Werkblaaden projecten

49
2010 Projectonderwijs Handleidingen

description

werkblaaden voor projecten

Transcript of Werkblaaden projecten

Page 1: Werkblaaden projecten

1

2010

Projectonderwijs

Handleidingen

Page 2: Werkblaaden projecten

2

INHOUD

Hulp vragen bij plannen ...................................................................................................... 3

PLANNINGSFORMULIER ....................................................................................................... 1

LOGBOEK .......................................................................................................................... 5

Informatiekwijzer 'Informatie zoeken' en 'Bronnotatie' ............................................................ 1

Werkwijzer 'Informatie zoeken' ............................................................................................ 4

Werkwijzer 'Bronnotatie' ...................................................................................................... 5

HOE MAAK JE EEN SAMENVATTING? ..................................................................................... 0

Richtlijnen bij het houden van een mondelinge presentatie met Powerpoint ............................... 4

Hoe maak ik een verslag ( werkstuk) voor mijn PROJECT? .................................................... 11

Werkwijzer 'Schrijftips' ...................................................................................................... 13

Verslag interview ........................................................................................................... 13

Werkwijzer 'Hoe pak je het schrijven handig aan?' ................................................................ 16

Controlelijstje voor schrijven .............................................................................................. 17

2 De taal ................................................................................................................... 17

3 De opbouw van de tekst ........................................................................................... 17

Beschrijving van het werken met een woordenweb / mindmap ............................................... 20

Hoe maak je een Kwartet .................................................................................................. 22

WERKKAART powerpointpresentatie .................................................................................... 25

Hoe maak je een poster? ................................................................................................... 27

Hoe maak ik een stamboomEigen aantekeningen ................................................................. 30

Page 3: Werkblaaden projecten

3

HULP VRAGEN BIJ PLANNEN

Wat moet je doen?

Hoe moet je het aanpakken?

Hulp

bij wie/waar?

Tijd

hoeveel krijg je?

Uitkomst

wat doen we ermee?

Klaar

wat ga je dan doen?

Page 4: Werkblaaden projecten

1

PLANNINGSFORMULIER

Naam groepsleden: 1.____________________ / 2._______________________ /

3.____________________ / 4._____________________ 5:____________________ Algemene info:

Het blok duurt 3 weken 2 lesblokken per week

Plan alles gespreid

Bladzijde 1

Datum Naam Wat ga je doen? Hoe ga je het doen? Tijd die je nodig

hebt

Week 1

Les 1 1.

2.

3.

4.

Page 5: Werkblaaden projecten

2

Les 2 1.

2.

3.

4.

Week 2

Les 1 1.

2.

3.

4.

Page 6: Werkblaaden projecten

3

Les 2 1.

2.

3.

4.

Week 3

Les 1 1.

2.

3.

4.

Page 7: Werkblaaden projecten

4

Les 2 1.

2.

3.

4.

Page 8: Werkblaaden projecten

5

LOGBOEK

Naam groepsleden: 1.____________________ / 2._______________________ / 3.____________________ /

4._____________________

5:____________________

Algemene info:

Het blok duurt 3 weken 2 lesblokken per week

Plan alles gespreid

Bladzijde 1

Datum Naam Wat is af? Wat is niet af, waarom is het niet af? Hoeveel tijd heb je

nog nodig?

Week 1

Les 1 1.

2.

3.

4.

Page 9: Werkblaaden projecten

6

Les 2 1.

2.

3.

4.

Week 2

Les 1 1.

2.

3.

4.

Page 10: Werkblaaden projecten

7

Les 2 1.

2.

3.

4.

Week 3

Les 1 1.

2.

3.

4.

Page 11: Werkblaaden projecten

8

Les 2 1.

2.

3.

4.

Page 12: Werkblaaden projecten

1

INFORMATIEKWIJZER 'INFORMATIE ZOEKEN' EN 'BRONNOTATIE'

Je gaat informatie zoeken over een onderwerp.

Over dat onderwerp heb je misschien ook al een vraag bedacht (een hoofdvraag of een

deelvraag).

Om informatie te zoeken over je onderwerp, kun je zoeken in allerlei informatiebronnen, zoals

(school)boeken, kranten, tv-programma's, radioprogramma's, een ding, enzovoort.

Als je zomaar een boek uit de kast pakt en begint te bladeren, is de kans niet zo groot dat je vindt

wat je zoekt.

Het is handiger om vooraf goed te bedenken waar je precies informatie over wilt vinden.

De volgende stappen helpen je bij het vinden van informatie.

1) Bedenk trefwoorden.

Trefwoorden zijn de belangrijkste woorden over je onderwerp.

Natuurlijk is je onderwerp zelf ook een trefwoord. Als je als onderwerp 'auto' hebt gekozen, dan is

het woord 'auto' een handig trefwoord om informatie op te zoeken.

Maar ook in je hoofd- of deelvraag staan trefwoorden.

In de vraag 'Hoe ziet een motor van een auto eruit?' staat niet alleen het trefwoord 'auto', maar

ook het trefwoord 'motor'. Je kunt dus in boeken en dergelijke op zoek gaan naar het woord

'motor'.

Schrijf hieronder de trefwoorden over jouw onderwerp (bijvoorbeeld uit de vragen).

Onderwerp:

Vraag Trefwoorden

2) Bron 1: zoek in je eigen hoofd!

Bedenk altijd eerst wat je zelf al weet over de trefwoorden. Misschien heb je al zo vaak een

automotor gezien, dat je hem uit je blote hoofd kunt tekenen of beschrijven.

