Zie voor meer informatie...Paulussen Advocaten N.V. te Maastricht, alsmede door mr. J.M. van den...

144
Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie 1 Heden, de twintigste november tweeduizend dertien, ten verzoeke van de stichting Stichting Urgenda, gevestigd en kantoorhoudende te (1031 HD) Amsterdam aan de Distelweg 113, zowel voor zichzelf, als in haar hoedanigheid van procesgevolmachtigde en vertegenwoordiger van de personen die zijn vermeld op bijlage A, welke bijlage aan deze dagvaarding is gehecht en daar deel van uitmaakt, hierna gezamenlijk te noemen: ―Urgenda c.s.‖ (allen) ten dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door mr. R.H.J. Cox van Paulussen Advocaten N.V. te Maastricht, alsmede door mr. J.M. van den Berg van Höcker Advocaten te Amsterdam, (allen) in deze zaak woonplaats kiezende ten kantore van Paulussen Advocaten N.V., kantoorhoudende aan de Sint Pieterskade 26B te (6212 AD) Maastricht, van welk kantoor mr. R.H.J. Cox als procesadvocaat optreedt en als zodanig wordt gesteld, heb ik, GEDAGVAARD: de publiekrechtelijke rechtspersoon DE STAAT DER NEDERLANDEN, meer speciaal het ministerie van Infrastructuur en Milieu, waarvan de zetel is gevestigd te ‘s-Gravenhage, ex artikel 48 Rv mijn exploot doende aan het parket van de procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden, gevestigd te (2514 CV) ‘s-Gravenhage aan de Kazernestraat 52, en afschrift dezes latende aan: OM: op woensdag 18 december 2013, des voormiddags om 10.00 uur, niet in persoon, doch vertegenwoordigd door een advocaat, te verschijnen ter openbare terechtzitting van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Haag, welke zitting alsdan en aldaar gehouden zal worden in één der zittingzalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te (2595 AJ) Den Haag;

Transcript of Zie voor meer informatie...Paulussen Advocaten N.V. te Maastricht, alsmede door mr. J.M. van den...

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    1

    Heden, de twintigste november tweeduizend dertien, ten verzoeke van

    de stichting Stichting Urgenda, gevestigd en kantoorhoudende te (1031 HD)

    Amsterdam aan de Distelweg 113, zowel voor zichzelf, als in haar hoedanigheid

    van procesgevolmachtigde en vertegenwoordiger van de personen die zijn

    vermeld op bijlage A, welke bijlage aan deze dagvaarding is gehecht en daar deel

    van uitmaakt, hierna gezamenlijk te noemen: ―Urgenda c.s.‖

    (allen) ten dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door mr. R.H.J. Cox van

    Paulussen Advocaten N.V. te Maastricht, alsmede door mr. J.M. van den Berg van

    Höcker Advocaten te Amsterdam,

    (allen) in deze zaak woonplaats kiezende ten kantore van Paulussen Advocaten

    N.V., kantoorhoudende aan de Sint Pieterskade 26B te (6212 AD) Maastricht, van

    welk kantoor mr. R.H.J. Cox als procesadvocaat optreedt en als zodanig wordt

    gesteld,

    heb ik,

    GEDAGVAARD:

    de publiekrechtelijke rechtspersoon DE STAAT DER NEDERLANDEN, meer

    speciaal het ministerie van Infrastructuur en Milieu, waarvan de zetel is gevestigd

    te ‘s-Gravenhage, ex artikel 48 Rv mijn exploot doende aan het parket van de

    procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden, gevestigd te (2514 CV)

    ‘s-Gravenhage aan de Kazernestraat 52, en afschrift dezes latende aan:

    OM:

    op woensdag 18 december 2013, des voormiddags om 10.00 uur, niet in persoon,

    doch vertegenwoordigd door een advocaat, te verschijnen ter openbare

    terechtzitting van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Haag, welke zitting

    alsdan en aldaar gehouden zal worden in één der zittingzalen van het Paleis van

    Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te (2595 AJ) Den Haag;

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaak

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    2

    MET DE AANZEGGING:

    a) dat indien gedaagde verzuimt advocaat te stellen of het hierna te noemen

    griffierecht niet tijdig betaalt, en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in

    acht zijn genomen, de rechter verstek tegen gedaagde zal verlenen en de hierna

    omschreven vordering zal toewijzen, tenzij deze hem onrechtmatig of ongegrond

    voorkomt;

    b) dat bij verschijning in het geding van de gedaagde een griffierecht zal worden

    geheven, te voldoen binnen vier weken te rekenen vanaf het tijdstip van

    verschijning;

    c) dat de hoogte van de griffierechten is vermeld in de meest recente bijlage

    behorend bij de Wet griffierechten burgerlijke zaken, die onder meer is te vinden

    op de website: www.kbvg.nl/griffierechtentabel;

    d) dat van een persoon die onvermogend is, een bij of krachtens de wet

    vastgesteld griffierecht voor onvermogenden wordt geheven, indien hij op het

    tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:

    1) een afschrift van het besluit tot toevoeging, bedoeld in artikel 29 van de

    Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is ten gevolge van

    omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem zijn toe te rekenen, een

    afschrift van de aanvraag, bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de Wet op de

    rechtsbijstand, dan wel

    2) een verklaring van het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, bedoeld in

    artikel 7, derde lid, onderdeel e, van de Wet op de rechtsbijstand waaruit

    blijkt dat zijn inkomen niet meer bedraagt dan de inkomens bedoeld in de

    algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 35, tweede lid, van die

    wet;

    TENEINDE:

    de hierna geformuleerde eis tegen zich te horen instellen op de gronden zoals in

    deze dagvaarding omschreven.

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaakhttp://www.kbvg.nl/griffierechtentabel

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    3

    Indeling dagvaarding en toelichting

    De dagvaarding kent de navolgende indeling:

    1. Inleiding

    1.1. Noodzakelijke basiskennis

    1.2. De kern van de rechtszaak

    2. Ontvankelijkheid

    2.1. Inleiding

    2.2. Toelaatbare vordering

    2.3. Overleg met de Staat

    2.4. Conclusie

    3. De feiten

    3.1. Inleiding

    3.2. De klimaatwetenschap

    3.2.1. De (historische) ontwikkeling van CO2 in de atmosfeer

    3.2.2. De klimaatwetenschap tot de oprichting van het IPCC

    3.2.3. Oprichting en werkwijze van het IPCC

    3.2.4. Hoor en wederhoor: de bijzondere status van IPCC

    rapporten

    3.3. De conclusies van het IPCC

    3.3.1. Inleiding

    3.3.2. De mate van wetenschappelijke zekerheid over

    klimaatverandering

    3.4. De conclusies uit Nederlandse bronnen

    3.4.1. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)

    3.4.2. De conclusies uit andere Nederlandse bronnen

    3.5. De conclusie uit een Amerikaanse bron

    3.6. De conclusies uit Europese bronnen

    3.7. Conclusies uit diverse bronnen

    3.8. De Wereldbank luidt de noodklok

    3.9. Het IEA luidt de noodklok

    3.10. Concluderend ten aanzien van de feiten

    4. Het toepasselijk recht

    4.1. Inleiding

    4.2. Algemene beginselen van volkenrecht

    4.2.1. Inleiding

    4.2.2. Het ‗no harm‘ beginsel

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaak

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    4

    4.3. Het VN-Klimaatverdrag

    4.3.1. Het VN-Klimaatverdrag zelf

    4.3.2. Kyoto-protocol

    4.3.3. Bali Action Plan

    4.3.4. Kopenhagen-akkoord

    4.3.5. Cancun Agreement en daarna

    4.3.6. Durban en daarna

    4.4. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens

    4.4.1. Algemene inleiding

    4.4.2. Artikel 2 EVRM

    4.4.3. Artikel 8 EVRM

    4.5. Nationaal recht: onrechtmatige daad

    4.5.1. Hinder

    4.5.2. Gevaarzetting

    4.5.3. De Kalimijnen-kwestie

    5. De vorderingen en de onderbouwing daarvan

    5.1. De kern van het verwijt aan de Staat

    5.2. Waarom de Staat aansprakelijk kan worden gesteld voor de CO2-

    emissies van Nederlands grondgebied

    5.2.1. Artikel 21 Grondwet en Wet Milieubeheer

    5.2.2. Artikel 2, artikel 8 en artikel 13 EVRM

    5.2.3. Bevoegdheid op grond van Wabo tot ingrijpen bij CO2-

    emissies

    5.2.4. Grote Staatsinvloed op de energievoorziening; financieel

    5.2.5. Grote Staatsinvloed op de energievoorziening; verstrekking

    van emissierechten

    5.2.6. Conclusie

    5.3. Geen wetgevingsbevel

    6. De juridische onderbouwing van de vordering

    6.1. Algemeen

    6.2. Het Kalimijnen-arrest: de overeenkomsten

    6.3. Het Kalimijnen-arrest: bij schade als gevolg van cumulatieve

    samenwerkende emissies is sprake van pro rata aansprakelijkheid

    6.4. Consequenties voor de onderhavige procedure

    6.5. De omvang van de Nederlandse emissies

    6.5.1. De Nederlandse emissies vergeleken: in absolute getallen

    6.5.2. De Nederlandse emissies vergeleken: per capita

    6.5.3. Carbon-intensiteit

    6.6. Conclusie

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaak

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    5

    7. Een reductiepercentage van 40% in 2020

    8. Verweren

    8.1. Brief d.d. 11 december 2012: de Staat erkent de omvang en

    urgentie van het klimaatprobleem

    8.2. Brief d.d. 11 december 2012: verweren van de Staat en

    weerlegging daarvan

    9. Beleidsvrijheid

    10. Afronding

    11. Bewijsaanbod

    Toelichting:

    de bovenstaande hoofdstukindeling wordt gebruikt ten behoeve van de

    leesbaarheid van de dagvaarding en beoogt niet het integrale karakter van de

    dagvaarding aan te tasten. De dagvaarding dient als één integraal geheel van elf

    hoofdstukken te worden gezien die elkaar beïnvloeden en naar elkaar verwijzen;

    de dagvaarding kent geen afzonderlijke op zichzelf staande delen. Ook geldt dat,

    vanwege de internationale dimensies van klimaatverandering, de meeste

    wetenschappelijke en institutionele rapporten in het Engels zijn gesteld, reden

    waarom in de dagvaarding aangehaalde citaten noodgedwongen veelal in het

    Engels zijn weergegeven.

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaak

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    6

    1. INLEIDING

    1.1 NOODZAKELIJKE BASISKENNIS

    1. De aarde koerst af op een aanzienlijke, ingrijpende klimaatverandering

    met zeer ernstige gevolgen voor de bestaande ecosystemen van de

    planeet – en daarmee ook voor de mensheid die van die ecosystemen

    moet bestaan.

    2. De klimaatverandering wordt met name veroorzaakt door de verbranding

    van fossiele brandstoffen, waardoor de mens broeikasgassen aan de

    atmosfeer toevoegt en de fysisch-chemische samenstelling van de

    atmosfeer verandert.

