Whitepaper: Slim faciliteren van de moderne student
Transcript of Whitepaper: Slim faciliteren van de moderne student
Onderwijs organiseren in disruptieve tijden
Whitepaper Slim faciliteren van de student 3.0
Gemak én eigen verant-woordelijkheid voor de moderne student
De Wet van Moore laat een curve zien die de technologische ontwikkeling van
transistors verbeeldt. De lijn maakt een sterke buiging naar boven in de periode
waarin we nu leven. Je zou de wet kunnen zien als metafoor voor exponentiële
groei, een fenomeen dat we momenteel op verschillende domeinen in de
samenleving kunnen herkennen. Denk aan de snelle ontwikkelingen in
wetenschappelijk onderzoek, de globalisering, het tempo waarin nieuwe producten
de weg naar de consument vinden en hoe gemakkelijk ideeën zich verspreiden.
Internet kan hierbij gezien worden als katalysator: het maakt het gemakkelijker dan
ooit om tijd- en plaatsonafhankelijk samen te werken, te communiceren, te leren. En
dat brengt grote veranderingen met zich mee.
‘Transitie’ en ‘disruptie’ zijn dan ook veelgebruikte begrippen om deze periode in de
geschiedenis te kenschetsen. Anderen spreken van een ‘Renaissance 2.0’. In zijn boek
‘We worden steeds slimmer’ stelt de Canadese auteur/journalist Clive Thompson zelfs
dat de impact van het internet op de manier waarop we kennis vergaren en
construeren even groot is als de uitvinding van de boekdrukkunst.
De gevolgen voor het onderwijs mogen niet onderschat worden. De veranderende
samenleving stelt andere eisen aan scholen: leer studenten de vaardigheden voor de
21e eeuw. Studenten eisen bovendien toegang tot eigentijdse middelen: video,
games, krachtige omgevingen voor e-learning en snelle, gebruiksvriendelijke
hardware. Dit vraagt om een heroriëntatie op de doelen van het onderwijs en de
middelen waarmee we onderwijs vormgeven en leren ondersteunen. De vraag die
we in dit rapport bespreken, luidt dan ook: hoe faciliteren we op een slimme manier
de student 3.0?
Inleiding
Inhoudsopgave
Leeswijzer
In dit document wordt het begrip ‘student’ gebruikt voor zowel studenten als leerlingen.
Waar de ‘hij’-vorm gebruikt wordt, wordt ook ‘zij’ bedoeld.
Leeswijzer 2
Inleiding 3
Studenten van morgen: Kaleigh en David 4
1 Trends vanuit het onderwijsinhoudelijke perspectief 71.1 Blended learning 7
1.2 ‘Maker movement’ 8
1.3 Programmeer of word geprogrammeerd 9
1.4 Games, gamification en simulaties 10
1.5 Personalisering, specialisering en flexibilisering 11
2 Trends vanuit het onderwijsorganisatische perspectief 122.1 De student als klant... 12
2.2 … met steeds meer eigen verantwoordelijkheid 13
2.3 Tijd- en plaatsonafhankelijkheid 14
3 Dilemma’s vanuit het perspectief van voorzieningen 153.1 Anders leren, ander gereedschap 15
3.2 Open versus gesloten systemen 16
3.3 Eigen beheer of uitbesteden 18
4 Aanbevelingen 19
5 Noten 21
6 Over de auteurs 22
Op de school van Kaleigh vindt men het belangrijk studenten slim te faciliteren.
Zo staan er printers die je vanaf elke plek met een internetaansluiting een opdracht
kunt geven. Je haalt je persoonlijke printwachtrij op als je op school komt en kiest
wat je nu nodig hebt. Betalen doe je met het betaalsysteem op je smartphone,
hetzelfde systeem als waarmee je je kopje soep in de kantine betaalt. En het
bekertje koffie op het station. Voor haar studie heeft Kaleigh altijd de mogelijkheid
te kiezen tussen geprinte of digitale readers voor haar vakken.
Slim faciliteren betekent ook dat de school van Kaleigh focust op goed onderwijs
en anderen laat focussen op hún specialismen en toegevoegde waarde. De kantine
en de ICT-voorzieningen werden enkele jaren geleden al uitbesteed. Daarbij heeft
de school wel nadrukkelijk de regie genomen, vanuit de gedachte: de student staat
centraal. Dat betekent niet dat de school alles regelt voor de student. Integendeel:
studenten regelen hun eigen laptop, hun eigen internettoegang via 5G en ze kiezen
een eigen systeem voor het bijhouden van het portfolio. Het betekent wel dat de
school duidelijke eisen formuleert, zoals: lesmateriaal moet platformonafhankelijk
beschikbaar zijn via internet. Of: alle betalingen binnen de schoolgebouwen tot
€ 10,00 moeten met de smartphone gedaan kunnen worden.
Een blik in de toekomst, misschien niet eens zo heel ver van nu. De vraag is: is uw
organisatie klaar voor studenten als Kaleigh en David? En voor welke beslissingen
van nu, is het belangrijk de werkelijkheid van morgen mee te nemen. In dit rapport
willen we een aantal gedachten hierover met u delen.
Studenten van morgen: Kaleigh en David
Een studente, laten we haar Kaleigh noemen. Ze doet een opleiding op het gebied
van communicatie in een school, ergens in de nabije toekomst. In haar opleiding
zijn stages en opdrachten in de buitenwereld een prominent element. Kaleigh is dan
ook minder vaak te vinden in het schoolgebouw. Ze mist hierdoor regelmatig een
college. Geen probleem: alle colleges worden op video opgenomen, inclusief
bijbehorende slides en verwijzingen naar aanvullende bronnen. Ze zijn beschikbaar
in de elektronische leeromgeving die vanaf elke plek met internettoegang
benaderbaar is. Ofwel: overal, want internet is altijd en overal beschikbaar.
Voor het bespreken van groepsopdrachten spreekt Kaleigh liever af bij een grand
café in de stad dan in de kantine op school. Er komen veel studenten van allerlei
pluimage, wat soms tot boeiende uitwisselingen van kennis en ervaringen leidt.
Zo ontmoette Kaleigh David. Hij studeert aan een andere instelling, maar ze runnen
nu samen een student company om aan hun ondernemerscompetenties te werken.
David en Kaleigh hebben een reclamebureautje waarin hij zorgt voor het zakelijke
gedeelte en zij voor de creatieve uitingen.
