Wonen Welzijn Zorg - Inwoners - gemeente Rheden · PDF fileOp kleine schaal werken we mee aan...
Transcript of Wonen Welzijn Zorg - Inwoners - gemeente Rheden · PDF fileOp kleine schaal werken we mee aan...
| 1
Wonen
Welzijn
Zorg
Visie op
Juni 2016
| 2
Visie wonen welzijn zorg
dinsdag 14 juni 2016
Visie wonen welzijn zorg definitief concept
| 3
Inhoud
1 Inleiding 6
2 Samenvatting 6
Bestuursopdracht 6
Doelgroepen 7
Gemeentelijk beleid 7
De opgave 7
Nieuwe initiatieven 8
Hoofdlijn van de visie 9
De bijdrage van strategische partners 9
3 Opgaven wonen, welzijn en zorg 10
3.1 Bevolkingsontwikkeling 10
3.2 Ontwikkelingen in de zorg 11
3.3 Woningvraag 12
3.4 Opgaven per doelgroep 13
Ouderen 13
Inwoners met psychiatrische problemen 14
Inwoners met een (licht) verstandelijke beperking 14
4 Samenhang met ander gemeentelijk beleid 16
4.1 Sociaal beleid 16
Rhedens Model 16
4.2 Ruimtelijk beleid 17
Kadernota Beheer Openbare Ruimte 17
Structuurvisies 17
Bestemmingsplannen 18
5 De visie op hoofdlijnen 19
5.1 Een passende woning 19
Zorg met verblijf 19
Verzorgd wonen 20
| 4
Levensloopgeschikt 2 (woonkamer, keuken, toilet, hoofdslaapkamer en badkamer op één
verdieping) 20
Levensloopgeschikt 1 en rolstoelgeschikt 21
Beschermd wonen 21
Domotica 21
5.2 Voorzieningen in de woonomgeving 21
Dorpshuizen, Huizen van de Buurt 22
Medische voorzieningen en winkels 22
Culturele verschillen 23
5.3 Een passende woonomgeving 24
Kwaliteit openbare ruimte 24
Draagkracht van de wijk 24
Bestemmingsplannen 25
5.4 Maatschappelijke ondersteuning 25
Respijtzorg 26
Individuele begeleiding 26
Groepsbegeleiding 26
Doelgroepenvervoer 27
Hulp bij het huishouden 28
Hulpmiddelen 29
Woonvoorzieningen 29
6 Uitvoeringsagenda 30
Bijlage 1: Het Rhedens Model 32
Het Rhedens Model in de praktijk 34
Bijlage 2: woningbehoefte en huisvestingsopgave 36
Behoefte intramurale plaatsen 37
Behoefte aan verzorgd wonen 38
Behoefte levensloopgeschikt 2 39
Behoefte Levensloopgeschikt 1 39
Behoefte rolstoelgeschikte woningen 40
Huisvestingsopgave 40
Opgave intramurale plaatsen 41
| 5
Opgave verzorgd wonen 42
Opgave levensloopgeschikt 2 42
Opgave levensloopgeschikt 1 en rolstoelgeschikte woningen 43
Opgave beschermd wonen 43
Bijlage 3: Definities 45
Bijlage 4: Workshop 12 mei 49
Colofon 53
Bestuurlijke begeleidingsgroep 53
Ambtelijke ondersteuning 53
Externe ondersteuning 53
Geconsulteerde partijen 53
| 6
1 Inleiding
De wereld van wonen, zorg en welzijn is volop in beweging. Regelgeving en
financieringsstromen veranderen, maar ook maatschappelijk verandert er veel. De
voorkeuren van kwetsbare groepen van nu zijn niet meer hetzelfde als van de vorige
generatie. De arrangementen die in het verleden zijn ontwikkeld om kwetsbare inwoners te
ondersteunen, bieden daarom niet altijd een oplossing voor vraagstukken van de toekomst.
Voor zorg is minder geld beschikbaar doordat gemeenten een uitbreiding van taken hebben
gekregen met een vermindering van de bijbehorende budgetten. Partijen en inwoners
zoeken naar nieuwe manieren om aan te sluiten bij de tussentijds veranderende realiteit. De
belangen, zowel maatschappelijk als financieel, zijn groot.
De gemeente voert al jaren actief beleid op het gebied van wonen, welzijn en zorg. De
uitbreiding van het takenpakket als gevolg van de decentralisaties vraagt om een herijking
daarvan. Deze visie wil richting geven aan de gemeentelijke strategische keuzen rond
wonen, welzijn en zorg.
2 Samenvatting
De visie laat zich in het kort als volgt samenvatten:
Hoofdlijn van de visie Wonen Welzijn Zorg
1. Passende woningen
2. Voorzieningen in de woonomgeving
3. Passende woonomgeving
4. Maatschappelijke ondersteuning
Aan de hand van de bestuursopdracht zal deze hoofdlijn hieronder worden uitgewerkt.
Bestuursopdracht
De bestuursopdracht zoals deze op 6 oktober 2015 in de informatieraad aan de orde is
geweest vraagt een beknopt document te maken waarin:
1. de doelgroepen van WWZ-beleid goed beschreven zijn,
2. de uitgangspunten zijn beschreven van het gemeentelijk beleid,
3. een analyse is opgenomen van de opgaven op het gebied van wonen, welzijn en zorg
voor de periode 2015-2030,
4. de concrete kaders worden beschreven op grond waarvan de gemeente omgaat met
initiatieven van derden,
| 7
5. de gemeentelijke inzet op het gebied van wonen, welzijn en zorg vanuit verschillende
beleidsterreinen (wonen, maatschappelijke ondersteuning, ruimtelijke ordening,
openbare ruimte) in samenhang wordt beschreven,
6. duidelijk wordt aangegeven welke bijdrage de gemeente vraagt van strategische
partners.
Doelgroepen
In paragraaf 3.4 worden de verschillende doelgroepen beschreven. We onderscheiden
ouderen, inwoners met psychiatrische problemen en inwoners met een (licht) verstandelijke
beperking.
Ouderen
Naar verwachting zullen ouderen langer zelfstandig willen blijven wonen en ook tot op latere
leeftijd relatief gezond zijn. Mensen zullen kiezen voor zorg aan huis en deels kiezen voor
verzorgd wonen. Naar verwachting zullen de zorgondernemers hier op in spelen, gefaciliteerd
door het gebruik van PGB’s en VPT’s. NB: Afkortingen en begrippen worden toegelicht in
bijlage 3.
Mensen met psychiatrische problemen
Het streven is er op gericht deze groep, waar mogelijk te laten doorstromen naar meer
zelfstandigheid. Een prettige woonomgeving voor zowel de doelgroep als omwonenden is
belangrijk. Een goede mix in het aanbod van beschermd wonen, groepsgewijs zelfstandig
wonen met begeleiding en kleine goedkope reguliere woningen is daarvoor nodig. Aanhaking
bij de woonomgeving is daarbij belangrijk.
Inwoners met een (licht) verstandelijke beperking
Ook voor deze groep is het beleid gericht op scheiden van wonen en zorg. Doorgaans is bij
deze groep sprake van beperkte middelen. Een goedkoop woningaanbod is voor deze groep,
met name voor de jongeren, cruciaal. Zorginstellingen en woningcorporaties maken hiertoe
afspraken.
Gemeentelijk beleid
Het gemeentelijk beleid komt in hoofdstuk 4 aan de orde. Het Rhedens Model (zie bijlage 1)
vormt de kapstok voor ons beleid. Uitgangspunt is dat inwoners gebruik maken van de eigen
kracht. Wanneer dat niet voldoende is, kan ook gebruik gemaakt worden van algemene
diensten, georganiseerd vrijwilligerswerk, gemeentelijke ondersteuning of professionele
inzet. De ene vorm van ondersteuning sluit de andere vorm niet uit. Soms is professionele
ondersteuning een voorwaarde om de mantelzorg of de vrijwillige ondersteuning goed te
kunnen volbrengen.
De opgave
Hoofdstuk 5 beschrijft de gemeentelijke opgave voor de komende jaren.
| 8
Hoofdlijn is een passende woning, een passende woonomgeving, passende voorzieningen en
passende maatschappelijke ondersteuning.
Passende woning
Rheden beschikt op dit moment over een ook voor de komende jaren passend aantal
intramurale plaatsen. Het aantal plaatsen dat verloren gaat door extramuralisering wordt
gecompenseerd door de toenemende vergrijzing.
Belangrijkste aandachtspunt betreft het aantal levensloopgeschikte woningen. Naast de
beperkte nieuwbouwmogelijkheden zal woningaanpassing of stimuleren van verhuizen hier
aan de orde zijn. Ook betaalbaarheid is punt van aandacht. Ook domotica kan hierin een rol
spelen.
Voor bijzondere woonvormen voldoen de afspraken zoals deze op dit moment door
zorginstellingen met woningcorporaties worden gemaakt. Er is op dit moment geen
aanleiding hier specifieke inspanning op te richten. Wel is het aanbod aan goedkope
woningen ten behoeve van doorstroming van cliënten naar de reguliere woningmarkt
aandachtspunt.
Passende woonomgeving
In de woonomgeving zijn 3 dingen belangrijk:
o Kwalitatief goede openbare ruimte, waarin mensen met een beperking goed hun weg
kunnen vinden.
o Een sociale infrastructuur die om kan gaan met een toenemend aantal mensen met
een beperking in de wijk.
o Toekomstgerichte bestemmingsplannen, waarin nieuwe woonvormen en combinaties
van wonen en zorg mogelijk zijn.
Passende voorzieningen
Voor mensen met een beperking die zelfstandig wonen is het belangrijk dat voorzieningen
voor de dagelijkse boodschappen, medische voorzieningen en voorzieningen voor ontmoeten
en ontspannen en begeleiden zich in de nabijheid bevinden. De dorpshuizen en de huizen
van buurt zijn de punten van waaruit de gemeente de Wmo voorzieningen wil gaan
faciliteren.
Maatschappelijke ondersteuning
Vanuit het staande Wmo beleid biedt de gemeente naast een samenhangend aanbod van
algemene voorzieningen ook maatwerk aan in een aantal arrangementen aan. Onder andere
doelgroepenvervoer, leef- en woonvoorzieningen, individuele- en groepsbegeleiding en
huishoudelijke hulp maken hier deel van uit. Er is geen aanleiding om op basis van deze visie
af te wijken van het bestaande beleid hieromtrent.
Nieuwe initiatieven
In hoofdstuk 5 worden de criteria benoemd op basis waarvan de gemeente mee wil werken
aan nieuwe initiatieven voor intramuraal vastgoed en verzorgd wonen.
We werken in beginsel niet mee aan initiatieven voor de realisatie van nieuw intramuraal
vastgoed tenzij:
| 9
o Er sprake is van een aantoonbare additionele vraag voor bijvoorbeeld specifieke
doelgroepen
o Aantoonbaar afstemming heeft plaatsgevonden met gevestigde instellingen en
zorgkantoor
o Aantoonbaar is dat er geen overaanbod aan zorg met verblijf gaat ontstaan
o Er geen extra druk op de woonomgeving ontstaat
o De locatie planologisch inpasbaar is.
Op kleine schaal werken we mee aan nieuwe concepten op basis van scheiden van wonen en
zorg, mits sprake is van een aanvulling op het huidige aanbod.
Transformeren van zorgvastgoed naar zelfstandige woningen kan een goede ontwikkeling
zijn als leegstand wordt voorkomen en het aanbod aansluit bij de lokale vraag. Als criteria
hanteren we:
o De locatie ligt in de nabijheid van voorzieningen
o Het aantal plaatsen/woningen neemt niet toe
o Er geen extra druk op de woonomgeving ontstaat
o De locatie planologisch inpasbaar is
o Het plan aansluit bij de lokale vraag
Hoofdlijn van de visie
De hoofdlijn: een passende woning, een passende woonomgeving, passende voorzieningen
en passende maatschappelijke ondersteuning wordt beschreven in hoofdstuk 5. De diverse
beleidsterreinen komen hierbij in beeld.
De bijdrage van strategische partners
De bijdrage van strategische partners moet vooral gezocht worden in samenwerking en
integratie. Daar waar zorgpartijen mensen met een beperking in een woonbuurt
onderbrengen is het van belang dat er goed contact met de buurt is om te zorgen dat zowel
cliënt als de buurt goed kunnen functioneren. Afspraken rond woningaanbod tussen
woningaanbieders en zorgondernemers zijn belangrijk om het geformuleerde beleid vorm te
geven. Bij nieuwe initiatieven zal de gemeente samen met zorgpartijen moeten kijken of een
initiatief aansluit bij de marktsituatie. In en rond dorpshuizen en wijkcentra worden
voorzieningen rond ontmoeting en dagbesteding georganiseerd. Samenwerking tussen het
vrijwillige bestuur van een dorpshuis, onze professionele partners en vrijwilligers is daarbij
belangrijk. De gemeente heeft hier een coördinerende taak. In dit licht dient ook het
geschikte particuliere vastgoedaanbod in ogenschouw te worden genomen.
Bij dit alles is ook de samenwerking met bewoners in de wijk, vrijwilligers en mensen met
een beperking cruciaal. Alleen samen kunnen we onze maatschappij goed vormgeven.
| 10
3 Opgaven wonen, welzijn en zorg
3.1 Bevolkingsontwikkeling
De Rhedense bevolking is relatief sterk vergrijsd. De vergrijzing zal in de toekomst nog fors
toenemen. Daarnaast zal de bevolking in Rheden niet meer groeien. Het aantal huishoudens
zal evenwel door gezinsverdunning licht toenemen. Onderstaande grafiek geeft de
bevolkingssamenstelling per huishouden naar leeftijd in 2015, 2025 en 2035.
We zien dat het aantal huishoudens tot 39 jaar ongeveer gelijk blijft, dat er een relatief forse
afname zal zijn van huishoudens tussen de 40 en de 55 en een kleine afname van de
huishoudens in de leeftijdscategorie 55-64. Het aantal huishoudens tussen de 65 en de 75
blijft ongeveer gelijk. Een relatief grote toename wordt verwacht in de leeftijdsgroep boven
de 75 jaar. Voor wonen welzijn zorg is dit relevant, want de groep boven de 75 is de groep
die ondersteuning nodig heeft vanuit haar netwerken. Over het algemeen kan men zich tot
ongeveer die leeftijd zelfstandig redden, daarna neemt de behoefte aan zorg toe. Tevens is
de afname van de huishoudens in de leeftijdscategorie 40-54 aandachtspunt, omdat dit de
groep is die een deel van de mantelzorg, voor bijvoorbeeld ouders op zich kan nemen.
Daarom is er op basis van deze gegevens een extra behoefte te verwachten aan
georganiseerde ondersteuning. Dit zijn de gele en groene cirkels uit het Rhedens model
(bijlage 1).
0
1000
2000
3000
4000
5000
6000
hh 15-24 hh 25-39 hh 40-54 hh 55-64 hh 65-74 hh75+
2015
2025
2035
| 11
3.2 Ontwikkelingen in de zorg
In 2015 is de AWBZ vervangen door de Wlz. (Zie bijlage 3 voor een nadere toelichting op
gebruikte afkortingen en begrippen). Daarbij is een groot deel van de zorg die onder de
AWBZ viel overgeheveld naar de zorgverzekeraars en gedecentraliseerd naar gemeenten. De
nieuwe volksverzekering Wlz verzekert alleen nog langdurige zorg, grotendeels intramuraal.
Thuiszorg, begeleiding, dagbesteding en vervoer vallen niet meer onder de volksverzekering.
Ook beschermd wonen voor mensen met een psychiatrische aandoening is gedecentraliseerd
naar de gemeenten. Vooralsnog zijn de centrumgemeenten verantwoordelijk voor de
verdeling van de capaciteit over de regio en de inkoop van deze voorzieningen.
