WIENS GOUDEN EEUW? OVER EEN NAAM DIE NIET DEUGT. › sites › default › files ›...

9
WIENS GOUDEN EEUW? OVER EEN NAAM DIE NIET DEUGT. De naam Gouden Eeuw wordt in Nederland alom gebruikt om de periode aan te duiden die grofweg samenvalt met de zeventiende eeuw. In die tijd was de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden een economische en militaire wereldmacht. De naam Gouden eeuw is in de mode geraakt in de negentiende eeuw, toen de geschiedenis in een nationalistische context kwam te staan en de natie moest verbinden, vooral rond de trots op veronderstelde bloeiperioden en helden. Die trots wordt nu, ongeveer twee eeuwen later, fel bekritiseerd. De negentiende-eeuwse monumenten en straatnamen die deze tijd en haar helden op een voetstuk plaatste, liggen onder vuur. De naam Gouden Eeuw wordt ondertussen – hoewel ook bekritiseerd – nog steeds gebruikt, ook door het museum waar ik werk als conservator, het Amsterdam Museum. We gebruiken die naam routinematig, vooral omdat hij zo ingeburgerd is dat iedereen lijkt te snappen waar het over gaat. De naam heeft echter een lange geschiedenis en daardoor een waaier aan associaties. Het is tijd die associaties te verkennen en de vraag te stellen waarom we de term nog gebruiken. En of dat nog wel een goed idee is. Mijn Gouden Eeuw Ik ben kunsthistoricus, gespecialiseerd in de schilderkunst van de zeventiende eeuw. Het werk in het Amsterdam Museum heeft me onderwerpen bezorgd die ver buiten de (schilder)kunst en ver buiten die eeuw brachten, maar mijn basis is en blijft Amsterdam, schilderkunst en zeventiende eeuw. Ik gebruikte de term ‘Gouden Eeuw’ zelf routinematig. Vakken tijdens mijn studie heetten zo, ik kwam de term in boeken en tentoonstellingen tegen en werd nooit uitgedaagd er kritisch op te reflecteren. Dat deed ik dus ook niet. Ik zag dat de achttiende-eeuwse kunstenaarsbiograaf Arnold Houbraken de term als eens gebruik had voor de periode rond 1650, in Amsterdam: ‘T was in dien tyd de Gulde Eeuw voor de Konst, en de goude appelen (nu door akelige wegen en zweet naauw te vinden) dropen den Konstenaars van zelf in den mond.1 In de betekenis die Houbraken er aan gaf zag ik er niet veel fouts in. Dat er in die tijd veel geld viel te verdienen door kunstenaars leek me waar, een beetje een open deur zelfs. Maar de kunstgeschiedenis speelt zich uiteraard niet af in een van de rest van de geschiedenis gescheiden universum. Het is daar onderdeel van en in alles ermee verbonden. En als je de opmerking van Houbraken veralgemeniseert voorbij de kunsten en de kunstenaars, en toepast op de hele geschiedenis van de zeventiende eeuw in Amsterdam of de Republiek, ja dan slaat al gauw de twijfel toe of ‘Gouden Eeuw’ wel een goede term is om die periode aan te duiden. Toch wordt de term wel degelijk in die zin gebruikt, vooral sinds de negentiende eeuw. De Gouden Eeuw in de negentiende eeuw Onze Gouden Eeuw, behoef ik aan iemand te zeggen wat ik daaronder versta ? Is er één beschaafd Nederlander, die niet weet, dat die woorden alleen kunnen gelden van dat tijdvak onzer geschiedenis, dat besloten ligt tusschen het vertrek van Leicester in 1587 en den vrede van Utrecht in 1713? 2 1 Arnold Houbraken, De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen. Amsterdam 1718-21, deel II, p. 237 (in het leven van Ludolf Bakhuizen) 2 Pieter Lodewijk Muller, Onze Gouden Eeuw. Leiden 1896, deel 1, p. Iw

Transcript of WIENS GOUDEN EEUW? OVER EEN NAAM DIE NIET DEUGT. › sites › default › files ›...

Page 1: WIENS GOUDEN EEUW? OVER EEN NAAM DIE NIET DEUGT. › sites › default › files › essay_tom… · 1587 en den vrede van Utrecht in 1713? 2 1 Arnold Houbraken, ... Waar het wel

WIENS GOUDEN EEUW? OVER EEN NAAM DIE NIET DEUGT.

