Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

73
I UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2008 – 2009 Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings management bij hightech- ondernemingen Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de Toegepaste Economische Wetenschappen Lieve De Beer Jeroen Clinckspoor onder leiding van Prof. Dr. Ignace De Beelde

Transcript of Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

Page 1: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

I

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

ACADEMIEJAAR 2008 – 2009

Winststuring in de kennisintensieve sector

Earnings management bij hightech-ondernemingen

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van

Master in de Toegepaste Economische Wetenschappen

Lieve De Beer

Jeroen Clinckspoor

onder leiding van

Prof. Dr. Ignace De Beelde

Page 2: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

II

Page 3: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

III

PERMISSION

Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of

gereproduceerd worden, mits bronvermelding.

Jeroen Clinckspoor

Lieve De Beer

Page 4: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

I

Voorwoord

Deze masterproef vormt het eindstuk van de masteropleiding Toegepaste Economische

Wetenschappen aan de Universiteit Gent. Deze masterproef gaat over winststuring bij

bedrijven. Het maken van deze masterproef heeft ons geleerd dat we niet alle gepubliceerde

accountingcijfers moeten geloven. Winststuring heeft een grote impact op de maatschappij,

het is dus een goede zaak dat hier de nodige aandacht aan besteed wordt. Bij het bekijken

van jaarrekeningen en financiële rapporten moet het nodige scepticisme aan de dag gelegd

worden. Dit kan evident lijken maar literatuurstudie leert ons dat winststuring niet zo

eenvoudig te detecteren is.

Onze dank gaat uit naar onze promotor bij het geven van de juiste richtlijnen en familieleden

voor het nalezen van ons eindwerk.

Page 5: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

II

INHOUDSTAFEL

1 Inleiding .........................................................................................................................1 2 Definitie winststuring.....................................................................................................2 3 Motieven voor winststuring ..........................................................................................3 4 Methoden voor winststuring .........................................................................................5

4.1 Accrual manipulatie ...............................................................................................5 4.2 Winststuring o.b.v. accruals meten .....................................................................6

4.2.1 Het Healy Model ................................................................................................7

4.2.2 Het DeAngelo Model .........................................................................................8

4.2.3 Het Jones Model ...............................................................................................8

4.2.4 Het Industry Model ..........................................................................................10

4.2.5 Het Modified Jones Model ...............................................................................10

4.2.6 Eén-accrual model ..........................................................................................11

4.2.7 Vlottende accruals i.p.v. totale accruals...........................................................11

4.2.8 Het distributie-model .......................................................................................12

4.2.9 Winststuring-aggregaat ...................................................................................14

4.2.10 Evaluatie accrual modellen..............................................................................15

4.3 Tijdreeks- en cross-sectionele gegevens .......................................................... 15 4.4 Echte winstmanipulatie ....................................................................................... 16

5 Definitie kennisintensieve sectoren........................................................................... 18 6 Hypothese-vorming .................................................................................................... 20 7 Onderzoek ................................................................................................................... 22

7.1. Gegevensverzameling ........................................................................................... 22 7.2. Winststuringproxy’s ............................................................................................. 23 7.3. Empirisch model ..................................................................................................... 24 7.4 Resultaten ............................................................................................................ 25

7.4.1 Descriptieve statistiek ......................................................................................25

7.4.2 Teststatistiek ...................................................................................................28

7.4.3 Sensitiviteitsanalyse ........................................................................................41

8. Besluit .......................................................................................................................... 44 Literatuurlijst. ..................................................................................................................... IV APPENDIX ........................................................................................................................ IV

Page 6: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

III

Lijst van tabellen

Tabel 1 Overzicht variabelen uit Amadeus ...........................................................................23 Tabel 2 Descriptieve statistiek: descriptieve statistiek ...........................................................26 Tabel 3 Descriptieve statistiek bij classificatiesysteem van Kwon en Yin (2006) ...................27 Tabel 4 T-statistiek voor winststuringsproxy’s .......................................................................28 Tabel 5 : T-statistiek voor winststuringsproxy’s bij classificatiesysteem Kwon en Yin (2006) .............................................................................................................................................29 Tabel 6 T-statistiek voor afhankelijke en onafhankelijke variabelen ......................................31 Tabel 7 T-statistiek voor afhankelijke en onafhankelijke variabelen bij classificatiesysteem van Kwon en Yin (1998) .......................................................................................................33 Tabel 8 Resultaat aggregaat Leuz et al. (2003) ....................................................................35 Tabel 9 : T-statistiek voor absolute waarden van de winststuringsproxy's ............................37 Tabel 10 T-statistiek voor absolute waarden van de winststuringsproxy's bij classificatiesysteem van Kwon en Yin (1998) .......................................................................37 Tabel 11 Invloed van immateriële activa op dummyKI ( ki=1, nki=0) en dummy HT (ht=1, nht=0) ...................................................................................................................................39 Tabel 12 Resultaat regressie ................................................................................................40 Tabel 13 Regressie met testvariabelen KI en INTASSETS ...................................................42 Tabel 14 Regressie met testvariabelen HT en INTASSETS .................................................43

Page 7: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

1

1 Inleiding

Het doel van deze masterproef is het verschil in winststuring te testen tussen kennisintensieve

sectoren en niet-kennisintensieve sectoren, alsook het verschil tussen hightech-bedrijven en niet-

hightech-bedrijven. De termen kennisintensief en hightech worden in de literatuur door elkaar

gebruikt. Dit is ook de mening van Smith (2002). Het zou een masterproef op zich kunnen zijn het

verschil of de overlappingen tussen beiden te onderzoeken. Ook in deze masterproef zullen de termen

door elkaar gebruikt worden. In de literatuur is een verschillend classificatiesysteem te vinden o.b.v.

NAICS-codes voor kennisintensieve en hightech-bedrijven. Vervolgens hebben we een

sensitiviteitsanalyse uitgevoerd waarin we winststuring o.b.v. beide classificaties meten (en dezelfde

resultaten bekomen).

In de literatuur worden verschillende modellen omschreven die winststuring meten. De meeste

modellen behandelen accrualmanipulatie. Dat is ook wat in deze masterproef gemeten wordt. Eerst

worden een definitie en motieven voor winststuring beschreven. Vervolgens worden de meest

voorkomende modellen om winststuring o.b.v. accrualmanipulatie uitgelegd, in zekere zin

chronologisch omdat het ene model voortbouwt op het andere. Na een definitie van kennisintensieve

sectoren en hightechbedrijven en een beredenering hoe winststuring bij deze bedrijven er

vermoedelijk uitziet, worden 4 van de 9 modellen toegepast op deze bedrijven. En zo berekenen we

dus de invloed van de belangrijkste kenmerken van het kennisintensief zijn op winststuring.

Literatuur omtrent winststuring is zeer uitgebreid. Wanneer geargumenteerd wordt, is het mogelijk dat

niet alle argumenten behandeld worden. De literatuurstudie is m.a.w. niet exhaustief voor de

modellen.

Bij twijfel omtrent de juiste vertaling van woorden in de (Engelstalige) literatuur werd Terminologie

Financieel Management geraadpleegd (F. van Amerongen RA 2001).

Page 8: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

2

2 Definitie winststuring

Onder GAAP (Generally Accepted Accounting Principles) hebben managers verschillende

keuzemogelijkheden om hun winst te rapporteren, waardoor zij in zekere mate hun winst kunnen

sturen. Ze kunnen b.v. opbrengsten versneld erkennen of het erkennen van kosten uitstellen. Het

meeste onderzoek rond winststuring heeft betrekking op US GAAP. Echter, onderzoek van Van

Tendeloo en Vanstraelen (2005) heeft uitgewezen dat niet minder aan winststuring gedaan wordt

onder IFRS dan onder de Duitse GAAP. Barth, Landsman, Lang, Williams (2006) vinden dat bedrijven

onder IAS een lagere accountingkwaliteit hebben dan bedrijven onder IFRS. Zij gebruiken daarbij

winststuring als proxy voor accountingkwaliteit. Volgens Barth et al. (2006) doen bedrijven onder IAS

dus zelfs meer aan winststuring dan bedrijven onder US GAAP. Ook worden bedrijven onder IAS

vergeleken met bedrijven onder de lokale GAAP. Daarbij wordt geen verschil in accountingkwaliteit

gevonden, gemeten als de mate van winststuring. De meeste literatuur rond winststuring gebruikt

bedrijven die gebruik maken van US GAAP, maar er is dus evidentie dat dit evenzeer van toepassing

is op bedrijven onder lokale GAAP of bedrijven onder IFRS/IAS.

Winststuring wordt door verschillende auteurs op een andere manier gedefinieerd. Beneish (2001)

heeft een poging gedaan verschillende definities in kaart te brengen. Eén van de definities is die van

Healy en Wahlen (1999), deze komt zeer veel in de literatuur voor: “Winststuring komt voor wanneer

managers hun beoordeling gebruiken in financiële rapporting en in het structureren van transacties en

zo hun financiële rapporten veranderen om ofwel stakeholders te misleiden omtrent de onderliggende

economische performantie van de onderneming, ofwel om contractuele resultaten te beïnvloeden die

afhangen van gerapporteerde accounting cijfers.” (Healy en Wahlen, 1999, p.368).

Deze definitie suggereert dat er sprake is van het misleiden van stakeholders en heeft een negatieve

connotatie. Echter, winststuring kan ook gedaan worden om andere redenen dan misleiden. Zo kan

men de winst sturen om financiële resultaten duidelijker en informatiever te maken. Ook verschillen

financiële resultaten door het verschil in interpretatie, b.v. levensduur van bepaalde activa,

afschrijvingsmethodes, onderzoek- en ontwikkelingsuitgaven doen of uitstellen, enz. Verschillende

visies over winststuring worden duidelijk in volgende paragraaf waarin de motieven voor winststuring

uit de doeken worden gedaan.

Winststuring is in ieder geval op één of andere manier de winst anders voorstellen om zo een beter

(gepercipieerd) resultaat te bekomen.

Page 9: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

3

3 Motieven voor winststuring Redenen voor het sturen van winst kunnen zijn:

Vermijden van winstdaling en verliezen

Informatiever maken accounting cijfers

Sturen van belastingen

Hiermee samenhangend worden in de literatuur volgende motieven gegeven (Healy en Wahlen

(1998)):

Er is het motief om aan de verwachtingen en de waarde-oordelen van de kapitaalmarkt te

voldoen.

Er zijn contracten afgesloten waarbij een bepaald cijfer moet behaald worden in de

jaarrekening (debt covenants)

Overheidsreguleringen

Burgstahler en Dichev (1997) stellen dat aan winststuring gedaan wordt om (1) winstdaling te

vermijden en (2) om verliezen te vermijden. Hoe zij dat doen, is te lezen in 5.8. Zij vinden dat er

abnormaal weinig kleine dalingen van de winst zijn wanneer de winst rond nul bedraagt en dat er

abnormaal weinig kleine verliezen zijn t.o.v. kleine winsten. Coppens en Peek (2005) testen

winststuring bij Europese bedrijven a.d.h.v. het Distributie Model van Degeorge, Patel en Zeckhauser

(1999). Zowel publieke als private bedrijven doen aan winststuring om verliezen te vermijden maar

enkel publieke bedrijven doen aan winststuring om winstdaling te vermijden.

Dechow (1994) toont aan dat op korte termijn accruals beter de performantie van bedrijven reflecteren

in hun aandelenkoers dan kasstromen onder verschillende omstandigheden. Accruals hebben een

significant verband met aandelenrendement, in tegenstelling tot kasstromen. Kasstromen hebben

immers meer problemen met “timing” en “matching”, terwijl accruals erkend worden nog voor er een

kasstroom plaatsvindt. Dechow (1994) is daarom voorstander van accrual accounting. Door accrual

accounting is meer sturing van accruals en dus sturing van winst mogelijk. Daardoor is het mogelijk,

door winststuring, accountingcijfers informatiever te maken voor investeerders. Dit verklaart waarom

winst (incl. accruals) meer getoond wordt aan investeerders dan kasstromen alleen.

Belastingen romen een deel van de winst dat een bedrijf maakt af. Daarom is het niet ondenkbaar dat

wanneer bedrijven de mogelijkheid hebben om het rapporteren van een klein verlies te vermijden, ze

dit onder zwaardere belastingsdruk zullen doen. Bedrijven hebben dus een reden om aan winststuring

te doen, zelfs bij afwezigheid van druk van de kapitaalmarkt. Dit is wat Coppens en Peek (2005)

onderzoeken. Zij hebben de winstverdeling van verschillende bedrijven in verschillende landen onder

de loep genomen. Daarbij vonden zij dat in landen waarin de belastingsreguleringen sterk de

financiële accounting beïnvloeden, minder kleine verliezen worden vermeden dan in andere landen.

Belastingsregels hebben dus een invloed op het sturen van winst.

Page 10: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

4

Ook zouden bedrijven hun winst opsmukken om aan de verwachtingen en het waarde-oordeel van de

kapitaalmarkt te kunnen voldoen. Coppens en Peek (2005) onderzoeken winststuring bij Europese

bedrijven. Zij vinden o.a. dat sommige bedrijven aan winststuring doen omdat zij druk ondervinden

van de kapitaalmarkt. Volgens Teoh, Welch en Wong (1998) hebben bedrijven, die een ongewoon

hoog niveau van accruals hebben in het jaar dat ze voor het eerst aandelen op de markt brengen (i.e.

IPO1), een laag rendement op hun aandelen drie jaar na datum. Wetende dat accruals een maat voor

winststuring zijn (cfr infra), impliceert dit, dat het voor het eerst op de markt brengen van aandelen,

ondernemingen ertoe aan zet aan winststuring te doen. Een andere studie die wijst op de invloed van

de kapitaalmarkt op het sturen van de winst, komt van Burgstahler en Eames (2006). Gebruik makend

van het distributiemodel van Dichev en Burgstahler (1997), tonen zij aan dat ondernemingen de

voorspelling van analisten neerwaarts proberen te beïnvloeden. Eens de voorspelling gedaan is,

proberen zij hun winst opwaarts te sturen om aan de voorspelling van de analisten te verslaan. Vooral

de discretionaire accruals en de operationele kasstromen zouden gestuurd worden. Bartov, Givoly en

Hayn (2002) stellen dat ondernemingen die aan de verwachtingen van analisten voldoen of ze

overstijgen, een hoger toekomstig rendement hebben dan bedrijven die daar niet aan voldoen. Daarbij

maakt het niet uit of dat ze die winstverwachting bereikt hebben door hun winst te sturen of dat de

winst “vanzelf” zo hoog is.

Ook contractonderhandelingen brengen winststuring te weeg. Contracten zorgen ervoor dat wanneer

bepaalde winst- of verliescijfers optreden, deze contracten overtreden worden. Deze contracten

bepalen dat bepaalde cijfers moeten gehaald worden. DeFond en Jiambalvo (1994) vinden dat

ondernemingen die hun schuldovereenkomsten 2 niet kunnen nakomen, positieve onverwachte

accruals hebben, wat wijst op winststuring (cfr infra). Jaggi en Lee (2002) stellen dat bedrijven in

financiële moeilijkheden, die in de mogelijkheid zijn vrijgesteld te worden van de sancties op het

overtreden van hun schuldovereenkomst, hun discretionaire accruals vermeerderen en dus hun winst

opwaarts sturen. Zo kunnen zij schuldeisers ervan overtuigen dat hun schuld zo erg niet is. Bedrijven

die geen kans hebben op vrijstelling van die sancties, sturen hun winst eerder neerwaarts door hun

discretionaire accruals te verminderen. Zo kunnen zij bij schuldeisers hun financiële noodsituatie beter

accentueren en betere leenvoorwaarden krijgen. Healy en Palepu (1990) onderzoeken of

ondernemingen hun accounting methodes aanpassen naargelang de strengheid van

dividendverplichtingen. Zij zijn van mening dat zij wel minder dividenden uitgeven bij strengere

verplichtingen maar dat zij hun accounting methoden niet aanpassen. Healy (1985) toont aan dat,

wanneer managers geen hogere of lagere bonus meer kunnen krijgen, ze hun winsten meer

neerwaarts sturen in vergelijking met de situatie waarin de verwachte winst van managers tussen de

hoogste en laagste limiet ligt om een bonus te krijgen. Holthausen, Larcker en Sloan (1995)

bevestigen het eerste (hogere bonus) maar niet het tweede (lagere bonus); managers die een limiet

hebben op de bonus die ze kunnen verdienen, sturen hun winsten dus neerwaarts. Tegenevidentie is

afkomstig van Liberty en Zimmerman (1986). Zij testen of managers aan winststuring doen bij 1 IPO = Initial Public Offerings 2 Schuldovereenkomsten is een vrije vertaling van “debt covenants”. Schuldovereenkomst = kredietrisico = risico op een verlies te wijten aan het door een debiteur niet betalen van een lening of andere kredietlijn (wikipedia)

Page 11: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

5

onderhandelingen van collectieve arbeidsovereenkomsten. Zij meten het verschil in winst voor- en

nadat deze onderhandelingen plaats vonden. Hun hypothese is dat tijdens de onderhandelingen de

winsten lager gerapporteerd worden dan voor of na deze onderhandelingen. Zij verwerpen deze

hypothese want ze vinden geen verschil in rapportering.

De overheid kan zodanige regels opleggen, dat het voor sommige bedrijven interessant is om hun

cijfers aan te passen. Jones (1991) toonde dat er bedrijven zijn die aan winststuring doen om

“financiële steun” te krijgen van de International Trade Commission (ITC) door hun winst te verlagen.

Cahan (1992) meet het effect van een wet die het creëren van een monopolie onmogelijk maakt. Die

wet zorgt ervoor dat bepaalde instanties op zoek gaan naar ondernemingen die extreem hoge

rendementen hadden door naar hun boekhoudingen te kijken. Die extreme rendementen beschouwen

ze als een teken dat de onderneming te machtig was en wel moest in een monopolie zitten. Deze

ondernemingen sturen dan hun winsten zodanig dat ze niet tot het clubje “extreem hoge

rendementen” behoorden. Er zijn immers politieke kosten aan verbonden. Cahan (1992) bevestigt die

hypothese.

4 Methoden voor winststuring

De vraag is nu hoe aan winststuring gedaan wordt en wat er nu juist gemanipuleerd wordt. Eén

methode is om de winst echt te veranderen. Zo kan een bedrijf ervoor kiezen om bepaalde materiële

vaste activa te verkopen, terwijl er geen gerealiseerde meerwaarde is. Dit is een vorm van

winststuring door de overheid gebruikt. Zij verkoopt gebouwen om hun opbrengsten te verhogen en zo

de begroting in evenwicht te kunnen brengen. Of een bedrijf kan kiezen bepaalde kosten uit te stellen,

zodat de huidige winst stijgt. Een tweede methode is gebaseerd op het gebruik van bepaalde

boekhoudtechnieken. Zo is de keuze van een waarderingstechniek meebepalend voor de winst en

kan men regels volgen die indruisen tegen de regels van IFRS. De in de literatuur meest besproken

manipulatietechniek is die van de manipulatie van accruals.

