Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie...

121
HOOFDSTUK 1. SOCIAAL BELEID EN VERZORGINSSTAAT: OMSCHRIJVING 1. Wat: wat is ‘sociaal beleid’ of een ‘verzorgingsstaat’? 2. Hoe: Wat betekent het sociaal beleid en of/ verzorgingsstaat sociaalwetenschappelijk te analyseren? Par. 1. Sociaal Beleid. - Definitie: sociaal beleid verwijst naar het proces waarin maatregelen te bestrijding van sociale problemen in de maatschappij worden ontwikkeld. 1. Definiëren van sociaal beleid 1.1. ‘Social Policy’ en ‘social policy’ 1.1.1. Policies: doelstellingen of statements over wat er moet gebeuren. - Social Policies : beogen het menselijk welzijn te verbeteren en tegemoet te treden aan de menselijke behoeften inzake onderwijs, gezondheid, huisvesting en sociale zekerheid. Soms niet beoogde resultaat. Ook op bv. werkvloer en niet enkel in wetgevende fase. 1.1.2. Sociaal beleid: a deliberative by the state to redistribute resources amongst its citizens so as to achieve a welfare objective. - Geen eenduidige, juiste definitie. kijken naar voorbeelden bv. Benckmarking document op p. 5. 1.1.2.1. Kaufmann: - Probeert concept sociale politiek af te bakenen: Door opgeven van reeks maatregelen. Bepalen van doelstellingen. Aangeven van maatschappelijke functies. Omschrijven van werkingsveld. ‘Sociale politiek = de interventie van de staat in de ‘sociale verhoudingen.’ Descriptieve en normatieve component van ‘Sociaal’. ‘Tussenmenselijkheid’ & ‘Gericht zijn op gelijkheid en rechtvaardigheid’. Sociaalpolitieke maatregelen. Kaufmann onderscheidt 4 Sociaalpolitieke interventievormen: 1) Verbetering van juridische toestand van personen

Transcript of Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie...

Page 1: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

HOOFDSTUK 1. SOCIAAL BELEID EN VERZORGINSSTAAT: OMSCHRIJVING

1. Wat: wat is ‘sociaal beleid’ of een ‘verzorgingsstaat’?2. Hoe: Wat betekent het sociaal beleid en of/ verzorgingsstaat sociaalwetenschappelijk te

analyseren?

Par. 1. Sociaal Beleid.

- Definitie: sociaal beleid verwijst naar het proces waarin maatregelen te bestrijding van sociale problemen in de maatschappij worden ontwikkeld.

1. Definiëren van sociaal beleid1.1. ‘Social Policy’ en ‘social policy’1.1.1. – Policies: doelstellingen of statements over wat er moet gebeuren.

- Social Policies: beogen het menselijk welzijn te verbeteren en tegemoet te treden aan de menselijke behoeften inzake onderwijs, gezondheid, huisvesting en sociale zekerheid. Soms niet beoogde resultaat. Ook op bv. werkvloer en niet enkel in wetgevende fase.

1.1.2. – Sociaal beleid: a deliberative by the state to redistribute resources amongst its citizens so as to achieve a welfare objective.- Geen eenduidige, juiste definitie. kijken naar voorbeelden bv. Benckmarking document op p. 5.

1.1.2.1. Kaufmann: - Probeert concept sociale politiek af te bakenen: Door opgeven van reeks maatregelen. Bepalen van doelstellingen. Aangeven van maatschappelijke functies. Omschrijven van werkingsveld. ‘Sociale politiek = de interventie van de staat in de ‘sociale verhoudingen.’ Descriptieve en normatieve component van ‘Sociaal’. ‘Tussenmenselijkheid’ & ‘Gericht zijn op gelijkheid en rechtvaardigheid’. Sociaalpolitieke maatregelen.

Kaufmann onderscheidt 4 Sociaalpolitieke interventievormen:1) Verbetering van juridische toestand van personen (Juridisch): Maatregelen ter verbetering van de juridische status van personen en groepen. Bv. arbeidersrecht, recht op maatschappelijke bijstand, huurwetgeving… Enkel rechtsnormen gericht op de positie van de als zwakker gedefinieerde partner in een juridische verhouding.2) Vermeerdering van middelen ten behoeve van sociaal zwakker personen (Economisch): Bv. geld, tijd, bezit… Vrij beschikbare, maar schaarse mogelijkheden voor bevrediging van behoeften. Economisch sociaalpolitieke vorm van interventie. Verbetering van inkomstencerhoudingen van personen.

3) Verbetering van ‘Gelegenheitsstruktur’ van personen (Ecologisch):

Page 2: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Participatiemogelijkheden: gelegenheden: niet vrij beschikbaar en zijn beschikbaar onder door derden bepaalde voorwaarden (bv. behoeftigheid, bereidheid…). Vormgeving aan de omgeving waarin de bevolking leeft als gelegenheidsstructuur voor het tegemoetkomen aan behoeften. in vorm van zelfbediening of persoonsbetrokken dienstverlening.4) Verbetering van de handelingscompetentie van personen (Pedagogisch): Over handelingsbekwaamheid (bv. vorming, vaardigheden, gezondheid, kennis…) en handelingsbereidheid (bijbrengen normatieve oriënteringen, specifieke motivaties…).*Tabel: zie pagina 7-8 reader*

1.1.3. Deleeck: ‘sociaal beleid = het optreden de overheid met het oog op het behouden, scheppen of veranderen van sociale bestaans- en ontwikkelingsvoorwaarden van de burgers in functie van het algemeen welzijn.’ = macro-aangelegenheid. Over alles en alomvattende maatregelen (grote financiele en organisatorische middelen). Overheid doet dit samen met parastatalen en diverse sociale organisaties.

1.2. De ‘mixed economy of welfare’

Social policy bestaat ook uit:- Reeks van andere overheidsmaatregelen die corresponderen met de definitie van social beleid omdat zij zich richten op het verzekeren en verhogen van de levenskansen van de individuen. Bv. onderwijs, activerend arbeidsmarktbeleid, gezondheid en veiligheid op het werk…- Niet-publieke vormen van welzijnsproductie (‘civil society/ sociale gemeenschap’). Bv. vrijwilligerswerk, informeel zorg in gezinsverband…

‘Mixed economy of welfare’ of ‘Welfare pluralisme’: naast markt, overhead en sociale gemeenschap zoals vierde component de gezins- en familieverbanden gberuiken om de veelheid aan bronnen voor welzijn weer te geven?

2. Geen algemene definitie -> standaarddimensies:1. Blakemore & Griggs:- Wat zijn sociaalpolitieke maatregelen? (Inhoud) Bv. gelijke kansenbeleid.- Hoe beleidsmaatregelen zich ontwikkelen, beheerd en geïmplementeerd worden? Bv. Hoe kwam beleid ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid tot stand?- Waarom bestaan beleidsmaatregelen (of niet bestaan)? Bv. Waarom wordt op bepaalde domeinen de markt ingeschakeld in het uitbouwen van de zorg voor ouderen?

2. Baldock:- The intentions and objectives behind individual policies or whole groups of them.- The administrative and financial arrangements that are used to deliver policies.- The outcomes of policies (gains and loses).

Page 3: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

2.3.1. Intenties en objectiveren- Oordelen op ‘Face Value’.- Zoeken naar gemeenschappelijke patronen in beleidsmaatregelen zowel binnen 1 land als tussen verschillende landen.

1) Herverdeling: - Sociaal beleid= “… a deliberate intervention by the state to redistribute resources amongst its citizens so as to achieve a welfare objective.”

Vormen van herverdeling: 1. Verticale herverdeling: herverdeling van deigenen die veel naar diegenen die weinig hebben om op die manier een grotere gelijkheid te creëren op het vlak van inkomen en/of toegang tot een bepaalde dienst zoals onderwijs en gezondheidszorg. Robin Hood-functie. 2. Horizontale herverdeling of ‘lifetime’-verdeling: overheid maakt gebruik van sociaalpolitieke maatregelen omdat de bestaande allocatie van middelen niet efficiënt is. Door het heffen van belastingen en het uitgeven van geld in naam van de burgers dwingen overheden hen om meer ui tte geven aan bv. onderwijs dan ze anders zouden doen.

2) Het Management van risico’s:- Maatregelen waarop maatschappijen zichzelf collectief beschermen tegen de natuurlijke en ‘man-made’ risico’s.- Tegenwoordig vooral focus op toename van de door de maatschappij geproduceerde risico’s. Beck: ‘Risicomaatschappij’: een maatschappij waarin de mensen geconfronteerd worden met sociaal en economisch gecreëerde risico’s. 1 van de opdrachten van sociale politiek = tegengaan van de effecten van het leven in een risicomaatschappij. Soms globale vorm -> politiek moet zich aanpassen.

3) Sociale inclusie: sociale uitsluiting reduceren. - Nauw verbonden met Europese Unie: Bv. Top van Lissabon: maatregelen voor promotie van sociale inclusie, Top van Laken: lijst van indicatoren.

2.3.2. Administratieve en financiële arrangementen - Administratie: voor omzetten van intenties en doelstellingen sociaal beleid in de praktijk moeten regeringen procedures uittekenen en soms ook organisaties oprichten.

Vormen van sociaalpolitieke maatregelen:1. Regulering, ‘Intervention by law’: regeringen vaardigen wetten uit die van individuen of organisaties verlangen dat ze bepaalde dingen (niet) doen bv. veiligheidsgordel.

Page 4: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

2. ‘Intervention by services’: ( medische, onderwijs…) diensten worden ter beschikking gesteld van de bevolking. Hiervoor kan de overheid zelf organisaties opzetten voor de uitvoering ervan of delegeren deze aan private ‘for-profit’ of private ‘non-profit’- organisaties.3. ‘Intervention by cash’: verschaffen aan individuen of huishoudens van cash (direct of via vermindering belastingen).

Administratieve/ organisatorische arrangementen kunnen op twee manieren foutlopen:1. Reglementen en procedures zo ontwikkelen dat ze hun oorspronkelijke intenties ondermijnen.2. Organisaties kunnen hun eigen doelstellingen gaan ontwikkelen, ten gevolge van omvang of omdat sommige groepen hen gebruiken voor eigenbelang. Internationaal is er van overheidswege gereageerd door ‘welfare bureaucracies’ te dwingen om te doen wat er van hen verwacht wordt. -> Door privatisering of onder aanneming waarbij precieze te realiseren doelstellingen worden bepaald = ‘new managerialism’.

- Financiering: sociale politiek wordt in hoofdzaak gefinancierd via twee wegen: 1. Belastingen: directe belasting van inkomen en vermogen en de indirecte belasting van andere economische activiteiten. 2. Socialezekerheidsbijdragen. Effect op menselijk welzijn: belastingen en bijdragen behoren tot domein sociale politiek.

2.3.3. De Resultaten van sociaal beleid- Bedoelde en niet-bedoelde gevolgen bestuderen. - Tegenovergestelde objectieven/ niet-sociaal-politieke maatregelen zorgen voor realisering

doelstelling. Kaufman: ‘’ambivalentie van sociale politiek” dat voortvloeit uit drie elementen:

1) Sociale politiek is altijd interventie van de staat in een reeds gestructureerd sociaal veld2) Sociale politiek is altijd een ingrijpen dat gelegitimeerd wordt vanuit de individuele welvaart

(welzijn) van een doelgroep.3) Sociaal-politieke maatregelen hebben steeds een collectieve betekenis. Maatregelen dienen niet altijd belang doelgroep + niet iedere betrokkene zal altijd

instemmen met overheidsmaatregelen.

Par. 2 Verzorgingsstaat

1. Definiëren van de verzorgingsstaat- Meest voorkomende definitie ‘= maatschappij waarin een substantieel deel van de

welzijnsproductie (‘welfare production’) betaald en/of verschaft wordt door de staat.”-> Bestaat discussie over.

Verschillende definities

1.1. Pas sprake van verzorgingsstaat wanneer de staat de verantwoordelijkheid op zich neemt om een veelomvattende zorg voor het bestaan. Verwijst vooral ook naar inclusie van de meerderheid uit de bevolking (<> bijzondere behoeftige groepen) Esping-Andersen: ‘sociaal beleid kan bestaan zonder verzorgingsstaat’.

Page 5: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

-> Verzorginsstaat recenter dan sociale politiek. -> Sociale politiek = collectieve actie gericht op sociaal risico (bv. kerken, gilden…) -> Onderzoek: verschillende vormen ‘welfare’-productie en distributie -> Onderzoek: ‘Welfare regime’ = “the combined, interdependent way in which welfare is produced and allocated between state, market and family” + ‘derde sector’: sector van vrijwillige of de ‘non-profit’ sociale dienstverlening. Verzorginsstaat impliceert herschrijven van relatie burgers-staat. Bevestiging dat welzijn en kapitalisme niet noodzakelijk incompatibel zijn.

1.2. Christopher Pierson:- ‘Narrow sense: state measures for meeting key welfare needs.’- ‘This provision may take the form of either services or income transfers.’- ‘Can also be defined as: 1) particular form of state, 2) disctinctive form of policy, 3) specific

type of society.’- ‘Welfare state under capitalism is generally understood as defining a society in which the

state intervenes within the processes of economic reproduction and distribution to reallocate life changes between individuals and/ or classes.’

Naargelang welke definitie groot verschil met sociaal beleid.

1.3.Kaufmann- Verzorginsstaat heeft betrekking op staat, maar ook tussensfeer tussen economische

ondernemingen (productie), private huishoudens (reproductie) en de staat (politiek). Samenhang = ‘Wohlfahrtstaatliches Arrangement’.

1.4.Allmendinger & Ludwig-Mayerhofer- ‘Sozialstaat’- Definieren aan de hand van doelstellingen:1) Hulp bieden in geval van nood en armoede.2) Bestaansminimum voor iedereen.3) Gelijkheid d.m.v. afbouwen welvaartsverschillen.4) Controle afhankelijkheidsverhoudingen.5) Zekerheid t.o.v. wisselvalligheden van het leven.6) Bevordering en verspreiding welvaart.- Doorheen jaren uitgestrekt op meerdere politieke domeinen (1ste sociale kwestie; nu: bv.

huisvestingspolitiek, immigratiepolitiek… m.b.t. kinderen, ouderen, gehandicapten...).

2. De verzorgingsstaat analyserenDrie grote clusters van onderzoek naar verzorgingsstaat.

2.1. Ontstaan en onotwikkeling van verzorginsstatenDrie groepen:

1) Ontwikkeling binnen één land.2) Staat overstijgende ontwikkeling.3) Abstraherende genese van de verzorgingsstaat.

(4de groep: Onderzoek/ discussie over maatschappelijke determinanten ontstaan en ontwikkeling van verzorgingsstaten = ‘Welfare state theories’)

Page 6: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

2.2.Verzorgingsstaten vergelijken- Onderzoekers hebben landen geclassificeerd a.d.h.v.

1) Ideologieën die aan de basis liggen van hun sociale politiek.2) Niveaus van algemeenheid van de aan de burgers verstrekte uitkeringen.3) De organisatorische schikkingen aangewend om deze uitkeringen te financieren en uit te voeren. Abrahamson: ‘Welfare modelling business’: -> ‘Convergeren/ divergeren verzorgingsstaten?’ -> ‘Zijn sommige verzorgingsstaten beter uitgerust zijn dan andere om te reageren op de globale (economische) veranderingen?’

- ‘The Three worlds of welfare capitalism’ van Esping-Andersen: 3 types verzorgingsstaten:1) Neoliberale (bv. De VS)2) Sociaaldemocratische (bv. Zweden)3) Corporalistisch of continentaal (bv. Duitsland of België)

uitleg van in de les

2.3.Uitdagingen voor de verzorgingsstaat - Nieuwe cluster van studies over uitdagingen van verzorgingsstaat ten gevolge van snelle en

fundamentele maatschappelijke transformaties.

Page 7: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Sociaal Beleid Tekst 2. Mel Cousins

Welfare State Theories

1. Theses over de welvaartstaat

overzicht van stellingen over de welvaartsstaat, representatief voor de belangrijkste benaderingen van

de welvaartsstaat. Ze zijn grotendeels chronologisch geordend

1.1. De welvaartsstaat ontstaat als een deel van ‘de logica van industrialisering’

De vroegste theorieën over de ontwikkeling van de welvaartsstaat waren structureel of functionalistisch.

De welvaartsstaat ontwikkelde zich om aan de noden van de bevolking te voldoen. In de context van de

industrialisering, de modernisering en het kapitalisme was de ontwikkeling van de welvaartsstaat een

belangrijke stap. Arbeiders waren in het begin afhankelijk van hun familie, maar dit was niet genoeg. De

staat en bedrijven moesten mee verantwoordelijk worden voor hun onderhoud.

verschillende vormen van welvaartsstaten

arbeidersprotesten spelen ook een rol

Onderscheid tussen zwakke en sterke vormen van deze theorie:

zwak: industrialisering is noodzakelijk in de stijgende ontwikkeling van de welvaartsstaat

sterk: overheidsbeleid is een product van de economische krachten en politiek doet niet echt ter

zake

1.2. De welvaartstaat ontwikkelt zich als reactie op de behoeften van het vorderende kapitalisme

Functionalistische + marxistische benadering: de kapitalistische staat moet twee tegenstrijdige

basisfuncties vervullen: accumulatie en legitimering = een continue, stabiele en efficiënte werking van

het economische systeem en integratie van sociale groepen verzekeren en sociale orde behouden

gelinkt met huidige situatie van kapitalisme: grote bedrijven in monopolistische industrieën zorgen

voor meer ongelijkheid + sociale problemen zoals werkloosheid werden gezien als het gevolg van

krachten buiten menselijke controle

de groei van de welvaartsstaat is zowel de oorzaak als het gevolg van de expansie van het

monopolistische kapitaal

1.3. De welvaartsstaat is een product van de modernisering van samenlevingen

meer genuanceerde, maar toch nog functionalistische benadering: product van enerzijds de

toenemende differentiatie en grootte van samenlevingen en anderzijds processen van sociale en

politieke mobilisatie

Onderzoek van Flora & Alber : ontwikkeling van de welvaarsstaat kan geanalyseerd worden a.d.h.v. drie

verschillende aspecten

- differentiatie van individueel en huishoudensinkomen en van werk- en woonplaats zorgen voor specifieke arbeidsmarkt problemen die opgelost dienen te worden door de

staat

Page 8: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

- evolutie van sociale rechten als gevolg van de institutionalisering van politieke rechten

- toenemende controle, substitutie en aanvulling van de markt door de bureaucratie

In die analyse worden 3 sleutelvariabelen gebruikt:

- socio-economische ontwikkeling

- politieke mobilisatie van de arbeidersklasse

- constitutionele structuren

Resultaten onderzoek:

- zogenaamde pionierslanden kenden een minder hoog niveau van economische

ontwikkeling en politieke mobilisatie

- landen met sociale verzekering op relatief lage niveaus van socio-economische ontwikkeling kenden een hoge politieke mobilisatie van de arbeidersklasse (en omgekeerd)

Onderzoek Flora: moderne welvaartsstaten zijn een antwoord op problemen van de nieuwe arbeidersklasse + er zijn verschillende vormen van welvaartsstaten:

twee basisdimenies: mate waarin de staat doorgedrongen is in de welvaartsinstituties en de mate waarin de welvaartsinstituties de sociale differentiaties weerspiegelt.

1.4. De welvaartsstaat is gevormd door conflicten over politiek en sociale klasse

focus op de rol van politiek en sociale klasse om de structuur van de welvaartsstaat te verklaren belang van betrokkenheid van de arbeiders en aanwezigheid van sociaal democratische of linkse

partijen (studie van Korpi)

- Machtsbronnen:

Controle over machtsmiddelen is een belangrijke aspect in het functioneren van de verdelende

processen in de samenleving;

verdeling van machtsbronnen kan variëren tussen naties en kan veranderen in de tijd;

machtsbronnen zijn gerelateerd aan klassenstructuren, de types van machtsbronnen die gebruikt

kunnen worden verschillen per klasse;

politieke democratie speelt een belangrijke rol

- Sociale democratie:

focus op de sociaal democratie en de betrokkenheid van werknemers

onderzoek: regeringsdeelname van linkse partijen is belangrijke factor voor de ontwikkeling van

ziekteverzekering

onderzoek Esping-Andersen: belang klassencoalitie ook hier is de sociaal democratische partij

een belangrijke factor

falen: rol van de middenklasse en van werknemers

- Rol van de middenklasse:

studie van Baldwin: belang om ook andere klassen te betrekken, in het bijzonder de middenklasse;

studie van Kesbergen: focus op rol van christendemocraten in de ontwikkeling van welvaartsstaten

Page 9: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

- Werkgevers:

Swenson: benadering van machtsmiddelen kan geen verklaring zijn voor de ontwikkeling van de

New Deal in de VS; werkgevers zijn vaak geïnteresseerd in overheidsregulering wanneer er een

nettovoordeel en weinig risico is;

Mares: sociaal beleid speelt een belangrijke economische rol in de arbeidsmarkt strategieën van

bedrijven; aanwezigheid van ervaren arbeiders, bedrijfsgrootte en de relatieve voorkomen van risico

kunnen een invloed hebben op werkgevers wat betreft voorkeuren voor sociaal beleid

Swank en Martin: werkgeversorganisatie vormt steun bij bedrijven en heeft een invloed op sociaal

beleid

- Recente studies:

benadrukken opnieuw rol van arbeidersklasse en van sociale democratie, met enkele aanpassingen

Hicks: politieke organisaties en organisatiebeleid van werknemers zijn meest aanhoudende krachten

in vooruitgang van beleid betreffende inkomenszekerheid

Huber en Stephens: sociaal democratische aanhoudende macht (incumbency) zorgt voor de

constructie van welvaartsstaten

1.5. Welvaartsstaten zijn gevormd door sociale organisatie van productie

Quadagno: welvaartsprogramma’s zijn niet uniek voor kapitalistische landen, ze bestaan al sinds de 16e

eeuw; ze zijn wel verder ontwikkeld sinds de komst van het industrieel kapitalisme en de vorm van

welvaarsstaten is gedetermineerd door de sociale organisatie van productie. timing en structuur

verschillen ook tussen landen.

twee belangrijke inzichten: staat is enkel relatief autonoom in het bemiddelen tussen sociale klassen;

politiek proces werkt door op verschillende levels.

Poulantzas: kapitalistische staat heeft precieze rol als politieke organisator en vereniger

Offe: analyse van de politieke processen waarin beslist wordt over politieke resultaten: 3 niveaus

1. arena van politieke besluitvorming: politieke elites dagen elkaar uit voor

verkiezingsoverwinning

2. politieke agenda en relatieve prioriteit van problemen en oplossingen, moeilijk terug te

brengen tot personen

3. veranderingen in het gewicht dat collectieve actoren hebben in de agendavorming van

politiek

1.6. De welvaartsstaat wordt bepaald door de structuur en het belang van de staat of de staatsvorm

- Staatsgericht:

Skocpol: benadrukt rol van staat

Page 10: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

2 aspecten: de staat reflecteert niet zomaar de belangen van sociale groepen en klassen en kan

volledig autonoom handelen; ziet staten als configuratie van organisatie en actie die de meningen en

methoden van politiek voor alle groepen en klassen van de samenleving beïnvloedt

- Een bredere institutionele benadering:

Skocpol: staatsvorm is de primaire plaats (locus) van actie; politieke activiteiten worden bepaald door

institutionele configuratie van regeringen en politieke partijsystemen

1.7. Discussie

niet noodzakelijk exclusief, factoren benadrukt door verschillende benaderingen hebben een impact op

welvaartsstaten

Castles: religie of mate van secularisering kan ook invloed hebben

Fahey: er moet ook nadruk komen voor de rol van familie en landbouwersklasse

2. Huidige onderdelen in de welvaartsstaat theorie

2.1. Verdere ontwikkeling van bestaande theorieën

nieuwe elementen toevoegen aan theorie, of verschillende bestaande benaderingen samenbrengen;

2.2. Gender en de welvaartsstaat

maar weinig theorieën houden rekening met gender

2.3. Typologieën van welvaart

Esping-Andersen maakt typologie van welvaartsstaten

2.4. Terugkeer van structurele theorieën

- Globalisatie:

enorme toename aan literatuur over de impact van economische integratie er moet nog een

consensus gemaakt worden

- De-industrialisering:

Iversen en Cusack: verwerpen rol van globalisatie geen statistische significantie van indicatoren

van globalisatie, wel een correlatie tussen de-industrialisering en verhoging van uitgaves voor

welvaartsstaat

- Nieuwe politiek van welvaart:

Pierson: noemt vier post-industriële drukken (pressures) op de welvaartsstaat:

1. vertraging van productiviteitsgroei en economische groei en een verschuiving van productie naar

diensten

2. geleidelijke uitbreiding, rijping en ‘growth to limits’ van beleidsmaatregelen: zorgt voor hogere

kosten

3. vergrijzing: hogere kosten voor gezondheidszorg en pensioenen,

Page 11: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

4. transformatie van huishoudstructuren: vrouwelijke participatie op de arbeidsmarkt, dalende

vruchtbaarheidscijfers, toename van eenoudergezinnen, toename van vrijgezellen en ouderen

die alleen wonen welvaartsstaat is gebaseerd op gezinnen waarbij man kostwinner is

verschillen tussen landen

2 bronnen van politieke sterkte van de welvaartsstaat: politieke motieven van programma’s die

een brede steun hebben bij bevolking; institutionele ‘kleverigheid’ (stickiness) die mogelijkheden

biedt voor verdere beleidshervorming

2.5. Politiek met markten

welvaartsstaten zijn een aanvulling op markten

Boyer: welvaartsstaat is het logische complement van het fordisme

Ebbinghaus en Manow: onderzoeken link tussen sociale bescherming en drie niveaus van politieke

economie: industriële relaties, productie systemen en werknemersstelsel, en het financiële systeem

Sociale activering, tussen actief burgerschap en betaalde arbeid: een verkennend onderzoek naar de praktijk van sociale activering in de belgische OCMW’s.

1. InleidingUitkeringssteun is een onderdeel van de actieve welvaartsstaat met een toenemende tendens tot activering. Passieve uitkeringen waren niet voldoende om sociale uitsluiting tegen te gaan. Er was ook stimulatie van actieve participatie nodig. In de praktijk zijn hier grenzen aan zoals bijvoorbeeld bij een leefloner. Daarom onstaan er nieuwe vormen van activering.

Page 12: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Activering is internationaal ingebrugerd maar kent problemen. Er zijn 2 strekkingen van activering. Ten eerste linkt activering het sociaal beleid om participatie te bevorderen. Ten tweede linkt activering het sociaal beleid voor participatie en een bredere maatschappelijke integratie te bevorderen. Het concept is op verschillende manieren in te vullen. Ook de implementatie verschilt van land tot land en binnen een land.

1.1. Normatieve uitgangspunten voor activeringEr is een onderscheid tussen emancipatorische en disciplinerende visies op activering.

1.1.1. Activering als emancipering= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing komen. Focus voor participatie ligt op verschillende domeinen, niet enkel op arbeid. Plichten zijn enkel op te leggen voor de burger als de overheid de mogelijkheden er tegenover plaatst.

1.1.2. Activering als disciplinering= plichten benadering, rechten zijn niet universeel maar conditioneel. Financiële vangnet van de sociale overheid is te genereus. Er kan een afhankelijkheidscultuur ontstaan. De voorwaarden voor uitkering worden ingeperkt en moeten verplicht arbeid verrichten voor hun uitkering.

Hierbinnen, een meer verlichte benadering, bestaat het Derde Weg-denken. Hier is er een koppeling van rechten en plichten voor een herstel van het wederkerigheidsprincipe. Hierbinnen zijn 4 varianten: gegeneraliseerde wederkerigheid (weinig voorwaarden), gebalanceerde wederkerigheid (afhankelijk van een betaalde premie), risicowederkerigheid (beperkte rechten, vangnet), verplichte wederkerigheid (strenge voorwaarden).

Er is dus altijd een disciplinering via sanctionering. Men gaat uit van een individueel schuldmodel waarbij oorzaak van werkloosheid bij het individu zelf ligt. Het individu moet zelf inspanningen leveren voor integratie.

In een variant wordt activering gebruikt als stok. Men dwingt hierbij de burger te buigen naar het waardepatroon en zich aan te passen. Een gebrek aan medewerking heeft een schorsing van de uitkering tot gevolg.

Ook is er een bezorgdheid van de middenklasse: zij zien werklozen, armen en bijstandstrekkers als bedreigend voor arbeidsmoraal en maatschappij. Activering probeert die kloof tussen onderklasse en de rest van de samenleving te verkleinen.

1.1.3. Activering en actief burgerschapDeze twee determinanten kunnen in elkaars verlengde liggen. Toch zijn er enkele sociale grenzen. Er is een klemtoon op actieve participatie door iedereen. Sinds de jaren 90 dan ook diverse maatregelen met een groeiende conditionalisering en contractualisering tussen overheid en burger. Bovendien ook vele praktijken gericht op integratie.

In ons land wordt activering onder sociale cohesie geplaatst. Verbondenheid betekent dat iedereen zijn verantwoordelijkheid moet openemen en op eena ctieve manier vorm geven aan maatschappij. Zo kunnen mensen capaciteiten ontwikkelen. Het is een volwaardig deelnemen aan een samenleving voor een hogere levenskwaliteit. Mensen aanspreken op hun talenten mits erkenning zorg voor kwetsbaarheden op individueel sociaal en maatschappelijk vlak. Niemand wordt uitgesloten. Het doel van die empowerment is versterking betrokkenen en verbindend werken. Participatie op maat is hiervoor nodig.