De naam Gouden Eeuw wordt in Nederland alom gebruikt om de periode aan te duiden die grofweg samenvalt met de zeventiende eeuw. In die tijd was de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden een economische en militaire wereldmacht. De naam Gouden eeuw is in de mode geraakt in de negentiende eeuw, toen de geschiedenis in een nationalistische context kwam te staan en de natie moest verbinden, vooral rond de trots op veronderstelde bloeiperioden en helden. Die trots wordt nu, ongeveer twee eeuwen later, fel bekritiseerd. De negentiende-eeuwse monumenten en straatnamen die deze tijd en haar helden op een voetstuk plaatste, liggen onder vuur. De naam Gouden Eeuw wordt ondertussen – hoewel ook bekritiseerd – nog steeds gebruikt, ook door het museum waar ik werk als conservator, het Amsterdam Museum. We gebruiken die naam routinematig, vooral omdat hij zo ingeburgerd is dat iedereen lijkt te snappen waar het over gaat. De naam heeft echter een lange geschiedenis en daardoor een waaier aan associaties. Het is tijd die associaties te verkennen en de vraag te stellen waarom we de term nog gebruiken. En of dat nog wel een goed idee is.

Mijn Gouden Eeuw Ik ben kunsthistoricus, gespecialiseerd in de schilderkunst van de zeventiende eeuw. Het werk in het Amsterdam Museum heeft me onderwerpen bezorgd die ver buiten de (schilder)kunst en ver buiten die eeuw brachten, maar mijn basis is en blijft Amsterdam, schilderkunst en zeventiende eeuw. Ik gebruikte de term ‘Gouden Eeuw’ zelf routinematig. Vakken tijdens mijn studie heetten zo, ik kwam de term in boeken en tentoonstellingen tegen en werd nooit uitgedaagd er kritisch op te reflecteren. Dat deed ik dus ook niet. Ik zag dat de achttiende-eeuwse kunstenaarsbiograaf Arnold Houbraken de term als eens gebruik had voor de periode rond 1650, in Amsterdam:

‘T was in dien tyd de Gulde Eeuw voor de Konst, en de goude appelen (nu door akelige wegen en zweet naauw te vinden) dropen den Konstenaars van zelf in den mond.1

In de betekenis die Houbraken er aan gaf zag ik er niet veel fouts in. Dat er in die tijd veel geld viel te verdienen door kunstenaars leek me waar, een beetje een open deur zelfs. Maar de kunstgeschiedenis speelt zich uiteraard niet af in een van de rest van de geschiedenis gescheiden universum. Het is daar onderdeel van en in alles ermee verbonden. En als je de opmerking van Houbraken veralgemeniseert voorbij de kunsten en de kunstenaars, en toepast op de hele geschiedenis van de zeventiende eeuw in Amsterdam of de Republiek, ja dan slaat al gauw de twijfel toe of ‘Gouden Eeuw’ wel een goede term is om die periode aan te duiden. Toch wordt de term wel degelijk in die zin gebruikt, vooral sinds de negentiende eeuw.

De Gouden Eeuw in de negentiende eeuw

Onze Gouden Eeuw, behoef ik aan iemand te zeggen wat ik daaronder versta ? Is er één beschaafd Nederlander, die niet weet, dat die woorden alleen kunnen gelden van dat tijdvak onzer geschiedenis, dat besloten ligt tusschen het vertrek van Leicester in 1587 en den vrede van Utrecht in 1713? 2

1 Arnold Houbraken, De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen. Amsterdam 1718-21, deel II, p. 237 (in het leven van Ludolf Bakhuizen)2 Pieter Lodewijk Muller, Onze Gouden Eeuw. Leiden 1896, deel 1, p. Iw

Page 2: WIENS GOUDEN EEUW? OVER EEN NAAM DIE NIET DEUGT. › sites › default › files › essay_tom… · 1587 en den vrede van Utrecht in 1713? 2 1 Arnold Houbraken, ... Waar het wel

Zo begon Pieter Lodewijk Muller het voorwoord van zijn monumentale boek over de zeventiende eeuw in Nederland, Onze Gouden Eeuw, in 1897. De term Gouden Eeuw was voor hem een periode bij uitstek waaromheen ‘wij’ ons konden verenigen, een gemeenschappelijk verleden. Het verleden was daarbij iets om trots op te zijn, trots op de kunst en op de militaire en economische macht van ‘ons’ kleine land. Die trots was competitief ten opzichte van anderen. Nederland was beter dan alle andere landen, en zelfs in de wereldgeschiedenis nagenoeg onvergelijkbaar:

Zoo paarde zich buitengewone geestelijke ontwikkeling aan ongeëvenaarde welvaart en zeldzame kracht. De bloei en de roem van Florence en Venetië schenen in Nederland vereenigd te zijn. Men moest teruggaan tot de grijze oudheid, tot het Athene van Pericles, om zulk een algemeene ontwikkeling op zulk een beperkt grondgebied weder te vinden.