Soms denk je al iets te weten over het trefwoord, maar weet je niet zeker of het klopt.

Dan moet je het natuurlijk nazoeken in boeken en dergelijke of je gelijk hebt.

Schrijf (eventueel in je groepje) op of jullie al veel informatie in je eigen hoofd hebben zitten of

dat je ook informatie moet opzoeken.

Trefwoord Informatie in mijn eigen hoofd Ik moet informatie opzoeken

Page 13: Werkblaaden projecten

2

3) Bron 2 tot en met ...: zoek op internet, schoolboeken, tijdschriften, interviews, radio,

tv, muziek, schilderijen, dingen, dierentuin, romans, foto's, enz. enz. enz.

Zoek in andere bronnen naar jouw trefwoorden.

Beperk het aantal bronnen. Er zijn zoveel bronnen, dat je over ieder onderwerp misschien wel je

hele leven kunt blijven lezen en kijken.

Kies daarom hoeveel bronnen je ongeveer wilt bekijken (bijvoorbeeld maximaal 3 per trefwoord).

Of vraag je docent hoeveel bronnen je moet gebruiken.

Trefwoord Bron: informatie zoeken in .....

4) Zoek eerst in de inhoudsopgave, het register of bij gidswoorden.

De snelste manier in schriftelijke bronnen is door te zoeken in de inhoudsopgave (voor in het

boek), het register (achterin het boek), of bij de gidswoorden (boven aan de bladzijde).

In het register en bij gidswoorden kun je de woorden alfabetisch opzoeken.

5) Schrijf op wat je hebt gevonden! Bronnotatie en aantekeningen.

Je kunt niet alles onthouden wat je hebt gevonden aan informatie. Daarom is het belangrijk om

twee dingen te doen:

a Schrijf op waar je de informatie hebt gevonden. Dit noem je bronnotatie (noteren =

schrijven). In de werkwijzer 'Bronnotatie' zie je hoe je dat het beste kunt doen.

b Schrijf op wat je hebt gevonden, maak aantekeningen (of samenvattingen of schema's).

Natuurlijk ga je niet alles opschrijven, dat is veel te veel werk.

Schrijf alleen op wat belangrijk is om je hoofd- of deelvraag te beantwoorden. Als je bijvoorbeeld

wilt weten hoe een motor eruitziet, hoef je natuurlijk niet op te schrijven hoe vaak je olie moet

verversen.

Aantekeningen maken gaat makkelijker als je gebruikt maakt van steekwoorden. Steekwoorden

zijn losse woorden, die het belangrijkste vertellen uit de informatie.

Als je goede steekwoorden hebt gebruikt, kun je met je aantekeningen makkelijk navertellen wat

je hebt ontdekt.

Tip: probeer al tijdens het opschrijven van je aantekeningen of je er zelf een zin mee zou kunnen

maken. Als je bijvoorbeeld informatie hebt gevonden over wat dolfijnen eten, dan zou je dat zo

kunnen opschrijven:

Onderwerp: dolfijnen

Trefwoord Informatie in steekwoorden

Eten Vis, jaagt, bijvoorbeeld makreel en haring, geen grote vissen,

heeft scherpe tanden

Leefgebied

Soorten

Page 14: Werkblaaden projecten

3

6 Maak eventueel kopieën of print een internetpagina uit.

Als je niet zeker weet of je alle belangrijke informatie hebt opgeschreven, dan kun je bijvoorbeeld

bladzijden kopiëren. Zo kun je thuis altijd de informatie nog eens nalezen.

Taaltips

Alfabetisch

Registers en gidswoorden zijn altijd alfabetisch geordend. Dat wil zeggen: ze beginnen met de 'a'

en eindigen met de 'z'.

In de encyclopedie kun je dus snel zien waar je moet zoeken. De gidswoorden bovenaan laten

zien met welke letter(s) de woorden op een pagina beginnen en eindigen.

--> doorklikken naar oefeningen uit bestaande methoden, zie onder

Woordenboek

In het woordenboek kun je bij ieder trefwoord vinden welk lidwoord ervoor komt te staan: de (als

m. of v. achter het trefwoord staat) of het (als er o. achter staat).

In het woordenboek kun je ook vinden hoe je het meervoud schrijft. Dan staat er bijvoorbeeld:

kast; mv. ~en. Dit betekent dat het meervoud 'kasten' is.

--> doorklikken naar oefeningen uit methoden, zie onder

Page 15: Werkblaaden projecten

4

WERKWIJZER 'INFORMATIE ZOEKEN'

onderwerp:

vraag trefwoord bron aantekeningen

Page 16: Werkblaaden projecten

5

WERKWIJZER 'BRONNOTATIE'

Een bronnotatie is een precieze omschrijving van een bron die je gebruikt hebt.

Een boek beschrijf je anders dan een tv-programma.

Hieronder kun je de belangrijke informatie van je bron invullen.

soort bron

boek titel auteur (schrijver) pag jaar van uitgave

tv & radio

programma

titel datum uitzending omroep korte inhoud

kranten-

artikel

titel datum van verschijnen

tijdschrift titel auteur week of maand

van verschijnen

pag. nr.

internet volledige webadres maker van de site datum waarop de site

voor het laatst is

bijgehouden

Page 17: Werkblaaden projecten

6

kunstwerk maker jaar waarin het

gemaakt is

plaats waar je het kunt

zien

Page 18: Werkblaaden projecten

0

HOE MAAK JE EEN SAMENVATTING?

Wat is een samenvatting?

Dit is een korte beschrijving van het hele hoofdstuk.

In een samenvatting staan dan ook alleen de belangrijkste onderwerpen van een

hoofdstuk.

