Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2...

82
Werelden Verbinden: gezondheid het sociaal domein & Het NCVGZ 2016 is een initiatief van en/of wordt mogelijk gemaakt door: 6 & 7 april 2016 De Doelen Rotterdam

Transcript of Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2...

Page 1: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

Werelden Verbinden:

gezondheid het sociaal domein

&

Het NCVGZ 2016 is een initiatief van en/of wordt mogelijk gemaakt door:

6 & 7 april 2016 • De Doelen Rotterdam

16002 CON NCVGZ TSG-pagina_2016.indd 1 17-02-16 17:48

Page 2: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2

Werelden VerbindenGezondheid en het sociaal domein hebben alles met elkaar te maken. Burgers worden aangemoedigd om hun gezondheid in eigen hand te nemen. Gemeenten en andere (lokale) partijen doen veel om dat te ondersteunen maar regels en de bestaande praktijk maken het soms ook lastig. Tijdens dit twee-daagse congres worden muren geslecht en werelden met elkaar verbonden via tal van presentaties en (interactieve) workshops. Of u nu actief bent als (gemeentelijk) beleidsmedewerker, bestuurder, onderzoeker, uitvoerende in de zorg of het sociaal domein. Tijdens dit congres krijgt u alle mogelijkheden om met elkaar in contact te komen en van elkaars werelden te leren. Daarom nodigen we u van harte uit voor het Nederlands Congres Volksgezond-heid (NCVGZ) 2016 op 6 en 7 april in De Doelen te RotterdamThomas Plochg, directeur Stichting NCVGZ

Werelden Verbinden: gezondheid & het sociaal domeinHet programma wordt mede georgani-seerd door door Movisie, Pharos en de VNG.

Plenair programmaNaar goed voorbeeld van voorgaande jaren start het congres woensdag met inspirerende pitches door wethouders die vertellen over hoe zij gezondheid en het sociaal domein met elkaar verbin-den. Daarna gaan ze in aparte sessies met u in gesprek. ’s Middags volgt een sessie over de opties van (lokale) over-heden om preventie, zorg en het sociaal domein in een overkoepelend systeem te financieren. Uitermate relevant in het licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De donderdagochtend start met een debat over gezondheidsachterstanden en armoede en wat daaraan te doen is. In de Wilhelmina Rouwenhorstlezing wordt

stilgestaan bij gedragsbeïnvloeding door de lokale overheid.

Parallelsessies & posterpresentatiesUit de vele ingezonden abstracts zijn ook dit jaar weer dagelijks twee inspirerende rondes met mondelinge presentaties en workshops/symposia samengesteld. Verder worden er 30 posters gepresenteerd.

ParallelsessiesUit de vele ingezonden abstracts heeft de abstract commissie een selectie ge-maakt op basis van kwaliteit en relevan-tie met extra aandacht voor presentaties die aansluiten op het congresthema. Een uitgebreide beschrijving met volledige titels en namen van de sprekers, vindt u terug op de site van het congres (www.ncvgz.nl) én via hyperlinks in de congres app - een goede reden om de app te gaan gebruiken! De poster presentaties zijn de hele dag te bekijken.

AvondprogrammaNPHF Federatie voor Gezondheid, GGD GHOR Nederland, ZonMw en de Vereniging voor Volksgezondheid & Wetenschap bieden een avond-programma aan in het NRCafé aan de Witte de Withstraat 63 te Rotterdam. Tijdens deze netwerkavond wordt een tweetal prijzen uitgereikt: de meest invloedrijke persoon in de publieke gezondheid 2015 en de V&W volksge-zondheidsprijs. Deelname is mogelijk na inschrijving. De kosten bedragen € 40,–.

Datum / plaatsWoensdag 6 en donderdag 7 april 2016 in De Doelen – Kruisplein 40 Rotterdam.

Deelnamekosten / betalingDeelname aan het congres kost € 225,- per dag. Studenten krijgen 50% korting (kopie collegekaart toezenden). Tegelijk met de bevestiging van uw inschrijving, ontvangt u een factuur.

DoelgroepHet congres is voor beleidsmede-werkers, bestuurders, onderzoekers, uitvoerders, zorgverzekeraars en alle an-deren die werkzaam zijn op of interesse hebben in het brede werkterrein van de Volksgezondheid (Public & Occupational Health/ Openbare Gezondheidszorg).

AccreditatieAccreditatie wordt aangevraagd bij:• HetAccreditatiebureauSociale

Geneeskunde voor artsen voor arbeid en gezondheid, bedrijfsartsen en artsen voor maatschappij en gezond-heid, werkzaam in de jeugdgezond-heidszorg, algemene gezondheidszorg en medische milieukunde,

• V&VNkwaliteitsregisterverpleeg­kundigen & verzorgenden.

Naar verwachting zal deelname aan het gehele congres (2 dagen) 8-10 registratie punten opleveren.Voor de laatste informatie verwijzen wij naar www.ncvgz.nl.

Voor meer inhoudelijke informatie verwijzen wij u naar www.ncvgz.nl. of e-mail [email protected].

Informatie en organisatieVoor praktische informatie kunt u contact opnemen met de CongresbalieBredaseweg 108a4902 NS OosterhoutE [email protected] 0162 - 432 428

Voor overige informatieNPHFp/a NIVELPostbus 1563500 BN UtrechtE [email protected] 030-2729851W www.ncvgz.nl

Algemene informatie Nederlands Congres Volksgezondheid (NCVGZ) 2016

6 en 7 april 2016 – De Doelen, Rotterdam

Page 3: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 3

Samenstelling MTR. van Bokhoven, PharosX. de Jong, GGD GHOR NederlandE. Luijmes, GGD GHOR NederlandA. Peters, deCongresbalieDr. Th. Plochg, NPHFF. Seelen, VNGDrs. N. van der Velden, iResearchA. Winsemius, Movisie

Samenstelling StuurgroepProf. dr. N. de Vries, Universiteit Maastricht (voorzitter)Dr. M. van den Berg, V&WDr. S.B. Detmar, TNO Kwaliteit van LevenDrs. I. Douwes, NSPOHG. Nijhof, NVAGDr. Th. Plochg, NPHFDr. A. van de Poel, Trimbos InstituutDr. S. Picavet, RIVMDr. Th. Plochg, NPHFM. Raijmakers, ZonMwH. Treurniet, GGD GHOR NederlandM. Verschelling, MovisieKAMG

Samenstelling AbstractcommissieDrs. N. van der Velden, iResearch (voorzitter)Dr. J. Bruil , ZonMwDr. D. van Dale, RIVMDr. J. Harting, AMC/UvADr. K. Hosper, PharosDr. P. Kocken, TNO Kwaliteit van LevenDr. F. van der Lucht, RIVMProf. dr. D. van de Mheen, V&W en IVOMr. C. Verstappen, PharosDr. ir. A. Wagemakers, Wageningen UniversityProf. dr. L. Wigersma

Voor actuele informatie over het programmawww.ncvgz.nl

Programma

Programma woensdag 6 april 2016

08.45 – 09.30 Ontvangst en registratie

09.30 – 09.40 Opening en welkomProf. dr. Nanne de Vries, voorzitter Stichting NCVGZ

09.40 – 10.00 Gezondheid, vitaliteit en de burgerDe participatiemaatschappij verwacht van de burger dat hij zijn gezondheid en zorg coproduceert. Enkele inspirerende burgers komen aan het woord over wat (goede, minder goede en slechte) gezondheid voor hen betekent, wat een slechtere gezondheidssituatie met je doet en de betekenis voor zelfredzaamheid en eigen kracht. Wat is nodig om ‘mee te kunnen doen’, om coproducent van je gezondheid te zijn en hoe kunnen professionals en organisaties hier rekening mee houden.

10.00 – 10.30 Stand van zaken gezondheid & sociaal domeinZes wethouders houden een korte pitch over hoe zij preventie, zorg en het sociaal domein in hun gemeente proberen te verbinden en reflecteren op de vraag in hoeverre het lukt om daar gezondheid als leidraad voor te nemen. De zes wethouders zijn:•VictorEverhardt(Utrecht•BertFrings(Nijmegen)•JannesJanssen(Hardenberg)•YolanKoster-Dreese(Woerden)•JeroenOlthof(Zaanstad)•GerdaPostma(Achtkarspelen)

10.30 – 11.00 Koffie-/theepauze

Page 4: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 4

Vervolg programma woensdag 6 april 2016

11.00 – 12.15 Meet the expertsVervolg op de pitches: zes workshops met de wethouders en stakeholders KiesenverdiepjeinhetlokalespeelveldvangezondheidenhetsociaaldomeinvanUtrecht,Nijmegen,Hardenberg,Woerden,ZaanstadofAchtkarspelen. Onder leiding van een moderator gaat u met één van de wethouders én een belangrijke lokale partner in discussie over de ontwikkelingen in de desbetreffende gemeenten. Onderwerpen die in de verschillende sessies aan bod komen zijn onder andere: burgerinitiatieven, hetintegralePGB,socialewijkteams,regionalealliantiesenvluchtelingen.

12.15 – 13.15 Lunchpauze;metinformatie-enpostermarkt

13.15 – 14.15 1e ronde deelsessies

14.15 – 14.30 Zaalwisseling

14.30 – 15.45 2e ronde deelsessies

15.45 – 16.10 Koffie-/theepauze

16.10 – 17.15 Financiering van integrale preventie, zorg en welzijn (Engelstalig)•Prof.dr.GeoffAnderson,InstituteofHealthPolicy,Managementand

Evaluation,UniversityofToronto.Voordefinancieringvanintegralezorgstelsels in OECD landen zijn er verschillende vormen denkbaar. Afhankelijk van de vraag of we de cumulatie van gezondheid en sociale problemen als een gecompliceerd of complex probleem beschouwen, kiest menvooreenfinancieringsvorm.

•Dr.PatrickJeurissen,VWSenIQHealthcare.WatkanNederlandlerenvande theoretische noties van Geoff Anderson en wat betekent dat voor de financieringvanintegralepreventie,zorgenwelzijnoplokaalniveau.

Deze sessie is mede mogelijk gemaakt door de Noaber Foundation.

17.15 – 17.20 Afsluiting 1e congresdag

17.20 – 18.00 NetwerkborrelProf. dr. Nanne de Vries, voorzitter Stichting NCVGZ

19.00 – 23.00 AvondprogrammaDe congresorganisatie biedt u de mogelijkheid om deel te nemen aan een avondprogrammametlopendbuffet.Tijdensdeavondwordteentweetalprijzen uitgereikt: de meest invloedrijke persoon in de publieke gezondheid 2015 en de V&W prijs. Deelname aan het avondprogramma kost €40,-perpersoon.Udientzichhiervoorapartoptegevenbijinschrijving.Dit deel van het programma wordt u aangeboden door NPHF Federatie voor Gezondheid, GGD GHOR Nederland, ZonMw en de Vereniging voor Volksgezondheid & Wetenschap.

Programma

Page 5: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 5

Programma donderdag 7 april 2016

08.45 – 09.30 Ontvangst en registratie

09.30 – 09.35 Welkom door dagvoorzitterProf. dr. Nanne de Vries, voorzitter Stichting NCVGZ

09.35 – 11.15 Gezondheidsachterstanden en armoedeDebatmetRoelandvanGeuns,JantineKriens,FawziaNasrullahenRobOudkerkonderleidingvanRindadenBesten(voorzitterPO-raadenambassadeur ‘Gezond in…’).Hetverbindenvangezondheidenhetsociaaldomeinbiedtdeuitgelezenkans om de cumulatie van gezondheidsachterstanden, sociale problematiek enarmoedetedoorbreken.Ookúkuntmeepraten!Hoekunnenwelokaalgrotere stappen zetten in het terugdringen van gezondheidsachterstanden? De verschillende panelleden brengen elk vanuit hun eigen ervaring en expertisegebieden bouwstenen in voor een integrale aanpak.Deze sessie is mede mogelijk gemaakt door het Fonds NutsOhra.

11.15 – 11.45 Koffie-/theepauze

11.45 – 13.00 3e ronde deelsessies

13.00 – 14.00 Lunchpauze;metinformatie-enpostermarkt

14.00 – 15.15 4e ronde deelsessies

15.15 – 15.45 Koffie-/theepauze

15.45 – 16.45 Wilhelmina Rouwenhorstlezing: Gedragsbeïnvloeding door de (lokale) overheid•Prof.dr.AndréKnottnerus,WRR–Ervaltvoordeoverheidwinsttebehalen

door in de beleidsontwikkeling meer rekening te houden met, en gebruik te maken van, nieuwe gedragswetenschappelijke inzichten over menselijk keuzegedrag.De(lokale)overheidzouinzoweldebeleidsanalysealsindekeuze voor sturingsinstrumenten niet bij voorbaat moeten vertrouwen op klassiek economische veronderstellingen over hoe mensen kiezen.

•Dr.ReintJanRenes,LectorvanhetlectoraatCrossmedialeCommunicatieinhetPubliekeDomeinvandeHogeschoolUtrecht–Deburgerisofmoetsteeds meer een integraal onderdeel zijn van hoe beleid wordt gemaakt. Jekuntopditmomenteigenlijkalgeenbeleidmeerlosvanhetpubliekontwikkelen, je hebt de input en draagkracht van mensen nodig nog voordat je begint.

16.45 – 17.00 Presentatie NCVGZ 2017

17.00 – 17.05 Afsluiting NCVGZ 2016Prof. dr. Nanne de Vries, voorzitter Stichting NCVGZ

17.05 – 18.00 Netwerkborrel

Programma

Page 6: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 6

Woensdag 6 aprilUit de vele ingezonden abstracts heeft de abstract commissie ook dit jaar weer een selectie gemaakt op basis van kwaliteit en relevantie met extra aandacht voor presentaties binnen het congresthema. Een uitgebreide beschrijving met volledige titels en namen van de sprekers, vindt u terug op www.bsl.nl/tsg, op de site van het congres (www.ncvgz.nl) én via hyperlinks in de congres app – nog een reden om de app te gaan gebruiken!Poster presentaties zijn de hele dag te bekijken.

1e Ronde 13.15 – 14.15 uur

Symposia

1.1 De verbinding van preventie, zorg en welzijn: ervarin-gen in Nederland en lessen uit het buitenland

1.2 Een gezonde levensloop in de Rotterdamse praktijk: samenwerking tussen zorg en welzijn

1.3 AWPG: Sturing en gezonde relaties in het sociale domein: beleid, de professional en de burger

1.4 AWPG: Wat m(w)eet de gemeente over het Sociaal Domein?

1.5 AWPG: Slimmer diabetes voorkomen: een succesvol voedings- en beweegprogramma voor de praktijk

Workshops

1.6 De Tools-roadshow integraal werken op lokaal en regionaal niveau

1.7 Burgerparticipatie: jouw daverend succes in het coververhaal van de NRC

1.8 Buurtgerichte beweegprogramma’s: veelbelovend voor activeren van sociaal kwetsbare groepen, maar hoe zit het met evaluatie?

1.9 Werelden verbinden in de wijk? Tips and trics vanuit de methode ‘data-dialoog-doen’!

1.10 Het nieuwe sociaal domein: welke samenwerkingsver-banden en positie moet de JGZ hebben?

1.11 AWPG: Hoe realiseer je een verbinding tussen de zorg-, sport- en beweegsector?

Mondelinge presentaties

1.12 Participatie: van theorie naar praktijk

1.13 Een (on)gezond begin: leefstijl op jonge leeftijd

1.14 Integraal beleid: van data naar nota’s

1.15 Pareltjes

2e Ronde 14.30 - 15.45 uur

Symposia

2.1 Onderzoek naar integraal wijkgericht werken: metho-den, uitdagingen en opbrengsten

2.2 Symposium Lokale aanpak Gezondheidsachterstanden. Lessen uit 1,5 jaar Gezond in…

2.3 Samen werken aan veilig medicijngebruik door kwetsbare groepen

2.4 AWPG: Hoe preventie werkt in de praktijk van het sociaal domein: cases uit het onderwijs, de zorg en het beleid

2.5 AWPG: Werelden verbinden: ‘je zal er maar wonen’ - gezondheid bezien vanuit onderwijs, armoede, arbeid en zorg

Workshops

2.6 Samen kom je verder! gemeenten, burgers, professio-nals en positieve gezondheid

2.7 Gezonde Verhalen: Hoe fotostrips gezondheid en gezondheidsvaardigheden kunnen bevorderen

2.8 Leefstijl en welzijn: een succesvolle samenwerking in de wijk

2.9 Maakt sociaal gezond? Het koppelen van inzichten uit de praktijk en onderzoek

2.10 Hoe ziet de publieke gezondheid eruit in de toekomst? Een themaverkenning voor de VTV-2018

2.11 De financiering van preventie: het vitaliteitscontract

Deelsessies

Page 7: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 7

2.12 Van transitie naar transformatie jeugd: Samen leren veranderen in de regio Noord-Veluwe

2.13 Actualiteit: gezondheid en participatie van vluchtelin-gen

2.14 AWPG: Kansen voor krimpregio’s; Noordoost Fries-land als voorbeeld

Mondelinge presentaties

2.15 Sociaal domein: van aanpak naar participatie en welbevinden

Donderdag 7 april

3e Ronde 11.45 – 13.00 uur

Symposia

3.1 Jonge mantelzorgers

3.2 Interventies voor eenzame en sociaal geïsoleerde ouderen: ervaringen met formele en informele vormen van hulp

3.3 Local50: lessen over integraal gezondheidsbeleid

3.4 Samen op weg naar een rookvrije generatie!

3.5 AWPG: Kennisinfrastructuur in transitie: samenwerken aan kennis

Workshops

3.6 Serious gaming in public health brengt perspectieven, domeinen en werelden bij elkaar: speel zelf VTVIn2-Action

3.7 Spelen burgers de hoofdrol in uw aanpak van gezond-heidsachterstanden?

3.8 Taal voor het Leven maakt gezonder

3.9 Beschouw uw cliënt als uw partner: Zelfregie en motiverende gespreksvoering in de praktijk

3.10 Duurzame aanpak van kindermishandeling en complexe gezinsproblematiek door samenhangend aanbod van zorg, sociaal en veiligheidsdomein

3.11 PlusPraktijken Oostelijk Zuid-Limburg; innovatie-kracht ten behoeve van triple aim

3.12 Bijdrage van het Ministerie van VWS

3.13 AWPG: Jeugdgezondheidzorg in het sociaal domein: de kracht van verbinding

Mondelinge presentaties

3.14 Kwetsbare groepen doen ook mee – of niet?

3.15 Ouderen: meten, actie en/of autonomie?

4e Ronde 14.00 – 15.15 uur

Symposia

4.1 Zorgen voor een naaste nu en in de toekomst: kansen en belemmeringen

4.2 Moeders van Rotterdam: medisch-sociale zorg voor zeer kwetsbare zwangere vrouwen; bemoeizorg achter de voordeur

4.3 Fit 4 Work: onderzoek en praktijk van een interventie gericht op gezondheid en werk. De lessons learned 4.4 Zwolle Gezonde Stad, ondersteunen van professionals in het bevorderen van gezonde leefstijl van wijkbewo-ners

Workshops

4.5 Serious gaming in public health brengt perspectieven, domeinen en werelden bij elkaar: speel zelf VTVIn2-Action (deel 2; een combinatie met deel 1 / sessie 3.6 wordt aangeraden)

4.6 Samenwerking versterken tussen huisartsen en JGZ in het belang van het kind

4.7 Een gezonde start in een nieuwe wereld: preventie en zorg voor vluchtelingengezinnen

4.8 Omgeving, gedrag en gezond oud worden

Deelsessies

Page 8: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 8

4.9 Business Modelling met het Welzijnscanvas, de tool voor sociaal ondernemers die willen samenwerken en innoveren.

4.10 Samenwerken rond mantelzorg. Alleen ga je sneller, samen kom je verder!

4.11 AWPG: Versterken van de samenwerking tussen huisarts, jeugdarts en wijkteam in de regio’s Den Haag, Hollands Midden, Gelderland-Midden en Gelderland-Zuid

4.12 AWPG: VoorZorg: effectieve leefstijlverandering en preventie van kindermishandeling in de meest kwets-bare gezinnen

4.13 AWPG: Verwarde mensen op straat ontward; empirische analyse vanuit onderzoek

Mondelinge presentaties

4.14 Kwetsbare groepen: de huisartspraktijk als spil

4.15 Verslaving: een antwoord van individu, wijk en gemeente

PostersEr worden 30 posterpresentaties verwacht en u kunt meestemmen welke de beste is! Auteurs zijn op minimaal een dag tijdens de lunchpauze aanwezig om uitleg te geven en uw vragen te beantwoorden.

Deelsessies

Page 9: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 9

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

SESSIE: 1.1

De verbinding van preventie, welzijn en zorg; ervaringen in Nederland en lessen uit het buitenlandR. Heijink, RIVM, RotterdamS.R. de Bruin, RIVM, BilthovenL.C. Lemmens, RIVM, BilthovenJ.N. Struijs, RIVM, Bilthoven

R.Heijink – Preventie in het zorgstelsel: wat kunnen we leren van het buitenland?L.Lemmens - De verbinding van preventieve, welzijn en zorg in Nederland: een overzicht van gevonden populatiemanagement initiatievenS.de Bruin - Vroegopsporing bij ouderen, wat zijn de ervaringen in Nederland?Voorzitter symposium: J. StruijsKorte beschrijvingHet Nederlandse zorgstelsel staat voor de uitdaging de toene-mende en veranderende vraag, als gevolg van onder andere de vergrijzing en het toenemend aantal chronisch zieken, te beantwoorden. Deze veranderende zorgvraag heeft betrek-king tot de verschillende domeinen in het stelsel (preventie, gezondheidszorg, welzijnszorg). Zo hebben ouderen vaak te maken met meerdere problemen op het gebied van gezondheid en welzijn. Hierdoor ontstaan discussies over verantwoorde-lijkheden en rollen van financiers maar ook van aanbieders van preventie, zorg en welzijn.DoelDoel van het symposium is om vanuit een brede systeemblik in te zoomen op de knelpunten en verbeterpunten voor het verbinden van preventie, zorg en welzijn. Hierbij wordt gebruik gemaakt van voorbeelden van initiatieven uit de Nederlandse praktijk en het buitenland. In het symposium wordt een aantal algemene lessen voor beleid en praktijk gepresenteerd en gaan we hierover met elkaar in discussie.OpbouwDe eerste presentatie van het symposium, geeft een overzicht van het Nederlandse zorgstelsel en de verantwoordelijke acto-ren en wetten. Vervolgens wordt ingezoomd op het preventie-domein en de knelpunten en verbeterpunten om preventie, zorg en welzijn in samenhang beter vorm te geven. De verbe-terpunten zijn gebaseerd op buitenlandse voorbeelden die laten zien dat het buitenland mogelijke oplossings richtingen biedt op het gebied van bijvoorbeeld het verdelen van verant-woordelijkheden en financieringsvormen om verbinding tussen domeinen te stimuleren. In de tweede presentatie staan lessen vanuit de Nederlandse praktijk centraal op basis van recente initiatieven rondom vroegopsporing bij ouderen. De derde presentatie geeft een overzicht van initiatieven in Nederland waarin wordt getracht preventie, welzijn en zorg te integreren door middel van een populatie gerichte aanpak. Gemene delers van de initiatieven zijn het centraal zetten van de behoeften van de populatie, waaronder ouderen, en een betere samenwerking en afstemming tussen verschillende actoren (bijv. gemeenten, zorgverzekeraars, huisartsen, ziekenhuizen, welzijnsorganisaties).

Preventie in het zorgstelsel: lessen uit het buitenlandR. Heijink, RIVM, BilthovenJ.N. Struijs, RIVM, Bilthoven

AchtergrondPreventieve maatregelen voor groepen met een verhoogd ge-zondheidsrisico, zoals kinderen met overgewicht en eenzame ouderen, komen in Nederland soms moeizaam van de grond. Dit heeft onder andere te maken met de betrokkenheid van verschillende actoren (zoals gemeenten, verzekeraars en zorg-aanbieders) bij preventie en de soms tegengestelde belangen van deze actoren. De hoofddoelstelling van dit onderzoek was tweeledig: 1) onderzoeken of in Nederland ervaren knelpunten in het buitenland worden herkend, en 2) inventariseren welke mogelijke oplossingsrichtingen buitenlandse voorbeelden bieden.AanpakIn totaal zijn tien westerse hoge-inkomenslanden landen bestudeerd (waaronder Duitsland, Engeland en Finland). De resultaten zijn gebaseerd op semi-gestructureerde interviews met buitenlandse experts en literatuur. Vooraf zijn de belang-rijkste kenmerken van de tien zorgstelsels in kaart gebracht.ResultatenIn Nederland ervaren knelpunten, zoals het gebrek aan afstemming en structurele financiering, blijken niet uniek voor Nederland, ondanks de verschillen tussen landen qua type zorgstelsel. Tegelijkertijd biedt het buitenland voorbeelden van mogelijke oplossingen die eraan kunnen bijdragen om de in Nederland ervaren knelpunten op te lossen. Verantwoorde-lijkheden kunnen bijvoorbeeld helderder in wetgeving worden vastgelegd. Ook biedt het buitenland voorbeelden van oplos-singsrichtingen in bestuur en uitvoering, voor betere integratie tussen preventie zorg en welzijn. Ander voorbeeld is een apart fonds dat zorgt voor een structurele financiering van preven-tieve interventies en daarmee mogelijk betere coördinatie. De effectiviteit van deze buitenlandse voorbeelden staat nog niet vast, maar ze verdienen extra aandacht omdat ze aansluiten bij actuele discussies in Nederland.ConclusieHet inbedden van preventie in het zorgstelsel in verbinding met gezondheidszorg en welzijnszorg blijkt een internationale zoektocht. Vervolgonderzoek is gewenst voor meer inzicht in de voor- en nadelen van de genoemde voorbeelden en voor het maken van onderbouwde afwegingen en keuzes op basis van deze voorbeelden.

Page 10: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 10

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

De verbinding van preventieve, welzijn en zorg in Nederland: een overzicht van gevonden populatiemanagement initiatievenL.C. Lemmens, RIVM, BilthovenH.W. Drewes, RIVM, BilthovenM. Lette, RIVM, BilthovenC.A. Baan, RIVM, Bilthoven

Achtergrond en doelstellingIn Nederland komen initiatieven op gang om preventie, zorg en welzijn lokaal te verbinden. Deze verbinding is één van de uitgangspunten van het gezondheidsbeleid van VWS, zoals onder meer beschreven in het Nationaal Programma Preventie ‘Alles is gezondheid’(2013). Hoewel alle initiatieven geschaard kunnen worden onder de noemer populatiemanagement is er grote variatie in verschijningsvormen, doelstellingen, ontwikke-lingsfase en samenwerkingspartners. Doel van ons onderzoek was om de verschillende initiatieven in kaart te brengen.MethodeFase 1: Het identificeren van initiatieven door gesprekken met sleutelfiguren, het doorzoeken van congresabstracts en websites van onder andere Centrum Gezond Leven. Project-leiders van potentiële initiatieven werden via e-mail benaderd voor extra informatie om te bepalen of het initiatief voldeed aan onze criteria van populatiemanagement.Fase 2: Het houden van interviews met projectleiders om een uitgebreide beschrijving per initiatief te maken wat betreft ont-wikkelingsfase, samenwerkingspartners, organisatie structuur, financieringsmodel, doelgroepen, interventies en evaluatie van gestelde doelen.ResultatenTwintig initiatieven werden gevonden verspreid over heel Nederland. De initiatieven verschillen in omvang van de populatie, het aantal en type betrokken zorgaanbieders en de gekozen doelgroepen voor de interventies. Vaak zijn op be-stuurlijk niveau zowel zorgverzekeraar als gemeente betrokken. De fase van formaliseren van de organisatiestructuur verschilt tussen de initiatieven. Een aantal initiatieven heeft al breed zorginhoudelijke en randvoorwaardelijke interventies ingezet terwijl andere voornamelijk nog bezig zijn met het voorbereiden van deze interventies. Verschillende nieuwe financieringsmo-dellen worden verkend. Sommige initiatieven zoeken nog naar manieren om inzicht te krijgen in de mate waarin gestelde doelen behaald worden.Conclusies en aanbevelingenOp meerdere plekken komen populatiemanagement initiatie-ven van de grond om preventie, zorg en welzijn te verbinden. Deze initiatieven laten nieuwe vormen van samenwerking, organisatiestructuur en financiering zien. Omdat de verschil-lende initiatieven bij de vormgeving hiervan tegen dezelfde soort vragen aanlopen is het van belang om informatie uit te wisselen tussen initiatieven.

Vroegopsporing bij ouderen, wat zijn de ervaringen in Nederland?S.R. de Bruin, RIVM, BilthovenM. Lette, RIVM, BilthovenC.A. Baan, RIVM, Bilthoven

Achtergrond en doelstellingIn Nederland bestaan verschillende initiatieven om risico’s en problemen op het gebied van gezondheid en welzijn van ouderen in een vroeg stadium op te sporen. De achterliggende gedachte bij deze zogenoemde ‘vroegopsporing’ is dat ouderen beter ondersteund worden en daardoor mogelijk langer zelfstandig blijven functioneren en wonen. Het doel van ons on-derzoek was het geven van een overzicht van de verschillende initiatieven die gaande zijn, en de ervaringen van professionals met deze initiatieven.MethodeVoor dit onderzoek werden interviews afgenomen bij zeventien experts op het gebied van preventieve ouderenzorg, waaronder beleidsmakers, onderzoekers en zorgverleners. Daarnaast werd literatuuronderzoek gedaan.ResultatenEr bestaat een grote variëteit aan vormen van vroegopsporing, grofweg in te delen in initiatieven die gericht zijn op: 1) het opsporen van ouderen met een risico op achteruitgang, zodat hen een preventief aanbod geboden kan worden, en 2) het opsporen van problemen bij kwetsbare ouderen om de huidige zorg en ondersteuning te verbeteren, en verdere achteruitgang te beperken. De initiatieven lopen uiteen qua setting waarin ze worden aangeboden (bijv. huisartsenpraktijk, ziekenhuis, thuiszorgorganisatie) en aanpak (bijv. aandachtsgebieden, toegepaste instrumenten). De instanties die bij de verschil-lende initiatieven betrokken zijn, zijn onvoldoende op de hoogte van elkaars aanpak en werken vaak niet met elkaar samen. Het gevolg kan zijn dat ouderen door verschillende instanties worden benaderd die ieder op hun eigen gebied aan vroegopsporing doen.Conclusies en aanbevelingenHoewel door de huidige variatie in het aanbod een brede groep ouderen met uiteenlopende problematiek kan worden bereikt is betere afstemming tussen initiatieven wenselijk. Het benoemen van een regievoerder op vroegopsporing is daarom aan te bevelen. Daarnaast is het wenselijk dat duidelijk is wie (o.a. gemeenten en zorgverzekeraars) ten aanzien van vroeg-opsporing welke verantwoordelijkheden heeft, en dat hier, ook in het kader van financiering en bekostiging, heldere afspraken over worden gemaakt.

Page 11: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 11

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

SESSIE: 1.2

Een gezonde levensloop in de Rotterdamse praktijk: samen-werking tussen zorg en welzijnA.E. van den Berg- de Ruiter, Gemeente Rotterdam/ GGD Rotterdam-Rijnmond, RotterdamK.K.I. Klein Ikkink, Gemeente Rotterdam/ GGD Roterdam-Rijnmond, Rotterdam

Auteurs en titels1. Marike Tuink: Ieder kind verdient een stevige start2. Marjan Hoeijmakers: Een stoel voor de wijkverpleegkundige

in het sociale wijkteam: het Rotterdamse voorbeeld3. Christine Hekkink: POH GGZ in het wijkteam4. Marijke de Vries: ‘Voor Mekaar’. Actieprogramma gericht op

het bestrijden van eenzaamheidVoorzitterdr. Onno de Zwart, MPH. Directeur Welzijn, Zorg en Jeugdhulp, gemeente RotterdamAchtergrondDoor de transformatie in het sociaal domein is er veel veran-derd voor gemeenten. Er is gezocht naar nieuwe structuren, zoals de wijkteams en er werden andere (nieuwe) samenwer-kingsverbanden en verbindingen met partijen gelegd. Een grote opgave waar ook nieuwe kansen uit voort kwamen.Doel minsymposiumWe laten aan de hand van vier voorbeelden uit de praktijk zien hoe Rotterdam beleid en praktijk verbindt voor alle Rotterdam-mers, van jong tot oud. Over de inzichten die deze verschil-lende werkwijzen opleveren, gaan we graag in gesprek met de aanwezige deelnemers.OpbouwIn de inleiding wordt kort toegelicht hoe de gemeente Rot-terdam de transformatie samen met maatschappelijke partners in het sociaal domein organiseert. Aan de hand van de levensloop van Rotterdammers wordt door de sprekers inzicht gegeven in de diverse werkwijzen die mogelijk zijn om de transformatie te realiseren in de verschillende levensfasen.De eerste spreker gaat in op het verbeteren van de Rotterdamse geboorte uitkomsten en het vergroten van de kansen voor jonge kinderen en hun ouders in samenwerking met diverse partijen.De tweede en derde spreker vertellen over samenwerking en verbinding in het wijkteam.De vierde spreker vertelt over een gecombineerde aanpak van stedelijk en gebiedsgerichte/persoonlijke aanpak om eenzaamheid bij ouderen te voorkomen.Prof. dr. Anja Machielse, bijzonder hoogleraar ‘Empowerment van kwetsbare ouderen’, zal de discussie leiden.

Ieder kind verdient een stevige startM. Tuink, Gemeente Rotterdam, directie Jeugd, Rotterdam

AchtergrondIn 2016 start Rotterdam met het actieprogramma Stevige Start. Een intensieve aanpak gericht op het verbeteren van de Rotterdamse geboorte uitkomsten en op het vergroten van de kansen voor jonge kinderen en hun ouders. Twee uitgangspun-

ten kenmerken dit actieprogramma: de doorlopende aanpak van -9 maanden tot 4 jaar, en daarmee de verbinding tussen volwassenen- en jeugdzorg, en de verbinding van de medische zorgketen aan het sociale domein. Onze aanpak is gebaseerd op recente wetenschappelijke inzichten rondom risico- en beschermende factoren (Beleidskader Jeugd 2015-2020. Rotterdam Groeit (Gemeente Rotterdam, 2015)).AanpakStevige Start is ingericht volgens drie actielijnen:1. Eerder en beter in beeld. Risico’s tijdens de zwangerschap en

bij jongere kinderen zijn op tijd in beeld en waar nodig wordt direct hulp ingezet.

2. Gezond en veilig zwanger. Het inrichten van een aanbod tijdens de zwangerschap gericht op het verminderen van risicofactoren in het sociale domein.

3. Sterke gezinnen. Het versterken van opvoedkracht en het bieden van ondersteuning aan jonge gezinnen.

OpbrengstenHet actieprogramma wordt in gezamenlijkheid ontwikkeld en uitgevoerd met kernpartners als verloskundigen, ziekenhuizen, kraamzorg, het CJG en het wijkteam. We lichten toe hoe deze aanpak tot stand is gekomen, hoe de samenwerking verloopt en welke praktische maatregelen hierbij horen.Daarnaast willen we in gesprek met de aanwezigen, experts uit de praktijk, om ervaringen uit te wisselen en kennis te delen.AanbevelingenIn Rotterdam worden elk jaar 8000 kinderen geboren. We weten dat risico’s in de eerste levensjaren, en zelfs al tijdens de zwangerschap, een kind direct op achterstand zet. Proble-men in de ontwikkeling zijn vaak niet meer in te halen. Een vroege aanpak van risicofactoren is dan ook essentieel. Want ieder kind verdient een stevige start.

Een stoel voor de wijkverpleegkundige in het sociale wijkteam: het Rotterdamse voorbeeldM .Hoeijmakers, Coöperatie Wijkverpleegkundige Zorg Rot-terdam, RotterdamM. Dijk, Gemeente Rotterdam/ GGD Rotterdam-Rijnmond, Rotterdam

AchtergrondDe wijkverpleegkundige maakt zorg toegankelijk voor iedereen. Zij is afgelopen jaren veel breder gaan werken. Naast verzor-ging en verpleging richt ze zich nu ook op multiproblematiek en preventie, op gezondheidsrisico’s, en op de wijk als zodanig. In Rotterdam werken bijna 60 wijkverpleegkundigen in deze wijkgerichte zorg.Deze wijkverpleegkundigen zijn voor de burger een verbin-dende schakel in de basiszorg met het (sociale) wijkteam (en de huisartsenzorg). In 2015 zijn in Rotterdam 42 integrale wijkteams van start gegaan.AanpakOnderzoeksresultaten uit Zichtbare Schakels Rotterdam (2014) laten zien dat wijkverpleegkundigen met hun communicatieve en coördinerende kwaliteiten het welzijn en de gezondheids-gerelateerde kwaliteit van leven van een zeer kwetsbare groep burgers verbeteren. Het gaat om burgers die ‘zorg’ nodig hebben uit het medisch- cq gezondheidsdomein en het sociale

Page 12: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 12

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

domein: welzijn en maatschappelijke ondersteuning. Op basis hiervan geeft de gemeente de wijkverpleegkundige een stoel in het wijkteam. Dit wil zeggen dat zij ‘kern-samenwerkingspart-ner’ is, maar onafhankelijk blijft van de gemeente.Wijkteam en wijkverpleegkundigen maken al naar gelang de omstandigheden in de wijk en de praktische mogelijkheden samenwerkingsafspraken met elkaar.ResultatenGemeente en Coöperatie Wijkverpleegkundige Zorg Rotterdam hebben uitgangspunten voor de samenwerking met elkaar vastgelegd. Zoals de beschikbaarheid van de wijkverpleegkun-dige voor consultatie en huisbezoek en omtrent casusregie. In de praktijk zien we een niet vrijblijvende, gestructureerde samenwerking op wijkniveau ontstaan met voldoende variatie.We presenteren de pros en cons van deze manier van samenwerken met het oog op een integrale aanpak van de problematiek, vanuit het perspectief van het wijkteam en de wijkverpleegkundige.ConclusiesEen stoel voor de wijkverpleegkundige in het wijkteam garandeert directe bereikbaarheid, snelle beschikbaarheid en professioneel onafhankelijk optreden. Ze verbindt gemakkelijk met de huisartsenzorg. Dit komt ten goede aan de integrale aanpak die wijkteams voorstaan.

POH GGZ in het wijkteamC.F. Hekkink, IZER, RotterdamM. Dijk, Gemeente Rotterdam/ GGD Rotterdam-Rijnmond, Rotterdam

Achtergrond en doelstellingIn Rotterdam zijn 42 wijkteams actief. Deze wijkteams zijn integraal voor volwassenen en jeugd. Van de wijkteams wordt veel verwacht. Zorg dichtbij de burger georganiseerd, snelle inventarisatie van de vraag en tijdige doorverwijzing naar een of meerdere welzijn- of zorgaanbieders. Hoewel de wijkteams in kennis verschillen, beschikken zij over het algemeen niet over voldoende expertise op het GGZ-gebied. Om dit aan te vullen worden twee wijkteams ondersteund door een POH GGZ van IZER.De inzet van de POH GGZ bij het wijkteam sluit aan bij de wijkgerichte zorg die geleverd wordt in de driehoek van huisartsenvoorziening, wijkteam en wijkverpleegkundige.De POH GGZ voegt kennis toe op het GGZ-gebied en slaat een brug tussen het medische en sociale domein.AanpakIn twee wijken in Rotterdam, Charlois en Lombardijen sluit een POH GGZ als GZ-consulent voor een dagdeel per week aan bij het wijkteam. Deze kan door zijn/haar expertise op GGZ-problematiek een belangrijke bijdrage leveren in:• Hetsignalereneninventariserenvandeproblematiek• Hetadviserenencoachenvandeledenvanhetwijkteam

m.b.t. de benadering van, omgang met en mogelijke acties voor mensen met GGZ-problematiek;

• Hetkaderenvandegebodenzorg;• Hetterugkoppelenvaninformatieaandehuisarts;• Hetdoor­/terugverwijzennaardehuisarts.De POH GGZ biedt als GZ-consulent binnen het wijkteam zelf

geen behandeling aan de patiënt, hiervoor zal een patiënt worden verwezen naar zijn/haar huisarts.ResultatenIn november 2015 worden semigestructureerde interviews gehouden met huisartsen en leden uit het wijkteam over onderlinge bekendheid en verwijsmogelijkheden in zowel de wijken met een POH GGZ als wijken waar geen POH GGZ aansluit bij het wijkteam. Deze resultaten kunnen in april worden gepresenteerd. Na een jaar (oktober 2016) zal deze meting herhaald worden.Conclusie(s) en aanbevelingenNog onbekend

‘Voor Mekaar’. Actieprogramma gericht op het bestrijden van eenzaamheidL.D.M. de Vries, Gemeente Rotterdam, Rotterdam

Achtergrond en doelstelling49% van alle Rotterdammers is matig tot ernstig eenzaam. Bovendien is 25% van de oudere Rotterdammers sociaal geïsoleerdDit programma stelt tot doel om eenzaamheid als belangrijk thema te agenderen bij Rotterdammers, maatschappelijke partners en als gemeentelijke inzet.Programma-aanpakStedelijk wordt eenzaamheid op verschillende manieren onder de aandacht gebracht. Met een publiekscampagne, met activitei-ten van de Rotterdamse Coalitie Erbij (ongeveer 20 organisaties) en met de inzet van bewoners en het bedrijfsleven.In anderhalf jaar zijn 21 projecten opgezet in 21 wijken waar het sociaal isolement het hoogste is. Het wijknetwerk wordt geactiveerd om het thema eenzaamheid op de agenda te zetten, de verbinding wordt gemaakt met het wijkteam en alle 75-plussers worden jaarlijks bezocht. Ouderen in andere wijken worden bezocht door de welzijnsinstellingen. In totaal worden circa 38.000 ouderen van 75 jaar en ouder benaderd.ResultatenHet programma is nu een half jaar in uitvoering. Uit uitgevoerde pre-tests blijkt dat een uitmuntende score op de publiekscam-pagne is gerealiseerd. De wijze waarop in de eerste 6 wijken het maatschappelijk middenveld samenwerkt en zich inzet voor dit thema is een belangrijk procesresultaat.De eerste serie huisbezoeken wordt momenteel uitgevoerd. Tijdens het congres is het complete resultaat beschikbaar van de eerste 6 wijken.ConclusiesEen gecombineerde aanpak van stedelijk en gebiedsgerichte/persoonlijke aanpak levert positieve resultaten op voor de aanpak van eenzaamheid. Daardoor is het thema eenzaamheid nu al een belangrijk thema geworden bij welzijnspartijen, het wijkteam en het maatschappelijk middenveld.Ouderen komen beter in beeld en krijgen meer en betere ondersteuning. Kennis van de leefwereld biedt aanknopings-punten voor beleidsmatige inzet voor mantelzorg, vrijwillige inzet en welzijn. Het programma wordt intensief gevolgd op effectiviteit door het onderzoekbureau van de gemeente (OBI) en Bijzonder Hoogleraar Prof. dr. Anja Machielse is blijvend bij het programma betrokken.

Page 13: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 13

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

SESSIE: 1.3

Sturing en gezonde relaties in het sociale domein: beleid, de professional en de burgerJ.J.P. Mathijssen, Tranzo, Tilburg School for Social and Behavio-ral Sciences, Tilburg University, TilburgJ.C.M. Cloïn, Tranzo, Tilburg School for Social and Behavioral Sciences, Tilburg University, Tilburg

PresentatiesSandra Kuiper “Stuurinformatie voor het beleid in het sociale domein van de gemeente Breda”Mariëlle Blanken “Sturen op maatschappelijke waarde: maten voor netwerk governance outcome”Lisbeth Verharen “Verbetering toegang tot de Jeugdzorg: handvatten voor generalisten”Nienke Smulders en Erna Hooghiemstra “De Houvast-metho-diek: Op weg naar een gelijkwaardige relatie van ouders in de jeugdzorg”VoorzitterJolanda Mathijssen en Mariëlle CloïnAchtergrondNu gemeenten verantwoordelijk zijn voor jeugdzorg, werk en inkomen en zorg hebben zij informatie nodig om goed te kun-nen sturen. Onduidelijk is echter hoe die informatie / kennis er uit dient te zien. Belangrijke doelen van de decentralisaties zijn preventie, eigen kracht, participatie en sneller hulp dicht bij huis. Dit vraagt niet alleen om een omslag in denken en handelen van gemeenten, maar ook van professionals en cliënten.DoelTijdens dit symposium belichten we veranderingen van verschillende kanten; sturingsinformatie voor gemeenten; het op tijd opschalen van hulp door professionals en de ondersteu-ning van ouders bij vastgelopen hulpverleningsrelaties.Opbouw en samenhangTwee presentaties gaan over sturingsinformatie voor gemeen-ten. ‘Stuurinformatie voor het beleid’ gaat over hoe diverse gegevens (o.a. gezondheid, welzijn, gebruik WMO-voorzienin-gen) van bijstandsgerechtigden zo te combineren zijn dat er een duidelijk beeld over hen ontstaat waaruit stuurinformatie gegenereerd kan worden. Vervolgens worden in ‘Sturen op maatschappelijke waarde’ de opzet en de eerste bevindingen gepresenteerd van het onderzoek naar de kennisinfrastructuur die de gemeente nodig heeft om de opbrengst van sturing in het jeugddomein te kunnen evalueren.Daarna volgen twee presentaties over het jeugddomein. In ‘Handvatten voor generalisten’ staat de professional centraal. Op welke manier kunnen generalisten ondersteund worden bij hun nieuwe taak om niet te snel specialistische zorg in te schakelen? Bij ‘Op weg naar een gelijkwaardige relatie van ouders in de jeugdzorg’, staat de cliënt centraal. De eerste bevindingen van de Houvast-methodiek (een methodiek ontwikkeld met ouders om hen meer regie te geven) worden gepresenteerd.

Stuurinformatie voor het beleid in het sociale domein van de gemeente BredaS. Kuiper, Tranzo / GGD West-Brabant, TilburgM.M. Heessels, Gemeente Breda, BredaD.W.M. Mioch, Tranzo / GGD West-Brabant, TilburgC.E. Michel, Gemeente Breda, BredaM. van Beers, Tranzo / GGD West-Brabant, TilburgJ.J. Polder, Tranzo / RIVM, BilthovenJ.A.M. van Oers, Tranzo / RIVM, Bilthoven

Gemeenten hebben sinds 1-1-2015 een bepalende rol binnen het sociale domein en een grote verantwoordelijkheid in de vormgeving van de maatschappelijke ondersteuning. Om efficiënt en effectief sturing te kunnen geven aan de verschil-lende decentralisaties hebben gemeenten informatie nodig van specifieke (kwetsbare) groepen in hun gemeente. In samenwerking met de gemeente Breda, Tranzo/AWPG-Brabant/RIVM brengt GGD West-Brabant deze informatie in beeld voor Bredase bijstandsgerechtigden die moeilijk toe te leiden zijn naar werk.Vraagstelling: Hoe kan informatie van bijstandsgerechtigden zo gecom-bineerd worden dat er een duidelijk beeld over deze groep ontstaat en hoe kan hieruit stuurinformatie gegenereerd worden?Aanpak:Fase 1: verzameling van gegevens betreffende Wmo voorzienin-gen, participatie en zelfredzaamheid van Bredase bijstandsge-rechtigden.Fase 2: delen van de informatie uit fase 1 met medewerkers van verschillende beleidsniveaus binnen de gemeente.Resultaten:In de eerste fase van het onderzoek zijn gegevens betreffende kosten en gebruik van Wmo voorzieningen, participatie en zelfredzaamheidsgegevens van Bredase bijstandsgerechtig-den verzameld en geanalyseerd. In de tweede fase zijn de resultaten van deze analyses in een pressure cooker sessie voorgelegd aan medewerkers van verschillende beleidsniveaus binnen de gemeente. De vragen die aan de deelnemers zijn gesteld waren: wat roept deze informatie bij je op, wat mis je, wat kun je er mee betreffende sturing en waar heb je verdieping nodig? De discussie resulteerde in een lijst met activiteiten waarop sturing plaats kan vinden.Conclusies en aanbevelingen:Kwantitatieve- en kwalitatieve informatieverzameling over het sociale domein kan worden gebruikt als input voor een gestructureerd gesprek met medewerkers van de gemeente. Hiermee kan, dwars door de gemeentelagen heen, een scher-per inzicht worden verkregen in kennisbehoefte en benodigde stuurinformatie.

Page 14: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 14

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

Sturen op maatschappelijke waarde: maten voor netwerk governance outcomeM. Blanken, Tranzo / Het PON, TilburgJ.A.M. van Oers, Tranzo / RIVM, TilburgC. van Nieuwenhuizen, Tranzo / GGzE Centrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie, TilburgJ.J.P. Mathijssen, Tranzo, Tilburg School of Social and Behavioral Sciences, Tilburg University, Tilburg

In Nederland heeft de recente wijziging van de Jeugdwet geleid tot een decentralisatie van taken en verantwoordelijkheden van de Rijksoverheid en provincies naar de lokale overheid. Tege-lijkertijd brengt de transformatie van een verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving de verhouding tussen burgers, overheid en maatschappelijke instellingen in beweging. Het vraagt van alle actoren binnen het sociale domein een omslag in denken en handelen. Gemeenten werken daarom toe naar een vernieuwde bestuurscultuur: meer gericht op het creëren van maatschappelijke waarde (outcome) door samenwerking en minder gericht op enkel financiële en output accountability door marktwerking. Governance oftewel netwerk governance, is de term die vaak gebruikt wordt voor dit type horizontale sturing vanuit de overheid. Een belangrijk factor in de ont-wikkeling naar een samenwerkende overheidsrol (netwerk governance) is een passende kennisinfrastructuur voor het besturen van netwerken in het jeugddomein. Dit meerjarige onderzoek beoogt daar een bijdrage aan te leveren.Het doel van het onderzoek is beter begrip krijgen van netwerk governance in het jeugddomein en op basis daarvan een ver-beterde kennisinfrastructuur voor horizontale overheidssturing bouwen, dat toegang geeft tot stuur- en beleidsinformatie over maatschappelijke resultaten, publieke waarde en opbrengsten (kwaliteit en resultaten) van het netwerk.Hoofdvraag:Wat voor kennisinfrastructuur heeft de lokale overheid nodig om de opbrengst van netwerk governance in het jeugddomein te kunnen evalueren?Deelvragen:• Hoekrijgengovernancenetwerkenvoorjeugdzorgvormop

het niveau van de lokale overheid in Nederland?• Hoekunnenwenetwerkopbrengstenvangovernancenetwer-

ken voor jeugdzorg meten voor gemeenten in Nederland?• Watzijndebelangrijkstebelemmerendeenbeschermende

factoren voor de implementatie van evaluatieonderzoek naar governance netwerken voor jeugdzorg in de gemeentelijke cycli van beleid en planning & control?