Page 13: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Empowerment gaat ervan uit dat sociale problemenin stand worden gehouden door samenspel van factoren op micro-, macro- en mesoniveau.

Er is plaats voor voorwaarden tot een uitkering. We willen een aanmoedigende omgeving creeëren door activering. Bij arbeid gaat dit vaak in de richting van verplichten. Dit botst met vrijwilligerswerk.

1.2. Voedingsbodem voor sociale activering in de Belgische OCMW’s. 1.2.1. PraktijkervaringBelgisch sociaal beleid op basis van 2 pijlers: sociale bijstand en sociale zekerheid. De sociale bijstand op lokaal niveau = OCMW. Het is een laatste vangnet nadat werkloosheidsuitkering is uitgeput. De bijstandsgerechtigden is een heterogene groep van een multi-aspectuele problematiek. Hun profiel beantwoord niet aan eisen arbeidsmarkt. Dit kan door drempels, die niet altijd arbeidsgerelateerd zijn. In OCMW Antwerpen drempels geregistreerd. Zo is er een groep niet bemiddelbaren die een grote afstand hebben tot arbeidsmarkt en zijn niet inzetbaar op die markt. Ze zijn maatschappelijk de meest kwetsbare groep van bevolking. Er is een interventie vanuit welzijnssector nodig.

OCMW Antwerpen zorgde voor een aanbod van sociale activering. Dit is het verrichten van onbezoldigde activiteiten of persoonlijke netwerkvorming met oog op sociale zelfredzaamheid en maximale maatschappelijke integratie en participatie. Voor nog niet bemiddelbaren is het een opstap naar arbeid. Voor niet bemiddelbaren een permanent karakter zonder betaalde arbeid. Sociale activering heeft een dubbele finaliteit: opstap naar en alternatief voor betaalde arbeid. In andere OCMW’s een ontgonnen terrein.

1.2.2. BeleidskaderDubbele gerichtheid bij werking OCMW ook te zien in de wet: oganieke wet 8 juli 1976 en wet betreffende recht op maatschappelijke integratie van 2002.

Organieke: elk persoon recht op maatschappelijke dienstverlening.

RMI: integratie in samenleving waarborgen van hen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten en over onvoldoende bestaansmiddelen beschikken. Tewerkstelling kent een sleutelrol.

OCMW heeft 3 instrumenten: leefloon, tewerkstelling en geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie.

De wet heeft een ruime interpretatie voorzien voor de OCMW’s.

1.3. Sociale activering in dit onderzoekDefinitie van activering is onduidelijk net als die van sociale activering. Het is een open definitie waardoor het verschil tussen de 2 vormen vervaagt. We proberen op basis van normatieve uitgangspunten een duidelijke definitie op te stellen. Zo moet ook het verschil tussen praktijk en realiteit duidelijk worden en de doelgroepen afbakenen.

Sociale activering niet in de regelgeving, wel in Nederland. In Nederland: het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of op zelfstandige maatschappelijke participatie. Bijvoorbeeld: mantelzorg, vrijwilligerswerk. Sociale activering verkleint de afstand tot de arbeidsmarkt. Het is een vorm van intensieve begeleiding waardoor mensen op een vrijwillige basis nieuwe activiteiten ondernemen en hun isolement verbreken of als opstap naar betaald werk. Het is een eindig traject met uitstromen.

Page 14: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Definitie sociale activering: het verhogen van maatschappelijke participatie en doorbreken van sociaal isolement door maatschappelijk zinvolle activiteiten te ondernemen als doel op zich of als stap voor socio-professionele inschakeling of als stap naar betaalde tewerkstelling.

Aangezien definitie multifunctioneel is, is aanbod dat ook. In deze paper dat aanbod in kaart brengen met alle nodige aspecten. Methodologisch de mixed-methodbenadering. De bevindingen in de synthese dienen als aanbevelingen voor beleid.

2. onderzoeksopzet doel = veelzijdige aanbod van sociale activering beschrijven en analyseren.

3 onderzoeksvragen: - Hoe invullen door Be’sche OCMW’s

- Welke goede praktijken?- Welke beleidsmaatregelen om te optimaliseren?

Kwantitatief = webenquete bij alle be’sche ocmw’s. Vrij hoge responsgroep. De ocmw’s die bezig zijn met sociale activering hebben vooral geantwoord. Misschien een samenhand met gewest, provincie, groottegemeente, aantal leefloners. Daarom misschien een scheeftrekking. Dit is niet voor elke variable het geval. Enkel voor egio en provincie. Er is een oververtegenwoordiging van Vlaanderen, meerbepaald Antwerpen. De grote en grootste gemeenten zijn oververtegenwoordigd. Maar ook uitspraken voor kleine gemeentes mogelijk. Het is niet omdat OCMW’s actiever zijn op arbeidsmarktactivering dat ze ook snellere respons hebben. Ookal minder actief, toch respons. De enquete is gericht naar secretaris OCMW en invullen door best geplaatste. Er werd een selectie gevoerd over regio’s. Bij die werden semigestructureerde face to face interviews afgenomen bij deelnemers, uitvoerende professional en managementniveau. Daaruit 2 focusgroepen taalgemeng en gevarieerd naar grootte. Er waren deelnemers die de casestudie niet haaldde.

8. algemene conclusie en beleidsaanbevelingen

OCMW zorgt voor veel meer dan een uitkering. Zo werken ze aan activering naar betaalde arbeid. Dit deel geeft een omvattend beeld van de praktijk van sociale activering in de belgische OCMW’s in 2011. Een websurvey wordt aangevuld met casestudies naar goede praktijken en focusgroepen. Er zijn 3 hoofdconclusies. Ten eerste de dubbele finaliteit van sociale activering. Ten tweede toegenkelijkheid voor een ruime doelgroep. Tenslotte noodzaak van beleidsmatige en organisatorische verankering.

8.1. Samenvattend overzicht en bevindingen

Zoals bevonstaand vermeld was er geen geijte definitie en gebruiken we de onderstreepte definitie. Overgrote meerderheid herkent zich in definitie maar omarmen die niet. Dit komt door het gebrek aan eenduidigheid en de connotatie met arbeidsactivering. Er worden veel activiteiten voor verschillende doelgroepen opgesteld. Activiteiten hebben verschillende doelen vanuit een verplichtend gevoel naar activering. Elk vanuit kenmerken van de eigen organisatie.

Er is een groot aanbod van activiteiten: recreatief, (socio-)culureel, vrijwillegerswerk (vooral in Vlaanderen), speelpleinen of vorming buiten professionele sfeer. Workshops en praatgroepen vooral in Brussel en Wallonië. Enkel zeer kleine gemeenten die geen activiteiten aanbieden. Sociale activering is voor iedereen toegankelijk bij 56% van de OCMW’s De grootste hebben strikte doelgroepen omdat er veel steuntrekkers zijn maar heeft wel de middelen om aanbod

Page 15: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

breder open te stellen. In vlaanderen wordt het bereiken van de potentiële doelgroep eerder als onvoldoende gezien, in Wallonië eerder voldoende of neutraal. In Brussel een gelijke verdeling van het aanbod.

Het OCMW bereikt volgens enquente 228 deelnemers voor sociale activering. Niet veralgemenen want bepaalde oververtegenwoordigde OCMW’s en non respons. Maar het bereik van sociale activering 3 keer zo groot als art 60-projecten. Twee derde denkt dat er max 30% in aanmerking komen voor de betaalde arbeid. Het publiek staat ver van de arbeidsmarkt maar door grote aanbod is de hulp laagdrempelig. Ongeveer de helft zet financiële stimuli voor de deelnemers in. Het proces is informeel.

Door sociale activering probeert men cliënten opnieuw in de samenleving te betrekken en een beter gevoel doen krijgen, persoonlijke ontwikkelingen te bevorderen en perspectieven te openen met betrekking tot arbeid.

Er zijn 2 visies: Ten eerste de ruimhartige visie die nadruk legt op rechten. Ten tweede de voorwaardelijke visie die de nadruk legt op plichten. De helft denkt dat men leefloners moet verplichten iets terug te doen voor hun uitkering. Dit kan ook vanuit een rechten- als plichten visie worden gesteld.

Het maken van een menswaardig bestaan in samenwerking met wederkerigheidsprincipe komen samen voor. Beleid van ocmw zelf in de ene of andere richting sturen net als de middelen. Vlaanderen en brussel ook een plicht toevoegen. Voor wallonië en de kleine gemeentes enkel recht.

Meeste OCMW’s gebruiken eigen middelen. Voor sociale activering subsidiemogelijkheden. In vlaanderen de federale middelen, in wallonië de regionale middelen en in brussel beide. Hoe groter de gemeente, hoe meer bronnen.

Meerderheid neemt sociale activering op in beleidsplan. Meestal als eerste dienst bij sociale dienst, behalve in Vlaanderen (= begeleiding naar tewerkstelling). Gemiddeld aantal equvalente medewerkers is 4,2. Kan van 1 tot 10. OCMW werkt samen met vzw’s, gemeente, stad en andere actoren zoals sociale economie.

8.2. Conclusies en discussie

belangrijkste conclusie: sociale activering in België praktijk van collectieve activiteiten en individuele tegemoetkomingen met een aanzienlijk aantal deelnemers uit minder kansrijke groepen. OCMW nu ook in functie van maatschappelijke participatie via betaalde arbeid. Ook in functie van actieve participatie aan allerlei vormen van sociale, culturele en recreatieve activiteiten (=actief burgerschap) die sociale cohesie bevordert.

CONCLUSIE 1: erkenning voor dubbele gerichtheid: arbeidsparticipatie en actief burgerschap. Er is een 3voudig kader: participatie aan betaalde arbeid, aan activiteiten die voorbereiden aan arbeidsparticipate en aan ondersteuning voor sociaal functioneren. De eerste twee zijn sterk afhankelijk van het OCMW. De derde functie wordt beïnvloedt door druk van politiek via topdown of vanuit cultuur via bottemup. Er is een ruime groep die niet meer kan gaan werken. Er zijn enkel sociale doelen. Dus je kan zorgen voor arbeidsparticipatie of sociale cohesie bij sociale activering. De ene sluit de andere nooit uit. Bij arbeidsparticipatie is sociale activering

Page 16: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

vaak verplicht. Dit is één van de criteria om de uitkering te behouden. Dit is niet negatief want wekt interesse.

CONCLUSIE 2: sociale activering voor een grote doelgroep, niet enkel leefloners en OCMW-cliënten. Deze groep behoort wel tot kansarm publiek. Maar soms wel voorrang geven aan leefloners. OCMW wil deelname openstellen voor iedereen omdat elk persoon recht heeft op maatschappelijke dienstverlening en eenieder de mogelijkheid tot menselijke waardigheid. Zo werkt een brede groep ook voor meer sociale cohesie en integratie. Belangrijk is de manier van opstellen van financieringskader. Binnen grote OCMW niet mogelijk aanbod voor iedereen open te stellen want te groot. Voor de kleine is dit wel mogelijk. Soms dus enkel op eigen cliënten richten.

CONCLUSIE 3: structureel en financieel kader.

Positef: in beleidsplan maar meer erkenning nodig. Sociale activering te snel als iets bijkomstig gezien. Formalisering en structurele verankering kunnen hier een oplossing bieden. Kwaliteitsvolle dienstverlening komt in gedrang door verlies aan expertise en er is een kleine vertrouwensband. Subsidies voor organisaties zijn de hefbomen. OCMW’s zouden onderling moeten samenwerken om initiatieven op te zetten.

Negatief: vraag naar kwantitatieve evaluatie van resultaten. Dit heeft veel middelen nodig en vaak al niet te beschikking. Bovendien niet afrekenen op outputmaatstaven. Zo dreigen bovendien de allerzwaksten eruit te vallen. Ook is meer sociale cohesie moeilijk te becijferen. Het laagdrempelige karakter kan hierdoor dus verdwijnen en mechanismen van selectie ontwikkelen.

8.3. Aanbevelingen

op 2 niveaus: federaal en lokaal (=OCMW). Federaal moet noodzakelijke voorwaarden scheppen: breed draagvlak, versterking van legitimiteit , een wettelijk kader, nodige financiële middelen. De concrete invulling gebeurt door OCMW. Zij hebben nog steeds autonomie en initiatiefruimte voor de invulling van algeme opdracht. Federale overheid heeft faciliderende rol door structurele kader van initiatieven uit te klaren en samenwerking en expertise tussen OCMW’s uit te wisselen.

8.3.1. Federaal beleidsniveau

1. versterk legitimiteit en draagvlak van sociale activering. Er is weinig erkenning en vrezen voor voortbestaan. Overheid moet sensibilsisering rond meerwaarde van dubbele functie doen en de invulling ervan. Deze kunnen via verschillende kanalen in de verf worden gezet. Er is te veel associatie met de arbeidsmarkt. De dubbele gerichtheid moet benadrukt worden. Het belang van sociale cohesie te vaak als bezigheid gezien.

2. veranker sociale activering wettelijk en structureel. Toont een duidelijk standpunt van overheid als meerwaarde. De huidige wetgeving is heel breed en vooral op arbeid gericht. Hoe dit gebeurt is voor de OCMW zelf. Sociale activering voor maatschappelijke integratie is iedereen eens maar over het verplichtend karakter niet. Dit moet juridisch en politiek uitgeklaard worden. Bovendien zijn er ook andere doelgroepen dan de leefloners.

Page 17: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

3. Voorzie permanente financiering van sociale activering. Financiering is een voorwaarde voor erkenning. Meestal een mix aan bronnen. Maar ook aan bepaalde criteria voldoen en beperkt in tijd. Dit vraagt veel inzet en inspanning. Bovendien niet elke OCMW gelijk. Men vraagt ten eerste voor verhoging van subsidies aan Socio-culturele Participatie. Nu gebruikt voor individuele acties. Een deel voorbestemmen voor collectieve acties. Ten tweede vraagt men sociale activeringsinitiatieven te erkennen ook financieel. Voor elke persoon een subsidie. Maar werklast voor OCMW niet verhogen!

4. Stimuleer samenwerking en uitwisseling van expertise. Degene die al ervaring kennen, bezitten de kennis. Dit kan uitgewisseld worden via een handboek van goede praktijken, mogelijke financieringsbronnen.

8.3.2. OCMW- en lokaal beleidsniveau

8.3.2.1. Inbedding

Kies voor een lange termijn project. Dit zorgt voor meer return on investment. Er is tijd nodig om te groeien naar bereik als inhoud. En meer zekerheid voor personeel dus betere kwaliteit initiatief. Bovendien ook een engagementssignaal naar doelgroep.

Formuleer zowel lange - als korte termijnsoelstellingen die een houvast bieden voor de medewerkers en tonen dat er stappen worden gezet om het langetermijndoel te behalen.

Flexibiliteit is nodig om aan noden en interessen van doelgroep te voorzien. Dit is pas gaandeweg duidelijk.

8.3.2.2. Kwaliteit

Doe aan evaluatie maar niet standaardiseren of uitsluiten door niet eenzijdig kwantitatief te evalueren. Evaluatie van belang om nut en meerwaarde te blijven onthouden. Focus ook op kwaliteit hierbij door bevraging van deelnemers of medewerkers. Maar hiervoor wel de nodige middelen te beschikking!

8.3.2.3. Samenwerking

samenwerking kan tegemoetkomen aan knelpunten zoals personeel, financiële middelen. Zowel extern als intern samenwerken. Er zijn financiële en organisatorische voordelen: schaalvoordelen, vereling lasten, geen overlappingen,… . Bovendien partners voor expertise maar dit kunnen ook minimale taken zijn.

8.3.2.4. Doelgroep

Kies voor een gemengde groep van Niet- als OCMW cliënten. Hun sociaal netwerk vergroot en verbreedt. Bovendien steun en raad van lotgenoten.

Stem ook de inhoud en organisatie af op doelgroep, net als tijdstip en locatie. Vanaf de start kan je die info verfijnen door zelf input te laten leveren van de deelnemers. Dit is soms moeilijk dus maak ook een concreet kader met suggesties.

8.3.2.5. Toeleiding en laagdrempeligheid

via diverse kanalen en vindplaatsgerichte technieken: persoonlijk aanspreken, flyers en posters, activiteit of evenement, lokale media zoals sociale media website.

Page 18: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Hou de drempel laag: geen deelnamekosten en zorgen voor mobiliteit of kinderopvang. Moet passen in dagschema. Locatie die men kent. Een medewerker die men kent. Of klene gratis dingetjes die over de drempel heffen.

Zorg ook voor regelmaat en continuïteit: lange onderbrekingen zorgen voor uitval.

Hanteer een aanklampende aanpak. Contacteren bij niet opdagen of ter herinnering.

8.3.2.6. Medewerkers

ze zijn het uithangbord van het initiatief. Zorg voor enthousiasten gemotiveerde en geëngageerde medewerkers. Laat voldoende ruimte voor creatieve input maar zorg voor opvolging en ondersteuning. Laat ze erkenning krijgen voor hun werk.

Zorg bovendien voor teamwork want verzekert creativiteit en ondersteuning. Dit zorgt ook voor continuïteit wanneer werknemers wegvallen maar er kunnen er ook bijkomen. Het is een mogelijkheid om een medewerker een bepaalde dienst hiermee te combineren die bij de problematiek aanleunen. Zo is dit ook een laagdrempelig aanspreekpunt.

8.4. Sporen voor vervolonderzoek

terrein werking OCWM weinig beleidsaandacht. Er moet een structureel en financieel kader komen voor sociale activering. Hiervoor is normering en criteria van toegang, kwaliteit en resultaten nodig. Op die manier kan er een subsidiesysteem komen.

Suggesties: 1. Multivariate analyse van verklarende factoren voor verschillen in bereik tussen OCMW’s.

In hoeverre worden de resultaten beïnvloedt door kenmerken als omgeving, populatie en OCMW zelf? Variabelen onderzoeken zoals omvang en samenstelling OCMW-populatie die een doelgroep vormen, omgevingskenmerken, meer fijnmazige indicator voor schaalgrootte, mate en aard van arbeidsactivering.

2. Bevraging van deelnemers naar profiel en motieven, kwaliteit en aanbod resultaten van deelname. IPV te kijken naar OCMW, kijken naar deelnemers. Twee mogelijke aspecten: profiel, noden en motieven of kenmerken, kwaliteit en resultaten van aanbod. Er is een rechtstreekse bevraging nodig voor eventuele verniewing of verbetering van OCMW ookal is dit moeilijk.

Page 19: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

THREE PARADIGMS OF SOCIAL ASSISTANCE

INTRODUCTION: WELFARE REFORM IN IDEATIONAL PERSPECTIVE

Sociale bijstand = een laatste vangnet, dat wil zeggen een programma voor inkomenssteun waar burgers een beroep op kunnen doen als ze alle andere mogelijkheden hebben uitgeput

o 1980: aanzienlijke herstructureringen onder impuls van krachtige structurele krachten zoals de relatieve groei van de

dienstensector, de massale toename van de werkgelegenheid voor vrouwen, de globalisering, de vergrijzing, …

klimaat van permanente bezuinigingen ideeën van beleidsmakers dragen bij tot grotere behoefte aan hervormingen en

vormgeven van specifieke inhoud ervano bestuderen vanuit ideologisch perspectief = een uitdaging

weinig typologieen gericht op sociale bijstand en de ideeen die daaraan ten grondslag liggen

typologieen sociale bijstand = nadruk op institutionele kenmerken ipv achterliggende ideeen

idee-vriendelijke typologieen = gericht op sociaal beleid in het algemeen en niet specifiek op sociale bijstand

THINKING PARADIGMATICALLY ABOUT SOCIAL ASSISTANCE

beleidsparadigma = een kader van ideeën en normen dat niet alleen de doelstellingen van het beleid en het soort instrumenten dat kan worden gebruikt om deze te bereiken, maar ook de aard zelf van de problemen die ze moeten aanpakken, specificeert

o paradigmaverschuivingen = wanneer een fundamentele verandering in beleidsdoelstellingen plaatsvindt

radicale veranderingen in algemene voorwaarden van het beleidsdiscours

maar concepten zijn niet nauwkeurig gedefinieerd/geoperationaliseerd er is vaak verwarring over wat precies verandert bij een paradigmaverschuiving

(ideeen of beleid)

CONCEPTUAL WORKFRAME

1. operationalisering van beleidsparadigma (4 fundamentele dimensies van organisatie hulpverlening ideeën)

a. Waarden, aannames en principes over de aard van de werkelijkheid, sociale rechtvaardigheid en de juiste rol van de staat;

b. Begrijpen van het probleem dat overheidsingrijpen vereist;c. Ideeën over welke beleidsdoelen en -doelstellingen moeten worden nagestreefd;d. Ideeën over geschikte beleids "middelen" om die doelen te bereiken (d.w.z.,

uitvoeringsprincipes, type instrumenten, en hun omgeving). Paradigmaverschuiving = aanzienlijke verandering in alle van deze 4

dimensies2. 3 discoursen van sociale uitsluiting

a. Herverdelendb. Morele onderklassec. Sociale integratie

3 paradigma’s

Page 20: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

THREE PARADIGMS OF SOCIAL ASSISTANCE

THE ENTITLEMENT PARADIGM(herverdelend)

= sociaal-democratisch denken

THE ACTIVATION PARADIGM(sociale integratie)

= ‘third way’

THE WORKFARE PARADIGM(morele onderklasse)

= conservatief Sociale bijstand = recht dat wordt

gegarandeerd door staat aan al zijn burgerso Recht erop ≠ afhankelijk van

economische waarde van individuo Waarden: solidariteit en

egalitarismeo Welzijn = sociaal recht

Problemen = economische onzekerheid, armoede en ongelijkheid o Veroorzaakt door structurele krachten

(individuen niet verantwoordelijk gesteld voor hun situatie)

Beleidsdoelstellingo Terugdringen van armoede door een

fatsoenlijk inkomensniveau te garanderen

o Individuen in staat stellen om in levensonderhoud te voorzien zonder afhankelijk te zijn van arbeidsmarkt

Idee om beleid te bereikeno Passieve hulp (= onvoorwaardelijke

geldoverdracht aan alle in aanmerking komende personen)

o Weinig onderscheid tussen verschillende soorten rechthebbenden

Sociale bijstand = contract tussen de staat en individuen o Sociale rechten = individuele verantwoordelijkheido Waarden: prioritair egalitarisme, gelijke kansen en

meritocratieo Welzijn = contract

Problemen 1. Gebrek aan prikkels om te werken

o Veroorzaakt doordat inkomen voor cliënten in sociale bijstand voordeliger is dan wanneer ze werken en dus belastingen moeten betalen en subsidies verliezen (maakt werk onaantrekkelijk)

2. Onvoldoende menselijk kapitaalo Cliënten in sociale bijstand vinden geen werk

omdat ze niet over vereiste kennis en vaardigheden beschikken

Beleidsdoelstelling o Mogelijkheid voor uitkeringsgerechtigden om te werken

ontvangers van een uitkering moeten formeel of informeel worden opgeleid om hun menselijk kapitaal en dus hun aantrekkelijkheid voor potentiële werkgevers te vergroten

o Stimuleren economische activiteitsgraado Verminderen armoede werknemers met een laag inkomen

Idee om beleid te bereikeno uitkeringen "passieve bijstand" aanzienlijk lager zouden

moeten zijn dan in entitlement paradigmo vrij genereuze inkomenssteun, zowel in geld als in natura

(bv. uitgebreide gezondheidsvoordelen), verleend aan werknemers met een laag inkomen

o stimulansstructuur wijzigen dmv zowel pull factoren (inkomenssteun ter aanvulling van het inkomen) als push factoren(voorwaarden en eisen)

o maatregelen voor de ontwikkeling van het menselijk kapitaal

Sociale bijstand = staat helpt mensen die niet voorzichzelf kunnen opkomen (vb zwaar gehandicapten) MAAR rol van staat bij degene die dit wel kunnen is zeer beperkt (vb alleenstaande met een baan)

o Waarden: individuele onafhankelijkheid en verantwoordelijkheid

o Welzijn = een voorrecht Probleem = culturele afhankelijkheid

o Veroorzaakt door slechte werkethiek en ontoereikende waarden en attitudes (vooral individuen verantwoordelijk gesteld voor hun situatie)

Beleidsdoelstelling o De afhankelijkheid van sociale bijstand te

ontmoedigen o De werkethiek, de houding en het

zelfbeeld van de cliënten in de welzijnszorg te verbeteren

Idee om beleid te bereiken o Bijstand segmenteren in categorieën

(verdienstelijke – onverdienstelijke rechthebbende)

o Bijstand zo weerzinwekkend maken dat ze minder aantrekkelijk wordt

Lager welvaartsniveau Invoering controlemaatregelen

(rituelen van vernedering) Ontvangst = afhankelijk van

naleving werk gerelateerde vereisten

Page 21: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

De zorg voor welzijn: actuele antwoorden op oude vragen – F. LammertynVragen/antwoorden worden behandeld in vier groepen

1. Wie-vraag: wie krijgt wat? Wie heeft waarop recht? Welke criteria?2. Wat-vraag: wie krijgt wat? Welke zorg wordt aangeboden?3. Hoe-vraag: organisatie van de zorg, welk apparaat moet uitgebouwd worden om de zorg naar diegenen te

brengen die het nodig hebben?4. Wie zal dat betalen?