4.1 Accrual manipulatie

Accruals zijn inkomsten of uitgaven die geboekt of erkend worden op het moment dat er nog geen

kasstroom is, dus een betaling of ontvangst. Accruals zijn het verschil tussen winst en operationele

kasstromen. Voorbeelden van accruals zijn handelsvorderingen, handelsschulden, goodwill, …

Watts en Zimmerman (1986) beschrijven in hun boek dat bij GAAP accrualaccounting afhankelijk is

van het oordeel van de manager3. Zo kunnen managers dit gebruiken om hun accruals en dus hun

winst aan te passen. Watts en Zimmerman (1978) stellen dat managers hun accruals aanpassen om

de contante waarde van hun bonussen te maximaliseren.

3 De tegenhanger van accrual accounting, cash-based accounting, is niet in overeenstemming met GAAP

Page 12: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

6

Er zijn verschillende methoden om aan winststuring te doen via manipulatie van accruals (Dechow en

Schrand (2004)):

Handelsvorderingen. Voorspellingen omtrent producten die zullen terugkeren en de proportie

klanten die niet zullen betalen zijn onderhevig aan een sterk subjectief oordeel.

Voorraad. Ook is er sterke subjectiviteit wanneer managers bepaalde kosten als voorraad

boeken en andere als een kost. Zij voorspellen de toekomstige vraag en dus hun prijzen om

zo te bepalen wanneer een afschrijving nodig is of niet.

Andere vlottende activa. Deze rekening wordt vaak gebruikt om allerhande kosten te

activeren, het versneld erkennen van een opbrengst of het uitstellen van het erkennen van

een kost.

Onroerend goed, machines en inventaris (op balans). Allerlei kosten worden geactiveerd en

vervolgens afgeschreven op een willekeurige manier.

B.v.: een onderneming wil zijn winst opsmukken omdat de winstverwachtingen hoger liggen dan zijn

huidige winst. Daartoe activeert hij kosten van onderzoek en ontwikkeling die zogenaamd in de

toekomst vrij zekere voordelen voor de onderneming zullen opleveren. Deze geactiveerde kosten van

onderzoek en ontwikkeling behoren tot de niet-kaskosten en dus tot de accruals. Omdat deze

activering eigenlijk niet terecht is, is hier sprake van winststuring o.b.v. accruals.

4.2 Winststuring o.b.v. accruals meten

Er zijn verschillende methodes in de literatuur te vinden om winststuring te meten. De meest gebruikte

methode is het meten van de totale accruals (TA). Boekhoudkundige winst kan opgesplitst worden in

operationele kasstromen, niet-discretionaire accruals en discretionaire accruals. Niet-discretionaire

accruals zijn boekhoudkundige aanpassingen van de kasstromen die opgelegd zijn door makers van

accountingstandaarden (International Accounting Standard Board, Security Exchange Commission).

B.v. het aanleggen van een voorziening voor vakantiegeld. Discretionaire accruals zijn aanpassingen

die de manager zelf kiest. Een manager kiest b.v. onderzoek- en ontwikkelingskosten te activeren (cfr

infra). Er zijn dus accruals die willekeurig (discretionair, DA) zijn en er zijn er die niet willekeurig (niet-

discretionair, NDA) zijn. Deze discretionaire accruals geven de mate aan waarin beleidsmakers aan

winststuring doen..

In deze masterproef zullen verschillende modellen gebruikt worden die winststuring o.b.v. accruals

meten. Hier wordt een overzicht gegeven van de meest geciteerde en meest gebruikte modellen.

Page 13: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

7

4.2.1 Het Healy Model

Healy (1985) vindt dat het beleid van managers inzake accruals afhankelijk is van de bonussen die zij

ontvangen. Managers wiens bonussen gekoppeld zijn aan (een rapportering van) inkomensstijging,

kiezen voor een beleid waarbij de accruals zorgen voor die inkomensstijging. Zij bekijken dan op het

einde van het jaar de operationele kasstromen en de niet-discretionaire accruals en passen deze

laatste dan zodanig aan dat hun bonus maximaal is. Door deze discretionaire accruals zo te kiezen,

kunnen zij hun bonus maximaliseren.

Twee proxy’s voor discretionaire accruals worden gebruikt: totale accruals en het effect van vrijwillige

veranderingen in accounting procedures op de winst. De totale accruals worden geschat als het

verschil tussen gerapporteerde accounting inkomsten en operationele kasstromen. “Kasstromen zijn

werkkapitaal van operaties […] min veranderingen in inventaris en debiteuren, plus veranderingen in

vorderingen en te betalen belastingen.” (Healy, 1985, p94).

De mate van winststuring wordt in deze studie gemeten als het verschil tussen de totale accruals

(푇퐴 ) en de verwachte accruals (푇퐴 ):

∆푇퐴 = 푇퐴 − 푇퐴

Met :

t = huidige periode

t-1 = periode voorafgaand aan de huidige

De totale accruals (∆푇퐴 ) worden gezien als een proxy voor het aandeel discretionaire accruals (DA)

en de verwachte totale accruals (푇퐴 ) zijn dan het deel niet-discretionaire accruals (NDA). De

verwachte accruals zijn het gemiddelde van de totale accruals van de jaren voor het jaar van meting:

푁퐷퐴 =∑ 푇퐴 푇

De totale accruals (∆푇퐴 ) worden dan wel gezien als een proxy voor de discretionaire accruals (퐷퐴 )

maar omvatten ook niet-discretionaire accruals (푁퐷퐴 ):

∆푇퐴 = 퐷퐴 +푁퐷퐴

Het gevaar is, wanneer het niet-discretionaire component groot is t.o.v. het discretionaire component,

de totale accruals geen goede proxy is voor discretionaire accruals.

Page 14: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

8

4.2.2 Het DeAngelo Model

DeAngelo (1986) onderzoekt het agency probleem bij managers die eigen aandelen opkopen die in

publieke handen verblijven bij een management buy out. Als managers hun winst minimaliseren, dan

kunnen zij een lagere prijs betalen voor die aandelen. De prijs van aandelen is immers gebaseerd op

winst en deze winst kan gestuurd worden door het manipuleren van accruals.

De mate van winststuring wordt hier op dezelfde manier gemeten als bij Healy (1985) met dat verschil

dat de verwachte accruals nu niet het gemiddelde zijn van de totale accruals van het jaar daarvoor

maar de totale accruals van vorig jaar. Dit doet DeAngelo (1986) omwille van twee problemen. Ten

eerste, wanneer het aandeel niet-discretionaire accruals groot is t.o.v. het aandeel discretionaire

accruals, dan is de totale accruals een slechte proxy. Een tweede probleem is dat wanneer de niet-

discretionaire accruals negatief zijn, de totale accruals ook negatief worden. DeAngelo (1986) stelt dat

totale accruals normaal negatief zijn omdat een grote portie daarvan afschrijvingskosten zijn, die

negatief zijn en een grote portie van de niet-discretionaire accruals uitmaken. Een oplossing vindt

DeAngelo (1986) in het nemen van een benchmark voor “normale” accruals. De totale accruals van de

vorige periode is dan een benchmark voor de totale accruals nu zonder winststuring. Dan test zij of de

gemiddelde waarde van de abnormale accrual positief of negatief is. Ook hier geldt volgende formule:

∆푇퐴 = (푇퐴 − 푇퐴 ) = (퐷퐴 −퐷퐴 ) + (푁퐷퐴 − 푁퐷퐴 )

DeAngelo (1986) neemt aan dat de niet-discretionaire accruals niet veranderen:

푁퐷퐴 −푁퐷퐴 = 0

Zo is een verschil in totale accruals tussen die van vorig jaar en die van dit jaar, te wijten aan een

verandering in de discretionaire accruals.

Zowel Healy (1985) als DeAngelo (1986) nemen aan dat in de voorgaande periode niet aan

winststuring wordt gedaan en dat de economische omstandigheden van een bedrijf - die een effect

hebben op accruals - niet veranderen.

4.2.3 Het Jones Model

Een ander veel geciteerd en gebruikt model om winststuring te meten via accruals is dat van Jones

(1991) en wordt in de literatuur het standaard Jones Model genoemd. Jones (1991) onderzoekt of er

bedrijven zijn die aan winststuring doen om financiële steun te kunnen krijgen van de International

Trade Commission (ITC) door hun winst te verhogen. Zij test of er een abnormale verandering in

totale accruals is. Ook bij haar zijn de totale accruals de wijzigingen in het verschil tussen het niet-

kasgedeelte van het werkkapitaal voor belastingen en de totale afschrijvingen. “De verandering van

het niet-kasgedeelte van het werkkapitaal4 vóór verschuldigde belastingen wordt gedefinieerd als de

4 werkkapitaal = vlottende activa – vlottende passiva

Page 15: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

9

verandering in vlottende activa zonder cash en korte termijn investeringen min schulden op minder

dan één jaar anders dan vlottende vervallende wissels van lange termijn schulden en verschuldigde

belastingen:

푇표푡푎푙 푎푐푐푟푢푎푙푠 =(∆퐶푢푟푟푒푛푡 푎푠푠푒푡푠 − ∆퐶푎푠ℎ ) − (∆퐶푢푟푟푒푛푡 푙푖푎푏푖푙푖푡푖푒푠 − ∆퐶푢푟푟푒푛푡 푚푎푡푢푟푖푡푖푒푠 표푓 푙표푛푔 푡푒푟푚 푑푒푏푡 −

∆퐼푛푐표푚푒 푡푎푥푒푠 푝푎푦푎푏푙푒푖푡−퐷푒푝푟푒푐푖푎푡푖표푛 푎푛푑 푎푚표푟푡푖푧푎푡푖표푛 푒푥푝푒푛푠푒푖푡” (Jones, 1991, p207)

Jones (1991) verlaat wel de assumptie van Healy (1985) en DeAngelo (1986) dat de niet-

discretionaire accruals niet zouden veranderen in de tijd en dat de economische omstandigheden niet

zouden wijzigen. Zij houdt rekening met de invloed die materiële vaste activa (푃푃퐸 ) hebben op niet-

discretionaire accruals door hun afschrijvingskosten. Ook controleert zij voor het effect van een

veranderende opbrengst (∆푅퐸푉 ). Opbrengsten zijn normaal het resultaat van operaties van een

bedrijf vóór een deze manager kan manipuleren maar ze kunnen toch in zekere mate beïnvloed

worden b.v. door het uitstellen van het transport van goederen. Jones (1991) komt tot volgende

formule voor niet-discretionaire accruals:

Met:

∆푅퐸푉 = wijziging in opbrengsten in jaar t t.o.v. jaar t-1

푃푃퐸 = historische waarde van terreinen, gebouwen en machines (materiële vaste activa) in jaar t

(Dechow, Sloan & Sweeney, 1995, p198)

Jones (1991) schat de verwachte accruals gebruik makend van een regressie-analyse:

En dus, is de TA per onderneming i en geschaald tegen de waarde van het actief:

De verwachte discretionaire accruals zijn dan:

Page 16: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

10

Alle variabelen in het model zijn geschaald tegen de waarde van het actief om heteroscedasticiteit5 te

vermijden. De waarde van het actief is de waarde die in de balans staat in het begin van het jaar en is

dus eigenlijk die van vorig jaar, vandaar t-1. Immers, de investeringen die in de loop van het jaar

gebeuren, hebben pas invloed op het einde van het jaar en hebben pas hun nut het jaar erop.

In de literatuur wordt steeds met een geschaalde intercept gewerkt ( )om niet-discretionaire

accruals te schatten. Dit vermijdt een valse correlatie tussen de geschaalde afhankelijke variabele en

de geschaalde onafhankelijke variabelen, ten gevolge van variatie in de schalende variabele, totale

assets (Roychowdhury 2006).

Deze vergelijking wordt geschat met een OLS-regressie gebruik makend van de langste tijdseries van

observaties die beschikbaar zijn vóór jaar -1 en dit voor elk bedrijf. Dit leidt tot schattingen voor 훼 ,

푏 en 푏 . Er is nu nog één onbekende, 휀 . Deze restterm is het deel van de discretionaire accruals

en dus de mate van winststuring. Bij het invullen van alle waarden, wordt de mate van winststuring

voor elk bedrijf gemeten.

4.2.4 Het Industry Model

Het Industry Model is ontwikkeld door Dechow & Sloan (1991). Zij gaat ervan uit dat de niet-

discretionaire accruals op dezelfde manier variëren doorheen verschillende industrieën. Dit in

tegenstelling tot het Jones Model dat de assumptie maakt dat niet-discretionaire accruals niet

veranderen doorheen de tijd. Het model wordt dan:

푁퐷퐴 = 훾 + 훾 .푚푒푑푖푎푛 (푇퐴 퐴⁄ )

(Dechow, Sloan & Sweeney, 1995)

Waarbij 푚푒푑푖푎푛 (푇퐴 퐴⁄ ) gelijk is aan de waarde van de mediaan van de totale accruals op tijdstip

t, geschaald door de activa van het voorgaande jaar voor alle bedrijven met dezelfde 2 digit SIC-code.

De discretionaire accruals zijn dezelfde als bij het Healy-model (cfr supra).

Dechow en Sloan (1995) zien hier zelf twee problemen. Ten eerste elimineert dit model de variatie die

er is onder de niet-discretionaire accruals in één industrie. Ten tweede verwijdert dit model de

discretionaire accruals van bedrijven die gecorreleerd zijn aan elkaar in dezelfde industrie.

.

4.2.5 Het Modified Jones Model

Kritiek op het Jones Model kwam er van Dechow, Sloan and Sweeney (1995). In het Jones model is

er de mogelijkheid dat de discretionaire accruals met een fout worden gemeten. Er wordt namelijk

5 Conditie waarin de waarde van de variantie van de errorterm niet constant is in de regressie-analyse en dus niet geschaald is

Page 17: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

11

geen rekening gehouden met het feit dat manipulaties in opbrengstcijfers kunnen voorkomen (i.e.

echte winstmanipulatie). Die manipulaties kunnen echter wel voorkomen bij verkopen op krediet

(receivables). Dechow et al (1995) gaan er van uit dat operationele opbrengsten niet-discretionair zijn

behalve de kredietverkopen. In de formule voor niet-discretionaire accruals worden de opbrengsten

dan ook gecorrigeerd voor uitstaande vorderingen:

Met

∆푅퐸퐶 = wijziging in vorderingen van onderneming i in het jaar t t.o.v. jaar t-1

De verwachte discretionaire accruals zijn dan:

Dit wordt door Dechow et al (1995) het Modified Jones Model genoemd.

4.2.6 Eén-accrual model

Een andere benadering wordt naar voor gebracht door McNichols en Wilson (1988). In voorgaande

modellen werd steeds een verzameling van accruals genomen om winststuring te testen. McNichols

en Wilson (1988) nemen daarentegen één accrual, nl. de voorziening voor bad debts (de portie van de

handelsvorderingen die niet meer kunnen geïnd worden). Om te weten wat de accruals zouden

moeten zijn wanneer er niet aan winststuring gedaan wordt, kijken zij naar wat GAAP van willekeur

toelaat. Een grotere waarde voor accruals wordt gezien als winststuring. Hun motivatie hiervoor is dat

bij een verzameling accruals, de economische gebeurtenissen de niet-discretionaire accruals voor een

(te) groot deel beïnvloeden. Door één accrual te isoleren, hoeven zij geen rekening te houden met

niet-discretionaire accruals. Bovendien kunnen resultaten bij een te grote portie accruals insignificant

zijn, louter omdat zoveel accruals te noisy zijn.

4.2.7 Vlottende accruals i.p.v. totale accruals

Nog een andere benadering is deze van Teoh, Welch & Wong (1998). Zij splitsen totale accruals op in

vlottende accruals en lange termijn accruals. “Vlottende accruals zijn de aanpassingen die de korte

termijn activa en passiva bevatten die de dagelijkse operaties van het bedrijf ondersteunen […]. Lange

termijn accruals zijn aanpassingen die de lange termijn netto activa bevatten” (Teoh et al.,1998, p66).

Vlottende accruals zijn dus het werkkapitaal gedeelte van de accruals voor onderneming i in jaar t:

Page 18: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

12

푇표푡푎푙 푣푙표푡푡푒푛푑푒 푎푐푐푟푢푎푙푠

= (∆퐶푢푟푟푒푛푡 푎푠푠푒푡푠 − ∆퐶푎푠ℎ )

− (∆퐶푢푟푟푒푛푡 푙푖푎푏푖푙푖푡푖푒푠 − ∆퐶푢푟푟푒푛푡 푚푎푡푢푟푖푡푖푒푠 표푓 푙표푛푔 푡푒푟푚 푑푒푏푡 )

Teoh et al (1994) baseren zich op Guenther (1994) die zegt dat vlottende accruals meer kunnen

gestuurd worden door managers dan lange termijn-accruals. De materiële vaste activa (PPE) worden

hier weggelaten omdat deze betrekking hebben op lange termijn-accruals.

De regressie wordt dan:

CA = α1

A + β∆REVA + β

∆RECA + ε

Met:

CA = de vlottende accruals van onderneming i in jaar t

∆REV = het verschil in operationele opbrengsten van onderneming i tussen het jaar t en t-1

∆REC = het verschil in vorderingen van onderneming i tussen het jaar t en t-1

4.2.8 Het distributie-model

Zoals eerder aangehaald, meten Burgstahler en Dichev (1997) winststuring a.d.h.v. de distributies van

winst en de veranderingen van winst. Zij stellen nl. dat aan winststuring gedaan wordt (1) om

winstdaling te vermijden en (2) om verliezen te vermijden. Om (1) te testen meten zij de verandering in

winst (netto inkomen) van verschillende bedrijven, nl. de winst van het huidige jaar min de winst van

het vorige jaar, geschaald tegen de marktwaarde aan het begin van het jaar:

(Burgstahler en Dichev, 1997, p105). Deze schaling tegen marktwaarde gebeurt om het effect van de

grootte van een bedrijf te neutraliseren.

Page 19: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

13

Figuur 1 Empirische distributie van de veranderingen in het jaarlijks netto inkomen, geschaald tegen de marktwaarde van het begin van het jaar. (Dichev en Burgstahler, 1997, p105)

In figuur 1 is de distributie van winstveranderingen weergegeven. Waar de winstverandering nul is, is

aangeduid met een verticale lijn. De verticale as is het aantal observaties in elke interval van

winstverandering.

De assumptie die zij maken is dat de distributie egaal (smooth) moet zijn wanneer er geen

winststuring is. Het verwachte aantal observaties in een interval zijn dan het gemiddeld aantal

observaties in de twee aanliggende intervallen. Dit is hun nulhypothese. Om deze nulhypothese te

testen, wordt het verschil gemeten tussen het eigenlijk aantal observaties en het verwachte aantal

observaties in het interval, gedeeld door de geschatte standaardafwijking van het verschil. Als de

nulhypothese klopt, dan zullen deze verschillen normaal verdeeld zijn met gemiddelde 0 en

standaardafwijking 1.

In de figuur is duidelijk te zien dat er een onregelmatigheid is vlak voor die nul die niet strookt met de

smooth-assumptie. Dit wijst erop dat bedrijven aan winststuring doen om het rapporteren van

winstdaling te vermijden. Er zijn immers abnormaal veel kleine stijgingen van de winst in vergelijking

met kleine dalingen van de winst.