Tijdens het congres zal ingegaan worden op de eerste bevindin-gen rondom typen governance netwerken en het onderzoeks-model met elementen van network level outcomes.

Verbetering toegang tot de Jeugdzorg: handvatten voor generalistenE.A.J. Verharen, Avans Hogeschool, ‘s HertogenboschJ.J.P. Mathijssen, Tranzo Tilburg School for Social and Behavio-ral Sciences, Tilburg University, Tilburg

Op 1 januari 2015 is de nieuwe jeugdwet van kracht gegaan. Met deze nieuwe jeugdwet zijn gemeenten verantwoordelijk geworden voor preventie, jeugdhulp, kinderbeschermings-maatregelen en jeugdreclassering. De stelselwijziging zou moeten leiden tot een transformatie in de zorg voor jeugd. Belangrijke doelen zijn het meer benutten van ‘eigen kracht’ en het sociale netwerk van kinderen en hun ouders en snel-ler jeugdhulp op maat, dicht bij huis, om zo het beroep op gespecialiseerde zorg te verminderen. Gemeenten bepalen welke hulp vrij toegankelijk is en welke hulp niet. Professionals spelen hier een essentiële rol in. Generalisten (professionals in de vrij toegankelijke hulp) hebben de opdracht om niet te snel specialistische (niet vrij toegankelijke) zorg in te schakelen. Bij deze taak, het besluiten over opschaling naar specialistische hulp, kunnen generalisten wel ondersteuning gebruiken.Doel- en vraagstellingHet doel van het project is het bieden van handvaten aan generalisten, die ze kunnen gebruiken bij hun afweging om wel of geen specialistische hulp in te schakelen. Hierbij staan twee vragen centraal:1. Op basis van welke overwegingen dienen generalisten,

tijdens de begeleiding van gezinnen, specialistische hulp in te schakelen?

2. Welk instrument kan hiervoor ingezet worden.Het betreft een handelingsonderzoek. Professionals (generalisten én specialisten), cliënten, onderzoekers en studenten onderzoeken gezamenlijk de mechanismen in het toegangsproces. Met behulp van participerende observatie van dilemma-intervisie zullen de casussen bestudeerd worden. De bevindingen worden teruggekoppeld aan generalisten en specialisten. Het design is er op gericht praktijkervaring al werkende en onderzoeken te expliciteren, verdiepen, verster-ken en overdraagbaar te maken en bestaat uit drie fasen:1. Casusanalyse (20 tot 28)2. Ontwikkelen van een tool3. Testen en bijstellen van de toolHet project is op 1 december 2015 begonnen en moet leiden tot een tool voor generalisten.Tijdens het congres zal ingegaan worden op de eerste bevindin-gen van de observaties van dilemma-intervisie.

Page 15: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 15

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

De Houvast-methodiek: Op weg naar een gelijkwaardige relatie van ouders in de jeugdzorgN.B.M. Smulders, Tranzo, Tilburg School of Social and Behavio-ral Sciences, Tilburg University, TilburgB.T.J. Hooghiemstra, Tranzo / Avans Hogeschool, TilburgC. van Nieuwenhuizen, Tranzo / GGzE Centrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie, Tilburg

Binnen de jeugdzorg ontstaan met enige regelmaat conflict-situaties tussen ouders en professionals. Dit kan de zorg behoorlijk in de weg staan. Stichting de Noodkreet - een cliëntenorganisatie die ondersteunt en bemiddelt voor ouders en jongeren in de jeugdhulpverlening - heeft daarom samen met ouders de Houvast-methodiek ontwikkeld. Het unieke van deze methodiek is dat deze gemaakt is en toegepast wordt door ervaringsdeskundigen en uitgaat van eigen kracht van de ouders, wat hen helpt bij het nemen van de regie en zoeken van steun die aansluit bij hun situatie.Doel- en vraagstellingDoel van dit project is om te onderzoeken of de Houvast-methodiek bijdraagt aan een gelijkwaardigere relatie tussen ouders (die zijn vastgelopen in de jeugdzorg) en jeugdprofes-sionals. Ook willen we meer weten over werkzame factoren van de Houvast-methodiek.De volgende vragen staan centraal:1. Draagt het doorlopen van de Houvast-methodiek bij aan een

gelijkwaardigere relatie tussen ouders (die zijn vastgelopen in de jeugdzorg) en jeugdprofessionals?

2. Wat kunnen we te weten komen over de werkzame factoren van de Houvast-methodiek (aandacht voor cliëntfactoren, implementatie-factoren en alliantie tussen cliënt en vrijwil-liger)?

3. Wat leert de Houvast-methodiek ons over de factoren die bij deze doelgroep een positieve bijdrage leveren aan het verwerven van een gelijkwaardige relatie met professionals waar zij mee te maken hebben?

Voor dit onderzoek worden 15 cliënten van Stichting de Noodkreet gevolgd tijdens het doorlopen van het Houvast traject. Zowel kwantitatieve als kwalitatieve informatie wordt verzameld:• Vragenlijstendieoudersinvullenvóórennaafrondingvan

Houvast.• Dossieranalyse;• LogboekmetinformatieoverdevoortgangvanHouvasten

gebeurtenissen in het leven van hun cliënt (bijgehouden door cliënt-ondersteuner);

• Audio­opnamenvandeHouvastafsprakentussencliënt­ondersteuner en cliënt.

De resultaten zullen benut worden voor instrumentontwikkeling (vrijwilligers/ cliëntenondersteuners), training/lespakket-ten voor professionals en presentaties en publicaties voor gemeenten, jeugdzorginstellingen en onderzoekers.

SESSIE: 1.4

Meten is wetenJ.A.M. van Oers, RIVM, BilthovenM.W.J. Jansen, GGD Zuid Limburg en Maastricht University, Geleen

Achtergrond symposiumMeten is weten. Daarom zetten GGD’en elke vier jaar monitors uit onder een steekproef van de bevolking over de staat van de volksgezondheid. Inmiddels zijn de monitors voor ouderen en volwassenen geüniformeerd en kunnen gegevens toegevoegd worden uit andere bronnen, zoals bijvoorbeeld inkomens gegevens van het CBS. Met deze verrijking kunnen nieuwe onderzoeksvragen beantwoord worden. Hiermee kan beter worden ingespeeld op de specifieke kennisvragen van gemeenten en GGD-regio’s.Doel symposiumInzichtelijk maken welke databronnen reeds beschikbaar zijn, hoe deze verrijkt kunnen worden met andere databronnen, welke informatie dit oplevert voor gemeenten, en hoe dit voorziet in informatie ten behoeve van het Sociaal Domein.Opbouw symposiumIn het symposium worden vier voorbeelden geschetst van data-verrijking en secundaire analyses op bestaande databronnen. Op basis van de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid zijn gegevens landelijk geaggregeerd en aanvullende analyses uitgevoerd ten aanzien van zelfmanagement en zorggebruik onder 55-plussers. In een tweede voorbeeld zijn gegevens uit de gemeentelijke monitor van Maastricht gecombineerd met de officiële buurt criminaliteitscijfers uit het politieregister. Een derde voorbeeld maakt gebruik van de volwassen monitor Volksgezondheid onder volwassenen uit 2009 en 2012 en bestudeert verschillen in eenzaamheid naar inkomen en ziekte in de tijd. Tot slot, laten aanvullende analyses uit de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid onder 55-plussers de kracht van het sociaal netwerk zien.

Beter zelfmanagement leidt tot minder zorggebruik!?S. van der Graaf, Erasmus Universiteit Rotterdam, RotterdamK.J. Hajema, GGD Zuid Limburg, Geleen

Achtergrond en doelstellingIn Nederland is sprake van veroudering van de bevolking. Een hoge leeftijd brengt vaak aandoeningen en beperkingen met zich mee en de behoefte aan steun en zorg neemt daardoor toe. Om de zorg betaalbaar en toegankelijk te houden moet het formele zorggebruik beperkt worden. Zelfmanagement van ouderen kan hier misschien aan bijdragen. Betere zelfmanage-mentvaardigheden kunnen namelijk mogelijk leiden tot een afname van het gebruik van formele en informele zorg. In deze studie wordt daarom bij ouderen in de algemene bevolking de invloed van zelfmanagementvaardigheden op hun gebruik van informele en formele zorg nader onderzocht.Aanpak/methodeDe doelgroep betreft Limburgse 55-plussers die zelfstandig wonen. Het onderzoek heeft plaats gevonden in het kader

Page 16: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 16

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

van de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid (N=30.393/55.312, respons 55%). Deze monitor bestaat uit een landelijke vragenlijst die is uitgebreid met onder meer thema’s over het gebruik van formele zorg, mantelzorg en zelfma-nagement. De invloed van zelfmanagement is onderzocht voor huisartsenzorg, thuiszorg, paramedische zorg (zoals een ergotherapeut of oefentherapeut) en mantelzorg. Zelfmanage-mentvaardigheden zijn gemeten met de SMAS-S. De SMAS-S bestaat uit zes dimensies: initiatief, self efficacy, investering, perspectief zien, multifunctionaliteit en variëteit.Resultaten/opbrengstenZelfmanagementvaardigheden van ouderen hebben invloed op het gebruik van huisartsenzorg, paramedische zorg, thuiszorg en mantelzorg. Naast zelfmanagementvaardigheden hebben de achtergrondkenmerken geslacht, leeftijd en opleidingsniveau ook invloed op zorggebruik en op zelfmanagementvaardig-heden. Het verband tussen de achtergrondkenmerken en het zorggebruik wordt gemedieerd door de aanwezigheid van zelfmanagementvaardigheden.Conclusie(s) en aanbevelingenMeer zelfmanagementvaardigheden gaat samen met een lager gebruik van zorg. Dergelijke vaardigheden kunnen versterkt worden met cursussen gericht op het verbeteren van de eigen regie en welbevinden. Het lijkt daarom zinvol deze cursussen aan te bieden, bijvoorbeeld in wijken en kernen met veel inwoners met lage zelfmanagementvaardigheden.

De relaties tussen criminaliteit, buurtveiligheid en gezondheidP. Putrik, Maastricht University, MaastrichtL. van Amelsvoort, Maastricht University, MaastrichtS. Mujakovic, GGD Zuid Limburg, GeleenA.E. Kunst, Public Health, Academic Medical Center, AmsterdamJ.A.M. van Oers, RIVM, BilthovenI.J. Kant, Maastricht University, MaastrichtM.W.J. Jansen, GGD Zuid Limburg - Maastricht University, GeleenN.K. de Vries, Maastricht University, Maastricht

Achtergrond en doelstellingOnderzoek heeft herhaaldelijk aangetoond dat er een negatief verband is tussen buurtveiligheid, gezondheid en welbevinden van de inwoners. Echter de specifieke relatie tussen daad-werkelijke criminaliteit, angst voor criminaliteit, het ervaren veiligheidsgevoel en gezondheid blijft onderbelicht.Aanpak/methode van het onderzoek/projectGegevens over bevolkingssamenstelling, gezondheid en ervaren veiligheid van de gemeentelijke monitor van Maastricht (Nederland) (n=9,656 volwassenen) zijn gecombineerd met de officiële buurt criminaliteitscijfers uit het politieregister. In 2010, werden er in totaal 13.743 criminaliteitsgevallen (geweld, burenoverlast, diefstal, inbraak, vandalisme en verkeers-overlast) geregistreerd door de politie in Maastricht, met een gemiddelde van 14,23 per 100 inwoners. Wij bekeken de relaties tussen objectieve criminaliteit en angst voor crimina-liteit op buurtniveau, en ervaren veiligheid en gezondheid op individueel niveau.Resultaten/opbrengstenVan de bij de politie geregistreerde criminaliteitsgevallen

waren alleen geweldsdelicten (OR1.24 [95% CI 1.02;1.51]) en burenoverlast (OR1.18 [1.08;1.30]) significant geassocieerd met ervaren veiligheid. Een hogere ervaren score voor geweldda-dige criminaliteit en overlast (op een schaal van 0 tot 10) waren geassocieerd met een groter onveiligheidsgevoel (OR 1.27 [1.22;1.32] en 1.39 [1.33;1.46], respectievelijk). Een groter on-veiligheidsgevoel, zowel op individueel als buurtniveau, waren consistent geassocieerd met een slechtere zelf-gerapporteerde gezondheid.Conclusie(s) en aanbevelingenHet aantal criminaliteitsgevallen is slechts zwak gerelateerd aan percepties over het voorkomen van criminaliteit. Deze percepties, met uitzondering van gewelddadige misdaad en burenoverlast, zijn zwak gerelateerd aan gevoelens van veilig-heid. Het algemene veiligheidsgevoel was sterk gerelateerd aan gezondheid, terwijl objectieve en subjectieve maten van misdaad géén directe relatie met gezondheid vertoonden. Het volksgezondheidsbeleid dat zich richt op veiligheid als een sociale determinant van gezondheid, zou gebieden met gewelddadige misdaad en burenoverlast als prioriteit moeten zien, en daarnaast ook aan de subjectieve veiligheidsbeleving. Toekomstig onderzoek is nodig om de focus te leggen op andere factoren dan het aantal misdaden, om op die manier gevoelens van veiligheid te verbeteren, en uiteindelijk gezond-heid.

Eenzaam aan de onderkant: een studie naar ziekte, armoede en eenzaamheidM.W.J. Jansen, GGD Zuid Limburg en Maastricht University, GeleenH. Bosma, Maastricht University, Maastricht

Achtergrond en doelstellingDe Nederlandse overheid trekt zich steeds verder terug. Daarom hebben we onderzocht of zieke mensen met een laag inkomen voldoende sociale contacten hebben om op eigen kracht met hun ziekte om te kunnen gaan en of er een verschui-ving zichtbaar is tussen 2009 en 2012.Aanpak/MethodeWe hebben gebruik gemaakt van de in 2009 en 2012 gehouden gezondheidsenquête onder volwassenen (17-65 jaar) van alle Limburgse gemeenten (2009: n=11.945; 2012: n= 24.978). Het percentage zieke personen dat ernstige eenzaamheid of zeer weinig contacten rapporteert is naar inkomenscategorie geanalyseerd, voor 2009 en 2012 afzonderlijk.ResultatenZieke personen met een laag inkomen rapporteren vaker ernstige eenzaamheid en zeer weinig persoonlijke contacten dan zieke personen met een hoog inkomen. In 2012 zegt 6% van de zieken met hoog inkomen ernstig eenzaam te zijn tegenover 20,7% van de zieken met laag inkomen; in 2009 is dit 3,2% versus 16,2%. In 2012 zegt 4,3% van de zieken met hoog inkomen zeer weinig persoonlijke contacten te hebben tegenover 11,9% van de zieken met laag inkomen; in 2009 is dit 1,6% versus 11,3% (Chi2-test, p ≤ 0.05).ConclusieDe gegevens laten een beeld zien van ernstige eenzaamheid en zeer weinig persoonlijke contacten bij een aanzienlijk deel

Page 17: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 17

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

van de zieke bevolking met een laag inkomen. De situatie is in de periode 2009-2012 licht verslechterd. In een samenleving waar mensen steeds meer op zichzelf en hun sociale netwerk worden teruggeworpen raden we gemeenten en GGD’en aan extra toe te zien op deze kwetsbare groepen. Samenwerking tussen gemeenten en GGD is noodzakelijk bij de uitvoering van de zorgplicht voor langdurig zieken en het terugdringen van sociaaleconomische gezondheidsverschillen. De gemeentelijke monitor voor het sociaal domein in combinatie met de gezond-heidsmonitor van de GGD biedt de mogelijkheid om vroegtijdig knelpunten te signaleren.

Het sociaal netwerk en het gebruik van zorg bij 55-plussersK.J. Hajema, GGD Zuid Limburg, GeleenA.K. Wüffel, Maastricht University, Maastricht

Achtergrond en doelstellingBeleid op het gebied van gezondheid en zorg is erop gericht dat mensen met een ziekte of beperking eerst hun eigen kracht aanspreken en proberen voor zichzelf te zorgen. Het gebruik van formele zorg kan mogelijk worden beperkt in geval van een groot en sterk sociaal netwerk. Het doel van dit onderzoek is om meer inzicht te krijgen in de relatie tussen het sociaal net-werk en gebruik van zorg: in welke mate is het sociaal netwerk van invloed op het gebruik van formele zorg en mantelzorg?Aanpak/methodeDe doelgroep betreft Limburgse 55-plussers die zelfstandig wonen. Het onderzoek vond plaats gevonden in het kader van de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid. Deze monitor bestaat uit een landelijke vragenlijst die is uitgebreid met oa thema’s over het gebruik van formele zorg en mantelzorg (N=30.393/55.312, respons 55%). Formele zorg is professionele zorg van de huisarts, de medisch specialist, paramedische zorg (zoals een diëtist of fysiotherapeut), maatschappelijke werk/geestelijke gezondheidszorg en thuiszorg. Het sociaal netwerk is gemeten met een standaard vraagstelling en ingedeeld in vijf typen: van een groot netwerk dat sterk geworteld is in de naaste omgeving tot een klein netwerk met weinig contacten.Resultaten/opbrengstenHet sociaal netwerk van 55-plussers is van invloed op het zorggebruik als het gaat om mantelzorg, paramedische zorg en thuiszorg. Het sociaal netwerk is niet relevant als het gaat om huisartsenzorg, medisch specialistische zorg en gebruik van maatschappelijk werk of geestelijke gezondheidzorg; indien rekening wordt gehouden met de gezondheid en achtergrond-kenmerken is er geen effect van het sociaal netwerk.Conclusie(s) en aanbevelingenAfhankelijk van het sociaal netwerk zijn ouderen mogelijk niet in staat de zorg te krijgen die ze nodig hebben. Dergelijke groepen verdienen daarom meer aandacht van de wijkver-pleegkundige, de huisarts en van de gemeente wat betreft de ontwikkeling van lokaal gezondheidsbeleid en de verdeling van zorg.

SESSIE: 1.5

Slimmer diabetes voorkomen: een succesvol voedings- en beweegprogramma voor de praktijkA. Haveman-Nies, Wageningen Universiteit, WageningenS.C. Jansen, GGD Noord- en Oost-Gelderland, Warnsveld

Een op de drie Nederlanders krijgt vroeg of laat ouderdomsdi-abetes en ongeveer de helft van alle Nederlanders komt in de voorfase van de ziekte. Effectieve interventies ter preventie van diabetes zijn daarom belangrijk. In dit symposium willen we de resultaten laten zien van een succesvolle aanpak om diabetes te voorkomen.

De interventie SLIMMER diabetes voorkomen is een leefstijl-programma dat voeding en beweging combineert en gunstige resultaten laat zien op het niveau van gewicht en glucosetole-rantie. De volgende 4 presentaties worden in het symposium gegeven:• SLIMMERdiabetesvoorkomen:kostenenbatenvan

diabetespreventie in de eerstelijn• SLIMMERdiabetesvoorkomen:ishetsuccesafhankelijkvan

sociaaleconomische status?• SLIMMERdiabetesvoorkomen:ontrafelenvandeeffectiviteit• SLIMMERdiabetesvoorkomen:uitvoeringindepraktijk

SLIMMER diabetes voorkomen: kosten en baten van diabetes-preventie in de eerstelijnG. Duijzer, Wageningen Universiteit, WageningenA. Haveman-Nies, Wageningen Universiteit, WageningenS.C. Jansen, GGD Noord- en Oost-Gelderland, WarnsveldJ. ter Beek, GGD Noord- en Oost-Gelderland, WarnsveldA.J. Bukman, Wageningen Universiteit, WageningenG.A. de Wit, RIVM, BilthovenG.J. Hiddink, Wageningen Universiteit, WageningenE.J.M. Feskens, Wageningen Universiteit, Wageningen

Achtergrond en doelstellingStudies naar diabetespreventie in de dagelijkse praktijk laten wisselende resultaten zien. Momenteel zijn er geen (kosten-)effectieve diabetespreventie programma’s voor de Nederlandse eerstelijnszorg. In deze studie is onderzocht wat de effectiviteit is van de SLIMMER-interventie in de eerstelijnszorg op diabetes risicofactoren, voeding, beweging en kwaliteit van leven na afloop van de interventie (12 maanden) en zes maanden later (18 maanden). Daarnaast is de kosteneffectiviteit van SLIMMER ten opzichte van reguliere zorg onderzocht.Methode van het onderzoekIn totaal zijn 316 mensen (40-70 jaar) met een verhoogd risico op diabetes gerandomiseerd over een interventie- of een controlegroep. De interventiegroep volgde een voedings- en beweegprogramma van 10 maanden, inclusief casemanage-ment en een uitstroomprogramma. De controlegroep ontving reguliere zorg van de huisarts. De primaire uitkomst was nuchtere insuline en secundaire uitkomsten waren voedings-inname, beweging, diabetes risicofactoren en kwaliteit van leven. Metingen zijn gedaan op baseline en na 12 en 18

Page 18: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 18

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

maanden. Kosteneffectiviteit is vanuit een maatschappelijk en een gezondheidszorgperspectief onderzocht.ResultatenDe interventiegroep liet significante verbeteringen zien op antropometrie en diabetes risicofactoren. We vonden signi-ficante verbeteringen in de interventiegroep vergeleken met de controlegroep in gewicht (β = –2.7 kg en β = –2,5 kg) en nuchtere insuline (β = –12.1 pmol/l en β = –8.0 pmol/l). Ook verbeterde de voedingsinname, beweging en kwaliteit van leven in de interventiegroep vergeleken met de controlegroep. Vanuit een maatschappelijk perspectief was de kosteneffecti-viteitsratio € 28.094/QALY en vanuit een gezondheidszorgper-spectief daalde dit naar € 13.605/QALY.Conclusies en aanbevelingenDe SLIMMER-interventie heeft geleid tot gunstige veranderin-gen in voedingsinname, beweging, gewicht, glucosetolerantie en kwaliteit van leven. Bovendien is de interventie kosten-effectief vanuit gezondheidszorgperspectief. Meer onderzoek is nodig naar de effecten en kosten op langere termijn. De resultaten van dit onderzoek bieden waardevolle inzichten die kunnen bijdragen aan de structurele verankering en finan-ciering van effectieve diabetespreventie programma’s in de Nederlandse eerstelijnszorg.

SLIMMER diabetes voorkomen: Is het succes afhankelijk van sociaaleconomische status?A.J. Bukman, Wageningen Unversiteit, WageningenG. Duijzer, Wageningen Universiteit, WageningenA. Haveman-Nies, Wageningen Universiteit, WageningenS.C. Jansen, GGD Noord- en Oost-Gelderland, WarnsveldJ. ter Beek, GGD Noord- en Oost-Gelderland, WarnsveldG.J. Hiddink, Wageningen Universiteit, WageningenE.J.M. Feskens, Wageningen Universiteit, Wageningen

Achtergrond en doelstellingVaak wordt gesuggereerd dat mensen met een lage soci-aaleconomische status (SES) moelijker te bereiken zijn met leefstijlinterventies. In deze studie is onderzocht welke rol SES heeft gehad in het succes van de SLIMMER diabetes preventie interventie. Daarbij is gekeken of er in SLIMMER verschillen waren tussen SES groepen in deelname, aanwezigheid, tevredenheid met de interventie, het volgen van de interventie-richtlijnen, drop-out en effectiviteit.Methode van het onderzoekSLIMMER was een gerandomiseerd onderzoek, gericht op volwassenen van 40 tot 70 jaar met een verhoogd risico op diabetes (N=316). Sociaaleconomische status van deelnemers werd bepaald aan de hand van de hoogst afgeronde opleiding. Opleidingsniveaus werden ingedeeld in twee categorieën: laag (lagere school, lager beroepsonderwijs en middelbaar alge-meen voortgezet beroepsonderwijs) en hoger. Voor effectiviteit is gekeken naar nuchtere insulinewaardes, HbA1c, gewicht, BMI en buikomvang.ResultatenTweeënvijftig procent van de SLIMMER deelnemers had een lage SES. Er waren geen verschillen in deelname tussen de lage en de hogere SES groep. Redenen om niet deel te nemen aan SLIMMER verschilden wel: voor mensen met een lage SES was

de belangrijkste reden om niet mee te doen ‘Geen interesse’ (32%) en voor mensen met een hogere SES was dat ‘Ik beweeg al voldoende’ (31%). Aanwezigheid bij interventieactiviteiten, tevredenheid met de interventie, het volgen van interventie-richtlijnen, drop-out en effectiviteit na 12 maanden waren vergelijkbaar tussen de lage en de hogere SES groep. Na 18 maanden bleek dat de lage SES groep iets betere resultaten had behouden voor insuline, HbA1c en buikomvang dan de hogere SES groep.Conclusie en aanbevelingenDit onderzoek laat zien dat deelname, aanwezigheid, tevredenheid, het volgen van interventierichtlijnen, drop-out en effectiviteit in de SLIMMER interventie in het algemeen onafhankelijk waren van SES. De SLIMMER interventie kan bijdragen aan het bevorderen van de gezondheid in zowel lage als hogere sociaaleconomische groepen.

SLIMMER diabetes voorkomen: ontrafelen van de effectiviteitN.R. den Braver, Wageningen Universiteit, WageningenE.W.M. de Vet, Wageningen Universiteit, WageningenG. Duijzer, Wageningen Universiteit, WageningenJ. ter Beek, GGD Noord- en Oost-Gelderland, WarnsveldS.C. Jansen, GGD Noord- en Oost-Gelderland, WarnsveldG.J. Hiddink, Wageningen Universiteit, WageningenE.J.M. Feskens, Wageningen Universiteit, WageningenA. Haveman-Nies, Wageningen Universiteit, Wageningen

Achtergrond en doelstellingHoewel effectieve leefstijlinterventies voor diabetespreventie bestaan, ontbreekt vaak het inzicht in de werkingsmechanis-men van, met name lange-termijn, interventies. SLIMMER is de eerste diabetespreventie interventie die effecten op zowel korte- als lange-termijn (na 12 en 18 maanden) bereikt in de Nederlandse dagelijkse praktijk. Het doel van de huidige studie is om inzicht te verkrijgen in de werkingsmechanismen van SLIMMER met behulp van formele mediatie-analyses.Aanpak van het onderzoekIn totaal zijn 239 deelnemers met een verhoogd diabetes-risico 18 maanden geanalyseerd. De primaire en secundaire uitkomsten waren verandering in nuchter insuline (pmol/L) en verandering in lichaamsgewicht (kg) na 18 maanden. Allereerst onderzochten wij of de significante verandering in deze uitkomsten werd gemedieerd door de verandering in voedings-gedrag en/of beweeggedrag. Vervolgens onderzochten wij of de verandering in voedings- en beweeggedrag werd gemedieerd door individuele gedragsdeterminanten en de opstelsom van deze determinanten, aangeduid met psychologisch profiel.ResultatenDe associatie tussen de interventie en verlaging van nuchter insuline werd voor 40% gemedieerd door voedings- en beweeg-gedrag samen, waarbij voedingsgedrag op zichzelf een signifi-cante mediator was (34%). De associatie met gewichtsverlies werd voor 20% gemedieerd door voedings- en beweeggedrag samen, waarbij beweeggedrag op zichzelf voor 17% medieerde. De interventie veranderde effectief de inname van fruit, vet uit broodbeleg en vezel uit brood. Verandering in fruitinname werd gemedieerd door actie controle (combinatie van bewustzijn, zelfcontrole en inzet), motivatie, eigen-effectiviteit, intentie en

Page 19: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 19

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

vaardigheden. Verandering in vetinname werd gemedieerd door actie controle en het psychologische profiel. Voor vezelinname konden geen mediatoren worden geïdentificeerd. Verandering in beweeggedrag werd gemedieerd door actie controle, motivatie en het psychologisch profiel.Conclusies en aanbevelingenHet effect van SLIMMER op nuchter insuline en gewicht wordt gemedieerd door zowel voedings- als beweeggedrag. Actie controle was een belangrijke mediator in het bereiken van verandering in leefstijlgedragingen. Deze bevindingen bieden belangrijke handvatten voor toekomstige interventies.

SLIMMER diabetes voorkomen: uitvoering in de praktijkJ. ter Beek, GGD Noord- en Oost-Gelderland, WarnsveldG. Duijzer, Wageningen Universiteit, WageningenA. Haveman-Nies, Wageningen Universiteit, WageningenS.C. Jansen, GGD Noord- en Oost-Gelderland, WarnsveldG.J. Hiddink, Wageningen Universiteit, Wageningen UniversiteitE.J.M. Feskens, Wageningen Universiteit, Wageningen

Achtergrond en doelstellingIn Nederland is diabetes type 2 één van de meest voorkomende ziekten. Diabetes type 2 kan worden voorkomen of uitgesteld door gezonder te leven. ‘SLIMMER diabetes voorkomen’ is een bewezen effectief leefstijlprogramma voor mensen met een hoog risico op diabetes type 2. SLIMMER wordt uitgevoerd door zowel zorgprofessionals als lokaal beweegaanbod en richt zich op mensen die nog niet ziek zijn (geïndiceerde preventie). Dit maakt uitvoering en financiering lastig. Hoe kunnen we SLIMMER uitvoeren en financieren in de praktijk?Aanpak projectSamen met betrokken professionals uit het veld en geïnteres-seerde gemeenten is gekeken hoe we SLIMMER zouden kunnen voortzetten, zonder de eerder beschikbare subsidies. Zorgver-zekeraars gaven aan op dit moment te weinig mogelijkheden te hebben om een dergelijk leefstijlprogramma te bekostigen. Vanuit enkele gemeenten bleef er belangstelling om met be-hulp van SLIMMER uitvoering te geven aan diabetespreventie, opgenomen in hun lokaal gezondheidsbeleid. Hiervoor waren enkele aanpassingen noodzakelijk.Resultaten/opbrengstenDit najaar zijn drie gemeenten in de Achterhoek gestart met SLIMMER: Doetinchem, Montferland en Aalten. GGD Noord- en Oost- Gelderland coördineert het project en voert een bijbehorend onderzoek uit. In elke gemeente kunnen dertig deelnemers meedoen, geworven via in totaal elf betrokken huisartsen. De gemeenten betalen de uitvoering van SLIMMER, elk vanuit een andere financieringsbron. Daarnaast draagt indirect de zorgverzekeraar bij en de deelnemer zelf via de aanspraak op dieetvergoeding uit het basispakket.Conclusies en aanbevelingenDe uitvoering van SLIMMER in de praktijk is mogelijk. Ge-ïnteresseerde gemeenten hebben zelf financiering gevonden voor de uitvoering. Door met meerdere gemeenten tegelijk te starten kunnen bepaalde kosten gedeeld worden (coördinatie, onderzoek). Daarnaast blijft aandacht voor een bijbehorende evaluatie belangrijk om de aangebrachte wijzigingen en het effect daarvan op de resultaten te blijven monitoren. Ook blijft

aandacht voor het vinden van structurele financiering vanuit zowel de zorgverzekeraar als gemeente belangrijk.

SESSIE: 1.6

De Tools-roadshow integraal werken op lokaal en regionaal niveauI. Storm, RIVM, BilthovenA. Acda, Pharos, UtrechtL. Sterrenberg, Platform31, ‹s-GravenhageL. Leijen, RIVM, BilthovenA. Koornstra, GGD GHOR NL, Utrecht

InhoudComplexe gezondheidsvraagstukken worden in de publieke gezondheidszorg lokaal en regionaal steeds vaker aangepakt via integraal beleid en samenwerkingsverbanden. Integraal werken wordt steeds belangrijker omdat diverse sectoren en partijen binnen en buiten de volksgezondheid (zoals publieke gezondheid, sociale domein en fysieke domein) overlappende taken of doelen hebben. Denk aan thema’s als gezond gewicht, gezond participeren, gezonde inrichting van leefomgeving of aanpak van gezondheidsachterstanden.Degenen die integrale beleids- of samenwerkingsprocessen vormgeven, hebben vaak vragen als: hoe krijg ik draagvlak, hoe maak ik goede beleidskeuzes en hoe werk ik samen met een andere sector? Er is een keuzepakket met 21 tools voor integraal werken samengesteld die hierbij kunnen helpen. Voorbeelden zijn meetinstrumenten, methodieken, checklists, werkvormen, et cetera. Met dit keuzepakket kunnen onderzoe-kers, beleidsmakers en professionals tools vinden om kennis te genereren over integraal werken en daar handelingsper-spectieven bij te hebben. De praktijk heeft ook behoefte aan ondersteunende tools, maar de onbekendheid met tools of de verwachting dat het ingewikkeld is maakt dat beschikbare tools (nog) onvoldoende benut worden. In deze tools-roadshow kunnen deelnemers kennis maken met de 21 tools en op een interactieve manier aan de slag met enkele tools.Het keuzepakket is tot stand gekomen met partners die nauw betrokken zijn bij het veld (Pharos, Platform31, GGDGHOR NL, CGL) en negen onderzoeksgroepen uit het consortium instru-ments for integrated action (i4i) en gefinancierd door ZonMw.Opzet workshopInleiding (10 min)• Toelichtingopkeuzepakkettoolsvoorintegraalwerken• UitlegTools­roadshowGroepen (45 min)• Tools­roadshowintegraalwerkenonderleidingvandeskun-

digen• Deelnemerskunnentijdensdetools­roadshowinteractief

aan de slag met tools. Een deskundige laat deelnemers zien hoe de tool werkt, geeft er uitleg over en vult het ook samen met de deelnemers in.

• Deelnemerskunnenpaarkeerdoordraaienenkennismakenmet meerdere tools

• Plenair(15 min)• Discussieoverdeervaringenmetdetools

Page 20: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 20

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

SESSIE: 1.7

Burgerparticipatie: jouw daverend succes in het coververhaal van de NRCM.J. van Rooy, ZonMw, Den HaagM. Janssens, gemeente Valkenburg, ValkenburgM. de Leeuwe, Gemeente Rotterdam, RotterdamD. Smilde, Pallas, health research and consultancy B.V., Rotterdam

InhoudBurgers weten zelf wat goed voor hen is. De uitdaging voor ge-meenten is samen met burgers plannen te maken en burgerini-tiatieven te omarmen. In deze workshop gaat u in gesprek met de medewerkers van de gemeente Valkenburg (ZonMw-project Buurtkracht) en de gemeente Rotterdam (ZonMw-project Even Buurten) die al sinds een aantal jaren met veel succes burger-participatie in hun gemeente hebben vorm gegeven.In de gemeente Valkenburg staat de zelfsturing van de burger centraal. De gemeente zet een stapje terug en de burger neemt en krijgt eigen verantwoordelijkheid voor zijn eigen kwaliteit van leven en leefomgeving. De GGD Zuid Limburg en de gemeenten Valkenburg stonden samen aan de wieg van het project Buurtkracht waarin door burgers voor burgers gezond-heidsactiviteiten en initiatieven zijn ontwikkeld als antwoord op wat de burgers zelf willen.In 12 wijken voert de gemeente Rotterdam voor en door de buurt het project Even Buurten uit om ouderen in Rotterdam langer zelfstandig te laten wonen. Even Buurten bekijkt met de ouderen waar zij behoefte aan hebben om vervolgens samen met buurtbewoners passende ondersteuning te bieden. Als er professionele hulp nodig is komen de andere wijkteamwerkers in beeld. Het gemeenteproject Even Buurten ontving in 2015 een ZonMw-parel omdat het de sociale samenhang in de wijk bevordert.Opzet workshopHet doel: Vertegenwoordigers van gemeenten en gezond-heidsprofessionals bespreken met elkaar het waarom en hoe van burgerparticipatie in hun gemeenten. De verschillende ervaringen en aanpak van Valkenburg en Rotterdam worden verbonden aan de vraagstukken en ervaringen van de deelne-mers.Vormgeving: Deelnemers worden verleid en uitgedaagd om met elkaar het achterliggende probleem, de betrokken stakehol-ders met hun urgentie en aanpak van burgerparticipatie in hun gemeenten te benoemen. Uiteindelijk benoemen zij de ingrediënten van hun daverend succesvolle aanpak voor een coververhaal van de NRC.

SESSIE: 1.8

Buurtgerichte beweegprogramma’s: veelbelovend voor activeren van sociaal kwetsbare groepen, maar hoe zit het met evaluatie?M.C. Herens, Wageningen Universiteit, Health and Society, WageningenA. Wagemakers, Wageningen Universiteit, Health and Society, WageningenJ. van Ophem, Wageningen Universiteit, Economics of Consu-mers and Households, WageningenL. Vaandrager, Wageningen Universiteit, Health and Society, WageningenM. Koelen, Wageningen, Health and Society, Wageningen

Achtergrond en doelstellingSociaal kwetsbare groepen zijn minder actief in sport en bewegen dan andere maatschappelijke groepen in Nederland. Om deze verschillen in gezondheid gerelateerd gedrag aan te pakken, richt het Nederlands beleid zich op buurtgerichte beweegprogramma’s (BBPs). Evaluatie van BBPs gericht op sociaal kwetsbare groepen vraagt echter om maatwerk.In deze workshop maakt u kennis met de aanpak en op-brengsten van een evaluatieonderzoek naar BBPs in zeven gemeenten. Onze bevindingen geven een rijk inzicht in wat maakt dat BBPs werken en hoe ze bijdragen aan het in beweging houden van sociaal kwetsbare groepen. Naast dit soort practice-informed theorising (sociaal constructivistisch) geeft het evaluatieonderzoek inzicht in de effectiviteit van BBPs (positivistisch). De kernvraag is hoe in wetenschap, beleid en praktijk gehandeld kan worden op basis van deze kennis.AanpakDoel is om op basis van kennis en ervaring van deelnemers te reflecteren op vormen van evaluatieonderzoek die aansluiten bij programma’s voor kwetsbare doelgroepen. Na een intro-ductie van het evaluatieonderzoek naar BBPs, met aandacht voor de effectiviteit van BBPs, de rol van groepsdynamische processen en de mechanismen en contextuele factoren die uitkomsten verklaren, gaan we in subgroepen in op de volgende vragen:• Welkeuitdagingenvoorwetenschap,beleidenpraktijk

brengt de zoektocht naar practice-informed theorising met zich mee?

• Welkeindicatorendoenertoein,enwelkemethodenentechnieken sluiten hier op aan?

• Watbetekentdatvooriedersrolindecontextvanheteigenwerk (beleid, praktijk, wetenschap?

Resultaten/opbrengstenVia een plenaire synthese komen we tot aanbevelingen voor onderzoek, beleid en praktijk rond het thema: onderzoek naar wat werkt voor wie, onder welke omstandigheden en waarom?Conclusie(s) en aanbevelingenDe uitkomsten zijn relevant voor de doorlopende dialoog in Nederland over nut en noodzaak van evidence-based werken in relatie tot wat maakt dat iets werkt in de praktijk.

Page 21: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 21

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

SESSIE: 1.9

Werelden verbinden in de wijk? Tips and trics vanuit de methode ‘data-dialoog-doen’!J.M.C. Heideman, Cooperatieve Basiszorg in de Buurt, UtrechtA.S. Joustra, Robuust, EindhovenC.W.M. Neeleman-van der Steen, ROS Caransscoop, Beekbergen

InhoudGoede informatie kan worden ingezet om een uitgangssituatie in kaart te brengen, prioriteiten te stellen, inzichten aan te scherpen een visie te verdiepen of ingezet beleid te monitoren. De kunst is om juist die informatie boven tafel te krijgen op basis waarvan besluiten kunnen worden genomen voor de verbinding van gezondheid, zorg en welzijn. Goede informatie vormt de basis voor de dialoog waarin diverse sleutelfiguren in interactieve sessies met elkaar in gesprek gaan om uiteindelijk te komen tot een gezamenlijk gedragen plan. Daarna gaat men aan de slag. Het uitvoeren van plannen of het implementeren van interventies vergt een gedegen aanpak. Er spelen vaak diverse (tegenstrijdige) belangen, voldoende draagvlak moet worden gerealiseerd, het proces moet bewaakt en gestuurd worden en steeds vaker komt een gedegen verantwoording aan de orde waarvoor ook specifieke expertise noodzakelijk is. Geen makkelijke opgave. Daarom geven wij u in deze workshop een kijkje in de wereld van ervaren adviseurs die dagelijks ondersteunen bij het bewerkstelligen van veranderingen in de wijk op basis van het principe data-dialoog-doen. U zit met hen aan tafel en krijgt de gelegenheid om ervaringen uit te wisselen en uw vragen voor te leggen.OpzetNa een korte inleiding door de auteur en co-auteur over 1.) het principe van ‘data-dialoog-doen’ en 2.) het toelichten van een aantal succesvolle trajecten waarin middels deze methode mooie veranderingen in de wijk tot stand zijn gekomen, gaan de deelnemers uiteen in maximaal 5 groepen. De groepen worden samengesteld op basis van achtergrond. Te denken valt aan overheden, burgers/patienten, zorgverleners, actoren in sociaal domein/welzijn etc. De groepen wisselen onder leiding van een ervaren adviseur vragen en ervaringen uit om zo een gevoel te krijgen bij het principe van ‘data-dialoog-doen’. Hierbij put de adviseur uit de ervaringen die zijn opgedaan in trajecten die hij/zij eerder begeleid heeft.

SESSIE: 1.10

Het nieuwe sociale domein: welke samenwerkingsverbanden en positie moet de JGZ hebben?M. Westerlaken, GGD Regio Utrecht, ZeistN. van der Velden, iResearch, Berg en DalG. Zeinstra, iResearch, Berg en Dal

AanleidingHet is een landelijke beweging om de jeugdgezondheidszorg (JGZ) voor 0-4-jarigen en 4-18-jarigen te integreren. GGD regio Utrecht is hiervoor een landelijke voorloper doordat zij niet alleen de JGZ bij één organisatie belegd hebben, maar tevens zijn gaan werken met een wijkgerichte aanpak (0-12) en een schoolgerichte aanpak (12-18). De integrale JGZ is geëvalueerd om te achterhalen wat de opbrengsten zijn en waar leer- en verbeterpunten liggen voor andere gemeenten. Het integratie-proces liep gelijktijdig met de drie decentralisaties, waardoor het evaluatie onderzoek tevens aanleiding gaf om ook te achterhalen welke ideeën gemeenten, ketenpartners en JGZ-medewerkers over de positionering en samenwerking van de JGZ hebben. Uit het onderzoek blijkt dat zowel de gemeenten als de GGD hier nog zoekende naar zijn. Er liggen uitdagingen om de JGZ zichtbaarder te maken en beter te positioneren in het sociaal domein. Tijdens de workshop gaan we hiermee aan de slag.De doelstelling van de workshop is om de positie en de samen-werkingsverbanden van de JGZ in het nieuwe sociale domein onder de aandacht te brengen en ideeën uit te wisselen om deze te verbeteren.OpzetDe workshop begint met een korte presentatie van het evaluatieonderzoek. Vervolgens wordt er door middel van twee pitches een inkijkje gegeven in de praktijk door Monique Westerlaken, regiomanager JGZ in Utrecht-West en Fleur Imming, wethouder zorg, wonen en wijkvoorzieningen in de Gemeente Amersfoort.Vervolgens vindt een simulatiespel plaats. De deelnemers gaan in groepjes uiteen om zich in te leven in hun rol als gemeenten, GGD, wijkteams, 1e lijnsprofessionals en onderwijs. Ze gaan aan de slag met een aantal vragen t.a.v. de positionering en samenwerking van de JGZ. Wat heb je nodig van je keten-partners? Welke bevorderende en belemmerende factoren worden geconstateerd? Tot slot worden de bevindingen plenair besproken.OpbrengstDe deelnemers krijgen inzicht in- en inspireren elkaar tot een goede samenwerking en positionering van de JGZ in het nieuwe sociale domein. Zij kunnen dit na afloop vertalen naar de eigen regio.

Page 22: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 22

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

SESSIE: 1.11

Hoe realiseer je een verbinding tussen de zorg-, sport- en beweegsector?E. Smit, Academische werkplaats AMPHI, Radboudumc, NijmegenK.E.F. Leenaars, Wageningen University & Research Centre, WageningenM.A.E. Wagemakers, Wageningen University & Research Centre, WageningenG.R.M. Molleman, Academische werkplaats AMPHI, Radboudumc, NijmegenM.A. Koelen, Wageningen University & Research Centre, WageningenJ. van der Velden, Academische werkplaats AMPHI, Radboudumc, Nijmegen

InhoudSinds 2013 zijn buurtsportcoaches aangesteld om de eer-stelijnszorg te verbinden met de sport- en beweegsector en mensen te stimuleren meer te gaan bewegen. Uit interviews met 15 buurtsportcoaches over hun rol in het verbinden van zorg, sport en bewegen blijkt dat het realiseren van structurele samenwerking lastig is, met name door geringe betrokkenheid van de eerstelijnszorg en een gebrek aan geschikt beweegaan-bod voor de doelgroep. Voor oplossingen en verbeteringen, is het belangrijk te weten hoe zorg- en sportprofessionals hun taakopvatting zien in deze verbinding en welke belemmerende en bevorderende factoren zij ervaren. Door de deelname van 168 zorg- en sportprofessionals aan een Delphi-studie en 9 focusgroepgesprekken in verschillende wijken onder zorg- en sportprofessionals is hierin een eerste inzicht verkregen. Betrokken professionals waren huisartsen, praktijkonder-steuners, sociale wijkteams, diëtisten, fysiotherapeuten, GGD-medewerkers, welzijnsmedewerkers, sportverenigingen, beweeggroepen en buurtsportcoaches.Aanpak1. Korte presentatie over het doel van de verbinding tussen de

zorg-, sport- en beweegsector en hoe de buurtsportcoach hier invulling aan geeft.

2. Deelnemers bespreken in groepen op welke wijze zorg- en sportprofessionals bij kunnen dragen aan de verbinding tussen zorg, sport en bewegen.

3. Presentatie over de taakopvatting van zorg- en sportprofes-sionals in de verbinding tussen zorg, sport en bewegen, en bevorderende en belemmerende factoren in deze verbinding.

4. Deelnemers bediscussiëren in groepen hoe barrières weggenomen kunnen worden en kansen gegrepen kunnen worden om de verbinding tussen zorg, sport en bewegen te optimaliseren.

5. Plenaire terugkoppeling.DoelHet doel van deze workshop is om deelnemers hun blik te laten verruimen ten aanzien van de verbinding tussen zorg, sport en bewegen en suggesties te verzamelen hoe deze geoptima-liseerd kan worden. De discussies leveren waardevolle input voor verdere kennisontwikkeling rondom de verbinding tussen zorg, sport en bewegen ten behoeve van het actieonderzoek naar de rol van de buurtsportcoach in deze verbinding.

SESSIE: 1.12

Transformatie-experiment: van systeemwereld naar leefwe-reld; gedeeld eigenaarschap van gezondheidsbevordering met burgersN.T.W.M. Albertz, GGD Gelderland Zuid, NijmegenS.M.R.L. Vosbeek, GGD Gelderland Zuid, Nijmegen

Achtergrond & doelstellingTweeledig:1) In onze integrale aanpak valpreventie (regio Nijmegen e.o.)

is een van de belangrijkste uitdagingen het bereiken van de doelgroep. Professionals lijken méér eigenaar van het valprobleem dan senioren zélf.

In gesprekken met senioren hierover gaven zijn aan: • Hetprobleemwordtdoorprofessionalsteserieusge-

bracht; het moet ludieker. • Filmpjeszoudenhierbijkunnenhelpen.2) In de huidige transitie staan wij als GGD medewerkers voor

een uitdaging om te transformeren. Maar hoe doen we dat? Termen als systeem- en leefwereld vliegen ons om de oren: maar wat betekent dat voor ons?

Het idee is ontstaan om een experiment aan te gaan waarbij tranformatie, systeem/leefwereld op een praktische wijze worden onderzocht.Aanpak & methodeProfessionals benaderen ouderen met de vraag om zelf een filmpje te maken. Een minimaal kader wordt hierbij aangereikt: het probleem en een of meerdere oplossingen t.a.v. vallen moeten in beeld worden gebracht middels foto/film. Max. de duur van een liedje. Geen gesproken tekst.De professionals faciliteren daar waar nodig, maar proberen géén inhoudelijke input te geven m.b.t. beeld/script.Tijdens het proces om tot deze filmpjes te komen onderzoeken de professionals (bij zichzelf) het proces van systeem- naar leefwereld: wat is lastig; wat kom ik tegen; wat levert dit mij op; hoe is het voor de ouderen om deze andere/nieuwe wijze bejegend te worden; is er een verschuiving van eigenaarschap?Resultaten & opdrachtenNiet de filmpjes zijn het resultaat van dit proces, maar de beschrijving van het bovenstaande proces.Wij reflecteren o.a. aan de hand van het boek ‘wijsheid in pacht’ (2014) van Anne Pastors en de theorie U van Otto Scharmer.Conclusies & aanbevelingenHet proces loopt op dit moment, conclusies & aanbevelingen worden als landelijke primeur tijdens het congres gebracht.

