'Witboek versus Zwartboek - Kraken en Leegstand', pp.11

15
oktober 2008 Vakblad voor de stedelijke praktijk Energiebesparingen op lokaal niveau, pagina 14 Witboek & Zwartboek kraken, pagina 20 is van groot belang voor de stad en haar bewoners, pagina 8 GROEN MAArt 2009 Vakblad voor de stedelijke praktijk

description

 

Transcript of 'Witboek versus Zwartboek - Kraken en Leegstand', pp.11

Page 1: 'Witboek versus Zwartboek - Kraken en Leegstand', pp.11

oktober 2008

Vakblad voor de stedelijke praktijk

Energiebesparingen op lokaal niveau, pagina 14

Witboek & Zwartboek kraken, pagina 20

is van groot belang voor de stad en haar bewoners, pagina 8

GROEN

MAArt 2009

Vakblad voor de stedelijke praktijk

Page 2: 'Witboek versus Zwartboek - Kraken en Leegstand', pp.11

City JOuRNal maart 2009 3

COlOFONCity Journal, vaktijdschrift voor de stedelijke praktijk, is een uitgave van Nicis Institute. City Journal richt zich op beslissers, beleidsmakers en uitvoerders op het gebied van

grootstedelijke problematiek. Citeren uit City Journal is uitsluitend toegestaan met bronvermelding. HOOFDREDaCtiE Ylva Hendriks EiNDREDaCtiE Susanne Schippers

REDaCtiEaDRES Postbus 90750, 2509 Lt Den Haag, [email protected], 070-3440 966 VORMGEViNG kruit Communicatie en Vormgeving in gebruik www.kruit.nl

OPMaaK tim Lips aaN Dit NuMMER WERKtEN MEE Ine Aasted-Madsen, Marianne van den Anker, Cees den bakker, Ylva Hendriks, Gert Urhahn, oene Dijk, Simone ketelaars,

bart Nijhof, Simone Pekelsma, Cees-Jan Pen, Chris Pennarts, Dominic Schrijer, Joni Uhlenbeck en Miriam Zeevenhooven DRuK Senz grafische media bv OPlaGE 6.200 aBONNEREN een gratis abonnement is aan te vragen op www.cityjournal.nl

Inhoud

8 Groene iconen maken de stadSteeds meer steden strijden mee om de titel van groenste stad. Waarom vinden we groen zo belangrijk? Met twee experts op dit vakgebied, Wim timmermans en Peter Veer, verkennen we de vele functies van na-tuur in het stedelijk gebied.

12 kleurrijke wijken

In de stedenbouw zou vaker bewust kleur moeten worden toegepast omdat dat een psychologische uitwerking op waarnemers heeft. robbert Coops, bestuurslid van de Stichting kleur buiten, licht toe wat de kracht van kleur is en waarom daar in de steden meer aandacht voor moet zijn.

20 Zwartboek / Witboek kraken

In 2008 publiceerde een Amsterdams gemeenteraadslid het ‘Zwartboek kraken’. een groep krakers reageert daarop met de presentatie van het ‘Witboek kraken’, waarmee ze wil aantonen dat kraken een belangrijke maatschappelijke functie heeft.

en verder

4 City News binnenland

6 City News internationaal

11 Milieucriminaliteit

14 Creatief met energie

17 Nicis boekwinkel

18 Leren ondernemen

22 recensie

23 Debat: the new green deal

24 Vijf observaties

25 Nieuw Leven!

26 Agenda

27 Schrijer

“Hier vaart een file van 16 vrachtwa-gens.” Die tekst was geschilderd op de zijkant van het binnenvaartschip dat ik vanmorgen op de fiets, op weg naar werk, passeerde. Vlak daarvoor had ik enkele posters gezien van ‘Fietsen Scoort’, een campagne om het fiet-sen in Nederland op een actieve en uitdagende wijze te stimuleren. en nog eerder, voordat ik vertrok, zag ik in het reclameblok voor het journaal een po-ging van een wasmiddelenproducent om ons als consument te verleiden om te wassen op 30 graden. Dat is blijk-baar beter voor het milieu.

Het is een bekend fenomeen dat je, op het moment dat je stevige trek hebt,

plotseling overal eten ziet: restaurants, reclameposters met eten erop, etende mensen. De mentale focus beïnvloedt de perceptie. Datzelfde fenomeen heeft zich bij mij voorgedaan sinds we aan de slag zijn gegaan om dit ‘Groene’ nummer van City Journal te maken. Het valt me ineens op dat veel, heel veel mensen bezig zijn met klimaat, groen en milieu. Burgers, maar ze-ker ook gemeenten zijn fanatiek in de weer met allerlei groene projecten, duurzame initiatieven en verantwoorde acties voor een mooier en schoner Nederland.

Misschien is het louter de perceptie, maar het stemt me toch optimistisch. En ik merk dat het door dat optimisme leuker is om zelf ook in beweging te komen. Het geeft de burger moed om te weten dat hij niet de enige is die ’s ochtends in de regen op het fietsje zit, in een poging de auto vaker te laten staan. En hoe meer moedige burgers, hoe sneller het zal gaan…

Ylva Hendriks plv. Hoofdredacteur City Journal

PercePtie?

8

18

Je kunt pas iets over groen zeggen als je de cijfers kent

Centraal Bureau voor de Statistiek

Bijna 850 duizend groene auto’s op de weg

Op 1 januari 2008 stonden er 7,4 miljoen personenauto’s geregistreerd. Bijna 28 procent van deze voertuigen is grijs van kleur en ruim 22 procent van de auto’s is blauw. Het aantal groene auto’s in Nederland is bijna 850 duizend (11,4 procent). Dit aandeel neemt wel steeds verder af, in 2000 was nog 13,6 procent van alle in Nederland geregistreerde auto’s groen. Verreweg de meeste auto’s rijden op benzine, namelijk 5,9 miljoen. Ruim 11 duizend auto’s rijden op elektriciteit. (Bron: CBS-StatLine)

Ruim 4.500 hectare blijvend bos op agrarische bedrijven

Het areaal blijvend bos op agrarische bedrijven in Nederland bedroeg in 2008 ruim 4.500 hectare. Blijvend bos is bomenaanplant met een blijvend karakter, waarop een herplantingsplicht in het kader van de Boswet rust. Blijvend bos op agrarische bedrijven komt het meest voor in de provincie Noord-Brabant met bijna 800 hectare. De drie provincies met de minste areaal zijn Flevoland, Noord-Holland en Zeeland. Het totale areaal blijvend bos op agrarische bedrijven bedraagt in deze provincies slechts ongeveer 80 hectare. (Bron: CBS-StatLine)

569 kilo huishoudelijk afval per inwoner

In 2007 hebben de Nederlandse gemeenten 9,3 miljoen ton afval bij huishoudens ingezameld. Dat komt neer op 569 kilo huishoudelijk afval per inwoner. De meeste kilo’s afval zijn voor het huishoudelijke restafval, namelijk 242 kilo per inwoner. Voor GFT-afval was dat in 2007 80 kilo en voor oud papier en karton 68 kilo.Er is een verschil in de hoeveelheid huishoudelijk afval per inwoner waar te nemen als we onderscheid maken naar de mate van stedelijkheid. In niet-stedelijke gebieden wordt gemiddeld 622 kilo per inwoner opgehaald en in zeer sterk stedelijke gebieden ‘slechts’ 502 kilo per inwoner. Dit verschil wordt onder andere veroorzaakt doordat er in zeer sterk stedelijke gebieden in verhouding veel woningen zonder tuin zijn. Hierdoor is er ook minder tuinafval. (Bron: CBS-StatLine)

www.cbs.nl

Page 3: 'Witboek versus Zwartboek - Kraken en Leegstand', pp.11

4 City JOuRNal maart 2009 City JOuRNal maart 2009 5

BaRGERMEER VOORBEElD VOOR GEMEENtENeen duurzame herstructurering van het bedrijventerrein bargermeer in em-men, met een optimale samenwerking tussen bedrijfsleven, gemeente en pro-vincie. ofwel toekomstbestendig kun-nen blijven ondernemen. Dit is in het kort het doel van projectorganisatie bahco (bargermeer Herstructureren en Collectief ondernemen) bij de ontwik-keling van een toekomstvisie voor het bedrijventerrein. Andere gemeenten kunnen leren van de ervaringen van bargermeer.

Het Bargermeer is het grootste en be-langrijkste bedrijventerrein in Noord-

Nederland en voor Emmen is het één van de belangrijkste economische dragers. In 2002 startte het lokale bedrijfsleven in samen-werking met onder andere de gemeente en de provincie, het Bahco-project. Hierbij gaat het om zowel de aanpassing van de fysieke infrastructuur, het vernieuwen van ICT voorzieningen en het verbeteren van de milieukwaliteit. Daarnaast worden door middel van een actief parkmanagement gezamenlijke contracten afgesloten en bepaalde gemeentelijke taken overgenomen door de gezamenlijke partners uit het be-

drijfsleven. Bij de uitvoering van het project is onder andere gebruik gemaakt van de Topperregeling vanuit het ministerie van Economische Zaken.

Herstructurering van bedrijventerreinen staat sinds het advies van de Commissie Noordanus volop in de belangstelling. Noordanus pleit onder meer voor een stren-ge regie op regionaal niveau om bestaande bedrijventerreinen duurzaam te herstructu-reren en niet automatisch te vervallen in de bouw van nieuwe terreinen.

Meer weten? Op woensdag 15 april organiseert Nicis Institute in samenwerking met de gemeente Emmen een sympo-sium over de herstructurering van bedrijventerrei-nen en het Bahco-project in het bijzonder. Kijk voor meer informatie op www.nicis.nl/bijeenkomsten

talKiNG StiCK BEVORDERt DialOOGHerhaal jezelf niet, onderbreek elkaar niet en probeer te luisteren als mens tot mens en niet als leden van verschil-lende groeperingen. Dit zijn drie regels van de dialoog met een zogenaamde talking stick. De methode komt van Indianen uit Noord-Amerika en is sinds kort in rotterdam geïntroduceerd als instrument voor dialoog. en daar werkt

het: degene met de talking stick praat, de rest luistert.

Speciaal voor ‘De Dag van de Dialoog‘ en ‘Mensen Maken de Stad’ is in Rotterdam de talking stick als instrument voor dialoog in-gevoerd. Onlangs kregen 30 professionals in de havenstad een talking stick uitgereikt. Zij deden bij de World Dialogue Foundation een opleiding tot gespreksleider van een dialoog. De World Dialogue Foundation houdt zich in Nederland bezig met het verspreiden van deze methode. Voormalig wethouder Van den Anker maakte zich met haar motie hard voor het gebruik van deze methode om dialoog in de wijken van Rottterdam vorm te geven. Zelf ontving ze van Phil Lane Jr., grondlegger van de World Dialogue Foundation, een talking stick. “Het resultaat van een dialoog met de tal-king stick is verrassend. Mensen verdiepen zich op een andere, wezenlijk natuurlijke manier in de achterliggende reden van de argumenten van gesprekspartners,” aldus Van den Anker.

Meer weten?Lees meer over deze dialoogmethode op de website van de World Dialogue Foundation: www.world-dialoguefoundation.com

CItY NeWS bINNeNLAND CItY NeWS bINNeNLAND

talking stick brengt mensen werkelijk met elkaar in dialoog

Juist in tijden van crisis investeren in wijkeconomie

Amsterdam gaat de strijd aan met Co2

Leren van het succes van bedrijventerrein bargermeer

onder redactie van Joni Uhlenbeck

aMStERDaM Gaat StRiJD aaN MEt CO2De Co2-uitstoot reduceren met 40 pro-cent in 2025. Daar streeft de gemeente Amsterdam naar. om dit voornemen kracht bij te zetten ondertekende wet-houder Marijke Vos van Milieu het Co-venant of Mayors. Dit document is een initiatief van de europese Commissie en heeft als doel om europese steden die zich inzetten voor een beter milieu, in een netwerk bijeen te brengen. In het document staan verschillende maatregelen die moeten bijdragen aan een beter milieu.

Lokale overheden kunnen verschillende rollen spelen in de strijd voor een beter

milieu. Beginnend bij de eigen organisatie: duurzame overheidsgebouwen en milieu-vriendelijkere oplossingen voor bijvoor-beeld stadsverlichting en openbaar vervoer, zijn een eerste stap. Amsterdam is al met dergelijke initiatieven bezig omdat zij er-naar streeft de hele gemeentelijke organisa-

tie in 2015 klimaatneutraal georganiseerd te hebben. Zo rijden de trams en metro’s in de hoofdstad al op duurzame energie, opgewekt uit afvalverwerking.

Verder kunnen lokale overheden bij de planning van de stad duurzaamheid voorop stellen door onder meer strenge milieueisen voor organisaties, bedrijven en burgers. In Amsterdam is bijvoorbeeld de discussie gaande om bepaalde milieubelastende auto’s uit de stad te weren.

Ook kan een gemeente het bewustzijn over het belang van energiebesparing bevorderen. Verschillende projecten die hiertoe bijdragen, lopen in Amsterdam. Het programma Energy Survival zorgt ervoor dat kinderen spelenderwijs energiezuini-ger worden. Het project Klimaatcafé geeft voorlichting in verschillende cafés in de stad over energiebesparing.

Tot slot is het van belang dat lokale overheden decentrale energievoorziening stimuleren. Amsterdam doet dit ondermeer door de bouw van windmolens, subsidies voor zonnepanelen en het opwekken van energie uit afval.

Meer weten?Lees meer over het Covenant of Mayors op ec.europa.eu/energy/sustainable/covenant_mayors_en.htmBezoek de website van het Klimaatbureau Amster-dam www.klimaat.amsterdam.nl

“iNVEStEREN iN WiJKECONOMiE, JuiSt iN tiJDEN VaN CRiSiS”“Als de economie slechter draait, is het stimuleren van ondernemerschap in de wijk juist belangrijk. Zo hoeft de gemeente niet alleen zelf geld in de economie te pompen maar dragen ook kleine ondernemers hun steentje bij.”

Aan het woord is Jaap korpel, beleids-consultant bij Policy Partners.

De stad heeft veel belang bij de dyna-miek die ondernemers weten te creë-

ren, met name het midden- en kleinbedrijf. Korpel legt uit hoe de gemeente onderne-merschap in de wijk kan faciliteren: “In de eerste plaats kan de gemeente dit doen door de wijken aantrekkelijker te maken voor bestaande en nieuwe ondernemers. Investeren in bereikbaarheid, veiligheid en de visuele aspecten van de openbare ruimte dragen hieraan bij. Ten tweede is het van belang om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te versterken. Tenslotte kan een goed netwerk op lokaal niveau hel-pen om samenwerking te stimuleren, het vertrouwen te herstellen en te zorgen dat lokale banken minder terughoudend zijn bij het verstrekken van kredieten.”

Volgens Korpel besteden gemeenten bij de aanpak van de crisis te weinig aandacht aan het stimuleren van ondernemerschap: “Veel grote steden en provincies hebben investeringsplannen bekend gemaakt om de economische crisis te lijf te gaan. Hier zijn miljoenen mee gemoeid. Deze bedra-gen zijn bijvoorbeeld bestemd om grote investerings- en bouwprojecten versneld uit te voeren. Voor zover daarmee de kwaliteit van de openbare ruimte, de veiligheid of de bereikbaarheid wordt verbeterd, helpt dat natuurlijk. Aan het stimuleren van onder-nemerschap wordt nog weinig aandacht geschonken. Terwijl een goed draaiende wijkeconomie de gevolgen van de recessie helpt beperken. Daarmee bereik je juist de mensen en de wijken die het in de huidige crisis extra moeilijk zullen krijgen.”

