc 13,14 18) Mc 13,26v 19) het feest van Christus Koning 20) Joh 1,10; Heb 1,10

psalmgebed (uit ps 80) L Herder van Israël, die ons leidt als uw kudde, luister naar uw volk. A Toon ons het licht van uw aanwezigheid, dan zullen wij gered zijn. L HEER, God van het hemelse leger, hoelang blijft U doof voor het gebed van uw volk? U reikt ons brood van verdriet, een beker vol tranen aan. A Voor onze naasten zijn wij een aanstoot; en onze vijanden lachen om ons. L HEER, God van het hemelse leger, kom ons herstellen! A Toon ons het licht van uw aanwezigheid, dan zullen wij gered zijn. L HEER, God van het hemelse leger, keer tot ons terug! A Zie uit uw hemel neer; en verzorg weer uw wijnstok. L Zie om naar de stam die U hebt geplant, naar uw kind, dat U grootbracht voor Uzelf. A Ze hebben uw wijngaard verbrand en vernield; maar zij zullen vergaan als U zich tegen hen keert. L Uw hand is met hem aan uw rechterzijde: de mensenzoon, die van U zijn kracht ontvangt. A Laat ons leven en uw naam aanroepen, om niet meer te wijken van U. L Heer, God van het hemelse leger, kom ons herstellen! A Toon ons het licht van uw aanwezigheid, dan zullen wij gered zijn. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

Page 10: zondag 2(B)

10

zondag advent 2(B) 1ste lezing: Jes 40,1-5.9-11 psalm 85 zie beneden 2de lezing: 2Pe 3,8-14 evangelie: Mc 1,1-8

Na mij komt hij die sterker is dan ik.

Niet alleen Johannes de Doper, maar alle profeten van het Oude Testament spreken over de komst van een Redder, die mensen van goede wil zal verlossen uit de kwelling die deze wereld vaak is. Allen die hem aannemen, zullen door hem het Rijk van God worden binnengevoerd; en midden in deze gewelddadige wereld al deel krijgen aan de vrede van Christus, die niemand hun kan ontne-men. Zijn redding is nabij voor wie leven in eerbied voor God; zijn heerlijk-heid zal onder ons wonen. Zo bezingt David in de psalm van vandaag de hoop van Israël op redding: niet uit de handen van aardse vijanden, maar uit de macht van het kwaad, dat allen in zijn greep heeft. Hebzucht en begeerte, jalou-zie, wellust, eerzucht, gulzigheid, onoprechtheid en alle andere uitingen van zelfzucht die een mensenleven ontsieren: niemand die er geheel vrij van is.

Mensen van goede wil voelen het wel aan: Zo is ons leven niet bedoeld; maar zij zijn onmachtig zichzelf hieruit te verheffen. Zo dragen zij huns ondanks bij aan de ellende in de wereld. Wie dit ontkent en op eigen kracht de wereld wil verbe-teren, zal vroeg of laat vastlopen; en voor de keuze komen te staan zich nood-gedwongen te schikken in de situatie, of als een charlatan verder te leven. Ge-lukkig zijn zij, die dan het evangelie ontdekken van redding uit de macht van de boze. Dit woord redding (Hebreeuws: jesjoeach) is hetzelfde als Jezus, de naam die door de engel aan Maria is genoemd1. In hem - het kan niet vaak genoeg ge-zegd worden - heeft de eeuwige goedheid van God op aarde gewoond, om allen tot een God-gewijd leven in staat te stellen2.

Jammer genoeg worden de brieven van Paulus, die dit verhelderen, tijdens de zondagsvieringen veelal weggelaten. De kerkvaders, die na de periode van het Nieuwe Testament dit onderricht hebben voortgezet, zijn ook bij pastores zelfs goeddeels in vergetelheid geraakt. Toch hebben deze leraren voor het geloof ge-vochten; en het van velerlei dwaling gevrijwaard. Voortbouwend op de vier evangelieën en de brieven van het Nieuwe Testament hebben zij de leer van de kerk vastgelegd. Het gaat hier om leerstellige uitspraken, zoals deze in de vier-de en vijfde eeuw door algemene kerkvergaderingen namens heel de kerk zijn afgekondigd. Deze punten van geloof mogen niet worden verward met de tradi-tie en haar talrijke voorschriften. Een bekend voorbeeld hiervan is de celibaats-verplichting voor priesters. Hoe lovenswaardig het celibaat ook is, de handha-ving hiervan is een zaak van beleid, dat eventueel kan worden aangepast; en behoort niet tot de onveranderlijke leer van de kerk.

Page 11: zondag 2(B)

11 Bij Paulus stond de verkondiging van het evangelie voorop; en hij paste zich daarbij steeds zoveel mogelijk aan bij de tijd waarin hij leefde. Ook de kerkva-ders beijverden zich vóór alles voor de uiteenzetting en verdediging van het ge-loof. Zij richten zich op vragen die van levensbelang zijn voor de kerk; en wel in de eerste plaats op de vraag: Wie is Jezus?

Vanaf het begin van de kerk werd de dwaling gehoord dat Jezus, aan God gelijk, niet werkelijk mens met de mensen is geweest. Dit heeft geleid tot een eerste kerkscheuring. Aan de andere kant traden er ook voorgangers op die Jezus niet zagen als God-met-ons. Het heeft eeuwen geduurd eer deze strijd op beide fronten was beslist. Wie zich in de geschiedenis verdiept, zal geregeld de naam Athanasius3 tegenkomen, een kerkleraar die als geen ander heeft gestreden voor het evangelie. Nu velen in de kerk van vandaag opnieuw de God-gelijkheid van Jezus ontkennen, verdient het werk van de kerkvaders meer aandacht. Voor het verstaan van de Bijbel zijn zij van onschatbare betekenis geweest.

David en alle profeten hebben reikhalzend uitgezien naar de rijkdom waar de kerk deel aan heeft gekregen4. Toen Augustinus na zijn bekering aan zijn leer-meester Ambrosius5 vroeg waar hij de bestudering van het Oude Testament het beste mee kon beginnen, beval deze het boek van Jesaja aan, de eerste van de vier grote profeten. Naast de psalmen wordt de komende Messias hierin het duidelijkst voorzegd. Als theologen zich uitsluitend richten op de - op zich soms nuttige - uitkomsten van het moderne historische bijbelonderzoek, en zich bij de uitleg van de profetische boeken tot deze historische context beperken, gaan zij voorbij aan de profetische inhoud, die de geesten moet voorbereiden op het hemelschokkende gebeuren van de menswording van God in Jezus, de beloofde Messias van het volk van God.

Dit onderzoek heeft o.a. duidelijk gemaakt dat de overgeleverde teksten van het Oude Testament tijdens een langdurig proces zijn samengevoegd en ingedeeld. Dit inzicht ontneemt alle grond aan de gedachte dat de Schrift als één geheel uit de hemel zou zijn gevallen als het Woord van God, en dat dus niet aan de letter-lijke betekenis mag worden getwijfeld. Deze misvatting leidt tot absurde con-clusies. Zo zou de aarde niet meer dan ruim 6000 jaar oud zijn. Door dit bijbels fundamentalisme wordt het allesoverheersende thema van de Schrift verduis-terd: Gods belofte van redding uit een wereld in nood door Christus, zijn eeu-wige Woord6. Alle profeten hebben hiervan gesproken7. De betekenis van hun teksten reikt verder dan hun tijd van ontstaan.

Zo wordt in het evangelie van vandaag de missie van Johannes de Doper ver-duidelijkt met het oude woord van Jesaja: Bereid de weg van de HEER, maak zijn paden recht. HEER is de Nederlandse vertaling van het Hebreeuwse Gods-naam JAHWEH (IK BEN). In deze naam ligt het Joodse credo besloten: Breng dank aan God, want Hij is goed, zijn liefdevolle goedheid is eeuwig8.

Page 12: zondag 2(B)

12 In Jezus is deze goedheid geopenbaard. Waar zouden zijn profeten anders over kunnen spreken? Petrus schrijft aan de vroege kerk: Zij vroegen zich af op welk tijdstip en welke omstandigheden de Geest in hen doelde, toen Hij het lijden voorspelde dat over Christus zou komen, en de daarop volgende verheerlij-king4. Zonder ophouden hebben zij het volk opgeroepen niet hun hoop op ver-gankelijke dingen te stellen; maar zich te richten op God, die redding belooft.

Jesaja heeft Jezus uit de verte zien komen, en uitgeroepen: Verkondig het luid, wees niet bang; maar roep tot de steden van Juda: uw God is op komst! (1e le-zing) De Joodse schriftgeleerden verwachtten echter de Messias, door Jesaja ook vredevorst9 genoemd, als een machtige koning, die de Romeinen het land uit zou jagen; en Israël zou herstellen in de vroegere luister van de koningen David en Salomo. Blind voor Jezus' onschuld, verwensten zij dat domme volk10, dat zich af begon te vragen of hij misschien de langverwachte Messias was; en hebben zij hem als een bedrieger veroordeeld.

Toch had Johannes de Doper geen blad voor de mond genomen; en de leiders van het volk gewaarschuwd, toen zij naar de Jordaan kwamen om zich door hem te laten dopen: Denken jullie hiermee het komende oordeel te kunnen ontgaan?11 Wijzend op Jezus heeft hij diens goddelijke aard onthuld: Hij is vóór mij. Zo leert de kerk: Jezus is eeuwig, Hij is God uit God. Johannes leert christenen de belijdenis: Ik ben het niet waard zijn sandalen los te maken.

De komst van de Messias heeft in Israël een scheiding van geesten teweegge-bracht. Hier werd het begin van de definitieve scheiding zichtbaar, die op de op de dag van het oordeel voor geheel de mensheid zal plaatsvinden. De geschie-denis van het oude godsvolk is een waarschuwing aan de kerk. Ook binnen deze wereldwijde geloofsgemeenschap heerst een grote mate van verdeeldheid; en kunnen velen Jezus niet erkennen als God in ons midden. Anderen belijden dit wel, maar geven voorrang aan de traditie. In reactie hierop verkondigen ande-ren een sociaal evangelie, en de roeping om op te komen voor armen en ver-drukten. Voor christenen zou dit laatste een open deur moeten zijn.

Zou iemand die Jezus toebehoort niet door zijn Geest willen leven, en zich niet verzetten tegen onrecht en geweld? Christenen die dit echter op eigen kracht proberen te doen, zonder zich onverdeeld te geven aan hem die de harten van de gelovigen zoekt te bewonen door zijn Geest, bevinden zich op een doodlo-pende weg. Prat gaande op hun eigen rechtvaardigheid, zien zij de mens ge-worden God als niet meer dan een voorbeeld ter navolging. Indien deze opvat-ting overheerst, leidt dit tot ongeïnspireerde zondagsvieringen. Niet weinigen voeren de saaie verkondiging aan als een excuus om zich bij een sekte aan te sluiten. Hier gaat het wel levendig toe; maar de zelf opgewekte geest van op-winding heeft niets met de Geest van God te maken.

Page 13: zondag 2(B)

13 Gelovige mensen beseffen de hoogte en diepte van Gods liefde, die zich mani-festeert in de ontzagwekkende gebeurtenis van de menswording van God in Je-zus. Zou hij niet alles nieuw maken? Zij benutten de tijd van genade tussen Je-zus’ komst en zijn wederkomst, door elke dag opnieuw ernst te maken met hun geloof; en de taaie strijd van zelfverloochening aan te gaan, waartoe Jezus zijn volgelingen oproept. De beloning is groot. Op de geëigende momenten doet hij zich kennen aan wie hem liefhebben: zijn goedheid die begin noch einde kan hebben; zodat zij met nog meer ijver de weg van geloof gaan, levend in de hoop op een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar engelen en mensen in gerech-tigheid leven (2e lezing).

Na mij komt Hij, die sterker is dan ik. Christenen delen in de roeping van Jo-hannes de Doper om hem die sterker is dan zij zichtbaar en verstaanbaar te maken in een wereld die ten onder gaat. Zij zijn geroepen zich aan deze wereld te geven, zoals ook hun Geliefde heeft gedaan. Gelovige mensen doen dit niet in eigen kracht, maar in verbondenheid met Jezus en door zijn Geest geleid. Zoe-kende mensen zullen zij de ogen te openen voor hem, de mens zoals God het bij de aanvang heeft bedoeld. Zo verhaasten zij het ogenblik van de wederkomst. In de tussentijd geeft hij zijn volgelingen in deze voorbijgaande werkelijkheid al deel geeft aan het eeuwige leven. Zij luisteren naar God, hoe Hij spreekt van vrede, opdat zijn volk niet weer tot dwaling zal vervallen (psalm van deze zondag).

1) Lc 1,31 2) ex 3,14 3) gelovenbeleven.nl > de ogen van de ziel 4) 1Pe 1,10 5) gelovenbeleven.nl > de ogen van de ziel 6) Joh 1,1 7) Lc 24,43 8) ps 136 9) Jes 9, 5 10) Joh 7,49 11) Mt 3,7

psalmgebed (uit ps 85) L Ik wil luisteren naar mijn God, hoe Hij spreekt van vrede, opdat zijn volk niet weer tot dwaling zal vervallen. A Zijn redding is nabij voor wie Hem vrezen; zijn heerlijkheid zal heel het land vervullen. L Dan gaan liefde en waarheid hand in hand, rechtvaardigheid en vrede omhelzen elkaar. A Waarheid ontspruit aan de aarde, gerechtigheid daalt neer uit de hemel. L De HEER zal ons geven van het goede; dan brengt de aarde haar vruchten voort. A Rechtvaardigheid gaat voor Hem uit, als Hij zijn weg gaat op aarde. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

Page 14: zondag 2(B)

14

zondag advent 3(B) 1ste lezing: Jes 61,1-2. 10-11 magnificat zie beneden 2de lezing: 1 Tes 5,16-24 evangelie: Joh 1,6-8. 19-28

Ik ben het niet waard zijn sandalen los te maken.

Johannes de Doper, de laatste in de rij van de profeten van het oude verbond, is geroepen de weg te bereiden van de lang verwachte Messias, over wie alle pro-feten vóór hem hebben gesproken; en hem aan te wijzen, die Gods belofte aan Abraham, Izaäk en Jakob komt vervullen. Jezus noemt zijn wegbereider zelfs méér dan een gewone profeet1, omdat ook zijn komst is voorzegd. Maleachi, de profeet die het Oude Testament afsluit, spreekt tot het volk Israël de woorden van God: Ik zal u Elia, de profeet, zenden, voordat de grote en vreeswekkende dag van de HEER (Hebr. JAHWEH) aanbreekt2. Het was de schriftgeleerden toen nog niet duidelijk, dat met deze dag de laatste periode van de wereldge-schiedenis werd aangegeven3: de tijd van genade, die is begonnen met Jezus' geboorte in Bethlehem en eindigen zal met zijn wederkomst voor het oordeel.

Mozes heeft hem aangekondigd: JAHWEH zal in uw midden een profeet als ik doen opstaan. Op vele andere plaatsen in de Schrift wordt gesproken over een Messias (gezalfde, Grieks: Christus). David zegt over hem in de psalmen: Ik weet dat de HEER zijn Messias de overwinning geeft5. Door al deze verschil-lende profetieën is er onduidelijkheid bij de schriftgeleerden; en vragen zij Jo-hannes de Doper of hij misschien Elia is, of de profeet die door Mozes was aan-gekondigd, of de Messias? Johannes kan hier niet precies antwoord op geven. Hij weet alleen dat hij niet de Messias is, maar diens komst moet voorbereiden. De vraag of hij Elia is, beantwoordt hij ontkennend. “Hoe zit dat” informeren de apostelen later, als het hun duidelijk wordt dat Jezus de Messias is; “waar-om houden de schriftgeleerden ons dan voor dat eerst Elia moet komen, voor-dat de Messias verschijnt?” Jezus’ antwoord laat aan duidelijkheid niets te wensen over: Elia is al gekomen; maar zij hebben naar willekeur met hem ge-handeld, zoals ook de mensenzoon van hen te lijden zal hebben6. De leerlingen begrijpen hieruit dat Jezus hun over Johannes de Doper heeft gesproken, die door koning Herodes om het leven was gebracht.

De leerlingen zien in dat Maleachi niet doelt op een hernieuwd verschijnen van Elia. Elke gedachte aan reïncarnatie is de Schrift vreemd. Mensen hoeven niet te leven met het verschrikkelijke vooruitzicht steeds opnieuw in deze wereld geboren te moeten worden, om uiteindelijk de hemel te kunnen binnengaan. Niemand - al is het aantal levens als de bladeren aan een boom - kan ooit op ei-gen kracht deze volmaaktheid bereiken, hoe groot ook de inspanning. Daarvoor is Jezus gekomen. Hij houdt het de wereld voor: Dit is het werk dat God vraagt: te geloven in degene die Hij gezonden heeft7.

Page 15: zondag 2(B)

15 Als een smetteloos offer8 heeft hij zich voor de wereld gegeven; en als eerste van zijn broeders en zusters - van allen die hem daadwerkelijk liefhebben - is hij de hemel binnengegaan. 1000 Jaar tevoren heeft David dit in de Geest voor-zien: De Heer van de hemelse legermacht gaat zijn heiligdom binnen. De pro-feet verheugt zich en roept uit: U vaart op naar omhoog, u voert gevangenen met u mee9. Als laatste van de profeten heeft Johannes de Doper hem aangewe-zen: Zie het Lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt!10.

Met Jezus' komst is de tijd aangebroken van de vervulling van Gods belofte aan de mensheid. God heeft zijn kinderen bekleed met heil (eerste lezing), letterlijk met jesjoeach: met Jezus, die de schaamte van de oude Adam en Eva om hun naaktheid bekleed. Ach, realiseerden christenen zich toch maar hoe waar dit is, en hoe persoonlijk dit ingrijpt! De kerk verheugt zich in dit evangelie, dat haar in beheer is gegeven. Als haar leden in opspraak raken, komt deze boodschap echter in ‘t gedrang. Beschamende feiten worden in de media breed uitgeme-ten. Dit verduistert het evangelie voor hen die buiten staan. De profeten van Is-raël verhieven hun stem hiertegen; en in de kerk van Christus is het niet an-ders. In een tijd van verval van de kerk verdwijnt echter ‘t besef van de groots-heid van de roeping die christenen met elkaar delen: met voorbijzien van zich-zelf de eeuwige goedheid van de Schepper zichtbaar te maken.

In Jezus' dagen lieten de schriftgeleerden, de Farizeeën (de behoudende partij) en de Sadduceeën (de liberale vleugel) voortdurend zien hoe kleinmenselijk streven de liefde voor God verdringt. Zij zagen de beloofde Messias als een held, die de Romeinse bezetter uit het land zou verjagen, om als een werelds vorst te heersen in de vroegere luister van koning Salomo. De geboorte van Je-zus, de zoon van de timmerman, is echter zoveel grootser, dat ook gelovige mensen het nooit in de volle omvang zullen kunnen bevatten. De almachtige, eeuwige en alomtegenwoordige God heeft in een gering mens in ons midden gewoond, om allen die hem liefhebben tot zich te trekken.

Christenen die met hart en ziel en met heel hun verstand deze belijdenis bea-men, moeten toch elke avond bij het gewetensonderzoek hun fouten erkennen. Wie in Christus is, is een nieuwe schepping. Het oude is voorbij, het nieuwe is al gekomen11, houdt de apostel de kerk voor. De oude mens12 echter hecht aan deze vergankelijke wereld en biedt taai verzet. De goede God laat zijn kinderen vrij om op elk moment opnieuw voor Hem te kiezen; en zijn hulp in te roepen bij hun strijd tegen gulzigheid, onoprechtheid, onzuiverheid, ongeduld, moede-loosheid en alle andere ondeugden die de wereld tot zo'n verdrietige plaats ma-ken. Hij leert zijn kinderen door zijn Geest hoe zij de verleiding kunnen weer-staan door het geloof in Jezus, in wie de overwinning al is behaald; maar nooit zal Hij hen dwingen. Zou iemand Hem onder dwang kunnen liefhebben? Daar-om is de menselijke vrijheid Hem heilig. Hij ziet de zwakheid van zijn kin-deren; en Hij behoedt hen, opdat zij niet ontmoedigd zullen raken. Allen die

Page 16: zondag 2(B)

16 Hem gehoorzamen, gaan het mysterie verstaan van de menswording van God in Christus; en krijgen deel aan het nieuwe leven dat hij heeft bij de Vader.

De almachtige, eeuwige en alomtegenwoordige God, die is vóór alle tijd en al-tijd zal zijn, heeft Mozes zijn naam bekend gemaakt: IK BEN. In het vlees geko-men, heeft zijn Christus de wereld zijn goedheid geopenbaard, die begin nog einde heeft. Johannes de Doper heeft van Jezus getuigd: Hij, die na mij komt, is vóór mij. Ik ben het nog niet waard zijn sandalen los te maken. Dit is de be-lijdenis van alle gelovigen. Met de profeten hebben zij hun hoop gevestigd op hem, die door Johannes is aangewezen: Jezus, de Geliefde, die zijn leerlingen maakt tot kinderen van God. Hij heeft ons bestemd als nieuw geboren met hem verenigd te leven (2e lezing). Heerlijk is het wat Hij voor mij deed, de Machti-ge, groot is zijn naam! (lofzang van Maria)

1) Mt 1,19 2) Mal 4,5 (3,22) 3) 1Pe 1,20 4) Dt 18,8 5) ps 20,7 6) Mt 17,10vv 7) Joh 6,26 8) Heb 9,14 9) ps 68,19 10) Joh 1,29 11) 2Kor 5,17 12) Rom 6,6 13) 3x 3,14 14) Joh 3,12

lofzang van Maria (Lc 1,47-55) L Hoog verheft mijn ziel de Heer. A Verrukt is mijn geest om God, mijn Verlosser. L Zijn keus viel op mij, die in eenvoud Hem dient. A Nu zal elk geslacht opnieuw mij gezegend noemen. L Heerlijk is het wat Hij voor mij deed, de Machtige, groot is zijn naam! A Hij is liefdevol en goed, alle dagen, voor ieder die Hem erkent. L Hij toont ons zijn machtige arm, overmoedigen drijft Hij uiteen en machtigen haalt Hij omlaag van hun troon. A Geringen brengt Hij tot aanzien, armen schenkt Hij overvloed, en rijken gaan heen met lege handen. L In zijn liefdevolle goedheid ziet Hij om naar zijn volk. A Zo had Hij het beloofd aan Abraham, en aan zijn nageslacht, voor altijd.

* * *

Page 17: zondag 2(B)

17

zondag advent 4(B) 1ste lezing: 2Sam 7,1-5.8-11.16 psalm 89: zie beneden 2de lezing: Rom 16,25-27 evangelie: Lc 1,26-38

Wees verheugd, de Heer is met u.

De tabernakel - het tentheiligdom dat de Israëlieten met zich meevoerden op hun tocht door de woestijn - was verdeeld in het heilige, waar alleen de dienst-doende Levieten mochten binnenkomen, en het heilige der heiligen met daarin de ark van het verbond. Hierin werden de 2 stenen platen bewaard waarop God de tien geboden had gegrift. Boven het verzoendeksel dat de ark afdekte, van onder de vleugels van de cherubs, de twee engelen boven de ark, sprak God tot Mozes, zijn dienaar.

Het materialistische wereldbeeld biedt geen ruimte voor het geloof in geestelij-ke wezens, zoals de engelen. De mens wordt gezien als niet meer dan een sa-menstel van atomen; en denken, voelen en willen worden gereduceerd tot een werking van hersencellen. Het verhaal van Maria en Gabriël wordt opgevat als een legende. In ontwikkelingslanden, waar men nog ontvankelijk is voor gees-telijke verschijningen, wordt dit verhaal gemakkelijker geaccepteerd. Ook in 't begin van de kerk waren de mensen nog met het bestaan van engelen ver-trouwd. In 't Oude Testament komen zij geregeld voor. Zo verschijnt b.v. een engel aan de niet met name genoemde vrouw van Manoah, om de geboorte aan te kondigen van hun zoon Simson, die later rechter van Israël zou worden1.

Het scheppingsverhaal vangt aan met: In het begin schiep God de hemel en de aarde, waarmee bedoeld wordt engelen en mensen, Hierbij heeft Hij elk een ei-gen plaats aangewezen, zoals de psalmist zegt: De aarde heeft Hij aan de men-senkinderen gegeven2; en op een andere plaats: Wie is als de Heer, onze God, die zeer hoog woont, die zeer laag neerziet, naar de hemel (de engelen) en naar de aarde?3 Bij die aarde gaat het om de mensen die de aarde bewonen; en over wie de profeet zegt: Hij woont niet alleen hoog en verheven, maar ook bij hen die nederig zijn, en niet in tel4.

Dit is de belofte van God aan de aartsvaders Abraham, Izaäk en Jakob, die Hij aan Mozes heeft bevestigd en aan David heeft herhaald. Alle profeten hebben uitgezien naar de vervulling hiervan: de komst van de Messias in het nageslacht van David. De goede God verlangt geen huis dat door mensenhanden is ge-maakt. Hij zoekt het hart van de mens als woning. Het volk Israël was door hem uitverkoren de verwerkelijking van deze belofte voor te bereiden. De menswording van God in Jezus is geschied tot heil van hen en van de hele mensheid. Vandaag wordt deze nooit in volle omvang te bevatten gebeurtenis

Page 18: zondag 2(B)

18 aangekondigd aan Maria, door de aartsengel Gabriël. Evenals bij mensen is er namelijk ook bij engelen sprake van een rangorde. Paulus spreekt van tronen, hoogheden, heerschappijen en machten5. De bekende aartsengelen Michaël, Gabriël en Rafaël bekleden een hogere positie dan de gewone engelen.

Maria schrikt van het ongewone bezoek. Gabriël stelt haar gerust; en vervol-gens lijkt zij opgenomen te zijn in het visioen; en reageert zij normaal: wat be-doelt hij? (of zij: bij engelen is geen sprake van geslacht). Heel het hemelse le-ger van engelen leeft intens mee met deze ontmoeting. Evenals bij de mensen heeft zich ook bij hen het drama afgespeeld van engelen die God hebben verla-ten. Zij weten zich als denkende en voelende wezens met hun menselijke mede-schepsels verbonden; en als dienende geesten8 weten zij zich nauw betrokken bij Gods plan de afgedwaalde mens terug te brengen in zijn eeuwige vreugde. In de hemel klinkt gejuich, als Gabriël de boodschap van godswege aan Maria heeft overgebracht; en als zij haar toestemming geeft. De Redder van de we-reld, Jesjoeach, Jezus, die in de Vader was eer de wereld bestond, maakt in haar schoot een begin met zijn leven als mens bij de mensen.

Niet alleen de hemel, maar heel de aarde moet juichen op deze dag; want God is mens geworden, om mensen tot God te verheffen! Waarom klinkt dit gejuich niet luider op in de kerken? Is het geloof zo kwijnend? Christenen die meegaan met de jacht naar welvaart en succes storen zich vaak niet meer aan de oproep van de apostel geen ongelijk span te vormen met ongelovigen9, zoals de Schrift zegt: De godenzonen kozen uit de mensen mooie vrouwen voor zich uit10. Of ligt de oorzaak bij het gebrek aan beleving in de kerken - waar de sektes hun groei aan te danken hebben - en een gebrek aan onderricht? Jezus waarschuwt: De schriftgeleerden hebben de sleutel van de kennis weggenomen11. Als de al-lesoverheersende boodschap van menswording en verrijzenis naar de achter-grond wordt geschoven, mist de verkondiging het gevoel van noodzaak. Ook staat de strijd tussen conservatisme (met de blik op gisteren), en progressieve krachten, die vaak evenmin de urgentie van het evangelie vooropstellen, de aanpassing aan een snel veranderende samenleving in de weg.

Mensen, luister toch, voor het te laat is! Vreemdelingen die eens poolshoogte komen nemen vragen zich af waar het eigenlijk over gaat? Het gaat over leven en dood! Laat de deuren van de kerk toch open staan voor die menigte zoeken-de mensen, verlangend naar een opening in een uitzichtloos bestaan. Dit nieu-we uitzicht wordt geboden door Jezus, mens met de mensen en God met ons, ontvangen door Maria. Maria, moeder van God, bid voor ons! Bid voor christe-nen die ernst maken met hun geloof, dat zij niet gevangen zullen raken in be-houdzucht of vrijzinnigheid, of één van de talloze andere dwalingen die het licht van uw zoon verduisteren. Bid voor hen dat zij zich ver zullen houden van het streven van de wereld, dat het geloof vruchteloos maakt. Bid voor hen die

Page 19: zondag 2(B)

19 verloren lopen, dat zij Jezus mogen ontmoeten en in zijn kerk deel aan hem mogen krijgen. Heer, Uw liefdevolle goedheid is eeuwig; vanuit de hemel blijft U ons trouw (psalm van deze zondag).

1) Re 13 2) ps 115,16 3) ps 113,5 4) Jes 57,15 5) Kol 1,16 6) Heb 1,14 7) 2Kor 6,14 8) gen 6,2 7) Lc 11,52 8) gen 6,2 9) Lc 11,52

psalmgebed (uit ps 89) L Mijn God, ik wil zingen van uw blijken van liefde, voor elk geslacht opnieuw van uw waarheid getuigen. A Uw liefdevolle goedheid is eeuwig, vanuit de hemel blijft U ons trouw. L Dit zegt de HEER: Ik sluit mijn verbond met wie ik heb verkoren; mijn belofte geldt David, mijn dienaar. A Je troon zal vast staan in alle geslachten; Hij die voortkomt uit jou* wordt voor eeuwig bevestigd. *Christus L Als hij Mij aanroept, noemt hij Mij: Vader, mijn God, en de rots van mijn redding. A Mijn goedheid is zijn deel in alle eeuwen; mijn verbond met mijn gezalfde staat vast. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

Heer uit uw hemel beziet U in liefde uw kinderen. Van uw genade, uw goedheid en trouw wil ik zingen, met heel uw kerk loven uw wondere werk, àl, wat wij van U ontvingen.

Zij die zich heiligen, die van uw wetten niet wijken: U zult hen leiden, zij zullen op U gaan gelijken. Zij vinden kracht, ziende het heil dat hun wacht, schuilend bij U t'allen tijde.

In vroeger tijd hebt U David, uw dienaar, gevonden. Door U gewijd, hebt U hem als uw koning gezonden; en door uw hand hield toen de vijand geen stand: David beheerste de volken.

U maakt uw Zoon tot de hoogste, de koning der aarde, de eerstgeborene, Christus van God, onze Vader. Zijn troon staat vast, tot op de eeuwige dag. Wil toch zijn woorden bewaren! gelovenbeleven.nl > liedboek al mijn verlangen, nr 67

* * * einde adventstijd

Page 20: zondag 2(B)

20

KERSTTIJD (B) 24 dec kerstnacht (ABC) 1ste lezing: Jes 9,1-3.5-6 psalm 96 zie beneden 2de lezing: Titus 2,11-14 evangelie: Lc 2,1-14

vrede op aarde

Engelen en mensen kunnen zich als redelijke wezens met elkaar verstaan: eensgezind in de aanbidding van hun Schepper. Zoals blijkt uit de eerste hoofd-stukken van het Lucas-evangelie, zijn de engelen, levend voor Gods aangezicht, nauw betrokken bij de mensenwereld en zijn plan de mensen bij zich terug te brengen. Heel het hemelse leger heeft de adem ingehouden bij de aankondiging door de aartsengel Gabriël aan Maria; en de hemel was vervuld van gejuich bij haar instemmend antwoord. Vandaag gaat de hemel open, als de herders in een visioen worden opgenomen, en engelen horen zingen voor hun Schepper: Eer aan God in de hoge!

We horen die verhalen aan; maar realiseren ons te weinig dat het realiteit is: naast de zichtbare bestaat een geestelijke werkelijkheid. De aartsengelen Gabriël, Michaël en Rafaël maken deel uit van een hiërarchie van geestelijke wezens1. Evenals op de mensen heeft de zonde ook op velen van hen vat gekre-gen. Zij worden duivels of demonen genoemd, met als hun aanvoerder Satan, die de eerste mensen ertoe heeft verleid zich van God af te wenden2; en hen in zijn val heeft meegesleept.

De zonde, die - zoals iedereen kan waarnemen - van de ouders op hun kinderen overgaat, heeft de mensheid in slavernij gebracht. Zomin als de baron van Münschhausen zichzelf bij de haren uit het moeras kan trekken, kunnen men-sen zich op eigen kracht hiervan bevrijden. De goede wil is wel aanwezig, zegt Paulus, maar de macht van de zelfzucht is mij te sterk. Ongelukkig mens die ik ben: wie zal mij verlossen uit dit bestaan ten dode? God zij gedankt door Jezus Christus, onze Heer!3

God zij dank voor hem, die in deze nacht geboren is! De goede engelen verheu-gen zich bovenmate in de langverwachte vervulling van de belofte aan Israël. De herders kunnen onmogelijk de omvang bevatten van deze hemelschokkende gebeurtenis in de kerstnacht: de menswording van God. Zij kunnen nog niet weten dat zij getuige zijn van het aanbreken van de laatste periode van de ge-schiedenis van de mensheid: de tijd van genade, waarin het evangelie van menswording en verrijzenis, en van nieuw leven voor allen die geloven, in heel de wereld wordt verkondigd. Want niet alleen voor Israël is Jezus gekomen. Be-tekent zijn naam niet God redt?4 De Messias, van wie alle profeten getuigen,

Page 21: zondag 2(B)

21 verschijnt in deze nacht als redder van alle mensen die ooit geleefd hebben of nog zullen leven. Het volk dat in duisternis leeft ziet een groot licht (1e lezing). De kerk van Christus wereldwijd stemt deze nacht in met het lied van de enge-len: Eer aan God in de hoge, en vrede op aarde!

De mensen spotten soms: "Waar is die vrede dan? Ik merk er weinig van!" In-derdaad is de wereld ook sedert Jezus' komst alle eeuwen door geteisterd ge-weest door oorlog en geweld. Toch is de vrede van Christus, die kerkgangers el-kaar elke zondag aan het einde van de viering toewensen, duidelijk zichtbaar in allen die hem daadwerkelijk toebehoren. Zij stellen zichzelf niet voorop, maar bieden ruimte aan zijn Geest: nederig en zachtmoedig, zuiver van hart5. Zij zin-gen - zoals de psalm leert - een nieuwe melodie; en aanbidden de Heer om zijn schoonheid. Laat de wereld toch ontzag voor Hem hebben!

Zonder deze heiligen - of ze nu officieel heilig zijn verklaard of niet - die alle uren van de dag hun God in gedachten hebben, zou de wereld er heel wat slech-ter uitzien. Zij zijn het zout van de aarde6. Zij koesteren geen wrok in hun hart, maar treuren om alle onrecht in de wereld. Worden zij geslagen, dan keren zij de andere wang toe; en tonen de zachtmoedigheid van Christus, die hun het nieuwe en onvergankelijke leven leert. Zij spreken van niemand kwaad, maar in onrecht en verdrukking bidden zij voor hun belagers. Zij laten de haat, die de ziel vergiftigt, niet in hun leven toe; maar hebben hun vijanden lief7. Naar waarheid worden zij kinderen van God genoemd, die door het werk van Chris-tus de macht hebben verkregen als nieuwe mensen met hem te leven8. Niet op eigen kracht heersen zij over het kwaad, maar door het geloof in hun verrezen Heer. Het licht van Christus, waar de engelen in baden, wordt door hen in de wereld gebracht. Heel de aarde smacht naar hen, die zich door zijn Geest laten leiden, en een bezonnen, rechtvaardig een God-gewijd leven leiden (2de lezing). Over dit volk van God zijn de engelen bovenmate verheugd; en zij zingen: Vre-de op aarde onder de mensen in wie Hij behagen heeft.

Dit is een nacht van vreugdevol herdenken van de geboorte van Jezus in de stal van Bethlehem. Hier wordt het vrederijk van God op aarde gevestigd. Het laat-ste bijbelboek openbaring (apocalyps) spreekt van een tijdperk van 1000 jaar10, waarin de duivel gebonden is voor allen die met Christus leven. Door het geloof in hem mogen zij hier en nu, temidden van onrecht en verdrukking, al leven als burgers van de hemel9. Daarna volgt het einde, als Jezus met al zijn engelen bij zich terugkeert voor het oordeel11. Hij heeft zijn leerlingen hierop voorbereid: de tijd die aan zijn wederkomst voorafgaat zal worden gekenmerkt door ge-loofsafval en verkoeling van de liefde12; en hij houdt zijn kerk voor: Wie tot het einde toe volhardt zal behouden worden13. Deze volharding hebben christenen wel nodig. Nu de wereld zich van God afkeert en de mens zichzelf tot God maakt, gaan zij een minderheid vormen die in de verdrukking komt.

Page 22: zondag 2(B)

22 Het zal voor hen vaak niet gemakkelijk zijn in Jezus' voetspoor te gaan. Het on-geloof doortrekt als gist in het brood zelfs de kerk, waar de partijen soms lijn-recht tegenover elkaar staan. Allerlei schandalen zorgen voor een negatieve pu-bliciteit, als koren op de molen van Jezus' vijanden. Maar temidden van alle onrecht en vernedering wordt christenen de ten hemel stijgende vreugde van de kerstnacht geschonken: de redding uit een gewelddadige wereld die zijn ein-de nadert. Zullen gelovigen, die beseffen wat Jezus voor hen betekent, niet al hun handel en wandel onder zijn oordeel stellen? Zij gaan de strijd aan met hun eigen hebzucht en begeerte, ijdelheid en genotzucht, die hem in de weg staat: Jezus, God-met-ons. De hoog verheven Heer is tot onze aarde afgedaald, om mensen van goede wil in zijn vrede te doen delen. Mensenfamilie, zoek naar de HEER; en belijd zijn grootheid en macht!

1) Kol 1,16 2) gen 3,1vv 3) Rom 7,24v 4) Mt 1,21 5) Mt 5,1vv 6) Mt 5,13 7) Mt 6,44 8) Joh 1,12 9) Fil 3,20 10) openb 20,2 11) Mt 24,30v 12) Mt 10,22 13) Mt 24,12

psalm 96 L Zing voor de HEER een nieuwe melodie; laat heel de wereld Hem eer betuigen. A Geef Hem de eer die Hem toekomt; en verkondig zijn redding van dag tot dag. L Laat alle volken van zijn grootheid horen; en maak aan de wereld zijn wonderen bekend. A Groot is de HEER en hoog verheven, laat ál wat leeft Hem eren. L Nietswaardig zijn de goden der mensen; maar de HEER heeft de hemelen gemaakt. A Verheven schoonheid gaat voor Hem uit, macht en heerlijkheid vervullen zijn heiligdom.

L Mensenfamilie, zoek naar de HEER en belijd zijn grootheid en macht! A Kom met je offers naar zijn heiligdom; en geef Hem de eer die Hem toekomt. L Aanbid de HEER in zijn heilige schoonheid; heel de wereld moet ontzag voor Hem hebben. A Laat de volken het horen: de HEER regeert; nu staat de aarde vast. L Laten hemel en aarde juichen, de zee en wat daarin leeft: Hij oordeelt de wereld rechtvaardig. A Laat de velden zich verheugen en ál wat daar groeit, samen met de bomen in het woud. L Laat ál wat leeft vol vreugde zijn, want onze God zal komen voor het oordeel. A Hij oordeelt de wereld rechtvaardig, alle volkeren naar waarheid. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

Page 23: zondag 2(B)

23

25 dec kerstdag (ABC) 1ste lezing: Jes 52,7-10 psalm 98 zie beneden 2de lezing: Heb 1,1-6 evangelie: Joh 1,1-18

Het Woord is vlees geworden.

De Bijbel wordt soms genoemd: het woord van God. Het is beter te spreken over woorden van God. Van oudsher hebben de profeten van godswege gesp-roken, en zijn woorden aan zijn volk overgebracht. Deze profetieën zullen eens afgedaan hebben1. Veel van deze teksten hebben in Christus reeds het begin van hun vervulling gekregen, nog wachtend op de dag van zijn wederkomst. Hij is het, naar wie alle profeten verlangend hebben uitgezien2. Jezus zelf echter, die begin noch einde heeft, is in eeuwigheid bij de Vader3. In hem spreekt God zijn ultieme Woord; en maakt hij zijn innerlijk wezen zichtbaar in de wereld. Dit is het, waarvan de psalmen zingen: Zijn liefdevolle goedheid is eeuwig4.

Niemand heeft ooit God gezien; maar Jezus doet Hem kennen: vol van genade en waarheid. Vol van genade: want hij die zonder zonde is, verbindt zich met een wereld in de macht van het kwaad, onmachtig zichzelf te bevrijden. Vol van waarheid: want in hem is geen spoor van bedrog te zien. Christenen, die iets van zijn goedheid hebben ervaren, moeten het beamen: Hier kan begin noch einde aan zijn, dit is eeuwig, dit is God! Allen aan wie God deze kennis van de waarheid in het hart heeft gelegd, zien in Jezus de vervulling van hun verlan-gen. Hij is het Woord dat God spreekt tot een wereld in nood.

Allen die dit Woord liefhebben, worden door God rechtvaardig genoemd. Van nature zijn zij niet vrij van het onrecht in de wereld; en zijn hun daden niet vlekkeloos. Als gelovigen hebben zij nochtans deel aan het nieuwe leven van de verrezen Heer. Niemand is in staat op eigen kracht de wet van God te volbren-gen5. God, die de menselijke zwakheid kent, verlangt niet het onmogelijke, maar alleen dit ene: dat zijn kinderen Hem liefhebben. Allen die hun onmacht belijden zich te bevrijden van de zelfzucht, die leidt tot de dood, ontvangen in het doopsel van godswege het zichtbare bewijs van de vergeving van hun schuld, en de toegang - hier en nu - tot het eeuwige leven, zoals Johannes leert: Wij zijn overgegaan van de dood naar het leven6.

In het doopsel met Jezus verbonden, mogen christenen leven in gemeenschap met hun Heer. Zij zijn niet uit de begeerte van het vlees of de wil van een man, maar uit God geboren, om als nieuwe mensen met Christus op te staan; en te leven als burgers van zijn eeuwige Rijk. De dood ligt achter hen die geloven! Wie kan de omvang van dit evangelie verstaan? Inderdaad: zij die hier ernst mee maken, zichzelf gaan vergeten, en in al hun handel en wandel bidden om

Page 24: zondag 2(B)

24 de Geest van Christus, die God zijn kinderen nooit zal weigeren7. Zij zijn op weg iets te vatten van de alles overstijgende gebeurtenis van de menswording van God. Laat christenen het toch beseffen: Hij geeft ons hier en nu al deel aan het eeuwige leven!

Op het feest van Kerstmis is dit werkelijkheid geworden voor allen die met woord en daad geloven. Hier, in een voederbak in een stal te Bethlehem - de geboorteplaats van David - ligt de koning van Israël, die de zoon van David8 wordt genoemd. Hij zal Israël echter niet - zoals velen hadden gehoopt - her-stellen in de oude glorie onder koning David; want zijn koninkrijk is niet van hier9. De herders die naar de stal zijn gekomen om hem eer te bewijzen, knielen niet voor een toekomstige wereldlijke heerser die de strijd met de Romeinse overheersers zal aanbinden; maar zij bewijzen eer aan de vredevorst, die de oude profeet honderden jaren tevoren heeft voorzegd10. Jezus is gekomen om de vrede zichtbaar te maken, die de wereld nooit zal kunnen bieden.

Herders en koningen brengen hulde aan een nietig mens die in alle eenvoud zijn weg in deze wereld zal gaan, opdat mensen van goede wil hem zullen lief-hebben: niet om zijn macht en majesteit, maar om de persoon die hij is. Dit is het ware geloof. Zonder het te beseffen betoonden de apostelen die Jezus volg-den hiermee hun liefde voor God. Om dit geloof wil Hij hun schuld vergeven; en hen maken tot burgers van zijn eeuwige Rijk. Zij gaan over van de dood naar het leven, omdat zij worden aangetrokken door de goedheid van de Schepper, die in Jezus ten volle zichtbaar is. Zo brengt hij scheiding aan onder de men-sen: tussen hen die hem liefhebben en hen die hem de rug toekeren omdat hij niet in hun levenswijze of in hun denkpatroon past. Bij Jezus' komst in zwak-heid in Israël heeft het oordeel over de wereld een aanvang genomen, dat bij zijn wederkomst in macht zal worden voltooid12.

Wie Jezus verwerpt, verwerpt de mens geworden God. Wie hem volgt gaat Hem toebehoren, door wie de wereld is geworden. Aan deze mens komt de heilige naam van God toe: JAHWEH, IK BEN13; want zijn liefdevolle goedheid is eeuwig. Hij is het, over wie heel het Oude Testament spreekt, en die door Johannes de Doper, de laatste en grootste van de profeten wordt aangewezen: Zie, het lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt14. Als mens met de mensen zal hij, die vóór alle tijd bestond, het lot van sterfelijke mensen delen, om allen die van goede wil zijn, maar door de zonde verzwakt, bij God terug te brengen. Zij zingen een nieuwe melodie voor God die redding brengt.

Maria houdt het adembenemende wonder in haar armen van een God, die de wereld liefheeft en bij de mensen woont. Allen die hem daadwerkelijk en met overgave gaan volgen, worden door zijn Geest stapje voor stapje geleid om de zelfzucht af te zweren, het oude te verlaten en anderen het kwaad, waar zij zelf door zijn genade uit zijn verlost, niet toe te rekenen. Zij houden steeds hem

Page 25: zondag 2(B)

25 voor ogen, die tot op het kruis voor zijn vervolgers heeft gebeden. Werkelijk, hij maakt alle dingen nieuw. Niet zoals de wereld dat verwacht maakt Hij alles nieuw. Die vergankelijke wereld met zijn schittering en valse schijn, die mensen verblindt, en hen verleidt tot een jacht naar succes en vermaak: die bedrieglijke wereld zuigt en trekt. Maar, zo houdt Jezus zijn leerlingen voor: Houd goede moed, ik heb de wereld overwonnen15.

Het Woord is vlees geworden in Jezus, God met ons. Aan Maria en Jozef is de redder van de wereld toevertrouwd. In liefde wordt hij opgevoed, tot hij als een volwassen man door Israël zal trekken, om in alle eenvoud in zijn persoon de goedheid en liefde van God zichtbaar en verstaanbaar te maken. Mensen van goede wil zullen hem liefhebben en volgen, door zijn Geest geleid en wachtend op zijn komst voor het oordeel. Wie hem verwerpen, ontzeggen zichzelf hier-mee de toegang tot het leven met hem, dat geen einde zal nemen. Dit is het oordeel, dat God zijn Zoon in handen heeft gegeven. Nog steeds klinkt zijn stem in deze wereld. Gelukkige mensen, die hem gehoor geven! Zij hoeven de laatste dag niet te vrezen. Verheug je in de HEER, want Hij zal komen! Hij zal komen om op aarde recht te spreken (psalm van kerst).

1) 1Kor 13,8 2) 1Pe 1,10 3) Joh 8,58 4) ps 118; ps 136 5) Rom 3,20 6) 1Joh 3,14 7) Lc 11,13 8) Mt 22,42 9) Joh 18,36 10) Jes 9,5 11) Fil 3,20 12) Joh 5,22 13) ex 3,14 14) Joh 1,29 15) Joh 16,33

psalm 98 L Zing een nieuwe melodie voor God, die grote wonderen verricht; en redding brengt door zijn machtige arm. A Hij heeft zijn redding geopenbaard, en voor ogen van de volken zijn rechtvaardigheid getoond. L Hij gedacht zijn liefdevolle goedheid, en zijn trouw aan het volk dat Hem toebehoort. A Tot de einden der aarde zullen zij aanschouwen de redding van onze God. L Zing vol vreugde voor de HEER, alle landen; en blaas de trompet voor je God en koning. A De zee laat zich horen, en al wat daar leeft; de wereld is vervuld van gejuich. L Rivieren, klap in de handen, en bergen: jubel tezamen: verheug je in de HEER, want Hij zal komen! A Hij zal komen om op aarde recht te spreken; dan oordeelt Hij de wereld rechtvaardig. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

Page 26: zondag 2(B)

26zing voor de Heer (ps 98) Zing voor de Heer, laat heel je leven voor Hem een lied, een lofzang zijn! Hij wil zijn volk zijn vrede geven, vrede, temidden van de pijn.

Zing van het wonder, heel de aarde, hoe God zijn goedheid heeft betoond; hoe Hij zijn Redder openbaarde: Jezus heeft onder ons gewoond.

God is getrouw, Hij zal bewaren wie in gebed zijn toevlucht zoekt bij Hem, die over heel de aarde allen in liefde tot zich roept.

Zing voor de Heer, wees vol van vreugde, en juich voor Hem bij harp en fluit. Juich voor je koning, Hij verheugde Israel, Hij trok steeds vóór hen uit.

Aarde, en ál wie haar bewonen, ál wat bewoont de diepe zee: hoop op je God, want Hij zal komen; hoor onze koning, hoe Hij spreekt;

hoor hoe Hij oordeelt, en rechtvaardig de volkeren der aarde richt. Eer Hem, bezing Hem, heel de aarde, God wendt tot jou zijn aangezicht. gelovenbeleven.nl > al mijn verlangen

* * *

zondag na Kerst (B) heilige familie: Jezus, Maria en Jozef 1ste lezing: Sir 3,2-6.12-14 psalm 128 zie beneden 2de lezing: Kol 3,12-21 evangelie: Lc 2,22-40

….. opdat de gezindheid van vele harten openbaar mag worden.

Als de profeet Simon de baby Jezus ziet, is hij ontroerd; en dankt hij God, om-dat hij nu in vrede mag sterven. Gelukkige man, die in liefde voor de Schepper naar zijn dood heeft toegeleefd als naar een bevrijding van de last van dit leven en een gebrekkig lichaam, in de hoop bij God te worden opgenomen! Het kind-je in zijn armen is de vervulling van Gods belofte: de Redder van Israël, ja, van heel de wereld. Hoe Simon dat kan zien aan een baby van enkele weken? Zou er dan toch een stralenkrans zichtbaar zijn geweest? Nee, het is veel opzienbaren-der: de Geest van God heeft het hem ingegeven: de Geest die alle christenen ge-schonken is. Als zij ernst maken met hun geloof; en wat zij doen in gedachten

Page 27: zondag 2(B)

27 aan God opdragen, zullen zij met Simon mogen ervaren dat Hij niet hoog en ver is, maar innerlijk tot hen spreekt.

Ook als God zich soms verborgen houdt; en christenen in moeite en zorg bij zichzelf verzuchten: “God waar bent U?” is Hij hun nabij; en leert Hij hun de weg van geloof. Alles wat je doet, doe dat in de naam van Jezus, houdt de apostel de kerk vandaag voor. Christenen die gewend zijn te bidden: “Vader, is dit goed om te doen?” zullen zijn stem in hun geweten vernemen. Hij geeft al antwoord, nog vóór zij hebben gesproken. Daarop zullen zij ervaren hoe moei-lijk het is hun eigen verlangens los te laten om zijn wil te kunnen doen. Naar-mate zij beter gehoorzamen zullen zij dichter bij God gaan leven, die zich doet kennen aan wie Hem liefhebben. Hoe vastberadener zij deze weg van zelfver-loochening gaan1, des te duidelijker zullen zij verstaan wat de Geest van God tot hen spreekt. Dit zijn de heiligen, die in dienst van hun Schepper leven. Uit hen kiest God zijn profeten, zoals Simon in Jeruzalem.

Simon zal niet verbaasd zijn geweest, toen hij hoorde dat Jozef en Maria hun kindje op het woord van de engel de Hebreeuwse naam Jesjoeach (Jezus) had-den gegeven, hetgeen Redder betekent2, ook wel vertaald als heil. De oude man noemt Jezus het Licht voor alle volkeren3 en de grootheid van Israël; want bij dit volk is hij verschenen, die voor heel de wereld tot Redder is geworden. Maar of Israël deze grootheid zal willen erkennen? En of dat Licht in de wereld wordt gezien en erkend? De geschiedenis leert dat velen in Israël Jezus als hun Messi-as hebben aangenomen. Zij vormden het begin van de kerk van Christus.

De geschiedenis leert echter ook dat velen hem afwijzen. Simon voorzegt het: Dit kind is bestemd tot van of opstanding van velen. Tot val voor wie Jezus verwerpen en tot opstanding voor wie hem volgen. Het merendeel van de lei-ding van de geloofsgemeenschap van Israël, gesteund door de behoudende par-tij van de Farizeeën, had geen oog voor de hoofdsom van hun geloof, die in Je-zus voor iedereen zichtbaar was: zijn volkomen onschuld en zijn goedheid, ne-derig en zachtmoedig. Hoe kan iemand met oprechte bedoelingen hem niet liefhebben? Op de sabbath zongen zij met luide stem het credo: Breng dank aan God, want Hij is goed; zijn liefdevolle goedheid is eeuwig4; maar hun hart was niet bij God, bezig als zij waren met hun eigen positie en hun vermeende rechtvaardigheid. Zo kon het gebeuren dat zij de God die zij zeiden te dienen niet herkenden, toen Hij zich in een eenvoudig mens aan de wereld openbaar-de. Uiteindelijk hebben zij hem zelfs terechtgesteld.

Deze ontwikkeling is een waarschuwing voor de kerk. De bal rolt de tweede keer op dezelfde wijze van de heuvel. De dwaling van een deel van het oude godsvolk is ook in het nieuwe en wereldwijde volk van God, geënt op de stam van de edele olijf Israël5, duidelijk zichtbaar. Alle eeuwen door is gebleken dat functies in de kerk niet altijd worden bekleed in de Geest van Christus, die als nederige dienaar in de wereld heeft geleefd, vol van genade en waarheid6. De

Page 28: zondag 2(B)

28 ambitie naar een hoge positie, naar invloed en naar aanzien onder de mensen wordt soms op beschamende wijze zichtbaar in berekenend handelen, dat het aanzien van de kerk van Christus aanzienlijke schade toebrengt.

Jozef en Maria verwonderden zich over de woorden van Simon over hun zoon. Zij beseften nog niet hoe vérstrekkend deze waren. Als Jezus op zijn dertigste levensjaar het ouderlijk huis verlaat en zijn driejarige rondgang door Israël aanvangt, wordt de profetie van Simon bewaarheid: velen aanvaarden hem niet. Zijn optreden brengt een scheiding teweeg tussen hen die hem liefhebben en volgen, en hen die - geheel in beslag genomen door hun eigen belangen - aan hem voorbijgaan: een scheiding die definitief zal worden bij zijn wederkomst voor het oordeel aan het einde van de tijd. Hierin bestaat het oordeel, dat het licht in de wereld is gekomen; maar de mensen beminden de duisternis meer dan het licht, omdat hun daden slecht waren7. Mensen die gedreven worden door zelfzucht en eigenliefde hebben een afkeer van dit licht, uit angst dat hun bedoelingen openbaar worden; maar wie streven naar liefde en waarheid ne-men hem aan. Uit hun handelen zal blijken dat zij hem toebehoren8.

Het zal erop uitlopen dat Jezus, de goedheid van God in persoon9, door de oversten en theologen van zijn dagen veroordeeld wordt. Voor allen echter die zijn vlekkeloze onschuld erkennen en liefhebben, wordt hij het begin van een nieuwe manier van leven, waar zelfs de dood geen einde aan kan maken. Als zij zichzelf vergeten10, zoals Jezus ten einde toe niet aan zichzelf heeft gedacht; als zij zijn Geest in hun leven toelaten, hun kruis opnemen11 en daadwerkelijk met hem op weg gaan, zullen zij in gemeenschap met hem iets gaan ervaren van het leven van Christus, dat duren zal, de dood voorbij.

Naarmate christenen op deze weg voortgang boeken, zullen zij ook in moeite en verdriet, als God ver weg lijkt, houvast vinden in hun geloof dat Hij hun leven draagt. Van dit geloof legt heel de Schrift getuigenis af. 3000 Jaar geleden zong David al: Het verdriet van de avond zal wijken voor de vreugde van de nieuwe dag12. Vanuit de verte heeft hij gesproken over de genade waar de kerk van Christus, het wereldwijde volk van God, nu in leven mag. De Bijbel spreekt van hen als één familie, als broers en zusters van elkaar13.

Het begin van deze kerk wordt gevormd door de heilige familie Maria, Jozef en Jezus. Naarmate Jezus ouder wordt, krijgen zijn ouders steeds meer het gevoel dat hij niet alleen hun zoon, maar ook hun Heer is. Zo zal hij later in allen die hem toebehoren toenemen14, tot zij kunnen zeggen: Ik ben het niet die leef, maar Christus die in mij woont15. Zulke volwassen gelovigen heeft de kerk no-dig, om door zijn Geest geleid zijn werk voort te zetten. Mensen als Hannah en Simon. Hoe verzwakt de kerk ook is, en hoe flakkerend haar licht: zulke men-sen zijn er nog steeds. Zij zetten zich met hart en ziel in voor deze wereld: niet op eigen kracht maar door de Geest van Christus die in hen woont, vol hoop uitziende naar de dag dat hij komen zal om allen die hem toebehoren bij zich

Page 29: zondag 2(B)

29 op te nemen. Zo wordt de mens gezegend, die leeft in eerbied voor God (psalm van deze zondag).

1) Mt 16,24 2) Mt 1,21 3) Joh 8,12 4) ps 136 5) Rom 11,17-24 6) Joh 1,14 7) Joh 3,19 8) Joh 3,21 9) ps 136 10) Joh 12,25 11) Mc 8,34 12) ps 30,6 13) ps 133 14) Joh 3,30 15) Gal 2,20

psalmgebed (uit ps 128) L Gezegend is de mens, die eerbied heeft voor God; en in zijn wegen gaat. A Gezegend zul je zijn, het zal je goed gaan; je zult de vrucht van je arbeid genieten. L Je vrouw is als een vruchtbare wijnstok in je huis; sterk en gezond zijn je kinderen aan je tafel. A Zo wordt de mens gezegend, die leeft in eerbied voor God. L De HEER zal je zegenen uit Sion, alle dagen van je leven. A Hij doet je delen in het goede van zijn heilige stad; en je zult het kroost van je kinderen zien. L Vrede over het volk van God! A Amen.

gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

tweede zondag na Kerst (ABC) 1ste lezing: Sir 24.1-2.8-12 psalm 147 zie beneden 2de lezing: Ef 1,3-6.15-18 evangelie: Joh 1,1-18

In het begin was het Woord.

In het begin was het Woord; want toen God de hemel en de aarde schiep - en-gelenverblijf en woonplaats van mensen1 - toen was het Woord al bij hem, dat Hij aan het einde van de tijd tot heel de aarde zou richten2: Jezus, de openba-ring van zijn liefde en goedheid3 waar begin noch einde aan kan zijn. Als hij dus in het begin was, is het aannemelijk dat hij ook betrokken was bij de schepping, zoals Johannes zegt: Zonder hem is niets geworden van wat geworden is; en de apostel spreekt over de Zoon, door wie Hij het heelal geschapen heeft4. Niet als een medeschepper was hij bij de schepping betrokken - want God is één - maar omdat Jezus vóór de schepping al in de schoot van God is. Johannes de Doper, de laatste van de profeten van het oude verbond, en geroepen de komst van de Messias aan te kondigen, getuigt van hem: Hij was eerder dan ik. Jezus zegt het met nadruk: Vóór Abraham was, IK BEN5.

Page 30: zondag 2(B)

30 Zo verklaart hij zich aan God gelijk; want IK BEN is de vertaling van de Gods-naam JAHWEH6.

Deze naam betekent meer dan - zoals vaak vertaald - 'Ik zal er zijn', of zelfs: 'Ik zal er zijn voor jou'. Hoe goed bedoeld ook, is dit toch niet meer dan een op-wekking: God zal heus voor je zorgen! De betekenis van de Godsnaam gaat ech-ter veel verder: Hij, die voor vergankelijke schepsels zal zorgen, heeft zelf begin noch einde: HIJ IS. Dit is de inhoud van de Joodse belijdenis, als zij Hem in de psalmen bezingen: Zijn liefdevolle goedheid is eeuwig. Dit is ook de inhoud van de christelijke belijdenis: dat de mens Jezus aan God gelijk is. Als eerstgebore-ne van de nieuwe schepping7 kan hij allen die hem liefhebben de macht verle-nen als kinderen van God te leven. Als God-met-ons mag de mens Jezus tevens Schepper genoemd worden. Wie dit ontkent, maakt hem tot minder dan God, en dus niet meer dan een eerste onder de mensen.

Met dit laatste zou het evangelie verworden tot een boodschap voor hen die zichzelf in staat achten het kwaad in zichzelf en in de wereld te overwinnen. Waar blijft zo de aantrekking van het evangelie en de geloofsgemeenschap? Se-dert het begin van de jaartelling heeft een nooit aflatende stroom zoekende mensen, op alle fronten vastgelopen, hun onmacht voor God beleden; en een geestelijk onderkomen gevonden in de kerk van Christus. Zij hebben een nieuw begin met hun leven gemaakt: niet op eigen kracht, maar door het geloof in Je-zus, God-met-ons, die hun bestaan heeft gedeeld. Dit is wat de psalm bedoelt te zeggen: Ik heb gezegd: u bent goden8. Christenen zijn één met hem.

Heel de Schrift getuigt van de menswording van God. Voor wie dit graag beves-tigd ziet, volgt hier een kleine selectie bijbelcitaten: De engel, die in een droom aan Jozef verschijnt, maakt met een woord van de profeet Jesaja9 duidelijk, dat het kindje dat geboren gaat worden werkelijk aan God gelijk is: Men zal hem de naam Immanuël geven, hetgeen betekent God-met-ons. In de psalmen noemt David de komende Messias Heer10. Als Jezus de schriftgeleerden deze tekst voorhoudt, en hen vraagt of de Messias dus niet méér is dan zoon van David, moeten zij het antwoord schuldig blijven11. Petrus valt na de wonderlijke visvangst aan Jezus' voeten neer en roept: Ga bij mij weg Heer, want ik ben een zondig mens!12 Hetzelfde doet de twijfelende Tho-mas, als Jezus na zijn verrijzenis aan hem verschijnt; en de apostel uitroept: Mijn Heer en mijn God!13 De schriftgeleerden echter noemen hem een godslas-teraar, omdat hij tot een genezen lamme spreekt: Mijn zoon, je zonden zijn vergeven; en zij zeggen tot elkaar: Niemand kan zonden vergeven dan God al-leen!14 Zij zijn blind voor de goedheid van God in hun midden.

Niet alleen in de evangelieverhalen, maar ook in de brieven wordt op tal van plaatsen duidelijk gemaakt dat met de komst van Jezus de menswording van God een feit is. Paulus schrijft aan de kerk van Kolosse: Het heelal is geschapen door hem en voor hem15. Aan de kerk te Rome maakt hij het duidelijk: Uit hem

Page 31: zondag 2(B)

31 en door hem en tot hem zijn alle dingen15. Aan zijn leerling Titus spreekt Pau-lus over Jezus als God onze Redder16. Ook de auteur van de brief aan de He-breeën gaat er uitvoerig op in. in het eerste hoofdstuk schrift hij: Hij is het evenbeeld van Gods wezen; en: Al Gods engelen moeten hem hulde brengen; en - sprekend over de Zoon - : Uw troon, o God, is voor altijd en eeuwig17. Pe-trus schrijft aan de gelovigen over Jezus, aan wie de heerlijkheid en de macht is, in de eeuwen der eeuwen18.

Deze opsomming kan nog aanzienlijk worden uitgebreid; maar het boven-staande toont voldoende de onhoudbaarheid aan van de ontkenning van de God-gelijkheid van Jezus. Wie hieraan vasthoudt ziet zich gesteld voor de on-mogelijke opgave aan al deze teksten een eigen verklaring te geven; en tevens de talrijke wonderen te ontkennen die Jezus heeft verricht om zijn macht te bewijzen19. Ieder die de Schrift goed kent vraagt zich in gemoede af wat mensen drijft, om tegen zo'n vloed van getuigen in te willen gaan. Over hen spreekt 't evangelie van deze zondag: Hij kwam tot het zijne, maar de zijnen erkenden hem niet. Allen die hem echter liefhebben en volgen, zullen door de Geest van wijsheid komen tot waarachtige kennis van hun Heer (2de lezing). Gelukkig zijn zij die van harte kunnen bidden: Van U is de kracht: van de Vader, van Jezus en van de Geest van Christus, van wie zij de macht ontvangen als kinderen van God te leven20. Voor hen heeft Johannes zijn evangelie geschreven. In dit eerste hoofdstuk maakt hij direct duidelijk wat de kern van het evangelie is: Jezus, de mens geworden God, die mensen van goede wil tot God terugvoert.

1) gen 1,1; Jes 1,2 2) Heb 1,2 3) Joh 1,18 4) Heb 1,2 5) Joh 8,58 6) ex 3,14 7) ps 118; ps 136 8) ps 82 9) Jes 7,14 10) ps 110,1 11) Mt 23,44vv 12) Lc 5,8 13) Joh 2o,28 14) Mc 2,7 15) Kol 1,16; Rom 11,36 16) Tit 2,10vv 17) Heb 1,1-14 18) 1Pe 4,11 19) Joh 14,11 20 Joh 1,12

psalm 147 L Stad van God, wees verheugd in de HEER; zing de lofzang voor Hem, o Sion! A Hij maakt sterk de grendels van je poorten; en zegent de kinderen die bij je zijn. L Hij geeft vrede aan je grenzen, en verzadigt je met brood. A Zijn bevel gaat over de aarde; zie toch: hoe snel gaat zijn woord! L Hij geeft sneeuw op het veld, de bergen bedekt Hij met rijp; wie kan voor zijn koude bestaan? A Hij zendt zijn woord, en de koude verdwijnt; het waaien van zijn Geest doet de wateren vloeien. L Hij maakt aan zijn volk zijn woorden bekend; en vertrouwt hun zijn geboden toe. A Hallelujah, eer aan God! zo deed Hij aan geen enkel ander volk, zijn wetten zijn voor hen verborgen. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

Page 32: zondag 2(B)

32

1 januari Maria, moeder van God (ABC) 1ste lezing: num 6, 22-27 psalm 67 zie beneden 2de lezing: Gal 4,4-7 evangelie: Lc 2,16-21

Immanuël, God met ons.

De herders hadden het van de engel vernomen: Vandaag is een Redder gebo-ren: Christus de Heer. Zou Maria al beseffen hoe overweldigend de boodschap is die de herders haar overbrengen? Haar kindje was door God bestemd voor een bijzondere taak in Israël. Dat was haar bekend. Zij wist dat hij de Zoon van God genoemd zou worden1. Vervuld van de heilige Geest had zij geprofeteerd dat in hem de belofte aan Abraham zou worden vervuld2. Maar dat haar kind méér was dan een instrument in Gods hand; dat de naam die Jozef in de droom had vernomen: Immanuël, dat is God met ons3, letterlijk moest worden ver-staan: dat kon zij aanvankelijk nog niet begrijpen. God, de almachtige en alom-tegenwoordige Schepper in de beperking van een nietig mens ….. het is teveel om ineens te bevatten. Maria ging dit langzamerhand inzien; zoals elke gelovige tijd nodig heeft en een proces van bezinning moet doorlopen, alvorens deze hoofdzaak van het christelijk geloof vaste vorm aan begint te nemen. Dit geloof is meer dan ooit nodig in een tijd, dat velen in zijn kerk Jezus niet meer als God kunnen aanbidden; en dat voor vele anderen, die de menswording van God wel belijden, de traditie belangrijker is dan een levend geloof.

Met recht draagt Maria de titel moeder van God. Haar kindje is ter wereld ge-komen om mensen van goede wil te redden: niet uit vreemde overheersing, zo-als velen van de komende Messias verwachtten, maar om hen te verlossen uit de wurgende greep van kwaad en ondeugd. Wie ziet het niet met deernis aan, hoe mensen als slaven van drank en drugs hun lichaam en hun leven verwoes-ten? Toch laten deze wilszwakke mensen, voor wie het leven niet vriendelijk is geweest, niet anders dan sterk uitvergroot zien waar heel de mensheid onder lijdt. Niemand is in staat zijn of haar verkeerde gewoontes, ondeugden en moeilijke karaktertrekken te veranderen, en op eigen vermogen tot volmaakt-heid te komen. Allen zijn slaven van wat de Schrift met een ouderwets verza-melwoord noemt 'de zonde'4. Wie kan daaruit redden dan God alleen? Wie an-ders verkondigt, gaat hiermee aan Christus voorbij, de mens zonder zonde, die de macht bezit zijn volgelingen hieruit te verheffen.

Het ongeloof in hem heeft zich alle eeuwen door in de kerk gemanifesteerd. De kerk van vandaag is echter dermate verzwakt, dat zij niet meer in staat is zich hiertegen te verweren. Nestorius (vijfde eeuw), die de vereniging van God en mens in één persoon niet wilde accepteren, vond de kerkvader Cyrillus van Alexandrië5 tegenover zich. Nestorius' ontkenning van de titel moeder van God bracht in Constantinopel een menigte op de been met de leuze Theotokos,

Page 33: zondag 2(B)

33 Theotokos! (moeder van God, moeder van God!). Een dergelijke reactie is in de lauwe kerk van de 21ste eeuw ondenkbaar.

Maria is door God uitverkoren om Jezus' moeder te worden; en haar verering dient zich op hem te richten. Zo blijft de eerste en belangrijkste vraag in de kerk - protestants of katholiek - : Wie is hij? Wie is Jezus? Dat hij als mens boven al-len verheven is: akkoord; maar is hij ook eeuwig, ongeschapen, levend vóór alle tijden, God? Gelukkig is de mens die dit metterdaad gelooft. Deze belijdenis is het fundament en het begin van de kerk. Op deze geestelijke basis houden gelo-vigen zich staande, als de wereld zich tegen hen keert. Als zij mogen ervaren dat zij geen haat gaan koesteren voor wie hun kwaad doen, danken zij God, die hun in de geest Jezus toont. Zo groeit hun geloof tegen de verdrukking in.

Iedereen weet wat de wereld met Jezus gedaan heeft - en elk moment wéér zou doen. Het evangelie vertelt wat Maria heeft moeten doorstaan, toen haar zoon door de kerk van zijn dagen werd verworpen. Door uw ziel zal een zwaard gaan, had de oude Simeon in de tempel haar voorzegd6. Welke moeder voelt dit niet met haar mee? Ook de leerlingen wordt het lijden niet bespaard. Tijdens hun wereldwijde verkondiging van Jezus, mens met de mensen en God-met-ons, zijn vervolging en marteling de apostelen niet bespaard gebleven. Niet al-leen zij, maar allen die hem met hart en ziel volgen zullen op enigerlei wijze deel krijgen aan dit lijden van Christus. Met hem aan hun zijde weten zij zich echter overwinnaars. Zelfs al worden zij naar het lichaam gedood door hen die in deze wereld van elk voor zich levend dood zijn, dan mogen zij zich bovenma-te verheugen: hij heeft voor hen een plaats in de hemel gereed.

Jozef heeft het lijden van Jezus niet meer meegemaakt. Maria is hem gevolgd tot onder het kruis, waar zij zijn verschrikkelijke marteling heeft moeten aan-zien; en waar Jezus haar toevertrouwde aan zijn leerling Johannes: Zie, je moeder7. In dit onzegbaar lijden van een moeder is Maria uiteindelijk boven menselijke verwachting getroost, toen zij haar zoon na Pasen levend terugzag. Dit is de troost waar alle daadwerkelijke gelovigen, die haar belijden als moeder van God, in mogen delen. Zij weten zich opgenomen in de familie van Gods kinderen, het huisgezin van God, die zij Abba, Vader mogen noemen. Hij zal hen zegenen en behoeden; en hen genadig zijn.

1) Lc 1,35 2) Lc 1,55 3) Mt 1,23 4) Rom 6,6 5) zie GelovenBeleven.nl > de ogen van de ziel 6) Lc 2,35 7) Joh 19,27

psalm 67 L God, wees ons genadig en zegen ons. A Laat ons het licht van uw aanwezigheid zien. L Maak uw redding bekend, allerwege op aarde; laat de wereld uw wegen verstaan.

Page 34: zondag 2(B)

34A Laat de wereld U eren, o God, laat ál wat leeft U danken en eren. L Laat de mensen verheugd zijn en zingen van vreugde. U leidt hen, U oordeelt de wereld rechtvaardig. A Laat de wereld U eren, o God; Laat ál wat leeft U danken en eren. L De aarde brengt haar vruchten voort; onze God, Hij zegent ons. A Laat heel de aarde eerbied voor U krijgen. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

Openbaring van de Heer (ABC) 1ste lezing: Jes 60,1-6 psalm 72 zie beneden 2de lezing: Ef 3,2-6 evangelie: Mt 2,1-12

goud, wierook en mirre

De zon gaat over u op; en de heerlijkheid van de Heer begint over u te schij-nen1. Waar zou de profeet hier anders over spreken, dan over het allesoverheer-sende wonder van de menswording van God? Nergens wordt de komst van Je-zus duidelijker voorzegd dan bij de profeet Jesaja en in het psalmboek. Zó ont-zagwekkend is deze gebeurtenis, dat het niet hoeft te verwonderen als God in zijn liefde dit met bovennatuurlijke verschijnselen gepaard doet gaan, teneinde de mensen de ogen hiervoor te openen. De ster is één van die wondertekenen die getuigen van de komst van hem, die de wereld komt verlichten. Hier in Bethlehem, de geboorteplaats van David, komt de Schepper in de beperking van een mens ter wereld, om aan de wereld Gods innerlijk wezen te openbaren: zijn liefdevolle goedheid, die eeuwig is. De eeuwige, alomtegenwoordige God wordt in Jezus geopenbaard.

Niet alleen voor Israël is deze openbaring bedoeld. Dit volk is door God uitver-koren om zijn Messias in hun midden te doen verschijnen; want de redding is uit de Joden. Uit hen is Jezus geboren, de Redder van de wereld, in wie de psalmen en de profeten worden vervuld2. Jesaja kondigt hem aan als Immanu-el3, hetgeen betekent God-met-ons4; en als vredevorst5: Op hem zullen de vol-keren hopen6. Hiervan getuigt ook de psalm van deze zondag. David ziet in de verte een koning komen, die recht zal doen aan armen en misdeelden; en wiens vrede de aarde zal vervullen7. Aan twijfelaars, die tegenwerpen dat de wereld nog steeds geen vrede kent, zal Jezus een hart onder de riem steken: Weliswaar leef je in de wereld in verdrukking, maar houd goede moed, ik heb de wereld overwonnen8.

Temidden van een onrechtvaardige wereld worden zij die Jezus liefhebben tot mede-erfgenamen en mededeelgenoten van de belofte aan Israël (2e lezing).

Page 35: zondag 2(B)

35 De profeet Micha noemt Bethlehem, de stad van David, als plaats van zijn komst9. Hier komen de wijzen uit het oosten, die alle volken der aarde verte-genwoordigen, aan de pasgeboren koning hulde betuigen. Zij zijn de voorboden van een onafgebroken stroom mensen uit alle landen, die hun leven aan hem zijn gaan toewijden. In Christus hebben zij die vrede gevonden, die de wereld niet kan bieden. Zij knielen voor het kindje neer en bieden hun geschenken aan: goud, wierook en mirre.

goud De eerste wijze biedt een kistje met goud aan, als teken van bezit. Zij die in Christus tot nieuw leven zijn gewekt, eren de Heer met hun wereldse rijkdom-men. Met David bidden zij: U bent mijn Heer, mijn enig goed10. Van hun bezit-tingen gebruiken zij niet meer dan zij voor hun levensonderhoud nodig hebben. Wat zij overhouden besteden zij naar eer en geweten, beseffend dat zij eens re-kenschap zullen moeten afleggen van hun beheer. Hoe kan God hun het ware goed toevertrouwen, als zij twee heren willen dienen?11 Waar je schat is zal je hart zijn, leert Jezus12. Wie bezig is schatten te vergaren voor zichzelf, kan de aanwezigheid niet ervaren van hem, die in de wereld nog geen plaats had om zijn hoofd neer te leggen3. Door teveel aandacht voor vergankelijke dingen wordt de geloofsbeleving verstoord. Daarom prijst Jezus de armen gelukkig, die de ballast van de rijkdom niet kennen14. Zij hoeven geen verantwoording af te leggen van iets dat zij niet bezitten; en de goedwillenden onder hen kunnen met een onbezwaard geweten naderen tot hun Heer. Maar tot de rijke God-zoeker zegt hij: Verkoop je bezit, verdeel het onder de armen, en je zult een schat in de hemel hebben15.

wierook De tweede wijze biedt de pasgeboren koning van de Joden wierook aan. Dit is een teken van gebed. Johannes ziet in een visioen 24 oudsten met schalen vol reukwerk knielen voor Jezus, het Lam van God; en hij weet: Dat zijn de gebe-den van de heiligen16, van alle daadwerkelijke gelovigen. De psalmdichter bidt: Laat mijn gebed als een reukoffer voor U opgaan17; en op een andere plaats: Zeven keer per dag kom ik U danken18. Want de liefde tot God is het eerste en grote gebod. Wie deze weg wil gaan, voelt vanzelf de behoefte Hem wederliefde te bewijzen; en Hem te danken voor de onuitsprekelijke goedheid, die in Jezus het deel van de gelovigen is geworden. Zonder regelmatig gebed echter is het niet mogelijk Gods wil te verstaan. In het gebed spreekt de Geest tot de harten van de gelovigen. Hij leert hun in het geweten onderscheid te maken tussen ei-gen gedachten, verlangens en voorkeuren, en wat Hij werkelijk van hen vraagt. Als zij dan loslaten wat zij zelf zo graag willen, en ruimte bieden aan de Geest, ervaren zij wat het wil zeggen dicht bij God te leven. Het gebed wordt tot een dankoffer, dat als wierook naar Hem opstijgt.

Page 36: zondag 2(B)

36mirre Het geschenk van de derde wijze is een flesje reukwerk, parfum, als teken van een leven dat aangenaam is voor God. Wijd jezelf aan Hem toe als een levende, heilige offergave, die Hij kan aanvaarden19, schrijft Paulus aan de christenen te Rome. David heeft dit voorzien, toen hij profeteerde: In zijn dagen zal de rechtvaardige gedijen; en zijn vrede zal de aarde vervullen20: de vrede van hen, die door een God-gewijd leven Christus in de wereld zichtbaar maken. Eén van dit leger van gelovigen was een prostituée, die tijdens een maaltijd snik-kend en vol van berouw achter Jezus kwam staan21, en zijn voeten zalfde met kostbare nardusmirre21. De aanwezigen waren verontwaardigd over deze ver-spilling; maar Jezus hield hun voor: Haar zonden zijn haar vergeven, al waren ze vele, want zij heeft veel liefde betoond23. Wie Jezus daadwerkelijk toebe-hoort, zal dit zichtbaar maken in daden van liefde en zelfverloochening. Dit is het welriekende offer van de gelovigen dat God behaagt.

Christenen zijn geroepen hun Heer in woorden en daden verstaanbaar en zichtbaar te maken. Zij leven niet meer voor zichzelf, maar in liefde voor hem, door wiens offer hun bestaan is vernieuwd. Met de woorden van de apostel: Het is hun roeping een geur van Christus te zijn24. Jezus' volgelingen hechten zich niet aan bezit, leiden een leven van gebed, en trachten hem in alles te behagen. Zo zal het woord van de Heer in vervulling gaan: Waar ik ben, daar zal ook mijn leerling zijn25.

1) Jes 60,1 2) Lc 24,44 3) Jes 7,5 4) Mt 1,23 5) Jes 9,5 6) Jes 42,1-4; Mt 12,21 7) ps 72 8) Joh 16,33 9) Micha 5,1; Mt 2,6 10) ps 16,2 11) Lc 16,11 12) Lc 6,20 13) Lc 12,21 14) Lc 6,20 15) Lc 18,22 16) openb 5,8; 8,3 17) ps 141,2 18) ps 119,164 19)Rom 12,1 20) psalm van deze dag 12) Lc 7,37vv 22) Mc 19,3 23) Lc 7,47 24) 2Kor 2,15 25) Joh 17,26

psalm 72 L God, U legt de koning uw wet in het hart, de zoon van de koning uw gerechtigheid. A Hij leidt zijn volk in rechtvaardigheid; de armen ontvangen wat hun toekomt. L In zijn dagen gedijt de rechtvaardige, zijn vrede zal de aarde vervullen. A Hij zal heersen tot de einden der aarde; zij buigen voor hem neer, die wonen in de woestenij. L Zijn vijanden worden vernederd, de rijken brengen geschenken aan. A Machtigen worden hem onderdanig, alle volken zullen hem dienen. L Hij redt de arme die hem aanroept, de behoeftige die geen helper heeft. A Hij bevrijdt hun ziel uit geweld en onderdrukking; want hun leven is kostbaar in zijn ogen. L De HEER: Hij leeft! De schatten der aarde* worden hem aangedragen. A Zijn volk is steeds met Hem verenigd in gebed; gedurig noemen zij Hem gezegend. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

Page 37: zondag 2(B)

37God geeft zijn koning macht (ps 72) God geeft zijn Koning macht op aarde, het recht is in zijn hand. Hij, in zijn liefde, zal bewaren de armen van het land. De bergen spreken van zijn vrede, de heiligen van zijn recht. In Hem verheugt zich de misdeelde, verdrukkers gaat het slecht.

Laat toch zijn volk in eerbied leven, zolang de aarde draait. Genade daalt als milde regen, bij wie zijn land bezaait. Gods goedheid bloeit voorbij de einder, bij wie zijn weg bewaakt. Hij heerst, tot - aan het eind der tijden - zijn vijanden vergaan.

Wie, in gebed met Hem verbonden, Hem aanroept in de nood, voelt zijn verlossing als een wonder, zijn liefde is zo groot. Wil dan je rijkdom aan Hem wijden, aan Hem die vruchtbaar maakt. Hij die je leven doet gedijen: geheiligd zij zijn Naam! gelovenbeleven.nl > al mijn verlangen

* * * einde van de kersttijd

Page 38: zondag 2(B)

38

TIJD DOOR HET JAAR (B) De tijd door het jaar loopt van de doop van de Heer (zondag 1B) tot de 40-dagentijd; en vervolgens vanaf de zondag na Pinksteren tot aan de Advent.

doop van de Heer (B) zondag 1B 1ste lezing: Jes 42,1-4.6-7 psalm 29 zie beneden 2de lezing: hand 10,34-38 evangelie: Mc 1.7-11

Hij zal u dopen met de heilige Geest.

De prediking van Johannes de Doper was volstrekt nieuw. Het religieuze leven werd bepaald door talrijke wetten en regels; maar God persoonlijk kennen …..? Naar het oordeel van de oversten en bijbelgeleerden was JAHWEH daarvoor te hoog en verheven. Gehoorzaamheid aan de voorschriften kreeg alle nadruk; en het grote gebod van de liefde, dagelijks in de psalmen bezongen, raakte op de achtergrond. Ik wil zingen van goedheid en recht; voor U, mijn God wil ik mijn lofzang doen horen1. Ook de kerk is niet vrij gebleven van dit wettische denken. Als mensen door de kerkelijke overheid iets opgelegd krijgen waarvan zij de noodzaak niet van harte kunnen beamen; als haar leden wordt gevraagd te gehoorzamen omdat het altijd zo is geweest, of omdat het in de Bijbel staat; als het gezag dus niet kan zeggen: Zo spreekt de Heer, dan wordt de liefde van God verdrongen door de traditie, en het levende Woord door woorden die eens afgedaan zullen hebben. De gemeenschap verflauwt en de kerk wordt saai. Hoe zullen nieuwkomers zich hier thuis kunnen voelen?

In een levende geloofsgemeenschap staat de liefde voor God centraal. De liefde voor elkaar gaat hiermee hand in hand, en kan niet verborgen blijven. Van de eerste christenen wordt gezegd dat zij bij het hele volk in de gunst stonden2. Het credo van Israël: Breng dank aan God want Hij is goed, zijn liefdevolle goedheid is eeuwig3, is tot werkelijkheid geworden voor allen aan wie die goed-heid was geopenbaard. Dat geldt niet alleen voor de eerste kerk, maar voor al-len die het verlangen kennen hun geloof met hart en ziel, met hoofd en handen te beleven. De Geest staat aan de deur en klopt4. Dit zijn niet alleen maar mooie woorden! Allen die bidden: “Help mij, God, mijzelf te vergeten5 en uw weg te gaan”, zullen gaandeweg ervaren hoe Hij zich aan zijn kinderen innerlijk openbaart. De goedheid van God wordt tot eenvoudige werkelijkheid; en de aard van het eeuwige leven wordt verhelderd. Zo onderricht de Geest allen die voor Hem openstaan; en doet Hij zich kennen als God-in-ons.

Over de doop met de heilige Geest, waar Johannes de Doper in het evangelie over spreekt, bestaat bij 'evangelische christenen' het misverstand dat dit als een plotselinge gebeurtenis aan christenen geschiedt, gepaard gaande met aan-grijpende zieleroerselen, zoals dit ook het geval was bij het neerdalen van de

Page 39: zondag 2(B)

39 Geest op de leerlingen bij het Pinksterfeest te Jeruzalem6. Als zij iets dergelijks menen te beleven, spreken zij van dit ‘de doop met de heilige Geest’; en noe-men dit wedergeboorte. In de V.S. vormen deze 'born again christians' een om-vangrijke bevolkingsgroep. In Nederland zijn zij in los verband georganiseerd in zogenaamde pinkstergemeentes en andere groepen, waar de leden zich laten leiden door hun zucht naar beleving. De met veel halleluja-geroep bereikte sfeer van opwinding wordt hier genoemd het ‘neerdalen van de heilige Geest’.

Al deze vrije groepen kenmerken zich door hun nadruk op de volwassenendoop door onderdompeling. Het zijn wederdopers. Het kerkelijk doopsel, veelal toe-gediend aan kinderen, wordt hier opnieuw gedaan, waarmee de eerste doop - in de kerk toegediend – in feite ongeldig en dus vals wordt verklaard. Het doopsel wordt in deze kringen niet gezien als een sacrament, dus niet als Gods werk, maar als een getuigenis van de dopeling naar de gemeenschap toe. Hoewel men zich hier op de Bijbel beroept, ontgaat het hun dat hierin geen expliciet voor-schrift staat over de wijze van dopen, hetgeen zeker het geval zou zijn geweest indien de uiterlijke vorm zo belangrijk is als men wil doen voorkomen. Ook over de volwassenendoop geeft de Schrift geen richtlijnen. Wel vertelt de apos-tel Paulus dat hij meermalen hele gezinnen heeft gedoopt7.

Dit laatste houdt in, dat de ouders de verplichting op zich nemen de kinderen te onderrichten over de betekenis van dit sacrament. God heeft tot hen gespro-ken: Jij bent mijn lieve kind, van wie Ik houd. Dit is het begin van het nieuwe leven; en de wedergeboorte is hiermee een feit. Als zij zelf de keuze kunnen maken deze liefde te willen beantwoorden, ontvangen zij het sacrament van het vormsel, waarin de gave van de Geest zichtbaar wordt gemaakt. Jammer ge-noeg krijgt dit sacrament niet de aandacht die het verdient; en wordt het op veel te jonge leeftijd en na onvoldoende voorbereiding toegediend. Bij navraag kunnen de vormelingen geen antwoord geven op de vraag wat het vormsel in-houdt en wie de heilige Geest is. Hoogstens wordt Hij aangeduid als ‘een kracht’. Hoe kunnen zij later weerstand bieden aan de sektes, die bloeien als nooit tevoren? Op deze plaatsen wordt de Geest van God, die in Christus zo volkomen zichtbaar was, vernederd tot menselijk maaksel.

Christenen moeten niet wachten op bijzondere ervaringen, die God hun te rechter tijd zal geven; maar leven in het geloof dat zij zijn Geest al ontvangen hebben. In het vormsel heeft Hij dit immers uitdrukkelijk bevestigd. Laat chris-tenen hier dus niet aan twijfelen, maar vast op Hem te vertrouwen, de zelfzucht die Hem in de weg staat de rug toe te keren en in de kleine dingen van het da-gelijks leven het eigen ego geen stem meer te geven; maar de woorden te spre-ken die de Geest hun ingeeft. Alleen zo kunnen de goede vruchten van de Geest8 meer en meer zichtbaar worden in de levens van gelovigen.

Page 40: zondag 2(B)

40 Bij Jezus' doop in de Jordaan hebben Gods woorden geklonken voor allen die in zijn naam gedoopt worden: Jij bent mijn geliefde kind, Ik heb behagen in jou9. Zoals de Geest hierbij in zichtbare gedaante als een duif op Jezus is neer-gedaald, zo vervult Hij allen die Jezus daadwerkelijk toebehoren, om hen te lei-den en te troosten. Zijn aanwezigheid zal meestal niet in zinsverrukking wor-den ervaren. De verleiding bestaat deze belevenis tot doel op zich te nemen, waardoor de eigen persoon weer tot middelpunt wordt; en een toegewijd leven met God in de weg wordt gestaan. De grootste vreugde van zijn kinderen is het vaste geloof met Hem op weg te zijn naar hun eeuwige bestemming. Zonder ophouden spreekt de Geest van Christus innerlijk tot de gelovigen, om - als zij Hem gehoorzamen - hen dichter bij God te kunnen brengen.

Als Jezus bij Johannes komt om gedoopt te worden, hoewel hij te zuiver van ogen is om het kwaad te kennen, doet hij dit als dienaar10, als mens met de mensen. Hier wordt het sacrament ingesteld van de afwassing van schuld en een nieuw begin van leven. Dit is de wedergeboorte, waarvan Jezus zegt: Wie niet geboren is uit water en Geest, kan het koninkrijk van God niet binnen-gaan11. Het doopsel is een genademiddel, bedoeld als hulp van godswege ter bevestiging van het geloof. Als Hij ver verwijderd lijkt te zijn, kunnen christe-nen volharden in de zekerheid die het geloof biedt: mijn schuld is vergeven, Hij draagt mij in zijn hand. De goede Vader beschermt zijn kinderen en leert hun te leven in vertrouwen op Hem. Zo groeien zij uit tot volwassen gelovigen. De vruchten van dit geloof zullen hen vergezellen tot voor de troon van God.

Hier bij de Jordaan staat Jezus als de eersteling12, de eerste hemelse mens, die wordt voorafgebeeld op het Joodse Paasfeest, als de priester een bosje van de allereerste tarwe naar de tempel brengt. Zeven weken later, op het Joodse we-kenfeest (Pinksteren) komt het volk met manden vol van de eerste vruchten van de akker als een offer aan JAHWEH naar de tempel13. Deze eerstelingen van de nieuwe oogst zijn een voorafbeelding van de eerste christenen, die op het eerste Pinksterfeest van de kerk te Jeruzalem de heilige Geest hebben ontvan-gen11.

Als zij metterdaad gaan leven door de Geest van Christus, gaan zij delen in het werk dat hij 2000 jaar geleden in de wereld is begonnen; en dat niet ten einde komt dan nadat de laatste van de geroepenen is binnengegaan. In het doopsel gereinigd van schuld, zijn zij één met hem; en staan zij als gezalfden, als chris-tussen, in de wereld. Heel de schepping wacht op hun handelen; want niet al-leen voor Jezus zelf, maar voor allen die hem toebehoren gelden de woorden van God, die hij spreekt door de profeet (1e lezing): Ik heb mijn Geest op hen gelegd. Zij tonen de wereld wat recht is. Moge de goede God zijn volk verster-ken, hen zegenen en hun zijn vrede schenken14.