Bewoners aan het woord over gezondheid in de wijk Voorstad, DeventerM.A.J.G. de Jong, GGD IJsselland, ZwolleG. van Ginkel, 4Society, Deventer

Achtergrond en doelstellingDe gemeente Deventer zet met het netwerk ‘Gezond in Deventer’ in op versterking van preventie- activiteiten en streeft daarbij naar een samenhangende, integrale aanpak. Vanuit een gedeelde visie op (positieve) gezondheid en gezamenlijke

Page 23: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 23

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

doelstellingen om gezondheidsverschillen te verkleinen, focus-sen de partijen energie en bundelen ze deskundigheid.Met subsidie van Fonds NutsOhra is in 2015 gestart met een gebiedsgerichte aanpak in de wijk Voorstad. Het doel van de eerste fase is een beeld krijgen van wat bewoners vinden van gezondheid en wat er nodig is om gezonder te leven. En gezamenlijk te komen tot een plan van aanpak voor de komende jaren.Aanpak/methodeDe aanpak kent 2 fasen. Fase 1 (sept 2015-feb 2016) is de verkenning waarin de wijk in beeld wordt gebracht via interactie en dialoog met bewoners en professionals.Met 7 verschillende groepen bewoners zijn 14 focusgroep gesprekken gevoerd, 33 professionals en sleutelfiguren zijn geïnterviewd en er is een wijknetwerk bijeenkomst rondom het thema ‘gezondheid’ gehouden.Kwantitatieve informatie over gezondheid in de wijk en haar buurten is afkomstig van het bewonersonderzoek van de gemeente en de gezondheidsmonitoren van de GGD.Resultaten/opbrengstenDe verkenning levert een ‘Startfoto’ op en een gedragen plan, waarin bestaande burgerinitiatieven en nieuwe ideeën van bewoners een belangrijke plaats innemen. Als antwoord op de vraag wat gezondheid voor bewoners betekent, zijn ‘rust en ontspanning’, ‘samen’, ‘kinderen & opvoeding’, ‘tijd en aandacht voor jezelf’ en ‘bewegen’ veelgenoemde thema’s.Conclusie(s) en aanbevelingenDe groepsgesprekken leverden veel informatie op. Bewoners waren ook duidelijk over de aanpak: “Geen projecten meer, want die houden weer op’.In fase 2, de uitvoering van het programma zal veel aandacht uit moeten gaan naar eigenaarschap bij bewoners, verbinden en ondersteunen van bestaande initiatieven en ruimte om te experimenteren.

Participatie in gezondheidsbevordering: een overzicht en illustratie van beweegredenenJ. Harting, AMC Universiteit van Amsterdam, AmsterdamB.X. Fienieg, AMC Universiteit van Amsterdam, AmsterdamM.I. Ungureanu, Babes̨-Bolyai University & Iuliu Hat̨ieganu University of Medicine and Pharmacy, onbekendK. Stronks, AMC Universiteit van Amsterdam, Amsterdam

AchtergrondParticipatie is een belangrijk principe in gezondheidsbevorde-ring, maar in praktijk blijven de beweegredenen voor partici-patie vaak impliciet. Daardoor hebben de betrokkenen vaak uiteenlopende ideeën over doelstellingen en methoden, wat de realisatie en evaluatie van participatie kan bemoeilijken. Wij presenteren een geïllustreerd overzicht van beweegredenen voor participatie, waarmee we de praktijk van, en het onder-zoek naar participatie in gezondheidsbevordering beogen te versterken.MethodeWe voerden een kritisch literatuuronderzoek uit naar typologieën van beweegredenen voor participatie. Via aan inhoudsanalyse van de gevonden typologieën kwamen we tot een herordening van typen beweegredenen. Uit onze eigen pro-

fessionele en onderzoekspraktijk selecteerden we doelgericht Roemeense en Nederlandse voorbeelden om de manifestatie van de verschillende beweegredenen in gezondheidsbevorde-ring te illustreren.ResultatenWe identificeerden vier typen beweegredenen. Twee typen komen voort uit morele principes. Het eerste principe bena-drukt participatie als basisrecht, terwijl het tweede principe participatie beschouwt als empowerment. In de twee andere typen staat de notie van opbrengt centraal. Het ene ziet parti-cipatie als een belangrijke bron van kennis, terwijl het andere participatie beschouwt als een instrument voor acceptabel, effectief en efficiënt overheidsbeleid. Van belang is dat elk type beweegredenen vraagt om een eigensoortige betrokkenheid van soms heel andere groepen burgers. Onze voorbeelden laten zien dat verschillende beweegredenen vaak tegelijkertijd bestaan en dat beweegredenen zich kunnen ontwikkelen in de loop der tijd. Ook illustreren ze hoe het expliciteren van beweegredenen een vastgelopen participatie-initiatief weer in beweging krijgen kan.ConclusieHet overzicht van beweegredenen biedt een theoretische on-derbouwing voor het ontwerpen en evalueren van participatie in gezondheidsbevordering. Het expliciet maken van beweeg-redenen kan behulpzaam zijn bij het selecteren van passende methoden en het formuleren van realistische doelstellingen. Op die manier kan het overzicht ook de kwaliteit van het aanpalende evaluatieonderzoek verbeteren.

Van onderzoeksprogramma tot implementatie van onderzoeks-resultaten: de rol van de Q-koorts-patiëntJ.I.G. Zeilmaker, Stichting Q-support, ’s-HertogenboschC. Wijkmans, GGD Hart voor Brabant, ’s-Hertogenbosch

Achtergrond en doelstellingQ-support is een jonge organisatie die onder meer onderzoek naar Q-koorts ondersteunt. Daartoe moest een call worden uitgezet en onderzoekaanvragen worden beoordeeld. Er was echter niets; geen procedure en geen beoordelingscriteria. Het proces is ingericht en Q-koorts patiënten zijn daar van meet af aan bij betrokken. Met als doel dat wetenschappelijk onder-zoek naar Q-koorts beter aansluit bij de wensen en behoeften van de patiënt. Het is bovendien een mooie uitdaging om de onderzoeker beter inzicht te geven in wat de patiënt precies wil en andersom; de patiënt een beter inzicht te geven in de wereld van onderzoek.Aanpak van het projectVia focusgroepen met patiënten is opgehaald welke vragen zij met wetenschappelijk onderzoek beantwoord willen hebben. Deze informatie en een analyse van witte vlekken is omgezet naar vier doelstellingen: het onderzoeksprogramma.Aan patiënten is vervolgens gevraagd de onderzoekaanvragen te beoordelen op relevantiecriteria. Vertegenwoordigers van de patiënten deden dit op basis van de criteria zoals vooraf vastgelegd en bekend gemaakt in het onderzoeksprogramma. Op de gezamenlijke beoordelingsdag heeft elke patiëntbeoor-delaar per criterium zijn of haar beoordeling gegeven en was er gelegenheid elkaar verhelderende vragen te stellen. Waren

Page 24: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 24

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

er nog onduidelijkheden dan was dit input voor aanvullende vragen gericht aan de aanvragers.ResultatenDe patiënten concludeerden dat bij geen van de aanvragen het doel van het onderzoeksvoorstel concreet beschreven was. Een terugkerende vraag was, “wat levert het onderzoek concreet op voor de patiënt?” Projectleiders is daarom gevraagd om in maximaal een half A4 in begrijpelijke taal dit uit te leggen aan de patiënten.Conclusie(s) en aanbevelingenOpvallend is de discrepantie tussen hetgeen onderzoekers voor ogen hebben met wetenschappelijk onderzoek en wat patiënten daadwerkelijk willen. Bij stichting Q-support is een unieke procedure neergezet met als resultaat de financiering van 8 onderzoeken. Graag willen wij onze ervaringen delen met anderen.

SESSIE: 1.13

Routekeuze van kinderen tijdens actief transport naar school: vergelijking tussen afgelegde route en kortste routeD. Dessing, TNO, Leiden

AchtergrondActief transport naar school levert een belangrijke bijdrage aan de hoeveelheid lichaamsbeweging van kinderen. Op welke wijze kinderen naar school gaan, hangt samen met kenmerken van de gebouwde omgeving. Deze studie onderzoekt met een innovatieve methode welke kenmerken van de gebouwde om-geving bevorderend of belemmerend zijn voor de routekeuze van kinderen tijdens actief transport naar school.MethodenKinderen (n=184; 86 jongens, 98 meisjes; leeftijdscategorie: 8-12 jaar) van zeven scholen in verschillende gemeenten in Nederland namen deel aan het onderzoek. De wandel- en fietsroutes tussen huis en school werden tussen april-juli 2014 gemeten met behulp van een GPS-apparaat dat kinderen droegen gedurende een gehele schoolweek. Routekenmerken van zowel de werkelijke als de kortste route tussen huis en school werden bepaald met een buffer van 25 meter en verdeeld in vier categorieën (Landgebruik, Esthetiek, Verkeer en Type straat). Met behulp van conditionele logistische regres-sie modellen zijn de kenmerken van de kortste en werkelijke wandel- en fietsroutes uitgevoerd.ResultatenDe gemiddelde afstand van de werkelijke wandelroutes was 462,1 ± 360,5 meter, terwijl fietsroutes gemiddeld 894,4 ± 891,1 meter lang waren. Werkelijk afgelegde routes waren niet significant langer dan kortst mogelijke routes, maar verschilden wel op kenmerken langs de route. Op weg naar school maakten de kinderen vooral gebruik van straten gelegen in woonwijken (> 80% van de route). Straten die liggen langs water kwamen vaker voor op afgelegde routes ten opzichte van kortste routes. Verkeerslichten waren de enige verkeersmaatregelen die positief geassocieerd bleken met routekeuze tijdens actief transport. Aan de andere kant waren zebrapaden minder vaak aanwezig langs de werkelijke routes (wandelroute: OR = 0,17,

CI = 0,05-0,58; fietsroute: OR = 0,31, CI = 0,14-0,67). Straten waar veel ongevallen gebeuren werden minder vaak gebruikt tijdens het fietsen naar school (OR = 0,57, CI = 0,43-0,76).DiscussieDeze studie gebruikte een nieuwe benadering voor het analy-seren van routekenmerken tijdens actief transport naar school. Uit de resultaten kan geconcludeerd worden dat kinderen drukke wegen lijken te vermijden als ze lopend of fietsend op weg naar school komen.

Onwijs Fit! binnen JOGG Helmond. Fittesten en PGO’s basis voor Gezonde schoolaanpak!K.F.J. Spijkers-Seevens, GGD Brabant-Zuidoost, EindhovenA.E. Collart, Stichting Jibb, HelmondA. van der Windt-den Toom, GGD Brabant-Zuidoost, EindhovenA.M.I. Verbeet-van der Pluijm, Basisschool de Westwijzer, Helmond

Achtergrond en doelstellingOnwijs Fit! is in Helmond onderdeel van een brede JOGG-aanpak. Deze aanpak wordt gecoördineerd door de Stichting Jong Helmond Lekker Gezond (JHLG). JHLG is een unieke alliantie van Helmondse bedrijven uit de voedingsindustrie, de zorg, het onderwijs en de sport. Eén van de speerpunten van de stichting is ‘Gezond basisonderwijs’. Hiervoor wordt Onwijs Fit! ingezet. Het doel van Onwijs Fit! is ervoor zorgen dat leerlingen uit groep 2 t/m 8, hun ouders en het schoolteam meer inzicht krijgen in de gezondheid en het beweeggedrag van het individuele kind en alle kinderen samen.AanpakOnwijs Fit! wordt uitgevoerd volgens een stappenplan. Een combinatiefunctionaris voert de fittesten uit en verwerkt deze in het BeweegABC. GGD jeugdgezondheidszorg bespreekt de resultaten op individueel niveau tijdens het gezondheidsonder-zoek (PGO groep 2 en 7). JGZ roept ook alle risicokinderen uit de tussenliggende groepen op en en bespreekt alle resultaten (groep 2 t/m 8) gezamenlijk met de schooldirectie. De GGD gezondheidsbevorderaar begeleidt de school vervolgens bij het verwezenlijken van schoolgezondheidsbeleid en het behalen van het vignet Gezonde school.Resultaten• Voordecombinatiefunctionarisvormendeuitslagenvande

fittesten de basis voor vervolgactiviteiten (tijdens gymles, naschools en in de wijk);

• JGZkannogbeterrisicokinderenopsporen,ookindegroe-pen 3 t/m 6 en 8. Tevens is het bespreken van (eventueel) overgewicht gemakkelijker;

• VoordeGB­erzijndetestuitslagenhetvetrekpuntomaanschoolgezondheidsbeleid te werken;

• VoordeStichtingJHLGisOnwijsFit!debasisvooreenGezonde schoolaanpak.

Conclusie(s) en aanbevelingenDoor de fittesten is meer zicht gekomen op de fitheid en de motoriek van de kinderen. Daardoor komt de focus nog sterker te liggen op risicogericht werken. In Helmond wordt Onwijs Fit! uitgevoerd op 6 basisscholen. Vier hiervan zijn Gezonde school. Op basisschool de Westwijzer is het overgewicht gedaald van 31% naar 23%.

Page 25: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 25

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

Haagse pilot Aegon Breakfast Club, van ontbijtverzorging tot gezonde ontbijtgewoonte voor ouder en kindI.M. van der Meer, GGD Haaglanden, ’s-GravenhageI.M. Winter, Zebra Welzijn, ’s-GravenhageC.A. Bindraban, GGD Haaglanden, ’s-GravenhageT.S.G.H. Rodhouse, Aegon N.V., ’s-Gravenhage

Ontbijten is geassocieerd met betere nutriëntinname, gezonder lichaamsgewicht, minder verzuim en betere schoolprestaties. In de Haagse Schilderswijk ontbijten weinig kinderen. Inwoners van deze wijk hebben relatief vaak overgewicht. Door langere tijd ontbijten te verzorgen in gezinnen is ingezet op gewoonte-gedrag, waarbij het gehele gezin bereikt wordt. Een basisschool faciliteerde de werving van gezinnen. Voor Welzijn bood de pilot de mogelijkheid met ouders samen te werken in de thuis-situatie. Aegon financierde de pilot, in navolging van de Aegon Breakfast Club op basisscholen in Edinburgh.Tien gezinnen kregen 17 weken, twee keer per week, voor schooltijd een student op bezoek die een gezond ontbijt ver-zorgde, en ingrediënten meenam voor ontbijten op de andere schooldagen. Tevens waren er vier ouderbijeenkomsten. Via mondelinge interviews werden de ouders voor, vlak na en 4 maanden na de pilot vragen gesteld over o.a. frequentie ontbijten, kennis, intentie, tevredenheid en verbeterpunten. Bezoekende studenten stelden per gezinslid doelen op en observeerden of deze werden behaald.Tien gezinnen deden de gehele pilot mee: 17 volwassenen en 23 kinderen. Meest genoemde reden om niet te ontbijten was gebrek aan tijd. Vier maanden na de pilot ontbeten zeven gezinnen (ouder én kinderen) tenminste vijf dagen/week. De meest gestelde individuele doelen waren meer eten (7x), en mee ontbijten (5x). Vaders ontbeten niet mee; moeders ervaren meer energie, minder trek in tussendoortjes, en vonden het gezamenlijk ontbijt gezellig en rust geven in het gezin. Door studenten geïntroduceerde producten werden na de pilot nog gebruikt. Een aantal ouders vroeg tevens hulp en advies op persoonlijke ontwikkeling, opvoedingsondersteuning of activiteitenaanbod in de wijk, of kwamen op vrijwilligerswerk, schuldhulpverlening of training. Verbeterpunten liggen op het vlak van studenten (welke opleiding, vast gezicht) en tijds-investering.Langdurige en regelmatige verzorging van een ontbijt in de thuissituatie lijkt een positief effect te hebben op ontbijtgedrag en participatie.

Gezondheid en leefstijl van adolescenten op praktijk- en speciaal onderwijs, vergeleken met regulier onderwijs (Jeugdmonitor)M. van der Star, GGD Gelderland-Zuid, NijmegenA. Ton, GGD Gelderland-Zuid, NijmegenK.S. Broecks, Pro College, Nijmegen

AchtergrondSinds 2003 wordt door de GGD’en in Gelderland, elke vier jaar, een jongerenonderzoek uitgevoerd bij scholen voor regulier voortgezet onderwijs. Inmiddels heeft het onderzoek zich ontwikkeld tot de Landelijke Jeugdmonitor (co-productie GGD’en en RIVM).

De scholen voor praktijkonderwijs (PRO) en speciaal onderwijs (VSO) konden niet meedoen met het onderzoek omdat de vragenlijst voor deze doelgroep te moeilijk was. In 2012 is door GGD Rotterdam-Rijnmond voor deze doelgroep een aangepaste verkorte en vereenvoudigde vragenlijst ontwikkeld. In 2013 heeft GGD Gelderland-Zuid deze PRO/VSO-vragenlijst als pilot toegepast bij een school. Dit leverde zoveel bruikbare infor-matie op, dat de GGD besloot om in 2015, naast het regulier onderwijs, ook de PRO en VSO-scholen mee te laten doen met de Jeugdmonitor.MethodeIn 2014/2015 zijn landelijk de reguliere standaardvraagstellin-gen herzien. Daarop heeft GGD Gelderland-Zuid de PRO/VSO-vragenlijst aangepast. De vragenlijst bevat een beperkt aantal onderwerpen, maar is op deze onderwerpen goed vergelijkbaar met de uitkomsten van het regulier voortgezet onderwijs.De vragenlijsten zijn afgenomen op school, begeleid door een docent. Voor het regulier onderwijs was er een duidelijk protocol voor de afname. In het PRO/VSO is meer ruimte gegeven om de afname aan te passen aan de mogelijkheden en capaciteiten van de leerlingen.ResultatenDe onderzoeksgroep betreft ongeveer 11.000 jongeren (10.500 regulier en 500 PRO/VSO). De dataverzameling is in december 2015 afgerond. Tijdens de presentatie zal ingegaan worden op vergelijking van uitkomsten tussen de schooltypen. Tussen-tijdse resultaten laten in ieder geval duidelijke verschillen zien wat betreft: bewegen, groente/fruit, roken en veilig vrijen.Conclusies en aanbevelingenDe conclusies en aanbevelingen richten zich zowel op het methodologisch aspect (onze ervaringen met toepasbaarheid van digitale vragenlijst in het PRO/VSO) als op de uitkomsten (waar zitten verschillen met het reguliere onderwijs en waar aanknopingspunten om in het PRO/VSO-onderwijs aan de slag te gaan.)

SESSIE: 1.14

Inhoud en integraliteit van gemeentelijke nota’s gezondheids-beleid in Noord-BrabantR.E.H.M. Dumont, Provincie Noord-Brabant, ’s-HertogenboschS. Vriens, Tilburg University, Tilburg

Achtergrond en doelstellingGemeenten moeten volgens de Wet Publieke Gezondheid elke vier jaar een nota gezondheid opstellen. Daarin moet rekening worden gehouden met de sociale en fysieke leefomgeving. In de provincie Noord-Brabant wordt regelmatig een relatie gelegd tussen gezondheid en de aanwezigheid van intensieve veehouderij of industrie. Daarom hebben we onderzocht in hoeverre gemeenten aandacht hebben voor de omgeving in de nota’s gezondheidsbeleid. Als het gemeentelijke gezond-heidsbeleid meer aandacht besteedt aan de omgeving dan is de verwachting dat gezondheid een grotere rol speelt bij de inrichting van de ruimte, vergunningverlening en juridische procedures daarover. In 2016 en 2017 herzien veel gemeenten hun nota gezondheidsbeleid. Dit onderzoek wil bijdragen aan

Page 26: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 26

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

een verdere verbetering van de gemeentelijke nota’s gezond-heidsbeleid.OnderzoeksmethodeWe onderzochten de gemeentelijke nota’s gezondheidsbeleid van alle 66 gemeenten in de provincie Noord-Brabant. We maakten gebruik van een documentanalyse om de inhoud en integraliteit van de nota’s met elkaar te vergelijken. Voor de toetsing van de inhoud en integraliteit is gebruik gemaakt van twee bestaande meetinstrumenten. Beide meetinstrumenten zijn gestructureerde vragenlijsten. Elke beleidsnota werd gescoord door twee onderzoekers. Overeenkomstige scores werden opgenomen in de resultaten.ResultatenLeefstijl en jeugdzorg krijgen relatief veel aandacht in de gemeentelijke nota’s gezondheidsbeleid. Het lokale gezond-heidsbeleid richt zich nauwelijks op de fysieke omgeving. De relatie met de omgeving wordt slechts in één gemeentelijke nota genoemd. Daarin wordt de relatie met intensieve vee-houderij beschreven in termen van geurhinder. Gemeenten kiezen vooral informatie- en communicatieprojecten om hun gezondheidsbeleid uit te voeren.Afdelingen volksgezondheid van gemeenten werken veel samen met de GGD, maar weinig met andere afdelingen of andere organisaties bij de opstelling en de uitvoering van hun beleid. Samenwerking met landbouw, milieu of ruimtelijke ontwikkeling lijkt voor de hand te liggen vanwege de uitbraak van q-koorts en geurhinder door de veehouderij. Dat gebeurt maar mondjesmaat. De afdeling volksgezondheid werkt wel regelmatig samen met de afdelingen jeugdzorg en sport.Conclusies en aanbevelingenDe gemeentelijke nota’s gezondheidsbeleid voldoen niet vol-ledig aan de wettelijke vereisten. In de meeste nota’s worden alleen wettelijke taken ten aanzien van gezondheidsbevorde-ring en jeugdgezondheidszorg beschreven. Daarnaast wordt gezondheid niet in samenhang met ander beleid aangepakt, zoals met landbouw, milieu en ruimtelijke ontwikkeling. Dus een integrale benadering, die inspeelt op de lokale omgeving, ontbreekt. Daarmee is de huidige rol van gezondheid relatief klein in besluiten over ruimtelijke ontwikkeling. Het lokale gezondheidsbeleid kan nog flink worden verbeterd door meer aandacht te besteden aan de relatie tussen omgeving en gezondheid. Dat geldt ook voor de samenwerking met andere afdelingen en organisaties.

Een praktische handreiking: werken met wijkprofielen als onderdeel van een integrale gezonde wijkaanpakE. Gijsen, GGD Regio Utrecht, Hoevelaken

Met de veranderingen in het sociaal domein zijn gemeenten wijkgerichter gaan werken. Hierdoor neemt ook de behoefte aan wijkgegevens toe en is er een toenemende vraag naar wijkprofielen. Maar wat is nu een goed wijkprofiel? De GGD Regio Utrecht heeft daarom in 2016 het Project Wijkprofielen uitgevoerd met als doel: Het ontwikkelen van een ‘Handreiking Wijkprofielen’ die op praktische wijze bijdraagt aan een integrale gezonde wijkaanpak binnen het sociaal domein.Er zijn 6 pilots ‘Wijkprofielen’ uitgevoerd met als basiswerk-wijze het Tranzo e-book ‘Preventie en zorg verbinden in

de praktijk, Wijkgezondheidsprofiel en beleidsdialoog als handvatten’. Naast dat de doelen, werkwijzen en resultaten van de verschillende pilots in kaart zijn gebracht, is er gemonitord op de leerpunten en behoeftes die tijdens de pilots naar voren kwamen.De doelen waarmee de wijkprofielen werden ontwikkeld, liepen sterk uiteen. Ook de wijze waarop het wijkprofiel gevuld werd en het uiteindelijke profiel varieerde daarmee. Wel zijn er be-langrijke terugkerende aandachtspunten in het proces rondom de totstandkoming van het wijkprofiel en kunnen er hulpmid-delen ontwikkeld worden. Dit levert tijdwinst en doelmatigheid. Deze aspecten zijn gebundeld in de handreiking.Een goed wijkprofiel is maatwerk. Het is een middel om te komen tot een gezonde wijkaanpak, nooit een doel op zich. Daarmee kan het wijkprofiel – mits goed ingezet – bijdragen aan de verbinding tussen onderzoek, beleid en praktijk. De ontwikkelde handreiking moet op praktische wijze een bijdrage leveren aan een integrale gezonde wijkaanpak. Of dat zo is, hopen we op het Nederlands Congres Volksgezondheid 2016 met u te kunnen bespreken.

Gezondheid en armoedeT.N. Nederland, Verwey-Jonker Instituut, UtrechtM.S. Stavenuiter, Verwey-Jonker Instituut, Utrecht

Achtergrond en doelstellingUit onderzoek blijkt dat mensen met een laag inkomen een veel slechtere gezondheid hebben dan mensen met een hoger inkomen (Nederland e.a. 2010). Kinderen in arme gezinnen zijn hiervoor nog eens extra kwetsbaar. Hoog tijd voor een beleids-benadering en een praktijk in gemeenten waarin de relatie tussen armoede en gezondheid expliciet is uitgewerkt.Aanpak/methode van het onderzoekIn deze presentatie vergelijken we het beleid van twee gemeenten met elkaar op het punt van beleid gericht op het verbeteren van de gezondheidssituatie van mensen met een laag inkomen. We kijken naar de inhoud van het armoedebe-leid (met name de inhoud van de collectieve zorgverzekering voor de minima, CZM) en naar het beleid op het terrein van gezondheidspreventie. In hoeverre is er sprake van een verbin-ding tussen beide beleidsterreinen en leggen de gemeenten expliciet de samenhang tussen armoede en gezondheid?Resultaten/opbrengstenIn beide gemeenten zijn er veel voorzieningen op het gebied van armoedebeleid gericht op het ondersteunen van mensen met een laag inkomen. Het beleid op het terrein van de Wet Publieke Gezondheid is deels op dezelfde groep burgers gericht met als doel het verbeteren van hun gezondheid. In de presentatie laten we zien in hoeverre de samenhang tussen beide beleidsterreinen (een integrale aanpak) wordt gerealiseerd, of dit voor specifieke groepen geldt (bijvoorbeeld kinderen) en als dat nog niet zo is, welke kansen er liggen voor het tot stand brengen van deze verbinding.Conclusie(s) en aanbevelingenIn de beleving van burgers hangen armoede en gezondheid nauw met elkaar samen. In de beleidspraktijk van gemeenten is een integrale aanpak van deze twee beleidsonderwerpen, uit twee van oudsher verschillende sectoren, niet goed geregeld.

Page 27: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 27

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

Het betrekken van burgers is de eerste stap op weg naar een aanpak waarin gemeenten de samenhang tussen het bestrij-den van armoede en het bevorderen van gezondheid politieke prioriteit gaan geven.

Gedragsadviezen om te komen tot effectieve preventie in het sociaal domeinE.G. Spikmans, Gemeente Horst aan de Maas, HorstL. Voogt, D&B Vooruitgang door gedragsverandering, Nijmegen

Van oudsher zit preventie in het takenpakket van de gemeente. In de gemeente Horst aan de Maas, een plattelandsgemeente met 16 kernen, zetten we binnen verschillende beleidsterreinen actief in op preventie. Te denken valt aan preventie op het gebied van gezondheid, jeugd en welzijn. Deze preventieve inzet is in de loop der jaren fragmentarisch ontstaan. Door kanteling en decentralisaties is het nodig opnieuw te kijken naar preventieve inspanningen.Preventieve activiteiten voorkomen dat problemen ontstaan of verergeren, waardoor een vraag om een dure individuele voorziening in het kader van de Wmo, Jeugdwet of Participa-tiewet uitgesteld of afgewend wordt, of een lichtere vorm van ondersteuning ingezet kan worden. Investeren in preventie is nodig om de eigen kracht en de zelfredzaamheid van burgers te versterken, of om risico’s vroegtijdig te signaleren en daar actie op te ondernemen.Als gemeente brachten we alle preventieve activiteiten in beeld die de gemeente heeft, uitvoert of laat uitvoeren. Om een uitspraak te kunnen doen over de effectiviteit van deze programma’s heeft onderzoeks- en adviesbureau D&B het adviesdocument “Hoe ziet een effectief preventieprogramma eruit?” opgesteld met een vertaling van gedragswetenschap-pelijk onderzoek op het gebied van preventie, naar gedrags-adviezen met praktijkvoorbeelden.Aan de hand van het adviesdocument en het overzicht met preventieve activiteiten hebben we een Algemene kader Preventiebeleid opgesteld, waarlangs we als gemeente het eigen beleid, alsook aanvragen vanuit inwonersinitiatieven en professionals, op het gebied van preventie leggen.Door algemene gedragsadviezen als “maak het klein en concreet”, “focus op gewenst gedrag” en “ambieer meer dan bewustwording” toe te passen op preventieve programma’s, en uit te gaan van “motiveren, weerstanden voorkomen en gewenst gedrag bestendigen” komen we tot effectievere interventies en voorkomen we averechtse effecten. Om goed gebruik te kunnen maken van gedragsadviezen, hebben we specifiek benoemd welke gedragsmechanismen vooral gelden bij het bevorderen van participatie, van zelfredzaamheid en van gezondheid.

SESSIE: 1.15

Intentie tot vaccineren tegen humaan papillomavirus onder mannelijke cliënten van de soa-poli AmsterdamE. Marra, GGD Amsterdam, AmsterdamC.J. Alberts, GGD Amsterdam, AmsterdamT.G.W.M Paulussen, TNO, HoofddorpG.D. Zimet, Indiana University School of Medicine, IndianapolisT. Heijman, GGD Amsterdam, AmsterdamA.A. Hogewoning, GGD Amsterdam, AmsterdamG.J. Sonder, GGD Amsterdam, AmsterdamH.J.C. de Vries, GGD Amsterdam / AMC, AmsterdamM.F. Schim van der Loeff, GGD Amsterdam, Amsterdam

Achtergrond en doelstellingVaccinatie tegen het humaan papillomavirus (HPV) is effectief en veilig om HPV-infectie en HPV-gerelateerde (voorstadia van) kanker te voorkomen. Mannen kunnen ook HPV-infecties oplopen en HPV-geïnduceerde kanker krijgen, maar jongens zijn geen doelgroep in het Rijksvaccinatieprogramma. Het doel van deze studie was om de vaccinatie intentie van mannelijke cliënten van de soa poli in Amsterdam te onderzoeken.Methode van het onderzoekMannelijke cliënten vanaf 18 jaar van de soa-poli werd gevraagd een online vragenlijst in te vullen. De vragenlijst betrof vaccinatie intentie, demografische factoren en seksueel gedrag. Vaccinatie-intentie werd gemeten d.m.v. 2 vragen op een 7-punts Likert schaal.ResultatenTussen juni en november 2015 namen 1491 mannen deel aan het onderzoek. De mediane leeftijd was 33 jaar [IKB: 25-44]; 1053 (71%) waren MSM en 434 (29%) heteroseksueel; 194 (13%) waren hiv-positief. De mediane vaccinatie-intentie was 3 op een schaal van -3 tot +3 (IKB 2-3); 878 (59%) van de mannen had een intentie van ten minste 2,5. Mannen ≤ 26 jaar, hiv-negatieve mannen en heteroseksuele mannen hadden een iets lagere vaccinatie intentie (alle drie: P < 0.001). Onder jonge (≤ 26 jaar) homoseksuele mannen had 56% (125/222) een vaccinatie-intentie van ten minste 2,5. Als de cliënt de vaccinaties zelf zou moeten betalen (tegen de huidige prijs bij de apotheker), daalde de vaccinatie intentie van +3 naar –1 (P < 0.001).Conclusie(s) en aanbevelingenMannelijke cliënten van de soa-poli in Amsterdam hebben een zeer hoge intentie om zich te laten vaccineren tegen HPV, met name mannen ouder dan 26 jaar, MSM en hiv-positieve man-nen. 56% van de groep bij wie vaccinatie de potentieel grootste gezondheidswinst zou kunnen boeken (jonge MSM) hebben een zeer hoge vaccinatie-intentie. Als mannen vaccinatie zelf moeten betalen daalt de vaccinatie intentie zeer scherp.

Page 28: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 28

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

Weten wat of ook weten hoe? Zorgverleners over begeleiden van mensen met diabetes bij bewegen.M.S. Stuij, VUmc - Metamedica / Mulier Instituut, Amsterdam

Achtergrond en doelstellingVeel medische en epidemiologische studies wijzen op een po-sitief effect van lichaamsbeweging voor mensen met diabetes. Deze bevindingen resulteren in aandacht voor het onderwerp in richtlijnen voor zorgverleners. Hoe het met de advisering of begeleiding op dit gebied in de zorgpraktijk gaat, is een onderwerp in het NWO-project ‘Sport in Tijden van Ziekte’ – een onderzoek naar betekenissen van sport en bewegen voor onder andere mensen met diabetes. In deze presentatie gaan we in op de resultaten uit de deelstudie onder zorgverleners.MethodeWe hebben diepte-interviews gehouden met 21 zorgverleners (o.a. praktijkondersteuners, fysiotherapeuten, huisartsen) over onder meer hun ervaringen met advisering en begeleiding van mensen met diabetes bij bewegen/sport. Deze interviews zijn op een narratieve wijze geanalyseerd.ResultatenEr komen verschillende spanningsvelden uit de interviews naar voren. De belangrijkste lijkt een spanning tussen ‘knowing what’ – het overdragen van kennis over diabetes en bewegen – en ‘knowing how’ – het aanleren van ‘beweegvaardigheden’ voor het dagelijks leven. Begeleidingsstrategieën die worden toegepast zijn vooral gericht op het ‘knowing what’. Daar hangen enkele andere spanningsvelden mee samen, zoals (1) onderschrijven van het maatschappelijk dominante verhaal (‘eigen verantwoordelijkheid voor gezondheid nemen’) vs. nuanceren daarvan als vertaling naar wat haalbaar is in de praktijk; (2) adviseren vs. (wensen) mensen letterlijk aan de hand (te kunnen) nemen; (3) autonomie erkennen vs. verantwoordelijkheid blijven nemen voor gedragsverandering; (4) uitgaan van een functionele vs. een zingevende benadering gericht op bijvoorbeeld plezier en regie over het leven.ConclusieEen belangrijk knelpunt in de diabeteszorgverlening lijkt het onvermogen om mensen die het het meest nodig hebben goed te begeleiden bij het oppakken van bewegen. Om deze mensen te bereiken is mogelijk een andere strategie nodig. Dit roept vragen op over hoe ver je als zorgverlener moet/kunt gaan, over mogelijkheden en beperkingen binnen het huidige zorgmodel (tijd, geld) en over verantwoordelijkheden.

De GGD AppStore: onafhankelijke en betrouwbare informatie over gezondheidsappsP. Vriens, GGD Rotterdam-Rijnmond, RotterdamP. van Tiggelen, GGD Amsterdam, Amsterdam

Achtergrond en doelstellingEr is een toenemend aanbod van e-PublicHealth, zoals gezondheids-apps, wearables en gezondheids-websites. Burgers kunnen met allerhande gadgets hun gezondheid en leefstijl monitoren, beschermen en verbeteren. Vaak beloven de apps een gezonder leven maar is er nauwelijks tot geen informatie te vinden over de onderbouwing van de beloofde effecten. Onze doelstelling is het informeren van burgers

middels een onafhankelijk, standaard toetsingskader voor e-PublicHealth en daarmee ook een bijdrage te leveren aan de acceptatie en het gebruik van e-health.Aanpak/methode van het onderzoek/projectEr is draagvlak en commitment gecreëerd onder alle GGD-en en GGD GHOR Nederland. Apps worden geïncludeerd volgens relevante criteria en een toetsingskader is vastgesteld (gebruiksvriendelijkheid, betrouwbaarheid, onderbouwing en privacy) voor het behalen van een GGD AppStore vignet. Daarnaast is een redactiestatuut en samenwerkingsconvenant voor de komende jaren opgesteld. Het project wordt afgestemd met belangrijke partners, zoals RIVM, KNMG, NPCF e.a.Resultaten/opbrengstenEr is een onafhankelijk toetsingskader ontwikkeld en de eerste 50 gezondheids-apps zijn beschreven. Burgers kunnen deze apps vinden in de GGD AppStore. De AppStore is onderver-deeld in zes categorieën, geïnspireerd door de definitie van positieve gezondheid. Het gehele rapport, per gecheckte app, wordt via open data beschikbaar gesteld.De GGD AppStore is een blijvende en groeiende database van alle GGD-en waar e-PublicHealth volgens een vast kader getoetst wordt. De GGD AppStore helpt burgers bij het maken van keuzes op het gebied van e-health en m-health.Conclusie(s) en aanbevelingenDe GGD heeft de taak op zich genomen om zich te verdiepen in e-PublicHealth, wat nu nog een relatief onbekend terrein is. Er liggen vraagstukken rond privacy en effectiviteit van gezondheids-apps waar nog nauwelijks wettelijke regelgeving voor bestaat of wetenschappelijk onderzoek naar is gedaan. Juist door de ontwikkeling van een onafhankelijk toetsings-kader kunnen we mogelijk bijdragen aan/adviseren over e-PublicHealth. Zorgprofessionals moeten nieuwe terreinen blijven verkennen, blijven innoveren en experimenteren. Stilstand is achteruitgang.

Thuis testen op hiv in combinatie met internet counseling: interim resultaten van de HivTest@Home TrialJ.J. van der Helm, GGD Amsterdam, AmsterdamF.R. Zuure, GGD Amsterdam, AmsterdamU. Davidovich, GGD Amsterdam, AmsterdamJ.S.A. Fennema, GGD Amsterdam, AmsterdamM. Prins namens de HivTest@HomeTrial stuurgroep, GGD Amsterdam, Amsterdam

AchtergrondHiv zelftesten kunnen testdrempels verlagen en mensen stimuleren zich te testen. De GGD Amsterdam is de HivTest@Home trial gestart; een studie waarin een betrouwbare hiv zelftest in combinatie met internet counseling wordt aange-boden aan mensen met hoog risico op hiv; mannen die seks hebben met mannen (MSM) en migranten uit landen waar hiv veel voorkomt. De evaluatie richt zich op gebruik, acceptatie en gevonden infecties.MethodeVia een mediacampagne worden mensen verwezen naar de projectwebsite (www.time2test.nl) met informatie over hiv zelftesten, een korte intakevragenlijst en de mogelijkheid om een hiv zelftestpakket te kopen voor 29,50 euro. Het testpakket

Page 29: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 29

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

bevat een hiv mondvochttest, een handleiding en toegangs-code voor online instructies en counseling. Via een optionele evaluatievragenlijst worden redenen voor zelftesten, eerder hiv testgedrag, tevredenheid met de service, de hiv zelftestuitslag en koppeling met zorg gemeten.ResultatenVan aug-2014 t/m okt-2015 trok de website ~30.000 bezoekers, van wie 2974 instemden met de studievoorwaarden en de in-takevragenlijst invulden. Hiervan was 61% MSM, 4,5% was van niet-westerse herkomst en de mediane leeftijd was 35 jaar (IQR = 27-45 jaar). In totaal werden 738 testpakketten verkocht aan 581 personen. Tot nu toe vulde 13% (74/581) van de deelnemers de evaluatievragenlijst in. Hiervan had 26% (19/74) zich nooit eerder laten testen op hiv en voor 15% (11/74) was de laatste hiv test > 3 jaar geleden. Tevredenheid met de zelftestservice was hoog (4,4 op 5-puntsschaal). 66/74 personen hadden de zelftest gebruikt, waarvan drie positief testten (4,5%; 3/66; 95%BI = 1,6-12,3); twee van hen deden een confirmatietest en kwamen in hiv zorg.ConclusieHet aantal website bezoeken is aanzienlijk en ruim 40% van de zelftestgebruikers is nooit eerder of > 3 jaar geleden voor het laatst getest op hiv. Tevredenheid met de service is hoog. Een hiv zelftestservice is een werkbare, goedkope aanvullende strategie voor de opsporing van hiv infecties.

SESSIE: 2.1

Onderzoek naar integraal wijkgericht werken: methoden, uitdagingen en opbrengstenS.N. Boersma, Radboudumc, Afdeling Eerstelijnsgeneeskunde, Nijmegen

1) Bianca Schalk: Hartvaatziekten en leefstijlfactoren in Nijmeegse wijken: koppeling van huisartsgegevens en GGD gegevens.

2) Dorieke Wewerinke: Ontwikkeling van een verwijsmodel voor op- en afschalen van zorg bij mensen in (multi)probleemsitu-aties.

3) Sandra Boersma: Ontwikkeling van een samenwerkings-model voor integraal werken voor de huisarts en wijkteam bij mensen met multiproblematiek.

4) Gerda Wink: Zelfregie op Gezondheid in Wijchen-Noord.Voorzitter: Sandra BoersmaHet verbinden van de werelden van gezondheid en het sociale domein vereist een integrale wijkaanpak. Integraal wijkgericht werken is echter geen vanzelfsprekendheid en er zijn nog veel vragen hoe dit in de praktijk vorm te geven. Onderzoek naar integraal wijkgericht werken vraagt ook om een andere aanpak waaronder methoden als het koppelen van gegevens uit verschillende bronnen op wijkniveau (‘health mapping’) en actiegericht onderzoek waarbij innovaties in het veld gemoni-tord kunnen worden.Doel van dit symposium is om vier innovatieve aanpakken van onderzoek naar integraal wijkgericht werken en de opbrengsten ervan te presenteren. De projecten vallen onder het onderzoeksprogramma ‘integraal wijkgericht werken’ van

de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde van het Radboudumc (ism academische werkplaats AMPHI).De presentaties binnen dit symposium illustreren het spectrum aan innovatieve onderzoeksmethoden die ingezet kunnen worden om tot bruikbare kennis te komen voor een integrale wijkaanpak. Zij geven achtereenvolgens antwoord op de volgende vragen:‘hoe genereer je gekoppelde data op wijkniveau die handvat-ten biedt voor gerichte interventies?’;‘hoe ontwikkel je een verwijsmodel voor op- en afschalen van zorg in de wijk bij mensen in (multi)probleemsituaties?’; ‘hoe monitor je de ontwikkeling van een samenwerkingsmodel tus-sen huisarts en wijkteam?’; en ‘hoe geef je het begrip positieve gezondheid handen en voeten in participatief onderzoek?’.

Hartvaatziekten en leefstijlfactoren in Nijmeegse wijken: koppeling van huisartsgegevens en GGD gegevens.B.W.M. Schalk, Radboudumc, Afdeling Eerstelijnsgeneeskunde, sectie MIMS, NijmegenM.C.J. Biermans, Radboudumc, Afdeling Eerstelijnsgenees-kunde, sectie MIMS, NijmegenN. Bagheri, Australian national university, CanberraH. Bor, Radboudumc, Afdeling Eerstelijnsgeneeskunde, sectie MIMS, NijmegenS.N. Boersma, Radboudumc, Afdeling Eerstelijnsgeneeskunde, NijmegenG. Molleman, GGD Gelderland-Zuid / AMPHI, Nijmegen

Achtergrond en doelstellingLeefstijlfactoren spelen een prominente rol in de preventie van ondermeer hartvaatziekten en vereist kennis in de wijk om doelgericht interventies effectief in te kunnen zetten. Het opzet-ten van onderzoek kost veel tijd en energie, maar door het koppelen van bestaande registraties zoals huisartsgegevens en GGD gezondheidsmonitoren is op wijkniveau waardevolle informatie beschikbaar. In dit onderzoek wordt het voorkomen van hartvaatziekten (incidentie) en leefstijlfactoren in de wijken in Nijmegen in kaart gebracht en bekeken of deze twee samenhang vertonen.MethodeMedische gegevens zijn afkomstig van huisartspraktijken en patiënten worden geïncludeerd indien ze woonachtig zijn in de wijken in Nijmegen. De GGD verzamelt periodiek informatie over leefstijlfactoren en sociale factoren in de regio. Beide bronnen includeren personen van 35-74 jaar oud. De incidentie van hartvaatziekten wordt berekend in 2013 per wijk in Nijmegen. De leefstijlfactoren van de GGD zijn op wijkniveau verzameld eind 2012. Per wijk wordt de incidentie van HVZ en de leefstijlfactoren uiteengezet en onderling vergeleken. Met correlatieanalyse wordt gekeken of de incidentie HVZ en de leefstijlfactoren samenhangen.ResultatenIn totaal zijn 71.231 patiënten uit de huisartspraktijken ge-includeerd in de wijken in Nijmegen en de gemiddelde leeftijd varieert van 44,7 tot 55,2 jaar. De HVZ incidentie in Nijmegen was 11 per 1000 persoonsjaren en varieert sterk tussen de wijken: range 2 tot 17. Een positieve correlatie is gevonden tus-sen HVZ incidentie en leefstijlfactoren: overgewicht, obesitas,

Page 30: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 30

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

slechte gezondheid, angst/depressie, moeite met rondkomen, geen contact met buren en geen controle over eigen leven (P-waarden ≤ 0.02).Conclusie en aanbevelingenDit onderzoek levert wijkgerichte informatie op zodat pre-ventieve strategieën voor hartvaatziekten doelmatig ingezet kunnen worden. De samenvoeging van patiëntgegevens uit de huisartspraktijk en GGD gegevens is uniek en biedt op wijkniveau inzicht en legt verbanden tussen medische gege-vens en leefstijlfactoren. Deze methodiek biedt kansen om in een breder perspectief de problematiek in de wijken in beeld te brengen.

Ontwikkeling van een verwijsmodel voor op- en afschalen van zorg bij mensen in (multi)probleemsituaties.D. Wewerinke, Impuls - Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg, Radboudumc, NijmegenM. van Wezep, Impuls - Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg, Radboudumc, NijmegenJ.R.L.M. Wolf, Impuls - Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg, Radboudumc, Nijmegen

Achtergrond en doelstellingDoor de veranderingen in het sociale domein staat de integrale toegang in het brandpunt van de belangstelling, en in het verlengde ervan het zogenaamde op- en afschalen. In opdracht van de Academische werkplaats OGGZ ontwikkelde Impuls, het Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg van het Radboudumc, in samenwerking met professionals, gemeenten en clientvertegenwoordigers een verwijsmodel voor mensen in (multi)probleemsituaties.Aanpak/methode van het onderzoek/projectIn fase I van het project is het verwijsmodel ontwikkeld, samen met een maatstaf voor de evaluatie van dit model. Impuls heeft bij de ontwikkeling van het verwijsmodel gebruikt gemaakt van literatuur, rapporten en beleidsnotities. Tevens zijn er telefoni-sche interviews gehouden met belangrijke stakeholders, zoals de VNG en VWS. In fase II wordt het verwijsmodel in 3 gemeen-ten onderzocht, onder meer door het model te gebruiken als spiegel voor de werkwijze van sociale wijkteams bij het maken van beoordelingen en het op- en afschalen.Resultaten/opbrengstenHet ontwikkelde verwijsmodel beschrijft twee stappen van het beoordelingsproces, namelijk een quick scan en een integrale beoordeling. Het model geeft – op basis van criteria gerelateerd aan de mate van zelfregulatie of het verlies ervan- aan welk zorgniveau of welke mix van zorgniveaus passend is (als input voor een beschikking). Het verwijsmodel beschrijft ook het proces van op- en afschalen, waaronder de regie en doorverwijsactiviteiten en warme overdracht.Conclusie(s) en aanbevelingenMet dit verwijsmodel kunnen professionals op een systemati-sche manier zicht krijgen op de situatie van een huishouden en, mede op basis van hun professionele oordeel, beslissingen nemen over passende zorg. Het unieke in dit project is de vraag vanuit de praktijk en de intensieve samenwerking met de leden van de academische werkplaats en met gemeenten voor wie dit verwijsmodel van grote waarde is. Dit resulteert in een gedra-

gen verwijsmodel voor de praktijk. Op het voorjaarscongres zal het definitieve verwijsmodel gepresenteerd worden.

Ontwikkeling van een samenwerkingsmodel voor integraal werken voor de huisarts en wijkteam bij mensen met multipro-blematiekS.N. Boersma, Radboudumc, Afdeling Eerstelijnsgeneeskunde, NijmegenM.C. van der Wel, Radboudumc, Afdeling Eerstelijnsgenees-kunde, Nijmegen

Achtergrond en doelstellingBij veel mensen die zich met psychische klachten bij de huisarts melden is er sprake van problemen op meer-dere levensdomeinen (bv werkeloosheid of schulden). Deze problemen versterken elkaar waardoor de psychische en ook lichamelijke klachten verergeren. Het gaat om problemen op zowel het gebied van zorg en welzijn en deze mensen zijn sinds januari 2015 in beeld bij zowel de huisarts als het wijk- of gebiedsteam. Een integrale en persoonsgerichte aanpak op wijkniveau zou de geschikte werkwijze zijn om verergering van klachten bij deze mensen te voorkomen. Echter de samenwer-king en communicatie tussen huisarts en het wijkteam is in Nijmegen net als in veel andere gemeenten verre van optimaal. Een blauwdruk voor hoe dit te organiseren is bovendien niet beschikbaar. Doel van dit ontwikkelproject is om in de wijk Lindenholt in Nijmegen te werken aan (inzicht krijgen in) een goede samenwerking tussen de huisarts en wijkteam, samen met bewoners zelf, de GGD en de kennisinstituten Vilans en Radboudumc.Aanpak/methodeIn dit actiegericht onderzoek wordt een ‘mixed method’ aanpak gehanteerd. Kwantitatieve gevens over de mate waarin integraal wordt samengewerkt (LIW-Q) worden aangevuld met een kwalitatieve samenwerkingsanalyse en observaties. In dialoogsessie en expertbijeenkomsten worden heldere afspra-ken gemaakt over belemmerende factoren voor samenwerking zoals verschil in cultuur, taakstelling en protocol rond privacy-gevoelige informatiedeling. Vervolgens gaat men gedurende een half jaar al lerend en bijstellend experimenteren met deze onderling afgestemde werkwijze.Resultaten/opbrengstenResultaten over mate van integraal werken inclusief samen-werking zullen worden gepresenteerd. Opbrengst is een model voor samenwerking en een implementatieplan voor andere netwerken.Conclusie(s) en aanbevelingenVoor dit ontwikkelproject is actiegericht onderzoek passend om kort-cyclisch te komen tot verbeterslagen in de samenwerking. De invulling van het uiteindelijke model voor samenwerking en communicatie staat nog niet vast bij de start van het project maar wordt tijdens het project met stake-holders ontwikkeld.

Page 31: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 31

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

Zelfregie op Gezondheid in Wijchen-NoordG. Wink, GGD Gelderland-Zuid / AMPHI, NijmegenG. Fransen, GGD Gelderland-Zuid / AMPHI, Nijmegen

Achtergrond en doelstellingMet de nieuwe definitie van positieve gezondheid wordt gezondheid breder gezien dan wel of niet ziek zijn: ook waar je woont, met wie je leeft en hoe je hiermee om kan gaan bepalen hoe gezond en gelukkig je je voelt. Het doel van dit participatief onderzoeksproject is een integrale positieve gezondheidsaan-pak gericht op de behoeften van (kansarme) ouders in Wijchen-Noord. Het project wordt gefinancierd door Fonds NutsOhra vanuit het programma ‘Gezonde Toekomst Dichterbij’.Plan van aanpakVolgens het ‘intervention mapping protocol’ komt het plan van aanpak komt stapsgewijs tot stand; van gezondheids-doelen naar factoren die hierbij belangrijk zijn tot de keuze van mogelijke oplossingen. In deze stappen vragen we naar de ervaringen en doelen van ouders in Wijchen-Noord, via WhatsApp/e-mail en in panelbijeenkomsten. Ervaringsdes-kundigheid wordt geintegreerd met wetenschappelijk inzicht. Daarnaast vragen we professionals via e-mail naar herkenning van en evt. aanvullingen op de expertise van de ouders. Ook wordt bestaande data van de GGD en gemeente samengevat in een ‘startfoto’ die de basis biedt voor een integrale gezond-heidsaanpak in de 2e fase van het project.OpbrengstenEen breed gedragen plan voor gezondheidsbevordering die aansluit bij de behoeften van de doelgroep en de mogelijk-heden van de professionals in de wijk Wijchen-Noord. Dit plan inclusief de doelen en onderliggende determinanten zal gepresenteerd worden op het congres.AanbevelingBetrek de doelgroep vanaf het begin bij het ontwikkelen van een integrale gezondheidsaanpak in een wijk en neem hierbij het brede begrip van positieve gezondheid als uitgangspunt.