Wat zijn dan de belangrijkste onderwerpen van een hoofdstuk?

Om daar een antwoord op te krijgen moet je eerst:

Stap 1:

1. het hoofdstuk gelezen hebben.

Stap 2:

Page 19: Werkblaaden projecten

1

2. Als je dat gedaan hebt dan merk je al snel waar het in dat hoofdstuk over gaat.

Vraag aan je zelf; waar gaat het hoofdstuk over?

Stap 3:

3. Je ziet dan ook vaak dat de belangrijke onderwerpen vet gedrukt zijn.

Stap 4:

4. is een korte samenvatting gemaakt op het einde van een paragraaf?

Hoe maakt je een samenvatting?

1. Schrijf bij het lezen van het hoofdstuk telkens de belangrijke woorden op een

blaadje.

2. Als je klaar bent met het doorlezen van het hoofdstuk zoek je opnieuw die

woorden op die je opgeschreven hebt en maak daar een kloppend verhaal van.

3. Maak er eventueel een tekening bij of zoek plaatjes op het internet die er goed bij

passen.

Let op! Het verhaal dat je schrijft mag niet te lang zijn want dan had je ook het boek

over kunnen schrijven en dat is toch niet de bedoeling.

Wat heb je aan een samenvatting?

Kort voordat je een proefwerk moet gaan maken hoef je dan ook vaak alleen maar de

samenvatting te leren en door te lezen want daarin staan echt alleen maar de

belangrijkste onderwerpen van een hoofdstuk.

Page 20: Werkblaaden projecten

2

Je zult merken dat als je bezig bent de samenvatting te maken, dat dit een hele goede

voorbereiding is voor het proefwerk dat je moet gaan maken.

Hoe lang moet je een samenvatting bewaren?

Bewaar je samenvatting totdat je bent geslaagd voor het VMBO.

Page 21: Werkblaaden projecten

3

Richtlijnen presentatie met een poster

INLEIDING

In deze handleiding lees je waaraan je moet denken bij het houden van een mondelinge

presentatie met ondersteuning van een poster.

Zo‟n presentatie kun je beschouwen als een “informerende” spreekbeurt: je wilt

informatie overbrengen over een onderwerp waar je (behoorlijk) wat van af weet.

Voorbereiding

- Een goede voorbereiding is het halve werk, je bent dan goed geïnformeerd en je

voelt je zekerder.

- Bedenk goed wat je tijdens je presentatie wilt laten zien.

- Kies samen de plaatjes, foto‟s en tekeningen die je wilt gebruiken.

- Maak bij je verhaal gebruik van bronnen, bijvoorbeeld informatie uit je leerboek of

andere boeken, van internet, tv, tijdschriften etc. Vermeld deze bronnen ook in je

presentatie!!

De presentatie

- Kies een goede plek in het lokaal: zorg dat je klasgenoten en je docent de poster

kunnen zien, maar jou ook. Ga rechtop naast het scherm staan.

- Begin altijd met een inleiding: waar gaat je presentatie over? Waarom heb je dit

onderwerp gekozen? Op welke vragen ga je een antwoord geven? Hoe is de opbouw van

je verhaal?

- De presentatie moet tussen de 10 en 15 minuten duren; als de presentatie (erg)

veel korter is, kan je dat een aftrek van 1 punt opleveren. Als de presentatie langer

Page 22: Werkblaaden projecten

4

duurt dan 15 minuten krijg je geen aftrek, maar overdrijf het niet. Begin op tijd en stop

op tijd. Spreek af hoe lang ieder praat.

- Sluit je verhaal goed af. In je slot geef je een korte samenvatting en een conclusie

en eventueel een goede “uitsmijter.”

- De tekst van je presentatie mag je op papier hebben staan, maar je leest de tekst

niet voor en je leert hem ook niet helemaal uit je hoofd. Maak gebruik van een

spiekbriefje waarop je de opbouw, steekwoorden of trefwoorden en cijfers zet die je

lastig kunt onthouden. Dit spiekbriefje is dus vooral een geheugensteuntje.

- Verdeel de tekst goed over beide personen en zorg ervoor dat je van elkaar weet

wat je gaat zeggen en wanneer het jouw beurt is om het woord te voeren.

- Oefen je spreekbeurt van tevoren: alleen voor de spiegel of met z‟n tweeën

(eventueel voor een bekende). Hou een horloge bij de hand om je spreektijd te klokken.

Misschien wil je wel oefenen voor een camera zodat je jezelf terugziet. Daar leer je veel

van.

- Eén of meer dagen voor de eigenlijke presentatie kun je een „generale repetitie‟

houden in het lokaal waar je je presentatie houdt.

- Aan het einde van je presentatie geef je je klasgenoten en docent nog de

mogelijkheid om vragen te stellen.

RICHTLIJNEN BIJ HET HOUDEN VAN EEN MONDELINGE

PRESENTATIE MET POWERPOINT

Inleiding

In deze handleiding lees je waaraan je moet denken bij het houden van een mondelinge

presentatie met ondersteuning van powerpoint.

Page 23: Werkblaaden projecten

5

Zo‟n presentatie kun je beschouwen als een “informerende” spreekbeurt: je wilt

informatie overbrengen over een onderwerp waar je (behoorlijk) wat van af weet.

Voorbereiding

- Een goede voorbereiding is het halve werk, je bent dan goed geïnformeerd en je

voelt je zekerder.

- Begin altijd met een inleiding:

- waar gaat je presentatie over?

- Waarom heb je dit onderwerp gekozen?

- Op welke vragen ga je een antwoord geven?

