Xxxxx - extranet.mijnhva.nl. Pabo 2018 niet...  · Web viewRapportage Zij-instroom in Beroep...

24
Rapportage Zij-instroom in beroep assessment Naam kandidaat:

Transcript of Xxxxx - extranet.mijnhva.nl. Pabo 2018 niet...  · Web viewRapportage Zij-instroom in Beroep...

Page 1: Xxxxx - extranet.mijnhva.nl. Pabo 2018 niet...  · Web viewRapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in

Rapportage

Zij-instroom in beroep assessment

Naam kandidaat:

Opleiding tot leraar Basisonderwijs

Datum assessment:

Page 2: Xxxxx - extranet.mijnhva.nl. Pabo 2018 niet...  · Web viewRapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in

Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment

1. Gegevens assessmentcentrum

Naam: Hogeschool van Amsterdam

Adres: Wibautstraat 2-4

Plaats: 1091 GM Amsterdam

Naam opleidingsassessor: (1e assessor)

Naam veldassessor: ( 2e assessor)

2. Gegevens kandidaat

Achternaam:

Voorna(a)men voluit / Roepnaam:

Adres:

Postcode en woonplaats:

Geboortedatum:

Geboorteplaats:

Telefoonnummer:

E-mailadres:

Werkzaam bij:

Functie:

Faculteit Onderwijs en Opvoeding2

Page 3: Xxxxx - extranet.mijnhva.nl. Pabo 2018 niet...  · Web viewRapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in

Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment

3. Doel assessmentHet assessment heeft tot doel te toetsen of de kandidaat in aanmerking komt voor een geschiktheidsverklaring om als onbevoegd docent/ leraar te werken en in staat is om binnen twee jaar de studie aan de lerarenopleiding af te ronden.

4. Verantwoording

4.1 De beoordelingsstandaardDe verworven competenties van de kandidaat zijn gemeten ten opzichte van zeven beroepscompetenties van een leraar in het primair onderwijs zoals opgesteld door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL) en vastgesteld in de WET BIO (Beroepen in het Onderwijs).

4.2 Gehanteerde procedure en instrumentenIn de assessmentprocedure zijn de volgende stappen doorlopen:

- aanmelding- assessment instructie- samenstellen van portfolio- beoordelen van het portfolio- assessment bestaande uit:

lesobservatie en reflectiegesprek criteriumgericht interview

- rapportage- eindgesprek.

In de assessmentprocedure is gebruik gemaakt van de volgende instrumenten:- aanmeldingsformulier en verklaring vakinhoudelijk geen bezwaar- portfolio- criteriumgericht interview- praktijkopdracht- reflectiegesprek praktijkopdracht.

5. Onderbouwing resultaten assessment5.1 Profiel kandidaatDe kandidaat heeft na de HAVO de propedeuse Informatica en Informatiekunde gedaan. Hij is daarna geswitcht van opleiding en heeft de bachelor opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming bij de Hogeschool Rotterdam afgerond. Hij heeft verschillende cursussen en korte opleidingstrajecten doorlopen, onder andere op het gebied van informatica, financieel beheer en horecamedewerker. De kandidaat is na zijn studie CMV aan het werk gegaan in de commerciële sector, voornamelijk het organiseren van muziekevenementen. De laatste twee banen waren op het gebied van communicatie: telefonische dienstverlening voor een bank en het communicatieproces rondom een vraagstuk op het gebied van wonen. De kandidaat heeft geen ervaring opgedaan met lesgeven of leiding geven aan groepen kinderen of volwassenen. Hij heeft door zijn verschillende werkzaamheden echter wel ervaringen opgedaan die van belang zijn bij het functioneren als leerkracht basisonderwijs.

Faculteit Onderwijs en Opvoeding3

Page 4: Xxxxx - extranet.mijnhva.nl. Pabo 2018 niet...  · Web viewRapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in

Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment

Het moment dat zijn eigen kinderen naar de basisschool gingen was voor de kandidaat een belangrijke aanleiding om zich te oriënteren op het beroep leerkracht basisonderwijs. De crashcourse was voor de kandidaat een eerste oriëntatie op de werkzaamheden van een leerkracht. Vervolgens heeft hij zijn praktijkervaring sinds mei uitgebreid in een werkervaringstraject in groep 1/2 van basisschool De Krijtmolen in Amsterdam Noord. De kandidaat verwacht van het zij-instroomtraject in het bijzonder meer inzicht en handvatten te krijgen met het oog op de verbinding tussen theorie en praktijk en vice versa.

De kandidaat geeft in zijn visiebeschrijving aan leerlingen graag te willen begeleiden in het verwerven van nieuwe vaardigheden, daarbij rekening houdend met verschillen tussen kinderen. Ook vindt hij het van belang dat in een veilig klimaat het zelfvertrouwen van leerlingen wordt gestimuleerd, dat er betrokkenheid wordt gecreëerd bij de leerstof en dat kinderen succeservaringen opdoen. Andere belangrijke aspecten die de kandidaat noemt zijn: zelf initiatieven nemen en zelfstandig dingen kunnen oplossen, zelf hulp kunnen vragen aan medeleerlingen en initiatief tonen bij het samenwerken. De kandidaat wil als leerkracht een betrokken coach zijn en een goed voorbeeld voor leerlingen. Tot slot geeft hij aan dat het voor kinderen belangrijk lijkt om naast de vele juffen ook eens een meester voor de klas te hebben.