Kaleigh is een bijdetijdse jongere. Ze maakt op een efficiënte manier gebruik van
technologie. Met haar smartphone regelt ze alles: haar agenda zit er in, een app
met de lesroosters van school en een monitor van haar studievoortgang, een app
die op basis van gps-locatie laat zien of ze haar studiegenoten gemakkelijk kan
ontmoeten omdat ze zich in de directe omgeving bevinden. Ze luistert met haar
smartphone naar studieboeken in audioformaat en… ze betaalt ermee in het grand
café, op school en bij de kiosk op het station. Verder ontvangt ze alerts voor alle
belangrijke zaken: de deadline voor een werkstuk nadert, haar docent marketing
heeft een extra coachingsbijeenkomst belegd…
Kaleigh volgde onlangs nog een semester bij een andere instelling, omdat die
een interessant programma aanbood, dat precies past bij haar ambities.
Hoofdstuk
1Trends vanuit het onderwijsinhoudelijke perspectief
Technologie is dé katalysator voor ontwikkelingen in het onderwijs van begin 21e
eeuw en wel vanuit twee invalshoeken:
• technologie als middel om onderwijs vorm en inhoud te geven, zoals digitale schoolborden,
communicatie en data in the cloud;
• technologie als katalysator van veranderingen in de samenleving waarop onderwijs jonge
mensen voorbereidt, zoals 21st century skills, internationalisering, snel verdwijnende en
opkomende beroepen.
1.1 Blended learningOnderwijs wordt in toenemende mate aangeboden in de vorm van ‘blended learning’.
‘Blended learning kan worden gedefi nieerd als de mix van leerinterventies, zoals online leren en traditioneel klassikaal leren, maar ook van asynchroon online
met synchroon online leren.’ (Rubens, 2013)
Naast het boek en het college wordt tegenwoordig gebruik gemaakt van een scala aan digitale
media. Blended learning is de continue zoektocht naar ‘the best of both worlds’: hoe maak je een
optimale mix tussen fysieke en digitale media en online en offl ine ontmoeten. Ook op de
zogenaamde Steve Jobs- of iPad-scholen wordt lang niet alles op de tablet gedaan. Studenten
willen gebruik maken van de digitale mogelijkheden, maar blijven ook behoefte houden aan
beproefde analoge media. Hiervoor zijn verschillende indicatoren.
Universiteiten experimenteren momenteel volop met Massive Open Online Courses (MOOC’s)
waarin online colleges en een elektronische leeromgeving het mogelijk maken volledige
programma’s te volgen vanaf iedere plek met een internetaansluiting. Uitsluitend online leren is
mogelijk, maar blijkt in de praktijk weerbarstig. Zo is de uitval in MOOC’s veel groter dan die bij
traditionele opleidingsvormen.
‘Gemiddeld 7,6% van de deelnemers rondt een MOOC af. Het percentage varieert van nog geen 1% tot ruim 19%.’ (Rubens, 2013)
Een andere indicator voor de blijvende behoefte aan een mix tussen digitaal en fysiek is dat
ondanks alle nieuwe mogelijkheden op het gebied van ICT het gebruik van boeken en prints maar
langzaam afneemt.
6 7Whitepaper Slim faciliteren van de student 3.0 Whitepaper Slim faciliteren van de student 3.0
‘Het mag tegenstrijdig klinken, maar gebruikers van smartphones en tablets genereren meer volume als het gaat om printen dan degenen die deze apparatuur niet
gebruiken. IDC onderzoek laat zien dat mobiel printen langzaam terrein wint. Tegen 2015 zal 50% van de gebruikers van smartphones en tablets gebruik maken
van mobiel printen in de kantooromgeving.’ (IDC, 2012)
Dat de groei van mobiel printen nog relatief langzaam gaat, heeft overigens vooral te maken met
gebruiksvriendelijkheid van de tabletsoftware, stelt hetzelfde rapport.
‘Meer dan 50% van de smartphone-gebruikers en 35% van de tabletgebruikers geeft aan dat ze niet weten hoe ze vanaf hun device kunnen printen.’ (IDC, 2012)
Tegelijkertijd groeit de behoefte aan digitale media. Lerenden gebruiken online interactieve, gratis
cursussen zoals Codecademy (programmeren) en DuoLingo (een vreemde taal leren) en raadplegen
massaal filmpjes met uitleg van de lesstof. Geschiedenisleraar Joost van Oort bereikte met een aantal
van zijn filmpjes met samenvattingen van de stof voor het eindexamen geschiedenis op YouTube al
meer dan 200.000 kijkers. Internationaal doen de filmpjes van Michael Stevens het uitzonderlijk goed.
In zijn kanaal Vscauce bespreekt hij nieuwsgierig makende vragen als ‘Wat zou er met de aarde
gebeuren als we allemaal tegelijkertijd zouden springen?’ of ‘Is wat jij als rood ziet, hetzelfde als wat ik
als rood zie?’ Zijn populairste video’s hebben al meer dan tien miljoen kijkers bereikt!
1.2 ‘Maker movement’Vroeger haalden jongeren nog wel eens een radio uit elkaar. Het leverde waardevolle kennis op over
hoe zo’n apparaat werkt: een transistor, een luidspreker, een potmeter. Met de komst van de micro-
elektronica leek de belangstelling voor hoe technologie fysiek werkt ondergesneeuwd te raken.
Jongeren maken wel hun eigen video’s of bouwen complete kastelen in de virtuele wereld van het
populaire spel Minecraft. Maar wat ze ook maken: je kunt het niet zomaar aanraken. De zogenaamde
‘Maker Movement’ pleit voor hernieuwde aandacht voor fysiek knutselen en fabriceren, maar dan met
eigentijdse technologie, zoals de 3D-printer en micro-elektronica in modules, zoals de Raspberry Pi
(een minimale basis voor een computer) en de Tinkerbots (blokjes met verschillende digitale functies).
Het gedachtegoed van de ‘Maker movement’ dringt langzaam door in het onderwijs. Via de hashtag
#makered (maker, education) delen leraren op Twitter ideeën voor leeractiviteiten met elektronica.
Het idee is de nieuwsgierigheid naar technologie te prikkelen. Maar studenten laten werken met
elektronica biedt nog meer perspectieven. Zo kan de 3D-printer ingezet worden voor:
• het leren ontwerpen, rapid prototyping om de fysieke output van eigen ontwerpen te kunnen
testen;
• het leren werken met 3D-programma’s en het programmeren zelf;
• het bevorderen van de creativiteit;
• het kennis maken met een technologie waarvan verwacht wordt dat iedereen er uiteindelijk mee
te maken krijgt.