SESSIE: 2.2

Symposium Lokale aanpak Gezondheidsachterstanden. Lessen uit 1,5 jaar Gezond in…F.E. Haker, Pharos, UtrechtD. Ketelaars, Pharos, Utrecht

We worden gemiddeld steeds ouder en ons leven telt steeds meer gezonde jaren, maar er zijn grote verschillen. Mensen met een lagere sociaaleconomische status leven gemiddeld korter en ervaren meer gezondheidsproblemen gedurende hun leven dan de gemiddelde Nederlander. Deze hardnekkige verschillen noemen we gezondheidsachterstanden. Via de decentralisatie-uitkering Gezond in de Stad (GIDS) krijgen 164 gemeenten vier jaar lang middelen om een extra impuls te geven aan een integrale aanpak om gezondheidsachterstanden terug te dringen. Ter stimulering is het programma Gezond in… gestart om GIDS gemeenten hierbij te adviseren en inspireren op basis van actuele (inter)nationale inzichten.Het doel van het symposium is om deelnemers te informeren

en inspireren door lessen uit de lokale aanpak van GIDS gemeenten en ervaringen van Gezond in… te delen.Eerst geeft de voorzitter van het symposium een overzicht van gezondheidsachterstanden in Nederland en aangrijpings-punten om deze terug te dringen. De Gezond in… aanpak met vijf sporen en acht pijlers staat hierbij centraal. Vervolgens vertelt, Hanneke van Zoest, adviseur voor 45 van de 164 GIDS gemeenten, over eigen ervaringen en over de ontwikkelingen in gemeenten. Hoe ver zijn gemeenten met de aanpak? Op welke wijze geven zij invulling? Tevens gaat zij in op de werkwijze van Gezond in… en bespreekt ze nuttige instrumenten die voor dit thema zijn ontwikkeld. Daarna belichten twee presentaties aspecten die centraal staan in de lokale aanpak. Chandra Verstappen deelt lessen t.a.v. het bereiken en betrekken van inwoners. Lydia Sterrenberg gaat in op succesfactoren en uitda-ging bij lokale samenwerkingen binnen een integrale aanpak. Tijdens en na iedere presentatie is er ruimte voor vragen en interactie. Het laatste half uur staat in het teken van interactie met enkele GIDS gemeenten. Zij reflecteren op de presentaties aan de hand van eigen ervaringen.

De lokale aanpak gezondheidsachterstanden in 164 GIDS gemeenten – ervaringen van Gezond in…J.M. van Zoest, Pharos, UtrechtF.E. Haker, Pharos, Utrecht

Via de decentralisatie-uitkering Gezond in de Stad (GIDS) krij-gen 164 gemeenten vanuit VWS vier jaar lang middelen om een extra impuls te geven aan een integrale aanpak gezondheids-achterstanden. Om deze gemeenten hierbij te adviseren is het stimuleringsprogramma Gezond in… gestart. Het programma stimuleert een procesmatige aanpak waarbij initiatieven ondergebracht worden in regulier beleid en financiering.Een van de adviseurs van de GIDS gemeenten blikt in deze presentatie terug op de ervaringen uit gemeenten en het programma na de eerste anderhalf jaar GIDS. Doel is om inzicht te bieden in wat er rond de aanpak van gezondheidsachter-standen in het kader van de GIDS middelen zoal in gemeenten gebeurt. Tevens wordt ingegaan op de Gezond in… aanpak en nuttige instrumenten die zijn ontwikkeld.De inhoud van de presentatie is gebaseerd op informatie uit de GIDS gemeenten. De adviseurs hebben met alle GIDS gemeenten verkennende gesprekken gevoerd en veel plannen van aanpak bekeken. De adviseurs zijn betrokken geweest bij bijeenkomsten intern (met andere beleidsterreinen), met lokale partners en met inwoners. Ook hebben gemeenten advies op maat gekregen.In de presentatie komen voorbeelden uit GIDS gemeenten aan bod die ingaan op hoe de gemeenten het proces om te komen tot een integrale aanpak van gezondheidsachterstanden invullen, de verschillende inhoudelijke thema’s die worden op-gepakt en de uitdagingen die ze tegenkomen. Hierbij gaan we ook in op hoe Gezond in… hierop inspeelt en hoe ook andere partijen zoals GGD’en een belangrijke rol kunnen vervullen.Na het eerste anderhalf jaar zien we een aantal trends, uitgadingen en manieren waarop gemeenten daarmee omgaan. Hierop vragen we reflectie van een aantal betrokken GIDS gemeenten die aanwezig zullen zijn tijdens het symposium.

Page 32: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 32

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

Lessons learned over samenwerken voor lokale aanpak gezondheidsachterstandenL. Sterrenberg, Platform31, ’s-Gravenhage

Er is sprake van groeiende gezondheidsverschillen tussen mensen met hogere en lagere sociale positie. Het aanpakken van die verschillen lokaal vraagt een integrale aanpak, en die integrale aanpak vraagt samenwerking van verschillende partijen: publiek en privaat; formeel en informeel. In deze presentatie delen we ervaringen en lessen over samenwerken voor een integrale aanpak. We doen dat aan de hand van casuïstiek en literatuur.De presentatie wordt gebaseerd op gereflecteerde ervaringen van lokale professionals betrokken bij de lokale aanpak gezondheidsachterstanden in GIDS gemeenten, een meta-eva-luatie van Scoren voor gezondheid (een meerjarig programma in Twente) en aanvullende wetenschappelijke inzichten over regie en samenwerking.In de presentatie worden belangrijke inzichten gedeeld over de do’s & dont’s voor samenwerking tussen verschillende partijen voor een integrale aanpak van gezondheidsachterstanden en factoren die bijdragen aan effectiviteit van de aanpak.Conclusies en aanbevelingen zijn onder andere:• datwederzijdseafhankelijkheidvanpartijenhelptbijhet

realiseren van een goede aanpak• dat(eengedeeldgevoelvan)urgentiehelptendatbest

persons er zeker toe doen• datmenpartijenmoetzoekendieelkaarkunnenaanvullen• datervaakkennisisbijlokalepartijenvanwatwerktenniet

en dat het goed is die te benutten• datallerenddoeneengoedestrategiekanzijn• datreflectieentussentijdsebijstellingwaardevolis

De burger in de hoofdrol bij de lokale aanpak gezondheids-achterstandenC. Verstappen, Pharos, Utrecht

Een van de succesfactoren van een lokale aanpak gezondheids-achterstanden is om deze samen met inwoners op te stellen en uit te voeren. Zij weten welke problemen in hun wijk of dorp spelen en kunnen bijdragen aan het vinden van oplossingen. De eerste 1,5 jaar GIDS heeft laten zien dat veel gemeenten zoekende zijn hoe zij inwoners kunnen bereiken en eigen regie kunnen stimuleren. In deze presentatie worden een aantal lessen uit gemeenten met de deelnemers gedeeld. Concrete ervaringen uit gemeenten staan in de presentatie centraal.De presentatie put uit informatie uit de verkennende gesprek-ken die de Gezond in… adviseurs met de gemeenten hebben gevoerd en een aantal advies opmaat-trajecten op het thema bewonersparticipatie. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van input van bewoner zelf, o.a. vergaard tijdens de landelijke studiedag van Gezond in op 19/11/2015.Met behulp van casuïstiek levert deze presentatie:• inzichtinstrategieënomburgertebetrekken(bv.bijwijkpro-

fielen, stellen doelen en samenwerken met sleutelpersonen)• inzichtinstimulerenbewonersinitiatieven(bv.dooropstellen

criteria/checklist en plan voor ‘vinden’ en behouden van bewoners)

• inzichtinaansluitenbijbelevingswereldentaalniveau(gebruik sociale marketingtechnieken en kennis over laag-geletterdheid)

De presentatie eindigt met een aantal conclusies. Het duur-zaam verankeren van bewonersparticipatie is een kwestie van lange adem. Om bewoners te betrekken moet je ze kennen. Ook herkennen en erkennen van beperkte gezondheidsvaardig-heden en laaggeletterdheid en op maat communiceren is van belang. Aansluiten bij hun belevingswereld.Het vergt moed en verandering van ambtenaren: open en toegankelijk voor de bewoners werken en meer afstemming binnen het gemeentelijk apparaat.

SESSIE: 2.3

Samen werken aan veilig medicijngebruik door kwetsbare groepenB.A.D. van Soest - Segers, KNMP, ’s-Gravenhage

Brigit van Soest en Gudule Boland: ‘Samen werken aan veilig medicijngebruik door laaggeletterde patiënten in de eerstelijn’Marianne van den Berg: Samen werken aan veilig medicijnge-bruik door de kwetsbare ouderen met polyfarmacieCarolien Sino: Samen werken aan veilig medicijngebruik door gebruik van de Rode Vlaggen App in de thuiszorgVoorzitter symposium: Prof. Dr. P.A.G.M. de SmetKorte beschrijving van (achtergrond) van het thema van het symposiumOnveilig medicijngebruik heeft grote gevolgen voor patiënten en hun kwaliteit van leven, maar leidt ook tot hogere zorgkos-ten als gevolg van vermijdbare complicaties en ziekenhuis-opnames. Onveilig medicijngebruik komt met name voor bij bepaalde kwetsbare groepen, zoals laaggeletterde patiënten en kwetsbare ouderen met polyfarmacie. Deze groepen zijn lang niet altijd goed in beeld bij de zorgprofessionals. Daarnaast vindt er vaak te weinig afstemming plaats tussen professionals over de medicatie-uitleg en -begeleiding. Problemen ontstaan onder andere door onvoldoende samenwerking en overdracht van patiënten van de ene naar de andere zorgverlener. Meer afstemming en continuïteit van zorg tussen zorgverleners kan veiliger medicatiegebruik bevor-deren. We presenteren enkele voorbeelden uit de praktijk van huisartsen, apotheekteams en thuiszorg en stellen vervolgens de vraag wat er nodig is om deze voorbeelden breder uit te rollen.Doel van het symposiumDoel van het symposium is enerzijds het creëren van bewust-wording van het probleem van onveilig medicijngebruik onder kwetsbare groepen. Anderzijds laten we zien hoe een betere afstemming tussen professionals kan bijdragen aan efficiëntere zorg en veiliger medicijngebruik. Hiervoor maken we gebruik van praktijkvoorbeelden en voeren discussie met de deelnemers over verdere implementatie van de voorbeelden die effectief zijn gebleken.

Page 33: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 33

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

Opbouw van het symposium en samenhang tussen de individu-ele presentaties1. Korte inleiding op het doel van het symposium en de

relevantie. Vervolgens worden er drie voorbeelden van samenwerking gepresenteerd:

2. Samenwerken aan veilig medicijngebruik in de eerstelijn door laaggeletterde patiënten; de eerste bevindingen van een pilot in Utrecht en Amsterdam gericht op registratie en uitwisseling van informatie over laaggeletterde patiënten (Pharos, gefinancierd door ZonMw, STIP ronde GGG).

3. Samen werken aan veilig medicijngebruik door kwetsbare ouderen met polyfarmacie: een multidisciplinaire aanpak, waarbij aanbevelingen worden gedaan hoe huisarts/geriater, apotheker en wijkverpleegkundige, ieder vanuit een eigen invalshoek en eigen signalerende positie, elkaar kunnen versterken.

4. Samen werken aan veilig medicijngebruik door gebruik van de Rode Vlaggen App in de thuiszorg. De app is een hulpmid-del om signalen van onveilig medicijngebruik door te geven. De ontwikkelaars presenteren de ervaringen.

Samen werken aan veilig medicijngebruik door laaggeletterde patiënten in de eerste lijnG.M. Boland, Pharos, UtrechtK. Hosper, Pharos, Utrecht

Achtergrond en doelstellingLaaggeletterde patiënten gebruiken hun medicatie vaker onjuist doordat zij de mondelinge instructies en schriftelijke informatie niet goed begrijpen. Dit heeft soms gevaarlijke gevolgen voor patiënten met een chronische aandoening. Apotheekteams, huisartsenteams en wijkverpleging spelen een belangrijke rol bij de uitleg en begeleiding. Het eerder herken-nen van laaggeletterden en het afstemmen van de informatie op het niveau van de patiënt draagt bij aan beter begrip en meer duidelijkheid over medicatiegebruik. Afstemming en continuïteit van zorg tussen de zorgverleners is daarbij van groot belang.Doelstelling: het bevorderen van correct medicijngebruik onder laaggeletterde patiënten met een chronische aandoening, door verbetering van de samenwerking en continuïteit van zorg waarbij zorgverleners dezelfde begrijpelijke taal spreken en gebruik maken van dezelfde materialen bij medicatie-uitleg in de huisartsenpraktijk, de apotheek en in de wijkverpleging.Aanpak/methode van het onderzoek/projectIn Amsterdam en Utrecht wordt een aanpak ontwikkeld samen met apothekers, huisartsen en wijkverpleegkundigen gericht op betere registratie en uitwisseling van gegevens m.b.t. laaggeletterde patiënten. De professionals worden getraind in herkenning laaggeletterdheid en communicatie op maat. De aanpak wordt geïmplementeerd en geëvalueerd op toepasbaar-heid. We haken aan bij reguliere overlegstructuren en (bestaan-de) taken van de genoemde beroepsgroepen om continuïteit te waarborgen. De aanpak bouwt voort op praktijkervaringen in Amsterdam (FBA en Service Apotheek).Resultaten/opbrengstenEen draaiboek voor een multidisciplinaire aanpak waarin apotheekteams, huisartsenpraktijken en wijkverpleging

samenwerken en continuïteit van zorg bewaken voor laaggelet-terde patiënten met een chronische aandoening. Producten: 1) een multidisciplinair trainingsaanbod in herkennen van laaggeletterdheid en communicatie op maat, 2) een systeem voor registreren en uitwisseling van informatie (over zorg aan) laaggeletterde patiënten, 3) een toolkit met eenvoudig voorlich-tingsmateriaal en aanvullende interventies.Conclusies en aanbevelingenOp het symposium presenteren we de eerste bevindingen en geven (voorlopige) aanbevelingen voor de opzet van een multidisciplinaire aanpak van laaggeletterdheid.

Samen werken aan veilig medicijngebruik door kwetsbare ouderen met polyfarmacieM. van den Berg, Praktifarm, Alphen aan den Rijn

Achtergrond en doelstellingOudere patiënten zijn extra gevoelig voor schadelijke effecten door een veranderde fysiologie en door multimorbiditeit, waarvoor zij vaak meerdere geneesmiddelen gebruiken. Daarnaast hebben ouderen vaker last van een verminderde cognitie waardoor de therapietrouw kan afnemen. De zorg voor ouderen met complexe problematiek vraagt om samenhang en samenwerking tussen patiënt (en/of mantelzorger) en zorgverleners.Doel van dit project is een op elkaar afgestemde farmaceuti-sche behandeling door artsen, apothekers, verpleegkundigen en verzorgenden op basis van de wensen en behoeften van de patiënt.Aanpak/methode van het onderzoek/projectDe apotheker maakt vanuit de medicatiehistorie een selectie van patiënten die 65 jaar en ouder zijn, die vijf of meer geneesmiddelen gebruiken, én een of meer extra risicofactoren hebben. Ook kunnen de huisarts en wijkverpleegkundigen patiënten aanleveren voor een medicatiebeoordeling. De apotheker nodigt elke patiënt uit voor een uitgebreid interview. De vragen in dit interview zijn divers van aard en gericht op de oudere patiënt en diens wensen/behoeften. In vervolg op dit interview stelt de apotheker een farmacotherapeutisch behandelplan op en bespreekt dit met de huisarts. Vervolgens wordt het behandelplan besproken met de patiënt en wordt zo nodig de medicatie aangepast. Binnen drie maanden wordt door apotheker en huisarts geëvalueerd of de interventies zijn doorgevoerd en brengt de apotheker een huisbezoek om te kijken hoe het met de patiënt gaat.Resultaten/opbrengstenGemiddeld vindt er 1,5 interventie per medicatiebeoordeling plaats. Een voorbeeld hiervan is dat een dosering wordt aangepast, gestopt, of gestart. Bovendien blijkt dat patiënten erg blij zijn dat de apotheker op huisbezoek komt. Het blijkt dat patiënten eerder met vragen komen zodat in een eerder stadium geïntervenieerd kan worden.Conclusies en aanbevelingenOp dit symposium wordt de opzet van deze patiëntgerichte multidisciplinaire aanpak gepresenteerd, waarbij aanbeve-lingen worden gedaan hoe huisarts, apotheker en wijkver-pleegkundige, ieder vanuit een eigen invalshoek en eigen signalerende positie, elkaar kunnen versterken.

Page 34: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 34

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

Samen werken aan veilig medicijngebruik door gebruik van de Rode vlaggen app in de thuiszorgC. Sino, Verpleegkundige Studies Hogeschool Utrecht, UtrechtE.G. Hiddink, Health Base, Houten

Achtergrond en doelstellingElke maand vindt per huisarts gemiddeld een ziekenhuis-opname plaats door risicovol geneesmiddelengebruik. De medicatieveiligheid verbetert wanneer thuiszorg, huisarts en apotheek beter samenwerken. Een toepassing die hierbij ondersteunt is de Rodevlaggen-app.Met de Rodevlaggen-app kunnen thuiszorgmedewerkers op een gestructureerde manier medicatieproblemen bij ouderen signaleren en rapporteren. Daarna kunnen zij deze informatie delen met de apotheker of de huisarts. Hierdoor kunnen zowel de zorginstelling, apotheker als huisarts snel ingrijpen bij risicovolle situaties.De app werd in 2012 genomineerd voor de IGZ ZorgVeiligprijs en in oktober 2014 als Beste Zorgidee van Nederland 2014.Aanpak/methode van het onderzoek/projectHealth Base heeft in samenwerking met de Hogeschool Utrecht de Rodevlaggen-app ontwikkeld. De app werkt op basis van het Rode Vlaggen Instrument, ontwikkeld door Carolien Sino (insti-tuutsdirecteur Verpleegkundige Studies Hogeschool Utrecht). Zij is gepromoveerd op het thema vroegtijdig signaleren van medicatiegerelateerde problemen bij ouderen.Op dit moment testen thuiszorgmedewerkers, wijkverpleeg-kundigen, mantelzorgers, apothekers en huisartsen de app. De app draagt bij aan een laagdrempelige informatie-uitwisseling tussen thuiszorgmedewerkers/mantelzorgers enerzijds en wijkverpleegkundigen, apothekers en huisartsen anderzijds. Het doel van het project is het verbeteren van de (medicatie-)veiligheid van kwetsbare thuiszorgpopulatie door vroegsignalering.Resultaten/opbrengstenIn de eerste pilot heeft de inzet van de app geleid tot een achtvoudige toename van meldingen vanuit de thuiszorg naar de wijkverpleegkundigen, huisartsen en apotheek.Conclusies en aanbevelingenIn de periode september 2015 t/m april 2016 wordt de app in een twintigtal thuiszorgteams in de kop van Noord-Holland, Gouda en Haarlem getest. Op basis van deze brede praktijktest wordt verder onderzoek gedaan naar de klinische relevantie van de gemaakte meldingen en economische effecten van het gebruik en de app. Naar verwachting zal de app medio 2016 beschikbaar zijn voor algemeen gebruik.

SESSIE: 2.4

Hoe preventie werkt in de praktijk van het sociale domein: cases uit het onderwijs, de zorg en het beleidL.A.M. van de Goor, Tranzo, Tilburg University, TilburgJ.A.M. van Oers, RIVM, Tranzo/Tilburg University, Bilthoven

In de AW Publieke Gezondheid Brabant wordt de verbinding gemaakt tussen preventie en de toepassing daarvan in het (locale,regionale) sociale domein. De GGD-en, gemeenten en andere stakeholders zoals eerstelijnszorg spelen daarin een belangrijke rol.Om preventie goed geborgd te krijgen in het onderwijs, de zorg of het gemeentelijk beleid is het noodzakelijk alle relevante stakeholders te betrekken en na te gaan welke factoren van belang zijn om de beoogde preventieve aanpak te realiseren en duurzaam te verankeren.In dit symposium worden vier cases gepresenteerd waarin een preventieve aanpak in het onderwijs, de zorg en het beleid wordt gestimuleerd. De cases belichten verschillende fasen en facetten van het proces. Soms gaat het vooral om ontwikkeling, soms meer over evaluatie en werkzaamheid en de werkzame elementen in het proces van implementatie en verankering.Achtereenvolgens wordt ingegaan op de borging van rookvrije schoolterreinen in het voortgezet onderwijs (VO); het vroegtij-dig signaleren van determinanten die schooluitval in het VO kunnen voorspellen; het functioneren van de leefstijlcoach als stimulans en verbinding in de zorgketen voor patiënten met ernstig overgewicht in de eerstelijnszorg en ten slotte de resultaten van een policy game als instrument om effectief gezondheidsbeleid op lokaal niveau te stimuleren.

Steken leerlingen op school wat op? Onderzoek naar de bor-ging van rookvrije schoolterreinen in het voortgezet onderwijs.A.D. Rozema, Tranzo, Tilburg University, TilburgM.W.J. Jansen, AWPG ZuidLimburg, Universiteit Maastricht, Geleen, MaastrichtJ.J.P. Mathijssen, Tranzo, Tilburg University, TilburgJ.A.M. van Oers, RIVM, Tilburg University, Bilthoven

InleidingIn Nederland schijft de Tabakswet voor dat in schoolgebouwen niet gerookt mag worden, echter scholen mogen zelf bepalen of er op het schoolterrein gerookt mag worden. Momenteel heeft 48% van de schoollocaties in Nederland een rookvrij schoolter-rein. Goede borging van een rookvrij schoolterrein (d.w.z. dat er aan allerlei indicatoren wordt voldaan) zou een bijdrage kunnen leveren aan het terugdringen van het aantal jongeren dat op het schoolterrein rookt. Het doel van deze studie is om inzicht te krijgen in hoeverre er sprake is van borging bij deze 48% scholen en hoe de relatie is met het rookgedrag van leer-lingen op het schoolterrein. Daarnaast wordt er gekeken welke indicatoren samen lijken te hangen met een goede borging.MethodeEen mixed method studie is uitgevoerd, waarbij er kwantita-tieve data werd verzameld middels een online survey bij alle schooldirecties in Nederland om borgingsindicatoren van

Page 35: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 35

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

een rookvrij schoolterrein te meten en het rookgedrag van leerlingen op het schoolterrein (n=438). Vervolgens werden semigestructureerde interviews bij schooldirecties afgenomen, om inzicht te krijgen in welke indicatoren samen lijken te hangen met een goede borging (n=15).ResultatenHet blijkt dat scholen hoog scoren op indicatoren van borging van het rookvrije schoolterrein en dat borgingsindicatoren positief samenhangen met naleving van het rookverbod. Verder lijkt goede borging samen te hangen met politieke kenmerken (bv overheidsbeleid, sociale norm), schoolkenmerken (bv voorlichting, sociale controle, strikte handhaving, stapsgewijze invoering, bekrachtiging directie, een overzichtelijk afgebakend terrein), individuele kenmerken (bv opleidingsniveau, weinig ro-kers, draagvlak) en kenmerken gerelateerd aan het rookverbod (bv geen gedoogsituatie, onderzoek, goede voorbeeldfunctie).ConclusieDeze studie laat zien dat het versterken van borgingsindicatoren van essentieel belang is om het rookgedrag van leerlingen te verminderen op het schoolterrein. Beleidsmakers en gezond-heidsprofessionals dienen rekening te houden met de verschil-lende indicatoren wanneer strategieën worden ontwikkeld om de borging van een rookvrij schoolterrein te versterken.

Stay in or drop out: vroegtijdige signalering van determinanten die leiden tot voortijdig schoolverlaten.J.A.M. Theunissen, GGD Brabant Zuid Oost, EindhovenF.J.M. Feron, Universiteit Maastricht, MaastrichtH. Bosma, Universiteit Maastricht, MaastrichtP. Verdonk, VUMC, Amsterdam

InleidingSchooluitval is een complex probleem, waarbij meerdere factoren een rol spelen.Doel van dit onderzoek is het verkrijgen van inzicht in determi-nanten op het gebied van gezondheid, sociaal economische status, gender en persoonlijkheid, die vanaf de vroege levensjaren bijdragen aan later schooluitval. Hiermee kunnen er effectievere interventies binnen de jeugdgezondheidszorg ontwikkeld worden die erop gericht zijn om schooluitval en daarmee sociaaleconomische gezondheidsverschillen te verminderen.MethodeVan 330 jongeren uit Zuidoost-Brabant van 18 tot 23 jaar die zonder startkwalificatie de school hebben verlaten (cases) zijn de gegevens uit de jeugdgezondheidszorgdossiers en een aanvullende vragenlijst vergeleken met die van 330 jongeren uit Zuidoost-Brabant van dezelfde leeftijd die nog wel onderwijs volgden (controles). De resultaten waren input voor individuele interviews met 25 jongeren (cases en controles) om inzicht te krijgen in de onderliggende processen bij schooluit-val. Vervolgens zijn de resultaten en implicaties besproken in groepsinterviews met achtereenvolgens ouders, onderwijs-, en zorgprofessionals.ResultatenVoortijdig schoolverlaters zijn vaker jongens, hebben vaker een niet-Westerse achtergrond, een lagere sociaaleconomische status en komen vaker uit een eenoudergezin. Ook missen zij

vaker het gezondheidsonderzoek bij de jeugdgezondheidszorg. Jongeren die extreem hoog scoren op mannelijkheid (jongens en meisjes) vallen vaker uit, maar ook jongens die tegelijkertijd hoog op vrouwelijkheid en laag op mannelijkheid scoren. Vanaf de geboorte zijn er in verschillende leeftijdsperiodes determi-nanten aanwezig, die de kans op schooluitval verhogen, zoals onvoldoende gehoortest ( 0-4 jaar), leerproblemen (4-8 jaar), externaliserend gedrag (8-12 jaar) en ziekteverzuim (12-16 jaar). Vertrouwen hebben in eigen bekwaamheid verlaagt de kans op schooluitval.ConclusieOp jonge leeftijd zijn er al factoren aanwezig die een relatie hebben met later voortijdig schoolverlaten. Jeugdgezondheids-zorgprofessionals moeten niet wachten tot er sprake is van dreigend schooluitval, maar in een vroeg stadium risicofacto-ren herkennen en in samenwerking met ouders en onderwijs er voor zorgen dat kinderen optimaal kunnen ontwikkelen.

De leefstijlcoach als ontbrekend puzzelstukje in de zorgketen.C.E. van Rinsum, Universiteit Maastricht, MaastrichtS.M.P.L. Gerards, Universiteit Maastricht, MaastrichtG.M. Rutten, Universiteit Maastricht, MaastrichtL.A.M. van de Goor, Tranzo, Tilburg University, TilburgS.P.J. Kremers, Universiteit Maastricht, Maastricht

AchtergrondGecombineerde Leefstijl Interventies (GLIs) zijn effectief in het veranderen van leefstijlgerelateerd gedrag bij mensen met obesitas. Echter valt dit in de dagelijkse praktijk vaak tegen. Bovendien lijkt coaching over een langere termijn nodig om de leefstijlverandering te behouden. Op dit moment heeft leefstijlcoaching (een onderdeel van GLIs), nog geen structu-rele positie in het zorgproces. Uit het huidige onderzoek moet blijken of de leefstijlcoach een aanwinst is in het zorgnetwerk en of deelnemers baat hebben bij het programma.Methode van het onderzoek:De CooL-interventie (Coaching op Leefstijl) is gericht op volwas-senen, adolescenten en kinderen met (een hoog risico op) obesitas. Deelnemers aan de interventie zullen gedurende 6-8 maanden worden gecoacht door de leefstijlcoach. Het pro-gramma richt zich op beweging, voeding en (opvoed)gedrag. De inclusie van deelnemers verloopt bij de volwassenen via huisartsenpraktijken en bij kinderen via de Jeugdgezondheids-zorg. Om de ervaringen van deelnemers en de effecten van de interventie te monitoren worden in het kader van actiebege-leidend onderzoek metingen gedaan op baseline en na 6 en 12 maanden door middel van vragenlijsten en het verzamelen van medische gegevens. Het proces zal verder in kaart gebracht worden door middel van observaties, documentanalyses, netwerkanalyses en (groeps-)interviews.ResultatenDe eerste resultaten laten een positief beeld zien ten aanzien van de ervaringen van de deelnemers met de interventie. De toestroom van deelnemers verloopt echter traag. Potentiële deelnemers zien vaak niet de relevantie van de interventie, leefstijlcoaches vinden het lastig om hun plek in het netwerk te vinden en verwijzers zijn niet altijd gemotiveerd om door te verwijzen.

Page 36: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 36

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

ConclusieIn dit onderzoek wordt de Cool-interventie gemonitord om de interventie-inhoud en de implementatie ervan te versterken. Het doel is om in 2017 te komen tot concrete aanbevelingen ten aanzien van bevorderende en belemmerende factoren bij de rol van de leefstijlcoach als verbindend puzzelstukje in de zorgketen.

Met een policy game het ontwikkelen van effectief gezond-heidsbeleid stimuleren, wat levert het op?H.P.E.M. Spitters, Tranzo, Tilburg University, TilburgL.A.M. van de Goor, Tranzo, Tilburg University, Tilburg

InleidingDe ontwikkeling van gezondheidsbeleid vindt steeds vaker lokaal plaats, waarbij verschillende stakeholders worden betrokken met ieder eigen doelen en belangen. De rol van (onderzoeks)kennis is hierbij klein, hoewel het effectief beleid stimuleert. Ook samenwerking tussen stakeholders zou van in-vloed zijn. Een policy game biedt mogelijk de oplossing, omdat het samenwerking tussen stakeholders stimuleert en inzicht geeft in eenieders rol. Het doel is vaststellen welke invloed een internationaal ontwikkelde en gespeelde game heeft op de integrale beleidsontwikkeling in de drie Europese cases, zoals het bevorderen van samenwerking en kennisgebruik.MethodeDe policy game is in Nederland (NL), Denemarken (DK) en Roemenië (RO) ontwikkeld en getest in echte lokale praktijksitu-atie binnen het Europese FP7 REPOPA-project. Per spel namen 18-19 deelnemers deel. Een mixed-method studie is uitgevoerd, bestaande uit observaties tijdens de games en drie gestructu-reerde online vragenlijsten, één week vooraf (T0), één week na (T1) het implementeren van de game en 6 maanden (T2) nadien, kijkend naar aspecten van samenwerking en kennisgebruik.ResultatenMinstens 76% van de deelnemers beantwoordden de vragen-lijsten in elk van de cases. Gekeken naar de drie landen samen, verhoogde de meerderheid (60%) op T1 hun begrip in het lokale beleidsproces, hun rol in het organisatienetwerk en hoe zij konden samenwerken. Minstens de helft van de deelnemers gaf op T2 een boost in samenwerking aan. Een positievere houding naar kennisgebruik varieerde tussen landen, met een verhoging van 25% in NL, 57% in RO en 75% in DK op T1. De observaties lieten vooral de verschillende vormen van samenwerking zien.ConclusieDe resultaten impliceren de potentie van de game op samen-werking en verhoogde inzichten in de drie cases. Een verande-ring in houding naar kennisgebruik varieerde tussen de landen, met DK als meest positief. Concluderend laten de resultaten de potentie van een game zien voor het stimuleren van integrale beleidsontwikkeling.

SESSIE: 2.5

Werelden verbinden: ‘je zal er maar wonen’ - gezondheid bezien vanuit onderwijs, armoede, arbeid en zorgM.W.J. Jansen, GGD Zuid Limbug, Academische Werkplaats, Universiteit Maastricht, GeleenA.J.M. Vermeer, GGD Zuid Limburg, GeleenM.H. Hesdahl, GGD Zuid Limburg, Geleen

Achtergrond symposiumHet symposium belicht de samenhang van factoren die gezond-heid beïnvloeden. Het terugdringen van de gezondheidsach-terstanden dwingt ons om integraal naar de mens te kijken. Genoegzaam bekend is dat achter dit ‘simpel’ uitgangspunt werelden van complexiteit schuilgaat. Het gaat om de samen-hang tussen domeinen: de verwevenheid van de domeinen van jeugd, onderwijs, arbeid, zorg en kennis. En het gaat om de samenhang tussen de systeemwereld en de leefwereld van de burger. Vanuit de Academische Werkplaatsen Publieke Gezondheid Limburg zijn diverse praktijkgerichte onderzoeken opgestart.Doelstelling symposiumInzichtelijk maken hoe een aantal nieuwe initiatieven uit verschillende domeinen resulteren in multidisciplinaire samen-werking en nieuwe kansen voor gezondheidsbevordering in het sociale domein. Positieve gezondheid is daarbij leidraad voor de aanpak in Limburg.Opbouw symposium en samenhang individuele presentatiesIn het symposium worden vier verschillende initiatieven toege-licht. De Limburg-factor gaat in op de gezondheidsachterstand in Limburg en de noodzaak van een samenhangende aanpak. Blauwe Zorg belicht vier bouwstenen van populatiebekostiging: ontschotting van financiering, ontschotting van functies, de burgers in beweging en positieve gezondheid als richtsnoer van denken en doen. Armoede in Vaals richt zich op het terugdrin-gen van gezondheidsachterstanden bij kansarme gezinnen. Het gaat om een aanpak die onderwijs, arbeid, zorg en welzijn combineert en zo zorgt voor structurele verbeteringen. De Gezonde Basisschool van de Toekomst levert een bijdrage aan de vernieuwing aan het onderwijs doordat scholen een langere lesdag bieden met veel aandacht voor gezonde voeding, sport en beweging evenals culturele activiteiten.In de plenaire discussie worden de deelnemers uitgenodigd om mee te denken over de kernelementen van positieve gezondheid en de perspectieven van waaruit dit aangepakt kan worden. In Limburg proberen we deze werelden te verbinden: je zal er maar wonen!

De Limburg-factor: de gezondheidssituatie in Limburg onderzocht en verklaardM.W.J. Jansen, GGD Zuid Limburg, Academische Werkplaats, Universiteit Maastricht, Geleen

Achtergrond en doelstellingProvinciale Staten hebben begin 2015 een motie aangenomen met het verzoek aan het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Limburg om een integraal onderzoek uit te

Page 37: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 37

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

voeren naar de oorzaken van de gezondheidsachterstand van Limburg ten opzichte van de rest van Nederland. De Provincie Limburg heeft de GGD Zuid Limburg gevraagd dit onderzoek uit te voeren. De vraag luidt: hoe kunnen we begrijpen dat Limburg op een aantal terreinen tegelijk anders presteert dan grote delen van Nederland? De regio kenmerkt zich door een historisch gegroeide gezondheidsachterstand. De gemiddelde Nederlander leeft bijna een jaar langer dan de gemiddelde Limburger, en leeft in een betere ervaren gezondheid.Aanpak/methode van het onderzoek/projectDe sociale determinanten van gezondheid zijn als uitgangspunt genomen, te weten opvoeding, onderwijs, arbeid, leefstijl, milieu, cultuur, sociale cohesie, historische invloed en gezondheids(zorg)voorzieningen. Via causatie of selectie kunnen sociaaleconomische gezondheidsverschillen ontstaan. Bestaande literatuur over sociaaleconomische gezondheidsver-schillen is bestudeerd. Daarnaast zijn experts vanuit verschil-lende disciplines geïnterviewd (n = 17) over beschikbare kennis, kennishiaten en oplossingsrichtingen.Resultaten/opbrengstenDe Limburgse gezondheidsachterstand kan grotendeels verklaard worden door de sociaaleconomische achterstand waarbij het mijnwerkersverleden, demografische verschuivin-gen, zelfregie en de relatief snelle ontkerkelijking mogelijk nog een rol spelen. Mede door sociale overerving vallen onderwijs-prestaties gemiddeld lager uit dan landelijk, is er sprake van groter zorggebruik en een lagere arbeidsparticipatiegraad. De oplossingsrichtingen op basis van de literatuur en de experts dienen gericht te zijn op: opvoedingsondersteuning, onder-wijsverbetering en creëren van banen in zowel het laag- als hoogopgeleide segment.Conclusie(s) en aanbevelingenDe verwachting is dat investeringen in opvoedingssteun, onderwijs en arbeid bijdragen aan het verbeteren van de zes di-mensies van positieve gezondheid (lichaamsfuncties, mentale functies, dagelijks functioneren, maatschappelijke participatie, kwaliteit van leven en zingeving) en daarmee ook aan het terugdringen van de gezondheidsachterstand. Proeftuinen gericht op duurzame participatie (in onderwijs, arbeid, zorg, gezondheid, sociaal leven en politiek) verdienen aanbeveling.

Blauwe Zorg: positieve gezondheid kent geen grenzen in de wijkA.J.M. Vermeer, GGD Zuid Limburg, GeleenI. Wijnands, Stichting ZIO, MaastrichtM.H. Hesdahl, GGD Zuid Limburg, Geleen

Achtergrond en doelstellingDe vertaalslag van de benadering van positieve gezondheid naar het handelen van professionals en burgers lijkt zeer kansrijk, maar gaat niet vanzelf. De verandering van houding en werkwijze van professionals en burgers krijgt veel aandacht. De gesegmenteerde financieringssystematiek van zorg is echter, ondanks de overheveling naar gemeenten, vaak het struikel-blok. Ieder segment met een eigen perspectief, verantwoor-dingssystematiek en productieprikkel. Dit systeem stimuleert niet om integraal naar de mens te kijken, maar om diagnoses en indicaties te stellen, zodat financiering gegarandeerd is. In de door VWS erkende proeftuin Blauwe Zorg hebben gemeente

Maastricht, zorgverzekeraar VGZ, GGD Zuid Limburg en Zorg in Ontwikkeling (ondersteuning eerstelijnszorg Maastricht-Heu-velland) de handen ineen geslagen om de financiële schotten weg te nemen en om de mens centraal te stellen.Aanpak/methodeDe pilot bevat vier bouwstenen: 1) burger in beweging; 2) professional aan zet; 3) positieve gezondheid als uit-gangspunt; en 4) ontschotting van financiering. Dit betekent het samenbrengen van financiële middelen voor het sociale domein van gemeente Maastricht en van preferente zorgver-zekeraar VGZ op populatieniveau.Resultaten/opbrengstenVerwachtte resultaten:1. Verandering van gezondheid van burgers;2. Vrijheid aan professionele hulpverleners om los van het

instellingsbelang te functioneren en bij te dragen aan idealen van burgers en aan het organiseren van (collectieve) preventieve oplossingen;

3. Uitwerking van het principe ‘geld volgt zorg en ondersteu-ning’ en inzicht in de factoren die dit proces bevorderen en belemmeren.

Conclusies en aanbevelingenDe veronderstelling is dat als uitgangspunten van positieve gezondheid zonder hinder van financiële schotten worden opgevolgd er vanzelfsprekend een verbinding ontstaat tussen gezondheid, zelfregie, eigen kracht, maatschappelijke participatie, onderwijs, arbeid, vrijwilligerswerk en zorgen voor elkaar. Bovendien krijgen de burgers en professionals meer zeggenschap over hoe de zorgkosten besteed worden, waardoor wij verwachten dat men keuzes maakt die effectiever en wellicht ook preventiever van aard zijn. De betrokkenen krijgen immers baat bij een gezondere populatie die minder aanspraak doet op zorg.

Een stem voor gezinnen en huishoudens in armoedeD. Hodiamont, GGD Zuid Limburg, GeleenM. Wassenberg, Gemeente Vaals, VaalsK. Stessen, Department of Health Promotion, NUTRIM School for Nutrition and Translational Research in Metabolism, Maastricht University, MaastrichtJ. Meis, GGD Zuid Limburg, Geleen

Achtergrond en doelstelling‘Een stem voor gezinnen en huishoudens’ in de gemeente Vaals is gericht op duurzame en structurele verbetering van de gezondheid en welzijn van kansarme gezinnen. In Vaals leeft één op de zeven huishoudens onder de armoedegrens; bijna twee keer zoveel als gemiddeld in Nederland. Armoede kent vele gezichten voor mensen die ermee te maken hebben. Het varieert van niet meekunnen met een schoolreisje tot geen geld voor een computer om huiswerk op te maken.Een structurele doorbreking van het patroon waarin armoede over meerdere generaties heen overgedragen wordt, vraagt om meer inzicht in de oorzaken en gevolgen van armoede, de kenmerken van hen die ermee te maken hebben en in de effectiviteit van voorzieningen en maatregelen.Aanpak/methode van het onderzoek/projectAan gezinnen wordt gevraagd hun input te geven via het maken

Page 38: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 38

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

van foto’s. Deze informatie wordt gebundeld in een startfoto.Het project bevat drie onderdelen:• Kernprofielen:beschrijvingvandebelangrijksteachtergrond-

kenmerken van de doelgroep.• Netwerkanalyse:inkaartbrengenhoehetbestaande

systeem met betrokken actoren en bestaande regelingen/voorzieningen er uit ziet.

• Photovoice:vastleggenvanhetlevenvangezinneninarmoede met een fototoestel, gericht op situaties die ze heel positief beoordelen en situaties die ze heel graag veranderd zouden zien. Daarna wordt in een persoonlijk gesprek en een groepsgesprek gevraagd waarom juist deze foto’s zijn gemaakt en wat wij zien op de foto’s. Aan het eind van het project organiseren de groepen gezamenlijk, met ondersteu-ning van de gemeente, een tentoonstelling van een selectie van de foto’s.

Resultaten/opbrengstenDe resultaten van de kernprofielen, de netwerkanalyse en de photovoice worden gepresenteerd. Er wordt een doorkijk gegeven naar oplossingsrichtingen.Conclusie(s) en aanbevelingenVia bovenstaande werkwijze wordt een beter inzicht gekregen in de factoren van armoede, de praktische en dagelijkse gevol-gen van armoede voor gezinnen, en haalbare en realistische oplossingsmogelijkheden voor armoede.

De Gezonde Basisschool van de ToekomstN. Bartelink, Maastricht University, MaastrichtM.W.J. Jansen, GGD Zuid Limburg, Academische Werkplaats, Universiteit Maastricht, Geleen

Achtergrond en doelstellingDe Gezonde Basisschool van de Toekomst is een nieuwe ontwikkeling in Zuid-Limburg met als doel om het onderwijs zo aan te passen dat leerlingen letterlijk en figuurlijk beter in hun vel zitten, waardoor hun talenten optimaal naar boven komen. Gezonde voeding en voldoende beweging leveren hiertoe onder andere een belangrijke bijdrage. De kracht van dit project zit in de ‘whole school approach’ oftewel er wordt niet ingezet op één activiteit, maar door middel van een combinatie van activiteiten, zal er een complete aanpassing plaatsvinden in de structuur en wordt er een gezonde schoolomgeving gecreëerd.Aanpak/methode van het onderzoek/projectEr is een breed aanbod aan activiteiten in Nederland die zich richten op gezonde voeding en beweging. Door gebruik te maken van de stappen binnen Intervention Mapping hebben de UM en GGDZL op een gestructureerde manier activiteiten geselecteerd. Echter, de school houdt de regie en bepaalt zelf welke activiteiten zij kiest. De keuze die de school maakt moet namelijk wel uitvoerbaar zijn en passen bij de behoefte van de school. Daarnaast is het belangrijk dat er een groot draagvlak is bij zowel leraren als ouders. Beide participeren mee in het tra-ject en konden vanaf het begin aan de tekentafel deelnemen.Resultaten/opbrengsten75-90% van de ouders heeft ingestemd met het project, leraren waren zelfs unaniem. De interventie is vanaf 2 november van start gegaan. Uiteraard worden ouders en leraren ook na de

start nog steeds betrokken. Er wordt goed geëvalueerd en geke-ken naar eventueel nieuwe activiteiten om te implementeren. Dit proces is in volle gang en wordt nauwlettend gevolgd.Conclusie(s) en aanbevelingenDe school krijgt ondersteuning vanuit de UM en GGD ZL door het aanreiken van mogelijke activiteiten. Echter de keuze en regie blijven bij de school, die daarbij zorgt voor een groot draagvlak bij leraren en ouders door ze vanaf het begin te betrekken.

SESSIE: 2.6

…… Samen kom je verder! gemeenten, burgers, professionals en positieve gezondheidM. Huber, Institute for Positive Health, AmersfoortA. Koornstra, GGD GHOR Nederland, UtrechtC. Walg, Syntein, BoxmeerK. Zomer, GGD Twente, EnschedeF. Flinterman, GGD Amsterdam, Amsterdam

InhoudHet concept positieve gezondheid circuleert op het Nederlands congres volksgezondheid sinds Machteld Huber in 2013 haar concept toelichtte. De beschrijving van gezondheid als ‘het vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven‘ spreekt velen aan. Inmiddels zijn er in alle vormen van zorg toepassingen van het concept, maar ook daarbuiten in bijvoorbeeld welzijn en onderwijs.Het concept positieve gezondheid biedt een verbindende taal tussen zorg en het sociaal domein. In 2015 is in een workshop uitgewerkt wat positieve gezondheid betekent voor de publieke gezondheid, geordend naar onderzoek, beleid en praktijk. Dit jaar zetten we een volgende stap en gaan deelnemers aan de hand van pitches van voorlopers uit oa. Texel en Deventer uitwerken wat positieve gezondheid kan betekenen in de context van een gemeente.Inhoudelijk ligt de nadruk op de invulling van positieve gezondheid voor het verkleinen van gezondheidsverschillen en het versterken van de betrokkenheid van mensen in kwetsbare situaties. De voorbeelden gaan over hoe professionals, ambtenaren en burgers invulling geven aan het concept.Opzet van de workshopDe workshop start met een korte toelichting van Machteld Huber op het handelingsperspectief dat positieve gezondheid biedt aan professionals, ambtenaren en burgers. Vervolgens presenteren 2 praktijkvoorbeelden hoe zij verbinding maken tussen gezondheid en gemeentelijke beleid.Daarna gaan 4 werktafels aan de hand van een pitch van een voorloper uit een gemeente aan de slag met het uitwerken van het handelingsperspectief. Wat betekent eigen regie voeren en zich aan kunnen passen? Welke zorg of ontzorging past daarbij? De tafels worden ingedeeld naar doelgroep (jeugd, ouderen, volwassenen met lage-SES en kwetsbare (OGGZ)-groepen).Tot slot worden de uitwerkingen meegegeven aan de deelne-mers én meegenomen voor verdere uitwerking door Institute for Positive Health en GGD GHOR Nederland.

Page 39: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 39

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

SESSIE: 2.7

Gezonde Verhalen: Hoe fotostrips gezondheid en gezond-heidsvaardigheden kunnen bevorderen.R. Koops van ’t Jagt, Rijksuniversiteit Groningen, GroningenJ.C.J. Hoeks, Rijksuniversiteit Groningen, GroningenA.F. de Winter, UMCG, GroningenS.A. Reijneveld, UMCG, GroningenC.J.M. Jansen, Rijksuniversiteit Groningen, Groningen

Praten met de dokter is niet altijd gemakkelijk. Ingewikkelde medische termen, tijdsdruk en onzekerheid kunnen ervoor zorgen dat het moeilijk is om naar een arts te gaan en de juiste informatie te krijgen. Daarom werd in het kader van het Europese gezondheidsvaardighedenproject IROHLA een serie van zeven fotostrips ontwikkeld.De keuze voor fotostrips is gebaseerd op een systematische review naar interventies die beogen de begrijpelijkheid van gezondheidscommunicatie te vergroten. Daar werd bewijs gevonden voor de effectiviteit van verhalende gezondheids-communicatie. Verhalende gezondheidscommunicatie vergroot betrokkenheid en daardoor mogelijk motivatie om iets met de informatie te doen. Door herkenbare situaties en personages te portretteren bieden verhalen bovendien rolmodellen waardoor mogelijk het zelfvertrouwen van de lezer of kijker wordt vergroot.In deze workshop verkennen we samen met de deelnemers hoe fotostrips gezondheid en gezondheidsvaardigheden kunnen bevorderen. Aan de hand van vooraf vastgestelde thema’s brainstormen deelnemers in groepjes over relevante aangrij-pingspunten van zo’n verhalende interventie, ontwikkelen we een script en produceren we een fotostrip van 6 plaatjes over het thema.Met deze workshop leren deelnemers hoe je zo optimaal mogelijk gebruik kan maken van de kracht van verhalen bij het ontwikkelen van gezonde interventies.Opzet van de workshop:1. korte introductie en achtergrond: waarom werkt verhalende

gezondheidscommunicatie?2. introductie van de thema’s (bijv. werkstress, bewegen in de

buurt, overgewicht bij kinderen)3. brainstorm in groepjes aan de hand van de volgende

vragen: wat wil je veranderen bij wie met je fotostrip? wat is de setting? wat is de hoofdboodschap? hoe expliciet is die boodschap? wie is je rolmodel? welke emoties wil je oproepen? hoe zorg je voor transportatie, identificatie en self-referencing?