Meer weten?Jaap Korpel is kerndocent bij de Nicis-Masterclass ‘Ondernemerschap in de wijk’. Kijk voor meer informatie op www.nicis.nl/nicis/nicisacademy/index.html “Investeren in wijkeconomie, juist in tijden van crisis”

Page 4: 'Witboek versus Zwartboek - Kraken en Leegstand', pp.11

6 City JOuRNal maart 2009 City JOuRNal maart 2009 7

CItY NeWS INterNAtIoNAAL CItY NeWS INterNAtIoNAAL

StOCKHOlM EN HaMBuRG EERStE GROENE HOOFDStEDEN VaN EuROPaDe eerste europese Groene Hoofdsteden zijn gekozen. De eerste hoofdstad, in 2010, wordt Stockholm. In 2011 is Hamburg aan de beurt. Amsterdam zat in de finale, maar is uiteindelijk niet gekozen.

Dat er elk jaar een aantal ‘Culturele hoofdsteden van Europa’ gekozen

wordt, is algemeen bekend. Al vanaf 1985 strijden Europese steden tegen elkaar om deze felbegeerde titel binnen te halen. De titel die gedurende één kalenderjaar gevoerd mag worden zou allerlei positieve effecten op de stad hebben: een beter imago, meer toerisme en economische groei.

Onlangs heeft de Europese Commissie een gelijksoortige nieuwe onderscheiding voor steden gelanceerd: de Europese Groene Hoofdstad. Wordt ‘groen’ hierdoor wellicht de nieuwe city marketing trend? Door middel van de nieuwe titel hoopt de Commissie steden aan te sporen om zich nog meer in te spannen voor een beter milieu. Vanaf 2010 zal elk jaar een andere Europese stad de groene titel mogen voeren.

Steden krijgen echter niet zomaar een ‘Groene Hoofdstad’ stempel. Om in aanmerking te komen voor de titel moet men aantonen hoge milieustandaarden te hebben, ambitieuze doelstellingen na te streven voor verdere duurzame ontwikkeling van de stad en een rolmodel op het gebied van ‘groen’ te kunnen zijn.

Stockholm en Hamburg zijn door de jury verkozen tot de eerste winnaars van de titel in respectievelijk 2010 en 2011. Europees commissaris Environment Stavros Dimas stelde dat de steden een rolmodel zijn voor de rest van Europa door hun maatregelen om luchtvervuiling, broeikaseffecten,

verkeers- en fileproblemen tegen te gaan. Hij prees de steden tevens om het beheer van afval- en afvalwaterverwerking.

De strijd om wie de titel in 2012 krijgt, begint in september 2009. Vanaf dan kunnen steden zich aanmelden voor de nieuwe Groene Hoofdstad verkiezingsronde.

Meer weten?www.europeangreencapital.eu

ROttERDaM DEElt ERVaRiNGEN KaNSENZONESDe resultaten van de eerste jaren kansenzones in rotterdam zijn recent onderzocht en de gemeente is tevreden met de tot nu toe geboekte resultaten. om het project verder te ontwikkelen organiseert de gemeente een internationale conferentie om ervaringen met andere steden uit te wisselen.

In 2005 zijn bepaalde gebieden in de Rotterdamse deelgemeenten Feijenoord

en Charlois, als onderdeel van een landelijke vierjarige pilot, uitgeroepen tot ‘economische kansenzones’. De belangrijkste doelen van het kansenzones-project zijn het verbeteren van het ondernemersklimaat, de sociaal economische positie van zowel bewoners als nieuwe ondernemers in de wijk en de algehele leefbaarheid.

De resultaten van de eerste jaren kansenzones in Rotterdam zijn recent onderzocht door Regioplan en Ernst & Young. Rotterdam is tevreden met de tot nu toe geboekte resultaten en heeft de intentie om de kansenzones de komende jaren voort te zetten.

In Nederland zijn andere steden die ook willen experimenteren met dit instrument en van de Rotterdamse praktijkervaringen kunnen leren. Daarnaast weet men in

Rotterdam dat het beleidsinstrument ‘kansenzone’ reeds in verschillende steden in Europa op een vergelijkbare wijze wordt toegepast. Om kennis uit te wisselen, organiseert de gemeente een internationale conferentie.

Op 29 mei presenteert de gemeente Rotterdam de resultaten van het Kansenzones Project om ze vervolgens in een Europese context te plaatsen. De rol van het MKB en nieuw ondernemerschap in de ontwikkeling van de wijk, herbestemming van cultureel en industrieel erfgoed en de vergelijking met Europese kansenzones zijn thema’s die in elk geval behandeld worden. Ook komt de lokale samenwerking met woningcorporaties, banken en het bedrijfsleven aan bod.

Meer weten? Op vrijdag 29 mei organiseert de Gemeente Rot-terdam samen met Nicis Institute de internationale conferentie over de Kansenzones in Rotterdam. Kijk voor meer informatie op: www.nicis.nl

DE OPMaRS VaN aZiËHet boek ‘De eeuw van Azië. een onafwendbare mondiale machtsverschuiving’ van kishore Mahbubani is een must voor iedereen die zich als professional bezighoudt met het versterken van de economische kracht van steden. Door: Dave van ooijen

Volgens Mahbubani, een rasoptimist over de toekomstige rol van Azië in de

wereld, stonden de Aziaten eeuwenlang aan de zijlijn van de geschiedenis. Maar nu zijn ze klaar om hun deel van de wereldmacht op te eisen. In een indrukwekkend goed gedocumenteerd boek houdt Mahbubani de Europeanen en de Amerikanen een flinke spiegel voor.

Azië heeft in de afgelopen decennia de zeven pijlers van westerse wijsheid ontdekt

waarmee het Westen de afgelopen twee eeuwen in staat was beter te presteren dan de Aziatische samenlevingen, aldus Mahbubani. Gebruik makend van deze zeven pijlers is Azië bezig aan een enorme inhaalslag en lijken de rollen zich nu om te draaien. De Verenigde Staten en de Europese Unie zijn niet langer de enige twee economische grootmachten. Op het gebied van wetenschap, technologie, cultuur, gezondheid, politiek, defensie en handel komen de Aziatische economieën langzaamaan langszij. Vele voorbeelden passeren in het boek de revue.

De opmars van Azië zal de wereld voorgoed veranderen. Het omarmen van de modernisering en het met Azië samenwerken om een nieuwe wereldorde tot stand te brengen, zijn de enige antwoorden. Terugtrekking op de eigen

bolwerken (westers protectionisme) of uitgaan van een uiteindelijke westerse overwinning (westers triomfalisme), zijn volgens Mahbubani kansloze strategieën. Advies aan alle stedelijke strategen: lees dit boek, houdt de ontwikkelingen in Azië goed in de gaten, stimuleer modernisering en innovatie in de stedelijke economie, versterk de banden met steden in Aziatische landen, verdiep je in de hindoeïstische, boeddhistische en islamitische culturen van Azië, en leer van het Aziatisch pragmatisme.

Meer weten?Kishore Mahbubani‘De eeuw van Azië. Een onafwendbare mondiale machtsverschuiving’Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2008336 pagina’s, ¤22,50

SaMENWERKEN aaN StEDEliJKE ONtWiKKEliNGIFHP, INtA, ISoCArP en Nicis International hebben een intentieverklaring ondertekend die moet leiden tot meer en beter gestructureerde samenwerking tussen de vier kennisinstellingen. op die manier willen de organisaties de uitdagingen waarvoor steden zich wereldwijd gesteld zien, beter tegemoet treden.

Met ondertekening van de intentieverklaring willen de vier

gerenommeerde organisaties in Den Haag een internationaal kenniscentrum voor stedelijke ontwikkeling realiseren. De organisaties sluiten wat betreft inhoudelijke expertise goed op elkaar aan en kunnen elkaar door de verschillende invalshoeken aanvullen en versterken.

De invalshoeken en enkele grote uitdagingen waar steden wereldwijd voor staan, zijn besproken tijdens de bijeenkomst waar de intentieverklaring werd getekend. ISOCARP gaf aan dat het fluïde karakter van internationale investeringen een uitdaging vormt voor een robuuste stedelijke ontwikkeling. INTA benadrukte dat gemeentelijke overheden nog te weinig samenwerken met de private sector, waar veel kennis en slagkracht zit. IFHP belichtte een ander wezenlijk onderwerp in de discussie rondom steden, namelijk drinkwatervoorziening voor steden in ontwikkelingslanden. Nicis Institute wees op het belang van kennisontwikkeling om sociale problemen in steden, zoals hoge werkloosheid onder jongeren, het hoofd te kunnen bieden. Gezamenlijk spraken de verschillende organisaties de ambitie uit om de stedelijke actoren te ondersteunen in de ontwikkeling van meer duurzame steden.

Het initiatief wordt van harte gesteund door de gemeente Den Haag en het ministerie van VROM. Aan het eind van het voorjaar wordt een definitieve samenwerkingsovereenkomst gesloten.

Meer weten?www.ifhp.org, www.inta-aivn.org, www.isocarp.org, www.nicis.nl

De eerste europese Groene Hoofdsteden

rotterdam tevreden over project met kansenzones

onder redactie van bart Nijhof

De opmars van Azië

Samenwerken aan stedelijke ontwikkeling

Page 5: 'Witboek versus Zwartboek - Kraken en Leegstand', pp.11

8 City JOuRNal maart 2009 City JOuRNal maart 2009 9

Groen in de stad

tijdens de nationale groencompetitie strijden steden jaarlijks om de titel Groenste Stad van Nederland. Uden was de groenste stad in 2007, opge-volgd door Arnhem in 2008. Stockholm en Hamburg zijn onlangs benoemd tot europese Groene Hoofdsteden. Steden willen zo groen mogelijk zijn maar blijken er relatief weinig in te investe-ren. Hoe belangrijk is groen in de stad eigenlijk? Wat is de waarde van groen voor bewoners en voor beleidsmakers anno 2009?

Ongeveer vijftien jaar geleden bemoeide het Rijk zich nog nau-welijks met groen in en om de

stad. Midden jaren ’90 begon het echter langzaam door te dringen dat groen een groot aantal maatschappelijke functies heeft. Waar groen in grote gemeenten voorheen vooral werd gezien als kostenpost (onderhoud en ruimtegebrek), realiseerde men zich steeds meer wat het concrete belang van groen is voor de stad. Daarbij kwamen nieuwe vragen op als: Welke bij-drage kan groen in en om de stad leveren aan de oplossing van de problemen van de stad? Kan groen fijnstof uit de lucht halen? Kan natuur bijdragen aan de allure van een bedrijventerrein? Maakt groen de stad ook gezonder? Gaan kinderen meer bewegen door groen? Deze vragen zijn centraal ko-men te staan in het stedelijke debat.

Met het oog op het halen van milieunor-men, wordt de discussie over groen in de stad de komende jaren steeds urgenter. Eu-ropa wil dat de CO

2-uitstoot in 2020 met 20

procent is teruggebracht. De Amsterdamse wethouder van milieu, Marijke Vos, kon-digde onlangs aan zelfs een reductie van 40

procent te willen bereiken ten opzichte van 1990. Dat doel moet in 2025 zijn behaald. Volgens Wim Timmermans, lector Groene Leefomgeving van Steden bij Hogeschool Van Hall Larenstein, onderdeel van Wage-ningen UR, krijgt groen een steeds belang-rijkere rol in steden door de huidige kli-maatverandering: “Zeker de lager gelegen steden hebben een probleem. Die móéten wel nadenken over een slimmere waterhuis-houding en het verminderen van fijnstof en CO

2 in de lucht. Groen heeft invloed op de

temperatuur. Steden zijn altijd warmer dan de groene omgeving en daarom kunnen parken een welkome verkoeling bieden.”

SuCCESVOl GROENNaast het beïnvloeden van de tempera-

tuur heeft groen veel meer functies in de stad. Timmermans geeft aan dat groen een belangrijke economische functie heeft: “Een woning aan een park is meer waard, behalve natuurlijk wanneer de hele woning-markt instort...” En groen is in ieder geval altijd goed voor de gezondheid van mensen; het nodigt uit tot bewegen en kinderen kunnen prettig buitenspelen. Uit onderzoek blijkt dat mensen een bepaalde hoeveel-heid groen nodig hebben. Maar, groen is

niet per definitie goed, geeft Timmermans aan. “Een dichtbegroeid park voor de deur van een woning waardoor inbraak bevor-derd wordt, schiet niet op. Daarnaast heeft zogenaamd restgroen, zoals wat gras met

een boom, geen waarde. Daar zet men afval neer en meer niet. Dat is loze ruimte. De volgende regel geldt: Als het groen goed is voor de stad, dan is de stad goed voor het groen. Mensen zullen er dan zuinig op zijn.”

Wat maakt groen in de stad succesvol? Timmermans: “Het groen moet een open maar robuuste structuur hebben zodat het een mooie ontmoetingsplek kan vormen. Dan kan het ook de mogelijkheid bieden voor het organiseren van evenementen. Verder moet het duidelijk ingericht zijn met genoeg variatie: plekken waar je kunt joggen, voetballen, recreëren en picknic-ken. Daarom moet je weten wie in de buurt wonen en hoe mensen het groen willen gebruiken, kortom: wat de behoeften zijn. Aan de andere kant moet je niet alles willen plannen. Braakliggende terreinen kunnen heel leuke en spannende plekken zijn voor kinderen.”

Eén van de meest geslaagde groene zones in de stad vindt Timmermans het Vondel-park in Amsterdam, al noemt hij dat niet het meest originele voorbeeld. Het is een ontmoetingsplek, een rustplek; het bevat

eigenlijk alles. Spaarnwoude vindt hij ook fascinerend: “Het gebied is in de jaren ’50 eigenlijk vrij saai gepland met ligweiden en later kwamen daar opeens één keer per jaar heel veel jongeren bij elkaar voor Dance

Groene iconen maken de stadover de vele functies van natuur in de stedelijke omgeving

Valley. Het is een rustplek voor de stad en toch biedt het de ruimte voor zoiets, dat is toch geweldig!”

Mensen kunnen een emotionele band hebben met bepaalde stukken groen, aldus Timmermans. Deze stukken noemt hij ‘mi-ni-iconen’: plekken die voor de bewoners de mooiste stukjes groen in de stad zijn. “Bewoners hebben daar vaak een dierbare herinnering aan, ook al ziet het groen er voor de buitenwereld misschien onooglijk uit. Binding met een plek is zeer belangrijk. Mensen kunnen onder een bepaalde struik hun kat begraven hebben bijvoorbeeld.” Er wordt door beleidsmakers voornamelijk gekeken naar de functionele waarden van groen; te veel vanuit een technisch oog-punt, vindt Timmermans. “De emotionele waarden van groen zou je veel meer moeten koesteren. Het zijn de groene iconen die de stad maken. Vakmensen weten vaak niet wat ze met de emotionele waarde van groen aan moeten. Terwijl er juist ontzettend veel winst te behalen is als beleidsmakers daar wel naar kijken. Zij zouden meer open moeten staan voor spontaniteit, los van alle

bestemmingsplannen. Men is nu veel te risicomijdend; alle onzekerheid moet eruit! Maar juist vanuit het onverwachte, het spon-tane, ontstaat de mooiste en meest waarde-volle groene openbare ruimte.”

KWEStiE VaN BlaNKE OuDERENTimmermans vindt het zorgelijk dat de-

genen die zich met groen bemoeien vaak de oudere, blanke Nederlanders zijn en niet de jongeren en allochtonen. “Jongeren hebben minder met de natuur, zij ‘zappen’ snel in de tijd terwijl groen juist tijd nodig heeft. Een vader ging laatst met zijn zoontje vogels kijken in een natuurgebied. Na een kwar-tier wilde dat zoontje alweer liever met zijn computerspel vogels uit de lucht schieten. Hoewel iedereen, ongeacht culturele ach-tergrond of leeftijd, wel in opstand komt als de boom voor zijn eigen deur wordt gekapt, is het toch vooral de bejaarde blanke en niet de jonge stedeling die zich écht om groen bekommert. Dat zie je bijvoorbeeld ook aan het feit dat weinig jongeren en allochtonen lid zijn van natuurverenigingen.”