- Hoe is de opbouw van je verhaal?

- De informatie die je hebt verzameld moet op een logische manier gepresenteerd

worden: er moet dus een structuur in zitten.

- Werk dus met deelvragen (en antwoorden) die in een logische volgorde staan.

Deze voorbeeldvragen beginnen vaak met woorden als: wie, wat, waar, wanneer,

waarom, hoe etc? Bijvoorbeeld: Wat is…. ? Waar komt …. voor? Wat zijn de

oorzaken/gevolgen van ….? Etc.

- Maak bij je verhaal gebruik van bronnen, bijvoorbeeld informatie uit je leerboek of

andere boeken, van internet, tv, tijdschriften etc. Vermeld deze bronnen ook in je

presentatie!!

- Sluit je verhaal goed af. In je slot geef je een korte samenvatting en een

conclusie en eventueel een goede “uitsmijter.”

Page 24: Werkblaaden projecten

6

- De tekst van je presentatie mag je op papier hebben staan, maar je leest de tekst

niet voor en je leert hem ook niet helemaal uit je hoofd. Maak gebruik van

een spiekbriefjewaarop je de opbouw, steekwoorden of trefwoorden en cijfers zet

die je lastig kunt onthouden. Dit spiekbriefje is dus vooral een geheugensteuntje.

- De presentatie hou je met je groepje. Verdeel de tekst goed over alle personen en

zorg ervoor dat je van elkaar weet wat je gaat zeggen en wanneer het jouw beurt is om

het woord te voeren.

- De presentatie moet tussen de 10 en 15 minuten duren; als de presentatie (erg)

veel korter is, kan je dat een aftrek van 1 punt opleveren. Als de presentatie langer

duurt dan 15 minuten krijg je geen aftrek, maar overdrijf het niet. Begin op tijd en stop

op tijd. Spreek af hoe lang ieder praat.

- Oefen je spreekbeurt van tevoren: alleen voor de spiegel of met z‟n tweeën

(eventueel voor een bekende). Hou een horloge bij de hand om je spreektijd te klokken.

Misschien wil je wel oefenen voor een camera zodat je jezelf terugziet. Daar leer je veel

van.

Uitvoering/presentatie

- Kies een goede plek in het lokaal: zorg dat je klasgenoten en je docent het scherm

kunnen zien, maar jou ook. Ga rechtop naast het scherm staan.

- Vertel in je eigen woorden en dreun de tekst niet op. Probeer levendig en

enthousiast te vertellen.

- Aan het einde van je presentatie geef je je klasgenoten en docent nog de

mogelijkheid om vragen te stellen.

Page 25: Werkblaaden projecten

7

WERKKAART FOLDER MAKEN

Wat is het?

Een folder wordt gebruikt om mensen in te lichten over een bepaald onderwerp. Een folder neem je mee om later te lezen. Je bent dus al geïnteresseerd en wil d.m.v. de folder meer informatie krijgen. Er staat ook altijd bij waar je meer informatie kunt

krijgen.

Een folder is een A4 dat 2 of 3 keer gevouwen is. Het heeft een aantrekkelijke voorkant met de titel en een toepasselijke afbeelding. Op de

voorkant staan ook de gegevens van de maker.

Hoe ziet het eruit?

Aantrekkelijk: Het moet nieuwsgierig maken, zodat de ander het wil lezen.

Duidelijk:

Page 26: Werkblaaden projecten

8

Je moet in 1 keer kunnen zien waar het over gaat! Het is in de taal van de doelgroep geschreven.

Samenvattend:

Het geeft alleen de belangrijkste informatie

Wat moet erin?

1. Voorkant

Titel, afbeelding en gegevens van de maker 2. Achterkant

Evt. nog korte tekst en afbeelding, verwijzing waar mensen informatie kunnen

krijgen en de bronvermelding 3. Binnenkant (de inhoud)

Per bladzijde minimaal 2/3 tekst (Arial 12), per alinea een kop Aangevuld met afbeeldingen die iets toevoegen aan de tekst

Page 27: Werkblaaden projecten

9

Stappenplan Folder Maken

Folder Maken is niet kopiëren en plakken

Maak je folder in Publisher.

1. Kies om te beginnen een lay-out, dat wil zeggen hoe het er uit moet zien. De

eerste blik op het drukwerk geeft al direct een belangrijke indruk. Het moet uitdagen om

het open te slaan en te lezen.

2. De interesse van de lezer moet opgewekt worden bij het zien van je folder. Geen

lange stukken tekst. Geen moeilijk taalgebruik.

Stap 1

Bepaal het onderwerp van je folder.

· Waar gaat de folder over?

· Welke onderwerpen moeten er in de folder aan de orde komen?

· Is er al eerder over deze onderwerpen geschreven?

· Is er voorbeeldmateriaal beschikbaar voor je folder?

· Uit welke bronnen kunt u informatie halen?

Stap 2

Benoem de doelgroep van uw folder .

Voor wie is de folder bedoeld? oud, jong, opleidingsniveau, activiteitenpatroon,

kennis van en belang bij het onderwerp.

Wat is het doel van je folder welke reactie moet je folder teweegbrengen bij de

doelgroep(en)?

Page 28: Werkblaaden projecten

10

Stap 4

Bepaal toon en uitstraling van uw folder

· Je vormgeving en je taal moet passen bij je doelgroep. Dus als je doel groep 60 +

zijn geen “he Chickie heb je Doekoe “ terwijl de reis bedoeld is voor senioren voor een

reis naar Brazilië “

Stap 5

Organiseer het ontwerp en opmaak van je folder (Hoe gaat de folder eruitzien).