Dit narratief, van een ongekende, unieke bloeiperiode van macht, rijkdom en culturele ontwikkeling op een klein stuk grondgebied, moest bijdragen aan een nationale identiteit. Vandaar ook het ‘onze’ voor Gouden Eeuw, de bloeiperiode was onze trots, ons bezit en onderdeel van de identiteit van ieder ‘beschaafd Nederlander’. Het geschiedenisverhaal had daarmee een duidelijke doelgroep – namelijk de Nederlander – en een idealistisch en samenbindend doel. De geschiedenis stond in dienst van een propagandistisch narratief: dat Nederland klein, maar toch machtig, rijk en cultureel voorlopend was. De Nederlander die deze geschiedenis als de zijne ziet, kan delen in de trots op de prestaties van de voorvaderen. Gouden Eeuw kan zo ook dienen om de eigen identiteit te vergulden, om het ‘beschaafde Nederlanderschap’ van een voortreffelijkheid – ja zelfs superioriteit – te voorzien die anderen niet hebben.

De klassieke Gouden Eeuw

Johan Huizinga schreef in 1941 een brede culturele schets van de zeventiende eeuw, dat hij Nederland’s Beschaving in de Zeventiende Eeuw noemde. Geen Gouden Eeuw voor hem dus, en aan het eind van het boek legt hij uit waarom:

Het is de naam Gouden Eeuw zelf die niet deugt. Hij smaakt naar die Aurea Aetas, dat mythologische luilekkerland, dat ons bij Ovidius reeds als scholieren lichtelijk embêteerde. Als ons bloeitijdperk een naam moet hebben, laat het zijn dan naar hout en staal, pik en teer, verf en inkt, durf en vroomheid, geest en fantasie.3

De term Gouden Eeuw is dus volgens Huizinga onjuist omdat die naam de lading van die eeuw niet dekt. Huizinga laat overigens geenszins de trots op die eeuw varen, in het vervolg stelt hij vast dat de deugden van de Nederlanders van de zeventiende eeuw (de kracht, de wil tot daden, het besef voor recht en redelijkheid, de barmhartigheid, de vroomheid en het Godsvertrouwen) nog altijd de Nederlanders kenschetsen. Het verbindende doel van de geschiedenis (‘ons bloeitijdperk’) blijft bij hem dus overeind, maar hij vindt dat deze eeuw niet Gouden Eeuw kan heten. Zijn idee van de zeventiende eeuw sloot geheel niet aan bij het mythologische voorbeeld, omdat het juist een eeuw van arbeid was en niet een ´Luilekkerland´. Ondanks Huizinga’s schoolergernis over de passage in Ovidius’ Metamorphosen over de klassieke Gouden Eeuw heeft die vermoedelijk wel degelijk zijn sporen nagelaten in het denken over de Nederlandse Gouden Eeuw. De blik op Nederland als een klein, maar onschuldig en in essentie vreedzaam en tolerant land zijn zeker goed te rijmen met het Gouden Eeuw noemen van je belangrijkste periode van economische groei en macht.

3 Johan Huizinga, Nederland’s Beschaving in de Zeventiende Eeuw. Haarlem, 1941, p. 175-176

Page 3: WIENS GOUDEN EEUW? OVER EEN NAAM DIE NIET DEUGT. › sites › default › files › essay_tom… · 1587 en den vrede van Utrecht in 1713? 2 1 Arnold Houbraken, ... Waar het wel

Wiens Gouden Eeuw?