Peter Veer, onderzoeker Groen en de Stad

bij Alterra, kennisinstituut voor de groene ruimte, deelt de zorg van Timmermans dat groen voornamelijk een kwestie is van blan-ken van middelbare leeftijd. “Dat zijn de mensen die naar inspraakavonden komen. Jongeren bekommeren zich er inderdaad niet om. En mensen met andere culturele achtergronden zijn vaak de sociaal-econo-misch zwakkeren die wel iets anders aan hun hoofd hebben; er moet brood op de plank komen, ze hebben zorgen om hun zoon die kattenkwaad uithaalt of hun doch-ter die flirt met een witte Nederlander, iets dat in hun cultuur helemaal niet kan. Dat is heel begrijpelijk maar toch is het belangrijk om het gesprek over de openbare ruimte wel te laten ontstaan. Groen is letterlijk de eerste stap die mensen nemen vanuit hun privéleven in de samenleving. Daardoor heeft iedereen er toch eigenlijk wel een mening over.”

GROEN EN SOCialE COHESiEGroen kan een belangrijke rol spelen in

het bevorderen van sociale cohesie van een wijk of buurt.

Bijvoorbeeld het Netwerk Groen, Integra-

Leer hoe de bewoners groen willen gebruiken

Probeer niet alles te plannen: braakliggend terrein kan ook spannend zijn

kijk niet met een boekhoudersmentaliteit naar groen

Als het groen goed is voor de stad, dan is de stad goed voor het groen

Page 6: 'Witboek versus Zwartboek - Kraken en Leegstand', pp.11

10 City JOuRNal maart 2009 City JOuRNal maart 2009 11

tie en Stedelijke Vernieuwing houdt zich hiermee bezig. Het netwerk publiceerde onlangs het boekje Samen, Leven & Groen met daarin praktijkervaringen van de buur-ten Utrecht Overvecht, Amsterdam Osdorp, Rotterdam Delfshaven en Nijmegen Duken-burg. Peter Veer vertelt dat Utrecht Over-vecht een voorbeeld is van een wijk uit be-gin jaren ’60 met grote flats en grasvelden ertussen, gemaakt met het idee dat arbei-ders ook recht hadden op tuinen. De wijk is opgezet vanuit het ideaal licht, lucht en ruimte en het scheiden van functies. Overal in Nederland vind je wel dergelijke buurten. De oude Bijlmer is het bekendste voorbeeld. “Deze buurten zijn het afvoerputje van de samenleving geworden. De afgelopen der-tig, veertig jaar is het budget voor de open-bare ruimte kleiner geworden. De kwaliteit van groen is daarmee ook afgenomen. Vroeger zag je in de grasvelden tussen de flats nog bloemenperken en poedelbadjes voor kinderen. Nu zijn die verdwenen.”

In een wijk als Utrecht Overvecht hebben zich veel immigrantengroepen gevestigd. Zij hebben een ander idee over de groene openbare ruimte en stellen er ook andere eisen aan, benadrukt Veer. “In Marokko is er een groot verschil tussen de binnen-ruimte en de buitenruimte. Er staan grote muren om de tuinen heen en de mensen ervaren de openbare ruimte niet als ruimte van iedereen. In Utrecht Overvecht zagen veel Marokkanen de groene openbare ruimte dan ook minder als gebruiksruimte:

die ruimte is van niemand en daarom hoef je er ook niet voor te zorgen. Daarmee is het anonieme ruimte geworden voor ieder-een en van niemand tegelijk. Door middel van projecten waarbij mensen samen een speelplek, bloementuin of groententuin zijn gaan maken, waar iedereen aan mocht meedoen, werd de openbare ruimte op een positieve manier gebruikt.”

Dergelijke projecten geven aan hoe be-langrijk het is bewoners in de stad met elkaar mee te laten denken over de geza-menlijke groene openbare ruimte. Maar zo’n project of zelfs zo’n gesprek ontstaat niet vanzelf. “Met louter het organiseren van een standaard inspraakbijeenkomst waar alleen de blanke 50-plusser naartoe komt, lukt dat niet”, aldus Veer. “Het is mogelijk om met hele gerichte acties men-sen van andere culturen bij zo’n gesprek te betrekken. Bijvoorbeeld door een vertrouwd contactpersoon in een zaaltje naast de moskee met Turkse vrouwen in gesprek te laten gaan. Die vrouwen zijn vaak heel direct gebonden aan hun woonomgeving en hebben vanwege hun spelende kinderen wel degelijk ideeën over de groene open-bare ruimte. Vaak is één van de aanwezige vrouwen dan wel te overtuigen van het belang om naar een inspraakbijeenkomst van de gemeente te gaan. Op die manier ontstaat er toch een verbinding tussen een hele gesloten gemeenschap en het stads-deelkantoor of zelfs de gemeenteraad. En dat is nuttig, want dan kom je erachter dat

allochtonen vaak andere eisen stellen aan de groene openbare ruimte: zij willen graag plek voor grote picknicks en barbecues, iets met stromend water en rechtlijnige vormen, terwijl ‘blanke Nederlanders’ liever een meer romantische vormgeving willen. Toch zijn er geen algemeen geldende uitspraken over te doen, er is daar nog te weinig onder-zoek naar gedaan.”

luiStER NaaR BEWONERSGroen in de stad is onder andere van groot

belang voor het tegengaan van klimaatver-andering, voor de economie, voor de ge-zondheid en voor de sociale cohesie. Zowel Wim Timmermans als Peter Veer benadruk-ken dat het daarom zeer onverstandig is om te bezuinigen op groen in de stad. Zij vinden dat de overheid nu eens echt aan-dacht moet gaan besteden aan de kwaliteit van de openbare ruimte. “Luister daarbij in de eerste plaats naar bewoners. De over-heid moet burgers serieus nemen, ruimte geven en ophouden om met een boekhou-dersmentaliteit naar groen te kijken. Als je groen in geld en vierkante meters definieert is het per definitie waardeloos”, besluit Timmermans.

Simone Ketelaars

Meer weten?www.groenestad.nl, www.databankgroenbeheer.nl, www.greenandthecity.nl, www.alterra.wur.nl, www.ententeflorale.nl

In deze tijd van duurzaamheid, Co2-reductie, opwarming van de aarde, klimaatverandering en het milieu, ver-dient de aanpak van milieucriminaliteit een stevige impuls. De overheid maakt veel werk van campagnes over wat bur-gers zelf kunnen doen voor een beter milieu: tochtstrips, roetfilters, woning-keurmerken en wassen op 30 graden. Diezelfde overheid faalt als het gaat om het beschermen van haar burgers tegen de milieuschade die door (georgani-seerde) milieucriminelen wordt aange-richt. Zo’n overheid kan niet blijvend met gezag vragen of burgers spaarlam-pen willen gebruiken zonder zelf alles op alles te zetten om milieucriminaliteit te bestrijden én zich hier zelf niet langer schuldig aan te maken. De geloofwaar-digheid en betrouwbaarheid van de overheid zijn in het geding.

Dat de overheid faalt in de bestrij-ding van milieucriminaliteit is overigens verklaarbaar. Het ont-

dekken en effectief bestrijden van milieu-criminaliteit is buitensporig ingewikkeld. Daarom komt het in de statistieken niet veel voor. Het schandaal met TCR (Tanker Cleaning Rotterdam) spreekt nog het meest tot de verbeelding, maar dateert van 10 jaar geleden. Milieucriminaliteit is er echter nog wel. Sterker: het is omvangrijker, meer, erger, groter en vreselijker dan we tot nu toe (willen) weten. De nieuwsgierigheid van een intelligente overheid die oprecht wil weten hoe het zit, ontbreekt.

PaKKaNS GERiNG Milieucriminaliteit kenmerkt zich bij

uitstek door een beperkte pakkans. Afval is

big business, het zwarte goud. Een bedrijf dat willens en wetens Europese en lande-lijke milieuregels overtreedt, heeft maar één motief: geld verdienen en de concur-rentie voorblijven of uitschakelen. Daartoe zorgt men ervoor dat ‘de papieren werke-lijkheid’ klopt en overtuigend is. En men weet haarfijn hoe, wanneer en met welke instrumenten de overheid gaat controleren. Bedrijven die zich bezighouden met milieu-criminaliteit zijn extra moeilijk te pakken omdat het vaak maar een deel van hun be-drijfsvoering betreft of omdat het maar een paar afvalstromen of handelingen zijn waar men mee knoeit. Kenmerkend voor milieu-criminaliteit is dat de partijen die erbij betrokken zijn, allemaal belang hebben bij geheimhouding en dat slachtoffers zich niet melden. Geen vis wandelt het politiebureau binnen om te vertellen dat hij vergiftigd is. Het volgen van sporen lukt ook niet want grond en vloeistoffen zijn, eenmaal gestort of gemengd, nauwelijks meer te herleiden tot degenen die verantwoordelijk waren. Op heterdaad betrappen of achteraf vaststellen dat sprake is van valsheid in geschrifte zijn de twee methodes die nog de meeste kans op succes opleveren.

BalaNS tuSSEN ZElFREGulERiNG EN EEN iNtElliGENtE OVERHEiD

Bedrijven die zich wel aan de regels hou-den lopen een groot risico op prijs te wor-den weggeconcurreerd door bedrijven die illegaal handelen. Dit leidt in de praktijk tot ‘legale frustratie’ waardoor ook bedrijven die in principe milieu- en maatschappelijk verantwoord willen handelen, zich niet beschermd weten door de overheid die de te kwader trouw handelende bedrijven be-straft. Voorlopig vertrouwt de samenleving erop dat zelfregulering geen wassen neus blijkt te zijn. Van de overheid moeten we het niet hebben. Die is populistisch gezegd het domste jongetje van de klas. Wel van goede wil, maar niet opgewassen tegen de sluwheid, doortraptheid en intelligentie van de bedrijven die zich bezighouden met zwaar georganiseerde milieucriminaliteit. Dan gaat het niet over verkeerd aangebo-den vuilniszakken, maar over bedrijven die willens en wetens meer dan de toegestane

hoeveelheid gevaarlijk afval in onze rivieren lozen, radioactief afval en zware metalen in partijen grond ‘wegmengen’ en illegaal ex-porteren. De voorbeelden van slim mengen en sluw scheiden, valsheid in geschrifte, illegale transporten, niet handhaafbare milieuvergunningen, het knoeien met la-boratoriumuitslagen en milieuadviezen en illegale grondtransacties liggen voor het oprapen. Het palet aan aangetoonde mo-dus operandi om ongezien, ongestoord en ongestraft milieucriminaliteit te plegen, is aanzienlijk. Als onze kinderen en kleinkin-deren ons later ergens op mogen afrekenen, is dat wij de signalen hebben willen zien en hebben willen oppakken.

HEt liCHt MaG aaN!Of milieucriminaliteit bestaat en of het

erg is, is niet langer de vraag; wel of we het belangrijk genoeg vinden om een door-braak te realiseren in de bestrijding ervan. De hernieuwde aandacht van de afgelopen maanden voor de ernst van milieucriminali-teit en de taaie, moeizame en weinig succes-volle aanpak ervan, is veelbelovend. NOVA maakte recent een indringende reportage waaruit eens te meer kon worden opge-maakt dat de tijd van het zoeken met een waxinelichtje in het donker voorbij moet zijn. De bekentenis van een milieuadviseur die stelselmatig frauduleuze rapporten heeft afgegeven, vergroot de transparantie en onderstreept mede de ernst van een ver-andering. De traditionele strafrechtelijke aanpak wordt steeds vaker aangevuld met een bestuursrechtelijke aanpak. Met de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (BIBOB) en de nieuwe wet politiegegevens kan een impuls worden gegeven aan het effectiever bestrijden van milieucriminaliteit. In deze tijden van crisis is het hoopvol dat daar meer aandacht voor gaat komen. De handhavers in het veld kun-nen die steun in de rug goed gebruiken en doen graag het licht aan!

Marianne van den AnkerProgrammaleider Nicis Institute

Auteur van “Schijn bedriegt” en “Wie betaalt, be-paalt”, onderzoeken naar de aard, omvang en ver-

schijningsvormen van milieucriminaliteit

Milieucriminaliteit

Mag het licht aan?

Page 7: 'Witboek versus Zwartboek - Kraken en Leegstand', pp.11

12 City JOuRNal maart 2009 City JOuRNal maart 2009 13

‘kleur in de architectuur en steden-bouw lijkt vanzelfsprekend, maar dat is het niet.’ Dat zegt robbert Coops, be-stuurslid van de Stichting kleur buiten (Skb). ‘kleur is een soort restpost: er wordt niet of pas laat aan gedacht. te vaak worden kleuren ondoordacht aan het ontwerp toegevoegd. bewoners of de gemeenschap worden er nauwelijks bij betrokken. en dat terwijl kleur van grote invloed is op het welbevinden van de inwoners van steden.’

Robbert Coops is communicatiespe-cialist en partner bij de HVR-group in Den Haag. Van huis uit is hij

planoloog en werkte voorheen bij het mi-nisterie van VROM en het kennisinstituut Bouwresearch. Communiceren met kleuren heeft zijn grote interesse. ‘Ik krijg net weer een e-mail binnen over de betekenis van kleuren. Het is bijvoorbeeld niet toevallig dat brandweerauto’s in de hele wereld rood gekleurd zijn. Rood staat onder andere voor gevaar en wordt geassocieerd met actie en snelheid.’

Het was oud-minister Wim Schut van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening die in 1983 het initiatief nam tot de oprich-

ting van de SKB. ‘Schut was een techneut en keek pragmatisch naar stedenbouw. Na de Tweede Wereldoorlog moest er veel en snel gebouwd worden. Het gebruikte materiaal was sober en dat gold ook voor de kleuren. Na zijn ministerschap verdiepte Schut zich in het gebruik van kleuren. Hij verbaasde zich erover dat we er in Nederland eigenlijk niets mee deden en dat de kennis die er was, nergens werd geborgd.’

De indruk dat vooral de verfindustrie be-lang heeft bij de SKB is onjuist, zegt Coops. ‘Wij streven geen enkel commercieel belang na. De grote verffabrikanten zijn natuurlijk geïnteresseerd en ontwikkelen zelf nieuwe trends in kleur. Zo worden er kleuren ont-wikkeld die duurzaam zijn en daardoor hun kleur behouden en bestand zijn tegen weersomstandigheden. De verven vervuilen niet en hebben een conserverend en ener-giebesparend effect.’

Veel discussies over het gebruik van kleur gaan al snel over mooi en lelijk. ‘Wat is mooi? Het blijft altijd een vraag, maar dat er nog té traditioneel gedacht wordt, staat voor mij vast.’ Het gaat Coops niet om goede of foute kleuren, maar om het nadenken over kleur. Juist dan blijkt er veel mogelijk en blijkt kleur grote effecten te kunnen hebben.

Als positief voorbeeld van een plek waar is nagedacht over en gewerkt met kleur, noemt Coops het gebouw van het Neder-lands Instituut voor Beeld en Geluid in Hilversum, dat heel kleurrijk is. ‘Als je echter naar traditionele kantoorgebouwen kijkt, is het allemaal een beetje van dezelfde kleur. Dat heeft ook te maken met onze Calvinistische volksaard, waardoor we niet altijd heel erg tot vernieuwing geneigd zijn. Erger vind ik het dat architecten en steden-bouwers zo weinig aandacht voor kleur hebben. Maar ook opdrachtgevers, corpora-ties en gemeenten laten het afweten. Slechts de welstandscommissies zijn redelijk actief, maar ook vaak conservatief.’ De SKB wil het gebruik van kleur daarom nog steeds blijven stimuleren. ‘Het kan veel positiefs doen met mensen, kijk maar eens naar scholen met heel veel kleur en de reactie van kinderen daarop.’

