Wol-en textielfabrieken in Veenendaal
Transcript of Wol-en textielfabrieken in Veenendaal
Docentenhandleiding
Wol- en textielfabrieken
in Veenendaal
Een lesproject voor groep 7 en 8
Uitgave 07092012 2
Dit project is samengesteld door de
Werkgroep Educatie van het Historisch Informatiepunt:
Petra Boelhouwer (Bibliotheek Veenendaal)
Natalie Kriek (Viseum Veenendaal)
Jan van Oeveren (Viseum Veenendaal)
Henk van ’t Veld (Historische Vereniging Oud Veenendaal)
Uitgave 07092012 3
Inhoudsopgave
Woord vooraf 2
Inleiding 3
Opzet en organisatie 3
De wol- en textielfabrieken in Veenendaal : achtergrondinformatie voor de docent 6
Les 1 Kinderarbeid in Veenendaal in de 19e eeuw 11
Kantekeningen bij de film 12
Kinderarbeid : achtergrondinformatie voor de docent 13
Werkblad bij de film 15
Les 2 Werken met wol: van thuiswerker naar fabrieksarbeider 17
Werkblad met antwoorden 18
Les 3 De stoommachine in Veenendaal 20
Werkblad met antwoorden 20
Les 4 Verzet tegen kinderarbeid 23
Werkblad met antwoorden 24
Bezoek aan de Cultuurfabriek en het Viseum 26
Bijlagen
Werkblad leerlingen les 1
Werkblad leerlingen les 2
Werkblad leerlingen les 3
Werkblad leerlingen les 4
Opdrachten Cultuurfabriek (mét antwoorden voor de docent)
2 2
Woord vooraf
In de hal van de Cultuurfabriek aan het Kees Stipplein staat een
multitouchscherm van het Historisch Informatiepunt (HIP). Het HIP
is een structurele samenwerking van het gemeentearchief, Viseum
Veenendaal, de Historische Vereniging Oud Veenendaal en
Bibliotheek Veenendaal. Het multitouchscherm bevat applicaties over
het verleden van Veenendaal. Iedere bezoeker van de Cultuurfa-
briek, jong en oud, kan genieten van de historische informatie en
beelden die te zien zijn. De applicaties nodigen uit om met elkaar
herinneringen op te halen aan het Veenendaal van toen.
De multitouchtafel is ook onderdeel van het lesproject Wol- en tex-
tielfabrieken in Veenendaal: een applicatie toont oude beelden van
de wol- en textielfabrieken.
De keuze van het onderwerp voor dit project is een logisch gevolg
van het feit dat de Cultuurfabriek gebouwd is op de plek van de
voormalige Hollandia wolfabriek. Bij de bouw is gebruik gemaakt
van de originele muren van de voormalige fabriek. Ook de originele
gerenoveerde schoorsteen is behouden.
Het project Wol- en textielfabrieken in Veenendaal wil aansluiten
bij de begrippen uit de geschiedenismethode van de school. De
ervaring leert, dat kinderen deze begrippen beter onthouden en
toepassen, wanneer ze verbonden worden aan concrete voorbeel-
den uit de eigen omgeving. Het ‘overslaan’ van hoofdstukken uit de
methode ter wille van de eigen omgeving kan op die manier meer
winst opleveren.
Wij wensen u veel plezier bij de uitvoering van het project!
Werkgroep Educatie van het Historisch Informatiepunt Veenen-
daal
3 3
Inleiding
Het project Wol- en textielfabrieken in Veenendaal is bestemd voor
leerlingen van groep 7 en 8.
In de geschiedenismethoden gaat het bij het onderwerp Industri-
alisatie vaak over de industrie in Engeland of, waar het om textiel
gaat, over de industrie in Twente. Door dit project ontdekken de
leerlingen dat ook in Veenendaal tijdens en na de industrialisatie
veel wol- en textielfabrieken ontstonden. Ook zullen zij ontdekken,
hoe het was om als kind te moeten werken in deze fabrieken.
De leerdoelen voor het project Wol- en textielfabrieken in Veenen-
daal voor groep 7 en 8 zijn:
- leren hoe in Veenendaal de wol- en textielindustrie ontstond;
- ontdekken hoe er werd gewerkt in de wol- en textielindustrie;
- weten welke termen er in de wol- en textielindustrie werden ge
bruikt en wat ze betekenen;
- inzien wat kinderarbeid betekent;
Het project Wol- en textielfabrieken in Veenendaal sluit aan bij
twee vensters uit de nationale canon:
- de eerste spoorlijn 1839. Sneller vervoer.
- verzet tegen kinderarbeid 19e eeuw. De fabriek uit, de school in.
En ook bij twee vensters uit de Canon van Veenendaal van Dr. H.
van ’t Veld:
- 29: de eerste spoorlijn
- 32: verzet tegen kinderarbeid.
Opzet en organisatie
De opbouw van het project.
Het project Wol- en textielfabrieken in Veenendaal bestaat uit les-
sen, die op school worden gegeven en een bezoek van 60 minuten
aan de Cultuurfabriek en Viseum Veenendaal.
In de docentenhandleiding wordt regelmatig verwezen naar extra
materiaal op de website van het HIP www.hipveenendaal.nl Via
een inlogcode is dit materiaal beschikbaar.
Les 1
Gaat over één van de nare gevolgen van de ‘industriële revolutie’:
het laten werken van kinderen in de fabrieken. De situatie in Veen-
endaal wordt door auteurs en archiefbeelden in de film zichtbaar
gemaakt. De film wordt gevolgd door een werkblad met vragen
over de film en een uitnodiging om de eigen mening te geven.
Les 2
Maakt de ‘industriële revolutie’ duidelijk tegen de achtergrond van
gebeurtenissen in Veenendaal. Het werkblad bevat vragen en op-
drachten voor de leerlingen.
Les 3
Zet een onderdeel van de ‘industriële revolutie’ centraal en plaatst
de stoommachine in Veenendaal. Deze les bevat een waargebeurd
verhaal over het vervoer van een stoomketel van het station naar
de Hollandiafabriek. Het werkblad bevat vragen voor de leerlingen.
Les 4
Is een uitbreiding van het onderwerp kinderarbeid uit de film en
gaat over het verzet tegen de kinderarbeid. Deze les bevat een ver-
haal van een fabrieksjongetje. Het werkblad bevat vragen voor de
leerlingen.
Bezoek aan de Cultuurfabriek
Na het behandelen van de lessen bezoekt de klas de Cultuurfabriek.
Hier zien de leerlingen in de vitrines van het Viseum voorwerpen
die te maken hebben met de lessen op school. Ook ontdekken ze in
de Cultuurfabriek elementen die verwijzen naar de oude fabriek.
Op het multitouchscherm bekijken de leerlingen foto’s van en film-
fragmenten over de wol- en textielfabrieken.
4 4
Differentiatie
Het project is bestemd voor groep 7 en 8. Aangezien er per school
en per klas niveauverschillen kunnen bestaan, zijn er mogelijkhe-
den voor differentiatie; de docent speelt hierin de belangrijkste rol.
Niet alle opdrachten en vragen hoeven gemaakt te worden.
De docent kan bij de lessen zelf de verdeling in basis- en verrij-
kingsopdrachten aangeven. Ook kan een keuze gemaakt worden
op grond van interesse en beschikbare tijd.
Organisatievormen
Behalve klassikale behandeling van het project, is het natuurlijk
ook mogelijk groepjes gelijktijdig aan verschillende lessen te laten
werken, eventueel gevolgd door verslaggeving aan de klas. De do-
centenhandleiding omvat voor de docent de werkbladen met ant-
woorden. De bijlagen bij de docentenhandleiding zijn de werkbla-
den zonder antwoorden voor de leerlingen. Het vermenigvuldigen
van deze werkbladen wordt door de docent verzorgd.
Het project per les
Les 1 op school door de docent.
- introductie van het project in de klas;
- tonen van film Kinderarbeid in Veenendaal in de 19e eeuw uit de
derde serie van Het verleden van Utrecht. Het Verleden van Utrecht
is een project van RTV Utrecht en Landschap Erfgoed Utrecht.
De film biedt de docent de gelegenheid om een aantal begrippen
uit te leggen. De leerlingen ervaren door de film en door de opge-
stelde vragen, wat het is om als kind in een fabriek te werken.
Les 2, 3 en 4 op school door de docent.
De informatie over de geschiedenis van de textielindustrie en de
werkbladen geven de docent de gelegenheid om lessen te verzor-
gen die afgestemd zijn op de groep leerlingen. Deze lessen dienen
ook ter voorbereiding op het bezoek aan de Cultuurfabriek.
Bezoek aan de Cultuurfabriek
Tijdens het bezoek aan de Cultuurfabriek maken de leerlingen in
groepjes opdrachten over de
- elementen van de Cultuurfabriek die verwijzen naar de
Hollandia Wolfabriek;
- huisvlijt bij de vitrines in Viseum Veenendaal;
- fabrieksarbeid en arbeidsomstandigheden bij de vitrines in
Viseum Veenendaal;
Deze opdrachten worden tijdens het bezoek aan de leerlingen ver-
strekt.
De bijlage bij de docentenhandleiding bevat ter informatie voor de
docent een (voorbeeld)boekje met de opdrachten en de bijbeho-
rende antwoorden.
5 5
Overzicht van het project: de lessen, de benodigdheden en de verbindingen.