Page 41: zondag 2(B)

41 1) ps 101,1v 2) hand 2,46 3) ps 118,1 4) openb 3,20 5) Mt 16,24 6) hand 2,1-12 7) 1Kor 1,14-16; hand 16,15+32 8) Gal 5,22 9) Mt 3,17 10) Mt 12,211vv; Jes 42,1 11) Joh 3,5 12) deut 26 9) 13) Lev 23 14) ps 29

psalmgebed (uit ps 29) L Geef eer aan God, jullie hooggeplaatsten; en vereer Hem om zijn grootheid en macht. A Vereer de heerlijke naam van God; en aanbid zijn verheven heiligheid. L De stem van Jahweh klinkt boven de wateren, de donder van God in zijn grootheid, de HEER boven de wateren; A de stem van de Heer in zijn macht, de stem van de HEER in zijn majesteit.

L De stem van de HEER verbreekt de trotse cederbomen; de Heer verbreekt de ceders van de Libanon. A Zij springen op als kalveren, de Libanon schrikt op als een jonge stier. L De stem van Jahweh komt met vurige bliksem; de wildernis beeft als Hij komt. A De stem van de HEER vaagt machtige eiken weg; in zijn tempel spreekt alles van zijn grootheid. L De HEER troont boven de vloed, als koning tot in eeuwigheid. A Moge Hij zijn volk versterken, hen zegenen en hun zijn vrede schenken. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden dooplied: Zie liedboek al mijn verlangen, blz 134

* * * zondag 2(B) 1ste lezing: 1Sam 3,3-10.19 psalm 40 zie beneden 2de lezing: 1Kor 6,13-15.17-20 evangelie: Joh 1,35-42

Zie, het lam van God.

Andreas stond onder de apostelen hoog in aanzien1. In de Oosterse kerken wordt hij de eerstgeroepene genoemd; en neemt hij de plaats in die Petrus be-kleedt in de Rooms Katholieke kerk. Zelf zou hij zich allerminst druk maken over zijn positie. Overgelukkig tot de uitverkorenen te behoren, zou hij liever de laatste plaats innemen, naar het woord van zijn Heer: Ik ben onder jullie als degene die bedient2. Gelovige mensen zijn er niet op uit eer en aanzien te ver-werven, maar te leren wat waarheid is, en de zin van dit korte bestaan; en hier-naar te handelen. Andreas, een zoekend mens, had niet vergeefs gehoopt het antwoord op zijn vragen te vinden bij Johannes, bijgenaamd de Doper, die in Israël algemeen als een profeet werd gezien.

Page 42: zondag 2(B)

42 Alles om Johannes heen ademde de geest van verwachting. Sommigen vroegen zich zelfs af of hij misschien de komende Messias was, naar wie al zo lang werd uitgezien?3 Hijzelf ontkende dit. Hij was een roepende in de woestijn: Bekeer je, want het Rijk van de hemel is nabij!4 Maar wie stond hiervoor open? De kerkelijke overheden van die dagen, bedacht op de eigen positie, hadden in hun eigenwaan van vermeende vroomheid geen oren naar zijn oproep5. Een leger van zoekende mensen, die van hun voorgangers geen antwoord meer verwacht-ten op hun vragen, gaf hem echter gehoor. Zij bekenden hun schuld en lieten zich dopen, in afwachting van de dingen die komen zouden. Als Andreas Jo-hannes op Jezus ziet wijzen; en uit de mond van de profeet de wonderbaarlijke woorden verneemt: Zie, het lam van God6, dan aarzelt hij geen moment; en zoekt hij die schijnbaar onaanzienlijke mens te spreken te krijgen.

Zou Jezus zijn bezoekers hebben uitgelegd waarom Johannes hem het lam van God had genoemd? Ongetwijfeld is Andreas met dit beeld vertrouwd. Elk jaar opnieuw, op het joodse Paasfeest, heeft hij de geschiedenis gehoord van de uit-tocht uit Egypte. De avond tevoren hadden de Israëlieten lammeren geslacht, en het bloed hiervan aan de deurposten van hun huizen gestreken. Toen in die nacht de verderfengel door Egypte trok om Farao te dwingen tot de vrijlating van Israël, ging hij aan deze huizen voorbij7. Ook in de paasnacht van de kerk wordt dit verhaal gelezen, evenals de profetie van Jesaja waarin de komende Messias wordt genoemd een lam dat naar de slachtbank wordt geleid, zonder zich te verzetten8.

Zonder dit aanvankelijk te beseffen heeft Israël met dit verhaal van hun red-ding de komst voorafgebeeld van hun Messias, de Redder die door de profeet voorzegd is als de lijdende dienaar van JAHWEH9. Na zijn dood en verrijzenis heeft Jezus het zijn leerlingen duidelijk gemaakt: Moest de Messias dit niet lij-den, om zijn heerlijkheid binnen te gaan?10 Beginnend met Mozes heeft hij hun alles verklaard wat op hem betrekking had. Gelukkig zijn zij, die zich de Schrift laten openen, waarin hoofdstuk na hoofdstuk gesproken wordt over hem die zijn volk zal redden, niet uit de onderdrukking van een wereldse heerser, maar uit de slavernij van de zonde, waar de mensheid onder gebukt gaat.

In de psalmen komt het lijden van Christus onophoudelijk aan de orde. "Ner-gens in het Oude Testament", zegt de kerkvader Augustinus, "spreekt Christus zo duidelijk tot de gemeenschap als in de psalmen". In de psalm van vandaag hebben de kerkgangers horen lezen: Ik heb gezegd: Hier ben ik, Heer; in uw boek, daar staat geschreven over mij. Over wie zou David, die een profeet was, hier anders spreken dan over de komende Messias? Wie dit eenmaal inziet, zal de psalmen met des temeer overgave kunnen bidden. Ik heb meer vijanden dan haren op mijn hoofd11, zegt de psalmist; en: U kent mijn dwaasheid, mijn zon-

Page 43: zondag 2(B)

43 de is voor U niet verborgen. Laat hen die U zoeken niet beschaamd staan door mij. Christenen mogen weten dat Jezus, de volkomen onschuld, zich met hen vereenzelvigd heeft, die hun zonden belijden. Hij heeft hun gebed verhoord.

Jezus leert zijn kerk de psalmen en heel de Schrift te verstaan, als hij bij zijn sterven aan het kruis in de volkomen zelfverloochening, die eigen is aan de lief-de, de woorden uit de psalm van David uitroept: Mijn God, Mijn God, waarom hebt U mij verlaten?12 Hier heeft het smetteloze lam van God de zonde van de wereld op zich genomen13. God van liefde, buig U neer; in uw tedere ontfer-ming, neem mijn overtreding weg14, zo bidt David 1000 jaar vóór Christus; en zo bidt Jezus - één met zijn volk - voor hen. Evenmin als hij het nodig had ge-doopt te worden, hoefde hij, die te zuiver van ogen is om het kwaad te zien14, om reiniging te vragen. Toch bidt hij, als eerste van het nieuwe volk van God: Was mij, maak mij smetteloos, witter dan sneeuw16. Wie zou deze woorden niet met volle overgave meebidden, in verbondenheid met het lam van God, die deze reiniging door het offer van zijn leven heeft bewerkt? Het bloed van zijn offer is zijn eigen bloed, en niet dat van dieren uit de kudde17.

Als Jezus door zijn doopsel een begin maakt met de vervulling van de Schrift, wijst Johannes, de laatste profeet van het oude verbond, hem aan als het offer-lam. De herder vereenzelvigt zich met zijn gemeenschap, die hij niet alleen uit Israël maar uit heel de wereld bijeen zal brengen, tot één kudde met één her-der18. Van deze totale en onvoorwaardelijke overgave in liefde is niemand uit-gezonderd. Zonder hieraan ook maar in de geringste mate toe te geven, voelt hij de last van het kwaad die de wereld tot zo'n onherbergzame plaats maakt; en offert hij zich op, om mensen van goede wil van dit juk te bevrijden. Zo is het profetische teken van het lam van God door Jezus' lijden en sterven op onge-hoorde wijze vervuld.

Hetgeen in geen mensenhart was opgekomen, is 2000 jaar geleden in Israël ge-schied: de menswording van God in Jezus, de Redder19 van de wereld. Allen die hem toebehoren worden uit een wereld die ten onder gaat gered van de eeuwi-ge dood. Nu hoor ik iemand zeggen - niet buiten de kerk, want dat hoeft nie-mand te verwonderen, maar binnen de eigen geloofsgemeenschap - "Wie ge-looft dat nog, vandaag de dag? Wie gelooft er nog in een oordeel?" En een an-der: "We leven niet meer in de middeleeuwen, toen de mensen hiermee bang werden gemaakt". Laten wie zo spreken zich afvragen, of Jezus zich onnodig in de dood heeft overgegeven; en of dat leger van apostelen alle eeuwen door en wereldwijd voor niets het offer van hun leven hebben gebracht. Steunend op de steeds opnieuw herhaalde waarschuwing in de Schrift voor een komend oor-deel, hebben zij het evangelie verkondigd van Jezus, het lam van God die hier-uit redt; en de zonde wegneemt bij allen die geloven.

Page 44: zondag 2(B)

44 Wie neemt het komende oordeel nog zo serieus, dat er dagelijks rekening mee wordt gehouden? Wie het oordeel ontkent - en hiermee de noodzaak tot beke-ring – ontneemt hiermee de noodzaak aan de verkondiging. De preken worden ongeïnspireerd; en wijzen op Jezus als een voorbeeld ter navolging. Hij waar-schuwt zijn leerlingen uitdrukkelijk voor dit ongeloof: Zoals het was in de da-gen van Noach20, toen de mensen doorleefden alsof er niets aan de hand was, tot de dag van de grote vloed, zo zal het zijn bij de komst van de mensenzoon voor het oordeel. Wees dus op je hoede, want je weet niet wanneer dat zal zijn21. Allen die hiervan doordrongen zijn, zullen met volharding bidden voor hen die buitenstaan. Want nu nog laat Hij de zon opgaan over slechten en goeden en doet Hij het regenen op rechtvaardigen en onrechtvaardigen22. Die tijd van genade komt echter eens ten einde. Vreselijk is het leven zonder God.

Bij zijn eerste ontmoeting met zijn aanstaande apostel Andreas zal Jezus niet al het bovenstaande met hem besproken hebben. Zoals het doopsel wordt vooraf-gegaan door de belijdenis van het geloof, zo gaat het geloof vooraf aan de roe-ping tot het apostelschap. Dit geloof berust niet in de eerste plaats op bewijzen uit de Schrift, noch ook uit het beamen van de leerstellingen van de kerk, maar op de eenvoudige erkenning dat in deze mens in het geheel geen bedrog is; en méér dan dat. Andreas ziet in Jezus de liefdevolle goedheid, die hem tot dus-verre onbekend was. Ook bij de beste mensen wordt de liefde getemperd door de werking van de zelfzucht, waar geen mens vrij van is behalve deze ene mens, die - maar dat kon Andreas nog niet weten - tevens genoemd mag worden God-met-ons. Hij is diep onder de indruk; en beseft dat deze is het, wiens komst door Johannes is voorbereid. Wijzend op Jezus heeft de Doper het beleden: Ik ben het niet waard zijn sandalen los te maken23.

In Johannes de Doper heeft Andreas de grootste onder de profeten ontmoet; maar Jezus is méér dan dat. Direct licht hij zijn broer Petrus hierover in. Het evangelie vertelt van de apostelen Andreas en Petrus, van Jakobus en Johan-nes24 en ook van Matteüs25, dat zij direct alles achterlieten toen Jezus hun vroeg zich bij hem aan te sluiten. Wat was het, dat hen zo snel deed besluiten? Laat iedere gelovige zich hierop beraden: Waarom wil ik hem volgen? Het antwoord is eenvoudig. De Geest van Christus, God-in-ons, leert de kerkgangers innerlijk te aanschouwen wat de apostelen met de ogen van het lichaam konden zien. Hij toont hun zijn goedheid, zijn eigen wezen, waar begin noch einde aan kan zijn.

De adem stokt bij deze openbaring. Hij, wiens macht voor ieder die z'n ver-stand gebruikt in heel de schepping duidelijk zichtbaar is26, toont zijn kinderen niet alleen zijn innerlijk wezen, maar wil hun hier deel aan geven. Hij verheft hen die Jezus liefhebben tot een nieuw en geestelijk leven. Zij gaan hun roeping verstaan zichzelf te verloochenen en elk op zijn of haar eigen wijze het werk voort te zetten dat Jezus in de wereld is begonnen. Andreas wordt geroepen tot

Page 45: zondag 2(B)

45 apostel. Op hem en op al Gods kinderen zijn de woorden van de profeet (1e le-zing) van toepassing: God liet geen van zijn woorden ter aarde vallen. Hij be-hoedt wie hem zoeken voor onbezonnen woorden en onberaden optreden. Zo-als Jezus zijn leven heeft geofferd, zo zal ook deze apostel zijn leven geven voor het evangelie van het lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt. An-dreas, bid voor ons, dat wij onze roeping zullen verstaan! Mogen velen het zien, God eerbiedigen, en op Hem hun vertrouwen stellen (psalm van deze zondag).

1) Mc 3,18; Joh 12,22 2) Lc 22,28 3) Joh 1,19vv 4) Mt 3,2 5) Mt 21,25 6) openb 7,14 7) ex 12 8) Jes 53,7 9) Jes hss 49-53 10) Lc 24,26v 11) ps 22,1; Mt 27,46; gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden 13) Joh 1,29 15) gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden 16) ps 51,9 17) Heb 9,12 18) Joh 10,16 19) Mt 1,23 20) gen 7 21) Mt 24,39vv 22) Mt 5,45 23) Mt 3,11 24) Mt 4,18vv 25) Mt 9,9v 26) Rom 1,20

psalmgebed (uit ps 40) L Ik verlangde vurig naar de HEER; en Hij luisterde naar mijn hulpgeroep. A Hij zette mijn voeten op de rots, en bevestigde mijn weg L Hij gaf mij zijn lied in de mond: de lofzang tot eer van onze God. A Mogen velen het zien, God eerbiedigen en op Hem hun vertrouwen stellen. L Het gaat U niet om offers volgens voorschrift, dat wij die brengen zouden; U opende mijn oren, opdat ik uw wil zou verstaan. A Ik heb gezegd: hier ben ik HEER; in uw boek: daar staat geschreven over mij. L Uw wil te doen is mijn vreugde, ik draag uw wet in ’t hart. A Ik verkondig uw gerechtigheid temidden der gemeenschap; U ziet ’t, o God, ik kan er niet van zwijgen. L Ik verberg uw gerechtigheid niet in mijn hart; van uw redding en uw trouw wil ik spreken. A HEER, onthoud mij niet uw tedere ontferming; laat uw goedheid en uw waarheid mij gedurig behoeden. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

Page 46: zondag 2(B)

46

zondag 3(B) 1ste lezing: Jona 3,1-5.10 psalm 25 zie beneden 2de lezing: 1Kor 7,29-31 evangelie: Mc 1,14-20

vissers van mensen

De apostelen zullen zich afgevraagd hebben wat Jezus bedoelde met dit beeld van vissers. Zij wisten wel dat een kolkende watermassa stond voor deze chao-tische wereld, waarin zoekende mensen soms wanhopig verlangen naar vaste grond onder de voeten. Hoe vaak hadden Petrus en de zijnen op de Sabbath niet de lezing gehoord over de Leviathan, het monster uit de zee1 dat zoveel on-heil teweeg brengt, en mensen in angst en vrees doet leven? Maar JAHWEH brengt de woelige zee tot bedaren door zijn kracht; en vermorzelt het monster door zijn beleid2. Het gaat hier niet over de Middellandse Zee of het meer van Galilea, maar - zoals de profeet zegt - als opgezweepte wateren, zo bulderen de volken3. En David bidt: Redt mij van mijn haters, van die diepe wateren4; en op een andere plaats: Verlos mij uit die grote wateren, uit de macht van vele vreemden5.

Zo bidden allen, die geen uitkomst zien uit de ellende die hun in deze geweld-dadige wereldzee wordt aangedaan. Zij vertrouwen op God die zijn kinderen kent; en niet toestaat dat die vloed hen mee zal sleuren. Want zo spreekt de Heer tot de machten van de wereld: Tot hiertoe en niet verder zul je komen. Hier zal de trots van je golven blijven staan6. Tot mensen die hun macht mis-bruiken; die zich rijkdom ophopen ten koste van anderen en hun ondergeschik-ten doen lijden; die de wereld als hun eigen bezit beschouwen en uitbuiten en leven in de waan dat dit altijd zo kan doorgaan; die denken als goden te heer-sen in het midden van de zee7: tot alle deze grote en kleine onderdrukkers spreekt de Heer: Je zult een gewelddadige dood sterven in het hart van de zee8. Wie echter tot inkeer komen, zoals de inwoners van Ninivé zich bekeerden op de waarschuwing van de profeet Jona (1e lezing), vinden genade bij de goede God, die wil dat allen behouden worden.

Jezus trekt zich het lot aan van allen die in deze chaotische wereld onschuldig te lijden hebben; en zoeken naar uitkomst. Hij stuurt tot hen vissers van men-sen, om Jezus te verkondigen, die het monster van de zee9 aan banden heeft ge-legd10. Het kwaad heeft geen vat meer op hen die geloven; want zij hebben hun vijanden lief. Zij zinnen niet op vergelding, maar bidden voor hen11. Worden zij gescholden, dan zegenen zij12. Worden zij geslagen, dan koken zij niet van woe-de maar keren de andere wang toe13, met hem in gedachten die alle onrecht in liefde heeft verdragen. Bespot en vernederd verheugen zij zich, omdat zij zo-doende delen in het lijden van hun Heer, die hun door zijn Geest vertroosting schenkt14. Hij belooft zijn leerlingen geen gemakkelijk leven, maar bereidt hen

Page 47: zondag 2(B)

47 voor op een leven van strijd: van innerlijke strijd omdat hun geloof moet groei-en en vast moet worden, voordat zij volledig in zijn dienst kunnen staan; en van uiterlijke strijd omdat het zeemonster Leviathan zich met al zijn onderhorigen hevig verzet tegen de heerschappij van Christus. Als de wereld je haat, bedenk dan dat zij mij eerder hebben gehaat dan jou15. Maar ook al leef je in de we-reld in verdrukking: houd goede moed, ik heb de wereld overwonnen16. Met deze en talloze andere woorden bemoedigt en versterkt Jezus zijn volgelingen.

Werkelijk, hij doet zich kennen aan allen die in vertrouwen op hem hun weg gaan. In verbondenheid met Christus worden gelovigen als nieuwe mensen deelgenoten aan het werk dat hun Heer in de wereld is begonnen. Zij leren met het aardse om te gaan maar er niet in op te gaan; want de wereld die zij zien gaat voorbij (2e lezing). Hoe zou God hun, die zich hechten aan het verganke-lijke, het eeuwige kunnen toevertrouwen? Wie de blik richten op Hem, hoeven het laatste oordeel echter niet te vrezen. De tweede dood - de volkomen God-verlatenheid - is op hen niet van toepassing. Zij zijn immers in de geest al tot nieuw leven gewekt, als burgers van Gods Rijk17. Weliswaar moet dit verganke-lijke lichaam sterven; maar bewust levende christenen zien dit niet als een dreiging, verlangend als zij zijn zich bij hun Heer te voegen18.

Dit is het evangelie, dat de apostelen als vissers van mensen in de wereld heb-ben verkondigd. Zij hebben hun leven niet liefgehad; maar alles achter zich ge-laten om de boodschap van de verrijzenis en het nieuwe leven in Christus tot de einden der aarde bekend te maken. Hoe vaak heb ik in West Afrika niet tussen de graven gelopen van de apostelen van het geloof, en me verwonderd over de korte tijd tussen hun aankomst in het vreemde land en de datum van overlij-den. Heeft niet de liefde voor Christus deze pioniers gedreven? Er wordt vaak neerbuigend gesproken over ‘zieltjes winnen’. Zeker, lang niet alle missionaris-sen waren gedurende de koloniale periode vrij van een zeker paternalisme; maar dit neemt niet weg dat honderdduizenden hun meestal jonge levens heb-ben geofferd, om vreemde volken tot kennis van het evangelie te brengen. Mil-joenen zijn hun daar eeuwig dankbaar voor.

Natuurgodsdiensten worden wel eens verheerlijkt: “Láát de mensen toch daar-in!” Wie er wel eens iets van heeft meegemaakt, weet wel beter. Bij mensen in het grensgebied van Togo en Ghana, die nog gebukt gingen onder het animis-me, heb ik in de eerste plaats angst aangetroffen: niet alleen voor de dood, maar angst voor de magische krachten in hun omgeving, en voor hun voorou-ders, die allerlei eisen stellen waar je beter maar aan kan voldoen. Als deze mensen het evangelie gaan verstaan, ebt de angst geleidelijk weg; en vinden zij rust. Het enthousiasme onder de christenen in die landen is voor Europeanen ongekend. De mensen hadden duidelijk een toevlucht gevonden in de kerk van Christus, die als een ark drijft op de wateren19.

Page 48: zondag 2(B)

48 Alle christenen hebben uiteindelijk hun geloof te danken aan mensen als Willi-brordus, Bonifacius en die talloze andere vissers van mensen, die aan angstige en zoekende mensen vaste grond onder de voeten hebben gegeven door het ge-loof. Een wereld zonder God, gedomineerd door zelfzucht en eigenliefde, is als de onstuimige zee, die maar niet tot rust kan komen. Haar golven woelen slijk en modder op. Levend temidden van hen, hoeven christenen toch geen angst meer te hebben. Hoe hoog de golven ook gaan: zij staan stevig op de rots20; en die Rots is Christus21.

Verbonden met medegelovigen uit alle landen vormen christenen het wereld-wijde volk van God, geroepen om - elk naar de hun geschonken gaven - bij te dragen tot het werk dat Jezus 2000 jaar geleden in Israël is begonnen; en dat voltooid zal worden met het oordeel bij zijn wederkomst. Hemel en aarde - en-gelen en mensen22 - verheugen zich in dit visioen, dat de Geest van Christus hun voor ogen stelt. Zij zien een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en aarde zijn voorbijgegaan; en de zee is niet meer23.

1) b.v. ps 74,14 2) Job 26,12 3) Jes 17,12v 4) ps 69,15 5) ps 144,7 6) Job 38 7) Ez 28,2 8) Ez 28,8 9) openb 20,2 10) Mt 12,29 11) Mt 5,39vv 12) Lc 6,28 13) Lc 6,29 14) 2Kor 1,5vv 15) Joh 15,18 16) Joh 16,33 17) Fil 3,20 18) 1Kor 15,54 19) gen 7,18 20) ps 61 21) 1Kor 10,4 22) Ef 1,9v 23) openb 21,1

psalmgebed (uit ps 25) L Doe het mij verstaan, mijn God, hoe ik met U leven moet; leer mij de weg van de waarheid te gaan. A Mijn God en mijn redding, leer mij en leid mij tot uw waarheid; heel de dag zie ik naar U uit. L U bent met ons begaan; U staat ons in liefde terzijde, in uw goedheid, die eeuwig IS. A Gedenk niet mijn fouten, noch de schuld van mijn jeugd; maar handel met mij in mededogen. L God is goed en getrouw, wie zondigen wijst Hij de weg. A De zachtmoedigen leert Hij wat recht is; Hij helpt hen verder op zijn weg. gelovenbeleven > psalmen & gebeden Zie liedboek al mijn verlangen, lied 142 (ps 25)

* * *

Page 49: zondag 2(B)

49

zondag 4(B) 1ste lezing: Dt 18,15-20 psalm 95: zie beneden 2de lezing: 1Kor 7,32-35 evangelie: Mc 1,21-28

een nieuwe leer met gezag!

Toen Johannes begon te dopen in de Jordaan, kwamen priesters uit Jeruzalem naar hem toe met de vraag: Wie bent u? Bent u de profeet?1 Zij doelden op de profeet uit de eerste lezing, van wie God zegt: Aan wie naar hem niet luisteren wil, zal Ik rekenschap vragen. Dit is één van de vele teksten, waarop de Mes-siasverwachting van het Joodse volk was gebaseerd. De schriftgeleerden ver-wachtten een profeet die de naleving van de wet zou herstellen, en ook het of-ferritueel, zoals God dit door de dienst van Mozes had ingesteld. Mozes had echter wel beseft dat al deze voorschriften niet voor de eeuwigheid waren be-doeld; maar Israël moesten bewaren voor de praktijken van de omringende volken, tot de komst van een Redder, die in hun midden geboren zou worden.

Zo spreekt de Heer vandaag in de eerste lezing: Wie naar hem niet luisteren wil, zal Ik daar rekenschap van vragen. Ook alle profeten na Mozes hebben gesproken over een Gezalfde (een Messias), die niet als de hogepriester Aäron dienst zou doen bij het heiligdom te Jeruzalem om naar het voorschrift van de wet bokken en kalveren te offeren. Nee, hij zou zichzelf ten offer brengen, niet alleen voor Israël maar voor alle volken ter wereld. Het bloed van zijn offer is zijn eigen bloed2. Zo is hij als eerste van zijn broeders en zusters het hemelse heiligdom binnengegaan. Hij kwam niet om de oude wetten te herstellen, maar om deze te vervullen. Dit werd aanvankelijk slechts door weinigen begrepen. De Joodse voedselvoorschriften bijvoorbeeld waren voor hen die hier van jongs af aan mee waren opgevoed zo heilig, dat ze deze voor geen goud zouden willen loslaten. De gehoorzaamheid aan deze en tal van andere inzettingen was voor veel Joden tot hoofdzaak van hun godsdienst geworden. Dit kosjere eten had echter geen andere doel dan de vermenging met andere volkeren tegen te gaan, zodat geen afgoden de dienst aan JAHWEH zouden verontreinigen. Hij had hen immers uitverkoren om in hun midden de Redder van de wereld op aarde te brengen: Jezus, de Messias, Zoon van God en mens met de mensen.

Het werd Jezus echter niet in dank afgenomen, toen hij duidelijk maakte dat deze spijswetten geen doel op zich waren. Jullie begrijpen toch wel, dat wat van buiten komt de mens niet kan verontreinigen?3 Hetgeen door de mond naar binnen komt, zal het lichaam op de bestemde plaats weer verlaten; maar uit ‘t hart komen boze gedachten, hebzucht, ontucht, bedrog, losbandigheid, kwaadaardigheid, hebzucht, afgunst, trots, godslastering en lichtzinnigheid.

Page 50: zondag 2(B)

50 Al deze dingen bezoedelen een mens. Jezus waarschuwde zijn volk de regels niet als heilig te beschouwen; en noemde hen muggenzifters, die op de sabbath nog geen onkruidje zouden uittrekken, maar wel hun medemensen belogen en bedrogen. Hij bestrafte hen, die hun vroomheid ontleenden aan hun strikte ge-hoorzaamheid aan zelfs de geringste geboden; en zich tegen zijn woorden ver-zetten. Huichelaars! De hoofdzaak van de wet wordt door jullie verwaar-loosd: rechtvaardigheid, goedheid en trouw4.

Het is helaas geen onbekend verschijnsel. De kerk kende tot de jaren zestig van de vorige eeuw zeer gedetailleerde en bindende voorschriften voor onthouding tijdens de veertigdagentijd, vroeger de vastentijd genoemd. De eis van strikte naleving hiervan deed echter vergeten waar het om ging: de liefde voor Chris-tus, die het lijden van de wereld op zich heeft genomen. Zouden christenen, die samen de bruid van Christus worden genoemd5, zich kunnen uitleven in eten en drinken en vertier, als hun Heer zich voorbereidt op zijn gewelddadige ein-de? De heilzame praktijk van onthouding is schijnbaar geheel verdwenen. Toch zijn er wellicht nog steeds gelovigen die wel vasten; maar dan zoals hun Heer het heeft voorgeschreven: in het verborgene, in de wetenschap dat hun Vader, die in het verborgene ziet, hun zal belonen5.

De vastenpraktijk is uiteindelijk een zaak van ieders eigen geweten. Dit maakt het niet eenvoudiger; want kritiekloze volgzaamheid is gemakkelijker dan de nieuwe leer van het evangelie, waarbij de gelovigen bidden dat de Geest van Christus hun zal doen inzien wat goed is om te doen. De Geest zal hun, als zij Hem vragen, zeker leren hoe goed het is om te vasten, als een oefening om het hart bij God te houden; en ook dat de zondagsvieringen niet mogen worden verwaarloosd7.

Niet alles is in regels te vatten; en als iemand zich strikt aan alle regels houdt, wil dit nog niet zeggen dan hij of zij het hart bij God heeft. Jezus prent dit zijn leerlingen met een gelijkenis in. Twee vrouwen draaien de molensteen rond, de één wordt opgenomen, de ander niet8. Naar het uiterlijk doen ze hetzelfde; maar God, die de harten doorgrondt, kent ieders bedoeling. De één onthoudt zich van voedsel en vertier om door anderen geprezen te worden9, de ander vast in het verborgene uit liefde voor Christus. Hiertoe is God mens geworden: om de mensen in Christus deelgenoot te maken van zijn liefde, die ieders handelen moet leiden. Dit handelen is soms anders dan verwacht. In Jezus' woorden: De wind blaast waarheen hij wil. Je hoort zijn geluid, maar je weet niet vanwaar hij komt of waar hij heen gaat. Zo is het met ieder die uit de Geest geboren is10.

Jezus' leerlingen hebben deel aan zijn Geest, die hun spreken gezag verleent. Zij waken ervoor niet naar eigen gedachten te handelen, zonder deze eerst in gebed voor God te hebben gebracht. Gaandeweg gaan zij iets ervaren van wat het zeggen wil in Christus te zijn12; en gaan zij de Schrift verstaan, die leert dat

Page 51: zondag 2(B)

51 dat zijn Geest van godswege onze wijsheid is geworden13.

Toen Mozes de berg beklom, waar hij van God de twee stenen platen met de tien geboden ontving, moest de voet van de berg met hekken worden afgezet14, opdat het volk hem niet zou volgen en sterven (1e lezing). Het nieuwe en we-reldwijde volk van God, in de doop gereinigd en levend in genade, hoeft deze angst niet meer te hebben. Naarmate zij zichzelf meer verloochenen15 en de ou-de mens16 beneden aan de berg achterlaten, zullen christenen onbevreesd kun-nen opklimmen tot de levende God.

Zouden zij die Christus toebehoren dan niet de oude wetten en regels naar de geest gaan verstaan, om de nieuwe leer van Christus uit te kunnen dragen? Zij delen in het gezag waarmee Jezus spreekt, nederig en zachtmoedig17. Dit is het gezag dat boosheid tot bedaren brengt; en zelfs mensen van hun bezetenheid verlost. Zulke gelovigen heeft hij nodig om zich door de wereld te doen kennen. Zij hoeven niet allen als apostelen op te treden en het evangelie in woorden te verkondigen; maar in het leven van christenen moet wel iets van zijn Geest zichtbaar worden, die mensen zichzelf doet vergeten om te leven voor een we-reld in nood.

God, roep mensen in uw kerk in wie uw Zoon gestalte krijgt, opdat zijn werk in uw wereld voortgang kan vinden, tot genezing van hen die de weg kwijt zijn, tot redding van hen die buitenstaan en tot rust voor een zoekende en eenzame me-nigte. Als je vandaag zijn stem verstaat, wees dan niet halsstarrig als destijds in de woestijn (psalm van deze zondag).

1) Joh 1,19vv 2) Heb 9,12 3) Mc 7,19vv 4) Mt 23,23 5) Mt 6,18 6) gelovenbeleven.nl > de ogen van de ziel 7) Heb 10,25 8) Mt 24,41 9) Mt 6,2 10) Joh 3,8 11) geloven beleven.nl > de ogen van de ziel 12) Joh 14,20 13) 1Kor 1,13 14) ex 19,12 15) Mt 16,24 16) Rom 6,6 17) Mt 11,29

psalmgebed (uit ps 95) L Laten wij juichen voor God, de rots van onze redding; en vóór Hem verschijnen, om Hem te danken en te eren. A God is groot, een Koning boven allen verheven; in zijn hand zijn de diepte der aarde, de hoogte der bergen. L Wij aanbidden Hem, die maakte de zee en het droge land; en wij buigen voor God die ons geschapen heeft. A Hij is onze God, wij zijn het volk dat Hij voedt, de schapen van zijn kudde, door zijn vaste hand geleid. L Als je vandaag zijn stem verstaat: wees dan niet halsstarrig, als destijds in de woestijn. A Daar stelden zij Mij op de proef, hoewel zij mijn werken zagen. gelovenbeleven > psalmen & gebeden

* * *

Page 52: zondag 2(B)

52

zondag 5(B) 1ste lezing: Job 7,1-7 psalm 147 zie beneden 2de lezing: 1Kor 9,16-19.22-23 evangelie: Mc 1,29-39

Iedereen zoekt u!

De toeloop van mensen kwam op gang: niet omdat zij Jezus hoorden spreken, maar om de wonderen die hij deed. Zonder de genezingen in Kafarnaüm zou de stad niet met haar zieken en bezetenen voor de woning van Petrus zijn samen-gestroomd. Die wonderen worden soms uitgelegd als gekunstelde verhalen met een verborgen boodschap aan de lezer. Ieder die thuis is in de vier evangelieën kan echter de onhoudbaarheid van deze uitleg inzien. Daarvoor zijn wonderen te talrijk en de verklaringen te gezocht.

Heeft de mens niet een zware dienst op aarde? klaagt Job (1e lezing). Jezus verricht de genezingen uit ontferming met een mensheid in nood1. Hoe ver zijn mededogen gaat, zal blijken als hij zijn leven voor hen geeft. De wondertekenen moeten - naar Jezus' woorden - de mensen de ogen openen voor wie hij is2. Het ware geloof heeft dit bewijs niet nodig. Wie hem ziet en liefheeft, heeft de waarheid in Persoon lief. Het is niet eens nodig hem in levende lijve te ontmoe-ten, zoals het volk hem meemaakte tijdens zijn rondgang door Israël. Oprecht zoekende mensen, verlangend naar uitkomst, zullen bij lezing van elk van de vier evangeliën mogen ervaren dat hier van godswege tot hen gesproken wordt. Deze onopgesmukte feitenverslagen zijn na zorgvuldig onderzoek opgeschre-ven3, zonder enige aandrang om de lezer te overtuigen. Op onbevangen zoekers maken zij vanaf de eerste kennismaking een volstrekt betrouwbare indruk.

Zij die door Jezus van hun ziekte waren genezen, en allen die hiervan getuige waren geweest, waren getroffen door de eenvoud en directheid van zijn optre-den, heel anders dan de wijze waarop gebedsgenezers met hun veelheid van woorden en vaak duistere ritueel te werk gingen. Als Petrus hem bij zijn schoonmoeder brengt, voelt zij direct een volkomen vertrouwen in deze een-voudige en zachtmoedige mens. Hij spreekt geen bezweringsformule uit, maar neemt haar bij de hand; en zij laat zich als vanzelfsprekend door hem oprich-ten. De koorts is verdwenen en zij gaat aan het werk. De aanwezigen verheugen zich over haar genezing, diep onder de indruk van het gezag waarmee hij han-delt; en zij verwonderen zich: hier is méér dan een gebedsgenezer in hun mid-den, meer ook dan de profeet Johannes de Doper, die in Israël door zijn optre-den zoveel opzien heeft gebaard.

De geesten, die door Jezus van hun macht over de bezetenen werden beroofd, wisten wel wie hij was4. Ook de overste van de demonen heeft hem vanaf de aanvang herkend als de Zoon van God5. In onze moderne maatschappij, waar

Page 53: zondag 2(B)

53 elk afwijkend gedrag wordt toegeschreven aan storingen in de hersenen, is het echter nauwelijks nog mogelijk te spreken over kwade geesten of demonen. Ernstig bezetenen leven in strikte afzondering in speciale inrichtingen; en wor-den door medicatie in een beheersbare toestand gehouden. In landen die hier minder ver in zijn, is de bevolking nog wel vertrouwd met bezetenheid en de veroorzakers hiervan. Beter dan de westerse mens zullen zij begrijpen waar het om gaat; en dat Jezus de geesten niet toestond om over hem te spreken. Moet het evangelie van de menswording van God soms door demonen worden ver-kondigd? Wie er oog en oor voor heeft, ervaart hen overal aan het werk.

Jezus noemde zich niet de Zoon van God, maar de mensenzoon6. In deze een-voudige mens was God ten volle zichtbaar. Gelukkig zijn zij die in hem geloof-den! Zij wisten nog niet wat Petrus voor het eerst namens de leerlingen hardop durfde te zeggen: U bent de Christus, de Zoon van de levende God7. Wat velen wel wisten, is dat zij hem liefhadden en volgen wilden. Zij voelden dat Jezus méér kwam brengen dan genezing van het vergankelijke lichaam, dat toch te bestemder tijd moet sterven. Overal ging de vraag rond of hij de langverwachte Messias zou zijn? Daarom zocht de menigte hem. Wat verwachtten zij? Ze zou-den het niet kunnen zeggen. En christenen? Ach, waren zij zich maar beter be-wust van het werk dat Jezus 2000 jaar geleden in de wereld is begonnen!

Wat zoeken de mensen anders dan een antwoord op hun levensvragen? Waar-om leef ik? Is dit alles? Er moet méér zijn …. . Ik word aan de kant gezet, niet serieus genomen, onrechtvaardig behandeld. Hoe kom ik mijn problemen te boven? De mensen zochten Jezus omdat zij voelden dat hier iemand was die hun kon doen delen in zijn vrede, die hem nooit verliet, hoezeer hij ook van alle kanten werd belaagd. Christenen die hun geloof serieus nemen, beseffen dat die vrede hun geschonken is; en dat zij deze uit moeten dragen, niet persé in woorden - die zijn gemakkelijk gezegd - maar in al hun doen en laten. Zij gelo-ven in de Geest van Christus, die zich kennen doet en zijn vrede schenkt aan al-len die Hem vragen. Wie een zware last te dragen hebben, ervaren zijn aanwe-zigheid; en herinneren zich Jezus' woorden: Kom tot mij, als je vermoeid bent en zwaar beladen, en ik zal je rust geven8.

Helaas is hun aantal gering. De kerk van Christus, die een toevlucht moet zijn voor mensen in nood, is verzwakt en vergrijsd. Een zoekende menigte legt nu veel geld neer voor één van de talloze cursussen en meditatieweekends, waar hun knollen voor citroenen worden verkocht; en vanwaar zij met lege handen naar huis worden gestuurd met niet meer dan deze boodschap: Je zult het met de aangeleerde technieken nu zelf moeten doen. Je kunt het! Maar zij kunnen het niet, niet op eigen kracht. Het is deerniswekkend om te horen hoe mensen, in hun verlangen naar verlichting van de last die zij te dragen hebben, zich overgeven aan hen die zich geestelijke leiders noemen.

Page 54: zondag 2(B)

54 Eén citaat is voldoende om dit duidelijk te maken: "Laat het begrenzende los, laat de kosmos door je heen stromen. Zo zal haar grote intellectuele kracht in jou tot uiting komen." Hoe doof en blind moet je zijn, of hoe wanhopig zoekend naar uitkomst, om je over te geven aan de dwaasheid van dit soort bedrog? De kosmos als persoon, als god. Wat is het verschil met de aanbidders van zon en maan in oude tijden? In de waan op weg te zijn naar wat zij noemen 'het ho-gere', worden zoekende mensen zo van de Allerhoogste vervreemd. Hoe ijdel moet je zijn, om mensen in nood zo te misleiden?

Iedereen zoekt u. Dit woord klinkt vandaag in de kerk als een opwekking aan haar leden. Laat de deuren van Gods huis voor hen openstaan! Laten zijn kin-deren, die samen het geloof in Christus belijden, beseffen welk een rijkdom hun geschonken is. Laten zij de vieringen niet verwaarlozen, maar op zondagmor-gen naar de kerk hollen om de levende Heer te ontvangen, die van dag tot dag hun leven wil vernieuwen, tot zij, als hun tijd op aarde is volbracht, zijn eeuwi-ge Rijk mogen binnengaan, waar zij gedurende hun leven iets van hebben zichtbaar gemaakt. Laten zij zich afvragen hoe nieuwkomers hun vieringen zul-len beleven; en bidden voor mensen die nergens rust vinden, dat zij op hun zoektocht eens een kerk binnenlopen en daar iets mogen ervaren van de liefde van God, die de gemeenschap samenbindt. Ja, mogen die zoekers hier mensen ontmoeten, die de opdracht van hun Heer hebben verstaan en voor hen bidden. Mijn God, ik houd van U. Ontferm U over hen die buitenstaan, dat uw vrede hen mag vervullen. De zachtmoedigen staat Hij ter zijde; maar wie zonder Hem leven komen ten val (psalm van deze zondag).

1) Mt 9,36 2) Joh 14,11 3) Lc 1,1 4) Mc 3,11 5) Mt 4,3vv 6) Mt 16,13 7) Mt 16,16 8) Mt 11,28

psalmgebed (uit ps 147) L Hallelujah! Het is goed en gepast om God te danken; heerlijk om de lofzang te zingen voor Hem. A Hij bouwt zijn stad van vrede; en verzamelt de verworpenen van zijn volk. L Hij geneest de gebrokenen van hart; en maakt dragelijk hun verdriet. A Hij kent zijn kinderen als de sterren aan de hemel; en roept hen allen bij de naam. L Groot is God en groot is zijn macht; alles kent Hij en alles doorziet Hij. A De zachtmoedigen staat Hij ter zijde; maar wie zonder Hem leven komen ten val. gelovenbeleven > psalmen & gebeden

* * *

Page 55: zondag 2(B)

55

zondag 6(B) 1ste lezing: Lev 13,1-2.45-46 psalm 32 zie beneden 2de lezing: 1Kor 10,31-11,i evangelie: Mc 1,40-45

Ik wil het, wordt rein.

Evenals HIV en aids is lepra (melaatsheid) een schrikbeeld van het onheil dat een mens kan treffen. Wie ooit de verminkingen heeft gezien die deze ziekte langzaamaan teweegbrengt, begrijpt de angst voor besmetting. De wet van Mo-zes geeft uitvoerige aanwijzingen voor de controle op melaatsen1. Alleen de priester kon de patiënt rein verklaren; en weer toelaten tot het maatschappelijk verkeer. Dit werkte bij onnadenkende mensen de mening in de hand dat de ziekte zou een straf van God zijn voor eigen handelen.. Leert de psalm van deze zondag niet, dat zondaars door tal van ziektes worden getroffen?

Deze opvatting was ook in Jezus' dagen – zeker onder Farizeeën - vrij alge-meen2. Hij onderricht zijn leerlingen hierover. Niet alleen die ongelukkigen, maar allen leven onder het oordeel dat Adam en Eva over zich hebben afgeroe-pen door de verleider te gehoorzamen en God te verlaten3. Over allen spreekt de psalm: Gezegend zijn zij, die van Hem vergeving ontvangen. Wie zich beter acht dan anderen en denkt geen vergeving nodig te hebben, bedriegt zichzelf4. Dit oordeel mag geen straf genoemd worden in de zin van vergelding. Integen-deel: de mensen mogen God dan wel verlaten, maar Hij blijft hun trouw5; en behoedt hen voor de verschrikking van zijn afwezigheid. Gedurende de huidige tijd van genade - de tijd van de kerk van Christus - doet Hij het regenen over goeden en kwaden6; en roept Hij allen op zich te bekeren. Hij straft hen in lief-de; want Hij ziet verlangend naar hen uit7. Trekt Hij zich een ogenblik terug, dan staan zij verschrikt; tot zij tot inkeer komen en Hij hen kan vertroosten8.

De liefde van de Schepper staat ver af van het beeld van een toornende God die hen genadeloos zou straffen. In het boek genesis wordt dit treffend geïllu-streerd door de wijze waarop Hij Adam en Eva wegzendt uit het paradijs, nadat zij tegen het gebod in hebben gegeten van de boom van kennis van goed en kwaad. Kunstenaars geven geen blijk van geloof door dit tafereel af te beelden als twee angstige mensen, die verschrikt wegvluchten van een boze oude man. De Bijbel vertelt een ander verhaal. Toen dacht God de Heer: Nu is de mens aan ons gelijk geworden. Nu heeft hij kennis van goed en kwaad. Ik wil voor-komen dat hij ook nog van de vruchten van de levensboom plukt. Door daar-van te eten, zou hij eeuwig leven9.

De goede God wil de mensen behoeden voor een eeuwig leven zonder Hem. Ook buiten het paradijs blijft hij hen met zorg omringen. Hij maakte voor de mens kleren van dierenvellen en trok hun die aan10. Zou Hij hen beschermen,

Page 56: zondag 2(B)

56 om hen later toch verloren te laten gaan? Nee, zijn plan voor hun terugkeer tot hun hemelse staat wordt al direct bij hun verbanning duidelijk gemaakt, als Hij spreekt over een nakomeling van Eva, die de slang de kop zal vermorzelen11. Deze belofte, door de kerkvaders genoemd ‘het eerste evangelie’, wordt later verschillende keren herhaald aan Abraham, aan diens zoon Izaäk en zijn klein-zoon Jakob12. Die nakomeling, zegt Paulus, is Christus13. Jezus is gekomen om Gods kinderen tot Hem in de hemel terug te voeren.

God heeft de wereld in Jezus zijn liefde bewezen op een wijze die het verstand te boven gaat. De mensen kunnen over lepra- en aidspatiënten denken wat ze willen; maar hij - zo leert het evangelie - is door medelijden met hen bewogen. Op zijn woord is de melaatsheid van de zieke op slag verdwenen. De omstan-ders staan versteld van dit wonder; en de genezen melaatse is buiten zichzelf van blijdschap. Het lijden is voorbij, hij hoeft niet langer als een verstotene te leven! Op dat moment denkt niemand er aan dat de geestelijke onreinheid nog dezelfde is. Voor gelovige mensen is de genezing van het vergankelijke lichaam niet meer dan een teken dat Jezus de ziel wil reinigen van een kwaal die erger is dan alle ziektes van het lichaam. De zelfzucht, oorzaak van alle ellende in de wereld, waarvan iedereen kan zien hoe deze van de ouders op de kinderen overgaat: deze dodelijke ziekte van de geest voert nog steeds heerschappij over hem van wie de lichamelijke kwaal is geweken.

Door de priester genezen verklaard, mag de vroegere melaatse naar zijn woon-plaats terugkeren en zijn oude leven opnemen. Onvermijdelijk zullen zich hier al die kleine en grote ondeugden weer voordoen, die een mensenleven ontsie-ren en soms verwoesten. Kwaadsprekerij, onoprechtheid, trots, lichtgeraakt-heid, ijdelheid, onmatigheid, onverstand, afgunst, wellust, ontrouw, gulzigheid: alle uitingen van het kwaad dat de wereld in zijn greep houdt komen uit het hart, maken de mensen innerlijk onrein en vervreemden hen van God.

Toch mag van deze man worden verwacht dat de woorden: Ik wil het, wordt rein hem in de oren blijven klinken; en dat hij zich - met Jezus' liefde voor ogen - meer dan anderen zal weerhouden van wat niet deugt. Dit is het begin van het gelovige leven, dat allen gegeven is die verlangen Jezus te volgen. Zijn woorden zijn een hart onder de riem voor hen die streven naar een goed en onzelfzuchtig leven; maar gebukt gaan onder de eigen onmacht hiertoe. Zij zoeken God; en ervaren de kloof die hen van Hem scheidt. Hij brengt hen tot het inzicht dat de zonde - als gist in het deeg - het innerlijk geheel heeft doortrokken14. Zij besef-fen de vluchtigheid van dit leven; en daarna …..? Zullen zij dan voorgoed van God verstoken zijn? Nee. Jezus, de nakomeling van Eva, is mens geworden om zoekende mensen de macht te geven als kinderen van God te leven, door het geloof in hem, de goedheid van God in persoon.

Alle rituelen van de Joodse godsdienst verwijzen naar hem, die met Pasen de

Page 57: zondag 2(B)

57 zonde aan het kruis zou brengen en de dood zou verslaan. Ter voorbereiding van dit feest werd alle vaatwerk scrupuleus gereinigd, naar het voorschrift: Eet dan zeven dagen lang ongegist brood; en verwijder op de eerste dag alle zuurdesem uit jullie huizen15. Hiermee werd de verlossing voorafgebeeld van het kwaad, waarmee de mensen, bestemd tot vaten van de heilige Geest, ver-ontreinigd zijn. De verwachte Messias zal de onreinheid op zich nemen: niet al-leen van Israël, maar van alle mensen van goede wil, overal ter wereld, die op hem hun hoop gevestigd hebben.

Christenen houden deze voorbereiding in stand door veertig dagen van bezin-ning of zij alles wat niet deugt uit hun leven willen wegdoen, teneinde Christus in een gereinigd innerlijk te kunnen ontvangen. Wij dragen deze schat in aar-den vaten16, zegt Paulus, sprekend over God, die de harten van de gelovigen zoekt te vervullen. Dit vraagt afzien van alles wat de begeerte aanwakkert, die van God verwijderd houdt. Denk eraan, zo houdt de apostel de kerk voor: een weinig zuurdeeg maakt het hele deeg zuur. Jullie moeten zijn als ongegiste paasbroden, want ons paaslam is geslacht: Christus zelf!17

Ik wil het, wordt rein. De lepralijder is genezen van de ziekte van het lichaam, dat uiteindelijk weer zal vergaan in de aarde. Maar alle christenen die vandaag deze woorden horen, mogen zich verheugen dat zij door Christus zijn gereinigd van de zonde die de ziel vergiftigt. Als nieuwe mensen, met Christus verrezen, dragen zij de verantwoordelijkheid voor hun bijdrage aan het werk dat hij is begonnen. In een wereld van elk voor zich, met als credo: Pluk de dag, want het leven is kort18, zijn zij geroepen te leven naar het woord van de Schrift: Zorg dat je onberispelijk en zuiver bent, als onbesproken kinderen van God onder een ontaard geslacht, waarin je schittert als sterren aan de hemel19.

1) Lev 13 2) Lc 13,1 3) gen 3,17 4) 1Joh 1,8 5) 2Tim 2,13 6) Mt 5,45 7) Heb 12,6 8) ps 30,8vv 9) gen 3,22 10) gen 3,21 11) gen 3,15 12) gen 12,7 13) Gal 3,16 14) Mt 8,15 15) ex 12,15 16) 2Kor 4,7 17) 1Kor 5,6v 18) wijsh 2,1vv 19) Fil 2,15

psalm 32 L Je bent gezegend als het kwaad is kwijtgescholden en je zonde is bedekt. A Je bent gezegend als de HEER je schuld vergeeft; en je geest is gezuiverd van bedrog. L Ik kwam tot belijdenis van schuld; en verborg mijn zonde niet langer voor U. A Hetgeen ik had misdaan heb ik bekend; toen nam U de schuld van mij weg. L Talrijk zijn de rampen van kwaadwilligen; maar wie op God vertrouwt, wordt door zijn goedheid omgeven. A De rechtvaardigen verheugen zich in God; zij juichen om Hem, die oprecht zijn van hart. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

Page 58: zondag 2(B)

58

zondag 7(B) 1ste lezing: Jes 43,18-25 psalm 41 zie beneden 2de lezing: 2Kor 1,18-22 evangelie: Mc 2,1-12

Je zonden zijn vergeven.

Is het niet verwonderlijk, als iemand die genezing zoekt te horen krijgt dat zijn zonden zijn vergeven? Hopend op herstel ziet de gehandicapte man naar Jezus op. Hun blikken ontmoeten elkaar; en meteen voelt de verlamde een vrede, die niet van deze wereld is. Als Jezus spreekt, wekken diens woorden een ongekend vertrouwen in hem: Het is goed wat hier gebeurt.

Meer dan ooit wordt hier duidelijk dat de innerlijke kwaal van de zelfzucht, waardoor zij die hieraan gehoorzamen voortdurend schuld op zich laden, ern-stiger is dan alle gebreken van het lichaam bij elkaar. Het lichaam zal immers vroeg of laat moeten sterven en vergaan; maar de innerlijke mens, de ziel, is eeuwig. Waarom wordt deze dan zo verwaarloosd? Dat is pas echt verwonder-lijk. De winkels staan vol kooplustigen om nog meer kleren en andere dingen te kopen die ze helemaal niet nodig hebben; en die vaak alleen maar zijn aange-schaft uit koopziekte, of om mee te pronken. Maar waar pronken zij dan mee? met een mooi uiterlijk? Wie zo leven zullen zich met het klimmen van de jaren steeds meer moeten inspannen om de veroudering te maskeren en het onver-mijdelijke nog wat uit te stellen. Na een leven dat beheerst werd door voorbij-gaande dingen, zullen zij zelfs gaan beweren dat dit bestaan alles is; en dat met dit lichaam ook het innerlijk vergaat.

Het is bedroevend te zien dat mensen zó ver van hun bestemming zijn afge-dwaald, dat zij niet alleen het bestaan van hun Schepper ontkennen, maar ook van hun ziel, van hun eigen ik, de unieke persoon die niet materiëel maar gees-telijk is en hen van anderen onderscheidt. Wie het gevaar hiervan ziet zal het verbijsterend noemen. Zij zetten hun leven op het spel! Als de dood zich meldt - en hij komt vaak eerder dan verwacht - wat dan? Als zij God bij dit leven de rug toekeren, hoe kan Hij hen na dit leven dan nog bereiken? Verschrikkelijk is het bestaan in zijn afwezigheid.

Hier op aarde kan al heel goed worden waargenomen wat het betekent als de mensen zich van God afwenden. Maar al verlaten zij Hem, Hij blijft hun trouw, zichzelf verloochenen kan Hij niet1. Hij geeft hun geen rust, opdat zij Hem tij-dens de huidige tijd van genade2 al zoekende mogen ontmoeten. Helaas is het aanzien van het christelijk geloof zozeer gedaald, dat mensen in nood de vrede vaak pas in de laatste plaats daar gaan zoeken waar deze te vinden is: in de kerk van Christus.

Page 59: zondag 2(B)

59 Op de 'relimarkt', met een veelsoortig aanbod van sektes, new-age groepen en bezinningsweekends, worden voor veel geld knollen voor citroenen verkocht. Veel mensen laten zich door 'goeroes' misleiden. Soms gaan zij zelfs later ook zelf als leraren optreden; en blijft niet alleen de vrede die zij verkondigen hun vreemd, maar laden zij ook de schuld van misleiding op zich door anderen hiervan af te houden. Waar Jezus het geloof in hem vooropstelt, en zijn leer-lingen de weg van zelfverloochening wijst waarlangs zij de goede God leren kennen, daar houden deze dwaalleraren hun volgelingen voor in zichzelf te gaan geloven en de blik naar binnen te richten.

Jezus leert Gods kinderen hun last op te nemen, in vertrouwen op hem die dit dragelijk maakt3. New-age leraren hebben de beschikking aan een arsenaal van soms bizarre technieken, om de innerlijke onrust van hun klanten te bezweren. Soms biedt dit de laatsten even soelaas; maar daarna is de vrede weer verder weg dan ooit. Is het niet verwonderlijk dat overigens weldenkende mensen meegaan met charlatans, die door het gezonde verstand toch gemakkelijk kun-nen worden doorzien? Helaas is ook de kerk van Christus niet vrij van mislei-ding. De schriftgeleerden in het evangelie van vandaag staan model voor som-mige leraren binnen de kerk, die Jezus verkondigen als niet meer dan een voorbeeld ter navolging. Hiermee maken zij hem in feite tot een bedrieger. Hoe zou hij zich dan Gods gezag durven aanmeten, door schulden te vergeven? Met zijn optreden bewijst hij echter oneindig veel meer te zijn dan zij met al hun ge-leerdheid kunnen bevatten.

Heel het evangelie door - tot in zijn lijden en sterven.- blijkt Jezus de situatie volkomen in de hand te hebben. Alles wat er gebeurt heeft uiteindelijk geen an-der doel dan de mensen de ogen te openen voor wie hij is; en hun voeten te richten op de weg van eeuwig leven. De profeet (1e lezing) heeft de komst van deze leraar voorzegd; en hij voorziet de laksheid van veel kerkgangers: De Heer geeft gewichtig en heerlijk onderricht; maar wie neemt dit aan, onderzoekt het, en luistert in het vervolg naar Hem? De lamme uit het evangelie van deze zondag wordt hun ten voorbeeld gesteld. Jezus heeft zijn vertrouwen gezien, evenals de hooghartigheid die de aanwezige bijbelgeleerden innerlijk verblindt. Hadden die laatsten, zoals de kinderen die Jezus hun ten voorbeeld stelt4, opengestaan voor wat goed is en waar, dan hadden zij aangevoeld dat er geen bedrog in Jezus school; ja, dat hij belichaamde waar het in heel de Schrift, die zij elke dag bestudeerden, om draait4. Ieder die met oprecht verlangen naar waarheid de evangelieën leest, zal diep onder de indruk van hem raken. Hijzelf zal hen behoeden voor leraren die weigeren hem te erkennen als God-met-ons5.

Jezus betaalde zijn critici niet met gelijke munt; en wees hen niet hooghartig terecht. Hoe zou hij, die te zuiver is van ogen om het kwaad te zien6, dezelfde houding aannemen als zij? Ook voor hen was hij gekomen, om hun de ogen te

Page 60: zondag 2(B)

60 openen: niet alleen voor zijn macht zonden te vergeven, maar ook voor hun ei-gen lamentabele positie. Zij, die zich leraren noemden, misten het meest ele-mentaire inzicht in de Schrift. Hij, die aan het einde van de tijd met al zijn en-gelen bij zich zal komen in zijn macht om te oordelen de levenden en de do-den7: hij weerhoudt nog zijn hand tot de vastgestelde tijd; en betoont zijn bela-gers genade. Wellicht zullen enkelen zich laten gezeggen; en erkennen dat Je-zus door God is gezonden. Van hen die godsdienstles geven, mag dit worden verwacht. De goedheid van God is in hem immers ten volle zichtbaar. Gedu-rende de huidige tijd van genade straft hij hen niet om hun hoogmoed ; maar geeft hij hun een teken om hen tot inzicht te brengen. Teneinde hun te tonen dat God, over wie zij dagelijks zo zelfingenomen spreken, hem inderdaad alle macht had gegeven in de hemel en op de aarde8, verricht hij het wonder en ge-biedt hij de lamme: Sta op en ga naar huis.

Allen die de verlamde zagen lopen verbaasden zich; en zij waren verheugd. Verbaasd waren zij over het wonder van de genezing; en verheugd omdat zij een groter wonder voorvoelden. Hier is immers méér aan de hand dan deze ene gelukkige die weer lopen kan. Het is aan de kerk het wonder te verkondigen van de vergeving van schuld, niet alleen van de verlamde, maar van allen die God zoeken door het geloof in zijn Zoon. Belijden de kerkgangers bij de aan-vang van elke viering niet hun fouten en tekorten? Tot allen die in het geloof van de lamme bijeen zijn in de kerk van Christus, spreekt hij dezelfde woorden als tot de lamme: Mijn kind, je zonden zijn je vergeven!

1) 2Tim 2,13 2) 2Kor 6,2 3) Mt 11,25vv 4) Mt 22,40 5) Mt 1,23 6) Hab 1,13 7) Mt 25,31 8) Mt 28,18

psalmgebed (uit ps 41) L Gezegend de mens die de armen in gedachten houdt. A Op de dag dat je in nood komt, zal de HEER je uitkomst geven. L Hij zal waken over jou, en je leven bewaren. A Je bent gezegend op aarde: Hij laat je niet in handen van de vijand. L In ziekte zal Hij je dragen. God, U maakt het ziekbed nog tot plaats van heil. A Ik zei tot God: Wees mij genadig! Genees mijn ziel, ik heb gezondigd tegen U. L Om mijn onschuld houdt U mij staande; U stelt mij voor altijd voor uw aangezicht. A Lof zij JAHWEH, de God van Israël, tot in alle eeuwigheid. Amen, ja amen! gelovenbeleven > psalmen & gebeden

* * *

Page 61: zondag 2(B)

61 zondag 8(B) 1ste lezing: Hos 2,16-17.21-22 psalm 103 zie beneden 2de lezing: 2Kor 3,1-6 evangelie: Mc 2,18-22

Als de bruidegom van hen is weggenomen: dan zullen zij vasten.

Alle profeten van Israël hebben uitgezien naar de vervulling van Gods belofte en de komst van de Messias, die alles zal herstellen; en wiens komst zij moesten aanzeggen. Dan verdwijnen de wapens en alle oorlogstuig; en er zal vrede zijn. Een samenleving zonder dreiging, waar allen elkaar liefhebben en dienen en de één de ander beter acht dan zichzelf ….. het is een adembenemend visi-oen! Maar zou die tijd ooit werkelijkheid kunnen worden? Ja, die tijd is al be-gonnen. Met de komst van Jezus, in wie de vrede van God, waar mensen van goede wil zo naar verlangen, heeft dit vrederijk al een aanvang genomen. Te-midden van een wereld die ten onder gaat heeft hij voor allen die geloven de hemel op aarde gebracht.

Christenen weten zich hier en nu al één met hem, die zijn volgelingen God doet kennen. Want dit zegt de Heer tot allen die in hem geloven: Ik zal u voor eeu-wig tot mijn bruid verwerven (1e lezing). Jezus, de bruidegom, die vóór alle tij-den bij God is, is één van ons geworden om de goedheid van God zichtbaar te maken in een wereld van elk voor zich; en aan allen zijn liefde te verklaren. Tot zijn onzegbare verdriet gaan velen hier niet op in; of zijn zij onbekend met dit evangelie. Opgegroeid buiten de kerk, zijn zij onkundig van de boodschap van Jezus’ dood en verrijzenis, en de deelname hieraan door allen die in hem gelo-ven en in zijn naam zijn gedoopt. Gevangen in het materialisme van de huidige westerse wereld, lopen zij aan de kerk van Christus voorbij. Bovendien is haar aanwezigheid vaak weinig inspirerend; en brengen de media door de vele schandalen een belabberd beeld naar buiten.

Toch zijn er altijd nog mensen die op Jezus' liefdesverklaring ingaan. Zij voegen zich bij de massa van gelovigen die genoemd wordt de bruid van Christus1. De Schrift verstaat hieronder allen - mannen zowel als vrouwen - die Jezus belij-den als hun Geliefde voor eeuwig. Ach, drong dit toch tot christenen door! Zou hij van zijn bruid afscheid willen nemen, om zijn geliefden aan de dood over te laten? De bruidegom stelt hen gerust: “Het lichaam zal eens sterven; maar de ziel is veilig bij mij. Bij de opstanding op de laatste dag zullen jullie, die met mij verenigd zijn een nieuw en geestelijk lichaam ontvangen, om voor eeuwig met mij te leven2.

Zo lief heeft God zijn kinderen dat Hij zijn Zoon in de wereld heeft gebracht3, opdat allen die hem liefhebben door dit geloof behouden worden. Johannes de

Page 62: zondag 2(B)

62 Doper, de vriend van de bruidegom, heeft hem aangewezen en gezegd: Hij moet toenemen, ik moet minder worden4. Alles wat deze liefde in de weg staat moet verdwijnen, om hem volledig te kunnen toebehoren. Lekker eten en drin-ken, mooie kleren, vakantiereizen, kortom alle voorbijgaande dingen waar de mensen hun zinnen op zetten - en waar op zich meestal niets verkeerds in steekt - : naarmate christenen hun Geliefde beter leren kennen zullen zij het loslaten, om onverdeeld van zijn aanwezigheid te kunnen genieten. Hij belooft hun een rijke beloning. Je zult het honderdvoudig terugkrijgen, en eeuwig le-ven ontvangen5. Zij die Jezus metterdaad volgen, verzetten zich niet alleen te-gen allerlei ondeugd die van hem vervreemdt, maar tegen alles wat de aandacht van hem afleidt. De Schrift noemt hen heiligen. Zij kennen maar één verlangen: hun Geliefde te behagen. Hieruit vloeit vanzelf het streven voort af te zien van allerlei dingen die onnodig veel aandacht vragen.

Na zijn hemelvaart stelt Jezus het geloof van zijn leerlingen op de proef, opdat het krachtig zal worden; en zij voor hem op weg kunnen gaan. Zullen zij als hij afwezig lijkt te zijn hun troost zoeken in lekkere hapjes en allerlei vertier? Die lekkernijen zouden hun smaken als as; en het onbegrensde aanbod van aflei-ding op de televisie zou hun onrust eerder aanwakkeren dan doen bedaren. Zouden zich van hun Geliefde losmaken om zich te voegen in het gezelschap van hen die zeggen: "Pluk de dag en geniet ervan; want het leven is kort"? God leert zijn kinderen niets te verlangen dan alleen de kennis van Hem, als voor-smaak van het eeuwige leven.

Wie van het geloof is afgedwaald vindt heel moeilijk de weg weer terug. Ook Gods kinderen, die de liefde van hun Bruidegom ervaren als het hoogste goed, moeten op hun hoede zijn. Als zij bij het dagelijks gewetensonderzoek bemer-ken toch weer in allerlei kleine dingen te zijn afgeweken, haasten zij zich terug tot Hem, bij Wie vergeleken al het verlokkelijks van deze voorbijgaande wereld tot afval wordt6. Zij hebben hun oude wapens, waarmee zij zich in deze wereld van elk voor zich staande hielden, weg gedaan; en oefenen zich in het gebruik van de geestelijke wapenuitrusting7 in de strijd tegen alles wat hen van Jezus verwijderd houdt. Beschuldigt het geweten hen van gulzigheid, die - zoals alle ondeugden - van de Geliefde vervreemdt, dan zullen zij alles op alles zetten dit met zijn hulp te overwinnen. Zonder vasten en gebed zal dit niet lukken; maar wie bidt, zoals David: Mijn ziel kleeft aan het stof, maak mij levend naar uw woord8, wordt zeker verhoord.

De goede God kent de zwakheid van zijn kinderen. Hij zal wie Hem vragen ver-lossen van alles wat hun verhindert het licht van Christus te doen schijnen. Het vasten is een hulpmiddel hierbij. Het heeft zijn oorzaak in de liefde en in het verlangen dichter bij God te leven. De vastenpraktijk kan niet tot in detail wor-

Page 63: zondag 2(B)

63 den voorgeschreven. Waar dit wel gebeurt, zal de onthouding ontaarden in een zielloos bestel van regelgeving, zoals in de kerk van de vorige eeuw duidelijk is geworden. Op vrijdagen mocht bijvoorbeeld door katholieken geen vlees wor-den gegeten, maar - tot genoegen van visliefhebbers - wel vis. Zo schiet het voorschrift aan het doel voorbij. Op de dag van Jezus kruisdood staan christe-nen stil bij zijn lijden. Daar past geen lekker eten bij.

Met het verdwijnen van de voorschriften zijn vasten en onthouding gedurende de veertigdagentijd zo goed als geheel uit het kerkelijk leven verdwenen. Een halve eeuw later wordt er met verwondering op teruggezien; en de vastenprak-tijk wordt zelfs bestempeld als fanatiek. Weldenkende mensen zullen zich ech-ter afvragen of het echt alleen uit onverstand was dat mensen zich beperkingen oplegden? Was het alleen uit fanatisme, dat religieuzen soms een haren hemd droegen, of een gordel met prikkels? Dachten zij God daarmee te plezieren? Wat is het nut van de vele vormen van versterving, die de kerk vanaf haar begin heeft gekend? In bijbelse tijden onderwierp Timotheüs zich al aan zo'n strenge onthouding, dat zijn leermeester Paulus hem vermaande: niet om dit na te la-ten, maar om zich te matigen9.

Wat dreef Timotheüs? Was het niet dat hij zijn Geliefde geen moment wilde vergeten?10 Jezus drukt zijn volgelingen op het hart ervoor te zorgen dat nie-mand het merkt als zij vasten11: zij doen het immers niet voor de mensen, maar uit ijver voor God? Hij maakt er geen gebod van; maar geeft wel aan dat ont-houding op z'n tijd niet misplaatst is. Daar kunnen twee redenen voor zijn: ont-steltenis en vertwijfeling. Ontsteltenis over het onnoemelijke lijden in de we-reld en de verschrikkelijke lijdensweg die Jezus, één en al liefde en volkomen onschuldig, heeft moeten gaan; en vertwijfeling over zijn schijnbare afwezig-heid en het gevoel van God-verlatenheid waar gelovige mensen soms doorheen moeten.

Zolang christenen in deze wereld leven, wordt hun vreugde getemperd door het lijden dat zovelen treft. Als mens met de mensen is Jezus dit lijden niet uit de weg gegaan, met als dieptepunt zijn geseling op vrijdagmorgen en zijn martel-dood aan het kruis enkele uren later. Geen bewust levende gelovige zal aan deze gebeurtenissen voorbij willen gaan. Heel in het bijzonder komt dit tot uitdruk-king tijdens de kruisweg op Goede Vrijdag. Je moet wel een ziel van hout heb-ben om ongestoord lekker te gaan zitten eten en drinken op de dag dat Jezus deze verschrikking moest doorstaan.

Van Franciscus wordt verteld dat hij op een dag door een voorbijganger jam-merend langs de kant van de weg werd aangetroffen. Toen deze hem vroeg wat er aan schortte, riep de heilige uit: "Ze hebben de lieve Heer gegeseld!" Kijk, zo uit zich de liefde voor God; en zo komt het geloof tot volle wasdom. Daarom

Page 64: zondag 2(B)

64 bidt de kerk dat haar leden door Jezus' lijden en kruis in zijn opstanding mogen delen. Zou Franciscus getroost zijn, als hem ter opbeuring een lekkere maaltijd zou worden voorgezet? Verschrikt om zoveel onbegrip had hij dit stellig afge-wezen. Het verhaal vertelt verder dat die voorbijganger op zijn beurt zo door dit onschuldige lijden werd aangegrepen, dat hij naast Franciscus op de knieën viel en zijn tranen de vrije loop liet.

Een melodramatisch verhaal? Zeker, cynicus; maar gelukkig zijn zij die verdriet hebben om wat de wereld zijn Redder heeft aangedaan; en om de ellende waar-in tallozen moeten leven. Dit blijft bij God niet onopgemerkt. Hij troost zijn kinderen; en maakt hun zijn rechtvaardige oordeel bekend. De last van deze wereld doet buigen naar de aarde. Gezegend is Hij, die ons vleugels gaf door het vasten, om Hem tegemoet te kunnen vliegen11. Veel christenen zijn hun vleugels echter kwijt; en onderscheiden zich niet meer van de wereld om hen heen. Tot zijn verdriet moet de apostel erop blijven aandringen meer ernst te maken met het geloof: Jullie zijn nog onmondig in Christus. Ik moet jullie melk geven, want vast voedsel kun je nog niet verdragen. Vanwaar anders die ver-deeldheid? Heerst dan niet nog de oude, zelfzuchtige mens? (2e lezing)

Een andere reden tot vasten is de vertwijfeling om de (schijnbare) God-verlatenheid, waarmee Hij zijn kinderen beproeft. Alle heiligen hebben gewor-steld met dit gevoel van innerlijke leegte als in een troosteloos oord, verstoken van elke beleving van God. Hij gaf het gewas aan de kaalvreter prijs12, zo be-schrijft de psalmist deze gemoedstoestand. Op zulke momenten steekt de ver-leiding de kop op een kratje pils te gaan halen, naar de film te gaan, een joint te roken of een pilletje te slikken: als dat gevoel maar verdwijnt. Maar nee, de er-varing leert dat dit alles niets oplost. Hoogstens wordt de kwelling even verge-ten, om daarna des te sterker terug te komen.

In plaats van te vertrouwen op Jezus, die zijn volgelingen bemoedigt: Neem je last op en volg mij, want mijn juk is zacht en mijn last is licht; in plaats dus van volharding te leren op de weg van het geloof, schuiven zij die bezwijken de moeilijkheden voor zich uit; en kan het geloof niet uitgroeien tot volwassen-heid. Christenen kunnen zich echter zelfs verheugen in de geestelijke dorheid waar zij doorheen moeten, in de wetenschap dat zij op de proef worden gesteld. Zo wordt hun geloof tot volwassenheid gebracht: het geloof in een liefdevolle God, die hun moeite ziet; en in de beproeving ook over hen waakt, dat het niet al te zwaar zal worden13. Met de beproeving zal Hij ook voor de uitkomst zor-gen.

De les ligt hierin, dat christenen moeten leren niet van hun gevoelens afhanke-lijk dienen te zijn; maar te vertrouwen dat de goede God alles wat hun over-komt mee laat werken ten goede14. De Schrift leert dat de beproeving van het

Page 65: zondag 2(B)

65 geloof standvastigheid bewerkt14. Wie de tegenstand overwint, komt sterker uit de strijd. Wel zijn gelovigen gelukkig als zij in moeilijke tijden goede geestelijke raadgevers hebben; of als zij bekend zijn met de vele getuigenissen van de hei-ligen, die soms een mensenleven lang hetzelfde hebben doorstaan. Als voor-beelden voor allen die Christus toebehoren, hebben deze heiligen steeds de vol-einder van het geloof15 voor ogen gehouden16, die in de totale God-verlatenheid aan het kruis als mens met de mensen de beproeving ten uiterste toe heeft doorstaan17.

God stelt de mensen voor de keuze tussen de troost van de vergankelijke wereld en de hoop op zijn eeuwige Rijk. Gelovigen gaan op weg in het vertrouwen op zijn zorg en bescherming. Alle heiligen, die hun ten voorbeeld zijn gesteld, heb-ben op een voorbeeldige wijze in deze innerlijke strijd volhard; en de overwin-ning behaald. "We moeten in deze of in de andere wereld boeten voor de zon-den", hield Jean Vianney, pastoor van Ars en patroon van alle pastores, zijn pa-rochianen voor18. Het is beter om deze wereld te kiezen. Dit is de kortste weg, omdat ons werken hier verdienstelijk kan zijn. In die andere wereld hebben wij die mogelijkheid niet, noch het middel om onszelf te verlossen. Vele heiligen hebben tijdens periodes van innerlijke leegte hun ervaringen opgeschreven. Zij hebben bemoediging gevonden in de psalmgebeden, waar zij op talloze plaat-sen hun eigen beproeving herkenden, zoals in psalm 77, waar Asaf zegt: Ik was nachtenlang in gebed, ik wilde geen andere troost19. Zij zochten hun toevlucht niet in allerlei afleiding, maar gingen - zonder dat hun omgeving daar iets van merkte - de weg van onthouding, die zovelen vóór hen al gegaan waren.

Voor deze vorm van vasten bestaat nog wel enig begrip. Met vormen van zelf-kastijding heeft de lezer meer moeite. Toch zou het zou niet goed zijn deze praktijk, door vele heiligen beoefend, ál te snel als louter dwaasheid te bestem-pelen. Is het dwaas als een schooljuf een stuk ruw paktouw op de blote huid om haar middel draagt, om het hart bij God te houden; en niet ongeduldig te wor-den? God ziet deze dingen; en het is goed in zijn ogen. Hij luistert naar het bid-den van zijn kinderen die Hem zo onverdeeld zoeken te dienen; en schenkt hun als beloning de liefde van de bruidegom, die eeuwig is. Hij heeft alle mensen mateloos lief; en vraagt niets anders dan dat die liefde wordt beantwoord. Om die liefde te beproeven en zijn volgelingen ertoe te brengen dichter bij Hem te leven, houdt hij zich soms afzijdig. Dan is het geen tijd voor vermaak, maar voor vasten en versterving. Hij straft ons niet zoals we verdienen; en vergeldt ons niet naar het kwaad dat we deden (psalm van deze zondag).

1) Joh 3,29; ps 45 2) 1Kor 15,42vv 3) Joh 3,16 4) Joh 3,29 5) Mt 19,29 6) Fil 3,8 7) Ef 6,11 8) ps 119,25 9) 1Tim 5,23 10) gelovenbeleven.nl > de ogen van de ziel > Bernardus van Clairvaux nr 4 11) de ogen van de ziel > Efrem de Syriër, nr 7 12) ps 78,46 13) 1Kor 10,13 14) 1Pe 1,6v 15) Heb 11,2 16) 1Kor 2,2 17) Mt 27,46 18) gelovenbeleven.nl > de ogen van de ziel > Jean Vianney 19) ps 77,2

Page 66: zondag 2(B)

66psalmgebed (uit ps 103) L Breng dank aan God, mijn ziel! Laat ál wat in mij is zijn naam vereren. A Breng dank aan God, mijn ziel, vergeet niet hoe Hij je goeddoet. L Breng dank aan Hem die je fouten vergeeft, die je kwalen geneest, die je redt van het graf; A die je leven redt van de ondergang, en je kroont met liefde en ontferming. L Genadig is Hij, liefdevol en geduldig, één en al ontferming. A Hij straft ons niet zoals we verdienen; en vergeldt ons niet naar het kwaad dat we deden. L Zo hoog als de hemel is boven de aarde, is de macht van zijn liefde voor wie Hem vrezen. A Zover als de zonsopgang van zijn ondergang vandaan is, zover van ons af doet Hij al onze zonden. L Zoals een vader over zijn kinderen: zo ontfermt zich onze God over wie Hem eerbiedigen. gelovenbeleven > psalmen & gebeden lied: Zie al mijn verlangen, nr 16 (ps 103)

* * *

zondag 9(B) 1ste lezing: Dt 5,12-15 psalm 81 zie beneden 2de lezing: 2Kor 4,6-11 evangelie: Mc 2,23-36

De regels zijn er voor de mens en niet de mens voor de regels.

De Farizeeën hechten aan de traditie en alle wettelijke voorschriften die daarbij horen. Dit kan leiden tot pietluttigheid, zoals hun kritiek op Jezus' leerlingen laat zien, toen dezen op de sabbath wat aren plukten. Jezus noemt hen mug-genzifters1, die de wet zo precies volgen dat zij zelfs van een bosje munt nog een tiende deel afdragen, maar zich niet storen aan de hoofdsom van de wet: liefde uit een zuiver geweten. De sabbathsheiliging - voor christenen de zondagsrust - staat in de Bijbel uitdrukkelijk voorgeschreven. "Daar dient men zich dus aan te houden", zo redeneerden de Farizeeën; en zij eisten strikte naleving, want: "Als hiermee de hand wordt gelicht, waar blijf je dan? Dan is het hek van de dam!"

Helemaal ongelijk had deze behoudende partij niet, getuige de levenswijze van hun tegenstanders, de vrijzinnige Sadduceeën, die ál te snel met de bestaande gebruiken hadden gebroken, zonder zich te realiseren dat de oorsprong hiervan wel degelijk van gewicht was. Door niet zorgvuldig te onderzoeken wat bewaard moest blijven en wat aangepast moest worden aan de eisen van de tijd, wordt

Page 67: zondag 2(B)

67 het kind met het badwater weggedaan. De heiliging van de rustdag is immers bedoeld om de drukte van het dagelijks leven te doorbreken, op adem te komen en het hart te richten op God. De regels zijn bedoeld om de mensen voor afdwa-len te behoeden; opdat zij niet verzanden in een woestijn van elk voor zich.

Als de partijen zo tegenover elkaar komen te staan, dreigt het gevaar van radi-calisering. Zonder nog naar elkaar te luisteren, verschanst ieder zich achter het eigen vermeende gelijk. De schriftgeleerden hadden tot in details vastgesteld hoe ver je op de rustdag een last mag dragen. Een pan naar de keuken brengen valt binnen de grens, en is toegestaan; maar wie een picknickmand naar een verder gelegen plaats brengt is in overtreding. Deze duidelijkheid wordt door velen als aangenaam ervaren. Zo weten ze altijd precies waar ze aan toe zijn, wat mag en wat niet mag. De gehoorzaamheid aan de voorschriften heeft een samenbindende werking. Binnen de kring van gelijkgezinden mag je je gebor-gen weten. Wie zich daarentegen niet aan de regels wenst te houden, plaatst zich buiten de groep. Dit heeft al tot heel wat menselijke drama's geleid.

Waartoe slaafse volgzaamheid kan leiden, wordt duidelijk als de behoudende partij Jezus verwijt op de sabbath te genezen. Toornig en bedroefd om hun houding richt hij zich tot de invalide man: Steek je hand uit! en de hand is ge-zond. Zij verheugen zich echter niet in dit herstel en laten zich door het wonder van de genezing niet de ogen openen voor wie hier in de persoon van Jezus in hun midden aanwezig is. In blinde ijver voor de wet keren zij de rug toe aan hem van wie de wet is uitgegaan. Zij stellen de liefde voor de traditie boven de liefde voor God. Dit brengt met zich mee dat zij zich als wetsgetrouwe leden van de geloofsgemeenschap verheven gaan voelen boven anderen, die de ware be-tekenis van de regels trachten te vatten. Door hun schijnvroomheid is het woord Farizeeën synoniem geworden met schijnheiligen.

Indien dan de regels niet altijd naar de letter moeten worden uitgelegd, en hiermee de vermeende zekerheid van de Farizeeën vervalt, hoe kunnen gelovige mensen dan uitmaken waar zij zich aan te houden hebben? Zelfs de apostelen waren ontdaan, toen de heilig geachte wettelijke voorschriften over 'kosjer eten' (b.v. geen varkensvlees) toch geen eeuwigheidswaarde bleken te hebben; en Je-zus voor zijn leerlingen alle spijzen rein verklaarde met de woorden: Niet wat de mond binnengaat bezoedelt de mens, maar wat de mond uitgaat2. De spijswetten waren slechts bedoeld om het Joodse volk tot de komst van de Messias te behoeden voor vermenging met de omringende volken. In de loop van de eeuwen waren zij echter tot een vaststaande traditie geworden waar ie-dereen zich vanzelfsprekend aan hield.

De problemen met bestaande voorschriften ontstaan pas als de mensen zich gaan bezinnen op het hoe en waarom van hiervan. Dit is goed gebleken tijdens de golf van emancipatie tijdens de laatste decennia van de vorige eeuw, toen

Page 68: zondag 2(B)

68 die regels, die tot die tijd zonder meer waren aanvaard, kritisch werden beke-ken; en soms ook afgeschaft. Dit heeft het gezag van de kerk geen goed gedaan. Velen hebben daarna het spreken van de kerk naast zich neergelegd; en zijn van haar vervreemd. Gewetensvolle christenen kwamen echter in de proble-men: “Waar moeten wij nog in geloven?”

Teneinde hierin de juiste houding te vinden, moet onderscheid gemaakt wor-den tussen het geloof van de kerk en het gevoerde beleid inzake punten die eventueel kunnen worden aangepast. Er zijn punten van geloof die niet op het terrein van de regelgeving liggen, maar behoren tot de onveranderlijke leer van de kerk. Deze geloofsartikelen zijn na een eeuwenlang proces van bezinning, gedachtenwisseling en gebed vastgelegd op de grote algemene kerkvergaderin-gen van de vroege kerk; en later - eveneens na langdurig beraad in de breedte van de kerk - door de paus uit hoofde van zijn functie afgekondigd. Tot deze leer van de kerk behoort niet - om als voorbeeld een heet hangijzer te nemen - het verbod op de vrouw in het ambt. Het gesprek hierover heeft onnodige ver-deeldheid teweeggebracht. Het gaat hier immers niet om een geloofsartikel, maar om een zaak van beleid, dat zo nodig kan worden bijgesteld. Hetzelfde geldt voor andere omstreden kwesties zoals het celibaat, intercommunie, het gebruik van voorbehoedsmiddelen en het homohuwelijk. De geboden en ver-boden hierover staan dus open voor discussie, naar de regel die Jezus heeft ge-steld: De regels zijn er voor de mens en niet de mens voor de regels.

Betekent dit dat de voorschriften over al deze zaken zonder meer moeten wor-den afgeschaft, zoals sommigen bepleiten? Zeker niet. Wel vraagt deze tijd om een redelijk overleg, waarin alle opties openstaan. Nu het van bovenaf opgeleg-de beleid niet langer zonder meer wordt geaccepteerd, is het heilzaam als alle argumenten voor en tegen openlijk worden afgewogen. Hiervoor het is nodig dat voor- en tegenstanders van een bepaalde maatregel hun eigen voorliefde la-ten varen; en in gezamenlijk gebed om een oplossing vragen, waar de voortgang van het evangelie mee is gediend. Zou God zijn kinderen niet de juiste houding willen leren als zij Hem hierom vragen? Hij zal hen ervoor behoeden tegen be-ter weten in vast te houden aan een bepaald standpunt; of zich kritiekloos te voegen naar de geest van de tijd.

Het hoeft niet te verwonderen als het gevolgde beleid niet altijd strookt met de gangbare maatschappelijke moraal. Welke gelovige zal niet de aanbeveling on-derschrijven op zondagmorgen de viering in de plaatselijke geloofsgemeen-schap bij te wonen; en zich niet mee te laten voeren met de stroom van een kijk- en koopgraag publiek, dat op zondagen de winkelstraten van de grote ste-

Page 69: zondag 2(B)

69 den bevolkt? Is het niet mooi één dag in de week rust te nemen van het werk; en de dagelijkse beslommeringen opzij te zetten voor bezinning op het leven dat de goede God van zijn kinderen vraagt? Als het open en wereldwijde ge-sprek over omstreden onderwerpen ontbreekt, ontstaat een situatie van weder-zijds onbegrip waardoor partijen tegenover elkaar komen te staan. Jezus, de Heer van de kerk, is tot op het laatst met zijn tegenstanders in gesprek geble-ven, waardoor hij velen voor dwaling heeft behoed. God, laat uw kinderen zich-zelf vergeten en in alle dingen zoeken U te behagen!

1) Mt 23,24 2) Mt 15,11

psalmgebed (uit ps 81) L Juich voor God, want van Hem is de kracht; zing de lofzang, sla de trommel erbij. A Speel op de lier en blaas de bazuin, om het luisterrijke feest aan te kondigen. L Dit is de opdracht aan zijn volk, zo heeft onze God het hun geboden. A Zo heeft Hij het hun voorgeschreven, toen Hij door Egypte trok, het land met een vreemde taal. L Dit zegt de HEER: Ik heb de last van je schouders genomen; en je verlost uit de slavernij. A Ik heb je gered, toen je in ellende Mij aanriep; L Luister nu naar wat Ik je voorhoud; ach, als mijn volk toch gehoor gaf aan Mij! A Loop geen vreemde goden na; en geef je niet aan wat geen god is gelovenbeleven > psalmen & gebeden

* * *

Zondag 10B (vervolg van de tijd door het jaar) staat na de paastijd (blz 143).

Page 70: zondag 2(B)

70

VEERTIGDAGENTIJD (B) aswoensdag (ABC) begin van de veertigdagentijd 1ste lezing: Joël 2,12-18 psalm 51 zie beneden 2de lezing: 2Kor 5,20 - 6,2 evangelie: Mt 6,1-6.16-18

bidden, geven en vasten

Het evangelie toont de pijlers van christelijk leven: bidden, geven en vasten. In alle drie wendt de ziel zich tot God. Niet voor niets beklemtoont Jezus herhaal-delijk dat dit voor de mensen verborgen moet blijven; want je handelt in liefde voor hem, en niet om door de mensen te worden gezien. Als je bidt, stort je je hart voor hem uit; en spreek je met hem alleen. Geef je aan goede doelen, dan doe je dit voor hem, die zich over de armen wil ontfermen; en als je vast, doe je dit om de wil te oefenen; en aan niets te hechten dan aan hem alleen, die je liefhebt.

Wie van iemand houdt heeft alles voor die persoon over; en wil zoveel mogelijk bij hem of haar zijn. Wie bidt er wel eens: God, ik houd van U? Toch is dit de basis van het geloof. Toen Jezus als een eenvoudig mens in Israël de goedheid van God zichtbaar maakte, bleek pijnlijk duidelijk dat vroomheid vaak niet meer is dan uiterlijke schijn. De kerkelijke leiders en theologen van zijn dagen hebben hem uiteindelijk aan het kruis gebracht; en met al hun kennis van de godsdienst de rug toegekeerd aan God. Zij spraken wel lange gebeden uit, maar zou Hij naar hen luisteren?

bidden "God, ik houd van U!" Zo bidden christenen die Hem zoeken. Ook als Hij zich verborgen houdt, geloven zij toch vast in zijn aanwezigheid; en betuigen zij Hem hun liefde. Niet voor niets wordt Jezus in de Schrift bruidegom1 genoemd. De gelovigen vormen samen de bruid van Christus. Op treffende wijze wordt hiervan getuigd in het hooglied van Salomo, waar de bruid met hart en ziel, met heel haar verstand en uit alle kracht met haar bruidegom zoekt samen te zijn: Hoor, mijn Geliefde klopt aan: Doe mij open, mijn zuster, mijn liefste! Chris-tenen ervaren echter de zuigkracht van de wereld. Afgeleid door duizend en één dingen worden zij verhinderd naar hem te luisteren. Steeds opnieuw moe-ten zij het bekennen: Ik heb mijn eigen verlangen de voorrang te gegeven en mijn Heer buiten laten staan. Wie zal hun in deze tweestrijd de zege doen beha-len? God zij gedankt door Jezus Christus onze Heer!2

In Christus is de toegang tot de hemel geopend. Hij geeft zijn volgelingen de weg aan; en leert hun dat het zonder gebed niet zal lukken. Om dit gebed vol te houden is regelmaat nodig. Zeven keer per dag breng ik U dank, bidt David3.

Page 71: zondag 2(B)

71 Voor de meeste mensen is dat niet mogelijk; maar drie keer moet lukken. Wie zo uit bed onder de douche stapt, een hap brood neemt en naar het werk holt, moet niet denken Gods stem te leren verstaan. 's Morgens moet er tijd zijn om God te danken en zijn zegen te vragen; 's middags om te bidden voor familie en mensen in nood, en 's avonds voor gewetensonderzoek over de afgelopen dag.

In de volharding schuilt de overwinning. Deze volharding in gebed wordt zeer rijk beloond. Na een periode van beproeving, waarin je nog de juiste vorm moet vinden, en de soms hinderlijke tegenzin te boven moet komen - want je werkt liever een uur aan dit of dat, dan dat je 5 minuten bidt – nadat je dus deze moeite hebt overwonnen en het gevoel van de aanvankelijk aanwezige innerlij-ke leegheid geduldig hebt leren aanvaarden, zal de goede God je zijn aanwezig-heid doen ervaren, al naar gelang dit je overgave aan Hem bevordert. De bele-ving mag nooit, zoals bij de sektes gebeurt, een doel op zich worden Ook bij zijn schijnbare afwezigheid begint het gebed met: God ik houd van U; en wordt het gevoel dat Hij niet luistert overwonnen door het geloof. Wie zo de weg van het gebed gaat, zal al spoedig niet meer genoeg hebben aan de vaste gebedstijden; maar heel de dag, in alle doen en laten het hart bij Hem hebben.

geven Op de eerste dag van de 40-dagentijd is uit de profeten heel passend gekozen voor de tekst van Joël: Keer terug naar de Heer! Maar de kerkleden zeggen: "Ik leef toch netjes? Ik draag bij aan de actie Kerkbalans, ik maak af en toe een zondagsviering mee en ik bid voor 't eten: die profeet heeft 't niet over mij." Maar als iemand bij de collecte, bij de offerande dus, een euro in de schaal legt: zou de Heer dat dan niet zien? Daar koop je nergens een kopje koffie voor. Is het huis van de Heer dan minder waard dan cafébezoek? Na de offerande wordt immers, als 't goed is, de collecteschaal bij of op het altaar geplaatst. De deel-nemers aan de eucharistie bieden zich hierin aan God aan. Het zou de beleving van de eucharistie zeer ten goede komen, als de wezenlijke deelname van de kerkgangers aan het misoffer duidelijker tot uiting zou komen.