4. maken van getekende scripts5. maken van foto’s (verkleedkleren, pruiken en attributen zijn

aanwezig)6. maken van fotostrip door gebruik te maken van PowerPoint7. pitchen van fotostrip aan andere deelnemers

SESSIE: 2.8

Leefstijl en welzijn: een succesvolle samenwerking in de wijkD. Dale van, RIVM, BilthovenM. Sturkenboom, RIVM, BilthovenT. Drenthen, NHG, UtrechtA. Winsemius, Movisie, UtrechtA. Duenk, GGDGHOR, UtrechtW.J.J. Assendelft, RadboudUMC, NijmegenD. Jongh de, RIVM, Bilthoven

InhoudHoe kom je gezamenlijk tot een goede keuze van activiteiten voor een gezonde en vitale wijk? Wat werkt er bij wie en wat werkt er niet? Welke interventies bevorderen zowel het welzijn van inwoners als een gezonde leefstijl? Dat zijn de belang-rijkste vragen die in deze workshop centraal staan. Enerzijds gaat het in deze workshop om het uitwisselen van succesvolle ervaringen van samenwerking met verschillende partners in de wijk zoals bewoners, welzijn, eerste lijn en de publieke gezondheid. Anderzijds over het kiezen van interventies die zowel doelen van het sociale domein realiseren als doelen van de gezondheidsbevordering.OpzetAllereerst laten we zien welke leefstijlinterventies bijdragen aan de thema’s als eigen kracht en meedoen en vice versa: welke interventies uit het sociale domein dragen bij aan de gezondheid. Is er een ideale combinatie te bedenken?Vervolgens gaan we aan de slag met het Arenaspel. Dit is een samenwerkingsspel waarin verschillende professionals en bewoners uit een wijk hun samenwerking spelenderwijs onder de loep nemen en zo ontdekken hoe ze meer aan elkaar kunnen hebben. Toehoorders spelen mee en geven feedback. Een ‘jury’ reflecteert op het spelverloop. Het belangrijkste doel van het spel is gezamenlijk oplossingen te bedenken voor belemmeringen in de samenwerking en voor de obstakels bij het kiezen van interventies.Aan het einde van de workshop combineren we de oplos-singen uit het spel met de ervaringen die opgedaan zijn met samenwerking in de verschillende netwerkbijeenkomsten van Preventie in de buurt. Een inspirerende interactie over succes-volle samenwerking bij het kiezen van een mooie combinatie van interventies is het resultaat.

Page 40: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 40

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

SESSIE: 2.9

Maakt sociaal gezond? Het koppelen van inzichten uit de praktijk en onderzoekJ.L. Suurmond, AMC/UvA, AmsterdamA. Winsemius, Movisie, UtrechtM. van de Lustgraaf, NFACTORY LEERTRAJECTEN van IK- naar WIJ-land, ZoetermeerJ. Harting, AMC/UvA, Amsterdam

Er is veel wetenschappelijk bewijs dat een sterk sociale netwerk bijdraagt aan gezondheid. Daarom wordt vaak aangenomen dat interventies die sociale netwerken versterken ook een positief effect hebben op gezondheid. Hier is echter nog nauwelijks onderzoek naar gedaan. In aansluiting op de pledge van de MOgroep en Movisie in het kader van het Nationaal Preventie Programma ‘Alles Is Gezondheid’ is het AMC/UvA een onderzoek gestart bij twee sociale interventies. Eén van die interventies is “Natuurlijk, een netwerkcoach!” waarin een netwerkcoach mensen individueel begeleidt bij het versterken van hun sociale netwerk. Voor het onderzoek is een model ontwikkeld dat verklaart via welke mechanismen “Natuurlijk, een netwerkcoach!” kan bijdragen aan de gezondheid van de deelnemers.Doel van de workshop is wetenschap aan de praktijk te verbin-den via de volgende vragen: Hoe kan sociaal werk geëvalueerd worden zodat recht wordt gedaan aan de unieke aspecten ervan? Hoe kunnen zorgprofessionals en beleidsontwikkelaars optimaal profiteren van wetenschappelijke inzichten? In de workshop presenteren de onderzoekers het model als voorbeeld en gaan de deelnemers zelf aan de slag met het ontwikkelen van een verklaringsmodel.Opzet1. Presentatie onderzoeksmodel;2. Interview met Martin van de Lustgraaf, de ontwikkelaar van

“Natuurlijk, een netwerkcoach!”, over aanpak en opbreng-sten;

3. De deelnemers gaan in drie subgroepen uiteen (bijvoorbeeld zorgprofessionals, wetenschappers, en beleidsontwikke-laars) waarbij zij een mindmap maken over de relatie tussen de sociale interventie en gezondheid en zij vanuit eigen ervaringen aangeven via welke mechanismen dat gebeurt;

4. Interactieve plenaire terugkoppeling waarin de mindmaps worden vergeleken en kort bediscussieerd;

5. Reflectie op de mindmaps door een praktijkdeskundige (huisarts in een aandachtswijk);

6. Na afloop kunnen de deelnemers op een systematische ma-nier naar een sociale interventie kijken waarbij zij oog krijgen voor de verschillende mechanismen die van invloed zijn op gezondheid en kunnen zij aangeven op welke mechanismen zij zelf invloed uit kunnen oefenen.

SESSIE: 2.10

Hoe ziet de publieke gezondheid eruit in de toekomst? Een themaverkenning voor de VTV-2018I. Storm, RIVM, BilthovenA. Verweij, RIVM, BilthovenF. den Hertog, RIVM, BilthovenM. de Vries, RIVM, Bilthoven

InhoudDe Volksgezondheid Toekomstverkenning (VTV) is een vier-jaarlijkse rapportage die het RIVM, samen met vele partners, maakt in opdracht van het ministerie van VWS. Eén van de drie themaverkenningen voor de VTV-2018 is: hoe ziet de Publieke Gezondheid eruit in de toekomst?De achtergrond voor dit themadeel zijn ontwikkelingen die zich de afgelopen 100 jaar hebben afgespeeld. Met eerst de aanleg van de waterleiding en later de komst van antibiotica hebben infectieziekten plaatsgemaakt voor welvaartsziekten die vervol-gens chronisch en ook nog eens meervoudig werden. Oftewel we hebben te maken met complexe volksgezondheidsproble-men. Oorzaken van complexe problemen liggen zowel binnen als buiten het volksgezondheidsdomein (zoals ongezonde leefstijl, laag opleidingsniveau, laag inkomen, werkeloosheid, ontoegankelijke zorg, ongunstige woonomstandigheden). De grenzen tussen de publieke gezondheid en andere domeinen (zoals het sociale en fysieke domein) vervagen ook steeds meer om de gezondheid vanburgers positief te (kunnen) beïnvloeden. In deze workshop willen we samen met de deelnemers bediscussiëren welke ontwikkelingen van invloed zijn voor de volksgezondheid van de toekomst. We willen gebruik maken van beschikbare feiten en trends en aanvullen met meningen en ervaringen van deelnemers vanuit hun eigen praktijk. Ook willen we tot een top drie van uitdagingen komen voor de volksgezondheid van de toekomst. De resultaten uit deze workshop worden gebruikt voor de VTV-2018.Opzet workshopInleiding (15 min)• ToelichtingthemaverkenningDePGvandetoekomst

(onderdeel van de VTV-2018)• UitlegworkshopGroepen (30 min)• Dialoogvoerenovertrendsenontwikkelingendievan

invloed zijn op de volksgezondheid a.d.h.v. feiten aangevuld met meningen en ervaringen van deelnemers (15 min)

• Brainstormenoverdebelangrijksteuitdagingenvoorvolksge-zondheid in de toekomst en een top 3 van uitdagingen laten formuleren door de deelnemers (15 min)

Plenair (30 min)• Terugkoppelinguitgroepenviaeenpitch(10 min)• DiscussieoverontwikkelingenenuitdagingenvoordePG(20

min)

Page 41: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 41

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

SESSIE: 2.11

De financiering van preventie: het vitaliteitscontractT. Plochg, NPHF, UtrechtP. Terwijn, Saxenburgh Groep, HardenbergT. Oostrom, Nierstichting, Bussum

Achtergrond/doelstellingDe financiering van preventie is een probleem omdat een adequaat financieringssysteem ontbreekt. Daardoor ‘loont’ het niet – financieel gezien – om mensen (te helpen zichzelf) gezond en vitaal te houden. In dit licht worden nieuwe vormen van financiering ontwikkeld, maar van een echte doorbraak is nog geen sprake.De NPHF Federatie voor Gezondheid heeft daarom het idee van een ‘vitaliteitscontract’ gelanceerd als één van de mogelijke financieringsvormen.Zo’n vitaliteitscontract kan worden gedefinieerd als een overeenkomst tussen een burger/collectief en een gezond-heidsleverancier waarin het helpen gezond en vitaal te blijven qua tijd en kosten wordt geregeld. Het is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:1. De relatie staat voorop in plaats van de processen of

producten. Het is een contract tussen burger (of groepen van burgers) en een gezondheidsleverancier met rechten en plichten;

2. De burger is coproducent. Hij/zij moet (zichzelf) gezond en vitaal houden, en wordt daarin door de gezondheidsleveran-cier ondersteund en geholpen;

3. Er worden algemene brede gezondheidsdoelen gesteld met een minimum aan specificatie van de te leveren gezond houd prestaties;

4. Het vormt de paraplu voor een breed scala aan gezond houd diensten die integraal en modulair is opgezet en wordt aangeboden;

5. Het is lokaal ingebed in de buurt of wijk om maatwerk te garanderen;

6. Het vitaliteitscontract wordt naast het vigerende ziektezorg-systeem gepositioneerd. Als de burger ziek wordt, kan hij/zij gewoon gebruik maken van verzekerde ziektezorg (basispak-ket). Dit betekent ook dat er een koppeling bestaat tussen het vitaliteitscontract en het ziektezorgsysteem. De revenuen van de investeringen door burger en gezondheidsleverancier vloeien (deels) naar hun terug in de vorm van lagere ziektekos-tenpremies (burger) en inkomsten (gezondheidsleverancier);

7. Het behelst een publiek-private samenwerking, waar burgers, coöperaties, aanbieders, overheden, en bedrijven aan meedoen en in investeren.

Het vitaliteitscontract is één van de mogelijke financieringsvor-men. Het levert een bijdrage aan het weer in balans brengen van het gezondheidszorgsysteem, weer toekomstbestendig maakt.Doel van de workshop is het presenteren van het vitaliteitscon-tract en vervolgens verkennen in hoeverre de deelnemers zo’n contract een haalbare financieringsvorm achten.AanpakNa een inhoudelijke presentatie van het vitaliteitscontract (20 minuten) volgt een plenaire discussie. Deze wordt gestruc-

tureerd aan de hand van een vijftal vragen die door experts voorwaardelijk wordt geacht om het vitaliteitscontract van idee naar proof-of-concept te brengen.OpbrengstenDe workshop geeft een inhoudelijke impuls aan de verdere ontwikkeling van het vitaliteitscontract als één van de mo-gelijke financieringsvormen van preventie. De NPHF verkent momenteel in een coalitie in hoeverre de invoering van zo’n contract haalbaar is.Conclusie/ aanbevelingenHiermee werkt de NPHF aan de transitie van nazorg naar voorzorg.

SESSIE: 2.12

Van transitie naar transformatie jeugd: Samen leren verande-ren in de regio Noord-Veluwe.S.J. Benjamins, Icare JGZ, regio Noord Veluwe, MeppelC. Hergaarden, Stichting Jeugd Noord Veluwe, Harderwijk

InhoudOnder het motto ‘samen leren veranderen’ trekken 6 gemeen-ten, 5 CJG-kernpartijen en een aantal jeugdhulpverleningsorga-nisaties in de regio Noord Veluwe samen op om de complexe veranderingen die de transitie jeugdzorg vraagt vorm te geven. Inmiddels net een jaar onderweg delen we graag van onze ervaringen en hopen tevens te leren van die van anderen.Samen: het transformatieproces volgend op de transitie slaagt naar ons idee alleen als we gezamenlijk een doel en visie for-muleren. Dit hebben we gedaan in een ‘transformatieagenda’, die de gewenste verandering concreet beschrijft. ‘Wij’: gemeen-ten Oldebroek, Elburg, Nunspeet, Harderwijk, Ermelo, Putten; CJG-partners: GGD NOG, Icare JGZ, MEE Veluwe, Buurtzorg Jong en Stichting Jeugd Noord Veluwe; namens jeugdhulpverlening: o.a. Jeugdbescherming Gelderland, Pactum, Careander, GGZ Centraal.Leren: Op basis van de geformuleerde verandering is een on-derwijstraject uitgezet, de ‘Care Academy’, waarin uitvoerenden in het CJG samen geschoold worden om zich de kernwaarden uit de transformatieagenda eigen te maken. Parallel aan scholingsdagen vinden intervisiebijeenkomsten plaats op twee lagen: uitvoerenden per lokaal CJG en de sturende/beleidsvor-mende/coachende laag van CJG-partners en gemeenten.Veranderen: De gewenste verandering is in de transformatie-agenda concreet gemaakt in vier speerpunten:1. Eigen kracht, samen verantwoordelijk (de ouder/jongere

bepaalt vraag, einddoel en oplossing. de professional is volgend, tenzij een ondergrens bereikt wordt. Het ‘goed genoeg principe’, ‘praten MET en niet OVER’ ouders)

2. 1 Gezin, 1 Plan (dus ook 1 breed CJG-dossier, waarover de ouder/jongere regie heeft)

3. Doen wat nodig is (ruimte creëren voor autonoom handelen professionals, ‘ontregelen’, getransformeerd monitoren)

4. Kennis delen en verbinden (verbinding met onderwijs, voorveld, 2e lijn)

Opbouw: Na een korte inleiding (max 10 minuten), waarin het concept ‘samen leren veranderen’ in de regio Noord-Veluwe

Page 42: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 42

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

geschetst wordt, en de praktijk zoals deze er op dat moment uitziet, wordt in een Lagerhuisdebatsetting gediscussieerd over een aantal prikkelende stellingen rondom de speerpunten.

SESSIE: 2.13

Actualiteit: Gezondheid en participatie van vluchtelingenR.F.M. van Bokhoven, Pharos, UtrechtS.E. Ossewaarde, Vereniging Nederlandse Gemeenten VNG, ‹s-GravenhageM. Stopel, Pharos, UtrechtJ. Brummel, Pharos, Utrecht

Workshop VNG – PharosNederland heeft te maken met een verhoogde instroom van vluchtelingen. Het merendeel van de huidige vluchtelingen zal een tijdelijke verblijfsvergunning krijgen en komt na het verkrijgen van een status als vergunninghouder terecht in de gemeenten. Zij maken daar gebruik van het reguliere zorg- en ondersteuningssysteem. Naar verwachting zal het aantal asielaanvragen de komende jaren tenminste van gelijke hoogte blijven als de instroom in 2015, te weten 58.000 asielzoekers.Voor gemeenten en het Rijk is het van belang zicht te krijgen op de consequenties van deze verhoogde instroom. Pharos heeft in opdracht van het ministerie van VWS beschikbare kennis en gegevens over de gezondheid en de te verwachten vraag naar zorg en ondersteuning van vluchtelingen bijeengebracht in een kennissynthese.Veel determinanten van de gezondheid van vluchtelingen kunnen juist in het sociale domein positief worden beïnvloed. Het gaat dan met name om het van meet af aan inzetten op participatie en het verder versterken van de veerkracht.De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) noemt in haar recente Policy Brief met de titel ‘Geen tijd verlie-zen: van opvang naar integratie van vluchtelingen’ als belang-rijkste les uit het verleden dat we bij eerdere vluchtelingen veel tijd verloren hebben laten gaan, waardoor het te lang duurde voor ze voet aan de grond kregen op de Nederlandse arbeids-markt en in de samenleving. Lange procedures en wachttijden voor huisvesting betekenden voor vluchtelingen langdurig gedwongen inactiviteit. Volgens de WRR is er te eenzijdig op huisvesting, inburgering en taal ingezet en te laat op werk. De raad stelt ook dat huisvesting, inburgering, maatschappelijke begeleiding en de taal leren losgekoppeld zijn van het vinden van werk, in plaats van er parallelle en verbonden trajecten van te maken. Al deze factoren, plus de ‘verloren’ tijd in de opvangcentra, zetten mensen op een achterstand en vergroten de kans op langdurige werkloosheid.Recente publicaties wijzen daarom op het belang de integratie (en actieve participatie)te versnellen en te verbeteren.In de workshop worden in een inleiding de belangrijkste bevindingen uit de kennissynthese van Pharos besproken: omvang en demografische kenmerken van nieuwe vluchte-lingen en gegevens over de gezondheid en participatie met waar mogelijk indicaties voor zorggebruik, ondersteuning en preventie. Daarbij is onder meer gekeken naar chronische

aandoeningen, infectieziekten, psychische problematiek en de gezondheid van vluchtelingen jeugd. Binnen het sociaal domein zijn gegevens en ontwikkelingen op het gebied van participatie en inburgering en de WMO belicht.Vervolgens presenteren enkele gemeenten hun praktijk-ervaringen met de opvang en integratie van statushouders en welke consequenties zij zien voor inzet en gebruik van WMO-voorzieningen, de jeugdzorg en de publieke gezondheid. Gemeenten onderschrijven de voorkeur voor een parallelle of integrale aanpak waarin het leren van de taal, het volgen van een opleiding en het vinden van werk en sociale activering tegelijkertijd plaatsvinden. Maatschappelijke begeleiding is ook een van de taken waar gemeenten verantwoordelijk voor zijn.In subgroepen gaan de deelnemers in gesprek met elkaar over te verwachten consequenties voor de gezondheidssitu-atie en zorg en de parallelle aanpak bij het bevorderen van participatie. Leden van het OndersteuningsTeam Asielzoekers en Vergunninghouders (OTAV) van de VNG zijn aanwezig en denken mee . Dit team is in het najaar van 2015 opgezet om gemeenten te ondersteunen bij hun asielbeleid, onder andere op het thema gezondheidszorg. De workshop wordt afgesloten met het opstellen van een aantal aanbevelingen van en voor gemeenten en professionals in preventie en zorg.NB Dit is een voorlopige versie van het abstract. Enkele weken voor het congres zullen we op basis van de actualiteit de defi-nitieve focus en opzet bepalen. Alsdan zullen we de definitieve versie van het abstract online plaatsen.

SESSIE: 2.14

Kansen voor krimpregio’s; Noord-Oost Friesland als voorbeeldJ.K. Bleeker, Academische Werkplaats Publieke Gezondheid Noord-Nederland, 8901 BK Leeuwarden

InhoudDe bevolking in Noord-Oost Fryslân krimpt en vergrijst, zorgvoorzieningen verdwijnen en de zorgvraag stijgt. De lage sociaaleconomische status van het gebied hangt sterk samen met een mindere gezonde leefstijl en gezondheidsproblemen, maar ook met minder gunstige werk- en woonomstandigheden.Sterke punten zijn dat de regio binnen het ‘daily urban system’ van de noordelijke steden ligt en dat het beschikt over een aantrekkelijk landschap dat Noordoost Fryslân uniek maakt en aantrekkelijk is voor recreatie en toerisme. Rust, ruimte, groen en water (zoet en zout) zijn ruimschoots aanwezig. Daarnaast is het zelf organiserend vermogen in de dorpen sterk ontwikkeld.Voor deze regio hebben we binnen de Academische Werkplaats Publieke Gezondheid Noord-Nederland en in samenwerking met direct betrokkenen (burgers, gemeente en de Provincie) de intentie een Healthy Region project te ontwikkelen met de volgende doelen:• DebevorderingvaneensterkezorgstructuurinNoordoost

met als doel de continuïteit van voldoende (kwalitatieve) zorg voor bewoners uit de regio te garanderen

• Debevorderingvandeleefbaarheidvanderegio.Deinspira-tie komt grotendeels uit het «Blue Zones” gedachtegoed, dat

Page 43: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 43

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

is gebaseerd op de studies van Dan Buettner, een onderzoe-ker van National Geographic. Hij ontdekte dat er over de hele wereld gebieden zijn, waar opvallend veel mensen honderd jaar of ouder worden, tot op hoge leeftijd zeer actief zijn en veel minder aan chronische ziekten lijden. De kenmerken van deze natuurlijke gebieden en lessen die er geleerd zijn, vertalen we door naar een aanpak die kan worden gebruikt in gebieden, waar minder natuurlijke voorwaarden aanwezig zijn.

• Deverdereontwikkelingvanrecreatieentoerismeinsamenhang met het unieke landschap en de natuur. We sluiten hierbij aan bij de ambitie om de regio NOF Friesland als Healthy Region op de kaart te zetten.

Het project zal in samenwerking met het Healthy Ageing Network Northern Netherlands modulair opgebouwd worden.Opzet van de workshopWe willen graag met u de verschillende perspectieven van belanghebbenden en betrokkenen verkennen. U krijgt in de workshop de rol van burger, zorgprofessional of bestuurder. Gezamenlijk proberen we te komen tot een gedragen visie en een plan van aanpak om de kansen binnen het gebied te benutten. We focussen ons op de kansen van het gebied rondom transformaties in de zorg, de leefbaarheid en recreatie en toerisme.

SESSIE: 2.15

Effecten van een multidisciplinair re-integratie traject op gezondheid, sociale participatie en betaald werk van werkzoe-kendenB.E. Carlier, ErasmusMC, RotterdamM. Schuring, ErasmusMC, RotterdamA. Burdorf, ErasmusMC, Rotterdam

Achtergrond en doelstellingWerkloosheid heeft een negatieve invloed op de gezondheid. Daarnaast is een slechte gezondheid ook een barrière om weer aan het werk te gaan. Starten met betaald werk kan een posi-tieve invloed op de gezondheid hebben. Deze studie evalueert de individuele multidisciplinaire re-integratie aanpak ExIT (door Gemeente Rotterdam en GGZ) voor werkzoekenden met gezond-heidsproblemen en sociaal psychologische problematiek.MethodeEen longitudinale studie met quasi experimenteel design werd uitgevoerd onder Rotterdamse bijstandsgerechtigden (ExIT n=186, referentie n=255). Door middel van vragenlijsten, bij aanvang en na 1 en 2 jaar, is de verandering van ervaren gezondheid, zelfwaardering, gevoel van controle over het leven, angst en depressie en (arbeids)participatie onderzocht. Met behulp van propensity scores is gecorrigeerd voor verschil-len tussen de experimentele en referentiegroep. Het effect van deelname aan het ExIT re-integratietraject, op verandering van gezondheid, sociale participatie en werkstatus is geanalyseerd met regressie analyse met herhaalde metingen (Generalized Estimating Equations, GEE).ResultatenWerkzoekenden die zijn gestart met een ExIT traject hadden vaker

angst en depressieve klachten, een slechtere mentale gezond-heid en een negatievere zelfwaardering in vergelijking met de referentiegroep. Deelname aan een ExIT traject leidde niet tot méér uitstroom naar betaald werk in vergelijking met de controle trajecten (26% ExIT vs 25% controle trajecten). Ook was er geen effect van deelname op gezondheidsuitkomsten. Deelname aan een ExIT traject leidde tot meer zelfwaardering bij werkzoeken-den (verschil in jaarlijkse verandering Beta 1.05, sd 0.57).Discussie en aanbevelingenHet is ExIT gelukt om de juiste doelgroep te bereiken. Het ontbreken van een effect op het verkrijgen van betaald werk wordt mogelijk veroorzaakt door het ontbreken van contact met werkgevers. Naast cliëntgerichte interventies zijn ook werkge-versgerichte interventies van cruciaal belang voor succesvolle plaatsing van werkzoekenden met gezondheidsproblemen.

Integraal werken op basis welbevinden: wijkbewoners aan het roerL.M. Dorland, Espria, MeppelR. van Kruchten, Icare, EmmenJ. Bakker, Wijkbelangen Emmerhout, Emmen

AchtergrondSociale contacten, lekker eten en drinken, leuke activiteiten en uiteindelijk ook een prettige wijze van zorgverlening blijken es-sentieel voor het welbevinden van mensen in een wijk. Mensen kunnen zelf goed aangeven waar zij welbevinden aan ontlenen. In het ondersteunen van dit welbevinden is het daarom belang-rijk om de eigen kracht van mensen en van hun omgeving ten volle te benutten. Daarbij is het nodig om vragen van mensen niet te snel te problematiseren en niet per sé met formele zorg op te willen lossen. Zo blijft er meer ruimte voor de zorg die echt nodig is. Maar hoe geef je zoiets vorm in de praktijk?Aanpak van het projectIn een wijk in Emmen zijn professionals op het gebied van zorg en welzijn gaan samenwerken vanuit de principes van integraal werken en welbevinden. De nadruk ligt op zelfregie en eigen kracht van wijkbewoners en op aansluiten bij de mogelijkhe-den in de wijk. Startpunt waren de persoonlijke behoeften en verlangens van wijkbewoners en niet de geïndiceerde zorg-vraag. M.b.v. de in het NPO ontwikkelde vragenlijst Behoefte als Kompas werden door alle partijen de vraagpatronen van wijkbewoners geïnventariseerd en centraal gesteld bij het opzetten van de gezamenlijke aanpak.OpbrengstenDe nieuwe aanpak heeft onmiskenbaar tot meer samenhang en afstemming geleid tussen alle wijk-, woon-, zorg- en welzijns-initiatieven in de wijk. De wijkbewoners nemen het voortouw in het bezig zijn met leefplezier en het verminderen van eenzaam-heid. Formele en informele zorg werken samen op basis van individuele behoeften van wijkbewoners.Conclusie(s)Het loslaten van het ‘ieder voor zich’ en het centraal stellen van de vraagpatronen van wijkbewoners is voorwaarde voor de samenwerking tussen partijen en het realiseren van eigen initiatief en regie bij de bewoner. De grootste uitdaging is om professionals niet vanuit de ‘zorgblik’ en organisatiestructuren maar vanuit welbevinden te laten denken.

Page 44: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 44

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

Participatiesamenleving: hoe Nederlanders gestimuleerd kunnen worden om zorgtaken voor naasten en familie op te pakkenJ.C. van den Berg, TNS NIPO, AmsterdamP. Kramer, TNS NIPO, Amsterdam

Vanaf januari 2015 zijn zorgtaken van het Rijk naar de gemeenten overgeheveld en is er bezuinigd op ondersteuning, begeleiding van hulpbehoevenden en op de huishoudelijke hulp. Het kabi-net wil dat familie, vrienden en buren meer voor elkaar zorgen. TNS NIPO heeft een grootschalig onderzoek uitgevoerd rondom de vraag hoe Nederlanders gestimuleerd kunnen worden om zoveel mogelijk zorgtaken voor familie, vrienden en buurtbe-woners op te pakken. Tot welk typen zorgtaken is men bereid en verschilt de bereidheid om te helpen of te verzorgen tussen verschillende typen Nederlanders? We maken een onderscheid tussen 6 typen zorgtaken. Het onderzoek is uitgevoerd door middel van een online vragenlijst die is voorgelegd aan een representatieve groep van ruim 1.000 Nederlanders uit de data-base van TNS NIPO. Uit de resultaten blijkt dat meer dan de helft bereid is om taken op te pakken, maar dan vooral praktische taken zoals boodschappen doen, medicijnen ophalen of zorgen voor vervoer naar het ziekenhuis. De bereidheid tot intensievere taken, zoals psychische ondersteuning of lichamelijke verzor-ging is aanzienlijk lager. Er zijn vier participatiesegmenten te onderscheiden die verschillen in de bereidheid om zorgtaken op te pakken. Deze segmenten zijn samengesteld op basis van de mate van contact en sociale klasse. De belangrijkste conclusie uit het onderzoek is dat een one-size-fits-all-beleid hierbij niet effectief is. Verschillende typen Nederlanders pakken verschil-lende typen zorgtaken op en moeten op een verschillende manier worden gestimuleerd. TNS NIPO licht in deze presentatie de onderzoeksresultaten toe en komt met een advies hoe burgers gestimuleerd kunnen worden om (meer) zorgtaken voor familie, vrienden of buurtbewoners op zich te nemen.

Wijk en Participatie. Een gezondheid bevorderende sociale aanpak.J.P.L. Wilken, Kenniscentrum Sociale Innovatie, Utrecht

Achtergrond en doelstellingActieve deelname aan de samenleving heeft een positieve invloed op gezondheid en welzijn. Deze presentatie beschrijft een interventie die gericht is op het bevorderen van participatie van kwetsbare burgers met een chronische aandoening.Aanpak/methode van het onderzoek/projectDe interventie ‘Wijk en Participatie’ bestaat uit een aanpak langs twee sporen. Het eerste spoor betreft het creëren van een infrastructuur van ontmoetingsplekken op wijkniveau. Dit zijn plekken waar mensen op een laagdrempelige wijze anderen kunnen ontmoeten en waar activiteiten kunnen plaatsvinden. Het tweede spoor betreft het creëren van contact tussen mensen uit de doelgroep en tussen mensen van de doelgroep en andere wijkbewoners. Dit spoor bestaat uit drie elementen: toeleiding, het maken van verbinding en ondersteuning van deelnemers bij contacten en activiteiten.Gedurende de periode 2005-2015 is in verschillende wijken van Amersfoort onderzoek verricht naar de interventie, waarbij

successievelijk verschillende doelgroepen gevolgd zijn, zoals mensen met psychiatrische beperkingen, mensen met niet-aan-geboren hersenletsel, mensen met verstandelijke beperkingen en dementerende ouderen.Resultaten/opbrengstenHet onderzoek laat zien dat het een succesvolle interventie is. De aanpak werkt positief op actieve sociale participatie, waardoor sociaal isolement gekeerd wordt. Er zijn positieve effecten op zingeving en gezondheid.Conclusie(s) en aanbevelingenVan belang is om de werkzame elementen van een aanpak als Wijk en Participatie te benadrukken. Hiermee kan een derge-lijke interventie ook op andere plaatsen ingezet worden. Deze elementen omvatten o.a.:• eengoedesamenwerkingtussenzorgensociaalwerk• deinzetvanprofessionalsdiealsconsulent,intermediairen

kwartiermaker fungeren en op een outreachende, rehabilita-tie- en presentiegerichte wijze werken (dit vraagt een nieuwe professionaliteit)

• aanbiedenvanactiviteitendiepassenbijdeinteressesenmogelijkheden van de doelgroep

• nauwbetrekkenvandedoelgroepzelfenhunsocialenetwerk, waarbij empowerment gestimuleerd wordt

SESSIE: 3.1

Jonge mantelzorgersA.H. de Boer, SCP, Den Haag

Voorzitter: Els Jonker, arts maatschappij en gezondheid, Am-bassadeur JongeMantelZorg van AJN, Jeugdartsen Nederland, Werkzaam bij GGD Noord- en Oost [email protected] symposiumDe term Mantelzorg roept al snel het beeld op van volwassenen die hun (hoog)bejaarde of zieke ouders helpen. Maar ook kinderen, jongeren, scholieren en studenten kunnen te maken hebben met een langdurig zieke in hun omgeving. Kunnen zij dan nog wel kind zijn? Wat is de impact van hun ‘zorgen voor’, van de verantwoordelijkheden die zij ervaren? Hoe kunnen we negatieve gevolgen op de lange termijn voorkomen en aan welke steun hebben zij zelf behoefte?Doel symposiumDe publieke belangstelling voor mantelzorg door jongeren, het opgroeien met ziekte en zorg in het gezin, neemt toe. Er worden vragen gesteld in de Tweede Kamer, jonge mantelzorgers staan in de belangstelling van de media en beroepskrachten vragen aandacht voor hun kwetsbaarheid. Dit symposium geeft stem aan de jonge mantelzorger zelf: het informeert over wat jeugdigen en jongvolwassenen zelf van hun opgroeien met ziekte en zorg vinden, welke belemmeringen zij ervaren en aan welke ondersteuning zij behoefte hebben. En u neemt kennis van recent onderzoek naar online interventies voor kinderen van ouders met een psychisch of verslavingsprobleem en hun ouders. In de discussie vragen we ons wat de gepresenteerde informatie betekent voor de beeldvorming rondom en onder-steuning van jonge mantelzorgers.

Page 45: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 45

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

Opbouw en samenhang individuele presentatiesWe gaan voor verschillende groepen jongeren na wat het hebben van een ziek gezinslid en/of het geven van mantelzorg betekent, in hoeverre zij behoefte hebben aan ondersteuning en welke hulp daarbij aansluit. De eerste presentatie gaat in op het welbevinden en hulpbehoefte en -gebruik van scholieren die al dan niet opgroeien met een ziek gezinslid. De tweede presentatie richt zich op de belemmeringen bij jongvolwas-senen (18-34 jarigen) met een zorgtaak.Presentatie 3 stelt kinderen van ouders met een psychisch of verslavingsprobleem centraal, maar gaat ook in op wat ouders zelf kunnen doen om problemen bij hun kind te voorkomen: welke interventies zijn succesvol in het voorkomen en vermin-deren van negatieve effecten?Het symposium eindigt met een discussie over de verscheiden-heid aan ‘jonge mantelzorgers’, de vraag naar ondersteuning en de gewenste differentiatie daarin. Wat betekenen uitkom-sten voor scholen, gemeenten, zorginstellingen en behande-laars?

Opgroeien met een langdurig ziek gezinslid; negatief en positief?S.A. de Roos, SCP, Den HaagA.H. de Boer, SCP, Den Haag

Achtergrond en doelVeel onderzoek naar gevolgen van het opgroeien met een langdurig ziek gezinslid is kleinschalig en beschrijvend van aard en vaak gericht op specifieke groepen. De aandacht gaat meestal uit naar negatieve gevolgen. Jongeren met een ziek gezinslid zouden hun zorgen niet uiten en onvoldoende of geen tijdige hulp ontvangen. Deze bijdrage gaat in op negatieve en positieve gevolgen van het opgroeien met een ziek gezinslid. Daarnaast kijken we naar de behoefte aan en het gebruik van hulp. Het onderzoek is gebaseerd op een grootschalige lande-lijke studie, zodat er ook een vergelijkingsgroep van ‘doorsnee’ jongeren beschikbaar is.Aanpak/methode van onderzoekDe gegevens zijn afkomstig van 13- tot en met 17-jarige schoolgaande jongeren die deelnamen aan een vervolgstudie van het Nederlandse HBSC-onderzoek (Health Behaviour in School-aged Children, HBSC) van de Universiteit Utrecht, het Trimbosinstituut en het Sociaal en Cultureel Planbureau. De gegevens zijn verzameld in het najaar van 2010 onder 1.581 jongeren, waaronder 142 met een ziek gezinslid. De enquêtes zijn deels via internet en deels telefonisch afgenomen.ResultatenGecontroleerd voor een reeks achtergrondkenmerken rap-porteren jongeren met een ziek gezinslid meer problemen, en specifiek meer emotionele problemen en problemen in de aansluiting met leeftijdgenoten, dan jongeren zonder ziek gezinslid. Daarentegen geven zij aan meer prosociaal gedrag te vertonen; zij houden bijvoorbeeld meer rekening met gevoe-lens van anderen. Ze maken vaker gebruik van hulp en hebben ook vaker behoefte aan (meer) hulp.Conclusies en aanbevelingenDe resultaten laten zien dat jongeren met zieke gezinsleden thuis als kwetsbaar te typeren zijn. Een nuancering daarbij is

dat het opgroeien met een ziek gezinslid ook gerelateerd is aan een positieve uitkomst, namelijk prosociaal gedrag. Beroeps-krachten zouden in de begeleiding van jongeren met een ziek gezinslid naast mogelijke problemen ook oog moeten hebben voor prosociaal gedrag.

Jongvolwassen mantelzorgers en hun transitie naar volwas-senheidK.J. Nanninga, Movisie, Utrecht

Achtergrond en doelstellingOnderzoek naar mantelzorg is meestal gericht op volwassen mantelzorgers. Weinig is bekend over helpers die relatief jong zijn: welke belemmeringen ervaren jongvolwassen mantelzor-gers in Nederland bij de transitie naar volwassenheid en welke ondersteuning hebben zij nodig om mantelzorg te kunnen blijven bieden? De transitie naar volwassenheid bestaat uit het verlaten van het ouderlijk huis, toetreden op de arbeidsmarkt, het aangaan van een relatie en het krijgen van kinderen.Methode van het onderzoekEr is in de periode februari tot juli in 2015 een kwalitatief onderzoek uitgevoerd waarbij semigestructureerde interviews hebben plaatsgevonden. In dit onderzoek is gesproken met 15 mantelzorgers tussen de 18 en 34 jaar en is aan de hand van een topiclijst ingegaan op de belemmeringen die zij ervaren door het geven van mantelzorg.ResultatenJongvolwassen mantelzorgers melden dat ze andere keuzes (moeten) maken dan hun leeftijdsgenoten. De keuze om uit huis te gaan kan lastig zijn en het is niet altijd mogelijk om te studeren in een stad naar keuze. Sommige jongvolwassen mantelzorgers kunnen er geen bijbaan naast hebben en bij het toetreden van de arbeidsmarkt stellen zij bepaalde voorwaar-den aan een baan, zoals flexibiliteit en weinig reistijd. Jongvol-wassen mantelzorgers geven aan graag met leeftijdsgenoten die in dezelfde situatie zitten in contact te komen.Conclusie en aanbevelingenDe resultaten maken duidelijk dat jongvolwassen mantelzor-gers belemmeringen ondervinden door de mantelzorgtaak. Zij wensen specifieke ondersteuning, zoals lotgenotencontact. Uit het onderzoek volgen de volgende aanbevelingen voor gemeenten en organisaties voor mantelzorgondersteuning: ontwikkel activiteiten die specifiek gericht zijn op jongvolwas-sen mantelzorgers, zorg ervoor dat mantelzorgondersteuning voor jongvolwassenen breed bekend wordt gemaakt bij alle betrokken diensten en maatschappelijke organisaties, zoals het onderwijs, sociale wijkteams en huisartsen.

Ondersteuning aan kinderen van ouders met psychische- of verslavingsproblemen (KOPP/KVO)R. van der Zanden, Trimbos Instituut, Utrecht

Achtergrond en doelVanuit de geestelijke gezondheidszorg is al lange tijd aandacht voor jeugdigen die opgroeien met een ouder met psychische of verslavingsproblemen omdat zij een verhoogde kans hebben op problemen. Vonden interventies eerder plaats in face to face

Page 46: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 46

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

contacten, nu komen steeds meer online interventies beschik-baar. Toch zijn er nog weinig ‘harde’ gegevens over wat precies werkt en bij wie. Welke online interventies zijn succesvol in het voorkomen van negatieve gevolgen bij kinderen die opgroeien met een ouder met psychisch- of verslavingsproblematiek? Kunnen met online interventies meer kinderen en ouders bereikt worden dan met het huidige face-to-face aanbod?AanpakDe effectiviteit van twee online interventies is recent onderzocht. Het eerste onderzoek betreft ‘KopOpouders’: online opvoedingsondersteuning voor ouders met psychi-sche of verslavingsproblemen via een groepscursus of een zelfhulpinterventie met minimale begeleiding. Het doel is de opvoedcompetentie van de ouder te bevorderen, waarbij de ouder beschermende factoren voor het kind leert te versterken. Het tweede onderzoek betreft het online aanbod ‘Kopstoring’ voor kinderen van ouders met een psychische problemen. De interventie is gericht op adolescenten van 16-25 jaar en beoogt de coping te versterken en gedrags- en emotionele problemen te voorkomen. Beide interventies worden uitgevoerd door getrainde preventiemedewerkers uit de ggz- en verslavingszorg.ResultatenKopOpouders blijkt de opvoedcompetenties van ouders te versterken, en leidt tot afname van emotionele en gedragspro-blemen van hun kind. Ook neemt het welbevinden toe van de ouder met psychische problemen. De resultaten van Kopstoring in de pilotstudie zijn veelbelovend. Er loopt een randomized controll trial (RCT) waarvan de eerste resultaten naar verwach-ting in april 2016 beschikbaar zullen komen.Conclusie en aanbevelingenOnline interventies lijken een veelbelovend alternatief naast face-to-face interventies om negatieve gevolgen van het opgroeien met een ouder met psychische- of verslavingspro-blemen te voorkomen. Kennis van werkzame elementen kan bijdragen aan een aanbod van online interventies voor een bredere doelgroep, zoals (ouders van) jonge mantelzorgers met een lichamelijk ziek gezinslid.

SESSIE: 3.2

Interventies voor eenzame en sociaal geïsoleerde ouderen: ervaringen met formele en informele vormen van hulp.J.E.M. Machielse, Universiteit voor Humanistiek, Utrecht

In de participatiesamenleving verwacht de overheid dat burgers niet leunen op voorzieningen van de verzorgingsstaat, maar zelf verantwoordelijkheid nemen. Bij problemen worden ze geacht hulp en ondersteuning in te schakelen van familieleden, vrienden, buren en vrijwilligers. Alleen de meest kwetsbaren kunnen nog een beroep doen op hulp van beroepskrachten. In deze beleidscontext komt de vraag op naar de mogelijkheden en grenzen van informele hulp en ondersteuning, en naar de rol- en taakverdeling tussen vrijwilligers en beroepskrachten. Ook worden vragen gesteld over de inzet van vrijwilligers bij burgers met ernstige problemen. Dit symposium biedt inzicht in de rol die buurtbewoners, vrijwilligers en professionals kunnen spelen bij het voorkomen en terugdringen van eenzaamheid en

sociaal isolement onder ouderen. De eerste spreker presenteert de resultaten van een onderzoek naar de inzet van buurtbewo-ners bij de hulpverlening aan eenzame en sociaal geïsoleerde ouderen. De tweede spreker presenteert een onderzoek naar de inzet van vrijwilligers bij ouderen die eenzaam of sociaal geïsoleerd zijn. De laatste spreker presenteert de resultaten van een onderzoek naar professionele hulpverlening aan sterk geïsoleerde ouderen met multiproblematiek. In het symposium wordt duidelijk in welke situaties informele vormen van steun mogelijk zijn en wanneer professionele hulp noodzakelijk is.

Netwerkversterking door burgertriades.M.D.J. Jonkers, zelfstandig onderzoeker, Zeist

AchtergrondDit onderzoek betreft een project waarin buurtbewoners in drie geselecteerde buurten in het centrum van Rotterdam werden gestimuleerd om duurzame informele ondersteunende netwerkjes op te bouwen rond kwetsbare buurtbewoners zonder sociaal netwerk. De buurtbewoners werden getraind en ondersteund door professionals. Centrale vraag in het onderzoek was welke rol buurtbewoners kunnen vervullen voor kwetsbare medeburgers die geen ondersteunend netwerk hebben.MethodeHet project is geëvalueerd door middel van een participatief (kwalitatief) onderzoek, dat gericht was op de opzet en uitvoe-ring van het project, het verloop ervan en de belemmeringen die de uitvoerende professionals tegenkwamen. Participanten waren sociaal kwetsbare bewoners van de geselecteerde woonlocaties en betrokken professionals.ResultatenHet onderzoek laat zien dat het mobiliseren en organiseren van onderlinge burenhulp voor sociaal kwetsbare bewoners door professionele inbreng en aansturing een ingewikkeld proces is. Er is veel spontane onderlinge burenhulp aan kwetsbare buurtbewoners en de organisatie daarvan kent zijn eigen dyna-miek en informele organisatiegraad. Buurtbewoners hechten veel waarde aan eigen autonomie over de hulp die zij willen en kunnen geven. Ook is duidelijk dat kwetsbare bewoners met relatief lichte problematiek meer ontvankelijk zijn voor burenhulp dan sociaal geïsoleerde oudere buurtbewoners met ‘stille’ (en vaak complexe) problematiek die zorg missen en/of mijden.ConclusieProfessionele ondersteuning dient aan te sluiten bij de reeds aanwezige informele (hulp)structuren en de ondersteunings-behoeften van hulpbehoevende buurtbewoners. Daarnaast is afstemming met wijkteams en (formele en informele) signale-ringsnetwerken in de buurt noodzakelijk. Ook zijn er grenzen aan de onderlinge hulp die van buurtbewoners kan worden verwacht. Bij ouderen met meer complexe problematiek is professionele inzet vereist.

Page 47: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 47

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

Sociale activering van eenzame en sociaal geïsoleerde ouderen door vrijwillige maatjesG. Bos, Universiteit voor Humanistiek, Utrecht

AchtergrondIn dit project worden vrijwilligers gekoppeld aan eenzame of sociaal geïsoleerde ouderen. De vrijwilligers bezoeken de ouderen gedurende een jaar, met als doel de zelfredzaamheid van de ouderen te vergroten. De onderzoeksvraag was welke rol vrijwilligers kunnen vervullen bij het ondersteunen van kwetsbare burgers en welke professionele ondersteuning daarbij noodzakelijk is.MethodeHet project is geëvalueerd door een etnografisch veldonder-zoek. Participanten waren vrijwilligers, ouderen en beroeps-krachten.ResultatenHet onderzoek laat zien hoe de inzet van vrijwilligers bij kwets-bare personen kan worden georganiseerd, hoe de begeleiding van de vrijwilligers is geregeld, en hoe de wederzijdse verwach-tingen van de ouderen en de vrijwilligers op elkaar worden afgestemd. Ook wordt duidelijk aan welke eisen de vrijwilligers moeten voldoen. De verandermogelijkheden van de doelgroep blijken gering en vrijwilligers moeten kleine resultaten (leren) herkennen en op waarde kunnen schatten.ConclusieDe inzet van een vrijwilliger bij eenzame of sociaal geïsoleerde ouderen kan alleen succesvol zijn als de professionele back-up goed is geregeld. De professional is verantwoordelijk voor de intake van ouderen, het werven van vrijwilligers en voor het maken van koppelingen. De professionals dienen voldoende tijd en ruimte te hebben om de vrijwilligers te begeleiden. Daarnaast moeten zij regelmatig met de ouderen afstemmen hoe de begeleiding verloopt. De belangrijkste eisen aan de vrijwilligers zijn goede relationele vaardigheden en de bereid-heid een langdurige verbinding met een oudere aan te gaan.

Persoonlijke begeleidingstrajecten voor sociaal geïsoleerde ouderen met multiproblematiekJ.E.M. Machielse, Universiteit voor Humanistiek, Utrecht

AchtergrondOnderzoek naar de hulpverlening door beroepskrachten (c.q. maatschappelijk werkers) aan sociaal geïsoleerde ouderen met complexe problematiek. De professionals bieden de ouderen gedurende langere tijd (minimaal een half jaar) individuele be-geleiding om hun leefsituatie te verbeteren. Centrale vraag van het onderzoek was hoe deze begeleidingstrajecten verlopen, welke doelen de professionals stellen, welke interventies ze inzetten en welke resultaten dat oplevert.MethodeVoor de evaluatie van de individuele begeleidingstrajecten is gebruik gemaakt van de ‘ervaren baat’ benadering (‘perceived benefit approach’), waarbij de baat die de ouderen van de ge-boden hulp ervaren in beeld wordt gebracht. In het onderzoek zijn verschillende kwalitatieve onderzoeksmethoden gecom-bineerd. Participanten zijn de ouderen en de professionals die hen begeleiden.

ResultatenHet onderzoek laat zien dat interventies die gericht zijn op sociale activering of opheffing van het isolement bij sociaal geïsoleerde ouderen met complexe problematiek niet werken (of zelfs averechts werken). De ouderen ervaren vooral baat bij interventies die gericht zijn op het stabiliseren van de situatie en het vergroten van hun zelfredzaamheid. De relatie met de professionals is daarbij cruciaal: zij vormen een aanspreekpunt en vangnet voor deze ouderen.ConclusieProfessionele inspanningen voor deze doelgroep dienen niet zozeer gericht te zijn op het opheffen van sociaal isolement, maar op het oplossen van problemen die de zelfstandigheid en de zelfredzaamheid van de ouderen belemmeren. Prakti-sche en emotionele steun kunnen de schadelijke gevolgen van het isolement beperken en verslechtering van de situatie voorkomen. De professionals fungeren als vangnet waardoor nieuwe problemen of een terugval vroegtijdig gesignaleerd kunnen worden en verdere achteruitgang kan worden voorkomen.

SESSIE: 3.3

Local50: lessen over integraal gezondheidsbeleid: overkoepe-lende samenvattingK. Stronks, AMC UvA Sociale Geneeskunde, AmsterdamP. van Assema, Universiteit Maastricht Gezondheidsbevorde-ring, MaastrichtA. Kunst, AMC UvA Sociale Geneeskunde, AmsterdamM. de Goeij, AMC UvA Sociale Geneeskunde, AmsterdamK. Grêaux, Universiteit Maastricht Gezondheidsbevordering, MaastrichtD. Peters, AMC UvA Sociale Geneeskunde, AmsterdamJ. Schuit, RIVM, BilthovenH. van Oers, RIVM, BilthovenE.H. Klijn, EUR Bestuurskunde, RotterdamJ. Harting, AMC UvA Sociale Geneeskunde, AmsterdamN. de Vries, Universiteit Maastricht Gezondheidsbevordering, Maastricht

PresentatiesKarien StronksIntroductie Local50 en integraal gezondheidsbeleidAnton KunstEffecten van integraal gezondheidsbeleid op de volksgezond-heidPatricia van AssemaImplementatieproces van een integraal pakket aan interventiesJanneke HartingOntwikkelingsproces van integraal gezondheidsbeleidVoorzitter: Karien StronksAchtergrond en themaIntegraal gezondheidsbeleid beoogt de volksgezondheid te bevorderen door de inzet van een samenhangend pakket aan interventies vanuit verschillende beleidssectoren. Het ZonMw-programma Gezonde Slagkracht bood de afgelopen jaren 34 projecten ondersteuning bij het voeren van lokaal integraal

Page 48: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 48

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

gezondheidsbeleid. Gebruik makend van de ontwikkelingen in deze projecten, onderzocht Local50 het proces en de effecten van integraal gezondheidsbeleid.Doel symposiumDoel van het symposium is de resultaten van het onderzoek te presenteren en enkele inzichten daaruit te bediscussiëren om tot te komen tot praktisch bruikbare aanbevelingen rondom integraal gezondheidsbeleid.Opbouw symposiumKarien Stronks start met een introductie op integraal gezondheidsbeleid en de manier waarop Local50 dat heeft onderzocht. Anton Kunst presenteert de bevindingen ten aanzien van de effecten van integraal gezondheidsbeleid. Hij zoemt daarbij in op het alcoholgebruik van jeugdigen. Patricia van Assema laat zien welke interventiepakketten er in het kader van Gezonde Slagkracht werden uitgevoerd. Onderdeel daarvan is de integraliteit van deze pakketten in termen van typen interventies, determinanten van gezondheid en gedrag, en settings waarin ze werden geïmplementeerd. Zij presenteert ook factoren in het implementatieproces die bijdroegen aan een integraler interventiepakket. Janneke Harting beschrijft welke sectoren waren vertegenwoordigd in de beleidsnetwer-ken die zich in het kader van Gezonde Slagkracht vormden. Zij presenteert ook factoren in het proces van beleidsontwikkeling die de implementatie van een integraler interventiepakket bevorderden. Karien Stronks eindigt met een aantal belangrijke lessen uit het Local50 onderzoek, met de uitnodiging over de praktische implicaties hiervan in gesprek te gaan.