Dat de negentiende-eeuwer de Gouden Eeuw nodig had als nationaal bindmiddel is wellicht wel te begrijpen, gezien de functie die het had in het samenbrengen van een relatief jonge natiestaat, het Koninkrijk der Nederlanden. In een globaliserende wereld, met een samenleving die veel meer op het individu is gericht dan op dat nationale collectief, is die noodzaak veel minder sterk. Toch is het gebruik van de term ‘Gouden Eeuw’ de afgelopen decennia sterk toegenomen. In de krantendatabase Delpher van de Koninklijke Bibliotheek heb ik de zoekterm ingevoerd per decennium en daarna het percentage berekend dat de term voorkomt per krantenuitgave in die periode. Het is een grove maat, maar de cijfers geven zo’n sterke trend aan dat ik het wel aandurf er uit te concluderen dat de term ‘Gouden Eeuw’ juist in de laatste decennia van de 20e eeuw een enorme opmars heeft gemaakt .

Cijfers van publicaties in grote bibliotheken bevestigen dit. Titels met ‘gouden eeuw’ zijn in een zeer overgrote meerderheid (63-77%) van na 1990. Er werd beduidend meer gepubliceerd in die decennia dan ervoor, maar het betekent zonder meer dat de term meer dan ooit aanwezig is, in kranten, in boeken, in tentoonstellingen en in de openbare ruimte op affiches.Bestaat er toch nog altijd een sterke behoefte aan een nationale, vaderlandse geschiedenis om trots op te zijn? Hebben globalisering, migratie, of zelfs het wegvallen van de verzuiling juist de behoefte aan zo’n verbindend verhaal aangewakkerd bij een deel van de bevolking? Of wordt de term eerder onnadenkend en routinematig gebruikt, omdat we ons dat zelf nu eenmaal zo aangewend hebben? Bij elke reden die je kan bedenken hoort een andere nadruk op de functie en betekenis van de term Gouden Eeuw. Het voert hier te ver die allemaal te onderzoeken. Er kan hier volstaan worden te concluderen dat er zowel weerstand is tegen Gouden Eeuw en tegelijkertijd de term meer gebruikt wordt dan ooit.

Page 4: WIENS GOUDEN EEUW? OVER EEN NAAM DIE NIET DEUGT. › sites › default › files › essay_tom… · 1587 en den vrede van Utrecht in 1713? 2 1 Arnold Houbraken, ... Waar het wel

De Gouden Eeuw nu

De naam ‘Gouden Eeuw’ voor de 17e eeuw is nu al generaties zo ingeburgerd dat het ons beeld van de zeventiende eeuw sterk heeft beïnvloed. En zelfs dat naïeve droombeeld van Ovidius heeft zijn sporen nagelaten, want een Gouden Eeuw heeft nog altijd connotaties van vrede en ethische en morele vooruitstrevendheid. Over de Nederlandse Gouden Eeuw wordt traditioneel niet gesproken in termen van verovering, strijd en onderdrukking, terwijl het de periode wel mede kenmerkt. In plaats daarvan ligt de nadruk op innovatie en morele en culturele superioriteit en wordt het voorgesteld alsof de handel vanzelf naar Holland kwam. Waar het wel gaat over strijd manoeuvreert het Gouden Eeuw-narratief zich handig in de rol van David tegenover Goliath. Nederland als klein kikkerlandje tegenover de grote macht van eerst Spanje, dan Engeland en Frankrijk. Door jezelf klein te maken suggereer je dat je niet de agressor bent en dat je strijd levert in verdediging op de ‘grotere vijand’. Klein suggereert onschuldig, net als de mensen die in de Gouden Eeuw van Ovidius leefden. Dat dit tot een verwrongen en onjuiste blik op die eeuw leidt, behoeft geen verder betoog.

Het verhaal van een ongekende, unieke bloeiperiode van macht, rijkdom en culturele ontwikkeling op een klein stuk grondgebied is ondertussen voor talloze scholieren, studenten en museumbezoekers gekoppeld aan de woorden Gouden Eeuw. Het beeld dat ‘Gouden Eeuw’ oproept is leidraad geweest bij het opstellen van Canons, het verzamelen en presenteren van museale collecties en het zelfbeeld van land en steden. Hoewel er groeiende aandacht is voor bijvoorbeeld de slavernij in de Nederlandse zeventiende eeuw, staat de kern van het idealistische, naïeve beeld van de ´Gouden Eeuw´ nog recht overeind. In 2019 wordt ruim stilgestaan bij de 350e sterfdag van Rembrandt, onder de titel Rembrandt en de Gouden Eeuw. Steden als Middelburg en Hoorn grijpen het jaar aan om de ‘Gouden Eeuw te vieren’.

