Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

29
Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten 1 Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige middelenafhankelijke patiënten Masterthesis Linda van der Kaaij ANR: 766199 Eerste begeleider: prof. dr. Stefan Bogaerts Tweede beoordelaar: drs. Marien Lievaart Tilburg University School of Social and Behavioral Sciences Forensische Psychologie 14 juli 2014 Aantal woorden: 5.908

Transcript of Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

Page 1: Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten 1

Woede en agressie bij gewelddadige en

niet-gewelddadige middelenafhankelijke

patiënten

Masterthesis

Linda van der Kaaij

ANR: 766199

Eerste begeleider: prof. dr. Stefan Bogaerts

Tweede beoordelaar: drs. Marien Lievaart

Tilburg University

School of Social and Behavioral Sciences

Forensische Psychologie

14 juli 2014

Aantal woorden: 5.908

Page 2: Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten 2

Inhoudsopgave

Abstract………………………………………………………………………………………………4

1. Inleiding……………………………………………………………………………………………4

1.1 Woede en agressie………………………………………………………………………..4

1.2 Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten…………………………………..5

1.3 STAXI-2-NL……………………………………………………………………………..6

1.4 Onderrapportage en ontkenning van woede……………………………………………...6

1.5 Onderzoeksvragen………………………………………………………………………..7

2. Methode……………………………………………………………………………………………8

2.1 Proefpersonen…………………………………………………………………………….8

2.2 Meetinstrumenten…………………...……………………………………………………8

2.2.1 STAXI-2………………………………………………………………………..8

2.2.2 AVL…………………………………………………………………………...10

2.2.3 SCL-90……………………………………………………………………...…10

2.2.4 BIS-11…………………………………………………………………………11

2.2.5 NEO-FFI………………………………………………………………………12

2.3 Procedure………………………………………………………………………………..12

2.4 Design…………………………………………………………………………………...13

3. Resultaten……………………………………………………………………………………...…14

3.1 Betrouwbaarheid van de STAXI-2-NL…………………………………………….…...14

3.2 Validiteit van de STAXI-2-NL…………………………………………………………14

3.2.1 Convergente validiteit van de STAXI-2-NL………………………………….14

3.2.2 Discriminante validiteit van de STAXI-2-NL………………………………...16

Page 3: Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten 3

3.3 Vergelijking van de groepen op STAXI-2-NL-scores………………………………….16

4. Discussie....................…………………………………………………………………………….19

5. Literatuur…………………………………………………………………………………………22

6. Bijlagen…………………………………………………………………………………………...28

Bijlage 1……………………………………………………………………………………..28

Page 4: Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten 4

Abstract

In dit onderzoek werd bepaald of de STAXI-2 zijn validiteit behoudt in de naar het Nederlands

vertaalde versie (STAXI-2-NL). Daarnaast werden de scores van gewelddadige en niet-

gewelddadige verslaafden op de subschalen van de STAXI-2 vergeleken. Op basis van onderzoek

van McEwan, Davis, MacKenzie en Mullen (2009) en Krakowski en Czobor (2012) werd verwacht

dat er bij de gewelddadige groep sprake zou zijn van onderrapportage van gevoelens van woede.

146 proefpersonen vulden voor dit onderzoek vijf vragenlijsten in (STAXI-2, AVL, SCL-90, BIS-11,

NEO-FFI). De betrouwbaarheid, convergente validiteit en discriminante validiteit van de STAXI-2

bleken voldoende. Er bleek geen sprake te zijn van onderrapportage door de gewelddadige groep;

op de subschaal Anger Expression-Out scoorden zij juist hoger. Op de andere subschalen van de

STAXI-2-NL werden geen verschillen gevonden tussen de groepen.

1. Inleiding

1.1 Woede en agressie

Woede is één van de basisemoties die voorkomt bij zowel dieren als mensen (Decuyper, De

Bolle & De Fruyt, 2011). Het werk van MacLean (1990) toonde aan dat er bij mensen sprake is van

een brein dat uit drie delen bestaat, namelijk het reptielenbrein, het paleomammaliabrein en het

neomammaliabrein. Het reptielenbrein, dat ook gevonden wordt in vissen en amfibieën, speelt een

dominante rol bij motorische functies en bij primitieve emoties zoals bepaalde aspecten van

agressie en angst (Panksepp, 1998). Het paleomammaliabrein bestaat uit het limbische systeem

speelt een rol bij sociale emoties en meer ontwikkelde aspecten van woede. Woede lijkt dus een

inherente biologische basis te hebben. Volgens DiGiuseppe en Tafrate (2006) is woede een

emotionele toestand die subjectief ervaren wordt en die gepaard gaat met hoge activiteit van het

sympathische autonome systeem. Deze toestand wordt ondermeer uitgelokt door de perceptie van

een dreiging, hoewel deze voort kan duren wanneer er geen sprake meer is van een dreiging. Woede

wordt overgebracht door gezichtsuitdrukkingen, lichaamstaal, veranderingen in de stem, aversieve

uitspraken en agressief gedrag.

Agressief gedrag wordt gezien als elke vorm van gedrag dat uitgevoerd wordt met het doel

om schade aan te richten (Baron & Richardson, 2004). Woede is sterk gerelateerd aan agressief

gedrag en geweld (Decuyper, De Bolle & De Fruyt, 2011). Volgens Anderson en Bushman (2002)

zorgt de emotionele staat van woede ervoor dat inhibitie tegen het vertonen van agressief gedrag

Page 5: Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten 5

afneemt, doordat woede interfereert met cognitieve processen zoals moreel redeneren en het nemen

van beslissingen. Daarnaast zorgt woede ervoor dat er meer aandacht is voor uitlokkende situaties.

Ook zou het ervaren van woede ertoe leiden dat een ambigue situatie wordt geïnterpreteerd op een

vijandige manier, waardoor de kans op agressief gedrag toeneemt. In de literatuur over agressie

wordt een onderscheid gemaakt tussen vijandige en instrumentele agressie (Bushman & Andersom,

2001). Vijandige agressie wordt ook wel affectieve of reactieve agressie genoemd en heeft

betrekking op het impulsieve gedrag dat gestuurd wordt door de wens om iemand pijn te doen.

Instrumentele agressie is opzettelijk en berekenend gedrag dat wordt gestuurd door een andere

reden, bijvoorbeeld het verkrijgen van geld of het verkrijgen van gerechtigheid. Een verschil tussen

deze twee soorten agressie is de aanwezigheid van woede. Bij vijandige agressie is er altijd sprake

van woede, terwijl dit bij instrumentele agressie niet altijd het geval is.

Er is veel onderzoek gedaan naar de relatie tussen woede, agressie en persoonlijkheid.

Persoonlijkheid wordt vaak beschreven in termen van de ‘Big Five’: openheid, consciëntieusheid,

extraversie, altruïsme en neuroticisme (Goldberg, 1990). Volgens Barlett en Andersom (2012) zijn

trekken van de ‘Big Five’ direct of indirect gerelateerd aan agressief gedrag. Sharpe en Desai (2001)

vonden dat neuroticisme significant positief samenhangt met fysieke agressie en woede. Daarnaast

vonden zij dat consciëntieusheid negatief significant samenhangt met zowel woede als fysieke en

verbale agressie. In het onderzoek van Hosie, Gilbert, Simpson en Daffern (2014) werd gevonden

dat agressie en Trait Anger gemeten met de STAXI-2 een negatieve samenhang hadden met

altruïsme en consciëntieusheid. In een ander onderzoek waarbij de STAXI-2 werd afgenomen

vonden de auteurs dat consciëntieusheid, altruïsme en openheid een negatieve relatie hadden met

woede, terwijl er voor neuroticisme een positieve relatie gevonden werd (Khodayarifard,

Spielberger, Lavasani, Zardkhaneh, 2013). In het onderzoek van Jones, Miller en Lynam (2011)

werd een soortgelijk resultaat gevonden; zij vonden dat altruïsme en consciëntieusheid negatief

samenhangen met agressie en antisociaal gedrag, waar neuroticisme positief zou samenhangen met

deze metingen.