LES BENODIGDHEDEN PER LES KOMT TERUG TIJDENS BEZOEK
CULTUURFABRIEK EN VISEUM
1
Kinderarbeid in Veenendaal
Dvd kinderarbeid in Veenendaal
Docentenhandleiding les 1:
Achtergrondinformatie
Kanttekeningen bij de film
Werkblad bij de film
Tekst Hoedemaker
2
Werken met wol, van
thuiswerker naar
fabrieksarbeider
(de industriële revolutie)
Docentenhandleiding les 2
Werkblad les 2
Weefgetouw
Spinnewiel
Weefraampje
3
De stoommachine in Veenendaal
Docentenhandleiding les 3
Werkblad les 3
Maquette Voskuilen
Model stoommachine
Schoorsteen
Brokken steenkool
Maquette station voor vervoer
4
Verzet tegen kinderarbeid
in Veenendaal
Docentenhandleiding les 4
Werkblad les 4
Bezoek aan de Cultuurfabriek
Informatie ter voorbereiding op het
bezoek
Opdrachten mét antwoorden
behorende bij het bezoek aan
de Cultuurfabriek
5 6
De wol- en textielfabrieken in Veenendaal:
achtergrondinformatie voor de docent
Voordat er wolfabrieken waren, werd er thuis wol verwerkt. Rond
1750 was de veengrond grotendeels uitgeput. Wolverwerking was
een nieuwe bron van inkomsten.
Een wolkammer pofte (= kocht en betaalde later) in het grijze ver-
leden bij boeren ruwe wol. Achter de huizen van veel mensen in
Veenendaal was er een wolkammerij.
Eerst ging men de wol wassen, om ze te ontdoen van vet en vuil.
Na het drogen volgde het uiteenplukken, het voorpluizen.
Een volgende handeling was het op een grove manier ontwarren en
in dezelfde richting brengen van de vezels, het kaarden; dit gebeur-
de met behulp van een soort distel of een blok met ijzeren punten,
de kaarde. Dit kon gevolgd worden door het fijnere kammen. Beide
handelingen hadden als doel het spinnen te vergemakkelijken.
Door draaien ging men de vezels tot draden spinnen op een be-
paald toestel, het spinnewiel, dat nu nog wel gebruikt wordt door
hobbyisten.
Drie poten (1) met daarop een blad, waarop zich de inrichtingen
voor het spinnen bevonden.
Een pedaal, de trede (2), bracht via een lat, de koppelstang (3), de
trapbeweging over op een drijfwiel (5), dat tussen een vorkachtige
wielgaffel (4) liep.
Een snaar (6) bracht vervolgens de beweging van het drijfwiel over
op de beweegbare klos (7). Die klos draaide rond een spil binnen
een hoefijzervormig houten voorwerp, de vleugel (8). Klos en vleu-
gel waren bevestigd tussen twee verticale latjes, de nonnen (9), die
op een horizontaal latje, de ligger (10) stonden.
Om het garen sterker te maken, kon de wolkammer twee of meer
draden (laten) twijnen (= ineendraaien). Zo’n in elkaar gedraaide
draad werd sajet genoemt, oftewel “tot garen gesponnen wol”
Met een drie- of vierarmig ronddraaiend toestel, de haspel, kon
men de sajet, voordat men ze zwart of blauw ging verven haspe-
len (= tot strengen verwerken). Zo maakte men uiteindelijk drie- of
vierdraadse sajet, sjet in het Vèèns dialect, die gebruikt werd als
breigaren voor kousen en als stopgaren. De sajet werd door de wol-
kammer verkocht aan handwevers. Daarna betaalde hij de boeren.
Het werk van de handwevers Vroegere wolfabrieken en weverijen in Veenendaal 2
Veenendaal 2, Veenendaal 2005, pag. 225-228
7
Taol in ’t Vèèn: uitschelle en dialekwoorden, Veenendaal 2007, pag. 55.
7
Een handwever had één of meer door mankracht aangedreven
handweefgetouwen in de weefkamer staan, (een mooie naam voor
een kamer of de huiskamer in zijn woonhuis), of in een weverij-
tje (vaak niet meer dan een schuurtje buitenshuis). Kleine stukken
weefde hij op een smal weefgetouw, grote of meerdere tegelijk op
een breed weefgetouw. Over een zware brede rol aan de achterzij-
de, de kettingboom, ging hij in de lengterichting het kettinggaren
scheren (=spannen).
Door dat garenraam, de schering, werden tijdens het proces van
het eigenlijke weven met een weefspoel met een bepaalde regel-
maat in de breedte de inslagdraden geschoten.
Voor meer informatie over de werking van het weefgetouw: log in
op de website van het HIP: www.hipveenendaal.nl
Het Nederlands heeft er de uitdrukking “dat is schering en inslag
bij hem” aan overgehouden.
( = daar praat hij steeds over, dat doet hij altijd)
Veenendalers werden ‘wolpoezen’ of ‘blauwkousen’
genoemd 1
De inwoners van een bepaalde woonplaats gaven de inwoners van
een ander dorp of en andere stad vaak een bijnaam. Veenendalers
noemden Rhenenaren ‘klokkeverkopers’.
Zelf werden ze vanwege hun werken met wol thuis wel wolpoezen
genoemd.
Omdat ze kousen droegen, gemaakt van blauw geverfde sajet, had-
den ze de bijnaam blauwkousen.
1859: D.S./De Schup/Scheepjeswol
De grootste Veenendaalse wolkammersbaas Dirk Stevensz. van
Schuppen liet vanaf 1838 een deel van de garens machinaal in Lei-
den spinnen. Daardoor kon hij ze goedkoper verkopen.
Na zijn overlijden in 1855 zette zijn zoon Steven het werk voort. In
1859 nam hij in zijn eigen wolspinnerij de eerste stoommachine in
gebruik.
Toen men later ook wol ging weven op een weeftoestel met vijf
schachten, ging de fabriek van Wed. D.S. van Schuppen en Zoon
vanaf 1906 de N.V. Veenendaalsche Sajet- en Vijfschachtfabriek v.h.
Wed. D.S van Schuppen heten. De fabriek, die bekend stond als ‘D.S.’
of ‘De Schup’, of ‘Scheepjeswol’ (een nette naam voor ‘Schupjeswol’)
stond aan de Zandstraat.
1910: De Veenendaalsche Stoomspinnerij en –Weverij (VWS)
1 Werkgroep Dialect, veldnamen, straatnamen en bijnamen, Bewaord van vrogger.
Taol in ’Vèèn:uitschelle en dialekwoorden, Veenendaal 2007, pag. 55.
Het werk van de handwevers Vroegere wolfabrieken en weverijen in Veenendaal 2
Veenendaal 2, Veenendaal 2005, pag. 225-228
7
Taol in ’t Vèèn: uitschelle en dialekwoorden, Veenendaal 2007, pag. 55.
8
2 E.F. W. Hinders, ‘Industrialisatie in Veenendaal 1860-1940’, in: Geschiedenis van
Het werk van de handwevers Vroegere wolfabrieken en weverijen in Veenendaal 2
Veenendaal 2, Veenendaal 2005, pag. 225-228
7
Taol in ’t Vèèn: uitschelle en dialekwoorden, Veenendaal 2007, pag. 55.
9
De Veenendaalsche Stoomspinnerij en -Weverij (VSW) werd opge-
richt in 1861. Het was in hoofdzaak een Amsterdamse onderneming
zonder historische banden met Veenendaal. De productie was be-
stemd voor zowel Nederlands- Indië als de binnenlandse markt.
Al snel werd het bedrijf aan de Zandstraat de grootste fabriek in
Veenendaal. De fabriek stond bekend als ‘De Gro(o)te fabriek’.
1961: Frisia Wolspinnerij N.V.
Dirk van Woudenberg stichtte in 1884 als voorzetting van een
wolkammerij en handweverij een Machinale Sajetfabriek aan de
Kerkwijk 8, waar nu de ‘Lampegiet’ staat. Het was het eerste bedrijf
in Veenendaal met elektrische verlichting.
Een brand verwoestte de fabriek in 1907. Na herbouw ging de zaak
in 1910 over in handen van de N.V. Frisia Wolspinnerij. De eigenaar
was de Fries J.L. Feitz uit Hilversum.
In 1954 verhuisde men naar Hollandia aan het Verlaat. De gebou-
wen werden overgenomen door de Veenendaalsche Stoomspinne-
rij en -Weverij.
1906: Hollandia Wol- en Kousenfabrieken.
De gebroeders Hendrik en Jacob van Leeuwen kwamen voort uit
een geslacht van wolkammerbazen. De eerste wolkammerij was
gesticht in 1789.
Zij kochten in 1894 een voormalige bierbrouwerij aan het Verlaat.
Een nieuwe stoomfabriek daar werd gebouwd in 1899 en uitge-
breid in 1916 en 1929. In 1912 werkten er 176 arbeiders, in 1939 700
Verschillende namen zijn in omloop geweest: eerst Gebrs. Van
Leeuwen Wolindustrie; daarna Veenendaalsche Stoom- Sajet- en
kousenfabriek “De Hoop”; tenslotte Hollandia Wol- en Kousenfa-
brieken.