‘In het maken ontmoeten we de wereld, krijgen we nieuwe ervaringen en leren we over wat werkt en wat niet. Maken leidt tot nieuwe kennis, inzichten en
mogelijkheden.’ (Waag Society, 2014)
Het nationale curriculum in Groot-Brittanië verplicht inmiddels scholen tot de aanschaf van een
3D-printer en de uitvoering van een begeleidend programma.
‘Kinderen van vijf tot veertien jaar krijgen les in robotics, 3D-printen en andere nieuwe technologieën. Kinderen van vijf tot zeven jaar krijgen les in de basis van het
programmeren. Zij leren ook hoe ze eenvoudige elektrische systemen kunnen gebruiken in hun projecten. Zodra ze 11 jaar zijn en naar de middelbare school
gaan, zullen ze programma’s gaan gebruiken voor het maken van 3D- en wiskundige modellen en het aansturen van 3D-printers.’ (3D-printerworld, 2013)
Scholen zullen moeten onderzoeken welke hardware (en didactische deskundigheid) nodig is om aan
te sluiten bij de mogelijkheden van het leren door te ‘maken’.
1.3 Programmeer of word geprogrammeerdVan de Amerikaanse auteur Douglas Rushkoff is de uitspraak ‘Program or be programmed’. Wie niet
begrijpt hoe computerprogramma’s werken, zal als een willoos slachtoffer de digitale revolutie
ondergaan. Met alle gevolgen van dien.
Leren programmeren staat in het Nederlandse onderwijs - uiteraard met uitzondering van de
beroepsopleidingen - in de kinderschoenen. De komende jaren zal daar verandering in komen. Iedere
student zal op zijn minst de basiskennis en -vaardigheden van het programmeren moeten leren.
Programmeren is meer dan alleen programmeren in de zin van:
• het op een gestructureerde manier achter elkaar zetten van digitale opdrachten om een computer
een taak uit te laten voeren;
een voorbereiding op een beroep waarin je precies dat gaat doen.
• Je doet er ook er andere kennis en competenties mee op.
• Je wordt je meer bewust van hoe technologie werkt. Hoe een machine wordt aangestuurd en dat
daar menselijke keuzes aan vooraf zijn gegaan. En dat de programmeur met zijn keuzes
8 9Whitepaper Slim faciliteren van de student 3.0 Whitepaper Slim faciliteren van de student 3.0
mensenlevens kan beïnvloeden en dat dat soms vraagt om een ethische benadering.
• Je leert denken in het paradigma van programma’s als ondersteuning voor het slimmer bereiken
van doelen van mensen. Hoe bouw ik een game waarmee de speler beter begrijpt hoe de
kringloop van water werkt?
• Je leert nadenken over de kracht van machines en de gevolgen daarvan, maar ook over wat
machines niet kunnen en waar wij mensen uniek in zijn. Kan ik een programma maken voor een
robot, zodat die kinderen kan troosten die verdrietig zijn?
Afgezien daarvan is programmeren een activiteit waarvan je zeer zorgvuldig en gestructureerd leert
werken. Een karakter te veel of te weinig en je programma loopt vast of doet de verkeerde dingen. En
als je slordig programmeert, kunnen anderen niet verder bouwen op wat jij geschreven hebt (of zie je
de bomen door je zelf geschreven bos niet meer).
Om te leren programmeren is niet veel meer nodig dan een alledaagse computer met de relevante
software. Die is vaak gratis beschikbaar. Het kan ook spannender. Bij de Fontys-opleiding voor Leraar
Technisch Beroepsonderwijs leren studenten een robot programmeren, onder andere aan de hand van
de programmeertaal Python. In het basis- en voortgezet onderwijs kennen we onder andere de
projecten rond het programmeren van de Mindstorm-robots van Lego.
1.4 Games, gamification en simulatiesVeel jongeren - en ook steeds meer volwassenen - spelen games. Eigentijdse games hebben een grote
aantrekkingskracht. Bovendien worden ze steeds intelligenter: zo leren ze van het gedrag van de speler
en passen zich erop aan (adaptiviteit).
De grote doorbraak van games in het onderwijs laat nog op zich wachten. Het aanbod van goede
educatieve games, die aansluiten bij het curriculum is, zeker voor het Nederlandstalige gebied, nog
klein. Maar dit aanbod groeit, net als de behoefte aan de kant van leraren en studenten.
Games hebben een enorm motiverende kracht. Gamification is het gebruiken van die kracht om
slimmer doelen te bereiken, bijvoorbeeld op het gebied van leren. Denk hierbij aan concepten als
‘levelling’ (de stof indelen in levels), ‘completion bars’ (visualiseren van de individuele voortgang) en het
organiseren van ‘instant feedback’. Er verschijnen momenteel nogal wat publicaties over dit
onderwerp. Ook in Nederland pionieren docenten met gamification en worden er projecten en
(praktijk)onderzoeken geïnitieerd.
‘Games worden gebouwd vanuit het idee van ‘pleasurable frustration’. De speler krijgt een moeilijke
opdracht, maar die kan wel met de nodige inzet worden opgelost. In de onderwijstheorie is daar een
parallel begrip voor: de ‘zone van naaste ontwikkeling’ (Vygotski). Je sluit aan bij wat een leerling al
kan, maar biedt tegelijkertijd de uitdaging een volgend niveau te bereiken. Uitdaging in combinatie
met haalbaarheid is een motiverend principe.’ (Kisjes en Mijland, 2009)
Ook het gebruik van simulaties wint terrein. In de opleidingen voor de scheepvaart is een deel van de
praktijkcomponent al vervangen door uren die gemaakt worden in een simulator. De simulatie maakt
het mogelijk fouten te maken in een veilige omgeving en de student gedoseerd en gecontroleerd te
confronteren met bijzondere situaties. Nieuwe technologieën als 3D-beelden, augmented reality en
virtual reality maken simulaties informatierijker en realistischer. Hierdoor wordt de stap naar het veilig
en effectief handelen in de echte wereld - ook wel ‘transfer’ genoemd - verkleind.
Voor de inzet van games en simulaties in het onderwijs zijn hoogwaardige ICT-voorzieningen
onontbeerlijk. Het maken van een kosten-baten-analyse geeft zicht op welke investeringen bijdragen
aan efficiënter en effectiever onderwijs.
1.5 Personalisering, specialisering en flexibiliseringEen instructiemoment in de traditionele onderwijsomgeving: de docent vertelt en instrueert. Voor een
deel van de studenten gaat het te snel: zij haken af. Voor een ander deel gaat het te langzaam: ook zij
haken af. Blijft over: een klein deel van de studenten voor wie de informatie ‘just in time’ komt.