5.2 Portfolio

De kandidaat levert bewijzen aan van de opleidingen die hij heeft gevolgd met certificaten van cursussen en een uitgebreid overzicht van werkervaring vanaf 1997. De bewijsstukken uit eerdere functies en taken zijn voornamelijk relevant voor een deel van de interpersoonlijke en reflectieve competenties en het omgaan met collega’s. De vijf lesobservaties van “Het Schoolbureau” laten een groei zien in de interpersoonlijke, pedagogische en organisatorische competenties. Er zijn vijf videofragmenten opgenomen in het portfolio, gerelateerd aan een didactische competentie (instructie kleine kring), een organisatorische competentie (lesovergang) en een pedagogische competentie (conflictoplossing). Ook is het verslag opgenomen van het competentie-assessment door ‘Het Schoolbureau’, uitgevoerd in april 2018. Het assessment bestaat uit een aantal onderdelen en methoden: persoonlijkheidsvragenlijst, interessevragenlijst, capaciteitentest, competentiegericht interview, observatie en 360 graden feedback. Het assessment is gericht op het in beeld brengen van de potentiële en de reële ontwikkeling van de kandidaat in vergelijking met de zeven SBL-competenties. In het verslag van dit assessment wordt geconcludeerd dat de kandidaat verschillende aspecten van diverse competenties heeft aangetoond en dat de leerpunten in het bijzonder liggen op de vakinhoudelijke en didactische competentie. De kandidaat beoordeelt zichzelf – op reflectie en ontwikkeling na- op alle competenties gedeeltelijk startbekwaam.

5.3 Lesobservatie

De kandidaat geeft een les over zeeroververhaal ‘Woeste Willem’ aan groep 1/2. De les start om 13.00 uur. De kandidaat zit op een stoel voor de klas met een pop, Sil, op schoot. Zijn stem is zacht en hij heeft een rustige en vriendelijke uitstraling. De kandidaat start de les met de vraag ‘Wie weet wat we gaan doen? Ik wil alleen stille vingers zien’. Na een of twee reacties geeft de kandidaat aan dat ‘we allemaal wat gaan maken uit het boek van Woeste Willem’. Er klinken geluiden vanuit de gang en de kinderen in de groep zitten te draaien en friemelen aan elkaar. De kandidaat geeft aan dat hij weet dat het warm is, maar dat hij desondanks toch graag wil beginnen met de les. Vervolgens geeft de kandidaat aan dat hij vijf dingen wil afspreken met de kinderen. De eerste regel is dat ‘als je wat wilt vragen, steek je je vinger op.’ Eén leerling moet deze regel vervolgens hardop herhalen. Er wordt op deze wijze ook nog een tweede regel benoemd, inclusief de herhaling door een van de kinderen. Er worden geen verdere regels herhaald. Het stemgebruik van de kandidaat is vlak, bijna monotoon. De pop Sil op schoot wordt verder niet ingezet.

Faculteit Onderwijs en Opvoeding4

Page 5: Xxxxx - extranet.mijnhva.nl. Pabo 2018 niet...  · Web viewRapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in

Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment

De kandidaat laat het prentenboek Woeste Willem zien. Vanochtend is het boek door hem al voorgelezen en aan de kinderen wordt nu gevraagd wat ze er nog van weten. De kandidaat doet dit aan de hand van pictogrammen (die worden gebruikt bij interactief voorlezen en begrijpend luisteren): Over wie gaat het verhaal? Waar speelt het verhaal zich af? Hoe begon het verhaal? Welk probleem moest worden opgelost? Individuele kinderen krijgen de beurt en geven antwoord. Kinderen die geen beurt krijgen, kijken niet naar het prentenboek of naar de kandidaat of naar het antwoordende kind. De kinderen steken nauwelijks vingers op om de vragen te beantwoorden. De kandidaat wordt vier keer onderbroken door individuele kinderen die iets willen zeggen. Een meisje (in een apart groepje van drie) roept en loopt door de klas naar de kandidaat. Zij mag nu wc-papier pakken. Andere kinderen zitten naast elkaar op de bank en zijn vooral met elkaar bezig en reageren pas nadat een vraag meerdere keren door de kandidaat wordt gesteld. De kandidaat spreekt hierover zijn teleurstelling uit en spreekt deze groep kleuters hierbij als groep aan: “Hoe kan dit nou? Ik kan M. niet eens verstaan!’ en ‘Groep 1/2b, ik word hier verdrietig van’.

De volgende fase van de les start de kandidaat met de aankondiging ‘We gaan iets maken uit het verhaal van Woeste Willem’. De kinderen uit groep 1 kunnen met behulp van het kiesbord kiezen uit verschillende activiteiten, waaronder schilderen, lego, stempeltafel, schrijfatelier. Behalve de aankondiging dat er iets gemaakt gaat worden, is er geen verdere ondersteuning van de kinderen bij het kiezen van de activiteit of van dat wat er eventueel gemaakt zou kunnen worden. Kinderen die netjes zitten mogen kiezen. Nadat er is gekozen met behulp van het kiesbord gaan de kinderen zelfstandig aan de slag. De kandidaat loopt een snel rondje langs de verschillende activiteiten en richt zich dan op groep 2, ongeveer negen leerlingen die in het midden van de klas rondom een tafel zitten, en er ontstaat commotie over wie waar het eerst zat. Daarbij is hetzelfde meisje betrokken. De betrokken kinderen kijken naar de assessoren tijdens het conflict.

De kandidaat start de volgende fase van de les (aan groep 2) met de opmerking ‘Ik heb woorden uit het verhaal gekozen. Die kun je maken’. Hij laat vervolgens A-4-tjes zien met daarop steeds een plaatje van Woeste Willem en een woord. De volgende woorden worden getoond: het huis, verrekijker, zeeroverskist, schatkaart, zeemonster, schelp. De kandidaat stelt geen vragen over de betekenis van deze woorden. Er worden geen voorwerpen uit andere plekken van de klas getoond of plaatjes. Het geprinte woord zelf staat centraal. De kandidaat vertelt aan de kinderen dat zij deze woorden mogen schrijven. Ieder kind krijgt een van de woorden en ieder van hen tekent het woord na op een kleiner geel dubbelgevouwen papiertje dat vervolgens op tafel wordt gezet. Daarna mogen ze het woord ‘maken’, met kleuterklei of met papier. In het midden van de tafel staat een laatje met papier en wc rollen en viltstiften. Er wordt geen verdere uitleg gegeven. De kandidaat zegt: “Als je er niet uitkomt, dan help ik je” en “Houd je stemniveau op 2 als je praat”. De kinderen van groep 1 en groep 2 zijn aan het werk tot 13.40 uur. Er is veel speelgeluid van groep 1 in de verschillende hoeken. De kandidaat verdeelt zijn aandacht tussen de spelende kinderen en de knutselende groep en beantwoordt vragen. Bij twee jongens en een meisje uit de groep stelt de kandidaat vragen over wat ze aan het maken zijn. Het meisje dat bozig zegt dat ze niet kan schrijven, mag gaan stempelen.