De toegang tot intramurale zorg is flink beperkt. Alleen met zeer zware fysieke of psychische
problemen is opname in een intramurale instelling nog een optie. Het klassieke
verzorgingshuis verdwijnt. Het aantal klinische GGZ-plaatsen (in een psychiatrische
instelling) wordt met een derde teruggebracht. Mensen met een licht verstandelijke
beperking of beperkte psychiatrische problemen komen niet meer in aanmerking voor
beschermd wonen of een intramuraal woonzorgarrangement. Zelfstandig wonen is de norm,
ook als er sprake is van gebreken of problemen. Het is aan gemeenten om te zorgen voor de
randvoorwaarden om dit mogelijk te maken.
In de met zorgpartijen gevoerde gesprekken komt naar voren dat professionele zorgpartijen
de lijn hebben ingezet naar bredere aanwezigheid in de wijk en het leveren van ambulante
zorgproducten. Partijen werken aan een grotere differentiatie van woonvormen en daarop
afgestemde zorgpakketten.
De partijen in de ouderenzorg verwachten dat vraag en aanbod aan intramurale zorg op
langere termijn ongeveer in evenwicht blijft. Op korte termijn ontstaat een overschot aan
intramurale plaatsen als gevolg van de extramuralisering. In de afgelopen periode zijn al de
nodige plekken getransformeerd naar zelfstandig wonen. Deze ontwikkeling zal zich naar
verwachting nog verder doorzetten. Sommige partijen zetten in op mengen van verzorgd
wonen en intramuraal wonen. Zo ontstaat een complex waarin zowel zelfstandig als minder
zelfstandig functionerende ouderen samen kunnen leven. Binnen een dergelijk concept is het
eventueel ook mogelijk andere doelgroepen te huisvesten. Andere partijen zetten volledig in
op Wlz-geïndiceerde cliënten. Complexen worden dan ingericht op het optimaliseren van de
zwaardere zorg.
| 12
3.3 Woningvraag
Hoewel ouderen langer gezond zijn en langer zelfredzaam blijven, neemt ook het aantal
kwetsbare ouderen getalsmatig toe. Dit is mede het gevolg van het feit dat er simpelweg
steeds meer ouderen zijn en dat de levensverwachting van ouderen steeds hoger wordt.
Kwetsbaarheid komt in principe in twee soorten voor: we spreken over de kwetsbaarheid die
voortkomt uit het feit dat het lichaam ouder wordt en fragieler (“fragility”) en de
kwetsbaarheid die voorkomt uit het feite dat een steeds grotere groep mensen meer en meer
de aansluiting mist met een steeds complexer wordende maatschappij (“vulnerability”).
Beide soorten van kwetsbaarheid kunnen afzonderlijk of gecombineerd voorkomen. Een
voorbeeld van het laatste betreft de senioren die aan geheugenproblematiek of dementie
lijden.
Schellekens Advies/Atrivé heeft in opdracht van de gemeente onderzocht hoeveel inwoners
fysieke beperkingen ondervinden, hoe dit aantal inwoners zich in de toekomst zal
ontwikkelen en dit zou moeten worden vertaald in de verschillende plaatsen. Daartoe maakt
Schellekens Advies/Atrivé1 gebruik van een zelf ontwikkeld model; de Geriscoop 2.0. Dit
onderzoek, getiteld ”Langer Thuis in Rheden 2014” wordt verder aangeduid als LTiR.
Het onderzoek LTiR constateert een behoorlijk tekort aan levensloopgeschikte woningen
waarbij de primaire vertrekken zonder traplopen te bereiken zijn en gaat ervan uit dat dit
tekort in de toekomst nog sterk zal toenemen. Hier moet echter de kanttekening bij worden
geplaatst dat onder ouderen een duidelijk afnemende verhuisgeneigdheid zichtbaar is. Dit
wordt mede veroorzaakt doordat de huidige generatie ouderen kritischer is over een nieuwe
woning. Omdat zij graag oud willen worden in hun gezinswoning dempt dit de vraag naar
´geschikte´ woningen.
Buiten het tekort aan levensloopgeschikte woningen blijkt geen sprake van substantiële
tekorten/overschotten voor andere doelgroepen. Als gevolg van de doorstroming van
doelgroepen naar de reguliere woningmarkt neemt de vraag naar betaalbare woningen toe.
Dit vormt een aandachtspunt.
1 Het eerste rapport “Langer thuis in Rheden 2010” is in opdracht van de gemeente gemaakt door Laagland Advies. Dit Adviesbureau is opgegaan in enerzijds Schellekens Advies en anderzijds Atrivé. Beide maken, in de gezamelijke opdracht, gebruik van het door Laagland ontwikkelde model.
| 13
3.4 Opgaven per doelgroep
Ouderen
De doelgroep “ouderen” verandert. Ouderen blijven langer gezond en willen zelfstandig
blijven wonen zo lang als dat gaat. Ze zijn zelfredzamer en assertiever geworden. Het
percentage zelfstandig wonende ouderen van 85 jaar en ouder was in 1996 nog slechts 63%.
In 2012 was dat al 78%. De afgelopen jaren is dat percentage opnieuw gestegen (onder
andere door de extramuralisering). De leeftijd waarop ouderen worden opgenomen in een
verpleeghuis neemt gestaag toe en ligt nu ruim boven de 80 jaar. De verblijfsduur van
ouderen in verpleeghuizen neemt snel af. Ook verbeterde mogelijkheden voor thuiszorg
maken het mensen mogelijk langer thuis te blijven wonen.
Beleid en wet- en regelgeving sluiten aan bij bovengenoemde trend. De lichtere zorgvraag
wordt alleen nog extramuraal gefaciliteerd. Ook het zorgkantoor stimuleert het scheiden van
wonen en zorg door een deel van het Wlz-budget ´cliëntvolgend´ in te zetten. Ouderen
kunnen ervoor kiezen Wlz-zorg thuis te ontvangen (in de vorm van een PGB of een VPT).
Voor de meeste ouderen leveren deze ontwikkelingen geen onoverkomelijke problemen op.
Uit onderzoek naar de randvoorwaarden waaronder ouderen die voorheen een lage ZZP-
indicatie kregen zelfstandig kunnen blijven wonen, blijkt vooral de aanwezigheid van een
mantelzorger een belangrijke randvoorwaarde te zijn (RIGO 2014). Indien er geen
mantelzorger aanwezig is, neemt de behoefte aan zorg en ondersteuning snel toe. Vooral
alarmopvolging, hulpmiddelen en een (actief of passief) aanspreekpunt wordt dan
belangrijker.
Een deel van de kwetsbare ouderen kiest voor ´verzorgd wonen´. Onder verzorgd wonen
worden bijvoorbeeld aanleunwoningen en woonzorgcomplexen verstaan. In de basis gaat het
om zelfstandige woonruimten gekoppeld aan zorgvoorzieningen, waar zorg op afroep
beschikbaar is. Ook voor dit type woning geldt dat de instroom op steeds latere leeftijd
plaatsvindt. Gemiddeld genomen is men 75 als men voor een voor senioren gelabelde
woning kiest en 85 als men verhuist naar verzorgd-wonen. De extramuralisering leidt naar
verwachting tot extra vraag naar verzorgd wonen. Deels kan deze vraag worden opgevangen
door transformatie van overtollig zorgvastgoed, dat wil zeggen, leegkomende
verzorgingshuisplaatsen als gevolg van de extramuralisering. Wel vraagt de kwaliteit van dit
aanbod om aandacht, evenals de aanwezigheid van voorzieningen rond ontspannen en
ontmoeten.
In 2021 worden de eerste ´babyboomers´ 75 jaar. Deze generatie heeft andere waarden en
voorkeuren dan de vorige generatie ouderen. De wens om zelfstandig te blijven wonen, zal
onder deze groep ouderen naar verwachting nog sterker zijn dan onder de huidige groep
| 14
ouderen. Bovendien heeft deze generatie gemiddeld meer geld te besteden. Zij hebben vaker
pensioen opgebouwd naast hun AOW. Zij zullen kritischer zijn op de kwaliteit van hun
woning en woonomgeving. Ook als zij zijn aangewezen op zorg en ondersteuning. We
verwachten dat (zorg)ondernemers op deze trend zullen inspelen. Het gebruik van PGB en
VPT biedt hen daarvoor faciliteiten.
Inwoners met psychiatrische problemen
Sinds 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor het bieden van beschermd wonen aan
personen met een psychische aandoening. Hiervoor bestaat aanleiding als een persoon
vanwege een psychische problematiek er niet in slaagt om zelfstandig te wonen zonder de
directe nabijheid van begeleiding en ondersteuning, of zelfs 24-uurs toezicht.
Landelijk is in de jaren voor 2015 sprake geweest van een stijgende trend waar het gaat om
de vraag naar beschermd wonen. Maatschappelijke veranderingen (zoals digitalisering,
individualisering, de makkelijke beschikbaarheid van genotsmiddelen) zijn grotendeels
verantwoordelijk voor deze stijgende vraag. Na de decentralisatie neemt het budget voor
beschermd wonen dat is overgeheveld aan de gemeenten niet meer toe. De groei van aantal
plaatsen beschermd wonen lijkt daarmee teneinde te zijn gekomen. Dat betekent dat
doorstroming van cliënten nog belangrijker wordt dan het al was. Instellingen voor
beschermd wonen zien de laatste tijd de zorgzwaarte van hun cliënten toenemen.
Doorstroming naar zelfstandig wonen wordt daardoor bemoeilijkt. De regie rond de plaatsing
van cliënten wordt door de centrumgemeente gevoerd.
De ontwikkelingen in de GGZ hebben tot gevolg dat meer mensen met een psychiatrische
aandoening zelfstandig blijven wonen. Een deel van hen doet een beroep op ondersteuning
uit de Wmo (individuele begeleiding). Ook de druk op de woonomgeving die kan ontstaan als
gevolg van de ambulantisering in de GGZ vraagt om aandacht van de gemeente. Zowel
mensen met een psychiatrische aandoening als omwonenden moeten hierbij worden
verzekerd van een prettige en veilige woon- en leefsituatie. Een mix in het aanbod van
beschermd wonen, groepsgewijs zelfstandig wonen met begeleiding en geschikte (dat wil
zeggen kleinere goedkope woningen) reguliere woningen is nodig. Uit de met professionals
gevoerde gesprekken blijkt er geen acuut probleem op dit punt. Wel wordt aandacht
gevraagd voor de betaalbaarheid van zelfstandige woningen voor deze doelgroep en het
hebben van een passend aanbod om doorstroming naar een reguliere woning mogelijk te
maken.
Inwoners met een (licht) verstandelijke beperking
Ook de doelgroep inwoners met een (licht) verstandelijke beperking merkt de gevolgen van
het overheidsbeleid. Ook voor deze groep zijn de lage ZZP-indicaties vervallen en streeft het
zorgkantoor naar scheiden van wonen en zorg. Doorgaans hebben deze mensen beperkte
| 15
financiële middelen. Jongeren en jong volwassenen vormen hierbij een extra aandachtspunt
omdat zij niet of slechts beperkt in aanmerking komen voor een uitkering en huurtoeslag. Zij
zijn aangewezen op zeer goedkoop woningaanbod in de vorm van studio´s of kleine
appartementen. De gemeente is op grond van de Wmo verantwoordelijk voor de individuele-
en groepsbegeleiding (dagbesteding) van deze doelgroep.
Voor zwaardere cliënten die hun zorg op basis van de Wlz ontvangen, richten
zorginstellingen zich meer dan vroeger op het afschalen van de zorg. Dit betekent het
creëren van woonsituaties met begeleiding, waarbij cliënten elkaar ondersteunen. Een
toenemende vraag naar geclusterde woonruimte kan hiervan het gevolg zijn. Concreet
manifesteert zich dit overigens op dit moment nog niet. Uit de gevoerde gesprekken komt
geen concrete additionele vraag naar voren.
| 16
4 Samenhang met ander
gemeentelijk beleid
De gemeente heeft extra taken gekregen op het gebied van wonen, welzijn en zorg. Het is
van belang het gemeentelijk beleid op verschillende aanpalende beleidsterreinen goed op
elkaar af te stemmen. In verschillende beleidsdocumenten/notities heeft de gemeente
beleidsuitgangspunten benoemd die een kader vormen voor de visie op wonen, welzijn en
zorg.
4.1 Sociaal beleid
Op het gebied van het sociaal beleid zijn beleidsuitgangspunten vastgelegd in de volgende
beleidskaders:
- Sociale visie Rheden: van zelfredzaamheid naar samenredzaamheid 2013
- Meerjaren beleidskader Wmo 2013-2016 'Kantelen is een werkwoord' en het
Addendum 2015 -2016
- Geactualiseerd Transformatieplan Sociaal Domein Rheden 2015-2016 'De sociale
visie vertaald; een herijking'
- Beleidskader Jeugdhulp 2015-2016 'Anders willen, anders doen'
- Meerjarenbeleidsplan re-integratie 2014-2017
De rode lijn uit bovengenoemde beleidskaders is dat de wensen en de mogelijkheden van de
inwoners leidend zijn in het gemeentelijk beleid. Mensen zijn verantwoordelijk voor hun
eigen leven en de wijze waarop zij dat organiseren. De gemeente organiseert als de overheid
die het dichtst bij de mensen staat de ondersteuning aan inwoners die het niet op eigen
kracht redden. Dit wordt vormgegeven met het Rhedens Model.
Rhedens Model
In het Rhedens Model staan de inwoner en zijn leefwereld centraal. Daar waar hulp nodig is,
wordt deze zo dicht mogelijk bij de bewoner gezocht. Eerst wordt gezocht in de informele
omgeving (familie, buren, vrienden). Aanvullend wordt gekeken of vrijwilligers de benodigde
ondersteuning kunnen bieden. Daarna komt de gemeente (Wmo) om de hoek kijken en tot
slot wordt professionele ondersteuning gezocht. Voor de gemeente zit de grootste uitdaging
in het zorgen dat deze verschillende 'ondersteuningsschillen' op elkaar aansluiten en dat de
weg die inwoners afleggen door de verschillende ondersteuningschillen soepel verloopt.
| 17
Er is een grote groep mensen die zich goed weet te redden, buiten het gezichtsveld van de
gemeente en de georganiseerde zorg. Zij hebben voldoende netwerk en hoeven geen beroep
te doen op de algemene voorzieningen en maatwerk voorzieningen. Dat geldt voor ca. 80%
van de inwoners. De hulp, ondersteuning en de zorg waar de gemeente verantwoordelijk
voor is, richt zich vooral op de overige 20%. Deze ondersteuning wordt volgens het
zogenaamde Het Rhedens model vormgegeven (zie voor een toelichting op het Rhedens
Model bijlage 1).
4.2 Ruimtelijk beleid
Op het gebied van wonen welzijn zorg zijn de volgende beleidsdocumenten binnen het
Ruimtelijk Domein relevant:
- Kadernota Beheer Openbare Ruimte 2013-2016
- Mijn dorp van morgen: structuurvisies per dorp
- Actualisatie bestemmingsplannen
- Woonvisie 2014-2020: wonen met toekomst 2.0.
Centraal in de ruimtelijke kaders staat dat de gemeente veel ruimte geeft aan participatie
van belanghebbenden. Bewoners kunnen hun wensen uiten en veelal meedenken over
oplossingen. Waar mogelijk worden deze vertaald in concrete acties. Hier ligt een kans om
vanuit het perspectief van wonen, welzijn en zorg invloed uit te oefenen op de openbare
ruimte. Via buurtplannen, meldingen openbare ruimte, participatie bij ruimtelijke projecten
en bij het opstellen van de structuurvisies.