Stap 7

Maak een planning voor de productie van je folder (wie doet wat en hoe ).

Stap 8

Doe een pre-test voor je folder voordat je het inlevert. . Vraag aan mensen uit de

doelgroep:

· wat vindt u van mijn folder?

· begrijpt u wat er staat

· wat brengt de folder bij u teweeg

· wat kan anders en beter?

Voorbeelden en sjablonen: http://office.microsoft.com/nl-

nl/templates/CT010143300.aspx

Page 29: Werkblaaden projecten

11

HOE MAAK IK EEN VERSLAG ( WERKSTUK) VOOR MIJN PROJECT?

1. Schrijf je dead line in je agenda en thuis op de

kalender.

2. Lees de opdracht kaart heel goed. Met name de

deelvragen.

3. Lees er zoveel mogelijk over je onderwerp.

4. Kijk ook of er voldoende plaatjes over te vinden zijn.

5. Als je niet begrijpt wat je moet doen is verstandig om aan je leerkracht hulp te

vragen.

6. je kan naar de bibliotheek gaan om een heleboel boeken over je onderwerp te

zoeken. Je kunt natuurlijk ook in je eigen boekenkast of op school kijken.

7. Je hebt nu waarschijnlijk een heleboel informatie over je onderwerp.

8. Maak van ieder hoofdstuk een woordspin. Je kan deze woordspinnen gebruiken om

jetekst te schrijven in eigen woorden . Schrijf bij je woordspinnen welke plaatjes je

daarbij wilt laten zien.

9. Vervolgens ga je je een indeling van je werkstuk maken, maak een lijstje van

hoofdstukken en schrijf per hoofdstuk kort op wat erin moet komen.

Page 30: Werkblaaden projecten

12

10.Gebruik geen moeilijke woorden zonder ze uit te leggen. Jij weet nu al aardig wat

af van je onderwerp maar anderen natuurlijk niet.

11.Maak je zinnen niet al te lang. Zo maak je je stuk beter leesbaar.

12.Gebruik plaatjes in je werkstuk om zaken te verduidelijken en om de boel wat

kleurrijker te maken.

13.Gebruik je spelling- en grammaticacontrole. Dat wil trouwens niet zeggen dat alle

fouten eruit worden gehaald. Lees je stuk dus nog altijd minimaal één keer goed

door en controleer op spelling, leestekens en hoofdletters.

14.Zorg ervoor dat de titel van je werkstuk duidelijk is, zodat iedereen meteen weet

waar het over gaat. Originele en grappige titels zijn natuurlijk leuk, maar onthoud

dat je wel een goed cijfer wil halen!

15.Maak op de eerste pagina een inhoudsopgave, met daarin de titels en

paginanummers van alle hoofdstukken uit je werkstuk.

Page 31: Werkblaaden projecten

13

WERKWIJZER 'SCHRIJFTIPS'

VERSLAG INTERVIEW

Je kunt een verslag maken van een interview door gewoon alle vragen en antwoorden

onder elkaar te zetten. Meestal is het voor de lezer leuker als je wat weglaat of dingen bij

elkaar zet die bij elkaar horen. Het komt er dan bijvoorbeeld zo uit te zien.

de interviewvraag in cursieve of vette letters

het antwoord dat de geïnterviewde heeft gegeven

(op een prettig leesbare manier)

Je kunt er ook meer een lopend verhaal van maken:

Maria komt met verwarde haren binnen. Net te laat voor onze afspraak.

Dat gebeurt haar wel vaker, vertelt ze lachend. Ik vraag haar of ze ook wel eens te

laat komt voor haar salsalessen. Bij het woord 'salsa' begint ze al te stralen. '"Voor

salsa kun je me midden in de nacht wakker maken", lacht ze. "Ja, echt, salsa is

voor mij …"

Let op hoe je uitspraken van degene die je interviewt opschrijft:

……, vertelt ze geen aanhalingstekens, wel een komma

" ……………… ", lacht ze wel aanhalingstekens (dit zegt ze letterlijk) en een

komma

Je gebruikt ook aanhalingstekens ' ' als je naar een woord verwijst (het woord 'salsa')

of als je iets niet helemaal serieus bedoelt of serieus neemt. Bijvoorbeeld: Haar

'koopziekte' blijft wel binnen de perken.

Page 32: Werkblaaden projecten

14

Schrijf lekker!

- Wissel in de woorden die je kiest, ook al beschrijf je hetzelfde. Zoek dan naar

manieren om het net anders te zeggen.

- Voeg wat informatie toe die leuk is voor de lezer.

Een goedlopende tekst

Je tekst moet goed lopen. Zorg daarom voor goede verbindingswoorden (of

signaalwoorden) tussen alinea's.

Als je een voorbeeld wilt geven

Bijvoorbeeld:

een voorbeeld is

ter illustratie opgenomen

Als je een opsomming wilt geven

- ten eerste, ten tweede, ...

- in de eerste plaats, in de tweede

plaats...

- daarnaast, bovendien, ook

- eerst, daarna, vervolgens, ten slotte

Als je extra uitleg wilt geven

- het ziet er als volgt uit...

- een definitie hiervan is...

- een omschrijving hiervan is...

Als je oorzaken en gevolgen wilt geven

- een oorzaak is...

- dit komt door…

- hierdoor...

- een gevolg is...

- dit heeft tot gevolg dat...

Als je een samenvatting wilt geven Als je een conclusie wilt geven

Page 33: Werkblaaden projecten

15

- kortom...

- samenvattend...

- concluderend…

- mijn conclusie is...