1.2 Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten

In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van patiënten die problemen hebben of problemen

hebben gehad met middelengebruik en om deze reden in behandeling zijn. Onderzoek laat een sterk

positief verband zien tussen gewelddadige delicten en drugsgebruik (Pihl & Peterson, 1994; Hoaken

& Stewart, 2003; Pihl & Sutton, 2009; McCormick & Smith, 1995). Dit verband kan volgens

Page 6: Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten 6

Hoaken en Stewart (2003) verklaard worden door een aantal redenen. Zo kan geweld bijvoorbeeld

gebruikt worden om toegang te geven tot drugs of bronnen die nodig zijn om middelen te verkrijgen.

Daarnaast kan agressief gedrag een uiting zijn van dezelfde onderliggende factor die ervoor zorgt

dat middelen gebruikt worden, zoals sensatiezoekend gedrag. Als laatste kan het zo zijn dat

sommige drugs, zoals alcohol en cafeïne, de kans verhogen op agressief gedrag doordat deze direct

effect hebben op het individu dat het middel gebruikt (Anderson & Bushman, 2002). Verslaafden

zijn om deze redenen een groep waarin agressie vaak en in verschillende vormen voorkomt.

1.3 STAXI-2-NL

In de State-Trait Anger Expression Inventory (STAXI-2) wordt onderscheid gemaakt tussen

woede als een emotionele staat (State Anger of S-Anger) en woede als persoonlijkheidstrek (Trait

Anger of T-Anger) (Spielberger, 1999; Weiner & Craighead, 2010). Dit onderscheid is gebaseerd op

de state-trait persoonlijkheidstheorie die Spielberger eerder formuleerde (Spielberger, 1988). State

Anger heeft betrekking op een emotioneel-fysiologische staat waarbij subjectieve emoties en

fysiologische activatie ervaren worden. Trait Anger heeft daarentegen betrekking op een stabiele

persoonlijkheidstrek van geneigdheid tot woede of de neiging om woede te ervaren. In een

uitgebreid onderzoek van Deffenbacher et al. (1996) werd sterk bewijs gevonden voor de state-trait

persoonlijkheidstheorie. Naast dit onderscheid tussen State Anger en Trait Anger, wordt in de

vragenlijst gekeken naar expressie van woede (intern en extern) en de controle over woede (intern

en extern) (Reevy, Ozer & Ito, 2010). Volgens sommige auteurs is de State-Trait Anger Expression

Inventory-II (STAXI-2) het meest uitgebreide en best gevalideerde instrument dat beschikbaar is

voor het meten van woede (Kassinove & Tafrate, 2002; Abrams, 2010). Op dit moment is deze

echter nog niet in het Nederlands beschikbaar. In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van een

versie die vertaald is vanuit het Engels naar Nederlands (Hovens, Lievaart & Rodenurg, 2014).

1.4 Onderrapportage en ontkenning van woede

McEwan, Davis, MacKenzie en Mullen (2009) namen in hun onderzoek de STAXI-2 af bij

een forensische populatie. De proefpersonen in het onderzoek waren allen bekend met het vertonen

van stalkingsgedrag. Psychopathologie, zowel as I als as II, kwam in deze populatie veel voor. Uit

hun onderzoek kwam naar voren dat er lagere niveaus van trait anger, externe en interne expressie

van woede werden gerapporteerd. Daarnaast kwamen er hogere niveaus van controle over woede

Page 7: Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten 7

naar voren. Dit zou te maken hebben met impression management, het fenomeen waarbij mensen

zich beter voordoen.

Krakowski en Czobor (2012) onderzochten of er in een populatie van gewelddadige

patiënten met de diagnose schizofrenie sprake is van ontkenning of onderrapportage van agressie.

Deze patiënten werden opgedeeld in drie groepen: patiënten die een gewelddadig delict hadden

gepleegd en deze toegaven (bekenners), patiënten die een gewelddadig delict hadden gepleegd en

deze ontkenden (ontkenners) en patiënten zonder gewelddadig delict (geen delict). Er werd

gevonden dat de ontkennende groep de laagste score behaalde op een zelfrapportage vragenlijst

over agressie. Wanneer deze groep werd vergeleken met de andere groepen, bleek dat het enige

significante tekort dat werd gevonden betrekking had op de executieve functies. Volgens de auteurs

zou dit tekort het verschil tussen de groepen kunnen verklaren; een tekort in executieve functies

wordt geassocieerd met verminderde vaardigheid om de realiteit te testen. Hierdoor zouden deze

patiënten situaties verkeerd interpreteren en de wereld om hen heen vaker zien als vijandig en

dreigend, waardoor ze reageren met agressie. Dit is echter alleen onderzocht in een steekproef

waarbij sprake is van schizofrenie. In dit onderzoek wordt er daarom bekeken of er ook sprake is

van onderrapportage van agressie bij gewelddadige patiënten die problemen hebben of problemen

hebben gehad met het gebruik van middelen.

1.5 Onderzoeksvragen

In dit onderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen aan de orde: (1) Is de in het Nederlands

vertaalde versie van de STAXI-2 valide? (2) Is er sprake van onderrapportage van gevoelens van

agressie en woede bij de gewelddadige patiënten? Over deze vraagstellingen werden de volgende

hypothesen geformuleerd: (1) De STAXI-2-NL wordt verondersteld valide te zijn. (2) Door

onderrapportage van gevoelens van woede en agressie door de groep patiënten die een gewelddadig

delict heeft gepleegd, zal deze groep significant lager scoren op zelfrapportage van woede en

agressie in vergelijking met de groep patiënten die geen gewelddadig delict heeft gepleegd. (2a) De

groep patiënten die een gewelddadig delict heeft gepleegd maar dit ontkent zal een nog sterker

verlaagde score laten zien op woede en agressie in vergelijking met de overige groepen. Er wordt

verwacht dat deze groep de gevoelens van woede en agressie ontkent.

Page 8: Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten 8

2. Methode

2.1 Proefpersonen

Proefpersonen bestonden uit patiënten van Bouman GGZ, locatie Pieter de Hoochweg in

Rotterdam. Voor dit onderzoek hebben 146 patiënten vragenlijsten ingevuld, waarvan 114 mannen

en 32 vrouwen. Deze patiënten waren in behandeling voor een verslaving aan middelen. Voor dit

onderzoek zijn de proefpersonen ingedeeld in vier groepen, waarbij gekeken werd of de

proefpersonen een gewelddadig delict hadden gepleegd (volgens het strafblad of andere beschikbare

informatie) en wat de proefpersoon zelf antwoordde op de vraag ‘Heeft u een gewelddadig delict

gepleegd?’. De vier groepen waren: personen die een gewelddadig delict hebben gepleegd en die dit

toegeven, personen die een gewelddadig delict hebben gepleegd en dit ontkennen, personen die

geen gewelddadig delict hebben gepleegd en dit aangeven en als laatste groep proefpersonen die

volgens onze gegevens geen gewelddadig delict hebben gepleegd maar zelf aangeven dit wel te

hebben gedaan. Deze laatste groep werd gezien als niet-gewelddadig, omdat hiervoor geen

objectieve bewijzen gevonden werden.

De groep proefpersonen die een gewelddadig delict hebben gepleegd en dit toegeven

bestond uit 27 personen, waarvan 25 mannen en 2 vrouwen. De gemiddelde leeftijd in deze groep

was 38.30 (Sd = 9.57; range 23-56). De groep proefpersonen die een gewelddadig delict hebben

gepleegd maar dit ontkennen bestond uit 14 personen, waarvan alle 14 mannelijk waren. De

gemiddelde leeftijd binnen deze groep was 39.36 (Sd = 10.85; range 24-61). De groep

proefpersonen die volgens onze gegevens geen gewelddadig delict hebben gepleegd en dit zelf ook

aangeven bestond uit 83 personen, waarvan 57 mannen en 26 vrouwen. De gemiddelde leeftijd in

deze groep was 44.36 (Sd = 11.51; range 23-79). De groep proefpersonen die aangaven wel een

gewelddadig delict gepleegd te hebben, terwijl wij dit niet hebben kunnen terugvinden bestond uit

22 personen, waarvan 18 mannen en 4 vrouwen. De gemiddelde leeftijd binnen deze groep was

40.09 (Sd = 11.61; range 22-61). De gemiddelde leeftijd van de proefpersonen over het algemeen

genomen in dit onderzoek was 42.12 (Sd = 11.33; range 22-79). In Bijlage 1 zijn verdere

demografische eigenschappen te vinden van de patiëntengroep, zoals burgerlijke staat,

opleidingsniveau en financiële situatie.