Het mooiste voorbeeld is volgens Robbert Coops te zien in de Albanese hoofdstad Tirana. De burgemeester liet daar de be-woners zelf de grijze woonkazernes schil-deren. ‘De bewoners kregen verf, mochten zelf de kleuren uitkiezen en er ontstonden gebouwen met de meest vrolijke kleurstel-lingen. De huizen werden er van binnen niet beter van, maar er ontstond een heel ander straatbeeld. Het werd er uiteindelijk ook werkelijk veiliger en de bewoners zijn nu erg trots op hun woonbuurt.’

Robbert Coops denkt dat zo’n effect van goed kleurgebruik ook kan optreden in de veertig Vogelaarwijken. ‘Natuurlijk is in die krachtwijken kleur niet het belangrijkste. Maar toch. Als het om de inwoners gaat, is het al kleurrijk. Neem dat iets meer letterlijk en er kan iets moois ontstaan. Betrek de be-woners bij een kleurenplan, laat ze kiezen. Het kost geen geld, maar het versterkt wel de identiteit van de wijk. Nu gebeurt dat nog niet en dat vind ik een gemiste kans.’

Krachtwijken moeten ook kleurrijke wijken zijn

kleur

tiPS VOOR GEMEENtEBEStuuRDERS

De Stichting kleur buiten heeft drie kleurentips voor gemeentebesturen:

beoordeel plannen op hun kleur, maar o wel in hun ruimtelijke en functionele context.een variant op een gezegde luidt: “Laat o duizend kleuren boeien”raadpleeg kleurexperts en de Skb in de o ontwikkelfase: ze zijn er niet voor niets

DORDRECHt HEEFt EiGEN KlEuREN-WaaiER

In Dordrecht heeft jarenlang onderzoek naar tekeningen, schilderijen en verfbestekken – aangevuld met studie naar de kleurtoepassing op een aantal monumentale panden – geleid tot een waaier van 55 historisch geïnspireerde kleuren. op basis van een historische interpretatie van de op de panden aangetroffen kleuren werd gaandeweg het onderzoek gestart met de opbouw van een kleurenpalet. Gerangschikt in de tijd ontstond een palet van historische kleuren. De toepassing van de 55 Dordtse kleuren is gebaseerd op heldere uitgangspunten. Panden krijgen een eigen identiteit, terwijl de ruimtelijke samenhang tussen de panden uit de verschillende periodes behouden blijft. De kleuren sluiten aan bij de veroudering van de gevels in de afgelopen eeuwen. Houtwerk van oudere panden kan bijvoorbeeld in iets zwaardere oker- of grijstinten worden geschilderd. eigenaren van monumenten, schildersbedrijven, architecten en aannemers worden gestimuleerd de Dordtse kleuren toe te passen. een verplichting is er niet.

Meer informatie?www.dordrecht.nl

DE MiSSiE VaN DE StiCHtiNG KlEuR BuitEN

De Stichting kleur buiten (Skb) wil het bewust gebruik van kleur in de gebouwde omgeving bevorderen. De Skb mobiliseert en ontwikkelt de beschikbare kennis en ervaring op dit terrein en verspreidt die onder alle betrokkenen. Studiedagen, excursies, publicaties en cursussen zijn middelen die de Skb sinds zijn oprichting in 1983 met dit doel heeft ingezet.

De Skb verenigt particulieren, bureaus, instellingen en bedrijven uit de wereld van architectuur, bouw, bouwmaterialen, kleuradvies en onderwijs en andere geïnteresseerden. Al deze partijen ondersteunen het werk van Skb door een jaarlijkse donatie en door deel te nemen aan activiteiten.

Meer informatie?www.kleurbuiten.nl

Dordtse kleurenwaaier

12 City JOuRNal maart 2009

Robbert Coops, bestuurslid van de Stichting Kleur Buiten

De bewoners van een wijk in tirana kregen verf en mochten zelf de kleuren uitkiezen

foto: Emiel Elgersma

Page 8: 'Witboek versus Zwartboek - Kraken en Leegstand', pp.11

14 City JOuRNal maart 2009 City JOuRNal maart 2009 15

Creatieve energie

Veel steden zijn al bezig om Neder-land duurzamer, schoner en zuiniger te maken. Van kleine projecten, zoals hybride lichtmasten voor de verlichting van het buitengebied, tot grotere pro-jecten als het bouwen van klimaatneu-trale wijken; steden experimenteren enthousiast. Maar om de gestelde doe-len voor de toekomst werkelijk te halen moeten steden nu doorpakken. Van experimenten en proefprojecten naar grootschaliger initiatieven en omvang-rijke plannen. Dat kan onder andere door te kiezen voor maatregelen die goed bij de eigen stad passen.

Ga er maar aanstaan: een flinke reductie van de uitstoot van CO2 en andere milieubelastende stof-

fen, een aanzienlijke besparing van energie

en een vergroting van het percentage her-nieuwbare energiebronnen. Maatregelen die moeten worden gerealiseerd om te zor-gen dat Nederland een bijdrage levert aan een gezond milieu wereldwijd. En dat alle-maal voor 2020. Althans, voor dat jaar zijn door de VNG en het Rijk in het klimaatak-koord ambities uitgesproken en afspraken gemaakt. De overheid en de Nederlandse gemeenten moeten tegen die tijd een ener-giebesparing van 2% per jaar, een aandeel duurzame energie van 20% en 30% minder CO2-uitstoot ten opzichte van 1990 hebben gerealiseerd. Ga er maar aanstaan.

ENERGiEtRaNSitiEOm het behalen van deze ambitieuze

doelen te ondersteunen, is het project Ener-gieTransitie opgezet. Daarin werken be-drijfsleven, overheid, kennisinstellingen en

maatschappelijke organisaties samen om een nog groter doel te bereiken: een geheel duurzame energievoorziening in 2050 in Nederland. “Hernieuwbare energiebron-nen leveren dan voor het merendeel onze energie. De uitstoot van afvalstoffen is in evenwicht met wat ‘het systeem aarde’ kan opnemen. Energie is schoon, voor iedereen betaalbaar en wordt continu geleverd.” Volgens EnergieTransitie is het belangrijk dat iedereen nu al gaat bijdragen aan de oplossing door schoner en zuiniger met energie om te gaan: burgers, bedrijfsleven en overheid.

Eén van de thema’s waar de EnergieTran-sitie zich op richt, is duurzame elektrici-teitsvoorziening. Ir. Harry Droog, voorzit-ter van het ondersteunend platform voor dit thema ziet dat velen zich al inzetten

Creatief met energieGrootse energiebesparingen op lokaal niveau

Zonder heldere visie wordt het een rommeltje

Investeer in economisch aantrekkelijke, concurrerende ontwikkelingen zoals zonneboilers

Als gemeenten het goede voorbeeld geven, is dat essentieel

voor het gezamenlijke doel. “Er is veel en-thousiasme in Nederland. Veel gemeenten bijvoorbeeld, ondernemen allerlei goede proefprojecten en experimenten om de stad zuiniger en schoner te maken. Mestvergis-ting in Zeewolde om een wijk van warmte en energie te voorzien, is een mooi voorbeeld. Of een energiezuinig nieuwbouwproject als de Zuidpoort in Delft. Waar het in het grote plaatje echter nog aan ontbreekt is volume. Deze unieke projecten die vaak als experi-ment dienen voor steden, moeten worden uitgerold en op grotere schaal worden toe-gepast. De ervaring en kennis is er al, nu is vooral visie en slagkracht nodig.”

ViSiEIn het energierapport 2008 schetst het

ministerie van Economische Zaken drie scenario’s voor de toekomstige elektrici-teitsvoorziening van Nederland. Eén van de mogelijke beelden is Nederland als de ener-gieflexwerker van Europa. In dit scenario wordt Nederland van energie voorzien door een combinatie van grootschalige windener-gie en gascentrales die (op termijn) kunnen draaien op ‘groen gas’ en kolengas. Het tweede beeld is dat van Nederland als Smart Energy City, waarbij energie voornamelijk lokaal geproduceerd en kleinschalig opge-wekt wordt. Door zonnepanelen en -boilers, micro-energiecentrales en vergistingsinstal-laties kunnen consumenten ook energie

produceren; voor zichzelf en voor anderen. Het derde scenario in het energierapport is dat van Nederland als Powerhouse van Europa. In deze denkrichting hebben kolen- en kerncentrales een grote rol in de energie-voorziening.

Harry Droog ziet veel heil in een mooie combinatie van de eerste twee scenario’s; windenergie, slim gebruik maken van de gasvoorraad en een gebouwde omgeving die zichzelf kan bedruipen. Het is een beeld dat volgens EnergieTransitie prima bij

Nederland past en de beste mogelijkheden heeft om te voorzien in schone en duurzame energie. “Nederland heeft op land en op zee de ruimte voor windmolenparken, we heb-ben onze eigen gasvoorraad en het perspec-tief om in de toekomst voldoende biogas te produceren. En het laag- en middenspan-ningsnetwerk kan zo slim worden ingericht dat een overschot aan decentraal opgewekte energie kan terugstromen in het net. Dit is een visie voor een betrouwbaar, compleet systeem dat past bij ons land.”

Ook steden moeten bij de uitwerking van het milieubeleid kiezen voor maatregelen die bij de stad passen. Voor Heerlen is het gebruik van mijnwater voor verwarming van huizen een prima optie, voor Den Haag ligt het gebruik van zeewater voor de hand. Vi-sieontwikkeling is wat Droog betreft essen-tieel om aan de slag te kunnen. “Het is van belang dat gemeenten een duidelijk strate-gisch beleid tot vergroening van de ener-gievoorziening hebben. Als je als stad geen visie ontwikkelt, wordt het een rotzooitje. Als die visie er wel is, kun je als gemeente draagvlak creëren en daarmee zorgen dat procedures makkelijker verlopen. Bijvoor-beeld bij het verlenen van vergunningen voor het plaatsen van windmolens. Daar loopt het vaak stug – of zelfs stuk – op be-zwaren van mensen uit de omgeving. Een gemeente met een heldere visie kan draag-vlak creëren in die omgeving en partijen enthousiasmeren voor en betrekken bij zo’n project. Daar is echt winst te behalen.”

Wat? Hybride lichtmasten

Waar? Ede

Hoe? Vorig jaar begon de gemeente Ede met een proefproject om "gratis" het licht te laten schijnen door vier innovatieve lichtmasten in het buitengebied te plaatsen. De LED-lamp (die volgens de leverancier 50.000 branduren meegaat) wordt gevoed door een zonnepaneel én een windmolentje. Een accu slaat de stroom op die niet direct wordt gebruikt. Verder bevat het systeem een schemersensor die ervoor zorgt dat de verlichting ’s avonds gaat branden en ’s morgens weer uit gaat. De gemeente Ede is zeer tevreden over de masten. In het voorjaar van 2009 wordt een nieuw, fraaier model geplaatst met twee kleinere zonnepanelen, een nog efficiëntere windmolen en een kleinere kast waar de elektronica in zit.

Wie? Gemeente Ede, DBL Verlichting uit Hengelo, het Duitse bedrijf Rechlaternen.

Waarom? De gemeente Ede heeft een zeer groot buitengebied waardoor voor het plaatsen van 1 mast, honderden meters kabel moet worden aangelegd. Dit is een kostbare aangelegenheid. Een oplossing daarvoor zijn masten die voorzien in hun eigen energie. Door de zelfvoorziening van deze vier hybride masten stoot Ede jaarlijks 300 kilogram minder CO2 uit ten opzichte van vier gewone lichtmasten.

Leerpunt? De lat hoog leggen. De ontwikkelingen op zon- en windgebied gaan zo snel dat systemen steeds meer kunnen en efficiënter worden. Het is ook belangrijk om de elektronica en de accu in een kast te plaatsen die vandalismebestendig is. Een mooi en optimaal systeem moet je goed inpakken.

Meer info? Gemeente Ede – René Spruijtenburg: 0318 680269; [email protected]; www.edegelderland.nl

Wat? Meer Met Minder

Waar? Landelijk

Hoe? Marktpartijen en overheid geven met dit plan een mega-impuls aan energiebesparing in bestaande gebouwen. ‘Meer Met Minder’ is erop gericht om gebouweigenaren en huurders zo eenvoudig mogelijk en zonder hogere maandlasten energie te laten besparen. Dit gebeurt door het verstrekken van informatie, advies, kwaliteitsborging & certificering en aantrekkelijke financieringsmogelijkheden waar-door bedrijven en burgers worden geprikkeld tot het doen van de noodzakelijke investeringen. De aanpak is gebaseerd op het ontzorgen van de klant.

Wie? VROM, EZ, EnergieNed, Bouwend Nederland, VME, Uneto-VNI en Aedes.

Waarom? In 2020 is dertig procent energie bespaard in 2,4 miljoen bestaande panden. Een ener-giebesparing die gelijk staat aan een jaar lang verwarmen van alle woningen in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Eindhoven, Breda, Tilburg, Almere en Groningen.

Leerpunt? Investeer in een goede doelgroepsegmentatie en -analyse en zet zoveel mogelijk in op persoonlijke communicatie. Een goede afstemming tussen de maatwerkadviseur en de uitvoerende partijen is essentieel voor overeenstemming over de aanbevolen maatregelen en eenduidige communica-tie richting de gebouwgebruiker/-bewoner.

Meer info? [email protected]; www.meermetminder.nl

ir. Harry Droog, voorzitter van het platform Duurzame Elektriciteitsvoorziening

foto: SenterNovem14 City JOuRNal maart 2009

Page 9: 'Witboek versus Zwartboek - Kraken en Leegstand', pp.11

16 City JOuRNal maart 2009 City JOuRNal maart 2009 17

De nieuwe groei heet krimpeen krimpende bevolking, dat is het verschijnsel waar een aantal regio’s in Nederland mee te maken heeft. Zo ook Parkstad Limburg. In Parkstad Limburg is sprake van een sterkere ontgroening en vergrijzing van de bevolking dan in de rest van Nederland. Hierdoor neemt het aantal inwoners al sinds enkele jaren af. In plaats van te vechten tegen deze demografische trend, zet het bestuur van Parkstad Limburg zich in om gebruik te maken van de positieve kant van krimp. Want minder mensen betekent meer ruimte voor kwaliteit. om een goed beeld te krijgen van de huidige situatie, is een aantal onderzoeken uitgevoerd waarvan de uitkomsten onder redactie van Jan Latten (UvA en CbS) en Sako Musterd (UvA) zijn gebundeld. op basis van de analyses en aanbevelingen in deze publicatie kunnen krimpregio’s, zoals Parkstad Limburg, goed investeren in impulsen waarmee op constructieve wijze gebruik kan worden gemaakt van de demografische ontwikkelingen.

Deze publicatie kan besteld worden via www.nicis.nl

Nicis boekwinkel

leren van internationale topwetenschappersNa succesvolle uitvoering van masterclasses voor Nederlandse stedelijke professionals, organiseert Nicis Academy dit jaar ook een drietal internationale masterclasses: één over duurzame mobiliteit, één over integrale wijkontwikkeling en één over leiderschap in grote infrastructurele projecten.