Spelfouten, taalfouten, aanhalingstekens

Eh, hoe zat het ook weer? Vraag je tutor om Naslag. Daar vind je informatie over

spelling, grammatica en leestekens. Het is ook een erg goed idee om aan een ander hulp

te vragen.

Page 34: Werkblaaden projecten

16

WERKWIJZER 'HOE PAK JE HET SCHRIJVEN HANDIG AAN?'

Denk even na voor je

begint.

Wat is je doel? Wat is je publiek? Ofwel:

A Wat wil je bereiken?

B Hoe zorg je dat dat duidelijk is voor de

lezer?

C Welke informatie geef je dus?

Zet je eerste ideeën op

papier.

Probeer je te verplaatsen in de lezer en noteer

wat die moet weten.

Kies zelf hoe je dat doet: dat kan op een

kladpapiertje, in een document van je

tekstverwerker. Je kunt ook even overleggen

met iemand anders.

Maak een schrijfplan. In een schrijfplan schrijf je in steekwoorden wat

je opschrijft in de inleiding, kern en slot.

Het is een soort schema.

Schrijfplan

Inleiding Onderwerp: meneer Ankersmit.

Hoe was zijn levensloop?

Kern - 1939-1951: Ankersmit als kind

- de gevolgen van WO-II voor

Ankersmit

- 1951-1958: landbouwschool

en werken voor Ankersmit

- 1958-1978: Ankersmit op de

grote vaart

- 1978-nu: Ankersmit als boer

Slot Samenvatting van belangrijkste

punten en conclusies

Schrijf een kladversie. Dus: typ of schrijf net zo lang tot je vindt dat

het ongeveer is wat het moet worden.

Gebruik het

controlelijstje.

Bekijk of het zo goed genoeg is en vraag wat

een ander voor adviezen heeft.

Noteer tips voor jezelf.

Bijvoorbeeld:

- ik moet nog wel meer letten op taalfouten;

- het is handiger eerst kort de hele inhoud op

te schrijven voor ik ga nadenken over de

eerste zin.

Schrijf de nette versie.

Page 35: Werkblaaden projecten

17

CONTROLELIJSTJE VOOR SCHRIJVEN

Als je iets geschreven hebt, zorg dan dat je de volgende vragen met ja kunt

beantwoorden. Als het antwoord nee is, verander dan je tekst weer.

1 De informatie

Geef ik de lezer genoeg informatie? ja / nee

2 De taal

Is mijn taal geschikt voor de lezer? ja / nee

Heb ik taalfouten gemaakt? ja / nee

3 De opbouw van de tekst

Is de volgorde van de informatie duidelijk voor de lezer? ja / nee

4 De vormgeving van de tekst

Klopt de vormgeving? ja / nee

Gebruik dit controlelijstje voordat je een laatste versie schrijft!

Vraag anderen ook om advies. Laat de ander ook dit lijstje gebruiken.

Vraag om uitleg bij een 'nee'.

Gebruik dit lijstje zelf ook als je commentaar geeft op een klad van een ander

Page 36: Werkblaaden projecten

18

WERKWIJZER 'GOED LUISTEREN'

Als je moet luisteren om iets te weten te komen, pak het dan handig aan.

Hieronder staan vragen en tips die je kunnen helpen.

Wat weet ik al?

Bedenk wat je kunt verwachten. Waag je

aan een voorspelling:

- wat is het onderwerp?

- wat zal de spreker er over zeggen?

Wat moet ik ermee?

Ga na waarom je luistert. Bijvoorbeeld:

- je wilt een detail weten (bijvoorbeeld

een telefoonnummer)

- je moet weten hoe je iets moet gaan

doen

- je moet er straks vragen over

beantwoorden

- je moet straks uit kunnen leggen wat je

te weten bent gekomen

- je moet dit onthouden

Wat is handig?

Moet je opdrachten maken of vragen

beantwoorden? Bekijk die dan eerst.

Luister goed naar wat je nodig hebt. Dat

hoeft niet het hele verhaal te zijn.

Bedenk heel precies wat je te weten wilt

komen:

-Wie; welke;wat:

- Wat is …?

- Wanneer …?

- Waar …?

- Waarom …?

- Hoe en hoeveel …?

- Waardoor …?

Maak aantekeningen!

Als je al weet dat iemand voor- en nadelen

gaat opsommen, kun je alvast een schema

maken waar je je aantekeningen in kunt

vullen:

Voordelen: | Nadelen:

__________ | _________

Page 37: Werkblaaden projecten

19

Luisteren!

Gewoon doen! Houd in de gaten:

- wat het onderwerp is

- wat de spreker erover zegt

- wat jij wilt weten

Gelukt?

Ga na of je nu weet wat je wilde weten.

Nee? Stel vragen!

Aanvullingen

_______________________________________________________________

_______________________________________________________________

_______________________________________________________________

Page 38: Werkblaaden projecten

20

BESCHRIJVING VAN HET WERKEN MET EEN WOORDENWEB / MINDMAP

Als je voor een opdracht een bepaald onderwerp moet uitwerken, is het handig om eerst

te gaan kijken welke dingen allemaal te maken hebben met dat onderwerp.

Waarom is dat handig, vraag je je misschien af. Vergelijk het dan maar eens met het maken van een schets, voordat je een tekening echt gaat uitwerken. Een schets maak je, omdat je nog niet zo zeker van je zaak bent dat je elk onderdeeltje van de tekening

meteen goed op papier kunt zetten. De tekening moet wel op het blad passen en de verhoudingen moeten ook goed zijn.