2.2 Meetinstrumenten

2.2.1 STAXI-2

Page 9: Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten 9

De State-Trait Anger Expression Inventory-II (STAXI-2) werd gebruikt voor het meten van

woede als toestand en als persoonlijkheidstrek, alsook hoe men in het algemeen omgaat met zijn of

haar woede. Er werd in dit onderzoek gebruik gemaakt van een versie die vertaald is naar het

Nederlands (Hovens, Lievaart & Rodenurg, 2014). De Engelse versie werd in 1999 ontwikkeld door

Spielberger (Spielberger, 1999). De STAXI-2 bestaat uit 57 items en 6 schalen. De subschalen zijn

State Anger, Trait Anger, Anger Expression-Out, Anger Expression-In, Anger Control-Out en

Anger Control-In (Coccaro, 2013). Dit meetinstrument is een recentere versie van de eerdere State-

Trait Anger Expression Inventory (STAXI). Deze eerdere versie werd uitgebracht in 1988 door

Spielberger (Spielberger, 1988). De STAXI-2 bevat 42 van de originele 44 items die de STAXI had

(Vollrath, 2006). Daarnaast zijn er nog 15 nieuwe items toegevoegd, zoals ‘Ik probeer me te

ontspannen’ en ‘Ik wil iemand slaan’. Deze vragenlijst is ontworpen om zelfrapportage te meten en

kan individueel of in groepen worden afgenomen.

In de subschaal State Anger wordt gekeken naar de intensiteit van gevoelens van woede die

op dat moment ervaren worden (Forgays, Forgays & Spielberger, 1997). Een voorbeeldvraag van

deze subschaal is ‘Ik voel me (op dit moment) geïrriteerd’. Er zijn in deze subschaal vier

antwoordmogelijkheden, namelijk: (1) helemaal niet van toepassing, (2) een beetje van toepassing,

(3) redelijk van toepassing en (4) helemaal van toepassing. In de subschaal Trait Anger wordt

gekeken naar individuele verschillen in de dispositie om gevoelens van woede te ervaren. Een

voorbeeldvraag van deze subschaal is ‘Ik ben opvliegend van aard’. De subschaal Anger

Expression-Out meet hoe vaak gevoelens van woede geuit worden in verbaal of fysiek agressief

gedrag tegenover andere personen of objecten in de omgeving (Spielberger & Reheiser, 2009) Een

voorbeeldvraag van deze subschaal is ‘Wanneer ik boos of woedend ben, dan maak ik sarcastische

opmerkingen naar anderen’. Anger Expression-In meet hoe vaak gevoelens van woede ervaren

worden en naar binnen gericht of onderdrukt worden. Een voorbeeldvraag van deze subschaal is

‘Wanneer ik boos of woedend ben, dan houd ik dit voor mezelf’. Anger Control-Out heeft

betrekking op hoe vaak een persoon het uiten van gevoelens van woede probeert te voorkomen of te

controleren. Een voorbeeldvraag van deze subschaal is ‘Wanneer ik boos of woedend ben, dan heb

ik geduld met anderen’. Anger Control-In meet hoe vaak een persoon gevoelens van woede

probeert te laten afnemen door af te koelen. Een voorbeeldvraag van deze subschaal is ‘Wanneer ik

boos of woedend ben, dan haal ik diep adem en probeer me te ontspannen.’Ook binnen deze vijf

subschalen zijn vier antwoordmogelijkheden, namelijk: (1) bijna nooit, (2) soms, (3) vaak en (4)

bijna altijd.

De psychometrische kenmerken van de Engelse versie van de STAXI-2 en de bijbehorende

Page 10: Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten 10

subschalen zijn empirisch gevalideerd, met uitzondering van de test-hertestbetrouwbaarheid

(O’Donohue & Fisher, 2009). De interne consistentie van de schalen en subschalen varieerde van

Cronbach’s alfa .73 tot .97 (Hilsenroth & Segal, 2004). Daarnaast werden er positieve correlaties

gevonden tussen de STAXI en subschalen van de Multiphasic Inventory, Buss-Durkee Hostility

Inventory en de Eysenck Quistionnaire, wat sterk wijst op convergente validiteit van de STAXI-2

(Spielberger, 1999).

2.2.2 AVL

De Agressie Vragenlijst (AVL) is de Nederlandse versie van de Aggression Questionnaire

(AQ) die in 1992 werd ontworpen door Buss en Perry (Meesters, Muris, Bosma, Schouten &

Beuving, 1996; Hornsveld, Muris & Kraaimaat, 2009; Madsen, 2008, Buss & Perry, 1992). De lijst

bestaat uit 29 items die kunnen worden ondergebracht in vier subschalen, te weten: fysieke agressie,

verbale agressie, woede en vijandigheid. Deze lijst is ontwikkeld als een meetinstrument dat

gebruik maakt van zelfrapportage om hostiliteit en agressie te meten. In de eerste (Engelstalige)

versie van deze vragenlijst werden 52 items gebruikt die vier onderliggende factoren zouden meten,

namelijk fysieke agressie, verbale agressie, woede en hostiliteit (Meesters et al., 1996). Na analyse

bleven er 29 items over die de uiteindelijke vragenlijst vormden. Er zijn vijf

antwoordmogelijkheden, namelijk (1) helemaal mee oneens, (2) tamelijk mee oneens, (3) weet niet,

(4) tamelijk mee eens en (5) helemaal mee eens. Een voorbeeldvraag van de Agressie Vragenlijst is

‘Soms kan ik de neiging om iemand anders te slaan niet onderdrukken’. Harris (1997) deed

onderzoek naar de psychometrische eigenschappen van de AQ en vond in haar onderzoek een

matige tot hoge betrouwbaarheid van de schalen, zowel qua interne consistentie als in test-

hertestcorrelaties over een periode van zeven maanden. Ook bleek er sprake te zijn van convergente

validiteit, wat bleek uit positieve samenhang tussen schalen van AQ met schalen van de Personality

Assessment Inventory, Lack of Frustration Scale en Aggression Inventory. De validiteit van de

Nederlandse versie van de AQ, de AVL, werd in 2002 door Morren en Meesters onderzocht

(Hornsveld, Muris & Kraaimaat, 2009). Zij vonden dat scores op de AVL positief correleerden met

woede als persoonlijkheidstrek.