De masterclass Sustainable Urban Mobility staat als eerste in de planning. op 14, 15 en 16 juli worden de deelnemers uit de stedelijke praktijk door topwetenschappers op het gebied van duurzame mobiliteit, uit binnen- en buitenland, bijgepraat over de laatste ontwikkelingen in het veld. Gezamenlijk werken de deelnemers en docenten een aantal cases uit, om zo wetenschap en praktijk direct met elkaar te verbinden. De masterclass bestaat uit diverse werkvormen waarbij deelnemers voldoende mogelijkheden hebben tot het uitwisselen van eigen ervaringen. De deelnemers gaan rijker, met zowel kennis als praktische handvatten, naar huis.

op vergelijkbare wijze wordt de masterclass Integrated Neighbourhood Development in oktober georganiseerd, maar dan met de focus op het ontwikkelen en uitvoeren van een integraal wijkontwikkelingsplan. Aan het eind van het jaar staat een executive course Leadership and big City Investment op stapel. Deze course richt zich op directeuren en wethouders uit euro-pese steden.

kijk voor ons actuele aanbod op www.nicis.nl, onder Nicis Academy. Heeft u een specifieke opleidingsvraag, dan kunt u bij ons ook terecht voor maatwerk leertrajecten. In dat geval wordt er voor uw organisatie een speciaal op maat gemaakt pro-gramma ontwikkeld.

Meer weten?Voor meer informatie over opleidingen van Nicis Institute neemt u contact op met Marianne Manders: [email protected]; tel. 070 3440955

Advertorial

SlaGKRaCHt EN VOluMEAls de visie er is en de stad ervaring heeft

opgedaan met allerlei experimenten, is het tijd om door te pakken en volume te creëren, aldus Droog. Wat bedoelt hij daar precies mee? Droog noemt het Nationale Energiebesparingsplan ‘Meer Met Minder’ als voorbeeld van een vehikel om volume te verwezenlijken. “Met dit project moeten binnenkort jaarlijks 300.000 bestaande gebouwen, waaronder woningen, 30% energiezuiniger gemaakt worden. De deel-nemende partijen, waaronder twee ministe-ries en woningcorporaties, maar ook markt-partijen, bieden aanpassingen in bestaande woningen aan de burger aan. Denk daarbij aan isolatie, dubbel glas, zonneboilers et cetera. Het idee is dat de maatregelen worden gefinancierd met het geld dat men uiteindelijk bespaart op de energiekosten. Voor de huurder is het dus kostenneutraal. Het aardige van het plan is dat je naast een gigantische energiebesparing in één klap ook de kwaliteit van vele woningen en ge-bouwen verbetert en nog eens zo’n 10.000 banen in de bouw- en installatiebranche creëert. Dat is volume.”

VOORBEElDFuNCtiEOok benadrukt Droog hoe belangrijk het

is om als stad het goede voorbeeld te ge-

ven. “Het hoeft niet te blijven bij plannen voor de toekomst; er zijn veel maatregelen die de gemeente morgen al kan nemen. Energieverbruik in de openbare ruimte en verkeer zijn zaken waar nu al hele effectieve stappen kunnen worden gezet. De ontwik-keling van elektrische vervoersmiddelen is bijvoorbeeld al behoorlijk ver. Als gemeente kun je op tamelijk korte termijn overgaan op het gebruik van elektrische wagens voor de gemeentelijke diensten: dienstauto’s maar ook vuilniswagens. In Rotterdam gaat dat

al gebeuren. En in de bebouwde omgeving is gewoon veel winst te behalen in be-staande woningen en het ontwikkelen van klimaatneutrale nieuwbouwprojecten. Een slimme stad richt zich dan ook op de tech-nologische ontwikkelingen die economisch aantrekkelijk zijn, die kunnen concurreren met de huidige energieprijzen. Zonnepa-nelen zijn altijd erg populair, maar naar verwachting is de kostprijs pas tussen 2015 en 2020 gelijk aan het kleinverbruikerstarief voor elektriciteit. Zonneboilers daarentegen leveren nu al financiële winst op.”

Volgens EnergieTransitie is het moge-lijk om Nederland in de toekomst vrijwel zonder CO2 uit te stoten van energie te voorzien, door gebruik te maken van her-nieuwbare energiebronnen zoals wind, ‘groen gas’ en de zon. Door de gebouwde omgeving aan te passen en energiezuiniger te maken, kan bijna een derde bespaard worden op energieverbruik. Dit zijn realis-tische doelen. Afgaand op de ambities, het enthousiasme en de vele goede initiatieven in de Nederlandse steden, zal het ook aan hen niet liggen.

Meer weten?www.creatieveenergie.nl •www.vng.nl/klimaat•www.klimaatmagazine.nl•www.duurzameoverheden.nl•

Wat? Zuidpoort

Waar? Delft

Hoe? Eind jaren tachtig groeide in Delft de behoefte om het aantal woningen en winkels te vergroten en de bereikbaarheid van de binnenstad te verbeteren. Gekozen werd voor een integrale aanpak van het Zuidpoortgebied met als kenmerken een binnenstedelijke combinatie van functies (wonen, werken, win-kelen, cultuur) gedragen door een hoge kwaliteit in stedenbouw en architectuur. Een belangrijk streven was energiezuinigheid van de gebouwen. De doelstelling is voor de helft gerealiseerd door de vraag naar energie te beperken (door isolatiemaatregelen in combinatie met innovatieve systemen voor ventila-tie) en voor de helft door het inzetten van een duurzaam energiesysteem (een warmte/koude opslag in grondwater in combinatie met een collectieve dan wel individuele warmtepomp en warmteterugwinning uit ventilatielucht).

Wie? Gemeente Delft, Eneco energie, Bouwfonds MAB, SenterNovem, Vidomes, Ballast Nedam, provincie Zuid Holland, Geelen Bouw, Bewonersvereniging, Oostpoortschool, DOK, Triodos Foundation, Biesieklette Fiets & Stal, Vizi.

Waarom? In haar 3E Klimaatplan Delft 2003-2012 is als doelstelling opgenomen om de jaar-lijkse CO2-uitstoot te reduceren met 33.500 ton ten opzichte van 1999. Voor Zuidpoort is die ambitie vertaald in het streven de energieprestatie van woningen en gebouwen met dertig procent te verbeteren ten opzichte van de geldende norm.

Leerpunt? Zorg dat energieprestatie en duurzaamheidsaspecten vanaf het begin een volwaardige plaats innemen in de plan- en besluitvorming en maak afspraken met alle partijen over de te leveren energieprestatie, waarbij gezamenlijk te behalen voordelen het uitgangspunt moeten zijn.

Meer info? [email protected]; www.gemeentedelft.info

Wat? Verwarming door koeienmest

Waar? Zeewolde

Hoe? In de nieuwbouwwijk Polderwijk in Zeewolde worden (op termijn) 3000 woningen verwarmd door de vergisting van koeienmest. De mest van 140 koeien wordt in silo’s van een plaatselijke melk-veehouder gepompt. Daar worden andere producten, zoals maïs, grasafval en met name onverkoopbare levensmiddelen uit de supermarkten in de buurt, aan toegevoegd om het vergistingsproces te verbeteren. Door dit proces wordt methaangas (biogas) gewonnen. Dit gas wordt gebruikt voor duurzame elektri-citeitsproductie in de warmtecentrale naast de wijk. Twee andere restproducten (zwavel en mestresidu) worden samen weer gebruikt als kunstmest voor het land.

Wie? Essent, melkveehouder Gert Jan van Beek, gemeente Zeewolde

Waarom? Eén van de hoofddoelstellingen in de ontwikkeling van Polderwijk is duurzaamheid. Energie en energiebesparing zijn daarin belangrijke onderwerpen, mede naar aanleiding van de milieu-effectrapportage die Zeewolde heeft uitgevoerd bij het opstellen van het bestemmingsplan.

Leerpunt? Stel een harde energie-eis en geef aanbieders vervolgens de ruimte om daarvoor een creatieve oplossing te bedenken.

Meer info? Gemeente Zeewolde – John de Vries: 036 5229503; [email protected]; www.senternovem.nl

Page 10: 'Witboek versus Zwartboek - Kraken en Leegstand', pp.11

18 City JOuRNal maart 2009 City JOuRNal maart 2009 19

het gebied van vernieuwen en risico nemen zal deze groep zichzelf kunnen bedruipen: de rol van de school is om daar ruimte voor te geven en zich te focussen op realiseerbaarheid en het in acht nemen van regels en procedures. De opleiding kan toegevoegde waarde bieden door deze groep op allerlei manieren in contact te brengen met initiatieven en regelin-gen van gemeentelijke overheden op het gebied van ondernemen. Daarnaast kan de school inzicht geven in plaatselijke netwerken en contacten leggen met succesvolle (regionale) ondernemers. Initiatieven die op dit terrein zijn ontwikkeld zoals de Utrechtse Ondernemersacademie lijken een succesvolle manier om starters vanuit en na een schoolsituatie te begeleiden.

POtENtiËlE ONDERNEMERSBij deze groep is de rol van de docenten gericht op het manifest ma-ken van latent aanwezige ondernemerskwaliteiten. Het stimuleren van risico nemen en van vernieuwen krijgt expliciete aandacht in de leerloopbaan. In loopbaanadviesgesprekken zou de mogelijk-heid van het starten van een eigen bedrijf nadrukkelijker opgeno-men moeten worden. Ook dient er aandacht gegeven te worden aan het creatieve proces dat voorafgaat aan het ondernemen zelf. Ondernemen wordt breder gezien dan het starten van een bedrijf en kan daardoor eerder in de opleiding een plaats in het curriculum krijgen.

ONDERNEMENDE BEROEPSBEOEFENaRENDeze groep zal willen leren hoe een bedrijf te leiden of hoe leiding te geven. Bij deze doelgroep ligt de nadruk op competenties als durf, enthousiasme en lef. Daarnaast zal in het onderwijsaanbod de nadruk liggen op het trainen van een ondernemende houding, iets dat tegenwoordig van iedere werknemer wordt verwacht.

ROl VaN DOCENtENDe taak van docenten is belangrijk: zij moeten in staat zijn boven-staande groepen te herkennen en juist te handelen. Het onderwijs moet immers aansluiten bij de leervragen van leerlingen. Ook van docenten wordt een ondernemende houding vereist. Je kunt geen algemene lessen geven over ondernemerschap of iedere leerling een ondernemersplan laten maken. Er is maatwerk nodig, in de onder-steuning en begeleiding van (in potentie) ondernemende leerlin-gen. Betrek relevante instellingen bij het onderwijs, zoals de Kamer van Koophandel of de belastingdienst. Ontwikkel samen met hen regelmatig workshops en andere activiteiten. Op deze manier wordt de kloof tussen onderwijs en praktijk verkleind. Daarnaast komen leerlingen op die manier in contact met inspirerende ondernemers en netwerken. Persoonlijk contact tussen docenten en leerlingen blijkt cruciaal te zijn. Richt de begeleiding daarom op persoonlijke

ontwikkeling en zelfreflectie en niet zo zeer op het aanleren van vakvaardigheden.

NiEt DENKEN MaaR DOENOndernemen is noodzakelijk voor de stedelijke samenleving. Dit is een randvoorwaarde voor onze economische positie zowel op lokaal niveau als in Europees en mondiaal verband. Ondernemers moeten tegenslagen kunnen incasseren en niet bang zijn voor de risico’s die dat met zich meebrengt. Gemeenten kunnen aan het welslagen een positieve bijdrage verlenen door starters te onder-steunen met kredieten en huisvesting én door een rol te spelen in de personele werving. Hoewel er nauwelijks gegevens bekend zijn over de effectiviteit van ondernemerschaponderwijs, kan het onder-wijs een belangrijke rol vervullen bij het stimuleren en begeleiden van jonge ondernemers. Uiteraard zijn er ook leerlingen die hun handen vol hebben aan het reguliere onderwijs en helemaal niet kunnen of willen ondernemen. Maar genoeg jongeren denken wel te willen ondernemen. Nu moeten ze het nog doen.

Cees-Jan Pen en Simone Ketelaars

Dit artikel is gebaseerd op onderzoek van de KPC-Groep (zie www.kpc-groep.nl) in het kader van het onderzoeksprogramma STIP in opdracht van de G4. De resultaten worden momenteel nader geanalyseerd en in overleg met de G4 wordt een praktijkpublicatie gemaakt. Inhoudelijke informatie: Mireille Boonstra, KPC-groep.

onderzoek

te weinig mensen zetten de stap naar ondernemerschap. Zeker in tijden van economische crises is ondernemen des te belangrijker. een ondernemende houding leidt tot het verleggen van grenzen en het creëren van kansen en dat is nodig in Nederland. In het onderwijs wordt ondernemer-schap daarom gestimuleerd door jongeren er al in een vroeg stadium mee in aanraking te laten komen. In hoeverre werkt dit? en is ondernemen eigenlijk wel te leren? Hoe kun je als ondernemer slagen?

Stimulering en verankering van ondernemerschap in het gehele onderwijs is één van de speerpunten van het Kabinet. Voor het Programma Onderwijs en Ondernemerschap 2008-

2011 wordt 33 miljoen euro uitgetrokken (zie ook www.lerenonder-nemen.nl)Tot nu toe laten veel onderwijsinstellingen nog kansen liggen. Het VMBO bereidt leerlingen voor op de beroepspraktijk in brede zin, maar niet specifiek op het zelfstandig ondernemen. In het voortgezet onderwijs wordt door de helft van de scholen aandacht besteed aan ondernemerschap via het schoolplan, de missie en de visie. Toch blijken starters die vanuit een HAVO/VWO opleiding een bedrijf beginnen van de school doorgaans geen enkele begeleiding te krijgen.

GROtE BElaNGStElliNG ONDER JONGERENIn het MBO wordt ondernemerschap wél gestimuleerd. Scholen adviseren en volgen leerlingen in hun loopbaan. Voorbeelden zijn de Utrechtse Ondernemersacademie en het Netwerk Ondernemer-schap. Binnen verschillende HBO-instellingen bestaat de mogelijk-heid tot het volgen van een Minor Ondernemen en verschillende mastertrajecten. Vanuit het beroepsonderwijs is in groeiende mate aandacht voor het stimuleren van jonge starters. Een groot deel van

de doelgroep is echter niet op de hoogte van dit opleidingsaanbod of maakt er geen gebruik van. Dit staat in schril contrast met de ruim 30 procent van de jongeren die aangeven belangstelling te hebben voor het ondernemerschap. Een aanzienlijk deel van het potentieel aan ondernemerschap blijft daarmee onbenut. De vraag is aan welke randvoorwaarden - binnen en buiten de school - moet worden voldaan om als ondernemer te kunnen slagen. Dit staat los van alle wel of niet goed benutte opleidingsinitiatieven.

Wat iS ONDERNEMERSCHaP? Van een ondernemer wordt nogal wat gevraagd. Een ondernemer moet in principe vier rollen kunnen vervullen; de vernieuwer, de manager, de leidinggevende en de risiconemer. Een ondernemer moet bedreven zijn in het bedenken van nieuwe producten of diensten, ervoor zorgen dat de ideeën in praktijk worden gebracht, mensen inschakelen, coachen en onzekerheden op zich durven nemen. Alle ondernemerscompetenties bestaan uit vele verschillende soor-ten kennis en vaardigheden. Vernieuwen heeft voor een groot deel te maken met creativiteit en origineel denken in combinatie met marktanalyse; risico nemen is voor een goed deel te typeren als een houdingsaspect. Bij managen en leidinggeven komen cijfermatige aspecten aan de orde, maar ook inter-persoonlijke vaardigheden. Niet al deze zaken zijn door iedereen aan te leren; houding en persoonlijkheidsaspecten zijn nu eenmaal moeilijk te beïnvloeden. Hoe moet je dan omgaan met ondernemerschap als algemeen leerdoel in het onderwijs?