    3. De mens verbrandt fossiele brandstoffen omdat daarbij energie vrijkomt,

    die hij wil gebruiken voor bijvoorbeeld het opwekken van elektriciteit

    (energiesector), voor het aandrijven van machines (industrie) of van

    transportmiddelen (mobiliteit), of voor de verwarming van ruimtes

    (gebouwde omgeving). Bij het verbranden van de fossiele brandstoffen

    olie, gas, bruinkool en steenkool komt echter, als gezegd, niet slechts

    energie vrij maar komen ook (als ‗afvalproduct‘) broeikasgassen vrij,

    waarvan CO2 (koolstofdioxide) de belangrijkste is.1

    4. Door de toename van broeikasgassen in de atmosfeer warmen de

    atmosfeer, het landoppervlak, de zeeën en de ijsmassa‘s van de aarde

    langzaam op. Een groot deel van de stijging van de gemiddelde

    temperatuur aan het aardoppervlak van de afgelopen 100 jaar wordt

    veroorzaakt door deze toename van broeikasgassen in de atmosfeer. Het

    gaat hierbij om een totale stijging van ongeveer 0,8 graden Celsius.

    5. Een stijging van 0,8 graden Celsius van de gemiddelde temperatuur op

    aarde lijkt niet veel, maar ten opzichte van de pre-industriële gemiddelde

    temperatuur van ongeveer 15 graden Celsius is het aanzienlijk en de

    gevolgen daarvan zijn zichtbaar en merkbaar in de wereld, getuige onder

    meer de geconstateerde zeespiegelstijging en het smelten van het

    Noordpool zeeijs en de ijskappen van Groenland en Antarctica. Ook

    beginnen veranderingen in neerslaghoeveelheden en –patronen en de

    aantasting van ecosystemen en het verlies aan biodiversiteit zichtbaar te

    worden alsook de schadelijke gevolgen van deze veranderingen voor de

    mens.

    1 Koolstofdioxide vormt 80% van alle door de mens uitgestoten broeikasgassen, de belangrijkste andere broeikasgassen die de mens uitstoot zijn methaan en lachgas.

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaak

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    7

    6. In de klimaatwetenschap wordt de causaliteit tussen de menselijke

    (antropogene) uitstoot van broeikasgassen en de opwarming van de

    aarde goed begrepen. Om het Planbureau van de Leefomgeving te

    citeren: ―Het is onomstotelijk vastgesteld dat sinds de industriële revolutie

    de aarde opwarmt, het land- en zeeijs smelt, en de zeespiegel stijgt. Het

    is zeker dat de concentratie van CO2 met bijna 40% is toegenomen sinds

    het begin van de industriële revolutie. Ook staat vast dat deze toename

    van CO2 veroorzaakt is door menselijke activiteiten. Vanuit de

    natuurkunde is bekend dat broeikasgassen, waaronder CO2, de aarde

    doen opwarmen. Het is inmiddels zo goed als zeker dat een groot deel

    van de recente opwarming is veroorzaakt door de door de mens

    uitgestoten broeikasgassen.‖2

    7. Van alle CO2 die uitgestoten wordt naar de atmosfeer wordt per saldo

    ongeveer 55% weer geabsorbeerd en aan de atmosfeer onttrokken door

    oceanen en bossen (zij het dat door ontbossing en opwarming van de

    oceanen dit percentage kan dalen). De resterende 45% aan uitgestoten

    CO2 breekt, anders dan veel andere broeikasgassen, in de atmosfeer

    nauwelijks af en blijft daarin aanwezig met behoud van fysisch-chemische

    eigenschappen.De wetenschap heeft namelijk vastgesteld dat CO2-

    moleculen die eenmaal zijn uitgestoten in de atmosfeer nog zeer lang

    (vele honderden jaren) in de atmosfeer aanwezig blijven met behoud van

    hun opwarmende eigenschappen. Uitgestoten CO2 verdwijnt derhalve

    maar zeer langzaam uit de atmosfeer. De huidige (40% hogere) CO2-

    concentratie in de atmosfeer is daardoor ontstaan als een optelsom van

    de antropogene CO2-emissies die sinds 1750 (de start van de industriële

    revolutie) tot op heden hebben plaatsgevonden.

    8. Bij de start van de industriële revolutie bevond de CO2-concentratie zich

    op 280 ppm (parts per million).3 In 2013 bevindt de CO2-concentratie zich

    op het niveau van 400 ppm4 en met de huidige mondiale uitstoot

    verwacht de wetenschap dat de CO2-concentratie met meer dan 20 ppm

    per decennium toe zal nemen en rond 2030 op het niveau van 450 ppm

    zal zijn gekomen, een concentratieniveau dat past bij een gemiddelde

    temperatuurstijging op aarde van 2 graden Celsius. Er is hier dus sprake

    van een cumulatief effect: elke nieuwe emissie van CO2 draagt bij aan

    een verdere toename van de CO2-concentratie in de atmosfeer en

    daarmee aan een toename van de gemiddelde temperatuur op aarde.

    2 PBL (Planbureau voor de Leefomgeving): ―De Achtergrond van het Klimaatprobleem‖ van 14 januari 2013. 3IPCC, WG 1, H6 4400 ppm wil zeggen dat van elke 1 miljoen moleculen in de atmosfeer er 400 bestaan uit CO2

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaak

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    8

    9. Dit causaal verband tussen een toename van de CO2-concentratie in de

    atmosfeer enerzijds en een toename van de temperatuur anderzijds

    wordt in de klimaatwetenschap met ‗klimaatgevoeligheid‘ aangeduid,

    oftewel de mate waarin de temperatuur op aarde gevoelig is voor de CO2-

    concentratie in de atmosfeer. ‗Klimaatgevoeligheid‘ wordt gedefinieerd als

    de mate van opwarming die op langere termijn optreedt bij een

    verdubbeling van de CO2-concentratie in de atmosfeer. Naar huidige

    beste wetenschappelijke inzichten is de klimaatgevoeligheid ongeveer 3

    graden Celsius. Indien de CO2-concentratie in de atmosfeer dus

    verdubbeld van 280 ppm naar 560 ppm stijgt de gemiddelde temperatuur

    op aarde naar beste wetenschappelijke inzichten met 3 graden Celsius.

    10. Zoals verderop in de dagvaarding zal worden toegelicht mag een CO2-

    concentratieniveau van 450 ppm en bijbehorende verwachte stijging van

    de gemiddelde temperatuur op aarde van 2 graden Celsius niet

    overschreden worden omdat dit als gevaarlijk wordt beschouwd voor de

    mondiale samenleving. Naarmate de CO2-concentratie en daardoor de

    gemiddelde temperatuur op aarde stijgt, nemen namelijk ook de

    schadelijke effecten voor de ecosystemen en de mensheid toe. Dit

    schadelijke effect wordt versterkt doordat de toevoeging van CO2 aan de

    atmosfeer met een onnatuurlijk en historisch hoog tempo gebeurt en de

    gemiddelde temperatuur daardoor met een te grote snelheid oploopt.

    Bovendien neemt bij hogereCO2 concentraties en temperaturen de kans

    op zichzelf versterkende en op menselijke tijdschalen onomkeerbare

    processen toe.

    11. Het algemene schadebeeld dat bij klimaatverandering hoort is dat van

    een sluipende schade waarbij de schade niet van het ene op het andere

    moment in volle omvang ontstaat, maar geleidelijk aan toeneemt als

    gevolg van het cumulatief effect. Vergelijk het met de situatie waarin

    werknemers voortdurend blootstaan aan een gevaarlijke stof en

    geleidelijk aan, maar steeds erger, stoflongen ontwikkelen; de gezondheid

    van hun longen wordt sluipend steeds verder aangetast.

    12. Op dit moment lijken de schadelijke gevolgen van antropogene CO2-

    emissies wellicht nog te overzien - maar schijn bedriegt. De schade van

    de historische en huidige CO2-emissies van de mens is namelijk niet alleen

    sluipend maar ook sluimerend, dat wil zeggen de schade is er al wel,

    want de schade aan de chemische samenstelling van de atmosfeer in de

    vorm van een bovenmatige concentratie aan CO2is reeds veroorzaakt,

    maar is nog niet zichtbaar of merkbaar omdat de opwarming die daarvan

    het zekere gevolg is zich pas met grote vertraging manifesteert.

    Sluimerende schades creëren een bijzonder risico. Tegen een schade die

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaak

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    9

    meteen zichtbaar is, kunnen ook meteen inperkende maatregelen worden

    getroffen, maar een sluimerende schade kan lang ondergronds

    doorwoekeren voordat de schadelijke gevolgen goed merkbaar zijn en op

    dat moment dat de schade ‗ontdekt‘ wordt, is er al veel onherstelbare

    schade ontstaan. Een goed voorbeeld van sluimerende schade is de

    asbestziekte mesothelioom; een dodelijke beroepsziekte die zich pas 30

    jaar na de blootstelling aan een asbestkristal manifesteert. Toen de eerste

    mesothelioomslachtoffers zich aandienden, is men wel tot het nemen van

    maatregelen overgegaan, maar op dat moment zaten er nog vele

    slachtoffers ‗in de pijplijn‘ omdat zij in de voorbije 30 jaar aan asbest

    waren blootgesteld. Voor hen kwamen de getroffen maatregelen 30 jaar

    te laat en hun schade – overlijden binnen twee jaar – was niet meer te

    vermijden.

    13. Voor klimaatschade geldt een vergelijkbaar sluimerend schadebeeld en

    daardoor is de klimaatschade nu reeds aanzienlijk groter dan op dit

    moment kan worden waargenomen. Dat heeft te maken met het feit dat

    het klimaatsysteem vertraagd reageert op broeikasgasemissies. Het duurt

    namelijk 30 tot 50 jaar voordat uitgestoten broeikasgassen hun volledige

    opwarmende effect in de atmosfeer en op land bereiken.5 De volle

    gevolgen van onze huidige emissies voor de opwarming van de atmosfeer

    en het land zullen dus pas na 2050 zichtbaar worden. Omgekeerd

    betekent de vertraging van 30 tot 50 jaar dat op aarde nu enkel pas de

    volle opwarming en de daaraan verbonden schadelijke effecten merkbaar

    zijn van de CO2-emissies die tot circa 1980 hebben plaatsgevonden. De

    opwarming en schadelijke gevolgen van de broeikasgasemissies die vanaf

    1980 tot op heden hebben plaatsgevonden worden anno 2013 dus nog

    niet ervaren en zullen pas in de komende decennia merkbaar worden.

    14. Deze vertraging in het klimaatsysteem is een belangrijk gegeven want het

    betekent dat zelfs in het geval de mensheid met onmiddellijke ingang

    geen fossiele energie meer zou verbranden, de emissies van de afgelopen

    decennia de aarde hoe dan ook verder zullen doen opwarmen. Vanwege

    de zeer omvangrijke en historisch hoge broeikasgasemissies van de

    afgelopen drie decennia - de decennia van grote economische groei

    wereldwijd - is een additionele opwarming van 0,6 graden Celsius

    bovenop de reeds bereikte 0,8 graden (dus 1,4 graden Celsius in totaal)

    volgens de wetenschap nu al niet meer te voorkomen; dus zelfs niet als

    met onmiddellijke ingang de verbranding van olie, gas, bruinkool en

    steenkool gestaakt zou worden.

    5 (en deze toegenomen warmte heeft vervolgens nog honderden jaren invloed op de opwarming van de zeeën en de ijsmassa‘s als traagste opwarmende elementen in het klimaatsysteem).