De Hollandia Fabriek werd ‘De Mussenfabriek’, afge-
kort ‘De Mus’ genoemd
Fabrikant Melis van Leeuwen en zijn nakomelingen hadden als bij-
naam ( ‘uitschel’ zei men in Veenendaal ) ‘de Mus’. Voor die bijnaam
zijn er twee verklaringen:
A: De echtgenote van grootvader Melis van Leeuwen (1807-1890),
zelf afkomstig uit een familie in goeden doen, moest herhaaldelijk
beknibbelen op het huishoudgeld. Melis was niet rijk. Dit ontlokte
haar de uitspraak: “Als ik alles van te veuren gewète hadde, was ik
niet met zo’n kaole mus getrouwd”.3
B: Toen kleinzoon Melis Jan van Leeuwen (1887-1967), tot welstand
gekomen, in 1922 aan de Kerkewijk de villa ‘Melina’ kocht, zei of
schreef iemand daarover: “Zelfs vindt de mus een huis, o Heer,
maar Van Leeuwen zet er een villa neer” (regels uit de berijming
van psalm 84:2).
Van Leeuwen gebruikte dezelfde zin op zijn verhuisaankondiging
naar villa ‘Melina’4
Het werk van de handwevers Vroegere wolfabrieken en weverijen in Veenendaal 2
Veenendaal 2, Veenendaal 2005, pag. 225-228
7
Taol in ’t Vèèn: uitschelle en dialekwoorden, Veenendaal 2007, pag. 55.
10
3 P. A. M. J. Hageman, Noe eerst effe praote, Veenendaal 2004, pag. 12.
4 Werkgroep Dialect, veldnamen, straatnamen en bijnamen, Bewaord van vrogger.
5 H. van ’t Veld, ‘Een eeuw vaktaal van Veense spinners en wevers’, in: Geschiedenis
van Veenendaal 2, Veenendaal 2005, pag. 236, 237.
6 P. Will, Veenendaal, straat in straat uit. Betekenis en geschiedenis van de Veenen-
daalse straatnamen, Veenendaal 2000, pag. 18 en pag. 43.
9
Veenendaal – Ederveen, 2002 als titel: “Rokende fabrieksschoorstenen kenmerkten de
bedrijvigheid”.
11
Het werken op de Hollandia en op de andere wolfa-
brieken 5
Men kocht ruwe wol van levende schapen in, scheerwol, of vellen
van geslachte schapen, blootwol.
Wat vroeger voorpluizen heette, gebeurde na het wassen nu ma-
chinaal en werd duivelen genoemd.
De wolvezels werden na het kaarden en kammen opgerold tot bol-
len en heetten dan kamband.
Bij de eerste bewerking van het spinnen, het voorspinnen, werd de
kamband grof ineengedraaid tot voorspingaren.
sorteren van blootwol machinaal kaarden
In de fabrieken kwamen er voor alle handelingen machines, die
eerst door stoom, later door elektriciteit werden aangedreven. Zo
bijvoorbeeld spinmachines en grote machinale weefgetouwen
waaraan de fabriekswevers werkten.
Op een Jacquardgetouw, vaak verbasterd tot sjekaar, konden inge-
wikkelde patronen vervaardigd worden.
Er kwamen speciale termen voor de producten: handbreigarens,
handwerkgarens, industriegarens.
Ook waren er allerlei termen voor de verschillende beroepen binnen
de bedrijfstakken: in de spinnerij bijv. wolkammer, kammenmaker,
twijn(st)er, verver, voorspinner enz. en in de weverij bijv. nopper,
iemand die na het weven fouten zoals uitstekende draadeindjes
wegwerkte of bleker, iemand die met behulp van bleekmiddelen
de natuurlijke kleur van de vezel in wit veranderde, of kalanderaar,
iemand die kalandeerde: geweven stoffen machinaal glad en glan-
zig maakte.
Maar in plaats van zich met deze namen aan te duiden, zei een
werkman vaker: “Ik werk in de kammerij, in de twijnerij, op de ver-
verij, op de voorspinnerij, in de blekerij, in de kalanderij.”
Of nog algemener op z’n Vèèns: “Ik bin febrieksarbaaier.”
Hoe komen in Veenendaal de straten Blekerij, Kalande-
rij aan hun naam?6
Er waren allerlei termen voor de verschillende beroepen in de we-
verij. Zie hierboven. Daar is te lezen wat een bleker en een kalan-
deraar deden en dat ze vaak zeiden: “Ik werk in de blekerij, in de
kalanderij.”
Fabrieksschoorstenen in Veenendaal
Turf, hout en wind
Eerst waren turf en hout de voornaamste brandstoffen.
Ook de wind was heel belangrijk. De wind liet water- en indus-
triemolens draaien. De molens hielden de polders droog, maalden
graan voor de bakkers en bierbrouwerijen, zaagden hout of werden
gebruikt voor het maken van verfstoffen, mosterd en papier.
Steenkool als nieuwe bron van energie
Vanaf omstreeks 1850 nam het gebruik van steenkool toe, omdat
de turf afgegraven was, de bossen opraakten en het afhankelijk
zijn van de wind te veel beperkingen oplegde.
Windmolens maakten plaats voor fabrieksschoorstenen. Stoom-
machines waarin met steenkool werd gestookt, brachten stoomke-
tels op temperatuur.
Hoge schoorstenen
In de stoommachines werd steenkool verbrand. Het gevolg was de
ontwikkeling van roet en schadelijke gassen. Die werden afgevoerd
via fabrieksschoorstenen. De binnenbekleding van zo’n schoor-
steen moest uit vuurvaste materialen bestaan die zorgvuldig ge-
metseld waren. Fabrieksschoorstenen konden heel hoog zijn, soms
wel honderd meter. Door de grote hoogte ontstond een goede trek
van de schoorsteen en werden de schadelijke stoffen in de rookgas-
sen over een groter gebied verspreid.
5 H. van ’t Veld, ‘Een eeuw vaktaal van Veense spinners en wevers’, in: Geschiedenis
van Veenendaal 2, Veenendaal 2005, pag. 236, 237.
6 P. Will, Veenendaal, straat in straat uit. Betekenis en geschiedenis van de Veenen-
daalse straatnamen, Veenendaal 2000, pag. 18 en pag. 43.
9
Veenendaal – Ederveen, 2002 als titel: “Rokende fabrieksschoorstenen kenmerkten de
bedrijvigheid”.
12
Rookpluimen
Behalve spitse kerktorens zag men in Nederland lange tijd de rook-
pluimen van steenfabrieken, zuivelfabrieken, textielfabrieken en
sigarenfabrieken. Rokende schoorstenen waren symbolen van wel-
vaart en vooruitgang. Waar rook was, was vuur. Als schoorstenen
niet rookten, dan betekende dat meestal crisis en werkloosheid.
Fabrieksschoorstenen overal in het Veense landschap 7
In Veenendaal werd omstreeks 1860 het spinnen en weven door ge-
zinnen thuis vervangen door arbeid in fabrieken.
De eerste fabrikant die een stoomketel plaatste was D.S. van Schup-
pen in 1859. Zijn fabriek ging later De Scheepjeswol heten.
In de jaren daarna kwamen er meer textielfabrieken: de VSW in
1861; Van Woudenberg, later Frisia in 1884; de Hollandia in 1894.
Ook tabak- en sigarenfabrieken: De Nijverheid, later Ritmeester in
1887.
Scheepjeswol, Zandstraat
VSW, Zandstraat
Frisia Wolspinnerij, Kerkewijk
Ritmeester, Kerkewijk
Hollandia, Verlaat
5 H. van ’t Veld, ‘Een eeuw vaktaal van Veense spinners en wevers’, in: Geschiedenis
van Veenendaal 2, Veenendaal 2005, pag. 236, 237.
6 P. Will, Veenendaal, straat in straat uit. Betekenis en geschiedenis van de Veenen-
daalse straatnamen, Veenendaal 2000, pag. 18 en pag. 43.
9
Veenendaal – Ederveen, 2002 als titel: “Rokende fabrieksschoorstenen kenmerkten de
bedrijvigheid”.
13
7 Martin Brink gaf het 2e hoofdstuk van zijn boek Veenendaal Voltooid Verleden, deel 1,
wat vond je erg interessant, waar heb je kritiek op?
8 Filmreportage uit de derde serie Het verleden van Utrecht, deel 8
11 14
Aardolie en aardgas
In Nederland zijn sinds het midden van de 19e eeuw zo’n 12.000 fa-
brieksschoorstenen gebouwd. Met de komst van aardolie en aard-
gas als brandstof verdwenen de steenkoolgestookte ketelhuizen en
verloren de meeste fabrieksschoorstenen hun functie.
Fabrieken en schoorstenen gesloopt
In de jaren 1980- 1990 werden veel leegkomende fabrieken en de
daarbij behorende fabrieksschoorstenen gesloopt. Vele van de on-
geveer 650 die over zijn, bleven bewaard als rijks- of gemeentelijk
monument. De schoorsteen van de Hollandia werd gerestaureerd
in de Cultuurfsbriek.
Boxal, Rozenstraat
Lantor, Verlaat
Les 1:
Kinderarbeid in Veenendaal in de 19e eeuw
Lesomschrijving
In deze les bekijken de leerlingen de film Kinderarbeid in Veenen-
daal in de 19e eeuw.8 Door het behandelen van de bijgeleverde vra-
gen krijgen de leerlingen antwoorden op de volgende hoofdvragen:
- Wat werd er in de textielfabrieken in Veenendaal vroeger gemaakt
en hoe gebeurde dit?