Het rendement van het onderwijs moet omhoog. Technologie maakt het gemakkelijker studenten op
het juiste moment stof op het eigen niveau aan te bieden en rekening te houden met leervoorkeuren
van studenten. Adaptieve educatieve software biedt studenten een gepersonaliseerd programma,
waarbij extra oefening wordt geboden als studenten een onderdeel nog niet goed genoeg beheersen.
Geeft de student er blijk van een onderdeel te gemakkelijk te vinden, dan mag hij sneller door de stof.
Een dergelijk passend aanbod leidt tot betere resultaten en werkt bovendien motiverend.
Een belangrijke ontwikkeling in de samenleving is de vraag naar steeds specialistischer professionals.
Nog niet zo heel lang geleden was de enige professional die eraan te pas kwam om een liter melk bij
de klant te krijgen de boer. Tegenwoordig werkt een scala van specialisten aan de productie,
verwerking, verpakking en distributie van diezelfde liter melk. De beroepenwereld bestaat steeds meer
uit specialisten op steeds specifiekere terreinen. Je kunnen specialiseren is van belang om je te kunnen
onderscheiden op de arbeidsmarkt.
‘In het pre-industriële tijdperk had je hooguit dertig verschillende banen. Je kon schoenlapper zijn of kuiper of zo. Maar nu vind je op internet wel 12.000
verschillende banen.’ (Filosoof Roman Krznaric in ‘Durf te denken Xtra’, Human)
De mogelijkheden om je te specialiseren zijn ondertussen geëxplodeerd. Alle benodigde kennis en
netwerken van professionals rond een specialisatie zijn binnen handbereik via het internet. We zien het
ook in het onderwijs terug in een nog altijd groeiend aanbod van opleidingen en de rol - in het hoger
onderwijs - van minoren.
Van onderwijsorganisaties wordt een steeds hogere mate van flexibiliteit verlangd: van het aanbieden
van fysieke ruimten voor verschillende werkvormen tot ruimte geven voor het volgen van eenheden
buiten de school, in het buitenland, online, bij een collega-instituut. Dat vraagt nogal wat van de
organisatie, met name als het gaat om het faciliteren van de student die optimaal gebruik wil maken
van de eigentijdse mogelijkheden om zich te ontwikkelen.
Door deze ontwikkelingen verandert ook het schoolgebouw. Zo wordt bij het Willem van Oranje
College in Waalwijk momenteel een denklokaal ingericht. Leerlingen gaan hier zelfstandig aan de slag
met ‘moeilijke vragen’. In het lokaal komt geen centrale plek voor de docent. Geen digitaal schoolbord
dus, maar een opstelling waarbij groepen van vier of vijf leerlingen aan de slag kunnen. Ze hebben
hierbij de beschikking over een eigen computer met internettoegang.
10 11Whitepaper Slim faciliteren van de student 3.0 Whitepaper Slim faciliteren van de student 3.0
Hoofdstuk
2Trends vanuit het onderwijsorganisatische perspectief
In hoofdstuk 1 zagen we hoe technologie een katalysator is voor
onderwijsinhoudelijke ontwikkelingen. In dit hoofdstuk kijken we naar een
aantal trends in de manier van organiseren en faciliteren van onderwijs. Ook hier
spelen technologische ontwikkelingen een hoofdrol.
Overal in de samenleving zien we hoe de verhoudingen binnen organisaties en tussen individuen en
organisaties aan het veranderen zijn. Zo is internettechnologie zeer geschikt om vraag en aanbod
op nieuwe manieren bij elkaar te brengen. We zien dat aan het succes van Uber, dat de taxiwereld
op zijn kop zet, door via een app zelfstandig opererende chauffeurs te linken aan klanten die snel
en plezierig van A naar B vervoerd willen worden. Airbnb doet hetzelfde met slaapplaatsen: het
brengt reizigers in contact met mensen die thuis gasten willen ontvangen. Het aantal
overnachtingen via deze dienst overtreft inmiddels dat van de grootste hotelketen. Disruptie wordt
dat genoemd: van het ene op het andere moment is alles in een bepaald domein anders.
Daarnaast zijn er ook meer evolutionaire ontwikkelingen. Elektronische leeromgevingen en
programma’s om te roosteren worden stapsgewijs steeds slimmer. En kennis delen binnen
organisaties wordt steeds gemakkelijker, bijvoorbeeld via sociale media-achtige oplossingen als
Yammer of platforms als Microsofts Sharepoint.
Wat betekent dit alles voor het organiseren van onderwijs?
2.1 De student als klant...Veel onderwijsorganisaties zetten in hun visie “de leerling centraal”. De zoekopdracht op deze
combinatie van trefwoorden levert ruim 200.000 resultaten op in Google!
De student (en diens ouders) zijn kritische consumenten geworden. Ze willen op hun wenken bediend
worden, zoals ze dat gewend zijn in hun rol als klant van organisaties. Ze willen een breed assortiment,
keuzevrijheid, maatwerk, een perfecte service en dat alles tegen de scherpst mogelijke prijs.
‘In de nieuwe situatie ontstaat meer invullingsruimte voor de gebruiker (leerling of leraar) bij de keuze voor en het gebruik van ict-diensten; dit leidt tot betere
aansluiting op lokale processen en individuele behoeften.’ (Kennisnet, 2014)
Scholen zijn traditioneel aanbodgerichte organisaties. Ze verzorgen opleidingen met een vast
curriculum, leidend tot een kwalifi catie die aan bepaalde standaarden moet voldoen. Meer en meer
zoeken ook scholen echter naar de ruimte om meer klant- en vraaggericht te werken.
‘Een voorbeeld van klantgericht onderwijsaanbod is de Netwerkschool, een in 2010 gestart experiment van vijf onderwijsinstellingen uit het MBO. De school is het hele
jaar door open, je volgt modules in je eigen tempo en er is persoonlijke aandacht voor elke student.’ (Fallaux, 2014)
Consumenten zijn ondertussen gewend aan ‘24/7’ ondersteuning. Het contrast met de traditionele
school kan niet groter zijn. De meeste scholen zijn alleen overdag bereikbaar en kennen relatief veel
sluitingsdagen. Een belangrijke vraag voor scholen wordt, hoe de bereikbaarheid te vergroten.
De uitdaging voor onderwijsorganisaties is om de balans te vinden tussen de student als klant en de
verantwoordelijkheid om competente afgestudeerden af te leveren binnen de kaders die de overheid
daarvoor stelt.