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaak

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    10

    15. Het zal echter duidelijk zijn dat het staken van het gebruik van fossiele

    brandstoffen niet van de ene op de andere dag kan plaatsvinden. De

    transformatie van een wereldwijde samenleving die draait op de

    verbranding van fossiele energie, naar een samenleving die (bijna)

    volledig zal moeten worden voorzien van alternatieve duurzame energie,

    zal niet in een dag, maand, jaar of zelfs een decennium voltooid zijn. Met

    een dergelijke wereldwijde transformatie en systeemverandering zullen,

    zelfs als deze met grote focus en inspanning wordt uitgevoerd, enkele

    decennia gemoeid zijn. Er zal dus noodgedwongen in deze overgangsfase

    naar een duurzame energievoorziening nog lange tijd fossiele energie

    verbrand (moeten) worden. De extra broeikasgasemissies die daarvan de

    komende decennia (of langer) het gevolg zullen zijn, zullen bijdragen aan

    een aanzienlijke verdere opwarming van de aarde bovenop de reeds

    vastgestelde 0.8 en additioneel geprognosticeerde 0.6 graden Celsius.

    16. De samenleving kent dus bij systeemveranderingen (zoals bij de

    verandering van het energiesysteem) als het ware eenzelfde vertraging

    op veranderende input als de vertraging die inherent is aan het

    klimaatsysteem. Het gevolg daarvan is dat de aarde verder zal opwarmen

    dan de 1,4 graden die nu al onvermijdbaar is. Hoeveel groter deze

    opwarming zal zijn, hangt af van de snelheid waarmee de transformatie

    naar een alternatieve duurzame energievoorziening zal plaatsvinden en

    dus hoe snel de broeikasgasemissies die aan de huidige concentratie in de

    atmosfeer worden toegevoegd kunnen afnemen zodat de cumulatieve

    concentratie CO2 in de atmosfeer zo snel mogelijk kan stabiliseren. De

    spreekwoordelijke emmer mag namelijk niet overlopen, waarmee in dit

    geval bedoeld wordt dat het CO2-concentratieniveau van 450 ppm in de

    atmosfeer niet overschreden mag worden. De emmer met CO2-emissies is

    door de historische en huidige emissies al ver gevuld (tot 400 ppm), maar

    het zijn de emissies van morgen en overmorgen, de emissies van de

    nabije toekomst, die bepalen of de grens van 450 ppm (en bijbehorende

    verwachte temperatuurstijging van 2 graden) wordt overschreden en of

    de emmer zal overlopen. Zij bepalen de uiteindelijke aard en ernst van de

    klimaatverandering en bepalen daardoor tevens de aard van onze

    toekomst.

    17. De negatieve gevolgen van de opwarming die nu reeds niet meer kan

    worden voorkomen zijn reeds aanzienlijk. Het is om deze reden dat CO2 in

    2009 in de Verenigde Staten, door een besluit van het federale

    milieuagentschap EnvironmentalProtection Agency (EPA), als ―air

    pollutant‖ is aangewezen6, een besluit dat in 2012 onherroepelijk is

    6Besluit van 15 december 2009, Endangerment and Cause or Contribute Findings for Greenhouse gases Under Section 202a) of the Clean Air Act.

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaak

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    11

    geworden nadat het zonder succes tot in hoogste rechterlijke instantie

    was aangevochten door de fossiele industrie. Volgens EPA volgt uit de

    klimaatwetenschap dat CO2 en andere broeikasgassen zoals methaangas,

    via de veranderingen in het klimaat die ze veroorzaken, de gezondheid

    van huidige en toekomstige generaties aantasten. Die aantasting van de

    gezondheid en het leven gebeurt volgens EPA onder meer door de

    negatieve gezondheidseffecten van de veranderende luchtkwaliteit, de

    oplopende temperaturen, de toename van weersextremen (stormen,

    hittegolven, droogtes, (bos)branden, overstromingen), de toename van

    infectieziekten, de zeespiegelstijging, de aantasting en het verlies van

    ecosystemen en van flora en fauna, de risico‘s voor de bosbouw en de

    drinkwatervoorziening en de risico‘s voor de voedselproductie. Bij de

    aanwijzing van CO2 als ―air pollutant‖ heeft EPA tevens internationale

    klimaateffecten betrokken zoals de toename van misoogsten in andere

    delen van de wereld nu dergelijke wereldwijde klimaateffecten volgens

    EPA, vanwege de globalisering en de onderlinge afhankelijkheid van

    landen met betrekking tot onder meer de voedselproductie, ook de

    gezondheid van de Amerikaanse staatsburger raken. Al deze effecten van

    klimaatverandering tasten de veiligheid, het welzijn en de gezondheid van

    de Amerikaanse samenleving aan en naarmate de tijd verstrijkt zullen

    deze negatieve effecten steeds ernstiger worden, aldus EPA.

    18. De bevindingen van EPA over de gevolgen van klimaatverandering nu en

    in de toekomst voor de burgers van de Verenigde Staten, wijken niet of

    nauwelijks af, zo zal verderop in deze dagvaarding blijken, van de

    bevindingen van de EU Commissie over de gevolgen van

    klimaatverandering voor de burgers van Europa, zoals kenbaar uit het

    Groenboek Klimaatadaptatie (2007) en het Witboek Klimaatadaptatie

    (2009) van de EU Commissie. Evenmin wijken deze af van de bevindingen

    van de Nederlandse regering, die de bevindingen van het EU Groen- en

    Witboek (na toetsing door het Planbureau voor de Leefomgeving) heeft

    onderschreven. Vergelijkbare bevindingen voor Nederland zijn ook

    gedaan door bijvoorbeeld de Algemene Rekenkamer in haar rapport

    ―Aanpassing aan klimaatverandering: strategie en beleid‖ uit 2012.

    19. De samenleving zal zich dus noodgedwongen op de aanzienlijke gevolgen

    van de niet meer vermijdbare klimaatverandering moeten voorbereiden

    en zich daartegen door middel van adaptatiemaatregelen zien te

    beschermen. Verdere opwarming van de aarde dient echter zo snel en

    zoveel mogelijk te worden gestopt om zogeheten gevaarlijke

    klimaatverandering te vermijden. Voorkomen moet worden dat de

    cumulatie van CO2 in de atmosfeer ertoe leidt dat de temperatuur zo

    hoog wordt dat het klimaatveranderingsproces accelereert en het klimaat

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaak

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    12

    in periode van decennia veranderingen ondergaat die normaliter millennia

    in beslag nemen. De temperatuur mag bijvoorbeeld niet zodanig snel en

    ver oplopen dat de in de permafrost opgeslagen hoeveelheden

    methaangas massaal aan de atmosfeer worden vrijgegeven. Dat zou in

    korte tijd tot een aanzienlijke versnelling van de opwarming leiden en op

    een dergelijke abrupte verandering van het klimaat kan de mensheid

    noch de natuur zich instellen. Een dergelijke acceleratie leidt dus tot een

    gevaarlijke situatie voor beiden. Gevaarlijke klimaatverandering zal tot

    grote sociale, economische en ecologische ontwrichting leiden en het

    voortbestaan van een aanzienlijk deel van het menselijk en ander leven

    op aarde zal in dat geval in het geding zijn. Als het om klimaatbeleid gaat

    is de focus van de internationale gemeenschap daarom al enkele

    decennia gericht op het voorkomen van gevaarlijke klimaatverandering.

    20. Met dat doel hebben meer dan 190 landen (inclusief de EU) in het VN

    Klimaatverdrag van 1992 vastgelegd dat de emissies van broeikasgassen

    beperkt moeten worden, dat de geïndustrialiseerde landen daartoe het

    voortouw dienen te nemen, dat daarbij (ook bij wetenschappelijke

    onzekerheid) het voorzorgsbeginsel dient te worden toegepast en dat het

    klimaatbeleid erop gericht moet zijn om

    ―dangerousanthropogenicinterference‖ (gevaarlijke menselijke

    beïnvloeding op het klimaat of kortweg ‗gevaarlijke klimaatverandering‘)

    te voorkomen. Diezelfde landen hebben op basis van de beschikbare

    klimaatwetenschap vastgesteld en vastgelegd dat een toevoeging van

    antropogene broeikasgassen in de atmosfeer leidend tot een gemiddelde

    opwarming van 2 graden ten opzichte van het pre-industriële niveau,

    beschouwd moet worden als gevaarlijke menselijke beïnvloeding van het

    klimaat. Daarom mag volgens de gezamenlijke landen de CO2-

    comcentratiegrens het niveau van 450 ppm niet overschrijden.Daar is

    door de landen bij het VN Klimaatverdrag aan toegevoegd dat er

    aanwijzingen zijn dat de grens van 1,5 graden opwarming mogelijk al als

    te gevaarlijk moet worden beschouwd (met een dito lager toegestane

    concentratiegrens).

    21. Ondanks de vele pogingen die de landen bij het VN Klimaatverdrag sedert

    1992 hebben ondernomen om tot zodanige afspraken omtrent

    emissiereductie te komen dat weg kan worden gebleven van de

    gevarenzone, is dat tot op heden niet gelukt. In relatie tot het afwenden

    van het gevaar is door Nederland, de EU en de overige

    geïndustrialiseerde landen wel expliciet erkend (en vastgelegd) - in het

    kader van hun verplichting om het voortouw te nemen - dat zij in 2020

    een CO2-reductie van tenminste 25 tot 40% moeten hebben gerealiseerd

    (ten opzichte van het emissieniveau van 1990) om een reële kans te

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaak

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    13

    behouden (een kans van 50%) dat de opwarming van de aarde

    daadwerkelijk onder de twee graden kan blijven. Desondanks wordt deze

    noodzakelijk geachte reductiedoelstelling voor 2020 door Nederland en de

    EU niet tot uitgangspunt genomen en zijn de reductie-inspanningen daar

    ook niet op gericht. Nederland en de EU reduceren aldus willens en

    wetens minder dan zij zelf als noodzakelijk hebben beoordeeld. Opgeteld

    bij het achterblijven van veruit de meeste andere geïndustrialiseerde

    landen bij de 2020-doelstelling van 25 tot 40%, is de kans dat de

    temperatuurstijging tot hooguit twee graden beperkt kan blijven snel uit

    het zicht aan het raken.

    22. Naast de VN en de vele milieu- en mensenrechtenorganisaties in de

    wereld, luiden inmiddels ook organisaties als de Wereldbank en het

    Internationaal Energie Agentschap in niet mis te verstane woorden de

    noodklok. Vanwege het uitblijven van internationale afspraken en het

    algemeen gebrek aan adequaat klimaatbeleid, worden de

    geïndustrialiseerde landen door hen gewezen op hun individuele

    verantwoordelijkheid om binnen de eigen landsgrenzen tot de benodigde

    klimaatactie over te gaan. Genoemde instellingen concluderen op basis

    van de beschikbare wetenschap dat met de huidige falende aanpak, de

    gemiddelde temperatuur op aarde deze eeuw niet 2 maar 4 en mogelijk

    zelfs 5 graden Celsius zal stijgen ten opzichte van het pre-industrieel

    niveau. De gevolgen daarvan zullen, zo luidt hun eensgezinde conclusie,

    potentieel catastrofaal zijn voor de menselijke samenleving; niet in de

    laatste plaats omdat bij dergelijke temperatuurstijgingen tot aan 70% van

    alle flora en faunasoorten met uitsterven wordt bedreigd. Bij de thans

    voorziene temperatuurstijgingen in deze eeuw, is het menselijk, dierlijk en

    plantenleven dus in ernstige mate in gevaar.