ONDERNEMERSCHaPONDERWiJS OP MaatOndernemen moet je wíllen. Een ondernemer moet geloven in zich-zelf of het eigen product en moet zin hebben om zich er volledig voor in te zetten om dat product op de markt te zetten. Traditioneel staat in het onderwijs vooral het kennen en kunnen centraal. Maar bij ondernemerschap gaat het meer om durven en willen. Passie, ambitie en intuïtie zijn de bronnen van waaruit een ondernemende houding en ondernemend gedrag zich kunnen ontwikkelen. Het onderwijs zou zich daarom moeten richten op talentontwikkeling en niet alleen denken vanuit het examenprogramma en het leren maken van een ondernemingsplan. Met het oog daarop kan het onderwijs de leeromgeving afstemmen op drie groepen onderne-mende leerlingen: geboren ondernemers, potentiële ondernemers en ondernemende beroepsbeoefenaren.

GEBOREN ONDERNEMERSDeze groep zal waarschijnlijk sowieso ondernemer worden. Bij deze groep ligt de toegevoegde waarde van de opleiding op het managen en leidinggeven: het borgen en in goede banen leiden van de (wilde) ideeën die de deelnemer vanuit zichzelf toch al heeft. Op

Aanzienlijk deel van potentieel ondernemerschap blijft onbenut

onderwijs moet zich richten op talentontwikkeling

Ondernemend leren of leren ondernemen?

DE utRECHtSE ONDERNEMERSaCaDEMiE

De Utrechtse ondernemersacademie is een samenwerkings-verband van banken, ondernemers, dienstverleners, kamer van koophandel, de Utrechtse roC’s en de Hogeschool Utrecht. binnen de UoA zorgen zij voor goede scholing en deskundige begeleiding bij de totstandkoming van een ondernemersplan. De studie aan de Utrechtse ondernemersacademie duurt maximaal twee jaar. In het eerste jaar volg je naast de reguliere Mbo-opleiding bij het roC Midden Nederland het studiepro-gramma ondernemerschap. De Utrechtse ondernemersacade-mie begeleidt ook starters van andere opleidingen. Zij kunnen tegen een geringe vergoeding workshops en begeleiding van een ervaren ondernemer krijgen bij het starten van het bedrijf.

Meer info?www.uoa.nu

Page 11: 'Witboek versus Zwartboek - Kraken en Leegstand', pp.11

20 City JOuRNal maart 2009 City JOuRNal maart 2009 21

opinie

Witboek versus Zwartboekkraken en Leegstand

Het is een drukte van belang in kraak-pand ‘De Illusie’ in het Haagse thea-terkwartier. buiten waait een winterse januariwind, maar binnen is het bijna bedrukkend warm. Alle opgestelde stoelen, sofa’s en houten banken zijn bezet door een gemêleerd gezelschap van krakers, journalisten en politici. De mensen achter de bar schenken drank-jes in. een financiële bijdrage voor een plastic bekertje cola kan vrijwillig in een daarvoor bestemde doos worden gedeponeerd. Aan de muren hangen vergeelde posters die de bewogen geschiedenis van de kraakbeweging illustreren. Metershoge graffiti siert de achterwand van het pand. De lucht in ‘De Illusie’ zindert van het idealisme. In groepjes, dicht bij elkaar gezeten, wachten de vele krakers die vandaag bij elkaar zijn gekomen op de offi-ciële lancering van ‘hun’ kant van de kraakdiscussie: het ‘Witboek kraken’. Het boek vormt een antwoord op de negatieve geluiden die de afgelopen maanden rondom kraken te horen zijn geweest. Het initiatiefwetsvoorstel ‘kraken en Leegstand’, ingediend door VVD, CDA en ChristenUnie en het in november 2008 gepubliceerde ‘Zwart-boek kraken’ van Amsterdams ge-meenteraadslid bas van ’t Wout (VVD) hebben een hoop losgemaakt binnen de Nederlandse kraakbeweging.

Kraken is een ideologisch gela-den thema dat vaak direct raakt aan iemands politieke of morele

overtuigingen. Met name het onderscheid tussen ‘rechtse’ en ‘linkse’ waarden komt binnen de discussie over kraken regelmatig naar voren. Terwijl men aan de rechterkant wijst op de ontastbaarheid van eigen bezit, wijst de linkerkant op het feit dat de stad van iedereen zou moeten zijn. Hier tussenin staat een groep beleidsmakers, uitvoerders en onderzoekers die de kraakbeweging met name ziet als instrument om bepaalde beleidsdoelen na te streven. Hun betoog vermijdt meestal de ideologie en is door-gaans meer praktisch van aard.

Vanwege de ideologische kern van het kraakdebat is het moeilijk een geïnfor-meerde discussie over kraken te voeren, die daarnaast ook nog kan rekenen op het inle-vingsvermogen van alle betrokken partijen. Desondanks zou juist een dergelijke discus-sie het debat vooruit kunnen helpen. De bijeenkomst rondom het ‘Witboek Kra-ken’ vormt, ondanks het feit dat hij vooral vanuit het perspectief van de kraakbeweging georganiseerd is, een kleine stap in de goede richting, met sprekers uit zowel de politiek, de vastgoedwereld als de kraakbeweging.

De lancering van het Witboek staat vooral in het teken van het creëren van een debat zonder vooroordelen. Vooroordelen ten opzichte van krakers in dit geval. De

krakers menen dat zij ten onrechte worden gezien als stinkende, in het zwart gehulde onruststokers die leegstaande panden uitwonen. In het ‘Zwartboek Kraken’ is dit inderdaad het beeld dat geschetst wordt van krakers: asociale types die leegstaande panden vernielen, families terroriseren en de politie bestoken. Volgens henzelf zijn deze in het Zwartboek beschreven negatieve gevallen echter verzonnen of uitvergroot door vastgoedeigenaren, politici en media. Het dreigende kraakverbod komt daarom naar hun mening vooral voort uit angst, aangewakkerd door negatieve publiciteit. Zelf menen de krakers juist een positieve en noodzakelijke rol in Nederlandse steden te spelen. Het Witboek Kraken staat dan ook vol met beschrijvingen van succesvolle kraakacties die een positief effect op een pand, buurt of stad hebben gehad. Tussen deze twee uitersten in zitten de prak-tisch ingestelden, zoals Tjeerd Herrema, op het moment dat de bijeenkomst rondom het Witboek Kraken plaatsvindt nog wethouder in Amsterdam. Hij geeft tijdens zijn praatje aan het kraken vooral te zien als een functioneel antwoord op stedelijke uitdagingen. “Zonder de kraakbeweging zou Amsterdam een volko-men andere stad zijn geweest. Op het gebied van kunst en cultuur heeft de kraakbeweging een essentiële rol gespeeld. De Amsterdamse broedplaatsen en de creatieve klasse danken hun bestaan aan de kraakbeweging.” Maar het is volgens Herrema niet alleen op cultureel gebied dat kraken een belangrijke rol speelt.

Ook wat betreft het tegengaan van leegstand is kraken naar zijn mening een effectief middel. “Uit cijfers is gebleken dat in Amsterdam ruim 1 miljoen vierkante meter kantoorruimte leeg staat, waarvan ongeveer 300 duizend vierkante meter nooit weer als kantoor gebruikt zal worden. Het tussengebruik van deze ruimte kan veel betekenen voor het oplossen van dit probleem.” Hein Bos, directeur van Vastgoed Belang, ziet echter helemaal geen heil in kraken. Praktisch of niet, daar gaat het wat hem betreft helemaal niet om. In Artikel 1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, staat dat men geen eigendom van anderen mag ontnemen. Kortom: “Men moet gewoon van andermans spullen afblijven! Dat is één van onze belang-rijkste normen en waarden”, zegt Bos fel.

Kleurrijke hoedjes en hanenkammen schud-den vrolijk heen en weer op het gelach dat als reactie op deze uitspraak uit de menigte opstijgt. De opmerking van Bos is duidelijk niet aan de krakers besteed. Terts Brinkhoff, directeur van festival de Parade en zelf ex-kraker begrijpt wel waarom. “Krakers zijn non-conformisten die bewegen uit een soort persoonlijke onrust. In kraakpanden is nie-mand de baas. Zonder structuur en autoriteit

wordt er met elkaar wat opgebouwd”, legt hij uit. Ook Chris Keulemans, journalist en voormalig directeur van De Balie, beaamt dit: “Kraken gaat om het gevoel dat de stad van iedereen is,” zegt hij. “Het gaat om een groter belang binnen de samenleving.” Een belang waar het initiatiefwetsvoorstel volgens de krakers volledig aan voorbij gaat. SP-kamerlid Van Velzen meent dat de indieners van het wetsvoorstel niet open staan voor argumenten en dat hun voorstel enkel voortkomt uit angst voor het onbe-kende. “Tegenwoordig moeten we allemaal maar normaal zijn, met een koophuis dat we na twintig jaar hypotheek afbetalen!” Dat de aanwezige krakers dit levensbeeld níet aanhangen, blijkt uit hun reactie. Enthousi-ast geklap en gefluit vult de ruimte.

Voor de gemiddelde mens is het hebben

van een koophuis, inclusief kinderen, leuke baan en eventueel een hond echter vaak wél het levensideaal. En dit is precies waar de schoen wringt. Voor- en tegenstanders van het kraakver-bod gaan elkaar ook hier bij de presentatie van het Witboek Kraken niet overtuigen. Beiden denken en opereren namelijk vanuit een totaal verschillend referentiekader. De indieners van het wetsvoorstel ‘Kraken en Leegstand’, gaan met name uit van de (reële of ingebeelde) negatieve kanten van kraak-activiteiten. Zij zien de huidige kraakbe-weging als een groep mensen die bezit van anderen inneemt en vernielt, die vanuit haar idealisme vervalt in crimineel gedrag en zich niet aan kan passen aan de normen en waarden van de samenleving. De kraakbe-weging zelf gaat echter volledig uit van de (reële of ingebeelde) positieve effecten die de kraakbeweging heeft op steden. Zij zien hun idealisme en werkwijze als noodzaak in een verhardende wereld waarin geld gelijk staat aan macht en waarin de ongelijkheid tussen mensen, ondanks de groeiende welvaart, steeds verder toeneemt. Zij willen een toegankelijke stad waarin iedereen op gelijke voet met elkaar kan samenleven.

Tijdens de hele discussie rondom het in de lucht hangende kraakverbod gaat geen en-kele partij in op de bezwaren van de ander. De praktijkgerichte ‘tussengroep’ praat vol goede moed over ‘effectieve instrumenten’ en ‘doelmatig beleid’. Krakers zullen zich-zelf echter nooit in deze puur instrumentele beleidsrol zien. Het is niet voor niets dat Martin Herzberg, werkzaam bij het SPeku-latie Onderzoeks Kollektief en zelf fervent kraker aan het einde van de discussie roept: “Wij kraken niet omdat het mag!”

De avond valt in Den Haag en ‘De Illusie’ druppelt langzaam leeg. Buiten wordt nog een sjekkie gerookt of een pilsje gedron-ken, maar dan gaat iedereen huiswaarts. Sommigen naar hun eengezinswoning, anderen naar een twee-onder-één-kap woning, flat óf natuurlijk een kraakpand.

Want een kraakverbod of niet, het kraken zal ongetwijfeld blijven bestaan. Net als de leegstand. Het Zwartboek én het Witboek Kraken hebben hier weinig aan veranderd. Beide publicaties hebben een discussie aan-gezwengeld. Deze discussie heeft echter niet tot wederzijds begrip geleid. Naar alle waar-schijnlijkheid zal de initiatiefwet ‘Kraken en Leegstand’ in de Tweede Kamer worden aangenomen, ondanks de bezwaren die door ‘practici’ zijn aangedragen. Een minder gepolariseerd debat had wellicht tot een evenwichtiger conclusie kunnen leiden.

Simone PekelsmaOnderzoeker bij Nicis Institute

20 City JOuRNal januari 2009

‘Een minder gepolariseerd debat had wellicht tot een evenwichtiger conclusie kunnen leiden’

In kraakpand ‘De Illusie’ kwamen politiek, vastgoedwereld en kraakbeweging bij elkaar

20 City JOuRNal maart 2009

Page 12: 'Witboek versus Zwartboek - Kraken en Leegstand', pp.11

22 City JOuRNal maart 2009 City JOuRNal maart 2009 23

Debat

De New Deal die in de jaren dertig uit grootscheepse overheidsinvesteringen bestond om de economie weer uit het slop te krijgen, zou begin 21ste eeuw een groen vervolg moeten krijgen. Duurzaam produceren en consumeren staat inmiddels op de agenda van de nieuwe Amerikaanse president en eu-ropese leiders. De grote vraag is alleen: hoe ziet die Deal er in Nederland uit? Deze vraag staat centraal tijdens het debat dat wordt gevoerd in het kader van de economische Agenda op dins-dag 31 maart op de tU in eindhoven.

Het debat is eigenlijk al veel eerder begonnen, op internet. Verschil-lende inzenders reageerden op

de oproep om het probleem te duiden en oplossingen aan te dragen. Zo schreef Bert Toesaint: ‘Een Nederlandse New Green Deal ligt voor het grijpen. Eerst versnelling van de aanleg van windmolenparken op zee. Dat kan nu al. En als de proeven aan de zoet-zoutwatercentrale (blauwe energie) bij de Afsluitdijk slagen, dan kan Nederland nummer één worden in blauwe energie.’

Bas Aalders reageert met de stelling, dat het grote probleem is dat de meeste maatre-gelen die worden verzonnen om de econo-mie te stimuleren, niet helpen. Voor groene maatregelen komt daar nog bij dat de

investering ook nog eens groen moet zijn, dus Aalders vraagt zich af: ‘Helpt een (over-heids)investeringsprogramma überhaupt wel? De push van overheidsinvesteringen lijkt aantrekkelijk, zeker nu de overheid met bakken geld de economie probeert te redden, waarom dan niet in groene oplos-singen. Wat nodig is, is een permanent, langjarig (misschien wel eeuwigdurend) commitment voor een meer groene leef- en voortbrengingswijze.’

tRaNSitiON tOWNSHet levendige virtuele debat gaat verder

met een reactie van Chris Peeters. Hij

schreef: ‘Een New Green Deal is alleen mogelijk als mensen in Nederland zelf in actie komen om hun omgeving groen te maken. Ik hoop daarom op aandacht voor het concept ‘transition towns’. Dat is een internationale beweging om mensen in hun eigen woonplaats in actie te krijgen voor minder olie-afhankelijkheid.’

En bijna alle inzenders reppen over isola-tie van bestaande woningen en ideeën voor verplichting van groene voorzieningen bij nieuwbouw, zoals zonneboilers. Zo schrijft Eric Stibbe: ‘Nederland beschikt over een onvoorstelbare hoeveelheid ruimte voor duurzame energieopwekking: de enorme aantallen platte daken, waarop zonnecellen kunnen worden geplaatst. Nodig is de aan-

passing van het landelijk geldende Bouw-besluit, dat deze vorm van CO2-besparende vorm van energieopwekking verplicht stelt, om te beginnen voor alle nieuwbouw.’

DE ECONOMiSCHE aGENDaDe Economische Agenda is een project

van de Volkskrant, in samenwerking met Nicis Institute, Stichting Kennisland en Spring Associates. Het gaat om een maat-schappelijk debat over de welvaart in Ne-derland. Of we het willen of niet, de econo-mie dringt zich aan ons op. Ook mensen met een uitgesproken afkeer van geld zullen zich de afgelopen maanden nood-gedwongen economische vragen hebben gesteld. Wat betekent de kredietcrisis voor mij, mijn huis, mijn baan, mijn opleiding, spaargeld of pensioen? De antwoorden blij-ken in veel gevallen nog niet te geven, maar zullen zich de komende tijd aandienen. De economie toont zich buitengewoon rele-vant – misschien niet voor alles, maar dan toch wel voor veel van wat we in ons leven kunnen doen. Dat is natuurlijk altijd zo geweest, maar nu een ongekende crisis in de financiële wereld is uitgebroken, dringt dat besef zich in alle hevigheid op.