2.2 … met steeds meer eigen verantwoordelijkheidTechnologie faciliteert de klant om zelf te doen wat voorheen door professionals gedaan werd. Zo zijn
we steeds meer zelf onze bankzaken gaan doen. Zelf kunnen doen geeft een gevoel van keuzevrijheid
en onafhankelijkheid van organisaties, maar vergroot tegelijkertijd onze eigen verantwoordelijkheid.
Die foutieve overboeking zullen we steeds vaker zelf moeten herstellen.
Op macroniveau zien we dat burgers steeds meer eigen verantwoordelijkheid moeten nemen. We
hebben meer regie gekregen over het regelen van onze oudedagsvoorzieningen en de Participatiewet
vraagt van de burger actief mee te doen, initiatief te nemen en verantwoordelijkheid te nemen. Het
sociaal leenstelsel voor studerenden kan ook in dit kader gezien worden: het stelsel benadrukt het
belang van zelf verantwoordelijkheid nemen om in jezelf te investeren.
In het onderwijs zie je deze trend op verschillende gebieden terug: studenten moeten zelf actie
ondernemen om zich te informeren over schoolgerelateerde zaken en er is meer aandacht voor
zelfstandig studeren en plannen. Ook het principe van ‘Bring Your Own Technology’ (BYOT) past in
deze ontwikkeling. Hierbij zorgen studenten voor hun eigen hardware. Dit ontlast de schoolorganisatie
op het gebied van aanschaf en beheer. Bovendien geeft het studenten meer vrijheid de devices te
kiezen waar ze graag op werken. Een bijeffect: verwacht mag worden dat studenten zorgvuldiger
omgaan met spullen die van henzelf zijn. Als er sprake is van BYOT vraagt dat wat van het faciliteren
van studenten:
• Schoolgerelateerde toepassingen dienen platformonafhankelijk te zijn.
• Ict-ondersteuners dienen breed georiënteerd te zijn.
Het gaat hier ook om het aanbieden van krachtige netwerkvoorzieningen. Wellicht is in de toekomst ook
dit aan de student zelf. Als het mobiele netwerk een snelle, landelijk dekkende toegang tot het internet
biedt, waarom zou de school hier dan nog voor zorgen (zie ook paragraaf 3.1)?
12 13Whitepaper Slim faciliteren van de student 3.0 Whitepaper Slim faciliteren van de student 3.0
Hoofdstuk
3Dilemma’s vanuit het perspectief van voorzieningen
In hoofdstuk 2 zagen we hoe technologie nieuwe mogelijkheden biedt om onderwijs te
organiseren. In dit hoofdstuk zoomen we in op wat dat voor voorzieningen vraagt. Hoe kunnen we
de onderwijsorganisatie, de docent en de student faciliteren? Ook hier is het technologisch
perspectief leidend, maar kijken we vooral naar de vraagstukken en dilemma’s die een en ander
met zich meebrengt voor onderwijsorganisaties.
3.1 Anders leren, ander gereedschapEnkele decennia was hij nog razend populair: de overheadprojector. Enthousiaste docenten hadden
hele verzamelingen opgebouwd van sheets, soms in ingenieuze setjes waarmee je als het ware een
‘animatie 1.0’ kon presenteren in een les. Ondertussen is het apparaat uit de tijd. Hier en daar vind je
er nog een, in een kast, onder een laagje stof.
De digitale revolutie heeft nieuwe apparaten voortgebracht. Het krijt- en whiteboard werden
vervangen door het digitale schoolbord of het interactieve beeldscherm.
Veel scholen starten momenteel met tablet- of laptopklassen. In de praktijk komen de voor- en nadelen
van beide apparaten naar voren. Met een goede tablet kun je de hele dag werken zonder tussentijds
opladen, maar het scherm is relatief klein en het switchen tussen twee toepassingen gaat minder
gemakkelijk. Beproefde functies om teksten te bewerken ontbreken (navigeren met pijltjestoetsen op
de iPad) of zijn minder gebruiksvriendelijk (tekstfragmenten selecteren, knippen en plakken).
De laptop heeft meer mogelijkheden, maar kent ook nadelen. Zo kan het tikken van het toetsenbord
als hinderlijk worden ervaren en staat het beeldscherm, zeker in een collegezaal-opstelling, de ‘face to
face’ communicatie soms in de weg. Wat moet de school dan aanschaffen?
Er speelt nog iets. Als de school kiest voor computerwerkplekken die trager en/of minder
gebruiksvriendelijk zijn dan de eigen laptop van de student, zullen ze niet of te weinig gebruikt
worden.
Dan is er nog de race tussen school en de werkelijkheid van het bedrijfsleven als het gaat om
faciliteiten. Voor bedrijven is de aanschaf van een apparaat een investering, voor een school een
kostenpost. In het techniekonderwijs is dat een bekend dilemma: leren we studenten werken met
oude apparaten in de school of sturen we ze op stage om te leren werken met apparaten, voorzien
van de technologie van vandaag.
Ondertussen komen er steeds meer apparaten op de markt die een specifi ek onderdeel van het leren
kunnen ondersteunen. Met high speed camera’s kan de student inzoomen op wat er in een seconde
gebeurt, de Oculus Rift biedt levensechte 3D-ervaringen, met een Google Glass kunnen handelingen
ondersteund worden met aanvullende informatie op maat (augmented reality) en digitale sensoren
maken het gemakkelijker allerlei metingen te doen. Welke apparaten leveren een échte bijdrage aan
het leren en zijn daardoor de investering waard?
Een ander vraagstuk is dat van de netwerkvoorzieningen. Nieuwbouw gebeurt al steeds vaker zonder
internetbekabeling, omdat het aanleggen van een draadloze internetvoorziening goedkoper is. Maar
hoe belangrijk is dat nog als studenten straks de school binnenkomen met mobiele devices die
gebruik maken van het in potentie nog snellere 4G-netwerk?
2.3 Tijd- en plaatsonafhankelijkheidInternet en mobiele apparaten maken het mogelijk én gemakkelijk om tijd- en plaatsonafhankelijk te
communiceren, samen te werken en te leren. Die tijd- en plaatsonafhankelijkheid hebben een grote
impact op de manier van organiseren van onderwijs. Voorbeelden zijn het binnenhalen van
gastdocenten via Skype of meer geavanceerde telepresence-oplossingen, het inleveren van
werkstukken via een elektronische leeromgeving, updates van stages communiceren naar begeleidende
docenten via een blog enzovoort.