In de website die het ‘Gouden Eeuw’-jaar in Middelburg toelicht wordt dan wel slavernij als “een donkere vlek in de geschiedenis van Middelburg” genoemd – overigens te midden van ronkende stedelijke trots over die eeuw – maar wordt in een acrobatische wending in de volgende zin de stad gepresenteerd als “een groot voorstander van mensenrechten, waarbij de Four Freedoms Award wordt uitgereikt onder auspiciën van de Roosevelt Foundation” als getuige van die geschiedenis. Wat betekent getuige? Hebben we het aan de slavernijgeschiedenis te danken dat Middelburg nu wel mensenrechten respecteert? Het koppelen van een ´gelukkige uitkomst (‘de Four Freedom Awards’) aan de slavernijgeschiedenis is een behoorlijk ongemakkelijke manier om de schaamte of historische schuld niet in de weg te laten staan van de trots, net zoals termen als donkere vlek, schaduwzijde of zwarte bladzijde suggereren dat slavernij, uitbuiting en oorlog een uitzondering waren op het naïeve beeld waarop wij trots menen te moeten zijn. Het is uiteraard onjuist dat al het immorele gedrag in die tijd uitzondering was en al het vernieuwende, het ethische en esthetische de rode draad. Beide kanten horen bij het verhaal. De term ‘Gouden Eeuw’ staat zo’n veelzijdig narratief in de weg.

Page 5: WIENS GOUDEN EEUW? OVER EEN NAAM DIE NIET DEUGT. › sites › default › files › essay_tom… · 1587 en den vrede van Utrecht in 1713? 2 1 Arnold Houbraken, ... Waar het wel

De voorkant van het Gouden Eeuw glossy, uitgegeven door de Gemeente Hoorn en Hoorn Marketing

Ook Hoorn zet vol trots in op een jaar vol Gouden Eeuw. In een glossy uitgegeven door de gemeente spreekt de burgemeester van de “stad van de gouden eeuw” in een voorwoord uit dat Hoorn de “sfeer en mentaliteit” van die eeuw nog meer voor het voetlicht willen brengen. “Ons rijke verleden heeft een enorm stempel op het karakter en DNA van de stad gedrukt. We zijn er trots op.”4 Eerlijk gezegd is het verbijsterend hoe Hoorn omgaat met de erfenis van de in die stad geboren Jan Pietersz Coen (1587-1629). In dezelfde glossy wordt hij gekenmerkt als een bekwaam regeerder. “Hij was en is bepaald niet onomstreden” is hier de kanttekening en verderop wordt nog aandacht besteed aan de geschiedenis van het standbeeld van Coen in Hoorn. Daar vinden we de zin “Hij was een van de architecten van het succesvolle handelsimperium van de VOC en stichter van Batavia. Maar hij was ook verantwoordelijk voor de ontvolking van de Banda-eilanden, waarbij duizenden doden vielen.” De uitkomst van het burgerinitiatief uit 2012 om het standbeeld te laten verwijderen wordt omschreven als het toevoegen van een “toelichting over de zwarte kant”. Zelfs een volkerenmoord wordt gebracht als een uitzondering op een verder Gouden Eeuw.

Maar de teksten uit Middelburg en Hoorn staan niet op zichzelf. Op de overkoepelende website van Holland Marketing over het Rembrandt en de Gouden Eeuw-jaarstaat daarover te lezen:

Dankzij de bloeiende handel in Europa (en ver daarbuiten), wetenschappelijke ontwikkelingen, een machtig leger en verschillende prestaties in de kunst, was de Nederlandse republiek een macht om rekening mee te houden. Deze periode van welvaart in de zeventiende eeuw wordt in 2019 in verschillende Nederlandse steden gevierd. Pak deze kans om te ontdekken welke invloed deze periode van groei op Nederland heeft gehad. Het was immers in deze periode dat de Verenigde Oost-Indische Compagnie (het eerste beursgenoteerde bedrijf ooit) werd opgericht, dat nieuwe stromingen in de schilderkunst zich ontwikkelden en dat grote technologische ontdekkingen werden gedaan. Het is dan ook geen verrassing dat verschillende exposities deze ontwikkelingen uit Gouden Eeuw tonen.5

4 Hoorn. Stad van de Gouden eeuw. Hoorn 2019.5 https://www.holland.com/be_nl/toerisme/ontdek-nederland/rembrandt-en-de-gouden- eeuw/350-jaar-rembrandt-en-de-gouden-eeuw.htm, geraadpleegd op 3-6-2019