Om 13.40 uur zingt de kandidaat het “tien-tien-tien-liedje” en kondigt de kandidaat aan dat er opgeruimd moet worden, waarbij er vijf stickers voor de vijf beste helpers te verdienen zijn. De timetimer wordt op 5 minuten gezet. Het opruimen verloopt onrustig, duurt langer dan de timetimer en de kandidaat helpt zelf mee door de blaadjes en de knutselspullen uit de instructiegroep netter op te bergen. De kandidaat deelt inderdaad aan vijf kinderen stickers uit als iedereen weer in de kring zit. De kandidaat zit dan op zijn stoel met opnieuw Sil, de pop, op schoot. Dan constateert de kandidaat dat ‘het opruimen langer duurde, we kunnen niet alle werkstukken bespreken, dat doen we morgen dan wel. De werkstukken worden inderdaad niet besproken. Als afronding van de les vraagt de kandidaat aan een leerling van de instructiegroep: “Kun je vertellen wat we gedaan hebben deze les?” De leerling antwoordt: “We gingen een ding schrijven, maar ik weet niet meer wat”. De kandidaat: “Jij had het zeil, dat heb je gestempeld. Toen gingen we iets maken en morgen maken we het af bij juf L.”. Eén van de kinderen roept: “Meester mag ik iets zeggen, wat ie gemaakt heeft, heb ik niet gemaakt, die andere was van

Faculteit Onderwijs en Opvoeding5

Page 6: Xxxxx - extranet.mijnhva.nl. Pabo 2018 niet...  · Web viewRapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in

Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment

mij”. Om 14.00 uur stopt de les doordat de eigen leerkracht binnen komt lopen en de aandacht van de kinderen vraagt.

5.4 Conclusie per competentie

1. Interpersoonlijk competent

Assessoren achten de kandidaat gedeeltelijk interpersoonlijk competent, maar momenteel nog niet voldoende om zelfstandig als leerkracht voor de groep te staan.

Toelichting

In het portfolio levert de kandidaat een paar korte filmpjes aan van zijn leerkrachthandelen als bewijs van de interpersoonlijke competentie. In de rapportage van het Schoolbureau en in de lesobservaties van de coach wordt aangegeven dat de kandidaat over voldoende vaardigheden met betrekking tot deze competentie beschikt.

Tijdens de geobserveerde les toont de kandidaat een vriendelijk, rustig en zacht stemgebruik. Dat is enerzijds prettig, anderzijds lukt het hem niet om de aandacht van de kinderen te trekken en vast te houden. Daarvoor is het stemgebruik te monotoon, het tempo te laag en vertoont het te weinig variatie en teveel herhalingen. Al met al zorgt dit er onder meer voor dat er te weinig vaart in de les zit.De kandidaat zet zich er voor om een vriendelijke en coöperatieve sfeer tot stand te brengen. Hij doet dit door de gedragsregels expliciet te behandelen (en door individuele kinderen te laten herhalen) en door regelmatig positief gedrag te bekrachtigen en verwachtingen uit te spreken. Echter, hij straalt hiermee onvoldoende gezag uit doordat er sprake is van te weinig inhoudelijke leiding en sturing. De wijze van communiceren is onvoldoende effectief. Dat blijkt uit het gegeven dat de kinderen onrustig blijven en niet / nauwelijks betrokken zijn bij de les. De kandidaat corrigeert weliswaar individuele kinderen, maar ondertussen is er al weer onrust ergens anders in de groep. Het lukt hem niet om door middel van interactie met de kinderen goed leiding te geven. Er wordt een groot beroep gedaan op de zelfstandigheid van de kinderen, met name onderwijsinhoudelijk. Dit gaat echter ten koste van de diepgang in het leren doordat er te weinig sprake is van het stimuleren van het leerproces. De kinderen moeten vooral zelfstandig aan het werk.

In het reflectiegesprek en het CGI lukt het de kandidaat nog onvoldoende om op professionele afstand terug te kijken op de eigen bedoelingen en de concrete uitvoering daarvan in de onderwijspraktijk. De kandidaat lijkt nog weinig keuzes te hebben qua handelingsrepertoire om effectief te kunnen communiceren met individuele kinderen en met de groep als geheel. Er is nog onvoldoende inzicht in dit soort communicatieprocessen en nog onvoldoende professionele afstand ten aanzien van het eigen functioneren in de groep omdat de aandacht vooral uitgaat naar de uitvoering in de praktijk van het lesgeven.

Ontwikkelpunten/ aandachtspunten: effectief communiceren door het hanteren van verbale (bijv. volume, tempo, articulatie, melodie) en

non-verbale technieken (bijv. mimiek, uiterlijk, lichaamshouding). bevorderen van effectieve communicatie door bijv. te luisteren, samen te vatten en door te vragen op

zowel inhoud als betrekkingsniveau. persoonlijke betrokkenheid en enthousiasme tonen bij individuele leerlingen en groepen. interactie met leerlingen met een goede balans tussen:

- leiden en begeleiden;- sturen en volgen;- confronteren en verzoenen;- corrigeren en stimuleren.