2.2.3 SCL-90

De Symptom Checklist-90 (SCL-90) is een zelfrapportagelijst waarmee globaal de

Page 11: Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten 11

psychopathologie op as I wordt bekeken en waarmee algemene symptomen worden gemeten

(Sajatovic & Ramirez, 2012). Derogatis ontwikkelde deze vragenlijst en deze werd door Arrindell

en Ettema in het Nederlands vertaald (Derogatis, 1994; Arrindell & Ettema, 2003). De SCL-90

bestaat uit 90 items. Er wordt gekeken naar acht subschalen: agorafobie, angst, depressie,

somatische klachten, insufficiëntie van denken en handelen, wantrouwen en interpersoonlijke

sensitiviteit, hostiliteit en slapeloosheid (Arrindell & Ettema, 2003). De totaalscore wordt

weergeven op de schaal psychoneuroticisme. Bij ieder item wordt de proefpersoon gevraagd om aan

te geven hoeveel last ze hebben ondervonden van een bepaald symptoom of een psychologische

staat. Er zijn vijf antwoordmogelijkheden: (0) helemaal niet, (1) een beetje, (2) nogal, (3) tamelijk

veel en (4) heel erg. Onderzoek naar de validiteit en betrouwbaarheid van de SCL-90 laat zien dat

deze kenmerken voldoende zijn (Plante, 2011). In een onderzoek naar de interne consistentie en

validiteit van de SCL-90 bij bariatrische patiënten vonden Ransom, Ashton, Windover en Heinberg

(2010) Cronbach’s α-coëfficiënten van .76 tot .90, wat wijst op sterke interne validiteit. Daarnaast

vonden zij dat er sprake was van goede convergente validiteit. Ook in het onderzoek van Hardt,

Gerbergshagen en Franke (2000) naar het gebruik van de SCL-90 bij patiënten met chronische pijn

bleek er sprake te zijn van interne validiteit (α = .71-.89). In de handleiding van de SCL-90 wordt

vermeld dat de test-hertestbetrouwbaarheid met een interval van twee en vier maanden tussen de .62

en .85 lag voor de subschalen (Derogatis, Lipman & Covi, 1973). Daarnaast bleek er sprake te zijn

van goede convergente validiteit, wat bleek uit een relatie met klachten en persoonlijkheidsaspecten

van de Nederlandse Persoonlijkheidsvragenlijst (Arrindell & Ettema, 2003).

2.2.4 BIS-11

De Barratt Impulsiveness Scale (BIS-11) is een instrument voor het meten van impulsiviteit

(Suris, Lind, Emmett, Borman, Kashner & Barratt, 2004). Deze vragenlijst werd in het Nederlands

vertaald door Lijffijt en Barratt (2005). De persoonlijkheidstrek impulsiviteit zou gerelateerd zijn

aan een bepaalde vorm van agressie, namelijk impulsieve agressie. Deze vragenlijst bestaat uit 30

items met drie domeinen: motorische impulsiviteit (actie ondernemen zonder daar eerst over na te

denken), niet-planmatige impulsiviteit (aandacht voor details) en impulsiviteit in de aandacht

(nadenken over de toekomst en copingsstabiliteit) (Yudofsky & Hales, 2008). Items worden

gescoord op een vierpuntsschaal: (1) nooit/zelden, (2) af en toe, (3) vaak en (4) bijna altijd/altijd.

Een voorbeeldvraag van de BIS-11 is ‘ik plan uitjes ruim van te voren’. De BIS-11 is betrouwbaar

in zowel klinische als niet-klinische populaties (Segal & Hersen, 2009). Zo vonden Stanford en

Page 12: Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten 12

Barratt (1995) dat de interne consistentie van de BIS voor zowel gevangenen, studenten,

verslaafden als algemene psychiatrische patiënten voldoende was. Stanford, Mathias, Dougherty,

Lake, Anderson en Patton (2009) vonden in hun onderzoek dat de test-hertestbetrouwbaarheid na

een maand tussen de .23 en .83 lag voor de verschillende schalen. Ook vonden zij dat de scores op

de BIS-11 significant correleerden met andere zelfrapportagemetingen van impulsiviteit, zoals de

Eysenck Impulsiveness Scale en de Zuckerman Sensation-Seeking Scale. Dit wijst op convergente

validiteit van de BIS-11.

2.2.5 NEO-FFI

De NEO Five-Factor Inventory (NEO-FFI) is een verkorte versie van de NEO Personality

Inventory (NEO PI; Weiner & Greene, 2011). De NEO-FFI werd in 1992 ontworpen door Costa en

McCrae (John, Robins & Pervin, 2010). Deze verkorte versie is ontworpen om te gebruiken in

gevallen waar er te weinig tijd is om de volledige NEO-PI, welke 240 items bevat, af te nemen

(Weiner & Greene, 2011). De vragenlijst bestaat uit de 60 items vanuit de NEO PI die gebruikt

worden om vijf domeinen te meten: neuroticisme, extraversie, openheid, altruïsme en

consciëntieusheid (Weiner & Greene, 2011). Neuroticisme verwijst naar de neiging van een

individu om negatieve gevoelens te ervaren, zoals verdriet, woede en gevoelens van schuld.

Extraversie beschrijft de mate waarin iemand gekarakteriseerd wordt door socialisatie, assertiviteit

en positieve emoties. Openheid voor ervaringen verwijst naar inbeelding, nieuwsgierigheid en

intellectuele zelfstandigheid. Altruïsme beschrijft meegaandheid en empathie. Consciëntieusheid

staat voor planmatige vaardigheden, organisatie en zelfdiscipline (Haider, Edwin, MacKenzie,

Bosse, Castillo & Travison, 2002). Een voorbeelditem is ‘er is veel voor nodig om mij boos te

krijgen’. McCrae en Allik (2002) vergeleken de NEO-FFI met de ‘Big Five’-schalen van Eysenck,

die in eerder onderzoek bevestigd zijn. Ze vonden dat vrijwel alle gevonden correlaties

overeenkwamen met de vooraf voorspelde correlaties. Dit zou wijzen op validiteit van de NEO-FFI

schalen.

2.3 Procedure

Patiënten van Bouman GGZ werden via hun behandelaar of in de wachtkamer benaderd

door masterstudenten met de vraag of zij mee wilden werken aan het onderzoek. Wanneer patiënten

bereid waren om mee te werken aan het onderzoek, werd hen gevraagd een informatieformulier

Page 13: Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten 13

over het onderzoek door te lezen. Daarna werd hen gevraagd een toestemmingsformulier te

ondertekenen. Als de patiënten de informatie begrepen hadden en akkoord waren gegaan, konden

zij beginnen met het invullen van de vragenlijsten. Dit gebeurde in een rustig gedeelte van de

wachtruimte of in een behandelkamer.

Inclusiecriteria om mee te doen aan dit onderzoek waren: minimaal 18 jaar, voldoende tijd

om de vragenlijsten in te vullen, status van patiënt bij Bouman GGZ en redelijk tot goed begrip van

de Nederlandse taal. Patiënten die niet aan deze criteria voldeden, konden niet meewerken met het

onderzoek. In dit onderzoek werd niet gekeken naar mogelijke psychopathologie van de patiënten.

2.4 Design

Alle statistische analyses werden uitgevoerd met SPSS versie 17.0. Er werd een

significantieniveau gehanteerd van α = .05.

Om de eerste hypothese te onderzoeken (De STAXI-2-NL is valide), werd er een

correlationeel onderzoek uitgevoerd. Er werd gekeken naar de betrouwbaarheid (interne

consistentie) en de correlatie tussen de STAXI-2-NL, AVL, BIS-11, de subschalen van de NEO-FFI

en de SCL-90. Voor het onderzoek naar de betrouwbaarheid werd gebruik gemaakt van Cronbach’s

alfa. Alfa-coëfficiënten met een waarde van 0.70 of groter werden gezien als bewijs van adequate

betrouwbaarheid (Iacobucci & Duhachek, 2003). Voor het onderzoek naar de validiteit werd er

gekeken naar de convergente en discriminante validiteit. De convergente validiteit werd onderzocht

door te kijken naar de correlatie tussen de subschalen van de STAXI-2-NL en eerder gevalideerde

metingen van overeenkomstige constructen, te weten de AVL, BIS-11 en de subschaal Hostiliteit

van de SCL-90. Voor het bepalen van de sterkte van het verband werd er gebruik gemaakt van de

richtlijnen die door Cohen (1988) zijn opgesteld. De discriminante validiteit werd onderzocht door

te kijken naar de correlatie tussen de subschalen van de STAXI-2-NL en eerder gevalideerde

metingen die een ander construct meten, te weten de subschalen Altruïsme en Consciëntieusheid

van de SCL-90.