Page 6: WIENS GOUDEN EEUW? OVER EEN NAAM DIE NIET DEUGT. › sites › default › files › essay_tom… · 1587 en den vrede van Utrecht in 1713? 2 1 Arnold Houbraken, ... Waar het wel

Het is buitengewoon opvallend dat – ondanks toenemende aandacht voor de problematische kanten van de Nederlandse zeventiende eeuw – de manier waarop over de zeventiende eeuw wordt gesproken nog altijd zeer consistent is met hoe dat aan het eind van de negentiende eeuw gebeurde. Trots en aandacht voor het uitzonderlijke staan voorop en de oprichting van de VOC wordt zonder scrupules neergezet als een bijzondere daad van ondernemingsgeest, zonder aandacht voor de ellende die diezelfde handelscompagnie heeft meegebracht.

Mijn ‘gouden’ eeuw, en die van de ander

Deze poster op de Zeeburgerdijk in Amsterdam werd beklad. Van Portrait Gallery of the Golden Age werd Portrait Gallery of the Stolen Age gemaakt en de gezichten van de geportretteerde mannen werden onherkenbaar gemaakt.

Het is niet zo moeilijk anderen de maat te nemen, het is lastiger als je je eigen werk moet beoordelen, en concluderen dat je het niet veel beter hebt gedaan. Daar werd ik mee geconfronteerd toen iemand de poster had beklad waarmee reclame wordt gemaakt voor de presentatie Portrait Gallery of the Golden Age (of Hollanders van de Gouden Eeuw), die sinds november 2014 in de Hermitage Amsterdam te zien is. Dat de poster uit protest is beschilderd vond ik nogal pijnlijk. Zeker niet omdat ik het vandalisme veroordeel, de openbare ruimte mag – of nee, moet! – ook een plek zijn waar debat en communicatie plaatsvindt en protest kan zich nu eenmaal niet altijd aan de wet houden. Het is dus ook absoluut niet zo dat ik het oneens ben met de boodschap. Zoals hiervoor wel duidelijk werd: ik deel het grote ongemak met de term ‘Gouden Eeuw’ en de daarbij horende – in mijn ogen misplaatste – gevoelens van nationale- of stedentrots. Het pijnlijke schuilt er in dat ik de boodschap begrijp en onderschrijf maar dat ik tegelijkertijd ook medeverantwoordelijk ben voor deze opstelling, inclusief de titel. Ik was één van de conservatoren die destijds de tentoonstelling opleverde en ben er al bijna 5 jaar medeverantwoordelijk voor. In de tentoonstelling in de Hermitage Amsterdam hangt belangrijk Amsterdams erfgoed: de enorme zeventiende-eeuwse groepsportretten die uniek zijn in de wereld. Iedereen kent de Nachtwacht, maar er zijn nog meer dan honderd van die portretten gemaakt. Hoe je ook denkt over die periode in de geschiedenis van Amsterdam en Nederland, het zijn indrukwekkende kunstwerken en ze vertellen een verhaal dat relevant is voor een hedendaags publiek. Niet als verhaal van trots, maar in al haar complexiteit biedt de zeventiende eeuw ons inzicht in onze samenleving en hoe die gevormd is, ook negatieve kanten van de samenleving van toen en die van nu. Uiteraard maken wij dan ook reclame voor zo’n tentoonstelling. We willen dat mensen komen kijken, vanwege de schoonheid en vanwege de relevantie.

Page 7: WIENS GOUDEN EEUW? OVER EEN NAAM DIE NIET DEUGT. › sites › default › files › essay_tom… · 1587 en den vrede van Utrecht in 1713? 2 1 Arnold Houbraken, ... Waar het wel

Ik denk dat de maatschappij, het museum en ook ikzelf op het vlak van een gevoeligere omgang met de geschiedenis in de laatste vijf tot tien jaar een enorme ontwikkeling hebben doorgemaakt, vooral dankzij het brede publieke debat daarover. Het standbeeld van Jan Pietersz Coen was niet het enige stuk geschiedenis en erfgoed dat refereert aan de zeventiende eeuw waarover fel debat werd gevoerd. Het Mauritshuis verplaatste een replica van een borstbeeld van naamgever Johan Maurits van Nassau-Siegen (1604-1679), wat leidde tot landelijke ophef, maar uiteindelijk ook de stap van het Mauritshuis om de naamgever beter te onderzoeken. Het voorlopige resultaat was de tentoonstelling Bewogen beeld - Op zoek naar Johan Maurits, over de complexe geschiedenis van Johan Maurits en Nederlands-Brazilië vanuit verschillende perspectieven. Ook namen van straten, scholen en instellingen liggen onder vuur, kortom het concept van geschiedenis als bron van trots staat onder druk. Naar mijn mening terecht, hoewel het debat nog lang niet afgesloten is en er dus ook tegengeluiden zijn.