    23. Het halen van de reductiedoelstelling van 25 tot 40% in 2020 is van groot

    belang omdat het gevolg van de tweegraden doelstelling is dat de wereld,

    als zij niet reduceert en met het huidige emissieniveau doorgaat, al rond

    2030 de 450 ppm-grens zal hebben bereikt en dus nog slechts 20 jaar

    gebruik kan maken van fossiele brandstoffen; daarna loopt de eerder

    aangehaalde spreekwoordelijke emmer over en zal er zoveel CO2 in de

    atmosfeer uitgestoten zijn, dat een opwarming van 2 graden Celsius

    onvermijdelijk en zeker is (zij het dat die opwarming – vanwege het

    besproken vertragingseffect – zich niet op dat moment zelf zal voordoen,

    maar ongeveer 40 jaar later). Met andere woorden: in het huidige

    emissietempo hebben wij nog een ‗koolstofbudget‘ voor 20 jaar fossiele

    energie en is daarna de twee graden opwarming een feit. Wil de wereld

    na die 20 jaren alsnog een verdere opwarming voorkomen, dan zal op dat

    moment van de ene op de andere dag alle gebruik van fossiele brandstof

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaak

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    14

    moeten worden gestaakt; er zal dan van de ene op de andere dag naar

    een andere, CO2-vrije energievoorziening overgeschakeld moeten worden.

    Het is evident dat dit onmogelijk is. Om de transitie naar een alternatieve

    CO2-vrije energievoorziening te kunnen maken heeft de wereld derhalve

    meer tijd nodig dan die 20 jaren. Die extra tijd wordt verkregen als de

    wereld haar huidige emissieniveau nu al zo snel en zo veel mogelijk zal

    minderen; dan duurt het veel langer dan 20 jaren voor de wereld haar

    ‗koolstofbudget‘ heeft opgebruikt. Sterke reducties door de

    geïndustrialiseerde landen vóór 2020 zijn dus nodig om een reële kans te

    behouden dat het gevaar van gevaarlijke klimaatverandering kan worden

    afgewend.

    24. Verregaande emissiereductie vóór 2020 is dus nodig om een reële kans te

    behouden om onder de twee graden te blijven. Sterke emissiereductie

    vóór 2020 is ook de enige manier om de energietransformatie betaalbaar

    te houden, aldus het Internationaal Energie Agentschap (IEA). Het IEA,

    waar Nederland naast vele andere geïndustrialiseerde landen bij

    aangesloten is, heeft gecalculeerd dat CO2-reductiemaatregelen na 2020

    tot wel 400% kostbaarder zullen zijn dan de maatregelen die vóór 2020

    worden genomen.7 Een dergelijke substantiële stijging van kosten omdat

    de huidige generatie niet bereid is om die kosten te maken, maakt de

    transformatie voor de volgende generatie veel duurder en waarschijnlijk

    zelfs onbetaalbaar en daarmee feitelijk onuitvoerbaar. Uitstel levert dus

    extra gevaar op.

    25. De grote en uitgesproken zorg van de klimaatwetenschap en de

    aangehaalde internationale instellingen is dat, terwijl vergaande reductie-

    inspanningen vóór 2020 vereist zijn om de twee gradendoelstelling

    feitelijk en financieel binnen bereik te houden, er geen enkele indicatie is

    dat dit gaat gebeuren.

    26. De noodzakelijke emissiereducties voor de geïndustrialiseerde landen van

    25 tot 40% vóór 2020, zullen om al deze redenen met zekerheid niet

    gehaald worden, niet in de laatste plaats omdat Nederland en de EU zich

    deze reducties ook niet ten doel stellen, zo toont de EU-

    reductiedoelstelling van 20% vóór 2020 en de daarvan afgeleide

    reductiedoelstelling voor Nederland van 16% (ter toelichting: vanwege

    deze link tussen het EU-klimaatbeleid en het Nederlands beleid, wordt in

    de dagvaarding regelmatig verwezen naar het EU-beleid).

    7 IEA, World Energy Outlook 2011, p. 40 en 235 (productie 9)

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaak

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    15

    27. Doordat Nederland en de EU zelfs niet het minimale percentage van 25%

    vóór 2020 tot doel hebben gesteld en dus niet het minimale aan

    beschermingsmaatregelen treffen om het gevaar van gevaarlijke

    klimaatverandering af te wenden, stellen zij de samenleving bloot aan de

    potentieel catastrofale gevolgen van gevaarlijke klimaatverandering,

    althans dragen zij daaraan bij. Dat roept als vanzelf juridische

    vraagstukken op en die vraagstukken vragen, gelet op de ernst van de

    situatie en de omvang van de schade bij de verwezenlijking van het

    gevaar, ook om een antwoord. Dit temeer omdat, zoals in de dagvaarding

    verder zal worden toegelicht (i) Nederland en de EU het gevaar en de

    aard, ernst en duur ervan kennen en onderkennen, (ii) zij de in 2020 te

    realiseren emissiereducties van 25 tot 40% ook zelf in nationaal en

    internationaal verband hebben bepleit als noodzakelijk om een reële kans

    (van 50%) te behouden om het gevaar af te wenden en (iii) zij deze

    reductiedoelstelling vóór 2020 als technisch en financieel-economisch

    haalbaar hebben bestempeld.

    28. De noodzakelijk te realiseren reductienorm van 25 tot 40% vóór 2020 is

    tussen de verdragssluitende staten bij het VN Klimaatverdrag vastgelegd

    en onderdeel van het volkenrecht geworden en vormt voorts de

    weerspiegeling van wat in het (inter)nationale maatschappelijk verkeer

    voor zorgvuldig wordt gehouden. Zonder gegeven uitleg en

    rechtvaardiging is deze zorgvuldigheidsnorm echter bij de totstandkoming

    van het klimaatbeleid van Nederland en de EU niet tot uitgangspunt

    genomen. Door schending van deze norm schendt de Staat het

    volkenrecht, maakt de Staat zich schuldig aan een onrechtmatige

    overheidsdaad en draagt de Staat bij aan een gevaarzettende situatie die

    binnen Nederland, Europa en de wereld tot schending van mensenrechten

    zal leiden, waaronder het recht op leven, het recht op gezondheid en het

    recht op een ongestoord gezinsleven.

    29. De relatie tussen klimaatverandering en wereldwijde

    mensenrechtenschending is door de VN Mensenrechtenraad ook expliciet

    onderkend in Resolutie 10/4 uit 2009, waarin wordt gesteld (citaat):

    ―Noting that climate change related impacts have a range of implications,

    both direct and indirect, for the effective enjoyment of human rights

    including, inter alia, the right to life, the right to adequate food, the right

    to the highest attainable standard of health, the right to self-

    determination [and] recognizing that while these implication affect

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaak

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    16

    individuals and communities around the world, the effects of climate

    change will be felt most acutely by those segments of the population who

    are already in vulnerable situations owing to factors such as geography,

    poverty, gender, age, indigenous or minority status and disability.‖

    30. Deze vaststelling door de VN Mensenrechtenraad is in 2010 overgenomen

    in de zogenaamde ‗Cancun Agreements‘ behorende bij het VN

    Klimaatverdrag, onder toevoeging door de verdragsluitende staten

    (waaronder wederom Nederland en de EU) van hun onderkenning

    (citaat):

    ―that climate change represents an urgent an potentially irreversible

    threat to human societies and the planet, and thus requires to be urgently

    addressed by all the parties.‖

    31. Eerder, in 2001, heeft ook het EU Hof van Justitie in een van zijn arresten

    reeds de relatie tussen klimaatbeleid, duurzame energie en het recht op

    leven geduid en wel als volgt (citaat)8 :

    ―The use of renewable energy sources…contributes to the reduction in

    emissions of greenhouse gases which are amongst the main causes of

    climate change which the European Community and its Member States

    have pledged to combat…It should be noted that that policy is also

    designed to protect the health and life of humans...‖

    Juist ook vanwege deze relatie tussen klimaatbeleid en de bescherming

    van het recht op leven, een van de belangrijkste grondrechten van ieder

    mens, oordeelde het Hof in het betreffende arrest dat klimaatbeleid mag

    indruisen tegen het vrije markt principe dat de EU zo hoog in het vaandel

    heeft staan omdat klimaatbeleid (vanwege het doel van de bescherming

    van het recht op leven en gezondheid) een hoger doel dient dan het doel

    van de vrije markt.

    32. Om al deze en de verderop in de dagvaarding te noemen redenen,

    wensen Urgenda c.s. op te komen tegen de niet (langer) te

    rechtvaardigen nalatigheid van de Nederlandse Staat om een

    (proportioneel) adequaat klimaatbeleid te voeren en tegen de

    rechtsschending die van dit gebrek aan verduurzaming het gevolg is en

    zal zijn. Urgenda c.s. worden daardoor in hun persoonlijke respectievelijk

    statutaire belangen geraakt en wensen die belangen door middel van

    deze rechtszaak te beschermen. De gevolgen van het huidige

    8 arrest PreussenElektra, C-379/98 van 13 maart 2001

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaak

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    17

    onduurzame klimaatbeleid zullen zodanig zijn dat indien het niet tot een

    halt wordt geroepen, een duurzame samenleving voorgoed buiten bereik

    zal raken gelet op de omvangrijke en onomkeerbare schade aan mens en

    natuur die van gevaarlijke klimaatverandering het gevolg zal zijn. Met het

    huidige klimaatbeleid is verwezenlijking van een duurzamere samenleving

    en daarmee verwezenlijking van de statutaire doelstelling van Stichting

    Urgenda nu en in de toekomst onmogelijk en worden tevens de

    persoonlijke belangen van de overige eisers door de Staat geschonden.

    33. Dat ook andere staten tekortschieten in hun klimaatbeleid doet aan de

    eigen en zelfstandige verplichting van Nederlandse Staat jegens Urgenda

    c.s. niet af, althans in het Nederlands recht is al lang aanvaard en is het

    vaste jurisprudentie dat de emissie van vervuilende stoffen of gassen

    onrechtmatig kan zijn vanwege de gevolgen die anderen daarvan

    ondervinden, ook indien het aandeel van de aangesprokene in de totale

    vervuiling relatief gering is. De proportionele aansprakelijkheid biedt dan

    uitkomst.

    34. Het thans juridisch door Urgenda c.s. (kunnen) opkomen tegen het falen

    van het hedendaags klimaatbeleid en het (kunnen) afdwingen van de

    noodzakelijke emissiereductiemaatregelen is ook van groot

    maatschappelijk en persoonlijk belang. Dit niet alleen vanwege de

    onomkeerbaarheid van de schade aan mens en natuur in geval van

    gevaarlijke klimaatverandering - alsof dat niet al ernstig genoeg is - maar

    ook omdat het zoeken naar verhaalsmogelijkheden voor de geleden

    klimaatschade (zoals zaakschade, persoonsschade, gevolgschade) op

    staten en de grote bedrijfsmatige uitstoters van broeikasgassen in de

    praktijk moeilijk zo niet onmogelijk zal blijken te zijn vanwege financieel-

    economische redenen.