De tweede hypothese stelt dat proefpersonen in de gewelddadige groep gevoelens van

woede en agressie zullen onderrapporteren en hierdoor lager of gelijk zullen scoren in vergelijking

met proefpersonen in de niet-gewelddadige groep. Daarnaast werd verwacht dat proefpersonen in

de gewelddadige groep die het delict ontkennen nog lager zouden scoren in vergelijking met de

overige drie groepen. Om deze hypothese te onderzoeken is er een 2x2 ANOVA uitgevoerd. De

Page 14: Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten 14

afhankelijke variabele was de score op elke subschaal van de STAXI-2-NL en de onafhankelijke

variabelen waren de groep (gewelddadig of niet gewelddadig) en of het antwoord op de vraag

‘Heeft u een gewelddadig delict gepleegd?’ overeenkomstig was met onze gegevens of niet.

3. Resultaten

3.1 Betrouwbaarheid van de STAXI-2-NL

De schattingen voor betrouwbaarheid (interne consistentie) zijn weergeven in Tabel 2. Voor

alle schalen werd een waarde hoger dan .70 gevonden. De gemiddelde alfa-coëfficiënt genomen

over alle schalen was .89.

Tabel 2. Betrouwbaarheid (Cronbach’s alfa) van de subschalen van STAXI-2-NL.

Schaal Alfa

State Anger

Trait Anger

Anger Expression-Out

Anger Expression-In

Anger Control-Out

Anger Control-In

0.97

0.91

0.85

0.73

0.82

0.77

3.2 Validiteit van de STAXI-2-NL

3.2.1 Convergente validiteit van de STAXI-2-NL

De convergente validiteit van de STAXI-2-NL werd bepaald aan de hand van Pearson

correlaties met andere metingen van woede en agressie, namelijk de AVL, de BIS-11 en de

subschaal Hostiliteit van de SCL-90. Deze correlaties zijn te vinden in Tabel 3. Er werden

significante, zwakke tot sterke (r = 0.22 tot 0.58) positieve correlaties gevonden tussen State Anger,

Trait Anger, Anger Expression-Out en de subschalen van de AVL. De subschaal Hostiliteit van de

Page 15: Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten 15

SCL-90 bleek positief samen te hangen met State Anger, Trait Anger, Anger Expression-Out en

Anger Expression-In. Hoewel al deze correlaties significant waren, ging het bij de subschalen State

Anger en Trait Anger om sterke samenhang (r = 0.54 en 0.61), bij Anger Expression-Out om een

matige samenhang (r = 0.47) en bij de subschaal Anger Expression-In om een zwakke samenhang

(r = 0.23). Daarnaast bleek er sprake te zijn van een significante positieve samenhang tussen de

subschalen van de BIS-11 en Trait Anger. Dit verband bleek zwak te zijn (r = 0.27 tot 0.28).

Tabel 3. Correlaties tussen subschalen van STAXI-2-NL, AVL, BIS-11 en SCL-90.

S-Ang T-Ang AX-O AX-I AC-O AC-I AVLf AVLv AVLw AVLh AVLt SCLh BISa BISm BISn

S-Ang -

T-Ang 0.55* -

AX-O 0.42* 0.67* -

AX-I 0.23* 0.25* 0.23* -

AC-O -0.24* -0.36* -0.30* 0.31* -

AC-I -0.21 -0.22* -0.23* 0.31* 0.71* -

AVLf 0.22* 0.44* 0.49* 0.15 -0.20 -0.04 -

AVLv 0.23* 0.44* 0.53* 0.15 -0.14 -0.08 0.70* -

AVLw 0.27* 0.53* 0.58* 0.24* -0.30* -0.13 0.69* 0.71* -

AVLh 0.33* 0.49* 0.42* 0.34* -0.10 -0.03 0.56* 0.64* 0.69* -

AVLt 0.31* 0.55* 0.58* 0.25* -0.22 -0.08 0.88* 0.85* 0.89* 0.84* -

SCLh 0.54* 0.61* 0.47* 0.23* -0.34* -0.28* 0.44* 0.40* 0.48* 0.38* 0.50* -

BISa 0.14 0.28* -0.18 -0.09 0.28* 0.17 0.19 0.33* 0.44* 0.36* 0.37* 0.41* -

BISm 0.12 0.27* -0.19* -0.02 0.17 0.14 0.25* 0.31* 0.40* 0.35* 0.37* 0.31* 0.64* -

BISn 0.12 0.27* -0.25* -0.10 0.12 0.18 0.24* 0.15 0.38* 0.29* 0.32* 0.30* 0.41* 0.35* -

S-Ang = State Anger, T-Ang = Trait Anger, AX-O = Anger Expression-Out, AX-I = Anger Expression-In, AC-O =

Anger Control-Out, AC-I = Anger Control-In, AVLf = Agressie Vragenlijst Fysieke agressie, AVLv = Agressie

Vragenlijst Verbale agressie, AVLw = Agressie Vragenlijst Woede, AVLh = Agressie Vragenlijst Hostiliteit, AVLt =

Agressie Vragenlijst Totaalscore, SCLh = Symptom Checklist-90 Hostiliteit, BISa = Barrett Impulsiveness Scale 11

Attentional, BISm = Barrett Impulsiveness Scale 11 Motor, BISn = Barrett Impulsiveness Scale 11 Nonplanning.

Page 16: Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten 16

* p < 0.01.

3.2.2 Discriminante validiteit van de STAXI-2-NL

Om de discriminante validiteit van de STAXI-2-NL te meten werden correlaties onderzocht

tussen de subschalen van de STAXI-2-NL en de schalen Consciëntieusheid en Altruïsme van de

NEO-FFI. De correlaties zijn terug te vinden in Tabel 4. Altruïsme bleek significant negatief samen

te hangen met State Anger, Trait Anger, Anger Expression-Out en Anger Control-Out. Deze

samenhang was voor alle schalen matig (r = -0.30 tot -0.46). Daarnaast bleek Consciëntieusheid

significant negatief samen te hangen met Anger Expression-In (r = -0.24).

Tabel 4. Correlaties tussen subschalen van de STAXI-2 en de NEO-FFI.

S-Ang T-Ang AX-O AX-I AC-O AC-I NEOc NEOa

S-Ang -

T-Ang 0.55* -

AX-O 0.42* 0.67* -

AX-I 0.23* 0.25* 0.23* -

AC-O -0.24* -0.36* -0.30* 0.31* -

AC-I -0.21 -0.22* -0.23* 0.31* 0.71* -

NEOc -0.12 -0.18 -0.17 -0.24* 0.20 0.12 -

NEOa -0.38* -0.46* -0.41* -0.18 0.30* 0.21 0.32* -

S-Ang = State Anger, T-Ang = Trait Anger, AX-O = Anger Expression-Out, AX-I = Anger Expression-In, AC-O =

Anger Control-Out, AC-I = Anger Control-In, NEOc = NEO Five Factor Inventory Consciëntieusheid, NEOa = NEO

Five Factor Inventory Altruïsme.

* p < 0.01.

3.3 Vergelijking van groepen op STAXI-2-NL-scores

Page 17: Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten 17

De gemiddelde scores behaald op de subschalen per groep zijn terug te vinden in Tabel 5.

Effecten worden weergeven in Tabel 6. Op de schaal Anger Expression-Out bleek de groep

proefpersonen die een gewelddadig delict had gepleegd hoger te scoren dan de groep die geen delict

of een niet-gewelddadig delict had gepleegd. Dit werd weerspiegeld in een significant effect van

gewelddadig/niet-gewelddadig, F(1,139) = 4.39, p < .05. Dit betekent dat proefpersonen die eerder

in hun leven een gewelddadig delict hebben gepleegd aangaven vaker hun woede om te zetten in

verbale en fysieke agressie gericht op de omgeving.

Tabel 5. Gemiddelden en standaarddeviaties voor de verschillende groepen op de subschalen van

STAXI-2-NL.