Bij het maken van de tentoonstelling Hollanders van de Gouden Eeuw waren we ons er zeker van bewust dat je die zeventiende eeuw niet louter als een periode van trots kan verbeelden. We hebben wel degelijk een plek gegeven aan armoede, kolonialisme, onderdrukking en slavernij, vooral in de context van de vraag waar al die rijkdom van de zeventiende eeuw nou eigenlijk vandaan kwam. We waren ons er zelfs van bewust dat je slavernij niet zomaar als ‘zwarte bladzijde’ kan betitelen omdat het een integraal onderdeel uitmaakte van het internationale handelssysteem. Wat ik persoonlijk niet voor herhaling vatbaar vind, is de keuze om uit te gaan van het perspectief van de heren (en dames) op de grote groepsportretten en wat zij wilden uitstralen op hun portretten. Het probleem daarmee is – vind ik dus vijf jaar later – dat je daarmee de trots van de zeventiende-eeuwse elite reproduceert, ook als je die elders wel degelijk in perspectief plaatst en relativeert. Je presenteert daarmee alsnog de geschiedenis in een kader van trots, het perspectief dat nu juist ook het wezen van de term Gouden Eeuw is.

Het is dus duidelijk dat de toen goedbedoelde aandacht voor de keerzijde veel te weinig doet om het nog altijd dominante narratief van trots op de rijkdom en macht in de zeventiende eeuw werkelijk aan te kaarten. We hebben dan ook gedurende die vijf jaar dat de opstelling staat regelmatig kritiek gekregen, soms gevraagd, soms ongevraagd. Dat was soms lastig, maar heeft wel degelijk enorm bijgedragen aan onze eigen bewustwording. Of – laat ik het even bij mezelf houden – mensen als Leo Balai, Ida Does, Marian Markelo, Jörgen Tjon a Fong hebben mijn beeld van de zeventiende eeuw, en de opstelling in de Hermitage behoorlijk radicaal veranderd. Datzelfde geldt voor collega Imara Limon die mensen uitnodigde om met New Narratives-rondleidingen hun visie op onze tentoonstellingen te geven. Ik zou Hollanders van de Gouden Eeuw nooit meer op deze manier maken en daar ben ik ze vooral heel dankbaar voor. En ja, het zijn zonder uitzondering mensen van kleur, die daarom zeer prangend niet kunnen delen in de gevoelens van trots over die eeuw. Zij ervaren die machtige en rijke mannen en vrouwen ten volle als representanten van een systeem dat hun voorouders mishandelde, onderdrukte en in slavernij verhandelde. Ik wist die historische feiten wel, maar voelde niet ten volle wat het betekende, omdat het mij op een andere manier aangaat.

Uiteindelijk wil ik, met meenemen van onze verschillen in perspectief, samen over geschiedenis praten, over dat wat ons tot land- en stadgenoten heeft gemaakt. Ik ben niet minder idealistisch dan de geschiedschrijvers van de negentiende eeuw, die daarmee op zoek gingen naar een nationaal verbindende trots, maar zie trots (en de natie) niet als een geschikte manier om geschiedenis te delen. Pas als we ook emoties als schaamte, schuld en angst toelaten in ons beeld van het verleden en wat het met ons doet, kunnen we op een werkelijk diepgaand niveau met elkaar de geschiedenis relevant maken voor wat we nu zijn.

Daarbij staat ook die titel, Hollanders van de Gouden Eeuw in de weg. Ik begrijp dat de term Gouden Eeuw voor marketingdoeleinden goed werkt. Nogal wiedes! Hij is al meer dan honderd jaar ingeburgerd en zelfs in 1898 meende Pieter Lodewijk Muller al dat hij aan niemand uit hoefde te leggen wat hij ermee bedoelde. En het schept associaties met schoonheid en rijkdom, toch? Nee, dus, getuige de gevandaliseerde poster. Het schept tegenwoordig ook andere associaties, van een eeuw waarin onderdrukt werd, gemoord, veroverd en bevochten. Daarmee kun je die titel op morele gronden niet handhaven, bovendien is dat ook niet nodig. Hollanders van de zeventiende eeuw voldoet ook, dekt de lading en de schilderijen worden er niet anders van. Je opent wel de mogelijkheid voor andere perspectieven.