Introductie Local50 en integraal gezondheidsbeleid - met afsluitende conclusiesK. Stronks, AMC UvA Sociale Geneeskunde, Amsterdam

Achtergrond en doelstellingIntegraal gezondheidsbeleid wordt verondersteld de volks-gezondheid effectiever te bevorderen dan beleid vanuit de gezondheidssector alleen. De empirische onderbouwing van deze veronderstelling is, wereldwijd, gering. We weten zodoende niet of de gezondheidswinst inderdaad groter is met integraal gezondheidsbeleid, aan welke kenmerken dat beleid moet voldoen om tot gezondheidswinst te leiden, en wat de kenmerken en randvoorwaarden zijn van de beleidsprocessen waarlangs dit beleid tot stand komt. Het doel van Local50 was om, gebruik makend van de ervaringen in Gezonde Slagkracht, hier wetenschappelijke kennis over te genereren.Methode van onderzoekOm integraal gezondheidsbeleid systematisch te kunnen onderzoeken, gebruikte Local50 een onderzoekmodel. Dat model is gebaseerd op de veronderstellingen die aan integraal gezondheidsbeleid ten grondslag liggen. Het laat zien hoe gezondheidseffecten ontstaan, door de inzet van integrale interventiepakketten. Deze pakketten komen stand via een implementatieproces als resultante van een beleidsontwik-kelingsproces waarop meerdere randvoorwaarden van invloed zijn. De onderzoeksmethoden voor de verschillende vraagstel-lingen worden apart gepresenteerd.ResultatenDe resultaten van het Local50-onderzoek zijn samengevat in

drie afzonderlijke presentaties waartoe drie separate abstracts zijn ingediend.Conclusies en aanbevelingenEnkele belangrijke lessen uit Local50: (1) Integraal ge-zondheidsbeleid vereist forse investeringen; (2) Integraal gezondheidsbeleid loont: de betrokkenheid van meer sectoren en de inzet van verschillende typen interventies dragen bij aan gezonder gedrag; (3) Het loont om de betrokkenheid van diverse sectoren al in de fase van beleidsontwikkeling te mobiliseren; (4) Probleemanalyses en doelen die meer dan gezondheid omvatten maken het gemakkelijker om andere sectoren te betrekken en meerdere interventies in te zetten; (5) Integraal gezondheidsbeleid vraag om het opleiden van professionals die dit beleid kunnen ontwikkelen en uitvoeren door het aansturen van intersectorale samenwerking, het betrekken van burgers en private partners, en het verwerven van politiek bestuurlijke steun.

Effecten van integraal gezondheidsbeleid op de volksgezond-heidA. Kunst, AMC UvA Sociale Geneeskunde, AmsterdamM. de Goeij, AMC UvA Sociale Geneeskunde, Amsterdam

Achtergrond en doelstellingIntegraal gezondheidsbeleid wordt verondersteld de volks-gezondheid effectiever te bevorderen dan beleid vanuit de gezondheidssector alleen. De empirische onderbouwing van deze veronderstelling is echter beperkt. Ons doel was te onderzoeken of de gezondheidswinst groter is met integraal gezondheidsbeleid en aan welke kenmerken dat beleid dan moet voldoen.Methode van onderzoekOm de effecten van integraal beleid vast te stellen hebben we drie typen studies ingezet: (1) een ex ante impact evalu-atie van een Gezonde Slagkracht-project dat zich richtte op alcoholgebruik bij jongeren; (2) trends in feitelijke gegevens over alcoholgebruik uit twee opeenvolgende metingen van de jeugdmonitor in Brabant gekoppeld aan de beleidsvoornemens in gemeentelijke nota’s; (3) de verwachtingen van de betrok-kenen in de Gezonde Slagkracht-projecten ten aanzien van de verbeteringen op het centrale gezondheidsthema van hun project.ResultatenOp basis van de literatuur bleek het aannemelijk dat inter-venties met meer regelgeving en handhaving effectiever zijn in het terugdringen van alcoholgebruik door jongeren. Een vergelijking van Brabantse gemeenten liet vervolgens zien dat het alcoholgebruik door jongeren sneller was afgenomen in gemeenten waarvan de beleidsnota’s al relatief veel regelge-ving en handhaving omvatten. Juist in deze gemeenten bleek ook een integraal beleidsproces op gang te zijn gekomen met inbreng van verschillende sectoren. Hun betrokkenheid werd meer vanzelfsprekend door mediaberichten waarin overlast, en niet alcohol, centraal stond. De verwachte effecten in Gezonde Slagkracht waren groter in projecten die meer integraal waren in termen van beleidsontwikkeling en interventiepakket. Dit positieve effect hing samen met de betrokkenheid van meer partners en meer uitgevoerde interventies.

Page 49: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 49

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

Conclusies en aanbevelingenIntegraal gezondheidsbeleid loont: de betrokkenheid van meer sectoren en de inzet van verschillende typen interventies dragen bij aan gezonder gedrag. Verdere monitoring zal uitwijzen hoe groot de winst in volksgezondheid kan zijn, en hoe die winst het beste kan worden bereikt.

Implementatieproces van een integraal pakket aan interventiesP. van Assema, Universiteit Maastricht Gezondheidsbevorde-ring, MaastrichtK. Grêaux, Universiteit Maastricht Gezondheidsbevordering, MaastrichtN. de Vries, Universiteit Maastricht Gezondheidsbevordering, Maastricht

Achtergrond en doelstellingEen belangrijk aspect van integraal gezondheidsbeleid is een integraal pakket aan interventies. Over het implementatiepro-ces van een dergelijk pakket is echter weinig bekend. Ons doel was kennis te verwerven over de adoptie, implementatie en continuering van een integraal interventiepakket.Methode van onderzoekDe interventiepakketten inventariseerden we met een periodieke registratie van de afzonderlijke interventies: de determinanten waar ze zich op richtten, de strategieën van verandering die ze inzetten, en de settings waarin ze werden uitgevoerd. Bovendien werd projectleiders en hoofduitvoerders via vragenlijsten en telefonische en follow-up interviews gevraagd naar de partners die betrokken waren bij de adoptie, implementatie en continuering van deze interventies. In de data-analyses relateerden we de kenmerken van de interventie-pakketten aan het aantal en type partners dat betrokken was en aan een aantal randvoorwaarden.ResultatenInterventiepakketten maakten vaakst gebruik van educatie en voorzieningen, ze waren het meest gericht op persoonlijke determinanten en de sociale omgeving, en ze werden het vaakst in scholen geïmplementeerd. Het meest betrokken waren partners uit de eerstelijnsgezondheidszorg, welzijn, lokale overheid, openbare gezondheidszorg, onderwijs en sport. De interventiepakketten waren integraler wanneer er bij de implementatie meer verschillende sectoren, en ook private partners en burgers waren betrokken. Een belangrijk knel-punten bij implementatie was de motivatie van de samenwer-kingspartners. De meeste overige knelpunten, zoals bestuurlijk draagvlak, bleken te verschillen per type interventie. Om de integraliteit tijdens continuering te behouden, waren met name ook private partners van belang. Continuering vroeg voorts om tijdige besluiten, hoogwaardige samenwerking en voldoende middelen.Conclusies en aanbevelingenDe betrokkenheid van meer sectoren, en van burgers en private partners draagt bij aan een integraler interventiepakket. Het belang van deze actoren verschilt echter per fase van het implementatieproces. Een dergelijk proces vraagt om profes-sionals die intersectorale samenwerking kunnen aansturen, burgerparticipatie kunnen bevorderen en politieke steun kunnen verwerven.

Ontwikkelingsproces van integraal gezondheidsbeleidJ. Harting, AMC UvA Sociale Geneeskunde, AmsterdamD. Peters, AMC UvA Sociale Geneeskunde, AmsterdamE.H. Klijn, EUR Bestuurskunde, RotterdamK. Stronks, AMC UvA Sociale Geneeskunde, Amsterdam

Achtergrond en doelstellingEen belangrijk aspect van integraal gezondheidsbeleid is een intersectoraal beleidsnetwerk. Over het ontwikkelingsproces en de toegevoegde waarde van een dergelijk netwerk is echter weinig bekend. Ons doel was kennis te verwerven over de samenstelling van beleidsnetwerken en de relatie daarvan met een integraal interventiepakket.Methode van onderzoekDe beleidsnetwerken inventariseerden we door projectleiders te vragen met wie zij in het kader van Gezonde Slagkracht contact hadden. Via vragenlijsten werd projectleiders en projectpartners gevraagd naar hun oordeel over de verwachte resultaten van het project, de mate van coördinatie en inte-gratie van het beleid, en een aantal randvoorwaarden. In een viertal projecten voerden we een netwerkanalyse uit. In de data-analyse relateerden we kenmerken van het beleidsnet-werk aan de integraliteit van het beleid en de kenmerken van het interventiepakket.ResultatenHet vaakst betrokken in de beleidsnetwerken waren welzijn, onderwijs, sport en veiligheid, het minst vaak maatschap-pelijke ondersteuning, werk en inkomen, ruimtelijke ordening en volkshuisvesting. De beleidsnetwerken waren het grootst en het meest intersectoraal van samenstelling bij de imple-mentatie van interventies. Een integraler interventiepakket was, vooral in kleine netwerken en netwerken met weinig geld, gerelateerd aan een sterkere intersectorale samenstelling. Een sterkere intersectorale samenstelling leek nog het meest van belang bij beleidsontwikkeling. Voor een meer integraal interventiepakket bleek bovendien krachtig management en een hoge mate van onderling vertrouwen nodig. Middels een probleemanalyse en een doelstelling die meer dan gezondheid omvat leek het gemakkelijker om andere sectoren te betrekken en meerdere interventies in te zetten.Conclusies en aanbevelingenEen intersectoraal beleidsnetwerk vormt een belangrijke voorwaarde voor de implementatie van een integraal interven-tiepakket. Voor een integraal proces van beleidsontwikkeling zijn bovendien krachtig management en een hoge mate van vertrouwen van belang. Een brede probleemdefinitie en doelformulering kunnen de betrokkenheid van andere sectoren vergemakkelijken.

Page 50: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 50

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

SESSIE: 3.4

Samen op weg naar een rookvrije generatie!L. Houtenbos, KWF Kankerbestrijding, AmsterdamB. van Wijngaarden, Longfonds, AmersfoortM. van Dooremaal, Hartstichting, Den Haag

PresentatiesL Houtenbos: De kracht van lokale initiatieven op weg naar een rookvrije generatie.B van Wijngaarden: Rookvrij kindomgevingen van speeltuin tot middelbare schoolM van Dooremaal: Op weg naar een rookvrij sportterrein.Voorzitter symposium: Drs. Laura HoutenbosKorte beschrijving (achtergrond) van het thema van het symposiumSamen op weg naar een rookvrije generatie. Mensen die vanaf 2017 een kind krijgen, de kans geven hun kind volledig rookvrij te laten opgroeien. Zonder het slechte voorbeeld van rokende mensen die ze om zich heen zien. Zonder de verleiding van glimmende pakjes en toegevoegde smaakjes aan sigaretten. Zodat kinderen kunnen opgroeien als een generatie die zélf kan en zal kiezen voor een gezonde, rookvrije toekomst. Dat is ons doel. Daarom hebben KWF Kankerbestrijding, Hartstichting en Longfonds, het initiatief genomen voor een rookvrije generatie. Een krachtige beweging in Nederland waar steeds meer partijen bij aanhaken.Doel van het symposiumDe rookvrije generatie is haalbaar, als we het samen doen! In dit symposium bieden we u op interactieve wijze inspiratie om ook mee te gaan op weg naar een rookvrije generatie. Op de manier die het beste bij uw organisatie en achterban past. Graag horen wij van u hoe wij u hier in de praktijk het beste bij kunnen ondersteunen en presenteren wij het aanbod dat wij hiervoor nu al bieden.Opbouw van het symposium en samenhang tussen de individu-ele presentatiesHet symposium bestaat uit drie presentaties en een interactief deel. We starten met een overkoepelende presentatie over de kracht lokale initiatieven op weg naar een rookvrije generatie. Daarin meer achtergrondinformatie, de resultaten tot nu toe en de kansen voor lokale organisaties om aan te haken. Daarna volgen twee presentaties met voorbeelden van specifieke projecten waarmee wij lokale organisaties ondersteunen op weg naar een rookvrije generatie; rookvrije kindomgevingen en rookvrije sportterreinen. Vervolgens gaan we graag in gesprek met u over hoe je als lokale organisatie aan kunt haken bij de rookvrije generatie en beantwoorden we vragen.

De kracht van lokale initiatieven op weg naar een Rookvrije GeneratieL. Houtenbos, KWF Kankerbestrijding, Amsterdam

Een rookvrije generatieIedere ouder wil het beste voor zijn of haar kind. Opgroeien in een veilige omgeving. De meeste ouders willen dan ook dat hun kind rookvrij opgroeit. Die keuze hebben ze nu helaas

nog niet. Roken is nog zo normaal in onze maatschappij dat de verleiding groot is. Met alle gevolgen van dien. Elk jaar beginnen zo’n 37.000 kinderen met roken. Ruim de helft van de rokers sterft aan de directe gevolgen ervan; jaarlijks zo’n 20.000 Nederlanders. Ondanks deze harde feiten wordt het nog steeds te normaal gevonden dat kinderen beginnen met roken. En is het voor ouders moeilijk om hun kinderen tegen deze dodelijke verslaving te beschermen. Daarom hebben KWF Kankerbestrijding, Hartstichting en Longfonds, het initiatief genomen voor een rookvrije generatie.Opgroeiende kinderen beschermenIn elke fase van het opgroeien willen we kinderen beschermen tegen tabaksrook en de verleiding om te gaan roken. Zodat kinderen kunnen opgroeien als een generatie die zélf kan en zal kiezen voor een gezonde, rookvrije toekomst.De kracht van lokale initiatievenDe rookvrije generatie is haalbaar, als we het samen doen! Iedereen kan meehelpen: particulieren, lokale en landelijke organisaties en bedrijven. Door zelf het goede voorbeeld te geven. Door eigen organisaties en verenigingen rookvrij te maken. Door goede voorlichting te geven, door stoponder-steuning te bieden. Of door aan te dringen op maatregelen die de politiek moet nemen of de acties hiertoe te steunen. Lokale initiatieven zijn onmisbaar. Het is dan ook geweldig om te merken dat sinds de lancering van de rookvrije generatie, steeds meer lokale organisaties ons benaderen met de vraag hoe zij ook hun steentje bij kunnen dragen.Help mee en ga ook op weg naar een rookvrije generatieWilt u ook bijdragen aan een rookvrije generatie? In deze presentatie hoort u meer achtergrondinformatie, de resultaten tot nu toe en wat de kansen zijn voor u als organisatie om ook aan te haken.

Rookvrije kindomgevingen van speeltuin tot middelbare schoolB. van Wijngaarden, Longfonds, Amersfoort

Zien roken, doet rokenVeel kinderen worden nog vaak blootgesteld aan tabaksrook. Kinderen willen niet meeroken en ouders zijn ook een rolmodel voor kinderen: zien roken doet roken.Daarom is het doel: het realiseren van meer rookvrije omgevin-gen, opdat kinderen geboren in 2017 volledig rookvrij kunnen opgroeien. Dit krijgt vorm in het project rookvrije kindomgevin-gen, waarbij bottom-up het rookvrij maken van speeltuinen, kinderopvang en scholen wordt gerealiseerd.Van bewustwording naar actieRookvrije kindomgevingen is een project, met een aantal componenten. Allereerst gerichte bewustwording van zowel ouders van jonge kinderen, als eigenaren van omgevingen waar kinderen komen, zoals scholen en speeltuinen. Zij krijgen belangrijke informatie over de noodzaak van een rookvrije generatie en hoe zij daar in hun rol als ouder, speeltuin of school aan kunnen bijdragen.Hulp wordt geboden door handige en inspirerende materialen. Zoals een compleet stappenplan voor de invoer van een rookvrije omgeving, inspirerende filmpjes van voorlopers en tips voor belangrijke praktische uitdagingen.

Page 51: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 51

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

Tijdens het symposium wordt u ook deelgenoot gemaakt van de tips en tricks om omgevingen rookvrij te maken. We gaan in op gesprekstechnieken om het onderwerp roken effectief te bespreken en laten u de nieuwste voorlichtingsmaterialen zien voor kinderen en volwassenen.Doe mee en ga op weg naar een rookvrije generatieHet project rookvrije kindomgevingen loopt al enige jaren bij middelbare scholen waar het aantal rookvrije locaties is verdubbeld. De informatie- en hulpmaterialen worden dit jaar ontwikkeld voor kinderopvang en speeltuinen.De voedingsbodem voor rookvrije kindomgevingen in Neder-land is sterk en groeit. Gerichte communicatie over het belang van een rookvrije omgeving, gekoppeld aan ondersteunende materialen, heeft zich bewezen bij scholen en krijgt navolging bij andere kindomgevingen.Doet u mee? Kom naar het symposium Samen op weg naar een rookvrije generatie, en leer hoe u succesvol de omgevingen van kinderen rookvrij maakt.

Op weg naar een rookvrij sportterreinM. van Dooremaal, Hartstichting, Den Haag

Belangrijke rol van de sportverenigingDriekwart van de jeugd is lid van een sportvereniging en het is daarmee een belangrijke omgeving in het leven van opgroei-ende kinderen. Iedereen weet het: sporten is gezond en (mee)roken ongezond. Sporten en roken passen gewoonweg niet bij elkaar.Sportverenigingen vervullen, naast ouders en scholen, een belangrijke rol in het leven van opgroeiende kinderen. Kinderen brengen veel van hun vrije tijd door op de sportvereniging. Buiten mag er nog gerookt worden op de sportvereniging, zoals langs de lijn of op de tribune. Het is moeilijk voor kinderen om roken te weerstaan als anderen om hen heen roken, vooral als het om rolmodellen gaat. Denk aan sporters tegen wie zij opkijken of trainers.Rookvrij sportterreinMet het project rookvrije sportterreinen worden sportver-enigingen bewust gemaakt van hun invloed om de jeugd te beschermen tegen roken en meeroken. Zij worden gestimuleerd en ondersteund om hun terrein rookvrij te maken of een stap te zetten om het roken te beperken. Handige handvaten worden geboden door ondersteunende materialen zoals een argumen-tenkaart en stappenplan en de mogelijkheid van advies op maat.Help mee en geef het goede voorbeeldMet een rookvrij sportterrein of door op weg te gaan naar rookvrij door als eerste stap het roken te beperken, draagt de sportvereniging uit dat niet-roken de norm is. Sportverenigin-gen dragen hierdoor bij aan het realiseren van een rookvrije generatie. We delen de ervaringen en tips van sportverenigin-gen die al op weg zijn naar een rookvrij sportterrein of al een rookvrij terrein hebben. Graag gaan we met elkaar in gesprek over hoe we u kunnen ondersteunen en wat u nodig heeft, zodat we steeds meer sportverenigingen kunnen toevoegen als mooie voorbeelden.

SESSIE: 3.5

Kennisinfrastructuur in transitie: samenwerken aan kennisM.J.H. van Bon-Martens, Trimbos-instituut, UtrechtH. Treurniet, GGD GHOR Nederland, UtrechtJ.A.M. van Oers, RIVM/AWPG Brabant, Bilthoven

Korte beschrijving (achtergrond) van het thema van het symposiumDe decentralisaties brengen met zich mee dat kennisvragen voor onderzoek en professionele ontwikkeling vooral lokaal ontstaan en nieuwe kennis lokaal ontwikkeld en toegepast wordt. Regionale kennisnetwerken spelen een steeds belangrijkere rol en de landelijke kennisinstituten moeten zich herpositioneren in verhouding hiertoe. Professionals moeten lokaal steeds integraler gaan werken, ook dit heeft gevolgen voor landelijke kennisinstituten die vaak nog op de ‘oude’ domeinen zijn afgestemd. Deze noties hebben geleid tot verschillende initiatieven om de kennisinfrastructuur te transformeren: vanuit de Publieke Gezondheid én vanuit het Sociaal Domein.Doel van het symposiumDoel van dit symposium is om de deelnemers kennis te laten maken met deze verschillende initiatieven en actief mee te laten denken over wat er nodig is voor een goed werkende ken-nisinfrastructuur, voor de publieke gezondheid én het sociaal domein, regionaal én landelijk.Opbouw van het symposium en samenhang tussen de individu-ele presentatiesNa een korte introductie worden verschillende initiatieven voor de vernieuwing van de kennisinfrastructuur gepresenteerd vanuit publieke gezondheid en het sociaal domein, zowel op landelijk als op regionaal niveau.Aan de hand van stellingen discussiëren de deelnemers vervolgens over wat zij in een vernieuwde kennisinfrastructuur belangrijk vinden voor: 1) het opstellen en uitvoeren van een kennisagenda voor implementatie, professionalisering, en onderzoek; 2) het toepasbaar maken en delen van kennis voor praktijk; en 3) het benutten van kennis en van elkaar leren.

Quick Scan regionale kennisagenda publieke gezondheid voor het sociale domeinM.J.H. van Bon-Martens, Trimbos-instituut, Utrecht

Achtergrond en doelstellingVanuit het kader Preventie heeft ZonMw de Kerngroep Kennis-infrastructuur publieke gezondheid in het voorjaar van 2015 gevraagd om inzicht te verwerven in de regionale kennisvragen voor praktijk en beleid in het sociaal domein vanuit het perspectief van publieke gezondheid, en de rol van GGD’en en de AWPG’en daarin. Achterliggende gedachte is dat vanuit de publieke gezondheid een belangrijke bijdrage geleverd kan worden aan de doelstellingen van het sociaal domein.Aanpak/methode van het onderzoek/projectVoor deze Quick Scan is aan de coördinatoren van de 11 AWPG’en gevraagd om: 1) andere relevante kennisnetwerken voor het sociaal domein in de regio te identificeren; en 2) met

Page 52: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 52

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

of bij deze partijen de regionale kennisvragen voor het sociaal domein vanuit het perspectief van de publieke gezondheid te benoemen. Aanvullend zijn regionale kennisvragen geïn-ventariseerd via interviews met landelijke partijen en via een documentenanalyse. De kennisvragen zijn geordend en de opbrengst is besproken in twee focusgroepen.Resultaten/opbrengstenIn totaal werden 233 regionale kennisvragen voor praktijk en beleid in het sociaal domein geïnventariseerd: 74 door de AWPG’en, 35 bij landelijke partijen en 124 via de documentana-lyse. Meer dan de helft ervan heeft betrekking op de uitvoering (‘Hoe…’-vragen) en een vijfde van de vragen heeft betrekking op de doelgroep professionals. Thema’s betreffen vooral de zorg en organisatie daarvan (38%) en/of het centraal stellen van de burger (30%).Conclusie(s) en aanbevelingenDoor de focusgroepen werd onder andere geconstateerd dat er onvoldoende kennisuitwisseling is, bijna dezelfde onderzoeksvragen op meer plekken geadresseerd worden en het niet duidelijk is wie nu de verantwoordelijkheid heeft voor de kennisinfrastructuur. Op basis van de ervaringen met de werkwijze en de bevindingen van de Quick Scan zijn enkele denkrichtingen geformuleerd voor een kennisinfrastructuur, waarin de landelijke kennisagenda (mede) bepaald wordt door lokale vraagstukken en waarin preventie in het sociaal domein wordt versterkt.

Integraal werken in de wijkH.A.M. Ooms-Temmink, Nederlands Jeugdinstituut, UtrechtM.J.H. van de Schoot, Vilans, Utrecht

Achtergrond en doelstellingGemeenten zijn verantwoordelijk voor de zorg en ondersteu-ning van burgers, persoonsgericht en op maat. De zorg- en ondersteuningsvragen van burgers worden steeds complexer en beperken zich vaak niet tot een leefgebied. Een grote uitdaging die vraagt om goede samenwerking tussen gemeen-ten, hun burgers, basisvoorzieningen, zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Op verzoek van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en het ministerie van VWS bundelen vijf landelijke kennisinstituten vanaf 2016 hun kennis en expertise om gemeenten en professionals te helpen bij het vormgeven van de zorg en ondersteuning van hun burgers. Dicht bij huis, en vooral in samenwerking met wijkteams en professionals en de burgers zelf.Deelnemende kennisinstituten zijn:• Movisie(Wmo,(in)formelezorgenburgerschap)• NederlandsCentrumJeugdgezondheid(jeugd,gezondheid

en preventie)• NederlandsJeugdinstituut(jeugd,jeugdhulpenonderwijs)• Trimbos­instituut(psychischegezondheidengeestelijke

gezondheidszorg)• Vilans(zorgenondersteuningvoorouderen,gehandicapten

en chronisch zieken)Aanpak/methode van het onderzoek/projectIn een meerjarenprogramma maken de kennisinstituten actief de verbinding met onder andere de Wmo-werkplaatsen/ Trans-formatiewerkplaatsen en de Academische werkplaatsen (Jeugd

en Publieke Gezondheid). Er is een lerend proces ingericht dat aansluit bij de vragen in het veld. Het programma ‘Integraal werken in de wijk’ bestaat uit vijf deelprojecten. Enerzijds gaat het om snelle en op maat beantwoording van vragen. Ander-zijds gaat het om de agendering en verdieping van thema’s die complex en weerbarstig zijn zoals multi-probleemgezinnen, cliënten met lvb- of ggz- problematiek, ouderen met meervou-dige problematiek.Resultaten/opbrengstenHet resultaat is een integraal antwoord op vragen die spelen in de praktijk van gemeenten en professionals in de wijk. De kennis die over integraal werken in de wijk is vindbaar middels een goed werkende kennisinfrastructuur, tot stand gekomen met eindgebruikers, professionals en beleidsmakers. Het rendement van kennis wordt hierdoor vergroot en de profes-sionals is steeds beter in staat om integraal te werken in het sociaal domein.

Op weg naar een netwerk van regionale kennisnetwerken in het publieke domeinJ.A.M. van Oers, RIVM/AWPG Brabant, Bilthoven

Achtergrond en doelstellingIn de publieke gezondheid is de afgelopen 10 jaar, met financiële ondersteuning van ZonMw, een vrijwel landelijk netwerk van Academische Werkplaatsen Publieke Gezondheid (AWPG’en) gevormd. Een AWPG is een regionaal kennisnetwerk van universiteit, GGD’en en gemeenten, waarin samengewerkt wordt aan het oplossen van complexe lokale en regionale vraagstukken.Bij het beëindigen van het ZonMw programma in 2014 is de Kerngroep Kennisinfrastructuur publieke gezondheid (KIS-PG) gevormd door GGD GHOR Nederland, RIVM, NSPOH en de AWPG’en.Aanpak van het projectDoor de KIS-PG is de ambitie geformuleerd om een goed func-tionerende landelijke kennisinfrastructuur voor de publieke gezondheid te realiseren, als belangrijke voorwaarde voor het verbeteren van de volksgezondheid. Deze ambitie is vastgelegd in de intentieverklaring “Op weg naar een Landelijke dekkend netwerk van regionale Kennisnetwerken publieke gezondheid”. De drie kernpunten hierbij zijn: 1) het stimuleren van een net-werk van regionale kennisnetwerken voor de publieke gezond-heid; 2) het vormen van een soortgelijk kennisnetwerk publieke gezondheid op landelijk niveau; en 3) het verbinden van dit landelijk kennisnetwerk met de regionale kennisnetwerken.ResultatenDe afgelopen periode heeft deze kerngroep gewerkt aan een betere afstemming en samenwerking tussen de diverse plaat-sen waar kennis ontwikkeld en gedeeld wordt. Zo is het overleg tussen GGD’en, GGD GHOR Nederland en RIVM geïntensiveerd, is een inventarisatie van regionale kennisvragen uitgevoerd, wordt gewerkt aan decentrale sturing van de nationale ken-nisagenda, en zijn werkbijeenkomsten georganiseerd om het delen en benutten van elkaars kennis te bevorderen.Conclusies en aanbevelingenVersterking van de kennisinfrastructuur publieke gezondheid blijft hard nodig. Overleg tussen de verschillende lokale en na-

Page 53: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 53

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

tionale partijen laat zien dat men elkaar weliswaar kent, maar dat men maar mondjesmaat van elkaars kennis en expertise op de hoogte is. De kerngroep heeft de afgelopen periode als ‘oliemannetje’ gepoogd het ingewikkelde raderwerk van ken-nisontwikkeling en -deling in de publieke gezondheid soepeler te laten verlopen. Daarbij zijn kleine successen geboekt, maar met de recente decentralisaties in het sociale domein is deling van kennis en expertise tussen het sociale domein en de publieke gezondheid een nieuwe grote uitdaging.

Tussen Scylla en Charybdis: naar verbonden kennisvragen tussen sociaal en gezond vanuit een professioneel perspectiefA.M.M. Sprinkhuizen, Hogeschool Inholland, Haarlem

Achtergrond en doelstellingSinds 2009 werken de Wmo-werkplaatsen (een landelijk dekkend netwerk van regionale kenniswerkplaatsen op het brede sociale domein, en ondergebracht bij lectoraten van hogescholen) aan onderzoek, kennisontwikkeling, onderwijsvernieuwing en kennisontsluiting voor de grote ‘transformaties’ in het sociaal domein. Daarin wordt samen-gewerkt met gemeenten, maatschappelijke organisaties en bewoners(vertegenwoordigingen). Belangrijke vragen die geadresseerd worden gaan over professionalisering van sociaal werkers, over samenwerking, bijvoorbeeld in sociale teams, en over substitutievraagstukken. Rode draad is om meer preventief, meer in ‘voorliggende voorzieningen’, en meer met de ‘civil society’ op te lossen of daar ondersteuning te zoeken. De veertien regionale Wmo-werkplaatsen hebben de opdracht gekregen om deze lijn in de komende drie jaar (2016-2018) uit te bouwen, samen met hun regionale partners.Aanpak/methode van het onderzoek/projectDe Wmo-werkplaatsen stellen voor 1 april 2016 een meerjarige regionale kennisagenda samen, op basis van interactieve sessies met hun partners. In deze Kennisagenda’s zal samen-werking tussen en het sociaal domein en de publieke gezond-heidszorg één van de thema’s zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om de positie van wijkverpleegkundigen in sociale teams, de rol van de huisarts bij toegangsvraagstukken, of vroegsignale-ring van dementie.Resultaten/opbrengstenOp het congres wordt nader ingegaan op de regionalisering van de kennisinfrastructuur, met name in relatie tot het opbouwen van kennis vanuit lokale praktijken. Daarnaast worden de inhoudelijke resultaten gepresenteerd van de regionale kennisagenda’s, voor zover die gaan over de samenhang en samenwerking tussen ‘sociaal en gezond’ op lokaal en regionaal niveau.Conclusie(s) en aanbevelingenConclusies en aanbevelingen zullen zich op beide benoemde niveaus bewegen: hoe versterken we de regionale kennisinfra-structuren op de relatief gescheiden domeinen van sociaal en gezond? En hoe ziet een samenhangende kennisagenda vanuit een lokaal en regionaal perspectief op deze samenhangende domeinen er voor de komende jaren uit?

SESSIE: 3.6

Serious gaming in public health. VTV In2Action brengt perspectieven, domeinen en werelden bij elkaar (deel 1: speel de VTV-game).F.R.J. den Hertog, RIVM, BilthovenA.J.M. van Loon, RIVM, BilthovenC.G. Schoemaker, RIVM, BilthovenH.P.E.M. Spitters, Tranzo Tilburg University, TilburgL.A.M. van der Goor, Tranzo Tilburg University, TilburgJ. Jansen, BOJAN Advies, UtrechtS. Pos, Gezond Advies, WoerdenA. Dorgelo, BOJAN Advies, Utrecht

De serious game VTV In2Action wordt tijdens het NCVGZ in twee workshopssessies gespeeld!VTV In2Action bestaat uit twee onafhankelijk van elkaar ontwikkelde spellen die gericht zijn op het bevorderen van de volksgezondheid. De VTV-game van het RIVM zich richt op de maatschappelijke keuzes voor de toekomst en maakt daarbij gebruik van vier normatieve perspectieven op volksgezond-heid en zorg. Het onderdeel In2Action (ontwikkeld door Tranzo/CBO) richt zich op het bevorderen van het integraal samenwerken van lokale partners (scholen, private partners, jongeren etc). Door beide spellen te integreren ontstaat er een interactieve spelsimulatie die de bekendheid en het gebruik van (wetenschappelijke) kennis vergroot en samenwerking bij de ontwikkeling en uitvoering van lokaal gezondheidsbeleid vergemakkelijkt.In deze eerste workshop zal de VTV-game worden gespeeld en zal tevens een introductie worden gegeven van In2Action. In de VTV-game wordt aandacht besteed aan de kansen en keuzes die verbonden zijn met verschillende normatieve waardes die mensen nastreven. In de tweede workshop (na de lunch), gaan we samen met lokale partners uit de Rotterdamse praktijk aan de slag om een integrale invulling te geven aan het bevorderen van de gezondheid onder jongeren binnen het gemeentelijk (wijk)beleid. Hierbij krijgen de deelnemers de kans om (nieuwe) samenwerkingsverbanden te simuleren en zo via nieuwe wegen tot implementatie van plannen te komen.Tijdens de workshop ervaren deelnemers hoe een serious game het beleidsproces kan simuleren en stimuleren. Het geeft inzicht in het netwerk, in samenwerkingsvormen en het gebruik van kennis tijdens het ontwikkelingsproces.

SESSIE: 3.7

Spelen burgers de hoofdrol in uw aanpak van gezondheids-achterstanden?M.H. Westhof, ZonMw, Den HaagK. Hosper, Pharos, UtrechtC. Scherphoff, NPCF, Utrecht

InhoudHeeft u moeite om een goede invulling te geven aan burger-participatie? Vraagt u zich af welke inwoners u zou moeten

Page 54: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 54

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

betrekken en welke rol zij kunnen krijgen? In deze workshop kijkt u samen met professionals, onderzoekers en burgers naar uw plan op de mate van burgerparticipatie.Let op: voor deze workshop brengt u bij voorkeur uw eigen plan in als workshopmateriaal en als dat kan: neem een betrokken inwoner mee die vanuit een burgerperspectief naar de aanpak kijkt.Waarom burgerparticipatie?De aandacht voor de integrale aanpak van gezondheidsach-terstanden in achterstandswijken neemt toe. Het programma Gezond in… stimuleert de integrale aanpak in 164 GIDS gemeenten. ZonMw neemt bij de beoordeling van subsidieaan-vragen ook steeds vaker de mate van burgerparticipatie mee.Opzet van de workshopZonMw, Pharos en de NPCF begeleiden deze workshop. Ervaringsdeskundigen (burgers) brengen hun ervaring in bij de beoordeling van uw plan of onderzoek. Zij kijken bijvoorbeeld naar de mate van participatie van inwoners, praktijkrelevantie en haalbaarheid.1. Korte presentatie over doelen workshop2. Toelichting van de NPCF over de rol van een ervaringsdeskun-

digenpanel in de beoordeling van plannen. Op welke wijze kijken zij hier naar en wat zijn hun ervaringen tot nu toe?

3. In groepjes verkennen we hoe burgers (nog) beter betrokken kunnen worden bij uw plan. Vragen die hierbij een rol spelen: wat zijn de behoeftes van de burger, wat motiveert hen, wat zijn geschikte vormen van participatie, wanneer komen zij in actie en wat houdt hen tegen?

4. Inventarisatie van reacties en adviezen van de burgers. Met elkaar bespreken we de betekenis van deze reacties en adviezen voor de aanpak.

5. Tot slot wordt verkend wat er nodig is om deze werkwijze (‘kijken door de ogen van..’ ) meer in het professionele handelen te verankeren.

SESSIE: 3.8

Taal voor het Leven maakt gezonderA. Beune, Stichting Lezen & Schrijven, ’s-GravenhageM. Sträter, Stichting Lezen & Schrijven, ’s-Gravenhage

InhoudFeiten en cijfers1 op de 9 Nederlanders tussen de 16 en 65 jaar is laaggeletterd. Laaggeletterden kunnen onvoldoende lezen en schrijven om mee te doen in de maatschappij. Zij hebben bijvoorbeeld grote moeite met het lezen van gezondheidstips, patiënten-folders en bijsluiters van medicijnen. Dit heeft niet alleen grote maatschappelijke en economische gevolgen, maar ook gevolgen voor de gezondheid(sachterstanden). Van patiënten wordt verwacht dat ze aan ‘gezonde regie’ doen en zelf keuzes kunnen maken rond gezondheid, ziekte en zorg. Het kunnen lezen, begrijpen en toepassen van gezondheidsinformatie is dan een vereiste.ResultatenUit onderzoek van Maastricht University (2014) blijkt dat de meeste mensen die taalscholing volgen, binnen zes maanden

een betere taalvaardigheid (70%) en een betere plek in de samenleving (50 tot 65%) verkrijgen en dat zij verbeteringen ervaren in hun gezondheid (39 tot 53%). De combinatie van een professionele docent, een getrainde vrijwilliger en geschikt materiaal gericht op de praktijk, zorgt voor de beste resultaten.Lokaal aan de slagHet ondersteuningsprogramma Taal voor het Leven van Stich-ting Lezen & Schrijven helpt organisaties, die aan de slag willen met laaggeletterdheid. Hiervoor zijn samen met betrokken organisaties verschillende (taalles)materialen en instrumenten ontwikkeld. Zo organiseert ziekenhuis OLVG o.a. taalscho-ling en een taalspreekuur en heeft gezondheidscentrum De Rubenshoek een Taalpunt. Zo zet Humanitas schuldhulpverle-ning de Taalverkenner in en heeft het wijkteam in Zuilen alle medewerkers geschoold om laaggeletterden te herkennen en door te verwijzen.Opzet van de workshopDe workshop start met een quiz over laaggeletterdheid, gespeeld via smartphones. Daarna volgt een korte presentatie met de laatste feiten en cijfers rond laaggeletterdheid. Vervol-gens organiseren we een groepscarrousel: betrokken personen van de genoemde praktijkvoorbeelden houden een pitch en deelnemers kiezen van wie men meer wil horen om te kijken of de voorbeelden te vertalen zijn naar hun eigen werkpraktijk.

SESSIE: 3.9

Beschouw uw cliënt als uw partner: Zelfregie en Motiverende gespreksvoering in de praktijkM.G. den Hollander, Movisie, Utrecht

Inhoud workshopWerken vanuit de zelfregie van mensen is uitgaan van hun wen-sen en mogelijkheden. Dat klinkt misschien heel logisch maar in de praktijk blijkt het lastig. Juist u als professional heeft be-langrijke kennis en bagage die vaak de boventoon voeren. Hoe geeft u toch ruimte en stem aan de mensen met een hulpvraag zodat de mogelijkheden en/of oplossingen aansluiten bij hun waarden en normen? Het gaat hier om partnerschap binnen de samenwerking, ook bij de allerkwetsbaarsten. Denkt u dat dat niet mogelijk is? Toch is dit de uitdaging van deze tijd. Niemand weet immers meer over zijn eigen leven dan die persoon zelf. Hoe kunt u balanceren tussen overnemen en overlaten? Hoe de regie bij de ander laten, zonder iemand aan zijn lot over te laten? Leidraad is vier elementen van werken vanuit zelfregie en motiverende gespreksvoering.Zelfregie in de dialoog tussen cliënt en professional betekent dat:• decliëntbeslistendeleidingheeft• deprofessionalvolgt• dekrachtvandecliëntminstenszobelangrijkisalszijn

problemen• deprofessionalvertrouwentoontenvraagtnaardekracht• demotivatievandecliënt,eengoedlevenineigenogen,de

enige maatstaf is voor wat een goede keuze is• deprofessionaldecliënthelptzijnmotivatietevinden• contactenmetanderencruciaalzijnvoormensen

Page 55: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 55

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

• deprofessionaldecliëntondersteuntbijhetinkaartbrengenen versterken van zijn contacten

Leerdoel / eindresultaatDe workshop Zelfregie en Motiverende gespreksvoering biedt een (nadere) kennismaking met wat zelfregie betekent in het contact tussen u als professional en de mensen met wie u werkt. Wat doet u al om de eigen regie te versterken en wat kunt u daar nog meer in doen? Welke methoden en instrumen-ten kunt u gebruiken? We sluiten zo veel mogelijk aan bij de praktijksituaties van de deelnemers.Opzet van de workshop:• Watiszelfregie?Beeldenoverzelfregieuitwisselen.• Reparatiereflex,eenoefeningmotiverendegespreksvoering.• Ervaringsoefening:sturenopweerstanden/ofmotivatie?• Actiepuntenmeenemen.

SESSIE: 3.10

Duurzame aanpak van kindermishandeling en complexe gezinsproblematiek door samenhangend aanbod van zorg, sociaal en veiligheidsdomeinA.S.M. Kraak, Veilig Thuis Midden Gelderland, ArnhemP. Kenis, Antwerpen Management School, AntwerpenN. van Hoven, Karakter, Arnhem

InhoudDe transformatie stelt ons voor de taak de zorg lichter, sneller en goedkoper te maken. Voor gezinnen met complexe geweld-problematiek wordt door gemeenten vanaf 2016 een landelijk dekkende infrastructuur ontwikkeld. Het is belangrijk dat deze infrastructuur voor gezinnen voldoende, continuïteit, vertrou-wen en maatwerk biedt: vroeg-signalering van symptomen van complexe (geweld-)problematiek, lichte zorg als het kan en meteen complex geïntegreerde, intersectorale zorg als de complexiteit van het gezinsprobleem dat vraagt.Sociale wijkteams zijn het schakelpunt tussen opvoeden, (spe-cialistische) zorg, onderwijs en veiligheid. Naast meerwaarde, kent deze taak bij complexe problemen twee risico’s:1. Meerdere betrokken professionals werken ieder aan ‘het

eigen’ deelprobleem, aansluitend bij hun expertisegebied. Samenhang in de aanpak van deelproblemen ontbreekt, de focus is het eigen behandelresultaat in plaats van het ‘gezinsresultaat’.

2. Een ‘generalist’ definieert het samengestelde gezins-probleem vanuit eigen kennis en mogelijkheden. Ernst en samenhang van deelproblemen wordt onvoldoende herkend.

Beide situaties leiden tot tegenvallende behandelresultaten, afnemende (draag)kracht, machteloosheid, onveiligheid en dwang en drang. Rapporten van het Samenwerkend Toezicht Jeugd (STJ) uit 2014 (Groningen) en 2015 (Amsterdam) onder-schrijven deze risico’s.Het is juist voor gezinnen met complexe (geweld)problemen belangrijk dat er per kind en gezin wordt gezocht naar de beste organisatorische en therapeutische mogelijkheden; tijdig betrekken van (specialistische) expertise(n) en samenhang in ieders inzet.

OpzetAan de hand van een casus, verkennen de deelnemers verschillende perspectieven van gezinsleden en een diversiteit aan professionals en onderzoeken zij of en hoe eigen beroep(socialisatie) en mensbeeld bijdragen aan bovengenoemde risico’s. Aansluitend discussiëren we, in twee intersectorale kenniscafé’s, over oplossingsrichtingen en randvoorwaarden voor 1/ intersectorale samenhang en de rol van regievoering daarin en 2/het tijdig betrekken van (specia-listische) expertise voor een goede veiligheidstaxatie.Afsluitend wordt de opbrengst van de kenniscafé’s, aangevuld en vergeleken met de uit de organisatiewetenschappen ge-motiveerde en gemaakte keuzes van de intersectorale aanpak kindermishandeling in Gelderland.

SESSIE: 3.11

PlusPraktijken Oostelijk Zuid-Limburg; innovatiekracht ten behoeve van Triple Aim.V.A.J. op den Drink, Robuust, EindhovenM.H.C. Verburg, Huisartsenzorggroep Oostelijk Zuid-Limburg, Heerlen

InhoudPluspraktijken zijn praktijken die binnen de landelijke proeftuin MijnZorg, met hulp van de zorggroep HuisartsenOZL en financiering door zorgverzekeraar CZ, innovatieprojecten oppakken. Het profiel van deze PlusPraktijken sluit aan bij de huisartsenpraktijk van de toekomst. Een praktijk waar patiënten zelf de regie hebben, doelmatig worden behandeld en de huisarts de regisseur is van de zorg in de wijk. Het doel is om met de PlusPraktijken een flinke slag te maken in het halen van de Triple Aim doelen: een betere algemene gezondheid en kwalitatief betere zorg tegen lagere kosten.Er zijn drie innovatiesegmenten:1. Het segment ‘patient empowerment’, waar interventies

gericht zijn op het verbeteren van de leefstijl en het verster-ken van zelfmanagement en zelfregie van patiënten.

2. Het segment ‘doelmatig werken’, dat zich richt op het doelmatig verwijzen van patiënten naar de tweede lijn, het doelmatig aanvragen van laboratorium diagnostiek en het doelmatig voorschrijven van medicatie.

3. Het segment ‘integrale zorg in de wijk’ heeft als doel om de zorg, in nauwe samenwerking met andere partners in de wijk rondom de complexe chronische patiënt, zo te organiseren dat hij langer thuis kan wonen.

In januari 2016 starten de eerste PlusPraktijken en in juli vol-gens nog eens vijf praktijken. Naast een stapsgewijze uitbrei-ding van het aantal PlusPraktijken zullen ook de interventies jaarlijks verdiept en uitgebreid worden.Opzet van de workshopDe workshop start met een toelichting van het project (25 minuten): nieuwe versus klassieke werkwijze, schets van de interventies, beoogde financiële, kwalitatieve en strategische opbrengsten en voorwaarden voor realisatie. In het interactieve gedeelte (35 minuten) brainstormen deelnemers middels gerichte vragen en casuïstiek over de vertaalslag van het

Page 56: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 56

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

gedachtengoed naar concrete interventies. Thema’s: positieve gezondheid, patiëntenparticipatie in de praktijkvoering en wijkgericht werken rondom jeugdzorg en GGZ. Tot slot is er een korte wrap up met take-home-messages (15 minuten).

SESSIE: 3.12

Preventie in de zorgBijdrage Ministerie van VWSAbstract niet beschikbaar?

SESSIE: 3.13

Jeugdgezondheidzorg in het sociale domein: de kracht van verbindingM.H.H. Hoogsteder, VUmc, AmsterdamC.J. van der Hoeven, GGD Gooi en Vechtstreek, BussumJ. de Meij, GGD Amsterdam, AmsterdamB. Allessie, Icare JGZ, LelystadB. Bakker-Camu, ActiZ, Utrecht

InhoudIn deze workshop maakt u kennis met drie vormen waarin de jeugdgezondheidszorg verbindingen vindt in de keten. Iedere vorm draagt bij aan de ontwikkeling van de jeugdgezond-heidszorg en preventieve zorg voor jeugd als fundament in het nieuwe jeugdstelsel. Doel is steeds: elk kind op tijd de juiste zorg en ondersteuning.‘Jij en je gezondheid‘ is een nieuwe werkwijze vanuit de JGZ die leerlingen in het VO en MBO efficiënt en doeltreffend pas-sende preventie en zorg kan bieden voor sociaal-emotionele en sociaal-medische problemen. Jij en je gezondheid biedt screeningsvragenlijsten voor jeugdartsen en -verpleegkundigen en instrumenten voor nader onderzoek om risicogedragingen en problemen actief op te sporen, leerlingen te ondersteunen en zonodig te verwijzen. Jij en je gezondheid biedt ook zorgpaden over veelvoorkomende problemen zoals depressie-, angst- en slaapklachten, opgezet met en voor professionals uit de publieke gezondheid én zorginstellingen.Het consultatie en adviesteam jeugd ggz is multidisciplinair en bestaat uit jeugdartsen en een klinisch psycholoog. Het team geeft consultatie en advies aan verwijzers, en adviseert aan jeugdigen en/of hun ouders tot 18 jaar met (een vermoeden van) psychische en psychosociale problemen. Daarmee levert het sociaal-medische expertise aan ‘de voorkant’ voor de hele regio en ondersteunt hiermee huisartsen en de gemeentelijke toegangen tot jeugdzorg.Tot slot is er de samenwerking tussen JZG en jeugdteams, waarin de jeugdverpleegkundige een centrale rol heeft in normalisering en preventieve ondersteuning.Opzet van de workshopNa een introductie van de drie werkwijzen, discussiëren we aan de hand van stellingen en casuïstiek over het gebruik van zorgpaden en multidisciplinaire teams als verbinding tussen de domeinen preventie en zorg voor jeugd. Deze presentatie geeft

u inzicht en handvatten hoe de verschillende aanpakken ook in uw regio of domein kan worden ingezet.

SESSIE: 3.14

Gewelddadige veelplegers als mogelijke doelgroep voor de openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ)T.J.L. Fassaert, GGD Amsterdam, AmsterdamM. Segeren, GGD Amsterdam, AmsterdamC. Grimbergen, GGD Amsterdam, AmsterdamW.C. Tuinebreijer, GGD Amsterdam, AmsterdamM.A.S. de Wit, GGD Amsterdam, Amsterdam

Achtergrond en doelstellingEen relatief kleine groep jongvolwassenen in Amsterdam pleegt een aanzienlijk aantal (gewelddadige) strafbare feiten. De gemeente geeft met de Top 600 aanpak al een aantal jaren hoge prioriteit aan het verminderen van de overlast door deze doelgroep. De aanpak maakt een combinatie van straf en zorg mogelijk. Dat is van belang omdat een aanzienlijk deel van de Top 600 een zorgbehoefte heeft. Dit onderzoek brengt in kaart welk deel van de Top 600 de grootste en meest complexe zorgbehoefte lijkt te hebben, zoals die ook wordt gezien in de openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ).Aanpak/methode van het onderzoek/projectIn de Top 600 aanpak is de GGD Amsterdam verantwoordelijk voor het onderdeel zorg. Een belangrijke taak van de GGD is cliënten in de aanpak te benaderen voor een sociaalpsy-chiatrische screening. Als onderdeel daarvan wordt ook een Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM) ingevuld. Voor dit onderzoek waren de resultaten beschikbaar voor 454 personen (allen man, gemiddelde leeftijd 24.9 jaar (s.d. = 8.2)). Op basis van de ZRM werden twee definities van OGGZ gehanteerd, namelijk (1) een wiskundig algoritme dat gewichten koppelt aan alle 11 ZRM domeinen (Lauriks et al., 2014) en (2) een problematisch niveau van functioneren op een selectie van domeinen (Buster et al., 2014).Resultaten/opbrengstenAfgezien van het ZRM-domein ‘Justitie’ waren de meest promi-nente probleemdomeinen ‘Financiën’ (55.5% van de doelgroep had geen of onvoldoende inkomen in combinatie met hoge en/of groeiende schulden) en ‘Dagbesteding’ (50.2% had geen werk of opleiding en veroorzaakte in veel gevallen overlast). Naar schatting 35.9% (definitie 1) en 34.8% (definitie 2) van de doelgroep had een ZRM profiel dat overeenkwam met dat van de OGGZ doelgroep.Conclusie(s) en aanbevelingenDeze studie biedt een concrete inschatting van het (forse) deel van de Top 600 dat een complexe zorgbehoefte heeft en onderstreept daarmee het belang van de combinatie van veiligheid en zorg in de aanpak van deze doelgroep.