Om (2) te testen, meten Dichev en Burgstahler (1997) de winst, geschaald tegen de marktwaarde van

het begin van het jaar.

Figuur 2 Empirische distributie van het jaarlijks netto inkomen, geschaald tegen de marktwaarde van het begin van het jaar (Dichev en Burgstahler, 1997, p109)

Het resultaat is nu nog opvallender (cfr figuur 2). Er zijn abnormaal veel kleine winsten t.o.v. kleine

verliezen.

Page 20: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

14

4.2.9 Winststuring-aggregaat

Leuz, Nanda en Wysocki (2001) bundelen vier proxy’s voor winststuring in één aggregaat. Het

voordeel hiervan is dat potentiële meetfouten van één proxy verminderd worden.

De eerste proxy tracht het gladstrijken van operationele winst door accrualmanipulatie te meten. Deze

wordt berekend als het mediaan van de clusterratio van de standaardafwijking van een bedrijf haar

operationele winst gedeeld door de standaardafwijking van de operationele kasstromen. De schaling

door de operationele kasstroom dient om te controleren voor de verschillen onder de bedrijven wat

betreft hun economische prestaties. Een bedrijf dat veel operationele kasstromen heeft, heeft immers

automatisch een hoge operationele winst. Operationele kasstromen worden berekend als het verschil

tussen operationele winst en totale accruals:

푂푝푒푟푎푡푖표푛푒푙푒 푐푎푠ℎ 푓푙표푤 = 퐸푎푟푛푖푛푔푠 − 푇표푡푎푙 푎푐푐푟푢푎푙푠

Totale accruals worden berekend volgens Jones (1991) (cfr supra). Een lage score op deze maatstaf

wijst op winststuring door het egaliseren van de variabiliteit in winst.

Een tweede proxy is de correlatie tussen veranderingen in accruals en operationele kasstromen per

cluster. Accruals kunnen gemanipuleerd worden om schokken in operationele kasstromen te

verbergen. Zo kan men toekomstige opbrengsten versneld boeken of het boeken van kosten

uitstellen. Er is hoe dan ook een negatieve correlatie tussen accruals en operationele kasstromen

(Dechow (1994)) als gevolg van accrual accounting, want accrual accounting houdt in dat

opbrengsten reeds geboekt worden nog voor er een kasstroom is. Wanneer er echter een overdreven

grote correlatie is, dan is er eerder sprake van accrualmanipulatie.

De derde proxy is de grootte van accruals. Het wordt berekend als de clustermediaan van de absolute

waarde van de totale accruals van een bedrijf, geschaald door de absolute waarde van de

operationele kasstromen. Deze schaling controleert voor de verschillen in bedrijfsgroottes en

economische prestaties.

De laatste proxy meet winststuring bij het vermijden van kleine verliezen zoals Degeorge et al (1999)

en Burgstahler en Dichev (1997) reeds deden (cfr supra). Dit wordt berekend als de ratio van kleine

gerapporteerde winsten op kleine gerapporteerde verliezen. Winst na belastingen wordt geschaald

door de totale activa om te controleren voor de bedrijfsgrootte. Kleine verliezen vallen onder het bereik

[-0,01;0,00] en kleine winsten onder [0,00;0,01]. Het voordeel hierbij is dat niet alleen wordt rekening

gehouden met abnormale accruals maar ook met abnormale kasstromen.

Elke cluster van bedrijven wordt gerangschikt volgens score op elk van de vier proxy’s. Een hogere

score staat gelijk aan meer winststuring. Het gemiddelde van de ranking van elke maatstaf is dan de

geaggregeerde winststuringsscore.

Page 21: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

15

4.2.10 Evaluatie accrual modellen

Naast het ontwikkelen van een aangepaste versie van het Jones Model, evalueren Dechow et al.

(1995) de mogelijkheid van verscheidene modellen om winststuring te detecteren. Het gaat om wat zij

noemen het Healy Model, het DeAngelo Model, het Jones Model, het Modified Jones Model (door

hunzelf ontwikkeld) en het Industry Model van Dechow en Sloan (1991). Zij vonden dat alle modellen

redelijk goed testen voor winststuring, behalve wanneer de bedrijven een extreme winst en

kasstroom-performantie hadden. In dat geval trad een systematische fout op. Hun eigen aangepaste

versie van het Jones Model brengt de krachtigste test voor winststuring.

Ook Guay, Kothari en Watts (1996) evalueren de vijf modellen. Zij onderzoeken bij de vijf modellen of

discretionaire accruals de winstperformantie betrouwbaar weergeven, dat zij slechte performantie

trachten te verbergen (opportunistisch gedrag) of dat discretionaire accruals gewoon geruis zijn. Zij

vinden dat het Jones model en het Modified Jones model de enige modellen zijn die discretionaire

accruals echt schatten terwijl de andere modellen6 de discretionaire accruals niet schatten maar de

winst in feite random verdelen over discretionaire en niet-discretionaire accruals. Er zouden dus

aanzienlijke meetfouten zijn. De discretionaire accruals meten volgens Guay et al. (1996) bij Jones en

het Modified Jones model opportunistisch gedrag vanwege de managers eerder dan dat discretionaire

accruals de winstperformantie betrouwbaar zou weergeven of dat ze gewoon geruis zouden zijn.

Teoh et al. (1998), DeFond en Jiambalvo (1994) en Young (1999) zijn van mening dat modellen die

met vlottende accruals werken beter zijn dan modellen die met totale accruals werken.

4.3 Tijdreeks- en cross-sectionele gegevens

Om de parameters te schatten, is het mogelijk verschillende gegevens te gebruiken. Tijdreeksdata zijn

data van een bedrijf over verschillende jaren heen. Cross-sectionele gegevens zijn dan data van

verschillende sectoren op één moment in de tijd.

Jones (1991) gebruikt zelf tijdreeksen maar een aantal auteurs vindt de cross-sectionele versie beter.

Subramanyam (1996) geeft een opsomming waarom het beter is cross-sectionele gegevens te

gebruiken.

Grotere steekproef

Door het langere tijdsinterval is het mogelijk dat de winststuring niet goed gemeten wordt bij

tijdserie gegevens omdat er te veel effect is van de veranderingen door de tijd heen.

Grotere power van de testen, bij tijdserie is er meer kans op overlapping van de schattingen

en periodes

6 M.n. het Healy-model, het DeAngelo-model en het Industry-model

Page 22: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

16

Vervolgens test hij zowel bij het Jones als bij het Modified Jones Model welke schattingen van de

parameters beter zijn. Subramanyam (1996) vindt dat de schattingen van de paramaters bij cross-

sectionele gegevens beter zijn als die bij tijdserie data.

Ook Bartov, Gul en Tsui (2000) evalueren de cross-sectionele versie. Zij gaan na of de verschillende

modellen winststuring kunnen meten. Zij evalueren het DeAngelo Model, het Healy Model, het Jones

Model, het Modified Jones Model, het Industry Model en de cross-sectionele versie van het Jones

Model en het Modified Jones Model. Zij doen dit door na te gaan of de kans dat een bedrijf een

gekwalificeerd audit report krijgt groter is wanneer er meer discretionaire accruals zijn. Dit is het geval

als discretionaire accruals wijzen op winststuring. Bartov et al. (2001) vinden dat de

standaardafwijking van de schattingen van de parameters lager zijn bij de cross-sectionele versie als

bij de tijdserie versie. Het aantal extremen is lager en het percentage schattingen met de voorspelde

tekens zijn hoger. Ook zijn het aantal observaties een stuk hoger. Al voegen zij eraan toe dat dit

resultaat specifiek kan zijn voor testen bij audit kwalificatie.

DeFond en Jiambalvo (1994) gebruiken zowel de tijdserie versie als de cross-sectionele versie en

vinden geen verschil in resultaat wat betreft het testen voor winststuring. De data hier gebruikt zijn ook

cross-sectioneel door de argumenten van Subramanyam (1996) in acht te nemen.

4.4 Echte winstmanipulatie

De meeste literatuur rond winststuring gaat over accrual manipulatie en de detectie van abnormale

accruals. Een andere methode om winst te manipuleren is om de winst echt aan te passen. De

studies hieromtrent concentreren zich vooral rond de timing van investeringen. Een voorbeeld daarvan

is het reduceren van uitgaven in onderzoek en ontwikkeling. Echte winstmanipulatie beïnvloedt

kasstromen maar kan ook accruals beïnvloeden. Of zoals Roychowdhury (2003) het formuleert:

“Winststuring meten [enkel] a.d.h.v. accruals brengt een onderschatting met zich mee.”

In deze masterproef wordt enkel accrualmanipulatie gemeten. Een overzicht van de verschillende

modellen, zijn in figuur 3 te vinden.

Page 23: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

17

Figuur 3: overzicht meest gebruikte accrualmodellen

Model

Proxy voor winststuring

Assumpties

Healy (1985)

퐷퐴 =푇퐴퐴 −

∑ 푇퐴 퐴⁄ 푇

Geen winststuring in voorgaande jaren ΔNDA = 0 Economische omstandigheden veranderen

niet

DeAngelo (1986)

퐷퐴 =(푇퐴 − 푇퐴 )

Geen winststuring in voorgaande jaren ΔNDA = 0 Economische omstandigheden veranderen

niet Jones (1991) 퐷퐴 =

푇퐴퐴 − (

훼퐴 + 훽

∆푅퐸푉퐴 + 훽

푃푃퐸퐴 )

Economische omstandigheden veranderen over de tijd

Operationele opbrengsten zijn niet-discretionair

Industry (Dechow & Sloan 1991)

퐷퐴 = − (훽 + 훽 푚푒푑푖푎푛 (푇퐴 퐴 )⁄ )

De determinanten van niet-discretionaire accruals zijn gelijk over alle industrieën heen

Modified Jones (Dechow, Sloan & Sweeney 1995)

퐷퐴 =푇퐴퐴 −

훼퐴 + 훽

∆푅퐸푉 − ∆푅퐸퐶퐴 + 훽

푃푃퐸퐴

Economische omstandigheden veranderen over de tijd

Operationele opbrengsten kunnen discretionair zijn

Verkopen op krediet kan gemanipuleerd worden, de overige vormen van operationele opbrengst niet

Eén-accrual model (McNichols & Wilson 1988)

퐷퐴 = 퐴푐푐 − 퐴푐푐

Vlottende accrual model (Teoh, Welch & Wong 1998)

퐷퐴 =퐶퐴퐴 −

훼퐴 + 훽

∆푅퐸푉퐴 + 훽

푃푃퐸퐴

Idem aan Jones (1991) Accrualmanipulatie o.b.v. lange termijn-

accruals is doorgaans klein in vergelijking met accrualmanipulatie op korte termijn

Distributie-model (Burgstahler & Dichev 1997)

푆푚푎푙푙 푝푟표푓푖푡푠푆푚푎푙푙 푙표푠푠푒푠

Aggregaat (Leuz et al. 2003)

푊푆 : 휎(푂푝푊푖푛푠푡)휎(퐶퐹푂)

푊푆 : 휌(∆퐴푐푐,∆퐶퐹푂)

푊푆 : |퐴푐푐||퐶퐹푂|

푊푆 : #푆푚푃푟표푓푖푡푠

#푆푚퐿표푠푠

Som van de ranking van vier winststuring-proxy’s:

Page 24: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

18

5 Definitie kennisintensieve sectoren

In de literatuur is geen echte éénduidige definitie voorhanden van kennisintensieve of

hoogtechnologische sectoren. Baldwin en Gellatly (1998) van Statistics Canada hebben in kaart

gebracht wat de huidige classificatievormen van kennisintensieve en hightech-bedrijven zijn. Zij

gebruiken de term hoogtechnologisch en kennisintensief als zijnde synoniemen van elkaar omdat zij

dezelfde classificatiecriteria hebben. Er zijn vier bestaande classificatiesystemen:

Intensiteit van R&D

Innovatie

Gebruik van technologie

Gespecialiseerde arbeid

Intensiteit van R&D wordt meestal gemeten als een ratio van R&D t.o.v. verkopen en is oorspronkelijk

afkomstig van het OECD (1997). Als de ratio groter is dan 5%, is een bedrijf kennisintensief of

hightech, zoniet, is het niet-kennisintensief of niet-hightech. B.v. Dechow en Sloan (1991)

onderscheiden kennisintensieve industrieën waar grote R&D uitgaven regelmatig voorkomen door

deze ratio te berekenen. Zo toont Kwon (2002b) dat de ratio R&D kosten t.o.v. activa voor hightech-

bedrijven, gemiddeld 7 tot 10 maal hoger is dan voor niet-hightech-bedrijven.

Deze R&D-intensiteit wordt op het niveau van de industrie gemeten om een industrie in één van beide

groepen onder te verdelen. Dit classificatiesysteem heeft een aantal beperkingen. Ten eerste meet dit

niet de technologische vaardigheden die een bedrijf heeft (b.v. het gebruik van geavanceerde

technologieën). Ten tweede meet dit de input van een innovatieproces maar niet het innovatieproces

zelf. Ten derde investeren bedrijven niet altijd op een continue basis in R&D waardoor die niet altijd in

de metingen worden opgenomen. Ook wordt R&D meer geassocieerd met productinnovatie dan met

procesinnovaties.

Een ander classificatiesysteem is de mate van innovatie meten. Echter, innovatie meten is zeer

moeilijk omdat het uit meerdere dimensies bestaat. Innovatie kan bestaan uit nieuwe producten maar

evengoed uit nieuwe processen. Bovendien is de vraag wanneer iets innovatief is of niet. Dit is zeer

subjectief.

De intensiteit van het gebruik van geavanceerde technologie is eveneens moeilijk te meten. “Het

omvat het gebruik van geavanceerd apparatuur, het inpassen in nieuwe processen en het toepassen

van gespecialiseerde kennis.” (Baldwin en Gellatly, 1998, p.12). Als innovatie en gebruiksintensiteit

van geavanceerde technologie als classificatiesysteem vergeleken wordt, blijkt dat ze aan elkaar

gerelateerd zijn maar dat industrieën toch niet dezelfde ranking krijgen. Welke het meest

hoogtechnologisch is in de ene groep, is dit b.v. pas op de 5de plaats in de andere groep.

Sommigen gebruiken gespecialiseerde arbeidskrachten (human capital) als een taxonomie voor

nieuwe technologieën (B.v. Bound en Johnson (1992))

Page 25: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

19

Baldwin en Gellatly (1998) hebben een classificatiesysteem ontwikkeld o.b.v. een competentiemodel

dat voorgaande classificatiesystemen groepeert. O.b.v. de ranking van de score op een grote groep

variabelen, wordt een industrie dan als hoger of lager technologisch geclassficieerd. Bedrijven met

hun NAICS-codes die als hoog technologisch geclassificeerd worden, zijn weergegeven in bijlage 1 in

de appendix.

Een praktische definitie afkomstig van Industry Canada. Zij groepeert 20 industrieën die elk een SIC-

code hebben. Industry Canada baseert de groepering op informatie- of andere technologieën en

wetenschappelijk onderzoek. Een opsomming van de industrieën met hun code is weergegeven in de

appendix. (Industry Canada 1994). Meer specifiek zijn het Lee en Haas (1996) die een academische

definitie ontwikkeld hebben voor de federale overheid van Canada (Industry Canada Research). Naar

hun paper wordt veelvuldig verwezen in de literatuur7. Gorman en Rosa (2001) geven een goede

samenvatting van hun werk. “Kennisintensieve industrieën zijn deze die hoog scoren op verschillende

R&D en human capital factoren.” Gorman en Rosa (2001) Enkele van de factoren waarop Lee en Has

(1996) zich baseren om een sector als kennisintensief aan te wijzen of niet, zijn weergegeven in

bijlage 3 in de appendix .

Een nadeel bij het gebruik van de SIC-codes is dat b.v. computerwinkels ook in de steekproef

meegerekend worden, omdat ze onder dezelfde SIC-code vallen van computer services. Er kan dus

bij onderzoek sprake zijn van onderschatting. Nog een nadeel bij het gebruik van SIC-codes, wordt

duidelijk in de studie gedaan door Thompson Lightstone en Company Ltd (1998). Zij onderzoeken hoe

ondernemers hun bedrijven zien, dus of zij vinden dat hun onderneming kennisintensief is of niet. Uit

het onderzoek blijkt dat veel meer ondernemers hun onderneming als kennisintensief zien, terwijl die

door Industry Canada niet zo geclassificeerd zijn.

Zonder te vermelden hoe zij hierbij komen, gebruiken Martín-de-Castro, López-Sáez en Navas-López

(2008) volgende industrieën bij hun onderzoek met kennisintensieve bedrijven (volgens NAICS-

codes): Computer and Electronic Product Manufacturing, Internet Publishing en Broadcasting,

Telecommunications, Internet Service Providers, Web Search Portals en Data Processing Services)

Kennisintensieve bedrijven zouden een hoge mate van immateriële activa hebben. “Toch schijnt er

een overeenkomst te zijn dat kennisintensieve bedrijven een grote portie immateriële activa hebben

en dat zij in grote mate steunen op innovatie als een significante bron van een competitief voordeel”

(Gorman en McCarthy, 2006, p132).

Kwon en Yin (2006) classificeren bedrijven, zoals in Francis en Schipper (1999) als zijnde hightech

wanneer ze in de computer-, electronica-, farmaceutische en telecommunicatieindustrie zitten plus 22

hightech bedrijven, alsdusdanig benoemd door CNNFN.com (internetsite voor bedrijfsnieuws). Een

overzicht zit in bijlage 4 in de appendix.

7 Deze paper hebben we nergens kunnen terugvinden. Omdat in de literatuur echter voortdurend naar hun paper verwezen wordt en zij de enige zijn die een verdienstelijke poging gedaan hebben een definitie van kennisintensieve sectoren neer te zetten, is het nuttig toch naar hun paper te verwijzen. Een juiste omschrijving van kennisintensieve sectoren is immers cruciaal in onze masterproef.

Page 26: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

20

In deze masterproef classificeren we kennisintensief en niet-kennisintensief o.b.v. de NAICS-codes

van Baldwin en Gellatly (1998) en hightech en non-hightech o.b.v. Kwon en Yin (2006).

6 Hypothese-vorming

Immateriële activa zijn kosten van onderzoek en ontwikkeling, concessies, octrooien, licenties,

knowhow, merken en soortgelijke rechten, goodwill en vooruitbetalingen. De definitie van immateriële

activa volgens IAS 38 is: “Een identificieerbaar niet-monetair actief zonder fysieke materie. Een actief

is een middel dat gecontroleerd wordt door het bedrijf als resultaat van gebeurtenissen in het verleden

(b.v. aankoop of eigen creatie) en waarvan toekomstige economische voordelen (inkomende cash of

andere activa) worden verwacht. Dus, de drie kritieke eigenschappen van een immaterieel actief zijn:

(IAS 38.8)

Identificeerbaar

Gecontroleerd (mogelijkheid om voordelen te verkrijgen van het actief)

Toekomstige economische voordelen (zoals opbrengsten of verminderde toekomstige

kosten)”

Voorbeelden van mogelijke immateriële activa zijn: computer software, patenten, copyrechten,… Een

bedrijf wordt verondersteld een immaterieel actief te erkennen (zowel indien het aangekocht is als zelf

gecreëerd) als (IAS 38.21) (IASC (1998)):

“Het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen die toekenbaar zijn aan het

actief naar het bedrijf zullen vloeien; en

De kost van het actief betrouwbaar kan gemeten worden.”