Page 8: WIENS GOUDEN EEUW? OVER EEN NAAM DIE NIET DEUGT. › sites › default › files › essay_tom… · 1587 en den vrede van Utrecht in 1713? 2 1 Arnold Houbraken, ... Waar het wel

Geen Gouden Eeuw

Ik wil zelfs nog verder gaan. Laten we de naam Gouden Eeuw uit ons vocabulaire verwijderen. De naam deugt niet en gaat nooit deugen. Het doet geen recht aan de historische werkelijkheid, het sluit op geen enkele manier aan bij de klassieke Aurea Aetas met alle associaties van onschuld van dien en het leidt tot een verwrongen beeld van verleden en van het heden. Bovendien kunnen we in een samenleving die – mede dankzij die zeventiende-eeuwse geschiedenis! – bestaat uit Nederlanders die een radicaal wisselend beeld van die geschiedenis hebben en waarvoor de relevantie van die geschiedenis verschilt van persoon tot persoon niet langer volstaan met een eenzijdig narratief over een vormende periode in onze geschiedenis. “Onze geschiedenis” moet daarbij een open houding hebben naar wie ‘ons’ is, in tegenstelling tot “Gouden Eeuw”, dat barrières opwerpt tussen wie wel in het historisch narratief past en wie niet.

A. Th. Van Deursen opende zijn boek over de zeventiende eeuw (hij meed net als Huizinga de term “Gouden Eeuw”), De last van veel geluk met een nogal rake typering over wat geschiedenis is:

Geschiedenis bewijst niet, ze vertelt. Dat zeiden de oude Romeinen. Geschiedenis is een discussie zonder eind. Zo hebben Nederlanders van de twintigste eeuw het gezien. Fabius Quintilianus tegen Pieter Geyl. Wie heeft er gelijk? Het is een vraag zonder antwoord. In een discussie zonder eind zijn gelijk en ongelijk altijd slechts van voorbijgaande aard, en in een vertelling kan ieder zijn eigen boodschap lezen. Daarom zullen we ook telkens weer de geschiedenis herschrijven […].6

Ik ben het van harte met hem eens. Iedere generatie en elk persoon moet in staat worden gesteld zijn of haar eigen verhaal over de geschiedenis te vormen, het liefst in verbinding met andermans verhaal. Maar de dialoog daarover heeft ruimte nodig, ruimte voor iedereen. De naam ‘Gouden Eeuw’ beperkt die ruimte voor velen, die wel degelijk aan de discussie deel willen nemen. Dat is uiteindelijk een gemis voor iedereen. En ook daarom deugt de naam niet.

In het Amsterdam Museum zullen we per direct de term Gouden Eeuw niet meer gebruiken als synoniem voor de zeventiende eeuw en we zullen de term de komende tijd uit al onze uitingen verwijderen. Hollanders van de Gouden Eeuw gaat bijvoorbeeld Groepsportretten van de 17e eeuw heten. Ik ben heel blij dat we die stap eindelijk zetten, maar het is niet meer dan dat, een stap. Het biedt iets meer ruimte voor andere perspectieven, maar die perspectieven komen niet vanzelf en niet van mij, als witte kunsthistoricus. Het is om die reden dat ik toejuich dat we de stap om de term te laten gaan combineren met de tentoonstelling Hollandse Meesters Her-zien van Jörgen Tjon A Fong, waarin fotoportretten de aanwezigheid van mensen van kleur in het Holland van de 17e en 18e eeuw zichtbaar maken en hun verhalen verteld kunnen worden binnen de context van het overgeleverde erfgoed. Twee stappen in één klap dus, dat er nog vele mogen volgen.

6 A. Th. Van Deursen, De last van veel geluk: de geschiedenis van Nederland, 1555-1702. Amsterdam 2004, p. 9w

Page 9: WIENS GOUDEN EEUW? OVER EEN NAAM DIE NIET DEUGT. › sites › default › files › essay_tom… · 1587 en den vrede van Utrecht in 1713? 2 1 Arnold Houbraken, ... Waar het wel

New Narratives-rondleiding in het Amsterdam Museum.