Wie? De bases voor allocatie

Wie komt in aanmerking voor een bepaalde voorziening en op welke wijze definieert men deze aanspraak (hevige discussies rond)

Hierbij wordt verwezen naar de onderliggende principes bij de toewijzing van zorg aan bepaalde bevolkingscategorieën

Oude vragenUniversalisme en selectiviteit

Universalime Selectivisme Voorzieningen als een sociaal recht voor de volledige bevolking

Voorzieningen opgesteld op basis van een individuele behoefte gewoonlijk door een onderzoek naar bestaansmiddelen (= means-test) selectieve voorzieningen brengen de financiële toestand van een individu/gezin mee in rekening

Sociaal effectief de waardigheid van mensen en sociale cohesie van een maatschappij wordt niet aangetast

Verdelend en benadrukken de verschillen in de maatschappij, verschillen met een economische en morele betekenisDe middelengetoetste uitkeringen brengen een minderwaardigheidsgevoel met zich mee voor de rechthebbende

Beweren dat ze ook kosteneffectief zijn preventief handelen door breed opgezette preventieprogramma’s, minder kostelijk qua beheer dan selectivismeBeweren dat ze ook herverdelend zijn basisniveau van steun garanderen aan iedereen met een bijkomende hulp voor de meest

Zien de doelstellingen van sociaal beleid in restrictieve termen een geëigend sociaal beleid is een beperkt sociaal beleid (mensen die zelf aan hun noden tegemoet kunnen komen, hebben geen hulp van de overheid nodig) belastingbetaler moet hulp verschaffen voor dat beperkte deel van de bevolking

Page 22: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

hulpbehoevenden (+ een policy fort he poor leidt vaak tot een poor policy)

benadrukken dat er zo zuinig met de middelen kan worden omgegaan kosteneffectiviteit staat centraalBeweren ook sociaal effectief te zijn door het wegwerken van ongelijkheid

Een continuüm van keuzes

Tweedelingen als deze oververeenvoudigen de concrete werkelijkheid

sociaal-politieke maatregelen bevatten meestal elementen afkomstig uit beide principes

door sommigen wordt geplet voor een ‘selectiviteit binnen de universaliteit’-strategie

niet te vergeten dat tot nu toe het begrip selectiviteit in de beperkte definitie van het woord werd gebruikt; selectief toekennen van zorg kan ook los van de financiële criteria

N. Gilbert e.a. spreken van een continuüm van keuzes

1. Veronderstelde behoefte : in aanmerking komen hangt hier af van het lidmaatschap van een groep mensen met gemeenschappelijke behoeften, normatieve standaarden spelen een belangrijke rol bij het vaststellen van de aanwezigheid van een behoefte, groepen die hiervoor in aanmerking komen kunnen variëren van de hele bevolking tot een duidelijk afgebakende categorie vb. kinderbijslag

2. Compensatie : in aanmerking komen is het gevolg van een groep die een speciale sociale of economische bijdrage heeft geleverd tot de maatschappij of onrechtmatig behandeld is geworden door de maatschappij, normatieve criteria liggen hier in verband met het herstellen van billijkheid vb. hulp aan slachtoffers van een misdaad, uitkeringen voor een arbeidsongeval

3. Diagnostische differentiatie : technisch diagnostische criteria staan hier centraal vb. thuisbegeleiding voor ouders met een gehandicapt kind, tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden

4. Middelengetoetste behoefte : het onvermogen om voor zichzelf op de markt goederen/diensten aan te kopen, individuele allocatie gebaseerd op economische behoeftecriteria

Actuele antwoorden

De nadruk is meer en meer komen te liggen op selectiviteit door het toenemen van consumentisme, oneigenlijk gebruik, misbruik, sociale fraude,…

De vraag hierbij is of men selectiviteit in de enge of brede betekenis van het woord definieert

Selectiviteit in functie van economische behoeftecriteria enge betekenis van het woord

Page 23: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Almaar meer sectoren van het sociaal beleid worden geformuleerd vanuit het selectieve idee

- Schorsing van werklozen waarvan het gezinsinkomen een bepaald bedrag overschrijdt uit het recht op werkloosheidsuitkeringen

- Sociale en fiscale franchise in de gezondheidszorg- Discussie rond het wel of niet moduleren van gezinsbijslagen in functie van het gezinsinkomen en debat naar de

onafhankelijkheidsverzekering

onafhankelijkheidsverzekering

o Sommigen pleiten voor een afstemming op de mate van afhankelijkheid van de bejaarde en niet op basis van zijn inkomen wat ervoor kan zorgen dat een onafhankelijkheidsverzekering een afhankelijkheidsverzekering wordt

o J. Pacolet en H. Spinnewyn kanten zich ook tegen elke verregaande vorm van selectiviteit via een inkomens -en of vermogenstest

o G. De Swert pleit wel voor selectiviteit door het probleem dat zich stelt met de zorg voor ouderen, dat er dringend ‘iets’ gedaan moet worden en omdat het onbegrijpelijk zou zijn dat er een nieuwe voldragen (en universele) sector opgebouwd zou worden

o Nog anderen nemen de tussenpositie in: in de beginfase obv het inkomen en in latere fasen obv de afhankelijkheidscriteria

Selectiviteit in functie van een tegenprestatie

Vereiste van de tegenprestatie: om van de steun te genieten is er een bewijs nodig van de bereidheid tot verandering te brengen aan de situatie waarin men zich nu bevindt vb. inschakeling in het reguliere, betaalde arbeidsproces; inschakeling in niet-betaalde werkzaamheden; verplicht volgen van scholing; verplicht ondergaan van therapie of medische behandeling…

De betrokkene behoudt zijn werkritme, levert een bijdrage aan de samenleving,…

Algemeen verslag over armoede een van de voorstellen van dit rapport werd voorgelegd aan politici van verschillende partijen

Voorstel = bestaansminimum aan iedereen na een beperkt sociaal- administratief onderzoek en dat de arme niet langer zou moeten bewijzen dat hij werkwillig is

- AGALEV (groen): ‘vereiste werkwillig te zijn is volledig misplaatst’- VU (volksunie): ‘mag enkel afhankelijk zijn van vermogens -en gezinstoestand’- SP: ‘tegen recht op luiheid, OCMW moet wel de bereidheid menselijk interpreteren’- CVP: wederzijdse rechten en plichten met individuele sociale begeleiding- VLD: werkwilligheid kan ook blijken uit andere zaken zoals scholing- Vlaams Blok: ‘prestatiegemeenschap, bestaanzekerheid voor alle Vlamingen maar verzorging mag geen breed

maatschappelijk verschijnsel worden’

Begeleidingsplan voor werklozen

Page 24: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Uitkeringsgerechtigde volledig werklozen jonger dan 46 jaar die hun tiende maand werkloosheid bereiken, hebben recht op een geïndividualiseerd advies, een aanbod van werk, begeleiding of opleiding. Om de efficiëntie van deze maatregel te verhogen beperken ze het tot laaggeschoolde werklozen.

bij weigering om op het plan in te gaan, heeft dit effect op het recht op uitkeringen

Plaatselijke Werkgelegenheidsagentschappen (PWA’s)

In iedere gemeente, meldingsplicht voor langdurig werklozen, dienstencheque ingevoerd,…

ook bij weigering van aangeboden activiteit zal dit effect hebben op hun uitkeringsrechten

OCMW

Ook hier wordt een grotere inzet verwacht: vereiste van werkbereidheid

Recenter: geïndividualiseerd project voor sociale integratie als voorwaarde bestaansminimum

Doel: meer ‘maatgerichte’ hulpverlening die de integratiekansen verhoogt

Franse RMI (Revenu Minimum d’Insertion)

Voor elke in Frankrijk verblijvende persoon van wie het inkomen kleiner is dan het voorziene minimum, ouder dan 25 jaar en met één of meerdere kinderen

Droit-fonction: eerste doelstelling van de uitkering is de sociale en professionele integratie

Contrat d’insertion: uitvoering van contract wordt geavalueer actieve bijstand

Workfare in de VSA

Deze term roept er sinds begin ’80 op tot een fundamenteel herdenken van de verzorgingsstaat wie openbare steun ontvangt moet een of andere vorm van arbeid verrichten

Sociale filosofie die hierbij uitgewerkt werd door L. Mead: armoede en andere sociale kwalen zijn volgens hem individuele problemen, veel hedendaagse jongeren (vooral onderaan de maatschappelijke ladder) zijn niet meer zo goed gesocialiseerd, ze moeten omgevormd worden tot gedisciplineerde werknemers voor maatschappelijke integratie

Learnfare-programma’s: bedrag van de uitkeringen is geralteerd aan de inspanningen van de ouders om hun kinderen onderwijs te laten volgen

Wedfare -of bridefare-programma’s: ouders die beroep doen op bijstand worden via supplementaire uitkeringen aangemoedigd om hun kinderweelde te beperken en om, indien apart levend, terug een gezin te vormen

Page 25: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Er is ook nog een andere lezing mogelijk:

Niet zozeer de behoefte maar maatschappelijke controle van het gedrag van de betrokkenen vormt de leidraad van de genomen maatregelen inspiratie uit de cultuur van de ‘nieuwe flinkheid’

P. Rosanvallon

- Stelt zich de vraag of hier sprake is van een terugkeer naar een 19e eeuws paternalisme MAAR dit is niet zo vreoger viseerde men de hulpverlening op het ‘morele individu’ nu staat het ‘sociaal individu’ centraal er wordt gedacht in termen van kosten en effectiviteit en niet meer in termen van persoonlijke bekering

- Franse RMIBerust op het principe van wederzijds engagement van individu en collectiviteit waarbij rekening wordt gehouden met de mogelijkheden, behoeften en aspiraties van de rechthebbenden nieuw type sociaal recht: bevindt zich tussen een recht en een contract

Sociaal recht; omdat het toegankelijk is voor iedereen en uitgeslotenen er een beroep op kunnen doenContract; omdat het verbonden is met een tegenvoorwaarde

Geïndividualiseerd recht en conditioneel recht: individuele gedrag en situatie van de RMIste worden in aanmerking genomen voor het toekennen van een recht

= een nieuw (nog niet uitgewerkte, experimenteel) soort recht wordt ontwikkeld

‘social du troisième type’ wordt voorop gesteld: behoort noch tot de ‘aide sociale’ (geval per geval) noch ‘protection sociale’ (op mechanische wijze prestaties uitkeren aan rechthebbenden)

pleit voor een ‘recht op inschakeling’ waarbij individuen worden beschouwd als actieve burgers en niet enkel als bijstandtrekkers

de verplichtingen die ermee gepaard gaan mogen niet als beperkingen van de vrijheid gezien worden maar laat hen toe om te ontsnappen aan de oude ketens van bescherming en afhankelijkheid

Er groeit consensus rond de noodzaak de afhankelijkheidscultuur te doorbreken

- Er ontwikkelt zich een actieve verzorgingsstaat met sociale rechten en positieve plichten, de samenleving kan tegenover deze plichten op twee manieren iets plaatsen1. Britse en Amerikaanse weg

Maatschappij wordt geplooid naar de markt, hier vinden meer mensen de weg naar de arbeidsmarkt MAAR het berust op een verlaging van lonenEconomische integratie en sociale desintegratie gaan hier hand in hand

2. Intermediaire economieHij wijst op maatregelen die de toegang van jongeren tot de abreidsmarkt vergemakkelijken, technieken van sociale herkwalificatie en professionele heraanpassing van de uitgeslotenen, wederinschakeling van de langdurig werklozen er zal stilaan een soort van intermediaire economie van de sociale integratie groeien (tussen de solidaristische sfeer van de verzorgingsstaat en de efficiëntiewereld van de onderneming)

Page 26: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Oplossing: deel van de uitkeringen transfereren naar autonome sociale instellingen die zouden dienen als collectieve of sociale dienstversterkers het inkomen zou dan bestaan uit een loon en een werkloosheidsuitkeringOplossing: systeem van financiële prikkels instellen om mensen tot werken aan te zetten passieve wordt actieve verzorgingsstaat waar uitkering en inschakeling niet langer gescheiden zijn van elkaar

Nederalnd ‘activerende verzorgingsstaat’: hier werd lang de nadruk op de uitkeringen gelegd maar trendbreuk in de jaren ’80 van een relatief passieve verhouding tussen de burger en de staat naar een actieve verhouding

- Naast de integratiebevordering en gedragscontrole, kunnen besparingsnood en verfraaiing van de werkloosheidsstatistieken ook als motief dienen

- Twee criteria om te weten of het menens is:1. De mate waarin de overheid de begeleidende instanties (OCMW, VDAB) de mogelijkheden biedt zich ook

effectief in te zetten voor de mensen (nodige tijd en financiële middelen geven) vb trajectbegeleiding is arbeids -en tijdsintensief

2. Mate waarin de overheid aan de rechthebbenden de garantie geeft dat zij aan de hun opgelegde (contract)voorwaarden zullen kunnen beantwoorden

Wat? Welke zorg wordt geboden?

Oude vragen

We volgen een indelingen gemaakt door N. Gilbert e.a.: zes categorieën van sociale voorzieningen

1. Kansen2. Diensten3. Goederen4. Vouchers5. Uitkeringen6. Macht

‘In cash’ of ‘in kind’?

‘in cash’ ‘in kind’Weerlegt het efficiëntie argument: dit type van technologie is geïndividualiseerd en laat geen stadaardisatie toe, kostenbesparing is ook te realiseren via de consumentOok zouden te veel middelen naar het apparaat

Efficiënter omdat men met dezelfde middelen meer mensen kan helpen en omdat de voorziening gestandaardiseerd kan worden

Page 27: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

en personeel gaan bij ‘in kind’-voorzieningen Grotere soevereiniteit en keuzevrijheid voor de consument

Effectiever omdat men weet dat het geld besteed wordt en geen andere bestemming krijgtMeer controlemogelijkheid

Vragen bij beide aanpakken

In cash: hoogte van de uitkeringen, modalisering in functie van gezinssituatie, duur van de uitkering

In kind: locatie van de voorziening

voorzieningen zijn op een continuüm te plaatsen met als polen ‘buiten’ en ‘binnen’ de gemeenschap vb residentiële zorg versus ambulente zorg met een groeiend aantal transmurale modaliteiten

Mate van institutionalisering van diensten

Vroeger was het logisch om een permanente voorziening uit te bouwen als antwoord op een maatschappelijke problematiek, nu zijn projecten steeds meer de mode

‘Cheques’, kansen, macht

Vouchers

- Tegemoetkomen die een ruilwaarde hebben en gebruikt kunnen worden voor het aankopen van goederen/diensten binnen een duidelijk afgebakende sector

- Vereniging van de voordelen van ‘in cash’ en ‘in kind’: soevereiniteit en controle

Kansen (‘opporunities’)

- Stimuli en sancties met het oog op het bereiken van bepaalde doelstellingen - Het gaat hier om rechten vb extra kans qua tewerkstelling voor mensen met een handicap of voor laaggeschoolde

werklozen

Macht

- Herverdeling van invloed over de controle op goederen en middelen- Beleidsmaatregelen die aan benadeelden het recht geven op vertegenwoordiging in de organen die beslissen

over de vorm, de inhoud,… van welzijnsvoorzieningen

Actuele antwoorden

Het systeem van een persoonsgebonden financiering

Page 28: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Om in de samenleving te functioneren moeten sommigen beroep doen op hulpmiddelen en/of hulp van derden idee van een persoonsgebonden financiering (= persoonsgebonden budget, individuele tegemoetkoming voor de zorgvrager die kampt met een ernstig verlies aan zelfredzaamheid)

Hieronder wordt ook het assistentiebudget geplaatst en ook een budget voor aanpassingen en hulpmiddelen

Van dit systeem is sprake omdat de zorgvragers niet enkel nood hebben aan financiële middelen, maar ook aan de steun bij het articuleren van de hulpvraag, aan technische ondersteuning en coördinatie

Vele tekorten in het huidige systeem van de zorg die men hiermee hoopt op te lossen:

1. Bijna elke van de uitgebouwde diensten binnen het systeem van de zorg heeft een eigen territorium wat lacunes en overlappingen als gevolg heeft vb uurroosters van de diensten zijn niet afgestemd op de behoeften van de zorgvragerStructureel paternalisme: men bepaalt niet wat goed is voor een persoon maar er bestaat een structuur, een wijze van organiseren van de zorg

2. Of/of-keuze: men moet beroep doen op de ingestelde dienstverlening of op mantelzorg, daartussen is niet 3. Hiërarchisch model: de positie van de gehandicapte is bijna altijd die van de ondergeschikte, progessionele hulp

wordt vaak gebracht als was het een gunst

Alternatief: zorgsysteem dat vertrek vanuit een ‘recht op autonomie’-filosofie

- Mensen die het nodig hebben over structurele middelen beschikken om invloed uit te oefenen op de aard van de geboden diensten

- Wanneer het recht op autonomie van de zorgvrager centraal wordt gesteld, dan impliceert dit een beleid gericht op de versterking van de positie van de zorgvrager

- Dit houdt 3 reeksen maatregelen in: ondersteuning van de zorgvrager bij het articuleren van zijn vraag (via advocacy), technische ondersteuning en coördinatie (via casemanagement), systeem van geïndividualiseerde financiering T. Stainton laat uitschijnen dat bij dit recht op autonomie er een synergetisch effect optreedt, de aanwezigheid van 1 reeks maatregelen verstert de effectiviteit van de andere

P. Van Lieshout concludeert dat eenn persoonsgebonden budget tot tevredenheid leidt

1. Op prijs stellen dat ze kunnen kiezen tussen verstrekking in natura of geld2. Ze maakten op creatieve wijze gebruik van het geld, 35% hield geld over3. Personen met een budget hadden 3,5 keer minder kans om te verhuizen naar een verzorgingstehuis dan de

mensen in de controlegroep

Page 29: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

De (on)afhankelijkheidsverzekering: centen of diensten

J. Pacolet en H. Spinnewyn

- Met de middelen opgebracht door de verzekering diensten financieren en geen bijkomend inkomen (obv van kostenbesparing en allocatie-overwegingen)

- Paternalistische visie op de consument hij zou niet de beste keuzes maken wanneer hij een additioneel inkomen ontvangt

- Men kan ook een betere controle uitoefenen op het aanbod en de kwaliteit van het aanbod- Een financiering onder de vorm van tegemoetkoming stelt ook het permanente probleem dat men dit dient te

moduleren in functie van behoeften en afhankelijkheid- Probleem: discriminatie in de zorgvormen als men diensten financiert, wordt enkel de formele zorg

gefinancierd en de informele genegeerd

Een zorg in de gemeenschap

Verschuiving van de residentiële of intramurale zorg over de semiresidentiële of transmurale zorg naar de ambulante of extramurale zorg

thuiszorg neemt een belangrijke rol in binnen de ambulante zorg

mogelijk maken dat dat mensen in hun eigen milieu kunnen blijven

residentieel algemeen welzijnswerk: begleid wonen voor jong-volwassenen en begeleid wonen voor volwassen thuislozen

ambulante hulpverlening van bijzondere jeugdbijstand: dagcentra, de autonome dagcentra, thuisbegeleidingsdiensten

…. Nog voorbeelden van andere sectoren p. 36

Bedenkingen

1. De ambulante zorg staat nog altijd in zijn kinderschoenen; qua aantal voorzieningen, financiële middelen en personeel is dit slechts een fractie van de inspanningen ten behoeve van de residentiële zorg

2. De residentiële zorg blijft noodzakelijk voor bepaalde categorieën en zal voor sommige groepen nog in belang toenemen

3. De politiek heeft een gecoördineerd aanbod aan vele soorten voorzieningen nodig om mensen zolang mogelijk autonoom te houden

4. ‘zorg door de gemeenschap’ ook de burgers moeten verantwoordelijkheid opnemen voor zichzelf en voor hun medemensen in nood

Kwaliteit – “Onze specialiteit, een tevreden klant”

Aandacht aan kwaliteit: zowel het product dat gemaakt wordt als het porces worden getoetst op hun kwaliteit, kwaliteitsnormen hebben hun intrede gedaan op het domein van gezondheids -en welijzinsvoorzieningen

Mensen raken ervan overtuigd dat de moderne gezondheidszorg een louter medische en technische zaak zal worden, tegen deze achtergrond moet kwaliteitszorg geplaatst worden

Page 30: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

1. Moet een tegengewicht vorm voor de verregaande professionalisering, medicalisering en vertechnicisering2. Omgaan met een consumptieve mentaliteit en onrealistische verwachtingen van de patiënten3. Aandacht voor het menselijke en zorgde maar ook voor het efficiënte4. Streven naar hoge kwaliteit tegen beheerste kosten5. Zo doeltreffend mogelijk werken

Boeije over totale instituties

- Een totale institutie kenmerkt zich door spanningen en tegenstrijdigheden - Spanningsveld tussen doelmatigheid en zelfbescherming

Zes strategieën om om te gaan met problemen= tweedeling institutionele efficiëntie + zelfbescherming tegenover realisering van humane verzorging + betrokkenheid

doelmatigheid waarmee het dagelijkse werk kan worden uitgevoerd met behoud van afstand tussen verzorgenden en bewoners (uniformering, normalisatie, vermijding) = Martha-perspectief

persoonlijke zorg te bewerkstelligen en gericht zijn op de betrokkenheid van verzorgenden (overleg, acceptatie, dosering) = Maria-perspectief

kwaliteit zal altijd ergens te vinden zijn tussen deze beide rationaliteiten

Hoe? De organisatie van de zorg

Oude vragen

Keuzes in het organisatorisch vormgeven:

- Zorg gecentraliseerd of gedecentraliseerd?- Gecombineerde dienstverlening of specialistische diensten?- Verschillende diensten op één plaats of in verschillende gebouwen?- Professionele hulp of ervaringsdeskundigen en vrijwilligers?- Door wie wordt de organisatie georganiseerd (overheid, experten, combinatie, ..)?

Problemen bij het zoeken naar verbetering van de organisatie N. Gilbert e.a.

1. Fragmentering Hulpzoekende moet zich voor verschillende soorten problemen tot verschillende instanties wendenVoornamelijk problemen rond coördinatie, locatie, specialisatie en overlapping van diesnten

2. Discontinuïteit Hulpzoekende moet zich voor de oplossing van één probleem tot meerdere hulpverleners wenden (van kastje naar muur gestuurd worden)

3. Ontoegankelijkheid Problemen bij de toegang tot het netwerk van dienstverlenende organisatiesDe mate van bureaucratisering, taalgebruik van de hulpverleners, selectieve voorkeur voor cliënten,, een voorkeur voor een bepaald soort problemen kunnen hierbij een rol spelen

4. Niet-aanspreekbaarheid Gebrek aan mogelijkheden voor cliënten om gehoor te vinden voor hun klachten over hulpverlening

Actuele antwoorden

Page 31: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Coördinatie

= het antwoord op de tegenstrijdigheid tussen de hulpverleners die zich definiëren als begaan met de gehele persoon en het feit dat hulpverleners zich tegelijk steeds meer specialiseren

3 groepen voorstellen om de fragmentering van zorg tegen te gaan

Federatieve structuren (‘netwerken’)

- Gebouwd op de vrijwillige samenwerking tussen autonome diensten- Niet verbonden via een formele hiërarchie- Coöperatie berust op wederkerigheid- Regionale overlegorganen: mensen met een handicap, welzijnsraden, ROSI’s

Centralisatie

- Wel een formele hiërarchie- OCMW’s: veel op het lokale vlak uitgebouwde sociale voorzieningen- Polyvalente centra: vormen een eenheid van beheer en beleid (één gemeenschappelijke inrichtende macht, één

Raad van Beheer, één werkgever)

Samenwerking op het ‘case-level’-niveau

- Gedecentraliseerde interacties tussen sociale voorzieningen en hun personeel (eerder dan uit de formele, gestructureerde vormen van eenmaking of federatieve voorzieningen)

- Vaak het uitvoerend personeel dat de verschillende componenten van het hulpverleningsnetwerk moet samenbrengen

- Het dienstenverleningssysteem is zo complex dat het meer en meer noodzakelijk is dat de hulpverleners die kennis verwerven om op een efficiënte manier de cliënten in contact te brengen met de voorzieningen

- Maatzorg: hulpverleningsmethodiek voor het werken met kansarmen op de eerste lijn met een intensieve persoonlijke begeleiding

- Nieuwe methodiekeno Methoka-Werkboek: document waarin de methodiek uitgewerkt wordt met het methodisch werken met

kansarmen in het OCMWo Basisschakelmethodiek: instrument om meervoudig achtergestelden daadwerkelijk te bereiken, deze

methodiek is een basis waarop kan worden voortgebouwd o Methodiek van de thuisbegeleiding in de bijzondere jeugdbijstand: rondetafelbespreking waarin duidelijke

afspraken worden gemaakt o Casemanagement: methode van samenbrengen, regelen of coördineren van diensten om aan de

behoeften van cliënten tegemoet te komen, dient zich aan als middel tegen de eerder besproken problemen door N. Gilbert

Page 32: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Kort samengevat door J. Wennink en G. Goudriaan

- Casemanagement moet drie functies vervullen die in het reguliere systeem onvoldoende geregeld zijn:1. Continuïteit van zorg2. Uitgaan van behoeften en wensen van de individuele cliënt3. Belangenbehartiging

- Taken van de casemanager1. Assessment: taxatie van de zorgbehoefte 2. Linking: afstemmen van de zorg op de behoefte in een zorgplan3. Advocacy: belangenbehartiging4. Monitoring: voortgangsbewaking

casemanagement is niet noodzakelijk door het onvoldoende verrichten van taken maar voor het afstemmen van de hulp van de afzonderlijke hulpverleners en het waarborgen van continuïteit; het is dus iets anders dan de coördinatie van de zorg zelf

’70: Verenigde staten

‘ 80: Engeland

in Vlaanderen is de term niet maar de praktijk niet, echter is er bij gebrek aan deze afspraken de kans even groot dat er niet van casemanagement gebeurt

Participatie

Coördinatiestrategieën creëren nieuwe verhoudingen tussen voorzieningen

Partcipatiestrategie beoogt een herverdeling van de besluitvormingsmacht tussen voorzieningen en cliënten; pas dan zullen cliënten verzekerd zijn van aanspreekbare en efficiënte diensten

garandeert echter niet dat er aan de behoeften van cliënten tegemoet wordt gekomen, ze hebben meerdere objectieven waar de overleving binnen het systeem er eentje van is

Er dient zoveel mogelijk emancipatorisch en minder betuttelend gedacht en gewerkt te worden:

Voorbeelden hierbij zijn

- Armoedebestrijding (VFIK-projecten)- Decreten inzake bijzondere jeugdbijstand- Bejaardendecreet waarbij de dienstencentra, rusthuizen en serviceflats een bewonersraad moeten oprichten- …

Er tekenen zich drie patronen af in hoever we staan met die participatie

Page 33: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

1. Pseudoparticipatie: weinig of geen herverdeling van macht tot gevolg2. Normale participatie: gebruikers van de zorg hebben een reële invloed maar de invloed blijft marginaal op de

besluitvorming3. Redistributieve participatie: verschuiving in de machtsstructuur in die mate dat de gebruikers van de zorg een

substantiële invloed hebben op de beslissingen

De mate van participatie kan variëren van eerder gematigd naar erg radicaal

Vb persoonsgebonden financiering

‘Welfare pluralism’

Betreft het beheer en bestuur: er zijn meerdere partijen actief

- De overheid (lokaal, regionaal, federaal)- Privéprofit -of de commerciële sector- Privé-non-profit- Socialprofitsector- Ook de informele sector: mantelzorg, vrijwilligers, zelfhulpgroepn, zelfzorg,..

deze ‘welfare mix’ is zo oud als de verzorgingsstaat zelf

Wel nieuw zijn de verschuivingen die zich in de samenstelling van deze mengeling hebben voorgedaan, verschuivingen op het numerieke belang van de onderscheiden secotren maar ook op de draden die er bestaan tussen deze zorgsectoren

Informele sector

- De voorbije 10-15 jaar is de overheid meer en meer het belang van de informele zorg gaan beklemtonen; het verzorgingsgezin werd gepromoot als aanvuller of plaatsvervanger van de verzorgingsstaat

- Wordt in hoofdzaak verstrekt in de woning van de zorgbehoevende- Mantelzorg = zorg door het gezin = zorg door de vrouw- De vraag is of het gezin in dezelfde mate deze informele zrog zal kunnen/willen blijven verstrekken (in 2050 zal

1/3 vd bevolking in België ouder dan 60 zijn)

- Vermindering van de capaciteit van de gezinnen om deze zorg te verstrekken 1. Vermindering van de omvang van de huishoudens2. Toenemende arbeidsmarkparticipatie van de vrouw3. Stijgende echtscheidingscijfers vraag of het gezin de niveau van de zorg op hetzelfde peil kan houden

- Er is steun van de overheid nodig, er gebeurt echter al het één en ander1. Veel voorzieningen die de informele zorgverleners ondersteunen zoals thuisverpleging, diensten voor gezins -

en bejaardenhulp, thuisbegeleidingsdiensten,…2. Maatregelen gericht op het tijdelijk ontlasten van de informele verzorgers zoals dagverzorgingscentra,

nachtopvang, kortverblijf,…

Page 34: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

3. ‘vergoede informele zorg’ wat een betaalde niet-professionele zorg is; vooral taken zullen opgenomen worden die niet door gewone vrijwilligers noch door professionelen worden verstrekt; gaat dikwijls om het tijdelijk vervangen en ontlasten van de mantelzorg

4. Positie van de vrijwlligers op vlak van de arbeidswetgeving, socialezekerheidswetgeving en burgerlijke aansprakelijkheid (Decreet betreffende het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns -en gezondheidssector)

5. Financiële ondersteuning van mantelzorgers en hun socialezekerheidsstatuu Tegemoetkomingen aan personen die verzorgingen nodig hebben, tegemoetkomingen met het

oog op het betalen van door anderen verstrekte zorg Wie een zorgbehoevende thuis wil opvangen, kan beroep doen op een aantal mogelijkheden

geboden in het kader van de sociale zekerheid zoals de loopbaanonderbreking Voorstel om aan de informele thuisverzorgers een sociaal statuut te geven

- De overhied noch de regeringen van deelstaten verschaffen directe financiële steun aan de mantelzorgers, dit gebeurt in andere landen wel: ‘payment for care’ onderzoek toont echter aan dat 27% van de Vlaamse gemeenten/OCMW’s op de een of andere manier mantelzorg verstrekt, de hoogte van het bedrag van mantelzorg varieert in functie van de doelgroep op het lokale vlak heeft er zich, spontaan en totaal ongecoördineerd, een proces in gang gezet van ondersteuning van de mantelzorg

Commerciële sector

- De privésector (commerciële dienstverlening) heeft in de jaren ’80 aan belang gewonen privatisering, commercialisering, vermarkten,…

- Vlaamse Gewest is de rusthuissector voornamelijk georganiseerd door vzw’s en publieke instantiesWaalse Gewest is de commerciële sector dan weer dominantBrusselse Hoofdstedelijke Gewest is de commerciële sector nog dominanter

- In de ambulante zorg speelt het commerciële circuit ook mee, in de dienstverlening voor 75-plussers zijn de commerciële voorzieningen het meest dominant

- Er wordt veel gewezen op de (on)waarde van de commerciële dienstverlening:Het is de basis van de ‘mixed economy of welfare’ kan leiden tot ernstige verstoringen in de verdeling van sociale verzieningen wat weer kan leiden tot een regionale ongelijkheid qua infrastrucutuur

Ook de kwaliteit van de zorg kan in de problemen komen door de groie van de commerciële sector

er kan een duale zorgstructuur ontstaan

De deskundige: vriend of vijand?

Witte woede van de professionelen: zei zeggen dat zorgen een volwaardige arbeid is; arbeid waarvoor een volwaardig loon wordt gevraag en dit binnen normale arbeidsverhoudingen

Page 35: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Deskundigen tewerkgesteld in de zorg zijn vaak afkomstig uit de middenklassen en de cliënten uit de lagere socio-economische klassen: de klassenkloof brengt ook problemen met zich mee; deskundigen kunnen moeilijk de wijze van denken en doen van hun cliënteel begrijpen; sociale stratificatieredenen zorgen voor moeilijkheden op het vlka van toegankelijkheid en continuïteit van de zorg

Proces van de professionele socialisatie: dit proces kan op een verregaande wijze diegenen veranderen die het ondergaan, hun wijze van omgaan met de cliënten kan er door veranderen, dit wordt ook wel expertosis genoemd; voorkeuren voor bepaalde cliënten zijn voor een deel van hier uit te verklaren (het bestempelen van hulpeloze, multiproblematische, … cliënten is een uitdrukking van een bepaalde professionele technologie); onderzoek wijst uit dat het type cliënt waartoe een persoon behoort, volgens persoonlijke waarneming van de hulpverlener, inderdaad het hulpaanbod verstrekt door de hulpverlener beïnvloedt.