Kadernota Beheer Openbare Ruimte
In de Kadernota Beheer Openbare Ruimte kiest de gemeente voor een lage kwaliteit voor
beheer en onderhoud van de wegen. Groen, riolering en onderhoud worden op een
basiskwaliteit gehouden. Lage kwaliteit van de wegen betekent dat de gemeente accepteert
dat sprake kan zijn van oneffenheden in de weg en plasvorming. De lage kwaliteit van de
verhardingen is een aandachtspunt voor met name slecht ter been zijnde en/of visueel
gehandicapte inwoners.
Structuurvisies
In de structuurvisies is een evenwichtige verdeling van voorzieningen per dorp, passend bij
de specifieke behoeften, één van de zaken die vanuit wonen, welzijn en zorg nader ingevuld
(kunnen) worden. Ook streeft de gemeente een passende toekomstbestendige
woningvoorraad na. Omdat de mogelijkheden voor nieuwbouw beperkt zijn, zullen
| 18
aanpassingen aan bestaande woningen, het toestaan van passende woonvormen en
herstructureren van verouderde wijken de sleutels moeten zijn om tot een
toekomstbestendige woningvoorraad te komen. In de structuurvisie is aandacht voor
toegankelijkheid van de openbare ruimte voor onze bewoners. Binnen het Sociale Domein is
aandacht voor een integrale visie omtrent plaats en rol van dorpshuizen. In 2017 verschijnt
hierover een gemeentelijk kader.
Bestemmingsplannen
Op dit moment loopt er een actualiseringsronde voor de gemeentelijke bestemmingsplannen.
Vanuit wonen, welzijn en zorg is het van belang dat passende bestemmingen worden
aangewezen en dat definities van de diverse (zelfstandige en niet zelfstandige) woonvormen
aansluiten bij de praktijk.
| 19
5 De visie op hoofdlijnen
De in het vorige hoofdstuk beschreven beleidskaders vormen het vertrekpunt voor de visie
op wonen en zorg. De visie is opgesteld op hoofdlijnen. In een uitvoeringsagenda werken we
de visie uit naar concrete activiteiten.
Hoofdlijn van de visie Wonen Welzijn Zorg
Passende woningen
Voorzieningen in de woonomgeving
Passende woonomgeving
Maatschappelijke ondersteuning
De hoofdlijn van de visie is dat het gemeentelijk beleid ertoe bijdraagt dat mensen zo lang
mogelijk zelfstandig kunnen wonen, waarbij ondersteuning zoveel mogelijk plaatsvindt vanuit
netwerken die dicht bij de mensen staan. Wie daarbij ondersteuning nodig heeft, kan zich
melden bij de gemeente. In gesprek met inwoners komen we tot een passend arrangement
waarbij naast steun uit het eigen netwerk of de eigen omgeving ook gebruik gemaakt kan
worden van algemene diensten, georganiseerd vrijwilligerswerk, gemeentelijke
maatwerkondersteuning of andere professionele inzet.
Voor het wonen en de woonomgeving heeft dit uitgangspunt consequenties:
- Woningen moeten geschikt zijn voor de doelgroep. Wie in een reguliere woning niet uit
de voeten kan, moet kunnen kiezen voor een beter passende woning.
- Voorzieningen in de woonomgeving. Voor wie niet (goed) mobiel is, zijn voorzieningen
in de eigen woonomgeving essentieel.
- De woonomgeving moet passend zijn. Dat wil zeggen dat ook mensen met een
beperking zich veilig en comfortabel moeten kunnen verplaatsen.
- De sociale infrastructuur in de wijk moet op orde zijn. Mensen kennen elkaar en zijn
bereid elkaar bij te staan als dat nodig is.
In de volgende paragrafen werken we deze vier punten verder uit.
5.1 Een passende woning
Zorg met verblijf
De vraag naar zorg met verblijf neemt op dit moment af onder invloed van rijksbeleid. Op
langere termijn is het aanbod passend. We willen het huidige aanbod daarom zo veel
| 20
mogelijk behouden. We werken in beginsel niet mee aan initiatieven voor de realisatie van
nieuw intramuraal vastgoed tenzij:
o Er sprake is van een aantoonbare additionele vraag voor bijvoorbeeld specifieke
doelgroep
o Aantoonbaar afstemming heeft plaatsgevonden met gevestigde instellingen en
zorgkantoor
o Aantoonbaar is dat er geen overaanbod aan zorg met verblijf gaat ontstaan
o Er geen extra druk op de woonomgeving ontstaat
o De locatie planologisch inpasbaar is.
Verzorgd wonen
Bij verzorgd wonen is er sprake van zelfstandig wonen met een zorgsteunpunt in de directe
nabijheid. Omdat het om “gewoon wonen” gaat, zijn ook de principes van de woonvisie
2014-2020 van toepassing. In de woonvisie 2014-2020 wordt door de beperkte
huishoudensgroei nadruk gelegd op aanpassing van de bestaande voorraad om zo te
voorzien in de woonbehoefte van een ouder wordende bevolking. Alleen indien er echt
sprake is van een inhoudelijke toevoeging op het huidige aanbod werken we op kleine schaal
mee aan nieuwe concepten. Toename van de diversiteit aan extramurale woonmilieus voor
ouderen met een zorgvraag juichen we toe. Het aanbod moet zich echter wel richten op de
lokale vraag. We zijn terughoudend met initiatieven die zich richten op een bovenlokale
vraag, mede omdat de kosten voor ondersteuning van bewoners (deels) voor rekening komt
van de gemeente.
Het transformeren van zorgvastgoed naar zelfstandige woningen, kan een goede
ontwikkeling zijn als hiermee leegstand wordt voorkomen en het aanbod aansluit bij de
lokale vraag. Wel hanteren we hiervoor een aantal criteria:
o De locatie ligt in de nabijheid van voorzieningen
o Het aantal plaatsen/woningen neemt niet toe
o Er geen extra druk op de woonomgeving ontstaat
o De locatie planologisch inpasbaar is
o Het plan aansluit bij de lokale vraag
Levensloopgeschikt 2 (woonkamer, keuken, toilet, hoofdslaapkamer en
badkamer op één verdieping)
We zien in de analyse van LaaglandAdvies/Atrivé een tekort van enkele honderden woningen
in de categorie ´levensloopgeschikt 2´. Gezien de beperkte huishoudensgroei zoeken we ook
hier de oplossing primair in de aanpassing van de bestaande woningvoorraad. De
geschiktheid van de particuliere woningvoorraad is een verantwoordelijkheid van
woningeigenaren zelf. Met het project Mijn Huis Mijn Toekomst stimuleren we ouderen om
zich tijdig voor te bereiden op het wonen met fysieke gebreken. Over de geschiktheid van de
| 21
huurwoningvoorraad maken we prestatieafspraken met de woningcorporaties. Nieuwbouw in
de nabijheid van voorzieningen zal levensloopgeschikt moeten zijn.
Levensloopgeschikt 1 en rolstoelgeschikt
In deze woningcategorie is het aanbod toereikend. Er zijn geen specifieke inspanning nodig.
Beschermd wonen
Ook ten aanzien van beschermd wonen zijn geen specifieke inspanningen nodig. Wel vraagt
de beschikbaarheid van betaalbaar aanbod voor de uitstroom van beschermd wonen naar
een zelfstandige woning om aandacht, evenals de begeleiding en ondersteuning van
zelfstandig wonende inwoners met een psychiatrische aandoening of een licht verstandelijke
beperking. Woningcorporaties en zorginstellingen hebben onderling afspraken gemaakt over
toewijzing van woningen aan de doelgroep ten behoeve van doorstroming. In overleg
moeten zorginstellingen corporaties en gemeente samen kijken welke optimalisering
mogelijk is om de juiste woning op een geschikte plek voor de doelgroep beschikbaar te
krijgen als deze doorstroomt.
Domotica
Langer thuis blijven wonen en ambulante zorg worden steeds meer ondersteund door
domotica. In huis helpen bijvoorbeeld geautomatiseerde systemen rond bediening van licht,
gordijnen en alarmering om langer thuis te kunnen blijven wonen. Daarnaast ontstaan
vormen van beeldscherm zorg, waardoor zorg op afstand mogelijk wordt. Deze
ontwikkelingen maken ambulante zorg makkelijker en helpen mensen langer zelfstandig te
functioneren. Binnen het project Mijn Huis Mijn Toekomst zijn ook domoticaonderdelen ofwel
Thuistechnologie opgenomen.
5.2 Voorzieningen in de woonomgeving
Voor mensen met beperkingen die zelfstandig wonen, is het van belang winkels voor de
dagelijkse boodschappen en de huisarts in de nabijheid te hebben. De gemeente is vanuit de
Wmo verantwoordelijk voor ontspannen en ontmoeten (meedoen dus), begeleiding en
dagbesteding. Ook is het belangrijk dat deze voorzieningen in de nabije omgeving aanwezig
zijn. Dorpshuizen, wijkcentra en huizen van de buurt zijn de primaire plekken waar de
gemeente invulling gaat geven aan het faciliteren van voorzieningen in het kader van de
Wmo.
| 22
Dorpshuizen, Huizen van de Buurt
Als optimale afstand voor deze voorzieningen wordt vaak 500 meter aangehouden. Dit is de
afstand die men doorgaans, eventueel met behulp van stok of rollator goed af kan leggen. In
2006 is een beleid rond woonservicezones geformuleerd, waarbij de in de gemeente
aanwezige verzorgingshuizen als basis werden genomen. Door het beleid rond
extramuralisering wonen er steeds minder relatief zelfstandig wonende ouderen in de
verzorgingshuizen. Deze plekken worden daardoor minder geschikt voor ontmoeting,
ontspanning en dagbesteding. Naarmate meer mensen zelfstandig blijven wonen of kiezen
voor een vorm van verzorgd wonen, zullen de voorzieningen voor ontmoeten, ontspannen en
dagbesteding zich ook meer op de woonomgeving richten. Meer en meer zien we dat deze
functies overgenomen worden door de dorpshuizen. Betaalde beheerders zijn aanwezig in
onze eigen accommodaties, in accommodaties die worden gehuurd van derden is men
afhankelijk van vrijwillige inzet. In de dorpshuizen is geen professionele ondersteuning
aanwezig, de activiteiten die er plaats vinden worden mogelijk gemaakt door een vrijwillig
bestuur. Soms wordt op deze locaties ook dagbesteding aangeboden. De gemeente ziet het
als haar taak om initiatieven en doelgroepen op elkaar af te stemmen. Dit betekent dat we
actief samenwerken met partners zoals bij voorbeeld in Rheden met Siza of in Velp met De
Poort en met Innoforte ten aanzien van het Huis van de Buurt. Hiermee geven we op een
nieuwe manier vorm aan de gedachte van woonservicezones. Relevant is hierbij het totale
aanbod aan geschikte locaties in ogenschouw te nemen, om zodoende vraag en aanbod goed
op elkaar af te kunnen stemmen.
Medische voorzieningen en winkels
Voor veel andere voorzieningen (winkels, maar ook huisartsen) heeft schaalvergroting
plaatsgevonden. De winkel en ook de huisarts op de hoek is veelal verdwenen. De
supermarkt en het gezondheidscentrum vormen tegenwoordig de basis voor de
voorzieningen. Er vind veelal een concentratie plaats van deze voorzieningen in de centra
van de grotere kernen. Enerzijds wordt een groter beroep gedaan op mobiliteit van de
mensen met een beperking. Anderzijds komen er steeds meer bezorgfaciliteiten in relatie
met internetgebruik. De gemeente heeft geen mogelijkheden om schaalvergroting tegen te
gaan. Wel kiezen we er bewust voor nieuw woningaanbod gericht op ouderen en
zorgdoelgroepen zoveel mogelijk te concentreren op locaties nabij voorzieningen. Ouderen
die wonen op grotere afstand van voorzieningen, kunnen desgewenst ondersteuning krijgen
bij het leren werken met internet om boodschappen, medicijnen en andere goederen online
te bestellen. Daarnaast is het van belang dat er voor deze groep vervoer beschikbaar is.
Voor een groot deel van de mensen met psychiatrische problematiek is mobiliteit/nabijheid
van voorzieningen overigens minder een probleem.
Onderstaande kaart geeft de dorpshuizen per kern met een cirkel van 500 m. Het is zaak om
acties op het gebied van wonen, welzijn en zorg, zowel als het gaat om aanpassingen van de
| 23
woningvoorraad als waar het gaat om voorzieningen te concentreren binnen deze gebieden.
Hoewel een groot deel van de gemeente op dit moment gedekt wordt door de dorpshuizen
zijn er enkele gebieden waar geen dorpshuis binnen loopafstand aanwezig is. Bezien moet
worden of hierop actie nodig is. In 2017 verschijnt een integrale visie rond de dorpshuizen,
waarin dit aspect ook een plek krijgt.
Culturele verschillen
Mensen zitten verschillend in elkaar. De behoefte aan zorg en de geneigdheid om gebruik te
maken van de aanwezige infrastructuur verschilt. Dit wordt zowel individueel bepaald als
door de (etnische) groep waartoe men behoort. Verschillende culturen gaan op een
verschillende manier met ondersteuning en zorg om en vragen daarom een verschillende
aanpak. Sommige groepen zijn sneller in beeld bij een wijkteam dan anderen en in andere
gevallen is de huisartsenpraktijk de aangewezen plek om problematiek in het vizier te
krijgen.
Een goed samenspel tussen zorg, hulp en samenlevingsopbouw binnen een sociaal
gebiedsteam helpt de bewoners met het vinden van een goed evenwicht tussen
ondersteuning binnen het eigen netwerk, het vrijwilligersnetwerk en het professionele
netwerk, waardoor de mogelijkheden om lang zelfstandig te kunnen blijven zijn te
optimaliseren. Hierbij moet rekening gehouden worden met individuele leefstijlen en
culturele verschillen.
| 24
5.3 Een passende woonomgeving
Kwaliteit openbare ruimte
Voor mensen met fysieke beperkingen is het van belang dat zij de openbare ruimte veilig
kunnen gebruiken. Een trottoir zonder obstakels met een vlakke ondergrond en een goed
geplaatste geleiding voor slechtzienden is belangrijk. Ook de aanwezigheid van rustplekken
(bankjes) op strategische plekken is van belang. Zowel voor routes van en naar de
supermarkt en dorpshuis als aangename plekken om te verblijven (parkjes) zijn belangrijk
om mensen zich thuis te laten voelen en te kunnen blijven functioneren als het wat minder
gaat. Voor mensen met een geestelijke beperking of geheugenproblemen is herkenbaarheid
en in sommige gevallen een omgeving met weinig prikkels van belang.
Binnen het gemeentelijke beheer en onderhoud kunnen accenten gelegd worden om
specifieke routes geschikter te maken voor mensen met een beperking. Dit vraagt om een
verfijning van het huidige beleid voor de openbare ruimte. Ook realiseren we
parkeervoorzieningen voor zorgverleners als daaraan in verband met de aanwezigheid van
een concentratie van cliënten behoefte bestaat.
Draagkracht van de wijk
Het aantal zelfstandig wonenden met een beperking gaat toenemen als gevolg van de
extramuralisering. Er zijn rond 2030 circa 1.700 woningen extra die bewoond worden door
iemand met een beperking. Deze mensen leggen een extra druk op de buurtnetwerken en op
de voorzieningen zoals deze aangeboden worden. Bewaakt moet worden dat de sociale
infrastructuur van een gebied dit aankan. Bijvoorbeeld cliëntkwartiermakers van
zorginstellingen kunnen hierin een rol vervullen. Ondersteuning van mantelzorgers is hierbij
belangrijk, alsook het waken over het aanbod van activiteiten in dorpshuizen. Als teveel
mensen met een beperking gebruik gaan maken van een dorpshuis kunnen activiteiten voor
mensen zonder een beperking in het gedrang komen of kan sprake zijn van stigmatisering
van een voorziening waardoor bepaalde groepen hier geen gebruik meer van willen maken.