IAS 38 behandelt ook specifiek Onderzoek- en ontwikkelingskosten. “Onderzoekskosten moeten als

kost geboekt worden en mogen niet erkend worden als een actief. Ontwikkelingskosten worden

gekapitaliseerd enkel als de technische en commerciële haalbaarheid van het actief voor verkoop of

gebruik vastgesteld zijn. Dit betekent dat het bedrijf de bedoeling moet hebben en in staat moet zijn

het immateriële actief te vervolmaken en ofwel te gebruiken ofwel te verkopen; alsook in staat moet

zijn te tonen hoe het actief toekomstige economische voordelen zal genereren (IAS 38.57).”

Onderzoek- en ontwikkelingskosten mogen dus in feite pas geactiveerd worden vanaf het moment dat

er een redelijke verwachting is dat er in de toekomst voordelen voor de onderneming zullen uitvloeien.

Omdat dit onderhevig is aan een subjectief oordeel, is het mogelijk voor de onderneming om aan

winststuring te doen. Door onderzoek- en ontwikkelingskosten in de balans onder te brengen i.p.v. in

de resultatenrekening, stijgt de winst. Pozza, Prencipe en Markarian (2008) onderzoeken het verschil

in winststuring tussen familiale en niet familiale bedrijven. Winststuring meten zij m.b.v. de specifieke

accrual R&D- kostkapitalisatie. Hun resultaten tonen dat familiale bedrijven kosten kapitaliseren om

Page 27: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

21

hun opbrengsten op te krikken en om het risico op overtredingen van hun schuldovereenkomsten te

minimaliseren.

Oswald (2008) onderzoekt welke factoren bedrijven onderverdelen in bedrijven die R&D uitgaven

eerder in de resultatenrekening onderbrengen als kost dan ze te onder te brengen in de balans. Hij

vindt onder andere dat bedrijven die R&D uitgaven eerder onder kost onderbrengen dan ze te

kapitaliseren, grotere R&D intensiteit hebben. Ballester, Garcia-Ayuso en Livnat (2003) komen tot

dezelfde vaststelling. In hun onderzoek vinden zij dat verschillen in de parameter kapitalisering

samenhangt met de mate van R&D. Bedrijven die minder R&D uitgaven categoriseren als kost een

hogere R&D intensiteit dan bedrijven die veel kapitaliseren. Chambers, Jennings en Thompson (2001)

vinden dat bedrijven, met weinig (veel) onderzoek en ontwikkeling, vaker kosten van onderzoek en

ontwikkeling afschrijven over de maximumperiode (minimumperiode) – al is de relatie niet sterk. De

mate van onderzoek en ontwikkeling wordt gemeten door de ratio van kosten voor onderzoek en

ontwikkeling ten opzichte van totale activa.

Bedrijven met veel onderzoek en ontwikkeling zouden er doorgaans conservatievere accounting

methodes op nahouden. Een omschrijving van conservatieve accounting methoden wordt gegeven

door Penman en Zhang (1999). Conservatieve accounting betekent accountingmethodes en

schattingen kiezen die de boekwaarde van het eigen vermogen relatief laag houden. Voorbeelden zijn

LIFO kiezen boven FIFO wanneer vooraadkosten stijgen, onderzoek- en ontwikkelingskosten niet

kapitaliseren maar als kost boeken, snellere afschrijvingsmethodes gebruiken, enz.. Zo komen

Chandra, Wasley en Waymire (2004) tot de vaststelling dat hoog technologische bedrijven er

conservatievere accountingmethodes op na houden door de accountingregels over onderzoek- en

ontwikkelingskosten. Zij vrezen politieke kosten veroorzaakt door verliezen bij het overdrijven van

winst- en activacijfers. Lev en Sougiannis (1996) hun onderzoek wijst erop dat investeerders de

aandelen van R&D intensieve bedrijven een verkeerde prijs toekennen omwille van conservatieve

accounting methodes. R&D intensieve bedrijven houden hun winst laag wanneer investeringen in

onderzoek en ontwikkeling stijgen en houden ze hoog wanneer de investeringen dalen. Volgens

Chan, Lakonishok en Sougiannis (2001) is de markt te pessimistisch t.o.v. bedrijven met veel R&D.

R&D intensieve bedrijven, dus bedrijven met veel R&D t.o.v. hun marktwaarde, leveren hoge

rendementen op. Investeerders zien niet door de conservatieve accounting methodes van deze

bedrijven. Landry en Callimaci (2003) onderzoeken de impact van verschillende variabelen op de

accountingkeuze om R&D uitgaven te activeren dan wel in kost onder te brengen. Zij vonden dat R&D

intensieve bedrijven eerder hun R&D uitgaven in kosten onderbrachten dan ze te activeren. Kwon, yin

en Han (2006) tonen aan dat hoogtechnologische bedrijven meer conservatievere

accountingmethodes toepassen dan laagtechnologische bedrijven omdat zij meer motieven hebben

om dat te doen. Hightechbedrijven zijn onderhevig aan verschillende standaarden. Kwon et al. (2006)

noemen standaarden SFAS 121, SFAS 5, SFAS 2 en SFAS 86, respectievelijk over asset

impairments, contingencies, het onmiddellijk in kost nemen van de meeste R&D-kosten en een

industriespecifieke standaard over software-ontwikkelingskosten. Ook zijn zij kwetsbaarder voor

vervolgingen door stakeholders omdat hun aandelenprijzen volatieler zijn. Wanneer prijzen van

Page 28: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

22

aandelen sterk dalen en investeerders veel geld verliezen, zullen zij bij foute accountinginformatie

zoals het overrapporteren van winst en activa, het bedrijf verantwoordelijk stellen. Een ander motief

voor hightech-bedrijven om conservatief te rapporteren, is dat zij veel externe partijen moeten

aantrekken om hun activiteiten te financieren. Wanneer zij conservatieve accountingcijfers tonen,

geven zij blijk dat ze kunnen voldoen aan de verwachtingen over groeicijfers van investeerders. Het

laatste motief heeft betrekking op de grotere aandacht die zij krijgen van financiële analisten omdat

hightech-bedrijven veelal groeibedrijven zijn.

Dit levert volgende hypothesen op:

H1 (a) Kennisintensieve sectoren en hightech-bedrijven sturen hun winst via accruals neerwaarts

H1 (b) Niet-kennisintensieve sectoren en niet-hightech-bedrijven sturen hun winst via accruals opwaarts

Hypothese 1(a) steunt op het feit dat kennisintensieve bedrijven er conservatievere

accountingpraktijken op nahouden en dus hun winst neerwaarts sturen. Niet-kennisintensieve

bedrijven hebben enkel motieven om hun winst opwaarts te sturen (hypothese 1(b)).

Ook willen we testen of kennisintensieve sectoren en hightech-bedrijven, geclassificeerd d.m.v.

NAICS-codes meer immateriële activa bevatten en in welke mate deze immateriële activa de mate

van winststuring o.b.v. accruals meten. Bovendien wordt dit getoetst aan verschillende

accrualmodellen. We willen dan ook volgende hypothesen testen:

H2 (a) Kennisintensieve sectoren en hightech-bedrijven hebben meer intangible assets in verhouding tot totale assets dan niet-kennisintensieve sectoren en niet-hightech bedrijven

H2 (b) De mate van intangible assets in verhouding tot de totale assets beïnvloedt de mate van winststuring

H2 (c) Het feit dat een bedrijf geclassificeerd wordt als kennisintensief of hightech, heeft een invloed op de mate van winststuring.

7 Onderzoek

7.1. Gegevensverzameling

Als gegevens gebruiken we alle beursgenoteerde ondernemingen die in de database Amadeus

aanwezig zijn. We gebruiken enkel beursgenoteerde ondernemingen omdat deze meer motieven

hebben om aan winststuring te doen onder invloed van de kapitaalmarkt. Private bedrijven hebben

minder agency problemen dan publieke bedrijven omdat deze bedrijven in handen zijn van

management dat een nauwe relatie heeft met het bedrijf. (Farma en Jensen 1983). Beatty, Ke en

petroni (2002) stellen dat private bedrijven minder aan winststuring doen dan publieke bedrijven. Door

Page 29: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

23

enkel publieke bedrijven te gebruiken worden het aantal bedrijven in de steekproef aanzienlijk gedrukt.

Ook sluiten we alle financiele ondernemingen (SIC-code tussen 6000 en 6799) uit omdat zij op een

andere manier met hun financiele gegevens omgaan.

7.2. Winststuringproxy’s

We gebruiken verschillende winststuringproxies, zoals uitgelegd in paragraaf 4. De eerste is die van

DeAngelo. De mate van winststuring is dan het verschil in totale accruals van het huidige jaar en die

van vorig jaar. De tweede proxy is die van het Modified Jones Model. De mate van winststuring is

hierbij de mate van discretionaire accruals. Om die te meten gebruiken we volgende gewone kleinste

kwadraten regressie-analyse:

Waarbij 휀 , de errorterm, de mate van discretionaire accruals voorstelt. Deze regressie voeren we uit

met SPSS per industrie over 9 jaar heen, zo komen we tot de uiteindelijke regressies. De bekomen

coëfficiënten vullen we dan in elke vergelijking in en zo bekomen we de discretionaire accruals per

bedrijf. Beter zou zijn dat we naast voor elke industrie ook voor elk jaar afzonderlijk de coëfficiënten

berekenen. Echter, toen we dat deden, bleken te veel coëfficiënten niet-significant. Daarom hebben

we gepoold over elke industrie en alle 9 jaren in die regressie gestopt. Regressies voor industrieën die

niet signficant blijken te zijn, worden weggelaten om juistere resultaten te bekomen. “Current

maturities of long term debt” worden weggelaten want deze zijn niet in Amadeus te vinden. Ook

schalen we de constante niet. Dit zou betere resultaten opleveren volgens Peasnall, Pope en young

(2000). Jones (1991) laat deze in haar eigen onderzoek trouwens ook weg. De overige variabelen zijn

in Amadeus te vinden, zij het onder een andere naam. In tabel 1 zijn de overeenkomstige variabelen

te vinden.

Tabel 1 Overzicht variabelen uit Amadeus

Model Amadeus

Current assets Current assets

Cash Cash & Cash equivalents

Current liabilities Curent liabilities

Receivables Current liabilities: debtors

Income Taxes Payable Taxation (= income taxes + transfer to postponed

taxes)

Depreciation and amortization Expense Depreciation

Total assets Total assets

Revenues Operational revenues

Property, Plant & Equipment Tangible fixed Assets

Page 30: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

24

De derde proxy is het vlottende-accrualmodel van McNichols. We passen de kleinste

kwadratenmethode met SPSS toe op volgende regressie:

퐶퐴 = 훼1

퐴 + 훽∆푅퐸푉퐴 + 훽

∆푅퐸퐶퐴 + 휀

We berekenen de discretionaire accruals op dezelfde manier als bij het Modified Jones model.

De vierde winststuringproxy die we gebruiken is het aggregaat van Leuz, Nanda en Wysocki (2001).

Operationele kasstromen zijn niet in Amadeus te vinden, daarom worden deze berekend als het

verschil tussen operationele winst en totale accruals:

푂푝푒푟푎푡푖표푛푒푙푒 푐푎푠ℎ 푓푙표푤 = 퐸푎푟푛푖푛푔푠 − 푇표푡푎푙 푎푐푐푟푢푎푙푠

Elke industrie (dezelfde eerste 2 NAICS-cijfers) wordt dan per proxy van Leuz et al. (2001)

gerangschikt naargelang de score. Een hogere score staat gelijk aan meer winststuring. Het

gemiddelde van de ranking van elke maatstaf is dan de geaggregeerde winststuringsscore.

7.3. Empirisch model

We willen weten welke invloed immateriële activa hebben op de mate van winststuring en of het feit of

een bedrijf al dan niet kennisintensief of hoog technologisch invloed heeft op de mate van

winststuring. Hoe meer immateriële activa een bedrijf heeft, hoe lager de abnormale accruals zijn.

Dus eerst testen we of de mate van immateriële activa invloed heeft op het al dan niet kennisintensief

of hoogtechnologisch (KI) zijn van een bedrijf:

퐾퐼 = 훼 + 훽퐼푁푇퐴푆푆퐸푇푆+ 휀

Voor onze tweede regressie zoeken we controlevariabelen die invloed hebben op winststuring. We

willen controleren voor motieven om aan winststuring te doen en eigenschappen die specifiek zijn voor

een bedrijf (cfr paragraaf 3). Diegene die het meest gebruikt worden in de literatuur zijn (cfr b.v. Van

Tendeloo en Vanstraelen (2008)) het natuurlijk logaritme van de totale activa (LNASSETS), een

leverage-variabele (LEV), het jaarlijkse rendement op de totale activa (ROA) en de operationele

kasstromen (CFO). LNASSETS controleert voor de grootte van een bedrijf. Landry & Callimaci (2003)

en Bushee (1998) tonen aan dat grote bedrijven meer aan winststuring doen dan kleine bedrijven. De

leverage-variabele (LEV) moet controleren voor bedrijven die trachten om het overtreden van

schuldovereenkomsten te vermijden (cfr infra). Bij deze is een opwaartse winststuring te verwachten.

Het controleert ook in de andere richting voor bedrijven die in financiële moeilijkheden zitten en door

hun winst neerwaarts te sturen, hopen nieuwe contractonderhandelingen af te dwingen (Becker et al.

1998). Het wordt berekend als de totale schuld op de totale activa. De jaarlijkse verandering in

verkopen (ΔSALES) controleert voor verschillen in prestatie, net als het rendement van de totale

activa (ROA). AGE controleert voor de leeftijd van een bedrijf en CFO voor de operationele

kasstromen. Hoe meer operationele kasstromen, hoe minder winststuring er is. Ook voegen we een

Page 31: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

25

dummyvariabele TAX toe. Deze moet controleren voor verschillen in de financiële en

accountingpraktijken van landen. Coppens en Peek (2005) stellen dat bedrijven, uit landen waarin

accountingkeuzes de belastbare winst direct beïnvloeden, minder motieven hebben om hun winst

opwaarts te sturen. Volgens hen zijn de belastbare winsten van bedrijven in België, Frankrijk,

Duitsland en Italië meer beïnvloed door accountingkeuzes dan in Denemarken, Nederland, Spanje en

het Verenigd Koninkrijk. De eerste groep krijgt dummy-score ‘1’ en de tweede groep ‘0’.

Onze testvariabele is de totale immateriële activa, geschaald voor totale activa (INTASSETS).

Kennisintensieve bedrijven zouden immers veel immateriële activa hebben. Deze regressie doen we

voor de groep kennisintensieve sectoren en de groep niet-kennisintensieve sectoren en de groep

hightech en niet-hightechbedrijven. Dit levert de volgende regressie op:

퐸푀 = 훽 +훽 퐼푁푇퐴푆푆퐸푇푆+ 훽 퐴퐺퐸 + 훽 훥푆퐴퐿퐸푆+ 훽 퐿퐸푉 + 훽 푅푂퐴 + 훽 퐿푁퐴푆푆퐸푇푆

+ 훽 푇퐴푋 + 훽 퐶퐹푂 + 휀

7.4 Resultaten

7.4.1 Descriptieve statistiek

In bijlage 5 is een overzicht te vinden van de coëfficiënten gebruikt bij de regressie van het Modified

Jones-model per industrie en over 9 jaar. Alsook de coëfficiënten van het model van Teoh et al. met

het Vlottende accrual-model. Errortermen komende van niet-significante regressies worden niet

opgenomen in onze data.

De coëfficient van materiële vaste activa (PPE), is doorgaans negatief. Dit is ook logisch, deze

variabele heeft invloed op afschrijvingen en deze worden afgetrokken om de totale accruals te

berekenen. De andere onafhankelijke variabele heeft ook doorgaans een negatieve coëfficiënt. Dit

levert het vermoeden dat de totale som niet-discretionaire accruals negatief zal zijn. Dit is in lijn met

DeAngelo (1986) die zegt dat niet-discretionaire accruals steeds negatief zijn.

Bij de onafhankelijke variabelen (van de significante regressies) van het Modified Jones en het

Vlottende accrualmodel, zijn geen onderlinge correlaties. Omdat het om een tijdsreeks gaat, werd ook

de Durbin-Watson statistiek toegepast om te onderzoeken of er geen sprake is van autocorrelatie. Bij

alle industrieën ligt de waarde rond 2, wat wijst op geen autocorrelatie. De residuen zijn normaal

verdeeld. Residuen met een standaardafwijking groter dan 3 worden geweerd.

In tabel 2 is een overzicht te vinden van verschillende onderzochte variabelen. De data is opgesplitst

voor kennisintensieve sectoren (ki) en niet-kennisintensieve (nki) sectoren en hightech (ht) en niet-

hightech-bedrijven (nht) o.b.v. NAICS-codes.

Page 32: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

26

Tabel 2 Descriptieve statistiek: descriptieve statistiek

Statistics

ki=1, nki=0

Intangible

fixed assets

Intangibles/

Total

assets

Total

assets ΔSales LEV Age CFO LNAssets

0 N Valid 8051 7185 8087 6029 8083 7650 7185 8087

Missing 1109 1975 1073 3131 1077 1510 1975 1073

Mean 1600895 ,215488 34990276 1290778 ,844575 42,78758 ,215488 14,16217

Median 34000 ,040842 956153 28969 ,618785 29 ,040842 13,77067

1 N Valid 1563 1376 1569 1088 1567 1534 1376 1569

Missing 7 194 1 482 3 36 194 1

Mean 1997414 ,231200 16999399 942302 ,74801 31,8611 ,231200 13,18954

Median 25794 ,111466 235778 13003,5 ,61137 20 ,111466 12,37064

ki=1, nki=0

Intangibles/

Total

assets TA/At-1 CA/At-1

DA

Modified

Jones

NDA

Modified

Jones

NDA

Teoh et

al.

TA-TA-1/At-

1 DeAngelo CFO/At-1

0 NValid 7185 7509 8018 7499 7499 7817 6549 6843

Missing 1975 1651 1142 1661 1661 1343 2611 2317

Mean ,215488 -,02784 ,017618 ,011760 -,03952 -,28994 ,048837 2,13422

Median ,040842 -,04037 ,002191 -,01632 -,00821 -,23497 -,00124 ,118436

1 NValid 1376 1387 1549 1387 1387 1476 1175 1363

Missing 194 183 21 183 183 94 395 207

Mean ,231200 -,03567 ,025120 -,063408 ,027737 -,24219 ,038456 2,42709

Median ,111466 -,04332 ,006493 -,076990 ,053021 ,237361 ,000453 ,112037

In tabel 2 zien we dat de kennisintensieve bedrijven (vanaf nu groep KI) gemiddeld meer immateriële

activa (intangible assets) hebben dan niet-kennisintensieve bedrijven (vanaf nu groep nKI). Als we dit

controleren voor de grootte van de bedrijven (intangible assets/totale activa), dan heeft de KI-groep

nog steeds meer intangible assets. De Ki-groep is gemiddeld jonger (AGE is resp. 43 t.o.v. 32) en

kleiner (total assets). Als we letten op het effect van outliers (LNASSETS), dan is de KI-groep nog

steeds kleiner. De nKI-groep vertoont een gemiddeld hogere groei in verkopen (ΔSALES) dan de KI-

groep en heeft meer operationele kasstromen (CFO). Echter, als we de operationele kasstromen

schalen voor totale activa (CFO/Totale activa), dan is het resultaat omgekeerd. De variable LEV is

Page 33: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

27

gemiddeld groter voor de nKI- dan voor de KI-groep, tonend dat de nKI-groep meer schulden heeft

t.o.v. zijn totale activa.