Tijd- en plaatsonafhankelijkheid biedt extra mogelijkheden en kan de organisatie van het onderwijs
effi ciënter maken. Studenten en docenten zullen minder aanwezig zijn in het schoolgebouw, waarbij
‘the cloud’ de rol vervult van virtuele ontmoetingsplek. Om een en ander in goede banen te leiden, zijn
goede faciliteiten en goede afspraken over de wijze van communiceren en samenwerken noodzakelijk..
14 15Whitepaper Slim faciliteren van de student 3.0 Whitepaper Slim faciliteren van de student 3.0
‘Is 4G sneller dan wifi? Het antwoord op die vraag is onmogelijk te geven, omdat het afhangt van verschillende factoren. In theorie is 4G sneller dan wifi. Het kan een
snelheid van 1000 Mbit per seconde halen. In de praktijk zal dat vaak rond de 20 Mbit per seconde zijn. Als je thuis een internetverbinding hebt van bijvoorbeeld 8
Mbit per seconde zal 4G een stuk sneller zijn. Er zit ook verschil in goedkopere abonnementen die gelimiteerd zijn tot 15 Mbit per seconde, en duurdere
abonnementen.’ (www.4g.nl, 2014)
Samenvattend: er komen in hoog tempo nieuwe technologieën beschikbaar om het leren te
ondersteunen. Het vergt het uiterste van onderwijsorganisaties om te bepalen welke technologieën echt
waardevol zijn. En vervolgens in welke technologieën de organisatie zelf zou moeten investeren..
3.2 Open versus gesloten systemenEen andere lastige keuze waarmee onderwijsorganisaties geconfronteerd worden, is die tussen open
versus gesloten systemen, zowel op het gebied van hardware en software als waar het gaat om
inhoud, zoals methodes. Grote organisaties, zoals hardwareproducenten en educatieve uitgeverijen,
hebben er belang bij klanten aan zich te binden om een grotere afzet te realiseren. Een van de
tactieken is om met ‘vendor lock-in’-achtige constructies te werken: de klant wordt daarmee
afhankelijk van de leverancier. Apple maakt gebruiksvriendelijke apparaten en biedt
gebruiksvriendelijke software. De uitwisselbaarheid met andere systemen is echter beperkt. Zo werken
iBooks alleen op een Apple-device. Met name voor onderwijsorganisaties speelt hierbij ook een ethisch
aspect: word je niet het uithangbord van een commerciële organisatie, als je uitsluitend producten van
dat ene merk gebruikt?
Er zijn alternatieven. Bij software denk je dan al snel aan ‘open source’ en het werken met open
standaarden, zoals ODF voor bestanden als alternatief voor de documentstructuren uit de Microsoft
Office-pakketten. Op het gebied van onderwijsinhouden kennen we bijvoorbeeld VO-content: een
digitaal alternatief voor de methodes van de educatieve uitgeverijen, gemaakt en beheerd door een
coöperatie van scholen in het voortgezet onderwijs. De encyclopedie Wikipedia is een ander voorbeeld
van een open systeem.
De bandbreedte tussen volledig open en volledig gesloten systemen is overigens groot. Zo is een door
een onderwijsorganisatie ingerichte elektronische leeromgeving meer gesloten dan een Office 365- of
Google Drive-omgeving voor het delen van documenten. Tegelijkertijd gaat het uitwisselen van
bestanden tussen laatstgenoemde platforms niet vanzelf.
Open systemen zijn in principe goedkoper voor de eindgebruiker. Ze worden vaak onderhouden door
een community van enthousiaste gebruikers. Ook worden geen grote kosten gemaakt voor het in
stand houden van grote marketingafdelingen. Commerciële, gesloten oplossingen zijn daarentegen
vaak wat gebruiksvriendelijker, er is meer aandacht besteed aan het uiterlijk en ondersteuning is deels
inbegrepen in de aanschafprijs. Open systemen bieden dan weer meer flexibiliteit. In tijden van snelle
veranderingen is dat een absolute pre.
Als het gaat om het faciliteren van de moderne student, gaat het ook om het aanbieden van
gebruiksvriendelijke betaalsystemen. Voor studenten is een generiek systeem het meest aantrekkelijk:
met één systeem (lees: één pasje of je smartphone) alle betalingen doen, waar je ook komt. De koffie
in de kantine, leermiddelen, een afdruk van je werkstuk, binnen en buiten het schoolgebouw, online
en in de fysieke wereld. Een voorbeeld waarbij betalingen aan verschillende aanbieders in één systeem
zijn ondergebracht is de OV-kaart. Er is kritiek (kosten van de kaart, te weinig punten om in- en uit te
checken, privacy), maar een reisje bus, trein en metro is er met de komst van de kaart toch aanzienlijk
gemakkelijker op geworden.
Bij het faciliteren van de student gaat het met name om het gemakkelijk maken van kleine betalingen -
ook wel micropayments genoemd - voor bedragen van € 0,01 tot enkele euro’s. De afgelopen jaren
zijn er verschillende systemen ontstaan die het doen van micropayments gemakkelijker moeten maken
voor klant en leverancier. Transactiekosten zijn hierbij altijd een struikelblok geweest. Zo kost de
verwerking van een transactie met iDEAL al snel enkele dubbeltjes tot meer dan een euro. De
verhouding met het kleine te betalen bedrag is dan per definitie scheef.
Oplossingen voor micropayments zijn dan ook gebaseerd op het idee van de digitale portemonnee. De
klant zet hier met één transactie een groter bedrag op, bijvoorbeeld van enkele tientjes. Vanuit de
portemonnee worden vervolgens de kleinere bedragen betaalt. De chipknip is op dit principe
gebaseerd. Maar deze gaat verdwijnen per 1 januari 2015. De behoefte aan een gebruiksvriendelijk
systeem voor micropayments verdwijnt daarmee niet. Dus zien we dat onder andere de banken bezig
zijn met de ontwikkeling van alternatieven. Zo kent Rabobank Nederland MyOrder. Dit maakt
micropayments mogelijk vanuit een digitale portemonnee, ook met de smartphone. Dat laatste werkt
met de technologie van Near Field Communication (NFC), waarbij een chip zorgt voor contact tussen
bijvoorbeeld een smartphone en een betalingssysteem. De afstand tussen die twee moet hiervoor
minder dan 10 centimeter zijn. In de praktijk zal de gebruiker de smartphone tegen het betaalapparaat
moeten houden.