Page 57: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 57

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

Mensen met een beperking willen meer meedoen in de samenlevingT.M. Meulenkamp, NIVEL - Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg, UtrechtG. Waverijn, NIVEL, UtrechtH. Boeije, NIVEL, Utrecht

Achtergrond en doelstellingHet is belangrijk om kennis te hebben over hoe het staat met de participatie van mensen met een lichamelijke of verstan-delijke beperking. Het is bekend dat de participatiegraad van mensen met beperkingen een stuk lager is dan die in de algemene bevolking. Het is de vraag hoe de participatie zich ontwikkelt en wat mensen met een beperking zelf willen. Is er behoefte bij mensen met een beperking om meer te participe-ren, en zo ja, op welk terrein?MethodeSinds 2008 ontvangen circa 3500 mensen met een lichamelijke beperking jaarlijks een vragenlijst over hun participatie en hun behoefte aan participatie op negen domeinen (o.a. werk, vrije tijd en sociaal contact). Tevens vinden er tweejaarlijks interviews plaats met circa 500 mensen met een verstandelijke beperking. Middels een logistisch regressiemodel is de ontwik-keling in participatie vanaf 2008 geanalyseerd, waarbij een vergelijking is gemaakt met de algemene bevolking.ResultatenDe participatie van mensen met een beperking loopt op veel gebieden (fors) achter bij de algemene bevolking. Op een aantal deelgebieden is de participatie toegenomen (vrijwil-ligerswerk en openbaar vervoer). De behoefte bij mensen met een ernstige beperking om meer te participeren is groot. In 2014 wil ruim een derde van de mensen met een ernstige lichamelijke beperking vaker ergens naartoe en andere mensen ontmoeten. Een kwart van de mensen met een verstandelijke beperking die nu niet werkt, zou dit wel graag willen doen.ConclusieParticipatie is belangrijk voor het ervaren welbevinden en de kwaliteit van leven. De vraag is wat er op dit moment nodig is om mensen met beperkingen in staat te stellen mee te doen. En hoe verschillende partijen hieraan bij kunnen dragen.

Wat doen we met verwarde personen? Een evaluatie van het Team Toeleiding & Bemoeizorg.M. Schutten, Dienst Gezondheid & Jeugd ZHZ, DordrechtS.J. Kleefman, Dienst Gezondheid & Jeugd ZHZ, Dordrecht

Achtergrond en doelstellingMensen met complexe problemen vallen vaak tussen wal en schip. Daarom is het Team Toeleiding & Bemoeizorg in het leven geroepen: een samenwerkingsverband tussen GGZ-instellingen, het Leger des Heils, ASVZ en de GGD. Het team legt contact met zorgwekkende zorgmijders en probeert vertrouwen te winnen om deze mensen te kunnen toeleiden naar zorg.Wat zijn de effecten van de inzet van het team? Hoeveel mensen met wat voor soort problematiek zijn door het team geholpen? Is er een onderbouwing van de overlastverminde-ring? Hoe gaat het team te werk, wat zijn succesfactoren?

Aanpak van het onderzoekDe volgende bronnen zijn gebruikt:• Registratiegegevensvanhetteamenvandepolitie;• Gesprekkenmetdeteamcoördinator;• Interviewsmetcliënten,teammedewerkersensamenwer-

kingspartners.ResultatenHet team met tien parttime medewerkers heeft 158 zorgwek-kende zorgmijders geholpen in anderhalf jaar tijd. De proble-matieken van deze cliënten zijn voornamelijk het veroorzaken van overlast (73%), psychiatrische problematiek (65%), verslaving (56%) en dakloosheid (52%).Het grootste deel van de 158 cliënten is door het team toege-leid naar zorg (51%) of mantelzorg (5%). Een groot deel van de dakloze cliënten (37%) is onder dak gebracht. Uit politiecijfers komt naar voren dat een grote groep steeds minder in aanra-king komt met de politie, zo’n 40%.Het team krijgt grip op cliënten waarvan de reguliere hulpver-lening zegt: niks meer mee te doen. Ze staan naast de cliënt en hebben een onbevooroordeelde houding. Ze zijn flexibel in hun inzet, makkelijk te bereiken en durven waar mogelijk druk uit te oefenen. Doordat ze niet vastzitten aan protocollen is er ruimte voor een creatief hulpaanbod. Door de samenwerking van verschillende organisaties zijn de lijntjes kort.ConclusieEen moeilijk bereikbare en bemiddelbare groep mensen krijgt door de inzet van het Team Toeleiding & Bemoeizorg de laagdrempelige hulp die ze nodig hebben.

Buddyproject van Hogeschool Rotterdam voor (kwetsbare) zwangere vrouwen op Rotterdam ZuidW.K.M. Willemse, Hogeschool Rotterdam, Expertisecentrum Maatschappelijke Innovatie, RotterdamH.W. Torij, Hogeschool Rotterdam, Kenniscentrum Zorginnova-tie, Rotterdam

Achtergrond en doelstellingInwoners van Rotterdam Zuid, vooral in de focuswijken, zijn veel-al jong en laag opgeleid. Daarnaast kampen ze vaak met sociale problematiek, zoals schulden, slechte woningen en illegaliteit. Dit kan negatieve effecten hebben op zwangere vrouwen en de ontwikkeling van (ongeboren) baby’s. Het programma ‘Nieuw in 010’ is opgezet om deze (kwetsbare) zwangere vrouwen in Rotterdam Zuid lichte ondersteuning te bieden.Aanpak/methode van het onderzoek/projectStudenten Verloskunde en studenten Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) ondersteunen samen – als ‘buddy-duo’ – (kwetsbare) zwangere vrouwen door middel van tweeweke-lijkse huisbezoeken. Studenten volgen daarnaast een intensief scholingsprogramma waarbij ze specifieke kennis opdoen over de problematiek bij (kwetsbare) zwangere vrouwen en reflecte-ren op hun handelen als buddy. Het doel van dit programma is om het welbevinden van de zwangere te verbeteren en ervoor te zorgen dat ze zich capabeler voelen in het ouderschap en meer zelfredzaam zijn.Resultaten/opbrengstenAfgelopen jaar hebben is er een pilot jaar gedraaid van het programma. Het bleek lastig om voldoende zwangere vrouwen

Page 58: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 58

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

te bereiken via de verloskundige. De studenten die geen zwan-gere hebben begeleid hebben een voorlichtingsbijeenkomst georganiseerd.Aankomende periode hebben wij een aanpassing gedaan in het programma zodat dit nu toegankelijk is voor alle zwangere vrouwen (criteria losgelaten) verder zetten wij ook in op werving via maatschappelijke organisaties.De zwangere vrouwen ontvangen lichte ondersteuning van de studenten ter bevordering van het gevoel van capabel ouder-schap en het vergroten van het welbevinden van de moeder. Tevens dragen zij bij aan het vergroten van het netwerk van de zwangere. Zij gaan met de zwangere op pad en verkennen de wijk en sociale kaart. De studenten geven aan dat de samen-werking met een student van een andere beroepsopleiding hen veel inzichten hebben gegeven. Verder is het les programma met daarin veel gastlessen goed geëvalueerd.Er zijn interviews afgenomen met de zwangere vrouwen, hieruit blijkt dat er behoefte is aan ondersteuning op het gebied van financiën, wonen en het aanstaande ouderschap. Verder noemen zij dat er veel onzekerheid bestaat, vragen om hulp lastig is en zelfontwikkeling in combinatie met ouderschap moeilijk is.Uit de literatuur komt naar voren dat vooral de combinatie van goede professionele zorg en een sociaal netwerk bijdraagt tot het welbevinden van de zwangere.Conclusie(s) en aanbevelingenDe eerste resultaten laten zien dat ‘Nieuw in 010’ een aanpak is om lichte ondersteuning te bieden aan (kwetsbare) zwangere vrouwen in Rotterdam Zuid. Momenteel wordt er evaluatieon-derzoek gedaan om de effectiviteit van het programma in kaart te brengen en het programma verder te ontwikkelen.

SESSIE: 3.15

‘Zolang ik fiets ...’ Wat ouderen zelf kunnen doen om hun fietsveiligheid te vergroten.M.V. Adriaens, Ideate, AmersfoortR.H. Bouwknegt, Ideate, Amersfoort

Achtergrond en doelstellingHet ministerie van I&M wil het aantal verkeersdoden en verkeersgewonden in Nederland terugdringen. Vooral onder ouderen komen relatief veel slachtoffers voor. De pilot is ontwikkeld om de bewustwording van het eigen fietsgedrag in relatie tot ouder worden te vergroten; het gesprek over ouder worden en fietsen op gang brengen in bekende sociale contexten en praktische tips én oefeningen aan te bieden om nieuw, veilig fietsgedrag te bestendigen.AanpakNa uitgebreid literatuuronderzoek en diepte-interviews met ouderen is inzicht verkregen in het thema ouder worden en fietsen, als ook hun kennis van hun eigen fietsgedrag. Deze inzichten zijn daarna uitgewerkt in een interventie genaamd ‘Zolang ik fiets…’. De interventie is nadrukkelijk gericht op wat ouderen zélf kunnen doen om veiliger te blijven fietsen. Twee onderdelen (een workshop-middag en een fietstocht met fietscoach) zijn vervolgens in een pilot getest.

‘Zolang ik fiets’ verwijst naar voordelen die het fietsen brengt, maar ook naar de eindigheid ervan. Ouderen koppelen fietsen aan een belangrijke waarde, die uiteindelijk – geheel of gedeel-telijk – zal moeten worden opgegeven: (zolang ik fiets, ben ik mobiel, ben ik onafhankelijk; blijf ik gezond).ResultaatZolang ik fiets’ laat zien dat het gebruiken van de eigen, bekende sociale omgeving een succesvolle insteek is voor het betrekken van ouderen bij veilig fietsen. Ook blijkt het fietsen voor ouderen ‘meer dan fietsen alleen’ is; het raakt aan het ouder worden in het algemeen, de onafhankelijkheid- en vrijheidsbeleving en het kunnen onderhouden van sociale contacten. De interventie bouwt verder op deze waarden.Conclusies en aanbevelingenDe interventie heeft nieuwe inzichten opgeleverd in het ontwikkelen en aanbieden van interventies voor oudere fietsers. In het voorjaar 2016 wordt onderzocht hoe de pilot kan worden doorontwikkeld en opgeschaald om duurzaam effect te sorteren bij een grote groep ouderen ook in andere gemeenten en provincies.

Preventieve ouderengezondheidszorg: wacht de GGD op de gemeente of vice versa?A.S. de Boer, Berenschot, UtrechtS. van den Akker, WUR (student), WageningenE. Heinen, WUR (student), WageningenV. Huppertz, WUR (student), WageningenJ. van Nijhuis, WUR (student), WageningenE. Willemse, WUR (student), Wageningen

Achtergrond en doelstellingDe vergrijzing heeft weerklank gevonden in de Wet Publieke Gezondheid: sinds 2010 is preventieve ouderengezondheids-zorg verplicht. Is dat nu opgepakt, of wacht de GGD op de gemeente, of vice versa?AanpakWe hebben semi-gestructureerde interviews uitgevoerd bij medewerkers van zeven GGD’en in Nederland. Daarnaast hebben we per GGD twee gemeenten geselecteerd: de gemeenten met het hoogste en laagste percentage ouderen uit het werkgebied. Het beleid van die gemeenten hebben we aan de hand van gemeentelijke nota’s, websites en statistisch materiaal onderzocht.ResultatenDe onderzochte GGD’en legden voor ouderengezondheid de nadruk op monitoring en signalering, in ieder geval via de gezondheidsmonitor. De GGD’en hadden geen sturende rol en geen uitvoerende activiteiten gericht op ouderen, wel waren ze betrokken bij activiteiten van anderen.Vier van de 14 onderzochte gemeenten noemden ouderen niet specifiek in de nota gezondheidsbeleid. Het percentage ouderen in de gemeente hing niet samen met het opnemen van ouderen daarin. Preventieve ouderengezondheidszorg stond slechts in één onderzochte gemeente expliciet benoemd. De meest voorkomende activiteiten gericht op ouderen vanuit gemeenten hadden betrekking op beweging, valpreventie en depressiepreventie. Organisaties in het sociale domein, anders dan de GGD, voerden deze uit.

Page 59: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 59

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

Conclusies en aanbevelingenGemeenten en GGD’en hebben nog weinig aandacht voor preventieve ouderengezondheidszorg. Veel gemeenten zien het belang van gezondheid van ouderen, maar gebruiken hun GGD niet of nauwelijks om hen te adviseren of om uitvoerende veldpartijen te regisseren. GGD’en lijken zich afwachtend en weinig actiegericht op te stellen.Het is belangrijk dat ouderen lang gezond blijven, en de GGD kan gemeenten daarover goed adviseren, bijvoorbeeld over welke maatregelen evidence-based zijn. Dan kunnen gemeen-ten een goed ouderengezondheidsbeleid formuleren en laten uitvoeren.Met dank aan GGD Amsterdam, Friesland, Hart voor Brabant, Hollands Midden, Utrecht, Zaanstreek-Waterland en Zeeland.

Gezondheid en Welzijn: De Toepasbaarheid van de ASCOT en ICECAP-O in Evaluaties in de OuderenzorgM.Q.N. Hackert, Erasmus Universiteit, Instituut Beleid en Management Gezondheidszorg, RotterdamN.J.A. van Exel, Erasmus Universiteit, Instituut Beleid en Management Gezondheidszorg, RotterdamW.B.F. Brouwer, Erasmus Universiteit, Instituut Beleid en Management Gezondheidszorg, Rotterdam

Achtergrond en doelstellingMet de huidige vergrijzing en het teruglopende budget wordt het in toenemende mate noodzakelijk om de ouderenzorg effectief en efficiënt te organiseren. Evaluatiestudies kunnen hier een bijdrage aan leveren, maar het is dan van essentieel belang dat er een valide uitkomstmaat beschikbaar is voor de gezondheid en het welzijn van ouderen. Recent zijn in Groot Brittannië twee instrumenten met dit doel ontwikkeld: de Adult Social Care Outcomes Toolkit (ASCOT) en de ICEpop CAPabilty measure for Older people (ICECAP-O). In dit onderzoek worden deze instrumenten met elkaar vergeleken.Methode van onderzoekExploratieve Factoranalyse is uitgevoerd om de onderliggen-de samenhang tussen de items van de ASCOT en ICECAP-O te onderzoeken. Daarnaast is gekeken naar de relatie met andere gezondheids- en welzijnsmaten door middel van correlatiematrixen, en naar het onderscheidend vermogen van beide instrumenten door middel van ANOVA en T-toetsen. Een steekproef van 205 formele sociale zorggebruikers van 70 jaar of ouder uit Groot Brittannië heeft een vragenlijst ingevuld.Resultaten en opbrengstenDe ASCOT en de ICECAP-O meten voor een groot deel overlappende dimensies, hoewel de ASCOT ook sociale zorg gerelateerde items meet die in de ICECAP-O ontbreken. Beide instrumenten zijn sterk geassocieerd met andere gezondheids- en welzijnsmaten, en ze hebben voldoende onderscheidend vermogen. De relatie van beide instrumenten met fysieke gezondheid is echter matig.Conclusie en aanbevelingenDe ASCOT en ICECAP-O lijken veelbelovende maten voor het evalueren van de gezondheid en het welzijn van ouderen. Het is nodig om de relatie van beide instrumenten met de fysieke gezondheid van ouderen en de prestatie van de instrumenten

in een Nederlandse populatie nader te onderzoeken alvorens toepassing van deze instrumenten bij evaluatiestudies in de ouderenzorg aanbevolen kan worden.

De problematiek van het voltooide leven vraagt ook om een sociaal-maatschappelijk antwoordE.J. van Wijngaarden, Universiteit voor Humanistiek, Utrecht

AchtergrondEr is een groeiende groep ouderen die hun leven als ‘voltooid’ beschouwen. Ze willen hun leven op een zelfgekozen moment beëindigen (bij voorkeur met hulp van een arts), omdat zij lij-den aan het vooruitzicht verder te moeten leven. Het probleem staat hoog op de politieke agenda, maar er is nog nauwelijks wetenschappelijke kennis over het fenomeen ‘ouderen en het zelfgekozen levenseinde’ (Heide et al., 2014; Van Wijngaarden, Leget, & Goossensen, 2014). Ons empirisch onderzoek kan dus beschouwd worden als pionierend onderzoek.DoelInzicht in de leefwereld van deze groep ouderen is van groot belang voor beleidsmakers en professionals om zorgvuldig te kunnen aansluiten bij actuele zorgen en behoeften. Het doel van onze kwalitatieve interviewstudie was dan ook om vanuit een binnenperspectief inzicht krijgen in de geleefde ervaring van voltooid leven bij ouderen. Hoe beleven ouderen zelf hun situatie en wat bedoelen zij als ze zeggen dat zij hun leven voltooid vinden?AanpakDeelnemers aan het onderzoek waren 25 Nederlandse wils-bekwame ouderen (met een gemiddelde leeftijd van 82 jaar) zonder terminale ziekte of (gediagnostiseerde) psychische/psy-chiatrische aandoening. De open interviews werden verbatim uitgetypt en kwalitatief geanalyseerd (Van Wijngaarden, Leget, & Goossensen, 2015a, 2015b, 2015c).ResultatenOnze studie toont aan dat de essentie van het fenomeen voltooid leven kan worden opgevat als een onvermogen en onwil om nog langer verbinding te maken met het leven. Dit proces van losraken en vervreemding (van de wereld, anderen, en jezelf) levert permanente spanning en verzet op en het ver-sterkt het verlangen om het leven te beëindigen. Opvallend is dat de stervenswens ook een evident sociaal-maatschappelijke kant heeft: gevoelens van marginalisatie, sociale uitsluiting, eenzaamheid en nutteloosheid versterken de stervenswens.Conclusies en aanbevelingenIn deze presentatie wil ik ingaan op de sociaal-maatschappe-lijke kanten van voltooid leven en aanbevelingen doen voor humaan en zorgvuldig beleid rond dit thema.

Page 60: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 60

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

SESSIE: 4.1

Zorgen voor een naaste nu en in de toekomst: kansen en belemmeringenR.J. Hoefman, NIVEL, Utrecht

Voorzitter symposium: Mw. dr.ir. Alice (A.H) de Boer, Sociaal en Cultureel PlanbureauThema symposiumFamilie en vrijwilligers bieden veel zorg. Echter, de grotere nadruk op eigen verantwoordelijkheid roept ook weerstand op. Bovendien kan zorgen belastend zijn en bepalen of personen hun zorgtaak in de toekomst voortzetten.Doel symposiumHet is belangrijk dat er nu én in de toekomst voldoende men-sen zorgen. Het doel van dit symposium is om de kansen en belemmeringen van het bieden van informele zorg nu en in de toekomst in kaart te brengen. Aandacht hiervoor is wenselijk, zeker vanwege de recente hervormingen in de langdurige zorg.Opbouw symposium en samenhang individuele presentatiesWe belichten de kansen en belemmeringen van informele zorg vanuit twee invalshoeken: welke belemmeringen ondervinden personen als zij informele zorg bieden en bij welke personen liggen kansen om informele zorg te bieden?De eerste twee presentaties gaan in op de belemmeringen van informele zorg door te belichten waar de grenzen van de huidige helpers liggen. Presentatie 1 gaat in op het verliezen van geduld en presentatie 2 richt zich op de vraag hoe lang personen het volhouden om te zorgen.De derde en vierde presentatie bespreken bij welke groepen (potentiele) helpers kansen liggen: welke groepen verlenen nu vaker informele zorg (presentatie 3) en welke groepen willen vaker hulp bieden in de toekomst (presentatie 4)?Het symposium eindigt met ruimte voor vragen en een discussie over wat de kansen en belemmeringen betekenen voor beleids-makers, en in het bijzonder gemeenten. Voor de huidige situatie in Nederland en ook met enkele suggesties voor de toekomst.

Geduld verliezen of bewaren; gevolgen van het geven van mantelzorgI. Plaisier, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den HaagA.H. de Boer, Sociaal en Cultureel Planbureau, ’s-Gravenhage

Achtergrond en doelstellingVeel onderzoek naar de gevolgen van mantelzorg is gericht op een hoge belasting of een slechte mentale gezondheid bij helpers. Deze bijdrage gaat in op een niet eerder onderzocht aspect van het geven van hulp, namelijk de omstandigheden waarin mantelzorgers moeite hebben om hun geduld met de hulpbehoevende te bewaren en hoe dit samenhangt met bijvoorbeeld de ervaren belasting.MethodeDe gegevens zijn afkomstig van mantelzorgers van 18 jaar en ouder die deelnamen aan de landelijke studie informele zorg 2014 van het SCP en het CBS. De gegevens zijn verzameld in de periode september-december 2014 onder ongeveer 2500 man-telzorgers van 18 jaar en ouder. Hiertoe is een representatieve

steekproef uit de Gemeentelijke Basisadministratie getrokken. De enquêtes zijn deels via internet en deels telefonisch afgenomen.ResultatenEen op de drie mantelzorgers geeft toe weleens zijn of haar geduld te verliezen bij het helpen van de hulpbehoevende en 9% geeft toe dat dit kan leiden tot schreeuwen tegen of ruw behandelen van de hulpbehoevende. Dit komt vaker voor als de mantelzorger ernstig belast is, veel taken doet, of als de hulpbehoevende een partner is, zich agressief kan gedragen dan wel niet laat merken dat hij de hulp waardeert.Conclusie en aanbevelingenDeze resultaten maken duidelijk dat er grenzen zijn aan wat een mantelzorger aan kan. Als de druk om te helpen hoog is en mensen er weinig voor terugkrijgen, is het risico dat zij hun geduld verliezen groter en neemt de kans dat de zorg ontspoort toe. Beroepskrachten kunnen zicht houden in hoeverre de mantelzorger belast is en nog in staat is om zorg van voldoende kwaliteit te bieden.

Hoe lang houden mantelzorgers de zorg vol?A. Richters, Radboudumc, NijmegenR.J.F. Melis, Radboudumc, NijmegenN.J.A. van Exel, Erasmus Univeristeit Rotterdam, RotterdamM.A. van der Marck, Radboudumc, Nijmegen

Achtergrond en doelstellingDe stijgende dementie prevalentie, het beleid gericht op thuis blijven wonen en de dalende beschikbaarheid van mantelzor-gers resulteren samen in een groeiend belang van zorgvuldig omgaan met beschikbare mantelzorgers voor dementiepati-enten. Voor een duurzame zorgsituatie is het belangrijk dat de belasting van mantelzorgers in verhouding staat tot hun belastbaarheid, zodat ze hun belangrijke aandeel in de zorg zo goed mogelijk kunnen blijven volhouden. Het simpele en beknopte instrument volhoudtijd, dat een weerspiegeling is van belasting en belastbaarheid in één enkele vraag, kan zowel in zorgsetting als in onderzoeksetting bijdragen aan beter inzicht. Het doel van dit onderzoek was om de validiteit en betrouwbaarheid van volhoudtijd te bepalen.MethodeMet data uit drie verschillende studies onder dementiemantel-zorgers (totaal n=462) is geanalyseerd in hoeverre hypotheses over samenhang tussen volhoudtijdscores en andere mantel-zorgerscores kloppen, zowel op één tijdsmoment (construct validiteit) als bij verandering over tijd (longitudinale validiteit). Tevens is gekeken hoe de volhoudtijdscores de leefsituatie van de patiënt na één jaar beïnvloeden (predicitieve validiteit). Ook is gekeken naar de test-hertestbetrouwbaarheid van de scores.ResultatenDe volhoudtijdscores correleerden vaak in de verwachte richting en sterkte met maten gerelateerd aan belasting of belastbaarheid, zoals kwaliteit van leven, gezondheid en geluk van de mantelzorger, en objectieve en subjectieve belasting van mantelzorg. Dit gold zowel voor één tijdsmoment als voor veranderingen over tijd. Een lagere volhoudtijdscore hing samen met een grotere kans op institutionalisering van patiën-ten een jaar later. Test-hertestbetrouwbaarheid was adequaat.

Page 61: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 61

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

Conclusie en aanbevelingenDe gevonden resultaten laten zien dat volhoudtijd een instrument is dat betrouwbare en valide informatie oplevert over de verhouding tussen belasting en belastbaarheid bij mantelzorgers. Tevens hangen volhoudtijdscores samen met de kans op opname van dementiepatiënten. Dit biedt inzicht in aangrijpingspunten om deze patiënten zo lang mogelijk thuis te laten wonen, wat voor zowel beleidsmakers in de zorg als voor veel individuele patiënten en hun mantelzorgers een belangrijk streven is.

Wie doet er wat? Determinanten van het geven van informele hulpM.M.Y. de Klerk, Sociaal en Cultureel Planbureau, ’s-GravenhageA.H. de Boer, Sociaal en Cultureel Planbureau, ’s-GravenhageP. Schyns, Sociaal en Cultureel Planbureau, ’s-Gravenhage

Achtergrond en doelstellingMensen denken bij het geven van informele hulp vooral aan vrouwen. Ook wordt nogal eens gedacht dat personen die werken dit niet goed kunnen combineren met het bieden van informele hulp. In deze bijdrage gaan we na met welke kenmerken het geven van informele hulp samenhangt. We vatten informele hulp op als het geven van mantelzorg en het doen van vrijwilligerswerk in de zorg. Ander onderzoek richt zich op een beschrijving van informele helpers (veelal alleen mantelzorgers) zonder vergelijking met niet-helpers.MethodeDe gegevens zijn afkomstig van onderzoek dat in de periode september-december 2014 is uitgevoerd onder 7311 zelfstandig wonende Nederlanders van 18 jaar en ouder. Hiertoe is een representatieve steekproef uit de Gemeentelijke Basisadmi-nistratie getrokken. De enquêtes zijn, door het CBS, deels via internet en deels telefonisch afgenomen.ResultatenHet geven van mantelzorg hangt samen met demografische aspecten, die deels bepalen of je een hulpbehoevende kent, zoals leeftijd en geslacht. Daarnaast spelen gezondheid en werk een rol, factoren die bepalen of mensen hulp kunnen geven. Het doen van vrijwilligerswerk in zorg en ondersteuning hangt samen met leeftijd, geslacht, kerkgang en of men in de zorg heeft gewerkt. De kenmerken van (potentiele) helpers verklaren maar een klein deel van de variantie.Conclusie en aanbevelingenDeze bijdrage bevestigt de rol van leeftijd en geslacht bij het geven van informele hulp, maar brengt ook nieuwe determi-nanten aan het licht: kerkgang hangt samen met het doen van vrijwilligerswerk in de zorg en degenen die in de zorg hebben gewerkt, geven vaak informele hulp en degenen met gezond-heidsbeperkingen minder. Dit duidt erop dat in de discussie over het geven van informele hulp goed gekeken moet worden naar eventuele factoren die het geven van hulp kunnen bevorderen of belemmeren.

Bereidheid om te zorgen in de toekomst: graag voor familie, liever niet met douchenR.J. Hoefman, NIVEL, UtrechtA.E.M. Brabers, NIVEL, UtrechtA. Verleun, NIVEL, UtrechtT.M. Meulenkamp, NIVEL, UtrechtJ.D. de Jong, NIVEL, Utrecht

Achtergrond en doelstellingDe verantwoordelijkheid voor zorg verschuift steeds meer van de overheid richting burgers. Het is belangrijk dat mensen een beroep kunnen doen op hun sociale netwerk bij ziekte of beper-kingen. Dit onderzoek geeft inzicht in de mate waarin burgers zich verantwoordelijk voelen voor de zorg voor hun naasten en of zij bereid zijn om deze zorg te geven in de toekomst.MethodeData is verzameld met schriftelijke en online vragenlijsten onder leden van het Consumentenpanel Gezondheidszorg van het NIVEL in 2013 (n=719). Aan respondenten is gevraagd wie verantwoordelijk is voor zorgtaken (zoals verpleegkundige zorg) en ondersteunende taken (zoals huishoudelijke hulp): de overheid of de burger. Ook is gevraagd of respondenten bereidheid zijn om te zorgen voor een naaste in de toekomst, waarbij gevraagd is (i) voor wie respondenten willen zorgen en (ii) welke taken ze willen uitvoeren.Dezelfde vragen zijn opnieuw voorgelegd aan het Consumen-tenpanel in november 2015. De gegevens uit 2013 en 2015 zullen in samenhang geanalyseerd worden en de presentatie zal aandacht besteden aan deze (longitudinale) resultaten.ResultatenVeel respondenten voelen zich verantwoordelijk voor on-dersteunende taken. Zorgtaken zien mensen vaker als een verantwoordelijkheid van de overheid. 74% van de responden-ten is bereid om te zorgen in de toekomst. Jongeren zijn vaker bereid om mantelzorg te verlenen dan ouderen. 86% van de toekomstige mantelzorgers wil zorgen voor hun eigen partner, 28% voor hun buren. Toekomstige mantelzorgers willen vooral ondersteunende taken uitvoeren.Conclusies en aanbevelingenDit onderzoek toont aan dat mensen veelal bereid zijn om te zorgen voor naasten, maar dat zij wel voorkeuren hebben voor specifieke mantelzorgsituaties. Het draagvlak voor het beleid van de overheid voor meer eigen verantwoordelijkheid in de zorg is het grootst voor ondersteunende taken voor familie en het laagst voor zorgtaken of zorg aan niet-familie.

SESSIE: 4.2

Moeders van Rotterdam: Medisch-sociale zorg voor zeer kwetsbare zwangere vrouwen; bemoeizorg achter de voordeur.M.W. de Groot, Erasmus MC, RotterdamM. van der Hulst, Erasmus MC, RotterdamJ.P. de Graaf, Erasmus MC, Rotterdam

De afgelopen jaren signaleren de Rotterdamse verloskundige professionals een toename van het aantal zwangere vrouwen met complexe medisch-sociale problematiek. Op basis van

Page 62: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 62

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

een groot aantal internationale studies kan vastgesteld worden dat deze “zeer” kwetsbare zwangere vrouwen een verhoogd risico hebben op ongunstige zwangerschapsuitkomsten, een slechtere start van het kind en ontoereikende invulling door de moeder van haar ouderrol. Bedreigingen liggen zowel in de sfeer van medische als niet-medische risico’s en onderzoek maakt duidelijk dat deze beide een onafhankelijke rol spelen. Op dit moment ontbreekt in Rotterdam, maar ook in Nederland, een gecoördineerd breed sociaal-medisch programma, dat de situatie van de “zeer” kwetsbare zwangere vrouwen kan stabiliseren, dan wel verbeteren. Het programma Moeders van Rotterdam voorziet in een sociale interventie en “bemoeizorg achter de voordeur”, gecombineerd met medische zorgpaden.Doel symposium: Informeren over de geïntegreerde medisch-sociale aanpak van zorg voor zeer kwetsbare zwangere vrouwen in kader van grootstedelijke perinatale gezondheid.Opbouw van het symposium en samenhang tussen de individuele presentaties:De eerste presentatie toont de context van waaruit het programma Moeders van Rotterdam is ontstaan. De perinatale uitkomsten in Rotterdam zijn aanleiding geweest om de verschillen binnen de stad in kaart te brengen en de zorg voor met name zeer kwetsbare zwangere vrouwen te verbeteren.De tweede presentatie toont de methodiek en werkwijze van Moeders van Rotterdam, welke ontstaan is vanuit de behoefte aan een sociaal-medisch programma voor zeer kwetsbare zwangere vrouwen.De derde presentatie is een interview met een moeder die wordt begeleid door Moeders van Rotterdam. Onderwerpen tijdens interview: problematiek bij aanmelding door zorgpro-fessional, wantrouwen/vertrouwen in zorgverleners, de ervaren begeleiding en toekomstperspectief.De vierde presentatie bevat het wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van het programma Moeders van Rotterdam.

Noodzaak zorg voor extra kwetsbare zwangere vrouwen. Moeders van Rotterdam; innovatieve geïntegreerde medisch-sociale aanpakM.W. de Groot, Erasmus MC, RotterdamM. van der Hulst, Erasmus MC, RotterdamJ.P. de Graaf, Erasmus MC, Rotterdam

De afgelopen jaren signaleren de Rotterdamse verloskundige professionals een toename van het aantal zwangere vrouwen met complexe sociaal-medische problematiek. Vaak is deze problematiek gecombineerd met zeer beperkte mogelijkheden tot zelfzorg en zelfregie en veel wantrouwen tegenover zorgver-lening. Bedreigingen liggen zowel in de sfeer van medische als niet-medische risico’s en onderzoek maakt duidelijk dat deze beide een onafhankelijke rol spelen. Deskundigen spreken van ‘zeer kwetsbaar’ als deze risico’s elkaar in hun werking versterken.Met behulp van gevalideerde en praktisch werkzame instru-menten is aangetoond dat bij ongeveer een kwart van de zwangere vrouwen in Rotterdamse achterstandswijken sprake is van ernstige multi-complexe problematiek. De slechte peri-natale uitkomsten in grote Nederlandse steden, maar vooral ook in Rotterdam, zijn voor een belangrijk deel verklaarbaar

door een oververtegenwoordiging van achterstandswijken waar grote hoeveelheden zeer kwetsbare zwangere vrouwen wonen. In Rotterdam varieert de perinatale sterfte op wijkniveau tussen de 2 en 34 per 1000 levend- en doodgeborenen. Vrouwen die wonen in een achterstandswijk hebben een sterk verhoogde kans (tussen 24 en 65%) op perinatale sterfte en ziekte. Ook met correctie voor determinanten als opleiding en gezinsin-komen, leeftijd, pariteit, comorbiditeit en etniciteit blijkt dat het wonen in een achterstandswijk als zodanig nog steeds gepaard gaat met een extra risico op perinatale sterfte van 21%. Perinatale sterfte en ziekte zijn het topje van de ijsberg van problemen in de ontwikkeling van kinderen en de gezondheid op volwassen leeftijd.Bureau Frontlijn en het Erasmus MC ontwikkelde voor zeer kwetsbare zwangere vrouwen het programma «Moeders van Rotterdam». Het individuele Plan van Aanpak richt zich op zowel het oplossen van de acute crisissituatie, als het mogelijk maken dat het juiste verloskundige behandeltraject wordt gevolgd. Indien de thuissituatie min of meer stabiel is, wordt door de begeleiders gestart met het aanleren van vaardig-heden, zoals huishouden en opvoeding, opleiding, werk en participatie.

Methodiek en werkwijze van Moeders van RotterdamM.W. de Groot, Erasmus MC, RotterdamM. van der Hulst, Erasmus MC, RotterdamJ.P. de Graaf, Erasmus MC, Rotterdam

Het hoofddoel van de methodiek is een goede start en een gezonde ontwikkeling van kinderen geboren binnen een zeer kwetsbare omgeving. Centraal staan (aanstaande) moeders met kinderen van -7 maanden tot 3 jaar. De specifieke doelen die met het programma nagestreefd worden zijn: een goede zwangerschapsuitkomst, een veilige hechting, aanwezigheid van voldoende pedagogische vaardigheden bij de moeder, zelfredzaamheid van de moeder en ten slotte een goede persoonlijke ontwikkeling. De begeleiding wordt verricht door een team bestaande uit een professionele zorgverlener, welke vaste begeleidingsmomenten met de cliënt heeft, en coaching door een tweetal studenten, met name studenten pedagogiek en maatschappelijk werk.Het begeleidingstraject van Moeders van Rotterdam bestaat uit vier fasen:1e fase – Zwangerschap & geboorte: –> er wordt naar aanlei-ding van een uitgebreide intake thuis een plan van aanpak gemaakt op zeven leefgebieden. Er wordt gestart met zeer intensieve begeleiding met twee huisbezoeken per week om de stress te verlagen. De hulpverlener pakt acute problematiek aan. Sociale vaardigheden worden aangeleerd ten behoeve van de zelfredzaamheid.2e fase – 1e levensjaar: de begeleiding blijft intensief met één huisbezoek per week. Er wordt intensief samengewerkt en afgestemd met de jeugdgezondheidszorg, zodat moeders met hun kind naar het consultatiebureau gaan. Er worden omstan-digheden gecreëerd die een veilige hechting mogelijk maken, zoals stressreductie en het aanleren van brede vaardigheden. Er wordt gebouwd aan een ‘community’ om een groter netwerk te creëren waar ook voorlichting aan gegeven wordt.

Page 63: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 63

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

3e fase - 2e levensjaar: begeleidingsfrequentie is eenmaal per twee weken met name gericht op ouder-coaching, het aanleren van pedagogische vaardigheden en het regelen van een peuterspeelzaal zodra het kind twee jaar oud is.4e fase - 3e levensjaar: begeleiding op afroep en telefonisch contact met moeder. Het traject wordt afgesloten met een warme overdracht naar gemeentelijke hulpverlening die na het 3e levensjaar de begeleiding eventueel voortzet.

De praktijk: Een moeder van Moeders van Rotterdam aan het woordM.W. de Groot, Erasmus MC, RotterdamM. van der Hulst, Erasmus MC, RotterdamJ.P. de Graaf, Erasmus MC, Rotterdam

Een moeder die begeleid wordt door «Moeders van Rotterdam» zal haar persoonlijke verhaal delen. Door middel van een interview wordt duidelijk wat haar situatie was voordat de begeleiding werd gestart. Zij zal vertellen over hoe zij de bege-leiding ervaart en wat volgens haar de kracht van deze unieke methodiek is. Tijdens het interview zullen ook vragen over het vertrouwen en wantrouwen in zorgverleners aan bod komen aangezien dit vaak ten grondslag ligt aan de kwetsbaarheid van een zwangere vrouw. Als laatste zal deze moeder vertellen wat voor toekomstperspectief zij voor zichzelf en haar kind ziet.De vragen tijdens dit interview zullen gesteld worden door een van de coaches van deze moeder. Een student pedagogiek of maatschappelijk werk functioneert als coach voor een moeder en legt, samen met een professional of medestudent, huisbezoeken af. Cliëntcontact vindt grotendeels plaats met de coaches, welke op de achtergrond begeleidt worden door een professionele zorgverlener.Binnen het project Moeders van Rotterdam spreken we bij een student over een ‘low’ professional vanuit de gedachte dat deze minder als ‘autoriteit’ en ‘in alle opzichten meer deskundig’ wordt ervaren door de cliënten. Studenten zijn van dezelfde leeftijdsgroep en zijn daardoor herkenbaar, hebben doorgaans nog niet een herkenbaar professioneel taalgebruik, terwijl er van balans van deskundigheid sprake is: op onderde-len specifieke deskundigheid, op andere onderdelen minder levenservaring.Er zal ruimte zijn voor het stellen van vragen aan deze moeder en haar coach, zodat het interview uitgebreid wordt naar een interactieve sessie met alle aanwezige deelnemers van dit symposium.

Wetenschappelijk onderzoek naar de uitkomsten van het programma Moeders van RotterdamM.W. de Groot, Erasmus MC, RotterdamM. van der Hulst, Erasmus MC, RotterdamJ.P. de Graaf, Erasmus MC, Rotterdam

Binnen het onderzoek onderscheiden wij drie onderzoeks-eenheden, te weten: zorgverlening, moeder en kind. Voor alle uitkomsten zal er gekeken worden naar de verbetering tijdens de zorgperiode.Op het gebied van de zorgverlening is de primaire uitkomst een

verbetering van de kwetsbare situatie van de moeder. Mocht het programma effectief blijken, zal er tevens een kosten-effectiviteit-analyse worden uitgevoerd.Op het gebied van de moeder is de primaire uitkomst een afname van stress, angst en depressie.De primaire uitkomst voor het kind is het waarborgen van een gezonde ontwikkeling van het kind op motorisch en sociaal niveau in de eerste twee jaren van zijn of haar leven.Voor de beantwoording van deze vragen worden gevalideerde vragenlijsten, observaties en interviews gebruikt om de zorg en de specifieke doelgroep te onderzoeken. Daarnaast worden gegevens opgevraagd bij betrokken zorginstanties en hulpver-leners.De beschrijving van best practices bevat de samenwerking met ketenpartners, werkzame elementen van het programma, kosten en effecten van de interventie en een overdrachtsdos-sier gericht op de invoering van het programma door meerdere wijkteams in de gemeente Rotterdam en mogelijk daarbuiten.Het is een prospectief onderzoek waarbij kwetsbare zwangere vrouwen, woonachtig in Rotterdam worden geïncludeerd. Het wetenschappelijk onderzoek heeft een looptijd van 4,5 jaar.

SESSIE: 4.3

Fit 4 Work: onderzoek en praktijk van een interventie gericht op gezondheid en werk. De lessons learned.A. Acda, Pharos, UtrechtJ. van Dijk, Gemeente Rotterdam, Rotterdam

Achtergrond en doelstellingFit 4 Work is een samenwerkingsverband tussen het UWV en de sociale diensten en GGD-en van Rotterdam, Amsterdam, Den Haag, Utrecht en Capelle aan den IJssel. Planvorming begon in 2009 en de eerste cliënten zijn met het traject begonnen in 2012.De doelstelling van Fit 4 Work is tweeledig: (1) het toeleiden van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt tot betaald werk, en (2) het boeken van gezondheidswinst bij deze mensen, door intensieve training/begeleiding.Aanpak en methodeUniek is dat gekozen is voor een RCT. Zeshonderd mensen stroomden door naar een Fit 4 Work traject en een even grote groep volgde reguliere trajecten. Tevens was er een proceseva-luatie gericht op de werkvloer.Resultaten en opbrengstenDe proces- en de effectevaluatie zijn voorjaar 2016 afgerond. Deze resultaten worden gedeeld. We blikken terug op de samenwerking tussen de domeinen en verkennen kansen in de toekomst.Doel van het symposiumWe tonen verschillende aspecten van Fit 4 Work:• Inleiding:aanleiding,achtergrondenplanvorming.• Procesevaluatie:hoepaktehetuitopdewerkvloer?Clienten

en uitvoerders van het traject zijn gesproken. Waar liepen zij tegenaan?

• Effectevaluatie:zijndedoelstellingenbehaald?Watisderelatie tussen gezondheid en het hebben van werk? Is het traject succesvol?

Page 64: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 64

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

• Lessonslearned:samenwerkingtussenverschillendedomeinen is weerbarstig, zeker in tijden van bezuiniging en crisis. Welke uitdagingen kwamen het MT tegen? Wat zijn aanbevelingen voor de toekomst en welke kansen zien wij en de aanwezigen voor verbindingen tussen het gezondheids-domein en de wereld van de werkzoekende?

Dit leidt ongetwijfeld tot een stevige discussie met de aanwe-zigen, en het aanscherpen van de aanbevelingen voor toekom-stige lokale samenwerking tussen de domeinen.Opbouw en samenhangInleiding, procesevaluatie, effectevaluatie en terugblik vanuit MT met UWV, Sociale Dienst en GGD levert inzicht in F4W en de domeinen waarin gewerkt werd. De discussie exploreert kansen om de doelgroep in de toekomst (beter?) te bedienen.

Fit 4 Work: onderzoek en praktijk van een interventie gericht op gezondheid en werk. De lessons learned.P.M. Van de Looij-Jansen, Gemeente Rotterdam, afdeling Onder-zoek en Business Intelligence, RotterdamM. Dujardin, Gemeente Rotterdam, afdeling Onderzoek en Business Intelligence, Rotterdam

Achtergrond en doelstellingFit 4 Work is een re-integratietraject voor mensen met psychi-sche problemen en bijkomende andere (sociale) problemen. Kernelementen van de aanpak zijn: multidisciplinaire samenwerking in de vorm van een Interdisciplinair Overleg (IDO), aanpak van belemmeringen met als uitgangspunt ‘first place then train’, inzetten van een werkervaringsplaats en jobcoaching bij plaatsing op werk. Fit 4 Work is uitgevoerd door drie re-integratiebedrijven. Doel van de procesevaluatie was inzicht te krijgen in de wijze waarop Fit 4 Work in de praktijk is uitgevoerd.Methode van onderzoekDe procesevaluatie bestond uit een implementatieonderzoek en een casusonderzoek. In het implementatieonderzoek zijn interviews gehouden met diverse mensen die betrokken waren bij de uitvoering. In het casusonderzoek is het Fit 4 Work-traject van twaalf deelnemers nader bekeken en geanalyseerd.ResultatenMen vond multidisciplinair samenwerken in de vorm van een IDO belangrijk, maar dit kwam in de praktijk veelal neer op één-op-één contacten, via de mail of telefonisch. Niet bij elke deelnemer was sprake van een IDO omdat ze niet (meer) onder behandeling waren of elke vorm van hulpverlening afwezen. Het ‘first place then train’ principe was bij veel deelnemers niet aan de orde omdat er teveel beperkingen waren die werk verhinderden en eerst aangepakt moesten worden voordat er naar werk gekeken kon worden. Een werkervaringsplaats was van meerwaarde in het traject omdat dan zichtbaar werd of iemand zich bijvoorbeeld aan afspraken kon houden. Het vinden van betaalde banen werd belemmerd door de beper-kingen van de doelgroep, de huiver bij de werkgevers en de economische crisis. De ervaring met jobcoaching was ten tijde van het onderzoek beperkt omdat slechts een gering aantal deelnemers uitgestroomd was naar betaald werk.Conclusie en aanbevelingenHet uitvoeren van de kernelementen van Fit 4 Work liep in de

praktijk anders dan vooraf bedacht was. Het onderzoek levert desalniettemin verschillende aanbevelingen op voor verdere aanscherping van dergelijke trajecten voor deze doelgroep. Eén van deze aanbevelingen is om de samenwerking tussen organisaties te stimuleren door het wederzijds uitlenen van professionals.

Fit 4 Work: onderzoek en praktijk van een interventie gericht op gezondheid en werk. De lessons learned.M. Schuring, Erasmus Universitair Medisch Centrum, Afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg, RotterdamA. Burdorf, Universitair Medisch Centrum, Afdeling Maatschap-pelijke Gezondheidszorg, Rotterdam

Achtergrond en doelstellingHet starten met betaald werk kan een positieve invloed hebben op de gezondheid. Echter, gezondheidsproblemen kunnen ook een belemmering vormen om betaald werk te verkrijgen en te behouden. Fit4Work is een integrale aanpak voor mensen met psychische problematiek, waarbij het snel plaatsen van mensen op een werkplek en het medisch en arbeidskundig begeleiden van het mensen bij het werken centraal staat. Het doel van het onderzoek is het analyseren van het effect van Fit4Work op de mentale en fysieke gezondheid en de arbeids-participatie van mensen met psychische problematiek.Methode van het onderzoekEen gerandomiseerd experiment met twee jaar follow-up is uit-gevoerd bij 1212 uitkeringsgerechtigden met psychische klach-ten in Amsterdam, Den Haag, Utrecht, Rotterdam en Capelle aan den IJssel. Cliënten die aan de inclusiecriteria voldeden werden door gemeente of UWV aangemeld. Vervolgens werden cliënten ad random doorverwezen naar de Fit4Work aanbieder of terugverwezen naar gemeente/UWV waarbij ze de reguliere re-integratie aanpak kregen. Aan de hand van drie vragenlijsten is inzicht verkregen in de mentale en fysieke gezondheid, (arbeid)participatie en psychische cognities bij aanvang, en na 1 en 2 jaar. Inzicht in verandering van gezondheid en arbeids-participatie is verkregen door herhaalde metingen regressie analyse met generalised estimating equations (GEE).ResultatenDe cliënten kenmerken zich door een laag opleidingsniveau en een slechte mentale en fysieke gezondheid. Gedurende de follow-up periode verbetert de mentale gezondheid zich zowel in de Fit4Work groep als in de controle groep, maar tussen deze twee groepen zijn geen significante verschillen in verandering van de gezondheid in de tijd. De specifieke Fit4Work aanpak is niet effectiever dan de reguliere re-integratie.Conclusie/ aanbevelingenDe Fit4Work interventie gericht op arbeidstoeleiding van uitkeringsgerechtigden met psychische problematiek heeft niet geleid tot een verbetering van de gezondheid of arbeids-participatie van deelnemers. Het onvoldoende modelgetrouw uitvoeren van de Fit4Work interventie is een mogelijke oorzaak voor het ontbreken van effect.

Page 65: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 65

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

Afsluitende presentatie: wat kunnen we doen met de lessen uit Fit4Work?A. Acda, Pharos, Utrecht

Achtergrond en doelstellingDe voorbereiding van Fit 4 Work is in 2009 gestart, de evaluatie wordt in 2016 afgerond. De MT leden met daarin vertegenwoor-digers van UWV, Sociale Diensten en GGD blikken terug op deze periode en benoemen de diverse aandachtspunten “en route”. Hierbij worden ook partijen uit het veld aan het woord gelaten.Aanpak/methode van het onderzoek/projectDe mondelinge terugblik vanuit verschillende perspectieven belicht de samenwerking, de context en de kansen voor de toekomst.Resultaten/opbrengstenDe terugblik betreft zelfreflectie en inzichten op het gebied van:• cultuurverschillensamenwerkendeorganisatiesenpartijen• doelgroep:screeningenmultidisciplinairesamenwerking

rondom deze groep• financieringssystematiekenenverdienmodeluitvoerders–>

wat heeft het gekost en wat heeft het opgeleverd?• looptijd:vanplanvormingvoordecrisistotuitvoeringin

tijden van bezuiniging en krapte• communicatie:besluitvormingsprocessen,betrekken

stakeholders, randvoorwaarden• MKBAConclusie(s) en aanbevelingenHoe kunnen we de lessons learned gebruiken om de komende periode de doelgroep op gebied van gezondheid en participa-tie? Lessen liggen op het gebied van financieringsmodellen, benadering doelgroep, verwachtingen met betrekking tot de doelgroep, rol multidisciplinair team, werkervaringsplekken, wetgeving en psychologische screening.