Wanneer we dan naar de totale accruals en de vlottende accruals, beiden geschaald voor totale

activa, kijken, zien we dat zij respectievelijk negatief en positief zijn voor beide groepen (tabel 1b). Het

verschil tussen totale accruals en vlottende accruals zijn verschuldigde inkomensbelasting (income

taxes payable) en afschrijvingen (depreciation expense) en het zijn dus deze die de totale accruals

negatief maken.

Bij het classificatiesysteem van Kwon en Yin (tabel 3) komen we tot dezelfde resultaten, zij het

extremer.

Tabel 3 Descriptieve statistiek bij classificatiesysteem van Kwon en Yin (2006)

Statistics

ht=1,lt=0

Intangible

fixed

assets

Intangibles/

Total

assets

Total

assets ΔSales LEV Age CFO LNAssets

0 N Valid 480 431 483 430 483 483 473 483

Missin

g 3 52 0 53 0 0 10 0

Mean 1117962 ,065861 4443389 1880588 1,20126 53,66873 3363745 14,25142

Median 20964 ,024076 551790 22329 ,652891 41 58304 13,22092

1 N Valid 1621 1431 1629 1101 1628 1610 1436 1629

Missin

g 9 199 1 529 2 20 194 1

Mean 2041680 ,609174 1539766 394471 1,07498 32,43416 1696807 12,95307

Median 25350 ,134035 178788 8670 ,616182 20 14083,5 12,09395

Statistics

ht=1,lt=0 TA/At-1 CA/At-1

DA

Modified

Jones

NDA

Modified

Jones

DA

Teoh et

al.

NDA

Teoh et

al.

TA-TA-1/At-1

DeAngelo CFO/At-1

0 N Valid 473 483 473 473 479 479 418 430

Missing 10 0 10 10 4 4 65 53

Mean ,073801 ,122896 ,051411 ,022390 ,378173 -,254006 ,416615 1,08985

Median -,04031 ,007635 ,029781 -,055548 ,245784 -,234575 ,006331 ,11760

Page 34: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

28

1 N Valid 1436 1609 1436 1436 1538 1538 1220 1377

Missing 194 21 194 194 92 92 410 253

Mean -,06122 ,013831 -,115605 ,054383 ,248272 -,235016 ,025727 1,81286

Median -,04897 ,005920 -,096360 ,062305 ,246147 -,237897 -,000352 ,111048

7.4.2 Teststatistiek

Bij het classificatiesysteem van Baldwin en Gellatly (1998), in tabel 4, is de mate van discretionaire

accruals van het Modified Jones en het model van Teoh et al. significant verschillend van 0 (p<0,05)

(tabel). Bij het DeAngelo-model is de p-waarde 0,07 maar dit is bij tweezijdige toetsing. Voor éénzijdig

toetsen (T>0), moeten we 0,07 delen door 2, waardoor deze ook significant is.

Tabel 4 T-statistiek voor winststuringsproxy’s

One-Sample Test

ki=1, nki=0

Test Value = 0

t df

Sig. (2-

tailed)

Mean

Difference

95% Confidence Interval of the Difference

Lower Upper

0 DA Modified Jones 2,118 7498 ,034 ,011760 ,000874 ,022646

DA Teoh et al. 5,994 7816 ,000 ,308389 ,207538 ,409242

DeAngelo 1,803 6548 ,071 ,048837 -,004256 ,101932

1 DA Modified Jones -6,519 1386 ,000 -,063408 -,082488 -,044328

DA Teoh et al. 27,846 1475 ,000 ,269069 ,250115 ,288023

DeAngelo 3,082 1174 ,002 ,038456 ,013974 ,062937

De verandering in totale accruals, geschaald voor totale activa, is de maatstaf van discretionaire

accruals volgens DeAngelo. Volgens DeAngelo zou dit erop wijzen dat beide groepen aan

(boekhoudkundige) winststuring doen via manipulatie van accruals en dat zij dit opwaarts doen. Beide

groepen trachten m.a.w. hun winst zo hoog mogelijk te houden. DeAngelo (1986) vindt zelf in zijn

onderzoek ook geen evidentie voor neerwaartse winststuring.

De discretionaire accruals, berekend volgens het Modified Jones model, zijn gemiddeld positief voor

de nKI-groep en gemiddeld negatief voor de KI-groep. Dit wijst erop dat beide groepen aan

winststuring doen maar dat de nKI-groep de winst opwaarts tracht te sturen en de KI-groep

neerwaarts. Dit is in lijn met onze hypothese. Het verschil met het resultaat bij het model van

DeAngelo, kan te wijten zijn aan het feit dat de niet-discretionaire accruals bij de KI-groep positief zijn.

DeAngelo houdt immers geen rekening met dit niet-discretionair deel van de totale accruals.

Page 35: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

29

Bij het Vlottend accrual-model van Teoh et al. zijn de discretionaire accruals bij beide groepen positief.

Dit is tegenstrijdig aan onze hypothese die zegt dat de nKI-groep zijn winst eerder neerwaarts stuurt

en is ook tegenstrijdig aan de uitkomst van het Modified Jones model (we nemen het Modified Jones

model als benchmark omdat deze volgens de literatuur de mate van winststuring het best zou meten).

Het verschil zou hier kunnen liggen in het feit dat Teoh et al. de verandering in accruals op korte

termijn meten en Jones de verandering in accruals op korte én lange termijn.

Tabel 5 : T-statistiek voor winststuringsproxy’s bij classificatiesysteem Kwon en Yin (2006)

One-Sample Test

ht=1,lt=0

Test Value = 0

t df Sig. (2-tailed)

Mean

Difference

95% Confidence Interval of

the Difference

Lower Upper

0 DA alle samen modified

jones 1,843 472 ,066 ,051411 -,00339 ,10622

DA alle samen

McNichols 2,861 478 ,004 ,378174 ,11849 ,63786

TA-TA-1/At-1 DeAngelo 1,040 417 ,299 ,416616 -,37066 1,20389

1 DA alle samen modified

jones -8,142 1435 ,000 -,115605 -,14346 -,08775

DA alle samen

McNichols 23,048 1537 ,000 ,248273 ,22714 ,26940

TA-TA-1/At-1 DeAngelo 2,117 1219 ,034 ,025727 ,00189 ,04957

Bij het classificatiesysteem van Kwon en Yin (2006), in tabel 5, zijn de resultaten hetzelfde, behalve

voor het model van DeAngelo. Hierbij zijn de discretionaire accruals niet significant verschillend van

nul.

Wanneer we het verschil bekijken tussen de ki-groep en de nki-groep (tabel 6) dan zien we dat alleen

bij het Modified Jones model de abnormale accruals significant verschillend zijn van elkaar. De

modellen van DeAngelo en de modellen van Teoh et al. zijn ofwel niet in staat het verschil te meten,

ofwel wijzen zij erop dat er geen verschil tussen de twee groepen bestaat. Wij denken dat de eerste

reden het meest plausibel is om verschillende redenen.

Ten eerste heeft de literatuur steeds uitgewezen dat het Modified Jones model het beste in staat is

abnormale accruals te meten (cfr paragraaf 4.2.10). Ten tweede denken wij dat er te veel ruis zit op

het model van DeAngelo dat niet het onderscheid maakt tussen niet-manipuleerbare (niet-

discretionaire) en manipuleerbare winst.

Kennisintensieve ondernemingen zijn significant kleiner en jonger dan niet-kennisintensieve

ondernemingen (tabel). De totale accruals en de operationele kasstromen, geschaald voor de totale

Page 36: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

30

assets zijn niet significant verschillend. Dit is een onverwacht resultaat want het zijn de totale accruals

die gemanipuleerd worden. Hoe meer totale accruals t.o.v. operationele kasstromen, hoe meer er

gemanipuleerd wordt (cfr. B.v. Leuz et al. (2003). Aangezien de discretionaire accruals wel significant

verschillen, wil dit zeggen dat de niet-discretionaire accruals dat verschil verklaren. Dus hoe minder

discretionaire accruals, hoe meer niet-discretionaire accruals.

Page 37: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

31

Tabel 6 T-statistiek voor afhankelijke en onafhankelijke variabelen

Independent Samples Test

Levene's Test for Equality

of Variances t-test for Equality of Means

F Sig. t df

Sig. (2-

tailed)

Mean

Difference

Std. Error

Difference

95% Confidence Interval of the

Difference

Lower Upper

DA alle samen

modified jones

Equal variances

assumed ,502 ,479 -5,538 8884 ,000 -,075 ,014 -,102 -,049

Equal variances not

assumed

-6,711 2389,991 ,000 -,075 ,011 -,097 -,053

DA alle samen

McNichols

Equal variances

assumed ,132 ,717 -,332 9291 ,740 -,039 ,118 -,272 ,193

Equal variances not

assumed

-,751 8322,264 ,453 -,039 ,052 -,142 ,063

TA-TA-1/At-1

DeAngelo

Equal variances

assumed ,002 ,969 -,162 7722 ,871 -,010 ,064 -,136 ,115

Equal variances not

assumed

-,348 7690,307 ,728 -,010 ,030 -,069 ,048

TA/At-1 Equal variances

assumed ,359 ,549 -,402 8894 ,688 -,008 ,019 -,046 ,030

Page 38: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

32

Equal variances not

assumed

-,729 6034,902 ,466 -,008 ,011 -,029 ,013

CFO/At-1 Equal variances

assumed ,129 ,719 ,134 8204 ,893 ,293 2,183 -3,987 4,573

Equal variances not

assumed

,200 3644,697 ,842 ,293 1,467 -2,584 3,170

Total assets Equal variances

assumed 151,464 ,000 -7,743 9654 ,000 -17990876,474 2323448,533

-

22545322,928 -13436430,020

Equal variances not

assumed

-11,545 4108,313 ,000 -17990876,474 1558296,353

-

21045981,273 -14935771,675

Market Capitalisation Equal variances

assumed 15,357 ,000 2,196 9655 ,028 688097548,384 313276958,615 74009009,453 1302186087,316

Equal variances not

assumed

2,057 2099,900 ,040 688097548,384 334551021,812 32011435,873 1344183660,896

Age Equal variances

assumed 50,774 ,000 -10,701 9182 ,000 -10,926 1,021 -12,928 -8,925

Equal variances not

assumed

-11,506 2363,744 ,000 -10,926 ,950 -12,789 -9,064

Page 39: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

33

Tabel 7 T-statistiek voor afhankelijke en onafhankelijke variabelen bij classificatiesysteem van Kwon en Yin (1998)

Independent Samples Test

Levene's Test for Equality of

Variances t-test for Equality of Means

F Sig. t df Sig. (2-tailed)

Mean

Difference

Std. Error

Difference

95% Confidence Interval of

the Difference

Lower Upper

DA alle samen modified

jones

Equal variances

assumed 3,520 ,061 5,668 1907 ,000 ,167017 ,029466 ,109228 ,224805

Equal variances not

assumed

5,337 732,187 ,000 ,167017 ,031297 ,105575 ,228459

DA alle samen

McNichols

Equal variances

assumed 2,562 ,110 1,705 2015 ,088 ,129901 ,076201 -,019540 ,279342

Equal variances not

assumed

,980 484,365 ,328 ,129901 ,132599 -,130640 ,390442

TA-TA-1/At-1 DeAngelo Equal variances

assumed 6,673 ,010 1,662 1636 ,097 ,390889 ,235217 -,070470 ,852247

Equal variances not

assumed

,976 417,768 ,330 ,390889 ,400697 -,396746 1,178523

TA/At-1 Equal variances

assumed 2,583 ,108 2,057 1907 ,040 ,135023 ,065649 ,006273 ,263774

Equal variances not

assumed

1,213 478,523 ,226 ,135023 ,111353 -,083777 ,353824

Page 40: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

34

CFO/At-1 Equal variances

assumed 1,265 ,261 -,367 1805 ,714 -,723010 1,971824 -4,590307 3,144288

Equal variances not

assumed

-,556 1749,116 ,579 -,723010 1,301238 -3,275156 1,829136

Total assets Equal variances

assumed 217,284 ,000 9,535 2110 ,000 2,903623E7 3,045321E6 2,306408E7 3,500838E7

Equal variances not

assumed

6,496 538,735 ,000 2,903623E7 4,469895E6 2,025567E7 3,781679E7

Market Capitalisation Equal variances

assumed 2,871 ,090 1,077 2111 ,282 4,842736E8 4,496916E8 -3,976113E8 1,366159E9

Equal variances not

assumed

1,053 763,880 ,293 4,842736E8 4,599618E8 -4,186656E8 1,387213E9

Age Equal variances

assumed 21,130 ,000 11,276 2091 ,000 21,235 1,883 17,541 24,928

Equal variances not

assumed

10,582 725,140 ,000 21,235 2,007 17,295 25,174

Page 41: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

35

Bij het classificatiesysteem van Kwon en Yin (1998), tabel 7, is er wel een significant verschil tussen

de hightech-ondernemingen en niet-hightech-ondernemingen bij de drie modellen. De rest van de

resultaten zijn identiek.

We hebben ook het winststuringsaggregaat van Leuz et al. (2003) berekend. De resultaten staan in

tabel 8. Wat de eerste proxy, het aantal kleine winsten t.o.v. het aantal kleine verliezen, betreft, is er

een significant verschil tussen de ki-groep en de nki-groep. Het aantal kleine winsten t.o.v. het aantal

kleine verliezen is groter bij de ki-groep dan bij de nki-groep.

De tweede proxy berekent de absolute waarde van de totale accruals geschaald voor de operationele

kasstromen. Deze is niet significant. Dit is te verwachten, aangezien deze proxy geen onderscheid

maakt tussen opwaartse en neerwaartse winst. De mate van winststuring is, opwaarts of neerwaarts,

is niet anders bij beide groepen.

De correlatie tussen de verandering in totale accruals en de verandering in operationele kasstromen

(d.i. de derde proxy) is zowel bij de ki-groep als bij de nki-groep sterk negatief. Dit is wat we

verwachten en een logisch gevolg van accrual accounting (Dechow (1994)). Bij de nki-groep is deze

correlatie groter dan bij de ki-groep. Niet-kennisintensieve bedrijven hebben dus meer accruals die

niet afkomstig zijn van onderliggende economische performantie (Leuz et al. (2003)).

Net als proxy twee, meet proxy vier geen verschil tussen de ki-groep en de nki-groep. Deze proxy

berekent de variatie in operationele winst, geschaald voor operationele kasstromen (economische

performantie). We kunnen hieruit besluiten dat kennisintensieve bedrijven de winst minder positief

sturen dan niet-kennisintensieve bedrijven maar dat de mate waarin ze beiden aan winststuring doen,

niet significant verschilt. Het verschil in aggregaat van Leuz et al. (2003) voor beide groepen is

volledig te wijten aan de tweede en de vierde proxy. De aggregaat is dan ook groter voor de nki-groep

dan voor de ki-groep

Tabel 8 Resultaat aggregaat Leuz et al. (2003)

WAARDEN #퐒퐦퐏퐫퐨퐟퐢퐭퐬#퐒퐦퐋퐨퐬퐬

|퐀퐜퐜||퐂퐅퐎|

훒(∆퐀퐜퐜,∆퐂퐅퐎) 훔(퐎퐩퐖퐢퐧퐬퐭)훔(퐂퐅퐎)

ki 22 1,333 0,524880587 -0,634747089 0,585327318

ki 32 1,571 0,487580931 -0,06962395 0,610918922

ki 33 0,8 0,530690291 -0,527221711 0,554064668

ki 51 2,333 0,604132722 -0,068901875 0,838458958

ki 54 1,667 0,659278148 -0,175246634 0,568522176

nki 23 5,8 0,680313919 -0,993534759 0,701207385

nki 31 2,13 0,569149167 -0,956986816 0,501490297

nki 32 1,7 0,551986961 -0,894001552 0,629171569

nki 33 2,765 0,599009986 -0,96790942 0,659783692

nki 42 5,875 0,538624021 -0,693739135 0,788801167

nki 44 3 0,470881869 -0,779122486 0,611729827

nki 45 1 0,528798758 -0,750843424 0,742827506

Page 42: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

36

nki 48 2,5 0,515475593 -0,984747215 0,572166378

nki 51 1,692 0,601904389 -0,93979008 0,258217793

nki 52 1,429 0,655572363 -0,971755558 1,320374849

nki 54 0,8 0,531493527 -0,928575207 0,517097817

nki 55 2,167 0,550553679 -0,871024203 0,722886839

nki 56 1,667 0,430386179 -0,968406006 0,265903858

nki 71 2 0,746556331 -0,998174164 0,266327684

nki 72 2 0,482940505 -0,956625929 0,438012062

Betekenis score

(hoog = veel WS)

(hoog = veel WS)

(laag = veel WS)

(laag = veel WS)

gemiddeld ki 1,235 0,5620218 -0,937984647 0,492325404

gemiddeld nki 2,435 0,503520214 -0,956889136 0,531979924

RANG

#퐒퐦퐏퐫퐨퐟퐢퐭퐬#퐒퐦퐋퐨퐬퐬

|퐀퐜퐜||퐂퐅퐎|

훒(∆퐀퐜퐜,∆퐂퐅퐎) 훔(퐎퐩퐖퐢퐧퐬퐭)훔(퐂퐅퐎) Aggregaat

ki 22 4 6 5 11 6,50

ki 32 6 4 2 10 5,50

ki 33 1 8 4 14 6,75

ki 51 15 16 1 2 8,50

ki 54 7 18 3 13 10,25

nki 23 19 19 19 6 15,75

nki 31 13 13 14 16 14,00

nki 32 10 12 10 8 10,00

nki 33 17 14 15 7 13,25

nki 42 20 10 6 3 9,75

nki 44 18 2 8 9 9,25

nki 45 3 7 7 4 5,25

nki 48 16 5 18 12 12,75

nki 51 9 15 12 20 14,00

nki 52 5 17 17 1 10,00

nki 54 2 9 11 15 9,25

nki 55 14 11 9 5 9,75

nki 56 8 1 16 19 11,00

nki 71 11 20 20 18 17,25

nki 72 12 3 13 17 11,25

gemiddelde ki 4** 10,40 3,00** 10,00 6,85**

gemiddelde nki 12 10,53 13,00 10,67 11,55

** Significant verschillend van de testgroep (gemiddelde nki) met p<0.05

De resultaten bij toepassing van het model van Leuz et al. (2003) suggereren dat er geen verschil is in

de mate van winststuring, ongeacht of de winst opwaarts of neerwaarts gestuurd wordt. Daartoe

berekenen we de absolute waarde bij de drie andere modellen (Modified Jones, DeAngelo en Teoh et

al.) (tabel9). Enkel het Modified Jones model maakt een significant onderscheid tussen de groepen

(0,06/2<0,05). Het feit dat dit onderscheid niet gevonden werd bij het model van Leuz et al., ligt allicht

in de rankings die de score van het aggregaat bepalen in plaats van de echte waarde.