Cliënt- en/of probleemselectiviteit: wordt versterkt door de organisatorische structuur, deze organisaties hebben tal van andere zorgen buiten de zorg van het welzijn van hun gebruikers vaak meer begaan met organisatorische problemen dan met de behoeften van de cliënten

Meer dan vroeger pleit voor een ‘human link’: inschakelen van ervaringsdeskundigen en vrijwilligers, bij K&G loopt een opleidings -en tewerkstellingsproject waarbij kansarme vrouwen als ervaringsdeskundigen worden ingezet voor het verstrekken van opvoedingsbijstand aan generatiearme gezinnen (zo overbruggen zij de kloof tussen hulpvragen en hulpverlener)

Gewoon waar mogelijk, speciaal waar nodig

Criteria die men kan hanteren voor het uitbouwen van de zorg: diverse vormen van de specialisatie van zorg mogelijk zoals categoriaal, functioneel, levensbeschouwelijk, territoriaal

Voor -en nadelen van specialistische zorg

- Nadelen1. Categoriaal gestructureerde zorg: gevaar mensen apart te zetten2. Voor veel groepen een geheel van speciaal voor hen bedoelde voorzieningen opgericht, voor sommigen is dat

terecht en voor een deel niet 3. Categoriaal gestructureerde zorg dient voortdurend weer getoetst te worden op haar positieve en negatieve

effecten4. Vb. mensen met een handicap hebben volledig voor hen apart uitgebouwd systeem maar dienen ze eerst

maximaal gebruik te maken van de algemene voorzieningen. Aangezien er een apart systeem bestaat, geeft dit aan de algemene voorzieningen een alibi om speciale inspannignen voor mensen met een handicap af te wijzen er bestaat voor hun dus een maatschappij binnen de maatschappij, niet langer de totale instituties en hoewel er voor meer geïntegreerd werken allerlei modellen bestaan op verschillende terreinen, komen die in Vlaanderen moeilijk tot stand omdat het merendeel van de middelen naar het traditionele systeem gaat

Page 36: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Zorg op maat

= personalisatie van het zorgaanbod

In de Angelsaskische literatuur: resources-based to a needs-based service

zorgverlening mag niet meer aanbodgericht zijn maar moet zich nu organiseren in dialog met de client, met respect voor zijn vrije keuze streven naar een ‘tailor made support system’

1. Differentiatie: naar functie, aard en graad van de handicap,… afzonderlijke voorzieningen worden gevraagd hun werking zoveel mogelijk af te stemmen op de individuele problematiek van de gebruikers niet evident want het is eenvoudiger om te werken met een gemeenschappelijke deler

2. Differentiatie van de hulpverleningsvormen: zowel binnen ambulante als de intramurale sector, vb met dienstencentra, serviceflats, dagcentra,… wordt de verbinding tussen thuiszorg en residentiële opvang gemaakt

3. Coördinatie van de zorg rond een bepaalde zorgvrager beter op punt stellen: methodieken die en betere samenwerking op het case-level niveau beogen, kunnen hier een belangrijke rol in spelen

Financiering

Oude vragen

De financieringsbronnen

Mengeling van allerlei bronnen (individuele bijdragen van de gebruiker, giften, sociale verzekeringsbijdragen, privékapitaal,…) = mixed economy of welfare

Groot deel vann de zorg is in handen van particuliere niet-commerciële instanties

- Hun financiële inbreng is verminderd en meer en meer middelen komen van de gebruikers zelf en van de overheid

- Zij werder ook meer en meer gestuurd in hun structuur en functioneren door de overheid- Discussies over de kosteneffectiviteit, mate van de autonomie, gebrekkige spreiding op het domein van zorg en

welzijn, … van het particulier initiatief

Overheid is ook een aanbieder van voorzieningen

- Middelen zijn afkomstig uit belastingen, bijdragen, sociale verzekeringen en soms giften- Toelagen voor zorg zijn afkomstig uit meerdere overheidsinstanties

Commerciële voorzieningen:

Page 37: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

- Bijdragen van hun cliënten, maar ook belastinggelden (OCMW die mensen in deze sector financiële steun biedt)- Personen en instanties die middelen investeren in deze sector met het oog op een profijt- Komt meer en meer van de grond vb. privéverzekeringsmaatschappijen

Transfers

Hoe verloopt de geldstroom tussen de geldverschaffende en de ontvangende instantie/persoon?

Welke voorwaarden hangen vast aan deze transfers?

Centralisatie of decentralisatie?

Federale of regionale/lokale controle?

N. Gilbert 4 types van dergelijke voorwaarden:

1. Programmavoorwaarden: bepalen de doelstellingen van de toelage, de activiteiten waaraan deze middelen besteed mogen worden; kunnen variëren van heel gedetailleerd tot heel algemeen vb. betoelaging van de OCMW’s via het Bijzonder Fonds voor Maatschappelijk Welzijn en de gewone betoelaging van de OCMW’s via het Gemeentefonds

2. Financiële voorwaarden: de overheid staat pas in voor een deel van de middelen als de instantie zelf instaat voor een deel van de middelen voor het realiseren van het beoogde objectief vb. subsidies verstrekt door het Europees Sociaal Fonds

3. Cliëntbetrokken voorwaarden: verband met wie in aanmerking komt voor het gebruik van die middelen vb. financiering van de diensten voor gezins-en bejaardenhulp

4. Procedurele voorwaarden: voorschriften die de ontvangende instantie moet volgen vb. verslaggeving, rechten en participatie van cliënten, kwalificaties van personeel,…

Actuele antwoorden

Overheid op zoek naar privépartners

In 1990 werd naar een andere manier van financieren van serviceflats gezocht door de Vlaamse Regering een bouwprogramma werd opgestart dat van overheidswege wordt voorzien in financiële middelen, maar het ging ten onder aan zijn eigen succes

Privékapitaal van particuliere burgers:

- Oprichting bevak = beursgenoteerde vennootschap met vast kapitaal, dit fonds verzamelt via aandelen geld bij het grote publiek om de bouw van de flats te financieren

- Belangrijk sociaal rendement: gronden worden gratis ter beschikking gesteld door OCMW’s en vzw’s en op zijn beurt worden de flats onderverhuurd aan hun cliënten

- Een klein dienstverleningsaanbod is begrepen bij de maximumdagprijs

Page 38: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

- Om de aandelen aantrekkelijker te maken kunnen de aandeelhouders na 75 jaar aanspraak maken op een van de sreviceflats, ze verkrijgen ook een finacieel rendement via kapitalisatie of dividenuitkering

- Het voorstel roept echter bij velen vragen op

De bijdrage van de gebruiker: omvang en betaalbaarheid

Men kan met zekerheid zeggen dat het bedrag van de eigen bijdrage van de cliënt niet zal dalen

de cijfers in het artikel doen denken dat de zorg die bepaalde mensen nodig hebben niet langer betaalbaar zijn en dat hun financiële positie in grote mate bepaalt of men zich de zorg kan permitteren die men zelf verkiest

Voorbeelden uit de secotr van de residentiële zorg voor ouderen

1. Dagprijs in een rusthuis voor een alleenstaande bedroeg in 1988 €22 per dag (€679 per maand) dat in 1992 al opliep tot €28,51 per dag (868 per maand) 70% van de alleenstaande 65-plussers moet rondkomen met minder dan €744 per maand; 1/3 zal dus beroep moeten doen op het OCMW

2. Voor serviceflats kan men onder bepaalde voorwaarden beroep doen op het OCMW, financiële steun van kinderen of anderen is ook mogelijk 1/10 bewoners ontvangt finanële steun; dit onderzoek doet uitschijnen dat enkel de meer gegoede alleenwonenden zich een serviceflat kunnen veroorloven

Kosten van thuiszorg lopen ook sterk op, zeker bij een complexe thuiszorg

Tegen deze actergrond moet men de discussie over de onafhankelijkheidsverzekering plaatsen

gepleit voor een solidariteit ter dekking van het risico van afhankelijkheid van bejaarden

afhankelijkheidsverzekering (tussenkomst voor niet-medische kosten) hangt af van de mate van autonomieverlies

voor de financiering wordt gepleit voor een repartitiestelsel (actieven en niet-actieven moeten bijdragen)

deze verzekering zou in de plaats van ‘tegemoetkoming hulp aan bejaarden’ moeten komen

onduidelijkheden en betwistingen in verband met de financieringen van het stelsel, de aard van de dekking, bevoegdheidstoekenning, leeftijdsgebonden karakter,… hebben ertoe geleid dat het probleem van de onafhankelijkheidsverzekering nog steeds hangende is

Page 39: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Betreffende de financiering is er de vraag of dergelijke verzekering moet ressorteren onder de privéverzekering of de algmene solidariteit

er wordt gepleit voor een georganiseerde verplichte solidariteit tussen actieven en niet-actieven en tussen valide en mindervalide personen

Onderhoudsplicht en terugvordering

KB 244 heeft de familiale solidariteit terug een verplichtend karakter gegeven:

- 1976: OCMW kon de financiële steun wel terugvorderen- 1983: kb werd ingevoerd met als motivering een meer billijke spreiding van de financiële lasten OCMW moest

nu het bestaansminimum en maatschappelijke dienstverlening terugvorderen- 1987: terugvordering werd opnieuw ingetrokken, waarmee het recht op maatschappelijke dienstverlening werd

uitgehold en een nieuwe afhankelijkheid van naasten werd gecreëerd dit alles zorgde voor meer kans op verstoorde familierelaties maatschappelijke solidariteit zou ook hierbij een rol moeten spelen

Over verzekering en solidariteit

De individuele premie zou heel hoof zijn mocht de verzekering niet gesolidariseerd worden

P. Rosenvallon reageert dat het systeem van mutualisering van risico’s niet meer werkt, oude mechanismen van solidariteit vallen uit elkaar, de verzorgingsstaat wordt stilaan een ‘société assurancielle’, we maken een scheiding tussen de werled van verzekering en de wereld van solidariteit mee

Reeksen oorzaken die aan de basis hiervan liggen

1. Het aantal uitkeringsgerechtigden speelt mee; de bijdragebetalenden kunnen en willen niet meer instaan voor deze grote groep

2. De noties van rechtvaardigheid en solidariteit berustten op de idee dat risico’s een grotendeels toevallig karakter hebben, dit is niet meer het geval; uitsluiting en werkloosheid zijn stabiele toestanden geworden en de sociale verzekering is hier niet meer voor aangepast

Page 40: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

3. Nadruk komt meer en meer te liggen op de individuele verantwoordelijkheid; bijdragen betalen voor mensen die geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn gezondheid op zich neemt is niet meer evidentVooruitgang in de genetica biedt een andere kijk op risico’s, het kan nu worden toegeschreven aan voorspelbare organische oorzaken: risico’s worden gepersonaliseerd de sluier van onwetendheid is gescheurd

deze gevolgen van de kennisrevolutie manifesteren zich al in privéverzekeringen en zullen zich ook gaan manifesteren in de sociale verzekeringen; dit kan leiden tot een verschillende bijdrage of nog anders gezegd een desolidarisering

De betere kennis die een maatschappij heeft van haar verschillen, doet de perceptie van rechtvaardigheid en onrechtvaardigheid veranderen. De bereidheid tot solidariteit zal derhalve wellicht ook meer en meer gepaard gaan met een controle op individuele gedragingen.

P. Rosenvallon wijst op het feit dat er een nieuwsoortige verzorgingsstaat nodig is

1. Andere financiering solidaristisch stelsel op fiscale basis2. Van een passieve naar een actieve verzorgingsstaat

Transfer van middelen

Er wordt gezocht naar een betere beheersbaarheid van uitgaven, bestuurbaarheid, (de)regulering, responsabilisering

Budgetfinanciering die terug te vinden is in de zorg voor welzijn en gezondheidszorg

besluit Vlaamse Regering op 21 september rond zorg voor welzijn

- Personeelssubsidiering gebeurt forfaitair- Rekening houdend met anciënniteit- Opmerking: als voorziening krijgt men een veel grotere verantwoordelijkheid over een eveloppe waarover men

zelf geen controle heeft, de overheid zou geneigd kunnen zijn om deze enveloppe te verminderen terwijl men op het niveau van de voorziening belast wordt met de verantwoordelijkheid van de uitvoering en van de bezuinigingen

Page 41: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Constructing Inequality: Deserving and Undeserving Clients in Austrian Social Assistance Offices

C., Altreiter & B., Leibetseder

Introduction

Het sociaal construct van een lage positie en het negatieve beeld van een bepaalde groep heeft invloed op zowel de publieke opinie, politiekers en sociaal werkers, maar het fundeert ook de oprichting van lokale praktijken in sociale hulp.

Street-level organisaties mediëren politieke verandering door governance of management of door de specifieke activiteiten die zij opstarten

Vraag: hoe construeren die organisaties de idee van hulpwaardigheid doorheen hun structuur en hun formele en informele activiteiten, ondanks veranderingen in de wetgeving?

Nieuwe overeenkomst tussen de Oostenrijkse federale regering en de lokale regeringen heeft als doelstelling de take-up rate verhogen, stigmatisatie verkleinen en een meer individueel systeem oprichten, daarnaast wilt men ook de macht van de lokale varianties verkleinen

The social construction of deservingness

Page 42: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Street-level bureaucrats mediëren tussen cliënten en sociaal beleid. Op individueel niveau worden zij gevormd door hun professionele identiteit.

o Zijn zeer belangrijk voor ook de verandering in de wereld van het sociaal beleido Sociale organisaties reconstrueren de notie van hulpwaardigheid voor hun cliënten

Om een bepaalde reden te geven voor hun manier van werken en de structuur van implementatie

Op formeel niveau wordt een onderscheid gemaakt tussen hulpwaardig en niet hulpwaardigo Sociaal construct van targetgroepen draait rond het toeschrijven van bepaalde kenmerken, symbolen en

waarden om daarna het verdelen van uitkeringen of verplichtingen aan die groep te legitimeren.

Construction of deservingness by street-level organisations

Gebaseerd op twee elementeno hulpwaardigheid checken

eerder bureaucratisch: bankrekeningen, inkomsten, persoonlijke omstandigheden checken onthult ook de lokale constructie van hulpwaardigheid Zo weinig mogelijk persoonlijk worden, men wilt gewoon dat iedereen een basisinkomen heeft

als ze het nodig hebben. Andere methode: baseren op morele kenmerken van hulpwaardigheid: de cliënten het gevoel geven dat ze iets waard zijn: belangrijk om te onderscheiden tussen zij die het echt nodig hebben en anderen die moeten veranderen van gedacht dat ze het niet nodig hebben

o verandering in het gedrag van de cliënt bekomen Heeft interactie nodig Aan de ene kant worden de vereisten minimaal gesteld (enkel middelentoets). Er kan echter ook

gezegd worden dat ze zich moeten inschrijven in een jobkantoor en x aantal sollicitaties moeten doen, dit komt niet tussen in de persoonlijke levenssfeer. Aan de andere kant wordt dit als essentieel gezien: zelfs tot psychologische of medische hulp. Er zijn twee mogelijkheden: de sociaal werker neemt individuele omstandigheden in achting om zelfvertrouwen van de cliënt te verbeteren, of bij een gedisciplineerde aanpak kijkt men naar de morele assumpties over de hulpwaardigheid van een persoon

o Deze twee technieken: people processing en people changing illustreren de notie van hulpwaardigheid Trekken een lijn tussen zij die op de markt of familie moeten steunen en zij die op sociale hulp

kunnen steunen.

The Austrian case

Ook al komt het federaal, er is nog steeds zeer veel discretie Mensen die claimen moeten eerst gebruik maken van eigen middelen en die van derde partijen en ze moeten

hun capaciteit om te werken tonen (geen voorwaarden over hoeveel of wat een cliënt specifiek moet bereiken) De legale rechten van de cliënten zijn verbeterd (ze krijgen vb. eerst een waarschuwing voor hun uitkering

vermindert) Vier verschillende patronen komen na onderzoek boven drijven na focus op hulpwaardigheid om uitkeringen te

ontvangen en op aanpassing in gedrag: gestandaardiseerd, half-gestandaardiseerd, gedisciplineerd en ‘poor relief’

o (Semi-)gestandaardiseerd hebben diesntengerichte aanpak gemeenschappelijk. Verschil zit in het niveau van het bureaucratisch proces: de standaard onderzoekt databases, de semi checkt bestanden van een cliënt

Respect voor het recht van de cliënt op een uitkering Standaard: kijkt eerder individueel om hulpwaardigheid te checken

Page 43: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Semi: zoekt groepen van mensen om hun situatie te verbetereno Gedisciplineerde: produceert automatisch niet-hulpwaardige mensen door zich te baseren op databases

en documenten. Er worden negatieve incentives gebruikto Poor relief: hulpwaardigheid beslist door de sociaal werker dus op basis van morele waarden

‘I cannot let someone starve’ – poor relief administration

In dit deel van Oostenrijk slechts één sociaal werker die zich baseert op face to face ontmoetingen waarbij soms zelf de ouders of de familie gesproken werd.

Elke maand opnieuw gaan voor een gesprek Twee redenen: het individu moet zijn noden elke maand reconstrueren en krijgt daarvoor dan een

cheque van de sociaal werker. Daarnaast herbekijkt de sociaal werker de situatie van de cliënt opnieuw Lager risico op overbetaling, maar wel een soort onderdanigheid aan de sociaal werker hierdoor Sociaal werker bereid om rond de wet te gaan want die is soms te strikt d.m.v. private donaties een

gemeenschappelijk pot creëren Zo kan op een goede manier ingeschat worden of iemand moeite doet om zijn situatie te verbeteren of of

de persoon het eigenlijk wel nodig heeft. In deze situatie wordt sociale hulp slechts uitgekeerd als alle andere mogelijke systemen van hulp niet

gewerkt hebben Cliënten worden niet gezien als dat ze op zichzelf iets kunnen doen, paternalistische ingesteldheid Sociaal-morele constructies zijn de basis voor het onderscheid hulpwaardig/niet-hulpwaardig

‘Not those who cry loudest’ – standardised administration

Meer dan één sociaal werker ‘nummertje trekken’ aan het infopunt, binnen de dag is hun claim ingediend Meeste data staat online Betaling voor drie of vier maanden en dan nieuwe afspraak De controle is klantvriendelijk Veranderingen in het leven van cliënten moet slechts gemeld worden als de database er niet achter kan

komen, zo kan eventueel de betaling bijgeschroefd worden ‘service-oriented processing technology’ Identieke middelentoets voor iedereen Gelijke behandeling voor iedereen, those who cry loudest krijgen niet meer Zorgen voor hogere take-up rates Dit is dus een systeem dat elke cliënt als een burger ziet en oog heeft voor de rechten van uitkeringen

voor iedereen Echter: amper persoonlijke interactie, weinig interesse van sociaal werkers in het leven en andere

problemen van cliënten (zo percipiëren zij het ook)

‘And it must hurt’ – disciplining adminstration

Slechts twee sociaal werkers met andere centra waar het eerste gesprek al gevoerd kan worden Hulpwaardigheidstest: zeer veel documenten kunnen voorleggen (zelf patronen van uitgaven worden

onderzocht). Alle acties moeten verantwoord kunnen worden, anders wordt de claim afgewezen Zelfs met 3000 euro op de bankrekening zal je niets krijgen omdat je er nog twee maanden van kan leven Elk individueel geval is nauw onderzocht met vele vragen over de persoonlijke leefsituatie en je verleden

als werknemer. Elk statement wordt gecheckt via een database en worden nog eens dubbel gecheckt. Elke twijfel leidt tot een hardere behandeling

Page 44: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Basis: maandelijkse uitbetaling: claim elke maand vernieuwen veel onzekerheid: moeilijk om betalingen in de toekomst te plannen

Veel nadruk op het zoeken naar werk: elke maand krijgen ze een kaart waarop ze de stempels moeten zetten van de bedrijven waar ze gesolliciteerd hebben (stigmatiserend) (maandelijks tien!)

‘and it must hurt, otherwise no one would care’ Leidt tot een vicieuze cirkel: negatieve incentives zorgen voor slechter gedrag (vb. over aantal

sollicitaties), worden basisch gezien als niet-hulpwaardig of zelfs nooit-hulpwaardig

‘First and foremost people get their money’ – semi-standardised administration

Gestandaardiseerde procedure voor iedereen; database gecheckt Binnen het uur een eerste uitbetaling als je hulpwaardig wordt geacht, er is geen afspraak nodig. Slechts

als er onrecht is wordt aan de politie gevraagd om eens thuis te checken. In de stad moet men wel eerst een afspraak maken

Het zijn de huidige omstandigheden die de beslissing maken, geen voorgaande bankstanden Meestal voor minstens drie maand een uitkering krijgen Databases niet automatisch bijgewerkt maar slechts als een claim ingediend wordt of op regelmatige

intervallen. Daardoor vaak discussies over voorgaande overbetalingen. Cliënten moeten zo vaak mogelijk veranderingen in hun leven doorgeven zodat daarop geanticipeerd kan worden

Soms ook kijken in persoonlijk leven (vooral in het landelijke gedeelte: kijken naar de moeilijkste cliënten) Je kan een waarschuwing of zelfs een ban krijgen als je niet aan de vereisten voldoet

OUDE VRAGEN OVER ZORG VOOR OUDEREN: ZIJN ER NIEUWE ANTWOORDEN?

WIE VRAAG

Ouderen ≠ homogene groepo Stereotype 2deling gezond/actief ouder worden – achteruitgang/toenemende zorgafhankelijkheid

Beeldvorming = belangrijke rol bij ouderen zelf/samenleving/beleid Ouderen internaliseren negatieve stereotypes (=> slechtere fysiek/stressreacties)

o Framing = gebruikt voor correct/makkelijk begrippen omscchrijving te geven van moeilijke/delicate begrippen

o Gebaseerd op waarden/metaforen/beelden Groeiende groep ouderen

o Expansion of morbidity hypothesis Verouderde populatie => meer mensen met gezondheidsproblemen Chronische ziektes brengen ook andere gezondheidsproblemen met zich mee

Meer nood aan gezondheidszorgo Dynamisch evenwicht

Page 45: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Leeftijd waarop we slechte gezondheid krijgen schuift mee op met levensverwachting Aantal jaren in slechte gezondheid blijft gelijk Vraag naar zorg stijgt wel door grotere groep ouderen

o Compression of morbidity hypothesis Levensverwachting stijgt + jaren in slechte gezondheid nemen relatief af

Geen eenduidigheid welke theorie juist (voorkeur voor laatste) Evolutie levensverwachting belangrijke implicaties voor nood aan zorg voor ouderen

WAT VRAAG

Vroegero Zorg voor ouderen gemedicaliseerd

Zware zorgbehoefte niet opgenomen in rusthuis maar in ziekenhuis Laat 20ste eeuw

o Ouderen met zware zorgbehoeften gezien als bewoners ipv patiënten Medisch model => zorgmodel

Jaren 1980 o Zo kort mogelijk in ziekenhuis (bij voorkeur geriatrisch dagziekenhuis)

Lange tijd in ziekenhuis => bedblockero Residentiële zorg afgestraft bij opname veel patiënten met lage zorgbehoefte

Geen moeite met dagdagelijkse dingen => moeilijk om opgenomen te worden Ouderen willen thuis verzorgd worden (residentiële zorg zo lang mogelijk uitstellen)

o Overheid staat hier achter (eerst zelfzorg, dan mantelzorg, dan pas professionele zorg) Is dit haalbaar?

Krimpende pool potentiële informele zorgverleners (sandwich-generatie) Combineren zorg voor ouders met zorg voor eigen gezin

50-plussers blijven op arbeidsmarkt Evenwicht tussen combinatie betaald werk – informele zorg

Groeiende vraag formele thuiszorg (aanbod kan vraag niet volgen) Beknibbeld op hoeveelheid hulp Voor steeds meer doelgroepen beroep gedaan op gezinszorg/aanvullende thuiszorg

!vraag wordt wel altijd ingelost maar men kampt met personeelstekorten!

Zorgpakket samengepuzzeld uit verschillende formele/informele bronneno Verschillende zorgverleners vullen mekaar aan binnen 1 zorgtaak

Kwaliteitsdebato Vroeger

Kwaliteit van zorg = belangrijko Nu

Kwaliteit van leven = belangrijk = multidimensionaal

1. Fysieke 2. Psychische 3. Sociale 4. Omgeving

Sociale participatie, mentaal welbevinden, zelfbeschikking ook uitkomsten voor dienstverleningo Meten van kwaliteit van leven (waardevol in absolute/relatieve context)

Nagaan welke maatregelen/interventies kwaliteit van leven beste waarborgen

Page 46: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Huidige beleid: 2 doelstellingen1. Investeren in een toereikende zorg-en gezondheidsaanbod om zo maximaal zorg op maat

te kunnen aanbieden2. Zorgzaam omgaan met schaarse middelen

In België tot nu toe geen vergelijkingsmateriaal

HOE VRAAG

Individualiseringstendens met hoger opgeleide personen die mondiger zijn en hogere verwachtingen hebben Meer belang gehecht aan kwaliteit woonomgeving

Gepleit voor meer aandacht voor levenslang wonen + meer middelen voor woningaanpassingen (uitvoering = nog beperkt)

Residentiële zorg Alternatieve woonconcepten ter vervanging van grote instellingen

Groepen kleiner maken Thuiszorg

Innovaties om mensen met grote zorgbehoeften toch thuis te laten blijven Sterven in de thuissituatie

Huisvestiging aangepast aan zorgbehoefte ouderen Regionale diensten ruimere rol in geschikt maken van de woning

Ziekenhuizen Patient ouder dan 75 jaar opgenomen in ziekenhuis wordt geëvalueerd of hij voldoet aan criteria geriatrische

patient Verbetering kwaliteit van zorg voor ouderen Bedblocking voorkomen

WIE BETAALT

Meer marktwerking (verschuiving van diensten van publieke naar private sector)o Ouderen willen meer beslissingsbevoegdheid => stimuleert marktwerking

Vermaatschappelijking van zorg en marktwerking gaan hand in hand Betaalbaarheid (voor ouderen zelf) rusthuis

o Pensioen = ontoereikendo Zorgverzekering (verplicht voor iedereen boven 25 jaar)

Automatisch toegang toe als men in woonzorgcentra verblijft Thuiszorg: voldoende hoog scoren op zorgbehoefteschaal

Betaalbaarheid thuiszorgo Niet-medische kosten vaak hoger dan medische

Niet-medische kosten = minder transparant dan medische Decreet voor de vlaamse sociale bescherming

Maximumfactuur Vereenvoudigde bijdragenberekening in gezinszorg adhv 3 parameters

1. Inkomen2. Gezinssamenstelling 3. Zorgintensiteit

Page 47: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

De implementatie van het sociaal beleid

‘street-level bureaucracy’

F. Lammertyn

Street-level bureaucraten = contactambtenaar of frontlijnambtenaar, staan in direct contact met de begunstigden (bv. leerkrachten, rechters, maatschappelijk werkers,…)

spelen mediërende rol in relatie tussen burger en staat

Sociaal beleid & belang implementatie ervan; contactambtenaren beslissen wie waarvoor in aanmerking komt en voor hoelang (aanzienlijke rol in beleidsimplementatie)

1) case-load (bv. te grote klassen voor leraren)

Page 48: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Gevolg veranderende opvatting over job & minder tijd voor beslissingen vluchtiger

2) Gevaar voor cyclus van mediocriteit: hoe beter een programma, hoe meer het beantwoordt aan noden van burgers, hoe opener de dienst zich stelt ten aanzien van vraag, hoe groter de vraag naar de dienst zal zijn.

kosten voor cliënten & service wordt beperkt

3) Street-level bureaucraten vaak in jobs met vage, ambigue & tegenstrijdige doelstellingen

4) Prestaties zijn moeilijk te meten (dmv doelambiguïteit); is afname cliënten signaal van slechtere prestaties?

5) Vaak is cliënteel niet vrijwillig cliënteel dwangmatige voorzieningen

Door de omstandigheden waarin de ambtenaren werken ontwikkelen ze bepaalde patronen in de omgang met de mensen die op hen beroep doen; onmogelijk ideaal na te gaan

3 routines die ze ontwikkelen om met de moeilijkheden om te gaan:

1. Ontwikkelen van praktijkpatronen om vraag te beperken en gebruik middelen te maximaliseren2. Verandering in jobovatting zodat hun objectieven beperkt worden & zo de kloof tussen middelen en te bereiken

objectieven overbrugd wordt3. Opvattingen over hun cliënten veranderen

1.3.1.1 beperken van toegang en vraag

- door het opleggen van kosten aan het cliënteel; geldelijke kosten, temporele kosten, psychologische kosten

- het geven of weerhouden van informatie; cijfers over aantal cliënten

- modaliteiten: first come, first served; maken van afspraak; inschrijven op wachtlijst

Existentieel probleem street-level bureaucraten: moeilijk flexible & verantwoord interageren met vele cliënten; standaardisering als oplossing

Ongelijkheid in behandeling

1. AfromenPraktijkpatroon: creaming = bij te veel cliënten kiezen contactambtenaren voor diegene die het meeste kans maken te slagen in termen van bureaucratische succescriteria.