- Hoe waren de werkomstandigheden voor de arbeiders en de kin-
deren in de textielfabrieken in omstreeks 1870?
- Wie zorgden toen voor verbetering daarin? Welke verbeteringen
waren dat?
- Is er tegenwoordig nog kinderarbeid?
Begrippen, die aan de orde komen. museum, industrie, industri-
alisatie, fabriek, textielfabriek, een immense fabriek, arbeider en
fabrieksdirecteur, spinnen, spinnewiel de spinnerij, weven, weef-
getouw, mechanisch weefgetouw, de weverij, een stoommachine,
productie, massaproductie, efficiënt produceren, “zij staat te tollen
op haar benen”, . een arbeidsongeschiktheidsverzekering, een wet,
“made in…”
Wegwijzer bij les 1
Bekijk eerst zelf de film en lees daarbij de kanttekeningen bij de
film op pagina 12.
Bekijk de plaats van het thema: ‘kinderarbeid’ binnen de eigen les-
methode.
Lees de achtergrondinformatie over kinderarbeid in Veenendaal op
pagina 13 en 14.
Let daarbij ook op de begrippenlijst hierboven.
Vertel in grote lijn wat in de film wordt getoond en gezegd.
Zet de film af en toe stil om iets toe te lichten. Geef aan of film-
scènes weer herhaald kunnen worden tijdens het maken van de
opdrachten. Bepaal de organisatievorm: individueel, eerst indivi-
dueel, daarna uitwisseling in subgroepje of grote groep enz.
Spreek puntenwaardering af, bijv. Het maximum aantal te behalen
punten is…..
Voeg eventueel vragen toe als: wat is jouw mening over de film,
wat vond je erg interessant, waar heb je kritiek op?
8 Filmreportage uit de derde serie Het verleden van Utrecht, deel 8
11 15
Kanttekeningen bij de film
Het is de vraag in hoeverre de voorgestelde feiten in de film
Kinderarbeid in Veenendaal in de 19e eeuw in overeenstem-
ming zijn met de historische werkelijkheid. Daarom is het goed
enkele kanttekeningen te plaatsen:
Het werktijdenbord, dat in de film na 2 min. 10 sec. getoond
wordt, stamde niet uit 1870, de tijd van de ‘kinderarbeid’ maar
uit 1920. Het is afkomstig uit de NEWO-fabriek (Nederlandsche
Wolindustrie), die in dat jaar geopend werd aan de Spoorlaan
in Veenendaal. Op het bord kon je zien, hoe lang je gedurende
een dag had gewerkt.
Het werken was “een hel” voor de
arbeiders
Vergeleken met het wolkammen en het weven in de werk-
plaats thuis, (vóór het fabriekwerk was dit voor veel mensen
een middel van bestaan) werd er op de fabriek meer verdiend.
De arbeiders bevonden zich al gauw 13 uur per dag op de fa-
briek, onderbroken door tweemaal schafttijd van een uur.
Vergeleken met de arbeidsomstandigheden, die in 2011 in Ne-
derland standaard zijn, waren die uit 1870 natuurlijk vreselijk.
De arbeiders uit die tijd hebben dan ook verschillende malen
moeten staken om daarin verbetering te krijgen. Bij de fabriek
van Van Schuppen waren de werkomstandigheden over het al-
gemeen gunstiger vergeleken bij de VSW. Dit vertaalde zich in
minder arbeidsonrust. Er waren vooral na 1870 ook arbeiders,
die het best naar hun zin hadden op hun fabriek en tevreden
waren over hun product (vergelijk ook het verhaal van Gert
Diepeveen in de achtergrondinformatie over kinderarbeid).
Op straffe van ontslag gebruikten de arbeiders geen sterke
drank in de fabriek. Soms gebeurde dit wel zoals bij het los-
maken van de wol van de schapenhuid (ploten). Dat kinderen
een borrel in de mond gegoten kregen is een verzinsel van de
filmmakers..
Veel kunnen we leren van de waarnemingen van dominee
Hoedemaker, die ons in de uitgebreide brochure De fabriek-
arbeiders te Veenendaal zijn nagelaten. Hierin schreef hij, dat
hij meelij had met de fabriekskinderen, omdat er onvoldoende
gelet werd op hun gezondheid, ze te weinig leerden en voor
een zieke moeder niet konden zorgen. Toen hij van 1867 tot 1873
dominee in Veenendaal was, zorgde hij ervoor dat in een ge-
bouw vlak bij de grootste fabriek fabrieksmeisjes op de zater-
dagmiddagen les kregen in schrijven, lezen, naaien en breien;
’s zondags was er voor hen de zondagsschool
Het was zijn bedoeling met zijn geschrift geld te verzamelen
voor de voortgang van dat werk.
Het is aan de docent om ook naar aanleiding van deze kant-
tekeningen het eigen standpunt te bepalen en de voorvallen
uit het verleden zo getrouw mogelijk door te geven aan onze
kinderen.
10 Oud Veenendaal 2001-2, pag. 35, noot 3.
11 Dr. H. van ’t Veld, Canon van Veenendaal, Veenendaal 2009, pag. 38.
12 Henk van ’t Veld, ‘Ds. Ph.J. Hoedemaker – plannenmaker’ in: Dr. H. van ’t
Veld (redactie), Markante Veenendalers, Veenendaal 2010, pag. 101-102.
13
13 Wim van Elst, ‘Honderdjarigen in Veenendaal (4)’, Oud-Veenendaal 2005-4, pag. 138.
13
Kinderarbeid: achtergrondinformatie
Kinderarbeid
Het werken in de wolfabrieken en weverijen in Veenendaal was van
groot belang, toen de turfwinning voorbij was. De omstandighe-
den waaronder men moest werken waren echter verre van ideaal.
Werkdagen van twaalf uur waren geen uitzondering. Omdat al-
leen de kinderen van rijkere ouders naar school gingen, werkten er
in die fabrieken wel 1500 kinderen van armere ouders. Die konden
wat hun kinderen verdienden heel goed gebruiken.
De kinderen werkten soms al vanaf hun vijfde of zesde jaar. De hele
dag, soms wel 12 uur lang. Ook op zaterdag. Ze gingen nooit naar
school. In de fabrieken was het donker, de lucht was ongezond. Het
werk was saai. Iedere dag hetzelfde. Fabrieksdirecteuren maakten
graag gebruik van kinderen, want die hoefden ze veel minder te
betalen dan volwassenen.
Volwassenen verdienden op de Hollandia in de periode van 1890-
1900 f.3,50 tot f.5,- per week; jongens 25 tot 50 cent. 9
Ds.Hoedemaker, die van 1867-1873 predikant in Veenendaal was,
kwam voor hen op. Hij richtte een zondagsschool op en op de za-
terdagnamiddagen kregen fabrieksmeisjesles in naaien en breien,
schrijven en lezen.
Hij gaf in 1875 een boekje uit: De fabriek-arbeiders te Veenendaal.
Hierin schreef hij, dat hij meelij had met die heel jonge fabrieks-
bevolking, omdat er onvoldoende gelet werd op hun gezondheid
en ze veel te weinig leerden. Voor een zieke moeder konden ze niet
10 Oud Veenendaal 2001-2, pag. 35, noot 3.
11 Dr. H. van ’t Veld, Canon van Veenendaal, Veenendaal 2009, pag. 38.
12 Henk van ’t Veld, ‘Ds. Ph.J. Hoedemaker – plannenmaker’ in: Dr. H. van ’t
Veld (redactie), Markante Veenendalers, Veenendaal 2010, pag. 101-102.
14
13 Wim van Elst, ‘Honderdjarigen in Veenendaal (4)’, Oud-Veenendaal 2005-4, pag. 138.
14
zorgen en een opleiding volgen voor een beroep of gaan
werken als dienstmeisje kon ook niet, want dan zou de hele
familie ontslag krijgen.
In 1874 verbood het zogenaamde Kinderwetje van het lid van
de Tweede Kamer Van Houten kinderen tot hun twaalfde in
fabrieken te werken. Werken op het land mocht wel. Omdat
er nauwelijks controle was op de uitvoering van de wet, ging
het werken in fa- brieken, ook in Veenendaal, gewoon door.
In 1891 beloofden de fabrikanten de gemeente geen kinderen
aan te nemen die de Lagere School niet hadden doorlopen.10
Pas in 1901 maakte de leerplichtwet, die voorschreef dat
kinderen van zes tot twaalf jaaronderwijs moesten volgen, een
eind aan de kinderarbeid.11
Ds. Hoedemaker
Zo maakte ds. Hoedemaker het mee:12
Levendig herinner ik mij den indruk, die de bleeke, ingevallen,
verouderde, scherp geteekende gelaatstrekken van de jongens
en meisjes, die elkander om den kansel en in de gangpaden
van het bedehuis verdrongen, vooral gedurende de eerste we-
ken van mijn verblijf te V. op mij maakten.
Nooit vergeet ik het ongewone geluid van de fabrieksbel, die
mij dikwerf wekte, terwijl alles buiten nog donker en stil was,
en hoe ik te midden van de afgemeten voetstappen der oudere
arbeiders het getrappel van kleine voetjes kon onderscheiden,
9 Paul Hageman, Noe eerst effe praote, Veenendaal 2004, pag. 42.
10 Oud Veenendaal 2001-2, pag. 35, noot 3.
11 Dr. H. van ’t Veld, Canon van Veenendaal, Veenendaal 2009, pag. 38.
12 Henk van ’t Veld, ‘Ds. Ph.J. Hoedemaker – plannenmaker’ in: Dr. H. van ’t
Veld (redactie), Markante Veenendalers, Veenendaal 2010, pag. 101-102.