Cijfers zijn hier op dit moment niet over te geven, maar monitoren hiervan door de
professionals in de wijk is aan te bevelen.
Criteria zijn nodig om invulling te kunnen geven aan de draagkracht van een wijk om
bijzondere doelgroepen op te kunnen nemen. Deze criteria kunnen worden gebruikt om
nieuwe plannen te toetsen, afspraken met samenwerkingspartners te maken en afweging in
het kader van ruimtelijke plannen te kunnen maken. Draagkracht van de wijk is een
belangrijke risicofactor voor het welslagen van plannen. Bij nieuwe initiatieven zal hiermee
rekening worden gehouden.
| 25
Een aandachtspunt wordt ook gevormd door de ontwikkeling dat mensen met psychiatrische
problemen zelfstandig (moeten) blijven wonen. Omdat deze mensen doorgaans in het lagere
huursegment terecht komen, bestaat het risico dat de druk door bijvoorbeeld verwarde
bewoners met name in de relatief kwetsbare buurten met lage huren toeneemt. Hierop is
geen directe invloed uit te oefenen. Wel is het zaak via de sociale infrastructuur in de wijk op
basis van het Rhedens Model de vinger aan de pols te houden.
Criteria rond draagvlak in de buurt zijn:
o Voldoende voorzieningen in de nabijheid
o Aantal mensen met een beperking in een buurt
o Beschikbaarheid professionele ondersteuning
o Bereikbaarheid professionals voor de buurt
Bestemmingsplannen
Mensen langer thuis laten wonen met zorg conform het Rhedens Model vraagt aandacht in
bestemmingsplannen. In bestemmingsplannen wordt het juridisch kader van de ruimtelijke
ordening vastgelegd door bestemming, gebruik en bouwmogelijkheden vast te leggen.
Juridisch moet een onderscheid gemaakt worden tussen de bestemming Wonen en
bestemming Maatschappelijk. Belangrijk voor dit onderscheid is of al dan niet structureel
medische en therapeutisch handelingen worden verricht. Bij de thans lopende
actualisatieronde van de bestemmingsplannen worden de nieuwe bestemmingen en
bouwmogelijkheden rond wonen en zorg vastgelegd. Ruime bestemmingen, waarbij
mogelijkheden voor alternatieve woonvormen en bijvoorbeeld mantelzorgwoningen ontstaan,
zijn hierbij relevant. Doel van bestemmingsplannen is om maatschappelijke ontwikkelingen
zo goed mogelijk ruimtelijk mogelijk te maken. Een goed evenwicht tussen ruimtelijke
mogelijkheden en juridische zekerheid voor de omgeving is hierbij cruciaal
In de bestemmingsplannen wordt een nadere invulling gegeven aan de begrippen bijzondere
woonvorm en zorgwoning (vallend onder de bestemming Wonen) en instellingswonen en
begeleid wonen (vallend onder de bestemming Maatschappelijk-2). Op terreinen van de
verzorgingshuizen worden zorgwoningen toegelaten als die aan omschreven voorwaarden
voldoen.
5.4 Maatschappelijke ondersteuning
Vanaf 1 januari 2015 is de gemeente verantwoordelijk voor een belangrijk deel van de
ondersteuning aan burgers die zelf onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat tot
participatie. Zelfstandig wonen is hier een onderdeel van. Kwetsbare inwoners moeten (en
| 26
willen) steeds langer thuis blijven wonen. Het doel van de ondersteuning is inwoners te
ondersteunen opdat zij zo lang mogelijk zelfstandig in zijn of haar eigen leefomgeving kan
blijven wonen. Uitgangspunt is dat inwoners gebruik maken van de eigen kracht. Wanneer
dat niet voldoende is, kan ook gebruik gemaakt worden van algemene diensten,
georganiseerd vrijwilligerswerk, gemeentelijke ondersteuning of professionele inzet. De ene
vorm van ondersteuning sluit de andere vorm niet uit. Soms is professionele ondersteuning
een voorwaarde om de mantelzorg of de vrijwillige ondersteuning goed te kunnen
volbrengen.
Hieronder een beknopte (niet volledige) weergave van mogelijke vormen van professionele
maatwerkvoorzieningen in het kader van de Wmo.
Respijtzorg
De gemeente heeft nog nadrukkelijker dan voorheen de verantwoordelijkheid mantelzorgers
te ondersteunen.
Mantelzorgers en zorgvrijwilligers vervullen een belangrijke rol in de zorg van ouderen,
chronisch zieken, gehandicapten, dementerenden en andere hulpbehoevenden. Het gaat
hierbij vaak om langdurige zorg die onbetaald is. Respijtzorg biedt mantelzorgers de
mogelijkheid hun zorgtaken tijdelijk aan een ander over te dragen.
Daardoor kunnen zij de zorg beter volhouden. Respijtzorg kent vele vormen en kent zowel
informele als formele vormen. Te denken aan het mantelzorgcafé in onze kernen, Bezoek en
oppasservice (BOS), opvang buitenshuis (kortdurend verblijf) of dagbesteding. Het kan van
structurele aard zijn, of incidenteel bijvoorbeeld voor een vakantie.
Uitgangspunt bij het respijtbeleid in de gemeente Rheden, is dat het dichtbij de burger en
diens sociale netwerk plaatsvindt en dat het is ingebed in bestaande vormen van
mantelzorgondersteuning.
Individuele begeleiding
Individuele begeleiding wordt vooral geboden aan mensen met een (licht) verstandelijke
beperking en mensen met een psychiatrische stoornis. Het gaat bijvoorbeeld om coaching bij
algemene dagelijkse verrichtingen en het indelen van de dag. Door de toename van het
aantal zelfstandig wonende mensen met een verstandelijke beperking of een psychiatrische
stoornis en het groeiend aantal zelfstandig wonende ouderen met beginnende dementie zal
de vraag naar individuele begeleiding naar verwachting toenemen. Dit is een onherroepelijk
gevolg van het streven mensen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen en leven.
Groepsbegeleiding
Onder groepsbegeleiding vallen bijvoorbeeld dagbesteding voor mensen met een
verstandelijke beperking en dagopvang voor ouderen. Voor welke vorm een cliënt in
aanmerking komt, wordt in het gesprek met de inwoner bepaald.
| 27
Uitgangspunt van de gemeente is dat de (formele) dagbesteding zoveel mogelijk in de wijk
plaatsvindt. Dit kan zijn in een formele setting, dat wil zeggen de klassieke vorm in
groepsverband in een daarvoor bestemde accommodatie van een instelling in die wijk.
Door groepsbegeleiding zoveel mogelijk in de wijk plaats te laten vinden, maakt het mensen
mogelijk op eigen gelegenheid, dan wel met behulp van het eigen netwerk gebruik te maken
van voorzieningen. Aandacht voor de kwaliteit van het aanbod, met name daar waar sprake
is van aanbod voor specifieke doelgroepen kan het gewenst maken om voorzieningen te
bundelen, zodat specialistische begeleiding gewaarborgd is.
De inzet van verenigingen kan een belangrijke aanvulling zijn op bestaande netwerken. Zo
kunnen sportverenigingen gestimuleerd worden om arrangementen voor bijvoorbeeld
ouderen of dementerenden aan te bieden. De gemeente kan daarvoor benodigde scholing
aanbieden en de accommodatie rolstoel toe- en doorgankelijk maken. Voor dementerenden
kan dit betekenen dat oude netwerken weer aangehaald worden, wat positief bijdraagt aan
het welzijn van dementerenden.
Daarnaast wordt in het kader van samenredzaamheid onderzocht wat er nodig is om in
dorpen en wijken laagdrempelige, levendige, informele ontmoetingsplekken voor alle
inwoners, dus ook de kwetsbare inwoners, te creëren. Door het langer thuisblijven wonen
van kwetsbare inwoners speelt dit vraagstuk des te meer. De huidige dorpshuizen en
wijkcentra kunnen hier een invulling aan geven.
Hierbij is er extra aandacht voor de continuïteit, omdat voor een kwetsbare inwoner de
continuïteit van zijn of haar dagbesteding van groot belang is. Als een burgerinitiatief in onze
dorpshuizen en wijkcentra een onderdeel vormt van de dagbesteding van deze kwetsbare
inwoner, en hiermee als een algemene voorziening wordt bestempeld, dan is het belangrijk
dat een dorpshuis op een goede, continue basis kan terugvallen. Draagkracht en draaglast
moeten juist bij initiatieven die door inwoners worden gedragen in evenwicht zijn.
Professionele ondersteuning op maat helpt hierbij.
Met name de groep ouderen neemt in omvang toe (als gevolg van de vergrijzing). Dat leidt
tot stijging van de vraag naar groepsbegeleiding.
Doelgroepenvervoer
Om mensen zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen laten functioneren is belangrijk dat zij
gebruik kunnen maken van voorzieningen. Doelgroepenvervoer is nodig om te zorgen dat
mensen mobiel blijven en gebruik kunnen maken van dagbesteding en begeleiding.
Zaak is dit vervoer zo efficiënt mogelijk in te vullen. De gemeente hanteert daarin de
volgende aanpak, waarbij langs 5 lijnen gekeken wordt of er verbeteringen mogelijk zijn:
| 28
1. Kunnen verschillende vormen van vervoer zoals leerlingen vervoer, regiotaxi en
vrijwilligersvervoer (plusbus) gebundeld worden met de vervoersvraag vanuit de
Wmo.
2. Is aansluiting van het openbaar vervoer op het doelgroepenvervoer mogelijk.
3. Is bundelen van voorzieningen mogelijk.
4. Verscherpen van criteria voor toegang tot vervoersvoorzieningen.
5. Versterken vrijwilligersvervoer.
Het volgen van deze lijnen houdt het vervoer betaalbaar en vergroot zo de mogelijkheden
om een Wmo voorziening te gebruiken.
Hulp bij het huishouden
Huishoudelijke hulp in het kader van de Wmo is gericht op inwoners die vanwege een ziekte,
beperking of ouderdom hun huishouden niet (helemaal) zelf kunnen doen. Huishoudelijke
hulp kent in de gemeente Rheden 2 vormen, namelijk de algemene voorziening HHT en de
maatwerkvoorziening Dagelijkse ondersteuning.
Huishoudelijke Hulp met Toeslag (HHT)
Als de inwoner het huishouden niet helemaal zelfstandig kan doen, maakt men mogelijk
aanspraak op de algemene voorziening huishoudelijke hulp met toeslag. Het gaat daarbij om
de volgende huishoudelijke taken:
Schoonmaakwerkzaamheden, Wassen/verzorging van kleding, Maaltijden bereiden
Boodschappen doen, Klein huishoudelijk onderhoud.
De regeling HHT is bestemd voor inwoners die geen aanspraak (meer) maken op een Wmo-
maatwerkvoorziening ondersteuning, zoals overbelaste gezinnen, inwoners die tijdelijke
(transfer)zorg nodig hebben in verband met ziekte of een ongeval, zelfstandig wonende
ouderen, die zo lang mogelijk zelfstandig willen blijven wonen en mantelzorgers.
Dagelijkse ondersteuning (DO)
Gaat de hulpvraag verder dan huishoudelijke hulp, bijvoorbeeld omdat ook ondersteuning
nodig is in de vorm van begeleiding of persoonlijke verzorging, dan kan men in aanmerking
komen voor de maatwerkvoorziening Dagelijkse Ondersteuning.
Dagelijkse ondersteuning bestaat uit activiteiten die zijn gericht op het bereiken van de
volgende resultaten bij een cliënt, voor zover nodig om deze cliënt te ondersteunen:
(a) de cliënt kan wonen in een schoon huis;
(b) de cliënt kan dagelijks beschikken over voedsel;
(c) de cliënt kan beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;
(d) de cliënt kan de dagelijkse gebruikelijke zorg (niet zijnde opvoeding) voor de kinderen
bieden;
| 29
(e) de cliënt kan maximaal zelfstandig functioneren waarbij opname in een instelling dus niet
nodig is en verwaarlozing voorkomen wordt;
(f) de cliënt wordt gestimuleerd en begeleid in de maatschappelijke participatie en sociale
contacten van;
(g) de cliënt wordt begeleid en ondersteund bij (administratieve) handelingen.
De voorziening dagelijkse ondersteuning is bedoeld voor cliënten die kampen met
psychosociale problematiek en voor ouderen met afnemende regiemogelijkheden en een hulp
bij het huishoudenbehoefte.
Hulpmiddelen
Er zijn tal van hulpmiddelen die kunnen helpen in het dagelijks leven. Sommige moeten
cliënten zelf betalen, andere vallen onder de Wet maatschappelijk ondersteuning (Wmo).
Ook voor hulpmiddelen geldt dat de gemeente ervan uitgaat dat inwoners zo lang mogelijk
zelf de regie over hun leven voeren op het gebied van zelfstandig wonen en verplaatsen in
en om het huis. Daar waar mensen dit zelf onvoldoende kunnen regelen, kunnen ze mogelijk
in aanmerking voor een maatwerkvoorziening in de categorie hulpmiddelen Wmo , zoals een
rolstoel of een scootmobiel.
Woonvoorzieningen
Voor mensen met toenemende beperkingen en geen verhuismogelijkheden biedt de
gemeente maatwerk in woningaanpassingen aan indien de noodzaak daartoe na onderzoek
ter plaatse kan worden aangetoond. Denk hierbij aan douche en toiletaanpassingen, een
traplift, keukenaanpassingen en aanpassingen in de toegang tot de woning. Soms wordt een
woning geheel verbouwd ten behoeve van een gehandicapte bewoner. Het project Mijn huis
mijn toekomst probeert mensen te motiveren dit soort aanpassingen in de woning al te laten
doen voor ze echt nodig zijn.
| 30
6 Uitvoeringsagenda
Tijdens het opstellen van visie Wonen Welzijn Zorg zijn vele gesprekken gevoerd met vele
partijen. Ook tijdens de constructieve workshop op 12 mei 2016 (bijlage 4) , waarin partijen
samen over de problematiek hebben gesproken en nagedacht, zijn veel zaken die een nadere
uitwerking vragen aan de orde geweest. Uiteindelijk kunnen de meeste vragen gevat worden
in de 6 onderwerpen die hieronder als uitvoeringsagenda worden gepresenteerd.
Uitwerking gemeentelijke regierol
Tijdens de workshop op 12 mei kwam naar voren dat partijen van de gemeente verwachten
dat zij een trekkende en regisserende rol pakt. Zowel op het gebied van
verdelingsvraagstukken rond zorgvastgoed als op het gebied van het bij elkaar brengen van
mensen verwachten partijen dat de gemeente het voortouw neemt.
Ook werd tijdens de workshop helder dat veel goed gaat, maar dat daar waar zaken niet
optimaal lopen het cruciaal is dat partijen elkaar weten te vinden en tot een snelle
(creatieve) maatwerkoplossing kunnen komen.
Als deze visie is vastgesteld zal de gemeente met een procesvoorstel komen om de
onderlinge vraagstukken op een passende manier onder de gezamenlijke aandacht te
krijgen.
Analyse doorstroom cliënten
Tijdens de workshop kwam naar voren dat er groepen zijn voor wie doorstromen vanuit
beschermd/begeleid wonen naar een reguliere situatie moeilijk is. Enerzijds financieel: op
jezelf wonen is duurder en onzekerder dan in een beschermde situatie. Maar ook in
maatschappelijke zin: een onzekere situatie met risico’s dat de omgeving misbruik (in brede
zin) maakt van de situatie. De instroom in de beschermde situatie komt vooral vanuit de
klinisch psychische zijde of na een crisissituatie. Het zou kunnen zijn dat er pas in een (te)
laat stadium actie wordt ondernomen. De signalerende rol van de gemeente is hierbij
aandachtspunt.