Faculteit Onderwijs en Opvoeding6

Page 7: Xxxxx - extranet.mijnhva.nl. Pabo 2018 niet...  · Web viewRapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in

Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment

herkennen en benoemen van gedragspatronen van individuele leerlingen en de groep en deze inzichtelijk maken voor de leerlingen.

motiveren van het eigen handelen in begrijpelijke taal aan leerlingen.

2. Pedagogisch competent

Assessoren achten de kandidaat gedeeltelijk pedagogisch competent, maar momenteel nog niet voldoende om zelfstandig als leerkracht voor de groep te staan.

Toelichting

In het portfolio is als bewijsstuk de rapportage van het Schoolbureau opgenomen, waarin wordt vermeld dat de kandidaat voldoende ontwikkelde pedagogische vaardigheden bezit om op een professionele, planmatige wijze een veilige leeromgeving in de groep tot stand te brengen waarin individuele leerlingen zich kunnen ontwikkelen tot zelfstandige en verantwoordelijke personen.

Tijdens de geobserveerde les doet de kandidaat zijn best om een prettige en ontspannen sfeer te creëren waarin de kinderen zich op hun gemak voelen. Zijn uitstraling is dat ze erbij horen en welkom zijn en dat ze op een respectvolle manier met elkaar omgaan. Echter, de aanpak is vooral reactief en niet voldoende om de onrust in de groep zodanig aan te pakken dat er sprake is van een veilig, aandachtig en stimulerend leerklimaat. In het gedrag van de kandidaat missen de assessoren tijdens deze les de sensitiviteit en het initiatief om verbale en non-verbale signalen op te pikken en op gedrag van kinderen te reageren.

De kinderen hebben nauwelijks inhoudelijke inbreng in het leerproces. De fantasie van de kinderen wordt niet geprikkeld door het gebruik van een pakkende binnenkomer (bijvoorbeeld met de handpop) en de kandidaat stelt geen vragen naar hun voorkennis of naar hun belevingswereld en sluit daar dus ook niet op aan. Ook worden er geen leervragen of denkvragen gesteld. Eigen initiatief / eigen inbreng van de kinderen is er alleen bij het kiezen van de activiteiten (leerlingen groep 1) en wat ze vervolgens gaan maken (leerlingen groep 1).

In het reflectiegesprek en het CGI geeft de kandidaat onvoldoende blijk van inzicht in het belang van de inbreng van kinderen in het eigen leerproces en van inzicht in de wijze waarop een leerkracht dit kan stimuleren en ondersteunen.

Ontwikkelpunten/ aandachtspunten: - bieden van een veilig klimaat waarin leerlingen en docenten elkaar respectvol behandelen.- uitgedaagd worden om verantwoordelijkheid te nemen voor elkaar.- initiatieven kunnen nemen en zelfstandig kunnen werken.- zorgen voor een leersituatie waarin leerlingen een eigen inbreng kunnen tonen.- op systematische wijze gebruik maken van de input van leerlingen in het onderwijsleerproces.- stimuleren van het bespreken van normen en waarden tussen leerlingen.- leerlingen uitdagen om mee te denken over hun eigen ontwikkelings- en leerprocessen.- rekening houden met verschillen tussen leerlingen in cultureel, sociaal en emotioneel opzicht.- waar nodig actie ondernemen om het sociale klimaat in de groep te verbeteren.- signaleren en benoemen van ontwikkelings- en gedragsproblemen bij leerlingen en zo nodig

doorverwijzen.- in samenspraak een vastgestelde aanpak uitvoeren bij ontwikkelings- en gedragsproblemen.- verantwoorden pedagogische opvattingen en de gekozen aanpak.

Faculteit Onderwijs en Opvoeding7

Page 8: Xxxxx - extranet.mijnhva.nl. Pabo 2018 niet...  · Web viewRapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in

Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment

3. Vakinhoudelijk en didactisch competentAssessoren achten de kandidaat niet vakinhoudelijk en didactisch competent.

Toelichting

In het portfolio zijn als bewijsstukken voor deze competentie twee videofragmenten opgenomen en een lesobservatie van de coach, en de rapportage van het Schoolbureau waarin wordt vermeld dat de kandidaat over het geheel genomen over matige tot voldoende vaardigheden met betrekking tot deze competentie beschikt.

In de schriftelijke lesvoorbereiding voor het geschiktheidsonderzoek vermeldt de kandidaat de doelen van de les: oriëntatie op geschreven taal (een van de doelen van beginnende geletterdheid). Bij groep 1 gaat het om de betekenis van pictogrammen die het verhaal in zes delen beschrijven en voor groep 2 gaat het om het onderscheid tussen lezen en schrijven en om informatie verwerken en presenteren. Productdoel voor beide groepen is het maken van een voorwerp uit het prentenboek Woeste Willem.

De geobserveerde les biedt volop kansen voor een pakkende binnenkomer (hoofdpersoon was immers zeerover Woeste Willem) om de kinderen te enthousiasmeren en in de stemming van het onderwerp te brengen, maar deze kans wordt niet benut. In de les ligt de focus zowel in groep 1 als in groep 2 op het eindproduct, namelijk dat er iets gemaakt wordt uit het prentenboek. De activiteit van het ‘maken’ staat centraal. Daar wordt doelgericht naar toe gewerkt.

In de grote kring worden in de eerste lesfase kaarten ingezet om de structuur van het verhaal terug te laten vertellen. Maar dit leidt niet tot een krachtige leeromgeving door te weinig vaardigheden op interpersoonlijke en organisatorisch gebied. De kandidaat ondersteunt het leerproces van de kinderen niet door vragen te stellen (bijvoorbeeld over de betekenis van bepaalde woorden, door in te zoomen op bepaalde aspecten van het verhaal, etc.), door afbeeldingen te laten zien of suggesties te doen. Het maakproces moet geheel uit het kind komen. De leerinhoud was in het bijzonder voor de kinderen uit groep 2 niet goed afgestemd: er was geen sprake van een schrijfactiviteit omdat de kinderen deze woorden niet konden lezen, dus hoogstens konden natekenen. Aan de lesfase ‘presenteren aan elkaar’ werd niet toegekomen, waardoor de mogelijkheid te leren van en met elkaar ontbrak. Al met al komen de assessoren tot de conclusie dat de les vakinhoudelijk en vakdidactisch gezien onvoldoende is afgestemd op jonge kinderen.