15
13 Wim van Elst, ‘Honderdjarigen in Veenendaal (4)’, Oud-Veenendaal 2005-4, pag. 138.
15
die zich voorbij de woningen waar alles nog “in de rust was”,
“naar het werk” spoedden. Ik wist dat er kinderen voorbijgin-
gen, die misschien dezen morgen al slapende uit bed getild
waren om, op de kille steenen van de vloer wakker geschud, tot
bezinning te komen.
Wij kwamen bij de zieke, die den ganschen dag alleen in hare
woning lag, uitgenomen dan, wanneer een buurvrouw haar
bezocht, om haar de behulpzame hand te bieden. Hare kinde-
ren waren van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat in de fabriek,
om het dagelijksch brood te verdienen.
Wij hoorden de klacht van vader of moeder, dat hunnen doch-
ter zoo gaarne “uit dienen wilde gaan” of dat zij hun zoon “op
een ambacht wenschten te doen”, maar er niet van durfden
reppen, omdat “de geheele familie dan van de fabriek gedaan
kreeg”.
Omdat om acht uur ’s avonds het werk in de fabrieksgebouwen
nog niet was afgelopen, leerden de kinderen veel te weinig en
werd de catechisatie niet bezocht.
Kon deze kleine lezen? Hij was te vroeg van school afgenomen,
en had reeds zooveel “verleerd”.
Hielp dat meisje haar moeder in het huishouden? Wat kon zij
doen? Naaien en breien had zij niet geleerd. ’s Morgens was
zij vóór dag en dauw op, en ‘savonds kwam zij half slapende
tehuis.
Bezochten deze kinderen de catechisatie? Zij hadden alleen Za-
terdagmiddags vrijaf en dan moest de dominé studeren.
Zo beleefde Gerrit Diepeveen het: 13
Gerrit Diepeveen werd op 23 juni 1859 ‘s morgens om half tien
te Veenendaal geboren . Als jochie van acht jaar moest Gerrit
al gaan werken bij de NV Veenendaalsche Stoomspinnerij en
–Weverij(VSW).
Op gezette tijden werd Gerrit er op uit gestuurd om brood en
koffie te brengen bij zijn vader, die werkte bij meneer Wollie,
een Engelsman, die met wat arbeiders uit Engeland hier in
Veenendaal was komen wonen in verband met de oprichting
van de VSW.
Eens zag hij vader met zijn baas in gesprek, hij wachtte even
en toen het gesprek ten einde was, kwam vader naar hem toe
en zei: “Ga gauw naar huis en zeg tegen moeder dat je direct
hier moet komen om te werken”. De jonge Gerrit schrok ervan,
maar het moest.
Nadat hij de boodschap aan moeder had overgebracht, holde
hij naar de fabriek terug en enkele minuten later stond hij ach-
ter vier weefgetouwen. Hij was nog zo klein dat hij niet bij de
draden kon komen, maar met behulp van een bankje werd ook
dat gered. Na een paar maanden had hij het weven al aardig
onder de knie.
Erg naar de zin had Gerrit het echter niet op de fabriek. Daar
kwam bij dat hij helemaal niet kon wennen, zoals hij zei. En
wat te denken van de lange dagen werken van ‘s morgens zes
uur tot ‘s avonds zeven uur? Met drie kwartjes in zijn loonzakje
kwam hij wekelijks thuis. En dat stond hem wel aan, want cen-
ten verdienen deed hij graag.
Een oud D.S.’er (= arbeider bij D.S. van Schuppen)
vertelde het zo:
“Als jongens van zo’n acht à tien jaar hadden wij de gewoonte
een kwartier vroeger naar de fabriek te gaan en dan eerst nog
een kwartiertje te knikkeren.
Dit gebeurde dan op de Nieuweweg.
Wanneer vervolgens de bel ging, kwam meester Mazurel ons
wel eens roepen en zei, dat het tijd was om te werken.
Dan gebeurde het, dat wij als kleine jongens nogal eens vroe-
gen: “Toe meester, nog één potje”.
15 15
Werkblad bij de film
Lezen en de vragen beantwoorden:
1 voor de film
Verschillende dingen uit de film kun je ook in
werkelijkheid zien in het Viseum. Bijvoorbeeld
het houten planbord, foto’s van arbeiders
en fabrieken, de schoorsteen van de Hollandia
textielfabriek, een spinnewiel en een
weefgetouw en allerlei onderdelen en een
kleine stoommachine.Het Viseum is gevestigd
in een omgebouwde textielfabriek. Die heette
vroeger de “Hollandia” Nu heeft dit gebouw
een andere naam en heet de …”Cultuurfabriek”
……………………………………………..
2 voor de film
In dit gebouw bevinden zich ook de Historische
Vereniging en de . Bibliotheek..………. Je kunt de
“Cultuurfabriek” gratis bezoeken.
Tijdens of na de film.
scène tijd
3 0.40 Wat viel je op aan de kleding van de arbeiders
op weg naar de fabriek? (twee dingen) klompen,
lange rokken, petten, brede sjaals (stola’s)
4 1.05 Op de plaatjes zag je een immense textielfa-
briek in Veenendaal uit het jaar 1910 (de VSW)
Welke twee dingen vind je bijzonder aan de
fabriek?. Hoge schoorsteen, aan het water,
flatgebouw.
5 1.10 Wat is industrialisatie? (industrie)
6 De textielindustrie maakt textiel. Wat is dat?
Geweven stoffen
7 Je hebt in de textielfabriek draden nodig. Noem
een paar grondstoffen, waar deze draden van
gemaakt worden. Wol, katoen, vlas, zijdespinsel,
nylon
8 Met de draden kun je dan weer doeken, kleden,
of stoffen maken. Dat gebeurde met een
weefgetouw of weefmachine
9 2.10 Op een houten planbord hield de chef bij
hoelang de arbeiders in de fabriek hadden
gewerkt. Hoe lang moesten de kinderen in
1870 soms werken? 12 uur
10 2.25 In de film maken we kennis met Francina.
Hoe oud was zij toen zij op de fabriek ging
werken? 7 jaar
11 3.00 Door de uitvinding van de stoommachine kon
het werk in de fabriek in massaproductie
worden verricht. Wat betekent dat?
Veel producten kunnen gelijktijdig of heel snel
achter elkaar gemaakt worden. Aan de lopende
band.
12 Voor wie was de massaproductie heel fijn? Voor
de fabrieksdirecteuren Waarom? Zij konden
meer geld verdienen en de productie weer
verder uitbreiden door nieuwe machines te
kopen.
13 3.20 Wat is een mechanisch weefgetouw?
Een houten weefgetouw, dat met de hand en
voeten door de wever werd aangedreven, werd
later een machine, die op stoom en later op
elektriciteit in beweging kwam.
14 3.36 Je hebt in de oude textielfabriek allerlei
onveilige situaties voor de arbeiders gezien.
Geef zoveel mogelijk voorbeelden daarvan.
Stofdeeltjes in de lucht, hete dampen,
lawaai, giftige stoffen, gevaarlijke
aandrijfriemen, spaakwielen en heen en weer
schietende spoelen, die niet afgeschermd
16 16
waren, lange werktijden waardoor
arbeiders niet goed meer konden
opletten
17 17
15 4.40 Hoe kwam het dat de kinderen in de fabriek
stonden “te tollen op hun benen”? Ze
waren moe en suf, vanwege de lange werktijden, de
hete dampen, de stoffige lucht en het harde
werken
16
6.25
Als er een ongeluk gebeurde, waren de gevolgen
voor de arbeider verschrikkelijk. Wat waren de
gevolgen van het ongeluk voor de vader van
Francina? Als je gehandicapt raakte, verloor Onveilige situaties in de fabriek
de arbeider zijn werk, kreeg geen loon meer,
scène tijd
terwijl het gezin het geld niet kon missen
17 Wat is een arbeidsongeschiktheidsverzekering?
Dan word je doorbetaald na een ongeluk op
het werk, waardoor je niet meer kon werken.
18 7.19 Wat deed dominee Hoedemaker om het lot van
de kinderen in de fabriek te verbeteren? Hij
schreef over de misstanden in de fabrieken en
hij zorgde er voor dat fabriekskinderen op
zaterdag onderwijs kregen.
19 9.30 Ds. Hoedemaker had een boekje geschreven,
waarin hij zijn ideeën had opgeschreven. Waar
had de vertelster van de film dit boekje
gevonden? In het gemeentehuis van
Veenendaal. Daar is het archief, waar oude
brieven, verslagen en boeken worden bewaard.
20 10.00 In 1874 maakte minister Van Houten een wet
voor kinderen. Wat was de bedoeling van die
wet? Kinderen onder de 12 jaar mochten niet
meer op de fabriek werken.
Wie moesten zich aan die wet houden?
De fabrieksdirecteuren.
De ouders van de kinderen hadden geen keus.
21 11.00 De nieuwe regel in de wet was wel goed voor de
kinderen, maar ze hadden er nog niet veel aan.
25 jaar later maakte de regering een nieuwe wet.
Die werkte wel goed voor de kinderen.
Hoe kwam dat? Dit was de leerplichtwet,
waardoor de kinderen onder de 12 jaar naar
school moesten gaan.