Gewelddadig Niet-gewelddadig

Antwoord

komt overeen

(N = 27)

Antwoord komt

niet overeen (N

= 14)

Antwoord komt

overeen (N = 83)

Antwoord komt

niet overeen (N

= 22)

State Anger 19.7 (8.4) 23.9 (12.5) 18.5 (7.2) 20.7 (6.7)

Trait Anger 18.6 (7.1) 19.3 (7.7) 17.5 (5.6) 19.5 (5.8)

Anger Expression-Out 17.6 (5.3) 17.6 (6.0) 14.7 (4.4) 16.2 (5.3)

Anger Expression-In 18.9 (4.5) 19.8 (2.1) 18.3 (4.9) 17.4 (3.7)

Anger Control-Out 21.1 (5.9) 20.1 (5.0) 21.2 (5.1) 19.4 (4.4)

Anger Control-In 21.2 (5.4) 19.8 (4.1) 20.7 (5.1) 20.1 (5.5)

Tabel 6. Effecten voor de verschillende groepen op de subschalen van STAXI-2-NL.

F p

State Anger

Gewelddadig/Niet-gewelddadig

Antwoord overeenkomstig of niet

1.75

3.47

.188

.065

Page 18: Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten 18

Interactie 0.32 .569

Trait Anger

Gewelddadig/Niet-gewelddadig

Antwoord overeenkomstig of niet

Interactie

0.11

1.11

0.33

.739

.294

.616

Anger Expression-Out

Gewelddadig/Niet-gewelddadig

Antwoord overeenkomstig of niet

Interactie

4.39

0.52

0.50

.038*

.472

.481

Anger Expression-In

Gewelddadig/Niet-gewelddadig

Antwoord overeenkomstig of niet

Interactie

2.62

0.00

1.00

.108

.987

.320

Anger Control-Out

Gewelddadig/Niet-gewelddadig

Antwoord overeenkomstig of niet

Interactie

0.10

1.67

0.16

.754

.199

.690

Anger Control-In

Gewelddadig/Niet-gewelddadig

Antwoord overeenkomstig of niet

Interactie

0.01

0.78

0.11

.918

.380

.738

* p < 0.05

Page 19: Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten 19

4. Discussie

In dit artikel werden de volgende hypothesen onderzocht: (1) De STAXI-2-NL wordt

verondersteld valide te zijn. (2) Door onderrapportage van gevoelens van woede en agressie door de

gewelddadige groep, zal deze groep significant lager of gelijk scoren op woede en agressie in

vergelijking met de niet-gewelddadige groep. (2a) De gewelddadige groep die ontkent een delict te

hebben gepleegd zal een nog lagere score laten zien op woede en agressie in vergelijking met de

overige drie groepen.

De validiteit van de STAXI-2-NL werd onderzocht door te kijken naar de betrouwbaarheid,

convergente validiteit en discriminante validiteit. Betrouwbaarheidswaarden van de subschalen

lagen tussen 0.73 en 0.97, wat voldoende waarden zijn. Deze waarden komen overeen met eerder

onderzoek naar de betrouwbaarheid van de STAXI-2 (Spielberger, 1999; Alcázer, Deffenbacher &

Byrne, 2011). Er kan dus worden geconcludeerd dat de betrouwbaarheid van de STAXI-2-NL

voldoende is.

Convergente validiteit werd bepaald door de correlaties tussen subschalen van de STAXI-2-

NL en de AVL, de BIS-11 en de schaal Hostiliteit van de SCL-90. Er werd gevonden dat de

subschalen State Anger, Trait Anger en Anger Expression-Out van de STAXI-2 positief

correleerden met alle schalen van de AVL. De subschaal Hostiliteit van de SCL-90 bleek significant

positief te correleren met State Anger, Trait Anger, Anger Expression-Out en Anger Expression-In.

Daarnaast bleek dat Trait Anger significant positief correleerde met alle subschalen van de BIS-11.

De richting van de gevonden correlaties komt overeen met correlaties die gevonden werden in

eerder onderzoek (Maxwell, Sukhodolsky & Sit, 2009; Dahlen, Martin, Ragen & Kuhlman, 2004;

Dahlen & Martin, 2006; Sierra & Quintanilla, 2007). Dit wijst erop dat er sprake is van convergente

validiteit van de STAXI-2-NL.

De discriminante validiteit werd beoordeeld door de subschalen van de STAXI-2-NL te

vergelijken met de subschalen Consciëntieusheid en Altruïsme van de NEO-FFI. Op basis van het

onderzoek van Hosie et al. (2014) en Khodayarifard et al. (2013) werd verwacht dat deze

subschalen negatief zouden samenhangen met metingen van woede op de STAXI-2-NL. De

gevonden correlaties waren zoals verwacht in de negatieve richting en kwamen overeen met

correlaties die werden gevonden in deze eerdere onderzoeken. Deze verschillende metingen van

betrouwbaarheid en validiteit laten dus zien dat de STAXI-2-NL een betrouwbaar en valide

instrument is dat gebruikt kan worden in klinische populaties.

Page 20: Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten 20

Wanneer de vier groepen werden vergeleken op de subschalen van de STAXI-2-NL, werd er

alleen een significant verhoogde score gevonden voor de groep gewelddadige proefpersonen op

Anger Expression-Out. De gevormde hypothese over onderrapportage is daarmee dus verworpen;

juist het tegengestelde effect werd gevonden op deze schaal. Volgens Spielberger en Sydeman

(1994) is het uiten van woede op de externe wereld geassocieerd met gewelddadig gedrag. De

subschaal Anger Expression-Out meet in hoeverre een persoon zegt zijn of haar woede en agressie

te richten op de omgeving. Deze bevinding biedt dus ondersteuning voor de theorie van Spielberger

en Sydeman. Er lijkt in deze steekproef daarnaast geen sprake te zijn van impression management,

zoals wel gevonden werd in het onderzoek van McEwan, Davis, MacKenzie en Mullen (2009). Een

mogelijke verklaring hiervoor is dat proefpersonen in dit onderzoek duidelijk werd verteld dat de

gegevens anoniem verwerkt zouden worden en dus niet terug te leiden zijn naar de proefpersoon.

Hierdoor hadden proefpersonen mogelijk het gevoel dat ze zich niet beter hoefden voor te doen,

omdat het invullen van de vragenlijst geen verdere gevolgen zou hebben.

Een beperking van deze studie is dat er alleen gebruik is gemaakt van een specifieke

populatie, namelijk personen die problemen hebben of hebben gehad met middelengebruik.

Resultaten van validiteit en zelfrapportages van woede en agressie zouden er in andere populaties

anders uit kunnen zien. Ook is er mogelijk sprake van een selectiebias. De proefpersonen die mee

hebben gedaan deden dit vrijwillig. Daarnaast moesten zij op de testdag genoeg tijd hebben om de

vragenlijsten in te kunnen vullen. Mogelijk ontstaat hierdoor een bias in de steekproef. Een derde

beperking aan dit onderzoek is de grootte van de groepen die gebruikt werden. Bij de instelling

waarbij het onderzoek werd gedaan waren minder forensische patiënten dan niet-forensische

patiënten. Bij de dossieranalyses bleek dat niet iedereen in de forensische groep een gewelddadig

delict had gepleegd, waardoor deze groep nog kleiner werd. Een vierde beperking is dat er twee

assumpties voor het uitvoeren van een ANOVA werden geschonden, namelijk homogeniteit van

variantie en normaalverdeling binnen de groepen (Field, 2013). Toch werd er gekozen om een

ANOVA uit te voeren, omdat niet-parametrische tests in dit onderzoek nietszeggend zouden zijn.

Op basis van de resultaten in dit onderzoek kan gesteld worden dat de vertaalde versie van

de STAXI-2 in het Nederlands een valide instrument is voor onderzoek naar zelfrapportages van

woede en agressie in klinische populaties. Verder werd in dit onderzoek gevonden dat

gewelddadige verslaafden rapporteren dat zij hun woede meer uiten naar de omgeving dan niet-

gewelddadige verslaafden. Op de andere subschalen van de STAXI-2-NL werd tussen de vier

groepen geen significant verschil gevonden. Mogelijk verschillen gewelddadige en niet-

gewelddadige patiënten met een verslaving aan middelen dus niet in hun geneigdheid tot het

Page 21: Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten 21

ervaren van woede, maar zullen gewelddadige middelenafhankelijke patiënten hun woede eerder

richten op hun omgeving.