2. Voorkeuren van hulpverleners zorgt voor differentiatie tussen cliëntenCriteria:

- sympathiek of antipathiek in ogen van hulpverleners (dmv gelijke klasse, achtergrond of organisatie van de onmiddellijke werkomgeving)

Page 49: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

- bevoordeling oiv. Algemene maatschappelijke opvattingen over de sociale waarde van cliënten; ontwikkelen impliciete groepsnormen waardoor vaak hulp wordt geboden aan ‘moreel begunstigde’ cliënten- handelen vanuit standpunt dat sommige cliënten beter zullen reageren op behandeling (cfr creaming); motivatie komt uit voldoening om mensen te helpen die op hulp zullen reageren

Street-level bureaucraten dichten kloof tussen officiële taak & reële mogelijkheden door aanpassing van het werkconcept

Mogelijkheden:

- eruit stappen (vervroegd pensioen)

- opvatting over job wijzigen om psychologische kloof tussen mogelijkheden en doelstellingen te overbruggen; vereenvoudigen, uit mogelijkheden om cliënten te helpen worden ½ geselecteerd

- specialisatie

- bij tegenstrijdige doelstellingen hakt de professionele ideologie de knoop door

- aanpassen van reikwijdte van gezag/macht om zich te bevrijden van verantwoordelijkheid

1.3.3 aanpassingen in opvattingen over cliënten

Mentaal verkleinen van cliëntengroep (kiezen voor favorieten) Conceptuele mechanismen ontwikkelen om cliënten-populatie onder te verdelen en de onderverdeling te

rationaliseren om cliënten beste hulp te bieden Localiseren van problemen bij cliënteel om zo geweten van hulpverlener te sussen ‘blaming the victim’

Bv. langdurige werklozen omschrijven als werkonwilligBeschermt de hulpverlener tegen confrontatie met eigen onmacht/onkunde

M. Lipsky werk:

Vergelijking categoriën gewonde soldaten:

1) dodelijk gewond met weinig hoop op herstel

2) licht gewond en weinig hulp nodig

3) zwaar gewond en kan gered worden

door zich te focussen op 3) kunnen beperkte medische middelen optimaal gebruikt worden

Bij hulpverlening door contactambtenaren:

1) hopeloze gevallen: drugsverslaafden en alcoholisten, uitzichtloze schulden

2) zaken die geen directe gevolgen hebben voor cliënt

3) zaken die aandacht vereisen; betalen vakantiegeld, correct verstrekken uitkering,…

Invloed URGENTIE op beslissing cliënt uitgebreide hulp te bieden

Page 50: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Invloed houding van cliënt:

Voorkeur voor open, bescheiden, niet aggresief, niet eisende cliënten

Invloed gedrag van cliënt:

De mate waarin cliënt verantwoordelijkheid toont voor situatie

initiatief tonen (bereid om tot oplossing te komen)

Invloed sociale waarde van cliënt:

Sommige mensen hebben hogere sociale waarde voorkeursbehandeling

(morele evaluatie)

Volgorde:

1. jonge moeders

2. cliënten die sociaal krediet hebben opgebouwd (mensen die lang en hard gewerkt hebben)

3. jongeren

4. hopeloze gevallen

BESLUIT

Krachten die aan basis liggen van voorkeursbehandeling mogen niet worden gezien als absoluut & onvermijdelijk

Probleem: hulpverleners die iedereen maximale hulp willen bieden kunnen dit niet lang volhouden dus voorkeursbehandeling en mechanismen zijn onvermijdelijk

De onbedoelde effecten van sociaal beleid ~ Engbersen1 InleidingSinds de jaren 60 en 70 neemt het geloof in de maakbaarheid van de samenleving af en maakt het plaats voor beleidscynisme en wantrouwen in de rol van de overheid bij het oplossen van sociale vraagstukken. Volgens het klassieke conservatieve standpunt (bv Herbert Spencer) worden sociale problemen juist opgeroepen door gebrekkige beleidsinterventies. Deze tekst neemt afstand van dat standpunt (en van het progressieve standpunt voor juist meer overheidsinterventie) en bepleit een sceptische beleidsanalyse die zich richt op het begrip ‘onbedoelde effecten’. De tekst start met een literatuurstudie over de onbedoelde effecten van sociaal handelen en bespreekt daarna de ongewenste, onbedoelde gevolgen van sociaal beleid.

2 Klassieke aanzetten tot bestudering van onbedoelde effecten

Page 51: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Onbedoelde gevolgen van sociaal handelen is van oudsher een centraal thema in de sociale wetenschappen. Toch ontbreekt er een systematische analyse (aangekaart door Merton + nog steeds geldig). De aandacht voor het verschijnsel is afgenomen, ondanks de explosief toegenomen bedrijfs-, beslis-, en bestuurskundigen.

Boudon: “Pervers effects are as rare in modern sociological analysis as they are common in social life.” Hij legt hier de nadruk op perverse effecten (tegengesteld aan de oorspronkelijke bedoelingen).

Adam Smith: de notie ‘onzichtbare hand’ is een vb van een onbedoeld, maar gewenst effect.

De Tocquevile: liefdadigheid leidt tot meer armoede + Franse Revolutie was een onbedoeld effect van toegenomen welvaart (welvaart meer verwachtingen bij veel burgers die niet konden worden ingelost frustratie die de voedingsbodem werd voor de opstand). Zijn verklaring voor de Franse Revolutie illustreert een van de belangrijkste problemen van de studie van onbedoelde gevolgen: aanwijzen van de intenties (vooral met betrekking tot het handelen van collectiviteiten)

Marx: kapitalisme creëert een klasse van verpauperde en van hun arbeid vervreemde arbeiders.

Weber: de protestantse ethiek werd ten gevolge van het ontstaan van het kapitalisme sterk verzwakt. De geest van het kapitalisme vernietigt uiteindelijk de protestantse ethiek die haar heeft voortgebracht.

Durkheim: toename van collectieve welvaart kan leiden tot de afname van het individuele welzijn (welvaartstoename anomie afname individueel welzijn).

De klassieke auteurs behandelen onbedoelde effecten op een hoog niveau van abstractie en generalisatie. Het gaat bij hen vaak over effecten van grootschalig ingrijpen in het maatschappelijke en economische verkeer van omvangrijke groepen, waardoor het erg lastig is om causale relaties aan te wijzen. Dat is het tweede probleem van het bestuderen van onbedoelde effecten: vaststellen van oorzakelijkheid.

3 Moderne benaderingenFunctionalismeMerton: onbedoelde gevolgen zijn het kernthema van de sociologie. Hij werkt onbedoelde effecten op verschillende manieren uit:

- Teloorgang van waardesystemen als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen die deze hebben opgeroepen. Bv: puriteinse waarden stimuleerden de studie naar de natuur, maar de daaruit voortvloeiende inzichten ondergroeven de religieuze leerstellingen.

- Latente functies en disfuncties van sociale systemen: niet herkende, observeerbare gevolgen van menselijk handelen die respectievelijk bijdragen aan dan wel destructief zijn voor de handhaving van een sociaal systeem. Bv: latente functie van de regendans van de Hopi-Indianen = versterken van de onderlinge cohesie en solidariteit via gemeenschappelijke rituelen (belangrijker dan manifeste functie regen). Ander bekend voorbeeld (van Henshell): onbedoelde gevolgen van meritocratie = sociaal-psychische gevolgen voor mensen onderaan de ladder door als inferieur beschouwd te worden + rechtvaardiging voor het toekennen van privileges aan de elite.

- Self-fulfilling prophecy: een onjuiste definitie van de situatie die zichzelf waarmaakt. Bv bankpaniek: onjuiste geruchten over mogelijk faillissement collectief opvragen spaargeld (run on the bank) faillissement.

Page 52: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Handelingstheorie / labelling-theorie / sociaal-constructivisme

Vestigt vooral de aandacht op subjectieve definitie- en classificatieprocessen die objectieve gevolgen hebben. Veel studies besteden daarbij aandacht aan de maatschappelijke reactiewijzen op vormen van ‘deviant gedrag’. Deze reactie kan leiden tot een bestendiging of versterking van de sociale problemen die via sociale interventies zouden moeten worden verholpen. Bv Goffmans analyse van stigma’s en de daaruit voortvloeiende ‘spoiled identity’ in de psychiatrie. Ander vb: criminaliseren van specifieke sociale praktijken, zoals het alcoholverbod in de VS in de jaren 20 (creëerde de ideale condities voor de ontwikkeling en bloei van de georganiseerde misdaad) en de ‘War on Drugs’.

Rationele keuzetheorieBoudon: ‘effects of composition’ en ‘effects of aggregation’ bij onbedoelde gevolgen van sociaal handelen gaat het vooral om de onbedoelde gevolgen van vele, individuele handelingen op een hoger aggregatieniveau. Rationeel handelende individuen opereren niet in een sociaal vacuüm, waardoor de uitkomsten van hun handelingen beïnvloed worden door het mogelijke gedrag van andere actoren en of door de sociale omgeving waarbinnen zij opereren. Bv: vermindering van de ongelijke kansen in het onderwijs leidt niet tot meer sociale mobiliteit = door beperkte beschikbaarheid van arbeidsplaatsen voor hoger opgeleiden (handelen andere individuen) en door de reproductie van sociale ongelijkheid (sociale omgeving).

FiguratiesociologieKerngedachte Norbert Elias: idee dat het menselijk leven op een gestructureerde wijze grotendeels ongepland verloopt. Complexere samenlevingen (meer interdependentieketens) en minder machtsongelijkheid tussen burgers = grotere kans op onvoorziene en ongeplande gevolgen meer mensen kunnen invloed uitoefenen op het verloop van het sociaal verkeer. Het is volgens hem de taak van de sociologie om kennis te verwerven over bepalende factoren van onbedoelde processen, en die kennis te gebruiken om maatschappelijke processen te beheersen en te sturen.

Culturele conflictbenaderingHeeft oog voor de effecten van culturele misverstanden en botsingen. Onbedoelde effecten kunnen volgens hen verklaard worden door de botsing tussen of interferentie van verschillende betekenissystemen. Bv culturele reproductietheorie van Willis: de specifieke wijzen waarop arbeidersjongeren zich verzetten tegen het schoolsysteem zorgt er onbedoeld voor dat zij rijp gemaakt worden voor de ongeschoolde arbeid in fabrieken.

4 Fatale remediesAdequate interventie in het maatschappelijk en het economisch leven via beleid en wetgeving is lastig. In de moderne samenleving zijn sociale en economische relaties erg complex, waardoor de inwerking van beleidsinterventies moeilijk te voorspellen is. Daarnaast gebeurd interventie op steeds meer domeinen en met steeds meer middelen, waardoor verschillende vormen van overheidsbeleid met elkaar kunnen interfereren, waardoor de effecten nog moeilijker te voorspellen zijn.

Page 53: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Voor Boudon is dit de aanleiding om de maakbaarheid van de moderne samenleving via sociaal beleid sterk in twijfel te trekken. Hij vindt dat de alomtegenwoordigheid van perverse effecten veel twijfel opwerpt over wat hij cybernetische utopieën zou noemen, of utopieën die samenlevingen vertegenwoordigen die zijn geprogrammeerd of open staan voor programmering. De auteur van de tekst is het daar niet helemaal mee eens: het succes van de Nederlandse verzorgingsstaat in het garanderen van een redelijk welvaartsniveau voor zijn burgers is een bewijs dat grootschalige interventies in het maatschappelijke en economische leven, ondanks alle onbedoelde effecten die ze meebrengen, ook positieve effecten kan hebben.

Er zijn verschillende mechanismen die tot gevolg hebben dat interventies onbedoelde en ongewenste effecten hebben. De mechanismen die behandeld worden zijn afkomstig uit de studie ‘Fatal Remedies’ van Sieber. De mechanismen kunnen analytisch onderscheiden worden, maar in de realiteit spelen vaak meerder mechanismen tegelijk een rol.

Functionele ontwrichtingDit mechanisme vindt zijn duiding in het functionalisme. De functionele vereisten die het voortbestaan van een sociaal systeem garanderen (bv een organisatie, een gemeenschap, een staat), kunnen worden verstoord door een interventie. Dat kan door destructief te werken op specifieke functionele vereisten of door de samenhang tussen verschillende functionele vereisten te verstoren.

Voorbeelden:

- Positieve actieprogramma’s kunnen bijdragen aan de disintegratie van zwarte gemeenschappen, omdat zij de (leidinggevende) elite wegzuigen uit de lokale gemeenschap.

- Grootschalige stadsvernieuwing- en herhuisvestingspolitiek uit de jaren 50 droeg bij aan de desintegratie van hechte verwantschapsrelaties en het verdwijnen van vitale arbeiders- gemeenschappen. Volgens Young en Wilmott heeft dit ook een effect gehad op de hevige stadsrellen in de jaren 80 in Londen.

- De pogingen in Nederland in de jaren 80 om de werkloosheid te bestrijden via regelingen voor vervroegde uittreding en arbeidsongeschiktheid kunnen er toe leiden dat er op lange termijn een tekort aan aanbod van arbeid ontstaat (door arbeidsmarkt- en demografische ontwikkelingen). Het zorgt er ook voor dat een kleine groep actieven de uitkeringen moeten betalen voor een grote groep niet-actieven.

Een ander mechanisme is het uit balans geraken van relatief contradictoire systeemvereisten. Voorbeeld: precaire evenwicht tussen enerzijds de doelstelling om decente inkomens te verschaffen en anderzijds het inbouwen van voldoende prikkels om niet-werkenden te stimuleren tot het verrichten van arbeid. Een sociale zekerheidsstelsel dat geen decente inkomens verstrekt bestendigd armoede, een stelsel dat te genereus is produceert duurzame uitkeringsafhankelijkheid.

ExploitatieDit mechanisme vloeit voort uit misbruik of oneigenlijk gebruik van middelen en mogelijkheden die regelgeving en voorzieningen aanrijken (= calculerend gedrag). Dit kan zowel op het niveau van individuele burgers of doelgroepen als op het niveau van de bestuurders en uitvoerders van beleid. dit mechanisme hangt samen met de rationele keuzetheorie.

Voorbeelden:

- Calculerende burgers: maken gebruik van het stelsel van sociale zekerheid om geen vuil en slecht betaald werk te hoeven verrichten of om op vroege leeftijd te stoppen met werken:

Page 54: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Murray: oorzaak van de groeiende armoede en bijstandsafhankelijkheid in de jaren 70 in VS is een gevolg van het sociaal beleid van de jaren 60. Armen maken een kosten-bastenanalyse, waarbij een uitkeringsbestaan de beste optie is.

- Calculerende sociale partners: hebben arbeidsongeschiktheidsregelingen optimaal benut om makkelijk werknemers te laten afvloeien en makkelijk een bedrijf te kunnen reorganiseren. Het gevolg is een explosieve groei van het aantal uitkeringsgerechtigden en een steeds ongunstiger wordende houding tussen de actieve en niet-actieve beroepsbevolking, waardoor het draagvlak van de verzorgingsstaat in gevaar dreigt te komen

- Privacywetgeving: gericht op bescherming burgers, maar geeft veel publieke organisaties een alibi om onderzoekers en journalisten te weren. Daardoor kan de publieke controle op de kwaliteit van het werk van organisaties slecht worden uitgeoefend, wat in het nadeel van cliënten en burgers kan uitwerken.

DoelverschuivingMechanisme waarbij de oorspronkelijke doelen van het sociaal beleid uit het zicht raken. Kan gekoppeld worden aan de sociologische stroming van het functionalisme.

Voorbeelden:

- ‘Goal displacement’ van Merton in het werk van Michels: ook in democratische organisaties als politieke partijen en vakbonden worden de doelen van de organisatie ondergeschikt geraakt aan de belangen van de enkele leden van het bestuur van de organisatie (oligarchie).

- ‘Bureaucratic empire building’ van Goodin en LeGrant: bureaucratische organisaties zijn gericht op zelfhandhaving en expansie. In de jaren 80 hadden bv bedrijfsverenigingen en sociale diensten indrukwekkende ‘empires’ opgebouwd. De leidde er mede toe dat de doelstelling van het begeleiden van burgers naar de arbeidsmarkt vaak niet serieus werd genomen en dat dergelijke instanties zich vooral bezig hielden met het verstrekken van uitkeringen of marginale en symbolische activiteiten. Doelverschuiving van reïntegreren van mensen in de arbeidsmarkt en het bevorderen van de zelfstandigheid van burgers verstrekken van uitkeringen en begeleiden van uitkeringsafhankelijke cliënten.

- Reïntegratieprojecten voor langdurig werklozen: in plaats van werklozen te integreren in de arbeidsmarkt worden zij aangemeld voor allerhande, vaak gebrekkig opgestelde scholings- en werkervaringsprojecten. Werklozen maken dan nog steeds weinig kans op werk, maar de organisatie heeft wel een reden tot bestaan.

ClassificatieDit mechanisme is een centraal thema binnen het sociaal-constructivisme en culturele conflictbenadering. Bij een interventie moet een onderscheid gemaakt worden tussen de mensen die wel en die geen recht hebben op voorzieningen en tussen situaties waarin wel en waarin niet ingegrepen moet worden.

Classificaties hebben een zelfbevestigend effect. Ze brengen reacties weer bij degene die geclassificeerd wordt, die kunnen uitmonden in gedrag conform de classificatie of in verzet tegen de wijze waarop men geclassificeerd is. Ook reacties van anderen hebben een effect. Bv: iemand wordt als crimineel bestempeld anderen benaderen hem/haar primair vanuit dit label kansen op een baan of onbevooroordeelde behandeling verkleinen betrokkene wordt in zijn criminaliteit bevestigd en gaat zich er meer en meer naar gedragen.

Classificaties hebben ook een invloed op de verwachtingen van burgers. Door sociale vergelijking kan dit leiden tot misbruik en oneigenlijk gebruik. Wanneer een bepaalde classificatie voordeliger is dan een andere, kan dit ervoor zorgen

Page 55: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

dat burgers hun situatie aanpassen om binnen die classificatie te vallen. Bv: arbeidsongeschikt zijn i.p.v. werkloos. Sociale vergelijking kan ook leiden tot stijgende verwachtingen. Er zijn altijd mensen die beter af zijn, terwijl het niet duidelijk is voor betrokkenen waarom in het beleid een onderscheid wordt gemaakt. Stijgende verwachtingen kunnen leiden tot gevoelens van achterstelling en vervolgens tot overvraging van beleid.

ProvocatieIedere vorm van interventie is gebaseerd op een definitie van de situatie. Wanneer het beleid een bedreiging betekent voor bepaalde groepen en deze groepen de officiële definitie van de situatie niet onderschrijven, kan dit leiden tot provocatie. Een interventie die bedreigend is of die als illegitiem wordt ervaren nodigt uit tot verzet.

Voorbeelden:

- Het optreden van de politie bij ongeregeldheden: alleen al het vertoon van macht van de politie kan zorgen voor een toename van ongeregeldheden

- Interventies gericht tegen het voortbestaan van bepaalde groepen kunnen juist groepsvorming versterken. Amerikaanse antidrugsbeleid: harde optreden (vooral in de jaren 60, toen marihuana onderdeel was van de jeugdcultuur) heeft juist de subcultuur van het druggebruik versterkt en het druggebruik doen toenemen.

- Positieve discriminatie: betekent een bedreiging van gevestigde groepen (bv mannen en blanken) en lokt daardoor verzet uit. Dit verzet verzwakt de positie van degenen voor wie de positieve discriminatie bedoeld is: verwijt dat ze hun positie enkel te danken hebben aan het feit dat men vrouw of gekleurd is.

- Desintegratie van de scholen in de VS in de jaren 70: de inperking van de keuzevrijheid van ouders om een school te kiezen leidde tot een sterke groei van de private scholen en tot een verhuizing van welgestelde, blanke ouders naar wijken en randsteden waar zij niet met het beleid werden geconfronteerd. Daardoor verzwakte de positie van de openbare scholen.

- Invoering van de identificatieplicht in Nederland: negatief voor de relatie tussen etnische minderheden en de politie, omdat de controle zich vooral concentreert op mensen met een donkere huidskleur. Het leidt ook tot een toename van fraude met persoonsbewijzen en tot het verder ondergronds gaan van illegale werknemers.

Over-commitment / overbetrokkenheidOver-commitment (term van Sieber) = stellen van doelen die moeilijk of zelfs onmogelijk te realiseren zijn. Over-commitment vindt op verschillende wijzen plaats.

a) Verstrekken van onvoldoende middelen

Wanner dit gepaard gaat met stijgende verwachtingen bij burgers en uitvoerende professionals als gevolg van gedane verwachtingen, kan dit perverse effecten teweeg brengen.

Bv: Amerikaanse ‘War on Poverty’. De omvang van de problemen was zo groot dat de geïnvesteerde middelen op voorhand ontoereikend waren. Wanneer beleid voor de reïntegratie van werklozen en arbeidsongeschikten niet gepaard gaan met het verstrekken van voldoende middelen, kunnen de negatieve effecten voor de burgers en de uitvoerende organisaties groter zijn dan de positieve.

Page 56: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

b) Gebrek aan voldoende machtsmiddelen

Het ontbreekt veel organisaties met een coördinerende taak aan voldoende machtsmiddelen om deze taak effectief te kunnen uitvoeren. Coördinerende organisaties worden vaak opgezet om problemen op bepaalde beleidsterreinen op te lossen. Wanneer zij echter door een gebrek aan machtsmiddelen niet in staat zijn tot effectieve coördinatie, is er het gevaar dat ze een rem worden op de effectiviteit (meer overleg, meer bureaucratie) in plaats van een verbetering.

c) Beleid leidt tot nieuwe problemen

Volgens deze redenering (van Glazer) worden door middel van beleid problemen niet opgelost, maar vooral nieuwe problemen in het leven geroepen. Bv Wildavsky’s analyse van de ontwikkeling van de gezondheidszorg in de VS: door het succes errvan gingen burgers steeds hogere eisen stellen.

d) Eindige middelen

Wanneer er sprake is van eindige middelen (natuurlijke hulpbronnen, fysieke ruimte, arbeidsplaatsen voor hoger opgeleiden …), is het middelenprobleem het meest frappant. Bv: meer of bredere wegen vormen geen echte oplossing voor file, ze leiden tot een verschuiving van de problemen of hebben geen enkel positief effect (file verplaatst zich of mensen nemen nog meer de auto).

Eindige middelen kunnen perverse effecten bewerkstelligen, wanneer zij gepaard gaan met toenemende frustraties van burgers. Bv: verbetering van de toegang tot scholing en verhoging van het scholingsniveau leidt niet altijd tot grotere gelijkheid, omdat het aantal arbeidsplaatsen voor hoger geschoolden beperkt is. Wanneer het aanbod de vraag overtreft, kan dit tot frustratie leiden. Daarnaast zorgt zo’n beleid ervoor dat het scholingsniveau van de bevolking als geheel verhoogt en heeft het dus geen effect op de onderlinge verhoudingen. Ten derde kan een vergroting van het aanbod van hoger geschoolden tot verdringingseffecten en zo op een dubbele manier tot frustratie leiden: bij hoger geschoolden die onder hun niveau moeten werken en bij de mensen die door hen verdrongen worden.

Geruststelling / pacificatieSymbolisch beleid heeft vooral als doel om burgers gerust te stellen en niet om problemen op te lossen. Gevaar: op langere termijn versterken van wanhoop en verzet van burgers.

Voorbeelden:

- ‘Separate but equal doctrine’ in de VS in 1896, wat zwarten alleen in symbolische zin gelijke rechten gaf, terwijl ondertussen de spanningen tussen blank en zwart enkel toenamen.

- Criminaliteitspreventieprogramma’s: weinig effectief, waardoor burgers vertrouwen in de overheid verliezen. Dit leidt soms tot initiatieven van een burgerwacht, waardoor ze zelf een bijdrage leveren aan de criminaliteitsspiraal.

5 Slot

Page 57: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Concluderen dat sociaal beleid enkel negatieve effecten tot gevolg heeft is onjuist. Via sociaal beleid zijn goede prestaties geleverd, zoals een decent bestaan voor veel burgers. Soms moeten negatieve effecten erbij genomen worden, omdat de maatschappelijke baten ruimschoots opwegen tegen de onvoorziene, ongewenste gevolgen. Inzicht in de mechanismen die verantwoordelijk zijn voor het optreden van onbedoelde effecten kan aan de basis staan van een rationalistischer sociaal beleid en is nuttig om beleidsmatig te anticiperen op ongewenste effecten van sociaal beleid.

6 NawoordDeze analyse is in de jaren 90 geschreven, maar is nog steeds geldig. Koppeling mechanismen aan Nederlandse actualiteit:

- Functionele ontwrichting: stedelijke herstructureringen (wijzigen van de woningvoorraad door goedkope woningen te vervangen door duurdere)

- Over-commitment: 40-wijkenaanpak (te hoge verwachtingen teleurstelling)- Provocatie: 40-wijkenaanpak (relatie minister van Wijken, Wonen en Integratie – diverse woningbouwcorporaties

onder druk)- Geruststelling: Colijn-effect- Classificatie: de aanwijzing tot ‘probleemwijk’ in het zuidwesten van Den Haag

The New Public Management in the 1980’s: variations on a theme

C., Hood

Introduction

Jaren ’80: verandering naar NPM met een shift naar meer administratie Zette veel druk op de progressieve publieke administratie die gewone politici niet vertrouwden omdat niet

inherent corrupt zouden zijn en hun functie zouden gebruiken om zichzelf te verrijkeno Druk op het gescheiden houden van de publieke en de private sectoro Druk op het behouden van buffers tegen discretie van politiekers om te voorkomen dat bepaalde mensen

bevoordeeld werden In plaats hiervan kwam dus NPM; basis in:

o Verschillen tussen publieke en private sector verkleinen

Page 58: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

o Meer nadruk op het resultaat van de administratie dan op het proceso Dus veel vertrouwen in de markt en private techniekeno Dus mensen met een publieke functie moesten strikter geëvalueerd wordeno ‘economisch rationalisme’o Geen eenduidige definitie, wordt overal een beetje anders gedaan

Het is ook een evolutie op alle gebieden: overal komt er meer nadruk op het organisationeel ontwerp van een bedrijf/overheid. Er is meer internationalisering in de publieke overheid en gaat samen met de internationalisering van de private sector. Er is dus een ‘new global paradigm’.

Deze paper vecht dat echter aan: er wordt gesteld dat er zeer veel variaties zijn en er dus geen grote paradigm shift is

New Public Management: themes and variations

Themes

Zeven dimensies van veranderingo Publieke sector in gecorporatiseerde bedrijven onderverdelen op basis van het product dat ze

makeno Meer competitie met interne markt en meer contracteno Nadruk op manier van managen uit de private sectoro Meer nadruk op disciplineo Meer nadruk op zichtbare management van bovenafo Expliciet formeel meetbare standaarden en meten van prestatieso Meer nadruk op de output

Variations

Duidelijke verschillen tussen bepaalde landen; niet alle landen namen het NPM even sterk op. Landen onder te verdelen in verschillende groepen, waarbinnen zelfs verschillen waren

o Veel meer in Zweden, Engeland, Nieuw-Zeeland dan in Duitsland, Zwitserland, Japano Vb. in Japan werd personeelmanagement niet gedecentraliseerdo Vb. in Frankrijk en Noorwegen zeer sterke decentraliserende trends, in Engeland ging men net

centraliseren

Why the variations?

English awfulness?

Stelling dat NPM voornamelijk een Anglo-Amerikaans fenomeen was: blijkt moeilijk te behouden Negeert de nadruk op NPM in landen als Zuid-Afrika, Hong Kong, Nieuw-Zeeland Andere interpretatie: het karakteriseert die landen die relatief slecht presteren op economische vlak en

waar er een rem was op de ontwikkeling van de welvaartstaat en dat zijn vooral ze Engelstalige landen Lijkt toch te simplistisch: Zweden heeft een nog sterkere NPM uitgebouwd net als Denemarken,

Nederland, Frankrijk

Party politics

Verandering door de ontwikkeling van Nieuw Rechts gedachtegoed Terugschroeven van grootschalige verzorgingsmaatregelen van de regering en meer de private sector zijn

werk laten doen Meestal in landen waar rechtse partijen aan de macht waren in 1980?

Page 59: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

o Moeilijk om te meten over verschillende landen want overal verschillende percepties van rechts en links (vb. presidentieel systeem, land met coalitie, …)

o Dus slechts een ruwe metingo Blijkt dat het moeilijk te verzoenen is met de atao Vb. Zweden: hoge graad van NPM gecombineerd met linkse regering en omgekeerd: Japan: lage

graad van NPM gecombineerd met rechtse regering Verandering naar NPM was dus niet iets rechts, maar eerder een algemeen proces van diffusie van beleid

(in landen waar men moet strijden om de vlottende kiezers, gaat men ook sneller een programma hebben die niet per se helemaal aansluit bij hun ideologie (cf. Zweden).