Na vaststelling van deze visie neemt de gemeente het initiatief tot een overleg met relevante
partijen om te kijken of de betreffende doelgroepen voldoende in beeld zijn en tijdig de
goede maatregelen worden genomen om zowel in- als uitstroom te faciliteren.
Effecten Mijn Huis Mijn Toekomst
Mijn Huis Mijn Toekomst is het stimuleringsproject voor tijdige woningaanpassing. Mensen
krijgen een bijdrage van de gemeente als zij besluiten tot maatregelen om de woningen aan
te passen. In veel gevallen blijkt dit project te werken. In 2016 hebben we ook
energiebesparende maatregelen toegevoegd aan het project. Wel zijn tijdens de voor het
opstellen van deze visie gevoerde gesprekken en in de workshop signalen afgegeven dat met
| 31
name voor mensen met lagere inkomens in de sociale huur extra inspanningen van de
gemeente wenselijk zijn.
De gemeente nodigt dit najaar Vivare en de huurdersvereniging uit om samen Mijn Huis Mijn
Toekomst te kijken en eventuele verbeteringsvoorstellen te formuleren.
De intramurale en extramurale opgave
In paragraaf 5.1 wordt de woonopgave besproken. Criteria zijn opgesteld om te beoordelen
of nieuwe initiatieven bijdragen aan het creëren van een passende woningvoorraad. Door het
optreden van extramuralisering van verzorgingsplaatsen en het omzetten daarvan naar
verzorgd wonen kan sprake zijn van een overschot aan verzorgd wonen terwijl ook behoefte
is aan moderne verzorgingsplaatsen voor ouderen als gevolg van de vergrijzing. Kwaliteit en
kwantiteit kunnen hier niet altijd optimaal worden bediend. Partijen moeten hierover in
gesprek gaan en ook op zoek gaan naar vernieuwende zorgarrangementen, die kwalitatief
en budgettair aansluiten bij de toekomstige situatie.
De gemeente gaat in gesprek met de relevante partijen om te komen tot inhoudelijke
afspraken over aard en omvang van de optimale woningvoorraad voor zorgbehoevenden
eventueel gekoppeld aan inhoudelijke arrangementen (verzorgd wonen 2.0).
Accommodaties
In paragraaf 5.2 komen de in de wijk benodigde voorzieningen aan de orde. De gemeente
streeft ernaar op loopafstand een dorpshuis te hebben die de basis vormt voor de
gemeentelijke taken rond ontspannen en ontmoeten en dagbesteding en begeleiding
(meedoen makkelijk maken). In bestaande intramurale voorzieningen zijn ook vaak
gemeenschappelijke ruimten aanwezig. Het optimaliseren van het gebruik van de
accommodaties in relatie tot de beschikbaarheid moet nader worden onderzocht. Dit
onderzoek moet breder zijn dan de dorpshuizen sec. In de in 2017 op te stellen visie op de
dorpshuizen zal dit aspect worden meegenomen.
Openbare ruimte
Voor een passende woonomgeving zijn investeringen in de openbare ruimte gewenst, in de
vorm van verblijfsruimte, herkenbare plekken, rollator- en rolstoelvriendelijke bestrating.
Uitgewerkt moet worden hoe dit binnen het beheer van de openbare ruimte haar beslag
moet krijgen.
In 2017 worden voorstellen hiervoor voorbereid.
| 32
Bijlage 1: Het Rhedens Model
In de Sociale Visie wordt dit model als volgt omschreven:
We hebben in 2008 al geconcludeerd dat kijken vanuit de burger de belangrijkste basis is2,
een conclusie die we hebben vormgegeven in ons Rhedens Model. De kracht van dit model
zit in de eenvoud, het gaat om het vinden van de weg. Wie kent dat spelletje niet waarmee
je moet proberen het kogeltje via het labyrint naar het midden te krijgen of vice versa?
Ondersteuning en begeleiding door familie en vrienden
Vrijwillige ondersteuning in persoonlijke en buurtnetwerken
Georganiseerde vrijwillige ondersteuning en begeleiding
Gemeente
Professionele ondersteuning en begeleiding
Er duiken sindsdien steeds meer cirkelmodellen op die de burger in het midden zetten. Dat
zijn echter merendeels uienmodellen met gesloten schillen die we kunnen afpellen. Het
vernieuwende van ons Rhedense model is dat we daarin helder laten zien dat de zoektocht
van een burger om de juiste ondersteuning te vinden vaak een hele moeizame is, de
poortjes zijn niet op elkaar aangesloten. De ringen zo te draaien dat de poorten op elkaar
aansluiten is de uitdaging voor de komende tijd.
De cirkels van het Rhedens Model
2 Bevestigd in het rapport van de WRR “Vertrouwen in burgers”, op 22 mei 2012 aangeboden aan de
regering.
| 33
Het Rhedens Model is de onderlegger voor ondersteuning aan en begeleiding van mensen in
een kwetsbare positie. Het Model bestaat uit vier cirkels, waarbij het hart wordt gevormd
door de eerste cirkel. De ene vorm van ondersteuning sluit de ander echter niet uit, soms is
professionele ondersteuning een voorwaarde om de mantelzorg dan wel vrijwillige
ondersteuning goed te volbrengen. Op deze manier kan de volgende opsomming worden
gelezen:
1. Het uitgangspunt vormt de eigen potentie en kracht van onze inwoners èn de
mogelijkheden en kracht van hun netwerk van familie en vrienden. Mensen zijn
primair zelf verantwoordelijk voor hun eigen leven. Als zij daarbij hulp nodig hebben,
doen zij normaal gesproken een beroep op hun meest nabije netwerk: familie en
vrienden.
2. Als mensen een ondersteunings- of begeleidingsbehoefte hebben, waarin zijzelf en
hun nabije netwerk niet kunnen voorzien, komt de volgende ring in beeld: de
vrijwillige ondersteuning of begeleiding vanuit kennissen of vanuit de buurt. Hierbij
komen bijvoorbeeld de buren in actie, de kerk of de sportvereniging.
3. Mensen kunnen daarnaast ook een beroep doen op de georganiseerde vrijwillige
ondersteuning. Hier komen de vrijwilligers in beeld die een specifieke dienst leveren;
ze hoeven de betreffende persoon niet persoonlijk te kennen. Denk bijvoorbeeld aan
de vrijwilligers die een klusje opknappen of de vrijwilligers die mantelzorgers tijdelijk
ontlasten.
4. Tot slot: als vrijwilligers en mantelzorgers niet of moeilijk kunnen voorzien in de
noodzakelijke ondersteuning, kunnen mensen een beroep doen op professionele
ondersteuning of begeleiding. Dan komen de beroepskrachten van de thuiszorg in
actie, de begeleiders van de GGZ of de consulenten van een re-integratiebedrijf.
Het is hiermee niet gezegd dat het één noodzakelijk voorafgaat aan het ander. Het kan
ook zo zijn dat de inzet van professionele hulp noodzakelijk is om het de mensen
makkelijk te maken om bijvoorbeeld te mantelzorgen of vrijwillig een handje te helpen.
De gemeente heeft hierin een regisserende rol, dat wil zeggen op de verbindingen tussen
de verschillende ondersteuningsvormen en initiatieven.
De centrale ambitie van de gemeente Rheden is om ervoor te zorgen dat de binnenste cirkels
rondom mensen zo sterk mogelijk zijn, opdat het beroep op de buitenste cirkels zo klein
mogelijk is. Daarnaast is het de ambitie van de gemeente Rheden dat de naastgelegen
cirkels naadloos op elkaar aansluiten. Het bevorderen van sociale netwerken in de wijk en
het ondersteunen van mantelzorg zijn gemeentelijke aandachtspunten om de binnenste
cirkels te versterken. Komt men terecht in de professionele circuits dan streeft de gemeente
ernaar mensen zoveel mogelijk via algemene voorzieningen te ondersteunen en als dat niet
mogelijk is, is maatwerk aan de orde.
| 34
Het Rhedens Model in de praktijk
Het Rhedens model gezien vanuit de leefwereld van de inwoner.
Er is een grote groep mensen (80%) die zich goed weet te redden, buiten het
gezichtsveld van de gemeente en de georganiseerde (zorgvrijwilligers). Zij hebben
voldoende netwerken en hoeven geen beroep te doen op de algemene voorzieningen en
maatwerk voorzieningen. Men kan gebruik maken van het eigen netwerk en wat de
samenleving al zelf organiserend of via kerken, clubjes en andere gemeenschappen voor
elkaar brengt. Bijna zeven op de tien volwassen inwoners heeft minstens 1 keer per week
contact met de buren. 64% van de volwassenen geeft aan wel eens wat te doen voor de
buren. Bijna driekwart van de volwassenen is het oneens met de stelling ‘mensen in de buurt
kunnen slecht met elkaar opschieten’. In Rheden verricht twee op de vijf inwoners
vrijwilligerswerk, evenveel mannen als vrouwen. De leefwereld is er een van (toevallige)
ontmoetingen, een onzichtbaar netwerk van mensen, waarin bewoners uit zichzelf
verantwoordelijkheid nemen voor wat zij zien dat nodig is. Daar komen steeds meer en
aansprekende initiatieven uit voort. Mede dankzij de inzet van de buurtkrachtcoaches en
lokale websites zijn ook steeds meer van deze initiatieven zichtbaar en daarmee
toegankelijk. Zoals met wehelpen.nl een hulpmiddel waar inwoners elkaar te vinden.
De leefwereld van de inwoner wordt ondersteund door de systeemwereld.
De hulp, ondersteuning en de zorg waar de gemeente verantwoordelijk voor is richt
zich vooral op de overige 20%. Deze ondersteuning wordt volgens het zogenaamde Het
Rhedens model vormgegeven. Als het gaat om ondersteuning van individuen wil de Rheden
ervoor zorgen dat de cirkels rondom kwetsbare mensen zo sterk mogelijk zijn, opdat een
beroep op professionele ondersteuning zo klein mogelijke is. Dat is de ‘civil society’: de
samenleving waarin mensen zich om elkaar bekommeren en elkaar ondersteunen. De
gemeente wil deze civil society faciliteren. Dat begint met een stevige basis: sterke
verenigingen en vrijwilligersorganisaties en ruimte voor eigen initiatieven. De ambitie van de
gemeente is een goede basis te bieden aan professionele ondersteuning en informele zorg en
georganiseerd vrijwilligerswerk.
Dit betekent:
a. Een goede toegang waar de professionele zorg hun aanbod op elkaar afstemt, werkt aan
het verbeteren van de kwaliteit en waar professionals samenwerken en hun aanbod
afstemmen op de vraag van de inwoner. Het Sociaal Meldpunt (SMP) is de toegang naar
de professionele zorg en de maatwerkondersteuning voor mantelzorgers.
b. Een Informele zorgstructuur waar informele zorgorganisaties hun aanbod op elkaar
afstemmen en op de vraag van de inwoners, samen werken aan kwaliteitsverbetering en
aan scholing van hun vrijwilligers. Het Meldpunt Vrijwillige Thuishulp (MVT) is de toegang
naar de algemene mantelzorgondersteuning en de informele hulp en ondersteuning.
Momenteel wordt bezien hoe de verschillende buren-voor-buren initiatieven volgens het
Rhedens model hieraan kunnen worden verbonden.
| 35
c. MVT en SMP zijn de loketten waar de match gemaakt tussen vraag en aanbod, informeel
respectievelijk formeel. Samenwerking tussen MVT en SMP heeft de functie de informele
en formele zorg op elkaar af te stemmen. Vrijwilligers en beroepskrachten moeten elkaar
weten te vinden. Voorzieningen moeten op elkaar aansluiten. In de visie sluiten
ondersteuning door beroepskrachten, zorgvrijwilligers en door de gemeenschap elkaar
niet uit. De Sociale Vraagbaak en haar onderliggende diensten, zoals respijtwijzer en
wehelpen.nl maakt het aanbod zichtbaar en daarmee toegankelijker voor bewoners.
| 36
Bijlage 2: woningbehoefte en
huisvestingsopgave
We constateerden al dat het aantal huishoudens waarvan de hoofdbewoner 75 jaar of ouder
is de komende jaren fors toeneemt. Hoewel ouderen langer gezond zijn en langer
zelfredzaam blijven, neemt ook het aantal kwetsbare ouderen getalsmatig toe. Dit is mede
het gevolg van het feit dat er simpelweg steeds meer ouderen zijn en dat de
levensverwachting van ouderen steeds hoger wordt. Kwetsbaarheid komt in principe in twee
soorten voor: we spreken over de kwetsbaarheid die voortkomt uit het feit dat het lichaam
ouder wordt en fragieler (“fragility”) en de kwetsbaarheid die voorkomt uit het feite dat een
steeds grotere groep mensen meer en meer de aansluiting mist met een steeds complexer
wordende maatschappij (“vulnerability”). Beide soorten van kwetsbaarheid kunnen
afzonderlijk of gecombineerd voorkomen. Een voorbeeld van het laatste betreft de senioren
die aan geheugenproblematiek of dementie lijden.
Schellekens Advies/Atrivé heeft in opdracht van de gemeente onderzocht hoeveel inwoners
fysieke beperkingen ondervinden, hoe dit aantal inwoners zich in de toekomst zal
ontwikkelen en dit zou moeten worden vertaald in de verschillende plaatsen. Daartoe maakt
Schellekens Advies/Atrivé 3gebruik van een zelf ontwikkeld model; de Geriscoop 2.0. Dit
onderzoek, getiteld ”Langer Thuis in Rheden 2014” wordt verder aangeduid als LTiR.
Het onderzoek LTiR constateert een behoorlijk tekort aan levensloopgeschikte woningen
waarbij de primaire vertrekken zonder traplopen te bereiken zijn en gaat ervan uit dat dit
tekort in de toekomst nog sterk zal toenemen. Hier moet echter de kanttekening bij worden
geplaatst dat onder ouderen een duidelijk afnemende verhuisgeneigdheid zichtbaar is. Dit
wordt mede veroorzaakt doordat de huidige generatie ouderen kritischer is over een nieuwe
woning. Omdat zij graag oud willen worden in hun gezinswoning dempt dit de vraag naar
“geschikte” woningen.
Hieronder wordt een vraagraming per huisvestingscategorie gegeven. Deze is raming is
gebaseerd op het onderzoek LTiR.
3 Het eerste rapport “Langer thuis in Rheden 2010” is in opdracht van de gemeente gemaakt door Laagland Advies. Dit Adviesbureau is opgegaan in enerzijds Schellekens Advies en anderzijds Atrivé. Beide maken, in de gezamelijke opdracht, gebruik van het door Laagland ontwikkelde model.
| 37
Behoefte intramurale plaatsen
Voor een plaats in een intramurale voorziening is een indicatie nodig van het CIZ. Het hoeft
bij intramurale voorzieningen niet om grote instellingen te gaan, er kan ook sprake zijn van
instellingen met ca. 30 plaatsen. Voor de behoeftebepaling aan intramurale plaatsen hebben
we ook een provinciale prognose tot onze beschikking. Voor beide ramingen geldt dat er
sprake is van een afname van het aantal intramurale plaatsen tot 2020 als gevolg van de
beperktere toegang intramurale zorg. Daarna zal het aantal intramurale plaatsen weer
stijgen. Bij de prognose van LTiR overstijgt het te verwachten aantal intramurale plaatsen in
2030 het huidig aantal niet. Bij de provinciale prognose is dit wel het geval en overstijgt het
toekomstige aantal het huidige aantal behoorlijk. Dit verschil wordt veroorzaakt doordat LTiR
uitgaat van een verdergaande extramuralisering. Daarnaast gaat LTiR uit van de vraag naar
intramurale plaatsen en de provincie geeft in een prognose de ontwikkeling van het aantal
plaatsen. Voor deze visie gaan we uit van de vraagraming van LTiR , waarbij we moeten
aantekenen dat wanneer de extramuralisering van de hogere ZZP’s op zich laat wachten, we
de vraagraming moeten bijstellen en meer moeten gaan aansluiten bij de prognose van de
provincie Gelderland.