Wie geld op de schaal legt, biedt zichzelf aan: "Heer, neem geheel mijn leven!" Dit is het gebed waar God naar luistert. Nog wel. Er komt een dag dat de huidi-ge tijd van genade, waar Paulus in de tweede lezing over spreekt, ten einde komt. Op die dag, als Jezus verschijnt voor het oordeel, zal ieders ware intentie aan het licht komen; en niets dat verborgen kan blijven. Maar wie houdt hier nog rekening mee? Wie stemt zijn of haar handelen hierop af? Wie neemt de profeet nog serieus, die klaagt: De vruchtbomen zijn verdord, de blijdschap is beschaamd van de mensen weggevlucht? (1ste lezing). Joël heeft het hier niet over bomen, maar over mensen, die hij oproept tot bekering; want: Nabij is de dag van de Heer, als een verwoesting komt hij van de Almachtige. Maar wie leeft er nog in de verwachting van dit oordeel?

Page 72: zondag 2(B)

72 Ieder die God vreest, zal beseffen dat alles wat gegeven wordt in liefde aan Hem wordt aangeboden. Hij kijkt niet naar de hoogte van het bedrag. Een kind dat een euro op de schaal legt biedt misschien al zijn of haar zakgeld aan; en een rijke die 500 euro per jaar aan de actie Kerkbalans betaalt merkt dit niet eens. Wie zich van alles ontzegt, om b.v. een bijdrage te kunnen geven aan de slacht-offers van een aardbeving, is door God gekend: Hij ziet het hart van de gever aan. Als miljoenen honger lijden, is het dan teveel gevraagd wat minder lekker te eten, wat minder mooie kleren te dragen en wat minder ver met vakantie te gaan? God heeft blijmoedige gevers lief5. Hij zal hun materiële offers rijk belo-nen met kennis van Hem; en hun de goedheid doen ervaren die Jezus in de we-reld heeft zichtbaar gemaakt. Aan ieder die in liefde voor hem en de mensen het vergankelijke weggeeft, zal Hij het onvergankelijke leven tonen.

vasten De tijd van het georganiseerde kerkelijke vasten is voorbij. Toch maakt het een vreemde indruk als er gedurende de veertigdagentijd koekjes en gebak op tafel komen. Het is heilzaam hiervan af te zien; maar dan wel zo dat niemand het merkt, behalve misschien de eigen huisgenoten. Wie koffie, pils en al die ande-re dingen die niet echt nodig zijn laat staan, zal bemerken hoe sterk de ge-hechtheid hieraan is. Op zich gaat ‘t om onschuldige dingen en ondervindt niemand er kwaad van. Toch is het goed te bedenken dat het koninkrijk van God niet bestaat uit eten en drinken. Bij overlijden blijft het verlangen naar die voorbijgaande dingen - dat nu niet meer bevredigd kan worden - bestaan. Nie-mand kan de hemel binnengaan, alvorens hiervan te zijn bevrijd. Dat is een pijnlijk proces, dat beter in dit leven dan hierna kan worden doorgemaakt6.

Misschien zal iemand nog tegenwerpen dat God die dingen toch geschapen heeft om van te genieten? Zeker; en alles waarvoor God kan worden gedankt is goed. Als er echter behoeftes zijn die bevrediging eisen, dan wordt de plaats, die de goede God in ieders hart begeert, ingenomen door eten en drinken en al-lerlei andere afleiding. Zo verkilt de liefde en wordt het geloof oppervlakkig en vruchteloos. Dit is het wat de Geest zegt tot de kerk te Laodicea7: Ik ken uw da-den: u bent koud noch heet. Was u maar koud of heet! Omdat u lauw bent en noch heet noch koud, zal Ik u uitspugen uit mijn mond. Kan de kerk van van-daag deze woorden nog wel verdragen? Wie niet lauw wil zijn, zal gedurende de weken die aan Pasen voorafgaan het lijden en sterven van Jezus gedenken. Daar past geen lekker eten en drinken bij. Al met al is het dus goed als christe-nen zich in deze voorbijgaande wereld beperkingen opleggen, teneinde het hart gericht te houden op God, die eeuwig leven belooft aan wie Hem daadwerkelijk liefhebben. God van liefde, buig U neer; in uw tedere ontferming: neem mijn overtreding weg (psalm van Aswoensdag).

1) Joh 3,29 2) Rom 7,25 3) ps 119,164 4) gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden 5) 2Kor 9,7 6) gelovenbeleven.nl > ik geloof > III.7.2 7) openb 3,15

Page 73: zondag 2(B)

73psalmgebed (uit ps 51) L God van liefde, buig U neer; in uw tedere ontferming: neem mijn overtreding weg. A Was mij schoon, maak mij helemaal vrij van gebreken. L Ik zie mijn schuld en mijn nalatigheid; het staat mij steeds voor ogen wat ik misdreven heb. A Ik heb gezondigd tegen U; en gedaan wat kwaad is in uw ogen. L Schep in mij een zuiver hart, o God; en vernieuw mij door een standvastige geest. A Laat mij niet ver van U leven, neem uw heilige Geest niet van mij weg. L Geef mij weer blijdschap om uw redding; en laat een volgzame geest mij voort doen gaan. A Dan zal ik voor wie dwalen tot een voorbeeld zijn, opdat zij zich bekeren en uw wegen gaan. gelovenbeleven > psalmen & gebeden

In het woelen van de wereld In het woelen van de wereld gaat mijn aandacht stil naar God, vaste burcht van mijn verweer en sterke redder, veil'ge rots. Mensen zonder God belagen, wie bij Hem zijn toevlucht zoekt. Eens zijn zij voorgoed verslagen. In hun woorden schuilt een vloek.

Als de mensen mij benauwen, gaat mijn aandacht stil naar God. Geef je redder je vertrouwen, want Hij kent je in de nood. Dit bestaan is snel vervlogen, vol bedrog en schone schijn. Als het leven wordt gewogen, wat zal dan de waarde zijn?

Tracht geen macht en eer te winnen, houd je verre van bedrog. Zet in welstand niet je zinnen op wat straks vergaat tot stof. Heer, U wilt mijn hart bewonen. U beloont ons naar ons werk. Dit heb ik van U vernomen: Zoek mijn Geest, die ieder sterkt. gelovenbeleven > al mijn verlangen, lied nr 92

* * *

Page 74: zondag 2(B)

74

zondag 40 dagen 1(B) 1ste lezing: gen 9,8-15 psalm 25 zie beneden 2de lezing: 1Pe 3,18-22 evangelie: Mc 1,12-15

Bekeer je; en geloof het evangelie.

De meeste mensen geven ’t wel toe: “Ik ben niet volmaakt”; of “ik ben geen hei-lige”; of zelfs: “Ik ben geen engel”. Wie zo spreken geven hiermee aan wel enig besef te hebben van die volmaaktheid, waarin zij in vergelijking met heiligen en engelen tekort schieten. Zij zien ook de gebreken van anderen, en erkennen on-bedoeld dat zij bijdragen aan een collectieve schuld, die de wereld tot een on-herbergzaam oord maakt. Hebzucht, ijdelheid, eerzucht en al die andere nei-gingen die aan de wortel liggen van het lijden in de wereld: dit alles hoort vanaf de oorsprong niet bij de mens. De 'gezonde dosis egoïsme' is niet zo gezond als men wel eens wil doen voorkomen; maar maakt uiteindelijk iedereen ongeluk-kig. Moeten de mensen dan veranderen, en worden wat zij niet zijn? Christenen zeggen liever dat zij moeten worden zoals God hen heeft geschapen. Dat is ge-makkelijker gezegd dan gedaan, want de zelfzucht heeft het innerlijk van de mens geheel doortrokken. De Schrift vergelijkt het met zuurdesem of gist.

Zoals het onmogelijk is de gist uit een brood te verwijderen, zo zal het niemand lukken zich van de zelfzucht te bevrijden. Is die volmaaktheid dan voorgoed onbereikbaar geworden, hoe sterk het verlangen ook mag zijn? Nee. Dit is het evangelie, dat Jezus in de wereld is gekomen om mensen die hongeren en dors-ten naar een eerlijk en oprecht leven in hun oorspronkelijke onschuld te her-stellen. Die kinderlijke onschuld is altijd ontroerend, juist vanwege het besef dat dit verloren is gegaan. De dichteres, tijdens een avondwandeling geraakt door de aanblik van een ezeltje, verzuchtte: Een pijnlijke herinnering, zo ben ik vroeger ook geweest. Die gaafheid en zachtzinnigheid, onzware ernst en dromerigheid, o kon ik dat nog ééns herwinnen, kon ik nog ééns opnieuw beginnen1 De mens is die natuurlijke vanzelfsprekendheid kwijt. Voor zoekende mensen kan dat gemis schrijnend worden. Zou het mogelijk zijn die argeloosheid te hervinden, en daarnaar te leven? De kerk leert van wel. Wat dat ezeltje bij de dichteres opriep, dat zien christenen in Jezus; en méér nog dan dat: zij geloven dat hij hen heeft verlost van alles wat een mensenleven ontsiert.

Nu het christendom in de samenleving een marginale plaats inneemt, met een niet altijd onterecht negatief imago, is de kerk voor velen helaas niet meer de eerste plaats waar zoekende mensen aan denken. Zij gaan op weg naar Tibet of

Page 75: zondag 2(B)

75 India, of zoeken hun toevlucht bij één van de talrijke sektes, goeroe's en new age-bewegingen die zich overal aanbieden. Al deze plaatsen hebben dit gemeen, dat de mensen worden verwezen naar zichzelf om de volmaaktheid te bereiken, de verlichting, hun eigen goddelijkheid, of hoe het in deze kringen ook ge-noemd wordt. Wie ál te lang najaagt wat op eigen kracht ten enenmale onbe-reikbaar is, zal gedesillusioneerd raken, of depressief, of in arren moede de stap in het duister zetten, zich kritiekloos overleveren en in een dergelijke beweging verstrikt raken. Wie de kracht tot zelfverheffing in zichzelf zoekt is op een heil-loze weg die tot uitputting leidt. Het evangelie van vandaag nodigt uit tot er-kenning van de eigen onmacht.

Een menigte mensen probeert het gevoel van gemis te bezweren door mee te gaan met de stroom van de tijd; en afleiding te zoeken in 'shoppen' of in reizen. Sommige gepensioneerden reizen de hele wereld af, veelal naar arme - en dus goedkope - bestemmingen. Zouden ze zich bij het zien van die armoede wel eens afvragen of ze hun geld niet beter hadden kunnen besteden? Want, zegt de dichter2: Stel het leven een voortdurend feest - en dan? De laatste dag breekt eindelijk aan - en dan? Stel je geluk op honderd jaren, en nog eens honderd jaar daartoe - en dan?2 Zagen christenen toch maar duidelijker in hoe bevoorrecht ze zijn het antwoord op deze vragen te kennen! De dichter had heel wat voor hun kennis over gehad.

Anderen zoeken hun heil bij pillen, die het probleem dempen; en zo de weg naar het antwoord vertragen. Mensen kunnen te eenzaam zijn, of rondlopen met een knagend gevoel van leegheid en zinloosheid. Zij voelen zich niet op hun plaats, zij worden vernederd en als onbetekenend gezien, of zij moeten voortdurend op hun tenen lopen. Als deze oorzaken te lang aanhouden kan ie-mand de lust om te leven tenslotte vergaan. Wie dan geestelijk geen vaste grond onder de voeten hebben, gaan tenslotte, de innerlijke strijd moe, hulp zoeken bij een psychiater. Meestal betekent dit een pillendoos, waar zij heel moeilijk weer vanaf komen. Konden zij toch maar het evangelie verstaan van Jezus, die niet alleen met hun lot is begaan, maar ook hun last heeft gedragen. Diep begaan met die gedesoriënteerde menigte, nodigt hij hen uit: Kom tot mij, als je vermoeid bent en zwaar beladen, (…) en je zult rust vinden voor je ziel3.

Wie Jezus voor ogen tracht te krijgen ziet een jonge man, naar wereldse maat-staf arm, onaanzienlijk en mislukt; een man: vernederd, bespot en geslagen, door zijn kerkelijke oversten een godslasteraar genoemd, door allen in de steek gelaten en tot een wrede dood veroordeeld. In de laatste hoofdstukken van de vier evangeliën is het allemaal na te lezen. Maar zelfs tijdens de marteling aan

Page 76: zondag 2(B)

76 het kruis komt er geen klacht over zijn lippen. Hij verzorgt zijn moeder, troost de berouwvolle misdadiger en opent aan alle mensen van goede wil de Schrift met het openingsvers van psalm 22: Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?4 Zie de mens, die zichzelf volkomen heeft verloochend; en zijn hoop volledig op God heeft gesteld.

Zonder deze zelfverloochening kunnen christenen hun Heer niet dienen; maar wie zich bekeren en Jezus volgen, worden - ook als alles tegenzit - gesterkt door hem die zijn leerlingen heeft leren bidden: Van U is de kracht. In teleurstelling worden zij niet moedeloos, bij vernedering raken zij niet verbitterd en in hun eenzaamheid weten zij zich verbonden met hem die hun uitzicht biedt op zijn koninkrijk, waar alle leed geleden zal zijn. Onder onrecht vervallen zij niet tot haat, die de ziel vergiftigt; maar bidden zij voor wie hun dit aandoen, onwetend van het komende oordeel waarin ieder die ooit geleefd heeft verantwoording zal moeten afleggen van zijn of haar doen en laten. Zo lijden christenen in gemeen-schap met hun Heer, de rechtvaardigen voor de onrechtvaardigen, om deze laatsten tot God te brengen, als het ware door de vloed heen. Deze zondvloed wordt door Petrus (2e lezing) gezien als een voorafbeelding van het doopsel. Door deze verbintenis met God hoeven christenen het oordeel niet te vrezen.

Wie ernst maken met het geloof, zullen ontdekken dat de ‘oude mens’ taai ver-zet biedt5. Zij staan aan het begin van een nieuwe weg6, waarop zij moeten leren niet steeds te vechten voor hun eigenbelang, niet terug te slaan maar de andere wang toe te keren, niet de eerste te willen zijn maar te dienen, liever arm te zijn dan rijk, en niet beledigd te zijn maar voor belagers te bidden. Zo leren christe-nen gaandeweg op Gods hulp te vertrouwen, ook als Hij ver weg lijkt. Zij leven in geloof, niet in aanschouwen. Uiteindelijk - bij de één gaat dit sneller dan bij de ander - raken zij niet meer in de war, wat hun ook overkomt; want zij delen in de vrede van Christus. Met de blik op hem hoeft niemand zich van de kook te laten brengen. Hoe hoog de golven ook gaan, de liefdevolle God ziet het wel. Zijn kinderen zijn veilig in zijn hand.

Wie in eigenliefde wordt gekwetst, en gefrustreerd raakt bij mislukking, wie de-ze gevoelens de vrije loop laat en God vergeet, wie niet doorlopend bidt om zijn hulp: zo iemand is weerloos tegen de streken van de boze. Zo leeft immers de ‘oude mens’, over wie hij macht heeft. Bewust levende christenen zullen in ver-nedering en teleurstelling, in onrecht en verlies niet langer op de oude manier reageren, maar hun toevlucht zoeken bij God; en Hem danken, die zijn kin-deren onder alle omstandigheden in zijn vrede doet delen. Zij bekleden zich met de nieuwe mens6, gezegend met het ware inzicht, zoals God hen heeft ge-schapen.

Page 77: zondag 2(B)

77 Wie deze gelijkmoedigheid bereikt, zal leegheid en gemis niet met het vergan-kelijke aanbod van de wereld bestrijden. Die neerdrukkende gevoelens zijn als de onderstroom in de branding. Hoe bedrukt, verlaten of vervreemd een gelo-vige zich ook voelt, de aandacht blijft op God gericht. De stroom mag nóg zo krachtig zijn en de gevoelens nóg zo bedreigend: christenen mogen zich veilig weten, met de voeten op de rots; en die rots is Christus die met hen meetrekt7. Zij zien op naar het kruis, waarop Jezus zonder zijn onschuld te verliezen de beker van menselijke ellende tot op de bodem heeft leeggedronken. Niet, dat de narigheid opeens is geweken, dan zouden zij uit de wereld moeten gaan; maar hun innerlijke rust steunt op het vertrouwen dat God niet toe zal staan dat zij boven hun vermogen op de proef worden gesteld7. Zij zien Jezus in de woestijn, die als mens met de mensen hun beproeving heeft doorstaan; en ook zijn volge-lingen de macht hiertoe geeft8. Zij weten zich op weg naar het eeuwige leven.

Wie een stap verder gaan, verheugen zich zelfs in de beproeving, in het besef op weg naar God te zijn. In de levens van de heiligen, die deze strijd met hun fou-ten en gebreken zijn aangegaan, wordt iets zichtbaar van de totale belangeloos-heid, van de liefde voor God en van de kinderlijke onschuld, die Jezus ten einde toe heeft voorgeleefd. De weg van de bekering leidt tot de belijdenis van de apostel: met Christus ben ik gekruisigd; ikzelf leef niet meer, Christus is het die in mij woont9.

1) Vasalis, parken en woestijnen 2) Omar Khayam 3) Mt 11,28v 4) Mt 27,36; ps 22,1 5) Kol 3,9 5)Joh 3,3 6) Kol 3,10 7) 1Kor 10,13 8) Joh 1,12 9) Gal 2,20

psalmgebed (uit ps 25) L Heer, doe mij verstaan hoe ik met U leven moet; leer mij de weg van de waarheid te gaan. A Mijn God en mijn redding, leer mij en leid mij tot uw waarheid. L U bent met ons begaan, U staat ons in liefde terzijde, in uw goedheid, die eeuwig IS. A Gedenk niet mijn fouten, noch de schuld van mijn jeugd; maar handel met mij in mededogen.

L God is goed en getrouw, wie zondigen wijst Hij de weg. A De zachtmoedigen leert Hij wat recht is; Hij helpt hen verder op zijn weg. L Wie is de mens met eerbied voor God? Hij leert je de weg die je gaan moet. A Hij deelt je zijn goedheid mede; je nageslacht zal de aarde beërven. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden Zie liedboek al mijn verlangen, lied 142 (ps 25)

* * *

Page 78: zondag 2(B)

78 zondag 40 dagen 2(B) 1ste lezing: gen 22,1-18 psalm 116 zie beneden 2de lezing: Rom 8,31-34 evangelie: Mc 9,2-10

Laten wij hier drie tenten bouwen.

Petrus is buiten zichzelf als hij voorstelt op de berg hun bivak op te slaan. Als zij Jezus in een onaards licht in gesprek zien met de twee grootste profeten van het Oude Testament, voelt hij zich met Jakobus en Johannes in de geest opgeno-men in de hemel. Het is te begrijpen dat hij dit visioen wil laten voortduren. Maar dat kan natuurlijk niet. Aan de voet van de berg wachten de overige leer-lingen, samen met een menigte mensen, die zoals elke dag met hun zieken en bezetenen naar Jezus toegekomen zijn. Er is werk te doen. Jezus moet zijn gang naar Jeruzalem voltooien; en voor de apostelen begint na zijn dood en verrijze-nis het apostolaat waartoe hij hen heeft samengebracht. Petrus en Jakobus zul-len in het voetspoor van hun Heer het offer van hun leven brengen; en Johan-nes eindigt zijn dagen als banneling op het Griekse eilandje Patmos.

Op de berg geeft Jezus drie van zijn leerlingen een blik in de hemel, waar de engelen, en ook de profeten die zijn komst hebben voorzegd, nauw betrokken zijn bij zijn werk in de wereld. Hij bespreekt met Mozes en Elias het lijden dat hem wacht te Jeruzalem, waar hij zichzelf ten offer zal stellen1. Het wordt hun duidelijk dat het schokkende verslag over Abraham, die op het punt heeft ge-staan zijn zoon te offeren (1e lezing), betrekking heeft op de Messias die zij uit de verte hebben zien komen. Dit verhaal is voor kerkgangers moeilijk te verte-ren. Hoe kon God dit vragen? Hoe bestaat het dat Abraham gehoorzaamde en zijn enige zoon wilde offeren die God hem beloofd had? Door Izaäk zou hem een nageslacht geschonken worden, zo talrijk als de sterren aan de hemel!2

De apostel leert dat Abraham overtuigd was dat God de macht heeft de doden tot leven te wekken; en voegt eraan toe: Uit de dood heeft Abraham om zo te zeggen zijn enige zoon ook teruggekregen3. Hierbij moet worden bedacht dat God dit offer nooit van Abraham gevraagd zou hebben, als Hij diens geloof niet had gezien; en dat Hij onder geen beding de voltrekking zou hebben toege-staan. Hij heeft immers bij monde van zijn profeten het mensenoffer als een gruweldaad laten veroordelen4. Dit gezegd zijnde, blijft overeind dat christenen alle eeuwen door stil hebben staan te kijken van het godsvertrouwen, dat Abra-ham tot vader van alle gelovigen maakt5. Teneinde dit geloof aanschouwelijk te maken en voor al zijn kinderen tot een voorbeeld te stellen, heeft God zijn eerstgeroepene6 aan deze uiterste beproeving onderworpen.

Is dit geen draconisch middel? Dat kan iemand misschien nog denken, als deze tekst geen betekenis had die ver uitstijgt boven de tijdgebonden geschiedenis

Page 79: zondag 2(B)

79 van Abraham en zijn zoon. Zoals veel teksten uit het Oude Testament heeft dit verhaal een profetische inhoud. Hetgeen zich 4000 jaar geleden heeft afge-speeld wijst vooruit naar een offer dat wel degelijk is voltrokken; en zijn vervul-ling vindt in Jezus' gave van zichzelf aan het kruis van Golgotha. Zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat al-wie in hem gelooft niet verloren zal gaan; maar eeuwig leven zal hebben7.

Sedertdien ziet een menigte van gelovigen over heel de wereld met ontzetting op naar het kruis, waar de onschuld en goedheid in persoon door toedoen van de godsdienstige leiding de marteldood is gestorven. Zij zijn de beloofde nako-melingen van Abraham, talrijker dan de sterren aan de hemel2. De Schrift spreekt hier over allen die zijn godsvertrouwen zijn toegedaan, niet alleen in Is-raël maar wereldwijd; over hen die in Jezus de mens geworden God liefhebben en volgen. Door hen zal zegen komen over alle volken van de aarde (1e lezing).

Cynici, die beweren dat religie niets dan oorlog en ellende oplevert, vinden een gretig gehoor. Inderdaad is de kerk in alle fouten vervallen waartegen Mozes en alle profeten na hem onophoudelijk hebben gewaarschuwd. Toch is de kritiek oppervlakkig en het gelijk te gemakkelijk behaald. Wie hierin meegaan houden zich doof en blind voor het goeds, dat een onafzienbaar leger anonieme chris-tenen8 als zout van de aarde9 alle eeuwen door heeft verricht, met het woord van hun Heer in gedachten: Laat zelfs je linkerhand niet weten wat de rechter doet10. Zij zoeken geen eer van mensen, maar werken in het verborgene, in de wetenschap dat God, die in het verborgene ziet, het hun zal vergelden.

Zij die zich, door de Geest van Christus geleid, geven aan mensen in nood, we-ten zich met hem en zijn schepping verbonden. Temidden van alle verwarring in deze voorbijgaande wereld mogen zij zich al opgenomen weten in het eeuwi-ge leven, als burgers van zijn Rijk. Het is voor hen een doorlopend verdriet als mensen die zich christenen noemen aanleiding geven tot kritiek. Daarbij reali-seren zij heel goed dat ook zijzelf, zolang zij in deze wereld leven, Jezus maar al te vaak bedroeven door eigengereid handelen of ondoordacht optreden.

Niet alleen aan Petrus, Jakobus en Johannes heeft Jezus een blik in de hemel gegund. Op het eerste Pinksterfeest van de Kerk van Christus, bij de neerdaling van de heilige Geest, ervaren Jezus’ leerlingen het hemelse leven dat voor hen is weggelegd; en danken zij God in alle talen. Ook zij moesten echter van deze 'berg' weer afdalen tot de wereld waarin God hen geroepen had, om het werk van Christus voort te zetten; en hun deel aan het lijden op zich nemen, dat zijn volgelingen niet bespaard kan blijven. Voor mensen zonder hoop kan dit lijden soms teveel worden. Waar moeten zij heen met hun ellende? Ontoereikend is de troost van de wereld. Christenen, die gewend zijn te bidden en hun lasten bij hun Heer neer te leggen, zullen echter niet gauw tot wanhoop vervallen. Wie zal hun scheiden van de liefde van Christus? Door Hem gedragen, die zij nu voor

Page 80: zondag 2(B)

80 een korte tijd niet zien, leven zij in het vaste vertrouwen van zijn aanwezigheid, waar zelfs de dood geen einde aan kan maken (2e lezing). Hij deelt onze vreug-de en ons verdriet, wat kunnen de mensen ons nog doen?

Gods kinderen begaan een nieuwe weg, door Jezus een smalle weg11 genoemd, waarlangs het lijden geduldig wordt gedragen; en het kwaad met goed wordt vergolden12. Gesterkt door het visioen op de berg, dat de goede God geen van zijn kinderen zal onthouden, verheugen zij zich zelfs als zij moeten lijden ter-wijl zij goeddoen; want groot is hun loon in de hemel13. Ik houd van God, Hij hoort mijn stem, mijn smeken; ja, Hij luistert werkelijk naar mij!14 (ps 116)

1) Lc 9,31 2) gen 15,5 3) Heb 11,17vv 4) b.v. 2kon 3,27 5) Rom 4,16 6) gen 12,1vv 7) Joh 3,16 8) 1Pe 2,9 90) Mt 5,13 10) Mt 6,3 11) Mt 7,14 12) Mt 6,43vv 13) Mt 5,12 14) ps 116,1

psalmgebed (uit ps 116) L Ik houd van God, Hij hoort mijn stem, mijn smeken; ja, Hij luistert werkelijk naar mij! A Hij hoort mijn gebed; daarom blijf ik tot Hem roepen, heel mijn leven. L Ik heb mij gehouden aan mijn geloof, ook toen ik in benauwdheid geen uitkomst zag; A ook toen ik dacht in mijn verwarring: geen mens die te vertrouwen is! L Mijn gelofte aan God zal ik betalen, temidden van zijn gemeenschap. A Onze God: Hij kent de zijnen; het lot van zijn heiligen is kostbaar in zijn ogen. L U wil ik dienen, U alleen; U hebt de last van mijn schouders genomen. A Nu offer ik God mijn dankbaarheid; zijn naam zal mij gedurig op de lippen zijn. gelovenbeleven > psalmen & gebeden

Ik houd van God (psalm 116) Ik houd van God met heel mijn hart, Hij luistert als ik roep in nood. Hij heeft mij lief, Hij deelt mijn angst. Hij richt mij op uit zond' en dood.

Ik was verdwaald, het eind nabij. Hij zag mij, en Hij nam mijn hand. De goede God geleidde mij, Hij wees mij het beloofde land.

Ook als ik in het duister tast, geloof in God behoedt mijn ziel. Hield Hij, mijn herder, mij niet vast: ik had geen hoop, geen rust, ik viel.

* * *

Page 81: zondag 2(B)

81

zondag 40 dagen 3(B) 1ste lezing: ex 20,1-17 psalm 19 zie beneden 2de lezing: 1Kor 1,22-25 evangelie: Joh 2,13-25

Ik wordt verteerd door ijver voor uw huis. (ps 69)

Psalm 69, in het evangelie geciteerd, is één van de teksten die op profetische wijze duidelijk vooruitwijzen naar de komende Messias. Het loont de moeite deze psalm, waaraan de leerlingen bij Jezus' optreden in de tempel moesten denken, eens in z'n geheel aandachtig te lezen1. Het water staat mij tot de lip-pen. (…) In mijn onschuld klagen zij mij aan. (…) Ik word vernederd en te schande gemaakt. (…) Ik word verteerd van ijver voor uw huis. (…) Red mij van mijn haters. (…) Spreek tot mij in mijn ellende. Door heel de psalm heen vormt zich het beeld van een mens die aan alle kanten wordt belaagd. Hij treurt en vast voor zijn volk, maar zij lachen mij uit en beschimpen mij2.

De psalmist spreekt hier niet alleen over zichzelf. Met een blik op de toekomst profeteert hij over de lijdende dienaar van de Heer: Zij bieden mij azijn aan voor mijn dorst3: verzuurde wijn, die misdadigers vóór hun terechtstelling te drinken kregen. Wie zou hier niet Jezus voor ogen krijgen, hangend aan het kruis, die een stok met een spons vol zure wijn kreeg toegestoken?4

Jezus, voorafgebeeld als het offerlam5 dat jaarlijks op de vooravond van het paasfeest werd geslacht, ziet hoe bij het huis van God de handel in offerdieren bloeit, zonder enige eerbied voor Hem. De mensen hebben geen idee van de be-tekenis van de offersdienst, die de belofte inhoudt van een uiteindelijke vervul-ling, als God allen die Hem liefhebben bij zich op zal nemen. Als Jezus, het lam van God, het terrein van de tempel betreedt, is die vervulling dichter bij dan ooit. Maar de godsdienst is een loos bedrijf geworden, werk van mensen. Bij de viering van de grote feesttijden is Hij, om wie het allemaal begonnen is, buiten-spel komen te staan. Het plechtige ritueel wordt geheel volgens de traditie volt-rokken, zonder dat de deelnemers begrijpen van wat hier wordt uitgebeeld; en zonder het diepe ontzag dat hierbij past. Als de feestgangers de goede God in hun hart geen ruimte bieden, hoe kan Hij hen dan bereiken?

De plechtigheid waar de mensen zo aan hechten - hoe mooi ook uitgevoerd – zal eens afgedaan hebben; maar Hij, die het feest heeft ingesteld om tot zijn kinderen te kunnen spreken, is eeuwig. In Jezus toont God de vervulling van al-le feesten; en spreekt Hij zijn ultieme Woord van leven tot een wereld die ver-keert in de schaduw van de dood. In Jeruzalem zien we hem verschijnen, die honderden jaren tevoren door de profeet hem is aangezegd: Plotseling komt tot zijn tempel de Heer7. Hadden de gezagsdragers hun God niet alleen naar het ui-

Page 82: zondag 2(B)

82 terlijk gediend, maar Hem ook in hun harten geheiligd dan hadden zij Jezus, vol van ijver voor Gods huis, niet zo hooghartig terechtgewezen. Zij hadden zich gerealiseerd dat hij gelijk had; en hem in zijn actie gesteund. Zodoende hadden zij zich als voorgangers van het volk werkelijk voorbereid op het feest van Pa-sen. In elk geval hadden zij - oog in oog met de mens geworden God - zijn op-rechtheid kunnen opmerken. Maar nee, zij ergerden zich omdat Jezus aan hun gezag voorbijging, door hun geen toestemming te vragen voor zijn optreden; en zij voegden hem toe: “Wie ben jij, dat je denkt dit te kunnen doen?”

Wie Jezus is? Ach, drong het toch een weinig door! We zouden als Thomas voor hem neervallen met de woorden Mijn Heer en mijn God8. We zouden in het paasmaal hem herkennen; en in brood en wijn hem ontvangen naar wie alle profeten van Israël reikhalzend hebben uitgezien: Jezus, de mens geworden God. We zouden hem liefhebben, die niet woont in een tempel die met men-senhanden is gebouwd, maar die in de harten woning zoekt. “Wie denk je wel dat je bent?” vragen de oversten hem verwijtend. Als antwoord hierop voorzegt hij niet alleen de misdaad die zij aan hem zullen begaan; maar ook zijn verrij-zenis uit de dood. Sprekend over de tempel van zijn lichaam van zijn lichaam zegt hij: In drie dagen zal ik hem doen verrijzen. Zij menen echter dat hij spreekt over de tempel van steen en hout.

Ook Jezus' leerlingen hebben dit aanvankelijk ook niet begrepen; maar zij gelo-ven in hem. Hoewel hij zich onveranderlijk de mensenzoon noemt, is bij hen het inzicht gegroeid dat hij méér is dan alleen de eerste onder zijns gelijken, en méér zelfs dan een profeet. Na zijn verrijzenis en de komst van de heilige Geest ging de Schrift voor hen open; en begrepen zij dat hij de Redder is over wie alle profeten hebben gesproken. Voor Israël en voor alle volkeren is hij gekomen om hen te bevrijden, niet uit de onderdrukking van wereldse heersers, maar uit de macht van het kwaad, dat de dood bewerkt; en waar mensen van goede wil zich vergeefs tegen verzetten.

Waar zouden de profeten anders over kunnen spreken, dan over de verlossing van de zonde waar niemand vrij van is? Zij zagen hem in de verte komen; en profeteerden over het wonder van de menswording van God, dat alles in de schaduw stelt. Toen de Farizeeën in hun verblinding hem om een teken vroe-gen, heeft Jezus geantwoord: Zoals Jona drie dagen en drie nachten verbleef in de buik van het zeemonster, zo zal de mensenzoon drie dagen en drie nach-ten verblijven in de schoot van de aarde9. Na zijn opstanding uit de dood gin-gen de leerlingen deze profetie van Jona verstaan; en zij geloofden de Schrift. Christus, God-met-ons, is in zwakheid verschenen. Tot bij de doden is hij neer-gedaald om het evangelie te verkondigen. Voor de wereld is dit een dwaasheid; maar de zwakheid van God is sterker dan de mensen (2e lezing).

Page 83: zondag 2(B)

83 Dit geloof doet inzien dat Israël het onovertroffen voorrecht heeft gehad de menswording van God voor te bereiden. In hun midden is de Redder geboren, niet alleen van Israël, maar van alle mensen van goede wil wereldwijd. Christe-nen nemen met blijdschap kennis van het Oude Testament, waarin bijna op el-ke bladzijde sprake is van hem. Eén van de bekendste teksten is het openings-vers van psalm 22, die Jezus uitroept bij zijn sterven10: Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten? Zo ver gaat zijn ijver voor Gods huis, dat hij in zijn laatste ogenblikken de mensen nog de Schrift wil openen, om hun te leren dat er geen ander is dan hij op wie zij hun vertrouwen moeten stellen. Tot in de God-verlatenheid van het dodenrijk is hij afgedaald, om aan hen die daar ge-vangen zaten het evangelie te verkondigen van het Rijk van de hemel; opdat zij die geloven door dit geloof gered zullen worden.

De apostelen zullen zich later Jezus' waarschuwing herinneren: De leerling staat niet boven zijn meester11. Het lijden dat hij heeft doorstaan zal ook hun niet bespaard blijven. Maar zij weten zich door hem gedragen, met het visioen van de hemel voor ogen. Allen die hem liefhebben delen dit visioen; en worden geroepen tot dezelfde ijver voor Gods huis. Gelukkig zijn zij, die zich met hart en ziel toeleggen op zijn werk in de wereld; zij die hem niet halfhartig dienen, noch het kerkelijk bedrijf stellen boven de Heer van de kerk; die het niet laten bij uiterlijk vertoon, maar delen in het vuur van de eerste leerlingen. De Heer zal hen bewaren, tot in het eeuwige leven. De woorden van mijn mond, en ál waar mijn hart naar uitgaat: laat het goed zijn voor U, mijn God, mijn Rots en mijn Verlosser (psalm van deze zondag).

1) ps 69 2) ps 69,11 3) ps 69,22 4) Mt 27,48 5) ex 12,1-14 6) Joh 1,29 7) Mal 3,1 8) Joh 21,28 9) Lc 11,40 10) Mt 27,46 11) Mt 10,24

psalmgebed (uit ps 19) L De wet van God is goed; en wekt de ziel tot leven; zijn woorden zijn betrouwbaar, onverstandigen worden wijs. A Zijn geboden zijn waarachtig en verheugen het hart; zijn raad is helder en verlicht de ogen. L Zijn woorden zijn goed en volkomen rechtvaardig: waardevoller dan goud en zoeter dan honing. A Uw dienaar laat zich hierdoor graag vermanen; wie ze aanneemt wordt zeer rijk beloond.

L Wie kent er al zijn gebreken? Maak van verborgen zonden mij vrij. A Behoed mij, dat geen trots mij beheerst; dan zal ik zonder fouten zijn, en vrij van vele zonden. L De woorden van mijn mond, en ál waar mijn hart naar uitgaat: A laat het goed zijn voor U, mijn God, mijn Rots en mijn Verlosser. gelovenbeleven > psalmen & gebeden

* * *

Page 84: zondag 2(B)

84

zondag 40 dagen 4(B) 1ste lezing: 2kron 36,14-23 psalm 137 zie beneden 2de lezing: Ef 2,4-10 evangelie: Joh 3,14-21

… opdat ieder die in hem gelooft eeuwig leven zal hebben.

Waarom zou iedereen moeten geloven? Waarom geloofden de apostelen? Waarom lieten Petrus en Andreas, Jakobus en Johannes direct hun netten in de steek om Jezus te volgen? Daar is maar één antwoord op mogelijk: omdat ze hem zagen en hoorden spreken; en daar niet genoeg van kregen. Het woord christenen bestond nog niet, zij hadden nog nooit gehoord over de menswor-ding van God en er was nog geen geloofsbelijdenis; maar zij toonden wel het enige echte ondogmatische christelijke geloof: zij zagen Jezus, de goedheid van God in persoon, ze hadden hem lief en zij volgden hem.

De vraag is dus eigenlijk: Waarom moet je Jezus liefhebben? Het antwoord ligt voor de hand: om de mens die hij is. Dat hij tevens God is, daar kwamen de apostelen pas later achter. Het is zogezegd het eerste dogma van het christelijk geloof en van wezenlijk belang. Zonder dit te geloven kan niemand zich chris-ten noemen; maar toch staat het niet voorop. De mens Jezus, zoals hij zich aan de wereld voordoet: hij is het in wie zijn leerlingen hun vertrouwen stelden. Zij wisten nog niet van mensenzoon en Zoon van God; maar zij zagen hem, zij volgden hem en zij begonnen zich af te vragen wie hij was.

Ook al vertoont hij zich nu niet meer lichamelijk zoals destijds aan de aposte-len, toch doet Jezus zich toch onverminderd kennen aan allen die oprecht naar hem verlangen. Eenvoudige lezing van de evangelieën is voldoende om een beeld van hem te krijgen; en te beoordelen of hier woorden van leven worden gesproken of bedrieglijke taal. De Geest van Christus doet zoekende mensen het hem kennen als God-met-ons; en zet hun voeten op de weg naar het leven. Laten zij die vastgelopen zijn en naar houvast zoeken in dit onzekere bestaan zich niet laten afleiden door de negatieve berichtgeving over de kerk. Het evan-gelie vertelt hoe ook de geloofsgemeenschap van Jezus' dagen zó ver van haar oorsprong was afgeweken, dat hij, over wie heel de Schrift getuigenis aflegt, door hun schriftgeleerden en priesters voor een bedrieger werd aangezien.

Buitenstaanders die de kerk van vandaag binnenkomen, zullen in de verkondi-ging vaak weinig vernemen van het ontzagwekkende geheimenis van de mens-wording van God; en niet de gemeenschap ervaren van de vroege kerk, die zo’n grote aantrekking had op zoekende mensen. Een vergrijsd publiek, verspreid in te grote kerkruimtes, straalt weinig enthousiasme uit. Beseffen zij nog wel hoe bevoorrecht zij zijn? Het is in deze tijd van ontkerkelijking voor nieuwkomers dus niet eenvoudig tegen de stroom in te gaan en Christus te vinden. Willen zij

Page 85: zondag 2(B)

85 op de wijze van de apostelen in alle eenvoud tot geloof in Jezus komen, dan moeten zij op hun hoede zijn. Het geloof wordt bedreigd door de verstarring van de behoudzucht, die weigert de bakens te verzetten waar dat nodig is; en door wereldverbeteraars die Jezus voorstellen als niet meer dan een bevlogen mens en een voorbeeld ter navolging. Maar wie is in staat zijn weg van volko-men zelfverloochening te gaan?

Zoekende mensen zijn gezegend als ze goede geestelijke leiding krijgen; en le-ren hoe zij in gebed door de Geest van Christus worden geleid. Hij zal hun leren zichzelf te vergeten, in liefde voor hem die als eerste van de mensen de hemel is binnengegaan. Hij rust hen toe om als zout van de aarde te zijn, heel anders dan zij bij wie het zout zijn kracht verloren heeft, omdat zij menen op eigen kracht tot het goede in staat te zijn. De Schrift waarschuwt voor deze hoogmoed die van God vervreemdt. Wie God liefheeft, zal zijn Zoon liefhebben; en opzien naar het kruis3, waarop hij heeft volbracht waartoe geen mens in staat is. Onder het grootst mogelijke onrecht toont de hemelse mens hier de vrede van het Rijk van God, waar hij zijn volgelingen in doet delen. Het lijden in de wereld kan zijn leerlingen niet bespaard blijven; maar hoe groot ook de verdrukking, zij verheugen zich in de gemeenschap met hem die hen nooit meer zal verlaten. Hij zal hen leiden, de dood voorbij. Hier wordt duidelijk waarin het oordeel be-staat. Wie Jezus liefheeft is geschikt voor het hemelse Rijk; maar wie hem ver-werpt veroordeelt hiermee zichzelf tot een leven zonder God.

Ook als dit oordeel in de lezingen aan de orde wordt gesteld, wordt er in de kerk meestal over gezwegen. Velen menen zelfs dat er helemaal geen oordeel komt. Het evangelie leert anders. Wie in hem (Jezus) gelooft wordt niet geoor-deeld; maar wie niet gelooft is al geoordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de eniggeboren Zoon van God2. Keer op keer wordt deze waarschuwing herhaald. Hoe is het dan toch mogelijk dat hier zo lichtvaardig aan voorbij wordt gegaan? Gedurende de veertigdagentijd wordt ieder opgeroepen tot inkeer te komen, in diep ontzag voor God, die de huidige wereld niet altijd zo zal doen voortbe-staan. Op de laatste dag zal Jezus komen, om scheiding te maken tussen men-sen van goede wil en hen die alleen zichzelf maar kennen.

Wie Jezus volgt zal niet verloren gaan, maar eeuwig leven hebben, zo leert het evangelie. En wie niet geloven? Inderdaad, zij die volharden in hun afwijzing van hem in wie God zijn eeuwige goedheid openbaart, sluiten zichzelf hiermee buiten. Hoe dringend is deze boodschap! En hoe moeizaam dringt het door! Reeds klinkt het lied van wie geloven. De avond valt, de nieuwe dag komt alle leed en pijn te boven, voor wie in hem de waarheid zag.3

1) Mt 5,13 2) Joh 3,14 3) gelovenbeleven.nl > al mijn verlangen > mijn God mijn waarheid

Page 86: zondag 2(B)

86 psalmgebed (uit ps 19) L Aan de rivieren van Babylon: daar zaten wij neer in onze ballingschap. A Wij weenden als wij dachten aan Sion; en wij hingen onze lieren in de wilgen. L De bewakers vroegen om een vrolijk gezang: laat ons de liederen van Sion eens horen! A Hoe kunnen wij, op vreemde grond, opgewekt zingen het lied van de Heer? L Stad van God, als ik u vergeet: laat mijn rechterhand dan mij vergeten. A Laat mijn tong aan mijn verhemelte kleven, als ik u niet meer gedenk als mijn grootste vreugde. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

zondag 40 dagen 5(B) 1ste lezing: Jer 31, 31-34 psalm 51 zie beneden 2de lezing: Heb 5,7-9 evangelie: Joh 12,20-33

Als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen; maar als hij sterft brengt hij veel vrucht voort.

Als enkele Grieken Jezus komen vragen in hun land het Rijk van God te ver-kondigen, raakt hij ontroerd. Hij is gekomen tot het volk van Israël; maar hij weet: Als ik van de aarde omhoog zal zijn geheven, zal ik allen tot mij trekken1. Met dit beeld uit het Oude Testament doelt hij op zijn dood2. 2000 Jaar tevoren had Mozes in de woestijn een paal opgericht waarop een slang was bevestigd. Allen die hiernaar opkeken werden van hun slangenbeten genezen. Zo zullen zij die opzien naar het kruis worden genezen van het slangengif van zelfzucht en eigenliefde. Eerst na Jezus' dood en verrijzenis en de komst van de heilige Geest zullen de apostelen dit evangelie verkondigen, niet alleen aan de Grieken maar aan alle volken op aarde.

De Grieken zijn voorboden van het vonnis dat aan Jezus zal worden voltrokken. Als God-met-ons weet hij dat zijn lijden onafwendbaar is. Als mens met de mensen beklemt hem de angst voor wat hem te wachten staat. Als herder is hij vol zorg over zijn volgelingen: Als zij dit doen aan het groene hout, wat zal er dan met het dorre gebeuren?3 Als leraar gaat Jezus zijn leerlingen voor in ge-bed. Zij zullen in deze wereld hetzelfde te verduren krijgen als hun meester; maar niet zonder hoop, want voor allen die hem volgen, is hij oorzaak gewor-den van eeuwig heil. Laat dit toch doordringen! Met Israël en Juda - met pro-

Page 87: zondag 2(B)

87 testanten en katholieken4 - heeft de goede God een verbond gesloten. Hij legt hun zijn wet in 't hart, de wet van de liefde, die de dood overwint (1e lezing).

Veel van de apostelen die zich in de loop van de eeuwen gegeven hebben aan de verbreiding van dit evangelie, hebben dit met de dood moeten bekopen. Vol van de Geest van liefde hebben zij het gebed van hun Heer opgezonden: Vader, verheerlijk uw naam! En steeds opnieuw hebben zij innerlijk zijn stem ver-staan: Ik heb hem verheerlijkt, en Ik zal hem opnieuw verheerlijken. In Jezus' voetspoor gaande hielden zij het Rijk van God voor ogen, om aan het einde van hun apostolaat de woorden te mogen horen: Kom binnen, gezegenden van mijn Vader5.

Deze zelfverloochening wordt niet alleen van de apostelen gevraagd, maar van allen die Christus toebehoren. Zij moeten de oude, zelfzuchtige mens6 als met hem gekruisigd beschouwen; en voortgaan als verrezen met hem. Dit is het le-vensprogramma waartoe gelovigen voortdurend moeten worden aangespoord. Willen zij de naam van christenen waardig zijn, dan moet uit hun handel en wandel blijken dat de Geest van Christus hen vervult. Heel de gemeenschap van gelovigen deelt immers in de roeping het evangelie te verbreiden. Hierin ligt het geluk van allen die Jezus volgen, dat zij door zichzelf niet voorop te stellen ruimte maken voor zijn Geest, die hun een voorsmaak geeft van het hemelse le-ven. Midden in deze vergankelijke wereld is het hun al gegeven te leven als burgers van het hemelse Rijk. In hun samenkomsten beleven zij de gemeen-schap van de heiligen waartoe zij behoren7. Zoekende mensen zullen hier de aanwezigheid van God ervaren.

Hoever dit beeld ook van de werkelijkheid verwijderd mag zijn, en hoe weinig inspirerend de vieringen soms ook mogen zijn: laat toch niemand hierdoor toe-geven aan de verleiding 's zondags maar thuis te blijven. Dit is de eerste stap naar ontkerkelijking. "Ik geloof wel, maar daar heb ik de kerk niet bij nodig", zo luidt het argument. Bij wie zo spreken krijgt dit geloof echter geen voedsel. Het blijft het op een laag pitje staan, zonder invloed op het dagelijks leven. Zij gelij-ken op de dienaar die het kapitaal van zijn Heer – de Geest van Christus - in de grond had verborgen. Hierdoor bleef zijn leven onvruchtbaar. Zo heeft hij zelf het oordeel over zich afgeroepen. Laten christenen zich dus verheugen in Chris-tus, die in de kerken in brood en wijn wordt uitgedeeld als voedsel voor een ac-tief leven in gemeenschap met hem.

De verkondiging op zondagmorgen in de kerk is een onmisbaar instrument om het geloof van de leden te vormen, om hen te bemoedigen hun last op zich te nemen en hen aan te sporen te vertrouwen op hem die hun last wil dragen7. In het evangelie van deze zondag steekt Jezus zijn leerlingen een hart onder de riem met de vergelijking van een graankorrel. Wie teveel met zichzelf is begaan,

Page 88: zondag 2(B)

88 is als een korrel op een plank: het leven dat in het zaad verborgen ligt kan niet tot ontplooiing komen zonder eerst in de aarde te zijn gestorven. De mens is hier van nature niet toe bereid; en schrikt terug voor de gevolgen.

Hetgeen niemand, zelfs niet één, op eigen kracht waar kan maken, heeft Jezus volbracht. Hij staat allen bij, die deze weg van zelfverloochening willen gaan. Het geloof in hem brengt de nieuwe mens tot groei; en maakt gelovigen tot ge-tuigen van de verrezen Heer. De oude mens zal anderen die hem of haar tegen-staan uit de weg gaan. De nieuwe mens zal die ander juist extra attent en vrien-delijk behandelen. Van nature hiertoe niet bereid, roepen gelovigen tot hun Vader om hulp: Verheerlijk uw naam! Zo maakt de Geest het onmogelijke waar; en wordt de zelfverloochening beloond met de kennis van Hem die het leven zelf is. Deze vereniging met God betekent een alles te boven gaand geluk. Wie eenmaal hiervan heeft geproefd, rept zich verder op de weg die Jezus heeft geopend, de smalle weg naar de hemel8. Schep in mij een zuiver hart, o God; en vernieuw mij door een standvastige geest (psalm van deze zondag).

1) nu 21,8vv 2) Joh 3,14 3) Lc 23,31 4) gelovenbeleven.nl > ik geloof > IV.6.3 5) Mt 25,34 6) Ef 4,22 7) Mt 11,25vv 8) Mt 7,14

psalmgebed (uit ps 51) L God van liefde, buig U neer; in uw tedere ontferming: neem mijn overtreding weg. A Was mij schoon, maak mij vrij van gebreken. L Doe mij uw heerlijke boodschap verstaan; en verheug mijn hart, want U hebt mij gebroken. A Laat mijn zonde voor U niet langer bestaan; maar vergeef mij wat ik misdreven heb. L Schep in mij een zuiver hart, o God; en vernieuw mij door een standvastige geest. A Laat mij niet ver van U leven, neem uw heilige Geest niet van mij weg. L Geef mij weer blijdschap om uw redding; en laat een volgzame geest mij voort doen gaan. A Dan zal ik voor wie dwalen tot een voorbeeld zijn, opdat zij zich bekeren en uw wegen gaan. gelovenbeleven > psalmen & gebeden

* * *

Page 89: zondag 2(B)

89

palm- en passiezondag (B) 1ste lezing: Jes 50,4-7 psalm 22 zie beneden 2de lezing: Fil 2,6-11 evangelie: Mc 11,1-10; Mc 14,1-15,47

Jezus weende.

Jezus heeft er meermalen op gewezen dat de komst van de Messias de vervul-ling betekent van de het Oude Testament1. De Geest van Christus spreekt door Jesaja, als deze zegt: Ik heb mij niet afgewend van wie mij vernederden2. Zou-den de profeten ergens anders over kunnen spreken, dan over de komst van hem, voor wie iedere knie zich moet buigen3? De profeet Zacharia kondigt de koning van Israël aan: nederig en rijdend op een ezel5.

Ongeveer duizend jaar vóór Jezus' komst heeft het volk Israël een vorst ver-langd, zoals ook de omringende volken die hadden. Samuël heeft toen Saul tot koning aangesteld6. Deze vertrouwde niet op JAHWEH, waarop Samuël naar Bethlehem werd gezonden, om David, de zoon van Isaï, tot koning te zalven7. Deze bracht vrede aan de grenzen; en het land kwam tot bloei. Dit alles was een voorafbeelding van wat komen ging. In Israël heeft JAHWEH een begin gemaakt met zijn plan heel de wereld tot kennis van de ene God te brengen. Alle profe-ten na David hebben uitgezien naar de afstammeling van David, in wie de be-lofte zou worden vervuld. Niet naar de komst van een wereldse heerser hebben zij uitgezien, maar naar hem die de harten op God richt. Vandaag zien we hem Jeruzalem binnentrekken, omstuwd door een zingende menigte. Hosanna, de zoon van David! Gezegend hij die komt in de naam van de HEER!8

De kerkelijke overheid van die dagen nam aanstoot aan het zingen van deze woorden uit psalm 118, die algemeen op de Messias werden betrokken. Zij za-gen deze eenvoudige man niet als de vervulling van de Schrift; en konden het niet verdragen dat de menigte hem volgde. Jezus wist dat zijn tegenstanders tot zijn dood besloten hadden9; en huilde toen hij de stad binnentrok. Niet om zijn eigen lot huilde hij, maar om de onbekeerlijkheid van haar bewoners. Zijn leer-lingen beseften dit; maar op deze eerste dag van de lijdensweek heerst er vreugde onder het volk.

Hoe snel kan die vreugde omslaan! In de goede week die voorafgaat aan Pasen wordt zichtbaar hoe gemakkelijk een mensenmassa is te beïnvloeden. Zeer ver-helderend zijn de filmbeelden van de menigte, die zich laat meeslepen als in 1940 de Duitse Führer met angstaanjagend stemgeluid zijn redevoeringen af-steekt. Dezelfde menigte die Jezus vandaag in Jeruzalem toejuicht, zal zich vijf dagen later door hun oversten laten opstoken en om zijn dood roepen. Algeme-ne gevoelens van onlust, die gemakkelijk kunnen worden aangewakkerd, spelen een belangrijke rol; maar ook de sensatie van een publieke terechtstelling. Be-

Page 90: zondag 2(B)

90 wakers in concentratiekampen hebben maar al te vaak laten zien hoe mensen een duivels behagen kunnenscheppen in het lijden en de dood van een mede-mens.

Als aangetrokken door een magneet zal de bevolking van Jeruzalem straks naar Golgotha stromen, de plaats van executie. Omdat Jezus dit voorzag, huilde hij toen hij de stad naderde. Niet om zichzelf heeft hij verdriet, maar om de inwo-ners van Jeruzalem, die zich laten misleiden. Zij zullen roepen om de dood van hem, die gekomen is om hen te verheffen uit deze wereld van elk voor zich, een wereld die zijn einde nadert. Hij heeft verdriet, omdat hij in de toekomst we-reldwijd hetzelfde ziet gebeuren. Op weg naar het kruis zegt hij tot de weekla-gende vrouwen: Huil niet om mij, maar over jezelf en je kinderen. Wat de we-reld Jezus heeft aangedaan, zal ook het lot van zijn volgelingen zijn. Hun liefde wordt beantwoord met laster en haat. Gezegend zijn zij, die desondanks voort-gaan in zijn Geest, zonder te verbitteren.

Als Jezus de verschrikkelijke marteling aan het kruis ondergaat, is er bij de lei-ders van de geloofsgemeenschap geen sprake van deernis, maar van leedver-maak. Zij voelen zich in dit uur van de duivel10 bevestigd in hun rol van be-schermers van het heilige; en verheugen zich in het lot van de Allerheiligste. Als hij de Messias van God is, laat hij zichzelf dan redden! Hun spot getuigt tegen hen. Ook al zou Jezus zichzelf willen redden en van het kruis afkomen, dan zouden zij wel onderdanigheid veinzen; maar geloven in hem om zijn goed-heid? Nee, daar zijn zij blind voor. Deze schijnbaar wetsgetrouwe overheden krijgen in het evangelie een misdadiger als voorbeeld gesteld, die Jezus' on-schuld ziet en zijn eigen zwarte verleden belijdt. Hij mag de woorden horen: Heden zul je met mij zijn in het paradijs.

Jezus redt zichzelf niet. Als aller dienaar heeft hij zich vernederd tot de dood aan een kruis (2e lezing). Hoe zou de wereld anders het evangelie hebben ver-nomen? Hoe zouden wij onze last kunnen dragen zonder Jezus, gekruisigd, voor ogen?11 We zouden het machtige teken van het kruis moeten missen, waarvoor de duivel vlucht. De profeet heeft dit offer van zijn leven voorzegd: Hij heeft zich niet verzet, hij is niet teruggedeinsd12. In volkomen zelfverloo-chening opent hij aan alle mensen van goede wil de Schrift: Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?13 Stervend aan het kruis roept hij: Vader, in uw handen beveel ik mijn Geest14. Deze laatste woorden zijn het levenspro-gramma geworden voor allen die hem liefhebben en dienen. Van u zal ik spre-ken tot mijn broeders en zusters. (psalm van deze zondag)

1) Mt 5,17; Mt 11,14; Mt 26,54; Lc 4,21; Lc 10,23; Lc 18,31; Lc 21,23; Lc 22,37; Joh 5,39-5,45; Joh 8,56 2) Jes 50,6 3) Fil 2,10 4) Zach 2,10v 5) Zach 9,9 6) 1Sam 8,7 7) 1Sam 16,13 8) ps 118,1 9) Joh 11,16 10) Lc 4,13 11) 1Kor 2,2 12) Jes 50,6 13) ps 22,1 14) ps 31,6

Page 91: zondag 2(B)

91 psalmgebed (uit ps 22) L Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten, vér van mijn redding als ik roep tot U in nood? A Zij lachen om mij en schudden 't hoofd: Hij vertrouwde toch op God? laat die hem redden als Hij hem liefheeft. L Kwaadwilligen, als honden om mij heen, doorboren mijn handen en mijn voeten; A Mijn botten zijn te tellen; en zij zien vol leedvermaak toe. L Zij verdelen mijn kleren; en dobbelen om mijn bovenkleed. A Mijn God, wees niet ver; mijn sterkte, haast U mij te helpen! L Van U zal ik spreken tot mijn broeders en zusters; in het midden der gemeenschap zing ik voor U. A Jij die leeft in ontzag voor God: breng Hem dank; en vereer Hem, jullie nageslacht van Jakob! gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

Witte Donderdag (ABC) 1ste lezing: ex 12,1-14 psalm 116 zie beneden 2de lezing: 1Kor 11,23-26 evangelie: Joh 13,1-15

het paaslam

Toen het volk van Israël op de vooravond van hun vertrek uit Egypte het paas-lam slachtte en het bloed aan de deurposten van hun huizen streek, zouden zij toen iets beseft hebben van de vérstrekkende betekenis van dit teken? Mis-schien heeft Mozes als profeet wel voorvoeld dat het hier niet alleen om zijn ei-gen volk ging, maar om de gehele wereldbevolking. Voor Israël, dat zich gereed maakte voor de uittocht uit het land waar zij honderden jaren waren onder-drukt, telde alleen hun naderende bevrijding. Het was al mooi als zij onder de indruk waren van een almachtige God die zich om hen bekommerde; en die hen zou leiden naar een plaats waar zij in vrijheid zouden kunnen leven. Zij wisten dat JAHWEH een goede God is, die het kwaad verfoeit; maar zij konden nog niet weten dat Hij zich aan heel de wereld wilde openbaren.

4000 Jaar later wordt dezelfde God wereldwijd aanbeden; en belijden christe-nen dat Hij zich persoonlijk tot hen neerbuigt om hen te verlossen van het kwaad, waaraan zij deel hebben gekregen in een wereld waar zelfzucht de norm is. Wat voor Israël tot vandaag is verborgen, is aan het wereldwijde volk van God bekend. 2000 Jaar geleden is temidden van het uitverkoren volk hun Mes-sias geboren als een Redder voor heel de mensheid. Het paaslam is de vooraf-beelding van Jezus, het Lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt1.

Page 92: zondag 2(B)

92 4000 Jaar geleden ging de verderfengel voorbij aan de huizen waar het bloed van het paaslam aan de deurposten was gestreken. Hier werd het oordeel voor-afgebeeld, dat aan het einde van de tijd over de wereld zal gaan. Allen die dit Lam toebehoren, allen die Jezus liefhebben, zijn door dit geloof overgegaan uit de dood naar het leven. Zelfs onder het grootste onrecht houden zij hem voor ogen, die tot op het kruis voor zijn vijanden heeft gebeden. Hij tempert de angst voor hen, die wel het lichaam kunnen doden, maar niet de ziel; en leert hun ontzag voor God, die lichaam en ziel aan het verderf kan overgeven2.

Zolang christenen in hun handelen met Christus verbonden blijven, mogen zij zich veilig weten; en zal geen onheil hen treffen. Elke zondag opnieuw wordt hij hun in brood en wijn zichtbaar voor ogen gesteld; en ontvangen zij zijn lichaam en bloed als geestelijk voedsel dat hen in staat stelt zijn weg te gaan. Als ‘t ware met Christus verrezen, worden zij door hem toegerust om zijn werk in de we-reld voort te kunnen zetten. Wat is dit mooi! En wat is het triest als christenen in hun dagelijks leven aan hem voorbijgaan; en niet handelen naar het schrift-woord: Ik ben het niet die leef, maar Christus die in mij woont3. Zo zijn zij minder dan zogenaamde ongelovigen, die, mochten zij hem ontmoeten, Jezus met blijdschap zouden ontvangen. Voor onwetenden die de wet van de naasten-liefde in het hart geschreven hebben, is er in het oordeel meer hoop dan voor hen die hem bij hun leven hebben verloochend.

De geschiedenis van Israël, opgetekend in de boeken van het Oude Testament, laat zien hoe het geloof van de mensen in een sluipend proces naar de achter-grond kan schuiven, als zij zich aan de omringende wereld conformeren. Veel kerkleden onderscheiden zich in hun levenswijze nauwelijks van anderen. Soms delen zij het geloof zelfs niet eens met hun partners; en gaan zij vriend-schappen aan met niet-gelovigen. Voor hen is God hoog en ver; en niet een Per-soon zoals Hij in de psalm van vandaag wordt bezongen: Ik houd van God, Hij hoort mijn stem, mijn smeken; ja, Hij luistert werkelijk naar mij! Als zij zo conform aan de wereld leven wordt de kerkgang tot een gewoonte waar oude-ren nog aan vasthouden, maar waar jongeren de waarde niet meer van inzien.

Van de vieringen gaat dan soms weinig uit. Zoekende mensen die eens komen kijken ervaren niet het gevoel van urgentie, dat zo duidelijk blijkt uit het gedrag van de eerste leerlingen. Zij vragen zich af: "Waar gaat dit over?" Waar het over gaat? Over leven en dood! Over de onsterfelijke ziel; over de eeuwige God, die in zijn verlangen allen te redden in Jezus zijn goedheid heeft geopenbaard; over de dienaar van de Heer4, die de profeet Jesaja vanuit de verte heeft zien ko-men; over het Lam van God dat gedood is, en zie: hij leeft! Het gaat over hem die zichzelf elke zondag tijdens de eucharistie onder de gedaante van brood en wijn aan zijn volgelingen schenkt; die hun zijn goedheid doet ervaren; en hun de macht verleent hier en nu al te leven als kinderen van zijn eeuwige Rijk.

Page 93: zondag 2(B)

93 De voetwassing die aan deze maaltijd is voorafgegaan, maakt eens temeer dui-delijk dat de deelname aan de communie niet vrijblijvend is. Ieder die Christus ontvangt, heeft deel aan de roeping hem in de wereld zichtbaar te maken. Dit begint bij de onderlinge dienstbaarheid in de kerk, waar de één de ander beter moet achten dan zichzelf. Heel de kerkgemeenschap moet in de wereld hem zichtbaar maken, die zichzelf voor de wereld heeft gegeven. Petrus had het vu-rige verlangen altijd in Jezus' nabijheid te leven. Bij zijn roeping heeft hij dui-delijk getoond de kloof te ervaren die hem van Jezus, mens zonder zonde, scheidt5. Op de berg - zonder te beseffen wat hij vroeg - stelt hij voor drie ten-ten op te slaan om daar te kunnen blijven6. Ook vandaag getuigt zijn gedrag van het verlangen Jezus onverdeeld toe te behoren, zonder de belemmering van eerzucht en begeerte. Niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en mijn hoofd! Zo spreekt de liefde.

Mijn Heer die ik liefheb is mijn dienaar geworden. Hij heeft zichzelf voor mij geofferd. Waarom? Omdat hij allen liefheeft op een wijze die ik onmogelijk kan omvatten. De gelovigen zijn samen tot zijn bruid7 geworden. Niets - zelfs niet de dood - kan de band met de bruidegom verbreken. Ik houd van God, Hij hoort mijn stem, mijn smeken; ja, Hij luistert werkelijk naar mij! (psalm van deze dag)

1) Joh 1,29 2) Mt 10,28 3) Gal 2,20 4) Jes hss 42-53 5) Lc 5,8 6) Lc 9,33 7) Joh 3,29

psalm 116 L Ik houd van God, Hij hoort mijn stem, mijn smeken; ja, Hij luistert werkelijk naar mij! A Hij hoort mijn gebed; daarom blijf ik tot Hem roepen, heel mijn leven. L Ik stond verschrikt en ik was dodelijk beangst, zo hevig overviel mij de angst voor de dood. A Toen riep ik in benauwdheid tot mijn God: ach HEER wees mij genadig, red mijn leven! L Genadig is de HEER, en rechtvaardig; vol ontferming is onze God. A De HEER zal hen bewaren, die eenvoudig zijn van geest. L Ik was geheel verslagen, maar de HEER heeft mij verlost. A Kom tot rust mijn ziel, Hij heeft het voor je volbracht! L U redt mijn ziel van de dood; mijn tranen zijn gedroogd, ik zal niet vallen A Nu offer ik God mijn dankbaarheid; zijn naam zal mij gedurig op de lippen zijn. L Zijn volk zal er getuige van zijn, hoe ik mijn gelofte aan de HEER betaal: A in de voorhof van het Huis van de HEER, in uw midden, stad van God! gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

Page 94: zondag 2(B)

94Ik houd van God. (ps 116) Ik houd van God, met heel mijn hart, Hij luistert als ik roep in nood. Hij heeft mij lief, Hij deelt mijn angst, Hij richt mij op uit zonde en dood.

Ik was verdwaald, het eind nabij. Hij zag mij, en Hij nam mijn hand. De goede God geleidde mij, Hij wees mij het beloofde land.

Ook als ik in het duister tast, geloof in God behoedt mijn ziel. Hield hij, mijn herder, mij niet vast: ik had geen hoop, geen rust, ik viel.

De Heer die al de zijnen leidt, gedenkt de dood van wie Hem dient. Ik offer Hem mijn dankbaarheid, met ál zijn volk ik zal Hem zien. gelovenbeleven.nl > al mijn verlangen

* * *

Goede Vrijdag (ABC) (I) 1ste lezing: Jes 52,13 - 53,12 psalm 31 zie beneden 2de lezing: Heb 4,14-16.5,7-9 evangelie: Joh 18,1 - 19,42 (lijdensgeschiedenis)

veracht en door de mensen verstoten

De mens geworden God heeft zichzelf in handen van de mensen gegeven. In liefde voor allen heeft hij het lijden van de mensheid gekend en ondergaan. Zouden de profeten ergens anders over kunnen denken dan over dit offer van zijn leven, dat de Messias heeft gebracht? Nergens wordt dit duidelijker voor-zien dan in de profetieën van Jesaja, die honderden jaren tevoren over hem heeft gesproken: Veracht en door de mensen verstoten, om onze zonden door-boord (1e lezing). Deze en vele andere teksten worden door bijbelgeleerden veelal uitsluitend betrokken op de historische situatie waarin de profeet en het volk zich destijds bevonden, zonder aandacht voor het profetische karakter. De onbevangen lezer vraagt zich dan af waarom dit soort passages, als ze toch niet meer dan historische betekenis zouden hebben, een plaats in de Schrift waardig zijn? Waarom zouden teksten, als ze hooguit interessant zouden zijn voor een handjevol historici, van belang zijn voor alle gelovigen; en een plaats verdienen in het curriculum van theologiestudenten?

De Schrift overstijgt echter de gedachten van exegeten die het bovennatuurlijke afwijzen. Het gaat om de eenheid van het Oude en het Nieuwe Testament, die door de auteurs van de evangeliën en de apostelen keer op keer wordt bena-drukt. De tekst van vandaag over de lijdende dienaar van JAHWEH wordt in de evangeliën en de brieven van de apostel Paulus op verschillende plaatsen geci-teerd als een vooruitwijzing naar Christus. De profeet Jesaja ziet hem komen, die in zijn mishandeling zijn mond niet opendeed, als een lam dat naar de slachtbank wordt geleid. Met recht hebben deze ontroerende woorden vanouds een plaats gehad in de liturgie van Goede Vrijdag.

Page 95: zondag 2(B)

95 Jezus heeft zijn leerlingen de ogen geopend1 voor de talloze profetieën met be-trekking tot de menswording van Christus, zijn lijden en sterven en verrijzenis2. De profeten vroegen zich af op welk tijdstip en welke omstandigheden de Geest van Christus in hen doelde, toen Hij voorspelde al het lijden dat over Christus zou komen, en de daarop volgende verheerlijking3. Hoe meer de lezer vertrouwd raakt met de Bijbel, des te duidelijker gaan deze teksten spreken, om te beginnen de psalmen.

De kruiswoorden van Jezus: Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verla-ten?4 en: In uw handen beveel ik mijn geest5 zijn afkomstig uit het psalmboek. Zo heeft Jezus nog in zijn sterven zijn leerlingen de Schrift geopend. Hiermee wordt het Oude Testament voor gelovige lezers een kostbare verzameling boe-ken, waarin onophoudelijk getuigenis wordt afgelegd van de liefdevolle God, die zich het lot van de mensen aantrekt; die zich een volk verworven heeft en zich tot hen neerbuigt, om hun tot Redder te zijn: tot Jezus, hetgeen betekent God redt6. Hetgeen in de boeken van het Oude Testament wordt voorzegd, is voor Jezus’ leerlingen werkelijkheid geworden. Het verhaal van zijn kruisweg is bekend; maar veel christenen beseffen niet dat zij deelnemers zijn aan dit dra-ma, waarvoor niet alleen het Joodse volk verantwoordelijk kan worden gesteld. Ook in de huidige tijd zou de Redder van de wereld zelfs door veel leden van zijn kerk zijn verworpen.

Jezus heeft zich niet alleen gegeven voor zijn eigen volk, maar voor alle mensen van goede wil, waar ook ter wereld, die op dezelfde wijze als Israël gebonden zijn door de zonde; en verlossing nodig hebben; maar wie wil dit horen? De profeten, die de mensen opriepen hun leven te beteren, hebben dit vaak met hun leven moeten bekopen. Dit is hun droevig lot; want de mensen willen de waarheid niet horen. Ook de mens geworden God heeft dit lot moeten onder-gaan. Het kwaad dat de wereld beheerst heeft hem aan het kruis gebracht.

Christenen kunnen dit hemelschokkende gebeuren op Goede Vrijdag alleen meebeleven door de erkenning dat zij hier medeschuldig aan zijn. Indien zij de Geest ruimte bieden in hun leven, zal het lijden van Christus ook hen veelal niet bespaard blijven; want de leerling staat niet boven zijn meester7. Als zij, met Christus tot nieuw leven gewekt, onschuldig in de wereld staan, zullen zij in de verdrukking komen. Zo krijgen zij deel aan het werk, dat Jezus in de wereld is begonnen. Zoals hij door het lijden heen de hemel is binnengegaan, moeten ook zijn volgelingen hun kruis niet uit de weg gaan, maar hun lijden dragen, met de woorden van hun Heer in gedachten: Wie mijn leerling wil zijn, moet zichzelf verloochenen; en mij volgen door zijn kruis op zich te nemen8.

Allen die in Jezus' voetspoor gaan, bidden voor wie hen tegenwerken en kwaad

Page 96: zondag 2(B)

96 met goed vergelden, mogen zich één weten met hem die de harten zoekt te be-wonen. Hij kent onze zwakheid. Hoewel hij Gods Zoon was, heeft hij in de school van het lijden gehoorzaamheid geleerd. Hij leert zijn volgelingen hun kruis op te nemen, hun lot te dragen en in het nieuwe leven voortgang te ma-ken, op weg met hem die leeft bij de Vader: de weg naar de hemel. Hier is al-leen plaats voor de onschuld van Christus, waar zijn leerlingen door het doop-sel deel aan hebben gekregen.

Zó groot is de betekenis van het lijden van Jezus, dat dit op alle vrijdagen her-dacht moet worden. Deze dag van de week is voor gelovigen niet de geschikte tijd voor uitbundigheid, vertier en lekker eten en drinken. Zonder dat iemand het hoeft te weten9, kunnen zij op vrijdagen door onthouding proberen het hart te richten op hem, die de verschrikkelijke marteling aan het kruis in liefde voor alle mensen heeft ondergaan. Zelfs niet alleen op vrijdagen, maar elke middag rond drie uur - het uur van Jezus' sterven - is het goed in gedachten bij zijn lijden en sterven stil te staan. Zulke momenten van bezinning zijn kost-baar; en brengen christenen nader tot hem, die als laatste woorden een psalm-vers van David gebruikte: Vader, in uw handen beveel ik mijn geest10. Zo ver-enigt Jezus alle gelovigen die deze woorden samen met hem bidden. Temidden van de moeite en verdrukking van deze voorbijgaande wereld leren zij hem kennen; en weten zij zich veilig in Gods handen.

1) b.v. ex 12,1-13; Joh 1,29 2) Lc 24,27 3) 1Pe 1,10 4) ps 22,1 5) ps 31,6 6) Mt 1,21 7) Mt 5,12 8) Mt 16,24 9) Mt 10,24 9) Mt 6,16v 10) ps 31,5)

psalm 31 L Mijn God, bij U zoek ik mijn toevlucht; laat mij niet voorgoed beschaamd staan. A In uw handen beveel ik mijn geest; U zult mij bevrijden, God van waarheid. L Voor mijn vijanden een aanstoot, en ook voor mijn naasten, gaan de mensen mij verschrikt uit de weg. A Ik ben vergeten, uit 't hart, als een dode; als gebroken aardewerk weggedaan. L Maar mijn vertrouwen is op U, mijn HEER; ik heb gezegd: U bent mijn God. A Mijn lot is in uw hand; verlos mij van hen die zich tegen mij keren. L Laat mij het licht van uw aanwezigheid ervaren; en verlos mij in uw liefdevolle goedheid. A Wees vastberaden, van Hem is de kracht, voor allen die verlangend naar Hem uitzien. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

Page 97: zondag 2(B)

97

Goede Vrijdag (ABC) (II) 1ste lezing: Jes 52,13 - 53,12 psalm 31 zie beneden 2de lezing: Heb 4,14-16.5,7-9 evangelie: Joh 18,1 - 19,42 (lijdensgeschiedenis)

Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?

Heeft het lijden zin? Is het door God opgelegd? Maar is dit dan niet in strijd met zijn liefde? De veelvormigheid van het lijden maakt de beantwoording van deze vraag lastig. Sommigen zeggen: "Er is geen God, het leven heeft geen zin, en het lijden is dus zinloos". Wie in hun kon hart kijken, zou zien dat zij er in gedachten helemaal niet mee bezig zijn; of - als dat wel zo is - dat zij niet echt vrede hebben met deze bewering. Eigenlijk zeggen zij niet meer dan dat zij geen antwoord hebben. In wat men noemt 'zware' protestantse kringen wordt alle lijden wel als straf van God gezien. Maar als iemand op straat door dronken jongens wordt gemolesteerd, zou God hier dan de hand in hebben? Als een kind ongeneeslijk ziek wordt, heeft Hij hier dan een bedoeling mee? Zeker, God deed het kind sterven, dat door David was verwekt bij de vrouw van zijn legeroverste Uria1. Voor elke stelling is in de Schrift wel een bewijs vinden; maar wie unver-froren durven te beweren dat alle lijden een straf is voor de zonde, roepen te-rechte verontwaardiging over zich af over zo'n kil en dogmatisch standpunt.

Mensen die zo spreken lijken op de drie vrienden van Job, die gekomen zijn om rouw te bedrijven, nadat zijn kinderen tijdens een rampzalige nacht de dood hebben gevonden2. Zo zegt b.v. zijn vriend Bildad: Als je kinderen tegen God hebben gezondigd, dan gaf Hij straf naar schuld3. In deze trant spreken ook zijn andere twee vrienden. In hun rechtlijnige betogen zit veel waars; maar toch schieten zij de bal naast als zij over God spreken. Aan het einde van dit verhaal richt JAHWEH zich tot hen met de woorden: Ik ben zeer ontstemd over jullie; want jullie hebben over Mij niet zo'n zuiver beeld gegeven als mijn dienaar Job4. Tenslotte wordt Job door God zelf getroost; en bidt hij voor zijn vrienden om vergeving5.

Gelovige lezers zijn al gauw op de hand van Job: Zo is God toch niet? Inder-daad, want dit is de sleutel tot het verstaan van de Bijbel: God is goed; ál wat Hij doet is in liefde gedaan. In veel wat zij zeggen hebben zijn vrienden gelijk. Hun schuld ligt hierin, dat zij niet als gelovigen Job proberen te troosten: De dood is niet het laatste woord. Zij geven een onjuiste voorstelling van de goede God, namens wie zij denken te spreken. God vraagt goedheid en geen regels6. Te gemakkelijk verbinden zij lijden met schuld; en spreken zij met voorbijzien van de genade een oordeel uit, dat alleen aan God toekomt. De vrienden van Job handelen vanuit wetten en vastgeroeste overlevering, zonder zich daarbij met de levende God te verstaan, die zijn kinderen wil leren door de Geest. Men-sen die openstaan voor deze inspiratie zijn een verademing voor de kerk.

Page 98: zondag 2(B)

98 Job was vertwijfeld. Hij is opstandig geweest; maar geen moment heeft hij zijn God losgelaten. Uiteindelijk zien we hem als een gelouterd mens opstaan uit zijn innerlijke strijd. Hetzelfde kom je tegen in de levens van mensen als Catha-rina van Siena, Teresa van Avila, Johannes van het Kruis, Jean Vianney, Thérèse van Lisieux en vele anderen7. Ook de psalmdichters getuigen van deze vertwijfeling en schijnbare God-verlatenheid, waarin het geloof tot vastheid komt. Later zien zij met dankbaarheid op deze periode terug, in het besef dat God hen doorlopend heeft beschermd. In de woorden van de psalmist: Ik heb geloofd, zelfs toen ik sprak: ik wordt ál teveel verdrukt8.

Als Catharina van Siena in een visioen aan Jezus vraagt waar hij was, toen zij zo vreselijk gekweld werd door vunzige en akelige verleidingen, geeft hij ten ant-woord: Ik was in je hart, om je te versterken door mijn genade. Evenmin als alle gelovigen, inclusief de heiligen, is Job vrij van schuld; maar hij heeft niet méér gezondigd dan anderen. Integendeel: hij wordt door JAHWEH als voor-beeld gesteld van een goed en rechtvaardig mens9.

Dat Job niet volmaakt is wordt aan het einde van deze geschiedenis duidelijk10; en dat zijn lijden niet zonder zin is geweest mag hieruit blijken dat het verhaal in de Bijbel is opgenomen als een onovertroffen document over het lijden van de mensheid. Hier wordt duidelijk dat niemand zonder zonde is; en dat dit de oorzaak is van veel lijden. In de inleiding van het boek Job verschijnt Satan als de bewerker van dit leed11. Temidden van dit gebroken bestaan blijft JAHWEH de mens echter in liefde behoeden voor de volledige vernietiging waar de duivel op uit is. Bij herhaalde lezing van de Schrift wordt de rode draad zichtbaar van een liefdevolle God, die bij al zijn handelen met de mensheid maar één doel heeft: hen te behoeden en bij zich terug te brengen.

De vrienden betuttelen Job met theologische betogen, omdat hij God verwijten maakt over zijn rampspoed12. Hun woorden zijn correct maar misplaatst. Zij zien niet in dat God hem vasthoudt; en dat Job zich - ondanks zijn opstandig-heid - niet van God afwendt, zoals anderen wel gedaan hebben. Er zijn theolo-gen die b.v. de wreedheden in de nazi-kampen tijdens W.O.II hebben aange-grepen om het beeld van God te herzien. De 'God na Auschwitz' was voor hen niet dezelfde als voorheen. Dit zegt meer over hen en hun geloof dan over God. Gods goedheid is eeuwig en onveranderlijk. Deze belijdenis betekent méér dan alleen woorden. Temidden van de verdrukking openbaart hij zijn goedheid

Page 99: zondag 2(B)

99 aan zijn kinderen, die Hem in standvastig geloof blijven dienen. Zij gaan Hem liefhebben, die hen in staat stelt ook anderen te troosten met de troost die zij van Hem hebben ontvangen. Indien het lijden onschuldige mensen treft, zullen zij op dat moment geen behoefte hebben aan woorden, maar aan medeleven. Hierin zijn Jobs vrienden tekort geschoten.

Wie met de verschrikkingen in de wereld in gedachten in de verleiding komt te gaan twijfelen of het lot van de mens God wel ter harte gaat - of zelfs durft te beweren dat er geen God bestaat - doet er goed aan de blik te richten op men-sen als Edith Stein, Titus Brandsma, Etty Hillesum en vele anderen, die juist temidden van de wreedheden in de vernietigingskampen van de nazi's Christus zichtbaar hebben gemaakt; en voor zeer velen tot grote troost zijn geweest. Wie door de wreedheid in de wereld aan de goede God gaat twijfelen, ontbreekt het aan dit geloof. Laat hij of zij bedenken dat ook vóór de tweede wereldoorlog - en nog steeds - wreedheid en onderdrukking aan de orde van de dag waren, zij het niet in de verbijsterende mate van de vernietigingskampen.

Ook bij Job zien we geen twijfel als reactie op de ellende die zijn deel is gewor-den. Wat hij uitschreeuwt is een steeds herhaald: Waarom? Hij smeekt zijn be-zoekers: Vrienden dan toch, heb medelijden met mij, want de hand van God heeft mij geslagen13. Dan spreekt hij profetische woorden van hoop: Ik weet dat mijn Verlosser leeft. Hij zal in deze wereld binnentreden14. Gaandeweg ga je in hem trekken van Christus herkennen, lijdend aan het kruis15. Het lijden van ge-lovige mensen is nooit zonder zin, omdat zij temidden van hun moeite en pijn iets van Jezus zichtbaar maken, die als God-met-ons16 het menselijk lijden heeft gedeeld, en hun de ogen heeft geopend voor een nieuwe werkelijkheid, hier en nu, en voorbij lijden en dood17. In de woorden van Job: Al ben ik nog zo geschonden, vanuit dit lichaam zal ik God zien18.

Geloof ontwikkelt zich door stappen te zetten in dit geloof; en het inzicht over het lijden groeit in het lijden zelf. Je zoekt niet langer naar het doel hiervan. Met het lijden dat Job heeft getroffen heeft God - die het Satan heeft toege-staan19 - zeker wel een bedoeling gehad. Maar in plaats van steeds maar de vraag te stellen: "Waarom?" en je al te zeer te richten op een beoordeling van Gods handelen, waarover nooit het laatste woord kan worden gezegd, is het be-ter je af te vragen: "waardoor?" Zo stel je als gelovige niet God zelf ter discus-sie, die het lijden toestaat, en misschien in liefde soms zelfs oplegt20; maar je vraagt naar de oorzaak van alle lijden. Het antwoord hierop is eenvoudig. Al di-rect op de eerste bladzijden van de Bijbel wordt het duidelijk gemaakt: de mens (Adam) heeft zich van God afgewend21.

Adam en Eva hebben toegegeven aan de verzoeking van de boom van kennis van goed en kwaad22 te eten; en - zoals de duivel hun valselijk beloofde - aan

Page 100: zondag 2(B)

100 God gelijk te worden23. Waarom zouden ze zijn ingegaan tegen Hem die zij lief-hadden? Op het moment dat het oor wordt geleend aan de boosaardige influis-tering, wordt de geest verontreinigd door ontevredenheid. Dat eerste mensen- paar, levend in Gods aanwezigheid, bezit de volle kennis van zijn goedheid. Dan willen zij méér, en verliezen alles. Als ze van de appel gegeten hebben beseffen ze dat het kwaad dat ze hebben leren kennen niets anders is dan de afwezigheid van de goedheid van JAHWEH, waar zij in het paradijs voortdurend deel aan hadden. Ze zijn in de macht gekomen van de bewerker van het kwaad24, die de mensen van God tracht te vervreemden.

Adam en Eva schamen zich, zoals er schaamte is over een leugen; en willen hun zonde verbergen25. Hiermee heeft het lijden zijn intrede gedaan in het mense-lijk bestaan. Op eigen kracht is er voor hen geen weg terug. Dit geldt ook voor allen die na hen komen: ze zijn in de macht van het kwaad. Er wordt wel eens laatdunkend over deze erfzonde gesproken; maar je hoeft geen theoloog te zijn om te begrijpen wat hiermee wordt bedoeld. Iedereen kan zien, hoe het mense-lijk tekort zich voortzet van de ouders op hun kinderen. Het lijden is hiervan een direct gevolg. Het ontstaat waar mensen zich van Hem afkeren. Wie echter een uitweg zoekt, de eigen onmacht erkent en God weer aanroept, ontmoet in Hem een liefdevolle Vader, die verlossing belooft. In de persoon van Jezus, mens met de mensen, heeft Hij zijn liefde ten volle geopenbaard. Dit zegt de Heer: Wie hem liefheeft wordt hierdoor gerechtvaardigd en met Mij verzoend.

Het lijden brengt de mensen bij God terug. Het vervolg van het verhaal in gene-sis laat Kaïn zien, de zoon van Adam en Eva, die in jaloezie zijn broer Abel ver-moordt. God, die wil dat alle mensen behouden worden, verzwaart dan de moeite in Kaïns bestaan. Voortaan zal de aarde niet meer haar volle vrucht voortbrengen; en moet de mens door veel inspanning in leven zien te blijven26. Was dit niet het geval, dan zou hij zich nimmer tot God bekeren. "Tijdens de oorlog zaten de kerken vol", zo zeiden de mensen na 1945. Het is helaas waar dat de mensen zonder moeite en zorg niet naar God op zoek gaan. Alle profeten getuigen hiervan; en de psalmist verzucht: Toen riepen zij in hun angst tot de HEER; en Hij redde hen uit de benauwdheid27. Niet dat Hij de oorlog zou heb-ben aangesticht: dat is een lasterlijke gedachte. De oorlog is een gevolg van het voortwoekerende kwaad. Maar temidden van alle ellende laat de goede God zich vinden door wie oprecht naar Hem op zoek gaan.

Bij het lijden hoort de angst voor het onbekende na de dood. Toch zouden de meeste mensen niet graag voor altijd in deze gewelddadige wereld blijven voortleven. Je wilt niet blijven - en je wilt niet dood: in deze innerlijke onzeker-heid gaan zij zoeken: "Houdt met de dood alles op; en vergaan we tot levenloos stof? Is het geestelijke leven dan niet meer dan een illusie, die verdwijnt als het

Page 101: zondag 2(B)

101 lichaam niet meer functioneert? Wat is dan de zin van dit bestaan? Of is er iets dat blijvend is, ook na de lichamelijke dood?" Ja, dat is er. Gelukkig zijn de eenvoudigen van geest, die zich niet afsloven met stapels boeken en evenveel opinies en spitsvondigheden, maar het antwoord zien in het gelaat van Jezus, in wie de Schepper van de wereld zich aan de mensen openbaart. In de natuur wordt Gods almacht duidelijk; maar in Jezus wordt zijn goedheid zichtbaar, die in de psalmen wordt bezongen, waar alle profeten over spreken en waar heel de geschiedenis van Israël van getuigt.

Gelukkig zijn zij, die iets van die goedheid aanvoelen; en het kunnen beamen: Werkelijk, hier kan begin noch einde aan zijn! Zij staan aan het begin van nieuw leven, waartoe Jezus de deur is geworden28. Hij heeft niet aan zichzelf gedacht; maar in mateloze liefde voor allen heeft hij zich ten einde toe gegeven. Gedurende de marteling aan het kruis verzorgt hij zijn moeder, troost hij de misdadiger, die vol van berouw om zijn gebed vraagt, en verdraagt hij de spot-tende opmerkingen van de oversten van de religie. Stervend aan het kruis opent hij voor allen die hem liefhebben de Schrift met de aanvangswoorden uit psalm 22: Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten? David spreekt in deze psalm - 1000 jaar tevoren - niet alleen over zichzelf. Hij profeteert over de komende Messias, die in zijn eigen lichaam en ziel dit lijden voor allen zal on-dergaan.

Christenen die het lijden niet ontvluchten, weten zich niet alleen. Als zij in ge-lovig vertrouwen hun kruis op zich nemen, gaan zij de waarheid ervaren van Jezus' woorden: Kom tot mij, als je uitgeput bent en onder een last gebukt gaat, en ik zal je rust en verlichting schenken. Neem je juk op je schouders en leer van mij: ik ben zachtmoedig en nederig van hart; en je zult rust vinden voor je ziel. Want mijn juk is zacht en mijn last is licht29. Titus Brandsma, één van de slachtoffers van Auschwitz, heeft dit treffend onder woorden gebracht:

Het leed kwam telkens op mij aan, onmogelijk het af te weren, met geen tranen te bezweren, ik had het anders lang gedaan.

Toen ging het boven op me staan, tot ik stil lag, zonder wenen. Duldend, wachtend moest ik leren; en toen eerst is het heengegaan.

Dat is nu al een poos geleden, ik zie het nu van verre nog; en ik begrijp niet, waarom toch ik toen zo leed met veel geween. gelovenbeleven.nl > de ogen van de ziel 1) 2Sam 11 2) Job 1-2 3) Job 8,4 4) Job 42,7 5) Job 42,12 6) Hos 6,6; Mt 9,13; 12,7 7) Gelovenbeleven.nl > de ogen van de ziel 8) ps 116,10 9) Job 1,8 10) Job 38 11) Job 1,12 12) Job 19,6 13) Job 19,21 14) Job 19,25 15) ps 22,2; Mt 27,46 16) Immanuël, Mt 1,23 17) Joh 5,24 18) Job 19,26 19) Joh 2,6 20) Heb 12,6 21) gen 3,6 22) gen 2,17 23) gen 3,5 24) Satan (Hebr.) betekent vijand. 25) gen 3,7v 26) gen 4,12 27) ps 107, 6;13;19;28 28) Joh 10,7 29) Mt 11, 28v

Page 102: zondag 2(B)

102psalm 31 L Mijn God, bij U zoek ik mijn toevlucht; laat mij niet voorgoed beschaamd staan. A In uw handen beveel ik mijn geest; U zult mij bevrijden, God van waarheid. L Voor mijn vijanden een aanstoot, en ook voor mijn naasten, gaan de mensen mij verschrikt uit de weg. A Ik ben vergeten, uit 't hart, als een dode; als gebroken aardewerk weggedaan. L Maar mijn vertrouwen is op U, mijn HEER; ik heb gezegd: U bent mijn God. A Mijn lot is in uw hand; verlos mij van allen die zich tegen mij keren. L Laat mij het licht van uw aanwezigheid ervaren; en verlos mij in uw liefdevolle goedheid. A Wees vastberaden, van Hem is de kracht, voor allen die verlangend naar Hem uitzien. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

Lam Gods U hebt gedragen (mel. Deutsche Messe VII)

Lam Gods, u hebt gedragen de angsten van het hart. U kent ons bange vragen, onzeker en verward. U die bent opgevaren: u zult niet verre zijn. Uw vrede doet bedaren de onrust en de pijn.