    35. In het zogenaamde Stern rapport namelijk,9 een rapport dat op verzoek

    van de Britse regering in 2006 is uitgebracht en dat zowel door de EU

    Commissie als door de Nederlandse regering meermaals is aangehaald bij

    het voorlichten van het Europees respectievelijk Nederlands Parlement

    over de kosten van klimaatverandering, is berekend dat de jaarlijkse

    klimaatschade in een aantal decennia tijd kan oplopen tot wel 20% van

    het bruto wereld product (BWP) per jaar. In 2013 heeft de schrijver van

    dit rapport, de voormalig hoofdeconoom van de Wereldbank, Lord

    Nicholas Stern, op het World Economic Forum in Davos laten weten dat

    hij de genoemde schadeomvang in zijn rapport (tot 20% van het BWP)

    danig heeft onderschat omdat de opwarming van de aarde veel sneller

    9The Economics of Climate Change, The Stern Review, 2006

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaak

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    18

    gaat dan destijds in het rapport is aangenomen. Hoe dan ook, duidelijk is

    dat de schade wereldwijd jaarlijks in de honderden en mogelijk zelfs

    duizenden miljarden zal lopen en daarmee zodanig omvangrijk is dat het

    trachten te verhalen van deze schade op staten en grote bedrijfsmatige

    uitstoters alleen al op feitelijke gronden zo goed als uitgesloten is. Indien

    immers te zijner tijd het rechterlijk oordeel zou zijn dat (een deel van) de

    totale klimaatschade op de betreffende staten en grote bedrijven verhaald

    kan worden, dan betekent dit in feite het faillissement van deze entiteiten

    en dus de neergang van de internationale economie. Een dergelijk

    scenario van omvallende staten en grote (vaak multinationale) bedrijven

    is voor de samenleving moeilijk zo niet onmogelijk te accepteren. Dit is

    gebleken naar aanleiding van de eurocrisis bij de Europese landen en

    naar aanleiding van de kredietcrisis bij de internationale banken. Landen

    en multinationals zijn te grote economische entiteiten gebleken om te

    kunnen laten failleren, omdat ze een groot deel van de internationale

    economie in hun val zullen meesleuren. Dat betekent dat indien de

    klimaatschade eenmaal is ontstaan, staten en andere grote uitstoters van

    broeikasgassen weinig meer te vrezen hebben omdat de samenleving het

    zich eenvoudigweg niet kan permitteren hen aansprakelijk te houden; ze

    zijn ‗too big tofail‘. De consequentie daarvan is dat het achteraf

    aansprakelijk stellen voor de toegebrachte klimaatschade altijd negatieve

    consequenties voor de samenleving zal hebben, de feitelijke

    consequenties van de klimaatschade zelf op de samenleving daarbij nog

    buiten beschouwing gelaten.

    36. Volgens Urgenda c.s. kan om die reden alleen nog de juridische

    verplichting tot het betrachten van voorzorg en tot het vermijden van

    volkenrechtschending, gevaarzetting en (dreigende)

    mensenrechtenschending de samenleving bescherming bieden tegen

    gevaarlijke klimaatverandering. Het is daarom dat Urgenda c.s. een

    rechterlijk oordeel vragen omtrent de juridische gehoudenheid van de

    Nederlandse Staat tot het nemen van de adequate

    emissiereductiemaatregelen en bijbehorende of daaraan dienstige

    verplichtingen, een en ander zoals in deze dagvaarding nader uitgewerkt.

    37. Voor Nederland staat er veel op het spel. Er zijn beslist delen in de wereld

    waar de klimaatgevolgen nu en op de kortere termijn ernstiger zijn dan in

    Nederland, maar Nederland ondervindt nu en in de komende decennia

    evengoed ernstige gevolgen van een steeds sterker wordende

    opwarming. Net als in iedere samenleving geldt daarbij ook voor

    Nederland (zie ook de aangehaalde Resolutie van de VN

    Mensenrechtenraad) dat de kwetsbaren in onze samenleving het eerst en

    het hardst getroffen worden. Men zou dit het discriminatoire effect van

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaak

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    19

    klimaatverandering kunnen noemen omdat de kwetsbaren vanwege hun

    achterstand te weinig vermogen tot aanpassing hebben om de negatieve

    consequenties die klimaatverandering in hun omgeving teweegbrengt, het

    hoofd te bieden.

    38. De toegenomen hitteperiodes in Nederland bijvoorbeeld, tonen dat ook.

    Uit de wetenschappelijke literatuur volgt dat er een relatie is tussen

    klimaatverandering, hitteperiodes en gezondheidsklachten en

    sterfgevallen onder (voornamelijk) de kwetsbaren in de samenleving.10 Op

    basis van de wetenschappelijke bevindingen heeft het Ministerie van

    Volksgezondheid, Welzijn en Sport in 2007 een Hitteplan opgesteld.11 Het

    Hitteplan, dat onder de kwetsbaren verstaat: deouderen, de bewoners

    van zorginstellingen, de chronisch zieken, personen in een sociaal

    isolement, mensen met overgewicht, kinderen, de armen en daklozen,

    zegt daarover:―Studies maken het waarschijnlijk dat het klimaat in

    Nederland verandert. Het wordt warmer en er is meer kans op extreme

    weersgesteldheid. Kortom er is alle reden voor de zorgsector om zich

    goed voor te bereiden op periodes met aanhoudende hitte…Hittegolven in

    2003 en 2006 hebben aangetoond dat aanhoudende hitte nadelig is voor

    de volksgezondheid. In Nederland is het overlijden van enkele honderden

    mensen direct in verband te brengen met deze periodes van

    aanhoudende hitte. Vooral kwetsbare groepen van de bevolking

    ondervinden gezondheidsproblemen….Naast de sterfte onder kwetsbare

    groepen als gevolg van de hitte, is er ook een grote groep mensen die

    veel klachten en ongemak heeft. De kwaliteit van hun leven wordt in een

    periode van langdurige hitte aangetast…het gaat om ernstige gevolgen

    voor de gezondheid, variërend van verminderd welbevinden,

    huidaandoeningen, uitdroging, ademhalings- en circulatieproblemen tot

    een hitteberoerte. In het ergste geval kan dit leiden tot sterfte. De

    gezondheidsproblematiek rondom aanhoudende hitte wordt in de

    toekomst door een tweetal ontwikkelingen verergerd…‖ , waarna een

    verdere uitleg volgt over klimaatverandering enerzijds en de toename van

    de levensverwachting anderzijds, waardoor de risicogroep voor hittestress

    in de toekomst aanmerkelijk in omvang zal toenemen, aldus het rapport.

    Zo zal een deel van de 30ers, 40ers en 50ers van nu rond 2050, als de

    10 Zie bijvoorbeeld Eurosurveillance, Volume 10, Issue 7, 01 July 2005 Surveillance report: The effect of the summer 2003 heat wave on mortality in de the Netherlands, dat spreekt over mogelijk 1.400 tot 2.200 doden in de zomer van 2003 als gevolg van hittestress, waarvan het merendeel ouderen. Zie ook het European Environment Agency in het rapport Climate change, impacts andvulnerability in Europe 2012, dat stelt dat hittegolven naar verwachting frequenter zullen gaan voorkomen en langer zullen aanhouden. Het rapport stelt ook dat naar verwachting bij iedere 1 graden Celsius stijging in een regio tussen de 1 en 4% meer sterfgevallen zullen optreden als gevolg van weersextremiteiten zoals hittestress, voornamelijk onder de ouderen en de sociaal-economisch zwakkeren. 11 Het Rapport Nationaal Hitteplan van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport uit 2007

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaak

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    20

    emissies van de afgelopen decennia hun volle opwarmende werking

    hebben gekregen, tot de risicogroep behoren waarover het Hitteplan

    spreekt.

    39. Hittestress is echter slechts één van de gevolgen van klimaatverandering

    die Nederland ondervindt en in steeds sterkere mate zal gaan

    ondervinden. Zoals uit meerdere rapporten blijkt, waaronder het eerder

    aangehaalde rapport van de Algemene Rekenkamer uit 2012, hebben de

    klimaatgevolgen voor Nederland de komende decennia ook betrekking op

    waterproblematiek zoals overstromingen aan kust en rivieren,

    wateroverlast, watertekort, verslechtering van de waterkwaliteit,

    verzilting, vernatting en droogte. Een greep uit de andere door de

    Rekenkamer in kaart gebrachte gevolgen zijn die voor de biodiversiteit in

    Nederland en de bescherming ervan, de gevolgen voor de landbouw, voor

    de gezondheid van Nederlanders (naast hittestress ook toenemende

    infectieziekten, verslechtering luchtkwaliteit, toename UV blootstelling en

    toename water en voedselgerelateerde ziekten) en de gevolgen voor de

    energiesector en de industrie (koelwaterproblemen, slechte

    bereikbaarheid rivieren en netwerkproblemen door weersextremen).

    40. Bij de hier aangehaalde door de Rekenkamer geschetste gevolgen van

    klimaatverandering zijn nog niet in acht genomen de consequenties die

    de klimaatgevolgen in andere landen en andere continenten op de situatie

    in Nederland zullen hebben. Nederland is immers geen eiland dat immuun

    is voor de wereld om zich heen. In de hedendaagse geglobaliseerde

    wereld is er een grote wederzijdse afhankelijkheid tussen landen en

    continenten om te kunnen voorzien in de eigen behoefte aan voedsel en

    grondstoffen. Verstoringen in bijvoorbeeld de voedselproductie in de

    wereld door misoogsten als gevolg van toenemende weersextremen,

    zullen ook in Nederland worden gevoeld en migraties van volkeren uit

    onleefbaar(der) wordende gebieden kunnen Nederland en de EU

    eveneens raken. In dat verband wordt terugverwezen naar het besluit

    van EPA waarin de gevolgen van klimaatschade in andere landen als een

    veiligheids- en gezondheidsrisico voor de burgers van de Verenigde

    Staten is geduid. Voor de Nederlandse burger is dat niet anders.

    41. Als het om Nederland als deltagebied gaat, kunnen de ogen ook niet

    gesloten worden voor specifiek voor deltagebieden geldende risico‘s zoals

    het risico van de combinatie van zeespiegelstijging en toenemende en

    krachtiger wordende stormen of zelfs het meer extreme gegeven dat

    indien de gemiddelde temperatuur deze eeuw de twee à drie graden

    overschrijdt – nota bene de koers waarop we thans zitten – de

    wetenschap vermoedt dat het ijs op Groenland in een onomkeerbaar

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaak

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    21

    smeltproces terecht zal komen waardoor een zeespiegelstijging van 6 à 7

    meter in het verschiet ligt. Indien daarmee rekening wordt gehouden,

    zoals de zogeheten Deltacommissie (de commissie Veerman) in haar

    rapport van 2008 aan de regering heeft gedaan, dan geldt volgens de

    commissie (citaat)―dat er rekening moet worden gehouden met een

    zeespiegelstijging van 0,65 tot 1.30 meter in 2100 en 2 tot 4 meter in

    2200‖.12 Terugverwijzend naar wat hierboven besproken is over de

    traagheid van systemen en het cumulatieve effect van CO2-emissies, zal

    hetgeen in de komende jaren wel of niet geschiedt, in belangrijke mate

    bepalen of dit onomkeerbare proces de komende decennia wordt ingezet.

    Het mag dan misschien nog een tijd duren maar tegen een dergelijke

    zeespiegelstijging zullen grote delen van Nederland in de toekomst niet te

    beschermen zijn zodat deze procedure in zijn uiterste consequentie ook

    over de toekomst en de bewoonbaarheid en leefbaarheid van grote delen

    van het Nederlands grondgebied in de toekomst gaat.