Figuur 1: vraag aantal intramurale plaatsen gemeente Rheden
De donkere lijn in bovenstaande figuur laat de vraagraming zien en daaruit blijkt dat deze tot
2020 zal dalen. De lichtgroene lijn geeft het huidig aantal intramurale plaatsen weer dat
fictief is doorgetrokken naar het jaar 2030. Het huidig aantal intramurale plaatsen ligt op iets
meer dan 1100 plaatsen. De vraag in 2020 zal slechts 60 plaatsen onder het huidig aantal
intramurale woningen liggen. Daarna zal de vraag stijgen en in 2030 zal de vraag weer
liggen op het huidig niveau.
0
200
400
600
800
1000
1200
1400
2013 2015 2020 2025 2030
Aan
tal p
laat
sen
Vraag aantal intramurale plaatsen Rheden
| 38
Behoefte aan verzorgd wonen
Verzorgd wonen onderscheid zich van een “gewone” levensloopgeschikte woning door de
aanwezigheid van zorg op afroep en de permanente aanwezigheid van intensieve
begeleiding. Voorbeelden van deze plaatsen zijn aanleunwoningen. Als gevolg van de
extramuralisering van de lichte intramurale zorg, zal de druk op deze woonvorm toenemen.
Kwetsbare ouderen die voorheen in aanmerking zouden komen voor intramuraal verblijf
zullen nu deels kiezen voor deze woonvorm. LTiR geeft een raming van het aantal
huishoudens dat naar verwachting een beroep zal doen op wonen met zorg op afroep, als
gevolg van de extramuralisering. Ook de extra vraag naar wonen met zorg op afroep als
gevolg van de vergrijzing is hierin meegenomen.
Tabel 1: behoefteontwikkeling wonen met zorg op afroep
2013 2015 2020 2025 2030
Zelfstandig wonen 20 80 130 140 150
Onderzoeksmethode “Langer Thuis in Rheden 2014”
Voor de raming van de toekomstige behoefte wordt een indeling gehanteerd die gebaseerd is op
enerzijds de maat van beperkingen van het SCP (geen, licht, matig en sterk beperkt) en
anderzijds op het gebruik van hulpmiddelen (wandelstok, rollator en rolstoel). De landelijke
kengetallen over de omvang van deze groepen zijn gebaseerd op uitkomsten uit het onderzoek
WoON-55+. In deze module van het landelijke WoON onderzoek zijn respondenten van 55 jaar
en ouder onder andere ondervraagd over hun beperkingen en gebruik van hulpmiddelen. Dit
levert een indeling op in de volgende categorieën:
Iedereen die permanent afhankelijk is van een rolstoel
Iedereen met matige/zware beperkingen die afhankelijk is van een rollator
Iedereen met lichte/matige beperkingen die afhankelijk is van een wandelstok
Geen hulpmiddel of lichte beperking.
Wanneer de uitkomsten van het onderzoek WoON-55+ worden losgelaten op de verwachte
huishoudensontwikkeling in de gemeente Rheden dan kan hiermee de toekomstige omvang van
de bovenstaande categorieën worden bepaald.
LTiR hanteert de volgende categorieën:
Intramuraal
Levensloopgeschikt 2 + wonen met zorg op afroep
Levensloopgeschikt 1 + potentieel geschikte koopwoningen
Rolstoelgeschikt
Vervolgens heeft er confrontatie tussen vraag en aanbod plaatsgevonden. Daarbij wordt met
name aan de categorie levensloopgeschikt 2 (woningen waarbij de primaire vertrekken zonder
traplopen te bereiken zijn) een groot tekort geconstateerd.
| 39
Verzorgd wonen 0 40 150 160 170
Extra vraag extramuralisering 20 120 280 300 320
Behoefte levensloopgeschikt 2
Dit betreft zelfstandige woningen die bewoners met loophulpmiddelen goed moeten kunnen
gebruiken. De belangrijkste eis daarbij is dat alle primaire ruimten (woonkamer, kamer,
toilet, hoofdslaapkamer en badkamer) op één bouwlaag dienen te liggen. Daarnaast worden
er eisen gesteld aan onder andere afmetingen van deurposten en vrije ruimten achter
deuren. Onderstaande tabel geeft de behoefte aan levensloopgeschikt 2 weer. Dit is inclusief
de hierboven genoemde behoefte aan wonen met zorg op afroep.
Tabel 2: behoefteontwikkeling levensloopgeschikt 2
Aanbod Vraag Match
2014 2030 2014 2030
Levensloopgeschikt 2 785 1.820 2.670 -1.035 -1.885
Hierbij moet dus de kanttekening worden geplaatst dat het de vraag is in hoeverre ouderen
hun behoefte aan een geschikte woning daadwerkelijk gaan omzetten in een verhuizing naar
een geschikte woning, indien ervan wordt uitgegaan dat het aanbod geen probleem was. De
mate waarin de vraag naar dit type woningen zich werkelijk manifesteert, is sterk afhankelijk
van de kwaliteit van het gebodene. Ouderen die verhuizen zijn kritische consumenten.
Woningen die niet dicht bij centrumvoorzieningen liggen, te klein zijn en/of te duur, zullen
moeilijk afzetbaar zijn. Op grond van het LTiR kunnen we constateren dat er een grote
potentiele vraag is naar speciaal op senioren gericht woningaanbod en dat deze potentiele
vraag de komende jaren alleen maar groter zal worden. Het onderzoek maakt bij deze
vraag-aanbod confrontatie nog een onderscheid tussen huur en koop, waarbij de huursector
nauwkeuriger in beeld te brengen was. LTiR constateert dat er in principe voldoende
huurwoningen in de categorie levensloopgeschikt 2 beschikbaar zijn. Probleem is echter dat
deze lang niet altijd voldoen aan de wensen van de doelgroep en lang niet altijd bewoond
worden door bewoners die aangewezen zijn op loophulpmiddelen. Tot slot is er nog een
kanttekening te plaatsen bij het beperkte aanbod aan levensloopgeschikt 2; hierin zijn alleen
huurwoningen van de woningcorporaties meegenomen en enkele koopappartementen.
Wellicht dat er ook grondgebonden woningen in de categorie levensloopgeschikt 2 vallen. Dit
zal wellicht iets afdoen aan het tekort, maar niet het gehele tekort doen oplossen.
Behoefte Levensloopgeschikt 1
In tegenstelling tot bij de categorie levensloopgeschikt 2, hoeven bij deze categorie niet alle
primaire ruimten op één bouwlaag te liggen. Wel dienen ten minste de woonkamer, keuken
en het toilet op dezelfde bouwlaag te liggen. Ook de slaapkamers en badkamer liggen op
dezelfde bouwlaag. Als de primaire ruimten op meer dan één bouwlaag liggen moet de
| 40
mogelijkheid bestaan om een traplift aan te brengen. Om het aanbod aan levensloopgeschikt
1 in beeld te brengen is ook de koopsector betrokken. Door middel van de “doorzonscan”
kon er een inschatting gemaakt worden van de (potentiële) geschiktheid van de bestaande
koopwoningvoorraad.
Tabel 3: behoefteontwikkeling levensloopgeschikt 1
Aanbod Vraag Match
2014 2030 2014 2030
Levensloopgeschikt 1 5.717 2.530 3.240 3.187 2.477
Op basis van bovenstaande tabel is te concluderen dat er voldoende woningen zijn voor
mensen met een hele lichte beperking.
Behoefte rolstoelgeschikte woningen
Rolstoelgeschikte woningen betreffen woningen in de categorie levensloopgeschikt 2 met een
aantal extra eisen. Deze extra eisen hebben met name betrekking op de mogelijkheden de
afmetingen van de primaire ruimten en gangen en het ontbreken van drempels. De behoefte
aan dit type woningen is relatief gering.
Tabel 4: behoefteontwikkeling rolstoelgeschikt
Aanbod Vraag Match
2014 2030 2014 2030
Rolstoelgeschikt 224 200 260 24 -36
Te zien is dat het aanbod van rolstoelgeschikte woningen op dit moment in balans is met de
vraag. In de toekomst is er bij het handhaven van het huidige aantal rolstoelgeschikte
woningen sprake van een klein tekort.
Huisvestingsopgave
Hierboven is de behoefte aan de verschillende categorieën in beeld gebracht. Om
verschillende redenen is het lastig om precies aan te sluiten bij de gepresenteerde
behoeftebepaling. Zo is de gemeente voor het grootste deel afhankelijk van eigenaar
bewoners en andere partijen als het gaat om het realiseren van deze opgave. Daarnaast zijn
er ruimtelijke belemmeringen; er worden bijvoorbeeld eisen gesteld aan de locatie van
wonen met zorg op afroep. Er moet juist een geschikte bouwlocatie vrij komen om te
voldoen aan de behoefte. Tot slot is er onder invloed van veranderende wetgeving bij de
behoefte aan intramurale plaatsen eerst een daling van de behoefte en vervolgens weer een
stijging. Ook het inkoopbeleid van het zorgkantoor is bepalend voor de match tussen vraag
en aanbod. In deze paragraaf vertalen we de bovenstaande behoefteraming naar een
realistische opgave.
| 41
Opgave intramurale plaatsen
De afname van het aantal intramurale plaatsen hangt samen met de toename van het
verzorgd wonen. In figuur 1 is te zien dat het aanbod vlak voor 2020 de vraag gaat
overstijgen. In het onderzoek van Atrivé is ook gekeken naar de intramurale plaatsen die
“omklapbaar” zijn naar zelfstandige woningen. Uit Figuur 1 blijkt echter ook, dat bij
ongewijzigd beleid, de leegstand naar verwachting beperkt en voor een kortere periode zal
zijn. Als de aanbieders van zorgvastgoed op grote schaal intramurale plaatsen zullen
omklappen bestaat het risico dat er op termijn weer tekorten aan intramurale plaatsen zullen
ontstaan. Bovendien heeft het omklappen gevolgen voor de reguliere
woningbouwprogrammering. Er worden namelijk zelfstandige woningen toegevoegd. Samen
met de regiogemeenten maken we afspraken om overcapaciteit te voorkomen.
We hebben aan de andere kant ook te maken met kleinschalige initiatieven die zich richten
op de doelgroep die veel zorg nodig heeft en een indicatie van het CIZ heeft. Wij kunnen ons
voorstellen dat deze initiatieven onderscheidend zijn ten opzichte van het huidige aanbod
aan intramurale plaatsen. Het onbeperkt toelaten van kleinschalige initiatieven die zich
richten op een zwaardere doelgroep zal een extra risico vormen voor de bestaande
intramurale instellingen. Wij willen echter wel de mogelijkheid open laten om ruimte te
bieden aan een beperkt aantal initiatieven dat echt iets toevoegt aan de bestaande kwaliteit
van intramurale plaatsen. Kleinschalige initiatieven die vraag bedienen van specifieke
leefstijl- of inkomensgroepen kunnen een waardevolle aanvulling zijn op het bestaande
aanbod. Daartoe voeren wij naar analogie van reguliere woningbouw een “nee, tenzij” beleid
op deze initiatieven.
Criteria
De volgende criteria geven richting aan al dan niet meewerken aan nieuwe intramurale
plaatsen:
Indien sprake is van een vervanging van bestaand intramuraal vastgoed wordt in
principe meegewerkt mits:
o Locatie nabij voorzieningen is gelegen
o Aantal plaatsen ongeveer gelijk blijft
o Er geen extra druk op de woonomgeving ontstaat
o De locatie planologisch inpasbaar is
Indien sprake is van een uitbreiding van het aantal intramurale plaatsen wordt in
principe niet meegewerkt tenzij:
o Sprake is van een aantoonbare additionele vraag voor bijvoorbeeld specifieke
doelgroep
o Aantoonbaar afstemming heeft plaatsgevonden met gevestigde instellingen
o Aantoonbaar is dat er geen overaanbod gaat ontstaan
o Er geen extra druk op de woonomgeving ontstaat
| 42
o De locatie planologisch inpasbaar is
Opgave verzorgd wonen
In tabel 1 is te zien dat er vooral tussen 2015 en 2020 als gevolg van extramuralisering een
behoorlijke vraag zal ontstaan naar verzorgd wonen. Deze vraag is deels op te vangen door
bestaande intramurale capaciteit om te klappen. Het is echter wel zaak dat er bij het
omklappen van intramurale capaciteit sprake is van het realiseren van kwaliteit. Het zou
immers niet goed zijn als er goede plannen voor zelfstandige woningen met zorg op afroep
niet door zouden gaan vanwege het gevaar van overcapaciteit. Bij het omklappen van
intramurale plaatsen zijn daarom de uitgangspunten van de woonvisie van toepassing. We
hanteren hierbij in ieder geval als eisen dat de locatie op loopafstand ligt van een wijk- of
dorpscentrum, de appartementen minimaal twee kamers hebben met eigen sanitair en
kookgelegenheid en de continuiteit van de zorg en ondersteuning aan bewoners is
gegarandeerd. Gezien de beperkte vraagafname naar intramuraal (tot 60 plaatsen onder het
huidige aantal) en de behoorlijke vraag naar verzorgd wonen (150 woningen tot 2020) zal
het waarschijnlijk nodig zijn om initiatieven toe te laten die in dit segment voorzien. Er staan
momenteel woningbouwplannen op de planningslijst woningbouw die hierin zouden kunnen
voorzien.
Opgave levensloopgeschikt 2
Hoewel geconstateerd is dat er in de huursector (net) genoeg woningen zijn om aan de
geconstateerde behoefte te voldoen, is in de woonvisie 2014-2020 ingezet op een toename
van het aantal levensloopgeschikte woningen. Wij gaan er namelijk vanuit dat het niet
mogelijk is om de vraag precies op het aanbod te laten aansluiten. De gemeente Rheden wil
het aanbod aan levensloopgeschikte woningen in de huursector gelijke tred laten houden
met de toename van het aantal mensen met mobiliteitsbeperkingen. Deze vraag is alleszins
redelijk want hiermee vraagt de gemeente Rheden dus niet van de woningcorporaties om het
door Atrivé geconstateerde bestaande tekort op te lossen. 30 % van het woningbezit is
eigendom van een van de woningcorporaties. Het oplopend tekort aan levensloopgeschikt 2,
van 2014 tot 2030, is becijferd op 850 woningen (zie tabel 2). Inzet van de gemeente is om
in de huursector, voor 2030, 250 woningen levensloopgeschikt categorie 2 te maken. Dit is
mogelijk in de bestaande voorraad of door nieuwbouw. De gemeente overweegt om de
woningcorporaties bij aanpassingen in de bestaande voorraad financieel tegemoet te komen,
naar analogie met Mijn Huis Mijn Toekomst voor particulieren.
De overige 600 aan te passen woningen in de koopsector zullen met name in het kader van
het stimuleringsprogramma “Mijn huis, mijn toekomst” door eigenaar bewoners zelf
aangepakt moeten worden. Het onderzoek LTiR toont aan dat er behoorlijk wat potentieel
geschikte woningen zijn die naar levensloopgeschikt 2 zouden kunnen worden
“gepromoveerd”. Een belangrijke eis van deze categorie is dat alle primaire vertrekken
| 43
zonder traplopen te bereiken zijn. Bij de meeste grondgebonden woningen is dit echter niet
te realiseren zonder een behoorlijk ingrijpende verbouwing of plaatsing van een traplift.