Kan misschien ook gewijd worden aan de herkolonisering van de publieke sector: hogere sferen van de publieke sector raken nu gevuld met ‘econocrats’ die oorspronkelijk geen link hebben met het leven in de jaren ’30 omdat ze welgesteld waren en in universiteiten werden ze zo automatisch warm van de ideeën van de Nieuw Rechtse bewegingen

o Zij zijn meer geïnteresseerd in een hoge baan die meer voldoening geeft dan effectief dingen aan te bieden die mensen helpen

A response to fiscal stress and poor marcoeconomic performance

Opkomst NPM linken met veranderende sociale omstandigheden NPM kan gezien worden als de benadering naar publiek management die past binnen het nieuwe

belastingenbewustzijn in marginale electoraten door de algemene rekening van de publieke sector laag te houden door hun performantie te doen dalen eerder dan het te doen stijgen en een betere performantie aan te bieden

Dan zou NPM vooral moeten komen in landen waar de regering veel geld geeft aan werkzaamheid en die een geschiedenis hebben van redelijk arme macroeconomische performantie

Na onderzoek: speelt wel een rol, maar eerder subsidiair dan de enige determinant Effect niet zo hard: betere economie en NPM gaan niet altijd hand in hand

Initial Endowment

Hier wordt de oorspronkelijke baseline van waaruit men denkt gezien als oorzaak Motief kan hier zijn dat men geld kan sparen door NPM in te voeren en zou dus groter zijn in landen waar

de regering acute financiële problemen heeft Opportunity kan hier het bestaan zijn van een bepaald punt waarop politiekers die een hervormende

invloed hebben de volledige publieke sector kunnen beïnvloeden.o In landen waar er geen constitutionele check is op adminstratieve hervorming, zijn er veel meer

veranderingen (meer opportunity) Na onderzoek blijkt dit een sterke stelling te zijn

o Landen met een hoge nadruk op collectivisme in publieke voorziening en een hoge nadruk op integratie van de publieke voorziening zullen zeer waarschijnlijk de shift maken naar nPM

Deze theorie gaat over oorspronkelijke politieke kleuren over verschillende landen heen

Conclusion

Geen simpele samenhang tussen NPM en landen waarvan de economie ondertussen in goede staat is, ook in landen zonder NPM is er economische vooruitgang geweest

Samenhang is dus niet sterk Ook het verband tussen politieke kleur en NPM willen/invoeren lijkt niet sterk

Page 60: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Who is to blame? An overview of the factors contributing to the non take-up of social rights

N., Van Mechelen, J., Janssens

1. Inleiding

Meer dan 50% in West-Europese landen nemen bepaalde sociale hulp niet op/ontvangen het niet mist z’n doel

2. Theoretical models of NTU

Kerr: eerste die een model opmaakte van niet-gebruik met zes hinderpalen die aanwezig moeten zijn om tot niet-gebruik te leiden

Page 61: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

o Geobserveerde nood, basiskennis over het bestaan van de hulp, geobserveerde hulpwaardigheid, geobserveerd nut van de hulp, positieve balans over geloof en gevoelens over de verwachtte uitkomst over de geclaimde socio-economische status

Later ook een Rational Choice model: benefits en costs worden tegenover elkaar afgewogen i.p.v. een opeenvolging van hinderpalen

Karakteristieken van de administratie en de vorm van het beleid ook belangrijk: o Gebruik van ‘trigger events’o Men moet bepaalde bruggen overwinnen om een claim te maken (vb. bewust zijn dat het programma

bestaat) = tresholds stageo Trade-off stage: motiverende elementen afwegen tegen demotiverende elementeno Application stage: applicatie kan niet succesvol zijn want iemand kan nog steeds het niet opnemen door

moeilijkheden met het claimen of omdat de administratie de claim als ongeldig zieto = theorie van Van Oorschot

3. Towards an extended overview of drivers and types of NTU

Drie niveau’s waar take-up kan mislopen: cliëntniveau, administratieniveau, niveau van het schema van de hulp zelf (Van Oorschot)

Hier eerder de veelheid aan obstakels complementeert Van Oorschot’s theorie Drie types NTU te onderscheiden: primair, secundair, tertiair

o Primair: mogelijke kanshebbers claimen die mogelijkheid nieto Secundair: fouten door de administratie tijdens het application process.o Tertiair (nieuw concept in deze paper): het risico van geen wettelijke toegang te hebben tot sociale

rechten terwijl die persoon die wettelijke toegang wel zou moeten hebben gezien zijn levensstandaard, of dus: kwetsbare personen zijn niet gemachtigd tot een bepaalde sociale voorziening door regels van wie wel en wie niet

Vb. in België moet je een permanent adres hebben om sociale hulp te ontvangen daklozen?o Secundair en tertiair wijzen op de directe impact van het beleidsontwerp of de impact van street level

bureaucrats op participation rates. Ze kunnen echter ook de primaire NTU beïnvloeden Vb. vernederende behandeling: effect op primair maar komt van secundair/tertiair Stigma’s: geproduceerd door secundair/tertiair Caseload van street level bureaucrats Socio-demografische samenstelling

4. The client level

Elementen die kunnen zorgen voor NTU

4.1 Benefits

Voordeel van deelnemen in een programma van sociale hulp hangt grotendeels af van de (geobserveerde) noden van de cliënten en in welke mate die overeenkomen met de noden die nodig zijn voor participatie aan het programma

Vaak in de zin van geld Positieve correlatie tussen het niveau en de duur van de verkregen hulp

o Korte duur van de benefits zorgt voor lagere opname = meer NTU (want de kost om ervoor te appliceren is te groot)

4.2 Information costs and process costs

Incentives om deel te nemen worden afgewogen tegen de kosten

Page 62: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

o Information costs: kost om info omtrent hulpwaardigheid in te winnen Verwijst naar tekort aan info of misinformatie Groeit naarmate het systeem moeilijker wordt Kan ook een drempel worden i.p.v. een cost: als mensen door de complexiteit van het

systeem gewoon niet weten dat ze recht hebben = quasi NTUo Process costs: tijd en moeite nodig om te claimen

Formulieren invullen, kosten om te reizen, in de rij staan, … Onzekerheid of je het wel mag speelt hier ook een rol Samen met information costs is er wel een ‘programme multiplier effect’: deelnemen aan

het ene programma zorgt voor een stijging in waarschijnlijkheid van de deelname in een ander sociaal programma

o Psychological and social costs: stigma’s Socio-demografische karakteristieken: negatieve associatie tussen aantal deelnames in sociale hulp en

information en process costs zeer relevant om NTU te verklareno Vaak gebruikte proxies: grootte en samenstelling van huishouden, opleidingsniveau, grootte van

de gemeenteo ! slechts indirect bewijs + misschien zijn er ook andere factoren die een rol speleno Veldonderzoek dus beter, conclusies idem

Ook studies die geen impact vinden van information en process costs op NTU-gedrag Oorzaak? Vier factoren

o Ze kunnen wijzen op de diversiteit in de beschikbaarheid van informatie rond sociale programma’s en dus de alertheid en kennis over de rechten

o Het kan moeilijk zijn om de rol van information en process costs te identificeren door de manier waarop ze onderling interageren of interageren met andere variabelen

o Grote rol van information costs bij kleinere programma’s die niet zo gekend zijno Zie ook 4.6.

4.3. Psychological costs and social costs

Vooral stigma’s Hangt samen met de manier waarop het door de media wordt afgeschilderd en door de vorm van het

beleid en de implementatie ervan Zeer belangrijke verklarende factor voor NTU!: niet deelnemen omdat ze niet geassocieerd willen worden

met… NTU kan soms ook gezien worden als een manier van verzet tegen een bepaald sociaal systeem dat faalt

in het voorzien van de steun dat nodig is : NTU by disinterest Ook weer gebaseerd op proxies

4.4. Network effects

Sociaal netwerk kan helpen met de administratieve benodigdheden voor een bepaald sociaal programma. Ze kan ook helpen de information costs weg te werken. Er zijn ook peer effects: steun in de beslissing

4.5. Trigger events

Plotselinge onverwachte gebeurtenissen die ervoor zorgen dat mensen een claim indienen Vb. plotse medische problemen

4.6. Behavourial barriers

Mensen maken fouten en kunnen nooit perfect handelen

Page 63: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

4.6.1. to decide optimally

Choice overload: kan ervoor zorgen dat er te veel tijd nodig is om te beslissen, kan impact hebben op het mentale, kan de voldoening van een beslissing verkleinen, kan tot uitstel leiden, kan ervoor zorgen dat er zelfs gewoon geen claim meer wordt ingediend

Lack of understanding: vb. ‘financial illiteracy’o Overlap met information costs

Maar: verschil tussen informatie krijgen en het begrijpen! Misperceptions of risk: door de presentatie van het sociaal programma/de gevolgen.

4.6.2. to act optimally

Bias van de tijd en beperkte zelfcontroleo Focus op het moment zelf kan leiden tot problemen met zelfcontrole: bepaalde

programma’s die voor de toekomst helpen worden genegeerd Vatbaarheid voor channel factors

o Channel factors: contextuele factoren die gedrag kunnen kanaliseren naar of weg van de uitkomst van een beslissing

o Mogelijk sterkte invloed van kleine kosten Framing

o Hoe een programma wordt voorgesteldo Men wilt zich afkeren van een risico en dat kan een negatieve impact hebben op de

beslissing om een sociaal programma te claimeno Verklaart dus ook waarom mensen graag bij de status quo blijveno NTU verkleinen door het te framen als een voortdurend verlies in de plaats van een

verloren winst

5. The level of the policy design

Beperkt budget zorgt voor een selectief aanbod (niet iedereen heeft er recht op)o Vb. onderscheid tussen de armen en de non-deserving armeno Kan uitmonden in ingewikkelde middelentoetsen en strikte voorwaarden voor gedrag

5.1. Degree of targeting

Selectieve sociale programma’s hogere NTU cijfers Kunnen ook meer stigma creëren (vooral voor ‘outsiders’) Zijn vaak gefinancierd met belastingsgeld en daardoor hebben ze een lagere sociale legitimiteit Middelentoetsen op zich zijn al stimgatiserend Kan zorgen voor grotere fragmentatie in het aanbod en dus hogere information costs en choice overload

5.2. Way of targeting

Vaak zeer moeilijke regels naar hulpwaardigheid Kan ook aantal administratieve fouten verhogen Kan information en process costs verhogen Bepaalde groepen van mensen kunnen formeel, door de regels, al uitgesloten worden

5.3. Benefit type and structure

Niveau en duur van benefit spelen een rol Ook de wachtperiode kan zijn effect hebben op NTU

Page 64: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Waarom wachtperiodes kort houden (ook voor betaling)? Mensen kunnen optimistisch zijn over de voorspelling van de verbetering van de situatie

Soort benefit: in geld kan voor meer participatie zorgen: geeft namelijk flexibiliteit In kind kan ook voor stigmatisatie zorgen (als je bijvoorbeeld naar een winkel gaat met voedselbonnen)

5.4. Degree of discretion

Onzekerheid over de uitkomst van een claim doet process costs stijgen en ook inconsistente beslissingen en gedrag

Hogere rates bekomen door een beperking te zetten op de discretie van de administratie Zorgt voor ongelijke behandeling van cliënten tussen welvaartagentschappen en zelf sociaal werkers

6. The level of the administration

NTU door fouten maken of zwakke samenstelling van programma’s

6.1. Degree and quality of information provision

Het is al bewezen dat gerichte informatie campagnes die bestaande data gebruiken om meer mogelijke rechthebbenden te bereiken veel werking hebben

o Beter begrip door de boodschap te vergemakkelijken en visuele elementen te gebruikeno Belangrijk om risico’s op lange termijn van niet deelnemen te benadrukken

6.2. User-friendliness of the application procedure

Process costs verlagen Vb. online application process (oudere mensen?) Persoonlijke assistentie voorzien Nog beter: automatisch je sociaal recht vervuld zien, zonder applicatie

6.3. Internal organisation of agencies charged with policy delivery

Verhoogde participatie bij het creëren van een omgeving dat respectvolle behandeling stimuleert en wettelijk uitvaardigen van benefits ondersteunt

Caseload speelt hier grote rol Caseworkers vervullen vaak twee functies: voorzien sociale hulp en ze meten ook de hulpwaardigheid en

of ze voldoen aan de voorwaarden kan negatieve impact hebben op de functie van een caseworker: kan het vertrouwen van de claimant doen dalen door een verhoogd geobserveerd stigma

6.4. External organization of agencies charged with policy delivery

Graad van samenwerking tussen agentschappen die gelijkaardige hulp aanbieden Samenwerking kan een breder effect hebben Zorgt ook voor daling in de information costs Nieuw initiatief: one stop shops: aanmelden voor een programma en je krijgt direct info over andere

programma’s waar ze misschien recht op hebben Kan ook process costs doen dalen door vb. maar één applicatieprocedure in te voegen

Page 65: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Laatmoderniteit en de zorg voor welzijn ~ F. LammertynTwee vaststellingen:

- We leven in een tijd van snelle, fundamentele en allesomvattende sociale transformaties.- In de welzijnszorg kan het aanbod de vraag niet volgen. Zowat overal zijn wachtlijsten.

Deze tekst: is er een relatie tussen deze twee vaststellingen? Wat is de impact van de laatmoderne maatschappij op de zorg voor mensen?

Page 66: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

1 Van het moderne naar het laatmoderne gezinEr doen zich veranderingen voor in het samenleven in gezinsverband. Maatschappelijke afspraken over gedrag, rollen, onderlinge verhoudingen … van gezinsleden hebben aan zeggingskracht verloren.

1.1 ‘Das ganz normale Chaos der Liebe’Literatuur: evoluties die zich voltrekken in het gezinsverband:

- Burgerlijk relatietype partnerschapsrelatietype- Bevelshouding onderhandelingshouding- Gemeenschap bijeengehouden door behoefte samenleven gebaseerd op electieve affiniteit- Castells: ‘crisis van het patriarchale gezin’ = er treed een verzwakking op van het gezinsmodel gebaseerd op de

uitoefening van dominantie over het hele gezin door het mannelijke gezinshoofd.

Indicatoren voor deze evoluties:

- Kwantitatieve ontwikkelingen Dalende aantal huwelijken en groeiende aantal stijgingen Lage fertiliteitsgraad Toenemend aantal kinderen geboren buiten het huwelijk Stijging aantal ongehuwd samenwonenden, alleenwonenden en nieuw samen- gestelde gezinnen

- Kwalitatieve ontwikkelingen Het laatmoderne gezin is een optelsom van verschillende en potentieel met elkaar in conflict staande

levensplannen. Op vrijwel alle punten die te maken hebben met het huwelijk en gezin is er keuzemogelijkheid en -dwang

opgetreden grote pluralisering van gezinsvormen. Het gezin democratiseert: het is geëvolueerd van een ‘bevelhuishouding’ naar een

‘onderhandelingshuishouding’.

1.2 Gezinnen in verandering en zorgOntwikkelingen in verband met gezin vormen de voedingsbodem voor een toenemende vraag naar ondersteuning. Ook het aanbod van zorg wordt erdoor beïnvloed.

Moderniseringsval / zelfovervraging: de verwachtingen gesteld aan het huwelijk zijn toegenomen. Hoe hoger de verwachtingen, hoe sneller men een partnerschapsrelatie onbevredigend zal vinden. Heel wat welzijnsvoorzieningen kunnen hierover meespreken.

Het toenemende aantal scheidingen leidt tot heel wat vraag naar financiële en psychosociale hulpverlening. Zowel voor het koppel als de kinderen.

Nieuw samengestelde gezinnen hebben meer kans om in een precaire situatie terecht te komen. Vooral de éénoudergezinnen lopen risico. Jongeren hebben ook vaak problemen met hun stiefouders.

Alleenwonende ouderen zijn kwetsbaar voor problemen van zelfredzaamheid en vereenzaming. Alleenwonende uit de middelste leeftijdscategorieën zijn vooral kwetsbaar wat betreft hun psychische gezondheid en hun sociale ondersteuning. Deze kwetsbaarheid gaat gepaard met een verhoogt risico om naar alcohol en tabak te grijpen.

Page 67: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Voor het ontwikkelen van een identiteit hebben kinderen stabiliteit nodig. Het deel uit maken van stabiele groepen geeft aanleiding tot een aantal vanzelfsprekende gevoelens: loyauteit en vertrouwen, geloof in autoriteit en solidariteit. Wie fungeert voor hen in de hedendaagse maatschappij als een stabiele spiegel? Kinderen zappen voortdurend van het ene spiegelbeeld naar het andere, waardoor ze in feite in een spiegelpaleis terecht zijn gekomen. Dit resulteert in veel meer diversiteit, maar ook in veel minder stabiliteit. Hier ligt een mogelijke voedingsbodem voor een verstoring van de identiteitsontwikkeling.

Door meer kleinere gezinnen, nieuw samengestelde gezinnen, eenpersoonsgezinnen … verandert de beschikbaarheid van informele zorg. Die beschikbaarheid wordt daarbovenop ook nog beperkt door de toenemende vrouwelijke activiteitsgraden en de verschuiving in de opvatting over de verplichting tot het verlenen van informele zorg.

2 De genderrevolutie2.1 De la société des hommes à la société des femmesDe genderrevolutie manifesteert zich op alle mogelijke domeinen van het maatschappelijke leven. Bv statistieken uit het onderwijs: meisjes presteren beter op school dan jongens, gaan langer naar school en hebben hun achterstand in het hoger onderwijs ingehaald. Toch ook nog ongelijkheid: geweld tegen vrouwen, loonkloof … De verwachtingen inzake gelijkheid die de vrouwen van jongere generaties verinnerlijkt hebben in de privésfeer en in het beroepsleven komen in een spanningsverhouding te staan met de aanwijsbare ervaringen van ongelijkheid. Wij zijn, volgens Alain Touraine aan het evolueren ‘van een mannen- naar een vrouwenmaatschappij’, een maatschappij met een nieuw type van cultuur, een cultuur die door iedereen – mannen en vrouwen – beleefd kan worden.

2.2 De genderrevolutie in de (in)formele zorgDoor de genderrevolutie is de vrouwelijke activiteitsgraad toegenomen. Dat heeft een impact op de vraag naar de ondersteuning van de opvoeding van kinderen via de formele en informele zorg. De beschikbaarheid van deze zorg is echter een probleem. De toenemende activiteitsgraad van vrouwen en de ontgroening leiden tot een zeer grote druk op kinderopvang. Eén op tien ouders die op zoek gaat naar formele kinderopvang vindt die niet. Dit fenomeen treft vooral de zwakkere groepen: alleenstaande, werkloze en laaggeschoolde ouders, en ouders van allochtone afkomst. Er is ook meer vraag naar meer flexibiliteit bij de opvangvoorzieningen, omdat van al maar meer werknemers een temporele flexibiliteit wordt verwacht. Tot slot is er ook een vraag naar kwalitatief hoogstaande voorschoolse kinderopvang, omdat sleutelcompetenties zoals cognitieve vaardigheden, discipline en leermotivatie heel voeg in het leven ontwikkeld worden, om uitval en ontwikkelingsstoornissen in een vroegtijdig stadium te kunnen identificeren en om de reproductie van sociaaleconomische ongelijkheden zoveel mogelijk tegen te gaan.

De toenemend tewerkstelling van de vrouw beïnvloed daarenboven in sterke mate de beschikbaarheid van informele zorg voor ouderen en voor mensen met een handicap. Er zijn voor ouderen minder en minder zorgverstrekkers in het gezinnen aanwezig. De vraag naar intra- en extramurale sociale voorzieningen zullen hierdoor sterk toenemen op het lokale niveau.

3 Vergrijzing3.1 Vergrijzing: kwantitatieve en kwalitatieve aspectenEr is een verandering van de gedragingen en opvattingen van de ouderen. De relaties tussen jong en oud berusten minder en minder op gevoelens van verplichting, op sociale normen, maar meer en meer op situatiegebonden gegevenheden. Zorgen voor (klein)kinderen is een keuze geworden en geen verplichting. Ouderen hebben ook andere verwachtingen van

Page 68: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

de zorg en wie die moet verstrekken. De kwaliteitseisen nemen toe en ouderen zijn graag onafhankelijk van hun kinderen. Er is ook een veel grotere diversiteit aanwezig dan 45 à 50 jaar geleden. Tot slot zijn er is heel wat landen bewegingen actief die zich inzetten voor de bevordering van de levensomstandigheden van de ouderen.

3.2 Vergrijzing: een dubbele zorgkloofWe stevenen af op een dubbele zorgkloof:

- Kwantitatieve: Vraag naar verpleging en verzorging neemt toe Problemen in verband met de betaalbaarheid van de zorg Tekorten beschikbaarheid zorgverleners

- Kwalitatieve: Zorgsector heeft nood aan meer professionaliteit Uitdaging van institutionele vormgeving van de zorg Toenemende eisen over kwaliteit van zorg door de burger Verlangen naar meer persoonsgerichte zorg

4 Van een mono- naar een multiculturele maatschappij4.1 DiversiteitCastles & Miller: 5 internationale trends die bijna perfect overeenkomen met wat er zich in België afspeelt

- Sinds jaren 80 is er een duidelijke toename van het aantal immigraties van vreemdelingen- Globalisering van de migratie: tendens waarbij meer en meer landen tezelfdertijd betrokken worden bij

migratiebewegingen. Daarenboven bestaat er een trend waarbij gastlanden migranten ontvangen uit een groter aantal herkomstlanden.

- Feminisering van de migratie- Grote heterogeniteit in de migratiebewegingen en de migrantenpopulatie: verschillen in nationaliteiten, in

juridische status, etnische groepen, sociaaleconomische status … - Toenemende politisering van migratie:

Debat op het partijpolitieke niveau: sommige partijen profileren zich met hun anti-vreemdelingen standpunt

Discussies over de wenselijkheid van migratie, over de houdingen en gedragingen van autochtonen ten opzichte van allochtonen …

Debat over maatschappelijke achterstelling en discriminatie op onder meer de huisvestigingsmarkt, de arbeidsmarkt, het onderwijs …

Debat over culturele identiteit en de relatie tussen verschillende culturen

Het migrantenthema confronteert ons met en problematiek die met de dag meer op de voorgrond treedt. We evolueren in de richting van ‘une société des identités’. Het recht op verschil, valorisatie van authenticiteit, het verschil in de gelijkheid, diversiteit en diversiteitsbeleid … zijn de ordewoorden geworden. Dit is ook zo bij de relatie tussen mannen en vrouwen, jongeren en ouderen, mensen met of zonder handicap … Er ontstaat een nieuwe politieke dynamiek waarbij ‘het verschil’ verheven wordt tot de rang van etnische waarde en tot principe voor de regulering van de sociale verhoudingen. Erkenning van verschil, van particulariteit wordt een alsmaar meer dwingende eis. Men vraagt gelijkheid, billijkheid, niet-discriminatie, tolerantie.

Page 69: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

4.2 Diversiteit en zorgInvloed op vraag naar zorg: zorginstellingen krijgen nu meer te maken met allochtone cliënten met andere gewoonten en opvattingen. Vraag: in welke mate kunnen/willen zij met die diversiteit rekening houden? Ze krijgen ook te maken met problematiek van racisme in houding en gedrag en met de sociale achterstelling van vreemdelingen op het vlak van onderwijs en arbeidsmarkt.

Invloed op aanbod van zorg: vraag of en in welke mate mensen met een allochtone achtergrond kunnen aangetrokken en ingeschakeld worden in de zorg.

5 Individualisering5.1 Van standaard naar keuzebibliografieIndividualiseringstheorie: de wijze van leven in een industriële maatschappij wordt gaandeweg vervangen door een wijze van leven waarbij de individuen hun bibliografie zelf moeten produceren. De standaardbibliografie wordt vervangen door een reflexieve bibliografie, een ‘do-it-yourself’-bibliografie’.

Oorzaken:

- Het surplus aan economisch kapitaal en de zekerheden geboden door de verzorgingsstaat, zorgen ervoor dat men minder afhankelijk is van anderen

- Het surplus aan cultureel kapitaal laat de traditionele wijzen van denken en leven verdwijnen.- De eisen die de arbeidsmarkt stelt inzake mobiliteit en de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën

zorgen ervoor dat vrijwel iedereen in contact komt met alternatieve sociaal-culturele systemen, waarden en levensstijlen.

Individualisme kent verschillende dimensies en manifesteert zich op uiteenlopende maatschappelijke domeinen:

- Detraditionalisering: verminderde kracht van traditie om de inhoud van het gedrag te bepalen. Gedrag wordt meer gedreven door bewuste handelingen en keuzen (reflexiviteit).

- Desinstitutionalisering: afname van het lidmaatschap van en de participatie/afhankelijkheid aan traditionele instituties, zoals gezin, politieke partijen, vakbonden, kerken …

- Privatisering: ontwikkeling waarbij waarden, politieke en godsdienstige opvattingen steeds minder gevormd worden door de sociale groeperingen waarvan individuen deel uitmaken en dus minder samenhangen met kerkelijk-godsdienstige achtergrond, sociale klasse, opleiding of het behoren tot een bepaalde geboortecohorte.

Er is een tendens tot ontkoppeling tussen sociale positie en de wijze van individueel en sociaal handelen/denken. Ook de identiteit, levensloop en levenswandel zijn meer en meer het resultaat van een individuele beslissing dan van een conventie.

5.2 Individualisering en zorgMensen moeten hun eigen bibliografie en de relaties en netwerken erom heen zelf regisseren. Zij moeten dit doen temidden van veranderende voorkeuren en tijdens verschillende stadia van hun leven en dit terwijl zij zich voortdurend moeten aanpassen aan de omstandigheden op de arbeidsmarkt, het onderwijssysteem en de verzorgingsstaat. Heel wat individuen proberen te ontsnappen aan de ‘tirannie van de mogelijkheden’ en vluchten naar zekerheid gevende religieuze bewegingen naar fundamentalisme (ecologisch, religieus, etnisch), naar drugs en naar geweld.

Page 70: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Gevolgen van individualisering op de identiteit:

- Giddens: anorexia is een gevolg van de verantwoordelijkheid van het individu om een eigen identiteit te ontwikkelen. Het is een extreme poging om een lichaamsregime te controleren als onderdeel van een proces van identiteitsuitbouw.

- Paul Verhaege: in de psychiatrie is de klassieke neurose aan het plaats maken voor identiteitsstoornissen. Dat is het gevolg van een proces van sociaaleconomisch bestel dat stabiele groepsvorming ondergraaft.

De samenleving van de moderniteit is een samenleving van en voor ‘clever people’. Een nieuwe maatschappelijke breuklijn is aan het ontstaan tussen degenen die erin slagen de keuzevrijheid te benutten en degenen die hiervoor de nodige scolaire en culturele vaardigheden missen. En wanneer iemand verkeerd kiest is hij/zij zelf verantwoordelijk voor de gevolgen. Op die manier worden sociale ongelijkheden gepersonaliseerd, het is immers zijn/haar keuze.

Invloed op het aanbod van zorg:

- Veranderingen in vrijwilligerswerk: Vrijwilligers nemen vaker dan vroeger een gericht engagement op: voor korte duur en/of voor meer

specifiek project Attitude van vrijwilligers is kritischer Wijze van betrokkenheid op de organisatie: vrijwilligers identificeren zich vaker met ‘hun’ project als

zodanig en minder met de overkoepelende organisatie.- Behoeften zijn minder eenduidig voorspelbaar. Veel vormen van sociale bescherming zijn uitgebouwd in functie

van homogene situaties, van standaardisaties en standaardmensen. Dat gestandaardiseerde is aan het verdwijnen.

- Mensen zijn mondiger geworden. Ouderraden, patiënten- en cliëntraden … willen meepraten en meebeslissen over de gang van zaken in de voorzieningen. De wetgever stimuleert dit ook, bv: privacywetgeving, patiëntenrechten, persoonsgebonden budget … Ook hier is er een overgang van bevelshuishouding naar onderhandelingshuishouding.

6 Vermaatschappelijking van de natuurMet de ontwikkeling van wetenschap, technologie en economie zijn de levensomstandigheden van vele mensen drastisch verbeterd. Met diezelfde ontwikkelingen zijn er evenwel ook risico’s verbonden. Dankzij de nucleaire wetenschap en technologie kunnen we massaal en goedkoop energie produceren, maar ze brengen ook gevaren met zich mee (bv Chernobyl). Zure regen, opwarming van de aarde, het gat in de ozonlaag … zijn allemaal nevenproducten van de economische productie en onze levenswijze.

De geïnstitutionaliseerde grensmarkeringen tussen natuur en maatschappij zijn meerduidig en problematisch geworden. Bv: het begin en het einde van het leven (in-vitrofertilisatie, stamcelonderzoek), sportdoping, genetisch gemanipuleerd voedsel, klimaats- verandering en de discussie over de natuurlijke dan wel antropogene oorzaken ervan.

6.1 Risicomaatschappij en zorgOntwikkelingen in de moderne geneeskunde, biologie en genetica plaatsen het individu voor existentiële vragen. Naarmate er op het vlak van de prenatale diagnostiek almaar meer tests ter beschikking komen waarmee afwijkingen kunnen worden opgespoord, neemt ook de ouderlijke verantwoordelijkheid voor het leven in wording toe. Tijmstra: ‘tentatieve zwangerschap’ en ‘het voorwaardelijke kind’ (“Ik heb je wel gewild, maar ik heb eerst laten uitzoeken of je wel in orde was”). Er ontstaat de vrees dat de mogelijkheid voor prenatale diagnostiek de beeldvorming over gehandicapt

Page 71: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

leven negatief kan beïnvloeden. Zij zouden leiden tot een samenleving waarin gehandicapten geen bestaansrecht meer hebben en als ‘missed prevention’ zullen worden beschouwd.

Door wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen neemt de vraag naar zorg toe, want:

- Aantal personen met een handicap neemt toe (door bv zwaar gewonde mensen of premature baby’s toch nog te kunnen redden)

- Algemene stijging levensverwachting- Sterkere toename levensverwachting van bepaalde groepen met een handicap

Gevolg voor het aanbod van zorg: wetenschappelijke kennis over de risico’s die mensen lopen, kan de solidariteit tussen hen aantasten. Het vermogen om bij een pasgeborene of een embryo te voorspellen op welke leeftijd het met welke aandoening zal krijgen neemt snel toe. Bij personen die weten dat ze geen of heel weinig risico lopen op dergelijke aandoeningen kan dat de bereidheid tot solidariteit via een systeem van verzekering aantasten.