Page 43: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

37

Tabel 9 : T-statistiek voor absolute waarden van de winststuringsproxy's

Group Statistics

ki=1, nki=0 N Mean Std. Deviation Std. Error Mean

abs DA Modified Jones niet-kennisintensief 7499 ,18990 ,441970 ,005104

kennisintensief 1387 ,21282 ,299849 ,008051

abs DA Teoh et al. niet-kennisintensief 7817 ,33130 4,547108 ,051430

kennisintensief 1476 ,30350 ,343636 ,008944

abs DeAngelo niet-kennisintensief 6546 ,19967 2,183772 ,026991

kennisintensief 1175 ,20187 ,378992 ,011056

Independent Samples Test

Levene's Test

for Equality of

Variances t-test for Equality of Means

F Sig. t df

Sig. (2-

tailed)

Mean

Differen

ce

Std. Error

Differenc

e

95% Confidence

Interval of the

Difference

Lower Upper

abs DA

Modified

Jones

Equal variances

assumed 2,042 ,153 -1,855 8884 ,064 -,0229 ,0123 -,0471 ,0013

Equal variances

not assumed

-2,405 2644 ,016 -,0229 ,0095 -,0416 -,0042

abs DA

Teoh et al.

Equal variances

assumed ,190 ,663 ,235 9291 ,814 ,0278 ,1184 -,2043 ,2599

Equal variances

not assumed

,533 8255 ,594 ,0278 ,0522 -,0745 ,1301

abs

DeAngelo

Equal variances

assumed ,064 ,801 -,034 7719 ,973 -,0022 ,0638 -,1274 ,1230

Equal variances

not assumed

-,075 7714 ,940 -,0022 ,0291 -,0593 ,0549

Bij het classificatiesysteem van Kwon en Yin (1998) is er ook een verschil in de absolute waarde van

de discretionaire accruals bij toepassing van het Modified Jones model maar ook bij toepassing van

het DeAngelo-model (0,97/2<0,05). Tabel 10 T-statistiek voor absolute waarden van de winststuringsproxy's bij classificatiesysteem van Kwon en Yin (1998)

Page 44: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

38

Group Statistics

ht=1,lt=0 N Mean Std. Deviation Std. Error Mean

abs DA Modified Jones 0 473 ,14855 ,590315 ,027143

1 1436 ,22131 ,503853 ,013296

abs DA Teoh et al. 0 479 ,38291 2,891864 ,132133

1 1538 ,30728 ,381654 ,009732

TA-TA-1/At-1 DeAngelo 0 418 ,41662 8,188510 ,400513

1 1220 ,02573 ,424456 ,012152

Independent Samples Test

Levene's Test

for Equality of

Variances t-test for Equality of Means

F Sig. t df

Sig. (2-

tailed)

Mean

Differenc

e

Std. Error

Differenc

e

95% Confidence

Interval of the

Difference

Lower Upper

abs DA

Modified

Jones

Equal variances

assumed 4,919 ,027 -2,60 1907 ,009 -,07275 ,02791 -,12750 -,01800

Equal variances

not assumed

-2,40

712,21

6 ,016 -,07275 ,03022 -,13209 -,01341

abs DA Teoh

et al.

Equal variances

assumed 3,048 ,081 ,999 2015 ,318 ,07562 ,07573 -,07289 ,22415

Equal variances

not assumed

,571 483,19 ,568 ,075629 ,132491 -,18469 ,33595

TA-TA-1/At-1

DeAngelo

Equal variances

assumed 6,673 ,010 1,662 1636 ,097 ,390889 ,235217 -,07047 ,85224

Equal variances

not assumed

,976 417,76 ,330 ,390889 ,400697 -,39674 1,17852

Voor de gebruikte regressies wordt eerst een correlatiematrix berekend. Er is een probleem van

multicollineariteit tussen onafhankelijke variabelen LEV (vreemd vermogen/totale activa) en onze

testvariabele intangible assets, de correlatie is groter dan 0,8 wat veel te hoog is. We vervangen LEV

door vreemd vermogen/eigen vermogen. Nu zijn alle correlaties klein (tabel). Om problemen met

multicollineariteit volledig uit te sluiten, berekenen we de VIF (de Variance Inflation Factor). Wanneer

die hoog is, wil dat zeggen dat de variantie van een schatter beïnvloed is door multicollineariteit en

dus dat die schatter gecorreleerd is met andere onafhankelijke variabelen. De VIF’s zijn een pak lager

Page 45: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

39

dan 10, dus multicollineariteit is hier geen probleem. Er is ook geen autocorrelatie in de residuen

( Durbin-Watson < 2).

In tabel 11 zien we dat wanneer we de invloed van immateriële vaste activa meten op een

dummyvariabele KI (1=kennisintensief, 0=niet-kennisintensief), dan zien we dat er geen signficant

verband is (p>0,05). In tabel zien we echter dat de invloed van materiële vaste activa op een

dummyvariabele (1=kennisintensief, 0=niet-kennisintensief), gecontroleerd voor de grootte van een

bedrijf (LNASSETS), wel significant is (p<0,05). Dit is in overeenstemming met Daley en Vigeland

(1983) die erop wijzen dat bedrijven die kosten voor onderzoek en ontwikkeling kapitaliseren, kleiner

zijn dan bedrijven die de kosten niet kapitaliseren. De mate van immateriële activa heeft een positieve

invloed en LNASSETS een negatieve. Bij het classificatiesysteem van Kwon en Yin (2006) is er een

significant verband voor immateriële activa, al dan niet geschaald voor totale activa. Dit bevestigt onze

hypothese dat een kennisintensief bedrijf meer immateriële activa heeft dan een niet-kennisintensief

bedrijf. Bovendien zijn die bedrijven kleiner.

Tabel 11 Invloed van immateriële activa op dummyKI ( ki=1, nki=0) en dummy HT (ht=1, nht=0)

Coefficientsa

Model

Unstandardized Coefficients

Standardized

Coefficients

t Sig. B Std. Error Beta

1 (Constant) ,161 ,004 42,136 ,000

INTASSETS 7,050E-10 ,000 ,017 1,639 ,101

a. Dependent Variable: KI

Coefficientsa

Model

Unstandardized Coefficients

Standardized

Coefficients

t Sig. B Std. Error Beta

1 (Constant) ,369 ,017 21,191 ,000

INTASSETS 2,176E-9 ,000 ,052 4,907 ,000

LNAssets -,015 ,001 -,128 -12,218 ,000

a. Dependent Variable:

KI

Coefficientsa

Page 46: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

40

Model

Unstandardized Coefficients

Standardized

Coefficients

T Sig. B Std. Error Beta

1 (Constant) ,766 ,009 81,010 ,000

INTASSETS 3,244E-9 ,000 ,055 2,512 ,012

a. Dependent Variable:

HT

Coefficientsa

Model

Unstandardized Coefficients

Standardized

Coefficients

T Sig. B

Std.

Error Beta

1 (Constant) 1,149 ,040 28,560 ,000

INTASSETS 8,521E-9 ,000 ,144 6,205 ,000

LNAssets -,030 ,003 -,227 -9,799 ,000

a. Dependent Variable: HT

In tabel 12 staan de resultaten van de tweede regressie. De mate van immateriële activa, geschaald

voor totale activa, heeft een significante invloed (p<0,05) op de grootte van discretionaire accruals.

Hoe minder immateriële activa, hoe meer abnormale accruals. LNASSETS heeft een significant

positieve invloed. Hoe groter een bedrijf, hoe groter de mate van winststuring. ROA en LEV hebben

ook een significant positieve coëfficiënt. Hoe groter het rendement op totale activa en hoe meer

vreemd vermogen t.o.v. schuld, hoe groter de abnormale accruals. Dit is ook logisch, als het

rendement op activa groot is, is het motief om die activa opwaarts te manipuleren, groter. De leeftijd

(AGE), groei (ΔSales) en financiële leverage (LEV) zijn niet significant van invloed op de afhankelijke

variabele. Dus we kunnen onze hypothese dat immateriële activa, geschaald voor totale activa

winststuring negatief beïnvloedt aanvaarden. Ons model verklaart 28% van de variantie.

Tabel 12 Resultaat regressie

Model Summary

Model R R Square Adjusted R Square

Std. Error of the

Estimate

1 ,526a ,277 ,274 ,258612434

a. Predictors: (Constant), LEV (VV/EV), CFO/At-1, ΔSales, TAX, 1 = high,

INTASSETS, Age, ROA, LNAssets, Market Capitalisation

Page 47: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

41

ANOVAb

Model Sum of Squares df Mean Square F Sig.

1 Regression 65,630 9 7,292 109,033 ,000a

Residual 171,615 2566 ,067

Total 237,245 2575

a. Predictors: (Constant), LEV (VV/EV), CFO/At-1, ΔSales, TAX, INTASSETS, Age, ROA, LNAssets,

Market Capitalisation

b. Dependent Variable: DA Modified Jones

Coefficientsa

Model

Unstandardized Coefficients

Standardized

Coefficients

t Sig. B Std. Error Beta

1 (Constant) -,201 ,038 -5,296 ,000

INTASSETS -,237 ,017 -,241 -13,979 ,000

LNAssets ,015 ,003 ,098 5,463 ,000

ROA ,006 ,000 ,275 15,432 ,000

Age 6,874E-5 ,000 ,011 ,648 ,517

ΔSales 2,912E-10 ,000 ,008 ,466 ,641

TAX ,036 ,015 ,043 2,446 ,014

Market Capitalisation 1,350E-12 ,000 ,052 2,848 ,004

CFO/At-1 -,338 ,015 -,383 -21,871 ,000

LEV (VV/EV) 2,463E-18 ,000 ,003 ,186 ,852

a. Dependent Variable: DA Modified Jones

Wanneer toegepast op het model van Teoh et al. en DeAngelo (in bijlage 7), zie je hetzelfde resultaat

wat de immateriële activa betreft. De significantie van de controlevariabelen verschilt. Dit is

waarschijnlijk te wijten aan het meetinstrument zelf. Het model van Teoh et al. meet abnormale

vlottende accruals en niet abnormale totale accruals zoals bij het Modified Jones model. DeAngelo

houdt geen rekening met het feit dat ook de niet-discretionaire accruals in de totale accruals omvat

zitten. Onze hypothese blijft echter robuust voor de drie modellen, ook al is de mate van winststuring

in het model van Teoh et al. en in het model van DeAngelo niet significant in ki-groep en nki-groep. Dit

toont ook dat immateriële activa een invloed hebben op winststuring, los van het feit dat

kennisintensieve bedrijven veel immateriële activa hebben.

7.4.3 Sensitiviteitsanalyse

Omdat er een effect van immateriële activa is op de mate van winststuring bij het model van DeAngelo

en het model van Teoh et al. terwijl er geen significant verschil is tussen de discretionaire accruals van

Page 48: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

42

de ki-groep en de nki-groep, moet er een invloed bestaan van immateriële activa, dat niets te maken

heeft met het feit of een bedrijf kennisintensief is of niet. Daartoe doen we de regressie opnieuw maar

voegen we de dummyvariabele KI toe (kennisintensief=1, niet-kennisintensief=0):

퐸푀 = 훽 +훽 퐾퐼 + 훽 퐼푁푇퐴푆푆퐸푇푆 − +훽 퐴퐺퐸 + 훽 훥푆퐴퐿퐸푆+ 훽 퐿퐸푉 + 훽 푅푂퐴 + 훽 퐿푁퐴푆푆퐸푇푆

+ 훽 푇퐴푋 + 훽 퐶퐹푂 + 휀

Bij test voor multicollineariteit blijkt dat er geen probleem is hiervoor. De correlatie tussen KI en EM is

niet te hoog (tabel 13). Het blijkt inderdaad dat immateriële activa een negatieve invloed hebben als

gecontroleerd wordt voor het geclassificeerd worden tot de ki-groep of de nki-groep. KI heeft een

positieve invloed. Dit wil ook zeggen dat andere eigenschappen van kennintensieve bedrijven een

invloed hebben op winststuring.

Tabel 13 Regressie met testvariabelen KI en INTASSETS

Model Summary

Model R R Square Adjusted R Square

Std. Error of the

Estimate

1 ,527a ,278 ,275 ,258402199

a. Predictors: (Constant), LEV (VV/EV), CFO/At-1, ΔSales, TAX,

INTASSETS, KI, Age, LNAssets, ROA, Market Capitalisation

ANOVAb

Model Sum of Squares df Mean Square F Sig.

1 Regression 65,975 10 6,598 98,807 ,000a

Residual 171,269 2565 ,067

Total 237,245 2575

a. Predictors: (Constant), LEV (VV/EV), CFO/At-1, ΔSales, TAX, INTASSETS, KI, Age, LNAssets, ROA,

Market Capitalisation

b. Dependent Variable: DA Modified Jones

Coefficientsa

Model

Unstandardized Coefficients

Standardized

Coefficients

t Sig. B Std. Error Beta

1 (Constant) -,211 ,038 -5,522 ,000

KI ,032 ,014 ,039 2,275 ,023

INTASSETS -,241 ,017 -,245 -14,139 ,000

LNAssets ,015 ,003 ,101 5,642 ,000

Page 49: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

43

ROA ,006 ,000 ,279 15,595 ,000

Age 8,696E-5 ,000 ,015 ,818 ,413

ΔSales 3,473E-10 ,000 ,009 ,556 ,578

TAX ,033 ,015 ,039 2,202 ,028

Market Capitalisation 1,275E-12 ,000 ,049 2,686 ,007

CFO/At-1 -,336 ,015 -,381 -21,790 ,000

LEV (VV/EV) 2,885E-18 ,000 ,004 ,219 ,827

a. Dependent Variable: DA Modified Jones

Tabel 14 Regressie met testvariabelen HT en INTASSETS

Model Summary

Model R R Square Adjusted R Square

Std. Error of the

Estimate

1 ,618a ,382 ,372 ,279724

a. Predictors: (Constant), LEV (VV/EV), CFO/At-1,INTASSETS, ΔSales,

Market Capitalisation, ht=1,lt=0, TAX, LNAssets, ROA, Age

ANOVAb

Model Sum of Squares df Mean Square F Sig.

1 Regression 30,437 10 3,044 38,899 ,000a

Residual 49,295 630 ,078

Total 79,731 640

a. Predictors: (Constant), LEV (VV/EV), CFO/At-1, INTASSETS, ΔSales, Market Capitalisation, HI,TAX ,

LNAssets, ROA, Age

b. Dependent Variable: DA Modified Jones

Page 50: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

44

Coefficientsa

Model

Unstandardized Coefficients

Standardized

Coefficients

t Sig. B Std. Error Beta

1 (Constant) -,296 ,091 -3,251 ,001

HT -,066 ,027 -,083 -2,497 ,013

INTASSETS -,345 ,026 -,431 -13,081 ,000

LNAssets ,029 ,007 ,146 4,015 ,000

ROA ,007 ,001 ,303 8,593 ,000

Age ,000 ,000 -,066 -1,770 ,077

ΔSales -3,180E-10 ,000 -,014 -,445 ,656

TAX ,040 ,032 ,041 1,253 ,211

Market Capitalisation 1,456E-12 ,000 ,053 1,556 ,120

CFO/At-1 -,419 ,044 -,330 -9,595 ,000

LEV (VV/EV) -1,479E-16 ,000 -,053 -1,484 ,138

a. Dependent Variable: DA Modified Jones

8. Besluit

Kennisintensieve en hoogtechnologische sectoren en bedrijven hebben doorgaans veel immateriële

activa waaronder onderzoek en ontwikkeling, maken diep gebruik van nieuwe technologieën, hebben

gespecialiseerde arbeidskrachten (human capital) en maken veel gebruik van innovatieve producten

en technieken (Kwon en Yin (2006)). Deze bedrijven houden er doorgaans conservatievere

accountingmethoden op na omdat zij sterk afhangen van externe investeerders waarvan zij het

vertrouwen moeten behouden. Accountingcijfers manipuleren zouden vervolgingen kunnen

teweegbrengen bij aandeelhouders of investeerders haken mogelijk af. Bovendien hebben deze

bedrijven met veel accountingstandaarden te maken waar zij moeten aan voldoen (Kwon et al.

(2006)). Kennisintensieve bedrijven zouden vooral conservatief zijn in het boeken van onderzoeks- en

ontwikkelingskosten (Pozza et al. (2008), Oswald (2008)). Zij brengen deze kosten gemakkelijker

onder in de resultatenrekening dan in de balans, waardoor het resultaat in de balans lager is.

Onderzoeks- en ontwikkelingskosten zijn een onderdeel van immateriële vaste activa. Gecontroleerd

voor gekende winststuringsmotieven, hebben wij gevonden dat immateriële vaste activa een

negatieve invloed hebben op winststuring, gemeten via het Modified Jones model. Bovendien hebben

kennisintensieve en hoogtechnologische bedrijven volgens hetzelfde model negatieve discretionaire

accruals tegenover positieve discretionaire accruals voor niet-kennisintensieve en laagtechnologische

Page 51: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

45

bedrijven, wat in lijn is met het conservatieve accountinghypothese. Dit resultaat bekwamen wij echter

niet voor twee andere modellen (model van Teoh et al. en DeAngelo-model). In navolging van

Dechow et al. (1994) denken wij dat er bij het DeAngelo-model te veel ruis is. Het model maakt geen

onderscheid tussen niet-discretionaire en discretionaire accruals. In het model van Teoh et al. worden

enkel de korte termijn-accruals gemeten. Dit kan tot een onderschatting van de resultaten leiden

waardoor resultaten niet-significant worden.

Wij hebben kennisintensieve en hoogtechnologische bedrijven opgesplitst o.b.v. NAICS-codes van

Baldwin en Gellatly (1998) en Kwon en Yin (2006). De classificering van Kwon en Yin (2006) bleek de

duidelijkste resultaten op te leveren. Bij deze laatste vonden we wel significante verschillen bij de

andere modellen.

In dit werkstuk is enkel winststuring gemeten o.b.v. accruals. Er zijn echter aanwijzingen dat

kennisintensieve bedrijven aan winststuring doen via het manipuleren van echte activiteiten. Bedrijven

kunnen kosten trachten te minimaliseren en zo de winst opdrijven of omgekeerd. Osma en Young

(2002) vinden dat aan de winst van hoog R&D-intensieve bedrijven, opgesmukt door onverwacht

verminderde R&D investering, minder waarde wordt gehecht door investeerders. Deze waarde

verschilt naargelang de belangrijkheid van R&D investeringen voor een bedrijf. Laag R&D intensieve

bedrijven zouden hun R&D investeringen meer terugschroeven dan hoog R&D intensieve bedrijven.

De reden die Osma en Young (2002) hiervoor aanhalen is dat dit soort bedrijven minder nood hebben

om aan winstverwachtingen te voldoen omdat deze investeringen een te belangrijke bron van waarde

is voor deze bedrijven. Om een volledig idee van winststuring bij deze bedrijven te krijgen, zou deze

manipulatie ook moeten onderzocht worden.