In de woonvisie 2014-2020 hebben we voor wat betreft de locatie van nieuwe
levensloopgeschikte woningen categorie 2 al aangegeven dat deze met name gerealiseerd
moeten worden in de wijken die de komende jaren sterk vergrijzen zoals Dieren Noord en
Rheden West. Zowel Velp Noord als Velp Zuid kennen al een behoorlijk groot aandeel
levensloopgeschikte woningen. Daarnaast is in de woonvisie aangegeven dat Velp een
centrumfunctie vervult voor de gemeente vanwege de aanwezigheid van voorzieningen en
dat dat aantrekkelijk is voor ouderen. We kunnen hieraan toevoegen dat als er zich
mogelijkheden voordoen om levensloopgeschikte woningen categorie 2 te realiseren in de
nabijheid van voorzieningen in de kleinere dorpen, we dit moeten ondersteunen. Door middel
van deze maatregelen kan ook in de koopsector een behoorlijk slag worden gemaakt om te
voldoen aan de vraagraming.
Opgave levensloopgeschikt 1 en rolstoelgeschikte woningen
Bij de vraagraming is al geconstateerd dat er geen acute noodzaak is om op deze beide
categorieën in te zetten. Mocht het in bepaalde plannen echter niet mogelijk zijn om
levensloopgeschikt categorie 2 te realiseren, dan kan het toch wenselijk zijn wel in te zetten
op levensloopgeschikt 1, omdat er lokaal behoefte bestaat aan een dergelijk type woning.
Met name in de koopsector zijn veel woningen potentieel geschikt maar nog niet geschikt
gemaakt voor mensen met een beperking. Met het project Mijn Huis Mijn Toekomst
stimuleert de gemeente mensen om na te denken over hun (toekomstige) woonsituatie. In
de campagne ‘Mijn huis, mijn toekomst’ wordt gepromoot om met veelal kleine aanpassingen
in bestaande woningen, zowel koop als huur, woningen geschikter te maken voor ouderen.
Door middel van een huisbezoek door een vrijwilliger en het invullen van een checklist wordt
inzicht gekregen in de geschiktheid van de woning en eventuele aanpassingen. Via een
stimuleringsregeling, waarbij de gemeente tot maximaal € 650,= bijdraagt in de
aanpassingskosten worden mensen gestimuleerd om hun woning voor hen geschikt te
(doen)maken. Naast concrete actie zet het project mensen aan om na te denken over hun
toekomstige woonsituatie en eventuele woningaanpassing. Met het project wordt bereikt dat
met relatief weinig middelen mensen langer in staat zijn om zelfstandig te blijven wonen. In
vervolg op de pilotprojecten in Dieren en Laag Soeren is het project over de gehele
gemeente uitgerold.
Opgave beschermd wonen
Beschermd wonen kent in de praktijk verschillende verschijningsvormen. Het kan gaan om
een groepswoning waarin een aantal mensen samenwonen, maar ook om individuele
woningen van een zorgaanbieder, dan wel gehuurd door een zorgaanbieder. Het komt ook
voor dat een zorgaanbieder een woning huurt voor een cliënt beschermd wonen en de
| 44
woning na een afgesproken periode op naam van de cliënt wordt gezet
(´omklapcontracten´). Qua vormen van beschermd wonen zijn er in de gemeente Rheden
348 wooneenheden, verdeeld over 15 locaties. Dit is exclusief de plekken binnen de
intramurale ouderenzorg.
Ook binnen het beschermd wonen zal de extramuralisering zorgen voor een afname van het
benodigd aantal plaatsen. Uitstroom vanuit het beschermde wonen is landelijk bepaald op
30%. Dit is echter niet algemeen te vertalen naar specifieke locaties. Mogelijkheid tot
extramuraliseren is dermate persoonspecifiek en qua aantallen relatief beperkt, zodat geen
algemene uitspraken zijn te doen. Uit gesprekken met Rhedense professionals op dit vlak
ontstaat het beeld dat 30% (dwz extramuralisering van circa 100 plaatsen) niet
waarschijnlijk is. Enkele tientallen is realistischer. Gezien deze aantallen is dat oplosbaar
binnen de woningmarkt. Zorginstellingen en woningcorporaties hebben hierover onderling
afspraken gemaakt.
Inzet visie WWZ
Intramuraal:
- Huidige aanbod vasthouden, voorzichtig omgaan met omklappen van
zorgvastgoed, op langere termijn is huidige aanbod passend.
- Op kleine schaal meewerken aan nieuwe concepten, die een inhoudelijke
toevoeging op het huidige aanbod zijn.
Levensloopgeschikt 2 (gehele woning op één verdieping)
- Sprake van tekort van enige honderden woningen
- Speerpunt voor nieuwbouw en verbouw in de nabijheid van voorzieningen
- Aanbod stimuleren door Mijn Huis Mijn Toekomst (koop) en
prestatieafspraken met de woningcorporatie in de huursector
- Zorg op afroep/verzorgd wonen: omklappen zorgvastgoed/nieuwe
initiatieven toestaan mist sprake is van inhoudelijke toevoeging aan
bestaande vormen.
Levensloopgeschikt 1 en rolstoelgeschikt
- Geen specifieke inspanning nodig
Beschermd wonen
- Woningcorporaties en zorginstellingen hebben onderling afspraken gemaakt
over toewijzing van woningen aan de doelgroep
- Geen specifieke inspanning nodig
- Betaalbaarheid belangrijk aandachtspunt
| 45
Bijlage 3: Definities
1 Zorg met verblijf V&V
Zorg met verblijf in een Wlz-
gefinancierde instelling voor
verzorging en verpleging
(intramuraal)
Doelgroep: zeer kwetsbare ouderen die vanwege zware psychogeriatrische of
zware somatische problemen niet meer zelfstandig kunnen wonen
Vraag: een beschutte (soms zelfs gesloten) woonomgeving waar 24 uur per dag
toezicht en begeleiding aanwezig is
2 Beschermd wonen GGZ
Kleinschalig zorg met verblijf
gefinancierd uit Wmo-budget (of
Wlz-gefinancierd) voor mensen met
een ernstige psychiatrische
aandoening (intramuraal)
Doelgroep: mensen met een psychiatrische stoornis die (tijdelijk) niet in staat zijn
zelfstandig te wonen
Vraag: een beschutte woonomgeving waar een deel van de dag intensieve
begeleiding aanwezig en op andere momenten begeleiding op afroep beschikbaar
is
3 Kortdurend verblijf
Logeer-, weekeind-, of
vakantieopvang voor thuiswonende
zorgcliënten
Doelgroep: mensen met een intensieve zorgvraag die zelfstandig wonen en (mede)
afhankelijk zijn van zorg en ondersteuning van een inwonende mantelzorger
Vraag: een plek om periodiek tijdelijk te verblijven onder begeleiding van
(professionele) zorg en ondersteuning zodat de mantelzorger wordt ontlast
4 Verzorgd wonen voor ouderen
Zelfstandig geclusterd wonen in een
complex met een zorgsteunpunt in
de directe nabijheid (extramuraal)
Doelgroep: zeer kwetsbare ouderen die vanwege psychogeriatrische, somatische
en of sociale problemen niet meer in een reguliere woning willen wonen
Vraag: een beschutte woonomgeving waar makkelijk sociaal contact kan worden
gemaakt en waar begeleiding op afroep (snel) aanwezig is
5 Geclusterd begeleid wonen voor
mensen met een verstandelijke
beperking
Wonen in een kleinschalig
wooncomplex met centrale
voorzieningen en Wlz-gefinancierde
zorg en begeleiding
Doelgroep: mensen met een verstandelijke beperking; zij ontvangen Wlz-zorg met
huisvesting of een VPT/MPT met een eigen huurcontract
Vraag: zelfstandige geclusterde woonruimte in een omgeving waar makkelijk
sociaal contact kan worden gemaakt en waar permanent begeleiding aanwezig is
6 Zelfstandig wonen bijzondere
doelgroepen
Reguliere huurwoningen die
worden toegewezen aan mensen
die een instelling, een pleeggezin of
een voorziening voor
maatschappelijke of
vrouwenopvang verlaten, mogelijk
met een huurcontract dat
gedurende een periode is
gekoppeld aan een
Doelgroep: mensen die een jeugdzorginstelling, een pleeggezin, een voorziening
voor maatschappelijke opvang, een voorziening voor vrouwenopvang of een
voorziening voor beschermd wonen verlaten die niet in aanmerking komen voor
zorg met verblijf
Vraag: reguliere huurwoningen met een lage huur (tot de kwaliteitskortingsgrens €
403 of de van toepassing zijnde aftoppingsgrens, respectievelijk € 577 voor
eenpersoonshuishoudens en € 618 voor meerpersoonshuishoudens)
| 46
begeleidingscontract
7 Groepsbegeleiding
Activiteiten in groepsverband met
als doel het bieden van een zinvolle
dagbesteding gericht op het
voorkomen van sociale isolatie,
bieden van structuur, ontlasten van
mantelzorg, etc.
Doelgroep: mensen met een psychiatrische aandoening die wonen in een
voorziening voor beschermd wonen GGZ en zelfstandig wonende mensen met een
psychiatrische aandoening, verstandelijke beperking, psychogeriatrische klachten
of fysieke beperking
Vraag: een zinvolle dagbesteding en de mogelijkheid van het leggen van sociale
contacten voor de zorgvrager en het ontlasten van diens mantelzorger
8 Extramurale verpleging en
verzorging
Ambulante persoonlijke verzorging
of verpleging voorheen AWBZ-
gefinancierd, vanaf 2015 onderdeel
van de Zvw (thuiszorg)
Doelgroep: zelfstandig wonende mensen met fysieke beperkingen, somatische of
psychogeriatrische klachten, een verstandelijke beperking of een psychiatrische
aandoening
Vraag: hulp bij persoonlijke verzorging, het toedienen van medicijnen, het
behandelen van wonden, het aanleggen van infusen, etc.
9 Individuele begeleiding
Individuele begeleiding gericht op
het bevorderen van
zelfredzaamheid van een cliënt die
zonder begeleiding zou moeten
verblijven in een instelling of zou
verwaarlozen; hulp bij het op orde
krijgen van het huishouden en de
zorg voor kinderen
Doelgroep: zelfstandig wonende mensen met verstandelijke beperking, een
psychiatrische aandoening, psychogeriatrische klachten of een fysieke beperking
Vraag: hulp bij algemene dagelijkse levensverrichtingen, het op orde krijgen van het
huishouden, het leren zorgen voor kinderen, het indelen van de dag, het
onderhouden van sociale contacten, administratie en/of het onderhouden van
contacten met professionele organisaties
10 Levensloopgeschikte woningen
Zelfstandige woningen die toe- en
doorgankelijk zijn met een rollator
of zelfstandige woningen die toe-
en doorgankelijk zijn met een
rolstoel.
Levensloopgeschikt 1: woningen
waarbij woonkamer, keuken, toilet,
hoofdslaapkamer en badkamer niet
op één verdieping hoeven te liggen,
maar bijvoorbeeld met een traplift
toegankelijk zijn.
Levensloopgeschikt 2: woningen
waarbij woonkamer, keuken, toilet,
hoofdslaapkamer en badkamer op
één verdieping liggen.
Doelgroep: ouderen die afhankelijk zijn van een rollator om zich in en om hun
woning te kunnen verplaatsen en mensen die (permanent) rolstoelafhankelijk zijn
Vraag: een woning waarin woon-, slaap-, badkamer en keuken zich op een
verdieping bevinden en die toe- en doorgankelijk is met een rollator en/of een
rolstoel
11 Woningaanpassingen
Aanpassingen aan woningen
Doelgroep: mensen die door hun fysieke beperkingen niet meer in staat zijn hun
(hele) woning te gebruiken
| 47
bedoeld om het zelfstandig
functioneren te ondersteunen van
mensen met een (fysieke) beperking
Vraag: aanpassingen aan de woning waardoor de (hele) woning weer kan worden
gebruikt (toegankelijkheid, indeling, hulpmiddelen, aangepaste keuken, douche of
toilet)
12 Vervoer
bedoeld om mensen met een
beperking de gelegenheid te bieden
zich over grotere afstand te
verplaatsen (o.a. naar een locatie
voor dagbesteding)
Doelgroep: zelfstandig wonende mensen met een fysieke beperking, somatische
klachten of een verstandelijke beperking die als gevolg daarvan niet zelfstandig
kunnen reizen met eigen vervoersmiddelen of het openbaar vervoer
Vraag: vervoer naar en van locaties waar groepsbegeleiding wordt gebonden en/of
vervoer naar activiteiten, familie, vrienden zodat sociale contacten kunnen worden
onderhouden
OVERIGE DEFINITIES
Wlz Wet langdurige zorg, voorheen de AWBZ. Op basis van de Wlz wordt langdurige
zorg (met verblijf) vergoed aan ouderen in een verpleeghuis, mensen met een
verstandelijke beperking en mensen die langer dan drie jaar verblijven in een
psychiatrisch ziekenhuis of een psychiatrische afdeling van een algemeen
ziekenhuis. Op basis van een VPT of MPT kan Wlz-zorg ook buiten instellingen
worden geleverd aan zelfstandig wonende cliënten.
Wmo Wet maatschappelijke ondersteuning. Regelt de verantwoordelijkheid van
gemeenten voor de ondersteuning van kwetsbare inwoners. Het gaat om ouderen,
mensen met een beperking of een psychiatrisch probleem, maar de doelgroep is
niet afgebakend. Gemeenten hebben een grote beleidsvrijheid. Onder de Wmo
vallen (in ieder geval) vervoer en vervoersmiddelen, woningaanpassing, hulp bij het
huishouden, begeleiding, kortdurend verblijf en beschermd wonen GGZ.
Zvw Zorgverzekeringwet. Stelt regels aan de samenstelling van het basispakket van
zorgverzekeringen. Sinds 2015 zijn persoonlijke verzorging en verpleging thuis en
het verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis of een psychiatrische afdeling van een
algemeen ziekenhuis voor de eerste drie jaar opgenomen in het basispakket.
VPT Volledig Pakket Thuis. Wordt geleverd aan mensen met een Wlz-indicatie die
zelfstandig wonen. Behalve huisvesting, medische basiszorg en behandeling wordt
alle zorg en ondersteuning (inclusief vervoer en huishoudelijke hulp) betaald uit de
Wlz en geleverd door een zorginstelling met een toelating voor het bieden van zorg
met verblijf.
PGB Persoons Gebonden Budget. Wordt verstrekt aan zorgvragers die zelf hun zorg en
ondersteuning willen (en kunnen) regelen. Zij bepalen zelf wie ze voor hun
ondersteuning inhuren. De kosten daarvan kunnen zij tot een van tevoren
vastgesteld maximum declareren.
V&V Verpleging en verzorging. Hoofdzakelijk, maar niet uitsluitend, ouderen die
intramuraal of extramuraal persoonlijke verzorging of verpleging krijgen. Dit
varieert van het aantrekken van steunkousen tot het aanbrengen van infusen.
GGZ Geestelijke Gezondheids Zorg. Zorg aan mensen met een psychiatrische
aandoening. Deze mensen krijgen ambulante ondersteuning, wonen in een
| 48
voorziening voor beschermd wonen (vhn. ZZP GGZ C) of verblijven in een
psychiatrisch ziekenhuis of een psychiatrische afdeling van een algemeen
ziekenhuis (´klinische GGZ´; ZZP GGZ A en B).
HHT Huishoudelijke hulp met toeslag. Een algemene voorziening binnen de Wmo voor
huishoudelijke taken. Personen dier hiervoor in aanmerking komen krijgen een
kortingsvoucher, afhankelijk van het inkomen.