Lam Gods, die in zijn lijden vol liefde tot ons sprak, u kwam uw volk bevrijden, de mens die u doorstak. Mijn Heer, mijn weg ten leven, vergevend telkens weer, verhef uw hand ten zegen, uw vrede dale neer.

Lam Gods, zie ons verlangen het kwade te weerstaan, uw lichaam te ontvangen, de levensweg te gaan. Wat kunnen wij U geven? ons hart, u toegewijd, opdat wij met u leven, in alle eeuwigheid. gelovenbeleven.nl >liedboek al mijn verlangen, nr 82

* * * einde van de 40-dagentijd (B)

Page 103: zondag 2(B)

103

PAASTIJD (B) paaswake (B) antwoordpsalmen: zie deze site > de ogen van de ziel gezongen psalmen (30, 42 en 118): zie deze site > al mijn verlangen

1ste lezing: gen 1,1-2-2 tussenzang ps 104 of ps 33 2de lezing: gen 22,1-18 ps 16* (bewaar uw kind) 3de lezing ex 14,15-15,1 ps 151 4de lezing Jes 54,5-14 ps 30* (mijn God, mijn waarheid) 5de lezing Jes 55,1-11 ps 158 6de lezing Bar 3,9-15; 32-4,4 ps 19 7de lezing Ez 36,16-28 ps 42* (als een hinde) 8ste lezing Rom 6,3-11 ps 118* (eren wij onze God) evangelie Mc 16,1-8 *psalm uit de liedbundel al mijn verlangen (die gelovenbeleven.nl)

Hij is verrezen, hij is niet hier.

Adam (letterlijk de mens), in de aanvang volmaakt geschapen (1e lezing), Abra-ham, vader van alle gelovigen, zwaar beproefd toen hij zijn zoon moest offeren maar vertrouwend hem uit de dood terug te zullen krijgen1 (2e lezing) en Isra-el, dat door de zee trekt en zo aan zijn vijanden ontkomt (3e lezing): zij verwij-zen naar de nieuwe Adam2, het lam van God, naar Jezus die zijn volk in het doopsel vrijmaakt van schuld en hen wegleidt door de zee, door deze chaotische wereld. Hij is de heilige van Israël en de God van heel de aarde (4e lezing), de getuige en de Vorst van alle volken (5e lezing), de bron van wijsheid, door de mensen verlaten (6e lezing), de heilige die God aan de wereld openbaart en zijn volk reinigt (7e lezing); en hen al in dit leven doet delen in het nieuwe leven in het Rijk van God (8e lezing). Heel het Oude Testament wijst hiernaar vooruit; en het Nieuwe Testament vertelt van dit wonder van Pasen: de overwinning op de dood voor allen die geloven.

Het verhaal van Goede Vrijdag en Pasen staat elk jaar opnieuw als oratoria in de programmaboekjes van de grote concertzalen. Als een kerk de Matteüs-passie van Bach wordt uitgevoerd, stroomt het publiek toe, maar niet met kerk-gangers. Is het niet verschrikkelijk dat heel die menigte God heeft verlaten, Je-zus’ lijdensgeschiedenis als entertainment beschouwt en geen idee meer heeft van de hemelschokkende gebeurtenis van menswording en verrijzenis? Zij ho-ren de woorden: O hoofd vol bloed en wonden; maar lijden niet mee met hem, die zichzelf in liefde voor de wereld geeft. Hij roept allen om hen te doen delen in zijn nieuwe leven, de dood voorbij; maar zij weten het niet.

Jezus heeft zichzelf niet willen redden. Hoe had de wereld anders het evangelie kunnen vernemen? Hoe hadden christenen in zijn liefde kunnen delen, als hij niet door lijden en dood tot nieuw leven was gewekt? De menigte heeft hier

Page 104: zondag 2(B)

104 geen weet meer van. Zij genieten van het veel gecomponeerde stabat mater, (daar staat de moeder), maar beseffen niet wat Maria aan de voet van het kruis heeft moeten doorstaan. Het passieverhaal is tot een avondje uit geworden, zonder compassie met een onschuldig mens, die urenlang hangt te bloeden aan een kruis; en zonder gedachtenis aan een leger van onschuldigen, die in deze onrechtvaardige wereld van het leven zijn beroofd.

Hoe vakkundig ook uitgevoerd, deze stukken kunnen het nooit halen bij het ge-zang van gelovige mensen. De legende vertelt van drie monniken, die hun ge-beden altijd besloten met het zingen van Onze Vader. Op een dag kregen zij een engel te gast, die zo prachtig zong dat de monniken beschaamd zwegen; en in het vervolg het Onze Vader gewoon zeiden. Enkele weken later verscheen de-zelfde engel weer aan hen, en vroeg hun waarom ze 's avonds niet meer zon-gen? “Want”, zo voegde hij er aan toe, “wij luisterden in de hemel altijd mee, zo doorleefd en vol eerbied was jullie gezang”.

Concertgangers hebben hoge toegangsprijzen over voor de uitvoeringen, die lang tevoren zijn uitverkocht. Konden zij tenminste nog enigszins aanvoelen wat die menigte heeft ervaren, die naar Golgotha was gestroomd om van de executie van Jezus en twee misdadigers getuige te zijn, dan hadden zij waar ge-kregen voor hun geld1. Deze omstanders waren diep onder de indruk2. Zij voel-den dat hier iets gebeurd was waarvan niemand de volle omvang kan bevatten; maar zij konden nog niet weten dat de mens geworden God als een dienaar het lot van de vernederde mensheid heeft gedragen. In liefde voor allen heeft hij het offer van zijn leven gebracht, om allen die in hem geloven bij God terug te brengen. Wie leeft in verbondenheid met hem hoeft de dood niet meer te vre-zen. Dit is wat in de paaswake wordt gevierd.

Voor christenen die bijeenkomen om Jezus' lijden en sterven te gedenken en zijn opstanding uit de doden te vieren, is Pasen een feest waarop zij zich meer nog dan anders uitverkoren voelen tot Gods volk te behoren. In deze nacht dringt het extra sterk door dat het evangelie werkelijkheid is. Zij vieren de per-soonlijke deelname aan zijn opstanding en zijn leven bij de Vader. Hun gezang stijgt - als van de drie monniken - op tot Christus en zijn engelen in de hemel. Voor hen die twijfelen en alleen op hoogtijdagen in de kerk komen, is Pasen een moment van bezinning: Zou Jezus werkelijk zijn opgestaan? En wat betekent dit voor mijn eigen leven? Tenslotte is er het leger geestelijk ontheemde bezoe-kers, meestal zonder christelijke achtergrond, die op hoogtijdagen naar de kerk komen, in de vage hoop hier een antwoord te vinden op hun vragen.

Buitenstaanders die de gebeurtenissen rond Pasen alleen kennen van concerten op radio en TV, zouden zich kunnen afvragen of een dermate rijke muziektradi-tie op louter legende kan berusten? Zou het werkelijk gebeurd zijn, wat hier zo mooi wordt bezongen? Dezelfde vraag kunnen voorgangers zich stellen, die

Page 105: zondag 2(B)

105 de mening zijn toegedaan dat Jezus' verrijzenis niet ter zake doet; en verkondi-gen dat het er alleen om gaat een voorbeeldig leven te gaan leiden, met hem als voorbeeld. Zou een dergelijk moraliserend geluid componisten tot hun muziek hebben geïnspireerd? Zouden zoekers naar de zin van hun bestaan en naar rust voor hun ziel baat vinden bij zo'n verkondiging? Christenen komen juist naar de kerk om hun onmacht tot het goede te belijden; en hulp te zoeken als zij dit in hun relaties trachten vorm te geven: “Help mij God, om te doen wat ik zo “graag wil, maar niet waar kan maken. Help mij mijzelf niet te achten en Jezus “te volgen in zijn lijden en sterven, en ….. in zijn verrijzenis.”

Al tijdens de eerste jaren van de kerk waarschuwt de apostel: Als Christus niet is opgestaan, is je geloof nutteloos3. Daartoe is God mens geworden, opdat de dood, die heel de mensheid sedert Adam en Eva in zijn greep heeft gehouden, zou worden overwonnen. Sedertdien hebben de mensen geleefd in de onbe-stemde hoop dat het leven méér is dan die enkele tientallen jaren die hun in de-ze wereld gegeven zijn. We hebben hier 70 jaren, en wie sterk zijn tachtig mis-schien; en dan is het over, voorbij. Zo bidt David; en: Leer ons zo onze dagen te benutten dat ons hart in dit leven wijsheid vergaart4. Hij besluit de psalm met de woorden: Laat uw weldadige vrede ons vervullen; en bevestig het werk van onze handen. David leefde in het vertrouwen dat zijn leven in Gods hand was; en dat zelfs de dood kan hier geen einde aan kan maken. Hoe graag had hij willen weten, wat nu aan Gods kinderen is geopenbaard!5

'Pluk de dag, want het leven is kort'. Wie hiermee niet voldaan is, gaat op zoek naar de zin van dit bestaan; en hoe het geleefd moet worden. Als het vertrou-wen in ouderen wordt beschaamd, als de jeugdige overmoed, die het zelf beter denkt gaan doen, is verdwenen, dan komen de kinderen tot de ontdekking dat zij tegen wil en dank in de vermaledijde fouten van hun ouders vervallen. Hoe nu verder? Moet het altijd zo doorgaan? Midden in hun leven rijst dan de vraag: Is dit nu alles? Gelukkig zijn zij, die dan het antwoord hebben: "Ik geloof in de vergeving van mijn fouten. Mijn God doet mij het leven kennen, de dood voorbij". Gezegend zijn zij, als zij hun verantwoording op zich nemen voor hen die buiten staan, onwetend over het evangelie van Jezus' verrijzenis. En geze-gend zijn zij, die de hoop niet hebben laten varen: Er is méér ….; en in hun zoektocht de weg naar de kerk hebben gevonden. Hiertoe is God mens gewor-den: om deze hoop te bevestigen; en allen van goede wil tot zich te nemen.

Gelukkig zijn allen die het evangelie gaan verstaan: Hij is niet hier, hij is verre-zen. Het is niet nodig naar het heilige land te reizen, om hem te leren kennen die de zin van het leven doet verstaan. Waarom de levende bij de doden zoe-ken? Hij wil niet herdacht worden op de plaats van zijn sterven, maar in ieders dagelijkse doen en laten. Allen die hem daadwerkelijk toebehoren, kunnen in

Page 106: zondag 2(B)

106 hun eigen hart met hem spreken als met een vertrouwde vriend. Christenen die zijn hulp inroepen bij hun strijd de zelfzucht de rug toe te keren, vinden hem aan hun zijde die het voor hen heeft volbracht. Als zij hem liefhebben en die-nen, door zichzelf te vergeten en zijn werk in de wereld te gaan doen; als zij hem zodoende toelaten in hun bestaan, dan zal hij hun leren zijn weg te gaan.

De Geest van Christus leert de gelovigen anderen het kwaad niet toe te rekenen, maar goed te doen aan wie hen dwarszitten en lief te hebben wie hun tegen-staan. Zo doende zijn zij door hun Geliefde gekend. Hij beloont hun met de vreugde van zijn aanwezigheid; en spreekt tot ieder van hen: Om jou ben ik mens geworden, voor jou ben ik gestorven, en verrezen uit de dood, om jou mijn liefde te bewijzen. Wees niet verdrietig als ik soms ver weg lijk, want ik ben je gedurig nabij. Ik houdt me slechts af en toe verborgen, opdat je mij met nog meer ijver zult zoeken; en uit je leven weg zult doen wat mij niet kan beha-gen. Ik houd van jou, zoals je nauwelijks kunt bevatten; en ik verlang naar jouw wederliefde. Daarom kan ik het niet verdragen als je voorbijgaande dingen lief-hebt, en mij daarvoor vergeet. Wie niet alles los wil laten, kan mij niet toebeho-ren. Luister daarom naar mijn stem, want ik leer je wat goed is en waar, en wat nooit een einde zal nemen. Ik ben gekomen om jou de hemel binnen te voeren, waar wij God, onze Vader, in alle eeuwigheid zullen danken en eren.

1) Mt 27,38 2) Lc 23,48 3) 1Kor 15,17 4) gelovenbeleven > de ogen van de ziel.> ps 90 5)1Pe 1,10

psalm 118 L Breng dank aan God want Hij is goed; A zijn liefdevolle goedheid is eeuwig. L Hoor: het gejuich om de zege klinkt op uit de huizen der rechtvaardigen. A De hand van de HEER verricht machtige daden. L Zie, de deur der rechtvaardigheid gaat open:

ik mag binnengaan en God mijn dank betuigen. A De deur van de HEER: de rechtvaardigen gaan hierdoor naar binnen. L De steen die de bouwers hebben afgekeurd: Hij is tot hoeksteen geworden. A Zo heeft de HEER het bewerkt, het is een wonder in onze ogen. L Dit is de nieuwe dag die God ons heeft gegeven: laten wij juichen, ons samen verheugen! A God, laat ons uw redding zien, geef voorspoed aan uw volk! L Breng dank aan God want Hij is goed. A Zijn liefdevolle goedheid is eeuwig.

gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden lied: Zie al mijn verlangen, nr 44 (ps 118)

* * *

Page 107: zondag 2(B)

107

zondag van Pasen 1(ABC) 1ste lezing: hand 10,34-43 psalm 118 zie beneden 2de lezing: Kol 3,1-4 of 1Kor 5,6-8 evangelie: Joh 20,1-9

Hij zag en geloofde.

Jezus' volgelingen hebben afschuwelijke dagen meegemaakt. Onder hen waren ook zijn moeder Maria, Maria Magdalena en vele andere vrouwen. Zij zijn ge-tuige geweest van zijn marteldood aan het kruis; en bleven achter, niet wetend wat te doen. Jezus had zijn leerlingen tot drie keer toe onderricht: De mensen-zoon moet veel lijden, en door de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden verworpen worden; maar na ter dood te zijn gebracht zal hij op de derde dag verrijzen1,2,3. Dit was hun echter duister gebleven. Ze hadden het niet zo letter-lijk opgevat, dat Jezus na zijn dood weer levend voor hen zou staan. Hij had wel Lazarus op de vierde dag na zijn dood uit het graf doen opstaan4; maar nu de Heer zelf dood was leek er geen hoop meer te zijn.

Houd goede moed, ik heb de wereld overwonnen5, zo had Jezus zijn leerlingen voorgehouden. Weliswaar bestond het geloof in de opstanding van de doden op de laatste dag6, maar dat Jezus zo snel uit de dood zou verrijzen: nee, dat had niemand durven denken. Hier wordt duidelijk dat er aan die laatste dag een pe-riode voorafgaat: de tijd van genade, waarin het evangelie wereldwijd verkon-digd wordt; en iedereen de kans krijgt zich te bekeren. Wie gedoopt is en met Christus verenigd leeft, heeft deel gekregen aan de eerste opstanding; en is met hem overgegaan van de dood naar het leven.

Tot de dag van vandaag zijn er mensen in de kerk, die menen dat Jezus' op-standing niet als een historisch feit moet worden opgevat, maar als een be-moedigend verhaal voor de kerk, ter aansporing om op de weg van Jezus voort te gaan. Uit dit soort verklaringen valt niet meer op te maken dan dat de vol-gelingen van Jezus nu het stokje van hem over moeten nemen, dat zij net als hij moeten gaan leven; en het koninkrijk van God zichtbaar maken. Dit laatste is zeker het geval. Het is juist de kritiek van buitenstaanders dat zij hier zo weinig van merken. Zou dit een gevolg zijn van de gedachte, dat de gelovigen in staat zijn dit op eigen kracht waar te maken? Kort gezegd zou Jezus' bood-schap zijn: "Zoals jullie mij hebben zien leven, zo moeten jullie nu ook voort-gaan; want ik heb laten zien dat het kan". De ontreddering van hen die ach-terbleven is goed voorstelbaar: "Hoe kunnen wij dat ooit waarmaken??" In-derdaad; want waar zouden zij het gezag vandaan moeten halen om op te tre-den zoals hij dat had gedaan? Hij was niet getrouwd, hij had vrouw noch kin-deren en bezat in de wereld nog geen plaats om zijn hoofd neer te leggen7. Hij had ouders, familie en werk verlaten; en vervolgens zijn leerlingen geroepen

Page 108: zondag 2(B)

108 op een wijze, die hen direct alles deed achterlaten om hem te volgen8. Hij had de mensen heel anders toegesproken dan zij van hun rabbi's en theologen ge-wend waren, zodat zij er versteld van stonden; en onder elkaar zeiden: Een nieuwe leer met gezag!9 Hij had hun zieken genezen, hun bezetenen bevrijd, doden opgewekt, tot aan het kruis voor zijn vervolgers gebeden …….. en zou-den zijn volgelingen dit nu zelf op eigen kracht moeten voortzetten? Nee, op die sabbath na Jezus' dood, op die zaterdag, wisten zij niet wat te beginnen; en zaten zij verslagen bij elkaar.

Was de nood bij de vrouwen iets minder groot omdat zij minder deelden in die loodzware druk van de leerlingen om nu zelf te moeten presteren? Misschien ook werd hun verslagenheid enigszins getemperd door hoop; en deelden zij met elkaar het gevoel dat hun Heer, die zij overal waren gevolgd, die zij hadden lief-gehad en nog steeds liefhadden: dat hij hen niet zo reddeloos achter zou laten. Maar ook zij wisten niet hoe het nu verder moest. Of voorvoelden zij al dat het gebeurde een ongekend vervolg zou krijgen? Onder hen was ook de vrouw die door Jezus van haar aanvallen van bezetenheid was verlost. Wat dreef haar in alle vroegte naar het graf?

De vrouwen voorvoelen dat het verhaal nog niet uit was. In die hoop gaat Maria Magdalena op die eerste dag van de nieuwe week naar het graf. Er stond nog meer te gebeuren. Die hoop wordt tot zekerheid als zij het geopende graf ziet. Ook de leerlingen, die zij direct gaat waarschuwen, en die het graf leeg vinden, gaan het ongehoorde nieuws verstaan: de Heer is verrezen, nu wordt alles wer-kelijk nieuw! Nog vóór zij hem in levende lijve hebben ontmoet, begint hier voor de leerlingen het nieuwe leven, dat 50 dagen later op het Pinksterfeest zal worden bekroond door de gave van de heilige Geest. Gedurende veertig dagen, tot aan zijn hemelvaart, zal Jezus aan hen verschijnen; en hen voorbereiden op de verkondiging van het evangelie van dood en verrijzenis.

Johannes zag het; en geloofde de boodschap die christenen van alle tijden en uit alle plaatsen als broeders en zusters verbindt. Het oude is voorbij, het nieuwe is gekomen!10 Zij hoeven niet op eigen kracht te gaan; want de Heer is bij hen. Hij hoort hun gebed; en hij helpt hen om te doen wat zij zo graag wil-len, maar waartoe zij niet in staat zijn. In de kerk van Christus worden de gelo-vigen opgewekt tot nieuw leven, om in het voetspoor van Jezus goed te doen aan wie hen haten. De Heer zelf staat hen bij om hun zinnen niet langer te zet-ten op het aardse, maar op het hemelse. Hij leert het hun door de Geest: Je le-ven is nu met Christus verborgen in God11. Christus is je leven, en als hij ver-schijnt, zal ook jij bij hem zijn in zijn heerlijkheid. Dit is de nieuwe dag die God ons heeft gegeven. Laten wij juichen, ons samen verheugen!

Page 109: zondag 2(B)

109 1) Lc 9,22 2) Lc 9,44; Mt 17,22 3) Lc 18,33 4) Joh 11,44 5) Joh 16,336) Joh 11,24 7) Lc 9,58 8) Lc 5,11 9) Lc 4,32 10) 2Kor 5,17 11) Kol 3,3

psalm 118 L Breng dank aan God want Hij is goed; A zijn liefdevolle goedheid is eeuwig. L Laat heel zijn volk dit steeds herhalen: A Zijn liefdevolle goedheid is eeuwig. L In mijn benauwdheid riep ik tot de HEER. A Hij antwoordde mij, en gaf mij ruimte van leven.

L Hoor: het gejuich om de zege klinkt op uit de huizen der rechtvaardigen. A De hand van de HEER verricht machtige daden. L De HEER ondersteunt mij door zijn rechterhand. A De hand van de HEER verricht machtige daden. L Ik zal niet sterven maar leven, en verhalen wat mijn HEER voor mij deed. A Hij heeft mij wel zwaar getuchtigd, maar aan de dood mij niet overgegeven.

L De steen die de bouwers hebben afgekeurd: Hij is tot hoeksteen geworden. A Zo heeft de HEER het bewerkt, het is een wonder in onze ogen. L Dit is de nieuwe dag die God ons heeft gegeven: laten wij juichen, ons samen verheugen! A HEER laat ons uw redding zien, geef voorspoed aan uw volk! gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

eren wij onze God (ps 118) eren wij onze God en Vader, Gods goedheid is in eeuwigheid. Laat heel zijn volk dit nu herhalen: Gods goedheid is in eeuwigheid. Laat al zijn priesters het beamen: Gods goedheid is in eeuwigheid. Hij roept zijn kinderen bij hun namen. Heer, leid ons tot uw eeuwigheid.

Hoor, hoe de Heer zijn kind rechtvaardigt: hoe Hij mij zwaar getuchtigd heeft; hoe Hij mij strafte in genade, maar aan de dood niet overgeeft. Bouwers, zij wilden niet vertrouwen de hoeksteen van het heiligdom; maar de rechtvaardigen: zij bouwen op hem die was, die is, die komt.

Dit is de dag, van God gegeven, treed binnen in zijn heiligdom. Zie toch, hoe hij verlicht ons leven, die van godswege tot ons komt. Hij doet ons voor het altaar knielen, kom offer hem je dankbaarheid. Aloude woorden ons bezielen: zijn goedheid IS, in eeuwigheid! gelovenbeleven.nl > al mijn verlangen

* * *

Page 110: zondag 2(B)

110

zondag van Pasen 2(B) 1ste lezing: hand 4,32-35 psalm 118 zie beneden 2de lezing: 1Joh 5,1-6 evangelie: Joh 20,19-31

Wees niet langer ongelovig, maar gelovig

Als antwoord op de twijfel, niet alleen van Thomas maar ook van andere apos-telen en van velen in de kerk, is de eenvoud van deze woorden bepaald verfris-send. Matteüs vertelt hoe zelfs bij Jezus' hemelvaart, toen allen voor hem knielden, sommigen nog twijfelden of ze hem als de almachtige, eeuwige en al-omtegenwoordige God konden aanbidden, wiens naam JAHWEH zij zelfs uit eerbied en ontzag niet durfden uit te spreken1. Jezus, de liefde en goedheid van God-met-ons en tevens mens met de mensen, vernederd en verlaten, als een misdadiger gekruisigd en verrezen uit de dood: dit is het evangelie waar nie-mand ooit over uitgedacht raakt.

Twijfel is een menselijk gegeven waar ieder mee om moet leren gaan. Het is be-ter innerlijke zekerheid te bevechten over het geloof, dat immers over dood en leven gaat, dan iets aan te nemen dat niet helemaal kan worden beaamd, zoals bij de sektes gebeurt. Aangetrokken door het georganiseerde enthousiasme la-ten velen, door zich hierbij aan te sluiten, zich verleiden een stap in het donker te zetten. Zo isoleren zij zich van de kerk van Christus; en sluiten zij zich af voor de groei van hun geloof. Volwassen gelovigen echter nemen hun plaats in de kerk in en bieden hun diensten aan, ook al zijn de vieringen niet altijd even ge-inspireerd; en biedt de geloofsgemeenschap geen schaduw meer van de ge-loofsbeleving van de eerste eeuwen.

Eenvoudig, standvastig en doorleefd geloof gaat niet af op uiterlijk vertoon, maar richt zich op het evangelie, waar duidelijk geschreven staat waar het om gaat. In Jezus heeft de Schepper niet alleen zijn goedheid maar ook zijn macht geopenbaard, waar de vele wonderen die hij verrichtte van getuigen. Hij komt hiermee aan de zwakheid van de mensen tegemoet. Het mooiste zou zijn als Gods kinderen in Jezus geloven om de persoon die zij zien. Ál wat een mens van God kan kennen is immers in hem waarneembaar. Het ware geloof ziet zijn goedheid en liefde; en erkent dat hier begin noch einde aan kan zijn. Zo belij-den Christenen Jezus als JAHWEH, hetgeen betekent: IK BEN. Oog in oog met het eeuwige, geloven zij in de mens die dit eeuwige zonder vlek of rimpel zicht-baar maakt. Ook 2000 jaar later, nu Jezus niet met de ogen van het lichaam kan worden gezien, wekken de vier evangeliën zoveel vertrouwen dat de gelovi-gen het moeten beamen: Dit zijn geen bedrieglijke woorden. Jezus, de steen door de bouwers verworpen, hij is het fundament van ons geloof (psalm van vandaag) en het hoofd van de kerk3.

Page 111: zondag 2(B)

111 Niet aan allen is dit geloof direct gegeven. Jezus verwerpt de twijfelaars niet, maar komt hun tegemoet en houdt hun voor: Geloof dan om de werken4. Zijn woorden, zijn handelen en ook de wonderen die hij gedaan heeft: alles is erop gericht de mensen de ogen te openen voor wie hij is; en hen tot God te verhef-fen. Johannes beklemtoont dit in het evangelie van vandaag, als hij zegt dat de ruimte ontbreekt om al Jezus' wondertekenen in zijn verslag op te nemen; en dat deze bovennatuurlijke dingen zijn geschied opdat je zult geloven dat Jezus de Christus is, de Zoon van God. Mens met de mensen, en God met ons, daar draait het om in heel het Nieuwe Testament. De Farizeeën nemen hier aanstoot aan. Zij worden woedend als hij zonden vergeeft. Die man spreekt godslaster-lijk! Wie kan er zonden vergeven dan God alleen?5 Als zij hem vragen of hij soms meer denkt te zijn dan Abraham, antwoordt hij tot hun ontzetting: Voor Abraham was, IK BEN6. Hiermee verklaart hij aan God gelijk te zijn.

Ook onder christenen zijn sommigen de mening toegedaan dat Jezus niet meer dan een uitzonderlijk voorbeeld is geweest, die heeft getoond hoe een mens be-hoort te leven. Daar gaat het immers om? Zeker. Maar wie durft te beweren hem te kunnen volgen? Wie zal zijn vijanden liefhebben en zelfs zijn leven voor hen geven? 7 Welke gehuwde kijkt niet soms met begeerte naar iemand van het andere geslacht?8 Wie bidt er voor zijn vijanden?9 Daar is opnieuw iets boven-natuurlijks voor nodig: het wonder van de wedergeboorte van zijn volgelingen tot nieuwe mensen10, door de Geest van Christus geleid. Niemand kan de we-reld overwinnen, dan wie uit God geboren is. Het wapen waarmee wij over-winnen is het geloof in Jezus, de Zoon van God.

Waren de kerkgangers beter bekend met de evangeliën, dan zou de gedachte van navolging als centrale boodschap van de kerk niet zoveel opgeld doen. Bij zelfstandige lezing van de volledige teksten zouden zij tot de ontdekking komen dat deze voor een belangrijk deel in beslag worden genomen door de vele won-dertekenen. Beginnend met de gebeurtenissen rond zijn geboorte en eindigend met zijn verrijzenis en hemelvaart, wordt een steeds herhaald bewijs geleverd dat Jezus méér is dan alleen een voorbeeldig mens. Ook de voorschriften die hij geeft over een leven naar Gods wil getuigen hiervan. Zou hij van zijn volgelin-gen vragen, wat hijzelf niet volbrengen kan? Maar nu heeft hij als God-met-ons tot aan zijn bittere einde op het kruis de weg van de liefde afgelegd. Dit gaat het vermogen van gewone stervelingen ver te boven. Aan allen die dit belijden en die bidden om in liefde voor hem in zijn voetspoor te mogen gaan, geeft hij de macht als kinderen van God te leven, nederig en zachtmoedig.

De boodschap van goeddoen met Jezus alleen als voorbeeld voor ogen, geeft een ongeïnspireerde verkondiging, die de vieringen weinig aantrekkelijk maakt. De mensen weten immers wel dat ze goed moeten leven; om dat te horen hoe-

Page 112: zondag 2(B)

112 ven ze niet naar de kerk. En dat leger eenzame zoekers? Zij komen met hun las-ten van verlies, tegenslagen, mislukking en eenzaamheid naar de kerk, niet om te vernemen: "Je kan het echt wel, kijk maar naar Jezus", maar om hulp te zoe-ken, Gods hulp, die in Christus aan zijn leerlingen is geschonken. In hem is ver-lossing voor allen die in hem geloven. De heiligen zijn onze voorbeelden; maar van Jezus zegt de apostel: Hij is het beeld van de onzichtbare God. Hij bestaat vóór alles, en alles bestaat in hem11. Wat menselijkerwijs gesproken te hoog gegrepen is, maakt hij voor wie hem toebehoren mogelijk: hun last op zich te nemen en te leven als burgers van het koninkrijk van God12.

Mijn Heer en mijn God roept Thomas uit, als Jezus hem zijn handen toont en de wond in zijn zijde. Mijn Heer en mijn God: dat belijdt ook de vroege kerk te Jeruzalem. Evenals de apostelen hebben ook deze mensen heus wel hun twijfel moeten overwinnen. Bij deze gemeenschap wordt gedacht als aan een hechte groep, waarvan de leden alles samen deelden (1e lezing). Die gemeenschap heeft haar fundament in Christus, de steen die door de bouwers is afgekeurd, en die tot hoeksteen is geworden, zoals de psalm van deze zondag leert; en wordt bijeengehouden door een levend geloof. Dit geloof wordt gevormd door-dat zij zich ernstig toelegden op de leer van de apostelen; en trouw waren in het breken van het brood en het gebed (1e lezing).

In de brieven van het Nieuwe Testament is te lezen wat die leer van de aposte-len inhoudt. Helaas wordt dit epistel tijdens de zondagsvieringen vaak overge-slagen. “Te moeilijk”, zegt men. Zijn de kerkgangers van nu dan minder intelli-gent dan in de tijd van Petrus en Paulus? Waarom moeten zij dit onderricht ontberen? Van een leraar die zijn oren naar de klas laat hangen zullen de leer-lingen niet veel opsteken. In een tijd waarin twijfel en ongeloof de overhand krijgen is degelijke kennis meer dan ooit geboden. De schrijvers van de brieven van het Nieuwe Testament en ook de kerkvaders na hen beginnen dit onder-richt met de menswording van God in Jezus, die zijn volgelingen als nieuwe mensen opneemt in het hemelse leven. Zo leert het de tweede lezing: Wie uit God geboren is, overwint de wereld. Door de grondige voorbereiding op het doopsel dat christenen in de vroege kerk hadden genoten, en door de hechte gemeenschap waarin zij opgenomen waren, kon hun geloof zich ontwikkelen.

In de kerk van de eerste eeuwen stond het geestelijke vooropstond en werd het materiële gedeeld, zodat niemand tekort kwam. Mocht toch af en toe de twijfel de kop opsteken, dan kwamen hun de woorden in gedachten die de verrezen Heer tot Thomas heeft gesproken. Tot heel zijn kerk richt Jezus zich vandaag met de eenvoudige woorden: Wees niet ongelovig maar gelovig. Want het ge-loof groeit door te geloven. Christenen verheugen zich samen in zijn verrijzenis, waar hij hun deel aan geeft. Dit is de nieuwe dag die God ons heeft gegeven. Laten wij juichen, ons samen verheugen!

Page 113: zondag 2(B)

113 1) Mt 28,17 2) ex 3,14 3) Ef 1,22 4) Joh 14,11 5) Mc 2,7 6) Joh 8,58 7) Mt 5,22 8) Mt 5,28 9) Mt 5,43 10) Joh 3,39 11) Kol 1,15.17 12) Joh 1,12

psalmgebed (uit ps 118) L Breng dank aan God want Hij is goed; A zijn liefdevolle goedheid is eeuwig. L Laat heel zijn volk dit steeds herhalen: A Zijn liefdevolle goedheid is eeuwig. L Laat zijn priesters tezamen dit belijden: A Zijn liefdevolle goedheid is eeuwig. L Laat allen dit beamen, die leven in eerbied voor God: A Zijn liefdevolle goedheid is eeuwig. L Zwaar was ik getroffen, ik kwam welhaast ten val: toen vond ik mijn God aan mijn zijde. A Uit Hem is mijn kracht en mijn blijdschap, Hij is mij tot Redder geweest. L De steen die de bouwers hebben afgekeurd: Hij is tot hoeksteen geworden. A Zo heeft de HEER het bewerkt, het is een wonder in onze ogen. L Dit is de nieuwe dag die God ons heeft gegeven: laten wij juichen, ons samen verheugen! A God, laat ons uw redding zien, geef voorspoed aan uw volk! gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * * zondag van Pasen 3(B) 1ste lezing: hand 3,13-19 psalm 4 zie beneden 2de lezing: 1Joh 2,1-5 evangelie: Lc 24,35-48

Toen maakte hij hun geest toegankelijk voor het begrijpen van de Schrift.

Als de Bijbel doorlopend wordt benut voor lezing en bezinning, komt vanzelf de vraag naar boven wat er letterlijk moet worden genomen en wat niet1? “Alles is letterlijk waar”, verkondigen fundamentalistische christenen, met net iets te grote stelligheid, alsof ze in de Bijbel geloven, en niet in God. “Nee, maar het gaat om de boodschap”, stellen vrijzinnigen hiertegenover. Beide standpunten zijn niet houdbaar. Elk woord letterlijk nemend, en er van uitgaand dat in het scheppingsverhaal een 'dag' uit 24 van onze klokuren bestaat, kan in het boek genesis uit de leeftijden van de aartsvaders worden afgeleid dat de aarde niet ouder is dan ruim 6000 jaar. Niet echt waarschijnlijk!

Anderzijds, als b.v. de teksten met betrekking tot de verrijzenis slechts symbo-

Page 114: zondag 2(B)

114 lische betekenis zouden hebben, zou Jezus - zoals velen beweren – niet echt verrezen zijn. Deze dwaling is zo oud als de kerk. Paulus schrijft al aan de Christenen te Korinte: Als wij verkondigen dat Christus uit de doden is opge-staan, waarom beweren dan sommigen van jullie dat er geen opstanding uit de doden is?2 Het evangelie van vandaag, waarin Jezus zijn leerlingen als be-wijs van zijn verrijzenis zijn handen en voeten toont, en voor hun ogen een stuk vis eet, zou dan aan de fantasie van de evangelist Lucas zijn ontsproten; het-geen evenmin overtuigend klinkt. Als de doden niet verrijzen, laat ons dan maar eten en drinken, want morgen gaan we dood3.

Als de Bijbel soms wel en soms niet naar de letter van de tekst moet worden verstaan, hoe kun je dit dan beoordelen? Hiervoor is geen academische studie nodig. Wie geïnteresseerd is in de ouderdom van de aarde moet niet de Bijbel raadplegen maar een geologieboek aanschaffen. De Schrift is er om zoekende mensen te leren over de goede God, Schepper van hemel en aarde (engelen en mensen), die zich ons lot aantrekt. Zozeer is Hij met ons begaan, dat Hij in de persoon van Jezus in de wereld heeft gewoond, om mensen van goede wil tot zich te roepen. Eenvoudigen van geest, die hem met hart en ziel liefhebben, doet hij de woorden van de Schrift verstaan.

Door de religieuze leiders van zijn eigen volk overgeleverd om gekruisigd te worden, zien we Jezus vandaag aan zijn leerlingen verschijnen, verrezen uit de dood. De goedheid van God kan immers begin noch einde hebben? Gelukkig zijn zij die dit beamen. De eeuwige God wil zich - hoe onduidelijk aanvankelijk ook, als het beeld in een beslagen spiegel - aan hen openbaren; opdat zij Hem leren kennen die zij hun Vader noemen. Zij worden onderricht door dezelfde Geest die zij in Jezus liefhebben. Hij leert de gelovigen zowel de trotse geest van fundamentalisme als de oppervlakkige en moraliserende geest van vrijzin-nigen af te wijzen. Naarmate zij Hem de ruimte bieden, zal Hij hen vertrouwd maken met de eenvoud van het evangelie.

Deze openbaring van godswege is duidelijk genoeg; maar de mens is traag om te ontvangen. Het vraagt van christenen voortdurende bezinning en toegewijd handelen. Naarmate zij aan voorbijgaande dingen minder waarde hechten ten-einde de Geest de ruimte te geven, zullen zij beter zijn leiding mogen ervaren. Hij vraagt trouw aan de gemeenschap, en dagelijks dank voor het leven. Chris-tenen die gewend zijn hier en daar te gaan 'shoppen' zijn geen steunpilaren van hun plaatselijke geloofsgemeenschap; en als zij geen geregeld gebedsleven ken-nen, zullen zij onvoldoende weerstand kunnen bieden aan de talrijke verzoe-kingen die zich overal aandienen.

Wie gewend is te bidden en de zondagsvieringen niet verwaarloost, zal zich met de apostelen verheugen: De Heer is werkelijk opgestaan! In liefde voor zijn volk is hij met zichtbare tekenen aan hun zwakheid tegemoet gekomen, opdat zij zullen gaan geloven. Zij zien in hun verrezen Heer hun eigen toekomst! Ook zij

Page 115: zondag 2(B)

115 zullen eens uit de dood mogen opstaan en een nieuw lichaam ontvangen. Geen lichaam van vlees en bloed4 ontvangen zij, geen lichaam dat stoffelijk voedsel nodig heeft; maar een geestelijk lichaam5, waarin zij als van elkaar onderschei-den personen de liefdevolle goede God mogen zien en vereren.

Christenen hebben de roeping dit nieuwe leven vóór te leven aan een wereld in nood. De kerk van Christus is de plaats waar in een snel veranderende en ver-gankelijke wereld het nieuwe leven verstaanbaar moet worden, dat nooit ver-andert; en waar nooit een einde aan zal komen. Zo beschamen zij hen die de verrijzenis afwijzen; en denken dit nieuwe leven op eigen kracht waar te kun-nen maken. Ondanks alle goede werken, waar zij geen geheim van maken, is in hun persoonlijke leven geen groei naar de gelijkenis van Christus te bespeuren. De “oude mens” met al zijn gebreken blijft de toon aangeven.

De apostel houdt de kerk voor: Bekeer je en heb berouw, opdat je zonden wor-den uitgewist (2e lezing). Christenen die Jezus daadwerkelijk toebehoren belij-den hun eigen onmacht. Zij houden hem voor ogen die de harten verwarmt; en die volharding leert als alles tegen zit. Zij vergeten zichzelf, om hem steeds be-ter te mogen kennen en liefhebben6. Gaandeweg krijgt Christus gestalte in hen. Voor wie zo in geloof hun weg gaan, geldt het woord van hun Heer: Jullie zijn het zout van de aarde, lichten van de wereld7.

Christenen met een levend geloof hebben geen andere leraar nodig dan hij, die hun geest toegankelijk maakt voor het begrijpen van de Schrift. Hij leert hun de profetieën te verstaan. In alle boeken van het Oude Testament wordt hij aangekondigd, die geheel zonder zonde is (2e lezing). Zouden Gods profeten kunnen zwijgen over de allesoverheersende gebeurtenis van de menswording van God, die zij in de toekomst zagen gebeuren??8 Zij hadden er heel wat voor over gehad om te weten wat nu aan de kerk ten volle is geopenbaard Niemand heeft Hem ooit gezien; maar Jezus, God met ons: hij heeft Hem doen kennen9. Hierin ligt het bewijs dat christenen inderdaad God kennen, houdt Johannes vandaag aan de kerk voor, dat zij zich houden aan zijn geboden (2e lezing). De-ze geboden zijn door Jezus zo samengevat10, dat zij God en alle mensen met hart en ziel en uit alle macht moeten liefhebben.

Bewonder het evangelie! Hijzelf is het, die deze voor ons onvervulbare eis heeft volbracht. Daarom behoren christenen dit gebod van harte te beoefenen; en Hem te danken, die hen tot deze staat van genade heeft verheven. Mijn God, ik houd van U! Mooiere woorden zijn er niet. Die liefde is uit God. Wie met Chris-tus is verenigd heeft deel aan hem. Christenen die denken: "Ik voel het niet" staan stil. Als zij de weg van geloof gaan, die Jezus heeft gewezen, zullen zij zeggen: "Of ik er nu iets van voel of niet, ik ga met hem op weg, om mijzelf te geven zoals hij zichzelf ten einde toe gegeven heeft".

Page 116: zondag 2(B)

116 Gaandeweg zullen zij gaan ervaren dat hij met hen is. Zij gaan daadwerkelijk deel uitmaken van de gemeenschap van de heiligen. Samen met de leerlingen van Emmaüs en heel de kerk van Christus aanbidden zij hem, die als mens met de mensen ons lot heeft gedeeld om zijn volk de liefde te leren. Zo worden de woorden van de hymne bevestigd: Wij hebben veel te bieden, een rijkdom zonder maat: Wij leven in de liefde, van God die met ons gaat.11

1) gelovenbeleven.nl > ik geloof > IV.2.3 2) 1Kor 15,12 3) 1Kor 15,33 4) 1Kor 15,20 5) 1Kor 15,44 6) Fil 3,8 7) Mt 5,13v 8) 1Pe 1,10 9) Joh 1,18 10) Mt 22,37vv 11) gelovenbeleven.nl > al mijn verlangen nr 5

psalmgebed (uit ps 4) L Mijn God, geef mij antwoord als ik U aanroep; bij U zoek ik gerechtigheid. A Wees mij genadig en hoor mijn gebed; geef ruimte in mijn benauwdheid. L Luister naar Mij, mensen: hoelang nog ga je aan mijn grootheid voorbij? A Hoelang nog zul je hechten aan vergankelijke dingen, en jaag je bedrog en ijdelheid na? L Besef het toch en zie, dat God zijn geliefde ondersteunt. A Mijn God: Hij luistert naar mij! Hij hoort mij als ik Hem aanroep.

L De mensen verzuchten: wie zal ons tonen wat goed is? A HEER, doe ons uw licht zien, om U te mogen kennen. L Boven al hun overdaad vervult U mijn hart van diepe vreugde. A Als ik ga liggen, slaap ik gerust; U doet mij veilig wonen. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

zondag van Pasen 4(B) 1ste lezing: hand 4,8-12 psalm 118 zie beneden 2de lezing: 1Joh 3,1-2 evangelie: Joh 10,11-18

Zij zullen naar mijn stem luisteren, het zal worden één kudde, één herder.

Gods stem verstaan? Kan dat? Zeker wel. Wie ooit heeft gezien hoe een herder zijn kudde leidt naar een weideplaats, zal de beeldspraak in het evangelie van vandaag wel begrijpen. Zoals de dieren reageren op de stem van de herder, is het gelovigen gegeven innerlijk zijn stem te verstaan. Als er schapen van de kudde afdwalen, zal de herdershond hen hiervan terug doen komen. God straft zijn kinderen, opdat zij zich zullen bekeren; en opnieuw hun oren spitsen om zijn wil te kunnen verstaan1. Met oneindig geduld leert Hij hun in de kleine dingen van het dagelijks leven het goede te kiezen en het kwade na te laten.

Page 117: zondag 2(B)

117 Zou hij, die door de eeuwen heen door zijn profeten heeft gesproken, na zijn hemelvaart niet spreken tot de kudde die hij zich verzameld heeft? De moei-lijkheid is niet de onverstaanbaarheid van zijn woorden, maar de onoplettend-heid van de gelovigen, die zozeer in beslag genomen worden door voorbijgaan-de dingen, dat zij naar hem, door wie alles is2, niet luisteren. Ik ben zachtmoe-dig en nederig van hart, zegt de goede herder3. Dit is één van de sleutelwoor-den van het evangelie. Hij houdt van allen, maar hij dringt zich niet op. De lief-de laat zich niet dwingen. Hoe snel wordt zij overstemd door het rumoer van de wereld en zijn begeren! Wie zich hierdoor af laat leiden, wie hem niet in ge-dachten houdt en hem niet zoekt in de stilte van het gebed, kan zijn stem niet horen, zijn leiding niet ervaren en zijn leerling niet zijn.

Wie mijn volgeling wil zijn moet mij volgen door zichzelf te verloochenen. Dit woord van de herder moet christenen in het geheugen gegrift staan. Het is het levensprogramma van daadwerkelijke gelovigen. Te hoog gegrepen? Inder-daad, wel voor wie op eigen kracht vertrouwt. Ook christenen hebben hun doel nog niet bereikt; maar wel trachten zij dagelijks voortgang te boeken op deze smalle weg4 van zelfverloochening. Dit streven wordt door God beloond. Gaandeweg leren zij zijn wil te verstaan; en zich af te wenden van alles waar-mee zij alleen zichzelf maar dienen. Zij gaan de dringende oproep verstaan: Er is ons geen andere naam gegeven waardoor wij gered kunnen worden (2e le-zing). In diep ontzag realiseren zij zich dat de goede God hun ijver beloont; en dat Hijzelf hun doet beseffen waar zij Hem verlaten. Zo nabij is Hij voor allen die met vuur en ijver Hem zoeken. De psalmschrijver, die dit tot zijn vreugde ontdekte, riep uit: Ik houd van God, Hij hoort mijn stem, mijn smeken; ja, Hij luistert werkelijk naar mij!5

God leert zijn kinderen volharding; want steeds ligt de verleider op de loer, om hen in zijn strikken te vangen. Alles wat deze de gelovigen voorspiegelt lijkt re-delijk: "Daar steekt toch geen kwaad in?" Oneerlijkheden, roddel, ongeduld, genotzucht, ijdelheid, eerzucht ….. er komt geen eind aan de lijst van ondeug-den, waaraan door onoplettende christenen wordt toegegeven. Zeker, alles in het nette, zij draaien er niet de gevangenis voor in, maar gevangen zijn zij wel. Zolang het leven op orde is valt het niet eens op, want iedereen doet er immers aan mee? Het inzicht komt vaak pas als de moeilijkheden in het gezin of op het werk zich opstapelen, tot er geen andere uitweg is dan hulp te zoeken. Geze-gend zijn zij, die dan kunnen bidden: "God help mij!" Dit gebed wordt meteen verhoord. Het betekent geen spectaculaire en onmiddellijke verandering, maar een keerpunt. Het is het begin van een leven in genade.

Christenen die ernst maken met hun gebedsleven zullen gaandeweg de inner-lijke zekerheid verwerven op de goede weg te zijn, want geloof groeit door te ge-loven6. Dit geloof is het bewijs van de dingen die niet met de zintuigen kunnen

Page 118: zondag 2(B)

118 worden waargenomen7. Wie op deze weg verder gaat, moet niet verwonderd zijn als God voor het gevoel soms ver weg lijkt. Zoals ouders een peuter even los laten lopen, maar wel voor vallen behoeden, zo stelt Hij zijn kinderen op de proef. Hoe zou zonder volharding het geloof kunnen groeien en de twijfel wor-den overwonnen? Wie twijfelt lijkt op de golven van de zee, die door de wind op en neer bewogen worden8 (2e lezing).

Volwassen gelovigen zijn niet afhankelijk van hun gevoelens; en daardoor ook minder ontvankelijk voor zwaarmoedigheid. Ook al lijkt God afwezig, en onver-schillig voor de moeite in een mensenleven, het geloof leert anders. Hij kent zijn kinderen bij de naam; en zal niet toestaan dat zij boven hun vermogen op de proef worden gesteld9. Wie op Hem blijven vertrouwen, zullen ervaren hoe Hij met de beproeving ook voor de uitkomst zorgt. Als zij aandachtig luisteren - en gehoorzamen - zal Hij hun door zijn Geest, die in de harten van de gelovigen woning zoekt10, leren hoe zij nog dichter bij Hem kunnen leven. Innerlijk horen zij zijn stem; en zij volgen hun herder. Zij hebben hem lief, al zien zij hem niet.

Waar dit visioen ontbreekt verwildert het volk11. Niets is zo heilzaam voor christenen, als voorgangers die vol zijn van de Geest van Christus. Zij zijn als herders voor hun kudde en als lichten voor wie buiten staan en zonder geloof zijn opgegroeid in een wereld die vijandig staat tegenover het geloof. Na de ontkerkelijking van de laatste decennia en de verregaande individualisering van de maatschappij loopt een mensenmenigte verloren, eenzaam en zoekend naar geestelijk houvast. Jezus ziet hen. Hij is met hen bewogen12; en roept zijn leerlingen op te bidden om mensen in de kerk die zich hun lot aantrekken13. Zij verlangen niet naar de kerk van gisteren, waar men zich in conservatieve kring sterk voor maakt, in de mening dat God hen als een kleine 'rest' heeft uitverko-ren de waarheid door te geven. Evenmin hebben zij behoefte aan gewilde mo-derniteit en een moraliserende verkondiging.

Zonder het misschien duidelijk te beseffen, gaat het deze 'dolende schapen' om het wezen van de kerk, dat van alle tijden is: om mededogen en godsvertrou-wen. Zij verlangen naar de plaats waar de stem van de herder wordt gehoord, nederig en zachtmoedig: Kom tot mij, als je vermoeid bent en zwaar beladen, en ik zal je rust geven voor je ziel14. Zij kennen de kerk niet van binnen, zij hebben geen kennis van het evangelie van dood en verrijzenis, en wie de men-senzoon is weten zij niet; maar als zij ergens binnenkomen waar de Vader in geest en waarheid wordt aanbeden en gedankt15, zullen zij de warmte en liefde ervaren die hiervan uitgaat, en een gevoel van thuiskomst krijgen. Als hun dan gevraagd wordt of zij in Jezus geloven, zal hun antwoord zijn: Wie is hij, dan zal ik in hem geloven16.

Zijn deze schapen katholiek? protestants? Nee, ware aanbidders verwerpen de verdeeldheid. Zij herkennen elkaars geloof en delen hun liefde voor hun Heer.

Page 119: zondag 2(B)

119 Het gebrek aan eensgezindheid, dat de kerken verzwakt en het voor buiten-staanders moeilijker maakt tot God te komen, is een aanstoot voor allen die Christus daadwerkelijk toebehoren. Zij houden het evangeliewoord in gedach-ten: Het zal worden één kudde, één herder. Nu het aantal kerkgangers gering is geworden - en door sterfte van ouderen nog steeds blijft dalen - leert de Geest hun niet naar de aantallen te kijken en met allerlei kunstgrepen te trachten het tij te keren; maar om Hem ruimte te bieden, die de harten verenigt. Als de Geest in de levens van christenen iets van hun Heer zichtbaar maakt, als Hij dus in hun samenkomsten wordt ervaren, zullen buitenstaanders, zoekend naar de zin van hun bestaan, Hem erkennen. De Heer verlangt ernaar hen op te ne-men in zijn kudde. Hij gaat voor hen uit, om hun het leven te doen kennen dat duren zal, de dood voorbij, tot in eeuwigheid. Wie zulk een heil van God ver-wacht, maakt zich rein, zoals Christus rein is (2e lezing).

1)Heb 12,6 2) Heb 1,2 3) Mt 11,29 4) Mt 7,14 5) ps 116,1 Rom 1,17 7) Heb 11,1 8) Jak 1,6 9) 1Kor 10,13 10) Rom 8,11 11) spr 29,18 12) Mt 14,14 13) Mt 9,37v 14) Mt 11,29 15) Joh 4,23 16) Joh 9,36

psalmgebed (uit ps 118) L Breng dank aan God want Hij is goed; zijn liefdevolle goedheid is eeuwig. A Het is beter hulp bij God te zoeken, dan op mensen te vertrouwen. L Het is beter hulp bij God te zoeken, dan op heersers te vertrouwen. A God, ik dank U, U luistert naar mij; U bent mij tot Redder geworden.

L De steen die de bouwers hebben afgekeurd: Hij is tot hoeksteen geworden. A Zo heeft de HEER het bewerkt, het is een wonder in onze ogen. L Gezegend hij die komt in de naam van de HEER; wij brengen hem dank in zijn heilige woning. A Breng dank aan God want Hij is goed; zijn liefdevolle goedheid is eeuwig. gelovenbeleven.nl > psalmen en gebeden lied: Zie al mijn verlangen, nr 44 (ps 118)

* * *

Page 120: zondag 2(B)

120

zondag van Pasen 5(B) 1ste lezing: hand 9,26-31 psalm 22 zie beneden 2de lezing: 1Joh 3,18-24 evangelie: Joh 15,1-8

Los van mij kun je niets doen.

Jezus wordt - soms zelfs onder christenen - in tolerante onwetendheid veelal voorgesteld als één in de rij van wereldverbeteraars. Het orthodoxe jodendom daarentegen heeft Jezus vanouds als een godslasteraar gezien, omdat hij, een mens, zich aan God gelijk maakte1. Deze afwijzing, geboren uit ijver voor de godsdienst, is nog te verkiezen boven de mening dat hij niet meer is dan een voorbeeld ter navolging. Gedurende de eerste eeuwen van de kerk is de vraag: Wie is Jezus? voortdurend aan de orde geweest. Dit heeft uiteindelijk geleid tot de formulering van het credo van de kerk, waarin hij wordt beleden als God uit God, licht uit licht, ware God uit de ware God. Zoals een beker water uit een meer minder is dan dit meer, maar toch hetzelfde water: zo is ook de mens ge-worden God, gebonden aan zijn lichaam, minder dan de almachtige en alomte-genwoordige Vader; maar beiden zijn zij God.

Wie is Jezus? Het evangelie van deze zondag maakt duidelijk hoe belangrijk de-ze vraag is. Zelfs Johannes de Doper, Jezus' wegbereider en de grootste van de profeten2 lijdt onder het menselijk tekort dat van God verwijderd houdt. Nie-mand die hier vrij van is, uitgezonderd Jezus, de volmaakte mens. Laat dus niemand menen zich louter op eigen kracht tot die volmaaktheid te kunnen verheffen, met hem als niet meer dan een voorbeeld voor ogen. Wie dit laatste in alle oprechtheid probeert, zal al gauw de onmacht hiertoe moeten erkennen; en Jezus' woorden beamen: Los van mij kun je niets doen.

De vergelijking van de wijnstok laat dit op treffende wijze zien. De ranken zijn verbonden met de stam; en hebben deel aan de sapstroom die door de stam tot hen vloeit. Zo mogen gelovigen zich verbonden weten met Christus, die hun als een stroom van levend water3 zijn Geest doet toekomen. De vruchten van de Geest worden door de apostel opgesomd4. Wie alleen in naam hem toebehoren zullen zich laten leiden door zelfzucht en eigenbelang, die eindigen met ver-deeldheid, ruzies, eerzucht, ijdelheid, afgunst, drift, kwaadsprekerij, leugen en bedrog. Zelfs het goede dat zij doen moet dienen tot meerdere eer en glorie van henzelf. Als zij al eens een gift hebben gedaan wordt dit meteen rondgebazuind; en als zij iemand helpen moet iedereen weten hoe goed ze wel niet zijn5.

Door deze ik-gerichtheid sluiten mensen de goede God buiten. Indien het chris-tenen echter ernst is, en zij oprecht verlangen naar een goed leven door het ge-loof in Hem, zullen zij 's avonds de dag aan zich voorbij laten gaan; en zich la-ten gezeggen door de goede wijnbouwer, die hun leert op welke ogenblikken zij

Page 121: zondag 2(B)

121 zichzelf toch weer voorop hebben gesteld. Wie beoefent nog dit gewetensonder-zoek? Verder is beginnen zij de dag te beginnen met gebed, om God te danken en te vragen Hem onverdeeld te dienen? Zo'n kwartiertje in de vroege ochtend als voorbereiding op een dag in zijn dienst wordt rijk beloond! Wij krijgen van Hem wat wij vragen, omdat wat wij doen aangenaam is voor Hem (2e lezing).

Los van mij kun je niets doen. Zonder dit besef zal het niet lukken mensen bij de kerk te betrekken. Evangelisatie is een belangrijke taak van de kerk; maar het streven mag niet zijn de kerk vol te krijgen teneinde het kerkgebouw te be-houden. Het gaat er om met Christus verbonden te leven. Hij is begaan met al die buitenstaanders die verloren lopen in een wereld van elk-v00r-zich. Treffen zij gemeenschap aan in een gebouw waar een gering aantal mensen verspreid zit over een veel te grote ruimte? Hoe pijnlijk ook voor de vaste bezoekers, vraagt de Heer van de kerk zijn kinderen het oude achter te laten en een pas-sende ruimte te zoeken om hun geloof te beleven. Wie zou anderen niet willen laten delen in de alles overtreffende vreugde van een leven in verbondenheid met Christus? Het verstand alleen leert al dat er niets is dat dit te boven gaat. Voorwaarde voor deze evangelisatie is een thuishaven waar Hij aanwezig is.

Sommigen willen de kerk drastisch moderniseren - en inderdaad moeten, als de tijden veranderen, de bakens waar nodig worden verzet. Anderen willen de klok terug draaien, in verlangen naar de kerk van weleer. Noch 't één noch 't ander heeft zin, als de harten niet bij God zijn. Het gevolg is dat zoekende men-sen door de sektes worden opgeslokt. Dit zijn veelal jongeren zonder kerkelijk verleden, niet geïnteresseerd in modern of traditioneel; maar wel in een plaats van hartelijke gemeenschap, waar de leden door de Geest van Christus zijn ver-enigd. Waar twee of meer in mijn naam bijeen zijn, daar ben ik in hun mid-den, verzekert Jezus zijn leerlingen6. In zo'n gemeenschap voelen zij zich ‘op-genomen in het hogere'; zoals een jongere zei op bezoek in een klooster; en hij voegde eraan toe: "Ik voel dat God hier is". Hier worden het Onze Vader en de geloofsbelijdenis niet gedachteloos opgedreund met een snelheid die nieuwko-mers niet bij kunnen houden. Hier is, met een ouderwets woord, de devotie van de deelnemers merkbaar in de gebeden die zij verrichten.

De aantrekkingskracht van de broedergemeenschap van Taizé is gelegen in de-ze devotie. Dit geldt ook voor de kloosters (helaas bijna allemaal verdwenen). Een stroom van gasten ervaart hier méér dan op andere plaatsen Gods tegen-woordigheid. Als zij weer thuis komen en het leven zijn gewone gang herneemt, is die ervaring snel weer weggeëbt. Het is dan te hopen dat zij in hun kerkge-meenschap de weg van het geloof leren: God is van niemand ver verwijderd; Hij zoekt geen verblijf in een gebouw van steen en hout, maar verlangt de ziel van zijn mensen als woning7.

Page 122: zondag 2(B)

122 Hetgeen mensen van nature niet willen, namelijk zichzelf vergeten om Hem be-ter te kunnen liefhebben, dat leert Hij hun door hun zijn goedheid te openba-ren; en hen als een Vader te straffen als zij Hem verlaten. Wie Hij liefheeft die tuchtigt Hij8. Het evangelie van de wijnstok noemt deze tuchtiging snoeien, op-dat de ranken - de gelovigen - meer vrucht zullen dragen. Aan christenen wordt slechts gevraagd 'in hem' te zijn, zoals de ranken van de wijnstok met Christus verbonden; en hun werken aan hem op te dragen. Hijzelf is het, die door zijn Geest in zijn leerlingen vruchten doet verschijnen van vriendelijkheid, opge-wektheid en zachtmoedigheid, gelijkmoedigheid, vrede en geduld.

Het zou te gemakkelijk zijn Gods bestraffing te betrekken op alle tegenslag waar iedereen mee te maken krijgt. Het is waar dat Hij zich onophoudelijk met zijn kinderen bemoeit; maar het is onmogelijk zijn ingrijpen precies aan te wij-zen. Wel is het zo dat gelovige mensen de beproevingen doorstaan door deze in gebed bij Hem te brengen. Hij zal niet toestaan dat wie Hem aanroept zonder bemoediging blijft of ten val komt9. Zo komen christenen langs de weg van vol-harding tot een beproefd geloof en een leven in gemeenschap met hun Heer10.

Christenen die niet zonder ophouden Gods hulp zoeken, zullen zijn leiding niet ervaren. Komen zij in nood en roepen zij Hem aan, dan lijkt Hij afwezig, omdat zij niet gewend zijn innerlijk naar Hem te luisteren. In naam christen, vertrou-wen zij in hun ondernemen toch op eigen inzicht. Anders dan christenen die zichzelf verloochenen om Hem te mogen kennen, wordt het handelen van op-pervlakkige gelovigen bepaald door eigenbelang. Als het levende water dat door de stam stroomt hen niet bereikt, hoe zouden deze 'ranken' dan vrucht kunnen dragen? In het evangelie worden zij gewaarschuwd: De ranken die niet met de stam zijn verbonden, zullen verdorren en worden verbrand. Zij die tijdens dit aardse bestaan Jezus' woorden Los van mij kun je niets doen in de wind gesla-gen hebben en het hart hebben gegeven aan de dingen van deze wereld, moeten als de vertroosting en de afleiding die het vergankelijke leven biedt hun ontvalt, de eeuwige troost van de liefdevolle God ontberen.

Deze waarschuwing tot christenen die hun geloof veronachtzamen mocht wel eens wat duidelijker klinken. "We moeten de mensen niet bang maken", zei een pastor. Inderdaad moeten de woorden zorgvuldig gekozen worden; maar ook dan zal de boodschap niet door allen in dank worden afgenomen. Toch moet je hen namens Mij waarschuwen, sprak God tot de profeet Ezechiël; doe je dit niet, dan zal Ik jou voor hun dood ter verantwoording roepen11.

Wellicht zijn er toch enkelen die door waarschuwende woorden aan het denken worden gezet; en zullen zij die hun geloof serieus nemen zich des te meer gaan beijveren de goede God met hart en ziel te gaan dienen. Tot hen zijn de woor-den van het evangelie gericht: Als je in Mij blijft en mijn woorden in jou blij-

Page 123: zondag 2(B)

123 ven, vraag dan wat je wilt en je zult het verkrijgen. Heer, laat dit leven goede vruchten voor U dragen, die blijven tot voor uw troon! Ik doe mijn gelofte ge-stand, met allen die in eerbied voor U leven (psalm van deze zondag). 1) Joh 8,58; Mt 26,65 2) Mt 11,9vv 3) Joh 7,38 4) Gal 5,22 5) Mt 6,2 6) Mt 18,20 Ef 3,17 8) Heb 12,6 9) 1Kor 10,13 10) Jak 1,3 11) Ez 3,18

psalmgebed (uit ps 22) L Ik zing mijn lied in een grote gemeenschap; en doe mijn gelofte gestand, met allen die in eerbied voor U leven. A Zij zullen eten en verzadigd worden, allen die nederig zijn van hart; hun hart leeft op, voor altijd. L Overal op aarde komen mensen tot bezinning; en wenden zij zich tot de HEER. A Zij buigen voor Hem, die tot stof zullen worden; en hun ziel in dit leven niet kunnen bewaren. L Hij zal komen, de dienaar van God; aan elk volgende geslacht wordt zijn gerechtigheid verkondigd. A Het wordt doorverteld aan wie na hen leven: wat Hij voor hen heeft volbracht.

gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

de vredevorst De vredevorst die ik bezing, is koning in vernedering. Hij, die zijn weg in goedheid gaat, draagt zonder klagen pijn en haat.

Wie heeft in deze vorst geloofd? Een doornenkroon verwondt zijn hoofd. Hij wordt gegeseld en gehoond: Zeg koning, waar is toch jouw troon?

Maar al zijn zij van haat verblind: hij blijft onschuldig als een kind. Zo wijst hij in zachtmoedigheid zijn volk de weg naar d' eeuwigheid.

De profetie heeft het voorzegd: het kruishout wordt hem opgelegd. De mensenzoon wordt offerlam, dat schuld en lijden op zich nam.

Aan 't hout genageld toont de Zoon de poort naar zijn verheven troon. Verrezen uit de dood maakt hij het volk van God van zonde vrij. gelovenbeleven.nl > al mijn verlangen, lied nr 32

Page 124: zondag 2(B)

124

zondag van Pasen 6(B) 1ste lezing: hand 10, 25-26.34-35.44-48 psalm 98 zie beneden 2de lezing: 1Joh 4,7-10 evangelie: Joh 15,9-17

Dit is mijn gebod, dat jullie elkaar liefhebben.

“Het gebod van de naastenliefde, dat kennen we wel, 't spreekt immers van-zelf?” Zo reageren christenen die niet de moeite nemen goed te luisteren. Het gebod luidt niet: Heb je naaste lief. Daar kan iedereen zich gemakkelijk vanaf maken door een vriendelijk gezicht te trekken en af en toe een goede daad te verrichten. Nee, Jezus leert: Heb je naaste lief zoals jezelf1.

Anderen liefhebben als mijzelf ….. hoe wil ikzelf dan worden liefgehad? Dat is duidelijk genoeg. Mijn fouten moeten me niet zwaar worden aangerekend, er wordt niet over mij geroddeld, mijn zwakheid wordt met begrip tegemoet ge-treden, ik word overal hartelijk ontvangen, er wordt niet aan mijn verlangens voorbijgegaan, de mensen denken eerst aan mij en dan pas aan zichzelf …… De lijst kan nog aanzienlijk worden uitgebreid. De Heer antwoordt hierop: Ga dan op weg en doe jij hetzelfde2. Christenen zullen hier van harte mee instemmen; en tevens erkennen dat het voor hen teveel gevraagd is. Het hemd is immers nader dan de rok. Van nature geldt: eerst ik, dan jij.

Heer, leid mij op de rots die te hoog is voor mij! Zo bidt koning David3; want niemand is in staat boven zichzelf uit te stijgen. Het evangelie maakt duidelijk hoeveel te hoog gegrepen dit gebod van de naastenliefde is. Jezus zei tot zijn leerlingen: Zoals de Vader mij heeft liefgehad, zo heb ik jullie liefgehad; en vervolgens: zoals ik jullie heb liefgehad, zo moeten jullie elkaar liefhebben. Kort gezegd: Jullie moeten liefhebben zoals de Vader liefheeft. Wie durft te be-weren hieraan te voldoen? Vraagt Jezus dan het onmogelijke? Menselijkerwijs gesproken wel. Om dit te begrijpen, moet de tekst die aan de evangelielezing voorafgaat erbij worden betrokken. We komen hier tot ‘t hart van het evangelie.

Aan 't eind van zijn rondgang door Israël is Jezus met zijn getrouwen bijeen voor het paasmaal. Bij de maaltijd beeldt het paaslam de offergave af van zijn eigen leven. Na het vertrek van Judas, die zijn meester zal verraden3, spreekt Jezus de leerlingen toe4; en besluit hij met een gebed5 dat zo wordt samenge-vat: Wie mij ziet, ziet de Vader6. Ik zal Hem vragen jullie de Geest van waar-heid te zenden7. De heilige Geest zal jullie mijn woorden duidelijk maken8.

Na de komst van de heilige Geest herinneren de apostelen zich deze woorden; en zien zij duidelijk in dat van hen niet het onmogelijke wordt gevraagd. De goede God bewerkt in hen hetgeen zij in Jezus hadden bewonderd: zijn liefde en zelfverloochening, zijn vrede en rechtvaardigheid. Zij verkeren in Gods ge-

Page 125: zondag 2(B)

125 genade, die ieder ten deel valt die hem volgt. Mijn ziel is één en al vrede, die zich met de dag nog verdiept, schrijft Charles de Foucauld vanuit zijn Syrische trappistenklooster aan zijn nicht Maria, die hem op de weg van het geloof had gebracht; en hij vervolgt: Ik voel wel dat die vrede niet uit mijzelf voortkomt; maar zuiver een genade van God is.9

Jezus stelt geen eisen die christenen niet waar kunnen maken. Hij vraagt niets anders dan geloof, zoals de Schrift leert: De rechtvaardige zal door zijn geloof leven10. Als zij hem vragen het gebod van de liefde te mogen onderhouden, is hij het zelf die in hen werkt11; en ontvangen zij temidden van de verdrukking in deze wereld al de voorsmaak van het eeuwige leven met hem.

De liefde is een eeuwig goed, zij is van God gegeven. Door haar de ziel haar God ontmoet, de waarheid en het leven.12

De liefde is van God gegeven als een parel van onschatbare waarde. In het hooglied van Salomo wordt de liefde tussen God en mens bezongen als de liefde tussen man en vrouw. In elk goed huwelijk wordt iets van de liefde zichtbaar die Jezus heeft voor het volk van God. Hij is de bruidegom13 en de gelovigen - mannen zowel als vrouwen - vormen samen de bruid van Christus. Daartoe is hij door God gezonden, om zijn volk als zijn bruid met zich te verbinden en tot leven te wekken (2e lezing).

De profeet Ezechiël spreekt in een visioen over de Heer, die de naaktheid van de bruid bedekt en een verbond met haar aangaat14. Hij belooft haar verlossing. Met naaktheid wordt bedoeld dat mensen van zichzelf geen onverdeelde liefde meer kennen. Zij kennen het verlangen, maar missen de macht de zelfzucht uit te bannen. Daar hebben christenen Jezus voor nodig. Gelovige mensen besef-fen dit heel goed. Zij weten uit ervaring hoe weerbarstig de praktijk is. Voortdu-rend moeten zij een beroep doen op hun Minnaar; want het leven dat hij met hen wil leiden is totaal nieuw, en tegengesteld aan wat zij in de wereld gewend zijn. De meester wast de voeten van de dienaar15, de hongerigen worden zalig verklaard16, de geringste wordt de hoogste17 en wie geslagen wordt keert de an-dere wang toe18. Wie kan dit volbrengen? Wie kan zijn vijanden liefhebben, en zelfs voor hen bidden?19 Vernederd, en als een sukkel behandeld: wie voelt dan geen haat opkomen in plaats van liefde? Aan christenen wordt de genade ge-schonken dit gebod, dat voor de wereld een dwaasheid is, te volbrengen.

"Goed", zal iemand misschien tegenwerpen, "maar als ik aan iemand een hekel heb, hoe kan ik dan volhouden dat ik van die persoon houd? Sta ik dan niet te liegen?" Nee. Met dergelijke argumenten probeert de Tegenstander de mensen in zijn macht te krijgen, zodat zij de goede strijd van het geloof zullen opgeven. De liefde is immers niet alleen een zaak van het gevoel. Niet voor niets luidt het

Page 126: zondag 2(B)

126 gebod om niet alleen met hart en ziel, maar ook met heel het verstand lief te hebben. Wie alleen op onbestendige gevoelens afgaat, is een gemakkelijke prooi voor de Verleider20. Volwassen gelovigen erkennen dat haat van de duivel is en de ziel vergiftigt. Wie God liefheeft houdt zich doof voor deze verleider, die de gedachte inblaast: "Dan houd ik dus niet van hem of haar die me afkeer inboe-zemt". Deze ingeving worden met Jezus voor ogen verjaagd door het teken van het kruis, waar de mensenmoordenaar voor wegvlucht21.

De Geest van Christus zal zijn volgelingen verder leiden op de smalle weg naar de hemel22, die door Jezus, levend in de liefde van God23, als eerste van de mensen ten einde toe is gevolgd. Hij ziet wie naar hem verlangen, ook al staan zij buiten de kerk en kennen zij het evangelie niet. Hij ziet het, als de nood in de wereld je niet onverschillig laat, zoals de aalmoezen van de Romeinse buiten-staander Cornelius (1e lezing) door God werden gezien en beloond. Ook hij mag delen in de liefde van Christus, om voor hem vruchten te dragen die blijven zul-len, tot in het oordeel voor de troon van God. Jezus zal komen om op aarde recht te spreken; dan oordeelt Hij de wereld rechtvaardig (psalm van deze zondag)

1) Mt 22,39 2) Joh 1,29 3) Joh 13,30 4) Joh hss 13-16 5) Joh 17 6) Joh 14,9 7) Joh 14,17 8) Joh 14,26 9) gelovenbeleven.nl > de ogen van de ziel 10) Rom 1,17 11) Gal 2,20 12) gelovenbeleven.nl > al mijn verlangen > nr 26 13 Mt 25,6 14) Ez 16,6 15) Joh 13,5 16) Lc 6,2 17) Mt 20,27 18) Mt 5,39 19) Mt 5,44v 20) Lc 4,1 21) gelovenbeleven.nl > dank voor het leven > nr 96 22) Mt 7,14 23) gelovenbeleven.nl > de ogen van de ziel > Jacopone da Todi nr 1 Ik zoek naar jou.

psalmgebed (uit ps 98) L Zing een nieuwe melodie voor God, die grote wonderen verricht; en redding brengt door zijn machtige arm. A Hij heeft zijn redding geopenbaard, en voor ogen van de volken zijn rechtvaardigheid getoond. L Hij gedacht zijn liefdevolle goedheid, en zijn trouw aan het volk dat Hem toebehoort. A Tot de einden der aarde zullen zij aanschouwen de redding van onze God. L Zing vol vreugde voor de HEER, alle landen; jubel en juich, zing je psalmen bij de harp, en blaas de trompet voor je God en koning. A De zee laat zich horen, en al wat daar leeft; de wereld is vervuld van gejuich. L Rivieren, klap in de handen, en bergen: jubel tezamen; verheug je in de HEER, want Hij zal komen! A Hij zal komen om op aarde recht te spreken; dan oordeelt Hij de wereld rechtvaardig. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden lied: Zie al mijn verlangen, nr 160(ps 98)

* * *

Page 127: zondag 2(B)

127

Hemelvaart (B) 1ste lezing: hand 1,1-11 psalm 47 zie beneden 2de lezing: Ef 1,17-23 evangelie: Mc 16,15-20

Verkondig het evangelie aan heel de schepping.

Toen ik eens op de dag voor Hemelvaart godsdienstles gaf aan groep acht van een openbare basisschool, en het verhaal voorlas van Jezus, die voor ogen van zijn leerlingen opging naar omhoog tot een wolk hem aan het gezicht onttrok, ontstond er in de klas het soort discussie waar leraren van houden. Naar kin-deren moet je goed luisteren, want ongehinderd door geleerdheid geven zij on-bevangen hun mening; en die is niet zelden to the point. "Bij ons thuis zeggen ze: dat is allemaal onzin", zei een jongen. Voor zichzelf liet hij de vraag naar de betrouwbaarheid van het verhaal nog open. "Maar zoiets zuig je toch niet uit je duim?" bracht een meisje daar tegenin; en een ander vroeg mij: "Gelooft u het zelf?" Op mijn wedervraag "Wat denken jullie?" was de reactie unaniem: "Ja, als u het zelf niet gelooft ……". Wat doet u hier dan? bedoelden ze. Ik moest er achter staan; en voor hen was het antwoord nog open. Hiermee is de verkondi-ger zijn plaats gewezen. Wie hieraan voorbijgaat, en met gekunstelde verzinsels komt om deze tekst te duiden, is voor kinderen ongeloofwaardig.

De 12 apostelen en allen die na hen tot dit ambt geroepen zijn, hebben de op-dracht ontvangen aan heel de wereld de boodschap te verkondigen van mens-wording en verrijzenis. Anderen weten zich geroepen als leraar, jeugdleider, bestuurder, gastvrouw of gastheer, onderhoudswerker, of al die andere taken die in de gemeenschap vervuld moeten worden. Allen delen zij in de opdracht bij te dragen tot de voortgang van het werk, dat Jezus 2000 jaar geleden in Is-raël is begonnen. Het is de roeping van de kerk het evangelie van nieuw leven door het geloof in Christus zichtbaar en verstaanbaar te maken aan een wereld in nood. Al deze kerkelijke werkers hebben als 't goed is het gevoel van nood-zaak: Ik draag hier verantwoordelijkheid voor; en ook: De tijd is beperkt. Dit besef van urgentie heeft de apostelen en al hun medewerkers en -werksters aangezet tot een ijver, waar de kerk van vandaag een voorbeeld aan kan nemen.

In de vroege kerk werd de wederkomst door velen op korte termijn verwacht. Paulus schrijft aan de christenen van Tessalonica dat deze dag misschien niet zo snel zal komen als sommigen denken. Laat je door niemand iets wijsmaken! Eerst moet de grote afval komen, en de goddeloze mens zich openbaren, de te-genstander, die zichzelf boven alles verheft en zich voor God uitgeeft1. Wan-neer de dag van Jezus' komst zal zijn weet niemand, zelfs de mensenzoon niet, maar de Vader alleen2. In de verwachting van deze laatste dag heeft de kerk de opdracht het evangelie wereldwijd te verbreiden; en de waarschuwing van het

Page 128: zondag 2(B)

128 komende oordeel te doen horen. Gedurende de huidige tijd van genade, de pe-riode tussen komst en wederkomst, waarin ieder de gelegenheid heeft tot in-keer te komen en zich af te wenden van alles waarvan het geweten leert dat het niet deugt, verkeert Jezus aan de rechterhand van God.

Dat betekent niet dat hij op grote afstand leeft; want God is immers alom te-genwoordig? De lezing van deze dag leert dat hij de apostelen bijstond; en hun woorden bevestigde met tal van wonderen die hij door hun handen verrichtte. Ook in de hierop volgende eeuwen is dit vuur blijven branden. Tallozen hebben hun leven gegeven voor het evangelie; en zijn zelfs de marteldood niet uit de weg gegaan. De geschriften uit de tijd van het vroege christendom die bewaard zijn gebleven, getuigen van een inzet en een overgave, die we ons nauwelijks nog voor kunnen stellen. Dezelfde geloofsijver spreekt uit de verslagen van missionarissen en zendelingen uit latere tijd, die huis en haard hebben verlaten om anderen te doen delen in de allesoverheersende boodschap van verlossing uit de macht van het kwaad en hoop op eeuwig leven.

Nieuwe gelovigen werden niet dan na grondig onderricht toegelaten tot de ge-meenschap van de kerk. Hiervoor stond een periode van twee jaar voorberei-ding op het doopsel. Die mensen wisten wat ze geloofden. Zij waren doordron-gen van het voorrecht tot de kerk van Christus te behoren; en zij kenden de dwalingen, die de kerk van alle kanten bedreigden. Zij zouden de zondagsvie-ringen niet overslaan; en ook door de week namen zij aan de bijeenkomsten deel. "Godvrezende mensen moeten het als een ernstig gemis zien, als zij niet aanwezig kunnen zijn op de plaats waar instructie wordt gegeven", schrijft de kerkvader Hippolytus (derde eeuw). En hij vervolgt met de voorschriften voor de dagelijkse gebeden in eigen huis: indien mogelijk om drie uur (ter gedachte-nis aan Jezus' dood aan het kruis), om zes uur (de kruisafname), voor het sla-pen gaan en in de vroege ochtend. Ja, hij wekt zijn lezers zelfs op - zoals de psalm het leert - te middernacht op te staan om God te danken3. Wie zich hier-aan houden, zullen zeker dicht bij God leven, als zijn gewillige werktuigen in een wereld die zijn einde nadert.

De kerk van de 21ste eeuw vertoont een ander beeld. Verdeeldheid, lauwheid, afvalligheid, strijd om de macht: het is allemaal al eerder vertoond. De kerk heeft hierin een voorbeeld in de loop van de geschiedenis van Israël. U gaf hem in de macht van zijn tegenstanders; en zijn vijanden maken zich vrolijk om hem. U hebt zijn kracht gebroken, hij hield geen stand in de strijd. U stond toe dat zijn schoonheid teloor ging; zijn troon is omvergeworpen. Zijn dagen zijn bekort, zijn gelaat is met schaamte bedekt4. Meer nog dan anders wordt op een hoogfeest als de Hemelvaart van de Heer duidelijk, hoezeer deze profetische woorden uit de psalm van David van toepassing zijn op het Nederland van deze eeuw, nu nog slechts een handjevol getrouwen samenkomt om de ontzagwek-

Page 129: zondag 2(B)

129 kende gebeurtenis te vieren, waarin Jezus aan allen die hem daadwerkelijk toe-behoren het teken van hun toekomst heeft gegeven. Wie is de mens die de dood niet zal zien, die zich kan redden uit de macht van het graf?5 Zijn broeders en zusters zullen hem mogen volgen in de onvoorstelbare vreugde van hun Heer.

De tijd is kort. Dit gevoel van urgentie is uit de kerken verdwenen. De verou-derde catechismus voor de jeugd is afgeschaft maar nooit vervangen. Het leger jongeren dat elk jaar nog gevormd wordt heeft er geen benul van wie de heilige Geest is, noch begrijpen zij de betekenis van dit sacrament. Ook voor volwasse-nen is er nauwelijks catechetisch materiaal voorhanden. De gebedscultuur thuis is zo goed als verdwenen, de kerkgang gebeurt veelal alleen als het goed uitkomt en de verkondiging is vaak onder de maat. Broeders en zusters, ik smeek God jullie de Geest te zenden, die Hem waarachtig doet kennen. Laat Hij je innerlijk verlichten, om te kunnen zien hoe groot de hoop is, waartoe Hij je roept, hoe heerlijk de belofte van een leven in zijn Rijk met allen die geloven, en hoe groot zijn macht is in wie Hem toebehoren (2e lezing).

Mogen ook in deze tijd toch enkelen worden geraakt door deze woorden van de apostel! Mogen er ook nu mensen zijn als in vroegere tijden: vervuld van vuur en ijver om Jezus' opdracht na te komen; want de komst van Christus, die zijn engelen zal uitzenden om de uitverkorenen te verzamelen6, is nu meer nabij dan toen, in het begin. Zal de mensenzoon bij zijn komst het geloof op aarde vinden? Woorden van de Heer!7. God is koning over heel de aarde! Zing de lof-zang zoals het behoort. (psalm van de zondag)

1) 2Tes 2,3v 2) Mt 24,36 3) ps 119,62 4) ps 89,39vv 5) ps 89,49 6) Mt 24,31 7) Lc 18,8

psalmgebed (uit ps 47) L Alle volken, klap in de handen, zing vol vreugde voor onze God! A Ontzagwekkend is de HEER, de Allerhoogste, de grote koning der aarde. L Onze God stijgt op met gejuich, de HEER bij het klinken der bazuin. A Zing psalmen voor God en prijs Hem; zing de lofzang voor onze koning!

L God is koning over heel de aarde; zing de lofzang zoals het behoort. A Hij regeert over de volkeren, gezeten op de troon van zijn heiligheid. L De heiligen der mensen komen bijeen: het volk van de God van Abraham. A Zij zijn de beschermers der aarde, door wie onze God verheerlijkt wordt. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

Page 130: zondag 2(B)

130

zondag van Pasen 7(B) 1ste lezing: hand 1,15-26 psalm 103 zie beneden 2de lezing: 1Joh 4,11-16 evangelie: Joh 17,11-19

….opdat zij één mogen zijn.

Wat is het mooi als in een huis harmonie heerst en de bewoners eensgezind samenwonen1! Zo'n thuis is een oase in een wereld van elk voor zich. Gelukkig zijn de mensen, die zo'n plek in de wereld hebben. En gezegend zijn zij, die zo'n plaats gevonden hebben, waar heel de wereld welkom is; en vanwaar zij de vre-de in de wereld dragen. Die plaats is de kerk van Christus, van hem die de vrede zelf is, en allen die hem toebehoren hierin doet delen. Als zij zijn vrede brengen op plaatsen waar de mensen elkaar het leven zuur maken, mogen zij zich naar het woord van hun Heer zalig noemen, in de wetenschap dat zij God zullen zien. Zo gaat - als de stralen van de zon - het licht van Christus uit van de kerk2, want als wij elkaar liefhebben en erkennen dat Jezus de Zoon van God is, woont God in ons (2e lezing).

Helaas is hier vaak niet veel van te merken. Soms wordt de kerk van Christus zelfs ernstig in diskrediet gebracht. Nog maar weinigen verstaan de oproep bij te dragen tot het een leven in de kerk, het lichaam van Christus3, waar al haar leden hun plaats in hebben . De psalmist verheugt zich in die eenheid: Zie toch hoe goed bijeen te zijn, als broers en zusters één te zijn, in God die redding heeft beloofd, aan hen die leven in geloof4. Het is, zegt hij, doelend op de Geest die de harten verenigt, als kostelijke olie op 't hoofd5. Maar als de mensen hun eigen geloofsgemeenschap voorbij lopen om in een andere kerk de zondag te vieren, omdat de liturgie daar nog net zo is als vroeger, of omdat het koor daar zo mooi zingt of de voorganger zo mooi preekt, zouden zij dan de wil van God volbrengen? Schenden zij zo niet de eenheid waar Jezus voor bidt? Hebben zij de waarheid in Christus en de liefde van God niet ingeruild voor hun eigen smaak? Als conservatief en progressief onver-zoenlijk tegenover elkaar staan, worden zij dan door de Geest van Christus ge-leid? Als christenen meedoen met de algemene jacht op welvaart en vermaak, maken zij hun roeping niet waar om eensgezind te leven door de Geest van Christus; en hem zo in de wereld tegenwoordig te stellen.

Wie de oude mens6, die zich nog door de eigen voorkeur laat leiden, niet heeft afgelegd, kan zich niet als een levende steen7 laten voegen in het geestelijke bouwwerk van de kerk van Christus. Als de kerkgangers verspreid zitten in een te grote ruimte, met de voorste banken onbezet, laten zij dan die verbonden-heid zien, waar de Heer van de kerk hen toe oproept? Wat moet een buiten-staander die eens komt kijken daar van denken? Zal hij of zij, op zoek naar een geestelijk tehuis, verlangen zich hierbij aan te sluiten? De sektes profiteren van

Page 131: zondag 2(B)

131 dit verlangen naar gemeenschap. Wie zich hier aanmeldt zit niet langer alleen thuis, maar voelt zich opgenomen in een gemeenschap en wordt meegezogen in een sfeer van kunstmatig opgewekt enthousiasme.

Als de gebeden zonder besef van de inhoud worden afgeraffeld, zijn de kerk-gangers hier dan bij gebaat? Als mensen elders kerken omdat daar zo'n goed koor zingt; als koorleden alleen naar de kerk komen als zij moeten zingen; als ….….. Maar ach, dit dreigt een litanie van klachten te worden. Laat ieder zelf bezien waar ‘t aan schort en tot inkeer komen; want als de eensgezindheid ont-breekt en de liefde is bekoeld, hoe moet dan het werk van Christus in de wereld worden voortgezet? De bakstenen mogen dan nog op elkaar staan en het dak mag zijn hersteld, maar het huis van God is in verval. Dit is het, waarover de profeet Jeremia zijn klacht laat horen: Hoe ligt zij eenzaam neder, de eens zo levendige stad!8 Dit werd hem niet in dank afgenomen. De mensen weigerden zich te bekeren; en de oversten, die hem betichtten van afbrekende taal, hebben hem gevangen gezet, omdat zij de woorden van God niet wilden horen.

Als de Heer van de kerk bidt om eenheid van de gelovigen, zullen zij zich hier dan niet van harte voor beijveren? De weinige overgebleven christenen, die el-kaar op zondagmorgen in de stille straten passeren, ieder op weg naar de eigen kerk, zullen zich misschien wel eens schamen. Zij ervaren de aanstoot die gele-gen is in de onderlinge verdeeldheid. Het doet hun verdriet als zij zien hoe een meerderheid hier doof en blind voor is; en als zij horen hoe de verdeeldheid wordt goedgepraat als 'eenheid in verscheidenheid': "Elk wat wils, dat is toch mooi? Zo komt iedereen aan zijn trekken!" Zeker, de ‘oude mens’ komt aan zijn trekken; maar de Geest vindt in de harten geen ruimte. De lieve Heer troost zijn getrouwen. Hij ziet hun verdriet om zijn volk, dat zelfs in zijn huis zichzelf nog voorop stelt. Hij spreekt tot hen, zoals Hij eens Elia in de woestijn bemoedig-de9: Ik heb mij 7000 mensen doen overblijven, die hun knie niet hebben gebo-gen voor de god van deze wereld. Voor hen zal Jezus' gebed van deze zondag in vervulling gaan. Gods kinderen zullen zijn vreugde ten volle mogen bezitten.

De kinderen van God leven in de wereld, maar zij zijn niet van de wereld, zoals ook hun Meester niet van de wereld is. Toch heeft hij zich met die wereld ver-eenzelvigd, in liefde voor allen die hier gevangen zitten in zelfzucht en begeerte. Jezus leert hun: Mijn koninkrijk is niet van hier10. Verenigd door de waarheid die in hem is, weten zij die hem liefhebben zich door hem gezonden om dit Rijk van God zichtbaar en verstaanbaar te maken temidden van een wereld van elk voor zich, waar hun Heer hen uit heeft bevrijd. Hij heeft hun een waarheid ge-toond van een geheel andere orde dan de waarheden van filosofen, die door lo-gisch redeneren worden verkregen. De waarheid in Christus daarentegen is voor eenvoudigen van geest direct duidelijk. Als zij Jezus liefhebben en volgen, bewijst dit dat de waarheid in hun harten staat geschreven. Wie uit de waar-

Page 132: zondag 2(B)

132 heid is, luistert naar mijn stem10, zegt Jezus tot Pilatus; maar deze antwoordt met de filosofenvraag vraag: “Wat is waarheid?” Bestaat er wel zoiets als een absolute waarheid? Toch is de landvoogd er niet gerust op; en tracht hij Jezus in vrijheid te stellen. Later zullen de leerlingen zich Jezus' uitspraak herinne-ren: Ik ben de waarheid11. Daar heeft geen filosoof van terug, tenzij door het geloof in hem. Want kan de goedheid van God, in Jezus volkomen zichtbaar, een begin of een einde hebben? Kan dit ooit niet geweest zijn, of ooit niet zijn? Christenen staan hier oog in oog met de absolute en levende Waarheid, die ook hun harten zoekt te vervullen en te verenigen.

Zouden de profeten van het Oude Testament ergens anders op kunnen doelen dan op zijn komst in de wereld? Voor de apostelen is het vanzelfsprekend dat de wet en de profeten en de psalmen vooruitwijzen naar de komende messias: naar de alles overheersende gebeurtenis van de menswording van God en wat daarop volgt. 1000 Jaar tevoren had David het verraad van Judas al voorzien. Lucas (1e lezing) vertelt hoe Petrus na Jezus' hemelvaart voorstelt de openge-vallen plaats van Judas aan te vullen, met een beroep op psalm 69 van David, waar geschreven staat: Een ander neme het opzicht dat hij had. Het loont de moeite de hele psalm eens aandachtig te lezen. Talrijk zijn zij, die mij zonder reden haten. (…) Zij zijn machtig, die mijn ondergang zoeken. (…) Heer, om uwentwil draag ik die schande. (…) Zij geven mij in mijn dorst azijn te drin-ken. (…) Aan het einde van de psalm verheugt de psalmist zich, en roept uit: U bent opgevaren naar omhoog, gevangenen hebt U meegevoerd. Wie zijn die gevangenen anders dan zij, die door Jezus bevrijd zijn uit de macht van het kwaad, waar niemand zich uit eigen kracht uit kan verheffen? Zij hebben hem ontmoet en liefgehad, hun tekorten beleden, en deel gekregen aan het nieuwe leven van hem, de weg, de waarheid en het leven12.