In toekomstig onderzoek is het belangrijk dat er gekeken wordt of de STAXI-2-NL zijn

validiteit behoudt in andere populaties dan in het huidige onderzoek gebruikt is. Daarnaast zou er

gekeken kunnen worden naar mogelijke onderrapportage van gevoelens van woede binnen andere

populaties (bijvoorbeeld met specifieke psychiatrische stoornissen) of wanneer er sprake is van een

andere opzet van het onderzoek (bijvoorbeeld wanneer individuele scores wel zijn terug te leiden

naar een persoon). In dit onderzoek werd gevonden dat gewelddadige patiënten met een verslaving

aan middelen hoger scoorden op de subschaal Anger Expression-Out, wat erop wijst dat zij vaker

hun woede zullen uiten richting de omgeving. Op de andere schalen werden echter geen significante

verschillen gevonden tussen de groepen. Mogelijk is er dus geen verschil tussen gewelddadige en

niet-gewelddadige personen wanneer er gekeken wordt naar het ervaren van woede, maar wel in de

manier waarop ze deze woede uiten. In de toekomst is het van belang dat dit verder onderzocht

wordt bij andere populaties.

Page 22: Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten 22

5. Literatuur

Abrams, M. (2010). Anger Management in Sport: Understanding and Controlling Violence in

Athletes. Champaign, Illinois: Human Kinetics.

Alcázer, R. J., Deffenbacher, J. F. & Byrne, Z. S. (2011). Assessing the Factor Structure of the

Anger Expression Inventory (ML-STAXI) in a Mexican Sample. International Journal of

Psychology and Psychological Therapy, 11(2), 307-318.

Anderson, C. A. & Bushman, B. J. (2002). Human Aggression. Annu. Rev. Psychol., 53, 27-51.

Arrindell, W. A. & Ettema, J. H. M. (2003). SCL-90. Symptom Checklist. Handleiding bij een

multidimensionele psychopathologie-indicator. Lisse, Nederland: Swets Test Publishers.

Barlett, C. P. & Anderson, C. A. (2012). Direct and indirect relations between the Big 5 personality

traits and aggressive and violent behavior. Personality and Individual Differences, 52, 870-

875.

Baron, R. A. & Richardson, D. R. (2004). Human Aggression. New York City, New York: Springer.

Bushman, B. J. & Anderson, C. A. (2001). Is It Time to Pull the Plug on the Hostile Versus

Instrumental Aggression Dichotomy? Psychological Review, 108(1), 273-279.

Buss, A. H. & Perry, M. (1992). The Aggression Questionnaire. Journal of Personality and Social

Psychology, 63(3), 452-459.

Coccaro, E. (2013). Aggression: Psychiatric Assessment and Treatment. Londen, Verenigd

Koninkrijk: Taylor & Francis Group.

Cohen, J. (1988). Statistical power analysis for the behavioral sciences (2nd ed.). Mahwah, New

Jersey: Lawrence Erlbaum.

Dahlen, E. R. & Martin, R. C. (2006). Refining the anger consequences questionnaire. Personality

and Individual Differences, 41, 1021-1031.

Dahlen, E. R., Martin, R. C., Ragen, K. & Kuhlman, M. M. (2004). Boredom proneness in anger

and aggression: effects of impulsiveness and sensation seeking. Personality and Individual

Differences, 37, 1615-1627.

Decuyper, M., De Bolle, M. & De Fruyt, F. (2011). General and maladaptive traits and anger in a

Page 23: Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten 23

combined forensic psychiatric and general population sample. International Journal of Law

and Psychiatry, 34, 354-361.

Deffenbacher, J. L., Oetting, E. R., Thwaites, G. A., Lynch, R. S., Baker, D. A., Stark, R. S., …

Eiswerth-Cox, L. (1996). State-Trait Anger Theory and the Utility of the Trait Anger Scale.

Journal of Counseling Psychology, 43(2), 131-148.

Derogatis, L. R., Lipman, R. S. & Covi, L. (1973). SCL-90: an outpatient psychiatric rating scale –

preliminary report. Psychopharmacology Bulletin, 9, 13-27.

DiGiuseppe, R. & Tafrate, R. C. (2006). Understanding Anger Disorders. Oxford, Verenigd

Koninkrijk: Oxford University Press.

Field, A. (2013). Discovering Statistics using IBM SPSS Statistics. Thousand Oaks, Californië:

SAGE Publications.

Forgays, D. G., Forgays, D. K. & Spielberger, C. D. (1997). Factor Structure of the State-Trait

Anger Expression Inventory. Journal of Personality Assessment, 69(3), 497-507.

Goldberg, L. W. (1990). An Alternative “Description of Personality”: The Big-Five Factor

Structure. Journal of Personality and Social Psychology, 59(6), 1216-1229.

Haider, A. H., Edwin, D. H., MacKenzie, E. J., Bosse, M. J., Castillo, R. C. & Travison, T. G.

(2002). The Use of the NEO-Five Factor Inventory to Assess Personality in Trauma Patients:

A Two-Year Prospective Study. Journal of Orthopaedic Trauma, 16 (9), 660-667.

Hardt, J., Gerbershagen, H. U. & Franke, P. (2000). The symptom check-list, SCL-90-R: its use and

characteristics in chronic pain patients. European Journal of Pain, 4, 137-148.

Harris, J. A. (1997). A Further Evaluation of the Aggression Questionnaire: Issues of Validity and

Reliability. Behav. Res. Ther., 35(11), 1047-1053.

Hersen, M. (2004). Comprehensive Handbook of Psychological Assessment, Volume 2: Personality

Assessment. Hoboken, New Jersey: John Wiley & Sons.

Hilsenroth, M. J. & Segal, D. L. (2004). Comprehensive Handbook of Psychological Assessment,

Personality Assessment. Hoboken, New Jersey: John Wiley & Sons.

Hoaken, P. N. S. & Stewart, S. H. (2003). Drugs of abuse and the elictation of human aggressive

behavior. Addictive Behaviors, 28, 1533-1554.

Page 24: Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten 24

Hornsveld, R. H. J., Muris, P. & Kraaimaai, F. W. (2009). Drie zelfrapportage vragenlijsten voor

de forensische psychiatrie. Rhoon, Nederland: FPC de Kijvelanden.

Hosie, J., Gilbert, F, Simpson, K & Daffern, M. (2014). An Examination of the Relationship

Between Personality and Aggression Using the General Aggression and Five Factor Models.

Aggressive Behavior, 40(2), 189-196.

Hovens, H., Lievaart, M. & Rodenburg, J. (2014). STAXI-2. Vragenlijst over boosheid –

handleiding. Amsterdam, Nederland: Hogrefe.

Iacobucci, D. & Duhachek, A. (2003). Advancing Alpha: Measuring Reliability with Confidence.

Journal of Consumer Psychology, 13(4), 478-487.

John, O. P., Robins, R. W. & Pervin, L. A. (2010). Handbook of Personality: Theory and Research.

New York City, New York: Guilford Press.

Jones, S. E., Miller, J. D. & Lynam, D. R. (2011). Personality, antisocial behavior, and aggression:

A meta-analytic review. Journal of Criminal Justice, 39, 329-337.

Kassinove, H. & Tafrate, H. K. (2002). Anger Management: The Complete Treatment Guidebook

for Practitioners. Atascadero, Californië: Impact Publishers.

Khodayarifard, M., Spielberger, C. D., Lavasani, M. G. & Zardkhaneh, S. A. (2013). Psychometric

Properties of Farsi Version of the Spielberger’s State-Trait Anger Expression Inventory-2

(FSTAXI-2). Social and Behavioral Sciences, 82, 325-329.

Krakowski, M. I. & Czobor, P. (2012). The denial of aggression in violent patients with

schizophrenia. Schizophrenia Research, 141, 228-233.