22 11.40 Op veel producten uit de fabrieken staat
“made in….”. Wat betekent dat? Gemaakt in….
23 Waar is het truitje van het schoolmeisje in de
film gemaakt? China.
Geef je mening
m1 Bestaan er nu in de wereld nog kinderen zijn, die “in een
hel “moeten werken? Kun je een voorbeeld geven?
m2 Zijn er in Veenendaal producten te koop, die door kinde-
ren gemaakt zijn? Aan welke producten denk je dan?
m3 Zou jij zo’n product kopen? Waarom wel of waarom niet?
m4 Er is nu een leerplichtwet in ons land. Vind je dat goed
voor jezelf?
m5 Waar zou jij voor kiezen op dit moment: werken op een
fabriek, of werken op school? Waarom kies je daarvoor?
18 18
Les 2:
Werken met wol: van thuiswerker naar fa- brieksarbeider
De oudste Veenendalers leefden op veengrond. Ze gingen de veen-
grond afgraven, drogen en verkopen als stukken turf. Zo verdien-
den ze geld om te kunnen leven. Turf graven was voor hen het eer-
ste middel van bestaan.
Maar in de winter was er voor de turfgravers niet veel te verdienen.
Steeds meer Veenendalers zorgden voor een nieuw middel van be-
staan: ze gingen werken met wol.
Na het scheren van de schapen gingen ze de ruwe wol wassen en
kammen. Daarna draaiden ze een dun bundeltje wolhaar in elkaar
tot een draad. Dit noemen we spinnen. Dit gebeurde lang geleden al
met een spintol (een stokje met een wieltje) waar je beide han- den
voor nodig had.
De Veenendaalse spinners werkten met een houten spinnewiel.
Dat ging sneller, want je dreef het wiel aan door met je voet op een
plankje te trappen. Je had dus beide handen vrij voor het sturen
van de draad. Als je de draad op een klos of in een bundel kon ver-
kopen, dan had je weer geld verdiend.
Handweefgetouw
De wollen draad (sajet) ging naar een wever. Die ging de verschil-
lende draden zo door elkaar vlechten, dat je een stuk doek kreeg.
Verschillende Veenendalers hadden omstreeks 1850 een werk-
plaats in of achter hun huis. De één ging er wol kammen, de ander
spinnen, een derde weven. Vaak werkte het hele gezin mee.
Had een gezin met wolkammen geld verdiend, dan konden ze een
spinnewiel kopen en eventueel nog een weefgetouw. Met eindpro-
ducten als doek en kleding kon je het meest verdienen. Er waren
handige Veenendalers, die zo veel verdiend hadden, dat ze een
grote schuur bouwden. Hierin lieten ze een groep wolkammers en
spinners en later ook wevers het werk doen. Zo gingen er steeds
meer Veenendalers met wol werken. Dat was maar goed ook, want
de veengrond raakte zo langzamerhand op.
In 1838 kwamen veel wolarbeiders in opstand tegen hun baas. In
Leiden was iets geheel nieuws gebeurd. Daar had een handige wol-
kammerbaas met veel geld een stoommachine neergezet in zijn
grote wolwerkplaats. Deze stoommachine was zo sterk, dat hij het
werk van meer dan honderd spinnewielen kon verrichten. De wol-
kammerbaas hoefde dus niet meer het loon van meer dan honderd
spinarbeiders te betalen. Zijn product, de gesponnen draden, kon
hij daarom goedkoop van de hand doen. Zo goedkoop, dat een gro-
te wolkammerbaas in Veenendaal (Van Schuppen) op de gedachte
kwam, om zijn ruwe wol naar Leiden te brengen. Dat was goedko-
per dan de ruwe wol in Veenendaal te laten verwerken.
Toen de wolkammers en spinners dit hoorden, kwamen ze in op-
stand, want ze waren bang hun werk te verliezen en daarmee hun
belangrijkste middel van bestaan.
19 19
Maar ook in Veenendaal zaten de wolbazen niet stil. Ze konden hun
wolproducten goed verkopen. Als ze meer en beter gingen produ-
ceren, dan konden ze nog meer verdienen en van de winst zelf een
stoommachine kopen..
En zo gebeurde het, dat steeds meer wolwerkers in Veenendaal na
1850 niet meer thuis hun werk deden, maar in grote werkschuren
waar steeds vaker stoommachines het handwerk overnamen.
Deze overgang van thuisarbeid naar fabrieksarbeid noemen we in-
dustriële revolutie ( een omkeer in de industrie).
De producten werden steeds sneller gemaakt en leken op elkaar
(massaproductie) De draden werden geverfd, waardoor de weef-
machines steeds ingewikkelder patronen konden maken. Niet al-
leen de wol werd nog als grondstof gebruikt, ook de katoen en ook
kunststoffen als nylon. Alle geweven producten van verschillende
grondstoffen gemaakt noemen we textiel.
Omstreeks 1970 bezat Veenendaal nog 5 grote
textielfabrieken. Daarna gingen de textielfabrieken met
verlies draaien. De één na de ander moest de deuren sluiten
en ging failliet.
20 20
Werkblad
VRAGEN EN OPDRACHTEN:
1. Wat was het eerste middel van bestaan van de Veenendalers?
Zij waren veenarbeiders. Ze groeven de veengrond uit, verdeelden die in
blokken turf, lieten de turf drogen en laadden de turf in sche- pen. Soms
had een inwoner zelf een stuk veengrond.
2. In de winter en toen de turf opraakte moesten de Veenendalers op een
ander manier hun brood verdienen. Hoe?
Ze gingen wolkammen, wol spinnen en wol weven. Ze hadden eerst een
wolwerkplaats in hun eigen huis. Later gingen ze in schuren samen
werken en nog later in fabrieken.
3. Wat maak je door te spinnen en hoe doe je dat?
Door te spinnen ontstaat een draad. Dat doe je door te draaien en
gelijktijdig iets te trekken.
4. Noem een paar spinwerktuigen.
Een spintolletje, een spinnewiel of een spinmachine,
5. Hoe heet de afdeling van een fabriek waar gesponnen wordt?
Spinnerij
6. Wat maak je door te weven?
Een doek, een stuk stof, waar je bijvoorbeeld kleren of kleden van kunt
maken.
7. Hoe heet het apparaat waarmee je kunt weven? Hoe gebeurt dat? Een
weefgetouw of een weefmachine. Je moet eerst evenwijdig een aantal
draden spannen. Door deze draden vlecht je een andere draad en nog één
en nog……Met een weefraampje kun je dat een- voudig doen.
8. Hoe heet de afdeling van een fabriek waar arbeiders weven?
Weverij
9. Waarom moesten de Veenendaalse kinderen ook meehelpen bij het
werken met wol in de werkplaats thuis?
Anders was het inkomen van de wolarbeider niet voldoende om van te
kunnen leven.
10. Waarom bouwden handige wolbazen grote schuren?.
De wolarbeiders konden daar samenwerken en de baas kon goed-
koop de grondstoffen inkopen.
21 21
11. Waren dat fabrieken? Waarom?
Dat waren werkplaatsen, nog niet zo groot en zonder machines.
12. Waarom kwamen de Veenendaalse wolarbeiders in 1838 in op-
stand?
Omdat de wolkammersbaas Van Schuppen de wol in Leiden liet
spinnen. Daar was al een stoommachine.
13. Wat is het voordeel van een stoommachine in een wolfabriek?
Eén machine kan het werk overnemen van een heleboel arbeiders.
Hierdoor kan er sneller gewerkt worden.
14. Zijn er ook nadelen?
Ja. Er kan werkeloosheid ontstaan, het kan gevaarlijker worden in
de fabriek, of het werk is misschien niet zo leuk meer.
15. Wat betekent de zin: in Veenendaal vond een “industriële revo-
lutie” plaats?
Het betekent, dat er in grote fabrieksruimten heel veel producten
gelijktijdig werden gemaakt met behulp van machines. Nog vroe-
ger gebeurde dit werk thuis met de hand, of met eenvoudige ap-
paraten.
16. Wat maken de arbeiders in een textielfabriek?
Kleding, stoffen, wollen draad, kleden, dekens, gordijnen, stoelbe-
kleding enz.
1,2,6 1,2,3,4,5,6,8
4,5,8,9,10 7,11
17. Zet de nummers bij de goede foto: (soms kan hetzelfde nummer
bij meerdere foto’s staan)
1.Grondstof, 2. ruwe wol, 3.repen wol ordenen, 4. spinnerij, 5.machi-
naal, 6.handwerk, 7.eindproduct, 8.halfproduct, 9.massaproductie,
10.vervangt meer dan 100 spinnewielen, 11.bijnaam voor Veenen-
dalers.
Extra:
Welke straatnamen ken je, die nog aan de textielindustrie herin-
neren?
Weet je waar de verschillende textielfabrieken gestaan hebben?
Zie je er nog resten van deze fabrieken?
Waar kun je nog meer te weten komen over de oude fabrieken in
Veenendaal?
22 22
Les 3:
De stoommachine in Veenendaal.
Afbeelding 1 Stoommachine in een fabriek
Op het plaatje (afbeelding 1) zie je een stoommachine in een fa-
briek. Deze machines hebben ook in de fabrieken in Veenendaal
gestaan..Vaak stond de ketel in een aparte ruimte.