Deze waarheid komt tot uitdrukking in de naam van God: JAHWEH, dat is IK

BEN13. Niet: Ik was, en ook niet: Ik zal zijn, maar IK BEN: gisteren en vandaag, en tot in de eeuwige toekomst. Daarom wilden de Joden Jezus stenigen, omdat hij zei: vóór Abraham was, IK BEN; en zich zo met JAHWEH, die hij zijn Vader noemde, gelijk maakte14. Daarom voelen zij die tot geloof in hem komen zich uitverkoren, omdat allen die hem toebehoren door hem met de Vader verenigd zijn, één heilig volk, geroepen Hem in de wereld tegenwoordig te stellen. Va-der, bidt Jezus, bewaar in uw naam hen, die U mij gegeven hebt, opdat zij één mogen zijn zoals wij. Kunnen christenen Hem onze Vader noemen, zonder pijn in ‘t hart dat zij gescheiden wonen? Zij bidden met hun Meester dagelijks het gebed dat hij heeft gericht tot zijn Vader en onze Vader: Maak ons één, opdat de wereld zal geloven dat U mij gezonden hebt15.

Page 133: zondag 2(B)

133 1) ps 133 2) Mt 5,6.16 3) Kol 1,18 4)gelovenbeleven.nl > al mijn verlangen 158 5) ps 133,2 6) Ef 4,22 7) 1Pe 2,5 8) klaagl 1,1 9) 1kon 19,18 10) Joh 18,36vv 11) Joh 14,7 12) Joh 14,6 13) ex 3,14 14) Joh 8,58 15) Joh 17,21

psalmgebed (uit ps 103) L Breng dank aan God, mijn ziel! laat ál wat in mij is zijn naam vereren. A Breng dank aan God, mijn ziel; en vergeet niet hoe Hij je goeddoet. L Breng dank aan Hem die je fouten vergeeft, die je kwalen geneest, en je leven redt van het graf; A die je leven redt van de ondergang, en je kroont met liefde en ontferming. L Zo hoog als de hemel is boven de aarde, is de macht van zijn liefde voor wie Hem vrezen. A Zover als de zonsopgang van zijn ondergang vandaan is, zover van ons af doet Hij al onze zonden.

L God heeft zijn troon in de hemel gevestigd; zijn koningschap is over heel de schepping. A Breng Hem dank, al zijn engelen, die zijn stem verstaan en zijn woord volbrengen. L Breng Hem dank, jullie allen die Hem toebehoren, die zijn woord verstaan en daarnaar leven. A Breng dank aan God, mijn ziel! Al zijn werken getuigen van zijn heerschappij. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden lied: Zie al mijn verlangen, nr 16 (ps 103)

* * *

Pinksteren (ABC) 1ste lezing: hand 2,1-11 psalm 104 zie beneden 2de lezing: 1Kor 12,3-7.12-13 evangelie: Joh 20,19-23

Jezus blies over zijn leerlingen.

De Schrift gebruikt verschillende beelden om de Geest van God aan te duiden. Bij Jezus' doop in de Jordaan daalde de Geest in de gedaante van een duif op hem neer. De psalm van deze zondag spreekt over stromend of levend water: Vanuit de bronnen vloeien de beken; en drenken ál wat leeft. Op de dag van Pinksterren zette de Geest zich op de leerlingen neer als tongen van vuur. Tot Nicodemus zegt Jezus: De wind blaast waarheen hij wil. Je hoort het geluid, maar je weet niet vanwaar hij komt of waar hij heen gaat. Zo is het met ieder die uit de Geest geboren is1. En vandaag: Jezus blies over zijn leerlingen en zei: Ontvang de heilige Geest.

Page 134: zondag 2(B)

134 Het is niet zo vreemd, dat Jezus over zijn leerlingen blaast. Voor adem en geest gebruikt het bijbelse Hebreeuws hetzelfde woord. Ook de innerlijke mens moet ademen om te leven. Deze adem is de Geest van God, op wie christenen zonder ophouden een beroep moeten doen. Het lichaam wordt door God doorlopend in stand gehouden, tot het op de bestemde tijd in de aarde zijn samenhang zal verliezen. De ziel echter, het innerlijk wezen van de mens, die het lichaam tijde-lijk heeft bewoond, zal met al haar eigenheid blijven bestaan. Het leven in ge-meenschap met de Schepper zal duren, de dood voorbij. Allen die Hem toebe-horen zijn in geestelijke zin samen met Jezus, de eerstgeborene uit de doden2, tot nieuw leven gewekt. Midden in het dagelijkse leven zijn zij bedacht op het hemelse. “Je bent”, zegt de apostel, “als het ware al met Christus gestorven; en je leeft in verbondenheid met hem, die de hemel is binnengegaan2”.

Dit nieuwe leven gaat niet op eigen kracht. Jezus zelf heeft - als mens met de mensen - gezegd dat hij niets kan doen uit zichzelf, maar alleen datgene wat hij de Vader ziet doen3. Hij doelde hiermee op de Geest van God, die hem in volkomen eenheid met de Vader deed leven en liefhebben, spreken, zwijgen en handelen. Zo leven de kinderen van God door de Geest die Jezus hun zendt. Wie voort wil gaan in harmonische verbondenheid met hem, stemt vanzelf alle doen en laten af op de Geliefde. Dit vraagt een dagelijkse en ononderbroken toewijding, waarbij christenen zich voortdurend afvragen of het goed is in Gods ogen wat zij doen. Daarom drukt Jezus zijn leerlingen op het hart steeds te blij-ven bidden4. Als je opstaat, als je uitgaat, als je thuiskomt, als je gaat slapen: la-ten je gedachten onophoudelijk bij mij zijn5; want zonder mij kun je niets doen6. Een biddend mens zal zichzelf niet zo gauw verliezen in zelfzucht en ei-genbelang; maar de juiste beslissingen nemen, door de Geest geleid.

Het is een opwindende gedachte dat God zo nabij is, en direct betrokken bij ie-ders bestaan. Naarmate hun innerlijk leven meer op Hem gericht is, gaan zijn kinderen beter begrijpen wat Jezus bedoelt, als hij zegt: God is geest; en wie hem dienen wil moet hem aanbidden in geest en in waarheid7. Als hun inner-lijk leven met volledig voorbijzien van zichzelf op God is gericht, en zij dus vol-komen openstaan voor Hem, dan kan Hij bij hen zijn intrek nemen als in zijn eigen woningen8. Net als Jezus zijn zij vervuld van de Heilige Geest. Zo houdt hij het zijn kerk voor: Wie in mij gelooft, zal ook zelf de werken doen die ik doe9. Misschien zal iemand hier tegenin willen brengen dat de praktijk helaas anders is. Helaas, ja. Maar laten we daarbij niet naar anderen kijken; en ook niet steeds weer aankomen met alle misstanden in de wereld, die toch niet meer zijn dan een optelsom van persoonlijke vergrijpen.

Christenen zijn niet geroepen om anderen te oordelen. Beter is het dit oordeel aan God over te laten. Laten zij beseffen dat zij zich zelf bezondigen aan de din-gen waartegen zij zich uitspreken; dat zij in hun eigen leven meer ernst kunnen

Page 135: zondag 2(B)

135 maken met het geloof in de Geest van God die de ziel zoekt te bewonen. Staan we Hem niet voortdurend in de weg? Als we verzuchten dat de praktijk anders is, moet dit een aansporing zijn met nog meer ijver God te zoeken; en te bidden om zijn Geest bij alles wat we ondernemen. Is er soms een vader die zijn kin-deren een steen zal geven, als zij hem om brood vragen? Hoeveel temeer zal dan je Vader in de hemel de Heilige Geest geven aan wie hem erom vragen?10

Wie voortgang boekt op deze smalle weg11 van het geloof, gaat de talrijke aan-wijzingen van Jezus als werkelijkheid beleven; en zal niet vervallen in de fout de Geest van God als een kracht te bestempelen; want niets is minder waar. Hij is geen onpersoonlijke kracht, maar de levende God, die doet opstaan tot een nieuw en onzelfzuchtig leven12. Het is te groot om te bevatten: de almachtige, alom tegenwoordige, eeuwige en hoogverheven liefdevolle God spreekt tot mij in mijn eigen hart! Hij neemt mij bij de hand; en leert mij als een nieuw mens13 te doen waartoe ik van nature onmachtig ben: mijzelf niet voorop te stellen en mijn eigen belang te vergeten; niet gekwetst te zijn, maar te bidden voor wie mij schade berokkenen, en hen lief te hebben14. Hij opent mij de ogen voor het gevaar dat zij lopen, die zich laten leiden door de zelfzucht van de oude mens15. Als zij niet tot inzicht komen, zullen zij eens de woorden van de Heer horen: Ga weg van mij, ik heb je nooit gekend16.

Zou ik, die dezelfde dingen heb gedaan, tot ik de stem mocht verstaan van hem, die zichzelf in liefde voor mij heeft gegeven: zou ik hen niet liefhebben, die mij maar onbeduidende dingen aandoen, vergeleken met wat Jezus heeft moeten ondergaan? Voor de oude mens17 is dit te moeilijk; maar de nieuwe mens, die leeft in genade en de Geest niet bedroeft, leert langzaamaan de liefde te ver-staan, die al het andere in de schaduw stelt. Gelovigen hebben het leven gevon-den. Al zal het aardse lichaam sterven: zij hoeven geen angst meer te hebben. Met een nieuw en geestelijk lichaam zullen zij bij Hem mogen binnengaan18.

Zo spreekt de Geest tot de harten van de gelovigen. Zelfs als Hij zich verborgen houdt is Hij hun nabij. Hij staat niet toe dat de kinderen van God ten val ko-men. Hij leert hun het schild van het geloof19 te hanteren. Zo groeien zij op tot volwassen gelovigen, die niet - zoals bij de sektes - alleen maar uit zijn op op-windende geestelijke ervaringen, die zij verwarren met de heilige Geest, maar waardoor langs een omweg toch weer de oude mens zou gaan domineren. Nee, ongeacht wat hun overkomt laten gelovige mensen zich niet in de war brengen, maar nemen zij zorgen en moeite ongeschokt aan als hun kruis20, in de weten-schap dat dit de weg is waarlangs de goede God zich doet kennen. Zij hebben Jezus, mens met de mensen, erkend als God-met-ons22; en zij gaan met hem op weg naar het eeuwige leven, geleid door zijn Geest: de Geest van wijsheid en in-zicht, van kracht en goede raad, van kennis en ontzag voor God23.

Page 136: zondag 2(B)

136 Zij oordelen niet naar het uiterlijk, nemen het op voor de zwakken en gedenken de armen. Gelovige mensen weten zich gezegend door Hem, God in ons, die de harten verwarmt. Zolang als ik leef wil ik zingen voor mijn God; en in ál wat ik doe Hem mijn dank betuigen (psalm van Pinksteren).

1) Kol 1,15 2) Kol 3,1vv 3) Joh 5,19 4) Lc 18,1 5) Mc 8,34 6) Joh 15,5 7) Joh 4,24 8) Ef 2,18 9) Joh 14,12 10) Lc 11,12vv 11) Mt 7,14 12) Rom 8,9 13) Kol 3,3 14) Mt 5,44 15) Kol 3,9 16) Mt 7,23 17) Ef 4,22 18) 1Kor 15,44 19) Ef 6,16 20) Mt 16,24 21) Mt 5,9 22) Mt 1,23

psalmgebed (ps 104) L Vereer de HEER, mijn ziel! Mijn God, U bent hoog en verheven. A Met macht en majesteit bent U bekleed, omgeven met glans en heerlijkheid. L U spreidde de hemelen uit, daarboven is uw verheven verblijf; U zult komen op de vleugels van de Geest. A Vanuit de bronnen vloeien de beken; tussen de heuvels stromen zij neer en drenken ál wat leeft. L God, hoe talrijk zijn uw werken, in wijsheid geschapen; overal op aarde bewegen zich uw schepsels, A Verbergt U zich, dan staan zij verschrikt; neemt U hun geest weg, dan vergaan zij weer tot stof. L Dan zendt U de Geest, en zij worden herschapen: het aanschijn van de aarde wordt vernieuwd. A Zolang als ik leef wil ik zingen voor mijn God; en in ál wat ik doe Hem mijn dank betuigen. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

de Geest van God klopt aan Al zou elkeen mij dienen, had rijkdom mij verblind: zonder de Geest van liefde was 't ijdelheid en wind.

Al was ik een geleerde, die hoog in aanzien stond: zonder de Geest van leven sprak ik met dode mond.

De Geest van God, geduldig, klopt aan de mensenpoort; en als een kind, onschuldig, wordt wie Hem toebehoort.

De Geest geeft nieuwe ogen, die helder zijn en klaar. Hij breekt de harten open, geeft mensen aan elkaar.

Hij doet in vrede leven, vol hoop en goede moed; en onbaatzuchtig geven, uit grote overvloed.

Wij hebben veel te bieden, een rijkdom zonder maat: wij leven in de liefde van God die met ons gaat.

* * * einde van de paastijd

Page 137: zondag 2(B)

137

Drie-Eenheid (B) 1ste lezing: Dt 4,32-34.39-40 psalm 33 (zie beneden) 2de lezing: Rom 8,14-17 evangelie: Mt 28.16-20

in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest

Eeuwen tevoren heeft de profeet Jesaja de komende messias (Grieks christus) al voorzegd als Immanuël1, hetgeen betekent God-met-ons. De engel Gabriël heeft Maria aangekondigd dat hij uit haar geboren zou worden2. In de evangeli-en wordt op tal van plaatsen het nooit geheel te bevatten wonder bevestigd, dat in Jezus God in ons midden heeft verkeerd. De apostelen en allen die na hen tot dit ambt geroepen zijn, hebben wereldwijd het evangelie gebracht van zijn menswording, dood en verrijzenis; en van de gave van zijn Geest aan allen die geloven3. Zij verkondigden een almachtige en alomtegenwoordige God, die in Christus het lot van zijn mensen heeft gedeeld; en die de harten zoekt te bewo-nen door zijn Geest: God-in-ons4.

Indien niet alleen Jezus, maar ook de Geest als God moeten worden aanbeden, zijn er dan drie goden? Deze drie-eenheid is niet alleen voor buitenstaanders maar ook voor velen die zich christen noemen moeilijk te begrijpen. Het begint ermee dat zij Jezus niet kunnen zien als meer dan als een bijzonder goed en wijs mens, die navolging vraagt. In de verzwakte kerk in het Europa van de 21ste eeuw wordt dit geluid in alle toonaarden gehoord. Het onbegrip van buiten-staanders is te verkiezen boven deze ondermijning van binnenuit. Buitenkerke-lijken kunnen nog tot inzicht komen; maar als christenen de menswording gaan ontkennen en Jezus dus als niet meer dan een voorbeeld zien…..

Hoeveel strijd hebben de kerkvaders gedurende de eerste eeuwen niet moeten leveren tegen deze misvatting, die het evangelie ongedaan maakt! Want wie is er in staat op eigen kracht te komen tot de liefde die Jezus van zijn leerlingen vraagt? Wie kan iemand hartelijk tegemoet komen, die hem of haar zojuist een gemene streek heeft geleverd? Niemand kan zijn vijand liefhebben dan door het geloof in Christus, God met ons, die door zijn Geest in zijn leerlingen woont5.

Iedereen weet dat de mens van nature slechts gericht is op het eigen belang in het huidige snel voorbijgaande bestaan; en geen oog heeft voor wat hier boven-uit gaat6. Hoe deze zelfzucht te overwinnen? Door nauwgezet de geboden uit de Bijbel te volgen, of door gehoorzaamheid aan de voorschriften van de kerk? De-ze geboden en voorschriften hebben alle als uitgangspunt het grote gebod God lief te hebben met hart en ziel en geheel het verstand, en de naaste als jezelf.

In het besef van hun eigen onmacht hiertoe verheugen Christenen zich in de genade, die door Jezus Christus is gekomen7; en hen in staat stelt de wet die

Page 138: zondag 2(B)

138 God stelt te volbrengen8. Hoe meer zij dit proberen, des te duidelijker gaan zij hun tekort ervaren. De wet doet de zonde kennen9, zegt de apostel; en hij roept uit: Rampzalige mens die ik ben! Wie zal mij redden uit dit bestaan ten do-de?10 Om meteen het antwoord te laten volgen dat het Jezus is - wiens naam betekent redding - die gelovigen verheft tot een leven met hem bij de Vader.

Hij zal groot zijn; en Zoon van de Allerhoogste genoemd worden11. Maria heeft deze woorden van de engel in haar hart bewaard; en zij zal voor ieder die om haar voorspraak vraagt bidden dat dit in volle omvang tot zijn kinderen door zal dringen. Het is gaat hier immers niet om een gewone ontvangenis, maar om een teken aan het volk van God, opdat zij in Jezus zullen geloven. Iedereen zal begrijpen hoe ongepast de gedachte is, dat God op de wijze der mensen bij Ma-ria een kind verwekt zou hebben.

Het vraagt bezinning en gebed, om volledig door te laten dringen dat Jezus méér is dan alleen een voorbeeld; maar dat hij - naar zijn eigen woorden - één is met de Vader12. Ook al zegt hij op een andere plaats: De Vader is meer dan ik13, dan laat dit deze eenheid toch onverlet. Als de Zoon wordt vergeleken met een beker water, is de Vader de oceaan waaruit dit water genomen is. De beker bevat minder water dan de zee; maar het is hetzelfde water. De Zoon heeft ge-leefd in de beperking van een menselijk lichaam waarin de Schepper zich aan de wereld heeft geopenbaard, en de Vader is alomtegenwoordig; maar beiden zijn zij God. Als mens met de mensen heeft Jezus geweend bij het graf van zijn vriend Lazarus14; maar als God heeft hij zijn macht uitgeoefend om hem tot het aardse leven terug te roepen15. Wie deze eenheid van Vader en Zoon niet kan onderschrijven, kan zich geen christen noemen; en kan niet het doopsel ont-vangen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest.

Het evangelie leert niet in de eerste plaats gehoorzaamheid, maar wel geloof: in God de Vader, God de Zoon en God de heilige Geest. Deze laatste, de derde Per-soon van de Drie-eenheid en de beloofde Trooster en Helper16, werd negen da-gen na de hemelvaart van hun Heer door de leerlingen te Jeruzalem in opperste vreugde ontvangen17. Helaas wordt Hij in de kerk van vandaag nauwelijks nog begrepen. Wie roept er de heilige Geest nog aan? Zeker, bij de sektes gebeurt dit op uitbundige wijze, hun zelf bewerkstelligde opwinding verwarrend met de Geest van de almachtige God. In de kerken echter wreekt zich het gebrek aan onderricht; en wordt de Geest zelfs een kracht genoemd, iets onpersoonlijks dus. De heilige Geest is echter een Persoon, Hij is God; en wel God in ons.

Als Petrus, vol van de Geest, zijn eerste toespraak houdt, zijn de toehoorders diep geraakt. Zij hebben de blijdschap gezien van de leerlingen, die als ver-nieuwde mensen God dankten. Verwonderd dat zij in alle talen spraken, spot-ten sommigen dat zij dronken waren17. Petrus legt hun uit dat hier de profetie wordt vervuld: Ik zal mijn Geest uitstorten; en uw zonen en dochters zullen

Page 139: zondag 2(B)

139 profeteren18. Nu de levende God zo nabij gekomen is, denkt niemand dat het om iets onpersoonlijks gaat als kracht of energie. De eerstelingen van de oogst19: de duizenden die op die pinksterdag te Jeruzalem worden gedoopt, zij weten wel beter. Zij mogen de woorden horen: Ik doop je in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest. Ook zij ontvangen de Geest; en verheu-gen zich met de leerlingen, omdat zij hier de vervulling van de wet meemaken. Want God is niet hoog en ver, maar elk nederig en zachtmoedig hart wil Hij bewonen20.

Met Pinksteren gaan de leerlingen Jezus’ woorden begrijpen: Wie mij liefheeft zal mijn woord onderhouden. Mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen21. Eén met de Vader doet hij zich kennen door zijn Geest, God-in-ons, die de harten zoekt te bewonen. Het oude credo van Israël Breng dank aan God want Hij is goed, zijn liefdevolle goedheid is eeuwig22, deze steeds opnieuw herhaalde belijdenis kan door bewust levende christenen worden beaamd. De almachtige en eeuwige God, die al het zijnde tot aanschijn riep en onderhoudt, buigt zich tot hen neer! Zoals eens de leerlingen Hem in Jezus voor ogen hadden in een menselijk lichaam, zo openbaart nu de Geest zijn innerlijke goedheid aan allen die hem metterdaad liefhebben.

Samenvattend kunnen we zeggen dat het verstaan van de Drie-eenheid begint met de vraag : Wie is Jezus? Gelukkig zijn allen, die deze mens ervaren als God, die in ons midden heeft gewoond. Dit is het begin van geloof. Wie deze twee-eenheid van harte kan beamen, zal geen moeite hebben de Geest te ervaren als God-in-ons. De onduidelijkheid ontstaat pas, als aan het verkeerde einde wordt begonnen; en het eindantwoord (het dogma) als uitgangspunt van het onder-richt wordt genomen. Elke leraar - in welk vak dan ook - weet tot welke verwar-ring een soortgelijke benadering leidt.

Als christenen dus samenkomen en hun vieringen aanvangen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, dan zijn zij niet bijeen in de naam van een onbereikbare God, van een voorbeeld en een kracht, maar in de naam van een God die als een Vader zich neerbuigt, die 2000 jaar geleden in Jezus zich aan Israël heeft geopenbaard, en die zich alle eeuwen door en overal ter wereld aan allen die Hem ijverig zoeken doet kennen door zijn Geest. God, heilige Geest die de harten verwarmt: verlicht ons verstand, dat wij deze dingen zullen verstaan; en U en elkaar de liefde zullen betonen die U ons zo mateloos bewijst. De ogen van God zijn op hen die Hem vrezen; en op zijn liefdevolle goedheid hopen (psalm van deze zondag).

Page 140: zondag 2(B)

140 1) Jes 7,14 2) Mt 1,23 3) Mt 28,19 4) Rom 8,9 5) Gal 2,20 6) Rom 7,18 7) Joh 1,17 8) Rom 3,20 9) Rom 7,24v 10) Mt 1,21 11) Lc 1,31v 12) Joh 10,30 13) Joh 14,28 14) Joh 11,35 15) Joh 11,43 16) Joh 15,26 17) hand 2,1-13 18) hand 2,17 19) Dt 26 20) Jes 57,15 21) Joh 14,23

psalmgebed (uit ps 33) L Het woord van God is betrouwbaar, al zijn werken getuigen van waarheid. A In recht en rechtvaardigheid heeft Hij behagen; heel de aarde spreekt van zijn goedheid. L Door het Woord van de HEER zijn de hemelen gemaakt; door zijn Geest schiep Hij het hemelse leger. A Hij sprak en het was er; Hij gebood, en zo kwam het tot stand.

L De ogen van God zijn op hen die Hem vrezen; en op zijn liefdevolle goedheid hopen. A Hij verlost hun ziel van de dood; in hongersnood bewaart Hij hun leven. L Ons hart verheugt zich in de Heer, zijn heilige naam doet ons vertrouwen. A Toon ons uw liefdevolle goedheid, o God; al onze hoop is op U gericht. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden Vader voor uw eeuwigheid Vader voor uw eeuwigheid hebt U ieder mens geschapen. Laat mijn hart, U toegewijd, openstaan voor al uw gaven. Heilig mij, zie mijn verlangen U mijn God, U te ontvangen.

Ga ik door een donker dal, Jezus, wil mijn hart regeren. Als ik twijfel, als ik val: neem mijn hand, dat ik mag leren op uw liefde te vertrouwen, in geloof op U te bouwen.

Mijn verstand en mijn gevoel laten zich zo licht misleiden. Geest van waarheid, wees mijn doel, baken in onzekere tijden. Leer mij alles prijs te geven; en vervul geheel mijn leven.

Vader, Zoon en heilige Geest, U alleen wil ik gedenken. Ik voorvoel het hemels feest: alles, alles zult U schenken, aan wie zich met vuur en ijver als een offer U wil wijden. gelovenbeleven.nl > al mijn verlangen

* * *

Page 141: zondag 2(B)

141

Sacramentsdag (B) 1ste lezing: ex 24,3-8 psalm 116 zie beneden 2de lezing: Heb 9,11-15 evangelie: Mc 14,12-16.22-26

Dit is mijn lichaam, dit is mijn bloed.

Voordat Mozes de berg beklimt om God te ontmoeten, bouwt hij een altaar waarop hij stieren offert, in overeenstemming met het bijbelse gegeven dat niemand God kan zien en leven. Wee mij, roept Jesaja, als hij in een visioen God ziet op zijn verheven troon; wee mij, een man die onrein is van lippen, want mijn ogen hebben God gezien1. Maar God is de profeet genadig en ver-zoent zijn onreinheid. Zo brengt ook Mozes zijn offer, om verzoening voor zijn zonde te verkrijgen, alvorens hij de wolk in gaat waar God tot hem zal spreken. Wie deze verhalen leest met een open geest, zal zich verheugen als het hem of haar duidelijk wordt dat God zich werkelijk met de mensen bemoeit. Dat zal Hij niet doen om hen vervolgens te laten vallen. Hij wil hen bij zich hebben. Daar-toe heeft Jezus zich geofferd als een smetteloos offer, dat onze ziel zuivert om de levende God te kunnen dienen (2e lezing).

De profeten beklemtonen steeds opnieuw dat het niet - zoals de Farizeeërs me-nen - voldoende is de bijbelse voorschriften naar de letter uit te voeren. God heeft het offer van stieren en andere offers nauwkeurig voorgeschreven; en spreekt nochtans bij monde van de profeet: Ik heb geen welgevallen aan het bloed van stieren2. Het gaat dus eigenlijk ergens anders om dan om de offers op het altaar van het oude verbond. David, als hij berouw heeft van zijn schan-delijke misdraging tegenover Uria en zijn vrouw Batseba, bidt: U vraagt geen blinde gehoorzaamheid, in louter plichtsbetrachting hebt U geen welgevallen. Een verbroken en berouwvol hart, o God: die offers wijst U niet af3. Hier wordt het verband gelegd tussen het uiterlijke ritueel en de innerlijke houding van wie offert. Zo spreekt de Heer: Eet Ik soms stierenvlees? Wie Mij dank brengt geeft Mij eer4.

Dat laatste doet David, als hij bij de overbrenging van de ark van het verbond naar Jeruzalem vol blijdschap voor de stoet uit danst. Toch offert ook hij daar-bij vele runderen5. Het uiterlijke ritueel strookt met zijn innerlijke overtuiging en heeft als functie de relatie van de mens met God aanschouwelijk te maken; en zo het geloof in zijn betrokkenheid bij het menselijk handelen te doen groei-en. Dit mag een sacrament genoemd worden, een liturgische handeling waarin de onzichtbare God aanwezig is en tot zijn kinderen spreekt. Tot hen die wel een offer brengen, maar het hart niet op Hem richten en in hun handelen hier niets van laten blijken, spreekt Hij: In liefde heb ik behagen, en niet in slachtof-fers; in kennis van God, en niet in brandoffers6.

Page 142: zondag 2(B)

142 Hij uit wie de liefde is7, stelt behagen in daden van liefde. Jezus zegt: Wat je gedaan hebt voor één van de geringste van mijn broeders, heb je voor mij ge-daan8. Hier draait het om in de Schrift; en hierin schieten allen zonder uitzon-dering tekort. De heiligen bevestigen het: hoe meer christenen zich toeleggen op de opdracht van levensheiliging, des te sterker ervaren zij hun eigen fouten en gebreken. Nochtans wijst God hen niet af, maar Hij geeft hun het offer in handen, dat dit menselijk tekort kan goedmaken: Christus, het lam van God. Hij is het, naar wie heel de offercultuur van Israël vooruitwijst9. Niet de ge-hoorzaamheid aan de voorschriften van de wet kan de mensen bij God terug-brengen, maar het geloof in Christus, de goedheid van God, naar wie de wet vooruitwijst. Als zij Hem vragen, zal Hij hun zijn Geest in hun binnenste geven die het onmogelijke mogelijk maakt: te leven als kinderen van God10, temidden van een wereld waar hebzucht en begeerte de norm zijn.

De vruchten van deze bekering worden niet van de ene op de andere dag zicht-baar. Iemand die pas tot geloof is gekomen, kan niet direct na het doopsel op-treden als evangelist. De Heer van de kerk heeft volwassen en beproefde gelovi-gen nodig, die elk op zijn of haar eigen plaats bij kunnen dragen tot het werk dat hij begonnen is. Dit vraagt een proces van groei, waarbij christenen al naar gelang hun inzet meer of minder snel voortgang boeken, daarbij niet weinig ge-sterkt door het geestelijk voedsel van de eucharistie11.

In het sacrament van de doop wordt 't begin van dit nieuwe leven van godswege bekrachtigd. De gave van de Geest wordt door Hem op zichtbare wijze beves-tigd in het vormsel. Bij een volwassenendoop vormen beide één sacrament, dat de wedergeboorte van de gelovige markeert. In de eucharistie wordt het voedsel verschaft, dat de gelovigen doet groeien tot werktuigen van de Geest12. Wie zou zich niet naar de kerk haasten om in dit geestelijk voedsel Christus zelf te ont-vangen, in wie de menselijke zwakheid is overwonnen?

In de kerk van de eerste eeuwen brachten christenen hun gaven in natura mee naar de vieringen. Olie, kippen, graan, boter, eieren en ook brood en wijn wer-den bij de ingang neergezet ter ondersteuning van de armen en het onderhoud van de voorgangers. Bij de aanvang van het tafelgebed - waar nu de collecte plaats vindt – brachten de diakens hieruit brood en de wijn naar het altaar: het werk van onze handen, dat door de priester onder dankzegging namens de ge-meenschap aan God werd aangeboden. Zo werd zichtbaar gemaakt, dat de ge-lovigen bij de aanvang van het tafelgebed zichzelf aanbieden, als een offergave aan God. Neem dit brood en neem deze wijn uit onze handen aan; en neem ge-heel ons leven. In het verlangen werktuigen van de Geest te worden bieden zij het onvolmaakte aan, om na het tafelgebed bij de communie Christus, de vol-maakte mens, te mogen ontvangen. De materiële offergave wordt hier tot zicht-baar teken van de toewijding van de gelovigen. Dit gebed wordt door de goede God verhoord op een wijze, die geen mens ooit had kunnen denken of dromen.

Page 143: zondag 2(B)

143 Jezus zelf is het, die spreekt: Dit is mijn lichaam, dit is mijn bloed. Het offer van de gelovigen zelf, ten enenmale onvoldoende om hen tot God te verheffen, wordt door het volmaakte offer van Christus aangevuld. Zij die zich niet onver-deeld willen geven, worden door de Heer terechtgewezen: Je brengt minder-waardige offerspijs op mijn altaar13. Hij geeft zichzelf aan allen die zich zonder voorbehoud aan Hem aanbieden, opdat zij met een oprecht hart de woorden van de apostel zullen mogen beamen: Ik ben het niet die leef, maar Christus die in mij woont14. Het oude verbond, waar door de hogepriesters steeds opnieuw offers uit de veestapel werden gebracht, is met de komst van de Messias buiten werking gesteld.

Christenen mogen leven in verbondenheid met Jezus, hun broeder, die als eer-ste van de mensen het hemelse heiligdom is binnengegaan (2e lezing). Hij, de ware hogepriester, heeft geen bloed van bokken en stieren geofferd, maar zijn eigen lichaam en het bloed van het nieuwe verbond dat hij met zijn kerk heeft gesloten. Wie beseft hoe onnoemelijk groot het voorrecht is hem te mogen toe-behoren, zal niet ophouden te bidden voor hen die buitenstaan. Mogen allen, die de ene God aanbidden, openstaan voor de liefde waarin Hij hen wil doen delen. Nu offer ik God mijn dankbaarheid; zijn naam zal mij gedurig op de lippen zijn (psalm van Sacramentsdag).

1) Jes 6,5 2) Jes 1,11 3) 2Sam hss 11-12; ) ps 51,18v 4) ps 50 5) 2Sam 6,13 6) Hos 6,6 7) Joh 17,26 8) Mt 25,40 9) Lc 24,25vv 10) Joh 1,12 11) gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden > V.3 12) gelovenbeleven.nl > al mijn verlangen> nr 108 13) Mal 1,7 14) Gal 2,20

psalmgebed (uit ps 116) L Hoe kan ik God alle goeds ooit betalen: ál wat Hij heeft welgedaan aan mij? A Zijn verlossing zal ik dag aan dag gedenken, zijn naam zal mij gedurig op de lippen zijn. L Mijn gelofte aan God zal ik betalen, temidden van zijn gemeenschap. A Onze God: Hij kent de zijnen; het lot van zijn heiligen is kostbaar in zijn ogen.

L U wil ik dienen, U alleen, die de last van mijn schouders hebt genomen. A Nu offer ik God mijn dankbaarheid; zijn naam zal mij gedurig op de lippen zijn. L Zijn volk zal er getuige van zijn, hoe ik mijn gelofte betaal: A in de voorhof van het Huis van de HEER, in uw midden, stad van God!

gelovenbeleven.nl > al mijn verlangen lied zie blz 80 (ps 116, al mijn verlangen nr 85)

* * *

Page 144: zondag 2(B)

144

TIJD DOOR HET JAAR (B) (vervolg) zondag 10(B) 1ste lezing: gen 3,9-15 psalm 130 zie beneden 2de lezing: 1Kor 4,13-5,1 evangelie: Mc 3,20-35

Wie lastert tegen de Geest, zal in eeuwigheid geen vergeving krijgen.

Het is zover gekomen, dat Jezus' verwanten hem in veiligheid willen brengen om hem te beschermen tegen de schriftgeleerden uit Jeruzalem. Die kun je be-ter niet tegen je in het harnas jagen! De kerkelijke leiding van die dagen ver-droeg geen tegenspraak; en waardeerde geen eigen geluid. Maar moet hij, die de mensen onderricht over de goede God, dan zijn mond houden in angst voor hen die de verkondiging hebben gekaapt, en in hun ijdelheid de goede leer heb-ben ingeruild voor hun eigen ideeën? Met al hun kennis van de Schrift verstaan zij toch niet waar deze op elke bladzijde over spreekt: over goedheid en waar-heid, rechtvaardigheid, mededogen en trouw; over de komst van hem die dit voor mensen van goede wil zichtbaar en verstaanbaar komt maken.

Zou Jezus, de goedheid van God in persoon, zich tot zwijgen laten brengen door hen, die zonder oog voor Gods openbaring spreken over de Eeuwige, maar al-leen zichzelf maar kennen? Ál wat een mens van God kan weten is immers in Jezus volkomen aanwezig, zodat mensen van goede wil hem liefhebben en vol-gen. Zij vormen het ware volk van God1, met de Heer als hun herder2. Maar zij die zichzelf zo graag horen praten, herkennen niet de stem van de herder; en behoren niet tot zijn kudde3. Zij noemen zich schriftgeleerden en leiders van het volk, maar laten zich door de Schrift niet gezeggen en leggen de waarschu-wingen van de profeten naast zich neer. Dwaze herders die de Heer niet zoe-ken4, zo noemt Jeremia hen; en Ezechiël waarschuwt: Wee de herders van mijn volk, die zichzelf weiden!5 Dan troost God zijn volk; en de profeet voorzegt de Messias: Eén herder zal er voor hen allen zijn6.

De Schrift spreekt gedurig over de komst van een Redder, die Gods kinderen in hun oorspronkelijke waardigheid zal herstellen. De kerkvaders noemen de tekst van deze zondag (1e lezing) het eerste evangelie. Het zaad (de nakomeling) van de vrouw - Jezus dus - zal de slang (de duivel) de kop vermorzelen; en de duivel zal hem de hiel vermorzelen; want meer dan het lichaam doden kan hij Jezus niet aandoen. Met Jezus' komst in zwakheid worden deze en talloze andere pro-fetieën in het Oude Testament vervuld. Nu begint zich het oordeel af te tekenen waarover alle profeten gesproken hebben en dat bij zijn wederkomst in macht7 zal worden voltrokken. De Vader heeft het oordeel geheel in handen van de Zoon gelegd, opdat allen de Zoon zouden eren zoals zij de Vader eren. Wie de Zoon niet eert, eert evenmin de Vader die hem zond8. Wie Jezus liefheeft, heeft

Page 145: zondag 2(B)

145 het eeuwige leven gevonden; want zou zijn goedheid ooit een einde kunnen nemen? Wie hem verwerpt kan echter dit leven niet binnengaan. De schriftge-leerden, die tandenknarsend vernemen hoe Jezus hun voorschriften relati-veert9, moeten met lede ogen moeten aanzien hoe de menigte hem volgt. Zij gaan in hun dwaasheid zo ver dat zij hem, in wie geen spoor van boosheid en bedrog is te bekennen, een bezetene noemen!

Zo ver kunnen mensen van de waarheid afdwalen, dat zij de goedheid zelve er-van beschuldigen met hulp van de duivel zijn wondertekenen te doen. Jezus, God-met-ons, wordt door hen veroordeeld als een bedrieger die zijn volgelin-gen in het ongeluk zal storten. Is er een ernstiger vergrijp denkbaar, dan de goedheid van God uit de boze te noemen? Dit is de zonde tegen de Geest10, waar Jezus' tegenstanders zich schuldig aan maken. Het evangelie waarschuwt dat zij belast zijn met een eeuwig durende zonde, waarvoor geen vergeving mo-gelijk is. Als zij God de rug toekeren: hoe kan Hij hen dan nog bereiken?

Een eeuwige veroordeling?? Maar God is toch vol van ontferming? Zeker. Als mensen in berouw om hun dwaasheid om vergeving vragen, zal hun Schepper zich niet verborgen houden. De tekst van vandaag laat duidelijk zien hoe Hij met hen begaan is, die zozeer dwalen dat zij Jezus van een kwade wil betichten. Zie zijn geduld met hen die zo godslasterlijk handelen! Zou hij, van wie wij nu weten dat hij eeuwig en ongeschapen in God is, zich tegenover zijn schepsels moeten verantwoorden? Dit is wat we Jezus zien doen, als hij in mededogen met de blindheid van zijn belagers de lamme op doet staan, als bewijs dat hij de macht heeft om niet alleen het lichaam gezond te maken, maar ook om de men-sen hun zonden te vergeven. Dit is het formele verwijt dat de schriftgeleerden Jezus maken: zonden vergeven kan God alleen. Welnu, hier is God in hun mid-den.

Bewonder de zachtmoedigheid waarmee hij zijn vijanden tegemoet komt. Hij beklaagt zich niet over hun alle perken te buiten gaande beschuldiging, maar tracht hen tot inzicht te brengen hoezeer zij zich vergissen. Had hij niet velen van hun kwaal bevrijd, die door boosheid werden gekweld? Als hij bezeten was, zoals zij beweren, zou dan de ene bezetene de andere genezen? Zo appelleert hij aan het verstand van hen die gevoelloos zijn en innerlijk verhard, opdat zij die de waarheid tot leugen verklaren het ongerijmde van hun bewering zullen in-zien en zich met hem zullen verzoenen. Werkelijk, wie hiervoor openstaan er-kennen Gods ontferming in alles wat Jezus zegt en doet. Tot in het uiterste toe, tot aan de marteldood aan een kruis, geeft hij zichzelf aan de wereld om men-sen van hun dwaling af te brengen, aan de boze te ontrukken en bij zijn kudde terug te brengen, op weg naar het Rijk van God.

Wie door zelfzucht verblind Jezus niet liefheeft en niet voor hem werkt, is ge-vangen in de netten van de boze, en onmachtig zichzelf hieruit te verlossen. Se-

Page 146: zondag 2(B)

146 dert de mensen zich van God hebben afgewend, is deze zonde van de ouders op hun kinderen overgegaan. Theologen noemen dit de erfzonde. Iedereen kan met eigen ogen zien hoe de grote en kleine ondeugden van de ouders door de kinderen worden overgenomen. Jezus heeft dit noodlot doorbroken. Hij is de Redder11, in de eerste lezing voorzegd als de nakomeling van de vrouw12. Wie op eigen kracht vertrouwt kan zijn Rijk niet binnengaan; maar allen die Jezus liefhebben, worden om dit geloof door God gerechtvaardigd13. Hun zonden worden vergeven; en in het doopsel ontvangen zij het begin van nieuw leven14.

Als U alleen onze schuld zou zien: o God, wie kon voor U bestaan? Maar bij U is vergeving, voor wie leven in eerbied voor U. De psalm van deze zondag spreekt over de tijd van genade15, tussen Jezus' komst in zwakheid en zijn we-derkomst in macht voor het oordeel. Alle zonden kunnen worden vergeven. Opdat niemand hieraan zal twijfelen, is dit opgenomen in de geloofsbelijdenis: Ik geloof in de vergeving van schuld. Aan het kruis geeft Jezus hiervan het ul-tieme bewijs, door één van de twee samen met hem gekruisigde misdadigers vergeving te schenken, als deze zijn schuld belijdt en zijn geloof in Jezus uit-spreekt: Wij krijgen wat wij verdiend hebben; maar hij heeft niets verkeerds gedaan. Jezus, denk aan mij, als u in uw koninkrijk gekomen bent16.

Gelukkig zijn allen die hoop putten uit Jezus' antwoord: Heden zul je bij mij zijn in het paradijs. De schriftgeleerden, en allen die zichzelf zo goed achten dat zij denken Jezus niet nodig te hebben: zolang zij zich niet bekeren zullen zij dit verlossende woord van God niet horen. Maar wie zichzelf vergeten om in de Geest van Christus voort te gaan, zullen iets van de levende God laten zien; en getuigenis afleggen van de hoop die in hen leeft op het eeuwige leven in het ko-ninkrijk van God. Volk van God, stel je hoop op de HEER! In zijn goedheid maakt Hij je vrij (psalm 130).

1) Joh 10,2 2) ps 23 3) Joh 10,26 4) Jer 10,21 5) Ez 34,2 6) Ez 34,24 7) Mt 24,30 8) Joh 5,22vv 9) zie zondag 9(B), Mc 2,23vv 10) Mt 12,31 11) Mt 1,21 12) Lc 3,23-38 13) Rom 4,3.23vv 14) Rom 6,3 15) 2Kor 6,2 16) Lc 23,41

psalmgebed (uit ps 130) L Uit de diepte roep ik tot U, HEER; hoor mij als ik tot U bid. A Luister naar mijn stem; en hoor mijn luide smeekgebed. L Als U alleen onze schuld zou zien: God, wie kon voor U bestaan? A Maar bij U is vergeving, voor wie leven in eerbied voor U. L Vol verlangen zie ik uit naar mijn God; mijn ziel verwacht Hem, ik hoop op zijn woord. A Mijn ziel verlangt naar God, meer nog dan bewakers naar de morgen, L Volk van God, stel je hoop op de HEER: in zijn goedheid maakt Hij je vrij. A Hij brengt zijn volk verlossing; en wentelt alle schuld van hen af. gelovenbeleven > psalmen & gebeden

* * *

Page 147: zondag 2(B)

147

zondag 11(B) 1ste lezing: Ez 17,22-24 psalm 92 zie beneden 2de lezing: 2Kor 5,6-10 evangelie: Mc 4,26-34

een boer die zijn akker bezaait

Het wonder van de schepping wordt nergens beter zichtbaar dan in een zaadje dat in de aarde valt, sterft en tot nieuw leven komt. Alles wat de plant gaat wor-den, met de vruchten die hierbij horen en het nieuwe zaad in de vruchten: het ligt in dit kleine zaadje opgeslagen. Je ziet 't gebeuren en het blijft je verwonde-ren. Wetenschappers kunnen het onderzoeken; en uitgaande van levend mate-riaal de natuur nabootsen en manipuleren. Hoe knap dit ook is, het wonder zelf kunnen zij niet verklaren. Jezus gebruikt de gelijkenis uit de natuur om het gro-tere wonder duidelijk te maken van een mens vol gebreken, die vruchten gaat voortbrengen van innerlijke goedheid en liefde.

Uit zichzelf is de mens, gebonden door zelfzucht, hier maar zeer beperkt toe in staat. Velen kennen wel het verlangen goed te doen, maar hun daden zijn door-desemd van ijdelheid en geldingsdrang. De macht ontbreekt hun als Christus te leven, die met voorbijzien van zichzelf het offer van zijn leven heeft gebracht. Het hemd is nu eenmaal nader dan de rok: bij alles wat de mens onderneemt voert het eigenbelang mede de regie. Wie zal dit doorbreken? De apostel geeft hierop het antwoord: God zij dank door Jezus Christus, onze Heer!1.

Een egocentrisch persoon die zichzelf vergeet, een mopperaar die tot een opge-ruimd mens wordt, een dwingeland die zachtmoedig wordt, een trots mens die nederig wordt, een lauwe ziel die gaat blaken van ijver, een heerser die vreugde vindt in dienstbaarheid, een ruziemaker die vrede gaat stichten, een moedeloos mens die het hoofd opheft, een vrek die zijn geld weggeeft: dit zijn de wonderen waar christenen nooit over uitgedacht raken; en die voortkomen uit de ontzag-wekkende gebeurtenis van de wedergeboorte door het geloof in Jezus Christus, met wie zij in het doopsel zijn verbonden. Wie hem wil volgen moet zichzelf vergeten2. De oude mens3, met zijn ik-gerichtheid en het ontsierende gedrag dat hieruit voortkomt, is als 't ware met Christus gestorven en begraven4; en de nieuwe mens is met hem tot nieuw leven opgestaan.

Is dit niet te rooskleurig voorgesteld? Niemand kan beweren er al te zijn; maar wel er alles voor over te hebben. Ik streef er vurig naar het te grijpen5, ver-klaart de apostel. Jezus, het hoofd van de kerk, noemt de lauwe ziel, die in naam christen is maar hier niets van laat zien, een blinde en naakte bedelaar6. Het nieuwe leven van de gelovigen heeft alleen nog met hem van doen, die ver-rezen is uit de dood; en in het koninkrijk van zijn Vader voor Gods kinderen bidt7. Waar eerst dorens en distels groeiden8, waar trots en begeerte woeker-

Page 148: zondag 2(B)

148 den, daar valt nu het zaad in goede aarde, om 30, 60, of zelfs 100-voudig vrucht te dragen9. Wie oren heeft die hore! De nieuwe mens, levend door de Geest van Christus, heeft als enige eerzucht hem te behagen (2e lezing). Zo ko-men de gelovigen tot bloei in de voorhof van het huis van God; en dragen zij als bewijs van zijn goedheid op hun oude dag nog vrucht. Zij hoeven het oordeel niet te vrezen; want allen moeten verschijnen voor de rechterstoel van Chris-tus. Dan zal ieder het loon ontvangen voor wat hij of zij in dit lichaam heeft gedaan, goed of kwaad (1e lezing).

Wie het geloof in een goede God omarmen, in Jezus zijn liefdevolle goedheid erkennen en in het doopsel met hem zijn verbonden: zij zijn als het ware op-nieuw geboren tot de mensen zoals God hen bij de aanvang heeft bedoeld. Als kleine kinderen moeten zij alles opnieuw leren, nu niet langer beheerst door ei-genliefde, maar gedreven door de liefde voor God en voor alles wat Hij gescha-pen heeft, in het bijzonder de mens. Als zij in dit geloof volwassen zijn gewor-den, en het credo van de apostel beamen: Ik ben het niet die leef, maar Chris-tus die in mij woont10, dan gaan zij op weg om hun bijdrage te geven aan het werk dat Jezus 2000 jaar geleden in Israël is begonnen. Alle gelovigen scharen zich in het leger van zijn volgelingen, in het verlangen te mogen zijn als werk-tuigen van zijn Geest. Met de woorden van Franciscus11: Laat mij niet verlan-gen getroost te worden maar te troosten; niet begrepen te worden maar zelf te verstaan; niet geliefd te zijn maar lief te hebben. Maak mij arm, om rijk te zijn bij U12. Dit gebed geeft het innerlijk leven van christenen heel goed weer.

Het innerlijk van de mens is de akker waar de Heer over spreekt. Hier ontkiemt het zaad van het evangelie en brengt het vruchten voort. Het woord oogst duidt in de Schrift op de voleinding van de wereld, als Jezus komt met al zijn engelen bij zich13, voor het oordeel over allen die dan leven of ooit geleefd hebben. Dan zal hij ieder loon naar werken geven, niet kijkend naar het verleden, maar naar het geloof, het vuur en de ijver voor hem op die grote dag van zijn komst. Nie-mand zal op dat uur kunnen aanvoeren dat het geloof niet groot genoeg was om voor de goede God te werken. Ook al is dit geloof niet groter dan het allerklein-ste zaadje, dan bevat dit toch alles om uit te kunnen groeien tot de plant zoals God die geschapen heeft; en vruchten voort te brengen waar Hij en de mensen zich over verheugen14.

Een onvruchtbaar leven is niet te wijten aan een te klein geloof, maar aan onge-loof: “Het zal zo'n vaart niet lopen”; en aan het verlangen van twee walletjes te eten: om God te dienen, en tegelijkertijd vast te houden aan alle genoegens van dit vluchtige bestaan. Maar hoe kan iemand God liefhebben, en tevens zijn of haar hart geven aan de dingen van deze wereld? Op zich is met deze dingen meestal niets mis; maar door teveel aandacht hiervoor krijgt het geloof geen voedsel; en blijft de groei uit. Waar christenen echter zichzelf vergeten en het

Page 149: zondag 2(B)

149 hart op God richten waar dus de ‘bomen’ hun wortels uitslaan naar de beek van stromend water15 - de heilige Geest die de harten verwarmt16 - daar zullen zij tot volle wasdom komen en aan velen beschutting bieden. Temidden van de verdrukking van deze wereld mogen zij al delen in de vrede van Christus, als een voorsmaak van het hemelse leven. Hij is waarachtig, onze rots bij wie geen onrecht is (psalm van deze zondag).

1) Rom 7,25 2) Mt 16,24 3) Ef 4,22 4) Rom 6,4 5) Fil 3,12 6) openb 3,16v 7) Rom 8,34 8) gen 3,18 9) Mt 13,8 10) Gal 2,20 11) gelovenbeleven.nl > de ogen van de ziel> p15 nr 31 12) gelovenbeleven.nl > al mijn verlangen> maak mij een werktuig 13) Mt 25,31 14) Gal 5,22 15) ps 46 16) Joh 7,38v

psalmgebed (uit ps 92) L Hoe goed is het om God te danken; uw naam te bezingen, Allerhoogste; A in de morgen van uw liefde te getuigen, in de avond van uw waarheid te spreken. L De rechtvaardigen groeien als palmbomen op, hoog als de ceders van de Libanon. A Zij gedijen in het Huis van de HEER; en staan vast in de voorhof van God. L Zij blijven groen en fris; en dragen in de ouderdom nog vrucht. A Zij verkondigen hun God: Hij is waarachtig, onze rots bij wie geen onrecht is. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

zondag 12(B) 1ste lezing: Job 38,1.8-11 psalm 107 zie beneden 2de lezing: 2Kor 5,14-17 evangelie: Mc 4,35-41

Wie is hij toch, dat wind en water hem gehoorzamen?

Is het verwonderlijk dat de leerlingen bang zijn als hun scheepje dreigt te ver-gaan? Het is volstrekt natuurlijk bij zulke gevaren in doodsnood te verkeren; en even onnatuurlijk die angst niet te kennen. Het publiek dat tijdens de grote christenvervolgingen gedurende de eerste eeuwen van de kerk naar het Ro-meinse amfitheater stroomde om er getuige van te zijn hoe wilde dieren op de gelovigen werden losgelaten, verbaasde zich keer op keer over het gebrek aan angst bij deze martelaren. Uit die tijd zijn vele verhoren, die aan de executie voorafgingen, als martelaarsakten bewaard gebleven1. De lezer komt onder de indruk van de koelbloedigheid waarmee christenen getuigenis aflegden van hun geloof; en ondanks wrede marteling weigerden de verplichte offers aan de Romeinse goden te brengen. De blijdschap van de martelaren, die met het zicht op Gods heerlijkheid zingend hun dood tegemoet gingen, heeft niet weinigen

Page 150: zondag 2(B)

150 tot het geloof in Christus gebracht. Zij maakten in die christenen iets onnatuur-lijks, of beter gezegd iets bovennatuurlijks mee. De Geest van God deed bij deze mensen de angst voor de dood omslaan in verlangen naar zijn eeuwige Rijk. Een eerste voorbeeld hiervan is te vinden in het Nieuwe Testament, waar de di-aken Stefanus vóór zijn steniging de hemel open zag, en Jezus, staande aan Gods rechterhand2. En wat waren zijn laatste woorden? Heer Jezus, ontvang mijn geest; en: Heer, reken hun deze zonde niet aan!2

De overlevering vertelt hoe de gezichten van de martelaren straalden, als zij al-les om zich heen vergaten door het hemelse visioen dat de Geest hun gaf. Hoe ver zijn wij hiervan verwijderd! Het is hierbij goed te bedenken dat hun Heer, die het menselijk lot volledig heeft gedeeld, ook onze doodsangst heeft gekend. Kort voor zijn arrestatie heeft hij, door angst overvallen, gebeden: Vader, als U wilt, laat dan deze beker aan mij voorbijgaan. Maar toch: niet mijn wil, maar uw wil geschiede3. De marteldood is hem niet bespaard gebleven. Hoe had hij onze angst voor de dood kunnen wegnemen, zonder zijn verrijzenis uit de do-den als bewijs voor het leven dat ons wacht?

De evangelist Johannes is als enige van de 12 apostelen een natuurlijke dood gestorven. De elf overigen zijn de marteldood tegemoet gegaan, evenals een le-ger van verkondigers na hen. Tijdens de storm op het meer is van deze onver-schrokkenheid van de leerlingen nog niets te merken, hoewel zij ook toen - met Jezus in hun midden - al deelden in het hemelse visioen. Zij hadden hem tal van genezingen zien verrichten, als een bewijs van Gods macht die ook de zijne was. Op zijn gelaat was de goedheid van God te lezen; en in zijn optreden toon-de hij de onschuld van een engel. Terwijl de leerlingen het bestierven van angst, lag hij rustig op de achtersteven te slapen. Achteraf bezien hadden zij wel kun-nen weten - en misschien hadden zij dit ook wel in gedachten - dat zijn verhaal niet met een schipbreuk tot een abrupt einde kon komen; maar toen de golven over de boot sloegen werd het hun toch teveel.

Hoe herkenbaar is dit! De meeste christenen - en zelfs velen die zich ongelovi-gen noemen - zullen in tijden van nood, als de golven hun te hoog gaan, Gods hulp inroepen. Indien het geloof volwassen is zullen zij misschien wel bang zijn, maar zich niettemin veilig weten in zijn handen. Wie ernst maakt met het ge-loof weet zich in tijden van nood door God gedragen. Hijzelf is het die zijn kin-deren troost. Als hun groot onrecht wordt aangedaan en de woede hen dreigt mee te slepen, zal Hij hun roepen om hulp verhoren; en - zoals de psalm van deze zondag leert - de storm maken tot een zuchtje.

Deze door God gegeven innerlijke rust van gelovige mensen is feitelijk een gro-ter wonder dan het stillen van de storm op het meer. Daar was Jezus zichtbaar in hun midden; maar hier betoont de onzichtbare God zijn liefde aan zijn kin-

Page 151: zondag 2(B)

151 deren, zodat zij niet gelijk anderen hun natuurlijke woede laten gaan, maar op bovennatuurlijke wijze de storm bedwingen, door het geloof in Hem die de har-ten van zijn kinderen bewoont. Zij houden Jezus, gekruisigd, voor ogen; en gaan delen in de vrede van hem, die onder het grootste onrecht voor zijn bela-gers heeft gebeden4. Zij worden niet meegesleept door de onrust om hen heen, noch door de storm die in hun eigen innerlijk woedt, maar vernemen op hun hulpgeroep de stem van hun Heer, die de chaos van de wereldzee gebiedt: Tot hier en niet verder; hier breken je trotse golven (1e lezing). Die golven breken op de Rots die Christus is5; en die niet zal toestaan dat wie hem toebehoren uit zijn hand worden geroofd.

Zover zijn de apostelen nog niet. Zij beseffen wel dat zij in Jezus een profeet in hun midden hebben, begiftigd met bijzondere gaven van God; maar dat de Al-machtige in deze eenvoudige mens wilde wonen als God-met-ons6: nee, dat konden zij nog niet weten. Zij werden heen en weer geslingerd tussen hoop en vrees. Zou hij samen met hen zomaar aan zijn einde komen? Dat kan toch niet! Maar als er niets gebeurde, ja, dan moesten zij toch vrezen van wel. En zij maakten hem wakker. Toen hij dan de storm tot bedaren had gebracht, gaf hij woorden aan deze tweestrijd: Hoe is het mogelijk dat jullie nog geen geloof hebben? Zij zien immers in hem de goedheid die geen einde kan hebben; en hebben zo in Jezus de goede God in Persoon voor ogen. Zolang hij aan boord is kan het schip van de kerk niet vergaan. Wie in zijn gezelschap verkeert heeft eeuwig leven.

Jezus verricht het wonder en hij stilt de storm teneinde de ogen van zijn leer-lingen te openen en de twijfel weg te nemen7. Wie deze gebeurtenis op het meer toeschrijft aan latere legendevorming, ontkent hiermee Jezus' gelijkheid aan God. Hij houd alles in stand, zegt de apostel8; en: Alle engelen moeten hem hulde brengen9; en opnieuw: Het heelal is geschapen door hem en voor hem10. In deze en vele andere teksten wordt zijn macht over de schepping bevestigd. Wie hier afbreuk aan doet, reduceert hem tot een wereldverbeteraar zoals er zovelen zijn geweest. Wie echter de levens bestudeert van die leraren die de we-reld zich tot voorbeelden neemt, zal ontdekken dat zij in hun dagelijks leven vaak verre van vlekkeloos waren, of zelfs uitgesproken onaangenaam voor hun omgeving. Door Jezus in deze rij te plaatsen, wordt de verkondiging teniet ge-daan van zijn menswording en verrijzenis, en de deelname aan het nieuwe le-ven door allen die hem toebehoren. Met wie zou hij vergeleken kunnen wor-den? Zonder een smet van zonde heeft hij zichzelf in onbegrensde liefde gege-ven aan een wereld die aan het kwaad ten onder gaat, om mensen van goede wil hieruit te redden; en tot God terug te voeren.

Jezus is voor allen gestorven, opdat wij niet meer voor onszelf zouden leven, maar voor hem, die om ons is gestorven en verrezen (2e lezing). Het kleinere

Page 152: zondag 2(B)

152 wonder op het meer maakt duidelijk dat Jezus de macht bezit tot het grotere wonder van vergeving van schuld en de vernieuwing van een mensenleven tot de oorspronkelijke gelijkenis met de Schepper. Wie de macht hiertoe aan de mens zelf toekent, verkeert in gezelschap van de schriftgeleerden uit het evan-gelie, die Gods Redder afwezen. Zij waren tenminste nog konsekwent door Je-zus een bedrieger te noemen; want óf hij is de Messias, die het menselijkerwijs onmogelijke tot stand brengt, óf een charlatan, die nooit de wereldwijde kerk had kunnen vestigen, maar zoals vele anderen geruisloos in de geschiedenis zou zijn verdwenen. Een tussenoplossing is er niet. Wie deze toch probeert te geven en Jezus ziet als niet meer dan een voorbeeldfiguur, legt de mensen de onmogelijke last op van navolging op eigen kracht11.

In plaats van hierbij stil te blijven staan, is het beter terug te keren naar het verslag van Marcus, die de verbijstering van de leerlingen noteert: Wie is hij toch, dat wind en water hem gehoorzamen? Wie hij is? Hier staat in de mens Jezus God in de wereld, die het menselijkerwijs onmogelijke mogelijk maakt. Dit evangelie van de menswording van God is dermate ingrijpend, dat het niet in één keer kan worden verstaan. Christenen die ernst maken met hun geloof zullen het dagelijks overwegen: God is mens geworden! De wonderen die Jezus doet hebben tot doel de ogen hiervoor te openen12.

Wie is Jezus? Gedurende de eerste eeuwen is deze vraag in de kerk voortdurend onderwerp van gesprek geweest13, tot uiteindelijk op grote algemene kerkver-gaderingen een helder antwoord is geformuleerd: Hij is volledig mens en volle-dig God. Hiermee werd de dwaling waar de kerkvaders zo tegen gestreden had-den definitief veroordeeld als strijdig met de leer van de kerk. Toch is deze mis-vatting tot de dag van vandaag blijven voortbestaan. De totaal verzwakte kerk van de 21ste eeuw is er als gist in het deeg zelfs geheel van doortrokken. Geluk-kig is ieder die het wonder kan beamen; en deze eenvoudige man uit Nazareth kan belijden als God in ons midden. In zijn woorden: Dan zul je inzien en er-kennen dat de Vader in mij is en ik in de Vader14. Gezegend zijn de mensen die op weg gaan om hem te ontmoeten; en alles wat hun in de weg staat loslaten om hem te mogen kennen, die hun onvergankelijk leven toont: de liefdevolle goedheid van God, die begin noch einde heeft. Zij roepen de HEER aan in hun angst; en Hij redt hen uit de benauwdheid (palm van deze zondag).

1) gelovenbeleven.nl > de ogen van de ziel > Justinus 2) hand 7,59v 3) Lc 22,42 4) Lc 23,34 5) 1Kor 10,4 6) Mt 1,23 7) Joh 14,11 8)Heb 1,3 9)Heb 1,6 10) Kol 1,16 11) Lc 11,46 12) Joh 14,11 13) www.gelovenbeleven.nl > de ogen van de ziel 14) Joh 10,38

psalmgebed (uit ps 107) L De mensen gaan de zee op met hun handelswaar; en zien Gods werken, zijn wonderen in de diepte. A Hij spreekt - en de storm steekt op; hoog verheffen zich de golven.

Page 153: zondag 2(B)

153L Hemelhoog rijzen zij op, en gaan weer neer in de diepte; hun ziel vergaat van ellende. A Zij zwaaien en struikelen als dronkaards; van hun wijsheid is niets meer over. L Zij roepen de HEER aan in hun angst; en Hij redt hen uit de benauwdheid. A De storm wordt tot een zuchtje, en de wateren bedaren; Hij brengt hen naar de plaats van hun verlangen. L Laten zij Hem danken om zijn liefdevolle goedheid; en Hem eren om zijn wonderen aan de mensen. A Laat hen zingen in de gemeenschap; en voor Hem de lofzang doen horen. geloven beleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

zondag 13(B) 1ste lezing: Wijsh 1,13-15; 2,23-24 psalm 30 zie beneden 2de lezing: 2Kor 8,7-15 evangelie: Mc 5,21-43

Wees niet bang, maar blijf geloven.

Alweer twee wonderen. Moet er nu elke keer op gehamerd worden dat dit geen verzinsels zijn - wie verzint er nou zoiets? - en geen geconstrueerde verhalen om één of andere boodschap over te brengen; maar dat dit evangelie een ge-trouw verslag van de gebeurtenissen geeft? "Wel erg onwaarschijnlijk", zullen sommigen zeggen. Inderdaad, de opwekking van een dode is ongekend; maar daarom nog niet ongeloofwaardig, tenminste niet voor wie beseft dat de Schep-per van de wereld, die al het zijnde uit Zichzelf heeft voortgebracht, in de per-soon van Jezus als mens in de wereld is binnengetreden, teneinde mensen van goede wil tot zich te trekken.

De genezing van het lichaam van de vrouw, en zelfs het wonder van een kind dat uit de dood wordt teruggegeven aan de ouders: deze tekenen wijzen vooruit naar de grotere weldaad die Jezus aan de mensheid heeft bewezen. Hij is niet gekomen om mensen uit de dood op te wekken, die - zolang zij in een verganke-lijk lichaam hun bestaan hebben - toch weer moeten sterven. Nee, God is mens geworden om de mensen een plaats in de hemel te geven. Ieder die in Jezus ge-looft, zal in eeuwigheid niet sterven. Christus is arm geworden om ons in zijn rijkdom te doen delen (2e lezing). Hij heeft immers de mens geschapen voor de eeuwigheid (1e lezing). Ieder die in Jezus gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven.

De vrouw die zo lang heeft geleden aan haar kwaal, wordt vandaag voorgesteld als een gelovig mens. Zij ziet Jezus, en weet: “Ik hoef hem maar aan te raken en ik zal genezen zijn”. Dit vertrouwen dat er alleen maar goeds van hem kan uit-

Page 154: zondag 2(B)

154 gaan, wordt in de Schrift geloof genoemd. Dit is méér dan het opzeggen van de geloofsbelijdenis; en méér ook dan het beamen van het dogma van de kerk: Je-zus is werkelijk God en werkelijk mens. Hoe juist ook: dit kan pas begrepen worden door hen die niet alleen de belijdenis beamen, maar ook daadwerkelijk met Jezus op weg gaan, zichzelf vergetend om hem te mogen kennen. Deze godsontmoeting is een gestaag proces, waarin christenen dichter bij God gaan leven naarmate zij meer ernst maken met hun geloof; en Hem hun offers bren-gen. Langs de weg van zelfverloochening doet hij zich kennen, die zichzelf heeft verloochend tot op het kruis. Dit is geen theologische kennis – hoe nuttig deze ook is - maar een innerlijke aanschouwen van de goedheid van God, zoals de vrouw uit het evangelie in de persoon van Jezus voor ogen heeft.

Deze innerlijke openbaring van wat eeuwig is2, wakkert bij christenen het ver-langen aan dichter bij God te leven. De weg die zij gaan is de weg van geloof, die begint met onbegrensd vertrouwen in Jezus. Zoals die vrouw hem ontmoet-te, zo kunnen gelovigen hem in de geest zien en liefhebben. Zij gaan beseffen dat voor hen een toekomst openligt waar de dood geen einde aan kan maken. Allen die dit geloof delen en er ernst mee maken, leven hier en nu al als burgers van het koninkrijk van God3.

De vrouw uit het evangelie heeft nog geen weet van dit Rijk; maar wel blijven Jezus' woorden haar in gedachten: Je geloof heeft je genezen. Zijn goedheid was in haar beleving zo groot, dat alles voor hem mogelijk leek, zelfs de gene-zing van de kwaal waar zij al twaalf jaar aan leed. Gelovige mensen zien in deze liefdevolle goedheid de zin van het leven en het einddoel van hun bestaan. In deze vrouw ontmoeten zij een kind van God die dit erkent. De rest van haar le-ven zal zij hem voor ogen houden; en haar doen en laten op hem afstemmen. Zou zij nog ongeduldig kunnen zijn, geïrriteerd, driftig, harteloos of hebzuch-tig? Jawel, maar niet zonder dat haar geweten haar veroordeelt; en zij zich met schrik afwendt van die dingen, waar in het Rijk van God geen plaats voor is. Enkele jaren later, na Jezus' dood en verrijzenis, als na de komst van de heilige Geest te Jeruzalem de eerste kerkgemeenschap is ontstaan, zal zij door het doopsel tot lid van de kerk van Christus zijn geworden, behorend tot het nieu-we en wereldwijde volk van God.

Ook Jaïrus, de overste van de synagoge, was één van deze christenen avant la lettre. Een meisje dat op sterven ligt genezen is al erg veel gevraagd; maar als zij gestorven is …… ? Ook hier spreekt Jezus over geloof: Wees niet bang, maar blijf geloven. Hetzelfde geloof dat de vrouw bezielde, die in Jezus iets van de mateloze liefde heeft ervaren waarmee hij zichzelf zonder enig voorbehoud aan de wereld geeft, dreef ook deze rabbi naar hem toe om hulp. Dit werd door Je-zus beloond met het machtige teken van de terugkeer van zijn dochtertje uit de dood. Ook hij zal zich later bij de eerste kerk te Jeruzalem hebben gevoegd. Dit

Page 155: zondag 2(B)

155 betekende dat hij zijn functie in de synagoge verloor, dat hij uit de Joodse ge-loofsgemeenschap werd gestoten en niet veel later met zijn gezin moest vluch-ten. Zij zullen het blijmoedig verdragen hebben, in de wetenschap te delen in het lijden van Christus; en - door het doopsel met hem in de geest verbonden - met hem op weg te zijn naar het eeuwige leven. Hijzelf zal zijn volgelingen de kracht geven te volharden, zoals de psalm leert: De avond brengt geween, de nieuwe dag geeft blijdschap5. Deze blijdschap kan de gelovigen door niemand ontnomen worden, hoe hoog de golven ook gaan. Mijn God, U bent alles voor mij; wie heb ik buiten U? (psalm van deze zondag)

1) Lc 1,3 2) ex 3,14 3) Fil 3,20 4) hand 8,1v 5) ps 30,6

psalmgebed (uit ps 30) L Mijn God, U bent alles voor mij; wie heb ik buiten U? A U richt mij op, U geeft mijn vijanden geen vreugde over mij. L HEER mijn God, ik riep tot U om hulp; en U hebt mij genezen! A U roept mijn ziel uit het dodenrijk; U bewaart mijn leven, dat ik niet in de diepte verga. L Zing je lied voor de HEER, al zijn heiligen: een ogenblik duurt zijn toorn, een leven lang doet Hij zich kennen. A Het verdriet van de avond zal wijken voor de vreugde van de nieuwe dag.

L Ik leefde onbezorgd en dacht: Zo zal het altijd blijven. A Mijn God, uw goedheid hield mij vast; maar toen U zich verborg, toen was ik nergens meer! L Ik riep tot U en smeekte om genade: wat is er voor gewin, als ik neerdaal in het graf? A Zal het stof U eren, van uw waarheid getuigen? O God, wees mij genadig en kom mij te hulp. L Toen maakte U mijn klagen tot een lied; voor rouw kwam vreugde, ik dank U met ál wat in mij is. A Heer, ik zal niet zwijgen; maar U voor eeuwig dank betuigen. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

Page 156: zondag 2(B)

156

zondag 14(B) 1ste lezing: Ez 2,2-5 psalm 123 zie beneden 2de lezing: 2Kor 12,7-10 evangelie: Mc 6,1-6

Hij stond verwonderd over hun ongeloof.

Toen Jezus vernam dat Johannes de Doper door Herodes gevangen was gezet, week hij uit naar Galilea1. Met voorbijgaan van Nazareth, waar zijn ouders woonden, vond hij een woning in Kafarnaüm2. Hier voegden zijn leerlingen zich bij hem, onder wie de eerstgeroepene Andreas3, die hem opzocht toen Jo-hannes de Doper Jezus aanwees als het lam van God4; verder diens broer Si-mon Petrus, Filippus, die vanaf het begin Jezus had gezien als de vervulling van de Schrift5, en Nathanaël, die Jezus al direct had aangesproken als de Zoon van God6. Ook de overige apostelen hadden zich al bij de eerste kennismaking zo-zeer tot Jezus aangetrokken gevoeld7, dat zij direct bereid waren alles achter te laten om hem te volgen8. Dit rondtrekkende gezelschap, waaronder ook veel vrouwen, baarde veel opzien in Galilea, niet in het minst door de vele wonderen die Jezus verrichtte; maar ook door zijn verkondiging, die zo geheel anders was dan de wetten en regels die de mensen in de synagogen kregen ingeprent.

Toen Jezus en zijn leerlingen in Nazareth aankwamen, had de bevolking daar al het nodige gehoord over hem, die zij al zo goed dachten te kennen als de zoon van Jozef en Maria. De broers en zusters die Marcus vermeldt hoeven niet per-sé Maria als moeder te hebben gehad. Ook tegenwoordig worden in landen, waar men in groter familieverband leeft, neven en nichten als broers en zusters aangesproken. Had Maria nog meer kinderen gehad, dan had Jezus haar bij het kruis niet aan zijn leerling Johannes toevertrouwd9. Hoe dit ook zij, de bewo-ners van Nazareth waren heel nieuwsgierig naar hun vroegere dorpsgenoot, die tot het gesprek van de dag was geworden. Op die sabbath stroomden zij naar de synagoge om hem te ontmoeten. Toen het moment daartoe gekomen was, gaf de overste van de synagoge Jezus het woord. Toen hij echter de Schrift begon uit te leggen en verklaarde dat op deze dag de profetie die hij had voorgelezen voor hun ogen was vervuld10, accepteerden zij dit niet en zeiden: “Waar haalt hij die wijsheid vandaan? Hij is toch gewoon de zoon van de timmerman!”

In Jezus' voormalige woonplaats Nazareth wordt duidelijk waar elke profeet mee te maken krijgt. Als hij - een mens als alle anderen - woorden van God moet spreken, slaat meteen het ongeloof toe. Zou die verre en onzichtbare God de mensen werkelijk zo nabij komen, dat Hij zijn woorden legt in de mond van een sterveling? Zou Hij zich dan toch bemoeien met de gang van zaken in de wereld? Hoe kom je te weten of die woorden werkelijk van God komen? De mensen hadden altijd geleerd dat zij zich dienden te houden aan de voorschrif-ten in de Bijbel; maar een persoonlijke omgang met de Schepper ….. nee, dat

Page 157: zondag 2(B)

157 ging velen te ver. Daar komt nog bij dat de boodschap van profeten veelal niet welkom is. Voortdurend moeten zij hun gehoor waarschuwen, dat de goede God ieders levenswandel kent; dat Hij niet naar het uiterlijk kijkt, maar de har-ten doorgrondt en ieders ware bedoeling ziet; en dat Hij ééns van ieder per-soonlijk rekenschap zal vragen. Kortom: Gods profeten - in het verleden en nu - spreken tot een weerspannig volk (1e lezing).

Jezus sluit aan bij de waarschuwing van zijn wegbereiders: De tijd is vervuld en het Rijk van God is nabij. Bekeer je, en geloof het evangelie12. Maar in plaats van om toelichting te vragen, namen zijn vroegere dorpsgenoten aanstoot aan hem. Tevoren had hij in een gelijkenis al duidelijk gemaakt wat hier gebeurt: het zaad valt niet altijd in goede aarde; maar komt soms op de weg terecht, waar het door de vogels wordt weggepikt12. Wat deze vogels voorstellen? Maar wie gelooft er in onze moderne samenleving nog in het bestaan van demonen? Toch is dit precies wat hier gebeurt: zij geven de mensen gedachten in, die hun verhinderen aan te nemen wat goed is en waar. In plaats van te bedenken dat zij Jezus toch kennen als een goed en betrouwbaar mens en zich open te stellen voor wat hij hun te zeggen heeft, schiet een andere gedachte toe, die de inwo-ners van Nazareth verhindert te luisteren: “Wie denkt hij wel dat hij is, om ons de les te willen lezen?”

Hier wint de trots het van de oprechtheid; en kan het goede zaad niet ontkie-men, uitgroeien en vruchten voortbrengen. Tot zijn dertigste jaar heeft Jezus in hun midden gewoond. Nooit heeft hij iemand bedrogen of tekort gedaan; nooit met iemand ruzie gemaakt of zich op de voorgrond gedrongen. Altijd stond hij voor anderen klaar. Niemand heeft hem ooit een kwaad woord over anderen horen spreken. Als hij werd belasterd verdroeg hij dit geduldig, als hij werd ge-scholden schold hij niet terug; en als hij werd geslagen keerde hij de andere wang toe en deed de aanvaller beschaamd staan. Altijd opgewekt, de goedheid zelve, stond hij bij allen in de gunst13. Hoe is het dan mogelijk dat al die oude bekenden hem zo verschrikkelijk wantrouwden? Hoe kunnen mensen zich toch zozeer door hun eigen ingevingen laten misleiden en binden, dat ze niet langer onbevangen als een kind kunnen oordelen? Was dit niet zo geweest, dan had - bij alle begrijpelijke vragen - één ding toch als een paal boven water moeten staan: hier staat geen bedrieger voor ons.

Wie aanstoot neemt aan Jezus' optreden en zijn woorden verwerpt, beschuldigt hem in feite van bedrog, en wel van de ergste soort. Iemands geld stelen is een minder ernstig vergrijp dan medemensen op geestelijk gebied benadelen. Als de inwoners van Nazareth Jezus niet zagen als een charlatan, dachten zij mis-schien dat hij in de war was. Zij waren voorboden van het front dat zich tegen hem zou gaan vormen. Leden van de conservatieve partij ergerden zich groen en geel omdat de traditie voor hem niet heilig was; de schriftgeleerden stelden verbolgen vast dat Jezus afweek van het onderricht dat zij gaven; en ook de lei-

Page 158: zondag 2(B)

158 ders van de geloofsgemeenschap, die zich bedreigd voelden in hun positie, keerden zich tegen hem. Al deze tegenstanders gaven blijk van een verblinding waar ook de kerk van Christus voortdurend onder te lijden heeft. Jezus stond verwonderd over het ongeloof van zijn vroegere dorpsgenoten. Dezelfde ver-wondering bekruipt christenen, als zij zien hoe de geschiedenis zich telkens op-nieuw herhaalt, zonder dat de betrokkenen hier lering uit trekken.

Als iemand de vier evangeliën verwerpt, die toch oprechtheid en eenvoud ade-men, wordt het goede zaad weggepikt. Mensen van goede wil zullen het echter erkennen: “Dit zijn geen misleidende woorden!” Waarom worden die woorden dan toch vaak zo achteloos verworpen? Voor een deel uit onbekendheid. De meeste mensen die het Nieuwe Testament als een verzameling verzinsels ver-werpen, hebben nooit de moeite genomen serieus kennis te nemen van de in-houd. Terwijl het toch gaat over een zaak van leven en dood, lopen zij er met een verwonderlijke achteloosheid aan voorbij.

Bij hen die deze kennis wel bezitten, is het alsof er een waas over hun gedach-ten komt. Waarom willen zij er niet aan? Misschien voelen zij wel aan dat een open oor voor het evangelie een totale ommekeer in levenswijze betekent, met afzien van veel luxe, vertier en reizen. Voor eigenbelang komt zelfverlooche-ning, voor eerzucht nederigheid en voor hebzucht vrijgevigheid. Wie wil dat opbrengen, als de liefde ontbreekt voor hem die zichzelf ten einde toe gegeven heeft, om allen die hem volgen in zijn geestelijke rijkdom te laten delen? Hun bekendheid met de godsdienst werkt in hun nadeel. Zouden zij onwetend zijn, dan stonden zij misschien eerder open voor Jezus' boodschap, die voor zijn leerlingen het begin is van vernieuwing van het bestaan. Gelovige mensen de-len in Jezus' nieuwe leven, de dood voorbij. Wie zou dit niet serieus willen overwegen? Zeer velen, helaas.

De kerk wordt door het merendeel van de bevolking beschouwd als een gepas-seerd station. De natuurwetenschappen wekken bij niet-gestudeerde mensen de indruk, dat op den duur voor alle geheimen van het leven een verklaring zal worden gevonden. Het lijkt op het zoeken naar de ‘steen der wijzen’ van de middeleeuwse alchemisten. Met deze verwachting verklaart de mens zichzelf in feite tot God. Toch is er ook nu een stroompje mensen die de kerk binnenko-men, geraakt door de goedheid, de waarheid en de onvoorwaardelijke liefde van het Hoofd van de kerk. Gelukkig zijn zij! Door het doopsel krijgen zij deel aan hem, die de hemel is binnengegaan. De apostel leert hun vandaag dat zij dezelfde tegenstand zullen ontmoeten die de Heer van de kerk, als mens met de mensen, heeft verdragen. Zoek je steun bij hem, en vertrouw niet op je eigen kracht; want dit zegt de Heer: Mijn genade moet je voldoende zijn; mijn kracht wordt in zwakheid volbracht (2e lezing). Juich van vreugde als de mensen je verwerpen omdat je mij volgt: zo hebben ze ook de profeten behandeld14.

Page 159: zondag 2(B)

159 De verwerping van Jezus te Nazareth is niet alleen het begin van zijn uiteinde-lijke veroordeling en terechtstelling te Jeruzalem; maar toont ook de wereld-wijde verwerping van het evangelie, die één van de tekenen is van het naderen-de oordeel. Het evangelie van vandaag is een waarschuwing: het ogenblik na-dert dat de huidige tijd van genade, die een aanvang genomen heeft met Jezus' komst in zwakheid te Israël, ten einde komt met zijn wederkomst in macht. Mensen, vol van trots en eigenwaan: wij zijn murw van hun spot en vernede-ring (psalm van deze zondag).

1) Mt 4,12 2) Mt 4,12v 3) Joh 1,40 4) Joh 1,35 5) Joh 1,45 6) Joh 1,49 7) Mc 1,19 8) Mc 2,14 9) Joh 19,26 10) Lc 4,21 11) Mc 1,15 12) Mc 4,4 13) Lc 3,53 14) Mt 24,10vv

psalmgebed (uit ps 123) L Ik sla mijn ogen op en zie naar omhoog. A Ik zie op naar U, mijn God, die in de hemel woont. L De ogen van de leerling volgen zijn baas; en een meisje volgt de handen van haar meesteres. A Zo zijn onze ogen op de HEER onze God, tot de dag dat Hij ons genadig wil zijn. L Help ons, HEER, en wees ons genadig; wij zijn méér dan verzadigd van verachting. A Mensen, vol van trots en eigenwaan: wij zijn murw van hun spot en vernedering. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

zondag 15(B) 1ste lezing: amos 7,12-15 psalm 85 zie beneden 2de lezing: Ef 1,3-14 evangelie: Mc 6,7-13

Zij vertrokken om te prediken dat zij zich moesten bekeren.

Bekering is geen eenmalige gebeurtenis, maar een levenslang proces. Eerst groeit de overtuiging dat het evangelie van Jezus Christus de weg aangeeft tot de goede God. Vervolgens moet het geloof in zijn aanwezigheid groeien; en gaandeweg vrucht gaan dragen door een verandering in levenshouding: niet meer het eigen belang voorop, maar de blik op hem die het nieuwe leven leert, waar zelfs de dood geen einde aan kan maken. Het woord bekering heeft door het verkeerde gebruik hiervan voor sommigen een negatieve klank. Aanhangers van wat zij noemen ‘het volle evangelie’ doen niets liever dan hun bekeringsge-schiedenis vertellen. Deze getuigenissen wekken door hun obligate blijmoedig-heid en ik-gerichtheid een onjuist beeld van het geloof. Het twijfelachtige ka-rakter van deze bekeringen blijkt uit de wederdoop van mensen die als kind in de kerk het doopsel hebben ontvangen. Is die eerste doop dan een valse doop

Page 160: zondag 2(B)

160 geweest; en was die kerk dan dus niet de kerk van Christus?

De kerk mag het zich wel aantrekken dat zoveel zoekende mensen zich aanslui-ten bij de sektes. Had Paulus in deze dagen geleefd, dan had hij zijn oproep tot bekering gericht tot de leden van de kerk, waar het geloof vaak zo weinig door-leefd is, dat zoekende mensen hier niet de gemeenschap treffen waar zij naar verlangen. De apostel zou dan wellicht bejegend worden als de profeet Amos (1e lezing), die door de priester van het heiligdom van Israël werd weggestuurd: “Ga maar ergens anders profeteren!”

Petrus en de overige apostelen gingen na Pinksteren de dorpen langs met de verkondiging: Kom tot inkeer, want het koninkrijk van God is nabij. Door lang niet iedereen werden zij welwillend ontvangen. De Farizeeën, die zich om hun stipte gehoorzaamheid aan de traditie een toonbeeld van vroomheid achtten, reageerden verontwaardigd: “Wie denken jullie wel dat jullie zijn?” Deze men-sen hebben geen besef van de God die zij denken te dienen. Met hun sterke ge-hechtheid aan uiterlijke vormen wekken zij de indruk meer van de godsdienst te houden dan van God. Jezus waarschuwt hen voor hun zelfgenoegzaamheid: Hoeren en tollenaars zullen eerder het Rijk van God binnengaan dan jullie1.

Aan de andere kant zijn er ook die denken: “Als ik maar goed leef, dan is het toch genoeg?” Achter deze instelling schuilt de onuitgesproken gedachte dat God - mocht Hij bestaan en hen ter verantwoording roepen - hun niets zal kun-nen verwijten. Maar wat is goed? Je netjes gedragen en af en toe mondjesmaat iets afschuiven? Toen Jezus eens door een rijke man werd aangesproken als goede meester, was zijn antwoord: Waarom noem je mij goed? Niemand is goed dan God alleen2. Later begrepen de leerlingen dat Jezus, God-met-ons, terecht goed werd genoemd; en hoever die rijke afstond van hem, in wie God zijn goedheid ten volle heeft geopenbaard.

De rijke man krijgt de raad zijn rijkdom aan de armen te geven, en dan terug te komen om Jezus te volgen. Op dat woord gaat hij bedroefd weg, want hij is ge-hecht aan zijn bezit. Zo heeft iedereen zijn of haar dingen die zozeer de aan-dacht opeisen dat God wordt vergeten. Het is niet mogelijk twee heren te die-nen. Wie de één dient sluit de ander buiten3.

Onder de gelovigen van het eerste uur bevonden zich ook prostituées, collabo-rateurs en andere overtreders van de geldende normen voor fatsoen, die in de samenleving met de nek worden aangekeken. Zij voelden wel dat het anders moest en dat hun levenswijze een belediging was voor de goede God. Ook zij werden door God gerechtvaardigd; want Hij ziet het hart aan, of het Hem is toegewend. Wie met boete en berouw tot Hem komt, wordt in liefde aangeno-men; maar wie weigert zich te bekeren, zal eens voorgoed zijn buitengesloten.

Page 161: zondag 2(B)

161 Zij die de apostelen niet wilden ontvangen en hen vernederend behandelden, werden door hen gewaarschuwd. Zij schudden het stof van hun voeten af als een getuigenis tegen hen. Dit is een moeilijk vertaalbaar gezegde, dat zoveel be-tekent als: “Wij hebben gedaan wat wij konden, maar jullie wilden niet luiste-ren. Jullie denken dat wij zijn zoals jullie, en uit eigenbelang zijn gekomen om jullie in te lijven bij de één of andere sekte, of omdat we iets anders van jullie willen.” Het drong niet door dat de apostelen uit liefde waren gekomen, om hun blik te verruimen van wat voorbijgaat naar wat nooit afgedaan zal hebben: de goedheid van God, waarbij alle luxe en rijkdom van de wereld onmiddellijk verbleekt. Zij kwamen niet namens zichzelf, maar namens Hem die zij nog niet kenden; en die hen op pad had gestuurd, om allen te doen delen in de liefde van God.

Een leger van missionarissen en zendelingen na de eerste apostelen heeft se-dertdien dit evangelie wereldwijd verkondigd. In liefde voor allen roepen zij de mensen op zich te bekeren van hun zelfzuchtige levenswijze; want de huidige tijd van genade zal niet eeuwig duren. Er komt een dag dat het te laat is om tot inkeer te komen. Allen die hun boodschap aannemen, ontvangen de macht als nieuwe mensen te leven: open en rechtvaardig, zuiver van hart en zachtmoedig in de omgang, niet langer levend voor zichzelf maar voor hun Schepper, die hun het leven heeft geschonken als een blijvende gave. In Christus hebben wij ons erfdeel ontvangen, (…) opdat wij, die onze hoop op Hem gevestigd heb-ben, zijn heerlijkheid zullen bezingen (2e lezing). Christenen die de daad bij het Woord voegen hoeven het oordeel niet te vrezen.

Die dag van het oordeel laat nog op zich wachten, maar komt wel naderbij. Tot die laatste dag daar is, waarop Jezus onverwacht terugkeert om de zijnen tot zich te nemen - gedurende het tijdperk tussen komst en wederkomst - geldt we-reldwijd de oproep tot bekering. Ieder die erkent hoezeer begeerte en eigenbe-lang het leven beheersen, en de goede God om hulp vraagt, zal mogen ervaren hoe Hij antwoordt. Stapje voor stapje leert Hij zijn kinderen wat zij moeten los-laten om Hem te ontmoeten. Midden in deze verdrietige wereld toont Hij hun in Christus het leven waar zelfs de dood geen einde aan kan maken. Zijn red-ding is nabij voor wie Hem vrezen (psalm van deze zondag).

1) Mt 21,31 2) Lc 18,19

psalmgebed (uit ps 85) L Ik wil luisteren naar mijn God: Hij spreekt van vrede, opdat zijn volk niet weer tot dwaling zal vervallen. A Zijn redding is nabij voor wie Hem vrezen; zijn heerlijkheid zal heel het land vervullen. L Dan gaan liefde en waarheid hand in hand, rechtvaardigheid en vrede omhelzen elkaar.

Page 162: zondag 2(B)

162A Waarheid ontspruit aan de aarde; en gerechtigheid daalt neer uit de hemel. L God zal ons geven van het goede; dan brengt de aarde haar vruchten voort. A Rechtvaardigheid gaat voor Hem uit, als Hij zijn weg gaat op aarde. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * * zondag 16(B) 1ste lezing: Jer 23,1-6 psalm 23 zie beneden 2de lezing: Ef 2,13-18 evangelie: Mc 6,30-34

schapen zonder herder

Goede herders laten hun schapen niet bij gebrek aan voedsel verkommeren tussen dorens en distels. Zij kennen de plaats waar de kudde genoeg te grazen heeft en waar water is. Dreigt er eentje af te dwalen, dan gaan zij direct tot ac-tie over; en rusten niet voor zij het verlorene teruggebracht hebben. Zij trekken het zich persoonlijk aan als er schapen van de kudde worden weggeroofd. De geliefde opperherder, in wiens dienst zij staan, heeft immers zijn leven voor de schapen gegeven. Zou zijn kudde hun dan niet ter harte gaan? Als christenen geen voedsel krijgen en niet weten waar zij water kunnen vinden, is er geen geestelijke groei en blijft het geloof in de kinderschoenen staan. Dit voedsel be-staat uit de verkondiging van het evangelie en in het sacrament van brood en wijn, waarin zijn volgelingen Christus ontvangen, die hen verheft tot God, de dood voorbij. Het water is de Geest van Christus, die zegt: Laat drinken wie in mij geloven. Stromen van levend water zullen uit hun binnenste vloeien1.

Met het onderricht, dat nodig is om dit geestelijk voedsel te kunnen verteren en er profijt uit te trekken, is het droevig gesteld. Het gevolg is dat kerkgangers niet met diep ontzag naderen om Christus zelf te ontvangen; en geen besef hebben van een leven door zijn Geest. Jonge mensen, bij wie de geloofskennis tot het nulpunt is gedaald, gaan hierdoor de zondagsvieringen verwaarlozen; en denken de kerk niet nodig te hebben voor een gelovig leven. Zij hebben het sa-crament van het vormsel ontvangen, maar weten niet te vertellen wat dit in-houdt. De heilige Geest blijft een raadsel voor hen. Hoe kan het geloof zo groei-en en vruchten afwerpen?

Door Christus hebben wij toegang tot de Vader, leert de apostel (2e lezing). In een snel voorbijgaande en voor velen verdrietige wereld klinkt nog steeds een zachtaardige stem, vol van liefde, die allen roept bij de naam. Hoe is het moge-lijk dat hij zo wordt genegeerd? Allen die de leegte van een wereld zonder God

Page 163: zondag 2(B)

163 de rug toekeren om Jezus te volgen, ontmoeten in hem de goedheid van God. Zij hebben de zin en het doel van dit bestaan gevonden; en krijgen deel aan een rijkdom die hun door niemand kan worden afgenomen. Helaas doen velen die zich christenen noemen mee aan de jacht naar luxe en welvaart, die nooit ver-zadigen kan. Gelukkig zijn allen die gehoor geven aan de oproep van de aposte-len; en zicht krijgen op een rijkdom waar de wereld geen weet van heeft.