Een voorbeeld: Stel, je moet een opdracht maken over het onderwerp „sport‟. Misschien denk je wel

gelijk aan voetbal en ga je meteen aan de gang met het uitwerken van voetbal. Je besteed er erg veel tijd aan en je hebt uiteindelijk een geweldig werkstuk over voetbal.

Maar sport is veel meer dan alleen voetbal. Er zijn veel meer onderdelen van sport te noemen. Bijvoorbeeld: volleybal, basketbal, hockey, voetbal, honkbal, brug ongelijk, ,

rekstok, ringen, vlinderslag, schoolslag, hoogspringen, kogelstoten, verspringen, sprinten, hordelopen, speerwerpen.

Als je een mindmap of woordenweb maakt, doe je dat zo: Je zet het onderwerp in het midden en je bedenkt welke onderdelen er allemaal mee te maken hebben. Deze zet je

eromheen: Volleybal Basketbal Hockey

Voetbal Honkbal

Schoolslag Ringen Vlinderslag Hoogspringen Brug ongelijk

sport

Kogelstoten Rekstok Verspringen Sprinten Hordelopen

Speerwerpen

Als je naar het woordenweb hierboven kijkt zie je misschien wel dat sommige onderdelen op een bepaalde manier met elkaar te maken hebben. Sommige onderdelen doe je allemaal met een bal. Andere onderdelen hebben met elkaar te maken, omdat het

oefeningen zijn die je op toestellen doet. Je kunt de onderdelen die met elkaar te maken hebben een eigen kleurtje geven. Kijk maar op de volgende bladzijde:

Page 39: Werkblaaden projecten

21

Volleybal Basketbal Hockey

Voetbal Honkbal Schoolslag

Ringen Vlinderslag Hoogspringen Brug ongelijk

sport

Kogelstoten Rekstok

Verspringen Sprinten Hordelopen Speerwerpen

Alle rode woorden hebben te maken met wat we balspelen noemen. De groene woorden

hebben te maken met turnen. De blauwe woorden met atletiek. En de zwarte woorden met zwemmen. Je zou het woordenweb dan ook kunnen maken zoals je hieronder ziet:

Balspelen: -Volleybal Zwemmen:

- Basketbal - Vlinderslag - Hockey - Schoolslag - Voetbal

- Honkbal Atletiek:

Sport - Hoogspringen

Turnen: - Kogelstoten

- Ringen - Speerwerpen - Brug ongelijk - Verspringen

- Rekstok - Sprinten - Hordelopen

Nu zie je dat je voor het onderwerp sport een overzicht hebt gemaakt van belangrijke onderdelen. Daarmee kun je aan de gang gaan om het onderwerp sport uit te werken.

Het is wel belangrijk dat je het idee hebt dat je alle belangrijke onderdelen opgeschreven hebt in het woordenweb. Als je in het woordenweb hierboven kijkt zie je misschien wel

dat er nog veel meer onderwerpen te bedenken zijn. Probeer dit woordenweb maar eens wat completer te maken.

Nog even dit: Als je klaar bent met het woordenweb, heb je misschien erg veel onderwerpen gevonden. Het is niet erg om daarna te gaan kijken welke onderdelen je

echt belangrijk vindt en welke niet. De onbelangrijke onderdelen kun je dan weer weghalen uit je woordenweb.

Veel succes met het maken van een woordenweb of mindmap. Het loont de moeite!

Page 40: Werkblaaden projecten

22

HOE MAAK JE EEN KWARTET

Kwartetten: historie

Het kwartetten is oorspronkelijk afgeleid van de gewone speelkaarten. Deze inmiddels in

onze maatschappij niet meer weg te denken speelkaarten zijn ontstaan in China, waar ook het papier is uitgevonden.

De speelkaarten werden uiteindelijk in Europa geintroduceerd rond 1370, als eerste in Italië en Spanje, waarschijnlijk vanuit Egypte.

Benodigdheden

Karton

Schaar

Foto‟s en/of plaatjes

Lijm

Doosje

Stap 1:

1. Bedenk de categorieën (kwartetten)

2. Een kwartetspel begint bij het bedenken van de categorieën(ofwel:

de kwartetten). En dat is ook gelijk de lastigste (maar misschien ook wel leukste)

stap. Eenkwartetspel bestaat gemiddeld uit zo‟n acht à tien sets van vier

kaartjes.

3. Zoek de bijbehorende foto’s/plaatjes uit

Waarschijnlijk heb je bij het uitzoeken van de kwartetten al veel gebruik gemaakt van

beeldmateriaal. Volgende stap is om dit materiaal te verzamelen en op het juiste

formaat te knippen/op te slaan. Een kwartetspel kun je natuurlijk in elk gewenst

formaat maken, meest voorkomend is het formaat van een speelkaart. Werk je op de

Page 41: Werkblaaden projecten

23

computer, dan is het misschien nodig om enkele beelden te bewerken.

Let wel op: op de kwartetkaart moet ruimte zijn voor:

- Categorie

- Plaatje/foto

- De vier namen die tot deze categorie behoren

- (eventueel) extra interessante informatie

4. Knip en plak

Knip het benodigde aantal stukken karton op formaat. Schrijf bovenaan de kaart de

categorie, plak daaronder het beeld en schrijf onder het plaatje alle vier de namen van

deze categorie. Vergeet niet om de bewuste kaart goed aan te geven. Dus

bijvoorbeeld:

<categorie>Sneeuwwitje en de zeven dwergen

<plaatje>De zeven dwergen

<namen>

Sneeuwwitje

De zeven dwergen <vetgedrukt>

De prins

De heks

<eventueel extra info>Zeven is een magisch getal. Het komt voor in de Bijbel, maar

ook in sprookjes zoals „De wolf en de zeven geitjes‟ en „De zeven raven‟.