De stoker gooit de steenkool de ketel in. In de ketel lopen buizen
met water. Dit water gaat koken en wordt stoom. De stoom gaat
door buizen de ketel uit naar de cilinder.
In de cilinder zit een zuiger (niet te zien), die heen en weer wordt
geduwd door de stoom.
Aan de zuiger zit een stang (krukas) die een wiel aandrijft. Dit wiel
drijft dan weer via een een riem en een as andere wielen aan. Zo
kunnen weer andere machines gaan draaien.
Voor meer informatie over de werking van de stoommachine log in
op de website voor een filmpje www.hipveenendaal.nl
Werkblad opdracht 1:
Zet de nummers op de juiste plaats op afbeelding 1.
1 de stoker,machinist 2 de steenkool
3 de ketel 4 de stoombuizen
5 de cilinder 6 de krukas
7 het aandrijfwiel 8 de aandrijfriem
9 de stoomdrukmeter 10 controle van het
waterpeil
22 22
Veenendaal op stoom.
De rook van het vuur in de ketel verdwijnt via buizen naar een
schoorsteen.
Veenendaal had 100 jaar geleden vele hoge schoorstenen.
Afbeelding 2 Hollandia Wolfabriek
Naast de Cultuurfabriek staat een schoorsteen. (afbeelding 2). Deze hoorde
bij de stoommachine van de “Hollandia” wolfabriek, die op de plek van de
Cultuurfabriek stond. De schoorsteen staat weer op zijn oude plek. Voor
de schoorsteen was het ketelhuis (plat dak) met daarnaast de
stoommachine “kamer”. Hier is nu het museum. Links van de schoorsteen
vind je tegenwoordig de bibliotheek. Het lange gebouw rechts van de
schoorsteen heet nu : De Twyn. (Twij- nen was het sterker maken van
garen) Het is nu het centrum voor Jeugd en Gezin.
Opdracht 2:
Zet op afbeelding 2 een “K”op het ketelhuis, een”S”op de stoomma-
chinekamer en een “B”op de bibliotheek.
Als je de Cultuurfabriek gaat bezoeken, kun je een model van een
stoommachine bekijken.
De stoommachine in de Hollandia wolfabriek dreef allerlei andere
machines aan. Bijvoorbeeld spinmachines om draden (sajet) te ma- ken.
Eén spinmachine kon honderden spinnewielen vervangen.
14 Het verhaal van Hen Bos, bewerkt naar: Rik Valkenburg, ‘Hen Bos, de keueskoper, op
de praatstoel’ in: Rik Valkenburg, Veenendaal in vertellingen, Zaltbommel MCMLXXIV,
pag. 9-11 21 21
Afbeelding 3 De stoommachine drijft andere machines aan. Hier de spin- nerij van de Scheepjeswolfabriek in 1890
Op afbeelding 3 zie je de spinnerij in de fabriek de “Scheepjeswol”
in 1890. Let eens op de aandrijfriemen om de spaakwielen en de
honderden klossen.
Opdracht 3
Zet op afbeelding 3 een “A”bij de aandrijfriem, en een “K”bij de klos-
sen met draad (sajet).
Opdracht 4
Lees de tekst en beantwoordt daarna de vragen.
Het feest van de ketel14
Soms moest de stoomketel van de Hollandiafabriek vervangen
worden. Hen Bos heeft in 1899 als schooljochie mee geholpen
met het slepen van de ketel door dwars Veenendaal heen.
Hij wist het nog precies te herinneren.
Op een dag, in 1899 zou de zware stoomketel worden versleept
van het station aan de Kerkewijk naar de Hollandiafabriek aan
het Verlaat.
Met tientallen Veenendalers en met een groot aantal school-
jongens werd het monstergeval versleept De zaak trok enorm veel
bekijks.
14 Het verhaal van Hen Bos, bewerkt naar: Rik Valkenburg, ‘Hen Bos, de keueskoper, op
de praatstoel’ in: Rik Valkenburg, Veenendaal in vertellingen, Zaltbommel MCMLXXIV,
pag. 9-11 22 22
Afbeelding 4 De ketel bij het
station
„Ik lach me nog een keer slap toen de ketel op de Kerkewijk
werd getrokken “ vertelt Hen Bos verder. Aan de
meterslange kabels hingen tientallen mensen te trekken,
het hoofd bijna op de klompen. Iemand riep steeds: “één,
twee, trek! één, twee, trek! “. De kabels spanden zich.
Plotseling zag ik hoe de kabel aan de linkerkant het niet
langer meer hield. Hij knapte als een draadje sajet. De hele
bups sloeg tegen de wereld. Ze tolden over en krioelden door
elkaar. Ik stond me tranen te lachen toen ik iets zag wat mijn
lachlust nog vergrootte. Als een kanons- kogel suisde een
vent door de lucht en kwam pardoes in een droge sloot
naast de Kerkewijk terecht. Het duurde natuurlijk een poosje
voordat een nieuwe trekkabel was aangebracht en toen ging
het feest weer verder. Want eerlijk, het was een feest!
Steeds werden er nieuwe rollers voor de ketel geplaatst,
waar- over wij dan de gigant heentrokken. Het ging heel
langzaam aan.
Eindelijk waren we bij de Vaartbrug over het kanaal aan de
Kerkwijk. Dat was wat! Die ouwe brug was niet zo breed,
maar er lag een verhoging ( “huchie”) voor.
Afbeelding 5 Op de Kerkewijk over de brug
heen
14 Het verhaal van Hen Bos, bewerkt naar: Rik Valkenburg, ‘Hen Bos, de keueskoper, op
de praatstoel’ in: Rik Valkenburg, Veenendaal in vertellingen, Zaltbommel MCMLXXIV,
pag. 9-11 23 23
Mensen, wat moesten we daar trekken! Heel bar! De kabels
spanden zich tot knappens toe. Eén, twee, hup! werd er ge-
bruld.
Bijna was de kolos op de brug aangekomen. Opeens hielden ze
het niet meer. De ketel rolde terug. In paniek vlogen de mensen
uiteen. Gelukkig gebeurden er geen ongelukken. Met vereende
krachten werd weer aangepakt.
Afbeelding 6 Op de eindbestemming
En ja hoor, toen lukte het. Weer ging het feest verder. In de
Hoofdstraat stonden al honderden mensen te wachten. In de
verte zagen zij het monster naderen. Enfin, na veel zweten en
zwoegen kwam de ketel op de plaats van bestemming.
Vragen
1. Wat is het voordeel van de stoommachine?
De stoommachine kan meerdere andere machines aandrijven.
2. Heeft de machine ook nadelen?
Ja, de rook uit de schoorsteen vervuilt de omgeving.
3. Waarom heeft Hen Bos dit verhaal “het feest van de ketel”
genoemd?
Het is leuk om iedereen zo te zien zwoegen. Je mocht ook mee-
helpen. Het was spannend.
4. Voor wie was de ketel bestemd en waar was hij voor nodig?
De ketel was bestemd voor de Hollandia fabriek aan het Ver-
laat en was nodig omdat de oude ketel versleten was.
5. Op de afbeeldingen zie je de ketel op het beginpunt (4)en op het
eindpunt (6) van zijn zware reis staan. Waar lagen deze punten?
Het beginpunt: het oude station aan de Kerkewijk. Het eindpunt
aan de zijkant van de Hollandia fabriek, waar het ketelhuis was.
6. Waarom kon de ketel niet op een makkelijker manier vervoerd
worden?
De ketel was te zwaar en te groot om met paard en wagen te ver-
voeren.
7. Hoe lieten de Veenendalers de ketel ‘rijden’?
Ze legden boomstammen onder de ketel, waarover je de ketel kon
voortrollen.
8. Over welke straten sleepten de Veenendalers de ketel? (Mis-
schien kun je de route op een kaart van Veenendaal intekenen?)
Stationsplein, Kerkewijk, Hoofdstraat, Hoogstraat, Zwaaiplein, Ver-
laat.
9. Op afbeelding 6 staat de ketel bij het ketelhuis. Je ziet een kade,
dus was er een kanaal of sloot. Waarom lag de Hollandia fabriek
aan water? (2 redenen)
Het water was handig om de wol te spoelen en per boot de goede-
ren aan en af te voeren.
Henk van ’t Veld, ‘Ds. Ph.K. Hoedemaker – plannenmaker’, in: Dr. H. van ’t Veld (redac-
tie), Markante Veenendalers, Veenendaal 2010, pag. 101-102.
23 23
Les 4:
Verzet tegen kinderarbeid15
In 1867 werd P.J. Hoedemaker dominee van de Hervormde Kerk te
Veenendaal. Hij schrok erg, toen hij hier kwam wonen. Hij besloot
vooral voor de kinderen veel te gaan doen.
Waar was dominee Hoedemaker zo van geschrokken?
Steeds meer fabrieken in Veenendaal.
Lang voordat dominee Hoedemaker naar Veenendaal kwam had-
den verschillende Veenendalers een werkplaats in of achter hun
huis. Hier spon of weefde men vaak met het hele gezin.
In les 2 (Werken met wol) leerden jullie dat vanaf ongeveer 1850 dit
werk in fabrieken werd gedaan. De stoommachine zorgde ervoor
dat het spinnen en weven met machines kon worden gedaan.
De eerste fabrieken waren de wolspinnerij van Van Schuppen aan
de Zandstraat (op de plaats waar nu de Scheepjeshof is) en de
Veenendaalsche Stoom Weverij (VSW).
Kinderarbeid.