Jezus heeft zichzelf niet tot op het kruis aan de wereld overgeleverd om af en toe herdacht te worden; maar om de harten van Gods kinderen te bewonen; en hun de toekomst te openen. Kennis van dit geloof leidt tot een meer bewuste deelname aan de kerkelijke vieringen. Hieruit groeit het verlangen naar een da-gelijkse beoefening van het geloof, waaruit de zekerheid voortkomt van Gods aanwezigheid. De goede God hoeft niet de grote Onbekende te zijn. Door zijn Geest wil Hij zijn kinderen temidden van alle moeite van deze wereld de voor-smaak geven van het hemelse leven. Eeuwen tevoren heeft Hij dit voorzegd door de profeet: Ik woon hoog en verheven; en in elk eenvoudig en vriendelijk mensenhart3.

Christenen die luisteren hoe de goede God innerlijk tot hen spreekt, gaan besef-fen hoe nabij Hij is. Hij doet hun het onderscheid verstaan tussen wat goed is en wat uit zelfzucht en begeerte wordt gedaan. Als zij tot inkeer komen en die stem gaan gehoorzamen, zichzelf vergeten en met Hem op weg gaan, dan wor-den zij als volwassen gelovigen tot wegwijzers naar het koninkrijk van God. Dit is de roeping van alle gelovigen. In de kerkgemeenschap ontvangen zij het voedsel hiervoor.

Naast de sacramenten is de verklaring van de teksten uit de evangeliën en de brieven van het Nieuwe testament, zoals deze in de kerken worden voorgelezen, onmisbaar voor de geloofsvorming. Zelfs als de mensen er al goed vertrouwd mee zijn, vinden zij het prettig, als hun steeds opnieuw met andere woorden het evangelie wordt verkondigd en verklaard. Jezus, mens met de mensen en God met ons, leert zijn volk als kinderen van God te leven; en door het sacra-ment van het altaar worden zij innerlijk versterkt om hierin te blijven volhar-den, ook als alles tegen zit. Die 15 0f 20 minuten van de verkondiging op zon-dagmorgen zijn wel heel belangrijk! Jezus zelf gaat zijn herders hierin voor. Als de menigte hem zoekt, begint hij hun uitvoerig te onderrichten.

Zijn onderricht leek niet op wat de mensen van hun voorgangers te horen kre-gen. Zij waren gewend wetten en regels opgelegd te krijgen, die kritiekloos ge-hoorzaamd moesten worden. Dat God hen liefheeft, dat Hij zich door hen wil doen kennen en hun wederliefde vraagt: dat was nieuw voor hen. Hóe nieuw en allesoverheersend het evangelie was: nee, dat konden zij nog niet bevatten. Menswording en verrijzenis waren nog duistere begrippen voor hen. Maar het grote nieuws hing wel in de lucht. De menigte - hoe kan 't anders – voorvoelde

Page 164: zondag 2(B)

164 dat zij getuige was van iets ongehoords, bij 't horen waarvan de bergen - de machthebbers - wankelen4. Inderdaad voelden de religieuze leiders van die da-gen hun greep op de gelovigen afnemen. Zij voelden zich bedreigd en zochten Jezus te doden, zonder te beseffen dat zij zich tegen de vervulling van hun godsdienst keerden.

De apostel drukt het ontzagwekkende van de gebeurtenissen zo uit: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgeko-men, ál wat God heeft bereid voor wie Hem liefhebben5. In de psalmen wordt de komst van een Redder veelvuldig voorzegd. Jeremia spreekt over hem als de nakomeling in het geslacht van David (1e lezing). Maleachi, de laatste profeet van het Oude Testament, heeft het in een visioen beleefd: Plotseling komt tot zijn tempel de Heer6. Zij allen hebben in de toekomst gezien; en gesproken over de komst van deze eenvoudige mens Jezus uit Nazareth, in wie de eeuwige God zich openbaart aan een vergankelijke wereld. Wat wil Hij anders, dan dat de mensen Hem liefhebben, zich afwenden van alles wat niet deugt, en voor zijn aangezicht leven? Zo bieden zij Hem toegang, die de harten van de mensen als tempels begeert, om daar te wonen. Zonder deze kennis kan de kerk niet flore-ren.

De sacramenten van de kerk van Christus zijn erop gericht dit evangelie voor de gelovigen te maken tot levende werkelijkheid. Doopsel en vormsel bevestigen de vergeving van alle schuld, de eenwording met Christus en de gave van zijn Geest. In de eucharistie wordt zichtbaar gemaakt hoe hij zich geeft aan wie hem liefhebben. Wie zichzelf aan hem toewijdt, om in brood en wijn Jezus als gees-telijk voedsel te kunnen ontvangen, hoeft niet te twijfelen: Ik ben het niet lan-ger die leef, maar Christus die in mij woont7. Zo groeit het geloof; en brengt de Geest van Christus in de gelovigen vruchten voort van offervaardigheid, belan-geloosheid, mededogen, verdraagzaamheid en alle andere deugden die de we-reld tot een aangenamer plaats maken.

Waar dit onderricht ontbreekt verkommert de kudde. Hoe mooi ook uitge-voerd: zonder inzicht in wat er gebeurt verwordt de liturgie tot een schouwspel. Zoekende mensen verlangen naar een plaats, waar zij door de betrokkenheid van de aanwezigen en de devotie van de voorganger iets van het hogere erva-ren. Waar dit ontbreekt worden de vieringen saai en ongeïnspireerd; en blijven jongeren weg. Evenals die afgematte menigte die op Jezus afkwam en hem van mededogen vervulde, mist een leger van zoekende mensen zonder geestelijke grond onder de voeten een gemeenschap waar zij zich opgenomen en geborgen voelen in de gezamenlijke beleving van Gods aanwezigheid. Nergens anders dan in de kerk van Christus kan dit ervaren worden. Maar ach, in Jezus' eigen woorden: Zal de mensenzoon bij zijn komst het geloof op aarde vinden?8

Page 165: zondag 2(B)

165 1) Joh 7,37v 2) Gal 5,22 3) Jes 57,15 4) Jes 64,3 5) 1Kor 2,9 6) Mal 3,1 7) Gal 2,20 8) Lc 18,8

psalmgebed (ps 23) L De HEER is mijn herder, 't ontbreekt mij aan niets. A Hij voert mij naar een groene wei, aan rustig water mag ik drinken. L Ik leef weer op, Hij leidt mij op 't rechte spoor, om zijn naam bekend te maken. A Ik vrees geen kwaad, al ga ik door het dal van de dood; want U bent bij mij, uw herdersstaf stelt mij gerust. L U richt voor mij een maaltijd aan, voor ogen van mijn belagers. A Dan zalft U mij met olie op het hoofd, zodat ik overvloei van vreugde. L Uw goedheid en uw liefde begeleiden mij, alle dagen van mijn leven. A In het huis van de HEER mag ik wonen, tot in lengte van dagen. gelovenbeleven.nl > psalmen en gebeden

* * *

zondag 17(B) 1ste lezing: 2kon 4,42-44 psalm 145 zie beneden 2de lezing: Ef 4,1-6 evangelie: Joh 6,1-15

Haal nu de overgebleven brokken op.

Andreas, de eerstgeroepene, is er vanaf hun eerste ontmoeting van overtuigd geweest dat in Jezus de langverwachte Messias is verschenen. In diens aanwe-zigheid ervaart hij de hemel. De genezingen die Jezus verricht geschieden zo vanzelfsprekend, dat hij hem alle macht toekent. Geen wonder dat de menigte versteld staat! Als Jezus aan het einde van een lange dag de leerlingen vraagt hoe ze de mensen te eten moeten geven, voorvoelt Andreas wat er gaat gebeu-ren; en wijst hij impulsief een jongen aan: “Kijk, die knaap heeft vijf broodjes bij zich, en ook nog twee vissen”. Over de geloofwaardigheid van het wonder dat nu volgt zijn de meningen binnen de kerk helaas verdeeld. “De Bijbel is van kaft tot kaft waar”, zeggen sommigen; “en dus ook de broodvermenigvuldi-ging”. Deze fundamentalisten veroorzaken veel verdeeldheid; en hun starre op-stelling maakt buitenstaanders kopschuw voor het geloof.

Anderen beschouwen het verhaal als niet meer dan een verkondiging uit de vroege kerk, om de boodschap van ‘samen delen’ over te brengen. De mensen die brood bij zich hadden, zouden bang zijn geweest dit met anderen te moeten delen. delen; maar op Jezus' aandringen zouden ze hun angstvallig verborgen

Page 166: zondag 2(B)

166 brood toch tevoorschijn hebben gehaald; en zie: er was meer dan genoeg voor iedereen. Zij hadden zelfs zó veel te veel bij zich, dat er na afloop nog twaalf manden brood overbleven. Erg onwaarschijnlijk! Wie zou voor zo’n eenvoudige boodschap zo’n verhaal te construeren? Dit soort verklaringen komt voort uit ongeloof in Jezus' macht tot het wonder.

Zij die met deze onnozele uitleg van de broodvermenigvuldiging komen, zijn niet van zins met het oude te breken; maar willen Jezus tot koning maken van hun huidige bestaan. Hun ‘samen delen’ blijft zo bij mondjesmaat geven. Het evangelie is echter van een andere orde. De mensen die Jezus opzoeken komen niet om te horen dat zij niet alleen aan zichzelf moeten denken. Dat weten zij wel; maar zij zitten met andere vragen: Hoe moet ik me staande houden in deze wereld van elk voor zich? Waar moet ik heen met mijn verdriet? Hoe kan ik me verweren tegen het onrecht dat mij wordt aangedaan? Wat is de zin van het be-staan? in een zucht is het voorbij, en dan?

Indien het evangelie niet meer zou inhouden dan: ‘Mensen, wees goed voor el-kaar’, zou die boodschap snel zijn weggeëbt; en zou er zeker geen kerkgemeen-schap zijn gevormd. Het hemd is nu eenmaal nader dan de rok. Eerst ik, dan jij: zo kan de moraal van de samenleving worden samengevat. Deze houding, ge-voegd bij de ingebakken begeerte naar steeds meer voor mezelf, ligt aan de ba-sis van alle narigheid waar de wereld onder gebukt gaat. De mensen zuchten onder hun lot en zoeken naar uitkomst. Zij reizen naar Indiase goeroes of boeddhistische kloosters, zij geven zich over aan luxe en reizen, of zoeken een toevlucht bij drank en drugs, maar de vragen worden niet beantwoord en de geestelijke honger wordt niet gestild.

Tot deze zoekers behoorde ook Andreas. Toen hij hoorde over Johannes de Do-per, heeft hij zich als leerling bij hem gevoegd: een goede keus! Deze leraar was niet uit op eigen eer en gewin, maar wees op Jezus, wiens komst hij had voor-bereid1: Hij moet toenemen, ik moet minder worden2. Deze woorden, die zo heel anders klinken dan de wijsheid waar de wereld mee aankomt, doen de oren spitsen. Wie is hij dan die moet toenemen? En ik, zal ik minder moeten worden? Ik die altijd naar erkenning zoek, moet ik daarvan afzien? Ik, die me-zelf steeds in het middelpunt plaats, moet ik mezelf vergeten? Wie is hij dan, om wie ik dat zou willen doen? Andreas en zijn broer Simon hebben Jezus di-rect opgezocht. Simon, door Jezus Petrus genoemd, dat is rots, zal later de ge-voelens van de eerste leerlingen onder woorden brengen: U hebt woorden van eeuwig leven; tot wie zouden wij anders gaan?3 Vandaag toont Jezus zijn leer-lingen met het wonder van de broodvermenigvuldiging zijn macht tot het gro-tere wonder van de verzadiging van hun geestelijke honger in een wereld waar materialisme en individualisme leiden tot onderdrukking en eenzaamheid.

Laten we niet stil blijven staan bij de gebeurtenissen in het veld, waar Jezus het

Page 167: zondag 2(B)

167 brood blijft breken tot iedereen verzadigd is; en niet blijven vragen hoe dat kan - want het kan niet, zoals ook de schepping niet kan. In plaats dus van de Schepper de macht over zijn schepping te ontzeggen, is het beter de weg van het geloof te gaan. De wonderen richten de blik op Jezus, die toont dat de Schepper volledig in hem huist; en dat hij en de Vader één zijn met elkaar4.

Hij, die het vergankelijke lichaam geschapen heeft als tijdelijk verblijf voor de persoon die het lichaam bewoont: Hij is gekomen om het innerlijk van de mens te herscheppen. Daartoe God is mens geworden, om allen die Jezus liefhebben tot nieuwe mensen te maken. Het wonder van deze vernieuwing is een levens-lang proces, waarvan de doop - de vereniging met Christus - het zichtbaar ge-maakte begin is. Christenen moeten groeien in dit geloof. Elke dag dat zij geen stapje dichter bij Hem komen is een verloren dag. Bij het gewetensonderzoek aan het einde van de dag toont de Geest van Christus zijn leerlingen alle verlo-ren momenten van die dag.

Wie zou niet van hem houden, in wie de liefdevolle goedheid van God zich openbaart? Toen Petrus eens, na een nacht niets gevangen te hebben, op Jezus’ verzoek zijn net uitwierp, zat het direct barstensvol met vis. In een flits drong het tot hem door hoe groot de afstand was tussen hem en zijn meester; en viel hij voor hem neer met de uitroep: Heer, ga weg bij mij, ik ben een zondig mens!5 De getuigen van de broodvermenigvuldiging waren weliswaar ook ge-schokt door het wonder dat zij Jezus hadden zien doen; maar de meesten van hen zagen toch nog niet het contrast tussen hem en hun eigen persoon. In plaats van zich te bekeren, wilden zij hun leven onveranderd voortzetten; en Jezus tot koning uitroepen, tot een wereldse vorst6. Daarop trok hij zich terug, geheel alleen.

Jezus zoekt de eenzaamheid om te bidden dat de mensen de ogen ervoor zullen opengaan dat hij de hemelse koning is, waar alle profeten naar hebben uitge-zien5. Zouden zij met Petrus de kloof zien die hen van deze vredevorst scheidt, en zouden zij evenals zijn leerlingen het vurige verlangen koesteren hem na te volgen in zijn volkomen zelfverloochening7, dan zouden ook zij in hem de liefde gaan herkennen van de Vader, die allen tot zijn kinderen wil maken. Eén li-chaam vormen Jezus’ leerlingen, met Christus als hun hoofd, vervuld van één Geest en delend in één en dezelfde hoop op een leven in zijn goedheid, de dood voorbij (2e lezing).

Allen die tot dit inzicht komen en hun onmacht belijden tot het leven dat hij vraagt, worden door hem opgericht en gevoed. Niet met het gewone brood dat de mensen in het veld te eten kregen worden zij gevoed; maar met zijn eigen li-chaam en bloed. Hij heeft zichzelf aan de wereld gegeven, opdat de mensen met hem zouden leven, de dood voorbij. Zo leert het de Schrift: Zij zullen eten en overhouden (1e lezing). Heer, U opent uw hand in uw goedheid; en verzadigt

Page 168: zondag 2(B)

168 ál wat leeft (psalm van deze zondag).

1) Lc 3,16 2) Joh 3,30 3) Joh 6,68 4) Joh 10,30 5) Lc 5,8 6) Jes 9,5 7) Mt 10,39

psalmgebed (uit ps 145) L God is groot en boven alles te eren; zijn macht is nooit te doorgronden. A Elk geslacht opnieuw bewondert uw werken; en spreekt van uw machtige daden. L Ik overdenk uw macht en majesteit; en ál wat U tot aanschijn hebt geroepen. A Van uw almacht wil ik gewagen; en alom uw grootheid verkondigen.

L Aller ogen wachten op U, die hun voedsel geeft te rechter tijd. A U opent uw hand in uw goedheid; en verzadigt ál wat leeft. L God is rechtvaardig in ál wat Hij doet; in goedheid handelt Hij. A Hij is hen nabij, die roepen tot Hem; die Hem aanroepen in vertrouwen. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * * zondag 18(B) 1ste lezing: ex 16,2-4.12-15 psalm 78 zie beneden 2de lezing: Ef 4,17.20-24 evangelie: Joh 6,24-35

Dit is het werk dat God vraagt: te geloven in hem die Hij gezonden heeft.

Na het wonder van de broodvermenigvuldiging zijn de leerlingen richting Kafarnaüm gevaren, waar Jezus zijn woning had. Hijzelf, die de eenzaamheid had gezocht om te bidden, voegde zich pas later bij hen, gaande over het water. Dit en de vele andere tekenen die hij deed wekken steeds opnieuw verbazing. Wie er moeite mee heeft dat de zwaartekracht hier zijn werk niet doet, dient twee dingen te beseffen. Ten eerste is ook die wet van de zwaartekracht voor het menselijk verstand even onverklaarbaar als alle wonderen in het evangelie. Niemand kan verklaren waarom een steen naar beneden valt, en niet blijft zwe-ven. De mensen zijn zó vertrouwd met dit verschijnsel, dat zij zich hierover niet meer verwonderen, in de waan het te begrijpen: “De aarde trekt aan die steen”. Dit is echter geen verklaring, maar een constatering. De geleerden benoemen die aantrekking als de werking van de zwaartekracht; maar ook zij begrijpen niet hoe de massa van de aarde die steen aantrekt. Ten tweede gehoorzaamt Je-zus als mens met de mensen weliswaar aan de wetten van de schepping - en dus ook aan de zwaartekracht - maar als God-met-ons1 en Heer van de schep-ping2 is hij hier niet aan onderworpen.

Page 169: zondag 2(B)

169 Gelovige onderzoekers zijn er van doordrongen dat niet alleen de zwaarte-kracht een raadsel blijft, maar dat het bestaan van de materie zelf door hen niet opgehelderd kan worden, hoe diep zij ook in die materie doordringen. De bouw van zelfs het kleinste atoom, hoeveel de natuurkundigen hier ook over weten, is een onopgelost probleem. Hoeveel temeer zal dan het leven van planten en die-ren, en bovenal van de denkende en voelende mens, een mysterie blijven? Wie hier anders over denken, bevinden zich op dezelfde doodlopende weg als de middeleeuwse zoekers naar de steen der wijzen.

Voor christenen zijn de wonderen niet verwonderlijker dan de schepping zelf. Indien zij de Geest van Christus de ruimte bieden, en iets van de goedheid en waarheid beleven die uit God is; als zij dus Hem uit wie al het zijnde is voortge-komen persoonlijk leren kennen, dan zijn zij tot het inzicht gekomen waar alle onderzoekers van dromen. Hier gaat het woord van Jezus in vervulling: Zalig de armen van geest3. Zij zullen het evangelie van vandaag met blijdschap bea-men: Werk niet voor het voedsel dat vergaat, maar voor het voedsel dat blijft tot in het eeuwige leven. Wat kan dit voedsel anders zijn dan Jezus zelf, die dit eeuwige leven aan de wereld is komen openbaren?

Iedereen kan in de zichtbare natuur de werkzaamheid zien van de onzichtbare Schepper, die de natuur van ogenblik tot ogenblik onderhoudt. Trok Hij zich even terug, dan verging in hetzelfde moment alles tot het stof waaruit het ge-maakt is. Gelukkig zijn allen die dit erkennen en tot geloof komen, niet alleen in de macht van de Schepper, maar ook in zijn liefdevolle goedheid, die in Jezus ten volle is geopenbaard. Het werk dat hij vraagt is in hem te geloven. Dit ge-loof betekent dat zij hem liefhebben in wie God zich doet kennen; en dat zij zijn liefde willen beantwoorden. Wie de daad bij het woord voegt, wordt gaandeweg met de Geliefde verenigd; en door de Geest onderricht hoe hij of zij als nieuw geboren met de verrezen Heer kan leven. Een prachtig en adembenemend visi-oen! Zou de goede God de mensen, geschapen naar zijn beeld, verloren laten gaan? Hij zal hen zeker willen verlossen uit de vergankelijkheid! Zo lief heeft Hij hen, dat Hij Jezus tot in de dood heeft overgegeven om hen te redden. Als een misdadiger terechtgesteld aan het kruis, heeft deze zijn lichaam en bloed gegeven om hen tot leven te wekken.

Jezus is het ware brood dat leven geeft aan de wereld. Ieder die zich tot hem bekeert krijgt een nieuwe start; en groeit, gevoed met dit brood, uit tot de mens zoals God hem of haar vanaf het begin heeft bedoeld. Alle tekenen die in de evangeliën worden beschreven hebben tot doel zoekende mensen tot het inzicht te brengen dat Jezus de macht bezit hen tot de hemel te verheffen. Leg dus de waanwijsheid van de heidenen af, om als nieuwe mensen te leven (2e lezing). De wereld schreeuwt om zulke mensen. Temidden van alle geweld en onder-drukking leven zij de vrede van Christus voor.

Page 170: zondag 2(B)

170 Christenen zijn in de dienst van hun Heer getreden, om bij te dragen aan het werk dat hij 2000 jaar geleden is aangevangen. In woord en daad geven zij de boodschap door aan een zoekende menigte zonder enig geestelijk fundament: de boodschap van Jezus' menswording en verrijzenis, en van de deelname hier-aan door allen die hem volgen. Helaas ontbreekt het de meeste christenen aan voldoende toerusting. De broodnodige catechese is praktisch verdwenen uit de kerk. Zoals kinderen niet zullen groeien als zij niet voldoende te eten krijgen, zo kunnen christenen zonder goed onderricht niet tot een volwassen geloof ko-men. Zoals ook het lichaam van volwassenen met voedsel moet worden onder-houden, zo hebben zij geestelijk voedsel nodig om in de eenheid met Christus te kunnen volharden. Dit voedsel is hijzelf. Gelukkig zijn zij, die de bedriegelijke begeerte naar de vleespotten van Egypte (1e lezing) verfoeien; en het manna mogen ontvangen: het brood uit de hemel, Jezus zelf.

Na de komst van de heilige Geest zijn de leerlingen tot nieuwe mensen gewor-den, door hun Heer gevoed met zijn eigen lichaam en bloed. Wie erkent dat er buiten hem geen leven is zal het kerkbezoek niet verwaarlozen, maar zich haas-ten naar de plaats waar zijn woorden worden gesproken en de Heer van de Kerk in brood en wijn als geestelijk voedsel aan de gemeenschap wordt uitge-deeld. Mozes en alle profeten hadden heel graag willen delen in wat ons nu ge-geven is! Mozes heeft op de berg de stem gehoord van Jezus, die het onmogelij-ke mogelijk maakt. Door het geloof in hem ontvangen christenen de macht als zijn broeders en zusters te leven als burgers van zijn eeuwige Rijk4. Elk volgend geslacht moet hier kennis van hebben, opdat zij hun hoop op God zullen stellen (psalm van deze zondag).

1) Mt 1,23 2) Joh 1,3; Kol 1,15vv 3) Mt 5,3 4) Joh 1,12

psalmgebed (uit ps 78) L Luister, mijn volk, naar mijn onderricht; en hoor wat ik te zeggen heb. A Ik onderwijs u in een gelijkenis, in woorden uit een ver verleden. L Elk volgend geslacht moest hier kennis van hebben, opdat zij hun hoop op God zouden stellen; A opdat zij zijn werken niet zouden vergeten; en zijn geboden onderhouden. L Zij mochten niet worden als hun voorgeslacht: weerspannig, en steeds in verzet. A Die hadden hun hart niet bij de geboden; en hun geest was niet standvastig bij God. L Hij had de wolken daarboven bevolen, en de poorten van de hemel geopend. A Het manna daalde neer, de mens werd verzadigd met engelenbrood. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

Page 171: zondag 2(B)

171

zondag 19(B) 1ste lezing: 1kon 19,4-8 psalm 34 zie beneden 2de lezing: Ef 4,30-5,2 evangelie: Joh 6,41-51

Dit brood daalt uit de hemel neer, opdat wie ervan eet niet sterft.

De mensen mopperen op Jezus. Zij nemen er aanstoot aan, dat hij zichzelf het brood noemt dat uit de hemel is neergedaald. “Denkt hij soms meer te zijn dan Mozes, die ons het manna uit de hemel heeft gegeven?” Zover kan de verblin-ding dus gaan, dat zij de nederigheid in Persoon hoogmoedig achten; en de waarheid zelve betichten van bedrog. In hun ijver voor het handhaven van de traditie gaan de behoudende Farizeeën zelfs zo ver, dat zij hem een vriend van de duivel noemen1. Jezus waarschuwt zijn leerlingen hiervoor. Als zij het hoofd van het huisgezin al zo behandelen, hoeveel temeer dan zijn huisgenoten! In-derdaad heeft behoudzucht de kerk alle eeuwen door veel schade toegebracht. Als leden van de kerk hun eigen voorkeur en idee zwaarder laten wegen dan de liefde voor God, en hierbij zelfs laster niet schuwen, is dit voor gelovige mensen een zware beproeving. De Geest van Christus zal echter zijn kinderen leren geen kwaad tegenover kwaad te stellen; en zijn zachtmoedigheid te verkiezen boven kwaadsprekerij.

Helaas zijn er velen in de kerk, die in hun eigenwaan ingaan tegen de Geest van Christus; en het gebod vergeten: Leid een leven in liefde naar zijn voorbeeld (2e lezing). Gelovige mensen beseffen deel te hebben aan het nieuwe leven van Christus; en hiermee geroepen zijn het Rijk van God zichtbaar te maken in hun omgeving, en zo zijn komst te bespoedigen. Zij laten zich niet ontmoedigen door hen die zich christenen noemen, en toch hun eigen belangen vooropstel-len; maar zij trekken lering uit het verhaal over Elia (1e lezing). Deze profeet had van zijn eigen volk zoveel tegenwerking ondervonden, dat hij ontmoedigd raakte en verlangde te sterven. Een engel uit de hemel bracht hem echter voed-sel; en hierdoor gesterkt trok hij verder tot de berg van God. In dit hemelse voedsel herkennen christenen de eucharistie, Jezus zelf. Ondanks alle tegen-werking ontvangen zij van hem de kracht verder te gaan tot de berg van God, waar Hij met zijn volk verkeert.

Hadden die mopperaars Jezus' goedheid en onschuld erkend, en hadden zij ge-vraagd wat hij bedoelde met zijn uitspraak dat hij het brood uit de hemel was, dan had hij dit geloof beloond met de uitleg wat dit brood voor hen kon beteke-nen. Ook nu wijst hij hen niet af; maar laat aan zijn onderricht wel een waar-schuwing voorafgaan: Je kunt niet tot mij komen, tenzij de Vader je trekt. Wel-licht dat sommigen zich laten gezeggen, en zijn allesoverheersende boodschap tot zich door laten dringen: Ik zal je doen opstaan op de laatste dag.

Page 172: zondag 2(B)

172 Hier wordt aan zijn volk de weg ten leven gewezen! Gelukkig zijn allen die zijn woorden aannemen: zij zijn door God onderricht. Op de dag van het oordeel zullen zij door Hem tot de hemel worden verheven. Hoe is 't toch mogelijk dat de mensen deze woorden langs zich heen laten gaan? Misschien zeggen zij in hun onverschilligheid: “Dan trekt de Vader mij zeker niet”. Verblind door hun eigen belangen wijzen zij de Schepper af, die hun leven draagt.

De apostelen - hoewel zij in hem geloven en zijn woorden niet afwijzen - zullen ook niet direct begrepen hebben hoe hij levend brood kan zijn. Johannes de Doper, de laatste en grootste van de profeten, had dit niet van zichzelf kunnen zeggen. Een profeet roept zijn gehoor op tot een eerlijk en offervaardig leven, in diep ontzag voor de Allerhoogste, die eens van ieders daden verantwoording zal vragen. Jezus vraagt echter niet alleen bekering, maar ook geloof, en wel in hemzelf, de deur naar de hemel2; want: Niemand komt tot de Vader tenzij door mij3. Wie aan hem, de waarheid zelve, geen gehoor schenkt, maakt hem hiermee tot een leugenaar en sluit zichzelf buiten4. Wie hem afwijst, die aan het begin van alle leven staat5, is levend dood; want mensen hebben het leven niet uit zichzelf. Dit alles wordt samengevat als Jezus, het levende brood uit de he-mel. Zijn volgelingen hebben het goede deel gekozen, dat hen niet ontnomen kan worden.

Hoewel niet meer zichtbaar aanwezig als in de dagen van de apostelen, spreekt Jezus ook vandaag niet minder duidelijk: Ik sta aan de deur en ik klop6. Is het nog nodig uit te leggen dat het hier niet gaat om een deur van hout? De woor-den die hij spreekt zijn geest en leven7. Wie innerlijk de deur opent om hem binnen te laten, ontvangt hem die zichzelf in mateloze liefde aan de wereld heeft gegeven. Temidden van een moeitevol bestaan legt hij allen die hem toe-behoren zijn vrede in het hart, die de wereld niet kan bieden; en rust hij hen toe om zijn werk te verrichten. Laat niemand menen dit op eigen kracht te kunnen. Was dit wel zo geweest, dan had God kunnen volstaan met zijn profeten te zen-den; maar nu heeft Hij Jezus in de wereld gebracht, God-met-ons, die voor zijn volgelingen het onmogelijke mogelijk maakt: als christussen te leven: als ge-zalfden, vol van zijn Geest, zout van de aarde8. Hiertoe heeft Jezus zichzelf eens en voor altijd ten offer gesteld9.

Elke keer als iemand tot geloof komt, schenkt Jezus zichzelf aan hem of haar die zichzelf vergeet, om als nieuw geboren in gemeenschap met hem verder te leven. Hoe zou dit nieuwe leven anders tot wasdom kunnen konen dan door hem? Hijzelf is het voedsel dat het geloof tot volwassenheid doet groeien. Uit hem is ook de kracht te volharden, zelfs als het water tot de lippen staat; want hij laat zijn geliefden niet alleen. Daarom zegt hij: Ik zal binnenkomen en maaltijd met je houden6. Hij is de disgenoot die met de gelovigen spreekt, en het voedsel dat hen verzadigt. In de eucharistie wordt dit zichtbare werkelijk-

Page 173: zondag 2(B)

173 heid. Is het geen opwindende gedachte, dat hijzelf aan het woord is bij de lezing van het evangelie? Als dan de dienst van de tafel begint, bieden de deelnemers in brood en wijn - het werk van hun handen - zichzelf aan God aan; om bij de communie onder deze gedaantes Jezus te mogen ontvangen. Gesterkt door de-ze spijs lopen de gelovigen 40 dagen en 40 nachten - de tijd die hun op aarde gegeven is - door de woestijn van dit bestaan, tot zij de berg van God bereiken (1e lezing). Zo voorzegt de Schrift vandaag Jezus, die zichzelf als voedsel geeft aan allen die hem liefhebben. Wie dit brood eet, zal leven in eeuwigheid.

1) Mt 9,34 2) Joh 10,7 3) Joh 14,6 4) 1Joh 5,10 5) Joh 1,3v 6) openb 3,20 7) Joh 6,63 8) Mt 5,13 9) Heb 10,26

psalmgebed (uit ps 34) L God wil ik eren in ál wat ik doe; zijn lied is mij steeds in de mond. A Ik zing mijn lied voor mijn God; de zachtmoedigen zien het en verheugen zich met mij. L Bezing met mij de grootheid van God; en laat ons tezamen zijn naam* vereren. *IK BEN A Ik zocht Hem en Hij antwoordde mij; Hij redde mij uit de verschrikking. L Wie opzien naar Hem zullen stralen van vreugde, hun vertrouwen wordt nimmer beschaamd. A Ik riep in mijn nood tot mijn God; Hij luisterde naar mij en gaf mij uitkomst.

L De engel van de HEER is rondom wie Hem vrezen; en geeft hun verlossing. A Ervaar met mij de goedheid van God; gelukkig is de mens die bij Hem schuilt. L Wees dan vol van ontzag, al zijn heiligen: wie in eerbied voor Hem leeft kent geen gebrek. A Wie vechten voor zichzelf lopen hongerig rond; maar wie vragen naar hun God zal het niet aan het goede ontbreken. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

Page 174: zondag 2(B)

174

zondag 20(B) 1ste lezing: spr 9,1-6 psalm 34 zie beneden 2de lezing: Ef 5,15-20 evangelie: Joh 6,51-58

Het brood dat ik zal geven is mijn vlees, ten bate van het leven van de wereld.

Koning Salomo, de lijfelijke zoon van David, was ook profeet. De wijsheid heeft haar huis gebouwd, zo profeteert hij vandaag in het boek spreuken. Voor wie anders wilde zij – de wijsheid - dit huis bouwen, dan voor de mensen tot wie zij zich richt? In letterlijke zin wordt dit zichtbaar op zondag, als christenen in hun kerkgebouw samenkomen. Verenigd door de Geest van wijsheid verheugen zij zich in het evangelie; en mogen zij in brood en wijn Christus ontvangen in wie Gods wijsheid in al haar grootheid aanwezig is. Zo spreekt zijn Geest bij monde van Salomo: Kom en eet van mijn brood, drink van de wijn die Ik gemengd heb en kom tot inzicht. De betekenis van deze uitspraak, voor het oude Gods-volk Israël nog niet duidelijk, is aan de kerk van Christus geopenbaard. Als de gelovigen te communie gaan ontvangen zij Jezus als geestelijk voedsel voor de nieuwe mens1, die met hem tot nieuw leven is verrezen.

Deze woorden vloeien gemakkelijk uit de pen; maar de werkelijkheid is weer-barstig. Verkeerde gewoontes zijn taai, fouten en gebreken moeilijk zijn niet één, twee, drie overwonnen. Het geloof moet groeien om de Geest de ruimte te kunnen bieden en fouten te kunnen overwinnen. Zonder hulp zal dit niet luk-ken. De goede wil is er wel, maar te verzwakt om de nukken van de oude mens2 af te kunnen zweren3. Het geloof leert christenen zich te beschouwen als met Christus gestorven en begraven4. Wie gewapend met deze kennis God vraagt alle ondeugd buiten de deur te mogen houden, zal gaandeweg zijn hulp gaan ervaren. Hij is werkelijk aanwezig! De eucharistie is geen geringe steun in deze strijd. Elke keer als de woorden worden vernomen: Lichaam en bloed van Christus, wordt het geloof bevestigd: hij in mij en ik in hem.

Jezus' gehoor bij het meer van Galilea begreep zijn woorden niet. Had hij ge-zegd: Ik geef mijn leven voor jullie, dan hadden zij het aangenomen. Maar nu nemen zij aanstoot aan zijn woorden: Hoe kan hij ons zijn vlees te eten geven? Hierop maakt Jezus zijn uitspraak nog nadrukkelijker: Als je het vlees van de mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, heb je het leven niet in je. De mensen hebben immers geen leven van zichzelf; maar zijn volledig afhankelijk van de Schepper die onophoudelijk hun leven onderhoudt. Trok Hij zich even terug, dan bliezen zij direct de laatste adem uit; en dan? Door de zelfzucht van God vervreemd, is er bij hun dood geen plaats in het Rijk van God. Als mensen, met 't hart niet onverdeeld op God gericht, hier binnen zouden gaan, zou de hemel gelijk aan de aarde worden, met alle ellende van dien. Om hen niet in de

Page 175: zondag 2(B)

175 dood verloren te laten gaan, heeft Hij het oordeel in Jezus' handen gelegd. Wie hem niet eert, eert evenmin de Vader die hem zond5; maar wie hem aanneemt heeft eeuwig leven.

Wie mij aanneemt zal leven door mij. Deze uitspraak maakt duidelijk dat christenen niet alleen staan in hun strijd om een goed en onzelfzuchtig leven te leiden. In de eucharistie wordt dit op zichtbare wijze bevestigd. Zij ontvangen bij de uitreiking van brood en wijn Jezus zelf. Hij houdt zich niet afzijdig; maar hij is actief bij de wereld betrokken. Daartoe voedt hij zijn volgelingen, opdat zij niet zullen verslappen; maar het werk zullen voortzetten dat hij in de wereld is begonnen. Als zij leven door de Geest, die de harten zoekt te bewonen, zullen zij begrijpen wat God van hen vraagt. Dit is niet te zwaar. Hij ziet wat zijn kin-deren aankunnen; en staat hen bij.

Zou het gaan om niet meer dan een maaltijd waarbij het offer van zijn leven wordt herdacht, dan zou de indruk worden gewekt dat Jezus als een voorbeeld-figuur navolging vraagt op eigen kracht. Hij is echter meer dan dat: hij geeft zichzelf aan de gelovigen. Wonend in hen wil hij volbrengen wat zij, aan zich-zelf overgelaten, nooit kunnen bereiken. Dit is wat David bedoelt als hij bidt: Leid mij op de Rots die te hoog is voor mij6. Die Rots is Christus7.

De woorden van de apostel kunnen niet genoeg benadrukt worden: Ik ben het niet die leef, maar Christus die in mij woont8. Hier wordt kernachtig het mys-terie uitgedrukt waar heel dit zesde hoofdstuk van Johannes over spreekt: Christus in jou en in mij en in allen die hem toebehoren. Waar deze beleving ontbreekt wordt de gemeenschap bloedeloos; en valt zij gemakkelijk uiteen. Hoe zullen christenen Jezus’ werk in de wereld kunnen voortzetten, als hijzelf het niet is die dit werk in zijn volgelingen verricht? Waar brood en wijn met de grootst mogelijke eerbied worden ontvangen als zijn lichaam en bloed, daar wordt hun geloof niet weinig bevestigd. Vol vreugde dragen de gelovigen Jezus' woorden met zich mee: Wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven.

Onder de tekenen van brood en wijn ontvangen christenen Jezus als voedsel voor de ziel. Door dit geestelijk voedsel zal hij hen omvormen naar Gods gelij-kenis, zoals de Schepper hen heeft bedoeld. Ieder van hen is op zijn of haar ei-gen wijze geroepen de goede God in de wereld zichtbaar te maken. De heiligen zijn hierin tot voorbeelden. Het is jammer dat goede heiligenlevens nauwelijks meer te krijgen zijn: biografieën, waarin zij niet bovenmate worden opgehe-meld, maar ook de fouten en gebreken duidelijk worden, waar zij zoals ieder ander mee geworsteld hebben. God wil ik eren in ál wat ik doe; zijn lied is mij steeds in de mond (psalm van deze zondag).

1) Ef 4,24 2) Rom 7,18 3) Ef 4,22 4) Rom 6,4 5) Joh 5,22v 6) ps 61,3 7) 1Kor 10,4 8) Gal 2,20

Page 176: zondag 2(B)

176psalmgebed (uit ps 34) L God wil ik eren in ál wat ik doe; zijn lied is mij steeds in de mond. A Ik zing mijn lied voor mijn God; de zachtmoedigen zien het en verheugen zich met mij. L Wees dan vol van ontzag, al zijn heiligen: wie in eerbied voor Hem leeft kent geen gebrek. A Wie vechten voor zichzelf lopen hongerig rond; maar wie vragen naar hun God, zal het niet aan het goede ontbreken. L kinderen, luister naar mij: ik leer je de weg van eerbied voor God. A Wie is de mens die het leven zoekt, lengte van dagen om het goede te ervaren? L Hoed je tong voor kwade woorden; laat je mond geen onwaarheid spreken. A Ga het kwade uit de weg en doe wat goed is; zoek de vrede en jaag die na. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

zondag 21(B) 1ste lezing: Joz 24,1-2.15-18 psalm 34 zie beneden 2de lezing: Ef 5,21-32 evangelie: Joh 6,60-69

U hebt woorden van eeuwig leven.

Eeuwig leven, eeuwig leven ……. . Teresa van Avila1 vertelt hoe ze het als kind steeds liep te herhalen. Wie deelt die verwondering? Je gaat naar je werk en je komt weer thuis, dagen en seizoenen volgen elkaar op, kinderen groeien op en krijgen zelf weer kinderen. Een examen, een jubileum: je hebt er tegenop ge-zien of je erin verheugd - maar het is alweer verleden tijd; en waar heb je je zo druk over gemaakt? Zelfs de herinnering vervaagt. Wat belangrijk was verliest z'n glans, en het komende is nog verborgen; maar op de dag dat het zich aan-dient is ook dit al bezig te vergaan. In een vergankelijke wereld geboren, speelt bij alle plannen die je maakt toch steeds half bewust het besef mee dat het slechts tijdelijk is, en straks al gauw weer vergeten. Achterom kijken kan zeer benauwend zijn. Voorbij, voorbij, en o, voorgoed voorbij2, treurt de dichter. Al-les beweegt naar het einde; maar niemand heeft er vrede mee. Allen delen in het verzet tegen de dood, die onvermijdelijk naderbij komt. En dan? Stel het leven een voortdurend feest, en dan? De laatste dag breekt eind'lijk aan, en dan? Stel je geluk op volle honderd jaren, en nog eens honderd jaar daartoe … en dan?3

In angst voor ‘t onbekende klampen mensen zich vast aan wat niet blijven kan. Toch zou niemand eeuwig willen leven in een wereld, die naast mooie dingen ook veel onheil brengt. Met de globalisering en verstedelijking, en de daardoor

Page 177: zondag 2(B)

177 steeds geringere sociale samenhang neemt de onzekerheid toe. Ouderen gaan zich afvragen: “Waar gaat dit heen, dit kan toch niet zo doorgaan?” Wat rest hen zonder geestelijke basis anders dan bij de dag te leven, de kwade dagen zo goed mogelijk zien door te komen en te genieten van het goede op de levens-weg, al weten zij dat het tijdelijk is en nooit bevredigen kan?4 Zo wordt de on-bewogen tijd, waarin het leven als een klosje garen steeds sneller wordt afge-wikkeld, tenminste even vergeten. Met het ouder worden komt de vraag echter steeds nadrukkelijker terug: Mijn tijd in de wereld is beperkt; en dan? De dich-ter tast hierover in het duister; en ook de talloze speculaties van filosofen, die buiten God om naar een antwoord zoeken, zijn vruchteloos gebleven.

Het zoeken naar een oplossing voor het raadsel, dat het leven toch is, is een uitputtende bezigheid. De 'steen der wijzen' laat zich niet vinden, hoe mooi de woorden van de vele guru's ook klinken. Is er dan geen hoop? Jawel, dat is heel wonderlijk: er is een onbestemde hoop, als een dragende factor in het leven, waardoor het bestaan leefbaar blijft. Je voelt het: er is méér; maar wat? Wijzen tobben zich een leven lang af om het te ontdekken, maar zij vinden het niet; en hun woorden verdwijnen in de vergetelheid. Kinderen hebben er weet van; maar zij beseffen het niet. Zij bezitten nog het vertrouwen: in beginsel is het le-ven goed. Als ze zo gelukkig zijn over Hem te horen spreken, nemen ze het als vanzelfsprekend aan: er is een goede God, die het leven geeft. Je hoeft geen angst te hebben, in Christus doet Hij zich kennen.

Gelukkig zijn zij die dit geloof koesteren en ernaar leven! Naarmate zij meer liefde betonen, zullen zij de aanwezigheid van de goede God duidelijker mogen beleven; en met des temeer ijver hun roeping volgen om Christus in hun leven zichtbaar te maken. Dit betekent een breuk met de opvattingen en de levens-wijze van de omringende wereld. Hier wordt vreemd aangekeken tegen de le-zing van vandaag, waarin de apostel de vrouwen in de kerk van Efese op 't hart bindt hun mannen onderdanig te zijn als aan de Heer. Een mannenhater, zo noemen critici Paulus, in hun onbegrip waar het hier over gaat. Want wat doet die Heer, die zij niet kennen? Hij, die de bruidegom wordt genoemd, heeft zichzelf geheel gegeven; en is in liefde voor zijn bruid de minste van allen ge-worden. Welke vrouw zou een man niet onderdanig willen zijn, die zichzelf in liefde voor haar geheel wegcijfert? Zo zijn zij één van Geest, de Geest van Chris-tus, die hun huwelijk maakt tot het beeld van Christus en zijn kerk.

Daarbij komt dat de apostel steeds het gevaar voor ogen had dat de kerk door de buitenwacht zou worden gezien als een revolutionaire beweging, die wilde breken met de bestaande maatschappelijke orde waarin van de vrouw gehoor-zaamheid aan haar man werd gevraagd. Omwille van de voortgang van het evangelie zullen christenen - en ook vrouwen – het onrecht dat hun overkomt omwille van de voortgang van het evangelie geduldig verdragen, in de weten-

Page 178: zondag 2(B)

178schap dat zij zo delen in het lijden van Christus.

De apostelen hadden in Jezus de goedheid van God voor ogen, waar mensen van goede wil naar verlangen. Bewust levende christenen delen het geheimenis van Jezus, God-met-ons. Hij openbaart hun God eigen wezen, dat begin noch einde kan hebben. In Jezus wordt zichtbaar wat Israël de eeuwen door heeft bezongen: Breng dank aan God, want Hij is goed; zijn liefdevolle goedheid is eeuwig5. Dat hij in eeuwigheid leeft, heeft Jezus op niet mis te verstane wijze uitgesproken in de voorspelling dat hij zal opstijgen naar waar hij vroeger was. De apostelen dronken zijn woorden in als levend water; en Petrus sprak hun al-ler geloof uit: U bent de heilige van God.

Niet allen delen echter dit geloof. Veel trouwe synagogegangers, die iedere sab-bath uit de Schrift hoorden lezen, waren blind voor de waarheid die hierin ligt verhuld; en die in Jezus openbaar was. Zij beschouwden zijn woorden als ver-zinsels van hemzelf. Zij hadden hem het wonder zien verrichten van de spijzi-ging van duizenden mensen met enkele broodjes en vissen; maar hun ogen gin-gen niet open voor zijn persoon. Ditzelfde ongeloof bedreigt de kerk, als Jezus de macht wordt ontzegd zovelen te voeden met zo weinig brood. In dit zesde hoofdstuk van Johannes probeert Jezus de mensen aan het verstand te brengen dat hij meer is dan een profeet of een aardse vorst. Hij houdt hun voor dat nie-mand tot de Vader kan komen dan door hem: door zijn vlees te eten en zijn bloed te drinken; en hem te ontvangen die zichzelf in de geest zonder voorbe-houd geeft.

Jezus verzekert zijn toehoorders dat zijn woorden zo moeten worden opgevat, dat zij hem in brood en wijn als geestelijk voedsel moeten nuttigen. Het is de geest die levend maakt, het vlees is van geen nut. Zij luisteren echter niet; en keren de rug toe aan de levende God. Slechts een kleine schare blijft hem trouw. Zij hebben het leven gevonden. Jozua (1e lezing) heeft het volk door de rivier heen het beloofde land binnengevoerd, dat een afbeelding is van de he-mel. Jezus voert allen die hem liefhebben door de dood heen naar het Rijk van God. Hun leven wordt als een nieuw lied dat zij zingen voor Hem. De zacht-moedigen zien het en verheugen zich met mij (psalm van deze zondag).

1) in haar autobiografie mijn leven 2) Jacques Bloem 3) Omar Khayam 4) pred 3,13 5) ps 136

psalmgebed (uit ps 34) L God wil ik eren in ál wat ik doe; zijn lied is mij steeds in de mond. A Ik zing mijn lied voor mijn God; de zachtmoedigen zien het en verheugen zich met mij. L God ziet het wie rechtvaardig in het leven staan; zijn oren staan open voor hun hulpgeroep. A Hij is ver van hen die kwaad doen; Hij wist hun gedachtenis uit van de aarde. L De rechtvaardigen roepen tot hun God; Hij luistert en Hij redt hen in benauwdheid.

Page 179: zondag 2(B)

179A In hun diepste ellende is Hij hen nabij; Hij ziet hun verslagen geest. L Talrijke rampen treffen de rechtvaardige; maar steeds opnieuw redt hem de HEER. A Hij zal ongeschonden blijven; geen been zal worden gebroken. L Het kwaad wordt noodlottig voor wie leven zonder God: zij staan schuldig, want zij haten de rechtvaardige. A God verlost de ziel van wie Hem dienen; en maakt hen vrij van schuld, die bij Hem een toevlucht zoeken. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * * zondag 22(B) 1ste lezing: deut 4,1-2;6-8 psalm 15 zie beneden 2de lezing: Jak 1,17-18.21-22.27 evangelie: Marcus 7,1-8;14-15;21-23

Waarom houden uw leerlingen zich niet aan de traditie?

De behoudende partij van de Joodse geloofsgemeenschap hechtte sterk aan de strikte naleving van alle regels en voorschriften uit de Bijbel en aan de traditie die hieruit was gegroeid. Op vele plaatsen in de evangeliën is te lezen hoe de Farizeeën argwanend toezien of Jezus' leerlingen de heersende gebruiken wel in acht nemen. Het volk dat getuige was van de genezingen, en hem de Schrift heel anders hoorde uitleggen dan ze van hun rabbi's en schriftgeleerden ge-wend waren, was onder de indruk; en sprak van een nieuwe leer met gezag1. De Farizeeën echter zagen in zijn optreden een verstoring van de gevestigde orde, en begonnen Jezus al in een vroeg stadium verwijten te maken: Hij gaat met zondaars om!2 en: Zijn leerlingen vasten niet!3 en: Hij houdt zich niet aan de sabbath!4 en vandaag: Zijn leerlingen eten met ongewassen handen!

Het maakt voor zijn critici geen verschil dat dit laatste voorschrift niet in de wet van Mozes te vinden is. Ook de overgeleverde traditie is hun heilig. Zo maken zij van de godsdienst mensenwerk. De Heer sprak over hen door de profeet: Zij eren mij slechts met de lippen; maar hun hart is ver van Mij5. Ze zijn het zicht erop kwijt waar al die regels oorspronkelijk toe dienden. Sabbath en vasten wa-ren bedoeld om het hart op God te richten; en de voedselvoorschriften moesten verhinderen dat zij zich met de omringende volkeren zouden vermengen. Het was immers de roeping van Israël de komst van de Messias voor te bereiden? In hun midden zou het grootste aller wonderen na de schepping van de wereld ge-schieden, waar de wet, de profeten en de psalmen over spreken6: de menswor-ding van God.

Page 180: zondag 2(B)

180 Al te behoudende mensen gruwen bij de gedachte de bakens te verzetten, ook als dit goed mogelijk is, en een nieuwe tijd om aanpassing vraagt. Vanwege hun naleving van de bestaande voorschriften achten zij zich rechtvaardig voor God. Door zelfgenoegzaamheid verblind, verheffen zij zich tegen hem in wie God zijn innerlijke wezen heeft geopenbaard, nederig en zachtmoedig, één en al liefde en goedheid. Ook zijn leerlingen konden Jezus niet altijd volgen. Zij begrepen hem niet, toen hij - sprekend over de spijswetten en kosjer eten - verklaarde: Niets kan mensen bezoedelen, wat zij van buiten af tot zich nemen7. Maar het kwam niet bij hen op hem hierover te onderhouden, in wie zij, zonder het zich al helder te realiseren, het eeuwige leven ervaarden.

Hoe sterk niet alleen de Farizeeën maar ook Jezus' leerlingen zich vasthielden aan de spijswetten, zal later blijken uit Petrus' antwoord, als hij in een visioen voedsel uit de hemel ziet neerdalen dat in de wet van Mozes is verboden, terwijl een stem hem zegt hiervan te eten. Petrus verzet zich: Nee Heer, nog nooit heb ik iets onreins gegeten! De stem echter spreekt: Beschouw niet als onheilig, wat God rein heeft verklaard8. Dit niet-kosjere voedsel had betrekking op de hoofdman Cornelius, één uit de heidenen, met wie de Joden geen omgang had-den; maar tot wie Petrus werd gezonden om aan hem en de zijnen als eersten uit de ‘heidenen’ het evangelie te verkondigen en het doopsel toe te dienen.

Je neemt niet één, twee, drie afstand van een traditie waarin je bent opge-groeid. Jaren later nog zien we hoe Petrus zich tijdens een maaltijd afzondert van de niet-Joden, omdat de wet van Mozes verbiedt samen met hen te eten9. Ook Paulus heeft hiermee geworsteld; en hij komt tot deze aanbeveling: Onder-zoek alle dingen en behoud het goede10. Als het getij verloopt verzet men de ba-kens. Voor de voortgang van het evangelie is het noodzakelijk de eisen van de tijd te verstaan. Het vraagt wijsheid en gebed om in te zien wat veranderen kan en wat blijven moet. Wie echter koste wat het kost aan de bestaande traditie wil vasthouden, leggen het schip van de kerk stil. Zij, die Jezus in het evangelie van vandaag aanklagen, zijn hier een waarschuwing voor.

Veel Farizeeën waren in hun religieuze beleving zo verstard, dat zij geen begrip hadden voor de hoofdzaak van hun godsdienst. Zij zagen in Jezus een overtre-der van de regels; en hadden geen oog voor zijn goedheid, waar zijn leerlingen door werden aangetrokken. In hun ijver voor wat zij de goede zaak noemden, verloochenden zij de God die zij dachten te dienen; en die zich in Christus openbaarde. Zij hadden de godsdienst meer lief dan God. “Ik heb de kerk harts-tochtelijk lief”, verklaarde een behoudende Rooms-katholiek. Als hij kon zeg-gen: “Ik heb Jezus hartstochtelijk lief”, dan zou hij zijn broeders en zusters ontmoeten, die hij tot dusverre voorbijgelopen was. Maar nu zocht hij uitslui-tend het gezelschap van geestverwanten, die zover gaan, dat zij zich hun hang

Page 181: zondag 2(B)

181 naar de liturgie van vroeger uitleven in aparte vieringen met gelijkgestemden.

Ál te conservatieve kerkgangers komen in de verleiding toe te geven aan de ge-dachte de ware kerk van Christus te vormen. De liefde voor God heeft plaats gemaakt voor eigenliefde. Zij dwalen zeer, die zo de eenheid schaden en het werk van de kerk bemoeilijken. Wat moet de buitenwereld hiervan denken? Zullen zij het bewonderen? Mozes hield het volk voor: Houd je aan Gods gebo-den. Dan zullen de mensen zeggen: Wat is dat volk toch wijs en verstandig! (1e lezing) Jezus heeft de wetten en regels van zijn tijd, alle afgeleid uit de boeken van Mozes, samengevat in het grote gebod van de liefde. En Jakobus schrijft: Zuivere godsdienst is dit: mensen opzoeken in hun nood; en jezelf vrijwaren van de besmetting van de wereld. (2e lezing)

Zelfzuchtig handelen verontreinigt een mens; maar de liefde voor God opent de harten voor elkaar. Zo strijden met elkaar de oude mens11 bij wie het eigenbe-lang regeert, en de nieuwe mens12, die zichzelf vergeet en geleid wordt door de Geest van God. Christenen die deze strijd aangaan, worden naar de overwin-ning geleid langs de weg van geloof. Het evangelie maakt dit duidelijk. Wie de ogen op Jezus gevestigd houdt, en zijn Geest met de dag meer ruimte geeft, zal het verdriet ervaren dat hij heeft ondergaan toen de Farizeeën hem verwierpen. Het is voor christenen een bittere gewaarwording als in de kerk van Christus hetzelfde gebeurt. HEER, wie mag er wonen in uw huis, wie mag er verblijven op uw heilige berg? Zij die voorbeeldig leven en doen wat goed is, met hart en ziel de waarheid toegedaan. (psalm van deze zondag)

1) Mc 1,27 2) Mc 2,16 3) Mc 2,18 4) Mc 2,24 5) Jes 29,13 6) Mt 24,44 7) Mc 7,15 8) hand 10,14v) 9) Gal 2,12 10) 1Tes 5,21 11) Ef 4,22 12) Ef 4,24

psalmgebed (uit ps 15) L HEER, wie mag er wonen in uw huis, wie mag er verblijven op uw heilige berg? A Zij die voorbeeldig leven en doen wat goed is, met hart en ziel de waarheid toegedaan; L die niet alles zeggen wat hun voor de mond komt, niet lasteren en de naaste niet neerhalen; A die onwaardige mensen uit de weg gaan, en beminnen wie God willen dienen; L die gedane beloftes gestand doen, al komt het hen nóg zo slecht uit; A die niet geven om er beter van te worden, noch uit eigenbelang een ander schaden. L Wie zó de levensweg wil gaan, zal in eeuwigheid worden bevestigd.

* * *

Page 182: zondag 2(B)

182 zondag 23 (B) 1ste lezing: Jes 35,4-7a psalm 146 zie beneden 2de lezing: Jak 2,1-5 evangelie: Marcus 7,31-37

Effata, word geopend.

Marcus verhaalt in kort bestek de wonderen: de genezing van een melaatse1 en andere zieken en bezetenen2, de opwekking van een gestorven meisje3, en van-daag van een dove, die niet alleen zijn gehoor terug krijgt, maar ook kan spre-ken. Steeds weer verbiedt Jezus hem bekend te maken, maar dat lukt natuurlijk niet. De mensen komen door deze genezingen van alle kanten op hem toe. Toch wil hij liever dat zij hem volgen om hemzelf4, om wie hij is, en niet om de won-deren. In het eerste geval is er sprake van geloof; en bij de wonderen op z'n best van verbazing, als een voorstadium van geloof, als zij zich gaan afvragen wie hij is, dat hij zulke tekenen kan verrichten.

Toen Jezus aan het begin van zijn rondgang door Israël langs het meer van Ga-lilea liep, en de broers Petrus en Andreas vroeg hem te volgen5, lieten dezen di-rect hun boot achter om met hem mee te gaan. Hetzelfde deden de broers Ja-kobus en Johannes, eveneens vissers6. Ook van de apostel Levi vertelt Marcus dat deze, toen Jezus hem riep, alles achter zich liet om met hem mee te trek-ken7. Aan die roepingen waren geen wonderen vooraf gegaan. De apostelen gingen met hem mee om wat ze in hem zagen. Ze hadden nog geen weet van de Zoon van God, laat staan van de menswording. Zonder het vooralsnog te besef-fen stonden ze oog in oog met de liefdevolle goedheid van God, die eeuwig is; en gaven hem gehoor.

Jezus' leerlingen volgden hem om de mens die hij was. Dit is werkelijk ondog-matisch geloof. Pas later zullen de apostelen niet alleen over Jezus spreken als een mens met de mensen, maar ook als Immanuël, dat is God-met-ons8. Dit dogma over de persoon van Christus is absoluut noodzakelijk. Wie dit ontkent plaatst zich hiermee buiten de kerk. Toch mag niemand zich een gelovige noe-men, die deze en andere leerstelligheden met de mond belijdt, maar in leven en werken zich laat leiden door eigenliefde; en niet zichzelf vergeet om de Geest van Christus ruimte te kunnen bieden.

Toen Filippus vroeg: Heer, toon ons de Vader 9, antwoordde Jezus: Nu ben ik al zo lang bij je, en ken je mij nog niet? Wie mij ziet, ziet de Vader. De wonde-ren moeten de mensen de ogen hiervoor openen, zoals Jezus leert: Geloof het anders om de werken die je ziet10. Die werken zijn inderdaad indrukwekkend, nooit vertoond en menselijkerwijs gesproken onmogelijk. Wie heeft er ooit van de genezing van een doofstomme gehoord? Ondanks zijn verbod konden de mensen er niet over zwijgen, zodat een steeds grotere menigte op hem af kwam.

Page 183: zondag 2(B)

183 De opinie is wijd verbreid, dat de wonderen onmogelijk gebeurd kunnen zijn. Normaal gesproken is dat ook zo. De situatie is echter verre van normaal. Als God inderdaad in Jezus onder de mensen heeft gewoond, ligt de zaak totaal an-ders. Zou hij, die het gehoor geschapen heeft, het oor niet toegankelijk kunnen maken? Ontkenning van het wonder betekent ontkenning van het evangelie van Jezus , wiens naam in het Hebreeuws betekent: God redt. Hij bezit niet al-leen de macht het lichaam te genezen, maar ook wie tot hem komen innerlijk te reinigen, en hen zo te redden uit een wereld die ten onder gaat aan hebzucht en begeerte11. Wie het wonder ontkent dat Marcus beschrijft, maakt van de evan-gelist, die dit als een getuigenverslag presenteert, een ongeloofwaardige vertel-ler. Waarom dan nog aandacht aan hem schenken?

Jezus heeft met dit en de vele andere wonderen waar de evangelist verslag van doet het bewijs gegeven van zijn macht over de schepping. Hij is het, naar wie alle profeten reikhalzend hebben uitgezien12: uw God zal komen om te vergel-den en om u te redden. De blinden gaan zien en de doven gaan horen; en het dorstige land zal worden tot een waterbron13. Met die waterbron14 wordt de heilige Geest bedoeld, die door Jezus is aangekondigd als levend water14 in al-len die hem toebehoren. Zijn volgelingen zien hooggeplaatsten niet naar de ogen, zoals Jakobus in de tweede lezing zegt. Zij doen recht aan de armen; en streven zelf niet naar aardse rijkdom15. Liever verdelen zij hun bezit, om deel te mogen krijgen aan de rijkdom die Christus hun biedt. De adembenemende boodschap van de menswording van God in Jezus doet hun alles vergeten, om hem te kunnen volgen die de hemel is binnengegaan. Zij zijn gered uit een we-reld die ten onder gaat; en hoeven het oordeel niet te vrezen.

Met de komst van Jezus in de beperking van een kwetsbaar mens heeft het oordeel een aanvang genomen16, dat wordt voltooid bij zijn wederkomst in macht. In de tussentijd - de huidige tijd van genade, ook wel het 1000-jarig vrederijk genoemd17 - worden daadwerkelijke gelovigen geleid door de Geest van vrede, die met Pinksteren aan de kerk van Christus is geschonken. Hoe hoog de golven ook gaan, zij hoeven geen angst te hebben. Zij verheugen zich in de rijkdom die God hen hier en nu als zijn eigen kinderen al schenkt. Hij die de tong van de stommen ontbond, hen in genade weer spreken doet: Hij geeft zijn volk een nieuw lied in de mond, voor Hem die gaf zijn vlees en bloed18. Effata, zegt Jezus tot de dove, die moeilijk kon spreken. Dit wordt ook wel ge-zegd bij het doopritueel, als de pastor oren en mond van de dopelingen aan-raakt met de woorden: Effata, wordt geopend. Mogen zij opgroeien tot volwas-sen gelovigen, die open staan voor de Geest van Christus. Hij zal hem of haar de wil van God doen verstaan. Zij zijn niet langer aangewezen op eigen kracht,

Page 184: zondag 2(B)

184 als zij hem volgen; want Christus is het die in hun woont en werkt. Zichzelf ver-getend, staan zij open voor de nood en verlangens van anderen. Hij heeft hun nodig om zijn werk in de wereld te kunnen voortzetten. en gaan bijdragen aan zijn werk in de wereld.

Effata, wordt geopend. Moge het volk van God openstaan voor hem, die zijn kinderen een nieuw lied in de mond geeft, tot welzijn van de mensen om hen heen: woorden van liefde en goedheid, eeuwig leven. Hallelujah! Mijn ziel be-zingt de HEER. God wil ik danken zolang als ik leef, al mijn dagen Hem bezin-gen (psalm van deze zondag).

1) Mc 1,41 2) Mc 3,11 3) Mc 5,41 4) Joh 1,14 5) Mc 1,16 6) Mc 1,19 7) Mc 2,14 8) Mt 1,23 9) Joh 14,8 10) Joh 14,11 11) Joh 1,12 12) 1Pe 1,10 13) Jes 41,18 14) Joh 7,38 15) Jak 5,1vv) 16) Joh 5,22v 17) openb 20,2 18) GelovenBeleven.nl > al mijn verlangen > Hij die de blinden

psalmgebed (uit ps 146) L Hallelujah! Mijn ziel bezingt de HEER. A Mijn God wil ik danken zolang als ik leef, en al mijn dagen Hem bezingen. L Stel je hoop niet op mensen van aanzien; en vertrouw niet op hen, die geen redding kunnen brengen. A Straks geven zij de geest, en keren terug tot de aarde; al hun plannen gaan teniet op die dag. L Gezegend zijn zij, die God als helper hebben; en hun heil verwachten van Hem; A van Hem, die hemel en aarde geschapen heeft, de zee en ál wat daarin leeft: eeuwig duurt zijn trouw. L De HEER doet recht aan onderdrukten, en verzadigt hen die hongeren met brood; Hij stelt de gevangenen in vrijheid. A De HEER geeft blinden het gezicht en richt gebogenen weer op; Hij heeft de rechtvaardigen lief. L De HEER behoedt de vreemdeling, en waakt over weduwen en wezen; maar de weg van zondaars verstoort Hij. A De HEER regeert in eeuwigheid; uw God, o Sion, is dezelfde van geslacht op geslacht. Hallelujah! gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

Page 185: zondag 2(B)

185

zondag 24 (B) 1ste lezing: Jes 50,5-9 psalm 116 zie beneden 2de lezing: Jak 2,14-18 evangelie: Marcus 8,27-35

U bent de Christus.

Sommigen - en met name ook koning Herodes1 - dachten dat Jezus Johannes de Doper was, die door Herodes was onthoofd, en uit de dood zou zijn opge-staan. Anderen dachten aan Elia, over wie de Geest door de profeet Maleachi in de laatste zinnen van het Oude Testament spreekt: Ik ga u de profeet Elia zen-den, voordat de grote dag van de Heer komt2. Elia, zo was de algemene ver-wachting, zou de komst van de Messias voorbereiden. Toch kon hier geen spra-ke zijn van reïncarnatie, waar zovelen geloof aan hechten. Johannes kan niet dezelfde persoon zijn als Elia. Maleachi voorspelt de komst van een groot pro-feet, die - gelijk Elia in zijn dagen - geheel alleen optreedt tegen een overmacht aan vijanden van het geloof van Israël. Als laatste van de profeten is hij geroe-pen wegbereider te zijn voor de komende Messias. Toen Jezus' leerlingen besef-ten dat hij de langverwachte Messias was, vroegen zij hem hierover. Waarom zeggen de schriftgeleerden dat Elia eerst moet komen? Jezus antwoordde: Elia is al gekomen; en ze hebben in hun willekeur met hem gehandeld3. Toen be-grepen zij dat hij hun over Johannes de Doper gesproken had4.

Er waren er ook die veronderstelden dat in Johannes de profeet Jeremia5 zou zijn verschenen. Slechts weinigen beseften dat Johannes de Doper de laatste en tevens de grootste van de profeten van het oude verbond was geweest6; en dat nu in hun midden aanwezig was, over wie alle profeten hadden gesproken7. Heel langzaam begon onder het volk - tot grote ergernis van de Farizeeën en schriftgeleerden - het vermoeden te rijzen dat Jezus de Messias was8. Petrus is de eerste die het ronduit zegt. Gedurende twee jaar is hij al met Jezus rondge-trokken; en dusdanig onder de indruk gekomen, dat hij hier impulsief spreekt: U bent de Christus. Zo werkt de openbaring, die meestal niet als een plotselinge ingeving komt, maar eerder als een overtuiging die tijd nodig heeft om te groei-en, tot het ogenblik daar is dat je het hardop durft te zeggen: U bent God met ons9.

Petrus beseft bij lange na niet de omvang van zijn belijdenis. De openbaring gaat veel verder dan een gezalfde, die de Geest van God ontvangen heeft. Alle profeten hebben in de toekomst iemand zien komen die méér was dan zij. Het kan niet vaak gezegd worden: Heel het Oude Testament ziet uit naar de komst van hem, die de apostelen nu in levende lijve voor zich zien. Als Jesaja zegt: Ik gaf mijn rug aan wie mij sloegen, spreekt hij van Jezus, die onrecht en lijden geduldig heeft verdragen. (1e lezing) Hij en alle andere profeten hadden heel graag willen zien wat Jezus' volgelingen zien. Zij vroegen zich af wie het was, en

Page 186: zondag 2(B)

186 wanneer hij zou verschijnen, toen zij profeteerden over de komst van een Mes-sias, die het lijden van de mensheid op zich zou nemen, en door de dood heen het koninkrijk van God zou binnengaan10.

Dit evangelie van de menswording, van het lijden en sterven en de verrijzenis van Jezus: dit geheimenis dat zelfs voor de engelen verborgen was, kon op dit moment nog niet door de apostelen worden begrepen. Daarvoor moest het eerst Pasen en Pinksteren worden. Als Jezus hen voorbereidt op zijn dood, en spreekt over de verrijzenis hierna11, zijn hun gedachten toch nog teveel bij het heden alleen. Volgens de algemene verwachting zou de Messias - meestal de zoon van David genoemd12 - als een wereldse vorst in Israël optreden; en de natie in de vroegere luister van de koningen David en Salomo herstellen. Bij zijn onderricht in de tempel had Jezus er al op gewezen, dat de Messias niet al-leen als zoon - in de zin van nageslacht - zou afstammen van David, maar dat hij door David in de psalm ook als Heer werd aangesproken13. Toch bleven Je-zus' volgelingen hem zien als een groot profeet; want wie stond daar nog bo-ven? Alleen JAHWEH. En wie zou het wagen zich aan Hem gelijk te maken?

Het hoeft niet te verwonderen dat Petrus dit huidige bestaan belangrijker vond dan het ongewisse van de dood. Doorgaans stellen mensen alles in het werk om de dood van zich af te houden. Gedurende de laatste levensjaren en bij ziekte speelt de medische zorg vaak een overheersende rol. Toch is voor christenen de verrijzenis meer dan alleen een woord. De Geest van Christus maakt hun ver-trouwd met het nieuwe leven bij de Vader, dat hij als eerste van zijn broeders en zusters is binnengegaan. Het doel van elke viering is de gemeenschap in dit vergankelijke bestaan te brengen tot kennis van het toekomstige leven; en de leden als kinderen van God toe te rusten tot de taak dit zichtbaar te maken aan een wereld in nood. De levenswijze van christenen is de meest sprekende ver-kondiging; want geloof dat zich niet uit in daden, is een dood geloof (2e lezing).

Wie teveel hecht aan dit voorbijgaande bestaan is een gemakkelijke prooi van de duivel, die er steeds op uit is te verhinderen dat dit nieuwe leven in de gelo-vigen tot uiting komt. Deze vijand van het evangelie doet zich redelijk voor. Als een engel van licht14, schijnbaar met goede bedoeling, grijpt hij de menselijke zorg voor de dingen van deze wereld aan om de aandacht af te leiden van het koninkrijk van God: "Er steekt toch geen kwaad in?" Nee, er steekt meestal geen kwaad in de velerlei afleiding die het leven biedt. Maar het leidt christe-nen af van een leven in actieve dienst van de goede God. Voor wie zo leven, blijft de dood een schrikbeeld waar zij niet aan willen denken; en wordt de be-leving weggenomen van het vooruitzicht op een leven in volkomen gemeen-schap met God. Het einde wordt vaak versneld door pijnstillers met een verdo-vende werking, die in deze laatste fase bezinning op het leven na de dood be-moeilijken.

Page 187: zondag 2(B)

187 Toch zouden niet veel mensen niet graag voor altijd in deze gewelddadige we-reld willen blijven: een verre van prettig vooruitzicht! Zo aangenaam is dit be-staan van elk voor zich nou ook weer niet. Christenen zullen hun moeilijkheden gelijkmoedig opnemen, in de wetenschap dat zij hun kruis niet alleen hoeven te dragen15. De goede God zal immers niet toestaan dat hun last te zwaar wordt16. In de geest wil Hij zijn kinderen leren over het toekomstige vrederijk, dat hier en nu in zijn kinderen al een aanvang heeft genomen.

De moeite van het dagelijks leven - in de Schrift voorgesteld als dorens en dis-tels17 - geeft zijn kinderen de kans hun last in gelijkmoedigheid op zich te ne-men, en zo dichter bij Hem te leven. In de zorg van dit snel voorbijgaande be-staan is het hun gegeven Hem te kennen; en het de apostel na te zeggen: Voor zover ik nu leef in dit lichaam, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en zichzelf voor mij heeft overgeleverd18. Wie ook maar iets begrijpt van de grootheid van dit offer, zal niets liever willen dan die liefde te beantwoorden. Zij gaan hun weg voor het aangezicht van God; en mogen het land van de levenden betreden (psalm van deze zondag). 1) Mc 6,14vv 2) Mal 3,23 3) Mc 9,11vv 4) Mt 17,13 5) Jer 1,5 6) Mt 11,7 7) Mt 13,17 8) Joh 7,13 9) Mt 1,23 10) 1Pe 1,11v 11) Mc 9,30 12) Mc 12,35v 13) ps 110,1 14) 2Kor 11,14 15) Mt 11,28vv 16) 1Kor 10,13 17) gen 3,18) 18) Gal 2,19

psalmgebed (ps 116) L Ik houd van God, Hij hoort mijn stem, mijn smeken; ja, Hij luistert werkelijk naar mij! A Hij hoort mijn gebed; daarom blijf ik tot Hem roepen, heel mijn leven. L Ik stond verschrikt en ik was dodelijk beangst, zo hevig overviel mij de angst voor de dood. A Toen riep ik in benauwdheid tot mijn God: ach HEER wees mij genadig, red mijn leven! L Genadig en rechtvaardig, vol ontferming is de HEER; Hij bewaart de eenvoudigen van geest. A Ik was geheel verslagen, maar de HEER heeft mij verlost. L Kom tot rust mijn ziel, Hij heeft het voor je volbracht! A U redt mijn ziel van de dood; mijn tranen zijn gedroogd, ik zal niet vallen. L Ik ga mijn weg voor het aangezicht van God; het land van de levenden mag ik betreden. A Ik houd vast aan mijn geloof, ook als ik in benauwdheid geen uitkomst zie. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden lied: Zie blz 80 (ps 116, al mijn verlangen nr 85)

* * *

Page 188: zondag 2(B)

188

zondag 25 (B) 1ste lezing: wijsh 2,12.17-20 psalm 54 zie beneden 2de lezing: Jak 3,16-4,3 evangelie: Mc 9,30-37

een kind als voorbeeld

Jezus noemt zich onveranderlijk de mensenzoon, te vergelijken met het ons be-kende woord mensenkind: één van de mensen. Een mens als alle anderen is hij, buiten de zonde dan, waar verder niemand vrij van is. Als aan hem, die zonder een spoor van onrecht is, de doodstraf wordt opgelegd, wordt het streven open-baar van een vijand (Hebreeuws: satan) die zijn macht aan de zonde ontleent; en hierdoor heerschappij uitoefent over de mensheid. Wie kwaad doet, handelt naar de wil van de duivel. Wie zich aan zijn heerschappij wil onttrekken, zal er-varen hoe moeilijk dit is. De goede wil is aanwezig, maar de macht dit waar te maken ontbreekt1. Allen die zich voegen in een zelfzuchtige wereld worden met rust gelaten; maar uit angst de heerschappij over hen te verliezen, bestrijdt de duivel hen die het goede zoeken. Als zij hun onmacht erkennen het verlangen naar een goed en onzelfzuchtig leven vorm te geven, en op zoek naar uitkomst gaan, ontmoeten zij in Jezus de enige mens die hen kan verheffen uit een be-staan dat wordt gekenmerkt door de spreuk het hemd is nader dan de rok. Eerst ik en dan jij; als het niet goedschiks kan, dan maar kwaadschiks.

Jezus kan mensen tot God verheffen, omdat hij niet alleen mensenzoon is, maar tevens Zoon van God. Hij is de weg naar het nieuwe leven, vrij van alles wat het bestaan ontsiert. Ergernis, ruzie, haat en verdeeldheid, hebzucht en be-geerte, ongeduld en liefdeloosheid, gulzigheid en onmatigheid, ijdelheid , af-gunst en eerzucht: zo heeft God de wereld niet bedoeld. Door hun lot te delen en als mens met de mensen hun weg ten einde toe te gaan, heeft Jezus mensen van goede wil tot zijn volgelingen gemaakt. Zij vragen vergeving voor hun aan-deel aan het onheil dat in de wereld heerst; en worden door het doopsel ver-enigd met hem, die door de dood heen naar de Vader is teruggekeerd.

De leerlingen, die Jezus vorige week met Petrus als Christus hebben beleden, hebben hier nog geen weet van. Zij hebben gehoord hoe hij zonden vergaf, wat alleen God kan doen2. Op de berg hebben zij hem een lichtend witte gedaante zien aannemen3; maar dat in deze unieke mens de eeuwige en almachtige alom-tegenwoordige God in hun midden is …… nee, zover zijn zij nog niet. Toen zij na zijn hemelvaart en de komst van de heilige Geest op weg zijn gegaan om Je-zus te verkondigden als God-met-ons, die gelovigen bij God terugbrengt, kreeg de vroege kerk al spoedig te kampen met voorgangers die deze twee-eenheid ontkenden. Gedurende de eerste eeuwen hebben de kerkvaders de grootste moeite gehad bij de bestrijding van deze dwaling, die uiteindelijk een kerk-scheuring teweeg heeft gebracht.

Page 189: zondag 2(B)

189 Alle verdeeldheid komt hieruit voort, dat de gelovigen steeds weer geneigd zijn terug te vallen tot de oude mens4, die zich niet door de Geest wil laten onder-richten; want vriendschap met de wereld is vijandschap met God (2e lezing). Ook als zij de juiste leer wel met de mond belijden, maar niet dagelijks de strijd aangaan als nieuwe mensen te leven, wordt in de kerk veel schade aangericht. Kerkleden die moeite hebben hun leiders te respecteren en leiders die geen te-genspraak dulden: deze eerzucht betekent altijd een bron van onrust. Wat zou de kerk van Christus er anders uitzien, als de gelovigen naar het voorbeeld van de heiligen nederig en zachtmoedig leefden, en de ander hoger achtten dan zichzelf. Wat een plaats van verademing voor nieuwkomers zou elke parochie of gemeente zijn, als de Geest van Christus in de mensen woning kon vinden. Die zoekende menigte zou niet langer worden opgeslokt door sektes en new-age bewegingen, die door de zwakte van de kerk bloeien als nooit tevoren.

In het evangelie is alles andersom. Van nature handelen mensen uit eigenbe-lang; maar Jezus leert de weg van zelfverloochening5. Zij streven naar bezit, maar Jezus zegt: Zalig de armen6. Ze willen terugslaan, maar de meester houdt hun voor de andere wang toe te keren7. Ze gaan vijanden uit de weg, maar de Geest leert hun om hen lief te hebben8. Zij koesteren wrok om allerlei onrecht dat hun is aangedaan; maar christenen verheugen zich, omdat zij delen in het lot van hun Heer9. Mensen zonder God zoeken troost in alles wat de wereld hun biedt; en geven geen gehoor aan Jezus' uitnodiging: Kom tot mij, als je ver-moeid bent en zwaar beladen10. Zij bewijzen eer aan hooggeplaatsten, maar in de kerk moet aan minder edele leden hoger eer worden bewezen9. Zij streven naar de eerste plaats, maar het evangelie leert vandaag liever de minste van al-len te zijn. De wereld loopt achter zijn helden aan; maar Jezus vraagt zijn vol-gelingen in zijn Geest te leven, nederig en zachtmoedig10; en liever een voor-beeld te nemen aan de onschuld van een kind12.

Elke rechtgeaarde gelovige die Jezus vandaag hoort zeggen: Wie zo handelt neemt mij op, voelt het verlangen opkomen hier gehoor aan te geven. Voor al-len die in liefde voor hem het oude achterlaten, om te leven door zijn Geest die de harten verwarmt, wordt de Drie-eenheid direct verstaanbaar. Zalig de ar-men van geest13, die hier geen moeite mee hebben. Jezus bidt voor zijn kerk. Niet alleen voor eenvoudige mensen, maar ook voor gelovigen die veel kennis hebben vergaard bidt hij, dat zij mogen instemmen met zijn dankzegging: Ik dank U, Vader, omdat U deze dingen voor geleerden verborgen gehouden hebt, maar aan kinderen geopenbaard14. Het geloof vindt niet zijn begin in ge-leerdheid, maar in het verlangen naar de onschuld, goedheid en waarheid, die in Jezus ten volle zichtbaar waren. Heer, U verlost mij uit alle benauwdheid; ik mag zien hoe de vijand van mij wijkt (psalm van deze zondag).

1) Rom 7,18 2) Mc 9,2vv 3) Mc 2,7 4) Ef 4,22 5) Mt 16,24 6) Lc 6,20 7) Mt 5,39 8) Mt 5,44 9) Mt 5,11 10 Mt 11,28 11) 1Kor 12,24 112) Mt 18,3 13) Mt 5,3 14) Mt 11,25

Page 190: zondag 2(B)

190psalmgebed (uit ps 54) L Mijn God doe mij recht! U kunt mij redden; hoor mijn gebed, ik leg mijn zaak aan U voor. A Onbekenden staan mij naar 't leven; zij kwellen mij, zij willen God niet kennen. L Mijn God zal mij helpen, Hij houdt mijn ziel in leven. A Hij zal het kwaad aan mijn vijanden vergelden; in uw waarheid houden zij geen stand. L Nu breng ik U van harte mijn offers; en verheug mij in uw heerlijke naam. A U verlost mij uit alle benauwdheid; ik mag zien hoe de vijand van mij wijkt gelovenbeleven.nl > psalmen en gebeden

* * *

zondag 26 (B) 1ste lezing: num 11,25-29 psalm 19 zie beneden 2de lezing: Jak 5,1-6 evangelie: Marcus 9, 38-48

Zijn loon zal hem zeker niet ontgaan.

Dikwijls betonen niet-christenen jegens werkers in de kerk een zekere welwil-lendheid, die kan worden opgevat als een vorm van sympathie voor het geloof dat dezen vertegenwoordigen. Hun buitenkerkelijkheid is meestal een gevolg van opvoeding, en een totaal gebrek aan kennis over het geloof. Hun sympathie voor mensen die Christus toebehoren, betekent dat ze hem niet afwijzen; zoals Jezus zegt: Wie niet tegen ons is, is vóór ons. Mochten zij hem kunnen ontmoe-ten, nederig en zachtmoedig, en heel anders dan uit de berichten in de media over het kerkelijk bedrijf zou kunnen worden opgemaakt, dan zouden ze hem wellicht liefhebben en volgen, zoals ook tijdens Jezus' rondgang door Israël ve-len hem volgden, die door de geestelijke leiding van zijn dagen als onwetende buitenstaanders werden bestempeld1. Ach, legde de Heer zijn Geest maar op heel zijn volk! (1e lezing): die buitenstaanders zouden Christus in hen herken-nen.

Wie de evangelietekst niet in de goede context leest, komt soms tot tegen-spraak. Op een andere plaats zegt Jezus: Wie niet met mij is, is tegen mij2. In dit laatste geval richt hij zich echter tot de hogepriesters, die zich zozeer storen aan zijn onconventionele optreden, dat zij hem ervan beschuldigen de duivel tot helper te hebben. Deze kwaadwilligheid kan hun niet vergeven worden; want ondanks hun hoge positie en hun kennis van het godsdienstig bedrijf be-schouwen zij hem, in wie God zijn liefde en goedheid openbaart, als een die-naar van het kwaad.

Page 191: zondag 2(B)

191 Vandaag houdt Jezus zijn leerlingen voor dat zij mensen niet mogen oordelen, ook al zijn zij van kennis verstoken en behoren zij niet tot hun kring. Hun loon zal hun niet ontgaan. Christenen zijn eigenlijk niet zo gewend te werken voor een beloning. Als zij in de Geest van Christus leven, handelen zij uit liefde, of daar nu een beloning op volgt of niet. Toch is het goed in gedachten te houden dat de manier van leven gedurende de korte tijd in deze wereld grote gevolgen heeft. Mensen van goede wil wacht een eeuwigdurende beloning in de hemel, waar zij God mogen aanschouwen; maar wie alleen zichzelf maar kent, onver-schillig voor het lot van anderen, moet ook na de dood voortbestaan buiten zijn aanwezigheid. Wie het goede doen mogen zich verheugen omdat zij naar Gods wil leven. Hij is het die hen in liefde leidt, verlangend hen bij zich te hebben, voorgoed. Ook al is het werk dat zij voor Hem doen nóg zo weinig spectaculair en in de ogen van anderen onbetekenend, Hij ziet het. Het verlangen naar een onzelfzuchtig leven is voor Hem niet verborgen; en Hij antwoordt allen die hun hulp bij Hem zoeken. Vaak betekent dit dat zij los moeten laten wat zij juist zo graag willen. Wie in deze creatieve tweestrijd de liefde voor Hem het zwaarst laat wegen, is op weg naar Hem toe.

Liefde voor de mensen gaat hand in hand met de liefde voor God. Die twee zijn één3. Zij die de zelfzucht niet beteugelen, verwijderen zich van hun Schepper, wiens bestaan - dat toch uit heel die wonderlijke natuur kan worden afgelezen4 - zij soms zelfs hardop ontkennen. Hun dood, als er geen inkeer meer mogelijk is5, betekent dat zij voorgoed van Gods aanwezigheid zijn buitengesloten. Deze vreeswekkende toestand wordt in het Nieuwe Testament de hel genoemd. Hier blijft het gemis innerlijk knagen; en is de afwezigheid van alles wat goed en waar erger dan de hitte van vuur.

Ook als de teksten alle aanleiding geven voor een waarschuwend geluid, heerst over dit netelige onderwerp van het oordeel toch een algemeen stilzwijgen. Waarom wordt hier zo angstvallig over gezwegen? Omdat de mensen er niet over willen horen? Wie hun teveel naar de mond wil praten, maakt zich schul-dig aan hun onwetendheid. Als je de mensen niet waarschuwt, ben je mede-schuldig aan hun bloed, waarschuwt JAHWEH de profeet6. Wellicht dat de z.g. leer van de laatste dingen tijdens de theologische opleiding te weinig aandacht krijgt; en dat voorgangers er niet goed raad mee weten.

Aan de andere kant zijn er geïsoleerde protestantse kerkgenootschappen waar te veel over het oordeel wordt gesproken; en waar de liefdevolle Heer voorna-melijk wordt voorgesteld als een straffende God die de mensen hun verdiende loon geeft. De mensen mopperen: "Het oordeel: daar hebben ze ons vroeger bang mee gemaakt"; en: "God is liefde, Hij zal heus niemand veroordelen"; en: "Er is helemaal geen oordeel". Veel kerkgangers gaan er schouderophalend aan voorbij als een bijgeloof van vroeger. Daar is dus werk aan de winkel; want het is onmogelijk alle bijbelteksten over dit onderwerp weg te interpreteren. Wie

Page 192: zondag 2(B)

192 beseft dat de korte tijd op aarde beslissend is voor een eeuwigheid hierna, zal met nog meer ijver de goede God zoeken te dienen.

Als Jezus verschijnt in zijn macht met al zijn engelen bij zich, zal er scheiding wordt gemaakt5. Als dan de mensen van goede wil binnengaan in het koninkrijk van God, wat rest er dan voor hen, die zich willens en wetens van hem hebben afgewend? “De hel, dat zijn de anderen”, zei een Franse filosoof; Hij had daar-bij de huidige samenleving op het oog, waarin goed- en kwaadwillenden nog samen de wereld maken tot wat hij is: een plaats van oorlogen en oorlogsdrei-ging, armoede, honger, uitbuiting en geweld; maar ook van zelfopoffering, lief-debetoon, medeleven en hulp op velerlei terrein.

Als allen die het goede zoeken worden opgenomen, dan staat het er voor de achterblijvers onvergelijkbaar veel slechter voor dan die filosoof bedoelde. De diepte vol getier8, zo noemt de psalmist de toestand waarin zij komen te verke-ren, die zich nooit iets hebben aangetrokken van de ellende in de wereld; en schaamteloos hun eigen begeerte hebben nagejaagd. De apostel waarschuwt: Je hebt gezwelgd en gebrast en schatten verzameld op aarde, terwijl het de laat-ste dagen zijn (2e lezing).

“Maar God is toch liefde? Zal Hij dan zo onbarmhartig straffen?” Deze tegen-werping moet wel serieus worden genomen. Hoe is het bestaan van een oor-deel, dat in het evangelie onmiskenbaar en duidelijk wordt aangezegd, met deze liefde te rijmen? De liefde van God is inderdaad de sleutel tot het verstaan van de Schrift. God is goed, en alles wat Hij doet is in liefde voor de mensen ge-daan. Hij wil alle mensen bij zich hebben9. Wie daar ook maar het geringste aan afdoet, brengt het geloof in diskrediet.

Maar als de mensen niet willen? Als ze zijn profeten bespotten en zelfs Jezus, in wie de goedheid van God ten volle zichtbaar is, een bedrieger noemen10, en zelfs een duivel11; als zij het evangelie naar hun hand zetten, of afdoen als een verzameling verzinsels, en als zij zich weigeren te bekeren, wat kan God dan nog doen? Mensen zijn vrije wezens, en beschouwen die vrijheid terecht als een kostbaar goed. Moet Hij hun dan die vrijheid ontnemen? Zij zouden als robots worden, als marionetten. Bovendien: als mensen tegen hun wil de hemel zou-den binnengaan, zou die hemel dan geen kopie worden van onze huidige we-reld, met alle ellende van dien, maar dan eeuwigdurend? Dat is pas werkelijk een schrikbeeld.

Door zijn menswording is God in zijn liefde tot het uiterste gegaan. Hij heeft Jezus in de wereld gezonden12; en niet ingegrepen toen deze door zijn eigen volk en geloofsgenoten als een godslasteraar13 aan de Romeinen werd overgele-verd om ter dood te worden gebracht14. Als Jezus aan het einde van zijn drie-

Page 193: zondag 2(B)

193 jarige rondgang door Israël Jeruzalem binnentrekt, huilt hij om zijn volk, dat de liefde van God met boosheid zal beantwoorden15. Tijdens zijn vreselijke mar-teling aan het kruis tonen hogepriesters en schriftgeleerden hun verregaande hardheid als zij hem bespotten: Laat hem nu van het kruis afkomen, dan zul-len wij geloven!16 Deze mensen zijn voor God onbereikbaar. Zij weten niet wat geloven betekent, anders hadden ze zijn onschuld direct erkend. God geeft hun als voorbeeld een medegekruisigde, die zodanig door Jezus wordt geraakt, dat hij zijn wandaden belijdt; en hem vraagt voor hem te bidden. Deze man met een misdadig verleden mag de woorden horen, waar alle gelovigen op vertrou-wen: Vandaag nog zul je met mij zijn in het paradijs17. Dit is de beloning voor het geloof in de liefdevolle God, zelfs als de tijd heeft ontbroken om hier han-den en voeten aan te geven. Heer, laat mij voor wie dwalen tot een voorbeeld zijn, opdat zij zich bekeren en uw wegen gaan (psalm van deze zondag).

1) Joh 8,48v 2) Mt 12,30v 3) Mc 12,31 4) Rom 1,20 5) Joh 1,17 6) Ez 3,18 7) Mt 25,32 8) ps 40,2 9) 1Tim 2,2 10) Joh 7,12 11) Mt 9,34 12) Joh 3,16 13) Mc 14,36 14) Mt 14,64 15) Lc 19,11v 16) Mt 15,28v 17) Mc 15,32 18) Lc 23,43

psalmgebed (ps 19) L God van liefde, buig U neer; in uw tedere ontferming: neem mijn overtreding weg. A Was mij schoon, maak mij helemaal vrij van gebreken. L Ik zie mijn schuld en mijn nalatigheid; het staat mij steeds voor ogen, wat ik misdreven heb. A Ik heb gezondigd tegen U; en gedaan wat kwaad is in uw ogen. L U verlangt naar waarheid in mijn binnenste; daar doet U mij woorden van wijsheid verstaan. A Als U mij reinigt zal ik schoon zijn; was mij en maak mij smetteloos, witter dan sneeuw.