De kandidaat deed zeker moeite om de kinderen te helpen bij hun leertaken. Deze ondersteuning bestond vooral uit bemoediging en aansporing, niet uit leerstofinhoudelijke stimulansen of impulsen. Hierdoor was er te weinig sprake van individueel leren en van leren van en met elkaar.

In de reflectie achteraf en het CGI gaf de kandidaat aan dat de les weliswaar niet helemaal goed uit de verf was gekomen, maar dat hij toch tevreden was omdat hij het ‘redelijk tot een goed einde had gebracht’. De kandidaat kwam niet tot professionele reflectie op het al dan niet behalen van de doelen.

Ontwikkelpunten/ aandachtspunten: - de leerinhouden en ook het eigen doen en laten op de kinderen afstemmen en rekening houden met

individuele verschillen.- de kinderen motiveren voor hun leertaken, hen uitdagen om er het beste van te maken en hen

helpen om ze met succes af te ronden.- de kinderen leren leren, ook van en met elkaar, om daarmee onder andere hun zelfstandigheid te

bevorderen.- actief gebruik maken van voorkennis en aansluiten bij de belevingswereld van de leerlingen.- de leerlijnen van alle basisschoolvakken beheersen en deze kunnen toepassen.- strategieën voor denken en leren kunnen toepassen.

Faculteit Onderwijs en Opvoeding8

Page 9: Xxxxx - extranet.mijnhva.nl. Pabo 2018 niet...  · Web viewRapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in

Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment

- hanteren van verschillende werkvormen om tegemoet te komen aan verschillen tussen leerlingen (differentiëren op individueel niveau en op groepsniveau).

- leervragen stellen en controleren met behulp van begripsvragen.- product- en procesfeedback geven.- bestaande leermiddelen aanpassen en dit uitbreiden met eigen inbreng.- ontwerpen, aanbieden, begeleiden en evalueren van leerprocessen.- ondersteunen van leerlingen in hun leerproces, door leervragen en -problemen te signaleren, te

benoemen en er op te reageren.

4. Organisatorisch competent

Assessoren achten de kandidaat gedeeltelijk organisatorisch competent, maar momenteel nog niet voldoende om zelfstandig als leerkracht voor de groep te staan.

Toelichting

Uit het portfolio blijkt dat de kandidaat op verschillende manieren ervaring heeft opgedaan met het organiseren van evenementen in de muziekwereld. Daarnaast is als bewijsstuk een videofragment opgenomen van een lesovergang en lesobservaties van de coach. Ook is de rapportage van het Schoolbureau opgenomen waarin wordt vermeld dat de kandidaat over het algemeen over voldoende vaardigheden met betrekking tot deze competentie beschikt

De geobserveerde les is door de kandidaat goed voorbereid. Alles ligt klaar en hij heeft goed nagedacht over de verschillende lesfasen en de materialen die daarvoor nodig zijn. De kandidaat vertelt de kinderen aan het begin wat ze deze les gaan doen. Hij bespreekt de regels en afspraken en laat er enkele van door individuele kinderen herhalen. De regels en afspraken benoemen is op zich prima, maar in dit geval ging het ten koste van de introductie van het inhoudelijke onderwerp. Ook zorgde het ervoor dat er geen vaart in de les zat. De combinatie met te weinig gevarieerd stemgebruik pakte daarnaast niet goed uit.

De kandidaat probeert wel de leiding te nemen en te zorgen voor een overzichtelijke, ordelijke en taakgerichte sfeer, maar slaagt er nog onvoldoende in omdat het handelingsrepertoire nog te beperkt is en nog niet flexibel – passend bij de specifieke situatie - kan worden ingezet. De interventies hebben te weinig effect omdat het nog niet ‘natuurlijk’ overkomt.

In de reflectie na de les en het CGI geeft de kandidaat aan dat hij inderdaad herkent dat het stellen van prioriteiten en het efficiënt inzetten van de beschikbare tijd momenteel nog niet voldoende is, maar hij hoopt dit in de laatste drie weken voor de zomervakantie te kunnen ontwikkelen.

Ontwikkelpunten/ aandachtspunten:- leerlingen weten waar ze aan toe zijn en welke ruimte ze hebben voor eigen initiatief;- leerlingen weten wat ze moeten doen, hoe en met welk doel ze dat moeten doen.- duidelijk aangeven wat de inhoud, vorm, structuur en relevantie van de (onderwijs)activiteit is.- consequent zijn in het hanteren van regels en afspraken.- zelf ontwerpen van onderwijsactiviteiten los van een methode, afgestemd op leerlijnen en

ontwikkelingsfasen van kinderen.- prioriteiten stellen en de beschikbare tijd efficiënt verdelen, voor zichzelf en voor de leerlingen.- zorgen voor een passende, uitdagende en leerrijke omgeving.

Faculteit Onderwijs en Opvoeding9

Page 10: Xxxxx - extranet.mijnhva.nl. Pabo 2018 niet...  · Web viewRapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in

Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment

5. Competent in samenwerken met collega’s

Assessoren achten de kandidaat gedeeltelijk competent in het samenwerken met collega’s

Toelichting

In het portfolio beschrijft de kandidaat dat hij op verschillende manieren heeft samengewerkt met collega’s, met name bij het organiseren van muziekevenementen. Hij geeft aan open te staan voor samenwerking met collega’s in de school. In een korte periode (crash course en werkervaringstraject) heeft de kandidaat hiermee enige ervaring op kunnen doen.In het portfolio is als bewijsstuk de rapportage van het Schoolbureau opgenomen waarin wordt vermeld dat de kandidaat over het geheel genomen over voldoende vaardigheden met betrekking tot deze competentie beschikt.