DO Dagelijkse ondersteuning. Een maatwerkvoorziening binnen de Wmo in gevallen
waarbij naast huishoudelijke hulp ook begeleiding of persoonlijke verzorging aan de
orde is.
| 49
Bijlage 4: Workshop 12 mei
WWZ Discussiebijeenkomst
12 mei 2016, Zalencentrum Theothorne te Dieren
Aanwezige organisaties: Attent, Innoforte, Woonzorgnet, RIBW, Siza, Elver, VOA’s, Cosbo,
STOER, Vivare, Habion en gemeente Rheden
Inleiding
Wethouder Nicole Olland heet alle genodigden welkom en benadrukt dat het belangrijk is
voor de gemeente Rheden de samenwerking te zoeken met de verschillende organisaties. Na
het welkomstwoord geven vier organisaties een presentatie.
Attent betoogt dat dementie en eenzaamheid nog altijd veel voorkomend zijn bij ouderen.
Om deze verschijnselen te bestrijden is goede zorg en begeleiding van belang, maar ook een
goede omgeving. Zij zien op termijn een toename in de zwaardere zorgvraag en een afname
in de lichte intramurale zorg. Een nadeel van het langer thuis blijven wonen van ouderen is
de stijging van het aantal crisis opvangen. Dit wordt veroorzaakt doordat mensen te lang
thuis blijven wonen zonder zorg aan te vragen.
RIBW benoemt de lastige opgave om passende woningen te vinden voor cliënten die toe zijn
aan zelfstandig wonen. Uitstromers hebben meer kans op succes in de buurt van het huis
waar zij beschermd hebben gewoond.
Één van de VOA’s (vrijwillige ouderen adviseur) geeft een inkijk in de werkzaamheden. Zoals
het doen van de tuin, financiële administratie, zorg aanvraag of enkel het monitoren van de
gezondheid. De informatie waarover een VOA beschikt is van belang voor bijvoorbeeld een
zorgindicatie, ook hebben zij een signaleringsfunctie. Wanneer zij problemen voorzien
schakelen zij professionele partijen in. Als voa maken zij deel uit van het Huisbezoekproject
70-plus, het project Mijn Huis Mijn Toekomst, en project Mijn Huis Mijn Toekomst TT.
Alle genoemde projecten hebben als doel om de Rhedense senioren zolang mogelijk
zelfstandig te kunnen laten wonen. Bovendien hebben alle genoemde projecten een vorm
van preventie.
Vivare vraagt aandacht voor het toepassen van maatwerk om de doelgroepen goed te
kunnen faciliteren. Hiervoor moet ruimte zijn binnen de organisatie als ook binnen het
overheidsbeleid. Ook in de toekomst is het doel om leefbaarheidsproblemen vroegtijdig te
ondervangen. Samenwerking tussen partijen is cruciaal.
Vervolgens wordt in groepen de thema’s ouderen en begeleid wonen besproken. Hieronder
volgt de weerslag van wat ter tafel is gekomen.
Thema A: Ouderen
Voor ouderen met weinig financiële mogelijkheden is een goede woning vaak te duur, zij
ontvangen enkel een krap AOW. Maar het uitgangspunt zal de hulpvraag moeten zijn en niet
de woning (de stenen).
Op bepaalde plekken in de openbare ruimte is een hoger onderhoudsniveau gewenst. Dit zijn
gebieden waar veel ouderen zich verplaatsen. Onveilige verkeerssituatie, onverlichte plekken
en slecht begaanbare stoepen kunnen tot gevolg hebben dat ouderen geïsoleerd raken. De
gastheren van de gemeente kunnen een prominente rol spelen als het gaat om signalering
van onwenselijke situaties in de openbare ruimte.
| 50
Ouderen kunnen elkaar ondersteunen. Het is belangrijk voor ouderen dat zij contact houden
met mensen om hen heen, dit kunnen ook buurtgenoten zijn. Hiermee wordt voorkomen dat
men eenzaam wordt. Vooral wanneer ouderen geen auto meer kunnen rijden en als ze
alleenstaand zijn komen zij in de problemen. Ouderen kunnen zelf benoemen hoe
eenzaamheid bestreden kan worden. Zij zullen gestimuleerd moeten worden om met elkaar
in gesprek te blijven en zich moeten realiseren dat zij zelf contacten moeten leggen en
onderhouden.
Op het gebied van “voorzieningen” gaat het vooral over het publiek versus particulier en de
producten/arrangementen die daaruit kunnen ontstaan voor een inwoner. De koffiecorner bij
de AH is een publieke voorziening waar je als gemeente niets aan doet, deze kan goed
gebruikt worden voor inwoners die daar een praatje of een contactmoment hebben. Een
“huis van de buurt” dat door een zorginstelling wordt geëxploiteerd is een ander uiterste.
Hier kan een gemeente een bijdrage aan leveren waarmee het een algemene voorziening in
de zin van de Wmo wordt. Voorzieningen als wijkaccommodaties en inloopgelegenheden die
door vrijwilligers worden gerund met steun van de gemeente zitten daar tussenin. Van de
gemeente wordt ook hier overzicht en regie gevraagd. Ouderen kunnen ook zelfstandig
kleinschalige ontmoetingsruimten opzetten. Bijvoorbeeld in de eigen woonkamer. Dit is dan
kleinschalig maar wel erg waardevol voor de ouderen.
Ouderen hebben recht op een bepaald aantal kilometers met de regiotaxi. Er is een grote
groep die geen gebruik maakt van de regiotaxi. Er zou een maatregel gevonden moeten
worden om taxipasjes in te trekken wanneer deze gedurende een lang periode niet gebruikt
worden.
Het werk dat vrijwilligers op dit moment doen is erg waardevol. Voor hen moeten de
omstandigheden werkbaar blijven. Niet alleen qua mantelzorg en advisering van ouderen zijn
de vrijwilligers belangrijk, maar ook als het gaat om signalering van problematiek. Wanneer
een oudere het nalaat professionele hulp in te schakelen kan de vrijwilliger dit doen. De
manier van indiceren voor WMO leidt tot knelpunten. Problemen worden in een
keukentafelgesprek niet gesignaleerd. In samenwerking met partner (of familielid) indiceren
is een beter idee, dit schept een breder beeld van de situatie.
Het project ‘mijn huis, mijn toekomst’ kan nog meer worden gepromoot. Mensen die voor
woningaanpassingen in aanmerking komen zien hier vaak niet de noodzaak van, of willen
deze niet zien. Wanneer hulpmiddelen dan opeens wel gewenst zijn is het te laat. Ouderen
moeten gewezen worden op de voordelen van woningaanpassingen. Voor ouderen die over
weinig financiële middelen beschikken of voor wie meer aanpassingen nodig zijn dan
gesubsidieerd kunnen worden zal speciale aandacht moeten komen. “Ondersteuning” kan
worden geleverd in het fysieke domein (met techniek, aanpassen openbare ruimte,
opplussen van woningen) of in het sociale domein (met vrijwilligersorganisaties,
professionele welzijnsorganisaties en professionele zorgorganisaties). Sleutelwoorden hier
zijn begrip en respect voor elkaar.
De gemeente is de enige niet-belanghebbende partij (en heeft met de meeste organisaties
een subsidie- dan wel inkooprelatie) en van haar wordt verwacht dat ze een slim interactief
platform/kennisnetwerk faciliteert.
Voor ouderen is het een moeilijke stap om te gaan verhuizen. Niet alleen omdat ze goed
wonen op de huidige plek maar ook omdat men er tegenop ziet. Daarom is het belangrijk dat
ouderen verhuizen wanneer dit voor hen lichamelijk en fysiek nog behapbaar is. De wensen
van ouderen van tegenwoordig zijn ook anders dan die van vroeger. In de komende jaren
zullen er naar alle waarschijnlijkheid ook initiatieven ontstaan van groepen ouderen die een
eigen woongroep willen creëren. In deze situaties zal een kader duidelijkheid moeten
| 51
scheppen of deze initiatieven wenselijk zijn. Het biedt mogelijk wel een oplossing voor
leegkomend zorgvastgoed.
De gemeente dient het algemeen belang, van haar wordt overzicht en regie verwacht. De
gemeente heeft verschillende wettelijke petten op: vanuit de Wro (bestemmen en
handhaven) en vanuit de Wmo (inkoop extramurale begeleiding en ondersteuning). Het
voeren van regie op Wonen welzijn en zorg kan worden opgevat als een taak vanuit de Wmo.
Daarnaast maakt de gemeente uitvoeringsafspraken met de corporaties.
Thema B: Begeleid wonen
Bij het zelfstandig gaan wonen spelen volgens de ervaringsdeskundige twee problemen:
1. Het is moeilijk om geschikte en goedkope woonruimte te vinden, met de stapeling
van kosten en eigen bijdragen komen cliënten niet altijd rond. Daarnaast zou het
goed zijn een terugkeergarantie in te bouwen naar de intramurale setting omdat
mensen zich dan veiliger voelen om het avontuur aan te gaan.
2. Cliënten hebben het financieel heel goed in de intramurale setting en gaan er met
het zelfstandig wonen fors op achteruit, mensen zijn dus niet heel erg gemotiveerd
om de stap te maken. Ze zouden moeten worden beloond voor het zelfstandig gaan
wonen, aantrekkelijk maken.
In het algemeen gaat het vooral om een veilige en stabiele woonomgeving voor de groep die
mogelijk tussen “wal en schip” valt Mogelijk kan de gemeente meedenken/regie voeren op
bouw/contractvormen.
Voor cliënten die begeleid wonen is het van belang dat zij ruimte hebben om zich verder te
ontwikkelen. Hiervoor is een passende woning wanneer zij toe zijn aan een stap richting
individueel wonen een must. Het blijkt vaak nog lastig te zijn om een geschikte woning te
kunnen aanbieden aan een cliënt. Voor een cliënt zijn een aantal onderdelen van belang:
- In de eerste plaats moet een cliënt zelf ambiëren om een volgende stap te zetten
- Locatie, een cliënt kan zich ontwikkelen in een bepaald gebied waar men ook graag
zou willen blijven wonen, doordat er bijvoorbeeld een sociaal netwerk is opgebouwd.
Tevens kan het zijn dat een cliënt juist niet in een bepaald gebied terecht zal moeten
komen omdat de kans daar groter is dat men vervalt in oude gewoonten.
- De woning moet qua grootte geschikt zijn. Vaak is een woning met één slaapkamer
voldoende voor een cliënt.
- Betaalbaarheid. Per leeftijd is betaalbaarheid een issue. De ene cliënt krijgt meer
huurtoeslag dan de ander.
- De woonomgeving is belangrijk omdat de cliënt zich moet kunnen oriënteren in de
openbare ruimte. Denk hierbij ook aan speciaal aangelegde paden (stoeptegels met
ribbels).
Geconcludeerd kan worden dat maatwerk per cliënt noodzakelijk is. Zo kan de beste match
tussen woning en cliënt worden gezocht. Hiervoor is wel ver gevorderde samenwerking
tussen zorgverlener, woningcorporatie en ook de gemeente van belang.
De stap naar zelfstandig wonen kan voor cliënten een te grote stap zijn, dit betekent niet dat
zij niet in aanmerking hoeven te komen voor een stap in hun ontwikkeling. Een zogenaamde
‘tussenstap’ kan voor deze cliënten uitkomst bieden. Zij krijgen dan nog wel regelmatig
begeleiding aan huis. Bij elke woonvorm zal de zorgverlenende partij moeten evalueren of
het de juiste stap is geweest voor de cliënt.
Huurdersvaardigheden aanleren is belangrijk om een stap naar zelfstandighheid te kunnen
zetten.
| 52
Woningen die nu mogelijk niet geschikt zijn voor cliënten, omdat ze te groot zijn kunnen
mogelijk worden opgesplitst. Hiermee worden er twee problemen opgelost; er komt nog een
woning beschikbaar voor iemand en de grootte van de woning is geschikter. Procedures
kunnen niet sneller worden doorlopen, deze liggen wettelijk vast. Wel kunnen organisaties,
waaronder de gemeente Rheden intern kortere lijnen houden om het proces zo efficiënt
mogelijk te doorlopen. Deze korte lijnen zijn niet alleen nodig binnen een organisatie maar
ook tussen organisaties. Door sneller de juiste persoon te kunnen benaderen kan de
samenwerking worden verbetert, hieraan heeft de bijeenkomst bijgedragen. Door vanuit één
van de betrokken organisaties één verantwoordelijke aan te wijzen voor een desbetreffende
case is er een aanspreekpunt bij wie iedereen terecht kan.
Bij RIBW wordt gewerkt met buurtcirkels, binnen een bepaalde afstand van elkaar zijn dan
cliënten woonachtig. Zo kunnen zij steun bij elkaar zoeken wanneer dit nodig is. Wanneer
een persoon zelfstandig gaat wonen kan het verstandig zijn om buurtgenoten hier vooraf van
op de hoogte te brengen, ook dit zal per cliënt verschillen. Maatwerk is vereist.
Bij een aantal zorgbehoevende groepen is herstel uitgesloten, denk bijvoorbeeld aan
verstandelijk gehandicapten. Voor deze groepen moet gewerkt worden aan blijvende
kwaliteit in de openbare ruimte.
Afsluiting
Tijdens de plenaire afsluiting wordt des te meer duidelijk dat partijen elkaar nodig hebben
om doelen te bereiken. Er is nu behoefte aan het zetten van concrete stappen om de
samenwerking onderling te concretiseren. De gemeente gaat de opmerkingen die zijn
gemaakt tijdens de discussies verwerken in de nota en zal komen met een
uitvoeringsagenda. Wethouder Olland bedankt iedereen voor de komst en nodigt iedereen uit
om verder te netwerken tijdens de afsluitende borrel.
| 53
Colofon
Aan de totstandkoming van deze nota is meegewerkt door de volgende personen:
Bestuurlijke begeleidingsgroep
Wethouder Nicole Olland
Wethouder Tjebbe Vugts
Manager RSO Christa ter Braak
Manager SSO Marieke van Hooff
Marjolein Huijskes
Dick Eskes
Ambtelijke ondersteuning
Medewerkers gemeente Rheden uit het Ruimtelijke en het Sociale Domein.
Externe ondersteuning
Companen: Roeland Kreeft
Geconsulteerde partijen
Huisvesting:
Vivare: Bert Ploeg, Twan Rikken*, Miriam Regnerus
Habion: Gerrie Schoenmakers, Margrieta Haan*
Portaal: Johan Noppe, Carolien Philips
HVR: Wim Jongejan*, John Berends*
Zorginstellingen :
Elver: Wilma Elfrink*, Tonnie ter Heerdt*
Siza: Marijke Geverink*, Diana Rodenburg
RIBW: Anne-Marie Kranendonk*, Hillegonde van den Berg*
Woonzorgnet: Nelleke Vos*, Laurens de Goeij, Lotte de Boer*
Attent: Joke Siraa, Paul van Velp, Ilse de Jong, Daniel Ruyg*, Berend van der Ploeg*
Innoforte: Christel Welling, Frans Biemans*, Marie-José de Dreu*
Lindenhout: Terry Brouwer
Phoenix: Jan-Willem Zeuner*
Menzis zorgkantooor: Hans Plattel
| 54
Welzijnsorganisaties :
Radar: Maaike van Cleef, Maud van Braam*, Teun Tielbeke*
Stoer: Hilda Boersma, Arthur Ohm*
MVT: Lidy Kelderman
Cosbo: Henk Otter*, Anne Bruger*
Vrijwillige ouderen adviseurs (VOA), valt onder STOER:
Corrie Boom, Henny Kemp, Simon Oud, Yvonne Versteege*, Hetty Baltus*, Willy
Reinten*
Op 12 mei 2016 is een workshop gehouden. Hieraan hebben de met een * gemarkeerde personen deelgenomen.