L Doe mij uw heerlijke boodschap verstaan; en verheug mijn hart, want U hebt mij gebroken. A Laat mijn zonde voor U niet langer bestaan; maar vergeef mij wat ik misdreven heb. L Schep in mij een zuiver hart, o God; en vernieuw mij door een standvastige geest. A Laat mij niet ver van U leven, neem uw Geest niet van mij weg. L Geef mij weer blijdschap om uw redding; en laat een volgzame geest mij voort doen gaan. A Dan zal ik voor wie dwalen tot een voorbeeld zijn, opdat zij zich bekeren en uw wegen gaan. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

Page 194: zondag 2(B)

194

zondag 27 (B) 1ste lezing: gen 2,18-24 psalm 128 zie beneden 2de lezing: Heb 2,9-11 evangelie: Marcus 10,2-16

Wat God heeft verbonden mag een mens niet scheiden.

Jezus’ uitleg van de wet is niet naar de letter, zoals zij van de bijbelgeleerden gewend zijn, maar naar de oorspronkelijke bedoeling van de Schepper. Die deskundigen ergeren zich aan hem: “Wie denkt hij wel dat hij is met zijn ei-genmachtige optreden!” Door elkaar gesteund, hebben zij zich een machtsposi-tie verworven; en menen zij de waarheid in pacht te hebben. Als echter in de persoon van Jezus de goedheid van JAHWEH ten volle openbaar is geworden, herkennen zij Hem niet, over wie zij denken te spreken. Maar de menigte ver-wondert zich: een nieuwe leer met gezag!1 Toch gaat Jezus niet in tegen de wet van Mozes; en verklaart hij uitdrukkelijk: Ik ben niet gekomen om wet en pro-feten op te heffen, maar om de vervulling te brengen2.

De wet van Mozes gaat uit van het menselijk onvermogen; en geeft b.v. voor-schriften over echtscheiding, indien man en vrouw niet in staat zijn in harmo-nie samen te leven. Schriftgeleerden die hieruit opmaken dat er niets verkeerds schuilt in deze scheiding, die immers in de wet van Mozes is gereglementeerd, vergissen zich echter deerlijk: in het begin heeft God dit zo niet gewild. Zoals alle verdeeldheid zijn ook echtelijke ruzies zijn een direct gevolg van het kwaad dat na de schepping in de wereld is gekomen, toen de mens, aan wie God een vrije wil gegeven had, zich van Hem afwendde. Omdat allen door dit kwaad zijn besmet, heeft Hij aan Mozes de wet gegeven, die nodig is om de gevolgen hier-van in te dammen. De moeite die het kost om aan de wet te voldoen, doet men-sen hun zonde kennen. Zo is de wet tot een voorbereiding op het evangelie3.

Leefden we nog in het paradijs, in volkomen harmonie met elkaar, dan waren er geen voorschriften nodig om de vrede te verzekeren. Nadat de zonde was gaan heersen, is de wet gekomen met voorschriften en geboden voor het oude godsvolk. Hierin schuilt een belofte. Als het lot van de mensen God dan zo ter harte gaat dat Hij hen blijft beschermen; en hun zijn wet voorhoudt nadat zij zich van Hem hebben afgewend: zou Hij hen dan voorgoed in dit moeizame en soms ellendige leven willen laten verder gaan? Als Hij hen liefheeft, zal Hij dan de mensheid niet uit dit gebroken bestaan willen verheffen?

Heel de Schrift spreekt van zijn verlangen mensen van goede wil, verzwakt door de zonde, bij zich terug te brengen. De komst van de Messias betekent het be-gin van de vervulling van deze belofte. Allen die door het doopsel met Jezus zijn verenigd, hebben de roeping in dit geloof te leven. Hijzelf heeft hun de macht

Page 195: zondag 2(B)

195 hiertoe gegeven. Hij staat aan de deur en hij klopt om opengedaan te worden4. Wie zichzelf vergeet om hem toegang te kunnen verlenen, wordt geleid door zijn Geest; en hoeft de macht van het kwaad niet meer te vrezen.

Als man en vrouw dit geloof in het huwelijk met elkaar delen - als dus Christus in beiden woont - zijn zij één van Geest, zoals God het heeft bedoeld. Zoals Hij beiden liefheeft, zo hebben zij ook elkaar lief. Zij zullen elkaars eigenaardighe-den verdragen; en bidden om de moeilijkheden, die zich in elk huwelijk voor-doen, met Gods hulp te overwinnen. Man en vrouw die ruzie maken in het hu-welijk hebben Christus niet voor ogen, die van de mensen zoveel meer heeft verdragen. Ondanks alle goede voornemens zijn zij dan vaak niet in staat de vrede te bewaren. Echtscheiding is het gevolg van jarenlange samenleving in ongeloof, waardoor de zonde is gaan heersen, die de harmonie verstoort.

Omdat de zonde de mens te machtig was, en zij op eigen kracht veelal geen harmonieus huwelijk konden bereiken, was echtscheiding in de Joodse samen-leving in de wet van Mozes toegestaan5. Voor Christenen die gewend zijn te bidden en in de kleine dingen van het dagelijks leven Jezus om hulp te vragen, wordt mogelijk gemaakt wat menselijkerwijs gesproken te moeilijk voor hen is. In het sacrament van het huwelijk wordt deze hulp van godswege bevestigd. Indien man en vrouw een beroep op Hem doen, wordt die hulp hun zeker di-rect geboden. Zo heeft de goede God het hun bij hun huwelijkssluiting beloofd. Hij leert hun liever hun eigen ongelijk te zien dan het ongelijk van de ander. Als zij hieraan voorbijgaan, verbreken zij de onderlinge eenheid, tot uiteindelijk een scheiding onvermijdelijk wordt. Jezus geeft zijn leerlingen onomwonden te verstaan dat zij zich voor God schuldig maken aan echtbreuk. Zij hebben im-mers de band verbroken, die door Hem als duurzaam is bedoeld.

Farizeeën houden zich naar het uiterlijk aan de gestelde regels in Gods wet, maar gaan voorbij aan zijn bedoeling . Zij begaan geen overspel, maar zien wel met onzuivere bedoeling naar het andere geslacht. Zij plegen geen diefstal, maar bekommeren zich niet om de armen; terwijl God toch de schepping aan allen in beheer heeft gegeven. Zij plegen geen doodslag, maar zij doden met de tong. Zij achten zichzelf vrome mensen die leven naar Gods geboden, maar ver-zaken het grote gebod van de liefde, dat leert zich niet boven anderen te verhef-fen; en hen niet te veroordelen. Zij bevinden zich op een doodlopende weg; want: De letter doodt, maar de Geest maakt levend6.

Nu veel mensen gaan samenwonen zonder voor de wet getrouwd te zijn, rijst de vraag of dit een huwelijk moet worden genoemd? Voor christenen is het ant-woord duidelijk. Wat God heeft samengevoegd, mag de mens niet verbreken. Zodra zij gaan samenwonen, horen zij voor God bij elkaar. Als dit niet duidelijk wordt gemaakt, kan de wonderlijke situatie ontstaan, dat iemand die 10 jaar heeft samengewoond en kinderen heeft, zonder enig bezwaar in de kerk met

Page 196: zondag 2(B)

196 een ander mag trouwen; terwijl voor iemand die na een onberaden burgerlijk huwelijk dat na een jaar alweer wordt verbroken, een kerkelijk huwelijk is uit-gesloten. De stap om te gaan samenwonen is dus voor gelovige mensen niet vrijblijvend. Een kerkelijke bezegeling van hun verbintenis zal het echtpaar hiervan doordringen, en bij moeilijkheden op Gods hulp doen vertrouwen. Hij zal hun, als zij Hem vragen, doet zien waarin zij tekort schieten; en hun leren zich niet te richten op de gebreken van hun partner, maar te luisteren naar de Geest, die hun de vrede voorhoudt waar heel de wereld naar smacht. Zo raakt het geduld niet op; en zullen conflicten niet uit de hand lopen.

Zolang christenen met relatieproblemen nog kunnen bidden: “Help ons Heer, naar uw belofte”, is er hoop op verbetering, als zij er niet aan twijfelen dat Hij naar hen luistert. Is dit gebed niet mogelijk omdat één van beiden niet gelovig is, dan is het van de christelijke partner niet verstandig geweest te gaan sa-menwonen. Vorm geen ongelijk span met ongelovigen, waarschuwt de apos-tel7. Als dit voor vrienden of vriendinnen geldt, hoeveel temeer dan voor een echtelijke verbintenis? Nochtans zal Hij zijn kinderen ook in dit geval zijn vrede niet onthouden.

Echtscheiding komt pas in zicht na een lange reeks van onenigheden en ver-waarlozing, waarin de echtelieden geen hulp bij God hebben gezocht. Als twee mensen bij hun volle verstand - en goed pastoraal voorbereid - elkaar in de kerk het jawoord geven, verklaren zij hiermee voor Gods aangezicht, dat zij sa-men door het leven willen gaan, vertrouwend op zijn genade. Het sacrament is niet minder dan een bevestiging van godswege, dat Hij hun te allen tijde hierin wil bijstaan. In de verbondenheid van twee gelovigen in het huwelijk wordt de eenheid zichtbaar tussen Christus en zijn kerk, als een welsprekend teken van Gods aanwezigheid. Dit is de roeping van gehuwden.

1) Mc 1,27 2) Mt 5,17 3) Gal 3,24 4) openb 3,20 5) deut 24,1vv) 6) 2Kor 3,6 7) 2Kor 6,14

psalmgebed (uit ps 128) L Gezegend is een ieder, die eerbied heeft voor God; en in zijn wegen gaat. A Gezegend zul je zijn, het zal je goed gaan; je zult de vrucht van je arbeid genieten. L Je vrouw is als een vruchtbare wijnstok in je huis; sterk en gezond zijn je kinderen aan je tafel. A Zo wordt de mens gezegend, die leeft in ontzag voor de HEER. L De HEER zal je zegenen uit Sion, alle dagen van je leven. A Hij doet je delen in het goede van zijn heilige stad; en je zult het kroost van je kinderen zien. L Vrede over het volk van God! A Amen. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

Page 197: zondag 2(B)

197

zondag 28 (B) 1ste lezing: Wijsh 7,7-11 psalm 90 zie beneden 2de lezing: Heb 4,12-13 evangelie: Marcus 10,17-30

Dit ligt niet in de macht van mensen.

Wie zou zichzelf volmaakt durven te noemen, en onverdeeld goed? Wie iemand goed noemt, spreekt altijd in vergelijking met anderen; en laat zijn of haar fou-ten even buiten beschouwing. Dit is wat Jezus bedoelt, als hij zegt: Niemand is goed dan God alleen. Wil je hem werkelijk goed noemen, dan maak je hem in feite dus aan God gelijk; want zijn goedheid is eeuwig. Jezus ontkent dus zij God-gelijkheid niet, zoals sommigen willen doen geloven; maar hij vestigt er juist de aandacht op: “Weet wel wat je zegt, als je mij goed noemt”. Maar omdat hij tevens mens met de mensen is, noemt hij zich onveranderlijk de mensen-zoon. De leerlingen komen er pas langzaamaan achter dat hij tevens de Zoon van God is, of God met ons1. De goedheid van God is in deze mens volkomen aanwezig, onbelemmerd door de zonde. Zo is hij de openbaring van de eeuwige God2.

De rijke van vandaag is een zoeker. De hedendaagse samenleving kent een on-afzienbaar leger van mensen die geen rust vinden; en hun heil zoeken bij één van de talrijke geestelijke stromingen die zich aan hen opdringen. Wat dat be-treft had die jonge man het makkelijker. Opgegroeid in het jodendom had hij ijverig geprobeerd zich stipt aan de voorschriften van de wet van Mozes te hou-den; maar de onrust bleef knagen. Jezus leest de ziel van deze man. Hij ziet de oprechte bedoeling van zijn inspanningen; en ook wat hem gebonden houdt: zijn gehechtheid aan geld en goed. Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn3.

De wet reikt niet tot de hemel, maar wijst wel de weg. Allen die deze weg met een oprecht hart en in alle ijver volgen, komen vroeg of laat tot de ontdekking van het menselijk tekort. Iedereen heeft deel aan dit onvermogen. Gelukkig zijn de mensen die tot dit inzicht komen; en hun hulp van God verwachten. Zij staan aan het begin van de weg van een levend geloof. Dit is wat David bedoel-de, toen hij in gebed uitriep: Leid mij op de rots die te hoog is voor mij!4 Die rots, zegt Paulus, is Christus5. In hem is zichtbaar waar mensen van goede wil naar streven.

De wet van Mozes is niet meer dan een schoolmeester, die zoekers op weg helpt om God te ontmoeten6. Jezus heeft de wet samengevat in het gebod van de lief-de voor God en de naasten. Tot deze naasten behoren niet alleen familieleden, buren en dorpsgenoten. Jezus is niet alleen gekomen voor zijn ouders en de bewoners van Nazareth, maar voor alle mensen, overal ter wereld; sterker nog: voor allen die ooit geleefd hebben of ooit zullen leven. Tot die mensen behoren

Page 198: zondag 2(B)

198 niet in de laatste plaats de armen, zwakken en onderdrukten. Als sommigen veel rijkdom verwerven, komt deze voort uit dezelfde aarde, die God aan allen in gebruik heeft gegeven. Rijkdom brengt de verantwoordelijkheid met zich mee voor wie tekort komen, opdat allen zullen eten en overhouden. De zucht naar steeds meer en mooier en groter, die voortkomt uit de zelfzucht, staat deze rechtvaardige verdeling van alles wat de aarde voortbrengt in de weg. De grote kerkvader Basilius houdt het de welgestelden van zijn dagen nadrukkelijk voor: Jullie rijkdom is gestolen van de armen7.

De rijke man laat zien hoe mensen door hun eigen geld en goed gebonden kun-nen zijn. Het verhindert hun de geboden te onderhouden: niet naar de letter van wet, maar naar de bedoeling van de Schepper. De leerlingen waren veront-rust door Jezus' woorden: Hoe moeilijk is het voor hen die geld hebben het ko-ninkrijk van God binnen te gaan. Hoe kom je hier dan los van? Zijn antwoord is fundamenteel voor het verstaan van het evangelie: Dat is Gods werk. De goede wil van een mens is de eerste voorwaarde om tot God te naderen. Hij ziet 't hart aan, en ontleedt de gedachten van de mensen. Aan hem hebben wij re-kenschap af te leggen (2e lezing). Hij ziet wie verlangen naar waarheid en op-rechtheid en een leven dat vrij is van zelfzucht; en hij kent hun zwakheid hier gestalte aan te geven. Zonder zijn hulp zal dat niet lukken. Om het met een bij-bels woord te zeggen: daar is genade voor nodig.

Die genade is aan de leerlingen rijkelijk verleend. Zij verlangen deel te hebben aan Jezus' liefde en goedheid; en hebben alles achtergelaten om hem te volgen. Bewust van hun eigen tekorten, verkeren zij in zijn gezelschap in de verwach-ting van ….., ja, van wat? Waar hopen zij op? Dat Jezus is gekomen om de we-reldproblemen op te lossen? Voorlopig koesteren zij dezelfde hoop als de rijke jonge man, die zich tot Jezus wendt met een vraag die voortkomt uit zijn per-soonlijke probleem: “Ik mis iets essentieels in mijn bestaan, wat moet ik doen??” Dezelfde hoop drijft mensen in onze dagen bij hun spirituele zoektocht in de armen van sektes en new-age bewegingen.

Waarom zoeken nog maar zo weinigen het antwoord bij de kerk van Christus? Aan haar is de wijsheid in beheer gegeven, die meer waard is dan bergen rijk-dom, schoonheid en gezondheid. Hier wordt het ontzagwekkende mysterie be-heerd van Jezus, zoon van David en tevens God-met-ons, die zijn wijsheid schenkt aan wie Hij wil. Hij is immers mens geworden om mensen van goede wil tot God te verheffen. De kerk verkondigt in Christus de vervulling van de wet, profeten en psalmen. Hij is gekomen om het verlangen van zoekers te ver-vullen naar een antwoord op hun gevoel van leegheid. Velen van hen bezwijken voor de verleiding van instant-oplossingen, die her en der wordt aangeboden. Alles loslaten, jezelf verloochenen en Jezus volgen: die boodschap van de kerk is voor velen teveel gevraagd8; en zij keren zich teleurgesteld af van hem, bij wie

Page 199: zondag 2(B)

199 vergeleken de rijkdom van de wereld niet meer is dan een handjevol stof. Als de verkondiging in de kerk goed is geweest, blijft de boodschap toch hangen. Het goede spoor is hun gewezen; maar evenals de rijke in het evangelie willen zij op dat moment nog niet de strijd aangaan, die gelovigen dichter bij God brengt. Indien 't die rijke ernst is - en daar lijkt 't wel op - zal hij zich tenslotte gewon-nen geven, zijn bezit aan de armen schenken en Jezus volgen.

De Geest van God heeft zo in hem zijn werk gedaan, in nooit aflatende liefde voor een goedwillend mens, die gevangen zat in zijn liefde voor wat toch zo snel weer voorbij gaat. Voor zijn vergankelijke rijkdom zal hij een onvergelijkelijk veel grotere schat terug ontvangen: de innerlijke goedheid van God, die alle da-den en denken van zijn heiligen doordrenkt en hun tot 't besef brengt: “Werke-lijk, hier kan begin noch einde aan zijn!” Hij zal in de wereld de armoede om-helzen; en zo middenin dit vergankelijke bestaan al deel krijgen aan het leven dat duren zal, de dood voorbij. Heer, leer ons zó onze dagen te benutten, dat ons hart in dit leven wijsheid vergaart (psalm van deze zondag).

1) Mt 1,23 2) Joh 1,18 3) Mt 6,21 4) ps 61,2 5) 1Kor 10,4 6) Gal 3,24 7) GelovenBeleven.nl > de ogen van de ziel > Basilius 8) Mt 16,24

psalmgebed (uit ps 90) L Wij hebben hier 70 jaren, en wie sterk zijn 80 misschien. A Voorspoed verandert in moeite en zorg, en dan is het over, voorbij. L HEER, wie vreest U en kan het bevatten, wie beseft de omvang van uw toorn? A Leer ons zó onze dagen te benutten, dat ons hart in dit leven wijsheid vergaart. L Keer weder HEER: hoe lang nog? Ontferm U over uw kinderen. A Doe ons in de ochtend uw liefde ervaren, opdat wij ons leven in vreugde volbrengen. L Vergoed ons naar de dagen van moeite en verdriet, naar de jaren van onheil die wij beleefden. A Open ons de ogen voor uw werk in de wereld; en laat onze kinderen uw grootheid erkennen. L Laat uw weldadige vrede ons vervullen; en bevestig het werk van onze handen. A Het werk van onze handen, HEER, mag het met U zijn verricht. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

Page 200: zondag 2(B)

200

zondag 29 (B) 1ste lezing : Jes 53,10-11 psalm 33 zie beneden 2de lezing: Hebr 4,14-16 evangelie: Marcus 10,35-45

Het is niet aan mij jullie te doen zitten aan mijn rechter- of linkerhand.

De stoel naast de gastheer of gastvrouw is een ereplaats. Jezus spreekt dit niet tegen. Hij ontkent niet dat er in het Rijk van God verschillen bestaan: verschil-len, waarmee alle hemelburgers volkomen gelukkig zullen zijn. Ook onder de engelen is er sprake van een hiërarchie. Het evangelie noemt engelen en aarts-engelen; en de apostel voegt hier nog aan toe tronen en hoogheden, heerschap-pijen en machten1. Ieder is hier gelukkig op de eigen plaats, zoals in een goede organisatie waarin ieders capaciteiten ten volle tot hun recht kunnen komen, alle werknemers tevreden zijn. Als de chef van een afdeling zich volledig inzet voor de mensen op de werkvloer, zullen zij geen jalouzie kennen, in het besef dat ze ongelukkig zouden zijn op een plaats waarvoor ze niet zijn toegerust.

Als Jezus na zijn wederkomst het oordeel ten uitvoer heeft gebracht2, zal hij, aan wie alles onderworpen is, ook zichzelf onderwerpen aan Degene die het ál aan hem onderwierp, opdat God zal zijn alles in allen3. Daarom zegt hij: Het is niet aan mij, jullie een plaats aan mijn zijde te geven; en legt hij zijn leerlingen uit voor wie de hoogste plaatsen in het Rijk van God bestemd zijn. Zoals alles in het evangelie, is dit tegengesteld aan de gangbare praktijk in de maatschappij. In deze onrechtvaardige wereld wordt met de ellebogen gewerkt om hogerop te komen; en neergezien op wie zichzelf de minste maakt. Wie zich niet mengt in deze strijd zal het veelal minder ver brengen.

Wie Jezus liefheeft streeft niet naar maatschappelijk aanzien, maar is zich er-van bewust voor zijn aangezicht te leven. Hij of zij stelt zich open voor zijn Geest, om zijn werk in de wereld voort te kunnen zetten. Het is hierbij beter arm te zijn dan rijk4. Hij onderricht zijn leerlingen dat het een genade is in lief-de voor hem alles achter zich te laten5. Veel heiligen hebben dit laten zien. Zij hebben niet gestreden voor hun recht, maar het onrecht geduldig verdragen6. Zij hebben kwaad met goed vergolden7. Zij hebben geen haat gekoesterd, die de ziel vergiftigt, maar zich laten leiden door de Geest van Christus, die hun leert hun vijanden lief te hebben8. Zij zullen hiervoor onvergelijkelijk veel meer te-rug ontvangen in het koninkrijk van God.

De beker die Jezus heeft gedronken kan ook aan zijn leerlingen niet voorbij-gaan9. Het leven in zijn Geest brengt verdrukking met zich mee, laster en ver-achting10. Jezus bindt zijn leerlingen op ‘t hart zich niet van hun stuk te laten brengen als zij moeten lijden vanwege hun geloof11. Hij is hun voorgegaan op deze smalle weg naar de hemel12. Christenen mogen zich verheugen in de we-

Page 201: zondag 2(B)

201 tenschap dat zij er niet alleen voor staan. Jezus heeft ons lot gedeeld. Hij kent onze zwakheden en hij heeft dezelfde beproevingen doorstaan (2e lezing). Allen die Hem aanroepen in vertrouwen, mogen er zeker van zijn, dat hij hen te hulp komt. Dit geloof is een machtig wapen in de strijd om temidden van een wereld van elk-voor-zich de weg van zelfverloochening te gaan met hem, die zijn leven heeft gegeven voor onze schuld (1e lezing).

Niet dat ze het al bereikt hebben, maar elke dag opnieuw voeren de kinderen van God deze heilige strijd, om de oude mens13 als met Christus gestorven te beschouwen14. Het leven dat zij leiden heeft alleen met God van doen. Ieder zal op zijn of haar eigen manier op Jezus gaan gelijken. Ook zij zullen zichzelf niet achten, maar dienend in de wereld staan. Levend in gemeenschap met hun Heer doet hij zich door hen kennen; en gaan zij het wonder verstaan hier en nu al deel te hebben aan Gods eigen wezen. Met toenemende ijver gaan zij verder, nu nog in gebrekkig aanschouwen, als in een beslagen spiegel; maar in de hoop Hem eens ten volle te mogen zien zoals Hij is.

Christenen delen in het onvergankelijke leven van de kinderen van God. In hen worden de woorden van de apostel bewaarheid: De dood ligt achter hen die ge-loven14. Zij weten zich genodigd tot de hemelse maaltijd, waar Jakobus en Jo-hannes graag aan Jezus' zijde zouden willen zitten. Welke plaats zij hier ook in-nemen, zij zullen zich hier zo volkomen op hun plaats en gezegend voelen, dat geen enkel verlangen naar verandering hun nog dwars zit. Zij zijn het leven binnengegaan, zoals God het bij de aanvang heeft bedoeld. Toon ons uw liefde-volle goedheid, o God. Al onze hoop is op U gericht. (psalm van deze zondag).

1) Kol 1,16 2) Joh 5,22 3) 1Kor 15,28 4) Lc 12,14 5) Lc 6,20vv 6) Mc 10,29 7) Rom 12,14vv 8) Mt 5,43 9) Joh 16,33 10) Mt 20,23 11) Mt 5,10 12) Mt 7,14 13 Kol 3,5-11 14) Rom 6,6 15) 1Joh 3,14

psalm 33 L Laat je instrumenten klinken, zing een nieuwe melodie; A Want het woord van God is betrouwbaar, al zijn werken getuigen van zijn trouw. L De HEER bemint recht en rechtvaardigheid; heel de aarde spreekt van zijn goedheid en liefde. A Gods ogen zijn op hen die Hem vrezen; en op zijn liefdevolle goedheid vertrouwen. L Hij verlost hun ziel van de dood; in hongersnood bewaart Hij hun leven. A Verlangend zien wij uit naar de HEER, onze Helper en Beschermer. L Ons hart verheugt zich in Hem, zijn heilige naam doet ons vertrouwen. A Toon ons uw liefdevolle goedheid, onze hoop is op U gericht. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

Page 202: zondag 2(B)

202

zondag 30 (B) 1ste lezing: Jer 31,7-9 psalm 126 zie beneden 2de lezing: Heb 5,1-6 evangelie: Mc 10,46-52

Je geloof heeft je genezen

De genezing getuigt van de grootheid van hem, die in onpeilbare ontferming voor heel de mensheid zijn tekenen verricht; en vandaag de blinde geneest. Ge-lovige mensen redeneren dit wonder niet weg, maar kijken met de onbevangen ogen van een kind. Als zij de macht zien van hem die zijn volk wil doen delen in het nieuwe leven bij de Vader, zullen zij zich verheugen. De ogen van dit li-chaam zullen zich eens voorgoed sluiten; maar in de geest mogen christenen hem voor ogen hebben die God doet kennen. Jezus, de verrijzenis en het leven1, geeft het hun hier en nu al voort te gaan als burgers van zijn eeuwige Rijk2.

Hij is met zijn leerlingen onderweg naar Jeruzalem, waar hij zal worden ver-oordeeld en terechtgesteld. Er heerst er een sfeer van verwachting in Judea en Jeruzalem: “Zou deze Jezus uit Nazareth de beloofde messias zijn, naar wie al zo lang is uitgezien?” Bij het verlaten van Jericho treft het gezelschap de blinde Bar Timæus (zoon van Timæus) aan. Volgens Lucas vindt het voorval plaats bij het naderen van de stad3; en Matteüs spreekt over twee blinden4. Zulke kleine verschillen zijn kenmerkend voor mondelinge overlevering, die later is opgete-kend (in dit geval na ongeveer 30 jaar). Hoe meer tijd er ligt tussen de gebeur-tenis zelf en het vastleggen hiervan, des te groter worden de verschillen. 30 Jaar is nog vrij kort. In grote lijnen gebeurt er bij alle drie evangelisten hetzelf-de. De afwijkingen versterken de zekerheid over de authenticiteit van de versla-gen. Ze zijn - behoudens een aantal vrijwel identieke stukken - het resultaat van zelfstandig onderzoek door de schrijvers van de evangelieën.

Als de blinde zit te roepen: Jezus, zoon van David, heb medelijden met mij! snauwen de mensen hem toe te zwijgen. De komende messias werd immers al-gemeen als zoon van David aangeduid5; maar uit vrees voor de religieuze lei-ding, die niets van wilde weten6, durft niemand dit hardop uit te spreken7. En nu zit die blinde bedelaar dat zomaar hardop te roepen?! Hoe kon deze man er zo zeker van zijn dat Jezus de messias was; en de macht bezat hem ziende te maken? De beperking van zijn handicap versterkt in hoge mate de gevoeligheid van de blinde voor indrukken van buiten. De sfeer van verwachting en alles wat hij over Jezus gehoord had hebben hem overtuigd. Zo openbaart God zich aan zijn kinderen. De blinde voelt dat hier méér hier langs komt dan een gewone rabbi, méér dan een profeet; en dat hij hem de ogen kan openen.

Bar Timæus zit hier als profeet, luidop verkondigend waar de meesten voor te-rugschrikken. De spanning bij de omstanders stijgt, als hij bij Jezus wordt ge-

Page 203: zondag 2(B)

203 bracht. Zal deze, evenals hun schriftgeleerden, hem terechtwijzen? Of zal hij misschien - zoals deze tekst soms wordt uitgelegd - de omstanders bestraffend toespreken: “Hij is ook een van jullie! Waarom moet hij dan leven als een bede-laar?” En tot de blinde: “Doe dat centenbakje nu maar weg, dat zul je niet meer nodig hebben”. Deze naïeve voorstelling van zaken ontkent niet alleen Jezus' macht tot genezing, maar veronderstelt dat Bar Timæus met deze woorden uit de nood zou zijn. De werkelijkheid is helaas anders. Indien Jezus niet - zoals Marcus beschrijft - de blinde daadwerkelijk zijn gezichtsvermogen heeft gege-ven, zullen de bewoners van Jericho de doortrekkende prediker al snel weer vergeten zijn. Bar Timæus kan dat centenbakje dan maar beter vasthouden.

Dit soort moraliserende verklaringen maakt van Jezus een tweede Johannes de Doper, die de mensen opriep tot bekering, omdat het koninkrijk van God nabij was8. Johannes, de laatste van de profeten9, deed zijn oproep echter in het zicht van de komst van de messias: Na mij komt hij die sterker is dan ik. Ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken10. Hij wees hem aan, het lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt. Door het wonder van de gene-zing van het lichaam wil Jezus de ogen openen voor het veel grotere wonder: van zijn macht het innerlijk van de mens te verlossen van de ziekte van zelf-zucht en eigenliefde11.

De Heer van de kerk roept zijn volgelingen op om te doen wat niemand op ei-gen kracht ooit waar kan maken. Niemand is in staat de zelfzucht en eigenliefde te overwinnen, zichzelf te verloochenen en vlekkeloos te leven. Wie het tegen-deel beweert schaart zich in de rij van de Farizeeën en schriftgeleerden, die hun heil zoeken in de punctuele naleving van de wet. Ieder die hun standpunt deelt, beweert in feite dat de komst van Christus onnodig is geweest. Willens en we-tens wordt er aan voorbij gegaan dat de hoofdsom van de wet: de naaste lief te hebben als zichzelf12 te hoog gegrepen is. Wie matigt zich aan te beweren hier-toe in staat te zijn, en als God te kunnen leven?

Teneinde mensen van goede wil in staat te stellen zijn gebod na te leven, heeft God in Christus de menselijke gedaante aangenomen. Als mens met de mensen heeft Jezus zichzelf tot op het kruis in liefde gegeven, om allen die verlangen naar een goed en onzelfzuchtig leven tot God terug te voeren. Hij vraagt nie-mand zijn voorbeeld op eigen kracht na te volgen; maar aan allen die hem lief-hebben en hun onmacht belijden, geeft hij de macht als kinderen van God te leven13. Dit is het priesterschap van Jezus, hogepriester voor eeuwig (2e le-zing). De wonderen die hij verricht doen zijn leerlingen erkennen dat hier iets ongekends gebeurt: de messias, die in de wereld heeft geleefd, heeft God ge-openbaard. Wie zou aan dit evangelie afbraak willen doen?

De omstanders kijken gespannen toe, als Jezus zich tot de blinde richt. Heel de kerk kijkt met hen mee, en hoort haar Heer vragen: Wat wil je dat ik doe? Wat

Page 204: zondag 2(B)

204 wil ik dat hij doet? Iedereen loopt rond met zijn of haar persoonlijke proble-men. Of het nu om ziekte gaat, om een verbroken relatie, of om het drukkende gevoel je niet thuis te voelen in deze wereld: “Ik zoek bevrijding van wat mij kwelt”. Jezus weet wat zijn volgelingen willen vragen, al vóór zij bij hem ko-men; maar het is wel nodig dát zij komen, want zonder dit geloof kan hij niets doen. Wie zo zijn hulp zoekt, zal niet worden teleurgesteld. Bar Timæus brengt christenen tot nadenken. Wie tot Jezus nadert met het geloof van deze blinde man, mag zijn woorden vernemen: Je geloof heeft je genezen.

Vandaag wordt aan de bewoners van Jericho, aan de geloofsgemeenschap van Israël en aan heel de kerk het geloof van een blinde bedelaar als voorbeeld ge-steld. Wat is dat mooi! Wie zou God niet danken, die op deze wijze zijn recht-vaardigheid toont? De toeschouwers zien de blinde uitzinnig van vreugde rond-springen: hij kan weer zien! Als hij met Jezus meetrekt, zal de Heer hem verder leiden; en hem het veel grotere wonder. tonen. Zijn Schepper zal hem herstel-len tot de mens zoals Hij het vanaf het begin heeft bedoeld; en hem brengen aan stromende beken: de Geest, die zijn kinderen het eeuwige leven leert (1e le-zing). Laat dit toch niet bij mooie bijbelse woorden blijven, maar laten christe-nen in woorden en werken tonen wat hun in geloof geschonken wordt!

Jezus heeft zijn ontferming getoond, en zijn macht : niet alleen om de blinde te genezen, maar ook om mensen te redden uit een bestaan ten dode. De inwo-ners van Jericho, en alle gelovigen die vandaag dit evangelie horen, gaan diep onder de indruk naar huis. Zij zijn van iets ongehoords getuige geweest. Zij hebben hem voorbij zien komen, die het leven kan vernieuwen. Bar Timæus zal nog grotere dingen meemaken. Wie Jezus daadwerkelijk volgt, zal het wonder mogen beleven tijdens dit leven al te delen in zijn verrijzenis. Hij opent allen die hem liefhebben de ogen voor het Rijk van God en het eeuwige leven. Wer-kelijk, God doet een wonder aan ons; en wij zijn van vreugde vervuld. (ps 126)

1) Joh 11,25 2) Fil 3,20 3) Lc 18,35 4) Mt 20,30 5) Mt 1,1 6) Mt 12,23 7) Mc 11,18 8) Mc 1,4 9) Mt 11,10 10) Mc 1,7 11) Joh 14,11 12) Mc 12,31 13) Joh 1,12

psalmgebed (uit ps 126) L Toen de HEER Sions ballingen deed wederkeren, toen was 't of wij droomden. A Wij lachten en wij juichten; en wij jubelden van blijdschap. L De mensen zeiden over ons: hun God doet wonderen aan hen! A God deed een wonder aan ons; en wij waren van vreugde vervuld. L HEER breng een keer in ons lot, wend het onheil van ons af. A Wie zaaien onder tranen, zullen maaien met gejuich. L Zij gaan in moeite hun weg, die de zaadbuidel dragen. A Maar als zij thuis komen juichen zij, om de oogst die zij binnen mochten halen. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

Page 205: zondag 2(B)

205

zondag 31 (B) 1ste lezing: deut 6,2-6 psalm 18 zie beneden 2de lezing: Heb 7,23-28 evangelie: Mc 12,28b-34

Het grote gebod van de liefde gaat boven alle brandoffers en slachtoffers1.

Ook al deelde ik al mijn bezit uit aan de armen: als ik de liefde niet had, dan baatte het mij niets. Ik was een hol vat1. Alle wetten en regels, alle kerkelijke bepalingen en voorschriften zijn aan dit gebod van de liefde onderworpen. Mo-zes drukt het de mensen op 't hart: Prent het je kinderen in en houdt het steeds in gedachten, thuis en onderweg, als je gaat slapen en als je opstaat (1e le-zing). Christenen richten zich maar al te gemakkelijk op allerlei kerkelijke za-ken, die vaak niet meer dan de buitenkant betreffen; en die zonder dit gebod niet zelden oorzaak van verdeeldheid worden.

Jezus richt zich tot de bewakers van de traditie, die in hun ogen heilig is; en de aandacht afleidt van de Heilige in hun midden. De schriftgeleerde die vandaag bij Jezus komt erkent de betrekkelijkheid van de traditie. Hij is op de goede weg, als hij zich zichzelf gaat vergeten om met heel zijn persoon dit grote gebod na te jagen. Als hij zich niet van de wijs laat brengen door de drogredenen waarmee mensen zichzelf misleiden om toch niet met hun levensstijl te hoeven breken; als hij dus tot Jezus' leerling wordt, zal hij gaan behoren tot het begin van de kerk en zich bekleden met de nieuwe mens, met Christus: schuldeloos en heilig (2de lezing).

Sommigen zien in Jezus' woorden de rechtvaardiging van hun eigenliefde. "Hij zegt toch dat je anderen moet liefhebben als jezelf? Dan moet je jezelf dus lief-hebben!" Wie zo spreekt, gaat op de oude voet voort. Jezus zegt echter niet: Je moet jezelf liefhebben. Dat doet iedereen immers al. Wie vindt het leuk uitgela-chen te worden? Wie vindt het niet prettig geprezen te worden? Wie verlangt er bij domme fouten niet naar begrip en medeleven, in plaats van een onbarmhar-tig oordeel? “Welnu”, zegt Jezus, “als je dan zo van jezelf houdt, en graag lief-devol behandeld wilt worden, heb dan ook je naaste op deze wijze lief”. Wie dit probeert te doen, komt tot de ontdekking dat het in de verste verte niet lukt. “Eerst ik, en dan jij”: zo redeneren mensen van nature. Wie echter in de Geest van Christus wil liefhebben, moet zichzelf juist vergeten, om alles voor een an-der over te hebben, ook als het niet goed uitkomt. Dit is het wat de heiligen tot zulke aantrekkelijke mensen maakt. Zij leven de goedheid van God voor; en to-nen zich Jezus' ware volgelingen, omdat zij zich richten naar zijn woorden: Wie mijn leerling wil zijn moet zichzelf verloochenen en mij volgen2.

De heiligen - zij die ernst maken met hun geloof3 - zijn ons voorgegaan in een leven van toewijding. Zij erkennen hun onmacht te volbrengen wat God van

Page 206: zondag 2(B)

206 hen vraagt, en hun naasten lief te hebben als zichzelf. Zij putten zich niet uit door het menselijkerwijs onmogelijke te willen doen, maar leven in vertrouwen op Hem die hen hiertoe in staat stelt4. Hun hulp is van God, die hun door zijn Geest in zijn liefde doet delen. Zij houden Jezus voor ogen5, die in liefde voor alle mensen zichzelf tot op het kruis volkomen heeft verloochend. In de doop met hem verbonden, zijn zij als het ware met hem gestorven en tot nieuw leven opgestaan6. Zo zijn zij voor christenen tot voorbeelden geworden, om hen te prikkelen meer ernst te maken met hun geloof, dat zoveel belangrijker is dan de vergankelijke dingen die zij najagen. Het is jammer dat hun biografieën nauwe-lijks meer te krijgen zijn in een moderne uitgave. In het verleden werden de ge-breken, waar ook zij mee geworsteld hebben, veelal weggepoetst, zodat zij leken te zweven; en hun navolging onbegonnen werk leek.

Nu het overgrote deel van de bevolking van de westerse wereld de godsdienst heeft verlaten, zijn de heiligen met een lampje te zoeken. Onze tijd wordt gete-kend door een geestelijke armoede en eenzaamheid, die zijn weerga niet kent. De mensen hebben geen geestelijk huis meer; en zoeken vruchteloos hun toe-vlucht bij sektes en new age. De kerk van Christus heeft als roeping zijn liefde aan deze ontheemde menigte zichtbaar te maken; en hun de weg tot Christus te tonen. Veel te vaak gaat de aandacht uit naar ondergeschikte zaken, zoals het gebruik van voorbehoedsmiddelen of de vrouw in het ambt. Hoe belangrijk ook, de liefde van God vraagt in de eerste plaats een pastorale houding. Als dit niet voorop staat, wordt de weg van Christus verduisterd; en brengen omstre-den kwesties alleen maar verdeeldheid teweeg.

Jezus geeft zijn volgelingen het vermogen hun roeping tot naastenliefde waar te maken. Door zijn Geest van liefde geleid, zullen zij zichzelf verloochenen; en zelfs hun leven niet achten7. Zij gaan in het voetspoor van Christus, die zichzelf geheel gegeven heeft; en het offer heeft gebracht waar heel het Oude Testament naar vooruitwijst. Niemand kan zichzelf tot God verheffen. Daarom bidt de psalmist: Leidt mij op de rots die te hoog is voor mij7. Dit gebed wordt ver-hoord voor allen die in Jezus de goedheid en de grootheid van God erkennen. Want die rots is Christus8. Hij richt hen op; en zij gaan als nieuwe mensen ver-der, als wegwijzers voor een wereld in nood. Uit Hem is de kracht, Hij effent mijn weg. Als een hinde, zo licht ga ik omhoog (psalm van deze zondag).

1) 1Kor 13,3 2) Mt 16,24 3) Ef 1,1 4) Joh 1,12 5) 1Kor 2,2 6) Rom 6,4 7) ps 61,1v 8) 1Kor 15,4

psalmgebed (uit ps 18) L Mijn God en mijn sterkte, ik heb U lief; U bent mijn rots, mijn vesting en mijn bevrijder. A U bent de rots bij wie ik schuil, mijn schild, mijn vaste burcht, en mijn redder die mij opricht. L Ik riep in mijn angst tot mijn God; en Hij hoorde mijn stem in zijn tempel.

Page 207: zondag 2(B)

207A U doet goed aan wie goedheid betoont, aan wie oprecht is geeft U oprechtheid. L Mijn lamp doet U schijnen: mijn God, Hij verlicht mijn duisternis! A Met U weersta ik een legermacht; met mijn God spring ik over een muur. L Gods weg is volmaakt, zijn Woord volkomen zuiver; een schild is Hij voor wie een schuilen bij Hem. A Er is geen God dan JAHWEH; een rots van vertrouwen is Hij. L Uit Hem is de kracht, Hij effent mijn weg; als een hinde: zo licht ga ik omhoog; A U rust mij toe voor de strijd; en geeft mij het schild van verlossing in de hand. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

zondag 32 (B) 1ste lezing 1kon 17,10-16 psalm 146 zie beneden 2de lezing Heb 9,24-28 evangelie (i) Mc 12,38-40 de schriftgeleerden (ii) Mc 12,41-44 de arme weduwe

(i) Wees op je hoede voor de schriftgeleerden.

Deze geleerden, herkenbaar aan hun gewaden, namen in die dagen een voor-aanstaande plaats in. Wie zich zo in het openbaar vertonen, zullen zich er ter-dege rekenschap van moeten geven of de eer die zij van mensen ontvangen in Gods ogen verdiend is. Jezus maakt zich bij hen niet geliefd, als hij de mensen voorhoudt niet op 't uiterlijk af te gaan, en ook niet op geleerdheid; maar dat God hen kent, die in liefde en goedheid hun weg gaan; en dat Hij hen eert, die geen eer van anderen zoeken en hun goede daden verborgen houden. Met res-pect voor hun kennis moeten studenten toch niet alles kritiekloos aannemen van theologen en bijbelgeleerden; maar voor zichzelf duidelijk proberen te krij-gen wat het evangelie inhoudt. Zonder deze innerlijke overtuiging, met niet meer bagage dan kennis die op gezag is aangenomen, zullen zij de boodschap niet kunnen uitdragen.

Voor jonge mensen ligt het gevaar op de loer dat zij ‘nog roomser dan de paus' worden, of zelfs tot fundamentalisme vervallen. Als zij echter in alle ernst God vragen, zal Hij hun zijn Geest niet onthouden; en hun het evangelie doen ver-staan van Jezus, God met ons, die als mens met de mensen de minste van allen geworden is om allen te redden. Wie hem toebehoren, zijn geroepen als nieuw-geboren op te staan en met Hem te leven, niet op eigen kracht maar door het geloof in Christus die in hen woont en werkt. Deze boodschap behoort in alle

Page 208: zondag 2(B)

208 kerkelijk onderricht voorop te staan.

Wie eraan twijfelt dat Jezus werkelijk genoemd mag worden Immanuël, of God-met-ons1, gaat aan dit evangelie voorbij; en moet die hulp van godswege ontberen. Jezus heeft tot stand gebracht, wat met de beste wil van de wereld niemand zonder hulp zal lukken. De Heer van de kerk waarschuwt zijn leer-lingen hiervoor. En hij waarschuwt de geleerden die hun aanzien misbruiken door af te doen aan zijn gezag. Zij zullen een strenger vonnis ontvangen. Het is immers het lot van ieder mens eens te sterven, en daarna komt het oordeel. Als Jezus wederkeert, zal het zijn tot redding van allen die naar hem uitzien (2e lezing).

Laten christenen op hun hoede zijn, want de kerk van de 21e eeuw is zeer ver-zwakt. De verkondiging is vaak oppervlakkig en moralistisch. Het evangelie van menswording en verrijzenis, en onze deelname hieraan, komt zo in de verdruk-king. Bovendien blijft de aard van het oordeel, waar de apostel over spreekt, vaak onbesproken. De tweede lezing, waarin deze dingen nader worden uitge-werkt, wordt tijdens de zondagvieringen meestal overgeslagen. Het zou te moeilijk zijn, of teveel tijd vragen. Maar zouden de kerkgangers van nu soms minder intelligent zijn dan de christenen van de eerste eeuw? Zolang er steek-houdende dingen over worden gezegd, zullen zij er graag vijf minuten langer voor blijven zitten. Hoe zullen zij anders verlangend gaan uitzien naar Jezus' komst, en hun dagen zo doorbrengen dat zij niet beschaamd staan op die grote dag?

(ii) de arme weduwe heeft 't meeste geofferd. Geen schriftgeleerde of hogepriester, maar een arme weduwe wordt als voor-beeld gesteld aan de kerk van Christus. Dat is toch prachtig? Als geen ander laat zij zien wat de hoofdzaak is van de godsdienst: de liefde voor God, die al 't andere doet vergeten. Deze vrouw roept ieders verbazing op. Het weinige dat zij bezit stopt zij in de collectekist. Die kist was goed gevuld, want de rijken lieten er veel geld in vallen. Wat maken die paar duiten van die vrouw dan nog uit? De penningmeester zal ze niet hebben gemist. Beseft zij dat dan niet? Jawel. Deze heilige weet dat God haar ziet; en dit maakt haar gelukkig.

Het gaat hier om meer dan alleen om geld. Dit wordt duidelijk gemaakt in de li-turgie van de mis, bij de offerande. De collecte vindt plaats bij de aanvang van de dienst van de tafel. Dit is geen pauze of intermezzo, zoals het hier en daar wel wordt genoemd, maar een essentiëel onderdeel van de eucharistie. In oude tijden was dit beter zichtbaar. Er was toen weinig geld in omloop. De mensen namen als hun gaven broden van huis mee, en verder wijn, kaas, gevogelte, olie en allerlei andere etenswaren, die bij de ingang van de gebedsruimte op een ta-fel werden gelegd. In de katholieke kerken wordt dit genoemd de credenstafel.

Page 209: zondag 2(B)

209 Bij de offergang, als de tafel werd klaargemaakt, brachten diakens hiervan brood en wijn naar het altaar. De kerkvader Ambrosius wijst zijn priesters er op dat zij niet ook olie en kaas en andere dingen op het altaar moeten plaatsen, maar alleen brood en wijn, die nodig zijn voor de eucharistie. De overige offer-gaven werden gebruikt voor het levensonderhoud van de voorgangers, en uit-deling aan de armen.

In de loop van de eeuwen zijn de gaven in natura vervangen door geld. De op-brengst van de collecte wordt bij ‘t altaar geplaatst als teken van de gelovigen die zichzelf aan God aanbieden. De priester bidt dan het gebed over de gaven, dat steeds deze intentie heeft: Vader, neem dit brood en deze wijn, de vruchten van onze arbeid; en neem geheel ons leven. De gelovigen bieden dus bij de of-ferande hun leven aan om God te dienen, in het besef daarbij zijn hulp nodig te hebben. Bij de communie ontvangen zij de Geliefde, die hun verlangen vervult. Het is jammer dat dit zo weinig bekend is; want wie zich dit realiseert zal niet meer achteloos een euro op de schaal werpen. Ieder die gaat beseffen dat het geld weliswaar naar de penningmeester gaat, maar dat de gaven worden aan-geboden aan Onze Lieve Heer zelf, en dat Hij het ook ziet, gaat op een meer be-trokken wijze deelnemen aan de eucharistie.

Die weduwe leefde nog in de tijd van het oude verbond, toen de collecte plaats-vond na afloop van de dienst, bij de uitgang van de synagoge. Met des temeer bewondering zien we haar alles geven wat zij had. Zij kende het evangelie nog niet. Zij wist niet dat de vervulling van de belofte op handen was; en dat de messias al was verschenen. Maar zij geloofde in een liefdevolle God die haar toewijding zag. Het is verbazingwekkend: het weinige dat zij bezat stond zij af in liefde voor Hem. Die God stond hier in de persoon van Jezus toe te zien. Haar loon zal vele malen groter zijn dan het loon van rijken, die veel meer geld in de kist lieten vallen, wat zij echter niet zouden missen. Jezus wees zijn leer-lingen op haar: Zij heeft het meeste van allen gegeven. Deze vrouw is de kerk van Christus ten voorbeeld gesteld. Zij versterkt ons geloof dat Hij ziet wat wij doen. Zo rechtvaardig is God; en zo vernieuwend is het evangelie. Gezegend zijn zij, die God als helper hebben; en hun redding van Hem verwachten.

1) Mt 1,23

psalmgebed (uit ps 146) L Hallelujah! mijn ziel bezingt de HEER. A Mijn God wil ik danken zolang als ik leef; en al mijn dagen Hem bezingen. L Stel je hoop niet op mensen van aanzien; en vertrouw niet op hen, die geen redding kunnen brengen. A Straks geven zij de geest, en keren terug tot de aarde; al hun plannen gaan teniet op die dag.

Page 210: zondag 2(B)

210 L Gezegend zijn zij, die God als helper hebben; en hun heil verwachten van Hem; A van Hem, die hemel en aarde geschapen heeft, de zee en ál wat daarin leeft: zijn waarheid is eeuwig. L De HEER doet recht aan onderdrukten, en verzadigt hen die hongeren met brood; Hij stelt de gevangenen in vrijheid. A De HEER geeft blinden het gezicht en richt gebogenen op; Hij heeft de rechtvaardigen lief. L De HEER behoedt de vreemdeling en waakt over weduwen en wezen; maar de weg van zondaars verstoort Hij. A De HEER regeert in eeuwigheid; uw God, o Sion, is dezelfde van geslacht op geslacht, hallelujah! gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

zondag 33 (B) 1ste lezing Dan 12,1-3 psalm 16 zie beneden 2de lezing Heb 10,11-14.18 evangelie Mc 13,24-32

Dan zullen zij de mensenzoon zien komen.

Aan het einde van het kerkelijk jaar en in het begin van de advent handelen de lezingen over de eindtijd. Jezus’ is uitvoerig ingegaan op de vraag van zijn leer-lingen: Wanneer zal dat gebeuren?1; en hij heeft duidelijk gemaakt wat er vooraf moet gaan aan zijn komst voor het laatste oordeel. In de vroege kerk leefde de verwachting dat dit spoedig zou gebeuren. Maar ook nu zijn komst nog uitblijft, behoren Christenen hem elke dag te verwachten, opdat zij niet be-schaamd zullen staan bij zijn komst. In de kerken wordt echter gezwegen over wat genoemd wordt de leer van de laatste dingen, waarover grote onzekerheid bestaat.

Strijd is er altijd geweest in de wereld. Dit betekent niet, dat het oordeel al di-rect aanstaande is. Aldus het antwoord van Augustinus aan ene Hesychius, die uit de onrust van die dagen (begin vijfde eeuw) opmaakte dat de eindtijd op handen was. Zijn bisschop gaat hier verder op in; en verklaart dat het einde wacht op de tijd dat de kerk op alle plaatsen zal worden vervolgd, en haar ver-volgers vrijuit gaan. “Het is echter zo”, vervolgt Augustinus, “dat de verdruk-king zowel de kerk treft als de wereld, en de rechtvaardigen zowel als de kwaadgezinden. In de eindtijd zal echter het koninkrijk van Christus worden vervolgd, en niet het rijk van de duivel”.

Page 211: zondag 2(B)

211 Als het einde komt, zal de zon worden verduisterd en de maan geen licht meer geven. De kerkvader Ambrosius2 blikt in de verre toekomst en zegt: “Velen zul-len het Christendom de rug toekeren; en de helderheid van het geloof zal wor-den verduisterd door de wolk van afvalligheid”. Die helderheid is in de wereld gekomen in Christus: de opgaande zon die verschijnt aan hen die in het duister en de schaduw van de dood zijn gezeten, om onze voeten te richten op de weg van de vrede3. Dit beeld van de zon (Christus), de maan (zijn kerk, de afglans van zijn heerlijkheid) en de sterren (zijn volgelingen) wordt heel de Bijbel door gebruikt3; en de apostelen, die elke sabbath in de synagoge hieruit hoorden le-zen, waren ermee vertrouwd.

De sterren zullen van de hemel vallen. De tijd voorafgaande aan de weder-komst zal worden getekend door een grootscheepse afval van het geloof, ge-volgd door een toenemende vijandschap tegen christenen. Jezus waarschuwt zijn kerk: Ze zullen jullie overleveren om mishandeld te worden en te doden; en alle volkeren zullen jullie haten om mij4. Waartoe die haat kan leiden is in de loop van de geschiedenis her en der duidelijk zichtbaar geworden. Geduren-de de eerste eeuwen is een leger van martelaren tijdens christenvervolgingen in het Romeinse rijk een wrede dood gestorven, omdat zij weigerden de goden van Rome te aanbidden. De Franse revolutie is uitgelopen op massale vervolging van priesters en religieuzen. Gedurende de 2de wereldoorlog zijn vele christenen omgebracht, die weigerden met de nazi's in de pas te lopen; en ook de totalitai-re communistische regimes waren de kerk vijandig gezind.

Deze plaatselijke gebeurtenissen wijzen vooruit naar een tijd van wereldwijde vervolging. Door globalisering en terrorisme is een dreiging van geweld ont-staan, waarbij de mogelijkheid opdoemt van het gebruik van atoomwapens en zenuwgas. In plaats van deze voortekenen te herkennen als een waarschuwing voor het naderende einde, zich te bekeren en de Schepper aan te roepen, keren de mensen zich af van Hem, in wie de vrede verzekerd is. In de kerken wordt aan dit einde voorbijgegaan; en heeft men geen oren naar de profetieën hier-over. Voor wie het zien wil, gelijkt de situatie op de dagen van Jeremia, toen koning Nebucadnesar van Babel Jeruzalem belegerde. De profeet, die zijn volk opriep zich te bekeren, zich te onderwerpen aan de koning en zo de verwoesting van de stad te voorkomen, werd door de leiding van zijn volk gevangen gezet, omdat hij de mensen zou ontmoedigen.

Wie heeft er oog voor de maatschappelijke ontwikkeling, en wie heeft er oren naar een komend einde? Elke zondag staan de kerkgangers op voor de geloofs-belijdenis, waarin het geloof in de wederkomst van Christus wordt uitgespro-ken; maar wie leeft er in de verwachting van een komend oordeel? Jezus houdt zijn kerk uitdrukkelijk voor attent te zijn op de tekenen van de tijd5. Als Chris-tus uit de samenleving verdwijnt en het evangelie wordt verduisterd; als zijn

Page 212: zondag 2(B)

212 kerk, verzwakt en verdeeld, geen licht meer geeft; als haar leden haar de rug toekeren; en als dan de duivel, die nu gebonden is, voor een korte tijd is losge-laten en de verdrukking hevig wordt: dan is de Dag nabij waarop het hemelse leger (de engelen) in beroering zal komen6. Met de wederkomst van de messias voor het oordeel is de beëindiging van de bestaande orde, waar ook de engelen bij betrokken zijn, een feit.

De advent is niet alleen een tijd van voorbereiding op het feest van de geboorte van Jezus in Bethlehem. Gedurende deze tijd die vooraf gaat aan het Kerstfeest ziet de kerk tevens uit naar de dag van zijn wederkomst in macht. Daniël voor-ziet deze dag, waarop de doden zullen opstaan uit de aarde: Dezen om voor eeuwig te leven, anderen om voor eeuwig te worden buitengesloten (1e lezing). Het oordeel, dat dan definitief zal worden voltrokken, heeft bij Jezus' driejarige rondgang door Galilea en Judea een aanvang genomen. Het evangelie laat zien hoe tijdens zijn optreden een scheiding teweeg wordt gebracht tussen mensen van goede wil en anderen die alleen zichzelf maar zien. Als de boodschap van de menswording van God over heel de wereld is verkondigd, is de tijd van het laatste oordeel over ieder die leeft, of ooit geleefd heeft, nabij7. Mijn God, be-waar uw kind, bij U zoek ik mijn toevlucht (psalm van deze zondag). 1) Mt 24,3 2) de ogen van de ziel 3) Lc 1,79 4) Mt 24,9) 5) Mc 13,23 6) openb 20,2 7) Mt 24,14

psalmgebed (uit ps 16) L Mijn God, bewaar uw kind, bij U zoek ik mijn toevlucht. A U bent mijn HEER, mijn enig goed; ik heb niets buiten U. L De heiligen heb ik lief; maar wie anderen volgt roept onheil af. A Ik heb geen deel aan hen, ik wil zelfs hun namen niet noemen. L Mijn HEER, U bent mijn erfdeel, mijn bezitting; mijn levenslot is veilig in uw hand. A Het meetlint viel mij op een liefelijke plaats; een heerlijk erfdeel viel mij toe. L Ik dank mijn God, Hij heeft mij onderwezen; zelfs in mijn slaap leer ik Hem innerlijk verstaan. A Onafgebroken denk ik aan mijn HEER; van Hem is mijn gemoedsrust, omdat Hij bij mij is. L Mijn hart is verheugd en mijn binnenste juicht: ook mijn lichaam mag rusten in hoop. A U laat mijn ziel niet over aan het dodenrijk, uw heilige zal het bederf niet zien. L U wijst mij de weg naar het leven; bij U is vreugde, altijddoor. A Nu vind ik mijn blijdschap in kennis van U, ik mag U voor eeuwig genieten. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden lied: Zie gelovenbeleven > al mijn verlangen, nr 15 (psalm 16)

* * *

Page 213: zondag 2(B)

213

Christus koning (B) (laatste zondag van het kerkelijk jaar) 1ste lezing Dan 7,13-14 psalm 93 zie beneden 2de lezing openb 1,5-8 evangelie Joh 18,33-37

Mijn koninkrijk is niet van deze wereld.

Wie een hekel heeft aan misleiding, liegen, draaien en halve waarheden; en op-recht verlangt naar waarheid te leven, zal zeker hem verwelkomen, in wie in het geheel geen bedrog is. Niemand naar de ogen ziende en zonder een zweem van eerzucht en ijdelheid heeft hij alle mensen onvoorwaardelijk lief. Wie hem de rug toekeert is innerlijk niet de waarheid toegedaan, ook al ziet het er van bui-ten nóg zo verzorgd en fatsoenlijk uit. Dit is het oordeel, waartoe deze koning in de wereld is gekomen. Zijn goedheid is eeuwig, zijn heerschappij zal niet ten einde komen.

Door Jezus' komst in de wereld wordt de scheiding zichtbaar tussen mensen die hem zien en liefhebben, en hen die alleen zichzelf maar kennen en aan hem voorbijgaan. De eerste groep wordt genoemd een koninklijk geslacht van pries-ters, geroepen om de liefde en goedheid uit te dragen waar hij hun deel aan geeft (2e lezing). Allen die zich christenen noemen dienen zich van deze roeping terdege bewust te zijn, willen zij op de laatste dag het eeuwige leven binnen-gaan. Tot de tweede groep kunnen ook kerkgangers horen, of zelfs voorgangers in de kerk, zoals de schriftgeleerden en priesters in Jezus' dagen hebben laten zien. Onkerkelijke mensen, onkundig van het evangelie, zouden hem best eens lief kunnen hebben, mochten zij hem ontmoeten. In het oordeel wordt deze ge-zindheid van ieders hart openbaar. Zo leert het evangelie: Wie in hem gelooft wordt niet geoordeeld; maar wie niet gelooft, is al veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de eniggeboren Zoon van God1; en opnieuw: Wie de Zoon niet eert, eert evenmin de Vader die hem zond2.

De Joden verwachtten dat de messias in macht en majesteit zou verschijnen, om als een wereldlijk vorst te gaan heersen. De koning van de Joden, zoals Pi-latus het op een bordje aan het kruis heeft laten zetten, is echter in alle eenvoud gekomen, om onder de mensen te leven als openbaring van het wezen van de Schepper. Jezus is het levende antwoord op de filosofische vraag van Pilatus: Wat is waarheid?3 Wie hem ziet, ziet de liefde en de goedheid van God, waar begin noch einde aan kan zijn. Veel mensen worden echter zozeer in beslag ge-nomen door voorbijgaande dingen, dat ze geen oog voor hem hebben. Hoe meer de wereld is gericht op welstand en zelfontplooiing, des te minder belang-stelling er is voor de rijkdom van zijn openbaring; en des te geringer de aan-dacht voor de ware bestemming van de mens.

Bij het begin van de jaartelling verlangden de overheidspersonen van Israël

Page 214: zondag 2(B)

214 naar een aardse koning4, die het land zou herstellen in de oude luister onder de koningen David en Salomo. Werd de messias niet zoon van David genoemd?5 Hij zou immers de troon van David bezetten?6 Zo redeneren mensen die alleen oog hebben voor dit tijdelijke leven, alsof zij hier altijd zullen voortbestaan. Zij herkennen niet de vredevorst in hun midden, die het koninkrijk van God op aarde is komen brengen. Het koningschap van David is een verwijzing naar een andere, een hemelse werkelijkheid; en naar een koning wiens Rijk niet van deze wereld is7.

De landvoogd Pilatus denkt in termen van macht. Hij ziet Jezus' onschuld, maar begrijpt niet de aard van zijn koningschap, dat is gebaseerd op liefde, waarheid en recht. Wie zich laat leiden door de waarheid luistert naar mij, hoort hij Jezus zeggen. Zijn antwoord: Wat is waarheid? getuigt van de opvat-ting dat dit een betrekkelijk begrip is. Van de bewering: “Dit is een glas wijn” kan gezegd worden dat deze waar is. Maar een absolute en eeuwige waarheid ……. nee, daar kan Pilatus met zijn verstand niet bij. Toch is hij er niet geheel onontvankelijk voor. Het heidendom staat hier oog in oog met de weg, de waarheid en het leven: met de goedheid van God, die eeuwig is. De landvoogd, die een vonnis moet vellen, voelt zich ongemakkelijk. Zijn gevoel voor wat goed is botst met zijn wens om de orde - en hiermee zijn positie - te handhaven.

Eigenbelang en liefde voor de waarheid strijden bij mensen van goede wil om de voorrang. Deze innerlijke strijd moet door christenen worden aangegaan, niet vertrouwend op eigen kracht, maar in geloof in hem die de overwinning heeft behaald door lijden en sterven heen. Geen enkele gelovige kan zich ont-trekken aan de strijd om steeds opnieuw in de kleine beslissingen van het dage-lijks leven zichzelf niet te achten en het goede te doen. Wie deze moeite niet uit de weg gaat, zal mogen ervaren dat Jezus niet hoog en ver in een onbereikbare hemel verkeert, maar dat hij de harten van de gelovigen als woning zoekt.

Pilatus zal in angst voor oproer Jezus veroordelen; en de waarheid onderge-schikt maken aan zijn eigen belang. Toch heeft hij hier innerlijk geen vrede mee. Hij heeft nog geprobeerd Jezus vrij te laten, maar is bezweken voor de menigte, die zich door de religieuze leiding heeft laten opstoken. Na Jezus' kruisdood en verrijzenis en de komst van de heilige Geest, als de apostelen het evangelie verkondigen van nieuw leven door het geloof in hem8, komen velen tot inkeer, die eerst om zijn kruisiging hadden geroepen9. Zij worden gedoopt; en de Geest van Christus doet hun de stem verstaan van hun hemelse koning, aan wiens koningschap nooit een einde zal komen. Heiligheid siert uw huis, o HEER, tot op de eeuwige dag (psalm van deze zondag).

1) Joh 5,23 2) Joh 5,23 3) Joh 18,38 4) Joh 6,15 5) Mt 22,42 6) 2Sam 7,13 7) Jes 9,5 8) hand 2,37 9) Mt 27,22 10) GelovenBeleven.nl > al mijn verlangen > Jezus kwam ons leven delen

Page 215: zondag 2(B)

215 psalmgebed (ps 93) L Waar de HEER regeert, bekleed met macht en majesteit, staat de aarde vast door zijn kracht. A Van oudsher staat de troon gereed: van U, die bent in eeuwigheid. L Hoor, de stem van waterstromen, het geluid van kolkende wateren. A Boven de geweldige golven der zee* *het geweld van de wereld zetelt God in de hoge, almachtig. L Uw uitspraken zijn rotsvast betrouwbaar; zij die U dienen verlaten zich hierop. A Heiligheid siert uw huis, o HEER, tot op de eeuwige dag. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * * God geeft zijn koning macht God geeft zijn Koning macht op aarde, het recht is in zijn hand. Hij, in zijn liefde, zal bewaren de armen van het land. De bergen spreken van zijn vrede, de heil'gen van zijn recht. In Hem verheugt zich de misdeelde, verdrukkers gaat het slecht.

Laat toch zijn volk in eerbied leven, zolang de aarde draait. Genade daalt als milde regen, bij wie zijn land bezaait. Gods goedheid bloeit voorbij de einder, bij wie in waarheid staan. Hij heerst, tot - aan het eind der tijden - zijn vijanden vergaan.

Wie, in gebed met Hem verbonden, Hem aanroept in de nood, voelt zijn verlossing als een wonder, zijn liefde is zo groot. Wil dan je rijkdom aan Hem wijden, aan Hem die vruchtbaar maakt. Hij die je leven doet gedijen: geheiligd zij zijn Naam! gelovenbeleven.nl > liedboek al mijn verlangen, lied, 52

einde van kerkelijk jaar B

Page 216: zondag 2(B)

216

BIJZONDERE VIERINGEN januari eenheid van de christenen 2 februari opdracht in de tempel (Maria lichtmis) 24 juni sint Jan de Doper (geboorte) 29 juni Petrus en Paulus 15 augustus Maria ten hemel opneming september vredesweek (I +II) 14 september kruisverheffing 1 november Allerheiligen 2 november Allerzielen 7 november sint Willibrord 9 november kerkwijding

eenheid van de christenen gebedsdienst: gelovenbeleven> ochtend- en avondgebed blz 1-5 gelovenbeleven > leerboek voor christenen > dl IV hs 6; dl V hs 3

1ste lezing: Ez 37,15-22.26-28; of Jer 50,4-5 psalm 122 zie beneden; of psalm 79; of psalm 133 2de lezing: Rom 15,1-6; of Ef 4,1-6 evangelie: Joh 17,20-26

… opdat de wereld zal geloven dat U mij gezonden hebt. God is mens geworden. Deze adembenemende gebeurtenis heeft alles te maken met de eenheid waar Jezus om bidt. De menswording is de basis van het geloof van de kerk van Christus, waar al het andere bij in het niet valt. Wie het hier-over eens zijn; en geloven dat Jezus niet hoog en ver is, maar de harten van zijn leerlingen bewoont1, kunnen niet anders dan aanstoot nemen aan de heersende verdeeldheid2. Hoe kun je kerk van Christus zijn en langs elkaar heen leven? Is Christus soms verdeeld? Waar hij afwezig is zijn de mensen tot de ergste din-gen in staat. Indien er bij de strijdende partijen niet meer dan een geloof als een mosterdzaadje over is, moet dit voldoende zijn om samen de punten boven water te krijgen, waarin eigenbelang en machtsuitoefening een rol spelen: za-ken waar gelovige mensen een afkeer van hebben. De Geest van Christus staat aan de deur en Hij klopt3, om toegelaten te worden en dit aan de schuldigen te leren. Als zij naar Hem willen luisteren, het hoofd buigen en de onderlinge lief-de hervinden, zal Hij hen tot hernieuwde gemeenschap brengen. Zo komen zij sterker dan voorheen uit de strijd tevoorschijn; en zullen zij beter hun roeping waar kunnen maken in de wereld iets tegenwoordig te stellen van de Heer van de kerk, naar wie christenen zich noemen.

Die roeping is niet gering. Door het jodendom voorbereid, door de profeten voorzegd, is met de geboorte van Jezus en het begin van de nieuwe jaartelling het laatste tijdperk van de geschiedenis aangebroken, dat ten einde zal komen met zijn wederkomst voor het oordeel over allen die ooit geleefd hebben. Gedu-rende deze periode wordt wereldwijd het evangelie verkondigd van de

Page 217: zondag 2(B)

217 menswording en verrijzenis van Christus, en de deelname hieraan door allen die hem toebehoren. Wie kan 't ooit bevatten? De almachtige, eeuwige en alom-tegenwoordige God, de Schepper van al ‘t zijnde: Hij heeft als een mens in deze wereld geleefd, niet om zijn ontzagwekkende grootheid en almacht te openba-ren - die kon immers vanaf het begin van de wereld door het verstand in de schepping worden aanschouwd - maar om aan de wereld zijn goedheid te openbaren. Breng dank aan God, want Hij is goed; zijn liefdevolle goedheid is eeuwig5, zingt het Joodse volk al sinds oude tijden.

Uit alle boeken van het Oude Testament spreekt het verlangen Hem te mogen zien en met Hem te leven. Dit verlangen wordt in Jezus vervuld. Zonder een spoor van alles wat een mensenleven ontsiert, is de goede God in hem aanwezig om mensen van goede wil tot zich te trekken. De gelovigen van het eerste uur wisten nog niet van God-met-ons. Zij volgden Jezus om de mens die hij was; en in wie zij belichaamd zagen waar hun hart naar uitging. Dit is het enige echte ondogmatische geloof, dat christenen uit alle kerken verbindt. Gelukkig zijn zij die deel aan hem hebben, door de Geest die hij zijn leerlingen schenkt. Zij vor-men tezamen de kerk van Christus, zij leven in de hoop hem voor eeuwig te mogen genieten; en zij vieren de gemeenschap in zijn innerlijke goedheid, die eeuwig is6.

Jezus heeft dit evangelie aan zijn kerk in beheer gegeven. Aan de apostelen en hen die na hen kwamen heeft hij de verkondiging toevertrouwd. De voorgan-gers van de plaatselijke gemeenschap hebben als taak de geloofsopbouw te be-vorderen, bestuurders dragen zorg voor de dagelijkse gang van zaken, zangers luisteren de liturgie op, anderen hebben zorg voor de armen, geven godsdienst-les aan kinderen, maken de kerk schoon of onderhouden het gebouw7. En allen delen in de opdracht van hun Heer om door hun onderlinge liefde de Geest van Christus zichtbaar te maken, als een krachtig getuigenis aan de omringende wereld. In het begin van de kerk was deze eenheid onder de gelovigen goed zichtbaar. Zij legden zich ernstig toe op het onderricht van de apostelen, de gemeenschappelijke vieringen en het gebed. Zij zorgden ervoor dat er geen minder bedeelden waren die tekort kwamen; en stonden bij heel het volk in de gunst8. Een gemeenschap als deze is als een magneet voor dat leger van zoe-kende en eenzame mensen, die nergens rust kunnen vinden.

Vóór zijn afscheid heeft Jezus voor zijn leerlingen gebeden: dat zij één zullen zijn, opdat de wereld zal geloven. Maar wat gebeurde er? De wereld sloop de kerk binnen. Wie onder jullie de eerste wil zijn, moet aller dienaar worden, leert het evangelie9. Wie de geschiedenis van het pausdom naleest, stuit op krasse voorbeelden van het tegendeel. Niet alleen pausen gedroegen zich als heersers die onderdanigheid eisten; maar ook kardinalen en bisschoppen mis-bruikten hun positie. Ten tijde van de Reformatie was het heel gewoon dat kar-

Page 218: zondag 2(B)

218 dinalen niet in hun aartsbisdom woonden, maar in Rome, waar zij in weelde leefden. Toen in de zestiende eeuw een tijd van emancipatie aanbrak; en alge-meen het verlangen ontstond naar verlichting van het juk van de kerkelijke overheid, heeft het Vaticaan hier niet aan toe willen geven, met als gevolg een kerkscheuring die tot de dag van vandaag door rechtgeaarde gelovigen als een ramp wordt ervaren. Gelukkig is de wederzijdse verkettering nu verleden tijd; en erkennen de katholieke en protestantse kerken elkaars doop. Van echte toe-nadering is echter nog geen sprake.

Wat scheidt katholieken en protestanten dan nog? In de eerste plaats de kracht van de traditie. Waar je aan gewend bent, dat wil je vasthouden. Dan is er het gebrek aan gemeenschap en vitaliteit. De mensen zien niet hoe aanstootgevend en anti-evangelisch de verdeeldheid is. Het gevoel van geroepen te zijn tot het werk van Christus in de wereld leeft niet sterk. Jezus waarschuwt hiervoor: Als de mensenzoon komt, zal hij dan het geloof vinden op aarde?10 De mensen komen naar de kerk uit gewoonte, of om aan hun eigen religieuze behoefte te voldoen; en voelen geen verantwoordelijkheid - waar zij ook nauwelijks op ge-wezen worden - voor hen die buiten staan. Door het gebrek aan onderlinge ver-bondenheid zitten de kerkgangers verspreid over de vaak veel te grote kerk-ruimtes.

Zoekers kunnen zich behoorlijk eenzaam voelen in zo'n kerk. Aan het eind zal de liefde bij velen bekoelen, zo voorspelt Jezus verdrietig11. In het oude Israël was het niet anders. Wie een beetje in de Bijbel thuis is, wordt getroffen door de voortdurende oproep van de profeten tot ijver voor JAHWEH; maar de men-sen wilden niet luisteren. In tijden van nood kwamen zij tot inkeer; maar als het weer beter ging vergaten zij Hem al gauw weer. Ook dit oude godsvolk is in twee stukken gebroken, die elkaar soms heftig bestreden hebben12.

Toch leeft er aan de basis wel het gevoel dat het anders kan. In een verouderde stadswijk kwamen zich na de bouw van een grote moskee steeds meer mensen van Turkse afkomst vestigen; en liep het aantal kerkgangers terug. Twee van de drie protestantse kerken waren al gesloten, toen de besturen van de overgeble-ven protestantse gemeente en de katholieke parochie de koppen bij elkaar sta-ken: Zullen nu uiteindelijk alle kerken in dit gebied hun deuren moeten slui-ten? Moeten we niet liever proberen elkaar te vinden? Er is toen een avond be-legd, waar de aanwezigen werden uitgenodigd te vertellen wat het geloof in moeilijke en beslissende momenten voor hen betekende. Er kwamen vele en soms aangrijpende verhalen los, die weer allerlei reacties opriepen. Tijdens de nabespreking rees de vraag, waarin de geloofsbeleving van protestanten en ka-tholieken eigenlijk verschilde? De aanwezigen kwamen unaniem tot de slot-som, dat de vieringen in beide kerken weliswaar verschillend zijn, maar - als het er echt op aankomt - dat er geen wezenlijk onderscheid is.

Page 219: zondag 2(B)

219 Als vervolg hierop kwam de vraag naar voren: "Hoe gaan we hiermee verder?" Er zijn toen een vervolgavond afgesproken, en een aantal gemeenschappelijke vieringen. Deze sloegen zó goed aan, dat bij de kerkgangers van beide denomi-naties de hoopvolle verwachting ontstond dat het misschien mogelijk was op den duur niet alleen één gebouw te delen, maar ook de zondagen tezamen te vieren...? Tijdens deze diensten werd een ongekend élan ervaren. Helaas bleek al spoedig dat de tijd (nog?) niet rijp was voor verdere eenwording. De kerkelij-ke overheid kon hier geen medewerking aan verlenen.

De moeilijkheid ligt in het verschil in opvatting over de eucharistie (het avondmaal). Indien een bisschop zou zeggen: "Vieren jullie maar rustig sa-men", dan zou - alsof 't er niet toe doet - aan dit verschil voorbij worden ge-gaan. Volgens de protestantse leer wordt bij het avondmaal de laatste maaltijd van Jezus met zijn leerlingen herdacht, als een afscheid, en tevens een tot weer-ziens in het koninkrijk van God. Bij de eucharistie wordt deze maaltijd opnieuw beleefd, met de priester als Christus bij het altaar en de kerkgangers als zijn leerlingen. Als dan het brood wordt opgeheven met de woorden Dit is mijn li-chaam, en vervolgens ook de wijn: Mijn bloed van het verbond; en als na het gebed de mensen worden uitgenodigd tot de communie, dan komen gelovige katholieken in kinderlijke eenvoud naar voren om ook werkelijk het lichaam en bloed van Christus te ontvangen. Zij vragen zich niet af hoe dit fysisch mogelijk is, maar verheugen zich in het wonder dat hij zich aan hen geeft; en worden in hun geloof gesterkt. Voor deze geloofsopbouw zijn de eucharistie en de overige sacramenten ook bedoeld.

Dit leerstellige verschil in opvatting van avondmaal en eucharistie kan echter niet zonder meer gelijk gesteld worden aan de beleving van de individuele kerkgangers. Katholieken kunnen gedachteloos naar voren komen, terwijl pro-testantse gelovigen gewetensvol aan deze maaltijd deelnemen, in het besef dat het om iets heiligs gaat. Dit wordt b.v. duidelijk bij uitvaarten, of in kloosters waar ook protestantse gasten deelnemen aan de eucharistie. Tijdens een eucha-ristieviering in een abdij werden de aanwezigen uitgenodigd met de woorden: "Wie gedoopt is en zich met ons in geloof verbonden voelt, is van harte uitge-nodigd het lichaam van de Heer te ontvangen". Zo wordt recht gedaan aan de leer van de kerk over de eucharistie, zonder het gevoel van verbondenheid te doorbreken, dat b.v. bij uitvaarten met een gemengd publiek heel sterk kan zijn.

Bij dergelijke uitvaarmissen gaan katholieken te communie, die soms de kerk in geen jaren van binnen hebben gezien, terwijl protestantse aanwezigen aarze-len. Velen van hen nemen dan deel, terwijl anderen blijven zitten. Je vraagt je daarbij af, aan wie met meer recht de communie ontzegd had kunnen worden: aan katholieken die alleen bij huwelijken en begrafenissen naar de kerk

Page 220: zondag 2(B)

220 komen, of aan protestantse mensen die gewetensvol naar voren komen om het lichaam van Christus te ontvangen? Pastoraal gezien lijkt het niet verantwoord deze geloofsbeleving teniet te doen door ál te streng aan de regelgeving vast te houden; en gaat men gezamenlijk te communie. Zou deze praktijk uitgebreid mogen worden naar eucumenische vieringen?

Zolang de katholieke leer over de eucharistie maar helder en eenvoudig wordt verwoord, doet zich hier een gewichtige mogelijkheid tot toenadering voor. Woorden als consecratie en transsubstantiatie kunnen daarbij achterwege blijven. De nadruk hierop is een uitvloeisel van twistgesprekken tussen theolo-gen uit de tijd van de reformatie, honderden jaren geleden; en staan een kin-derlijke geloofsbeleving van de communie in de weg. De woorden tijdens het eucharistisch gebed - en ook in de avondmaalsformulieren - dit is mijn li-chaam, dit is mijn bloed van het verbond laten aan duidelijkheid niets te wen-sen over. Bij het horen van deze woorden spelen er geen theologische gedach-ten door 't hoofd; maar gaan de gelovigen te communie in verlangen naar hem, die ze heeft uitgesproken; en in eerbied, omdat hij zichzelf aan hen geeft.

Een andere vorm van verdeeldheid, minstens even ernstig van aard, loopt dwars door de verschillende kerken heen. Het is de tegenstelling tussen ener-zijds het conservatisme, dat de traditie belangrijker vindt dan het geloof, en anderzijds de vrijzinnigheid, die alle verandering toestaat en daarbij de basis van het geloof heeft verlaten. In de evangelieën worden deze partijen, die Jezus voortdurend hebben tegengewerkt, aangeduid als de Farizeeën en de Saddu-ceeën. Hoewel zij numeriek verre in de minderheid zijn, drukken zij toch on-evenredig sterk hun stempel op het reilen en zeilen van de kerk.

Eenvoudige gelovigen uit verschillende kerken, bij wie het verlangen naar toe-nadering leeft, zouden niet in de eerste plaats moeten spreken over het avond-maal of de eucharistie, maar als onderwerp van gesprek moeten kiezen voor de apostolische geloofsbelijdenis (de 12 artikelen van het geloof). Indien zij elkaar vinden in het geloof in een goede God, die zich in Jezus, God-met-ons aan de wereld heeft geopenbaard; en in de Geest, God-in-ons, die de harten verenigd, is er al zeer veel gewonnen. De Geest zal hen verder leiden in het besef dat zij behoren tot de ene de kerk van Christus, die voor zijn leerlingen heeft gebeden opdat zij volmaakt één zullen zijn, en de wereld zal erkennen dat hij door God is gezonden en hen liefheeft10.

1) Ef 1,27 2) Ef 4,1vv 3) openb 3,20 4) Rom 1,20 5) ps 136 6) ex 3,14 7) 1Kor 12,4vv 8) hand 2,47 9) Mt 20,27 10) Lc 18,8 11) Mt 24,12 12) 1kon 12 13) Joh 17,23

Page 221: zondag 2(B)

221psalm 122 L Ik was verheugd, toen zij mij zeiden: laten wij gaan naar het Huis van de HEER. A Onze voeten staan in uw poorten, Jeruzalem. Stad van God, U bent gebouwd tot een volkomen eenheid. L Het volk van God trekt hierheen op, om zijn belofte te gedenken en Hem te danken. A Hier staan de rechterstoelen klaar, de zetels van het huis van David. L Bid om vrede voor de stad van God, om welzijn voor allen die haar liefhebben. A Moge er vrede zijn binnen uw muren, en rust in al uw verblijven. L Omwille van mijn broeders en mijn zusters bid ik om vrede voor de stad van God. A Uit liefde voor het huis van onze God wil ik het goede voor u zoeken. (gelovenbeleven.nl > ochtend- en avondgebed)

ik was verheugd (psalm 122)

Ik was verheugd toen zij mij zeiden: er is een nieuw gebod! Ik was verheugd toen zij mij leidden tot in het Huis van God.

refrein Het volk van God is onderweg, van alle zijden zij komen aan. Stad uit de hemel, zij daalt neder, Jeruzalem.

Eénzelfde Geest heeft hen verenigd, Geest die hen zingen doet, door Gods genade doet vereren Hem, die maakt alles goed. refrein

Nu staan mijn voeten in uw poorten, U die naar vrede heet. En ik verheug mij in uw woorden: uw wet die liefde leert. refrein

Om al mijn zusters en mijn broeders: vrede zij in uw poort! Ja, mag de liefde hen behoeden, die horen naar uw woord. refrein

Aan U het oordeel voorbehouden, in U gerechtigheid. Al wie U vindt die wordt behouden en leeft in eeuwigheid. refrein gelovenbeleven > liedbundel al mijn verlangen, nr 87

* * *

Page 222: zondag 2(B)

222 Opdracht van de Heer in de tempel (2 februari) 1ste lezing: Mal 3,1-4 psalm 24 zie beneden 2de lezing: Heb 2,14-18 evangelie: Lc 2,22-40 (of 22-32)

Dit kind is bestemd tot val of opstanding van velen.

De menswording van Christus, zijn dood en zijn verrijzenis en onze deelname hieraan - welke christen raakt hier ooit over uitgedacht? - naarmate dit evange-lie het leven vollediger gaat beheersen, en christenen de oude mens met zijn hebzucht, begeerte en onreinheid beslister de rug toekeren, verlangend temid-den van de verdrukking van deze wereld deel te mogen hebben aan het toe-komstige hemelse leven1; naarmate zij dus zichzelf verloochenen om Jezus te mogen ontmoeten2, gaan zij twee dingen steeds helderder inzien. Ten eerste le-ren zij dat wie zichzelf vergeet om hem daadwerkelijk te kunnen volgen, ook het lijden van Christus niet bespaard kan blijven. Tevens wordt het hun duide-lijk dat wie zichzelf vooropstelt en hem zo verloochent, zichzelf hiermee ver-oordeelt tot een leven zonder hem: nu nog met alle afleiding die deze verganke-lijke wereld biedt; en na de dood in de verschrikking van een ledig bestaan zonder einde.

Wie zich in de heiligenlevens verdiept, zal bemerken dat zij een zwaarder kruis te dragen hadden. Het werk dat Jezus is begonnen wordt door zijn leerlingen voortgezet, geleid door de Geest van Christus. Lidwien van Schiedam droeg ge-duldig haar lijden in liefde voor Christus; en hij stond haar zo overduidelijk bij, dat haar ziekenkamer een stroom van bezoekers trok, die niet kwamen om haar te troosten, maar om zelf getroost te worden; en door haar versterkt te worden in het geloof. Johannes van het Kruis, die zijn orde wilde hervormen en de in-geslopen laksheid onder de broeders probeerde uit te bannen, werd door hen gevangen gezet en vernederd. In zijn cel gaf de Geest van Christus hem de lie-deren in, die eeuwen later voor christenen nog tot troost en lering zijn. En Ma-ria, toen zij haar kindje naar de tempel bracht, hoorde de profetische woorden van Simeon: Door je eigen ziel zal een zwaard gaan. Maria heeft het zwaarste lijden moeten ondergaan dat een mens kan treffen, toen zij aan de voet van het kruis moest toezien hoe haar Zoon daar te sterven hing.

Al dit lijden heeft de heiligen en een naamloos leger van getrouwe christenen niet afgeschrikt, integendeel: Zij waren verheugd dat zij waardig bevonden waren smaad te lijden omwille van de Naam3. Jezus, die door zijn Geest in zijn leerlingen woont4, zal hun leren alles te verdragen in liefde voor hem, die in liefde voor allen zijn leven heeft gegeven. Zij hebben de roeping hem langs deze weg in de wereld zichtbaar te maken. Hoe zal een zoekende menigte anders de weg tot hem vinden? Als zij worden geslagen, keren zij de andere wang toe5. Worden zij vernederd, dan ondergaan zij dit in zachtmoedigheid, wetend

Page 223: zondag 2(B)

223 dat er altijd wel enige grond voor is; en dat zij zodoende in het voetspoor van hun Meester gaan. Zij bidden voor wie hen belagen en bieden geen weerstand tegen het onrecht, met hem voor ogen die in volkomen onschuld het grootste onrecht heeft ondergaan; en op het kruis voor zijn vervolgers heeft gebeden: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen7.

Langs deze smalle weg8 zijn velen de ogen opengegaan voor de heilloze weg waarop zij zich bevonden. De huidige wereld van geweld en onderdrukking zal niet altijd zo doorgaan. De apostel waarschuwt: Wreek jezelf niet, geliefden, maar laat het over aan Gods gerechtigheid6. Christenen mogen zich verheugen dat zij zodoende kunnen bijdragen tot het werk van hun Heer, dat immers hier-in bestaat dat mensen van goede wil worden behoed voor de val waaruit zij niet meer opstaan; maar dat zij in het komende oordeel mogen verrijzen tot het hemelse leven, waartoe Jezus zijn volk de toegang heeft ontsloten.

Wie verdraagt de dag van zijn komst? Wie blijft er staande als hij verschijnt? (1ste lezing) Gelukkig zijn zij, die met Maria, de apostelen en alle heiligen staan-de blijven op die dag! Midden in dit vergankelijke bestaan richten zij zich op om hun koning te ontvangen, zoals de psalm van dit feest leert: Eeuwige poor-ten, richt u op! De koning van de heerlijkheid wil door u binnengaan.

1) Ef 4,22v 2) Lc 9,23 3) hand 5,41 4) Joh 14,15-20 5) Mt 5,39 6) Rom 12,19v 7) Lc 23,34

psalm 24 L Aan God behoort de aarde met haar overvloed, de wereld en al wie daarop wonen. A Hij heeft haar op de wateren gegrond; en gevestigd op de stromen. L Wie mogen beklimmen de berg van de HEER, en staan op zijn heilige plaats? A Zij, die rein zijn van handen en zuiver van hart; die geen valsheid beramen en geen leugens rondvertellen. L Zij gaan voort met de zegen van God; Hij, die hen verlost, maakt hen rechtvaardig. A Dit zijn de mensen die zoeken naar God, zijn volk, verlangend voor zijn aangezicht te staan.

L Eeuwige poorten, richt u op! A De koning* van de heerlijkheid wil door u binnengaan. L Wie is die koning van de heerlijkheid? A Het is de HEER, sterk en machtig, die de strijd voor je voert. L Eeuwige poorten, richt u op! A De koning van de heerlijkheid wil door u binnengaan. L Wie is Hij dan, die koning van de heerlijkheid? A De HEER van het hemelse leger: Hij is de koning van de heerlijkheid.

* * *

Page 224: zondag 2(B)

224

St Jan de Doper geboorte (24 juni) 1ste lezing: Jes 49,1-6 psalm 139 zie beneden 2de lezing: hand 13,22-26 evangelie: Lc 1, 57-66.80

Johannes moet hij heten.

De naam Johannes betekent: God is genadig. Met de komst van de langver-wachte Messias breekt het jaar van genade aan, waar de profeten van het oude verbond reikhalzend naar hebben uitgezien. Eeuwenlang hebben zij door de Geest van Christus gesproken over de komst van de beloofde Redder1. De meest uitgesproken teksten zijn te vinden bij Jesaja, de eerste van de vier grote profe-ten van het Oude Testament. In de 1e lezing voorzegt hij de dienaar van JAH-

WEH, die als het licht van de wereld2 niet alleen de geroepenen van Israël tot God terug zal voeren, maar tot de einden der aarde alle mensen van goede wil zal redden uit de macht van het kwaad.

Zo hebben ook de overige profeten gesproken, met als laatste Johannes de Do-per, de wegbereider van Jezus Christus, letterlijk: Redder Gezalfde. Deze wordt ook genoemd de zoon van David, omdat hij in het nageslacht van koning David ter wereld is gekomen (2de lezing). Davids koningschap over het aardse Israël werd door God bevestigd als een voorafbeelding van de heerschappij van Chris-tus, die koning is over het Israël naar de geest: over allen die hem liefhebben, naar hem uitzien en met hart en ziel en alle kracht voor hem werken. Zij mogen hier en nu al leven als burgers van het hemelse Rijk.

Toen Johannes het publiek opriep tot bekering, was er in Israël al lange tijd geen profeet meer opgetreden. Het volk vroeg zich af of hij de verwachte Messi-as was; maar hij ontkende dit: Na mij komt hij, die sterker is dan ik. Ik ben het niet waard zijn sandalen los te maken. Hij zal jullie dopen met de Geest en met vuur3. Hiermee verklaart de profeet Jezus tot zijn en aller Heer. Door de kracht van Johannes' woorden kwamen velen tot inkeer; en ondergingen in de Jor-daan de doop tot vergeving van zonden, in afwachting van wat komen ging. Hoe groot dit komende gebeuren was: dat konden de mensen bij lange na nog niet beseffen. Pas na Jezus' dood en verrijzenis en de komst van de heilige Geest was het zijn leerlingen mogelijk dit alles overstijgende hoogtepunt van de geschiedenis te bevatten: de menswording van God als begin van het jaar van genade en het laatste tijdperk van de geschiedenis.