Lijffijt, M. & Barratt, E. S. (2005). Persoonlijke evaluatie: BIS-11. Op 8 juli 2014 verkregen van

http://www.impulsivity.org/measurement/BIS-11Dutch.pdf.

MacLean, P. D. (1990). The Triune Brain in Evolution: Role in Paleocerebral Functions. New

York City, New York: Springer.

Madsen, J. R. (2008). Aggression, Gender, and Generational Affiliation: A Quantitative Analysis.

Ann Arbor, Michigan: ProQuest.

Maxwell, J. P., Sukhodolsky, D. G. & Sit, C. H. P. (2009). Preliminary validation of a Chinese

version of the State-Trait Anger Expression Inventory-2. Asian Journal of Social

Page 25: Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten 25

Psychology, 12, 1-11.

McCormick, R. A. & Smith, M. (1995). Aggression and Hostility in Substance Abusers: the

Relationship to Abuse Patterns, Coping Style and Relapse Triggers. Addictive Behaviors,

20(5), 555-562.

McCrae, R. R. & Allik, J. (2002). The Five-Factor Model of Personality across Cultures. New

York City, New York: Springer.

McEwan, T. E., Davis, M. R., MacKenzie, R. & Mullen, P. E. (2009). The effects of social

desirability response bias on STAXI-2 profiles in a clinical forensic sample. British Journal

of Clinical Psychology, 48, 431-436.

Meesters, C., Muris, P., Bosma, H., Schouten, E. & Beuving, S. (1996). Psychometric evaluation of

the Dutch version of the Aggression Questionnaire. Behav. Res. Ther. 34 (10), 839-843.

Novaco, R. W. (2003). The novaco anger scale and provocation inventory. Los Angeles, Californië:

Western Psychological Services.

O’Donohue, W. T. & Fisher, J. E. (2009). General Principles and Empirically Supported

Techniques of Cognitive Behavior Therapy. Hoboken, New Jersey: John Wiley & Sons.

Panksepp, J. (1998). Affective Neuroscience: The Foundations of Human and Animal Emotions.

Oxford, Verenigd Koninkrijk: Oxford University Press.

Pihl, R. O. & Peterson, J. (1994). Drugs and Aggression: Correlations, Crime and Human

Manipulative Studies and Some Proposed Mechanisms. J Psychiatr Neurosci, 20 (2), 141-

149.

Pihl, R. O. & Sutton, R. (2009). Drugs and Aggression Readily Mix; So What Now? Substance Use

& Misuse, 44, 1188-1203.

Plante, T. G. (2011). Contemporary Clinical Psychology. Hoboken, New Jersey: John Wiley &

Sons.

Ransom, D., Ashton, K., Windover, A. & Heinberg, L. (2010). Internal consistency and validity

assessment of SCL-90-R for bariatric surgery candidates. Surgery for Obesity and Related

Disease, 6, 622-627.

Reevy, G., Ozer, Y. M. & Ito, Y. (2010). Encyclopedia of Emotion: Volume 1. Santa Barbara,

Page 26: Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten 26

Californië: ABC-CLIO.

Sajatovic, M. & Ramirez, L. F. (2012). Rating Scales in Mental Health. Baltimore, Maryland: John

Hopkins University Press.

Segal, D. L. & Hersen, M. (2009). Diagnostic Interviewing. New York City, New York: Springer.

Sharpe, J. P. & Desai, S. (2001). The Revised Neo Personality Inventory and the MMPI-2

Psychopathology Five in the prediction of aggression. Personality and Individual

Differences, 31, 505-518.

Sierra, J. C. & Quintanilla, J. R. G. (2007). Validación de la version Española del Cuestionario de

Agresión de Buss-Perry en estudiantes universitarios salvadoreños. Psicología y Salud,

17(1), 103-113.

Spielberger, C. D. (1988). Manual for the State-Trait Anger Expression Inventory. Odessa, Florida:

Psychological Assessment Resources.

Spielberger, C. D. (1999). State-Trait Anger Expression Inventory-2™ (STAXI-2™). Lutz, Florida:

PAR, Inc.

Spielberger, C. D. & Reheiser, E. C. (2009). Assessment of Emotions: Anxiety, Anger, Depression,

and Curiosity. Applied Psychology: Health and Well-Being, 1(3), 271-302.

Spielberger, C. D. & Sydeman, S. J. (1994). State-Trait Anxiety Inventory and State-Trait Anger

Expression Inventory. In M. E. Maurish (Ed.), The use of psychological tests for treatment

planning and outcome assessment (pp. 292-321). Hillsdale, New Jersey: Erlbaum.

Stanford, M. S. & Barratt, E. S. (1995). Factor Structure of the Barratt Impulsiveness Scale. Journal

of Clinical Psychology, 51(6), 768-774.

Stanford, M. S., Mathias, C. W., Dougherty, D. M., Lake, S. L., Anderson, N. E. & Patton, J. H.

(2009). Fifty years of the Barratt Impulsiveness Scale: An update and review. Personality

and Individual Differences, 47, 385-395.

Suris, A., Lind, L., Emmett, G., Borman, P. D., Kashner, M. & Barratt, E. S. (2004). Measures of

aggressive behavior: Overview of clinical and research instruments. Aggression and Violent

Behavior, 9, 165-227.

Taylor, J. L. & Novaco, R. W. (2005). Anger Treatment for People with Developmental Disabilities:

Page 27: Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten 27

A Theory, Evidence and Manual Based Approach. Hoboken, New Jersey: John Wiley &

Sons.

Vollrath, M. E. (2006). Handbook of Personality and Health. Hoboken, New Jersey: John Wiley &

Sons.

Weiner, I. B. & Craighead, W. E. (2010). The Corsini Encyclopedia of Psychology. Hoboken, New

Jersey: John Wiley & Sons.

Weiner, I. B. & Greene, R. L. (2011). Handbook of Personality Assessment. Hoboken, New Jersey:

John Wiley & Sons.

Yudofsky, S. C. & Hales, R. E. (2008). The American Psychiatric Publishing Textbook of

Neuropsychiatry and Behavioral Neurosciences. Arlingston, Virginia: American Psychiatric

Publishing.

Page 28: Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten 28

6. Bijlagen

Bijlage 1. Demografische eigenschappen van de proefpersonen

Proefpersonen die een gewelddadig

delict hebben gepleegd (N = 41)

Proefpersonen die een niet-gewelddadig

delict of geen delict hebben gepleegd (N =

105)

Geslacht Geslacht

Man 39 Man 75

Vrouw 2 Vrouw 30

Leeftijd Leeftijd

Gemiddelde (SD) 38.66 (9.90) Gemiddelde (SD) 43.47 (11.61)

Gemiddelde mannen (SD) 38.28 (10.00) Gemiddelde mannen (SD) 42.87 (10.84)

Gemiddelde vrouwen (SD) 46.00 (2.83) Gemiddelde vrouwen (SD) 44.97 (13.42)

‘Heeft u een gewelddadig delict

gepleegd?’

‘Heeft u een gewelddadig delict

gepleegd?’

Ja 27 Ja 22

Nee 14 Nee 83

Burgerlijke staat Burgerlijke staat

Alleenstaand 29 Alleenstaand 58

Samenwonend 6 Samenwonend 20

Gehuwd 1 Gehuwd 13

Gescheiden 5 Gescheiden 14

Weduwe 0 Weduwe 0

Opleiding Opleiding

Page 29: Woede en agressie bij gewelddadige en niet-gewelddadige ...

Woede en agressie bij middelenafhankelijke patiënten 29

Mavo/vmbo 8 Mavo/vmbo 24

Havo 4 Havo 10

Vwo 5 Vwo 5

Mbo 14 Mbo 22

Hbo 0 Hbo 17

Wo 0 Wo 4

Anders 8 Anders 23

Inkomen Inkomen

Bijstandsniveau of minder 24 Bijstandsniveau of minder 49

Minimumloon 10 Minimumloon 18

Tot modaal 5 Tot modaal 31

Bovenmodaal 2 Bovenmodaal 6