16 17Whitepaper Slim faciliteren van de student 3.0 Whitepaper Slim faciliteren van de student 3.0
3.3 Eigen beheer of uitbestedenOnderwijsorganisaties moeten zich vooral bezig houden met het primaire proces: jonge mensen kennis
en vaardigheden bijbrengen. Het motto is: doe waar je voor op aarde bent en laat anderen de rest
doen. Het klinkt als een open deur, maar de werkelijkheid is weerbarstiger, met name als het gaat om
het faciliteren van de moderne student. Wat doet de school zelf, wat besteedt men uit?
Schoonmaak, beveiliging, catering, printen… schoolorganisaties besteden relatief steeds meer taken
uit. Ook op gebieden die dichter bij het ondersteunen van het primaire proces liggen, zoals ICT. Op dat
terrein kun je goed zien hoe de trend van eigen beheer naar uitbesteden verloopt. ICT-coördinatoren
hielden zich aanvankelijk bezig met het onderhouden van netwerken, het aansluiten van kabeltjes en
het installeren van updates van software. De laatste jaren is die rol aan het veranderen. De ICT-
coördinator is steeds vaker degene die vanuit een onderwijskundige visie bepaalt wat nodig is voor de
organisatie. En dat vervolgens uitbesteedt aan partijen die dat kunnen leveren. De ICT-coördinator krijgt
hierdoor meer de rol van regisseur. Hij formuleert kaders en pakketten van eisen waaraan leveranciers
moeten voldoen. De school wordt opdrachtgever.
Er zijn grotere organisaties die hun specialistische afdelingen verzelfstandigd hebben. ROC West-
Brabant deed dat met de ICT-afdeling, die nu als IT-Workz door het leven gaat. Dit bureau verzorgt
ondertussen ook diensten voor derden.
Uitbesteden heeft ontegenzeggelijk voordelen. Grotere, gespecialiseerde externe bedrijven kunnen
vaak beter de continuïteit garanderen, onder andere in de bemensing van helpdesks voor de
eindgebruikers. En het ontlast de onderwijsorganisatie waar het gaat om beheer. Tegelijkertijd is er ook
een risico: medewerkers van een externe organisatie hebben minder voeling met het doel en de
doelgroepen van een onderwijsorganisatie en er is minder gevoel van eigenaarschap.
Een laatste invalshoek is die van het uitbesteden naar de klant. In hoofdstuk 2 bespraken we een aantal
nieuwe verdienmodellen, zoals die van Airbnb en Uber. Wat deze organisaties feitelijk doen is het
uitbesteden van waarde toevoegende activiteiten (arbeid) naar de eindgebruiker. Ze geven de klant de
tools om zelf zaken te regelen, in dit geval met de aanbieder van een overnachtingsplaats of een taxirit.
Het is voor onderwijsorganisaties een interessante gedachte: bied de student de tools om zoveel
mogelijk zaken zelf te regelen. Denk aan de ontwikkeling van een app waarbij studenten zichzelf
kunnen inschrijven voor een toetsmoment of een tijdslot tijdens de spreekuren van een docent. Het
sluit helemaal aan bij de in paragraaf 2.2 geschetste ontwikkeling, waarbij de student meer eigen
verantwoordelijkheden krijgt.
Uitbesteden of zelf organiseren is een strategische keuze die gemaakt moet worden op basis van een
zorgvuldige afweging van de actuele én toekomstige situatie.
Hoofdstuk
4Aanbevelingen
In dit hoofdstuk vatten we het voorgaande samen in een aantal aanbevelingen voor
onderwijsorganisaties.
1 Denk vanuit de student als klantEigentijds ondernemerschap begint bij het kiezen van het perspectief van de klant. Het onderwijs
bevindt zich wat dit betreft in een bijzondere situatie: klanten zijn studenten, maar ook ouders, het
afnemende (beroepen)veld, de overheid en de samenleving. In dit document formuleren we de
student als belangrijkste klant. Om te denken vanuit de student als klant, zullen we hem nog beter
moeten leren kennen. Ga in dialoog met studenten en betrek ze bij projecten en trajecten die gaan
over het faciliteren. Sta open voor en maak gebruik van hun kennis, ervaringen en ideeën.
2 Focus je op waarvoor je op aarde bentBrood haal je bij de bakker, geld laat je beheren door een bank. Onderwijsorganisaties zouden zich
moeten focussen op het organiseren van onderwijs en het faciliteren van leren. Besteed uit wat
anderen beter en/of goedkoper kunnen, maar formuleer daarbij heldere kaders vanuit de belangen
van studenten, docenten en de eigen organisatie. Deze tijd vraagt om ondernemendheid, ook van
onderwijsorganisaties. Het kan verlokkelijk zijn om aantrekkelijke contracten te sluiten, waar ook
een verdienmodel voor de onderwijsorgansiaties in zit. Daar is niets mis mee. Maar een school is er
niet om winkeltje te spelen. Het gaat erom een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van
talenten van jonge mensen. Dat primaire proces dient altijd leidend te zijn.
18 19Whitepaper Slim faciliteren van de student 3.0 Whitepaper Slim faciliteren van de student 3.0
3 Voorkom ‘vendor lock-in’: kies vaker voor open en generiek!‘Vendor lock-in’ maakt de organisatie afhankelijk van één leverancier voor producten en diensten. Die
afhankelijkheid maakt de organisatie minder fl exibel, wat in een snel veranderende wereld gemakkelijk
belemmerend kan worden voor de ontwikkeling. Het kan leiden tot hoge kosten als de situatie erom
vraagt te kiezen voor andere aanbieders.
Ga daarom in zee met aanbieders die werken met open en generieke systemen. Ook omdat de
schoolorganisatie in toenemende mate ‘gasten van buiten’ zal ontvangen, voor wie het gebruik van de
faciliteiten laagdrempelig moet zijn. Denk hierbij aan studenten uit het buitenland of van andere
onderwijsinstellingen.
Open en generieke systemen maken het bovendien gemakkelijker om op een ondernemende manier
faciliteiten toegankelijk te maken voor externen. Denk bijvoorbeeld aan een 3D-printer lab, waar ook
ondernemers uit het MKB terecht kunnen om kennis te maken met nieuwe technologieën, waarin ze
zelf (nog) niet kunnen investeren.
4 Plan op basis van trends en scenario’sOntwikkelingen op het gebied van en beïnvloed door technologie gaan enorm snel. Dat maakt het
voor organisaties een hele opgave om te plannen voor de langere termijn. Neem daarom in alle
trajecten voldoende tijd en ruimte om relevante trends in kaart te brengen. Schets van daaruit de
mogelijke scenario’s. Laat u eventueel begeleiden door deskundigen of betrek studenten van relevante
opleidingen hierbij. De verschillende opties voor investeringen kunnen daarna getoetst worden aan
deze scenario’s.