Wat zijn de economische problemen waar ons land voor staat en welke oplossingen horen daarbij? Dat is in het kort gezegd de route die de Economische Agenda tot de zomer van 2009 wil volgen. Hierover gaat het debat, zowel virtueel als tijdens zes live debatten op basis van de zes belangrijkste economische problemen. En op 31 maart dus over ‘the New Green Deal’, onder lei-ding van Pieter Hilhorst.

Miriam Zeevenhooven

Meedebatteren? www.nicis.nl of www.volkskrant.nl

the New Green Deal

economische groei wordt in toenemende mate bepaald door krachtige en slimme steden. Deze steden moeten in toene-mende mate met elkaar concurreren. Maar hoe doe je dat? De bijdrage aan de bV Nederland van steden als Amsterdam en rotterdam, maar ook eindhoven en Groningen is evident. Juist in deze tijd van recessie komt het boek onder redac-tie van FD redacteur edo Dijksterhuis met als titel ‘Slimme Steden; van Antwerpen tot Zürich’ op het goede moment. Investeren in sociaal en economische krachtige steden is nu hard nodig. In dit leesbare boek wordt enerzijds aan de hand van interessante beschrijvingen van 50 europese steden een beeld geschetst hoe slim steden zijn wat betreft techniek, creativiteit en innovatie. Anderzijds beschrijft het boek wat steden doen in de felle concurrentiestrijd met andere steden.

Slimme steden bevat inspirerende beschrijvingen van steden die innoveren en zichzelf op de kaart zetten. Dit boek is mooie vakantielectuur voor de reiskoffer van stadsbestuur-

ders die iets willen met hun stad. Ik licht er twee zeer actuele zaken uit. Momenteel worstelt Amsterdam met de effecten van de Noord-Zuidlijn en zijn meer steden als Leiden, Haarlem en Groningen bezig (te worstelen) met hoogwaardig openbaar vervoerverbindin-gen. Interessant in dit kader is de beschrijving van de economische en ruimtelijke voordelen van de metrolijn die in Athene in het kader van de Zomerspelen is aangelegd. In provincies als Limburg en Gro-ningen staat het vraagstuk van krimp hoog op de agenda. Bruibaar is hoe onder meer Leipzig is omgegaan met krimp en leegstaande gebouwen. Dit zie je in meer steden in het oosten van Duitsland.

Persoonlijk spreken mij de beschrijvingen van Essen, Lille, New-castle, Tirana en Vaxjo aan. Essen en Lille kenden een industrieel en armoedig imago en hebben op geheel eigen wijze en met lef de stad nieuw elan weten te geven. Het economisch benutten van indus-trieel erfgoed door Essen vindt navolging in veel Nederlandse ste-den met industrieel erfgoed zoals Zaanstad, Enschede, Helmond, Heerlen en Tilburg. Essen is het voorbeeld wat de combinatie van cultuur en economie kan opleveren. Newcastle laat zien hoe be-langrijk het is als een stad een echte landmark heeft. In Nederland is de Erasmusbrug in Rotterdam hiervan een mooi voorbeeld. Het voorbeeld van Tirana is zo interessant vanwege de eenvoud en de uitvoerbaarheid. Onder leiding van de burgemeester heeft de stad om de nieuwe toekomst te markeren besloten alle troosteloze bouwblokken in de stad een kleur te geven. Menig Nederlandse stad zou dit kunnen doen voor de vaak toch weinig representatieve stadsentrees. Ook voor de slechtste Vogelaarwijk de Kolenkit zou dit een aardig experiment zijn. Vaxjö laat zien wat een echte groene duurzame stad is, die niet langer afhankelijk is van fossiele grond-stoffen en toch economische groei kent. Milieu en economie kun-nen goed samengaan.Helaas komt het boek niet veel verder dan vijftig inspirerende voor-beelden. Een duidelijk kader ontbreekt, enige kritische reflectie op

wat steden naast wat op papier staat echt doen, zou op zijn plaats zijn en helaas trapt het boek in de val van de creatieve stadshype. Met alleen inzetten op de relatief kleine creatieve klasse ben je echt geen slimme stad, hoe leuk en hip deze sector ook is. Een gemiste kans is een hoofdstuk aan het eind op te nemen, waarin de vijftig cases worden vergeleken en de diverse aanpakken/opgaven worden geclusterd. Zo zie je dat het privaat initiatief leidend is in steden als Basel, Bregenz en Stuttgart, terwijl de overheid in Glasgow en voormalige Oostbloksteden als Bratislava, Budapest en Boekarest zeer actief is. Steden als Helsinki, Manchester en Kopenhagen verwachten juist meer van publiek-private samenwerking. Tevens zijn er steden die de visie van Jane Jacobs naleven dat nieuwe ideeën in oude gebouwen horen. Andere steden zoals Bratislava denken nog steeds dat nieuwe ideeën in nieuwe gebouwen horen. Steden als Aveiro, Bologna, Torshavn en Vilnius kampen juist weer met de zogenaamde brain drain, de vlucht van hoger opgeleiden uit een stad. De steden werken alle aan diverse instrumenten om hoger opgeleiden te binden.

Slimme steden is een inspirerend boek, maar blijft helaas te veel hangen in een beschrijving van losse voorbeelden. Dat is een ge-miste kans.

Cees-Jan Pen

Programmaleider onderzoek Nicis Institute

Edo Dijksterhuis, Slimme steden; van Antwerpen tot ZürichISBN 9789047001232

Slimme steden; van antwerpen tot Zürich

recensie

Page 13: 'Witboek versus Zwartboek - Kraken en Leegstand', pp.11

24 City JOuRNal maart 2009 City JOuRNal maart 2009 25

Weven heeft het Almelose Indiëcom-plex groot gemaakt. Jarenlang vond op deze locatie textiel-, kunststof- en weefselproductie van de koninklijke Nijverdal ten Cate NV plaats. Weven moet ook de leidraad voor de toekomst blijven van IndiëAlmelo.

IndiëAlmelo moet blijven weven. Daarbij gaat het niet alleen om het verweven van

functies als wonen en werken, maar ook het verweven van sferen: de sfeer van de nabijgelegen binnenstad, van het bedrij-venterrein Turfkade en van het Noorder-park. Ook het verweven van het nieuwe met het oude – de recycling van bestaande structuren, de industriële gebouwen, het bestaande groen, de bomen, en wa-ter – is een actuele opgave. De aandacht voor duurzaamheid is wereldwijd groot. Recycling is hierin belangrijk, maar niet altijd vanzelfsprekend. De meerwaarde van hergebruik moet daarom duidelijk zijn. In het planconcept worden stad en landschap met elkaar verweven. Het fabrieksterrein zal geleidelijk transformeren tot een gemengd stuk stad met een industrieel karakter, waarbij enkele karakteristieke structuren en fabriekshallen worden hergebruikt. De locatie IndiëAlmelo kent nog steeds een

herkenbare structuur met enkele bijzondere gebouwen. De centrale as heeft een heldere maat en schaal en leidt vanzelf naar de binnenstad. Het planconcept laat door een open raamwerk ruimte vrij om op actu-ele en toekomstige ontwikkelingen in te spelen. Het programmatisch fundament is de woningbouw waarvan de invulling nog flexibel is. Kwaliteitsregie met de focus op de sterkste gebieden is dan onontbeerlijk, evenals ruimte voor groen: het ontwikkelen van openbare plekken rond de bestaande grote bomen. Naast de recycling van het groen en van een deel van de gebouwen is de flexibiliteit van het plan een belangrijk duurzaam aspect.

Almelo is volop in beweging. De vernieu-wingsplannen voor het centrum vergen veel tijd en capaciteit van de gemeente, maar dit mag niet ten koste gaan van de aan-dacht voor het Indiëcomplex. Het is te lang geleden dat deze grote en centraal gelegen locatie in het nieuws was. De aandachts-boog dient weer gespannen te worden. Dat kan door de productie van realistische en onderscheidende uitwerkingen en door het organiseren van activiteiten, zoals een manifestatie om de locatie bij het publiek en potentiële gebruikers bekend te maken. Urhahn Urban Design werkt aan een stedenbouwkundig plan voor de eerste fase van de uitwerking van een deel van het ge-bied: de Kolthofzone. Tijd voor hernieuwde aandacht!

Bij het weven heet de constructie waarop de draden parallel gespannen worden scheren. Scheren vatten we hier ook op als het bijeenbrengen van de belanghebben-den, noodzakelijk om tot een reanimatie te komen van een bijzondere industriële loca-tie. Essentieel is het vinden van een juiste balans tussen commercieel, cultureel en publiek belang. Hiervoor is de inzet nodig van onder andere de gemeente en van hui-dige, voormalige en toekomstige gebrui-kers. Denk hierbij ook aan ondernemers uit de Turkse gemeenschap in Almelo of aan

de uitbaters van een nieuw poppodium. In een denktank kunnen vertegenwoordigers van de verschillende groepen samenkomen om zo ideeën aan te leveren. Belangrijk is om, in de beeldspraak te blijven, langs de afgrond te durven scheren: Almelo toon ambitie! Een bottom up-strategie om zo dynamiek in het proces te genereren en om een open, flexibele discussie aan te gaan waar ruimte gecreëerd wordt voor nieuwe mogelijkheden. Gebiedspromotie dient de locatie weer op de kaart te zetten met nadruk op de onderscheidende kwaliteiten van de plek. Start nu al een pioniersfase waarbij tijdelijk gebruik gestimuleerd wordt en benut de ervaringen in de creatieve economie met de ‘permanente onafheid’ van locaties. Mik op 2010 voor het starteve-nement: een concentratie van activiteiten, zoals rondleidingen, het openen van een informatiecentrum, het ontsluiten van de centrale as en het in gebruik nemen van de hallen. Vergroot de aantrekkelijkheid door het ontwikkelen van een stadsstrand, dat ook dienst kan doen als verbinding naar het stadscentrum. Laat de ten opzichte van het centrum, complementaire kwaliteiten zien. En, last but not least: laat je inspi-reren door spannende voorbeelden uit binnen- en buitenland, zoals de Pompéia Fabriek in Sao Paulo. De architecte Lina Bo Bardi handhaafde een oude olievaten-fabriek in de Braziliaanse stad en wist met minimale middelen een prachtig complex te realiseren. De sporttoren, die samen met de fabriekstoren inmiddels een icoon is geworden, zijn een uitnodiging voor jong en oud. Hopelijk kan IndiëAlmelo ook uit-groeien tot zo’n landmark voor de stad.

Gert Urhahn en Oene DijkUrhahn Urban Design BV

Nieuw leven!

In IndiëAlmelo moet weven het motto blijven

City Journal bezoekt in de Nederlandse steden oude plekken in een nieuw jasje.Deze keer: het Indiëcomplex in Almelo

ine aasted-Madsen is lid van de tweede Kamer namens het CDa. Zij houdt zich onder andere bezig met consumentenzaken, jeugdzorg en ve-teranenbeleid. ine heeft altijd in het Zuiden des lands gewoond en denkt als inwoner van Kerkrade na over de consequenties van de bevolkingkrimp die in Zuid-limburg al in volle gang is.

1 DE BEElDVORMiNG VaN DE StaDIn tijd van bevolkingskrimp is het beeld dat mensen hebben van een stad natuurlijk be-langrijk. Een stad waar positief over gespro-ken wordt heeft aantrekkingskracht waar-door mensen graag in zo’n stad verblijven. Beelden worden overigens vaak niet door de inwoners van die stad, maar juist door mensen van buiten gevormd. Voor mij was dat goed merkbaar toen ik kenbaar maakte te verhuizen naar Kerkrade. Reacties liepen uiteen van ‘die mensen versta je niet’ tot ‘je gaat toch niet in Kirchroa wonen’. Geset-teld in Kerkrade merkte ik dat de inwoners van die stad juist een heel positief beeld hebben en zeer verknocht zijn aan hun stad. En eerlijk is eerlijk, zelfs ik, als Brabantse, ben hier wortel gaan schieten.

2 JEuGD iN DE StaD“Bevolkingskrimp hoeft geen probleem te zijn en kan zelfs gunstige effecten heb-ben. Als die krimp echter gecombineerd wordt met een drastische verschuiving in de bevolkingsopbouw, ontstaat er natuurlijk wel een probleem. Als die verschuiving zich kenmerkt door vergrijzing in combinatie met ontgroening heb je een probleem in het kwadraat. Daarom is het zaak om die ontgroening tegen te gaan; maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Met name bij de studerende jeugd zie je dat de eerder genoemde beeldvorming een belangrijke rol speelt bij de keuze die zij maken voor

hun studentenstad. Ervaring leert dat jongeren die in verband met studie vertrek-ken naar elders, vaak niet of pas vele jaren later terugkeren naar de geboortegrond. Dit heeft veel te maken met werkgelegen-heid, die nog steeds vooral in de Randstad aanwezig is. Voorwaarden voor een even-wichtige bevolkingsopbouw voor steden buiten de Randstad, zijn het spreiden van bedrijvigheid en studiemogelijkheden over heel Nederland. Daar ben ik groot voor-stander van.”

3 OuDER WORDEN iN DE StaD“Omdat mensen gelukkig steeds ouder worden, wordt de groep gepensioneerden natuurlijk ook groter. Deze grote groep – veelal vitale oudere mensen – zoekt na hun pensioen een nieuwe daginvulling. Velen zetten zich in als vrijwilliger; zij zoeken naar activiteiten waar ze in hun werkzame leven nauwelijks tijd voor had-den of namen. Hadden we in de jaren 70 overal buurthuizen voor jongeren, wordt het nu tijd voor buurthuizen waar ouderen elkaar kunnen ontmoeten. Zeker als we er rekening mee houden dat het aantal alleenstaande ouderen ook groter wordt en het beleid gericht is op zo lang mogelijk zelfstandig wonen. Ook in drukbevolkte steden kunnen mensen enorm eenzaam zijn en daarom is het beschikken over ontmoetingsmogelijkheden voor inwoners belangrijk, zeker voor ouderen. Als die mogelijkheden er niet zijn, zijn mensen gelukkig wel zo creatief dat ze hun eigen plekken creëren: het bankje in het park en het overdekte winkelcentrum.”

4 DE REGiOFuNCtiE VaN DE StaD “Regionale samenwerking is een must in deze tijd. De taken van gemeenten zijn zo uitgebreid dat het voor kleinere gemeenten zonder samenwerking moeilijk is om ze

goed uit te voe-ren. Gemeenten zouden zich bijvoorbeeld de vraag kunnen stellen of ze wel alles zelf in huis moeten hebben. Als er een prachtig zwembad ligt in een buurgemeen-te, moet je er dan zelf ook een hebben? Echter, in een goede samenwerking zouden voorzieningen als zwembaden, biosco-pen en grote winkelcentra ook een beetje gespreid kunnen worden in een stadsregio, om te voorkomen dat alles in de stad te krijgen is en in het omliggende gebied een kaalslag in voorzieningen plaatsvindt. ”

5 WiJKEN EN KERNEN iN DE StaD“Met de schaalvergroting is het aantal gemeenten drastisch verminderd. Er zijn nieuwe gemeenten ontstaan en steden zijn uitgebreid. Bestuurlijk is de gemeente één, maar de inwoners die er al jaren wonen voe-len zich vaak geen inwoner van de nieuwe, grote gemeente, maar van de oorspronke-lijke wijk of kern. De ouder wordende inwo-ners zijn vaak gehecht aan de vertrouwde woonomgeving. Met de invoering van de Wmo worden voorzieningen op wijkniveau ook steeds belangrijker en ik voorzie dan ook dat met name in de zorgvoorzieningen een verschuiving zal plaatsvinden naar kleinschaligere voorzieningen voor een brede doelgroep op wijkniveau.”