    42. Daarmee is tot slot van deze inleiding ook een ander

    duurzaamheidsbelang aangeroerd dat in de context van

    klimaatverandering van belang is, te weten de bescherming van de

    belangen van onze kinderen, kleinkinderen en de generaties Nederlanders

    na hen. Dit belang wordt niet alleen in de context van het begrip

    duurzame ontwikkeling regelmatig aangehaald, maar wordt ook in

    verdragen, het Handvest voor de grondrechten van de EU en de

    rechtspraak als een belang gezien dat dwingend rechtsbescherming

    verdient. Een wereld waarin de grens van gevaarlijke klimaatverandering

    daadwerkelijk doorbroken wordt, zal de rechten van de jongeren en de

    toekomstige generaties op nog ernstiger wijze aantasten dan de onze.

    Hun wereld wordt gedicteerd door wat de komende jaren door ons zal

    worden gedaan of nagelaten. Indien we falen zal hen een aanzienlijk

    grilligere wereld wachten: een wereld waarin een substantieel deel van de

    biodiversiteit verdwenen zal zijn of zal verdwijnen; een wereld waarin de

    ecosystemen waarvan de mens voor zijn voedsel, water en grondstoffen

    afhankelijk is overbelast en deels bezweken zullen zijn; een wereld waarin

    de grote toename van weersextremen delen van de wereld onleefbaar zal

    maken en waarin deze extremen in andere delen regelmatig tot grote

    schade en maatschappij ontwrichtende gebeurtenissen als

    overstromingen aanleiding zullen geven. Op zo een nalatenschap hoeft

    niemand zich te verheugen.

    12Bevindingen van de Deltacommissie 2008, Samen werken met water – Een land dat leeft, bouwt aan zijn toekomst.

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaak

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    22

    43. Deze rechtszaak gaat over ons en (onze nalatenschap aan) onze kinderen

    en de toekomstige generaties Nederlanders. Deze rechtszaak gaat over

    de noodzaak om de broeikasgasemissies te reduceren en de juridische

    afdwingbaarheid van die reducties.

    1.2 DE KERN VAN DE RECHTSZAAK

    44. De hierboven kort geschetste stand van zaken is voor Urgenda c.s.

    aanleiding om de onderhavige rechtszaak tegen de Staat aan te spannen.

    45. De belangrijkste eis van Urgenda c.s. is dat de rechtbank aan de Staat zal

    bevelen om de Nederlandse CO2-emissies zodanig te reduceren dat het

    Nederlandse CO2-emissieniveau in 2020 met 40% zal zijn verminderd ten

    opzichte van het Nederlandse CO2-emissieniveau in 1990. Alle andere

    vorderingen hebben dezelfde strekking maar gaan daarin minder ver, of

    zijn ondersteunend aan, of een afgeleide van deze eis.

    2. ONTVANKELIJKHEID

    2.1 INLEIDING: PROFIELSCHETS VAN STICHTING URGENDA

    46. In artikel 3:303 BW is bepaald, dat een (rechts)persoon uitsluitend een

    eis kan instellen bij de rechter, als hijzelf voldoende eigen, persoonlijk,

    belang heeft bij die eis.

    47. Op de hoofdregel van artikel 3:303 BW maakt artikel 3:305a BW een

    uitzondering. Op grond van dat artikel mag een stichting of vereniging

    met volledige rechtsbevoegdheid ook een eis instellen, die strekt tot de

    bescherming van algemene belangen of de collectieve belangen van

    andere personen, voor zover die stichting of vereniging op grond van

    haar statutaire doelstelling de bescherming van die algemene of

    collectieve belangen behartigt. Wel mag deze (rechts)persoon pas met

    zijn eis naar de rechter gaan, als hij, in de gegeven omstandigheden,

    voldoende heeft getracht om via overleg te bereiken dat aan zijn eisen

    tegemoet zal worden gekomen.

    48. Het is duidelijk dat Stichting Urgenda, voor zover zij pro se optreedt en

    niet namens de andere eisers die zij in rechte vertegenwoordigt, met haar

    vorderingen (mede) opkomt voor de in haar statuten omschreven

    collectieve (rechts)belangen van de huidige en zeker ook van volgende

    generatie(s), opdat de ecosystemen van de Aarde en de geschiktheid en

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaak

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    23

    leefbaarheid van de Aarde voor de mens, niet door een door de mens zelf

    veroorzaakte opwarming en klimaatverandering in gevaar zullen worden

    gebracht. Stichting Urgenda en de andere eisers die zij vertegenwoordigt

    (tezamen ―Urgenda c.s.‖), willen dat de Aarde en haar ecosystemen ook

    voor toekomstige generaties een duurzame levensbasis blijven.

    49. Stichting Urgenda (verder ook te noemen: ―Urgenda‖) meent dat zij op

    grond van artikel 3:305a BW ontvankelijk is met haar eisen, om de

    volgende redenen.

    50. Urgenda – het woord is een samentrekking van ―urgente agenda" - werd

    in 2007 gelanceerd vanuit het Dutch Research InstituteforTransitions

    (Drift) aan de Erasmus Universiteit, een instituut voor de transitie naar

    een duurzame samenleving. Daarbij werd samengewerkt met een tiental

    ―founding partners‘, zoals de programma‘s ―Kennis voor Klimaat‖

    (http://www.klimaatonderzoeknederland.nl/), Transumo (programme

    voor duurzame mobiliteit) en PSIBouw (programma voor duurzame

    bouw).

    51. Stichting Urgenda is nu een NGO met de ANBI status. Het hoofddoel van

    Urgenda, opgericht bij notariële akte van 17 januari 2008 (zie

    productie1) is (citaat): ―het stimuleren en versnellen van

    transitieprocessen naar een duurzamere samenleving, te starten in

    Nederland.‖ Vanaf het begin is het voorkomen van klimaatverandering en

    dus het terugdringen van CO2 een hoofddoel en een constante geweest

    van Urgenda. De grootste sectoren die CO2 uitstoten zijn de

    energiesector, de bouw, de mobiliteit en de voedselketen. Daarom zijn

    dat van het begin af de hoofdonderwerpen van Urgenda geweest en

    werken daar ook de meeste mensen van Urgenda aan.

    52. Urgenda heeft in de eerste jaren van haar bestaan op verzoek van

    Minister Cramer, op dat moment Minister van VROM, meegedacht over

    ander klimaatbeleid en in dat kader doorbraakplannen voor duurzame

    bouw, mobiliteit en voedsel gemaakt voor het Ministerie.

    53. Urgenda heeft in haar statuten ook staan: ―een duurzaamheids platform

    op te richten dat een visie voor een duurzaam Nederland in het jaar

    tweeduizend vijftig (2050) ontwikkelt, als motiverend wenkend

    perspectief voor allen die aan duurzaamheid werken‖. Dat platform

    bestaat inmiddels uit meer dan 35 leden, koplopers uit de samenleving op

    het gebied van duurzaamheid, uit de wereld van het bedrijfsleven, media-

    communicatie, kennisinstellingen, overheid en intermediairs en uit NGO‘s.

    Van het Urgenda-platform zijn onder meer lid (op persoonlijke titel): Peter

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaakhttp://www.klimaatonderzoeknederland.nl/

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    24

    Bakker, voormalig CEO TNT, thans voorzitter World Bussiness Council

    forSunstainable Development; Matthijs Bierman, directeur Triodos Bank;

    Annemieke Nijhof, directeur Tauw Group; Jeroen de Haas, CEO Eneco;

    Peter Molengraaf, CEO Alliander; EdNijpels, vz. NL Ingenieurs, oud-

    minister van milieu; Willem Lageweg, directeur MVO Nederland; Remco

    Timmer, design manager Philips; Thomas Rau, directeur RAU architecten

    en Turntoo; Maurits Groen, directeur MGMC, Wubbo Ockels en Helga van

    Leur. Zij hebben samen een visie voor 2050 gemaakt en vormen een

    actieve denk- en doetank voor Urgenda. De meerderheid van het platform

    houdt zich bezig met het voorkomen van klimaatverandering, ieder op

    een andere wijze, van het opwekken van duurzame energie tot het

    stimuleren van energiebesparende maatregelen in de bouw, van het

    informeren over klimaatverandering tot het financieren van

    klimaatprojecten.

    54. In de Statuten van de Stichting staat ook dat Urgenda zich tot doel stelt

    (citaat) ―een actieplan voor de komende vijftig (50) jaar op te stellen en

    met partners uit de samenleving uit te voeren‖. In dat actieplan, dat sinds

    2007 bestaat en steeds bijgesteld wordt, zijn concrete doelen en acties

    die klimaatverandering kunnen vertragen, een hoofdlijn. Zo wordt

    gewerkt aan 1.000 CO2-vrije straten en aan 100.000 burgers die hun

    eigen duurzame energie produceren met windturbines of zonnepanelen;

    aan 1 miljoen elektrische auto‘s in 2020, en aan grootschalige windparken

    op zee in 2020 en aan het doel dat over 25 jaar Nederland de schoonste

    energievoorziening van Europa heeft en over 40 jaar een duurzame

    energievoorziening heeft die robuust, betrouwbaar leveringszeker en

    betaalbaar is.

    55. Omdat sinds 2007 de klimaatverandering alleen maar sneller gaat en het

    bewijs zich opstapelt dat de samenleving binnen twintig jaar naar een

    duurzame energie voorziening zou moeten streven, startte Urgenda o.a.

    in 2010 de actie ―Wij Willen Zon‖, wat de eerste collectieve inkoopactie

    was van zonnepanelen en leidde tot een gezamenlijke inkoop door

    duizenden Nederlanders van 50.000 zonnepanelen met alles wat daarbij

    hoort. Na Wij Willen Zon volgde in 2012 de campagne ―Wij Willen Actie‖,

    gericht op allerlei acties die de urgentie van klimaatverandering op de

    kaart moeten zetten en gerichte acties om klimaatverandering te

    voorkomen.

    56. Uit de vorige alinea‘s blijkt dat in de statutaire doelstellingen van Urgenda

    meerdere keren het woord ‗duurzaam‘ valt. Urgenda werkt aan het

    versnellen van duurzaamheid. Dat is ook haar motto ―samen sneller

    duurzaam‖. Ter toelichting op het begrip duurzaamheid het volgende.

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaak

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    25

    57. In 1987 hebben de Verenigde Naties - de UN World Commission on

    Environment and Development - het rapport Our Common Future

    uitgebracht, ook wel bekend als het Brundtland Rapport. In dat rapport

    stond het begrip ‗sustainabledevelopment‘ (‗duurzame ontwikkeling‘)

    centraal.13 Dit leidde tot de definitie van duurzame ontwikkeling die

    sindsdien wereldwijd wordt gebruikt, luidend:

    "Sustainable development is development that meets the needs of the

    present without compromising the ability of future generations to meet

    their own needs."

    Het begrip ‗duurzaam‘ in de statuten van Urgenda wordt in deze

    betekenis gebruikt14.

    58. Het belang van een ‗duurzame samenleving‘ dat Urgenda zich statutair

    aantrekt en dat zij daarom ‗haar‘ belang mag noemen, is dus niet slechts

    een ideëel belang. Het zijn ook de (collectieve) belangen van huidige en

    toekomstige generaties waaraan zij stem geeft, waarvoor zij wil opkomen

    en die zij daarom de hare mag noemen.