Een andere beperking aan ons onderzoek is dat wij niet de invloed van alle karakteristieken van

kennisintensieve en hoogtechnologische bedrijven kunnen onderzoeken hebben. Interessant zou zijn

om alle karakteristieken in kaart te brengen en dan via een regressie te onderzoeken welke

karakteristieken het zijn die de winst beïnvloeden bij deze bedrijven. Wij bekwamen reeds dat

immateriële activa een invloed hebben. Wanneer we een dummyvariabele aan onze regressie

toevoegen die een bedrijf tot één van de twee groepen classificeert, hebben we nog steeds een

significante invloed van immateriële activa. Dit wil zeggen dat er nog meer eigenschappen van deze

bedrijven de winst sturen. Anderzijds wijst het er ook op dat immateriële activa op zich winst

(neerwaarts) sturen.

Page 52: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

IV

Literatuurlijst.

Baber W., Fairfield P. en Haggard J., 1991, The Effect of concern about Reported Income on

Discretionary Spending: Decisions: The Case of Research and Development, The Accounting Review,

jg. 66, nr. 4, oktober 1991, 818 – 829.

Baldwin J.R. en Gellatly G., 1998, Are there high-tech industries or only high-tech firms? Evidence

from new technology-based firms, December 1998, Canada Statistics

Ballester M., Garcia-Auyso M. en Livnat J., 2003, The economic value of the R&D intangible asset,

European Accounting Review, jg. 12, nr. 4, december 2003, 605-633.

Barth M., Landsman W., Lang M., Williams C., 2006, Accounting Quality: International Accounting

Standards and US GAAP, UNC Working Paper

Bartov E., The Timing of Asset Sales and Earnings Manipulation, The Accounting Review, jg. 68, nr. 4,

oktober 1993, 840-855.

Bartov E., Ivoly, D. en Hayn, C., 2002, The rewards to meeting or beating earnings expectations,

Journal of Accounting and Economics, 2002,. 173 – 204.

Bartov E., Gul F. en Tsui J., 2001, Discretionary-accruals models and audit qualifications, Journal of

Accounting and Economics, jg. 30, nr. 3, december 2000, 421 – 452.

Beatty A.L., Ke B. en Petroni K.R., Earnings management to avoid earnings declines across publicly

and privately held banks, The Accounting Review, jg 77, nr. 3, 299-326

Becker C., Defond M., Jiambalvo J., Subramanyam K.R., The effect of audit quality on earnings

management, Contemporary Accounting Research, jg. 15, nr. 1, lente 1998, 1-24

Beneish, M (2001, april). ‘Earnings Management: A Perspective’ (WWW). Gregg Gordon:

http://papers.ssrn.com (02.04.2008)

Burgstahler D. en Dichev I., 1997, ‘Earnings management to avoid earnings decreases and losses ,

Journal of Accounting and Economics, 1997, 99 - 126.

Burgstahler D. en Eames M., 2006, Management of Earnings and Analysts’ Forecasts to Achieve

Zero and Small Positive Earnings Surprises, Journal of Business Finance & Accounting, 2006, 633 -

652.

Bushee B., The Influence of Institutional Investors on Myopic R&D Investment Behavior, The

Accounting Review, jg. 73, nr. 3, juli 1998, 305-333.

Cahan S., 1992, The Effect of Antitrust Investigations on Discretionary Accruals: A Refined Test of the

Political-Cost Hypothesis, The Accounting Review, jg. 67, nr. 1, januari 1992, 77 - 95.

Chambers, D.J., Jennings R. en Thompson R.B., 2001, Managerial Discretion and Accounting for

Research and Development Costs, Review of Accounting Studies, jg. 7, 2002, 133-158.

Page 53: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

V

Chan L., Lakonishok J. en Sougiannis T., 2001, The Stock Market Valuation of Research and

Development Expenditures, jg 56, nr. 6, 2001, 2431-2456.

Chandra U., Wasley C. en Waymire G., Income Conservatism in the U.S. Technology Sector, The

Bradley Policy Research Center Financial Research and Policy, Working Paper, januari 2004

Cheng Q. en Warfield T., 2005, Equity Incentives and Earnings Management,

The Accounting Review, jg 80, nr. 2, 441-476

Clinch G., Emolyee compensation and Firms’ Research and Development Acitivity, Journal of

Accounting Research, jg. 29, nr. 1, 1991, 59-78.

Cooper J. en Selto F., An experimental examination of the effects of SFAS No. 2 on R&D investment

decisions, Accounting, Organizations and Society, jg. 16, nr. 3, 1991, 227-242.

Coppens P. en Peek E., 2005, An analysis of earnings management by European private firms,

Journal of International Accounting, Auditing and Taxation, 2005, 1 - 17.

Daniel N., Denis D. en Naveen L., 2007, Do firms manage earnings to meet dividend thresholds?,

Journal of Accounting and Economics, 2008, 2 - 26.

DeAngelo H., DeAngelo L. en Skinner D., 1994, Accounting choice in troubled companies, jg. 17,

januari 1994, 116 - 143.

DeAngelo L., 1986, Accounting Numbers as Market Valuation Substitutes: A Study of Management

Buyouts of Public Stockholders, The Accounting Review, jg. 61, nr. 3, juli 1986, 400 - 420.

Dechow P., 1994, Accounting earnings and cash flows as measures of firm performance The role of

accounting accruals, Journal of International Accounting, 1994, 3 -42.

Dechow P. en Schrand C., 2004, Earnings Quality, Research Foundation Publications, juli 2004, 1 -

152.

Dochow P. en Sloan R., 1991, Executive incentives and the horizon problem: An empirical

investigation, Journal of Accounting and Economics, jg. 14, nr. 1, maart 1991, 51-89.

Dechow P., Sloan R. en Sweeney A., 1995, Detecting Earnings Management, The Accounting Review,

jg. 70, nr. 2, april 1995, 193 - 225.

DeFond M. en Jiambalvo J., 1994, Debt covenant violation and manipulation of accruals, Journal of

Accounting and Economics, januari 1994, 145 - 176.

Degeorge F., Patel J. en Zeckhauser R., 1991, Earnings Management to Exceed Thresholds, The

Journal of Business, nr. 1, 1991, 1 -33.

Fama E. en Jensen M.C., 1983, Separation of ownership and control, Journal of Law and Economics,

nr. 26, juni 1983, 301-325.

Francis J. en Schipper K., 1999, Have financial statements lost their relevants?, Journal of Accounting

Research, jg. 37, nr. 2, lente 1999, 319-352

Page 54: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

VI

Gorman G. en McCarthy S., 2006, Business Development Support and Knowledge-Based Businesses,

The Journal of Technology Transfer, jg. 31, nr. 1, januari 2006, 131-143.

Guay W., Kothari S. en Watts R., 1996, A Market-Based Evaluation of Discretionary Accrual Models,

Journal of Accounting Research, jg. 34, 1996, 93 - 105.

Gunny K., 2005, What are the Consequences of Real Earnings Management? Working paper,

University of Colorado.

Graham J., Harvey C. en Rajgopal S., 2005, The economic implications of corporate financial

reporting, Journal of Accounting and Economics, jg. 40, nr. 1, december 2005, 3 - 73.

Healy M. en Wahlen J., 1999, A Review of the Earnings Management Literature and Its Implications

for Standard Setting, Accounting Horizons, nr. 4, 1999, 365 - 383.

Healy P., 1985, The effect of bonus schemes on accounting decisions, Journal of Accounting and

Economics, jg. 7, 1985, 85-107.

Healy P. en Palepu K., 1990, Effectiveness of accounting-based dividend covenants, Journal of

Accounting and Economics, jg. 12, januari 1990, 97 - 123.

Herrmann D., Inoue T. en Thomas W., 2003, The Sale of Assets to Manage Earnings in Japan,

Journal of Accounting Research, jg. 41, nr. 1, januari 2003, 89 - 109.

Holthausen R., Larcker D. en Sloan R., Annual bonus schemes and the manipulation of earnings,

Journal of Accounting and Economics, jg. 19, februari 1995, 29 - 74.

International Accounting Standards Committee

Jaggi B., Lee P., Earnings Management Response to Debt Covenant Violations and Debt

Restructuring, jg. 17, nr. 4, najaar 2002, 295 - 324

Jones J., 1991, Earnings Management During Import Relief Investigations, Journal of Accounting

Research, jg. 29, nr. 2, 1991, 193 - 228.

KPMG, 1995, The computer software industry in Canada: Survey of corporate and financial reporting

Kwon S., Financial analysts' forecast accuracy and dispersion: high-tech versus low-tech stocks,

Review of quantitative finance and accounting, jg. 9, nr. 1, 2002, p65-92

Kwon S., Yin Q., Executive compensation, investment opportunities, and Earnings Management: high-

tech firms versus low-tech firms, Journal of accounting auditing and finance, jg. 21, nr. 2, 2006, 119-

148

Kwon S., Yin Q. en Han J., The effect of differential accounting conservatism on the "over-valuation" of

high-tech firms relative to low-tech firms, Review of Quantitative Finance and Accounting, jg. 27, nr. 2,

september 2006, 143-173

Landry S., Callimaci A., 2003, The effect of management incentives and cross-listing status on the

accounting treatment of R&D spending, jg 12, nr. 2, 2003, 131-152.

Page 55: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

VII

Lee F. en Has H.,A Quantitative Assessment of High-Knowledge Industries Versus Low-Knowledge

Industries in The Implications of Knowledge-Based Growth for Micro-Economic Policies, Ottawa:

Ministry of Supply and Services Canada, 1996.

Leuz C., Nanda D. en Wysocki P., 2003, Earnings management and investor protection: an

international comparison, jg. 69, 2003, 505-527.

Lev B., Sougiannis T., 1995, The capitalization, amortization, and value-relevance of R&D, Journal of

Accounting and Economics, jg. 21, april 1996, 107-138.

Liberty S. en Zimmerman J., 1986, Labor Union Contract Negotiations and Accounting Choices, in:

The Accounting review, American Accounting Association, 692 - 712.

Martín-de-Castro G., López-Sáez P. en Navas-López J., 2008, Processes of knowledge creation in

knowledge-intensive firms: Empirical evidence from Boston’s Route 128 and Spain, Technovation, jg.

28, nr. 4, april 2008, 222- 230.

McNichols M. en Wilson P., 1988, Evidence of Earnings Management from the Provision for Bad

Debts, Journal of Accounting Research, jg. 26, 1988, 1 - 31.

McNichols M., 2000, Research design issues in earnings management studies, Journal of Accounting

and Public Policy, jg. 19, 313 - 345.

Osma B., Young S., 2006, R&D expenditure and earnings targets, Working Paper, University of

Lancaster.

Oswald R., 2007, The Determinants and Value Relevance of the Choice of Accounting for Research

and Development Expenditures in the United Kingdom, Journal of Business Finance & Accounting, jg.

35, nr. 1 en 2, januari/maart 2008, 1-24.

Othman H. B. en Zeghal D., 2006, A Study of Earnings-management Motives in the Anglo-American

and Euro-Continental Accounting Models: The Canadian and French Cases, International Journal of

Accounting, jg. 41, nr. 4, december 2006, 406 – 435.

Peasnell K.V., Pope P.F. en Young, S., Detecting earnings management using cross-sectional

abnormal accruals models, Accounting and Business Research, jg 30, 2000, nr. 4, 313-326

Penman H.S. en Zhang, X.-J., 1999, Accounting Conservatism, the Quality of Earnings, and Stock

Returns, Working paper, Columbia University.

Perry S., en Grinaker R., 1994, Earnings Expectations and Discretionary Research and Development

Spending, Accounting Horizons 8, 43-51

Pozza L., Prencipe A. en Markarian G., 2008, Earnings Management in Family Firms: Evidence From

R&D Cost Capitalization in Italy, Family Business Review, jg. 21, nr. 1, februari 2008, 71 -88.

Roychowdhury S., 2006, Earnings management through real activities manipulation, Journal of

Accounting and Economics, jg. 42, december 2006, 335–370

Page 56: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

VIII

Smith K., 2002, What is the ‘knowledge economy’? Knowledge intensity and distributed knowledge

bases, discussiepaper van The United Nations University, Institute for New Technologies

Subramanyam K., 1996, The pricing of discretionary accruals, Journal of Accounting and Economics,

jg. 22, augustus - december 1996, 249 - 281.

Suk Yoon S. en Miller G., 2002, Earnings Management of seasoned equity offering firms in Korea, jg.

37, nr. 1, januari 2002, 57-78.

Teoch S., Welch I. en Wong T., Earnings management and the underperformance of seasoned equity

offerings, Journal of Financial Economics, nr. 1, 1998, 63 - 99.

Thompson Lightstone & Co. Ltd., Small and Medium Sized Business in Canada: An Ongoing

Perspective of Their Needs, Expectations and Satisfaction with Financial Institutions, 1998

Thomas J.K. en Zhang, H., 2002, Value-relevant properties of smoothed earnings, Columbia

University Working Paper.

Van Amerongen F., Terminologie Financieel Management. Heemstede, Kluwer, 2001, p. 9 - 500.

Van Tendeloo B., Vanstraelen A., Earnings Management and Audit Quality in Europe: Evidence from

the Private Client Segment Market, European Accounting Review, jg. 17, nr. 3, 2008, 447-469

Van Tendeloo B., Vanstraelen A., Earnings management under German GAAP versus IFRS,

European Accounting Review, jg. 14, nr. 1, mei 2005, 155-180

Wang S., D’Souza J., 2006, Earnings Management: The Effect of Accounting Flexibility on R&D

Investment Choices, London School Research Paper Series #33-06

Watts R. en Zimmerman J., 1986, Positive Accounting Theory, Prentice-Hall, Englewood Cliffs, NJ.

Wijnen K., Janssens W., De Pelsmaecker P. en Van Kenhove P., Marktonderzoek met SPSS,

statistische verwerking en interpretative, 2002

Page 57: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

IV

APPENDIX

Bijlage 1: NAICS Code

NAICS Code Industrieclassificatie o.b.v. Canada Statistics

221111 Hydro-Electric Power Generation

221112 Fossil-Fuel Electric Power Generation

221113 Nuclear Power Generation

221119 Other Electric Power Generation

221121 Electric Bulk Power Transmission and Control

221122 Electric Power Distribution

324110 Petroleum Refineries

324121 Asphalt Paving Mixture and Block M anufacturing

324190 Other Petroleum and Coal Products Manufacturing

325110 Petrochemical Manufacturing

325120 Industrial Gas Manufacturing

325130 Synthetic Dye and Pigment Manufacturing

325181 Alkali and Chlorine Manufacturing

325189 All Other Basic Inorganic Chemical Manufacturing

325190 All Other Basic Organic Chemical Manufacturing

325210 Resin and Synthetic Rubber Manufacturing

325313 Chemical Fertilizer (except Potash) Manufacturing

325314 Mixed Fertilizer Manufacturing

325320 Pesticide and Other Agricultural Chemical Manufacturing

325410 Pharmaceutical and Medicine Manufacturing

325520 Adhesive Manufacturing

325599 All Other Miscellaneous Chemical Product Manufacturing

325910 Printing Ink Manufacturing

325920 Explosives Manufacturing

325991 Custom Compounding of Purchased Resins

325999 All Other Miscellaneous Chemical Product Manufacturing

332991 Ball and Roller Bearing Manufacturing

333110 Agricultural Implement Manufacturing

333120 Construction Machinery Manufacturing

333130 Mining and Oil and Gas Field Machinery Manufacturing

333210 Sawmill and Woodworking Machinery Manufacturing

333220 Rubber and Plastics Industry Machinery Manufacturing

333291 Paper Industry Machinery Manufacturing

333299 All Other Industrial Machinery Manufacturing

333310 Commercial and Service Industry Machinery Manufacturing

Page 58: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

V

333413 Industrial and Commercial Fan and Blower and Air

Purification Equipment

333416 Heating Equipment and Commercial Refrigeration

Equipment Manufacturing

333611 Turbine and Turbine Generator Sets Units Manufacturing

333619 Other Engine and Power Transmission Equipment

Manufacturing

333910 Pump and Compressor Manufacturing

333920 Material Handling Equipment Manufacturing

333990 All Other General-Purpose Machinery Manufacturing

334110 Computer and Peripheral Equipment Manufacturing

334210 Telephone Apparatus Manufacturing

334220 Radio and Television Broadcasting and Wireless

Communications

334290 Other Communications Equipment Manufacturing

334310 Audio and Video Equipment Manufacturing

334410 Semi-Conductor and Other Electronic Component

Manufacturing

334511 Navigational and Guidance Instruments Manufacturing

334512 Measuring, Medical and Controlling Devices Manufacturing

335311 Power Distribution and Specialty Transformers

Manufacturing

335312 Motor and Generator Manufacturing

335315 Switchgear and Switchboard, and Relay and Industrial

Control Apparatus

335920 Communication and Energy Wire and Cable Manufacturing

336320 Motor Vehicle and Electronic Equipment Manufacturing

336410 Aerospace Products and Parts Manufacturing

486110 Pipeline Transportation of Crude Oil

486210 Pipeline Transportation of Natural Gas

486910 Pipeline Transportation of Refined Petroleum Products

486990 All Other Pipeline Transportation

511210 Software Publishers

512110 Motion Picture and Video Production

512190 Post-Production and Other Motion Picture and Video

Industries

513210 Pay and Specialty Television

513220 Cable and Other Program Distribution

513310 Wired Communications Carriers

513320 Wireless Communications Carriers (Except Satellite)

513330 Telecommunications Resellers

513340 Satellite Communications

513390 Other Telecommunications

Page 59: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

VI

514210 Data Processing Services

541310 Architectural Services

541320 Landscape Architectural Services

541330 Engineering Services

541340 Drafting Services

541360 Geophysical Surveying and Mapping Services

541370 Surveying and Mapping (Except Geophysical) Services

541380 Testing Laboratories

541510 Computer Systems Design and Related Services

541620 Environmental Consulting Services

541690 Other Scientific and Technical Consulting Services

541710 Research and Development in the Physical, Engineering and

Life Sciences

Page 60: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

VII

Bijlage 2: tabel 13 – definitie kennisintensieve sectoren van industry Canada

Page 61: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

VIII

Bijlage 3: Enkele van de R&D en human capital factoren waarop Lee en Has (1996) zich baseren om kennisintensieve sectoren aan te wijzen:

The ratio of industry R&D spending to the value of industry output.

Ratio of total R&D employees to total employees.

Ratio of professional (scientist, engineer,...) to total employees.

Post secondary educated workers as a percent of total employees.

Workers who are university educated in professional disciplines (scientists, management

specialist, lawyers, engineers..) as a percent of total employees.

Employed scientist and engineers as a percent of total work force.