De kandidaat heeft voldoende werkervaring opgedaan op het gebied van samenwerken met collega’s. Hij zal zich bij de verdere ontwikkeling van deze competentie vooral moeten richten op de specifieke context van het (samen)werken in basisonderwijs.

In het CGI wordt duidelijk dat de planning is dat de kandidaat met ingang van het nieuwe cursusjaar drie dagen leerkracht zal zijn in groep 1/2. Blijkbaar hebben collega’s vertrouwen in het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van de school.

Ontwikkelpunten/ aandachtspunten:- hulp vragen van en aanbieden aan collega’s.- eigen grenzen vaststellen: duidelijk zijn wat hij (niet) wil of kan.- werken volgens de in de organisatie geldende afspraken, procedures en systemen zoals bijv.

leerlingvolgsysteem en kwaliteitszorg.- verantwoorden van de eigen opvattingen en werkwijze aangaande samenwerken met collega’s

binnen de schoolorganisatie.

6. Competent in samenwerken met de omgeving

Assessoren achten de kandidaat gedeeltelijk competent in het samenwerken met de omgeving.

Toelichting

In het portfolio is als bewijsstuk de rapportage van het Schoolbureau opgenomen waarin wordt vermeld dat verwacht mag worden dat de kandidaat over het geheel genomen over voldoende vaardigheden met betrekking tot deze competentie beschikt. In het portfolio is een bewijsstuk opgenomen waarin een collega aangeeft dat de omgang met ouders nog niet aan de orde is geweest, maar dat de kandidaat een respectvol en rustig oudergesprek heeft gevoerd naar aanleiding van een conflict tussen kinderen.De kandidaat heeft voldoende werkervaring opgedaan op het gebied van samenwerken met de omgeving. Hij zal zich bij de verdere ontwikkeling van deze competentie vooral moeten richten op de specifieke context van het (samen)werken in basisonderwijs.

Ontwikkelpunten/ aandachtspunten:- goede contacten onderhouden met de ouders of verzorgers van de leerlingen.- goede contacten onderhouden met andere mensen en instellingen die ook te maken hebben met de

zorg voor de leerlingen.

Faculteit Onderwijs en Opvoeding10

Page 11: Xxxxx - extranet.mijnhva.nl. Pabo 2018 niet...  · Web viewRapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in

Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment

- hanteren van relevante gespreksvaardigheden en -technieken (bijv. slechtnieuwsgesprek, adviesgesprek).

- verantwoorden van de eigen professionele opvattingen, werkwijze en benadering aan ouders en andere belanghebbenden en het eigen werk daar zo nodig op aanpassen.

7. Competent in reflectie en ontwikkeling

Assessoren achten de kandidaat gedeeltelijk competent in reflectie en ontwikkeling

Toelichting

In het portfolio geeft de kandidaat aan dat hij nog veel te leren heeft om zich te ontwikkelen tot leerkracht basisonderwijs. Hij staat hier voor open, vraagt tips en feedback, en heeft van zijn begeleider te horen gekregen dat hij snel leert en grote stappen zet in zijn ontwikkeling. Dat zorgt er mede voor dat hij het zij-instroomtraject met vertrouwen tegemoet ziet. De kandidaat schat zichzelf op alle competenties als ‘gedeeltelijk’ competent in. In het portfolio is als bewijsstuk de rapportage van het Schoolbureau opgenomen waarin wordt vermeld dat verwacht mag worden dat de kandidaat over het geheel genomen over voldoende tot goede vaardigheden met betrekking tot deze competentie beschikt.

Na de geobserveerde les – in het reflectiegesprek – geeft de kandidaat aan dat de les weliswaar niet is verlopen zoals hij had gehoopt, maar dat hij het toch tot een redelijk goed einde heeft weten te brengen. Op de vraag wat hij als oorzaken ziet voor de onrust in de groep, noemt hij verschillende externe factoren, zoals de warmte, de laatste les van de dag, een van de kinderen had last van de teen, de kinderen waren onrustig en de kinderen die normaal gesproken goede antwoorden gaven, waren deze les niet aanwezig.Op de vervolgvraag of er wellicht ook een oorzaak in de les zelf zat, gaf de kandidaat een organisatorische reden (dat er twee groepen aan één tafel moesten werken). De kandidaat spreekt geen besef uit van het feit dat hij als leerkracht zélf een belangrijke rol heeft gespeeld in de onrust in de groep. Met hulp van de assessoren kwam de kandidaat tot het inzicht dat als hij vakdidactisch en vakinhoudelijk gezien andere keuzes had gemaakt dat wellicht ander gedrag bij de kinderen had uitgelokt. Pas na steeds specifieker doorvragen van de assessoren gaf de kandidaat - met veel hulp - alternatieven voor de wijze waarop hij als leerkracht het leerproces van kinderen kan stimuleren en ondersteunen (pakkende binnenkomer, prentenboek laten zien, voorwerpen meenemen en bespreken, aandacht besteden aan woordbetekenis, kinderen stimuleren om ideeën naar voren te brengen, …). De assessoren zagen weinig blijk van zicht van de kandidaat op leerprocessen van kinderen en op het belang daarvan. De kandidaat is eerlijk en open, maar van professionele reflectie is nog weinig sprake. De reflectie is voornamelijk gericht op het uitvoeren van activiteiten en op het eindproduct, niet gericht op leerprocessen of op onderwijskundige ideeën en opvattingen over opvoeden en onderwijs.