In die tijd gingen alleen kinderen van rijke ouders naar school. Kin-
deren uit arme gezinnen werkten in de fabrieken. Hun ouders had-
den het loon hard nodig! Soms werkten kinderen van 5 of 6 jaar
twaalf uren achter elkaar.
In de fabrieken waren slechte werkomstandigheden: het was
er donker, de lucht was ongezond. Het werk was saai. Iedere dag
hetzelfde. Fabrieksdirecteuren wilden veel jonge kinderen in hun
fabrieken laten werken omdat hun loon veel minder was dan het
loon van volwassenen.
Een dominee kwam op voor de
fabriekskinderen
Ds. Hoedemaker publiceerde in 1875 een
boekje De fabriek-arbeiders te Veenen-
daal. Hierin schreef hij, dat hij meelij had
met die heel jonge fabrieksbevolking,
omdat er niet goed gelet werd op hun
gezondheid en ze veel te weinig leerden.
Voor een zieke moeder konden ze niet zorgen en een opleiding vol-
gen voor een beroep of gaan werken als dienstmeisje kon ook niet,
want dan zou de hele familie ontslag krijgen.
Ds. Hoedemaker schreef in zijn boekje op, wat hij wat hem opviel
bij zijn komst in Veenendaal en hoe erg hij dit vond. Lees maar:
Nooit vergeet ik het ongewone geluid van de fabrieksbel, die
mij dikwerf wekte, terwijl alles buiten nog donker en stil was,
en hoe ik te midden van de afgemeten voetstappen der oudere
arbeiders het getrappel van kleine voetjes kon onderscheiden,
die zich voorbij de woningen waar alles nog “in de rust was”,
“naar het werk” spoedden.
En dit schreef hij ook:
Levendig herinner ik mij den indruk, die de bleke, ingevallen,
verouderde, scherp getekende gelaatstrekken van de jongens
en meisjes, die elkander om den kansel en in de gangpaden
van het bedehuis verdrongen, vooral gedurende de eerste we-
ken van mijn verblijf te Veenendaal op mij maakten.
Ds. Hoedemaker begon met een zondagsschool en op de zaterdag-
namiddagen kregen fabrieksmeisjes les in naaien en breien, schrij-
ven en lezen.
Einde aan kinderarbeid
Toen ds. Hoedemaker in 1873 vertrok naar Rotterdam, was de kin-
derarbeid nog niet afgeschaft.
Henk van ’t Veld, ‘Ds. Ph.K. Hoedemaker – plannenmaker’, in: Dr. H. van ’t Veld (redac-
tie), Markante Veenendalers, Veenendaal 2010, pag. 101-102.
24 24
15 Dr. H. van ’t Veld, -Canon van Veenendaal,Veenendaal 2009, onderwerp 32.
Henk van ’t Veld, ‘Ds. Ph.K. Hoedemaker – plannenmaker’, in: Dr. H. van ’t Veld (redac-
tie), Markante Veenendalers, Veenendaal 2010, pag. 101-102.
25 25
Spotprent op kinderarbeid
Een jaar later kwam het Kinderwetje van Van Houten. In deze wet
stond dat het verboden was dat kinderen onder de twaalf jaar in
fabrieken werkten.
Fabriekskinderen roepen: “Leve mijnheer van Houten!”
Toch bleven jonge kinderen in fabrieken werken, want de fabrieken
werden slecht gecontroleerd.
In 1901 werd de leerplichtwet ingevoerd. Vanaf die tijd moesten
alle kinderen van zes tot twaalf jaar naar school. Door deze
wet ein- digde de kinderarbeid.
Henk van ’t Veld, ‘Ds. Ph.K. Hoedemaker – plannenmaker’, in: Dr. H. van ’t Veld (redac-
tie), Markante Veenendalers, Veenendaal 2010, pag. 101-102.
26 26
Werkblad
1. Hoe kwam het dat in het midden en eind van de negentiende eeuw
veel kinderen in fabrieken werkten?
Arbeiders in die tijd verdienden zo weinig, dat niet alleen vader en moeder,
maar ook kinderen gedwongen waren om geld te verdie- nen.
2. Alleen kinderen van rijke ouders gingen naar school. Hoe kwam dat?
Het was niet nodig voor het inkomen van het gezin, dat de kinde- ren al
vroeg moesten gaan werken. Bovendien was er voldoende geld
beschikbaar om het onderwijs aan de kinderen te betalen.
3. Ds. Hoedemaker had medelijden met de jonge kinderen die in de
fabriek moesten werken. Hij noemde een aantal dingen, waar deze
fabriekskinderen geen tijd meer voor hadden. Welke dingen waren dat?
De kinderen konden niet voor de ouders zorgen, als ze ziek waren, ze
konden geen opleiding volgen en niet gemakkelijk ergens an- ders gaan
werken.
4. Wat deed ds. Hoedemaker nog meer dan alleen maar praten en
schrijven?
Hij zorgde ervoor, dat de fabriekskinderen lezen en schrijven leer- den en
de meisjes het huishouden leerden doen.
5. Zijn alle kinderen van de wereld in staat om naar school te gaan? Waar
wel en waar niet? Overal waar veel armoe is, lopen kinderen het gevaar
om op jonge leeftijd al bij te moeten verdienen.
6. Lees vraag twee nog eens. Wat zijn de verschillen en overeen- komsten
met nu?
Kinderarbeid toen
16 Wim van Elst, ‘Honderdjarigen in Veenendaal (4)’, Oud-Veenendaal 2005-4, pag. 138.
25 25
Kinderarbeid in Azië
Door de leerplichtwet en de “rechten” van het kind” (Verenigde Na
ties) komt er misschien meer begrip voor het welzijn van kinderen.
Strafbaar stellen van kinderarbeid helpt, maar niet overal wordt dit
voldoende gecontroleerd.
7. Schrijf een opstel met de titel: Wat is kinderarbeid? Lees het aan
elkaar voor in de klas.
Een getuigenverhaal uit Veenendaal: Het fabrieksjongetje Gerrit
Diepeveen16
Gerrit Diepeveen werd op 23 juni 1859 ‘s morgens om half tien
te Veenendaal geboren . Als jochie van acht jaar moest Gerrit
al gaan werken bij de NV Veenendaalsche Stoomspinnerij en
-Weverij (VSW).
Op gezette tijden werd Gerrit er op uit gestuurd om brood en
koffie te brengen bij zijn vader. Die werkte bij meneer Wollie,
een Engelsman, die met wat arbeiders uit Engeland hier in
Veenendaal was komen wonen in verband met de oprichting
van de VSW.
Eens zag hij vader met zijn baas in gesprek, hij wachtte even
en toen het gesprek ten einde was, kwam vader naar hem toe
en zei: “Ga gauw naar huis en zeg tegen moeder dat je direct
hier moet komen om te werken”. De jonge Gerrit schrok ervan,
maar het moest. Nadat hij de boodschap aan moeder had over-
gebracht, holde hij naar de fabriek terug en enkele minuten
later stond hij achter vier weefgetouwen.
Hij was nog zo klein dat hij niet bij de draden kon komen, maar
met behulp van een bankje werd ook dat gered. Na een paar
maanden had hij het weven al aardig onder de knie.
Erg naar de zin had Gerrit het echter niet op de fabriek. Daar
kwam bij dat hij helemaal niet kon wennen, zoals hij zei. En
wat te denken van de lange dagen werken van ‘s morgens zes
uur tot ‘s avonds zeven uur?
Met drie kwartjes in zijn loonzakje kwam hij wekelijks thuis. En
dat stond hem wel aan, want centen verdienen deed hij graag.
8. Wat vind jij ervan?
Heb je medelijden met Gerrit? Waarom wel, of waarom niet?
9. Wat gebeurde er met het geld, dat Gerrit verdiend had?
Dat was voor het gezin.
10. In welk jaar ging Gerrit op de VSW-fabriek werken?
1867
11. Was er toen al leerplicht?
Nee, pas in 1901.
12. Denk je dat Gerrit op de leeftijd van 6 of 7 al thuis heeft moeten
werken? Wat zou hij gedaan kunnen hebben?
Ja, waarschijnlijk moest hij helpen met allerlei karweitjes zoals het
onderhoud van de moestuin
16 Wim van Elst, ‘Honderdjarigen in Veenendaal (4)’, Oud-Veenendaal 2005-4, pag. 138.
26 26
13. Wat doe jij heel graag? Heb je daar genoeg tijd voor? Hoe
komt dat?
16 Wim van Elst, ‘Honderdjarigen in Veenendaal (4)’, Oud-Veenendaal 2005-4, pag. 138.
27 27
Bezoek aan de Cultuurfabriek en het Viseum
Vóór het bezoek.
Voor het vertrek naar de Cultuurfabriek heeft de docent de klas al
verdeeld in groepen van 4 á 5 leerlingen en de gedragsregels ver-
teld, ( rustig lopen en praten, want er zijn ook andere mensen in de
Cultuurfabriek).
Tijdens bezoek
De vrijwilligers van het Viseum leiden de groepen leerlingen rond
in de Cultuurfabriek en in het Viseum. Zij helpen de leerlingen bij
het maken van de opdrachten.
De docent is verantwoordelijk voor het gedrag van de kinderen en
wordt daarbij geholpen door een assistent.
Het is de bedoeling, dat ook de docent zich tijdens het bezoek op de
hoogte stelt van de activiteiten van de kinderen