7 Economie en arbeidsbestelEr doet zich een verschuiving voor van een nationale naar een globale economie, van een industriële naar een postindustriële maatschappij, van het fordisme naar het postfordisme en een flexibele accumiliatie …

7.1 Ontwikkelingen7.1.1 Een ‘nieuwe’ economieKenmerken van de ‘nieuwe’ economie:

- Toenemende globale karakter (globalisering) Toenemend belang van financiële markten Productie van goederen en diensten wordt steeds meer verricht door transnationale productienetwerken

- Meer en meer ‘informationeel’ of postindustrieel en minder ‘industrieel’ Gebouwd op informatie- en communicatietechnologieën en biotechnologieën (zowel in technologisch als

in sociaal opzicht) Kracht: flexibiliteit (↔ standaardisering van het fordisme)

- Experimenteren met organisatorische veranderingen: ontelbare nieuwe structuren Proces van desintegratie van het organisatorische model van de verticale bureaucratie (typerend voor

grootondernemingen met massaconsumptie) Netwerken zijn de fundamentele materie voor de constructie van nieuwe organisaties. Bij snelle

technologische verandering worden netwerken, niet ondernemingen, de feitelijke opererende eenheid

- Sommige auteurs voegen nog een vierde kenmerk toe: consumptiemaatschappij Loskomen van de consumptie van de vroegere instrumentaliteit die grenzen trok. In plaats van hen te

temmen of te beperken moeten verlangens vrij spel krijgen, meer nog aangemoedigd worden om in onbeperkte mate toe te nemen en om onmiddellijke bevrediging te vragen.

Page 72: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Bauman: “A consumer society is a society of credit cards, not saving books. It is a ‘now society’. A wanting society, not a waiting society.”

7.1.2 Van een fordistisch naar een postfordistisch abreidsbestelIn het arbeidsbestel (de arbeidsorganisatie, de arbeidsmarkt en de arbeidsverhoudingen) worden de institutionele grensmarkeringen die kenmerkend waren voor het fordisme doorbroken:

- In de plaats van een voltijdse tewerkstelling met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, zijn er tal van flexibele toestanden tot ontwikkeling gekomen. Het proces uit zich in de toename van de deeltijdse arbeid, de afname van de gestandaardiseerde arbeidstijden en van de stabiliteit van tewerkstelling. Er is een toename van de onafhankelijke contractanten die niet ‘on site’, maar thuis werken of door hun bedrijf achtereenvolgens in verschillende andere bedrijven gedetacheerd worden.

- In plaats van een object wordt de werknemer een subject van rationalisering. De prestaties van het personeel worden niet zozeer meer verzekerd door directe controle, maar door het toestaan van autonomie.

Deze ontwikkelingen situeren zich uiteraard niet in elk bedrijf en elke bedrijfsgroep. De fordistische logica is bijlange na niet dood.

7.2 Ontwikkelingen in economie en arbeid en hun impact op de zorgDe nieuwe economie treft vooral de groep van jongeren die zonder kwalificatie het leerplichtonderwijs verlaat. Er is een stijging van het aantal jongeren dat het Vlaamse leerplichtonderwijs verlaat zonder diploma of getuigschrift. De werkloosheidgraad van de laaggeschoolden is in veel sterkere mate toegenomen dan deze van hoger geschoolden.

R. Castel spreekt over de ‘nieuwe sociale kwestie’, die zich kristalliseert onder 3 vormen:

- ‘Destabilisering van de stabielen’: een deel van de werknemersgroep en van de kleine zelfstandigen wordt bedreigd met instabiliteit. Er is een afname van zekerheid van betrekking en mogelijkheid tot sociale promotie.

- ‘Installatie in de precariteit’: Een ganse populatie, vooral jongeren, blijkt min of meer tewerkstelbaar voor een korte periode, een paar

maanden of enkele weken, en wordt dan ontslagen. Gebrek aan plaatsen in de sociale structuur, plaatsen in de betekenis van posities waaraan een sociale

nuttigheid en een publieke erkenning gekoppeld is, bv: oudere werknemers die geen plaats meer hebben in het productieproces, jongeren op zoek naar hun eerste job die van stage naar stage lopen, langdurig werklozen …

- Toenemende sociale ongelijkheid en armoede: de ‘nieuwe’ economie creëert een meer welvarende wereld voor sommigen en uitsluiting voor anderen.

Een lage inkomenspositie en armoede hebben een impact op allerlei domeinen: achterstelling en plaatsing in de bijzondere jeugdzorg, gezondheid, gebruik van gezondheidszorg, huisvestiging, onderwijs …

Onze maatschappij is een consumptiemaatschappij en dat laat zich zien in de toename van het aantal schuldenaars. De schuldenproblematiek is een heel frequent voorkomende reden waarom mensen zich tot de welzijnsvoorzieningen wenden en schuldbemiddeling is een almaar meer voorkomende activiteit.

Aanbod van zorg: 3 relevante ontwikkelingen in verband met economie en arbeidsbestel

Page 73: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

- Temporele flexibiliteit van arbeid heeft een grote weerslag op de behoeft aan zorg in onder meer de sector van de kinderopvang. Hoe flexibel moet deze zich opstellen? Hoe ver wil men daarin gaan?

- Politieke globalisering: het supranationale niveau komt meer en meer op de voorgrond. Men preekt van een multi layered governance, over een regulering met meerdere lagen.de dienstenrichtlijn en het mededingingsrecht van de EU kunnen potentieel een grote invloed uitoefenen op het beleid dat de lidstaten voeren in de zorgsector.

- Ook in de zorgsector vormt de netwerkstructuur een middel om snel te reageren op de wijzigingen die zich voordoen bij de hulpvragers, om in te spelen op de multidimensionaliteit van de hulpvraag, om samen te werken met andere voorzieningen … De kracht van deze structuur ligt in haar flexibiliteit, coördinatievermogen, betere toegankelijkheid en continuïteit. Bv: integrale jeugdhulp, lokaal sociaal beleid …

8 BesluitDeze uiteenzetting vertrok vanuit 2 vaststellingen:

- Wij leven in een turbulente tijd: Laatmoderne gezin Genderrevolutie Vergrijzing Multiculturele samenleving Individualisering Vermaatschappelijking van de natuur ‘Nieuwe economie’

- Er is een almaar groeiende kloof tussen de vraag naar maatschappelijke ondersteuning en het aanbod ervan

De relatie tussen beiden is overduidelijk. De gevolgen hiervan op de welzijnssector zijn verreikend. Kwantitatieve en kwalitatieve verschuivingen in de behoeften leggen een grote druk op de welzijnsvoorzieningen en hun personeel. Zij vormen ook een uitdaging voor wie op lokaal, regionaal en nationaal beleidsverantwoordelijkheid draagt voor de zorgsector. Ook wie verantwoordelijkheid draagt voor het geheel van de maatschappelijke sturing moet zich aangesproken voelen. Het kan niet de bedoeling zijn dat alle problematische gevolgen van de laatmoderniteit afgewenteld worden op de zorgsector.

Page 74: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Who is the blame? An overview of the factors contributing to the non-take up of social rights.

Abstract

Oplijsting van de onderliggende mechanismes van niet-gerbuik op asis van theorie en empirische bevindingen. We hebben een theorie van economische rationaliteit en gedragseconomie. De eerste baseert op dat individu perfect rationeel is en perfect in staat kosten en opbrengsten af te wegen. De tweede kijkt naar de afwijkingen in tradtitionele rationaliteit door cognitieve biases of gedragsbarrières.

Belangrijk is dat politiek en administratie deze opneming van rechten kan beïnvloeden. Gedragseco kijkt naar hoe mensen kunnen particperen in een publiek programma zonder hun economische incentieven te veranderen.

1. IntroductieNiet-gebruik is een serieus probleem. In vele west-Europese landen neemt meer dan de helft zijn recht niet op. Hierdoor kan beleid zijn doel verliezen. Op korte termijn zorgt dit misschien voor besparingen maar op lange termijn zeker niet. Er is slechts een gezondheidspreventie met lagere kosten als er gebruik is van rechten.

Het traditionele economische perspectief: individu is rationeel en perfect kosten en opbrengsten afwegen. Gedragseconomie: rol van cognitieve biases en gedragsbarrières. We integreren beide perspectieven wat de meeste theoriën niet doen. Op die manier een oplijsting van ongerliggende mechanismen van niet-gerbuik via theorie en empirie. Het traditionele kijkt naar rol van administratie en publieke voorzieningen. Gedrag kijkt naar hoe mensen kunnen participeren zonder econonomische incentieven te veranderen.

2. Theoretische modellen van niet-gebruik1960: UK is de pionier in oorzaken van NG. Zo heeft Kerr 6 drempels die NG in de hand werken: waargenomen noden, basiskennis over bestaan schema, zichtbare verkiesbaarheid, zichtbare nood aan voordeel, een positieve netto balans in geloof en gevoel van sociale uitkomsten, stabiliteit van de socio-eco’sche situatie individu. Er moet een vergelijking van kosten en opbrengsten worden gemaakt in plaats van drempels volgens een ander rationeel keuze model. Zo kwamen er multivariate econometrische modellen.

1980: Van Oorschot: toont karakteristieken van administratie en beleidsontwerp voor NG. Hij zorgt voor activeren van gebruik. Dit doet hij zowel door Kerr als rationele keuze model. Vooraleer er een beslissing nemen, eerst enkele drempels over. Nadien ook de opbrengsten en kosten afwegen ten opzichte van mekaar. Later zorgde hij voor een derde namelijk de toepassingsfase. Ookal beslis je om toch te gebruiken, toepassing kan onsuccesvol zijn wanneer het recht wordt geweigerd door administratie of er is toch nog een bijkomende moeilijkheid. Belangrijk is zijn attentie op beleid en administratie. Er is een multi-level model met ontwerp van beleid en hun implementatie.

Later: meerdere vooruitgangen zoals gedragseconomie. Hier wordt psychologie toegepast in economie. Zo kan er beïnvloeding zijn door cognitieve biases of situationele factoren. De focus op beleidsoplossingen spelen een grote rol voor de bestuurders.

Page 75: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

3. Naar een uitgebreide lijst van aandrijvingen en types NGDeterminanten en mechnismes van NG samen met empirie en theorie door verschillende auteurs en literatuur. We kiezen het mult-level van Van Oorschot. Volgens hem 3 levels: Cliënt, administratie en beleid.

Hieruit 3 types van NG: Ten eerste primaire NG door niet de claim te maken op je recht. Ten tweede secundaire NG door fouten in administratie bij toegangproces. Cliënt claimt maar onrechtval verworpen. Deze termen bestonden al. De literatuur voegt een derde tertiare NG toe. Het is een risicio op het niet hebben van toegang tot sociale rechten. Bijvoorbeels pas toegang bij referentieadres dus daklkozen geen sociale rechten. Ze zijn dus formeel uitgesloten van een recht. Dit is de reden waarom beleid van antiarmoede niet werkt. De secundaire en tertiare kunnen zowel een directe als indirecte invloed hebben. Beleid en implementatie ervan in administratie kunnen dus een belangrijke determinant zijn van niet-gebruik.

De sociale context kan een belangrijke factor zijn in het begrijpen van NG. Net als de caseload grootte, socio-demografische compositie en de institutionele context. Bovendien kan werking administratie afhangen van NGO en educatie van straatlevel werkers. NG is dus ook afhankelijk van contextuele en exogene factors. Wij focussen op cliënt, administratie en beleid.

Niet alle types van NG zitten in de 3 types van NG. Er vallen nog veel mensen uit de sociale rechten. Zo kunnen ook sommige factoren onder meer types geclassifiseerd worden.

4. Cliëntenniveau Er is een afweging tussen de opgrengsten en de kosten. In de kosten zijn er informatieve kosten, proceskosten en psychologische en sociale kosten. Bovendien kijken we naar biases, foute waarnemingen en andere gedragsbarrières dat misschen het NG beïnvloed. Er zijn ook activeringen mogelijk om tot een claim te komen. Ook zijn er netwerkeffecten. Er is een onderscheid tussen wegen van kosten en opbrengsten en gedragsbarrières. De tweede kijkt naar de psychologie van individu bij beslissingen. In realiteit nemen we ook cognitieve biases waar. De impact op een groep is groter dan som van individuele beslissingen. Hoe meer mensen kiezen voor een programme, hoe meer er zullen volgen en in aanmerking zullen komen. Bovendien is het onderscheid minder duidelijk dan verwacht.

4.1.VoordelenAfhankelijk van nodig en de omvang ervan. De nood is niet afhankelijk van de huidige status maar zoekt ook naar stabiliteit. Er moet een economisch voordeel zijn en de omvang van de nood moet voldoende gevuld worden: voordeellevel (= voordelen op inkomen of dergelijke) en tijdslimiet. Er is een positieve correlatie tussen level en tijd, wat robuust is. Gerbuik van rechten lager wanneer de tijd kort is. Hoger gerbuik wanneer tijd lang is of waarde hoog. Wanneer er een laag voordeel is, neemt maar 20% zijn rechten op. Bij een hoog voordeel neemt 80% zijn rechten op.

4.2.Informatiekosten en proceskostenIntencieven voor participeren in gebruik is afgewogen tegen de kosten. Er zijn 3 grote kosten: informatiekosten, proceskosten en psychologische en sociale kosten. Informatiekosten tonen tekort aan info of foute info. Infokosten stijgen als complexiteit stijgt. Proceskosten verwijzen naar tijd en energie in claimen van proces zelf. Physieke en administratieve drempel voor sociale programma.

Het gaat zowel over basisinfo als specifieke info. Zo weten of je in aanmerking komt of niet. Wanneer de kosten te hoog zijn, informatiekost is een drempel = quasi NG. Dit is een situatie wanneer er NG is omdat ze wel de criteria voldoet maar niet weet dat ze in aanmerking komt.

Page 76: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Er is een multilier effect: participeren aan een sociaal programma, doet participeren in andere sociale programma’s. Participatie is negatie gecorreleerd tot informatie- en proceskosten. Hiervoor zijn sociaal-demografische factoren inbegrepen: educatie, huishoudcompositie en gemeentelevel. Het is moeilijk te zeggen of de oorzaak deze kosten zijn of toch iets anders.

Veldexperimenten zijn meer informatief. Er is een effect van infortmatie en proceskosten in claiming beslissingen. Maar er is ook assisstentie nodig anders geen effect. Er zijn studies die effect van informatie en proceskosten bevestigen maar ook niet. Toch is een tekort aan informatie een belangrijke determinant van NG. Dat tekort aan info is erger bij kleine programma’s dan bij grote. Het voorzien van info is niet genoeg om participatie te deon stijgen. De frequentie waarmee info van programma is voorzien is ook van belang net als de manier waarop. Kleine niet-informele implentaties kan al een verschil geven in de claim.

4.3.Psychologische en sociale kostenOp basis van stigma: gebaseerd op gevarieerde gevoelens van een wens niet te worden geassocieerd met een bepaalde groep en niet bloot worden gesteld aan vernederend gedrag door sociaal werkers. Het is een gevoel van schaamte. Komt wanneer er een negatieve attitude is tov een groep. Die negatieve attitude is er door media, publieke opninie, administratie,… . Dit negatieve gevoel komt doordat ze afhangen van publieke voorzieningen, leven in een bepaalde buurt, werkloos zijn of niet in legitiem werk werken.

Deze stigma is een grote determinant van NG. Ze willen niet geassocieerd worden met bepaalde deelnemers van een sociaal programme. Het is een verschil tussen zelfbeeld en beeld van publieke opninie. Wanneer ze bepaalde karakteristieken hebben voor in aanmerking te komen toch niet deelnemen.

Er is een verwerping van wat de ondersteuning biedt. Het is een conditie waarbij criteria kloppen maar willen niet claimen = NG door geen interesse. Ze ontkennen dat ze behoeftig zijn.

Empirische bevindingen of surveys en quasi experimenten zijn indirect en gebaseerd op proxies. Er is een negatieve correlatie tussen stigma en participatie. Psychologische kosten zijn 4 keer meer belangrijk dan tijdskosten.

Slechts een klein empirische bevinding voor sterke negatieve attitudes en een drempel door stigma. Stigma zijn minder belangrijk dan informatie en proceskosten. Maar stigme speelt natuurlijk wel een rol. Bovendien heeft stigma ook negatieve impact op andere factoren. Stigma is niet de enige kost voor cliënten.

4.4.NetwerkeffectenEr is sociale vergelijking en sociale normen dus best ook sociale netwerk onderzoeken. Er is een belangrijke rol voor netwerkeffecten in NG. Een sociaal netwerk kan help bieden met administratieve zaken of de informatiekosten verkleinen. Ze kunnen een belangrijke rol spelen in participeren of niet. Zo is het voor oudere mensen een lagere barrière wanneer ze hulp krijgen.

4.5.Gebeurtenissen activeren= gebeurtenissen die plots mensen toch overtuigen om een claim te maken op een recht zoals stijging van medische kosten. Deze triggers verstoren de balans tussen kosten en opbrengsten. Het is een dynamisch poces. Mensen kunnen er opnieuw gebruik van maken of verlaten. NG kan tijdelijk of frictioneel zijn. Meer geactiveerd door info dan door behoefte.

4.6.Gedragsbarrières

Page 77: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Het in vraag stellen van rationaliteit bij het nemen van keuzes. De mensen maken fouten en hebben een tekort aan perfecte focus en perfecte wilskracht. Er zijn dus gedragsbarrières om optimaal te beslissen en optimaal te gedragen. Zelfs wanneer ze de beste keuze maken, hebben ze een tekort aan de wil tot implementatie in hun leven want het zorgt voor verandering. Dit is nog sterker voor arme mensen waar armoede een cognitieve functie heeft.

4.6.1. Gedragsbarrières om optimaal te beslissenEr zijn 3 grote barrières: overvloed aan keuze en complexiteit, tekort aan begrijpen kosten en voordelen en miskijk op risico.

Overvloed aan keuze en complexiteit toont de moeilijkheid van het aantal keuzes dat is gestegen. Hierdoor meer tijd nodig voor een keuze, soms zelfs geen keuze. Er moet een simplificatie komen om participatie te doen stijgen.

Het correct begrijpen van kosten en opbrengsten is belangrijk. Wanneer dit niet is, is er vaak geen participatie. Dit is ook de reden waarom sommige studies geen significant effect hebben bij informatiekosten, de info is te moeilijk. Niet alleen de info zelf is van belang, ook de manier waarop het gepresenteerd wordt.

Soms een foute beoordeling van risico door verschillende redenen. Hierdoor soms meer gewicht aan recente gebeurtenis dan aan vroegere. Zo is overschatten ook een mogelijkheid.

4.6.2. Gedragsbarrières om optimaal te gedragen Soms volledig overtuigd van een claim maar toch niet toepassen. Hier zijn 3 redenen: huidige bias en gelimiteerde zelf-controle, vatbaarheid aan kanaalfactoren, referentieafhankelijkheid en framing.

Huidige bias is door de neiging uitkomsten in toekomst te onderschatten en uitkomsten in het huidige te overschatten. Deze focus op huidige zorgt voor een probleem met limiet van zelfcontrole. Sommige kiezen ervoor om latere kosten te negeren en vroegere kosten prioriteit te geven. Dit is waarom armen wel inschrijven in welvaartprogramma’s maar niet rondkomen.

Kanaalfactoren zijn contextuele factors die gedrag coor of na beslissingsuitkomsten kanaliseren. Het zijn eigenlijk proceskosten. Het heeft al een sterke impact bij lage kosten. Een simplificatie kan zorgen voor een grote impact op claimuitkomsten.

Referentiepunt bepaalt hoe ze bepaalde uitkomsten waarderen. Voorkeuren zijn gevarieerd over de tijd. Dit zorgt voor risicoaversie. Iets verliezen is twee keer zo erg als iets winnen. Daarom willen mensen ook graag geen verandering. Kosten van niet-participatie zouden moeten gekaderd worden als een verlies inplaats van een winst.

Daarbovenop kan er een geheugenfaal zijn. Mensen vergeten gewoon hun beslissing deze kan dus een sterk gevolg hebben.

5. Level van beleidsontwerpDit heeft een directe impact op informatiekosten, proceskosten en gedragsbarrières. Voor beleidsmakers is de maximalisatie van gebruik van rechten niet het balgrijkste maar werkgelegenheid en de financiering. Budgetten zorgen voor selectieve targets van voordelen en services voor een specifieke populatie. Enkel degene die echt behoeftig zijn of meegaand. Zo screen ze de armen van de niet-behoeftigden door een complexe middelentest en gedragscondities met werkbeschikbaarheid vereiste. Deze kunnen zorgen voor serieuze barrières. Ze zijn eerder geïnteresseerd in het tackelen van NG.

Beleid kan NG direct en indirect beïnvloeden. Zo gaan bepaalde regels enkele kwetsbare groepen uitsluiten. Of via cliënt level en administratie beïnvloeden en uitsluiten. Ook de grootte van het budget wordt door het beleid bepaalt.

5.1.Graad van targetting

Page 78: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Wanneer een programma bedoeld is voor een specifieke groep met belangrijke karakterisitieken, zorgt voor verhogen van NG. Selectieve programma’s een hoger NG dan universele programma’s. Hoe hoger selectiviteit, hoe hoger NG. Ook de grootte van de groep is van belang.

Targetting zorgt voor het onderscheiden van behoeftige mensen. Dit kan een stigma genereren. Dit is nog erger voor werklozen en migranten. Bovendien zorgt de middelentest ook voor een stigma die als vernederend overkomt.

Targetting zorgt soms voor fragmentatie van publieke voorziening. Er zijn betaalde als onbetaalde voordelen. Dit zorgt ook voor stijging van de informatiekosten en een overvloed aan keuzes dus meer NG.

5.2.Manier van targettingVoor goede targetting duidelijke en transparante criteria nodig. Er is een noodzaak om duidelijk aan te tonen wie behoeftig is of niet. Nu vaak nog complexe regels. Zelfs voor administratie moeilijk om te begrijpen. Zo kunnen er administratieve fouten gebeuren. Bovendien is er meer tijd nodig voor cliënt om alles te begrijpen. Zeker wanneer ze onzeker zijn over hun in aanmerking. Ze gaan er vaak vanuit dat ze waarschijnlijk toch nier voldoen. Ook de natuur van criteria kan NG beïnvloeden. Sommige regels kan een bepaalde groep uitsluiten (=tertiaire NG). Ook kan dit zorgen voor stigma of te veel persoonlijke info. Een overvloed aan gedragscondities zorgen voor NG door niet geïnteresseerd.

De simplificatie van de complexe middelentest kan zorgen voor een daling van primaire en secundaire NG.

5.3.Voordeeltype en structuurIn het traditionele is het uitleggen van participatiegraden van belang. In het gedrag zijn voordeellevels en tijd van belang. De wachtperiode kan van belang zijn voor NG. Mensen geven niet graag kosten in het heden voor de winst in de toekomst. Ook lang wachten zorgt voor NG. Een frequentie opdrijven kan zorgen voor minder NG.

Er is ook empirische evidentie voor korte wachttijden. Twee weken is te lang voor werkloosheidsuitkering want verwachten al binnen de tijd een nieuwe job.

Betaalde voordelen sneller claimen dan gewone services aanbod. Er is een flexibiliteit van gebruik bij betaalde. Cliënt vind andere dingen belangrijker.

5.4.Graad van beoordeling, discretieOnzekerheid over uitkomsten zorgt voor inconsistentie van beslissing en gedrag. Er moet een limiet zijn van administratieve discretie. Te veel discretie kan zorgen voor fouten. Er moet een juiste balans zijn tussen discretie en professionele autonomie en standaardisatie van criteria en voordeellevels.

6. AdministratielevelSecundair NG is gelinkt aan functioneren van administratie. Sommige verwerpen toegang van cliënten fout door fouten in programmaregels.

Beleidsontwerp en contextuele factoren hebben ook een belangrijke rol. Zo is bewezen dat een middelentest obv gemeenschappelijke inkomensconcepten minder verwerking biedt dan met specifieke inkomens. NG is positief gecorreleerd tot caseload. Ook het budget heeft op dit niveau een invloed. Ook discretielevel, level en type van educatie enzo is van belang.

Vele administraties hebben invloed op cliëntenniveau en dus een indirecte impact op NG. Zo heeft de interne organisatie een invloed, de graad en kwaliteit van voorziene informatie, gerbuiksvriendelijkheid van toegangprocedures.

Vaak zit de administratie met vele conflicten. Administrators wegen gebruiksvriendelijkheid af aan effectiviteit van identificeren van niet in aanmerking komen. Bovendien zijn er verschillende niveaus van werknemers binnen de administratie.

Page 79: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

6.1.Graad en kwaliteit van informatievoorzieningAdministratie moet de programma’s tonen en voorzien van specifieke info. Deze communicatie kan via mail, een advertentie,… . De keuze van communicatie is afhankelijk van leeftijd, plaats en residenite van targetted populatie. Een meer gepersonaliseerde manier zorgt voor minder NG. De effectiviteit van voorzien van info zorgt voor daling van NG. Effectieve info verwijdert barrières en zorgt voor optimale beslissingen en gedrag.

Ook aandacht aan de simpliciteit van de boodschap en een visuele presentatie ervan. Losgekaderde boodschappen zijn beter dan winstgevende info. Je moet het lange termijn risico van niet participeren benadrukken net als het verlies door niet-participatie. Toon ook het aantal mensen dat al meedoen aan programma.

6.2.Gebruiksvriendelijkheid van toegangsprocedureParticipatiebeslissing vaak beïnvloed door dalen van info- en proceskosten. Ook de tijd die nodig is om door procedure te gaan is van belang. Misschien verlagen door een online tool maar uitsluiting van mensen die geen toegang hebben tot internet. Persoonlijke assistentie zou effectiever zijn. Ook een simplificatie of vertaling van de toegang zorgt voor mindere complexiteit. Dit kan allemaal via administratieve data door slimme deadlines en herinneringen over infokosten. Het beste is de intoductie tot automatische inschrijving. Hier is targetting van administrators mogelijk want info is al toegankelijk voor administrators.

6.3.Interne organisatie van verengingen met beleidleveringEr moet een omgeving zijn dat respectvol behandelen en rechtelijke verdeling van voordelen heeft, wat een uitdaging is voor administrators. Zo moeten ze een onvriendelijke toegangsprocedure of stigma’s of fouten in inschrijvingen vermijden. Bovendien kent de interne organisatie ook de dagelijkse taken van casewerkers. Voor street level bureaucrats zouden er gekopieerde mechanismen moeten ontstaan. Er mag natuulijk geen oversimplificatie ontstaan. Ook de tijd die voorhanden is, is van belang. Dit is ook afhankelijk van de kwaliteit van casewerk. De manier hoe taken zijn verdeeld is ook een relevante factor. Casewerkers combineren 2 factoren: voorzien van services en info en help met administratieve aanvragen als checken of alle inschrijvingscriteria kloppen. Ook de connectie tussen services en controle afhankelijk van de interne organisatie. Vaak onderveeld in verschillende units. Hierdoor geen systematische onderzoek, die zo een organisationele specificatie ziet als een daling van NG.

6.4.Externe organisatie van verenigingen met beleidleveringSamenwerking tussen organisaties van gelijke voordelen en services zijn een belangrijke factor in NG. Het zorgt voor adopteren van aanpak en informatie in communiteiten. Zo is er een groot deel van bronnen van expertise. Een multi-professioneel netwerk kan een voordeel hebben bij aanduiden van services en voordelen voor individu. Dit zorgt voor daling van secundaire NG. Later wanneer iemand aanvraag doet bij foute dienst wel attent maken op de andere programma’s die er zijn voor deze soort probleem. Zo verlagen we ook de proceskosten door bundelen van toegangsprocedures.

7. ConclusieEen overzicht van oorzaken van NG door het mult-level framework van Van Oorschot. Hierbij 3 levels: cliënt, administratie en beleid. Veel attentie op Cliënt. Theoretisch een afweging van de kosten en opbrangsten. Emprisch vastgesteld dat dit afhankelijk is van behoefte, duur, bereik. Kosten obv tijd en effort dus informatie, psychologisch en sociale door stigma. NG postief correleren met kosten. NG is hoger bij populatie met hogere kosten.

Economische gedragingen tonen dat mensen de neiging hebben tot overschatten van lage mogelijkheden en meer gewicht geven aan uitkomst in het heden dan in de toekomst.

Administratief is effectieve info van bealng: een simpel bericht, visuele presentatie, benadrukken van langetermijn risico bij niet-participatie. Andere lagekosten interventies die helpen zijn deadlines en herinneringen.

Page 80: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Zowel interne als externe organisatie van verenigingen van belang. De graad van target, de manier van target en de stuctuur en het voordeeltype is van belang. Er moet een evenwicht zijn tussen discretie en professionele autonomie en de standaardisatie van inschrijvingregels.

Het is moeilijk om bepaalde studies te vergelijken want ze gebruiken andere componenten.

Verder onderzoek kan zorgen voor beter begrijpen van onderliggende mechanismen van NG. Er is betere data van NG nodig. Meer investeren in experimentele design voor impact van verschillende factoren van NG.