De kandidaat brengt in het CGI als onderwijskundige opvatting vooral algemeen onder woorden dat hij het stimuleren, enthousiasmeren en zelf laten kiezen van individuelle kinderen belangrijk vindt. Hij verheugt zich erop om op de opleiding theorie aangeboden te krijgen en om dat te gaan toepassen na de zomer als hij een eigen groep heeft. De kandidaat denkt dat hij in de komende drie weken voldoende ervaring op kan doen om na de zomer drie dagen als onbevoegd leerkracht aan de slag te gaan. Hij wil graag leren en zich verder ontwikkelen en geeft aan zich met het oog daarop te verdiepen in theorie. De kandidaat lijkt zich echter onvoldoende bewust te zijn van de feitelijke situatie wat betreft zijn professionele ontwikkeling. Dit levert een complex en verwarrend gegeven op: enerzijds staat de kandidaat open voor leren en vraagt om feedback; anderzijds heeft de kandidaat geen realistisch beeld van het eigen functioneren, en heeft als gevolg daarvan de neiging te snel taken op zich te nemen die hij professioneel gezien nog niet aan kan.

Faculteit Onderwijs en Opvoeding11

Page 12: Xxxxx - extranet.mijnhva.nl. Pabo 2018 niet...  · Web viewRapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in

Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment

Ontwikkelpunten/ aandachtspunten:- weten wat hij belangrijk vindt in zijn leraarschap en van welke waarden, normen en

onderwijskundige opvattingen hij uitgaat.- een goed beeld hebben van de eigen competenties, de sterke en zwakke kanten.- systematisch reflecteren op eigen gedrag en feedback van anderen betrekken in de reflectie.- op een planmatige manier werken aan zijn eigen ontwikkeling.

5.5 Conclusie

Op grond van de beoordelingsbronnen komen de assessoren tot het oordeel dat bij de kandidaat er op onderstaande competenties sprake is van de volgende mate van bekwaamheid:

niet/ volledig/ gedeeltelijk

1 Interpersoonlijk competent niet voldoende om zelfstandig als onbevoegd leerkracht te functioneren.

2 Pedagogisch competent niet voldoende om zelfstandig als onbevoegd leerkracht te functioneren.

3 Vakinhoudelijk en didactisch competent niet

4 Organisatorisch competent niet voldoende om zelfstandig als onbevoegd leerkracht te functioneren.

5 Samenwerken met collega’s gedeeltelijk6 Samenwerken met omgeving gedeeltelijk7 Reflectie en ontwikkeling gedeeltelijk

Naar het oordeel van de assessoren kan de kandidaat zich mogelijk op langere termijn ontwikkelen op de leerkrachtcompetenties, maar is hij op dit moment niet geschikt om onbevoegd voor een groep te staan en daarnaast de zij-instroom-opleiding in twee jaar af te kunnen ronden.

Toelichting bij de beoordeling: De assessoren hebben in het geschiktheidsonderzoek een kandidaat gezien die zich graag wil ontwikkelen tot leerkracht basisonderwijs. Na bestudering van het portfolio, het observeren van een lessituatie in groep 1/2, het reflectiegesprek en het Criterium Gericht Interview (CGI) komen de assessoren tot de conclusie tot de kandidaat nog in onvoldoende mate gevorderd is in zijn professionele ontwikkeling dat hij zelfstandig als onbevoegd leerkracht voor de groep kan staan. Het gaat hierbij om onvoldoende basis op de interpersoonlijke, de pedagogische, de vakinhoudelijke en vakdidactische en de organisatorische competentie. Ook op het gebied van de competentie reflectie en ontwikkeling is verdere ontwikkeling nodig. De assessoren verwachten niet dat de kandidaat zich op deze competenties zal ontwikkelen tot startbekwame leerkracht in een tijdsbestek van twee jaar.

Nú onbevoegd, zelfstandig voor de groep staan is naar de mening van de assessoren niet wenselijk voor de leerlingen in de groep, maar ook niet voor de kandidaat zelf vanwege het grote afbreukrisico. De assessoren achten de kans groot dat zowel de kwaliteit van het groepsproces als het onderwijsinhoudelijke leerproces van de leerlingen onder grote druk komt te staan met gevolgen voor de kinderen en voor de kandidaat zelf.

Het advies aan de kandidaat is om in een rustiger opleidingstraject (met stages, dus onder dagelijkse begeleiding van een mentor) de tijd te nemen om zich te oriënteren op de vraag of zijn toekomst in het basisonderwijs ligt en zo ja, om zich de bijbehorende kennis, vaardigheden en attitudes eigen te maken en te integreren in het eigen professionele handelen. Het zij-instroomtraject, dat wordt gekenmerkt door grote tijdsdruk en het al snel dragen van verantwoordelijkheid voor een groep, is naar de mening van de assessoren op dit moment geen geschikte route.

Faculteit Onderwijs en Opvoeding12

Page 13: Xxxxx - extranet.mijnhva.nl. Pabo 2018 niet...  · Web viewRapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in

Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment

6. GeschiktheidsverklaringDe kandidaat komt niet in aanmerking voor een geschiktheidsverklaring voor het primair onderwijs conform de regeling zij-instroom wet primair onderwijs.

Plaats: Amsterdam Datum: 9 juli 2018

Handtekening kandidaat: Handtekening assessor 1:

Handtekening assessor 2:

HandtekeningCoördinator assessmentcentrumHvA:

Maurits Kappelhoff Anneke van der Linde

Olga Roos Paulien Langedijk

Faculteit Onderwijs en Opvoeding13

Page 14: Xxxxx - extranet.mijnhva.nl. Pabo 2018 niet...  · Web viewRapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in

Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment

Bijlage 1: Docentcompetenties leraar primair onderwijs

1. Interpersoonlijk competent

De leraar primair onderwijs moet ervoor zorgen dat er in zijn groep een prettig leef- en werkklimaat heerst. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar primair onderwijs en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet de leraar interpersoonlijk competent zijn.