Aan Johannes is het gegeven hem aan te wijzen, over wie alle profeten gespro-ken hebben: Zie, het Lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt4. Hij geeft over Jezus, die als mens met de mensen zichzelf voor allen ten offer zou stellen, het profetische getuigenis af: Hij was eerder dan ik5. Wie kan dit ooit ten volle bevatten? Met komst van de Messias is de eeuwige God in ons midden verschenen6! Zo groots is de roeping van Johannes, dat hij oog in oog met deze eenvoudige mens Jezus van zijn Godheid mag getuigen. Niet voor niets begint de evangelist Johannes zijn evangelie met de woorden: In het be-

Page 225: zondag 2(B)

225 gin was het Woord, en het Woord was bij God en her Woord was God7. Zo groots is ook de roeping van de kerk van Christus: dit evangelie van de mens-wording hoog te houden.

Johannes wijst de kerk van Christus op haar opdracht de boodschap te verbrei-den, waar hijzelf zo vol van is: God is mens geworden, om de mensen tot God te verheffen; en hij roept hen op tot bekering. Dit evangelie wordt ontkracht door de mening, dat uiteindelijk ieder die ooit geleefd heeft de hemel binnen zal gaan. Deze opvatting ontneemt aan de verkondiging de urgentie die sprak uit de Jezus' prediking: Bekeer je, want het Rijk van de hemel is nabij gekomen11! Wie zich niet bekeren wil, kan dit Rijk niet binnengaan. Ook de apostelen wa-ren doordrongen van de noodzaak van hun verkondiging: Bekeer je, en laat je dopen in de naam van Jezus Christus, tot vergeving van je zonden; en je zult de gave van de heilige Geest ontvangen. Want voor jullie is de belofte en voor jullie kinderen en voor allen die ver zijn, zovelen als de Heer, onze God, ertoe roepen zal. Zo hebben ook alle verkondigers van het geloof na hen gesproken. Laat je behouden uit dit verkeerde geslacht!12

De urgentie van de boodschap van de menswording van God wordt op treffende wijze duidelijk in de evangelielezing over de geboorte van Johannes. Als vader Zacharias zijn spraakvermogen herkrijgt, waar spreekt hij dan over? Over hun enige zoon, die zijn vrouw Elisabeth op gevorderde leeftijd nog ter wereld heeft gebracht? Maar waarover spreekt hij als hij God begint te danken? Vervuld van de Geest dankt hij God niet in de eerste plaats voor zijn zoon, maar roept hij uit: Breng dank aan God! Hij brengt zijn volk verlossing. Een Redder heeft Hij ons verwekt in het huis van David, zijn dienaar!13 Niet over Johannes profe-teert de vader, maar over Jezus, voor wie zijn zoon de weg moet effenen. Pas daarna wendt Zacharias zich tot het pasgeboren kindje, en voorzegt hem: Jij zult voor de Heer uitgaan om zijn wegen te bereiden14.

Tot aller verwondering geeft Zacharias zijn kind, zoals de engel het had bevo-len, de naam Johannes, vertaald God is genadig; want met het verschijnen van de lang verwachte Messias is het genadejaar van de Heer aangebroken15, het tijdperk tussen Jezus' komst in zwakheid en zijn wederkomst in macht aan het einde van de tijd, als hij allen die ooit geleefd hebben rekenschap zal vragen van hun leven op aarde. Dit laatste tijdperk van de geschiedenis wordt aange-kondigd door Johannes de Doper, de laatste profeet van het oude godsvolk Is-raël, het volk dat uitverkoren was in hun midden de Messias te ontvangen. In Gods heilsplan met de mensheid gaat hun functie over op de kerk van Christus, waarin de Joodse gelovigen al spoedig in de minderheid zullen zijn. Sedertdien wordt hun Messias overal verkondigd; en sluiten wereldwijd de mensen zich aan bij het nieuwe volk van God.

Page 226: zondag 2(B)

226 Toch wordt op zondagmorgen in alle kerken ook nog steeds gelezen uit de pro-feten van het Oude Testament: niet alleen omdat zij de werkelijkheid voorzien hebben waarin wij nu leven, maar ook omdat zij door de Geest van God zijn volk vermaanden en berispten: Jullie zijn niet met je hart bij God, maar bij je eigen zaken. Het vergankelijke heb je lief, en het eeuwige wordt verwaarloosd. De profetie die Jesaja uitsprak over Israël, dat zijn God verloochende, is onver-kort van toepassing op de kerk van vandaag: Het hart van dit volk is vet ge-worden, en hun ogen zijn verduisterd. Zij zien niet met hun ogen, hun oren ho-ren niet en hun hart is ongevoelig. zodat zij niet tot inkeer komen, en Ik hen kan genezen16. Zo spreekt de Heer. God, bewaar mij, dat mijn hart zal uitgaan naar U alleen, die bij mij bent. Uw ogen zagen mijn eerste begin; mijn dagen stonden in uw boek, al voordat zij er waren (psalm van 24 juni).

1) 1Pe 1,10 2) Joh 8,12 3) Lc 3,16 4) Joh 1,29 5) Joh 1,30 6) Heb 1,3 7) Joh 1,1 8) Jer 14,7vv 9) Dan 9,13vv 10) Neh 1,5vv 11) Mt 4,17 12) hand 2,38v 13) Lc 1,68v 14) Lc 1,76 15) Lc 4,18 16) Jes 6, 0

psalm 139 L God, U onderzoekt mij en U kent mij; in al mijn doen en laten doorziet U mijn bedoeling. A Ik ben voor U een open boek; U verstaat van verre mijn gedachten. L Waar ik ook ga of sta, U bent bij mij; met al mijn gangen bent U vertrouwd. A Nog vóór een woord op mijn tong is: HEER, het is U al bekend. L HEER, U hebt mij innerlijk gevormd, in de schoot van mijn moeder mijn lichaam geweven. A Ik dank U, ontzagwekkend is uw werk; het is een wonder zoals ik gemaakt ben, ik ben daar diep van doordrongen. L U was al bekend met mijn bestaan, toen ik werd gemaakt in het verborgene, de diepte van de aarde. A Uw ogen zagen mijn eerste begin; mijn dagen stonden in uw boek, al voordat zij er waren. L God, hoe kostbaar zijn uw gedachten, hoe oneindig veel uw werken! A Uw aandacht is veelvuldig als zandkorrels op aarde; bij mijn ontwaken weet ik mij bij U.

* * *

Page 227: zondag 2(B)

227

Petrus en Paulus (29 juni) 1ste lezing: hand 12,1-11 psalm 34 zie beneden 2de lezing: 2Tim 4,6-8.16-18 evangelie: Mt 16,13-19

Wie zeggen de mensen dat ik ben?

Wie is Jezus? Deze vraag is altijd actueel gebleven. Elke generatie moet hier het antwoord op vinden: niet als nazeggers van het credo, maar uit overtuiging, zo-als Petrus spreekt: U bent de Christus, de Zoon van de levende God. Het woord christus betekent hetzelfde als messias, namelijk gezalfde. David werd een ge-zalfde, toen Samuël, de rechter van Israël, olie over zijn hoofd goot; en hem maakte tot koning van Israël1. Ook de koningen na hem werden gezalfd met olie, het teken van de Geest van Christus, die bekwaam maakt het volk voor te gaan op de weg van Jahweh. De naam Jezus (God redt2), is in het Oude Testa-ment bekend van Mozes' opvolger Jozua, die het volk door de rivier de Jordaan heen het beloofde land heeft binnengeleid3. De overeenkomst is duidelijk en behoeft nauwelijks toelichting. Hier wordt het werk van Jezus voorafgebeeld, die allen die in hem geloven door de dood heen het hemelse vaderland4 binnen voert, waar alle profeten naar hebben uitgezien.

Petrus heeft oog in oog met Jezus gestaan; en Paulus heeft hem op de weg naar Damascus in een visioen ontmoet, toen hij de oude godsdienst van Israël trachtte te bewaken door christenen te vervolgen5. De kerkvaders hebben Jezus in de geest ontmoet; en zich - evenals de apostelen vaak ten koste van hun le-ven - beijverd de belijdenis van de kerk veilig te stellen tegen aanvallen van bui-tenaf en van binnenuit. Aan die belijdenis is vanaf het begin van de kerk ge-tornd. Bij de vele z.g. gnostische groeperingen (de new age van die dagen) werd Jezus gezien als een wijsheidsleraar.

Ook werd in de vroege kerk de menswording soms ontkend, door Jezus te ver-kondigen als een goddelijk persoon, die niet als werkelijk mens met de mensen had geleefd. Dit beeld is ook in latere jaren nooit weggeweest. Op kinder-plaatjes van 1950 wordt hij voorgesteld als een etherische figuur, wit en zwe-vend. Anderen ontkennen Jezus juist als God met ons6, zoals hij door de pro-feet was voorzegd7. Zij vormden in de 4de eeuw de partij van de Arianers, die de kerk van Christus veel schade hebben berokkend. Deze dwalingen zijn door de kerkvaders weerlegd en op algemene kerkvergaderingen afgewezen. Het werk van de kerkvaders blijft actueel. Tallozen raken verstrikt in de netten van sektes of New Age groepen. In de verzwakte kerk van de 21ste eeuw wordt de mens-wording van God door veel theologen openlijk betwijfeld. Onwetend over het evangelie van nieuw leven door het geloof in Christus, zien zij hem als niet meer dan een voorbeeld ter navolging. Gelukkig zijn zij, die de belijdenis van de apostelen van harte kunnen beamen: U bent de Christus, de Zoon van God.

Page 228: zondag 2(B)

228 De Christus, de lang verwachte Messias, was vol van de heilige Geest, zonder een spoor van het verderf dat de wereld tot zo'n verscheurde plaats maakt. Zoon van God was hij, omdat hij in de beperking van een mens als God-met-ons de Schepper aan de wereld heeft geopenbaard. Wie Jezus ziet, ziet alles wat een mens van God kan weten8. In zijn eigen woorden: Ik en de Vader, wij zijn één9.

Hier komt steevast de vraag naar voren waarom het zo belangrijk is dat de mens Jezus tevens als God mag worden aanbeden. Het antwoord is tweeërlei. Ten eerste omdat niemand anders dan de Zoon van God zijn Vader ten volle kan openbaren; en zijn liefdevolle goedheid doen kennen aan allen die hem ij-verig trachten te dienen. In gelovige mensen die streven naar levensheiliging wordt aan de buitenkant iets hiervan zichtbaar. Jezus heeft in de geest toegang tot allen die zich bewust voor hem openstellen; en doet hun die goedheid inner-lijk zien, zodat zij het beamen: "Werkelijk, hier kan begin noch einde aan zijn. Mijn God, Hij doet zich kennen!" Hoe zouden we anders het grote gebod kun-nen gehoorzamen, en Hem liefhebben als onszelf?10

Ten tweede omdat Jezus allen te hulp komt, die verlangen hem te volgen, maar hun eigen onmacht hiertoe ervaren. Hoe zouden wij anders het tweede gebod kunnen gehoorzamen, en andere mensen liefhebben als onszelf? De Geest van God leert zijn kinderen zichzelf te vergeten en als kinderen van God de smalle weg van geloof te gaan, waartoe Jezus zelf de toegang is11. Wie opzien naar Hem zullen stralen van vreugde; hun vertrouwen wordt nimmer beschaamd.

1) 1Sam 16,13 2) Mt 1,21 3) Joz 3 4) Heb 11,16 5) hand 19 6)Mt 1,23 7) Jes 7,14 8) Joh 14,9 9) Joh 10,30 10) Mt 22,37-39 11) Joh 10,7

psalm 34 L Mijn God wil ik eren in ál wat ik doe; zijn lied is mij steeds in de mond. A De zachtmoedigen zien het; en verheugen zich met mij. L Bezing met mij de grootheid van God; laat ons tezamen zijn naam* vereren. *IK BEN A Ik zocht Hem en Hij antwoordde mij; Hij redde mij uit de verschrikking. L Wie opzien naar Hem zullen stralen van vreugde; hun vertrouwen wordt nimmer beschaamd. A Ik riep in mijn nood tot God; Hij luisterde naar mij en gaf mij uitkomst. L De engel van de HEER is rondom wie Hem vrezen; en geeft hun verlossing. A Ervaar met mij de goedheid van God; gelukkig is de mens die bij Hem schuilt.

* * *

Page 229: zondag 2(B)

229

15 augustus Maria ten hemel opneming (ABC) 1ste lezing: openb 11,19;12,1-10 psalm 45 zie beneden 2de lezing: 1Kor 15,20-26 evangelie: Lc 1,39-56

Van vreugde juicht mijn geest om God mijn Redder

Het is een gedenkwaardig treffen, deze ontmoeting van de moeder van de lang-verwachte Messias, over wie alle profeten gesproken hebben, en de moeder van Jezus' wegbereider Johannes, de laatste van de profeten. Hoewel Elisabeth al in haar zesde maand is, zijn beide vrouwen toch geheel gericht op het prille men-senleven in Maria's schoot. Zo groot is het wat er staat te gebeuren, en zo alles-overheersend: niet alleen voor beide vrouwen, maar voor alle mensen overal ter wereld, dat zelfs het ongeboren kindje in de vreugde hierover deelt. Al vanaf de dagen van Mozes is geprofeteerd over de komende Redder van de wereld, in wie de schepping een nieuw begin krijgt: over Jezus, die door Elisabeth haar Heer wordt genoemd en door de engel aan Maria is aangekondigd als de Zoon van God1. Daarom is het gepast op dit hoogfeest ter ere van Maria als eerste eer te brengen aan haar zoon, die ook Maria's Heer is.

Toen paus Paulus VI uit ultra-orthodoxe kring het verzoek bereikte zich in te zetten voor het door hen verlangde dogma van Maria als medeverlosseres, wees hij dit af met het argument dat alle verering van Maria moet verwijzen naar haar zoon. Elisabeth gaat hierin voor, door haar te begroeten als de moeder van mijn Heer. Sedertdien is de eretitel van Maria moeder van God. In de vijf-de eeuw trachtte een zekere Nestorius, bisschop van Constantinopel, haar deze titel te ontzeggen, met als argument dat de eeuwige God geen moeder kan heb-ben. Toen een priester dit openlijk vanaf de kansel verkondigde, trokken de christenen van die stad spontaan de straat op, luid scanderend: Theotokos! Theotokos! (moeder van God). Een enthousiasme om jaloers op te worden!

Deze volksdevotie brengt wel het gevaar van overdrijving met zich mee, waarbij alle aandacht naar Maria gaat, en de schijn van aanbidding kan krijgen. Niets zou haar, die geëerd wordt om de nederigheid waarmee zij haar roeping heeft verstaan, meer verdriet doen. Allen die om haar voorspraak vragen, zouden in de eerste plaats moeten bidden dat zij zich in dezelfde geest als Maria zullen openstellen om Jezus te ontvangen. Heer, neem mijn hart, mijn verstand, ver-vul geheel mijn leven!

Wie Maria wil eren, moet doordrongen zijn van het nooit geheel te bevatten mysterie van de menswording van God in haar lichaam. De Schrift gaat uitein-delijk nergens anders over dan over deze hemelschokkende gebeurtenis: de komst van een Redder, die de mensen weer bij God terug zal brengen.

Page 230: zondag 2(B)

230 De mens, delend in de zelfzucht die de wereld beheerst, kan zich hier niet op eigen kracht van verlossen. Wie in dit streven blijft volharden, raakt gevangen in de dwaling van 'het goddelijke in de mens'.

Voor hen die zichzelf rechtvaardig noemen blijft de toegang tot het paradijs ge-sloten. Allen echter die hun onmacht belijden en de goede God om hulp vragen, komen in zijn genade; en gaan de weg van het heil verstaan: de redding die Je-zus Christus heeft bewerkt. In hem heeft God zijn liefde en goedheid ten volle zichtbaar gemaakt; en zo aan mensen van goede wil een blik in de hemel ge-schonken. Allen die Jezus, de hemelse mens, liefhebben en volgen, zijn in de geest het Rijk van God al binnengegaan. Gaandeweg zal de zoon en Heer van Maria in hun harten woning maken.

Welke vrouw zou zichzelf waardig durven noemen de moeder te worden van de Messias, die door de profeet was voorzegd als Immanuël, dat is God-met-ons?2 Niet alleen is hij de Zoon van God, maar ook de mensenzoon, zoals Jezus zich later steeds zal noemen. Maria is uitverkoren om een menselijk lichaam te ge-ven aan hem, met wiens komst het laatste tijdperk van de geschiedenis is aan-gebroken. Door haar is hij, wiens naam is IK BEN (JAHWEH), en die vóór alle tijd in God was, als mens van vlees en bloed verschenen. De goede God heeft Maria voor de zonde behoed, om hem te kunnen ontvangen, die te zuiver van ogen is om het kwaad te zien3. Als een nieuwe Eva staat zij aan het begin van het nieu-we volk van God: van allen die Jezus toebehoren.

Niemand droeg hem zozeer in 't hart als Maria. Daarom eert de kerk haar als eerste van de gelovigen. De Schrift duidt christenen - mannen zowel als vrou-wen - samen aan als bruid van Christus. Zou het beter tot hen doordringen hoe verlangend de bruidegom uitziet naar zijn bruid4, dan zouden zij hem met meer ijver in woorden en daden tegemoet leven, met Maria als hun voorbeeld en voorspreekster. De psalm van vandaag spreekt over haar als koningin: Uw schoonheid wekt de liefde van de koning.

Over Maria en alle gelovigen spreekt de psalm. Zij is bekleed met de zon: met Christus, het licht van de wereld5; met onder haar de maan, de kerk op aarde: allen die de heerlijkheid van de Heer weerspiegelen; en bekroond met 12 ster-ren: de 12 apostelen, die de hemel zijn binnengegaan. Allen samen zingen zij voor God het ‘magnificat’: Mijn hart maakt groot de Heer, van vreugde juicht mijn geest om God, mijn Redder.

Tussen dit bestaan in een vergankelijk lichaam en het visioen van de hemel ligt het angstaanjagende van de dood van het lichaam; en dan? Voor Maria, als geen ander met haar zoon verbonden, werd de angst verdreven door hem, die de dood heeft overwonnen en leeft bij God. Ook voor christenen, die in verlan-gen naar hem het aardse niet achten om hem te kunnen ontvangen en zijn

Page 231: zondag 2(B)

231 Geest te leven, is de dood niet afschrikwekkend meer7; want Christus is opge-staan, als eerste van hen die ontslapen zijn (2e lezing). Veeleer verlangen zij te sterven, om bij hun Heer te kunnen zijn. Dit verlangen wordt echter pas na het oordeel volledig vervuld, als de ziel met het lichaam wordt herenigd. Maria is het enige schepsel dat nu al in haar eigen geestelijke lichaam voor Gods aange-zicht leeft met haar zoon.

Teneinde alle onzekerheid weg te nemen, heeft de Geest Maria tot voorbeeld gesteld van de verrijzenis van het lichaam. Zoals Jezus voor ogen van zijn leer-lingen in zijn lichaam is opgestegen naar de hemel, zo leert de kerk dat Maria als eerste van de gelovigen met lichaam en ziel in de hemel is opgenomen. Ge-durende een proces van eeuwen is hierover in de kerk overeenstemming ge-groeid, tot uiteindelijk de paus dit uit hoofde van zijn functie namens heel de kerk als een punt van geloof heeft afgekondigd. Al heel lang werd de lichamelij-ke ten hemel opneming van Maria op allerlei plaatsen gevierd. Nu is dit feest voor heel de kerk voorgeschreven.

Zo werkt de Geest van God; en zo onderricht Hij zijn kinderen. Want hetgeen in Maria aanschouwelijk wordt gemaakt, geldt als belofte voor al Gods kinderen. Een stoffelijk lichaam zal vergaan, een geestelijk lichaam zal verrijzen8. Als uiteindelijk geheel het aantal van de gelovigen de hemel is binnengegaan, zul-len zij als van elkaar onderscheiden personen, elk in hun eigen geestelijk li-chaam de liefdevolle goede God voor eeuwig mogen danken en eren. In deze hemelse liturgie neemt Maria de eerste plaats in. Alle volkeren zullen je zalig prijzen, voor eeuwig en altijd (psalm van Maria hemelvaart).

1) Lc 1,35 2) Jes 7,14 3)Hab 1,13 4) Mt 25,6 5) Joh 8,12 6) 2Kor 3,18 7) 1Kor 15,55 8) 1Kor 15,44

psalm 45 L Luister, mijn dochter, en hoor wat ik zeg: vergeet je volk en je ouderlijk huis. A Dan zal de koning je schoonheid begeren; Hij is je gebieder, buig je voor Hem neer. L Dan komen de rijken met geschenken aan; en zoeken aanzienlijken je gunst. A Eén en al pracht en in kostbaar gewaad komt de koningsdochter naar binnen. L Daar wordt zij tot de koning geleid, vergezeld van al haar vriendinnen. A In opperste vreugde gaan zij binnen; en betreden het paleis van de koning. L Je zonen zullen tot vorsten zijn, over heel de aarde; elk geslacht opnieuw doe Ik je naam gedenken. A Alle volken zullen je zalig prijzen, nu en voor immer. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

Page 232: zondag 2(B)

232

vredesweek tekst I (september) voor gebedsdienst: zie gelovenbeleven > psalmen & gebeden, blz. 1-5 liederen: > al mijn verlangen > nrs 22, 55, 73, 87, 139 145, 157, 158

1ste lezing: Jes 57,15-19 psalm 122 zie beneden 2de lezing: Jak 3,13-18 evangelie: Mt 5,1-12

Zalig zij die vrede brengen; zij zullen kinderen van God genoemd worden.

Van school herinner ik me het woord godsdienstoorlogen, een wonderlijk woord, want zijn godsdienst en geweld niet tegenstrijdig? Vanwaar dan die oor-logen? Het antwoord ligt voor de hand: Niet God, maar de mens veroorzaakt dit onheil. Moet je dus, zoals atheïsten wensen, de godsdienst laten varen, om-dat er oorlog van komt? Maar hoe kan iemand, die de goede God heeft leren kennen en Hem liefheeft, Hem verlaten? Je zou de rug toekeren aan de Schep-per, die de mensen juist heeft gemaakt om hun in zijn liefde en goedheid te doen delen en niet om onderling slaags te raken.

De vraag naar vrede wordt beantwoord voor wie opzien naar het kruis, waarop de vrede in persoon op religieuze gronden is gedood. Ze zien Jezus, die het ul-tieme onrecht in liefde heeft ondergaan, teneinde zijn volgelingen de weg te wijzen in deze gewelddadige wereld. Zij horen hem spreken tot Pilatus, de Ro-meinse rechter aan wie zijn eigen Joodse geloofsgenoten hem hadden overgele-verd: Zou mijn koningschap van deze wereld zijn, dan hadden mijn dienaren er wel voor gestreden dat ik niet werd uitgeleverd. Mijn koninkrijk is evenwel niet van hier1. En zij nemen zijn woorden ter harte: Vrede laat ik jullie na, mijn vrede geef ik jullie: niet zoals de wereld die biedt2.

De godsdienstige leiders van die dagen richtten hun aandacht op hun positie in deze wereld; en hadden geen oog voor hem, in wie JAHWEH, die ze zeiden te aanbidden, zich openbaarde. Deze houding leidt tot oppervlakkig geloof; of, waar de godsdienst wordt ingeruild door wetten en regels, tot fundamentalis-me. Ook bij het christendom heeft dit tot zoveel ellende geleid, dat mensen hierin aanleiding zien alles wat godsdienst heet af te wijzen. Paradoxaal genoeg is ook de stelligste godloochenaar er van doordrongen dat God, zou Hij be-staan, een goede God moet zijn, die geen oorlog, geweld en terrorisme wil.

De aanslag op de Twin Towers in New York laat zien waar fundamentalisme toe kan leiden. Onvergetelijk is het zwarte vlekje dat zich over het televisiescherm bewoog, om zich met niet te beschrijven gevolgen in één van de torens te boren. Het lijden van de getroffenen is als het ware iets heiligs, waar woorden alleen afbreuk aan doen. Hoe had een land als de Verenigde Staten, als het een chris-telijke natie was geweest, hierop moeten reageren? Voor christenen past hier alleen rouw, diepe rouw. Rouw over de slachtoffers en hun nabestaanden; en over een wereld waarin zo'n monsterlijke daad kan geschieden.

Page 233: zondag 2(B)

233 De reactie was echter geheel anders. De president van het land, die behoorde tot de grote bevolkingsgroep van de ‘evangelicals’, sprak vastberaden van war on terrorism; en zijn achterban van fundamentalistische Christenen stond als één man achter hem.

Zou een reactie van inkeer en rouw voor de slachtoffers van de aanslag door de wereld als een zwakheid zijn gezien? Zeker wel door hen, die gewend zijn aan oog om oog, tand om tand3. Toch zou deze vreedzame houding overal ter we-reld als een woordenloze verkondiging in de Geest van Christus op mensen van goede wil – christenen en niet-christenen - diepe indruk hebben gemaakt. Zij zouden hebben beaamd waar ware godsdienstigheid voor behoort te staan. Wellicht was de tegenstelling tussen de godsdiensten verzacht. Zo werkt de Geest van Christus; want dit zegt de Heer: Ik woon hoog en verheven; en bij mensen, eenvoudig en vriendelijk van hart.

De geschiedenis heeft helaas een ander verloop gehad. ‘De war on terrorism’ - het probate middel om religieus fanatisme aan te wakkeren - heeft een menigte aan slachtoffers geëist. Het model voor deze strijd is terug te vinden in het evangelieverhaal. De hogepriester en zijn aanhangers bekleedden een machts-positie die door Jezus werd bedreigd. De Farizeeën beoefenden een schijn-vroomheid van strikte handhaving van de traditie. Voor beide groepen was Je-zus een aanstoot: voor de religieuze overheid, omdat een menigte hem volgde, waardoor hun positie werd ondermijnd; en voor de conservatieve Farizeeën, omdat hij liefde en mededogen stelde boven naleving van de letter van de wet. Zij verweten de Heer van de sabbath deze dag te hebben ontheiligd, door op die dag een man met een verminkte hand te genezen4.

Ook de schriftgeleerden verwierpen Jezus, omdat zijn leer drastisch afweek van wat zij onderwezen. Deze theologen plozen de Schrift uit; maar verwierpen met klem elke aanwijzing dat de beloofde Messias, die de Schrift kwam vervullen, hier in de persoon van Jezus voor hen stond. Ook zij voelden zich bedreigd; want de menigte volgde hem omdat hij sprak met gezag, en heel anders dan zij van hun rabbi's gewend waren. Ook de Sadduceeën (de liberale vleugel van de Joodse kerk) sloot zich aan bij het front dat zich tegen Jezus vormde. Uiteinde-lijk heeft dit alles ertoe geleid dat een volkomen onschuldige door de Joodse raad bijna unaniem veroordeeld werd.

Dit verhaal is door de evangelisten opgetekend als een waarschuwing voor alle gelovigen: zoals het toen ging, zo zal het zich overal door alle tijden heen herha-len. De geschiedenis van de reformatie kan als voorbeeld dienen. In die tijd woonden vele kardinalen niet in hun eigen bisdom om hun kudde te leiden, maar leefden zij in luxe in Rome. Hadden zij als dienaars en herders onder hun gelovigen verkeerd, om hen voor te gaan in een christelijke levenswijze, dan hadden de reformatoren niet zo'n grote aanhang verworven.

Page 234: zondag 2(B)

234 Hadden kerkelijke machthebbers de tijd verstaan, en in plaats van machts-handhaving na te streven en strikte gehoorzaamheid te eisen: hadden zij oog en oor gehad voor de roep om emancipatie en de noodzaak tot hervorming, dan had veel bloedvergieten voorkomen kunnen worden.

Strijd in de kerk, doden in de naam van God: christenen zien het aan met pijn in het ‘t hart. Hoe moeten buitenstaanders, zoekend naar een basis voor hun bestaan, de weg van het geloof vinden, als christenen de vrede niet voorleven? Van wie moeten zij leren hun zwaarden tot ploegijzers om te smeden, als de kerk hiertoe niet uitnodigt? Gezegend zijn zij, die in hun leven en werken, de Geest van vrede zichtbaar en verstaanbaar maken, nederig en zachtmoedig. Dit naamloze leger van gelovigen vormt de spil van de kerk van Christus. Zonder hen zou deze wereld van elk voor zich er nog heel wat slechter uitzien. Worden zij vernederd en achtergesteld, dan verdragen zij het, met Christus voor ogen.

Voor zijn rechter Pilatus heeft Jezus verklaard: Mijn koninkrijk is niet van hier1. Zoals hij verworpen is, zal ook zijn volgelingen de verdrukking niet be-spaard blijven. Hoewel zij alle vredesinitiatieven van harte steunen, weten zij in hun hart, dat zolang deze wereld duurt oorlog en geweld eerder toe- dan af zul-len nemen5. Zij worden kinderen van God genoemd; want zij dragen de vrede in 't hart die de wereld niet kan bieden6: de vrede van Christus, die de wereld heeft overwonnen7. Allen die deze vrede nastreven, zullen haar oogsten (2e le-zing).

1) Joh 18,36 2) Joh 14,27 3) Mt 5,38 4) Lc 6,6vv 5) Mt 24,6vv 6) gelovenbeleven.nl > dank voor het leven > nrs 19 en 29 7) Joh 16,33

psalm 122 L Ik was verheugd, toen zij mij zeiden: Laten wij gaan naar het Huis van de HEER. A Onze voeten staan in uw poorten, Jeruzalem. Stad van God, U bent gebouwd tot een volkomen eenheid. L Het volk van God trekt volgens voorschrift op, om Hem hun dank te betuigen. A Hier staan de rechterstoelen klaar, de zetels van het huis van David. L Bid om vrede voor de stad van God, om welzijn voor allen die haar liefhebben. A Mag er vrede zijn binnen uw muren en rust in uw verblijven. L Omwille van mijn broeders en mijn zusters bid ik om vrede voor de stad van God. A Uit liefde voor het huis van God wil ik het goede voor u zoeken. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

Page 235: zondag 2(B)

235

vredesweek tekst II (september) voor gebedsdienst: zie gelovenbeleven > psalmen & gebeden, blz. 1-5 liederen: > al mijn verlangen > nrs 22, 55, 73, 87, 139 145, 157, 158

1ste lezing: Jes 57,15-19 psalm 122 zie beneden 2de lezing: Jak 3,13-18 evangelie: Mt 5,1-12

Zalig zij die vrede brengen; zij zullen kinderen van God genoemd worden.

"Godsdienst kan leiden tot grote misdadigheid", schreef Lucretius ongeveer 200 voor Christus. Deze Romeinse dichter doelt hier op de mensenoffers die aan de goden werden gebracht teneinde hen bij het begin van een veldslag gun-stig te stemmen. Deze verschrikking heeft bekendheid gekregen door de gods-dienstpraktijk van de Maya's in Zuid-Amerika, waarbij dagelijks een levend mensenhart aan de goden moest worden geofferd. Je staat hier voor het aange-zicht van de duivel. Maar ook bij de monotheïstische godsdiensten is het niet moeilijk een lange lijst van gruwelen op te stellen: grote en kleine misdaden, die veelal met een direct beroep op de Allerhoogste zijn begaan. Het einde van die opsomming is niet in zicht. Is God dan geen God van vrede?

De verdrijving van de Palestijnen van huis en haard is gebeurd met een beroep op de Joodse Bijbel. Het geweld dat hierop is gevolgd heeft de instemming van het streng religieuze volksdeel van Israël, en van 'evangelische christenen' we-reldwijd. Hoe is dit te rechtvaardigen? Aan christenen kleven nog steeds de wandaden tijdens de kruistochten begaan. Ook de gevechten tussen protestan-ten en katholieken in Noord Ierland staan nog vers in het geheugen. Het is dus wel te begrijpen dat de mensen verzuchten: Godsdienst geeft alleen maar na-righeid.

Als christen heb je echter ook een lijst in je hoofd van een leger gelovigen, die in hun zelfverloochening iets van de vrede van Christus hebben laten zien. Voor hen was (en is) de wereld vaak één grote ballingschap, een kerker en een kwel-ling. Zij zijn met de mensen begaan, de nood in de wereld laat hun geen rust, zij zoeken en zwoegen om de wil van hun Heer ten uitvoer te brengen, veracht en verlaten, vernederd en bespot blijven zij volharden, met Jezus gekruisigd voor ogen. Hem hebben zij lief; en zij kennen geen groter verdriet dan dat zijn naam wordt beklad door mensen die zich zijn volgelingen noemen, maar het niet zijn. Temidden van alle verdrukking wordt zijn vrede, die het verstand te boven gaat, hun deel.

Het is beter als een zogenaamde ongelovige in de wereld te staan - want wie zal dit ongeloof beoordelen? - dan te behoren tot de z.g. christenen die Christus door hun optreden in een kwaad daglicht stellen en hem opnieuw aan het kruis brengen. Als zij iets goeds doen moet iedereen 't direct weten, maar hun kwade intentie houden zij onder een schijn van vroomheid verborgen; en zij denken

Page 236: zondag 2(B)

236 hun wandaden met een beroep op de Bijbel te kunnen rechtvaardigen. Zij zijn belust op macht en op eer van mensen. De vrede die zij zeggen voor te staan blijft verre van hen. Als door hun optreden de kerk een slechte naam krijgt, hoe moeten zoekende mensen dan de weg naar de kerk vinden? Als die zoekers het evangelie onder ogen krijgen, zullen zij zien dat het in Jezus' dagen niet anders was. De Farizeeën met hun uiterlijke vroomheid vielen door de mand toen zij Jezus, de goedheid van Jahweh in hun midden, een bedrieger noemden. En de hogepriesters en schriftgeleerden, die aan de godsdienst hun status ontleenden en ervan leefden, zochten in hun hart niet de God die zij zeiden te dienen; maar hebben het Voorwerp van hun godsdienst aan het kruis gebracht.

Zoals het was in de jaren 30 - 33, zo is het nu. Jezus heeft gewaarschuwd dat het bedrog dat de kerk binnensluipt gelijkt op gist in het deeg: het deeg raakt er geheel van doortrokken1. Maar al betreft dit vaak de mensen die aan de weg timmeren en zo het beeld bepalen, zou het toch een grote vergissing zijn de kerk om deze reden te mijden. Beter is het Jezus' voorbeeld te volgen. Hij is zijn geloofsgemeenschap tot aan het bittere einde trouw gebleven. Tot op het kruis heeft hij de vrede zichtbaar gemaakt, die God geeft aan wie hem liefhebben. Al-len die in liefde voor Hem en de wereld het lijden niet uit de weg gaan, zullen door hun inspanningen de vrede van Christus mogen oogsten, en in de wereld tegenwoordig stellen.

De kerk is de plaats waar christenen hiertoe inspiratie vinden. Hier klinken de woorden van God en hier worden de sacramenten bediend, waardoor zij wor-den toegerust voor hun persoonlijke leven en dienst aan de wereld. Laten zoe-kende mensen zich dus niet van de wijs laten brengen door de verzuchting dat godsdienst alleen maar narigheid teweegbrengt. Laten zij zich voegen bij die naamloze menigte christenen, die met Jezus voor ogen hun weg in de wereld gaan. Zij storen zich niet teveel aan negatieve verhalen in de media; maar pro-beren hem te volgen, die in deze verwarrende situatie in volkomen vrede zijn onschuld heeft bewaard. Voor allen die hem liefhebben is hij is de deur naar het leven geworden1.

Gezegend zijn zij die hem in hun levenswijze zichtbaar maken in een wereld waar de vrede ver te zoeken is. Zij maken het visioen waar van de profeet (1ste lezing), die Gods woorden sprak over het komende godsvolk: Ik woon hoog en verheven, en bij mensen, eenvoudig en verbroken van geest, om hun harten te doen herleven2.De vrede in de wereld, waar mensen van goede wil zo hevig naar verlangen, kan niet door een vredesbeweging worden bevochten; maar heeft z'n begin in de harten van de mensen. Niet in werken, niet in woorden, waar ik eindelijk vrede vind; maar de eenvoud mij bekoorde, en de onschuld van een kind. Het is de vrede van hun Heer, die onder het grofste onrecht en de hevigste mar-teling de liefde voor zijn belagers niet verloor. Ten einde toe bleef Jezus

Page 237: zondag 2(B)

237 bidden voor hen, die niet hem, maar zichzelf in het ongeluk stortten. Deze vre-de wordt christenen in 't hart gegeven, als zij in zijn voetspoor gaan, zichzelf verloochenen en zich geven aan deze gewelddadige wereld. Zij zijn het zout van de aarde, en bronnen van vrede voor hun omgeving. Zonder hen zou de wereld er nog heel wat slechter uitzien. Bid om vrede voor de stad van God, om wel-zijn voor allen die haar liefhebben (psalm van deze zondag).

1) Joh 10,10 2) Jes 57,15

psalm 122 L Ik was verheugd, toen zij mij zeiden: laten wij gaan naar het Huis van de HEER. A Onze voeten staan in uw poorten, Jeruzalem. Stad van God, U bent gebouwd tot een volkomen eenheid. L Het volk van God trekt hierheen op, om zijn belofte te gedenken en Hem te danken. A Hier staan de rechterstoelen klaar, de zetels van het huis van David. L Bid om vrede voor de stad van God, om welzijn voor allen die haar liefhebben. A Moge er vrede zijn binnen uw muren, en rust in uw verblijven. L Omwille van mijn broeders en mijn zusters bid ik om vrede voor de stad van God. A Uit liefde voor het huis van onze God wil ik het goede voor u zoeken. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

ik was verheugd (ps 122) Ik was verheugd toen zij mij zeiden: er is een nieuw gebod! Ik was verheugd toen zij mij leidden tot in het Huis van God. Het volk van God is onderweg, van alle zijden zij komen aan. Stad uit de hemel, zij daalt neder, Jeruzalem.

Eénzelfde Geest heeft hen verenigd, Geest die hen zingen doet, door Gods genade doet vereren Hem, die maakt alles goed.

Nu staan mijn voeten in uw poorten, U die naar vrede heet. En ik verheug mij in uw woorden: uw wet die liefde leert.

Om al mijn zusters en mijn broeders: vrede zij in uw poort! Ja, mag de liefde hen behoeden, die horen naar uw woord.

Aan U het oordeel voorbehouden, in U gerechtigheid. Al wie U vindt die wordt behouden en leeft in eeuwigheid. gelovenbeleven > al mijn verlangen

* * *

Page 238: zondag 2(B)

238

kruisverheffing (14september) 1ste lezing num 21,4-9 psalm 78 zie beneden 2de lezing Fil 2,6-11 evangelie Joh 3,13-17

……… opdat ieder die in hem gelooft eeuwig leven zal hebben

De geschiedenis van Israël is één lange voorbereiding op het ontzagwekkende gebeuren van de menswording van God. Vanaf de dag dat Adam en Eva het pa-radijs moesten verlaten, en de goede God hen liefdevol bekleedde1 ter bescher-ming tegen het ruwe bestaan buiten zijn directe tegenwoordigheid, vanaf Kaïn en Abel en allen die na hen komen, wordt het in de Schrift duidelijk gemaakt dat Hij de mensen liefheeft en hen bij zich wil hebben. Tot de slang, die de eer-ste mensen heeft verleid, spreekt Hij over het zaad1, het nageslacht van de vrouw: Hij zal je de kop vermorzelen2. Wie is dit nageslacht, dat de slang, dat is de duivel, zal verslaan, anders dan Jezus, de zoon van Maria en de Zoon van God? In alle volgende boeken van de Bijbel wordt dit evangelie van verlossing uit de macht van de duivel voorzegd en afgebeeld.

In de eerste lezing richt Mozes in de woestijn een paal op met daarop een kope-ren slang genageld. Want het volk heeft zwaar gezondigd en wordt door een slangenplaag bedreigd. Ieder die opziet naar de koperen slang zal niet sterven maar in leven blijven. In het evangelie van vandaag opent Jezus voor Nicode-mus de Schrift door te verklaren dat de mensenzoon omhoog moet worden ge-heven, zoals eens Mozes de slang omhoog hief in de woestijn. In gesprek met de joden gebruikt Jezus dit beeld opnieuw3; en na zijn intocht in Jeruzalem kondigt hij zijn dood aan met de woorden: Als ik van de aarde zal zijn omhoog geheven, zal ik allen tot mij trekken4. Dit roept de vraag op, hoe Jezus kan worden vergeleken met de slang die door Mozes omhoog werd geheven? De slang is toch het beeld van de duivel?

De apostel gaat op deze vraag in. De slang op het kruis is zijn macht verloren. Jezus, op wie het kwaad geen vat heeft, heeft zich vereenzelvigd met de mens-heid die in de macht van de duivel verkeert, onbekwaam zichzelf uit deze sla-vernij te verlossen. Hij, die aan God gelijk was, hij is als mens gehoorzaam geweest tot de dood aan een kruis (2de lezing). De vloek die de eerste mensen over hen en allen die na hen komen heeft afgeroepen, wordt opgeheven voor al-len die in geloof opzien naar hem, die voor allen die hem liefhebben de heer-schappij van de duivel heeft gebroken. Hij heeft ons vrijgemaakt, schrijft Pau-lus aan de christenen te Galatië, door zelf voor ons een vloek te worden5. En op een andere plaats: Hem die geen zonde heeft gekend, heeft God voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij door hem tot Gods eigen heiligheid zouden wor-den8. Als Jezus zich niet aan zijn terechtstelling onttrekt, maar zijn kruis op

Page 239: zondag 2(B)

239 zich neemt en op Golgotha tussen twee misdadigers omhoog wordt geheven, komt de leerlingen in gedachten wat hij hun tijdens de laatste maaltijd6 heeft aangezegd. Aan mij moet in vervulling gaan wat geschreven staat: Hij is tot de misdadigers gerekend7. Honderden jaren tevoren had de profeet met deze woorden de dood van de komende Messias voorzegd. Niet alleen over het lijden van de Messias hebben de profeten gesproken, maar ook over de deelname aan de verrijzenis van hun Heer en aan het hemelse leven, door allen die hem toe-behoren. Zijn wij één met hem geworden door het beeld van zijn dood, dan moeten wij hem ook volgen in zijn opstanding, in de overtuiging dat onze ou-de mens met hem gekruisigd is9.

Was de wreedheid van dit lijden nu echt nodig, om ons als nieuwe mensen met Christus te doen leven? Maar wie zou God willen verbeteren en Hem een ande-re weg voorhouden? Laten deze leraren hun voorstel eens ter beoordeling in-dienen. Zij veroordelen weliswaar het onrecht in de wereld, zonder echter zelf van dit onrecht verlost te zijn, laat staan hun leerlingen de weg te kunnen wij-zen naar de overwinning hierop. Hoe zou iemand het onrecht kunnen verdra-gen zonder dit te vergelden, buiten de liefde om van hem, die ten einde toe voor zijn vervolgers heeft gebeden? Hoe zouden christenen de liefde in al haar vol-heid kennen, zonder één te zijn met hem, die haar heeft voorgeleefd tot in de bittere dood aan het kruis? Had God in Jezus het menselijk lot niet ten einde toe gedeeld, dan hadden wij nooit van hem gehoord, dan was er geen kerk ge-weest, en leefden wij nu zonder hoop in de wereld.

Christenen die Jezus met hart en ziel liefhebben; en hun onmacht erkennen liefde te betonen aan mensen die hun allerlei narigheid bezorgen, mogen vast vertrouwen op zijn hulp. Zo heeft hij het zijn leerlingen uitdrukkelijk beloofd: Dan zal de Vader je op mijn gebed een andere Helper geven, om voor altijd bij je te blijven. Jezus spreekt hier over zijn Geest, zonder wie niemand tot het goede in staat is. Zonder Hem, leert de apostel, ligt de goede wil ligt binnen mijn bereik, maar niet de goede daad10; en hij waarschuwt: Wie op zichzelf vertrouwt in de mening hieraan genoeg te hebben, bouwt met hooi en stro11: Dit werk zal op de dag van het oordeel als door vuur vergaan. Jezus houdt het zijn kerk uitdrukkelijk voor: Buiten mij kun je niets doen12. Gelukkig zijn allen die opzien naar hem, die zijn leerlingen helpt hun kruis te dragen; en met hem op weg zijn naar het eeuwige leven. Luister, mijn volk, naar mijn onderricht; en hoor wat ik te zeggen heb (psalm van deze dag).

1) Gal 3,16-19 2) gen 3,15-21 3) Joh 8,28 4) Joh 12,32 5) Gal 3,13 6) Lc 22,37 7) Jes 53,12 8) 2Kor 5,21 9) Rom 6,5 10) Rom 7,18 11) 1Kor 3,12 12) Joh 15,5

Page 240: zondag 2(B)

240psalm 78 L Luister, mijn volk, naar mijn onderricht; en hoor wat ik te zeggen heb. A Ik onderwijs u in een gelijkenis, in woorden uit een ver verleden. L Wat wij van onze ouders hoorden, mag voor onze kinderen niet verborgen blijven. L Strafte Hij hen, dan bekeerden zij zich; en vroegen zij weer naar God. A Zij riepen Hem weer aan als hun Rots; hun God, de Allerhoogste, als hun Bevrijder. L Maar zij beleden Hem slechts met de mond; en spraken met bedrieglijke tong. A Hun hart was niet bij Hem zoals het hoort; zij hielden niet vast aan zijn belofte. L Maar God in zijn goedheid verzoent het kwaad; Hij wil niet verderven en weerhoudt zijn toorn.

* * * 1 nov Allerheiligen (ABC) 1ste lezing: openb 7,2-4.9-14 psalm 24 zie beneden 2de lezing: 1Joh 3,1-3 evangelie: Mt 5,1-12a

Zalig de armen van geest: voor hen is het koninkrijk bestemd.

Het woord heilig stamt uit het Hebreeuws, waar het de betekenis heeft van apart gezet voor de dienst aan God. De tempel met het altaar en het bijbeho-rend vaatwerk was geheiligd als plaats van ontmoeting tussen God en de men-sen. De tempelruimte werd alleen door de priesters betreden. In het achterste gedeelte hiervan - het heilige der heiligen1 - mochten ook de priesters niet ko-men, maar alleen de hogepriester, die hier op grote verzoendag met een offer van bloed verzoening deed voor de zonden van zichzelf en het volk2.

Bij Jezus' sterven scheurde het voorhangsel, dat het heilige der heiligen afsloot, middendoor3, als teken dat het oude verbond van God met zijn volk had afge-daan. Door het offer van zijn leven heeft Jezus voor allen verzoening bewerkt; en voor allen die hem liefhebben de toegang geopend tot het hemelse heilig-dom. In de kerken bestaat deze afscheiding met een heilige ruimte niet. Chris-tenen hebben door het geloof in Christus de toegang hiertoe verkregen.

De offerdienst, door Mozes ingesteld, was niet meer dan een voorafbeelding van wat komen ging; en hield voor het nieuwe volk van God - uit de Joden zo-wel als uit de omringende volken - op te bestaan. De offers die bij de oude ere-dienst gebracht werden konden de mensen immers niet vervolmaken4; en de

Page 241: zondag 2(B)

241 voorschriften van de joodse wet waren niet meer dan een voorbereiding op de tijd van herstel, die bij het verschijnen van de Messias is aangebroken. Met de komst van hogepriester Jezus5, die zichzelf als lam van God6 ten offer heeft ge-steld, verdwenen de in voorgeschreven dierenoffers. De wet is vervuld, het offer is volbracht en de verzoening is een feit. Allen die Christus toebehoren worden door de apostel aangesproken als heiligen7: mensen die apart gezet zijn om het nieuwe leven, waar zij in Christus deel aan hebben, in de wereld zichtbaar te maken.

Christenen die Jezus liefhebben en op hem hun vertrouwen hebben gesteld in hun strijd te leven zoals zijn Geest het hun leert, ontvangen van hem de macht voort te gaan als kinderen van God en wegwijzers naar de hemel. Niet dat zij al volmaakt zijn; maar, zegt Paulus, Ik streef er vurig naar het te bereiken, ge-grepen als ik ben door Christus Jezus8. Vertrouwend op Gods vergeving begin-nen de gelovigen elke nieuwe dag met het vaste voornemen en het vurige ver-langen zichzelf te verloochenen9, de Geest van Christus in hun leven toe te la-ten, en als armen van geest hun wijsheid van Hem te verwachten. Hij leert hun de oorlog te verklaren aan zelfzucht en eigenbelang; en ernst te maken met hun roeping, 0m temidden van een wereld die zijn ondergang tegemoet gaat te le-ven als burgers10 van het koninkrijk van God. In de geest mogen zij al binnen-gaan in het werkelijke heiligdom, niet gemaakt van hout en steen. Zij behoren tot de gemeenschap van de heiligen, waar de geloofsbelijdenis van spreekt. Zonder hen zou de wereld er nog heel wat slechter voor staan.

Jezus is na zijn sterven, na zijn verkondiging van het evangelie aan de doden en na zijn opstanding uit de dood als eersteling van de oogst11 het koninkrijk van God binnengegaan. Allen die tijdens hun leven hun hoop op hem gevestigd hadden en hem daadwerkelijk zijn gevolgd, hebben na hun sterven deel gekre-gen aan dit hemelse leven. David, die als geen ander over de komende Messias heeft geprofeteerd, ziet dit 1000 jaar tevoren in de geest geschieden en roept uit: God is opgevaren onder gejuich12; en op een andere plaats: Gevangenen leidt u uit in voorspoed13. Want Christus is gekomen om de mensheid te verlos-sen uit de slavernij van hebzucht en begeerte14. Christenen die hem toebehoren maken zich rein, zoals Christus rein is (2e lezing).

Het gaat bij deze heiligen niet alleen om hen die door de kerk officieel als voor-beelden van de geloofsgemeenschap worden gesteld, maar om allen die tijdens dit aardse bestaan ernst maken met hun geloof; en zich met vuur en ijver, ver-trouwend op Gods hulp, inzetten hun fouten en onhebbelijkheden de rug toe te keren. Als zij dan na de dood naar het lichaam van ons zijn gescheiden, blijven zij als leden van de gemeenschap van gelovigen in de geest toch met ons ver-bonden. De kerk in de wereld mag op de gebeden vertrouwen van die onaf-zienbare menigte van mensen die voor Gods troon staan, met palmtakken in de hand (1e lezing). Christenen die menen dat de gestorvenen niet

Page 242: zondag 2(B)

242 voor de achterblijvers kunnen bidden, moeten zich afvragen of de heiligen in de hemel rust zouden kunnen hebben, zolang hun Heer zonder ophouden pleit voor het volk van God, dat in deze wereld nog in verdrukking leeft15.

Naast de christenen in deze wereld en zij die in de hemel zijn opgenomen, zijn er mensen die in geloof zijn gestorven, maar God tijdens hun leven niet onver-deeld toegewijd zijn geweest. Hoe kunnen zij vóór Hem verschijnen, als hun hart niet volledig bij Hem is? Hun gehechtheid aan vergankelijke dingen en hun nooit afgezworen gewoontes die uit de zelfzucht voortkomen, verhinderen dit. Na hun dood moeten zij nog door een proces van inkeer heen, dat zij bij hun leven niet van harte zijn aangegaan. Ook zij behoren tot de gemeenschap van de heiligen; en ook zij bidden voor de wereld: dat de mensen die hun lief waren met ernst en overgave de goede strijd van het geloof zullen strijden.

Op het feest van Allerheiligen viert de kerk dat een groot aantal gelovigen het hemelse heiligdom is binnengegaan. Met Maria vooraan zijn zij de heiligen, die tijdens een leven van zelfverloochening Christus in de wereld zichtbaar en ver-staanbaar hebben gemaakt. Wij vieren de gemeenschap met hen, die - evenals Jezus - nog geen rust hebben; maar intens meeleven met de wereld, en in het bijzonder met Gods kinderen in de wereld. Zij bidden voor de kerk, dat haar le-den hun wil aan God zullen geven; en met hart en ziel het werk van Christus voort zullen zetten in een wereld in nood. Heel de gemeenschap van de heiligen - levende en gestorven gelovigen - is verenigd in het gebed dat de kerk haar roeping in de wereld zal verstaan als het zout van de aarde16 te zijn; en haar deuren open te zetten voor zoekende mensen, die - onkundig van de eenvoud van het evangelie - hun heil zoeken bij tal van leraren tot in verre streken, maar de kerk in hun eigen stad voorbijlopen.

Ach, zouden zij hier binnengaan, neerknielen en de goede God om hulp vragen, dan zou Hij hun de woorden doen verstaan: Zalig de armen van geest, voor hen is het koninkrijk bestemd. Hij zou hun de vrede van Christus doen ervaren, waar de wijsheid van de wereld geen weet van heeft. De geloofsgemeenschap kent nog geen rust, vóór alle mensen van goede wil de weg naar het leven ge-vonden hebben, en de koning van de heerlijkheid in hun hart hebben ontvan-gen. In de geest met elkaar verbonden zien wij uit naar het tijdstip van de vol-einding, als Jezus met al zijn engelen bij zich verschijnt voor het oordeel16. Dit is het verlangen dat wij delen, de hoop waarin wij leven en het geloof dat de kerk van Christus verenigt. Eeuwige poorten, richt u op! De koning van de heerlijkheid wil door u binnengaan! (psalm van deze zondag)

1) ex 26,31vv 2) Heb 9,7 3) Lc 23,45 4) Heb 10,1 5) Heb 2,17 6) Joh 1,29 7) Ef 1,1 8) Fil 3,12 9) Mt 16,24 10) Fil 3,20 11) Deut 26; Joh 4,35; Mt 9,37 12) ps 47,6 13) ps 68,7 14) Rom 6,17 15) Rom 8,34 16) Mt 5,13 17) Mt 25,31

Page 243: zondag 2(B)

243psalm 24 L Aan de HEER behoort de aarde met haar overvloed, de wereld en al wie daarop wonen. A Hij heeft haar op de wateren gegrond; en gevestigd op de stromen. L Wie mogen beklimmen de berg van de HEER; en staan op zijn heilige plaats? A Zij die rein zijn van handen en zuiver van hart; die geen valsheid beramen en geen leugens rondvertellen. L Zij gaan voort met de zegen van de HEER; God, die hen verlost, maakt hen rechtvaardig. A Dit zijn de mensen die zoeken naar God, verlangend om te staan voor zijn aangezicht.

L Eeuwige poorten, richt u op! A De koning van de heerlijkheid wil door u binnengaan. L Wie is dan die koning van de heerlijkheid? A Het is de HEER, sterk en machtig, die de strijd voor je voert. L Eeuwige poorten, richt u op! A De koning van de heerlijkheid wil door u binnengaan. L Wie is Hij dan, die koning van de heerlijkheid? A De HEER van het hemelse leger: Hij is de koning van de heerlijkheid. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

2 nov Allerzielen 1ste lezing: Jes 25,6-9 psalm 23 zie beneden 2de lezing: openb 21,1-7 evangelie: Lc 23,44-46.50-53; 24,1-6

Vader, in uw handen beveel ik mijn geest.

Toen Jezus gekruisigd was viel er duisternis over het land. Er was een zonsver-duistering, zegt de herziene uitgave van de Willibrord-vertaling. Hierbij denk je aan het bekende fenomeen van de maan die tussen de zon en de aarde schuift. Hoe je ook over deze gissing denkt, het is duidelijk dat het hier niet om een toe-vallige samenloop van omstandigheden gaat; maar dat in een teken van gods-wege wordt duidelijk gemaakt dat de mensheid niet dieper kan zakken dan het onrecht dat hier werd begaan, toen één van hen, in wie in het geheel geen duis-ternis was, werd terechtgesteld.

Toen Jezus stierf scheurde het voorhangsel van de tempel, dat het heilige der heiligen afscheidde. De betekenis is duidelijk: de plaats die door geen mens be-treden mocht worden dan door de hogepriester, is door de hogepriester Jezus1 toegankelijk gemaakt voor allen die God liefhebben2. Dit nieuwe volk van God wordt christenen genoemd. De geloofsbelijdenis spreekt van de gemeen-

Page 244: zondag 2(B)

244 schap van de heiligen: niet alleen bestaande uit christenen in de wereld, maar ook uit hen, die na een God-gewijd leven bij Hem zijn opgenomen, en uit hen die na hun dood het proces van loutering doormaken, dat zij tijdens hun leven niet zijn aangegaan. De laatsten hebben God en zichzelf willen dienen.

Met de mond hebben zij gebeden: Uw wil geschiede; maar in de praktijk heeft het eigenbelang een woordje meegesproken. Zij hebben het woord niet onver-deeld nageleefd, dat Jezus aan zijn kerk voorhoudt: Wie mij wil volgen moet zichzelf verloochenen3. Zij hebben de oude mens, in wie de zelfzucht woont en die Christus niet wil volgen, niet als dood en met hem gekruisigd beschouwd4. In het hemelse heiligdom is voor de zelfzucht echter geen plaats. Het Rijk van God zou zijn glans verliezen. Zou Hij alles in allen5 kunnen zijn, zolang de gelo-vigen ‘t hart niet volledig op Hem gericht hebben?

Hier komt de tegenwerping op: Wie is er zo volmaakt? Niemand toch? Ook de heiligen, die de kerk tot voorbeelden zijn gesteld, waren - veel meer nog dan anderen - diep doordrongen van hun eigen tekort. Als je bijna wordt aangere-den door een jongen op een brommer die door rood rijdt, als hij je uitlacht om je geschrokken reactie en doorscheurt: wie voelt dan geen woede in zich opko-men? Wie is er zo heilig dat die aandrift geheel ontbreekt? Misschien wel nie-mand. Maar heiligen - en Paulus spreekt heel de geloofsgemeenschap hiermee aan6 - wenden zich wel direct geschrokken af van hun eigen ongeregelde aan-driften: Zo heeft Jezus zich niet doen kennen! Heer, vergeef het mij! Dit gebed wordt onmiddellijk verhoord; en de gemeenschap met Hem wordt hersteld. De Geest toont hun de liefde van Christus voor de mensen die hem mishandelden, gevangen in haat. In de wereld wordt boosheid met boosheid beantwoord; maar zijn zachtmoedigheid heeft menigeen tot inkeer gebracht.

Christenen staan keer op keer voor de keuze zichzelf te verloochenen om Chris-tus te mogen ontmoeten, of zichzelf te laten gaan en zodoende hem buiten te sluiten. Dit geldt niet alleen voor het verduren van onrecht en agressie, maar ook voor het beteugelen van eerzucht, ijdelheid en kwaadsprekerij, koopziekte, verslaving, gulzigheid, wellust, en de hebzucht, die niets anders is dan afgode-rij7. Strijd de goede strijd van het geloof8, zegt Paulus. Ook hij heeft de vol-maaktheid nog niet bereikt, maar hij jaagt ernaar, om de prijs van zijn roeping niet mis te lopen. Juist in dit hartstochtelijke streven de liefde van God in zijn hart een plaats te bieden ligt de heiligheid, die christenen de deur opent naar de hemel, naar zijn belofte: Zie, Ik maak alle dingen nieuw (2e lezing).

Mijn ziel kleeft aan het stof, maak mij levend naar uw woord9. Zo bidt David. Christenen die bij hun leven niet met hart en ziel, met heel hun verstand en alle kracht dit Godgewijde leven hebben nagestreefd, zullen in hun sterven

Page 245: zondag 2(B)

245 moeten ervaren hoe moeilijk zij dit voorbijgaande leven los kunnen laten. De eigenliefde en de begeerte, die zij tijdens hun aardse bestaan een plaats hebben laten houden, verhinderen hun nu als hemelburgers bij God binnen te gaan. Zij zijn van goede wil, zij erkennen God als hun Schepper en als ze Jezus zien zul-len zij hem liefhebben; maar hun liefde is niet onverdeeld. De goede God, die wil dat alle mensen behouden worden, moet hen na dit leven vrij maken van de zelfzucht, waarvoor geen plaats is in zijn Rijk.

Deze toestand van loutering werd vroeger het vagevuur genoemd. Hoe onpo-pulair ook, is het toch een ernstige omissie hierover het zwijgen te doen. Is het toe te schrijven aan onbekendheid met wat de mensen na hun dood te wachten staat, dat dit onderwerp nooit ter sprake komt? Christenen moeten dit weten. Dat heeft met bangmakerij niets te maken, zoals soms wel wordt gesuggereerd. Kennis van het oordeel komt de geloofsijver zeer ten goede. En waartoe dient het gebed voor de overledenen, als ze allemaal linea recta de hemel zouden zijn binnengegaan? Deze onduidelijkheid komt de gemeenschap niet ten goede.

In het vagevuur verkeren mensen niet temidden van woedende vlammen; maar woedt innerlijk het berouw, dat zij tijdens hun aardse leven niet meer ernst met hun geloof hebben gemaakt. Je kunt je beter op aarde bekeren dan hierna, hield Jean Vianney, de pastoor van het Franse dorpje Ars9, zijn parochianen voor. Door velen bespot, is deze heilige man nu patroon van alle pastores, voor wie het dorpje Ars (nabij Lyon) een bedevaartsoord is geworden.

Laat evenmin iemand denken dat het vagevuur een plaats is waar de straf voor een halfhartig geloof wordt uitgezeten, zoals misdadigers in de gevangenis. De pastoor van Ars noemde het vagevuur de ziekenkamer van de goede God. In de psalm van deze dag voorziet David dit geluk: Ik leef weer op; Hij leidt mij op 't rechte spoor, omwille van zijn naam. God wil geen mensen straffen; maar dat zij bij Hem binnen kunnen gaan. Dat is onmogelijk zolang zij zich niet vol spijt over hun gebrek aan liefde tot Hem bekeren en hun zelfzucht betreuren. Be-rouwvol bidden zij voor hun achtergebleven familie en vrienden: dat zij tot in-keer zullen komen en Christus de plaats zullen geven die hem toekomt, opdat zij niet in dezelfde kwelling terecht zullen komen.

Op de dag van Allerzielen bidt de kerk voor hen tot God: dat Hij hun uitzicht zal bieden op zijn Rijk van vrede en geluk, dat ook voor hen is bestemd. De ver-horing van dit gebed is voor hen een zegen, omdat de wetenschap van de tijde-lijke aard van hun kwelling, en de hoop op de eeuwige heerlijkheid hierna, hun lot aanzienlijk zal verzachten. Met hernieuwde hoop zien zij uit naar het mo-ment dat zij mogen aanzitten aan het feestmaal van de Heer, dat de profeet voorziet (1e lezing). Heer, U zalft mij met olie10 op het hoofd: zodat ik overvloei van vreugde (psalm van allerzielen).

Page 246: zondag 2(B)

246 1) Heb 2,17 2) Heb 10,20 3) Mc 8,34 4) Rom 6,6 5) 1Kor 15,28 6) Ef 1,1 7) Kol 3,5 8) 1Tim 6,12 9) gelovenbeleven.nl > de ogen van de ziel 10) de Geest van God

psalm 23 L De HEER is mijn herder, 't ontbreekt mij aan niets. A Hij voert mij naar een groene wei, aan rustig water mag ik drinken. L Ik leef weer op; Hij leidt mij op 't rechte spoor, omwille van zijn naam. A Ik vrees geen kwaad, al ga ik door het dal van de dood; want U bent bij mij, uw herdersstaf stelt mij gerust. L U richt voor mij een maaltijd aan, voor ogen van mijn belagers. A Dan zalft U mij met olie op ‘t hoofd, zodat ik overvloei van vreugde. L Uw goedheid en uw liefde begeleiden mij, alle dagen van mijn leven. A In het huis van de HEER mag ik wonen, tot in lengte van dagen. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

mijn herder is de Heer (ps 23) Mijn herder is de Heer, mijn God, die al de zijnen kent. Hij ziet mijn nood, Hij keert mijn lot. Ik vind mijn rust in Hem.

De Heer, mijn herder, leidt mij voort; Hij luistert als ik roep. In stilte wordt een stem gehoord: mijn herder die mij hoedt!

Hij voert mij naar een groene wei, geeft voedsel aan mijn ziel. Aan rustig water voert Hij mij, zijn Geest verlaat mij niet.

En als mijn weg door dalen gaat: de Heer is aan mijn zij. Ik heb geen angst, ik vrees geen kwaad, zijn woorden troosten mij.

Nu offer ik de Heer mijn dank, Hij maakt zijn tafel klaar. Dan is Hijzelf tot spijs en drank, zijn koninkrijk is daar! gelovenbeleven.nl > al mijn verlangen

* * *

Page 247: zondag 2(B)

247

7 nov Willibrordzondag 1ste lezing: Jes 52, 7-10 psalm 96 zie beneden 2de lezing: Heb 13,7-9.15-17 evangelie: Mc 16,15-20

U bent de Christus, de Zoon van de levende God

Hoe welkom is de vreugdebode, die over de bergen komt aangesneld! De pro-feet (1e lezing) spreekt hier over de komende Christus; en over heel dat leger van apostelen die in zijn voetspoor zijn getreden; en hun leven hebben gegeven om alle volken te doen delen in het evangelie van zijn menswording en verrij-zenis, en onze deelname hieraan. Hun aantal is de laatste eeuw drastisch ge-slonken. Missie- en zendingsorganisaties zijn nog wel actief in de medische zorg en het onderwijs. Soms werken buitenlandse pastores nog als parochie-priester; maar de actieve verkondiging van het evangelie in onontgonnen ge-bieden is verleden tijd.

Het kerkhof achter het protestantse kerkje in het voormalige Togolese gedeelte van Ghana, waar ik als jonge man als wiskundeleraar heb gewerkt op een voormalige zendingsschool, gaf een beeld van de zeer moeilijke omstandighe-den waaronder zendelingen hier in de negentiende eeuw moesten werken. De kruizen op hun graven vermelden naast hun (meest Duitse) namen ook de ver-blijfsduur in het land, meestal niet langer dan twee jaar. Als ze vertrokken, wis-ten ze dat ze waarschijnlijk nooit meer thuis zouden komen. De meesten be-zweken aan malaria. Dit weerhield de veelal jonge mensen niet van uitzending naar het missieland.

Dit is nu verleden tijd; en deze geloofsijver tref je weinig meer aan. Tieners die ik over de vroegere missieposten vertelde, verwonderden zich over de offerbe-reidheid van die vroegere missionarissen en zendelingen. Zij kunnen nauwe-lijks begrijpen wat iemand als Jean de Bréboeuf bewoog, die met afgesneden vingers thuis kwam van zijn missie onder de indianen van Quebec, maar toch weer terugkeerde, en uiteindelijk de marteldood stierf. Het verhaal van Dami-aan de Veuster, een Belgische priester die zijn leven wijdde aan de zorg voor melaatsen in een kolonie op het eilandje Molokai nabij Hawai en zelf ook aan de ziekte bezweek1, wekte algemeen verbazing: “Waarom doet hij dat??”

Helaas - maar onvermijdelijk - is met de komst van zendelingen en missiona-rissen ook de verdeeldheid Rome-Reformatie naar andere werelddelen overge-bracht. Ten tijde van de Benedictijner monnik Willibrord bestond deze tweede-ling in de Westerse kerk nog niet. Hij is geboren in 658 in het toen al goeddeels gekerstende Engeland. In 690 vertrok hij met 11 andere monniken naar Fries-land, om daar het evangelie te verkondigen. De tijd was er rijp voor; en zijn missiegebied breidde zich gestaag uit. Dit werd het begin van het aarts

Page 248: zondag 2(B)

248 bisdom Utrecht. Het Luxemburgse Echternach, waar de apostel een klooster vestigde, groeide in de middeleeuwen uit tot centrum van geestelijk leven. An-ders dan de meeste van zijn latere collega's in Afrika kon deze missionaris zijn werk tientallen jaren voortzetten, tot hij op 81-jarige leeftijd stierf.

Willibrord, die in de katholieke kerk patroon van de eucumene is, zou zeer be-droefd zijn als hij zag hoe dit proces stagneert. De verkondiging van het evan-gelie in onze geseculariseerde wordt door de heersende verdeeldheid ten zeer-ste bemoeilijkt. De basis wil wel, maar de invloedrijke conservatieve blokken - zowel in de katholieke als in de protestantse kerk - zijn tegen. Evenals de Fari-zeeën in Jezus' dagen hechten zij zozeer aan de traditie en bestaande regels, dat de Geest van Christus ondanks de schijn van vroomheid hier geen ruimte vindt. Men durft zelfs te spreken van 'eenheid in verscheidenheid', de aanstoot ver-bloemend die in de verdeeldheid is gelegen. De wil tot toenadering ontbreekt; en de zorg om het eigen voortbestaan heeft de blik naar binnen gericht, zonder oog voor een menigte soms wanhopig zoekende mensen, die geestelijk geen grond onder de voeten hebben.

Nu de actieve missie en zending in verre landen tot het verleden behoort, zou de aandacht moeten uitgaan naar de eigen directe omgeving. De eens zo vitale Europese kerken zijn echter geen schim meer van wat ze geweest zijn. Zoekers vinden hier nauwelijks antwoord meer op hun vragen. Zij hebben geen interes-se voor wat de kerken verdeeld houdt; want hun vragen zijn fundamenteler: Is er een God? en: Als God goed is, waarom dan die ellende in de wereld? en: Wat is eigenlijk het evangelie? Tijdens mijn verblijf in Ghana heb ik van de vele mis-sie- en zendingswerkers nooit een bevredigend antwoord hierop gekregen. Pas later hoorde ik het kort en bondig verklaren: God heeft alle mensen lief. Hij is mens geworden, om mensen tot God te verheffen.

God is mens geworden in Jezus, die de Christus genoemd wordt: de gezalfde, vol van de Geest van God. Het zou de vitaliteit van de kerken ten goede komen, als bovenstaande vragen meer aandacht kregen. Zouden christenen, hoe gering ook in aantal, de allesoverheersende betekenis gaan inzien van het evangelie van menswording en verrijzenis; en het gevaar waarin allen verkeren die God niet in hun leven toelaten, dan zouden de kerken er anders uitzien; en de ur-gentie van de boodschap zou beter doorklinken. Zij zouden hun verantwoor-ding voelen voor hen die buiten staan, als schapen zonder herder2 zoekend naar de zin van het leven. Willibrord, bid voor hen! En bid voor ons: dat de Heer van de kerk mensen zal zenden in zijn oogst; want de oogst is wel groot, maar arbeiders zijn er weinig. Laat de volken het horen: de HEER regeert; nu staat de aarde vast (psalm van dit feest).

1) gelovenbeleven.nl > de ogen van de ziel 2) Mt 9,36vv

Page 249: zondag 2(B)

249psalm 96 L Zing voor de HEER een nieuwe melodie; laat heel de wereld Hem eer betuigen. A Geef Hem de eer die Hem toekomt; en verkondig zijn redding van dag tot dag. L Laat alle volken van zijn grootheid horen; en maak aan de wereld zijn wonderen bekend. A Groot is de HEER en hoog verheven, laat ál wat leeft Hem eren. L Nietswaardig zijn de goden der mensen; maar de HEER heeft de hemelen gemaakt. A Verheven schoonheid gaat voor Hem uit, macht en heerlijkheid vervullen zijn heiligdom.

L Mensenfamilie, zoek naar de HEER; en belijd zijn grootheid en macht. A Kom met je offers naar zijn heiligdom; en geef Hem de eer die Hem toekomt. L Aanbid de HEER in zijn heilige schoonheid; heel de wereld moet ontzag voor Hem hebben. A Laat de volken het horen: de HEER regeert; nu staat de aarde vast. L Laat ál wat leeft vol vreugde zijn, want onze God zal komen voor het oordeel. A Hij oordeelt de wereld rechtvaardig, alle volkeren naar waarheid. gelovenbeleven.nl > psalmen & gebeden

* * *

kerkwijding (9 november) 1ste lezing: Ez 1-2 + 8-9 + 12 psalm 46 zie beneden 2de lezing: 1Kor 3,9b-11 + 16-17 evangelie: Joh 2,13-22

De ijver voor uw huis zal mij verteren.

Het water dat uit de hemelse tempel stroomt (1ste lezing), wordt tot een rivier, waarlangs de vruchtbomen overvloedig vrucht dragen. De profeet spreekt over de Geest als een waterstroom; en over christenen als bomen, die hun wortels uitslaan naar het water. Jezus leert zijn kerk hierover: Laat wie dorst heeft tot mij komen en laat drinken wie gelooft. Stromen van levend water zullen uit je binnenste vloeien1. Hij spreekt over de Geest van God die zijn leerlingen zullen ontvangen, om vruchten te dragen van wijsheid en inzicht, van genade en sterkte, van kennis en ontzag voor Jahweh2. Dit is de Geest waarin David zich verheugt: Er is een stroom die vreugde brengt in de stad van God, waar zijn heilige woningen zijn (psalm van deze dag).

Page 250: zondag 2(B)

250 Onder die woningen moet worden verstaan de zielen van de gelovigen, die elk hun eigen plaats zullen hebben in de hemelse stad, waar zij met God verkeren. Dit is het wat Jezus zijn leerlingen voorhoudt: In het huis van mijn Vader zijn vele woningen3. Elke christen, die zichzelf vergeet om ruimte te bieden aan de Geest, ziet hoopvol uit naar de vervulling van deze belofte.

De kerk is een afbeelding van dit huis. Christenen zullen zich hier met hart en ziel inzetten voor het werk van Christus. Zij zien hoe hun Heer de misstanden in de tempel bestreed; en bidden om zijn Geest, die hun zal leren hoe elk naar eigen vermogen kan bijdragen aan een kerk waar liefde heerst, en eensgezind-heid; en waar de deuren openstaan voor zoekende en eenzame mensen. Zij houden Jezus' woorden in gedachten, die hij sprak toen hij vóór zijn gevangen-name voor zijn leerlingen bad tot de Vader: Ik heb hun de heerlijkheid gegeven die U mij geschonken hebt, opdat zij één zijn, zoals Wij één zijn4. Kan iemand zich zijn leerling noemen, zonder het zich aan te trekken als die heerlijkheid met voeten wordt getreden? Nee, maar evenals hun Heer worden allen die hem daadwerkelijk toebehoren verteerd van ijver om de kerk van Christus, hierte-gen te beschermen. Onze gedachte is de gedachte van Christus (2de lezing).

Misschien vraagt iemand nog wat die misstanden zijn, en hoe die heerlijkheid met voeten wordt vertreden? Voorop staat wel de ongehoorde verdeeldheid van de kerk van Christus. Zelfs in kleine dorpen staan minstens twee en meestal nog meer kerken. Alsof dit niet al erg genoeg is, trekken - terwijl in de kerken in hun eigen plaats zo goed als leeg zijn - sommigen zelfs naar grotere plaatsen, naar de kerk van hun eigen voorkeur. Geheel tegen het verlangen van hun Heer in volgen zij de gangbare moraal van 'elk wat wils'. Maar is Christus dan ver-deeld? Wordt zo zijn heerlijkheid niet vertrapt? De Heer van de kerk heeft een ander voorbeeld gegeven. Jezus is trouw gebleven aan de synagoge, die - wat de overheid betrof - hem bepaald niet welgezind was; en waar Farizeeën en Sad-duceeën - conservatieven en vrijzinnigen - de dienst uitmaakten.

Even erg is de gewoonte alleen naar de kerk te komen bij grote feesten, of als het een keer goed uitkomt. Wordt zo een gemeenschap opgebouwd? Zelfs in de besturen tref je mensen aan die je maar zelden in de kerkbanken ziet. Hoewel de koren vaak de dienst uitmaken in de liturgie, komen veel koorleden alleen als ze moeten zingen. Verder …. ach, de lijst van misstanden is lang. Laten Christenen hierover niet verbitterraken, of ook zelf hun heil elders gaan zoe-ken; maar laten zij zich voegen naar de Heer van de kerk, die wil dat allen één zijn in het verlangen hem te dienen. Laten zij een voorbeeld nemen aan de hei-lige naar wie de kerk is genoemd, en die met volledig voorbijzien van zijn of haar eigen belangen en voorkeur de liefde van Christus heeft voorgeleefd. Laten zij de woorden van de psalmist ter harte nemen: De ijver voor uw huis heeft mij verteerd5. Zij weten zich één met Christus; en zingen, vol van de Geest, het

Page 251: zondag 2(B)

251lied van deze dag: De HEER van het hemelse leger: Hij is mét ons.

1) Joh 7,38 2) Jes 11,2 3) Joh 14,2 4) Joh 17,2 5) ps 69,10

psalm 46 L God is onze toevlucht en sterkte; wij hebben geen angst, al beeft ook de aarde, en wankelen de bergen* in zee. A Laat de golven maar bulderen, laat de bergen bewegen in de woedende zee. L Er is een stroom* die vreugde brengt, *de H.Geest in de stad van God waar zijn heilige woningen zijn. A Hier is God in haar midden, zij zal niet wankelen; zij staat onwrikbaar vast als de nieuwe Dag aanbreekt. L Volkeren woeden en machtige naties wankelen; dan verheft de HEER zijn stem, heel de aarde beeft. A De HEER van het hemelse leger: Hij is mét ons; de God van Jakob is onze toevlucht. L Kom, en zie het werken van de HEER, die op aarde wonderbaarlijke dingen verricht. A Hij maakt een einde aan de oorlog op aarde; en vernietigt het verwoestende wapentuig. L Laat af, en weet dat Ik God ben: verheerlijkt op aarde, verhoogd onder de volken. A De HEER van het hemelse leger: Hij is mét ons; de God van Jakob is onze toevlucht.

gezegend wie uw huis betreden O Heer, hoe heerlijk is uw woning, hoe vol belofte is de kerk, de kerk van Christus, onze koning, die als een dienaar voor ons werkt.

Al mocht ik duizend dagen delen in alle aardse overvloed: ik ben met één dag meer tevreden, als ik mijn Heer en God ontmoet.

Gezegend, wie uw huis betreden, zolang de deur nog openstaat. Wij knielen, vinden hier uw vrede, die eeuwig, eeuwig voort bestaat.

Nu bidden wij voor hen, die buiten en in de macht der wereld staan: dat zij U vinden, naar U luist'ren, en bij U binnen mogen gaan. gelovenbeleven.nl > liedboek al mijn verlangen, lied 96

* * *

Page 252: zondag 2(B)

252 EVANGELIETEKSTEN

Matteüs

1,18-24 zondag 1 van de Advent (A) 2,13-15.19-22 zondag na Kerst 3,1-12 zondag 2 van de Advent (A) 4,1-11 zondag 1 van de 40-dagentijd (A) 4,12-23 zondag 3 van de tijd door het jaar (A) 5,1-12 zondag 4 van de tijd door het jaar (A) Allerheiligen (ABC) 5,13-16 zondag 5 van de tijd door het jaar (A) 5,17-37 zondag 6 van de tijd door het jaar (A) 5,38-48 zondag 7 van de tijd door het jaar (A) 6,1-6.16-18 Aswoensdag (ABC) 6,24-34 zondag 8 van de tijd door het jaar (A) 7,21-27 zondag 9 van de tijd door het jaar (A) 9,9-13 zondag 10 van de tijd door het jaar (A) 9,36-10,8 zondag 11 van de tijd door het jaar (A) 10,26-33 zondag 12 van de tijd door het jaar (A) 10,37-42 zondag 13 van de tijd door het jaar (A) 11,2-11 zondag 3 van de Advent (A) 11,25-30 zondag 14 van de tijd door het jaar (A) 13,1-23 zondag 15 van de tijd door het jaar (A) 13,24-43 zondag 16 van de tijd door het jaar (A) 13,44-52 zondag 17 van de tijd door het jaar (A) 14,13-21 zondag 18 van de tijd door het jaar (A) 14,22-33 zondag 19 van de tijd door het jaar (A) 15,21-28 zondag 20 van de tijd door het jaar (A) 16,13-20 zondag 21 van de tijd door het jaar (A) 16,21-27 zondag 22 van de tijd door het jaar (A) 17,1-9 zondag 2 van de 40-dagentijd (A) 18,15-20 zondag 23 van de tijd door het jaar (A) 18,21-35 zondag 24 van de tijd door het jaar (A) 20,1-16 zondag 25 van de tijd door het jaar (A) 21,1-11 zondag 6 van de 40-dagentijd (ABC) (Palm- en Passiezondag) 21,28-32 zondag 26 van de tijd door het jaar (A) 21,33-43` zondag 27 van de tijd door het jaar (A) 22,1-14 zondag 28 van de tijd door het jaar (A) 22,15-21 zondag 29 van de tijd door het jaar (A) 22,34-40 zondag 30 van de tijd door het jaar (A) 23,1-12 zondag 31 van de tijd door het jaar (A) 24,37-44 zondag 1 van de Advent (A) 25,1-13 zondag 32 van de tijd door het jaar (A) 25,14-30 zondag 33 van de tijd door het jaar (A) 25,31-46 Christus koning (A) (einde van het kerkelijk jaar)

Page 253: zondag 2(B)

253 28,1-10 paaswake (A) zondag 1 van de Paastijd (A) (eerste paasdag) 28,16-20 Hemelvaart (A) zondag na Pinksteren (B) (Drie-eenheid)

Marcus

1,1-8 zondag 2 van de Advent (B) 1,7-11 doop van de Heer (B) 1,12-15 zondag 1 van de 40-dagentijd (B) 1,14-20 zondag 3 van de tijd door het jaar (B) 1,21-28 zondag 4 van de tijd door het jaar (B) 1,29-30 zondag 5 van de tijd door het jaar (B) 1,40-45 zondag 6 van de tijd door het jaar (B) 2,1-12 zondag 7 van de tijd door het jaar (B) 2,18-22 zondag 8 van de tijd door het jaar (B) 2,23-3,6 zondag 9 van de tijd door het jaar (B) 3,20-35 zondag 10 van de tijd door het jaar (B) 4,26-34 zondag 11 van de tijd door het jaar (B) 4,35-41 zondag 12 van de tijd door het jaar (B) 5,21-43 zondag 13 van de tijd door het jaar (B) 6,1-6 zondag 14 van de tijd door het jaar (B) 6,7-13 zondag 15 van de tijd door het jaar (B) 6,30-34 zondag 16 van de tijd door het jaar (B) 7,1-8.14-15.21-23 zondag 22 van de tijd door het jaar (B) 7,31-37 zondag 23 van de tijd door het jaar (B) 8,27-35 zondag 24 van de tijd door het jaar (B) 9,2-10 zondag 2 van de 40-dagentijd (B) 9,30-37 zondag 25 van de tijd door het jaar (B) 9,38-43.45.47-48 zondag 26 van de tijd door het jaar (B) 10,2-16 zondag 27 van de tijd door het jaar (B) 10,17-30 zondag 28 van de tijd door het jaar (B) 10,35-45 zondag 29 van de tijd door het jaar (B) 10,46-52 zondag 30 van de tijd door het jaar (B) 11,1-10 zondag 6 van de 40-dagentijd (B) (Palm- en Passiezondag) 12,28-34 zondag 31 van de tijd door het jaar (B) 12,38-44 zondag 32 van de tijd door het jaar (B) 13,24-32 zondag 33 van de tijd door het jaar (B) 13,33-37 zondag 1 van de Advent (B) 14,12-16.22-26 tweede zondag na Pinksteren (B) (Sacramentsdag) 16,1-8 paaswake (B) Paaszondag (B) (eerste zondag van de paastijd) 16,15-20 Hemelvaart (B)

Page 254: zondag 2(B)

254 Lucas

1,1-4;4,12-21 zondag 3 van de tijd door het jaar zondag (C) 1,5-17 Johannes de Doper (geboorte) (ABC) 1,26-38 zondag 4 van de Advent (B) 1,39-45 zondag 4 van de Advent (C) 1,39-56 Maria hemelvaart (ABC) 1,57-66.80 Johannes de Doper (ABC) 2,1-14 kerstnacht (ABC) 2,16-21 1 januari (ABC) (Maria moeder van God) 2,22-40 zondag na Kerst (heilige familie) (B) 2,41-52 zondag na Kerst (heilige familie) (C) 3,1-6 zondag 2 van de Advent (C) 3,10-18 zondag 3 van de Advent (C) 3,15--16.21-22 doop van de Heer (C) 4,1-13 zondag 1 van de 40-dagentijd (C) 4,21-30 zondag 4 van de tijd door het jaar (C) 5,1-11 zondag 5 van de tijd door het jaar (C) 6,17.20-26 zondag 6 van de tijd door het jaar (C) 6,27-38 zondag 7 van de tijd door het jaar (C) 6,39-45 zondag 8 van de tijd door het jaar (C) 7,1-10 zondag 9 van de tijd door het jaar (C) 7,11-17 zondag 10 van de tijd door het jaar (C) 7,36-8,3 zondag 11 van de tijd door het jaar (C) 9,11-17 tweede zondag na Pinksteren (C) (Sacramentsdag) 9,18-24 zondag 12 van de tijd door het jaar (C) 9,28-36 zondag 2 van de 40-dagentijd (C) 9,51-62 zondag 13 van de tijd door het jaar (C) 10,11-12.17-20 zondag 14 van de tijd door het jaar (C) 10,25-37 zondag 15 van de tijd door het jaar (C) 10,38-42 zondag 16 van de tijd door het jaar (C) 11,1-13 zondag 17 van de tijd door het jaar (C) 12,13-21 zondag 18 van de tijd door het jaar (C) 12,32-48 zondag 19 van de tijd door het jaar (C) 12,49-53 zondag 20 van de tijd door het jaar (C) 13,1-9 zondag 3 van de 40-dagentijd (C) 13,22-30 zondag 21 van de tijd door het jaar (C) 14,1.7-14 zondag 22 van de tijd door het jaar (C) 14,25-33 zondag 23 van de tijd door het jaar (C) 15,1-3.11-32 zondag 4 van de 40-dagentijd (C) 15,1-32 zondag 24 van de tijd door het jaar (C) 16,1-13 zondag 25 van de tijd door het jaar (C) 16,19-31 zondag 26 van de tijd door het jaar (C) 17,5-10 zondag 27 van de tijd door het jaar (C) 17,11-19 zondag 28 van de tijd door het jaar (C) 18,1-8 zondag 29 van de tijd door het jaar (C) 18,9-14 zondag 30 van de tijd door het jaar (C)

Page 255: zondag 2(B)

255 19,1-10 zondag 31 van de tijd door het jaar (C) 19,28-40 zondag 6 van de 40-dagentijd (C) (Palm- en Passiezondag) 20,27-38 zondag 32 van de tijd door het jaar (C) 21,5-19 zondag 33 van de tijd door het jaar (C) 21,25-28.34-36 zondag 1 van de Advent (C) 23,35-43 Christus Koning (C) 23,44-46.50-53; 24,1-6 Allerzielen (ABC) 24,1-12 Paaswake (C) zondag 1 van de paastijd (C) (Paaszondag) 24,13-35 zondag 3 van de paastijd (A) 24,35-48 zondag 3 van de paastijd (B) 24, 46-53 Hemelvaart (C) Johannes

1,1-18 Kerstdag (ABC) tweede zondag na Kerst (ABC) 1,6-8.19-28 zondag 3 van de Advent (B) 1,29-34 zondag 2 van de tijd door het jaar (A) 1,35-42 zondag 2 van de tijd door het jaar (B) 2,1-11 zondag 2 van de tijd door het jaar (C) 2,13-25 zondag 3 van de 40-dagentijd (B) 3,14-21 zondag 4 van de 40-dagentijd (B) 3,16-18 zondag na Pinksteren (C) (Drie-eenheid) 4,5-42 zondag 3 van de 40-dagentijd (A 6,1-15 zondag 17 van de tijd door het jaar (B) 6,24-25 zondag 18 van de tijd door het jaar (B) 6,41-51 zondag 19 van de tijd door het jaar (B) 6,51-58 zondag 20 van de tijd door het jaar (B) tweede zondag na Pinksteren (A) (Sacramentsdag) 6,60-69 zondag 21 van de tijd door het jaar (B) 8,1-11 zondag 5 van de 40-dagentijd (C) 9,1-41 zondag 4 van de 40-dagentijd (A) 10,1-11 zondag 4 van de Paastijd (A) 10,11-18 zondag 4 van de Paastijd (B) 10,27-30 zondag 4 van de Paastijd (C) 11,1-45 zondag 5 van de 40-dagentijd (A) 11,17-27 Allerzielen (ABC) (zie bijzondere vieringen) 12-12-16 zondag 6 van de 40-dagentijd (B) (Palm- en Passiezondag) 12,20-33 zondag 5 van de 40-dagentijd (B) 13,1-15 Witte Donderdag (ABC) 13,31-35 zondag 5 van de Paastijd (C) 14,1-12 zondag 5 van de Paastijd (A) 14,15-21 zondag 6 van de Paastijd (A) 14,23-29 zondag 6 van de Paastijd (C)

Page 256: zondag 2(B)

256 15,1-8 zondag 5 van de Paastijd (B) 15,9-17 zondag 6 van de Paastijd (B) 16,12-15 zondag na Pinksteren (C) (Drie-eenheid) 17,1-11 zondag 7 van de Paastijd (A) 17,11-19 zondag 7 van de Paastijd (B) 17,20-26 zondag 7 van de Paastijd (C) 18,1-19.42 Goede Vrijdag (ABC) 18,33-37 Christus Koning (B) 20,1-9 zondag 1 van de Paastijd (C) (Paaszondag) 20,19-23 Pinksteren (ABC) 20,19-31 zondag 2 van de Paastijd (C) 21,1-19 zondag 3 van de Paastijd (C)

* * *

Page 257: zondag 2(B)

257AFKORTING VAN BIJBELBOEKEN

OUDE TESTAMENT

vijf boeken van Mozes genesis gen exodus ex leviticus lev numeri num deuteronomium deut

geschiedenis van Israël Jozua Joz rechters re Ruth Ruth 1ste boek Samuël 1Sam 2de boek Samuël 2Sam 1ste boek. koningen 1kon 2de boek koningen 2kon 1ste boek kronieken 1kron 2de boek kronieken 2kron Ezra Ezra Nehemia Neh Ester Est

poëtische boeken Job Job psalmen ps spreuken spr prediker pr hooglied hoogl

vier grote profeten Jesaja Jes Jeremia Jer klaagliederen v Jeremia. klaagl Ezechiël Ez Daniël Dan

twaalf kleine profeten Hosea Hos Joël Joël Amos Am Obadja Ob Jona Jona Micha Mi Nahum Nah Habakkuk Hab Sefanja Sef Haggai Hag Zacharia Zach Maleachi Mal

deutero-kanonieke boeken Tobit Tob Judit Jud Ester (aanvulling) Est 1ste boek Makkabeeën 1Makk 2de boek Makkabeeën 2Makk wijsheid van Salomo wijsh wijsheid v Jezus Sirach Sir Baruch Bar

NIEUWE TESTAMENT

vier evangeliën Matteüs Mt Marcus Mc Lucas Lc Johannes Joh

handelingen vd apost. hand

brieven van Paulus aan Rome Rom 1ste brief aan Korinte 1Kor 2de brief aan Korinte 2Kor aan de Galaten Gal aan Efese Ef aan Filippi Fil aan Kolosse Kol 1ste br. aan Tessalonica 1Tes 2de br. aan Tessalonica 2Tes 1ste br. aan Timóteüs 1Tim 2de br. aan Timóteüs 2Tim aan Titus Tit aan Filémon Filem

algemene brieven aan de Hebreeën Heb brief van Jakobus Jak 1ste brief van Petrus 1Pe 2de brief van Petrus 2Pe 1ste brief van Johannes 1Joh 2de brief van Johannes 2Joh 3de brief van Johannes 3Joh brief van Judas Jud

openbaring. v Johannes openb (apocalyps)