Page 81: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Uitdagingen voor de verzorgingsstaat ~ WRR1 InleidingDit hoofdstuk gaat in op de externe in interne uitdagingen waar de verzorgingsstaat een antwoord op moet zien te vinden. De vraag die gesteld wordt is: ‘hoe beïnvloeden de uitdagingen de vier hoofdfuncties van de verzorgingsstaat (verzorgen, verzekeren, verheffen en verbinden)?’ De slotconclusie daarbij is dat terwijl er zeker nieuwe eisen gesteld worden aan verzekeren en verzorgen, het toch vooral de bindings- en de verheffingsfuncties van de verzorgingsstaat zijn die meer aandacht moeten krijgen.

- Externe uitdaging: → Economische globalisering en liberalisering van markten→ Europese economische eenwording

- Interne uitdaging: → Structureel: vergrijzing en ontgroening→ Cultureel: individualisering, veranderende burgers, toenemende heterogeniteit

2 Externe uitdaging: economische internationaliseringDe economie wordt internationaler. Dat geldt voor handel in goederen en diensten, productie, financieel kapitaal en ondernemerschap, informatie en technologie. Dit gaat gepaard met het ontstaan en belangrijker worden van internationale organisaties, zoals de EU. Deze ontwikkelingen kunnen voor verzorgingsstaten tot zowel mogelijkheden als inperkingen leiden.

Globalisering in historische contextHet globaliseringsproces was geen rechte lijn. Tot ver in de 19e eeuw was de handel vooral internationaal georiënteerd. De verschuiving van handels- naar industrieel kapitalisme op het einde van de 19 e eeuw zorgde er echter voor dat binnenlandse handel belangrijker werd. Daarvoor zijn wegen, communicatie en energie vereist, en dat vraagt om meer overheidstussenkomst. Geleidelijk groeide ook de noodzaak om een structuur te maken voor de politieke articulatie van de behoeften en wensen van de bevolking. Die structuur werd ook nationaal georganiseerd, net als het stelsel van sociale voorzieningen dat daarop volgde. Na WOI brak dan ook een periode aan van sterkere natiestaten. Het staatsgezag werd uitgebreid, centralistischer en democratischer. De 20e eeuw was een periode met een sterke nadruk op productie binnen de grenzen van de natiestaat, gekoppeld aan een stelsel van verzorgings- en verzekeringsarrangementen die nationaal zijn georganiseerd. Het is die betrekkelijk jonge toestand die eind 20e, begin 21e eeuw met de dan opnieuw opkomende globalisering onder druk staat.

De huidige globaliseringsfase als nieuwe uitdagingSinds de jaren 80 is er een nieuwe fase van globalisering ingegaan. Er is een toenemende grensoverschrijdende concurrentie op de markten van kapitaal, arbeid, goederen en diensten. Dat komt door de wereldwijde handelsliberalisatie, zeer snelle technologische vooruitgang, daling van transport- en communicatiekosten en de stijging van inkomens. Deze combinatie maakt kapitaal en arbeid mobieler dan ooit tevoren.

Om te weten hoever deze ontwikkeling is voortgeschreden, is een verdere specificatie van globalisering in deelprocessen nodig:

- Verandering in de structuur van de handel. Handelsstromen worden internationaler. Daarbij gaat het vooral om de handel in goederen, maar geleidelijk aan ook om diensten (en in het bijzonder de grensoverschrijdende financieringstransacties).

Page 82: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

- Verandering in de structuur van de productie. Producten worden in het ene land ontworpen, in het volgende samengesteld, met onderdelen die uit de diverse delen van de wereld kunnen komen, om ten slotte ergens ander te worden verkocht. Het eigendom van bedrijven wisselt ook sneller, grote bedrijven groeien niet primair door zelf aan onderzoek te doen, maar door nieuwe kleine bedrijven te kopen. Het kopen en verkopen van bedrijven is bovendien steeds vaker een grensoverschrijdende aangelegenheid. Tot slot dienen nieuwe landen zich aan op de wereldmarkt, zoals China.

- Liberalisering van kapitaalmarkten. Het regime van ‘ingebed liberalisme’ heeft plaatsgemaakt voor de integratie van internationale product- en kapitaalmarkten. Markteconomieën hebben zich in toenemende mate aan nationale controles onttrokken.

Globalisering en de verzorgingsstaatLiberalisering, flexibilisering, privatisering en hervorming van de regulering vormen een wereldwijde ontwikkeling, en zijn dus externe uitdagingen. Overheden hebben deze processen ook bewust gestimuleerd in de hoop op welvaartstijging.

Veel auteurs zijn van mening dat economische internationalisering de beleidsruimte voor nationale overheden en sociale partners voor arbeidsmarktbeleid aanzienlijk heeft ingeperkt. De vrees is dat landen steeds meer zullen moeten concurreren op gebied van lonen, belastingen en sociale regelgeving. Doen ze dat niet, dan zou dat direct of indirect de financiële ruimte voor de verzorgingsstaat ondergraven. Deze vrees wordt besproken aan de hand van de gevolgen voor de werkgelegenheid en sociale zekerheid, en de budgettaire en fiscale gevolgen.

2.1 Gevolgen voor werkgelegenheid en sociale zekerheidIn de afgelopen jaren heeft er op mondiale schaal een verplaatsing van productie plaatsgevonden. Delen van het productieproces zijn uitbesteed naar buitenlandse bedrijven (outsourcing) of naar buitenlandse dochterondernemingen (offshoring). Dit komt onder meer door internationale specialisatie. In Europese landen bv is het verlies van banen gecompenseerd door banengroei in de dienstensector. Anders dan de VS is Europa in de jaren 90 echter niet in staat geweest om voldoende te compenseren door de groei van nieuwe hoogproductieve branches in de IT-sector en de dienstverlening. Het Europese marktaandeel en de Europese comparatieve voordelen in hoogwaardig technologische uitvoerproducten zijn achter gebleven bij die van de VS en Zuidoost-Azië. De EU is nu nog marktleider in een aantal kapitaalintensieve sectoren en sectoren met een gemiddeld niveau van technologie-input, maar de Aziatische landen kunnen die positie op termijn bedreigen. Als dat gebeurt, kan dit op lange termijn leiden tot een verlies van werkgelegenheid.

Outsourcing én insourcingRelativering gevaar van outsourcing:

- Het grootste deel van de investeringen wordt nog altijd in de VS en EU gedaan.

- Productieverplaatsing en specialisatie zijn van alle tijden (Nederland was vroeger gespecialiseerd in de scheepsbouw en textielindustrie, met een sterke regionale oriëntatie nu: rol op wereldschaal in enkele nichemarkten, zoals bv luxejachten).

- Er vindt ook insourcing plaats bij hoogtechnologische bedrijfstakken en de dienstensector, omdat die zich sterker laten leiden door stedelijke en regionale agglomeratievoordelen (bv: infrastructuur, onderwijs en onderzoek, regelgeving rond intellectueel eigendom …).

Page 83: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

- Problemen die voorkomen uit andere arbeidsculturen en wet- en regelgevingen zijn vaak zo groot, dat ze bedrijven afschrikken om hun productielocatie te vestigen in bv China of India.

Open economieënGlobalisering leidt in open economieën niet vanzelf tot werkloosheid of uitholling van de sociale zekerheid. Welvarende landen die relatief veel uitgeven aan sociale bescherming, scoren juist goed in concurrentietoetsen. Dit positieve verband zou 2 dingen kunnen betekenen:

- Open economieën investeren in sociale zekerheid om werknemers te beschermen tegen negatieve gevolgen van globalisering

- Een hoger niveau van sociale zekerheid draagt bij aan een hogere productiviteit en daarmee aan een groter concurrentievermogen. Bv: goed beschermde werknemers kunnen flexibeler zijn en durven meer risico’s nemen.

Katzenstein: gecoördineerde politieke economieën hebben strategieën van flexibele aanpassing ontwikkeld als reactie op de eerste golf van internationale globalisering na de oliecrisis van de jaren 70. Zij deden mee aan de liberalisering van de wereldhandel, terwijl zij binnenlands een strategie van sociale compensatie ontwikkelden, zodat er een acceptabele verdeling van de ‘kosten’ van de internationalisering tot stand kwam. Dat heeft bijgedragen aan hun relatief economisch succes ennruimhartige verzorgingsstaten. Toenemende internationalisering van de economie kan dus samengaan met een goede concurrentiepositie en een fatsoenlijk niveau van sociale zekerheid.

Nadeel van globalisering: negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid in specifieke sectoren en regio’s, en voor kwetsbare groepen zoals laaggeschoolde starters op de arbeidsmarkt, laaggeschoolde oudere werknemers en laaggeschoolde allochtonen. De positie van laaggeschoolden op de arbeidsmarkt is het meest kwetsbaar in een kenniseconomie. In de toekomst zal de vraag naar hoogopgeleiden toenemen en die van laagopgeleiden zakken.

En Nederland?Nederland = kleine open economie, die geprofiteerd heeft. De handelsbalans toont al decennia een surplus. Goede scores op het gebied van mondiale kennisdeling en groeivermogen. Grootste deel van Nederlandse investeringen gaat nog steeds naar ‘oudere’ industrielanden (VS, EU, Zwitserland). Investeringen in bv China en Midden-Europa groeien, maar blijven minder. Opvallend: verschuiving investeringen van VS naar Europa (en dus niet Azië). 84% van de Nederlandse ondernemingen heeft in de afgelopen 10 jaar geen bedrijfsactiviteiten verplaatst en zijn dat ook niet van plan te doen in de nabije toekomst. Door outsourcing gaan er jaarlijks 9.000 banen verloren, maar een fractie is van de 856.000 banen die in totaal verloren gingen op de gehele arbeidsmarkt. Outsourcing gebeurde vooral om kosten te besparen en ging vooral naar Midden- en Oost-Europa.

Toch is er ook bezorgdheid. Door buitenlandse concurrentie zijn er bedrijven die moeten inkrimpen of die failliet gaan. De gevolgen daarvan zijn groter dan de banen die verloren gaan door outsourcing. Naarmate de nieuwe lidstaten van de EU uit 2004 beter geïntegreerd raken in de interne Europese markt, valt niet uit te sluiten dat er in een versneld tempo outsourcing naar Midden-Europa zal plaatsvinden. Dat leidt vooral tot maatschappelijke problemen bij laagconjunctuur en als er bijzondere groepen werknemers getroffen worden (bv: oudere, laagopgeleide mannen). Wat ook belangrijk is, is de gebrekkige aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt voor technisch geschoold personeel in Nederland zelf. De Nederlandse industrie kampt met een relatief oud personeelsbestand. Daardoor kan er zich als gevolg van pensionering een flinke vervangingsvraag naar technisch personeel voordoen.

ArbeidsmigratieOnderzoek naar de vraag of arbeidsmigratie leidt tot loonconcurrentie en verdringing van arbeid geeft geen duidelijke conclusie hangt af van individuele kenmerken van de arbeidsmigrant, de duur van het verblijf, de aard van arbeidsmarktinstituties en de (conjunctuur)fase waarin de migratie plaatsvindt. In theorie kunnen arbeidsmigranten de collectieve welvaart vergroten door productieverhoging, lagere loonkosten en het oplossen van specifieke knelpunten op de arbeidsmarkt. Maar er zijn ook negatieve gevolgen voor de welvaartsverdeling, de overheidsfinanciën en de

Page 84: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

maatschappelijke verhoudingen tussen nieuwkomers en ingezetenen. Als arbeidsmigratie vooral bestaat uit laaggeschoolden, dan is dit wel slecht voor de positie van laaggeschoolden ingezetenen.

2.2 Budgettaire en fiscale gevolgenIn de Jaren 80 en 90 zijn diverse Europese verzorgingsstaten belastingconcurrentie aangegaan. De vennootschapsbelasting ging van 50 naar 30%. Maar de netto-opbrengst van de vennootschapsbelasting bleven wel op peil, omdat er gelijktijdig een grondslagverbreding plaatsvond door vermindering van vrijstellingen en omdat de accountancyregels strenger werden. In de EU heeft er daarom sinds de jaren 80 zelfs een kleine stijging van de totale belastingopbrengsten. De verhoudingen tussen belastingsoorten zijn daarbij wel veranderd: kapitaalbelasting levert 7 procentpunt op, de belasting op consumptie 12 en die op arbeid 21. Bovendien is de lastendrukquote in de verschillende landen geconvergeerd.

Bij de toetreding van Midden- en Oost-Europese landen en Cyprus tot de EU hebben verschillende lidstaten hun belastingtarieven verlaagd om investeringen aan te trekken. De oude lidstaten werden daarom aangespoord om ook hun tarieven te verlagen.

Toch kunnen we concluderen dat de belastingconcurrentie niet heeft geleden tot de gevreesde ‘race tot he bottom’. Er zijn ook redenen om aan te nemen dat de vennootschapsbelasting niet zal verdwijnen in de toekomst:

- Kapitaalinvesteringen in Europa worden bepaald door agglomeratievoordelen. Landen die tot de kern van Europa behoren kunnen dankzij hun locatievoordeel hogere tarieven hanteren.

- De aanwezigheid van aanverwante ondernemingen en de kwaliteit van infrastructuur, onderwijs en onderzoek en culturele voorzieningen zijn minstens zo belangrijk.

- Hoogontwikkelde verzorgingsstaten hebben te maken met een politiek gewenst voorzieningsniveau dat beperkingen oplegt aan hun mogelijkheden om mee te doen aan belastingconcurrentie.

ConclusieBelastingconcurrentie heeft geleid tot convergentie. Tegelijkertijd is er sprake van een reële convergentie van sociale systemen. Dat heeft verschillende consequenties:

- Roep naar multilaterale coördinatie ven belastingbeleid binnen OECD en de EU.- Eigen fiscale en budgettaire manoeuvreerruimte van landen is beperkter geworden. Er is in de toekomst dus

weinig ruimte voor een groei van de publieke uitgavenquote.

3 Externe uitdaging: Europese economische en politieke integratieDoor economische en politieke internationalisering is het overheidsgezag zich geleidelijk gaan verspreiden over meer verschillende publieke en private actoren op lokale, regionale, inter- en bovennationale niveaus. Er zijn meer uiteenlopende lagen van bestuur ontstaan. Deze paper richt zich daarbij op de invloed van de EU op de verzorgingsstaat.

Budgettaire regelsDe EU zorgde voor het verdwijnen van nationale economische grenzen + verdwijnen van nationale wisselkoers- en renteaanpassing. Het Stabiliteits- en Groeipact bepaald een maximale omvang van het financieringstekort. Dat betekent niet dat het optimaal groeibevorderend is: het overheidstekort mag maximaal 3% bedragen + rentebeleid van de ECB gebeurd op basis van gemiddelden van groei en inflatie, wat zorgt voor spillover-problemen bij landen die hier van afwijken.

Page 85: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Dit nationaal en monetair beleid kan beschouwd worden als beneficial constraints: leggen stevig verankerde randvoorwaarden vast die nationale beleidsmakers stimuleren om zich te concentreren op de modernisering van de arbeidsverhoudingen en de sociale zekerheid. Het heeft nationale beleidsmakers ertoe aangezet om sociale akkoorden tussen werknemers- en werkgeversorganisaties te stimuleren, om binnenlandse arbeidsverhoudingen te moderniseren, om de arbeidsmarkt te flexibiliseren, en sociale zekerheidsarrangementen meer te richten op activering.

Bindende regelsOm de steun van de bevolking voor de EU te behouden, moet ze ook sociale wetgeving aanbieden. De coördinatie van zoveel verschillende nationale systemen is niet eenvoudig. Hier en daar is wel op het gebied van gezindheids- en veiligheidswetgeving bindende sociale wetgeving tot stand gekomen. Ook de gelijkheid van kansen en de jurisprudentie van het Europese Hof hebben geleid tot een uitgebreid stelsel van bindende rechten dat geldt in alle lidstaten. Sinds het midden van de jaren 70 worden zaken geregeld zoals collectief ontslag van werknemers en overname van bedrijven.

Uitspraken van het Europese HofHet Hof zal een harmoniserende werking op sociale stelsels hebben. Onder leiding van het Hof is regelgeving tot stand gekomen die de nationale begrensdheid van staten ter discussie stelt. Het zou kunnen dat lidstaten sociale voorzieningen niet langer enkel mogen voorbehouden aan hun eigen inwoners en dat ze wellicht niet langer kunnen eisen dat sociale uitkeringen enkel binnen het eigen territorium worden gebruikt.

Europees werkgelegenheidsbeleid en open coördinatieSociale handvest, 1989: hierdoor konden richtlijnen rond arbeidsomstandigheden, medezeggenschap en gelijke kansen voor mannen en vrouwen opgesteld worden. Het zorgde ook voor de formalisering van de sociale dialoog tussen de sociale partners op Europees niveau, waarmee gemeenschappelijke overeenkomsten tussen de Europese sociale partners door de Commissie kunnen worden bekrachtigd.

Verdrag van Amsterdam, 1997: toename van werkgelegenheid werd een van de doelen van het Europese economisch beleid. Dit zorgde voor nationale en Europese beleidsevaluaties. Er is in de meeste landen van de EU duidelijk sprake van een transformatie van een passief beleid gericht op inkomenscompensatie naar een meer activerende benadering in nationaal arbeidsmarkt- en sociaal beleid. Verder zijn de nationale werkgelegenheidsambities opgevoerd en vertaald in concrete doelen.

EU: economisch en sociaal beleid meer in elkaars verlengdeEr is onvrede gerezen over het gebrek aan sociaal beleid. De EU is beginnen inzien dat economisch en sociaal beleid niet meer los van elkaar kunnen worden gezien. Dit veronderstelt ook een meer open en politieke opvatting van het subsidiariteitsbegrip dat de verhoudingen tussen de EU en de deelnemende landen regelt.

In dit proces kunnen beleidsconvergentie, zelfbinding en leereffecten op regionale schaal in theorie fungeren als buffermechanismen tegen het verlies aan nationaal bestuurlijk handelingsvermogen. Naar verwachting zullen de komende jaren de politiek-maatschappelijke condities in de verschillende EU-lidstaten minder direct wijzen in de richting van een versterkte ontwikkeling van deze mechanismen, daarvoor mist het project van Europa in de ogen van veel burgers voldoende geloofwaardigheid en daarmee draagvlak. Tegelijkertijd wijst er nog steeds veel op dat dit een fase is die gevolgd zal worden door een fase waarin de verdere ontwikkeling van deze buffermechanismen weer voldoende legitimiteit heeft. Als dit klopt mogen we er vanuit gaan dat de ontwikkelingen op EU-niveau de komende decennia de ruimte van de lidstaten voor een eigenstandige invulling van hun verzorgingsstaat nog verder inperken. Nederland wordt in dat opzicht in toenemende mate een semi-soeverein land in de EU waar sociale stelsels in steeds grotere mate op elkaar gaan lijken. Veel hangt af van de vraag of de ontwikkeling doorzet waarin EU-staten veel meer oog hebben voor elkaars problemen en institutionele geschiedenis. Daarmee zou een basis ontstaan voor een verdere emancipatie van Europees sociaal beleid.

4 Interne uitdaging: vergrijzing en ontgroening

Page 86: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Door de daling van het kindertal en de verlenging van de levensduur zorgen ervoor dat de bevolkingsopbouw in Europese verzorgingsstaten verandert. het vervangingsniveau is in bijna heel Europa onder 2, wat betekent dat de bevolking op termijn zal afnemen. Een van de grootste problemen: de bevolking wordt ouder én kleiner. Dat heeft vooral consequenties voor de ‘grijze druk’: de verhouding tussen het aantal 65-plussers en het aantal 24-64 jarigen. Deze druk stijgt van 24% in 2000 tot 49% in 2050. In Nederland zullen er in 2050 naar verwachting voor elke 10 werknemers 4,1 gepensioneerden zijn (bijna het dubbele van het huidige 2,2).

De economische consequenties:

- Minder overheidsinkomsten (want minder werkenden om belastingen af te dragen)- Meer uitgaven (meer gezondheidszorg en oudedagsvoorzieningen)

De groei van de kosten van pensioenen, gezondheidszorg en ouderenzorg zal beduidend groter zijn dan de terugloop van de uitgaven op het terrein van werkloosheid, onderwijs en andere jeugd-gerelateerde uitgaven. Zelfs als lidstaten erin zouden slagen om de Lissabondoelstellingen voor het verhogen van de arbeidsparticipatie te halen, zou dat onvoldoende zijn om de gevolgen van de vergrijzing op te vangen

De demografische veranderingen zijn ook merkbaar in de verhoudingen tussen generaties en de samenstelling van gezinnen:

- Samenleving met lage sterfte- en geboortecijfers meer levende generaties, maar minder familieleden binnen een generatie.

- Vrouwen krijgen later kinderen grotere ‘afstand’ tussen generaties- Gezinsverbanden zijn minder stabiel: meer scheidingen

Al deze ontwikkelingen hebben consequenties voor de verdeling van de financiering van de gezondheidsstaat. De extra kosten van de vergrijzing moeten bv door de jongere generaties worden opgebracht. Vandaar dat er ‘verdelingsdebatten’ ontstaan. De demografische ontwikkelingen stellen dan ook niet alleen eisen aan de verzorgings- en de verzekeringsfuncties van de verzorgingsstaat, maar zeker ook aan de verbindingsfuncties.

5 Interne uitdaging: sociaal-culturele differentiatie en individualisering

Veranderende burger: externe invloed op de verzorgingsstaat, maar ook een product ervan

- Leerplicht en scholen hoger opgeleide en mondigere bevolking- Sociale zekerheid stimulatie andere gezins- en familiepatronen en individualisering

→ Vrouwen kunnen scheiden van hun man→ Ouderen zijn niet meer afhankelijk van hun kinderen

Blijvende veranderingen: andere arbeid, middenklasse, kwalitatief individualisme

Andere arbeidMensen zijn ander werk gaan doen. Illustratie: belangrijkste beroep man & vrouw:

- 1900: landarbeider & dienstbode (tot ze trouwden)- 1930: bouwvakarbeider & dienstbode- 1960: metaalarbeider & winkelbediende- 1990: medewerker groothandel & verpleegster

Page 87: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

Werk heeft ook een andere betekenis gekregen, het is niet enkel een bron van inkomen, maar ook een manier om zich te ontplooien en iets om identiteit aan te ontlenen. Arbeidsrelaties krijgen dus ook een andere inhoud: geen eenzijdig opgestelde contracten voor het leven, maar tweezijdige afspraken voor een bepaalde periode. Deze omslag is vooral zichtbaar bij vrouwen: huishouden en zorg voor de kinderen zijn geen levensdoel meer, de meeste moeders willen ook buitenshuis werken. Ook ouderen willen zich niet voortijdig van de arbeidsmarkt terugtrekken.

Tegelijkertijd is arbeid niet de enige sociaal-culturele waarde. Veel mensen geven juist aan dat arbeid alleen goed is voor ontplooiing als het niet de volledige werkweek in beslag neemt. Er wordt veel belang gehecht aan tijd en zorg voor familie en aan vrije tijd.

MiddenklasseNederland is veranderd in een middenklassesamenleving. Het onderscheid naar stand en de verschillen tussen klassen zijn verminderd. De meeste mensen hebben doordoor meer mogelijkheden dan hun grootouders. Ook de vermogensongelijkheid is verminderd, deels door de aansluiting bij pensioenfondsen. Vanaf 1983 groeien deze inkomensverschillen echter opnieuw, maar wel relatief laat en gematigd vergeleken met andere Europese landen. Er treden ook verschuivingen op in rijkdom en armoede op tussen de bevolkingsgroepen. Zo is in de afgelopen 20 jaar het risico op armoede verschoven van ouderen naar kinderen en de gezinnen waarin ze opgroeien.

Kwalitatief individualismeDe sociale verbanden waarin Nederlandse burgers leven zijn breder en wisselender geworden. De afstand t.o.v. familieleden die ergens wonen groter geworden, maar ook de betekenis van buren is afgenomen. De traditionele integratiekaders als kerk, leger en buurt hebben aan invloed ingeboet. Moderne burgers wonen in ‘lichte gemeenschappen’: gemeenschappen zijn groter en kunnen in de loop der jaren wisselen. Burgers kunnen zich deze lichtheid permitteren, omdat hun inkomen meestal verder strekt dan de meest noodzakelijke levensbehoeften en omdat ze in geval van nood terug kunnen vallen op verzorgingsstaatsarrangementen.

Er is een overgang van kwantitatief individualisme (iedereen kreeg in praktische zin de mogelijkheid om niet langer volledig afhankelijk van anderen te zijn) naar kwalitatief individualisme (iedereen kan inhoud geven aan een eigen levensproject).

Nederland is dus een middenklasseland geworden, waarin zich een proces van individualisering heeft voortgedaan, maar meer in psychologische dan in sociale zin. Gelijkheid in rechten en bezittingen is bij velen een ideaal geworden. Rangen en standen verdwenen en pluriformiteit en het benadrukken van smaak en culturele verschillen werden van belang. Juridische, economische en sociale gelijkheid verschaft mensen de kans om zich te profileren op het punt van presentatie en leefstijl – iets waar allerlei nieuwe subtiele onderscheidingen en hiërarchieën bij komen kijken.

ConsequentiesDe uitdaging van de gezondheidszorg is om te reageren op de sociaal-culturele veranderingen. De wensen van de hedendaagse burger zijn echter niet zo gevarieerd dat een zo groot mogelijke keuzevrijheid in collectieve en sociale voorzieningen het meest gepaste antwoord vormt. De moderne burger kiest nog steeds voor ‘de kudde’, en wil niet al te veel individuele keuzemogelijkheden op terreinen als pensioen, verzekeringen en zorg. Hij waardeert vooral keuzemogelijkheden binnen het bestaande pakket van collectieve voorzieningen. Uit geen enkel onderzoek blijkt een groeiende neiging of verlangen om bv het eigen pensioen te regelen. De ‘veranderende burger’ wordt dus het meest recht gedaan door hem een beperkt aantal opties aan te bieden aan de randen van de verzorgingsstatelijke arrangementen (bv: ziektekostenverzekering met mogelijke extra’s).

Er zijn ook groepen die niet tot de ‘geïndividualiseerde burgers die op eigen kracht hun leven inrichten’ behoren: autochtone en allochtone nieuwkomers op de arbeidsmarkt en in het onderwijs, dak- en thuislozen en andere mensen die afhankelijk zijn van de verzorgingsstaat. Deze mensen hebben hoge risico’s op werkloosheid en uitkeringsafhankelijkheid. Dit betekent opnieuw dat opties in de verzorgingsstatelijke arrangementen aan de raden van

Page 88: Wie? De bases voor allocatie · Web view= re-integratie van de sociaal uitgeslotene. Een realisatie van de sociale grondrechten van elk individu. Er moet een maximale sociale ontplooiing

het systeem moeten worden ingebouwd, op zo’n manier dat verstandige afwegingen bevorderd worden, maar de bodem onder breed gedragen regelingen niet wordt weggeslagen.

6 ConclusieDe uitdagingen van buitenafDe marges om een eigen beleid te voeren met betrekking tot de verzorgingsstaat zullen smaller worden door:

- Internationale concurrentie: liberalisering zorgde voor een grotere integratie van internationale product- en arbeidsmarkten. Nationale controle is daarop moeilijker geworden.

- Europese integratie: → Interne markt nationale economische grenzen verdwenen→ Europese Monetaire Unie nationale wisselkoers- en renteaanpassing verdwenen→ Stabiliteits- en Groeipact nationaal budgettair beleid werd aan banden gelegd

Een deel van het debat over de verzorgingsstaat zal zich dus verplaatsen naar de EU. De intensivering van economische internationalisering en de verregaande europeanisering van het macro-economisch beleid eisen een sociaal beleid. In een Europa met geïntegreerde markten is een goed werkende arbeidsmarkt en sociale bescherming niet alleen een zaak van nationale overheden: grensoverschrijdende belangen vergen ook onderlinge beleidscoördinatie op nationaal gevoelige terreinen zoals beleid rond arbeidsmarkt, pensioenen en armoedebestrijding. Als verzorgingsstaten hun verbindende functie willen blijven vervullen in een internationale wereld, is het van belang om deze uitdaging aan te gaan.

Uitdagingen van binnenuitDe demografische veranderingen hebben grote gevolgen voor de houdbaarheid van de pensioenvoorzieningen. Dat belast de verzekeringsfunctie van de verzorgingsstaat.

Zorg- en zekerheidsarrangementen zullen meer rekening moeten gaan houden met de gedifferentieerde leefstijlen en levenslopen. Processen van sociale differentiatie en individualisering en veranderingen op de arbeidsmarkt stellen nieuwe eisen aan de stelsels van maatschappelijke dienstverlening. Vigerende stelsels van sociale zorg zouden overbevraagd kunnen worden, omdat vrouwen meer zijn gaan werken, maar mannen niet veel meer zijn gaan zorgen.

De eisen met betrekking tot de zorg- en dienstverlening zullen ook toenemen. Met de ontwikkeling van een middenklassesamenleving is er ook een verlangen ontstaan naar mogelijkheden tot individuele invulling aan de randen daarvan. De meeste mensen willen zelfontplooiing en autonomie in de context van een gemeenschap (verheffing en verbinding). De voordelen van sociale cohesie, politieke stabiliteit en betrouwbare instituties zijn nog steeds manifest.