5 Werk samen voor ‘win-win-win’Een van de belangrijkste ontwikkelingen van dit moment is dat netwerken aan relevantie winnen ten
opzichte van organisaties. Slim organiseren betekent in dit geval slim samenwerken met andere
organisaties. In een slimme samenwerking doen alle betrokkenen waar zij het beste in zijn en wordt
gezocht naar waardecreatie voor alle partijen. In het kader van het faciliteren van de student 3.0
betekent dat werken aan constructies waarvan de onderwijsorganisatie, de leverancier en de student
de vruchten plukken: win-win-win. Gebruik dit kader in de oriëntatie op mogelijke samenwerkingen.
6 Kies voor duurzame oplossingenDuurzaamheid wordt een steeds belangrijker thema voor alle organisaties. Ook, en misschien wel met
name van schoolorganisaties wordt verwacht dat ze duurzame keuzes maken. Duurzaamheid heeft
twee componenten: een ecologische en een sociale. Duurzame oplossingen leveren niet alleen een
bijdrage aan het verkleinen van de hoeveelheid afval en het verminderen van het energieverbruik, maar
ook aan het welzijn van betrokkenen op de langere termijn. Toets initiatieven op duurzaamheid en
maak duurzame opbrengsten expliciet.
Hoofdstuk
5Noten
Inleiding• Thompson, Clive, ‘We worden steeds slimmer’. Amsterdam: Maven Publishing, 2014.
Paragraaf 1.1• Rubens, W., ‘E-learning. Trends en ontwikkelingen’. Middelbeers: Uitgeverij InnoDoks, 2013.
• IDC, persbericht ‘Worldwide Page Volume Continued Slow Decline in 2012’. Website IDC, 29
juli 2013, geraadpleegd op 21-7-2014. Bron: http://www.idc.com/getdoc.
jsp?containerId=prUS24240913
Paragraaf 1.2• Trendrapport Creative Learning Lab 2014, Waag Society.
• 3D Printerworld, ‘Britain Adds 3D Printing to New Curriculum, 9 juli 2013. Geraadpleegd op 21-
7-2014. Bron: http://www.3dprinterworld.com/article/britain-adds-3d-printing-new-curriculum
Paragraaf 1.4• Kisjes, H. en Mijland, E., ‘It’s all in the games. Gamen is geweldig | Gamen geeft problemen.
Middelbeers: Uitgeverij InnoDoks, 2013.
• Durf te denken Xtra, Human, 10 augustus 2014. Bron: http://www.npo.nl/durf-te-denken-
xtra/10-08-2014/VPWON_1225854
Paragraaf 2.1• Wetering, M. van en Desain, Carla, ‘Trendrapport 2014-2015’. Zoetermeer: Kennisnet, 2014.
• Fallaux, B., ‘Onderwijstrends 2014’. Prima Onderwijs, januari 2014. Te raadplegen op http://
issuu.com/tkmst/docs/webversieprimaonderwijsjan2014/13
Paragraaf 3.1• 4G, ‘Is 4G sneller dan WiFi?’. Website 4G, 20 januari 2014, geraadpleegd op 21-7-2014.
Bron: http://www.4g.nl/nieuws/4g-sneller-dan-wifi /
20 21Whitepaper Slim faciliteren van de student 3.0 Whitepaper Slim faciliteren van de student 3.0
Hoofdstuk
6Over de auteurs
Ricoh Nederland
September 2014
Dit whitepaper is tot stand gekomen door een samenwerking van Erno Mijland, Willy Sanders en
Jeroen Spierings.
Erno Mijland schrijft over onderwijs en technologie voor vakbladen (Computers op School, Vector)
en voor The Post Online / Blendle. Daarnaast verzorgt hij regelmatig lezingen op scholen en
conferenties over de ontwikkelingen op het gebied van technologie en de impact hiervan op leren,
leven en werken en adviseert hij onderwijsorganisaties op dit terrein.
Willy Sanders is Manager Knowledge Center bij Ricoh. Hij combineert zijn jarenlange IT-gerelateerde
ervaring en technologische achtergrond met een professionele drijfveer voor klantgedreven
productontwikkeling. Willy heeft expertise in software en het ontwikkelen van diensten die nauw
aansluiten bij de wensen en behoeften van klanten. Hij heeft daarnaast een brede kennis van de
technologiewereld en gevoel voor business. Willy beschouwt innovatie als de sleutel tot succes en
als cruciale voorwaarde om als organisatie te overleven.
Jeroen Spierings is Market Development Manager Educatie bij Ricoh. Hij heeft als passie innovatie,
social business en technologie. Jeroen bezit een achtergrond in marketing en begrijpt tot in de
haarvaten hoe nieuwe technologieën een revolutie teweegbrengen in de manier waarop we
werken, leren, spelen en zaken doen. Jeroen heeft expertise op het vlak van marketing, business
development en strategie. Hij blogt over ontwikkelingen en trends in ICT en onderwijs.
22 23Whitepaper Slim faciliteren van de student 3.0 Whitepaper Slim faciliteren van de student 3.0
Waarom RicohNiet voor niets is Ricoh wereldwijd marktleider op het gebied
van duurzame IT- en documentmanagement-oplossingen.
Wij bewijzen dat bedrijven van elke omvang efficiënter,
duurzamer en productiever kunnen werken. Daarnaast kunt
u kosten besparen en beter beheersen.
Door intensief samenwerken, creatief denken, adviseren en
trainen komen we tot oplossingen. Daarmee vereenvoudigt u
al uw documentintensieve processen en kunt u informatie beter
beheren. Ook verbetert de beveiliging van uw documenten.
Zo vertalen we uw wensen in slimme ideeën en concrete
oplossingen. imagine. change.
www.ricoh.nl
Alle merk- en/of productnamen zijn handelsmerken van hun bijbehorende eigenaren. Specificaties en uiterlijke vormgeving
kunnen worden gewijzigd zonder voorafgaande kennisgeving.
Copyright © 2014 Ricoh Nederland B.V. Alle rechten voorbehouden. Deze E-book, de inhoud en/of layout ervan mag niet worden
gewijzigd en/of aangepast, gedeeltelijk of geheel worden gekopieerd en/of opgenomen in andere werkstukken zonder de
voorafgaande schriftelijke toestemming van Ricoh Nederland B.V.
Ricoh Nederland B.V.Postbus 93150, 5203 MB ‘s-Hertogenbosch
Tel.: +31 (0)73 - 645 2600
E-mail: [email protected]