Wil je het netjes doen, dan kun je met eenfotobewerkingsprogramma zoals Paint

of Gimp al het volledige kaartje maken zodat je deze alleen nog maar op karton hoeft

te plakken. Maar daar moet je wel een beetje handig op de computer voor zijn.

5. Maak/koop een mooi doosje

Een stevig doosje beschermt niet alleen je kwartetspel, maar maakt het ook mooi af.

Je kunt zelf een doosje vouwen, maar misschien heb je thuis nog een leeg doosje

liggen dat je kunt beplakken. Anders zijn er in huishoudwinkels als de V&D, Hema of

Xenos ook voor een klein prijsje doosjes te koop.

Page 42: Werkblaaden projecten

24

Maak het kwartetspel helemaal of door een grappigespeluitleg of een leuke foto.

Do's

De tijd nemen. Een kwartetspel maken is een tijdrovend klusje. Begin er dus niet

te laat mee waardoor je het moet afraffelen.

Don'ts

Minder dan 32 kaarten maken. Speel je een kwartetspel met minder dan acht sets,

dan ben je wel heel snel klaar!

Internet sites:

http://www.gofish.nl/examples.php

Page 43: Werkblaaden projecten

25

WERKKAART POWERPOINTPRESENTATIE

Wat is het?

Je vertelt een verhaal met behulp van plaatjes en stukjes tekst.

Materiaal

- computer met PowerPoint - gevonden informatie en afbeeldingen

Hoe ziet het eruit?

Aantrekkelijk: Het moet nieuwsgierig maken, zodat anderen meer van het onderwerp willen weten.

Overzichtelijk: Niet te veel info op 1 dia (max. 5 zinnen). Altijd dezelfde achtergrond, tekstindeling, kleuren en lettergrootte

gebruiken.

Duidelijk: Korte teksten of kernwoorden. Afbeeldingen ondersteunen de tekst. Lettertype tussen 18 en 32.

Niet te veel:

Niet te veel dia‟s, niet te veel op 1 dia. Wel genoeg:

Je hebt voldoende informatie (die klopt) in je presentatie.

Page 44: Werkblaaden projecten

26

Wat moet erin?

1. Dia 1: titel

Pakkende titel, afbeelding en gegevens van de maker 2. Dia 2: inhoudsopgave

Overzicht van de onderwerpen die aan bod komen.

3. Dia‟s met informatie. Kijk in de opdracht van de docent wat er precies in je presentatie moet komen.

4. Voorlaatste dia: bronvermelding.

5. Laatste dia: Einde (evt. met passende afbeelding)

Tips!

Gebruik voor de presentatie zelf de werkkaart een presentatie houden. Cursus PowerPoint maken:

http://ict.aps.nl/tools/start_ppt.htm

Page 45: Werkblaaden projecten

27

HOE MAAK JE EEN POSTER?

Wat doet een poster? Een goede poster brengt een duidelijke boodschap over met een

visuele ( beelden ) informatie en minimale tekst.

Dat wil zeggen dat jouw poster een boodschap overbrengt naar een doelgroep.

Welke boodschap brengt de poster boven over?

Welke boodschap wil jij over brengen en wie is jouw poster bedoeld?

Stap 1:

Probeer de essentie van je boodschap in zo min mogelijk woorden over te brengen.

Kijk naar bewijs wat jouw boodschap ondersteunt en gebruik plaatjes (geen tabellen)

om je gegevens te presenteren. Plaatjes trekken aandacht. Geef ze een prominente

Page 46: Werkblaaden projecten

28

plaats op de poster. Ook de titel moet aandacht trekken en prikkelen om verder te lezen.

Bedenk dat kijkers binnen enkele seconden besluiten om de poster niet of wel te

bekijken.

Stap 2:

Als je het helemaal uitgedacht hebt, is het tijd om het te gaan vormgeven ( maken op

papier of de computer).

Bijna iedereen heeft wel Powerpoint, dus hier een korte handleiding om een poster te

maken in Powerpoint.

1. Start Powerpoint: Bestand, Nieuw, Lege presentatie, Dia indeling: Leeg

2. Kies het formaat van de poster: Bestand, Pagina-instelling, Diaformaat aanpassen aan

A3. Als je de flexibiliteit wilt om de poster op een groter formaat af te drukken, kun je de

poster instellen op 122-152 cm (breedte) en 91 (hoogte).

3. Voeg tekst toe: Invoegen, Tekstvak. Plaatst het vakje waar je de tekst wilt hebben. Je

kan het tekstvakje groter maken.

4. Voeg een plaatje toe: Invoegen, Afbeelding.

5. Achtergrond: Opmaak, Achtergrond: Kies een kleurtje. Je kan ook een plaatje als

achtergrond kiezen (Opmaak, Achtergrond, Klik op pijltje naar beneden, Opvuleffecten,

Afbeelding, Afbeelding selecteren).

6. Lijnen, vierkanten, pijlen. Met Powerpoint voeg je ze zo toe en je kan ze zo aanpassen

(Selecteren/aanklikken, Opmaak, Autovorm)

7. Printen/Afdrukken: Bestand, Afdrukken, Aanpassen aan papierformaat en afdrukken

maar.

Page 47: Werkblaaden projecten

29

Page 48: Werkblaaden projecten

30

HOE MAAK IK EEN STAMBOOM

Page 49: Werkblaaden projecten

31

EIGEN AANTEKENINGEN