Een leraar die interpersoonlijk competent is, geeft op een goede manier leiding. Zo'n leraar schept een vriendelijke en coöperatieve sfeer en brengt een open communicatie tot stand. Zo'n leraar bevordert de zelfstandigheid van de kinderen en zoekt in zijn interactie met hen een goede balans tussen:

leiden en begeleiden; sturen en volgen; confronteren en verzoenen; corrigeren en stimuleren.

2. Pedagogisch competent

De leraar primair onderwijs moet de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van de kinderen bevorderen. Hij moet hen helpen een zelfstandig en verantwoordelijk persoon te worden. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar primair onderwijs en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet de leraar pedagogisch competent zijn.

Een leraar die pedagogisch competent is, creëert een veilige leeromgeving in zijn groep en zijn lessen. Zo'n leraar zorgt ervoor dat de kinderen:

weten dat ze erbij horen en welkom zijn; weten dat ze gewaardeerd worden; op een respectvolle manier met elkaar omgaan; uitgedaagd worden om verantwoordelijkheid te nemen voor elkaar; initiatieven kunnen nemen en zelfstandig kunnen werken.

3. Vakinhoudelijk en didactisch competent

De leraar primair onderwijs moet de kinderen helpen zich de culturele bagage eigen te maken die samengevat is in de kerndoelen voor het primair onderwijs en die elke deelnemer aan de samenleving nodig heeft om volwaardig te kunnen functioneren. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar primair onderwijs en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet de leraar vakinhoudelijk en didactisch competent zijn.

Faculteit Onderwijs en Opvoeding14

Page 15: Xxxxx - extranet.mijnhva.nl. Pabo 2018 niet...  · Web viewRapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in

Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment

Een leraar die vakinhoudelijk en didactisch competent is, ontwerpt een krachtige leeromgeving in zijn groep en zijn lessen. Zo’n leraar:

stemt de leerinhouden en ook zijn doen en laten af op de kinderen en houdt rekening met individuele verschillen;

motiveert de kinderen voor hun leertaken, daagt hen uit om er het beste van te maken en helpt hen om ze met succes af te ronden;

leert de kinderen leren, ook van en met elkaar, om daarmee onder andere hun zelfstandigheid te bevorderen.

4. Organisatorisch competent

De leraar primair onderwijs draagt zorg voor alle aspecten van klassenmanagement ten behoeve van zijn groep. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar primair onderwijs en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet de leraar organisatorisch competent zijn.

Een leraar die organisatorisch competent is, zorgt voor een overzichtelijke, ordelijke, taakgerichte sfeer in zijn klas en zijn lessen. Zo'n leraar zorgt er dus voor dat de kinderen:

weten waar ze aan toe zijn en welke ruimte ze hebben voor eigen initiatief; weten wat ze moeten doen, hoe en met welk doel ze dat moeten doen.

5. Competent in het samenwerken met collega’s

De leraar primair onderwijs moet ervoor zorgen dat zijn werk en dat van zijn collega's op school goed op elkaar zijn afgestemd. Hij moet ook bijdragen aan het goed functioneren van de schoolorganisatie. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar primair onderwijs en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet de leraar competent zijn in het samenwerken met collega’s.

Een leraar die competent is in het samenwerken met zijn collega's, levert zijn bijdrage aan een goed pedagogisch en vakinhoudelijk & didactisch klimaat op zijn school, aan goede onderlinge samenwerking en aan een goede schoolorganisatie. Dat wil zeggen dat zo’n leraar:

goed met collega’s communiceert en samenwerkt;een constructieve bijdrage levert aan vergaderingen en andere vormen van schooloverleg en aan de werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd om de school goed te laten functioneren;een bijdrage levert aan de ontwikkeling en verbetering van zijn school.

Faculteit Onderwijs en Opvoeding15

Page 16: Xxxxx - extranet.mijnhva.nl. Pabo 2018 niet...  · Web viewRapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment. Rapportage Zij-instroom in

Rapportage Zij-instroom in Beroep assessment

6. Competent in het samenwerken met de omgeving

De leraar primair onderwijs moet contacten onderhouden met de ouders of verzorgers van de kinderen. Hij moet er ook voor zorgen dat zijn professionele handelen en dat van anderen buiten de school goed op elkaar zijn afgestemd. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar primair onderwijs en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet de leraar competent zijn in het samenwerken met de omgeving van de school.

Een leraar die competent is in het samenwerken met de omgeving, levert in het belang van de kinderen zijn bijdrage aan een goede samenwerking met mensen en instellingen in de omgeving van de school. Dat wil zeggen dat zo’n leraar:

goede contacten onderhoudt met de ouders of verzorgers van de kinderen; goede contacten onderhoudt met andere mensen en instellingen die ook te maken hebben met de zorg

voor de kinderen.

7. Competent in reflectie en ontwikkeling

De leraar primair onderwijs moet zich voortdurend verder ontwikkelen en professionaliseren. Dat is zijn verantwoordelijkheid en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet de leraar primair onderwijs competent zijn in reflectie en ontwikkeling.

Een leraar die competent is in reflectie en ontwikkeling, denkt regelmatig na over zijn beroepsopvattingen en zijn professionele bekwaamheid. Zo'n leraar streeft ernaar zijn beroepsuitoefening bij de tijd te houden en te verbeteren. Zo’n leraar:

weet goed wat hij belangrijk vindt in zijn leraarschap en van welke waarden, normen en onderwijskundige opvattingen hij uitgaat;

heeft een goed beeld van zijn eigen competenties, zijn sterke en zwakke kanten; werkt op een planmatige manier aan zijn verdere ontwikkeling; stemt zijn eigen ontwikkeling af op het beleid van zijn school en benut de kansen die de school biedt om

zich verder te ontwikkelen.

Faculteit Onderwijs en Opvoeding16