Page 62: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

IX

Bijlage 4: 3-digit SIC-code van hightech en niet-hightech bedrijven (Kwon en yin 2002)

Hightech bedrijven

283 Drugs

355 Special Industry Machinery

357 Computer and Office Equipment

362 Electrical Industrial Apparatus

363 Household Appliances

364 Electric Lighting and Wiring Equipment

365 Household Audio and Video Equipment

366 Communications Equipment

367 Electronic Components and Accessories

369 Misc. Electrical Equipment and Supplies

382 Measuring and Controlling Devices

481 Telephone Communications

489 Communications Services, NEC

573 Radio, TV, and Electronic Stores

737 Computer and Data Processing Services

Low-tech bedrijven

160 Heavy Construction, Excluding Building

170 Special Trade Contractors

202 Dairy Products

220 Textile Mill Products

240 Lumber and Wood Products

245 Wood Buildings and Mobile Homes

260 Paper and Allied Products

300 Rubber and Misc. Plastics Products

308 Misc. Plastics Products

331 Blast Furnace and Basic Steel Products

356 General Industrial Machinery and Equipment

371 Motor Vehicles and Equipment

399 Misc. Manufacturing Industries

451 Scheduled Air Transportation

541 Grocery Stores

Page 63: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

X

Bijlage 5 : Resultaat regressie Modified Jones model

Coefficientsa

NAICS

2-digit Model

Unstandardized

Coefficients

Standardized

Coefficients

t Sig.

Collinearity

Statistics

B Std. Error Beta Tolerance VIF

4 1 (Constant) ,008 ,076 ,103 ,919

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,046 ,143 -,085 -,323 ,751 ,924 1,082

PPE/At-1 -,187 ,229 -,214 -,814 ,428 ,924 1,082

11 1 (Constant) ,014 ,022 ,652 ,516

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,577 ,143 -,400 -4,045 ,000 ,927 1,078

PPE/At-1 -,149 ,071 -,209 -2,111 ,037 ,927 1,078

21 1 (Constant) -,010 ,018 -,587 ,559

(ΔREV-ΔREC)/At-1 ,245 ,110 ,247 2,239 ,028 ,956 1,046

PPE/At-1 -,064 ,029 -,241 -2,188 ,032 ,956 1,046

22 1 (Constant) -,014 ,027 -,527 ,599

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,718 ,117 -,481 -6,125 ,000 ,925 1,081

PPE/At-1 -,021 ,032 -,052 -,667 ,506 ,925 1,081

23 1 (Constant) ,009 ,014 ,649 ,517

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,103 ,091 -,053 -1,131 ,259 ,991 1,009

PPE/At-1 -,046 ,034 -,064 -1,356 ,176 ,991 1,009

31 1 (Constant) -,018 ,008 -2,141 ,033

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,144 ,028 -,185 -5,078 ,000 ,996 1,004

PPE/At-1 -,068 ,018 -,135 -3,698 ,000 ,996 1,004

32 1 (Constant) -,070 ,010 -6,852 ,000

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,087 ,044 -,068 -1,993 ,047 ,907 1,103

PPE/At-1 ,080 ,024 ,113 3,292 ,001 ,907 1,103

33 1 (Constant) ,309 ,010 31,909 ,000

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,753 ,005 -2,006 -150,182 ,000 ,216 4,628

PPE/At-1 -1,329 ,012 -1,493 -111,790 ,000 ,216 4,628

42 1 (Constant) -,002 ,009 -,192 ,848

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,211 ,034 -,228 -6,229 ,000 ,997 1,003

PPE/At-1 -,076 ,036 -,078 -2,123 ,034 ,997 1,003

44 1 (Constant) -,024 ,015 -1,572 ,118

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,225 ,083 -,200 -2,713 ,007 ,999 1,001

Page 64: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

XI

PPE/At-1 -,037 ,032 -,085 -1,147 ,253 ,999 1,001

45 1 (Constant) -,016 ,047 -,344 ,732

(ΔREV-ΔREC)/At-1 ,206 ,091 ,257 2,274 ,025 ,816 1,226

PPE/At-1 -,153 ,161 -,108 -,951 ,344 ,816 1,226

48 1 (Constant) -,025 ,014 -1,828 ,069

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,134 ,037 -,292 -3,660 ,000 ,554 1,806

PPE/At-1 -,056 ,021 -,212 -2,658 ,008 ,554 1,806

49 1 (Constant) -,201 ,218 -,920 ,366

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -2,503 ,811 -,489 -3,085 ,005 ,988 1,012

PPE/At-1 ,936 ,589 ,252 1,588 ,124 ,988 1,012

51 1 (Constant) -,062 ,013 -4,913 ,000

(ΔREV-ΔREC)/At-1 ,090 ,036 ,094 2,495 ,013 ,932 1,073

PPE/At-1 ,007 ,044 ,006 ,167 ,868 ,932 1,073

52 1 (Constant) ,086 ,032 2,727 ,007

(ΔREV-ΔREC)/At-1 ,192 ,072 ,187 2,680 ,008 ,992 1,008

PPE/At-1 -,382 ,103 -,260 -3,724 ,000 ,992 1,008

53 1 (Constant) ,038 ,028 1,359 ,176

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,393 ,082 -,335 -4,815 ,000 ,989 1,011

PPE/At-1 -,164 ,034 -,336 -4,841 ,000 ,989 1,011

54 1 (Constant) -,047 ,015 -3,138 ,002

(ΔREV-ΔREC)/At-1 ,213 ,026 ,322 8,190 ,000 ,942 1,061

PPE/At-1 -,017 ,069 -,010 -,250 ,803 ,942 1,061

55 1 (Constant) -,008 ,032 -,245 ,806

(ΔREV-ΔREC)/At-1 ,090 ,168 ,015 ,533 ,594 ,981 1,019

PPE/At-1 -,017 ,087 -,005 -,195 ,845 ,981 1,019

56 1 (Constant) -,060 ,030 -2,025 ,045

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,348 ,106 -,300 -3,286 ,001 1,000 1,000

PPE/At-1 ,048 ,159 ,028 ,302 ,763 1,000 1,000

62 1 (Constant) ,006 ,050 ,120 ,905

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,537 ,301 -,223 -1,785 ,079 ,962 1,039

PPE/At-1 -,082 ,092 -,111 -,892 ,376 ,962 1,039

71 1 (Constant) -,065 ,028 -2,309 ,022

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,112 ,053 -,177 -2,127 ,035 1,000 1,000

PPE/At-1 ,008 ,045 ,016 ,186 ,852 1,000 1,000

Page 65: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

XII

72 1 (Constant) -,062 ,025 -2,492 ,014

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,176 ,152 -,105 -1,152 ,252 ,919 1,088

PPE/At-1 ,012 ,034 ,031 ,340 ,735 ,919 1,088

81 1 (Constant) ,264 1,039 ,254 ,842

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -1,205 1,677 -,805 -,719 ,603 ,526 1,902

PPE/At-1 -1,369 2,853 -,537 -,480 ,715 ,526 1,902

92 1 (Constant) ,091 ,223 ,407 ,696

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,450 1,421 -,332 -,317 ,761 ,111 9,005

PPE/At-1 -,217 ,336 -,677 -,645 ,539 ,111 9,005

a. Dependent Variable: TA/At-1

Page 66: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

XIII

Bijlage 6 : Resultaat regressie vlottend-accrua model

Coefficientsa

NAICS

2-digit Model

Unstandardized

Coefficients

Standardized

Coefficients

t Sig.

Collinearity

Statistics

B Std. Error Beta Tolerance VIF

4 1 (Constant) ,084 ,103 ,822 ,424

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,230 ,192 -,307 -1,197 ,250 ,924 1,082

PPE/At-1 -,123 ,307 -,102 -,399 ,695 ,924 1,082

11 1 (Constant) -,172 ,033 -5,290 ,000

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,190 ,159 -,090 -1,196 ,234 ,960 1,042

PPE/At-1 ,870 ,101 ,650 8,620 ,000 ,960 1,042

21 1 (Constant) ,030 ,021 1,467 ,146

(ΔREV-ΔREC)/At-1 ,057 ,045 ,138 1,283 ,203 ,984 1,016

PPE/At-1 -,043 ,034 -,136 -1,266 ,209 ,984 1,016

22 1 (Constant) ,014 ,015 ,964 ,337

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,203 ,064 -,272 -3,184 ,002 ,925 1,081

PPE/At-1 -,024 ,017 -,121 -1,410 ,161 ,925 1,081

23 1 (Constant) ,026 ,013 1,975 ,049

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,168 ,090 -,087 -1,865 ,063 ,992 1,008

PPE/At-1 -,037 ,033 -,052 -1,116 ,265 ,992 1,008

31 1 (Constant) ,004 ,008 ,547 ,585

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,135 ,025 -,195 -5,352 ,000 ,998 1,002

PPE/At-1 -,009 ,018 -,019 -,512 ,609 ,998 1,002

32 1 (Constant) -,030 ,010 -2,974 ,003

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,134 ,040 -,111 -3,381 ,001 ,930 1,075

PPE/At-1 ,124 ,024 ,169 5,133 ,000 ,930 1,075

33 1 (Constant) ,334 ,009 35,552 ,000

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,742 ,005 -1,951 -150,024 ,000 ,217 4,612

PPE/At-1 -1,239 ,012 -1,374 -105,644 ,000 ,217 4,612

42 1 (Constant) ,018 ,009 1,876 ,061

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,214 ,033 -,235 -6,508 ,000 ,995 1,005

PPE/At-1 -,020 ,035 -,021 -,573 ,567 ,995 1,005

44 1 (Constant) ,029 ,014 2,029 ,044

(ΔREV-ΔREC)/At-1 ,071 ,041 ,143 1,703 ,090 ,729 1,371

Page 67: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

XIV

PPE/At-1 -,069 ,029 -,199 -2,372 ,019 ,729 1,371

45 1 (Constant) ,033 ,045 ,747 ,457

(ΔREV-ΔREC)/At-1 ,128 ,081 ,179 1,582 ,117 ,815 1,228

PPE/At-1 -,126 ,153 -,093 -,824 ,412 ,815 1,228

48 1 (Constant) ,018 ,018 ,959 ,338

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,150 ,048 -,248 -3,093 ,002 ,554 1,806

PPE/At-1 -,047 ,028 -,136 -1,699 ,090 ,554 1,806

49 1 (Constant) -,076 ,205 -,370 ,714

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -2,545 ,807 -,493 -3,154 ,004 ,991 1,009

PPE/At-1 ,577 ,467 ,193 1,237 ,226 ,991 1,009

51 1 (Constant) -,006 ,012 -,502 ,615

(ΔREV-ΔREC)/At-1 ,037 ,032 ,043 1,173 ,241 ,944 1,059

PPE/At-1 ,052 ,041 ,046 1,252 ,211 ,944 1,059

52 1 (Constant) ,104 ,043 2,412 ,017

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,244 ,062 -,268 -3,927 ,000 1,000 1,000

PPE/At-1 -,240 ,144 -,114 -1,673 ,096 1,000 1,000

53 1 (Constant) ,038 ,023 1,680 ,095

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,244 ,067 -,268 -3,633 ,000 ,989 1,011

PPE/At-1 -,068 ,028 -,181 -2,449 ,015 ,989 1,011

54 1 (Constant) ,016 ,019 ,834 ,404

(ΔREV-ΔREC)/At-1 ,052 ,031 1,494 1,679 ,094 ,001 1717,648

PPE/At-1 ,056 ,074 ,666 ,748 ,455 ,001 1717,648

55 1 (Constant) ,033 ,032 1,023 ,306

(ΔREV-ΔREC)/At-1 ,066 ,128 ,014 ,513 ,608 ,984 1,016

PPE/At-1 ,006 ,087 ,002 ,071 ,943 ,984 1,016

56 1 (Constant) ,132 ,107 1,233 ,220

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,434 ,344 -,108 -1,261 ,209 ,997 1,003

PPE/At-1 -,352 ,481 -,063 -,731 ,466 ,997 1,003

61 1 (Constant) ,204 ,000 . .

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,116 ,000 -,714 . . ,759 1,318

PPE/At-1 -3,507 ,000 -1,133 . . ,759 1,318

62 1 (Constant) ,094 ,047 1,975 ,052

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,860 ,298 -,327 -2,891 ,005 ,987 1,013

PPE/At-1 -,202 ,081 -,281 -2,485 ,016 ,987 1,013

Page 68: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

XV

71 1 (Constant) ,003 ,026 ,132 ,896

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,133 ,049 -,198 -2,711 ,007 1,000 1,000

PPE/At-1 -,040 ,038 -,076 -1,045 ,297 1,000 1,000

72 1 (Constant) -,005 ,023 -,223 ,824

(ΔREV-ΔREC)/At-1 ,033 ,124 ,024 ,269 ,788 ,912 1,097

PPE/At-1 -,009 ,031 -,027 -,298 ,766 ,912 1,097

81 1 (Constant) ,230 ,323 ,710 ,509

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,441 ,393 -,605 -1,123 ,312 ,551 1,816

PPE/At-1 -,767 1,028 -,402 -,746 ,489 ,551 1,816

92 1 (Constant) ,129 ,235 ,549 ,600

(ΔREV-ΔREC)/At-1 -,636 1,499 -,462 -,424 ,684 ,111 9,005

PPE/At-1 -,219 ,355 -,672 -,618 ,556 ,111 9,005

a. Dependent Variable: CA/At-1

Page 69: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

XVI

Bijlage 7: Regressie met als afhankelijke variabele EM-proxy van Teoh et al.

ANOVAb

Model Sum of Squares df Mean Square F Sig.

1 Regression 51,441 9 5,716 138,012 ,000a

Residual 106,226 2565 ,041

Total 157,667 2574

a. Predictors: (Constant), LEV (VV/EV), CFO/At-1, ΔSales, TAX, INTASSETS, Age, ROA,

LNAssets, Market Capitalisation

b. Dependent Variable: DA Teoh et al.

Coefficientsa

Model

Unstandardized

Coefficients

Standardized

Coefficients

t Sig.

Collinearity

Statistics

B Std. Error Beta Tolerance VIF

1 (Constant) ,355 ,030 11,877 ,000

INTASSETS -,091 ,013 -,113 -6,781 ,000 ,946 1,057

LNAssets -,004 ,002 -,036 -2,091 ,037 ,876 1,141

ROA ,006 ,000 ,301 17,503 ,000 ,888 1,126

Age ,000 ,000 -,052 -3,046 ,002 ,899 1,112

ΔSales 7,245E-10 ,000 ,024 1,475 ,140 ,996 1,004

TAX ,001 ,012 ,001 ,070 ,944 ,922 1,084

Market

Capitalisation 5,152E-14 ,000 ,002 ,138 ,890 ,859 1,165

CFO/At-1 -,386 ,012 -,536 -31,751 ,000 ,921 1,085

LEV (VV/EV) 2,732E-18 ,000 ,005 ,263 ,793 ,848 1,179

a. Dependent Variable: DA Teoh et al.

Page 70: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

XVII

Bijlage 8: Regressie met als afhankelijke variabele EM-proxy van DeAngelo

Model Summaryb

Model R R Square

Adjusted R

Square

Std. Error of the

Estimate Durbin-Watson

1 ,494a ,244 ,242 ,337819081 2,214

a. Predictors: (Constant), LEV (VV/EV), CFO/At-1, ΔSales, Age, Intangibles/Total

assets, 0=low financial and tax alignement, 1 = high, LNAssets, Return on total assets,

Market Capitalisation

b. Dependent Variable: TA-TA-1/At-1 DeAngelo

ANOVAb

Model Sum of Squares df Mean Square F Sig.

1 Regression 88,000 9 9,778 85,679 ,000a

Residual 271,952 2383 ,114

Total 359,953 2392

a. Predictors: (Constant), LEV (VV/EV), CFO/At-1, ΔSales, Age, INTASSETS, TAX , LNAssets,

ROA, Market Capitalisation

b. Dependent Variable: TA-TA-1/At-1 DeAngelo

Page 71: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

XVIII

Coefficientsa

Model

Unstandardized

Coefficients

Standardized

Coefficients

t Sig.

Collinearity

Statistics

B Std. Error Beta Tolerance VIF

1 (Constant) ,174 ,051 3,395 ,001

INTASSETS -,156 ,030 -,094 -5,129 ,000 ,946 1,057

LNAssets -,005 ,004 -,026 -1,343 ,179 ,878 1,139

ROA ,005 ,001 ,161 8,493 ,000 ,885 1,130

Age ,000 ,000 -,046 -2,441 ,015 ,901 1,110

ΔSales -1,928E-10 ,000 -,004 -,236 ,813 ,996 1,004

TAX -,005 ,020 -,005 -,271 ,786 ,917 1,091

Market

Capitalisation 5,956E-13 ,000 ,018 ,936 ,349 ,854 1,171

CFO/At-1 -,575 ,022 -,496 -26,594 ,000 ,912 1,097

LEV (VV/EV) -5,674E-18 ,000 -,006 -,327 ,743 ,843 1,186

a. Dependent Variable: TA-TA-1/At-1 DeAngelo

Page 72: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

XIX

Bijlage 9: Correlatiematrix Correlations

Intangibles/

Total assets ROA CFO ΔSales LNAssets Age

LEV

(VV/

EV) TAX

Intangibles/

Total assets

Pearson

Correlation 1,000 -,012 -,004 ,033** -,024* -,019 -,002 ,003

Sig. (2-tailed) ,274 ,706 ,010 ,028 ,095 ,873 ,827

N 8561 8507 8104 6341 8561 8140 8527 4949

ROA Pearson

Correlation -,012 1,000 ,073** ,015 ,111** ,115** ,000 ,038**

Sig. (2-tailed) ,274 ,000 ,208 ,000 ,000 ,992 ,005

N 8507 9584 8864 7094 9584 9111 9531 5552

CFO Pearson

Correlation -,004 ,073** 1,000 ,090** ,308** -,031** ,026* ,052**

Sig. (2-tailed) ,706 ,000 ,000 ,000 ,005 ,014 ,000

N 8104 8864 8896 6788 8896 8442 8867 4935

ΔSales Pearson

Correlation ,033** ,015 ,090** 1,000 ,130** -,018 ,000 -,014

Sig. (2-tailed) ,010 ,208 ,000 ,000 ,133 ,942 ,432

N 6341 7094 6788 7117 7117 6823 7066 3199

LNAssets Pearson

Correlation -,024* ,111** ,308** ,130** 1,000 -,045** ,068** ,142**

Sig. (2-tailed) ,028 ,000 ,000 ,000 ,000 ,000 ,000

N 8561 9584 8896 7117 9656 9183 9603 5618

Age Pearson

Correlation -,019 ,115** -,031** -,018 -,045** 1,000 ,014 ,053**

Sig. (2-tailed) ,095 ,000 ,005 ,133 ,000 ,178 ,000

N 8140 9111 8442 6823 9183 9184 9130 5343

LEV

(VV/EV)

Pearson

Correlation -,002 ,000 ,026* ,000 ,068** ,014 1,000 ,046**

Sig. (2-tailed) ,873 ,992 ,014 ,942 ,000 ,178 ,001

N 8527 9531 8867 7066 9603 9130 9603 5565

Page 73: Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings ...

XX

TAX Pearson

Correlation ,003 ,038** ,052** -,014 ,142** ,053** ,046** 1,000

Sig. (2-tailed) ,827 ,005 ,000 ,432 ,000 ,000 ,001

N 4949 5552 4935 3199 5618 5343 5565 6269

**. Correlation is significant at the 0.01

level (2-tailed).