    59. Duurzaamheid brengt naar zijn aard mee, dat het naast de belangen van

    de huidige generaties ook gaat om de belangen van toekomstige

    generaties; hun recht op beschikbaarheid van natuurlijke hulpbronnen en

    een gezond leefklimaat. Dit intergenerationele aspect van duurzaamheid

    is zowel in internationale verdragen, bij de totstandkoming van

    (klimaat)wet- en regelgeving als door diverse rechters al erkend. Zo stelt

    bijvoorbeeld het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie:

    ―het genot van deze rechten brengt verantwoordelijkheden en plichten

    mede jegens de medemens, de mensengemeenschap en de toekomstige

    generaties.‖ Het Verdrag van Aarhus stelt bijvoorbeeld: ―Tevens

    erkennende dat een ieder het recht heeft te leven in een milieu dat

    passend is voor zijn of haar gezondheid en welzijn en de plicht heeft,

    zowel individueel als tezamen met anderen, het milieu te beschermen en

    13Het rapport concludeerde dat de technologische vooruitgang vanwege het verbruik van eindige grondstofvoorraden en de aantasting van de omgeving en de biodiversiteit door verontreiniging, klimaatverandering en ontbossing, uiteindelijk tot achteruitgang, armoede en destructie leidt.

    Volgens het rapport zijn behoud van biodiversiteit, gezonde ecosystemen, een gezond milieu en spaarzaam gebruik van grondstoffen, randvoorwaardelijk voor volhoudbare economische groei, de bestrijding van armoede en voor het leven, de gezondheid en het welzijn van de mensen. Bij de ontwikkeling van de samenleving en de economie dient volgens de commissie daarom de (milieu)aantasting van de omgeving en de grondstofvoorraden beperkt te blijven en wel via duurzame ontwikkeling als leidraad, waarbij maatschappelijke ontwikkelingen en wetgeving niet alleen worden getoetst op consequenties voor de korte termijn maar juist ook op die van de lange termijn. Met het oog daarop is in het Brundtland rapport ook het fundament gelegd voor toepassing van het voorzorgsbeginsel, ter voorkoming van ernstige en onomkeerbare schade aan het milieu voor toekomstige generaties. 14 Hoewel er vele definities zijn van ―duurzaamheid‖ wordt de Brundtland definitie van duurzaamheid het meest gebruikt, ook door Urgenda.

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaak

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    26

    te verbeteren in het belang van de huidige en toekomstige generaties.‖ ,

    en het VN Klimaatverdrag stelt: ―The Partiesshouldprotect the climate

    system for the benefit of present andfuturegenerations of human kind.‖

    60. In Nederland heeft de rechtbank Den Haag in haar uitspraak d.d. 2 mei

    2001, ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1369 al geoordeeld, dat op grond van

    artikel 3:305a BW ook in rechte kan worden opgekomen voor de rechten

    en belangen van toekomstige generaties door te overwegen: ―Het belang

    waarvoor eiseressen in de onderhavige procedure opkomen, is daarin

    gelegen dat ook rond 2030 de inwoners van Nederland (waarvoor

    eiseressen stellen op te treden)… in hun energiebehoefte moeten kunnen

    voorzien. Dit (vermogensrechtelijke) belang is, gelet op het feit dat tussen

    partijen onbetwist is dat reeds thans stappen moeten worden

    ondernomen om de energievoorziening op termijn veilig te stellen,

    voldoende concreet om eiseressen in het licht van artikel 3:305a van het

    BW ontvankelijk te oordelen in hun vordering.‖15

    61. In relatie tot de reikwijdte van het belang van duurzaamheid dat Urgenda

    tot het hare rekent, wordt er verder op gewezen dat niet voor niets in de

    statuten van Urgenda staat dat zij streeft naar een duurzamere

    samenleving, ―te starten in Nederland‖. Daarmee is bedoeld dat de

    belangen die Urgenda zich aantrekt, weliswaar in eerste instantie maar

    niet uitsluitend Nederlandse belangen zijn. Klimaatverandering en een

    ‗duurzame samenleving‘ zijn per definitie grensoverschrijdende thema‘s.

    ‗Sustainabledevelopment‘ is daarom ook een begrip met een bij uitstek

    internationale dimensie; het adresseert een wereldwijd probleem, zoals al

    blijkt uit het feit dat het Brundtland Rapport is opgesteld in opdracht van

    de Verenigde Naties.

    62. Het bestuur en de directie van Urgenda bestaan thans uit de volgende

    personen:

    - Professor dr. ir. Jan Rotmans, hoogleraar Transities en transitie

    management (voorzitter). Professor Rotmans heeft jarenlang

    onderzoek gedaan naar de oorzaken en effecten van

    klimaatverandering in de periode dat hij werkzaam was voor het

    RIVM (Rijks Instituut voor Volksgezondheid en Milieu) en voor het

    15 Dat reeds nu gehandeld moet worden volgt bovendien uit het voorzorgsbeginsel als onderdeel van duurzame ontwikkeling. Het beginsel is naar aanleiding van het Brundtland rapport en de daarop volgende VN conferentie over Milieu en Ontwikkeling in Rio de Janeiro van 1992 – bekend als ‗The Earth Summit‖, waar ook het VN Klimaatverdrag is ondertekend - als onderdeel van duurzame ontwikkeling vastgelegd in de Verklaring van Rio de Janeiro.Het voorzorgsbeginsel is als onderdeel van duurzame ontwikkeling ook opgenomen in het VN Klimaatverdrag (artikel 3.3) en daarmee is duidelijk dat het aanpakken van het klimaatprobleem een onderdeel van duurzame ontwikkeling is en om te betrachten voorzorg vraagt.

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaak

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    27

    IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change), en aldaar een

    van de eerste (klimaat)modellen ontwikkeld voor het simuleren

    van de mondiale effecten van menselijke activiteiten op het

    klimaat. Dit IMAGE model (Integrated Model toAssess the

    Greenhouse Effect), waar hij op afstudeerde en promoveerde, is

    gebruikt binnen het IPCC en de klimaatonderhandelingen in de

    aanloop naar het Kyoto-akkoord en daarna voor vele

    internationale beleidsvoorbereidende studies. Nog steeds, bijna 30

    jaar na het eerste prototype van het IMAGE model, wordt het

    gebruikt en verder doorontwikkeld door het Planbureau voor de

    Leefomgeving. Het IMAGE model heeft wereldwijd de standaard

    gezet voor integrale klimaatmodellen.

    - Professor dr.ir. Pier Vellinga, hoogleraar Klimaatverandering en

    Waterveiligheid. Professor Vellinga was een van de eerste

    wetenschappers die publiceerden over klimaatverandering. Hij

    geldt internationaal als autoriteit op het gebied van

    klimaatonderzoek en leidde meerdere grote

    onderzoeksprogramma‘s voor Nederland en de Europese Unie.

    Toen aan het IPCC in 2007 de Nobelprijs voor de Vrede werd

    toegekend, heeft de leiding van het IPCC aan professor Vellinga

    een gepersonaliseerd certificaat toegekend (waarvan een kopie

    van het officiele Nobel diploma aan het IPCC onderdeel is) voor

    zijn belangrijke bijdragen aan de voorbereiding van de

    Assessments Reports van het IPCC.

    - Professor Jan Stuip, emeritus hoogleraar Technologiebeleid Bouw,

    voormalig directeur CURnet en in 2007/2008 voorzitter van het

    netwerk van programma‘s dat aan de wieg van Urgenda stond. Al

    deze programma‘s werkten aan een duurzamer Nederland.

    - Mr. drs. Marjan Minnesma MBA, directeur van Urgenda en is als

    zodanig belast met de dagelijkse leiding van de organisatie.

    Marjan Minnesma is voorheen werkzaam geweest bij de

    Nederlandse Organisatie Voor Energie en Milieu (NOVEM, nu

    AgentschapNL), als Directeur Campagnes bij Stichting Greenpeace

    Nederland, als onderzoeksleider bij het Instituut voor

    Milieuvraagstukken bij de Vrije Universiteit Amsterdam, en als

    directeur van het onderzoeksinstituut DRIFT (Dutch Research

    Institute For Transition) bij de Erasmus Universiteit te Rotterdam.

    Minnesma is zowel in 2011 als in 2012 en 2013 door een jury

    bestaande uit ‗peers‘ verkozen tot meest invloedrijke Nederlander

    op het gebied van duurzaamheid (Trouw Duurzame Top100) en

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaak

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    28

    ontving in 2011 de HIER Klimaatpenning uit handen van Prinses

    Laurentien vanwege de klimaatactiviteiten van Urgenda.

    Minnesma sprak al twee maal de Duurzame Troonrede uit op

    duurzame dinsdag (de eerste dinsdag van september) in het

    gebouw van de Tweede Kamer, met klimaatverandering als

    belangrijk onderwerp.

    63. Duidelijk is dat de ‗urgente agenda‘ van Urgenda weliswaar een zeer

    breed terrein aan onderwerpen en activiteiten omvat, maar dat de

    onderwerpen duurzame energie (energie die wordt opgewekt uit

    hernieuwbare bronnen en op een wijze waarbij per saldo geen uitstoot

    van CO2 plaatsvindt) en klimaatgerelateerde onderwerpen een dominante

    rol spelen in de activiteiten van Urgenda. Dat blijkt ook uit klimaat- en

    energiegerelateerde publicaties, opiniestukken en publieke optredens van

    Urgenda, zie http://www.urgenda.nl/actueel/in-de-media/. Daarenboven

    heeft Urgenda in 2013 een energietransitieplan voor Nederland opgesteld

    (―2030 100% duurzame energie. Het Kan als We het Willen‖) en op de

    Vrije Universiteit Amsterdam een start gemaakt met een campagne

    waarin Urgenda aandacht vraagt voor het feit dat, om onder de twee

    graden temperatuurstijging te blijven, nog maar 1/5 van alle

    geregistreerde olie-, kolen- en gasreserves kan worden benut. Urgenda

    roept op haar actiewebsite ―wijwillenactie.nl‖ institutionele beleggers en

    investeerders op om te desinvesteren in de fossiele industrie. Zij werkt

    daarbij samen met studenten in heel Nederland. Het voorkomen van

    klimaatverandering door het terugdringen van CO2-uitstoot en door het

    terugdringen van het gebruik van fossiele brandstoffen, is derhalve al

    jarenlang in woord en daad een speerpunt in de activiteiten van Urgenda.

    2.2 TOELAATBARE VORDERING

    64. De vordering die Urgenda in deze procedure tegen de Staat wil instellen,

    behoort tot het soort vorderingen dat de Nederlandse wetgever

    toelaatbaar vindt en met artikel 3:305a BW uitdrukkelijk mogelijk heeft

    willen maken.