Vijf observaties van een Kamerlid

De beeldvorming van de stad

Page 14: 'Witboek versus Zwartboek - Kraken en Leegstand', pp.11

26 City JOuRNal maart 2009 City JOuRNal maart 2009 27

AGeNDA

31 maart 2009, eindhovenDebat ‘New green deal’

De Volkskrant en Nicis Institute

werken samen aan de Economische

Agenda. Dit is een interactief, journalis-

tiek project waarbij burgers in gesprek

gaan met wetenschappers en deskundi-

gen over de belangrijkste economische

vraagstukken van ons land. Als onderdeel

van dit project organiseren de Volkskrant

en Nicis Institute live debatten. Op 31

maart a.s. vindt een debat plaats in de

TU Eindhoven onder leiding van Pieter

Hilhorst. Het begint om 20.00 uur en

heeft als thema de ‘new green deal’. Mee

debatteren? U bent van harte welkom!

Meer informatie?Lees meer op bladzijde 23

www.nicis.nl

vanaf 2 april 2009, Den Haag Masterclass ‘Stratego’, het spel tus-

sen bestuurslagen

Rijk, provincies en gemeenten

hebben een gedeelde opdracht

in de aanpak van maatschappelijke

problemen. In allerlei verbanden en

besluitvormingstrajecten hebben deze

bestuurslagen met elkaar te maken.

Bovendien zijn ook de EU en allerlei

‘tussenbestuurslagen’ vaak partij in het

besluitvormingsproces. Samenwerking

is van groot belang om resultaten te

boeken. Bestuurders en beleidsmakers

moeten deze samenwerking vormge-

ven. De masterclass ‘Stratego’ geeft

antwoord op vragen als: Hoe brengt u

effectieve samenwerking tot stand? Hoe

vindt u de juiste weg naar ‘Den Haag’

die leidt tot het beste resultaat? Welke

procesaanpak is hierin succesvol? Welke

vorm van samenwerking leidt tot het

beste resultaat? De masterclass duurt

3 dagen en wordt geleid door drs. Rein

Zunderop, met medewerking van prof.

dr. ing. Geert Teisman en prof. dr. Rinus

van Schendelen.

Meer informatie? www.nicis.nl

8 april 2009, Utrechtkennisatelier ‘Doelgroepenbeleid:

effectief in de uitvoering?’

Onderzoeker Floris Vermeulen van

het Instituut voor Migratie en

Etnische Studies (IMES) onderzocht het

lokale beleid voor werkloze migran-

tenjongeren in Amsterdam en Berlijn.

Hoewel Berlijn een specifiek beleid

voert en Amsterdam een algemeen

beleid blijkt dat er in de uitvoering

weinig verschillen zijn. De onderzoeker

concludeert dat de principiële (vaak

politieke) discussie specifiek versus

generiek weinig zin heeft en adviseert

beleidsmakers zich meer pragmatisch

op te stellen. Maar wat betekent dit in de

praktijk? Het onderzoek 'Diversiteit in

uitvoering' vormt in dit kennisatelier het

startpunt voor verdere discussies over de

effectiviteit van (doelgroepen)beleid in

de uitvoering. Hoe kan het gekozen spe-

cifieke dan wel generieke beleid effectief

geïmplementeerd worden? Hoe voorkom

je mogelijke negatieve gevolgen, zoals

stigmatisering? En wat betekenen de

onderzoeksresultaten in de context van

de recent uitgekomen beleidsbrief over

de specifieke aanpak van Marokkaans-

Nederlandse jongeren? Dit kennisatelier

wordt georganiseerd door KIEM (Ken-

nisprogramma Integratie).

Meer informatie?www.nicis.nl

9 april 2009, NijmegenDag van de veiligheidsregio

Donderdag 9 april wordt dé ont-

moetingsdag voor iedereen die

betrokken is bij innovatievraagstukken

omtrent de verdere professionalisering

van de veiligheidsregio’s. ‘Wat kunt u als

veiligheidsregio nú doen, om eind 2009

de rampenbestrijding en crisisbeheer-

sing op orde te hebben?’ Hoe kunnen

regio’s zich organisatorisch goed voor-

bereiden en de veelvoud van projecten

succesvol uitvoeren zodat eind 2009 de

rampenbestrijding en crisisbeheersing

op orde is? Welke stappen zijn gezet

en wat moet er nog gebeuren? De con-

ferentie start met de resultaten van de

‘Bestuurders on Tour’. Aansluitend stelt

u uw eigen programma samen uit de

carrousel van workshops. Op het ‘OOV

Toekomstpark’ presenteren innovatieve

partners en de veiligheidsregio’s hun

‘good practices’ in de positieve strijd

om de Publieke Veiligheid Award 2009.

Kortom, het jaar 2009 wordt een be-

langrijk jaar voor de veiligheidsregio’s.

Krijgen zij als rapportcijfer de 7+ waar

Minister Ter Horst naar streeft?

Meer informatie?www.blomberginstituut.nl

9 april 2009, rotterdamActualiteitencongres omgevingsdien-

sten & Wabo

Omgevingsdiensten gaan er komen.

Het mogen er volgens minister

Cramer meer of minder zijn dan 25 maar

een structuurwijziging is noodzakelijk.

Het doel is een betere samenwerking en

kwaliteitsverbetering binnen het vergun-

ningentraject. Hoe komt de praktijk van

vergunningverlening, handhaving en

toezicht eruit te zien? De Commissie Mans

adviseert tot het instellen van 25 verplichte

omgevingsdiensten, de VNG is tegen

omgevingsdiensten en het kabinet wil

omgevingsdiensten in het hele land maar

is niet overtuigd van de verplichting. Op 9

april praten alle betrokken partijen u bij in

het Hilton hotel te Rotterdam. Wie gaan

er participeren in een omgevingsdienst?

Welke taken, verantwoordelijkheden en

bevoegdheden krijgt een omgevings-

dienst? Wat is de relatie met de Wabo? U

krijgt inzicht in de laatste ontwikkelingen,

de uiteindelijke inrichting en de uitvoe-

ringsplannen van de omgevingsdiensten.

Meer informatie?www.sbo.nl

15 april 2009, emmenSymposium ‘De sleutel tot succes voor

bedrijventerreinen’

Het bedrijventerrein Bargermeer is

één van de belangrijkste economi-

sche dragers van de gemeente Emmen

en het grootste en belangrijkste bedrij-

venterrein in Noord-Nederland. Om te

komen tot een duurzame herstructure-

ring van het bedrijventerrein Bargermeer

is in 2002, in samenwerking met de

gemeente en provincie, projectorganisa-

tie Bahco (Bargermeer Herstructureren

en Collectief Ondernemen) opgericht. U

wordt tijdens dit symposium uitgedaagd

om op basis van de ‘lessons learned’ in

Bargermeer vooruit te kijken naar de nog

te ondernemen stappen in de verdere

ontwikkeling van bedrijventerreinen in

Nederland.

Meer informatie?www.nicis.nl

Vanaf 17 april, Den HaagMasterclass ‘ondernemerschap in

de wijk’

Het is de kracht van ondernemers

kansen te zien en te benutten. Zij

zijn een belangrijke motor voor de lokale

economie, ook op wijkniveau. De stad

heeft belang bij de dynamiek en de kansen

die ondernemers weten te creëren, met

name het midden- en kleinbedrijf. Maar

niet alle bedrijven dragen evenveel bij aan

een levendige lokale economie. Prachtwij-

ken, en uiteindelijk ook de ondernemers

zelf, zijn niet gebaat bij een straat vol

vergelijkbare winkeltjes. Gemeenten

willen daarom bijsturen, bijvoorbeeld

door functiemenging of branchering.

Aan welke knoppen kan een gemeente

draaien om met de motor ‘ondernemer-

schap’ de wijkeconomie te verbeteren? In

de masterclass ‘Ondernemerschap in de

wijk’ wordt de rol van de gemeente voor

de lokale economie en het stimuleren

van ondernemerschap door wetenschap-

pelijke experts behandeld. De masterclass

duurt 2 dagen, en staat onderleiding van

drs. Jaap Korpel.

Meer informatie?www.nicis.nl

Vanaf 21 april, Den HaagMasterclass ‘bedrijventerreinen’

Werklocaties, in het bijzonder

bedrijventerreinen, staan hoog

op de politieke agenda. In zowel het

politieke als publieke debat wordt stevig

gediscussieerd over bedrijventerreinen

als (vermeende) bron van stedelijke

economische groei, maar ook als

onaantrekkelijke ruimteverslinders die

in groten getale langs snelwegen het

zicht ontsieren en te snel verouderen.

Daarnaast ligt er een advies van de Com-

missie Noordanus en de kabinetsreactie

daarop. De komende tijd zal het kabinet

aandacht besteden aan ontwikkeling

van een nieuw bedrijventerreinenbeleid,

inclusief de financiële aspecten daarvan.

Steden staan voor nieuwe uitdagingen,

maar zitten nog met veel vragen. Welke

werklocaties zijn nu nodig? Welke

locaties zijn nodig in de toekomst?

Welke trends en ontwikkelingen zijn er

gaande en aanstaande? Deze en andere

vragen staan centraal in de masterclass

‘Bedrijventerreinen, de ontwikkeling van

bedrijventerreinen en vastgoed’. De mas-

terclass duurt 2 dagen, en staat onder

leiding van prof. dr. Frank van Oort.

Meer informatie?www.nicis.nl

Schrijer

De arbeidsmarktparadox vraagt een ‘wwplus’ aanpakDe cijfers van het CPb liggen als een zwarte wolk aan de horizon. De werkloosheid in Nederland loopt op en doembeelden uit de jaren dertig en tachtig kleuren de voorpagina’s van de kranten. Maar zijn die beelden wel te-recht? De cijfers vertellen namelijk ook dat er over een aantal jaren weer werk zat is in Nederland. De babyboomers gaan de komende tien jaar massaal met pensioen waardoor bijvoorbeeld in het onderwijs, de zorg en het technisch onderhoud het tekort aan arbeids-krachten straks groot zal zijn. De arbeidsmarktparadox in crisistijd.

In de wetenschap dat we met een succes-volle ‘van werk naar werk’-aanpak tussen de 25 en 40 procent van de instroom in de WW na zes maanden direct naar ander werk kunnen geleiden, is de belangrijkste vraag die we ons nu moeten stellen; hoe houden we die andere 60 tot 75 procent in conditie? De toenemende werkloosheid van nu is een kans voor de tekorten van straks. En die kans kunnen we benutten als we er in slagen de komende jaren de mensen die werkloos worden actief te houden én om te scholen.

VaN CRiSiS NaaR KaNSDus geen ‘wwmin’ zoals in de jaren tachtig, waar we tijdens de crisis mensen naar huis stuurden met een uitkering maar zonder perspectief op werk. Maar een ‘wwplus’ voor de mensen die door de economische crisis tijdelijk geen werk hebben. Een aan-pak die mensen in de tussentijd aan het werk houdt en omschoolt. Een vacature-stop omdat het crisis is in bijvoorbeeld het onderwijs, is dan dus funest. In crisistijd moeten we over de crisis heen kijken, en dan is extra werk creëren nu, om het tekort straks te kunnen opvullen in een aantal sectoren cruciaal.

Geen nieuwe wet, geen nieuwe regels maar een nieuwe aanpak dus. Voor een succes-volle ‘wwplus-aanpak’ moeten de schotten tussen de verschillende potten geld weg-genomen worden. De re-integratiegelden en participatiebudgetten bij het Werkbe-drijf en de gemeenten moeten gezamen-lijk kunnen worden ingezet. De bezuini-gingstaakstelling bij het Werkbedrijf en de

sociale diensten van de gemeenten uit het regeerakkoord moet worden uitgesteld en de werkdeelbudgetten van de gemeenten moeten op niveau blijven. Nu is het de tijd om te investeren in werk.

Met het opzetten van 33 mobiliteitscentra in het land gaan we de opgave niet realise-ren. Voor 60 tot 75 % van de werklozen is een andere aanpak noodzakelijk. Om hen perspectief te bieden en voor Nederland om na de crisis de sectoren die al lange tijd met krapte kampen sterk te maken.

De komende maanden moeten Werkbedrijf, gemeenten, werkgevers en de onderwijs-wereld heel hard aan de slag om de eerste wwplus trajecten in september klaar te hebben staan. Immers, dan zijn we zes maanden verder en zal voor een flink aantal mensen zonder werk blijken dat ‘van werk naar werk’ niet gelukt is. De CBP cijfers laten zien dat we vele duizenden van deze trajecten nodig hebben. Er is geen tijd meer om te praten in het kabinet, het is tijd om te handelen.

Dominic SchrijerWethouder Werk, Sociale Zaken en Grotesteden-

beleid

reageren? [email protected]

22 april 2009, UtrechtDebat ‘Schooluitval beroepsonderwijs’

De Volkskrant en Nicis Institute

werken samen aan de Economische

Agenda. Dit is een interactief, journalistiek

project waarbij burgers in gesprek gaan

met wetenschappers en deskundigen over

de belangrijkste economische vraagstuk-

ken van ons land. Als onderdeel van dit

project organiseren de Volkskrant en

Nicis Institute live debatten. Op 22 april

a.s. vindt een debat plaats in ‘Het Tumult’

onder leiding van Jan-Bart Wilschut. Het

debat begint om 20.00 uur en heeft als

thema ‘de schooluitval in het beroepson-

derwijs’. Mee debatteren? U bent van harte

welkom!

Meer informatie?www.nicis.nl

23 en 24 april 2009, Den HaagMasterclass ‘De innovatieve profes-

sional’

Er wordt van u verwacht met in-

novatieve oplossingen te komen?

U wilt in staat zijn een verbeterings- en

vernieuwingsgerichte beweging in de

gemeente op gang te brengen? U wilt

het innovatief vermogen van uzelf en uw

team versterken? Na het volgen van de

masterclass ‘De innovatieve professional’

heeft u inzicht in hoe u uw eigen creativi-

teit kunt versterken en benutten; heeft u

geoefend met krachtige en gemakkelijk

toepasbare creativiteitstechnieken; heeft

u meer inzicht in hoe u een kansge-

richte mindset borgt in uw team en in de

organisatie; beschikt u over tools om de

innovatiekracht en het ondernemerschap

van uw team te versterken; beschikt u

over meer dan honderd ideeën om de

innovatiekracht van professionals in uw

gemeente te versterken; heeft u een plan

opgesteld om de verworven inzichten

tijdens de masterclass te benutten. De

masterclass staat onder leiding van prof.

dr. Jeff Gaspersz, hoogleraar (Busi-

ness Universiteit Nyenrode), adviseur

innovatiemanagement en auteur van

het boek ‘Doe meer met de ideeën van

medewerkers!, 20 praktische adviezen

voor gemeenten.’

Meer informatie?www.nicis.nl

Page 15: 'Witboek versus Zwartboek - Kraken en Leegstand', pp.11

Master of Strategic Urban Studies

‘De opleiding reikt mij nieuwe inzichten en perspectieven aan die ik in mijn werk kan gebruiken. Maar het belangrijkste vind ik dat ik mij weer leer verbazen over dingen die ik al jaren gewoon ben gaan vinden’

Theo Strijers - Directeur Grotestedenbeleid, Gemeente Den Haag

www.nicis.nl

Voorlichtingsbijeenkomst 16 april a.s. van 16.00-17.30 uur

www.nicis.nl