    65. Uit de MvT blijkt bijvoorbeeld dat de bepaling niet alleen ziet op

    vermogensbelangen: in zijn conclusie onder HR 8 juni 2007, NJ 2007,322

    (ECLI:NL:HR:2007:BA2075) schreef de Advocaat-Generaal Spier over de

    vraag, wat voor soort vorderingen op artikel 3:305a BW gebaseerd

    kunnen worden, ondermeer het volgende:

    ―4.9.3

    Een actueel voorbeeld ter illustratie, waarbij veronderstellenderwijs wordt

    aangenomen dat de spoorwegen en de daartoe behorende technische

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaak

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    29

    voorzieningen onderdeel zijn van de Staat der Nederlanden. Na een

    aantal elkaar in tijd snel opvolgende aanrijdingen blijkt dat op een groot

    aantal plaatsen onvoldoende maatregelen getroffen zijn om te voorkomen

    dat treinen door rood licht rijden. De daarvoor verantwoordelijke

    'instelling' wil maatregelen gaan nemen die evenwel enkele jaren zullen

    vergen. Een belangenvereniging van reizigers meent dat dit, gezien de

    veiligheid die in geding is, véél te lang duurt. Zij kan ongetwijfeld op de

    voet van art. 3:305a BW een verklaring voor recht vorderen dat de

    periode die de verantwoordelijke 'instelling' nodig meent te hebben (veel)

    te lang is.‖

    66. Naar aanleiding van dit arrest is in de juridische literatuur opgemerkt dat

    artikel 3:305a BW een juridische basis geeft aan vorderingen die

    opkomen tegen klimaatverandering. Zie professor C.J.J.M. Stolker in

    Tekst & Commentaar Burgerlijk Wetboek, art. 3:305a, aantekening 1:

    ―Niet ondenkbaar is de mogelijkheid om in een collectieve actie op te

    komen tegen activiteiten die bijdragen aan klimaatverandering. Art.

    3:305a lijkt in beginsel geen beletsel in te houden voor vorderingen die

    hierop zijn gericht, zoals een vordering tot verbod van een bovenmatige

    uitstoot en een bevel maatregelen te nemen om deze te voorkomen;‖

    67. De vorderingen van Urgenda c.s. in de onderhavige procedure zijn precies

    het soort vorderingen dat professor Stolker noemt: een verbod tot

    bovenmatige uitstoot en een bevel maatregelen te nemen om

    bovenmatige uitstoot te voorkomen, alsmede een verklaring voor recht,

    en dat alles ter bestrijding van activiteiten die bijdragen aan een

    gevaarlijke klimaatverandering.

    2.3 OVERLEG MET DE STAAT

    68. Volgens artikel 3:305a lid 2 BW is een rechtspersoon die op grond van

    artikel 3:305a BW een rechtsvordering tegen een ander wil instellen niet

    ontvankelijk, als hij in de gegeven omstandigheden onvoldoende heeft

    getracht het gevorderde te bereiken door het voeren van overleg met de

    gedaagde.

    69. Om aan deze verplichting tot overleg te voldoen, heeft Urgenda zich bij

    brief d.d. 12 november 2012 gewend tot de Minister-President en de

    overige leden van de Regering met het verzoek aan haar toe te zeggen

    en zich te verplichten, om de Nederlandse CO2-uitstoot per 2020 te

    reduceren met 40% ten opzichte van de CO2-uitstoot per 1990. Deze brief

    (productie2) kan worden beschouwd als een samenvatting van deze

    dagvaarding; het wetenschappelijk bewijs van de noodzaak voor de door

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaakhttps://hybrid.kluwer.nl/docview?link=/delegate/scion/document/html/id157620070608r05147hrnj2007322dosred?v=f&p_l_id=10615&provider=Kluwer32&provider=Kluwer32&idp=https://login.rechtsorde.nl/sso&idp=https://login.rechtsorde.nl/sso&h1=(NJ),(2007/322)&type=document&cfu=default

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    30

    Urgenda gevraagde reductie en de internationale politieke

    overeenstemming over de noodzaak voor zo een reductie, worden er – in

    beknopte vorm – besproken.

    70. Bij brief d.d. 11 december 2012 (productie3) heeft de Regering bij

    monde van de Staatssecretaris voor Infrastructuur en Milieu, mevrouw

    Mansveld gereageerd. In die brief wordt de door Urgenda gestelde

    noodzaak voor de door haar gevraagde CO2-reductie niet ontkend, en

    wordt zelfs volmondig erkend dat de mondiale inspanningen voor de

    noodzakelijke reductie te kort schieten en dat dit een groot probleem is:

    ―Het is een groot probleem dat de collectieve, mondiale inspanningen op

    dit moment nog te kort schieten om zicht te houden op het beperken van

    de gemiddelde wereldwijde temperatuurstijging tot 2 graden.‖

    Ook erkent de Staatssecretaris in de brief de noodzaak

    ―.. dat er eindelijk een stabiel en breed gedragen beleidskader komt dat

    tot voldoende actie leidt om het lange termijn perspectief van 80 tot 95

    procent CO2-reductie in 2050 binnen bereik te houden.‖

    In de brief doet de Nederlandse regering echter niet de door Urgenda

    gevraagde toezegging.

    71. Naar aanleiding van de brief van Urgenda aan de Regering heeft de Partij

    voor de Dieren op 14 november 2012 in de Tweede Kamer een motie

    ingediend. In die motie (productie4) werd de Regering opgeroepen om

    al die maatregelen te nemen die nodig zijn om, ter voldoening aan de 2

    gradendoelstelling van het VN-Klimaatverdrag, per 2020 de CO2-uitstoot

    met 40% te verminderen ten opzichte van 1990. Het zal duidelijk zijn dat

    de inhoud van deze motie een herhaling was van de Urgenda-brief.

    72. Op 20 december 2012 heeft in de Tweede Kamer een hoofdelijke

    stemming plaatsgevonden over deze motie (productie5). Daarbij

    hebben 6 leden van de Tweede Kamer vóór, en 138 leden tégen de motie

    gestemd. Uit de parlementaire stukken blijkt niet dat er enig inhoudelijk

    debat over de motie heeft plaatsgevonden of over de juistheid van de

    feiten en conclusies in de Urgenda-brief.

    73. Gelet op het feit dat de Regering de feiten en conclusies uit de Urgenda-

    brief niet heeft weersproken, maar niettemin geweigerd heeft aan die

    feiten en conclusies het daarbij passende vervolg te geven, hetgeen

    nadien nogmaals door de staatssecretaris is bevestigd in een persoonlijk

    gesprek met de directeur van Urgenda op het Ministerie van I&M; en

    gelet op het feit dat vervolgens ook de Tweede Kamer met overgrote

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaak

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    31

    meerderheid - en zonder enig inhoudelijk debat over die feiten en

    conclusies - geweigerd heeft de Regering op te roepen (alsnog) die

    stappen te zetten; heeft Urgenda gemeend dat verder overleg met de

    Staat vruchteloos en dus zinloos zou blijven.

    74. Inmiddels is begin september 2013, op aanmoediging van de Staat en

    onder leiding van de SER tussen diverse maatschappelijke organisaties,

    het zogeheten Energieakkoord tot stand gekomen. De Staat heeft het

    Energieakkoord verwelkomd. Los van het feit dat dit akkoord geen enkele

    juridische verbindende kracht heeft, bevat het geen enkele afspraak over

    emissiereducties en is om deze redenen voor de onderhavige procedure

    dus niet van belang.

    75. Urgenda meent in de gegeven omstandigheden voldoende te hebben

    getracht het gevorderde te bereiken door overleg met de Staat en dat zij

    heeft voldaan aan de eis van artikel 3:305a lid 2 BW.

    2.4 CONCLUSIE

    76. Urgenda is een stichting die zowel krachtens haar statuten als feitelijk het

    belang van een duurzame samenleving behartigt en zich daarbij in het

    bijzonder bezighoudt met het verminderen van CO2-uitstoot en andere

    broeikasgassen, bijvoorbeeld door het bevorderen van de opwek en het

    gebruik van duurzame energie, de ontwikkeling van klimaatneutrale

    steden, een energietransitieplan voor Nederland en de campagne om te

    desinvesteren in de fossiele energieopwekking, een en ander met het oog

    op (het voorkomen van een gevaarlijke) klimaatverandering. Een

    rechtsvordering van Urgenda die strekt tot een bevel aan de Staat tot

    reductie van broeikasgassen, strekt daarom tot bescherming van de

    belangen die Urgenda krachtens haar statuten behartigt. Zo een

    vordering behoort ook tot het soort vorderingen dat de wetgever met

    artikel 3:305a BW mogelijk en toelaatbaar heeft willen maken, hetgeen

    uiteraard evenzeer geldt voor de vorderingen waarin Urgenda om een

    verklaring voor recht vraagt. Urgenda heeft in de gegeven

    omstandigheden bovendien voldoende getracht het gevorderde te

    bereiken door het voeren van overleg met de Staat.

    77. Urgenda is ontvankelijk in haar vorderingen.

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaak

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    32

    3. DE FEITEN

    3.1 INLEIDING

    78. Aan hun vorderingen leggen Urgenda c.s.ondermeer de volgende feiten

    ten grondslag:

    - antropogene emissies van broeikasgassen en met name

    antropogene CO2-emissies veranderen de atmosfeer van de aarde;

    de aarde warmt daardoor op en het klimaat verandert. De

    zeespiegel stijgt en er komen vaker overstromingen, meer en

    ernstiger weersextremen, woestijnvorming, misoogsten en

    drinkwatertekorten, uitsterven van dier- en plantensoorten,

    kunnen daarvan het gevolg zijn;

    - sommige regio‘s zullen veel zwaarder worden getroffen dan

    andere, maar alle regio‘s ter wereld zullen bij een ‗gevaarlijke

    klimaatverandering‘ meer negatieve dan positieve gevolgen

    ondervinden. In een wereld van globalisering waarin landen en

    economieën steeds sterker samenhangen en van elkaar

    afhankelijk zijn, zullen landen ook indirect de gevolgen van

    klimaatverandering ondervinden die zich elders (bijvoorbeeld

    mislukkende graanoogsten in Rusland en Amerika) voordoen;

    - wanneer de Aarde wereldwijd gemiddeld 2 graden of meer

    opwarmt, is er sprake van een ‗gevaarlijke‘ opwarming, die

    gevaarlijk is voor de ecosystemen van de Aarde – waarvan de

    mens voor zijn bestaan afhankelijk is – en voor de

    gemeenschappen van de mens c.q. de mensheid;

    - deze feiten zijn door de wereldwijde gemeenschap van landen en

    landenorganisaties (zoals de EU) volmondig erkend;

    - er is vrijwel universele wetenschappelijke en politieke consensus

    dat de antropogene CO2-emissies snel en in sterke mate vóór

    2020 teruggedrongen moeten worden, vanwege de gevaren die

    deze emissies hebben voor de planeet en mensheid als geheel.

    79. Voor het wetenschappelijk bewijs van deze feiten beroepen Urgenda c.s.

    zich vooral op de rapporten van het IPCC, het Intergovernmental Panel

    on Climate Change, waarop ook de bij het VN Klimaatverdrag aangesloten

    landen zich beroepen. Urgenda c.s. zullen daarnaast ook andere bronnen

    van bewijs noemen, maar de rapporten van het IPCC zijn de voornaamste

    wetenschappelijke onderbouwing van de feiten waarop Urgenda c.s. hun

    vorderingen baseren.

    http://www.urgenda.nl/klimaatzaak

  • Zie www.urgenda.nl/klimaatzaak voor meer informatie

    33

    80. Bij de toelichting op hun vorderingen, zullen Urgenda c.s. nog andere

    feiten aanvoeren; ook van die feiten zullen zij ter plekke bewijs

    aandragen.

    81. Ten aanzien van de hierna nader te behandelen klimaatwetenschap zullen

    Urgenda c.s. beginnen met een korte nadere toelichting op de

    (historische) ontwikkeling van de CO2-concentratie in de atmosfeer zoals