SESSIE: 4.4

Zwolle Gezonde Stad, ondersteunen van professionals in het bevorderen van gezonde leefstijl van wijkbewonersJ.J.M. ten Dam, hogeschool Windesheim, Zwolle

AchtergrondProfessionals spelen een belangrijke rol bij het bevorderen van een gezonde leefstijl van wijkbewoners. Welke rol zij daarin precies vervullen is per beroepspraktijk, maar ook per professional verschillend. Bij het Onderzoekscentrum Preventie Overgewicht Zwolle (OPOZ) en het lectoraat De Gezonde Stad van hogeschool Windesheim zijn verschillende onderzoekers actief om te kijken welke kennis en ondersteuning profes-sionals nodig hebben om deze taak zo goed mogelijk uit te voeren. Daarnaast wordt er gekeken op welke manier deze ken-nis kan worden geïntegreerd in het onderwijs voor toekomstige professionals van verschillende opleidingen van het domein Gezondheid en Welzijn (o.a. hbo-verpleegkunde, MWD, SPH en Pedagogiek).Doel• InzichtendelenvanuitonderzoekOPOZenlectoraatGezonde

Stad.

• Watimplicerendezeinzichtenvoordepraktijkvanprofes-sionals en voor de professionals die we opleiden.

Opbouw van het symposium en samenhangAan de hand van vier presentaties worden de recentste inzichten en kennis gedeeld rondom het bevorderen van een gezonde leefstijl. Na elke presentatie is er ruimte voor 1 á 2 verhelderende vragen. Na afloop van de vier presentaties is er ruimte voor discussie.In de eerste presentatie wordt de rol van ouders in het bevor-deren van een gezonde leefstijl van kinderen besproken en welke voedingspraktijken van invloed zijn op het gedrag van kinderen.In de tweede presentatie levert inzicht welke subgroepen een hoger risico hebben op het ontwikkelen van overgewicht, zodat professionals specifieker kunnen inspelen op de gedragingen.In de derde presentatie wordt toegelicht hoe stakeholder heb-ben geparticipeerd in de evaluatie van Zwolle Gezonde Stad. Dit levert inzicht hoe participatie bij monitoring en evaluatie bij kan dragen aan zowel het implementeren van een programma als het werk van professionals.In de vierde presentatie laat zien hoe de stress van dagelijkse armoede verminderd kan worden, zodat er ruimte komt voor een gezondere leefwijze.Na deze presentaties (+/- 50 minuten) kunnen de aanwezigen per onderwerp met de vier sprekers in discussie over hoe deze kennis en inzichten kunnen bijdragen aan de ondersteuning van professionals in gezondheid en sociale domein en wat dit betekend voor de professionals in opleiding (+/- 15 minuten). De sprekers staan bij hun eigen flap-over met daarop de kern van de presentatie. De input vanuit de discussie worden verzameld op deze flapovers. Aan het einde volgt er een centrale terugkoppeling waarin elke spreker één punt noemt dat volgens hem/haar er het meest uitspringt of opvalt en wat hij/zij meeneemt uit de discussie (+/- 5 minuten).

Kennis van (op)voedingspraktijken in relatie met overgewicht van 4-8 jarige kinderenE. de Jong, hogeschool Windesheim, ZwolleA.A. Valkenburg-Van Roon, hogeschool Windesheim, ZwolleC.M. Renders, Vrije Universiteit EMGO+ Gezondheidsweten-schappen, Amsterdam

AchtergrondOuders spelen een belangrijke rol in de gedragsontwikkeling van hun kinderen. Opvoeding is bijvoorbeeld gerelateerd aan (on)gunstig gezondheidsgedrag en het gewicht van kinderen. In dit onderzoek worden de voedingspraktijken van moeders en de relatie met overgewicht bij kinderen in kaart gebracht. Daarbij is gekeken of deze relatie verschilt tussen moeders met en zonder overgewicht.MethodeData van ChecKid 2012 zijn gebruikt waarin gegevens staan over lengte en gewicht van Zwolse basisschoolkinderen en over de lengte en gewicht van ouders en hun voedingspraktijken (Parental Feeding Style Questionnaire). Voedingspraktijken worden onderverdeeld in 4 schalen: Instrumenteel voeden (voeding gebruiken als beloning), Controle (bepalen wat, wanneer en hoeveel), Emotioneel voeden (voeding als reactie

Page 66: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 66

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

op emotionele stress) en Aanmoediging (complimenteren en aanmoedigen) met een score van 1 (=laag) tot 5 (=hoog). Voor deze studie zijn kinderen geselecteerd uit groep 1 t/m 4. In totaal zijn er van 3.078 kinderen uit deze groepen gegevens van zowel de lichamelijke meting en de vragenlijst.ResultatenGemiddeld hebben moeders een hoge score op Controle (4,3) en Aanmoediging (3,8) en een lage score op Instrumenteel en emotioneel voeden (respectievelijk 1,7 en 1,4). Er zijn nauwelijks verschillen tussen moeders met en zonder overgewicht in deze schalen. Behalve in de schaal Controle, deze verschilde statis-tisch significant, maar de verschillen zijn erg klein (4,4 en 4,3 voor respectievelijk moeders met en zonder overgewicht). Een hoge score op Emotioneel voeden is geassocieerd met overge-wicht bij kinderen in deze studie (OR:1,31;95%-BI:1.03-1.67).Conclusie(s)Over het algemeen hanteren moeders in Zwolle een gunstige voedingsstijl. Er zijn hierin nauwelijks verschillen tussen moe-ders met en zonder overgewicht. Met name emotioneel voeden lijkt een aandachtspunt in de preventie van overgewicht (o.a. het kind iets te eten geven om zich beter te laten voelen). Professionals zouden ouders kunnen ondersteunen bij met name het voorkomen van emotionele voedingspraktijken.

Identificeren van BMI ontwikkelingspatronen en relaties met voedings-, inactief en bewegingsgedrag: implicaties voor de praktijkM. Koning, Hogeschool windesheim, ZwolleT. Hoekstra, Vrije Universiteit, AmsterdamE. de Jong, Hogeschool windesheim, ZwolleT.L.S. Visscher, Hogeschool Windesheim, ZwolleJ.C. Seidell, Vrij Universiteit, AmsterdamC.M. Renders, Vrije Universiteit, Amsterdam

AchtergrondBij deze longitudinale studie naar de ontwikkeling van overgewicht gaan we ervan uit dat individuen in een bepaalde onderzoekspopulatie niet uit één onderliggende populatie afkomstig hoeven te zijn, maar dat zij tot meerdere, ongeob-serveerde subpopulaties behoren. Elke subpopulatie heeft zijn eigen unieke kenmerk. Het identificeren van deze subpopu-laties op basis van ontwikkelingspatronen door Latent Class Growth (Mixture) Modelling (LCGGM) geeft aanknopingspunten voor vroegtijdige preventie van overgewicht, namelijk voordat deze kinderen daadwerkelijk overgewicht hebben, maar wel een stijging in BMI laten zien.MethodeData van 613 4-13 jarige kinderen zijn gebruikt, gemeten in 2006, 2009 en 2012 (ChecKid-studie). Gegevens zijn bekend over voedings-, inactief - en bewegingsgedrag van kinderen (vragenlijst ingevuld door ouders), en lengte en gewicht (protocollair gemeten). Geslachts- en leeftijdsspecifieke indi-viduele BMI SDS scores zijn gebruikt voor het identificeren van ontwikkelingspatronen. Deze specifieke ontwikkelingspatronen zijn gerelateerd aan voedings-, inactief en bewegingsgedrag middels logistische regressie modellen, op twee tijdstippen, in 2006 en in 2012.

ResultatenTwee BMI ontwikkelingstrajecten werden gevonden: 1) ontwik-kelingspatroon gekenmerkt door afnemende BMI SDS scores over de tijd (n = 416; 68%) en 2) ontwikkelingspatroon gekenmerkt door toenemende BMI SDS scores over de tijd (n= 197; 32%). Kinderen in het ontwikkelingspatroon 2) hadden statistisch significant vaker een lage SES en een niet-Westerse etniciteit. Overgewicht van de moeder was geassocieerd met een significant grotere kans op ontwikkelingspatroon 2). Het drinken van > 3 glazen gesuikerde dranken per dag, < 1 uur per week sporten en > 2 uur tv kijken per dag, waren ook geasso-cieerd met ontwikkelingspatroon 2), hoewel statistisch niet significant.Conclusie(s) en aanbevelingenLatent Class Growth (Mixture) Modelling (LCGGM) is een veelbelovende techniek voor het bestuderen en identificeren van risico gedrag in hoog risico groepen. Door meer inzicht in welke groepen een hoger risico hebben op het ontwikkelen van overgewicht kunnen professionals specifieker inspelen op de gedragingen.

Geweldige Wijk. Verlichting van armoede als opmaat voor bevorderen van gezondheidJ.J.M. ten Dam, Hogeschool Windesheim, Zwolle

Uit gesprekken met vertegenwoordigers van kansarme gezinnen weten we dat de permanente stress van armoede een overheersende rol speelt in hun leven. Dat kan gaan over de angst voor de deurbel omdat er misschien een schuldeiser staat, over zorgen dat de oude wasmachine het begeeft zonder dat er geld is voor reparatie of over de schaamte dat de kinde-ren geen nieuwe kleren kunnen dragen. Het hoofd zit vol met zorgen door grote en kleine problemen. Tunnelvisie belemmert het planmatig oplossen van problemen. Mensen hebben door deze ervaring geleerd geen invloed te kunnen uitoefenen en ondernemen weinig actie meer (Hibbard & Mahoney, 2010).Het gevolg is dat de dagelijkse zorgen van armoede een positieve (ervaren) gezondheid in de weg staan. Positieve gezondheid is het vermogen zich aan te passen en eigen regie te voeren in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven (Huber et al, 2011). Kansarme gezinnen ervaren geen mentale ruimte en er ontbreekt inzicht, persoonlijk vertrouwen en motivatie voor een gezonde leefstijl (Mullainathan & Shafir, 2013). In armere wijken zijn mensen ook nog veel minder goed in staat de ondersteuning en de zorg die ze nodig hebben zelf te organiseren (Engbersen & Snel, 2015).De Geweldige Wijk Zwolle is een digitale en sociale infrastruc-tuur in de wijk voor het oplossen van ‘kleine’ problemen van kansarme gezinnen. Toeleiding gebeurt door professionals in het sociale domein. Doel is het versterken van de zelfred-zaamheid van deze gezinnen als opmaat voor succesvolle gezondheidsbevordering. De hypothese is dat ondersteuning door het (digitale) informele wijknetwerk resulteert in een grotere slagingskans van bestaande gezondheid bevorderende interventies.

Page 67: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 67

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

Monitoring en evaluatie als brug tussen professionals in Zwolle Gezonde Stad: participatief model van evaluatieL. Hiemstra-Willemsen, Hogeschool Windesheim, ZwolleS.J. de Roos, Hogeschool van Amsterdam, AmsterdamJ.J.M. ten Dam, Hogeschool Windesheim, Zwolle

Inleiding‘Zwolle Gezonde Stad’ (ZGS) is een integrale aanpak om gezond gewicht te bevorderen en gaat uit van de JOGG aanpak. Binnen ZGS ligt een sterke nadruk op monitoring en evalu-atie. Stakeholders zijn betrokken geweest bij 0- en 1-meting, uitgevoerd door Hogeschool Windesheim. De stakeholders zijn professionals in gezondheidsbevordering, sport, welzijn, zorg, onderwijs en onderzoek, die gezamenlijk gezonde leefstijl bevorderen. Om te komen tot een duurzame aanpak moeten tussen deze domeinen bruggen worden geslagen. De evaluatie van de monitoring van ZGS moet laten zien hoe participatie van stakeholders in de evaluatie bij kan dragen aan deze verbin-ding tussen professionals.MethodeDe onderdelen van het JOGG logisch model, de doelstellingen van ZGS, de onderzoeksmethode en de ingezette middelen zijn aan elkaar gekoppeld. Vervolgens is geëvalueerd in hoeverre de doelstellingen zijn gemonitord en welke uitdagingen en belemmeringen daarin naar voren kwamen.ResultatenDe stakeholders hebben bijgedragen aan verschillende fases van het onderzoek. De programmagroep heeft de doelstellin-gen en het onderzoeksplan, die zijn opgesteld met behulp van het JOGG logisch model, besproken. Voor de dataverzameling hebben stakeholders beleidsdocumenten en evaluatierap-porten beschikbaar gesteld en zijn stakeholders geïnterviewd over gezondheidsbeleid. De GGD heeft ondersteund in de analyse van data over gedrag, gezond gewicht en omgeving. De resultaten en aanbevelingen voor implementatie zijn gedeeld met de stakeholders van het programma.Conclusie en aanbevelingenHoewel stakeholders in meer of mindere mate betrokken zijn geweest in elke fase van de monitoring van ZGS, is actieve participatie nodig om de brug te slaan. Bijvoorbeeld, door stakeholders doelstellingen te laten formuleren en bij te laten dragen aan de analyse en het beschrijven van de resultaten. Als stakeholders participeren in het ontwerpen, uitvoeren, analyseren en rapporteren, zoals beschreven in participatie model voor evaluatie, zullen ze eerder de resultaten gebruiken om het programma en hun eigen werk te verbeteren

SESSIE: 4.5

Serious gaming in public health. VTV In2Action brengt perspectieven, domeinen en werelden bij elkaar (deel 2: In2Action).F.R.J. den Hertog, RIVM, BilthovenA.J.M. van Loon, RIVM, BilthovenC.G. Schoemaker, RIVM, BilthovenH.P.E.M. Spitters, Tranzo Tilburg University, TilburgL.A.M. van de Goor, Tranzo Tilburg University, TilburgJ. Jansen, BOJAN Advies, UtrechtS. Pos, Gezond Advies, UtrechtA. Dorgelo, BOJAN Advies, Utrecht

De serious game VTV In2Action wordt tijdens het NCVGZ in twee workshopssessies gespeeld! Als u aan deze workshop mee wilt doen is het zeer aan te raden om ook de eerste sessie (3.6) bij te wonen.VTV In2Action bestaat uit twee onafhankelijk van elkaar ontwikkelde spellen die gericht zijn op het bevorderen van de volksgezondheid. De VTV-game van het RIVM zich richt op de maatschappelijke keuzes voor de toekomst en maakt daarbij gebruik van vier normatieve perspectieven op volksgezond-heid en zorg. Het onderdeel In2Action (ontwikkeld door Tranzo/CBO) richt zich op het bevorderen van het integraal samenwerken van lokale partners (scholen, private partners, jongeren etc). Door beide spellen te integreren ontstaat er een interactieve spelsimulatie die de bekendheid en het gebruik van (wetenschappelijke) kennis vergroot en samenwerking bij de ontwikkeling en uitvoering van lokaal gezondheidsbeleid vergemakkelijkt.In deze tweede workshop zal In2Action worden gespeeld en gaan we, samen met lokale partners uit de Rotterdamse praktijk, aan de slag om een integrale invulling te geven aan het bevorderen van de gezondheid van jongeren binnen het gemeentelijk (wijk)beleid. Hierbij krijgen de deelnemers de kans om samenwerkingsverbanden te simuleren en zo via nieuwe wegen tot implementatie van plannen te komen.Tijdens de workshop ervaren deelnemers hoe een serious game het beleidsproces kan simuleren en stimuleren. Het geeft inzicht in het netwerk, in samenwerkingsvormen en het gebruik van kennis tijdens het ontwikkelingsproces.

SESSIE: 4.6

Samenwerking versterken tussen huisartsen en JGZ in het belang van het kindK. Boode, Nederlands Centrum Jeugdgezondheid, UtrechtT. Beirens, Artsen Jeugdgezondheid Nederland, Utrecht

Zowel de huisarts als de jeugdarts hebben vanuit hun spe-cifieke verantwoordelijkheid zicht op de problemen die zich kunnen voordoen bij jeugdigen. Beiden kunnen verwijzen naar de jeugdhulp. Door samen gezinnen goed in beeld te hebben, zal de zorg aan jeugdigen en gezin verbeteren. Een goede samenwerking tussen deze disciplines is daarom van

Page 68: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 68

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

belang en draagt bij aan een integrale, goed afgestemde zorg voor jeugdigen. Ook de professionals zelf hebben er baat bij. Een jeugdarts kan de huisarts bijvoorbeeld ontlasten in de tijdsbesteding aan (gezondheid en ontwikkeling van) jeugdigen en aan opvoedvraagstukken. Op dit moment maken gemeenten zich ongerust over het groeiend aantal verwijzingen naar de gespecialiseerde jeugdzorg via huisartsen. Het totaal aantal verwijzingen via school/ JGZ daalt. Er wordt onvoldoende samengewerkt met kinderen, jongeren en ouders en daarnaast lijkt er onvoldoende afstemming tussen huisarts, jeugdarts en school. Terwijl zij elkaar goed kunnen versterken in belang van het gezin: de huisarts kent de thuissituatie goed en de jeugdarts weet veel van het gedrag op school. Veel gemeenten maken zich thans ongerust over de groeiend aantal verwijzin-gen naar de gespecialiseerde jeugdzorg via de huisartsen, terwijl het aantal verwijzingen via school/JGZ daalt.In 2015 is een inventarisatie gedaan naar samenwerkingsver-banden tussen JGZ en huisartsen. Hieruit zijn enkele goede voorbeelden gedestilleerd, waaruit succes- en belemmerende factoren voor samenwerking zijn voort gekomen die we graag willen presenteren. Hierbij komt ook de ondersteunende rol van de gemeente naar voren. Vervolgens zullen we interactief inzoomen op kansen voor preventie en het terugdringen van gespecialiseerde jeugdzorg.Deze workshop wordt samen gegeven met de beroepsvereni-ging AJN.Opzet van de workshopTer inleiding 3 korte presentaties van LHV, GGD Gooi- en Vechtstreek en GGD Twente.Vervolgens interactief carrousel op drie onderwerpen:• ­kansenvoorpreventie• ­terugdringengespecialiseerdejeugdzorg• ­mogelijkhedentotverbeteringsamenwerkingJGZenHA

SESSIE: 4.7

Een gezonde start in een nieuwe wereld: preventie en zorg voor vluchtelingengezinnenE.S.M. Goosen, GGD GHOR Nederland, UtrechtR. Paalman, GGD Twente, Enschede

Jeugdige vluchtelingen met een verblijfsvergunning lopen vanwege hun specifieke achtergrond en omstandigheden verhoogde risico’s op psychische en somatische gezondheids-problemen. Het aantal vluchtelingen dat met een verblijfsver-gunning in Nederlandse gemeenten woont, is de afgelopen jaren aanzienlijk toegenomen. In 2016 worden de Nederlandse gemeenten geacht om bijna 45.000 vluchtelingen met een verblijfsvergunning woonruimte te bieden. Circa één op de drie asielzoekers en vluchtelingen is jonger dan 18 jaar.De workshop start met twee korte presentaties die relevant zijn voor zowel gemeenten, GGD-en als kennisinstituten. Simone Goosen presenteert de verantwoordelijkheden in de zorg voor vluchtelingenjeugd, de samenhang met het sociaal domein en de belangrijkste resultaten van onderzoek naar de gezondheid van vluchtelingenjeugd. Rianne Paalman, jeugdarts van GGD Twente presenteert de uitdagingen waar de jeugdgezondheids-

zorg in de praktijk voor staat illustreert dat met verhalen over enkele vluchtelingengezinnen.Tijdens de workshop worden de deelnemers gestimuleerd om in groepjes te brainstormen over hoe de verbinding tussen (publieke) gezondheidszorg en sociaal domein bij kan dragen aan het bevorderen van de gezondheid van vluchtelingenjeugd. De beoogde opbrengst van de workshop zijn inzichten in de mogelijkheden om gezondheid en welzijn van vluchtelingen-gezinnen integraal aan te pakken en te agenderen.

SESSIE: 4.8

Omgeving, gedrag en gezond oud wordenA.E.Q. van Delden, Leyden Academy on Vitality and Ageing, Leiden

InhoudOnze leefomgeving is de afgelopen paar honderd jaar onder-hevig geweest aan een bijzonder snelle verandering waar onze genen zich niet op hebben kunnen aanpassen. De huidige leefomgeving maakt het leven weliswaar gemakkelijk, maar het is ook een gevaar voor onze gezondheid. Want ook in Neder-land is voeding in overvloed en bewegen schaars en liggen chronische aandoeningen als hart- en vaatziekten, diabetes en obesitas op de loer. Mensen worden dagelijks op vele manieren verleidt steeds meer te eten en minder te bewegen. Daarnaast hebben wij de illusie dat ons gedrag voortkomt uit bewuste keuzes, terwijl die slechts zelden gemaakt worden. Door te erkennen dat ons gedrag grotendeels door onbewuste keuzes bepaald wordt en door technieken te leren waarmee we ons gedrag impliciet kunnen beïnvloeden, kunnen we een omgeving creëren die verleidt tot een gezonde leefstijl. In deze workshop komen verschillende leefomgevingen aan de orde, waarin dezelfde genen toch verschillend reageren en leiden tot verschillende lichamelijke karakteristieken. De dual process-theorie met betrekking tot keuzes en gedrag wordt behandeld en technieken als priming, affordances en nudging (keuzear-chitectuur) worden onder de loep genomen en gebruikt in de workshop.Opzet van de workshopHet eerste half uur bestaat uit een presentatie over omgevin-gen, genen, de dual process-theorie, priming, affordances en nudging. Er wordt uitleg gegeven over de relatie tussen genen en omgeving, hoe wij onze dagelijkse keuzes maken en hoe wij deze met technieken op impliciete wijze kunnen beïnvloeden. Dan volgen er twintig minuten waarin deelnemers in groepen van drie tot vier personen zelf aan de hand van priming, affordances en nudging nieuwe omgevingen danwel omgevingsaanpassingen die verleiden tot een gezondere leefstijl bedenken en uitwerken. Dit betreffen uiteenlopende omgevingen, zoals scholen, werkruimte, publieke ruimte in wijk of stad, stations, etc. De laatste twintig minuten presenteren de groepen aan elkaar de uitgewerkte ontwerpen.

Page 69: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 69

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

SESSIE: 4.9

Business Modelling met het Welzijnscanvas, de tool voor sociaal ondernemers die willen samenwerken en innoveren.W.H.S. van Someren van Someren, Punt Welzijn, Weert

InhoudIn deze workshop leer je wat een goed businessmodel is, hoe je er zelf één kan maken en ga je naar huis met de basis van je eigen businessmodel. Aan de hand van een inspirerend voorbeeld neem ik je mee in de wereld van snel veranderende businessmodellen en co-creatie. Je zal antwoord krijgen op de vraag: Hoe kan een samenwerking tussen gemeente, onderwijs, verenigingen, zorg, welzijn, cultuur en tweedehands textiel maatschappelijk rendement opleveren?Het welzijnscanvas is gebaseerd op het handboek Business Model Generatie, geschreven door Alexander Osterwalder & Yves Pigneur. Het is in eerste instantie ontwikkeld voor welzijnsorganisaties maar kan ook zeker gebruikt worden in Gezondheidszorg, Zorg en Hulpverlening. Het is zeker nuttig om zorg, welzijn en hulpverlening met elkaar te verbinden. De tool kan ingezet worden op macro niveau maar zelfs op micro niveau zoals in de gemeente Peel en Maas waarbij het Canvas-model wordt gebruikt op de afdeling WMO, bij het maken van persoonlijke plannen. Zelf zet ik de tool veel in bij teams om innoverende welzijnsdiensten te ontwikkelen, bij burgerparti-cipatie doeleinden en nieuwe samenwerkingsverbanden (bij. opzetten wijkteam).Waar innovatie, ondernemen, samenwerken en co-creatie samenkomen is het Welzijncanvas de juiste tool om succesvol waarde te creëren.Doel van de workshop is:• kennennut,noodzaakeneigenschappenvaneengoed

business model• kennismakenmetBusinessModelCanvasenaangepastNon

Profit Model (Welzijnscanvas)• hetaangepasteBusinessModelCanvas(Welzijnscanvas)

leren gebruiken in co-creatie• oefenenmetdemethodiek/toolIn 2014 heeft Movisie aandacht besteed aan het Welzijnscan-vas zie hiervoor de onderstaande links:https://www.movisie.nl/publicaties/e-magazine-sociaal-ondernemendhttps://www.movisie.nl/artikel/ondernemen-welzijnscanvasOpzet• 5 minuten intro• 15 minuten uitleg Welzijnscanvas adhv een inspirerend

voorbeeld business model van het Samenfonds0495 (een samenwerking tussen gemeente, zorg, welzijn en cultuur)

• 30-45 minuten zelf aan de slag, oefenen in kleine groepjes is hebt beste waarvan één van de mensen een idee heeft. Liefst gemixte groepjes van zorg, welzijn en hulpverlening.

• 10 minuten terugkoppeling, ruimte voor vragen en afsluiting

SESSIE: 4.10

Samenwerken rond mantelzorg. Huisartsen, thuiszorg, welzijn en vrijwilligers, samen kom je verder!M.A. Nijhout, Veranda Advies, Haren GnY. Brandenburg, Welzijngroep Sedna, Emmen

De workshopbegeleiders zijn initiatiefnemers van het ZonMw Op een lijn-project Kapstok in Emmen. Gehonoreerd door ZonMW met de Druppel voor de participatieve aanpak: “een goed voorbeeld van netwerksamenwerking, die overdraagbaar is naar andere gemeenten en regio’s.”Project Kapstok richt zich op vroegsignalering van mantel-zorgers in de gehele eerste lijn en op samenwerking tussen eerstelijnsprofessionals, welzijn, familie en vrijwilligers om overbelasting van mantelzorgers te voorkomen.Mantelzorgers bieden ondersteuning en zorg aan kwets-bare naasten. Voor eerstelijnsprofessionals zijn ze daarmee belangrijke partners in de zorg. Alleen als mantelzorgers goed toegerust zijn en niet overbelast raken, kunnen ze de langdu-rige en vaak ook intensieve zorg voor hun naasten volhouden. Weten wie welke ondersteuning kan bieden in de omgeving is daarbij essentieel. Het is daartoe belangrijk nauw samen te werken binnen de eerstelijn, met welzijn en met familie en vrijwilligers.Bedoeling van deze workshop: bewustwording van je rol als eerstelijnsprofessional bij mantelzorg en het voorkomen van overbelasting, en van de samenwerkingsmogelijkheden binnen de wijk of het dorp.Deze workshop is ook het NHG-congres 2014 verzorgd.

SESSIE: 4.11

Versterken van de samenwerking tussen huisarts, jeugdarts en wijkteamG. Wink, Academische Werkplaats AMPHI Integraal Gezond-heidsbeleid, NijmegenM.R. Crone, Afdeling Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde, Leids Universitair Medisch Centrum, LeidenS. Hamming, GGD Gelderland-Midden, ArnhemN.R. Koning, Afdeling Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde, Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden

InhoudHuisartsen, jeugdartsen en de wijkteams hebben elk hun eigen rol en taak in het vroegsignaleren, demedicaliseren en versterken van de eigen kracht van jeugdigen en hun ouders. Voor het adequaat kunnen handelen bij (psycho)sociale en gezondheidsproblemen van jeugdigen en/of hun ouders is een goede samenwerking tussen deze professionals es-sentieel. Om handvatten te krijgen voor de versterking van de samenwerking is in de regio’s Den Haag, Hollands Midden, Gelderland-Midden en Gelderland-Zuid onderzocht 1) Hoe de samenwerking plaatsvindt en 2) Welke factoren van invloed zijn op de samenwerking.De onderzoeksresultaten laten zien dat de samenwerking nog

Page 70: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 70

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

in een beginfase is. Bij het merendeel van de participanten zijn belangrijke kenmerken van samenwerking niet optimaal aanwezig. Professionals geven echter aan wel positief tegen-over samenwerking te staan en hier een meerwaarde in te zien. Factoren van invloed op de samenwerking zijn: elkaar kennen, bereikbaarheid, vertrouwen, kennis hebben van elkaars taken en expertises, heldere (werk)afspraken, informatie-uitwisse-ling/een systeem voor doorverwijzen en terugkoppelen.Tijdens de workshop worden de resultaten van de onderzoeken aan u gepresenteerd en gaan we samen met u in gesprek over de (on)mogelijkheden van de samenwerking. Na afloop van de workshop heeft u handvatten om het gesprek over de onderlinge afstemming en samenwerking met de ketenpartners (huisartsen en de gemeente/wijkteams) verder vorm en inhoud te geven.Opzet van de workshopHet doel van de workshop is om u inzicht te geven in de huidige knel- en succesfactoren in de samenwerking tussen huisartsen, jeugdartsen en wijkteams. Daarbij komt zowel het onderzoeksperspectief als de praktijk aan bod. Een jeugdarts zal de onderzoeksresultaten illustreren met een aantal concrete ervaringen: praktijkvoorbeelden van waar het goed en minder goed lukt om door onderlinge samenwerking een verschil te maken voor jeugdigen.

SESSIE: 4.12

VoorZorg: effectieve leefstijlverandering en preventie van kindermishandeling in de meest kwetsbare gezinnenM. Timmermans, Nederlands Centrum Jeugdgezondheid, UtrechtS. Heijkant, VUmc/EMGO, Utrecht

Achtergrond en doelstelling van VoorZorgVoorZorg is een interventie voor jonge vrouwen, zwanger van hun eerste kind, met een lage opleiding, een laag inkomen en een aantal andere risicofactoren zoals huiselijk geweld in het verleden of de huidige relatie, weinig sociale steun, een ongezonde leefstijl met roken, drugs of alcoholmisbruik. De jonge hoog-risico zwangeren die in aanmerking komen voor VoorZorg betreffen 0,5 tot 1% van alle geboorten, afhankelijk van de gemeente.De interventie wordt gestart in de zwangerschap, waardoor prenatale schade wordt verminderd en risicofactoren worden aangepakt voordat deze hebben geleid tot een negatieve spiraal in de (toekomstige) opvoeding. De interventie duurt totdat het kind 2 jaar is. Een speciaal getrainde sociaal verpleegkundige begeleid deze gezinnen volgens een gestruc-tureerd programma.Per gezin vinden 40 à 60 gestructureerde huisbezoeken plaats. Op vaste momenten wordt gebruik gemaakt van video-hometraining.Sinds 2015 heeft het NCJ (Nederlands Centrum Jeugdgezond-heid) de interventie VoorZorg in beheer en kan zij ondersteu-nen bij de implementatie van de interventie.

Resultaten RCT VoorZorgAangetoonde effecten:• Dejuistedoelgroepwordtbereikt:jongezwangerevrouwen

met veel risicofactoren (76% single, 74% armoede, 68% geweld in het verleden en / of heden, 19% depressie en 25% middelenmisbruik).

• 98% heeft vier of meer risicofactoren.• Tijdensdezwangerschapwordtrokenverminderd(aantal

vrouwen en aantal sigaretten). Na de zwangerschap roken de vrouwen in de VoorZorggroep half zoveel in vergelijking met de gebruikelijke zorggroep.

• VrouwenindeVoorZorggroeprokennietindebuurtvande baby, in tegenstelling tot de vrouwen in de groep die de gebruikelijke zorg ontvangen.

• Opdeleeftijdvan6 maanden krijgen de baby’s in de VoorZorggroep significant vaker borstvoeding (14%) in vergelijking met de gebruikelijke zorg groep (6%).

• HuiselijkgeweldisafgenomenindeVoorZorggroep,zoweltijdens de zwangerschap en twee jaar later, in het bijzonder met betrekking tot het psychologisch en fysiek geweld.

• Erzijnbijnatweekeerzoveelmeldingenvankindermishan-deling in de gebruikelijke zorg groep (31/164, 19%) als in de VoorZorggroep (18/168, 11%). Dit is een significant verschil.

Opzet van de workshopKorte uitleg over het programma VoorZorg en vervolgens inter-actief ingaan op de volgende thema’s (deze kunnen we nog aanpassen op basis van binnengekomen vragen, ervaringen)Interactief:Wat is er nodig om VoorZorg binnen uw gemeente te krijgen? Met wie zouden we het gesprek aangaan? Koppelen met gemeentelijke instanties/ programma’s, bv. DWI, terugkeer arbeidsmarkt, crèche kosten etc.?Achtergrond: we zijn erg geneigd om te kijken naar de kosten/ investering in een programma, zonder goed te bedenken wat het oplevert op de lange termijn. In de VS is al 30 jaar ervaring met dit programma en zijn de lange termijn effecten aange-toond.Wat zijn de ervaringen met kwetsbare gezinnen in de eigen gemeente/ wijk? Zijn de gezinnen goed in beeld? Is er vol-doende zorg?Achtergrond: vermoedelijk is de denktrend van beleidsmakers (en ook van mensen die in de JGZ werken) dat er met deze ‘ingewikkelde ‘ gezinnen weinig eer te behalen valt. Daarom is er vaak geen gestructureerde hulp. VoorZorg is een goed programma voor deze gezinnen. De effectieve elementen van het programma, zoals de integrale werkwijze, de kracht van de vertrouwensrelatie tussen moeder en de VoorZorgverpleeg-kundige, de laagdrempeligheid en de duur van het programma leiden tot het behalen van positieve lange termijn effecten voor onderwerpen die belangrijk zijn: roken, borstvoeding, huiselijk geweld en kindermishandeling.

Page 71: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 71

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

SESSIE: 4.13

Verwarde mensen op straat ontward; empirische analyses vanuit onderzoek en voorbeelden uit de praktijk en aanpakA. van Loon, AWP G4-USER/ Gemeente Utrecht, UtrechtM. Buster, GGD Amsterdam, AmsterdamF.C.M van Hoof, Trimbos Instituut, UtrechtJ. Theunissen, GGZ ingeest VU mc, AmsterdamE. Mandos, GGD Rotterdam-Rijnmond, Rotterdam

De namen van de eerste auteurs en de titels van workshop-sessies• JanTheunissen,GGZInGeest:UitdeGGZendan?GGZ­

patiënten met EPA (ernstig psychiatrische aandoeningen) en crisismeldingen. Meningen en cijfers.

• FrankvanHoof,Trimbos:Dekeerzijdevanhet‘verwardepersonen’-debat: stigmatisering van mensen met ernstige psychische aandoeningen.

• MarcelBuster/SteveLauriks,GGDAmsterdam:Dekijkop,en de aanpak van het probleem van de verwarde personen in steden; Gemeentelijk beleid m.b.t. verwarde mensen.

• EvaMandos,GGDRotterdam:Profielenvanverwardemensenop straat.

Voorzitter/gastheer workshopAuke van Dijk, strategisch adviseur Politie eenheid AmsterdamKorte beschrijving (achtergrond) van het thema van de workshopEr is sinds enige tijd veel aandacht voor een vermeende toename van ‘verwarde personen’ op straat. Opvallend is dat deze toename vooralsnog lastig is te duiden. Signalen die wijzen in de richting van een toename lijken bovendien vaak minder eenduidig dan wordt verondersteld, terwijl de impact op beeldvorming en de inzet van (nieuwe) maatregelen tegelijkertijd groot is. Serieuze aandacht voor deze signalen vraagt om onderzoek naar achtergronden en oorzaken: wie zijn deze verwarde personen? In dit mini-symposium staan we aan de hand van enkele onderzoeken stil bij de vraag of we hier te maken hebben met een nieuwe doelgroep, met nieuwe problematiek? En welke verklaringen (maatschappelijke ontwikkelingen, ontwikkelingen in de zorg, registratie-effecten) liggen daar achter?Doel van de workshopDoel van de workshop is om in de turbulentie van het maat-schappelijke debat over verwarde personen als het ware ‘pas op de plaats’ te maken en vanuit onderzoek een empirische analyse los te laten op het vraagstuk van de verwarde perso-nen: wie, wat, waar, wanneer en waarom.

SESSIE: 4.14

Evaluatie bij professionals, sportaanbieders en patiënten van een preventieaanbod in de eerstelijnszorg in NieuwegeinD.C.M. Collard, Mulier instituut, UtrechtJ. Annema, SportID Nieuwegein, Nieuwegein

Achtergrond en doelstellingTe weinig bewegen leidt tot een diversiteit aan klachten en uiteindelijk tot verminderde gezondheid. Het bevorderen van bewegen als preventieaanbod in de eerstelijnszorg lijkt kansrijk om meer mensen tot een actieve leefstijl te stimu-leren. Bewegen op Recept (BOR) is een van die preventieve interventies. De doelstelling van BOR is om inactieve mensen (18-74 jaar) te stimuleren tot een actieve leefstijl en daardoor gezondheid te bevorderen. Huisartsen, praktijkondersteuners of fysiotherapeuten bieden de doelgroep een beweegaanbod aan bij de reguliere sport- en beweegaanbieders in de wijk. In de gemeente Nieuwegein wordt BOR sinds 2012 uitgevoerd. Het doel van het onderzoek is om inzicht te krijgen in het proces en de belemmeringen van de professionals in de eerste lijn bij het doorverwijzen naar sport en bewegen. Daarnaast is met het onderzoek inzicht gegeven in welke patiënten bereikt worden, de voorwaarden voor inclusie en wat de opbrengsten zijn. Tevens zijn ervaringen, belemmeringen en opbrengsten ook bij sportaanbieders en deelnemers nagevraagd.MethodeOm antwoord te geven op de onderzoeksvragen zijn semige-structureerde interviews gehouden met professionals binnen de eerste lijn (n=20) en sportaanbieders (n=10). Daarnaast is bij deelnemers een vragenlijst afgenomen (n=150) met vragen over karakteristieken van de deelnemer, succes- en verbeter-punten en ervaren opbrengsten van BOR.ResultatenDe resultaten geven duidelijkheid over welke criteria profes-sionals gebruiken om patiënten door te verwijzen en wat verbeterpunten en belemmeringen zijn bij het uitschrijven van een Beweegrecept. Daarnaast wordt duidelijk of professionals zicht hebben op de voortgang van de patiënt. Ook laten de resultaten zien wat volgens de sportaanbieders nodig is om patiënten duurzaam te laten sporten en wat BOR de patiënten oplevert in termen van ervaren (positieve) gezondheid.Conclusies en aanbevelingenOp basis van de resultaten worden conclusies getrokken over het bereik, de uitvoerbaarheid en de opbrengsten van BOR en er worden aanbevelingen gedaan voor doorontwikkeling.

Help, er komt een verstandelijk beperkte medemens bij de huisartsE.L.A. Croonen, Koraal Groep, HeelM. Nijenhuis, Koraalgroep, Heel

Achtergrond en doelstellingDoor toenemende extramuralisatie in de zorg wonen mensen met een verstandelijke beperking langer thuis. Van oudsher is de zorg voor een grote groep mensen met een verstandelijke beperking intramuraal georganiseerd. Via de instelling hebben

Page 72: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 72

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

cliënten toegang tot een arts verstandelijk gehandicapten (AVG), gespecialiseerde gedragswetenschappers, verpleging, paramedici en indien noodzakelijk psychiatrie.Vanaf januari 2015 vallen zorgzwaarte profielen 1-3 buiten de WLZ en wordt dientengevolge meer gebruik gemaakt van huisartsenzorg. Voor ondersteuning worden voorzieningen uit het WMO domein aangesproken. Netwerken rondom cliënten in het sociale domein vormen een belangrijk vangnet.Extramuralisatie van zorg geeft aan de zorgsector de taak om te onderzoeken hoe specifieke kennis en integrale zorg buiten muren geborgd en georganiseerd kan worden uitgaande van behoefte van de verstandelijk beperkte medemens. Huisartsen zijn beperkt bekend met specifieke kennis omtrent deze doelgroep en haar specifieke kenmerken.Doelstelling van het project is om integrale zorg te borgen voor mensen met een verstandelijke beperking in regio midden-noord Limburg ongeacht de plek waar men woont en het voorveld te voorzien van kennis en expertise.Resultaten/opbrengsten1. Bevorderen bekwaamheid regionale huisartsen inzake de

behandeling, herkenning en ondersteuning van mensen met een verstandelijke beperking.

2. Vloeiende overgang tussen instelling en thuis wonen creëren en vice versa.

3. Opzet van een regionaal expertisecentrum in aansluiting op de eerste lijn en sociaal domein.

4. Onderzoeken mogelijke inzet van praktijkverpleegkundigen ter ondersteuning van mensen met een verstandelijke beperking bij de huisarts.

Conclusie en aanbevelingenTransitie van zorg vergt een netwerkbenadering. Actoren in het nieuwe werkveld maken verbindingen. De behoefte van cliënten staat centraal. In de eerste lijn dienen obstakels overwonnen te worden zoals het realiseren van vergoedingen voor integrale extramurale zorg. Daarnaast is het afstemmen van informatievoorziening tussen instellingen en netwerkont-wikkeling een aandachtspunt.

Consulent Maatschappelijke Ondersteuning bij huisartsen succesvol als wegbereider voor verbinding met maatschap-pelijk veldG.F. van Muilwijk, Gezondheidscentrum Reeshof, TilburgM. Couwenberg, GGD Hart voor Brabant, Tilburg

Patiënten met terugkerende klachten die (deels) een niet-medische oorzaak hebben, kun je vaak het beste helpen met een snelle en gerichte toeleiding naar maatschappelijke ondersteuning. Om dat effectiever en efficiënter te organiseren, startte Gezondheidscentrum Reeshof in Tilburg het project Con-sulent Maatschappelijke Ondersteuning (CMO). Dit gebeurde in samenwerking met een welzijnsorganisatie, de gemeente en een zorgverzekeraar.De (medisch onderlegde) consulent werkte onder één dak bij en met huisartsen en praktijkondersteuners. Zij werd hét logische aanspreekpunt voor de inzet van maatschappelijke ondersteuning. De persoonlijke benadering van de CMO, die mensen meestal thuis bezocht, was één van de succesfactoren. De ‘vraag achter de vraag’ kwam hierdoor eerder naar boven.

Cruciaal was ook de volwaardige samenwerkingsrelatie met huisartsen, optimale kennis van de sociale kaart en korte lijnen met het maatschappelijk veld en informele zorg. Er werden 132 patienten op deze manier begeleid.De inzet van de CMO zorgde voor veel enthousiasme in het Gezondheidscentrum. Het aantal verwijzingen naar de consulent overtrof de verwachting. Een aan het project gekoppeld onderzoek laat zien dat het merendeel van de verwezen patiënten meer dan één hulpvraag had, veelal over dagbesteding en praktische hulp. Het onderzoek toont ook aan dat het project veel mensen heeft geholpen. Het stimuleerde hun zelfoplossend vermogen, wat leidt tot een gevoel van meer eigen regie over het eigen leven. De prestatie-indicatoren ‘Kwaliteit van leven’ en ‘Maatschappelijke participatie’ stegen significant. Bij de medische professionals nam de kennis over en verbinding met de welzijnswereld toe. Dit uitte zich bijvoor-beeld in kennisdeling/uitwisseling met de wijk(organisaties).Het inmiddels afgesloten project is gebruikt als wegbereider voor een nieuwe manier van werken die inspeelt op de lancering van sociale wijkteams in Tilburg. Ervaringen en succesfactoren uit het CMO-project vormen hiervoor een belangrijke pijler.

Zorg voor kwetsbare jeugdigen: sneller de juiste zorg op de juiste plekY. van Wijk, Gemeente Hengelo, Hengelo Ov.J. Lammertink, Gemeente Hengelo, Hengelo Ov.H.J. de Winter, Helin advies, Enschede

Achtergrond en doelstellingVanaf 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de hele jeugdzorg, inclusief de jeugd-GGZ. De gemeente Hengelo heeft zich samen met huisartsen voorbereid op de overheveling van deze nieuwe jeugdhulptaken. In 2013 zijn zij het project ‘Zorg voor kwetsbare jeugdigen’ gestart. Doelen van de samenwer-king zijn:• dejeugdigesnelleropdejuisteplekkrijgen• onnodigedoorverwijzingvoorkomenen• medicaliseringtegengaanDaarnaast willen ze met het project kostenbesparing en een betere kostenbeheersing van de inzet van de middelen voor jeugdzorg realiseren.Aanpak/methode van het projectHet projectteam startte met een inventarisatie van de knel-punten die huisartsen ervaren in de zorg aan jeugdigen. De belangrijkste knelpunten:• onvoldoendetijdvoorsignaleringvanopvoed­,gedrags­en

psychische problemen• onvoldoendekennisover‘wiedoetwat’binnendejeugd­GGZ

en jeugdhulp• onvoldoendehetproceskunnenvolgen,wanneereen

jeugdige gebruik maakt van jeugdzorgResultaten/opbrengstenOp basis van deze ervaren knelpunten heeft de gemeente samen met huisartsen een nieuwe werkwijze ontwikkeld, die is vastgelegd in een set werkafspraken. Bovendien zijn drie praktijkondersteuners jeugd (POH Jeugd) aan de slag gegaan in vier groepspraktijken. Deze POH’ers Jeugd ondersteunen

Page 73: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 73

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

huisartsen bij verwijzing én bij vraagverheldering. Zij worden ook ingezet bij begeleiding en kortdurende behandeling van kinderen in de huisartsenpraktijk.In 2015 is de nieuwe manier van werken nauwgezet gevolgd en geëvalueerd door regionaal onderzoeksbureau Kennispunt Twente. De eerste resultaten van de studie zijn positief. Ze ondersteunen de eerder gemaakte veronderstellingen over de meerwaarde van de inzet van praktijkondersteuning in de huisartsenpraktijk. Het lijkt erop dat huisartsen hierdoor snel-ler interveniëren en meer passende zorg bieden aan jeugdigen met minder verwijzingen naar dure, specialistische zorg.Huisartsen die werken met een praktijkondersteuner jeugd zijn hierover zelf erg te spreken. Eén van de huisartsen zegt in een interview: “…Ik verwijs kinderen en jongeren door naar onze praktijkondersteuner als er meer tijd nodig is om erachter te komen wat er aan de hand is. In het verleden verwees ik vaker rechtstreeks naar GGZ instellingen. Dit doe ik nu praktisch niet meer. Onze praktijkondersteuner kan de hulpvraag van de jeugdige vaak met één of enkele gesprekken goed in beeld brengen. In veel gevallen kan zij de behandeling zelf doen en waar nodig verwijst zij gericht door…”.Conclusies en aanbevelingenDe eerste resultaten zijn positief maar het is nog te vroeg om harde conclusies te trekken. Daarvoor was de onderzoeksperi-ode te kort, het aantal deelnemende praktijken te klein en de registratie nog niet voldoende eenduidig. Daarom is besloten de pilot te verlengen tot 1 januari 2017, waarbij een groter aantal huisartsen kan deelnemen in de pilot.In 2016 ligt de focus in het project op:• hetbegeleidenvandedeelnemendepraktijkenende

POH’ers Jeugd• hetmonitorenvanderesultaten• organisatieenrandvoorwaardenoptimaliserenalsvoorberei-

ding op mogelijke implementatie van deze werkwijze vanaf 2017

Meer informatieOp de website www.hengelo.nl/huisarts-jeugdzorg vindt u infor-matie en rapportages over het project en ook diverse interviews.

SESSIE: 4.15

Het effect van IkPas: 30 of 40 dagen zonder alcoholR.H.L.M. Bovens, Lectoraat Verslaving(spreventie) Hogeschool Windesheim, ZwolleA. Schuitema, lectoraat verslaving(spreventie) Hogeschool Windesheim, Zwolle

Achtergrond en doelstellingSinds 2009 vinden in Nederland regionale acties plaats, waarbij alcoholgebruikers worden uitgedaagd de alcohol op 30 of 40 aaneengesloten dagen te laten staan.Aanleiding is, dat Nederlanders afgelopen 50 jaar steeds meer alcohol zijn gaan drinken (ruim drie keer zoveel als in de 60-er jaren). De Gezondheidsraad adviseert in haar nieuwe Richtlijn volwassenen niet meer dan één glas per dag te drinken (Gezondheidsraad, 2015). Nederlanders (met name 55-plus-sers) drinken boven deze norm (CBS, 2015).

IkPas is de paraplu voor lokale en regionale acties met 30 of 40 dagen zonder alcohol. IkPas beoogt door het opdoen van leerervaringen deelnemers meer bewust maken van de rol van alcohol in hun leven. Waardoor deelnemers in de toekomst mogelijk bewustere keuzes gaan maken en er een bewuster drinkpatroon op na gaan houden met een gezondere leefstijl als gevolg.IkPas is een samenwerking van GGD-en, Verslavingspreventie Nederland, gemeenten, Trimbos-instituut en Windesheim.Onderzoeksmethode1241 deelnemers van de in totaal 4.595 geregistreerde deelne-mers aan IkPas zijn benaderd voor een online enquête op drie meetmomenten (T0=vóórIkPas,T1 = 6 weken na IkPas, T2 = 6 maanden na IkPas). Van 267 deelnemers (21.5%) zijn T0 en T2 resultaten bekend. Onder andere zijn gegevens verzameld van ervaringen met IkPas en van het alcoholgebruik. Resultaten zijn vergeleken met het consumptieniveau van respondenten in de landelijke Twinstudie (Geels et al, 2013).ResultatenIkPas bereikt een doelgroep van zeer frequent drinkende Nederlanders, zowel mannen als vrouwen. IkPas wordt hoog gewaardeerd (met een 8) heeft een significant positief effect op het drinkpatroon en consumptieniveau van de deelnemers.Aanbevelingen/adviezenIkPas promoten als flankerend, agendasettende instrument bij lokale integrale aanpak van alcoholproblematiek bij volwassenen, met speciale aandacht voor ouderen. Tevens promoten als agendasetter in bedrijven ter preventie van ziekteverzuim.

Gemeente Winterswijk krijgt zicht op alcohol- en drugsgerela-teerde ongevallen via het StreekziekenhuisK. Klein Wolt, VeiligheidNL, AmsterdamJ.A.M. Hulshof, Streekziekenhuis Koningin Beatrix, WinterswijkF. Starke, Gemeente Winsterwijk, Winterswijk

AchtergrondGemeenten zijn sinds 2013 verantwoordelijk voor toezicht op naleving van de Drank- en Horecawet. In veel gemeenten ontbreekt echter inzicht in de problematiek: hoe vaak komt in mijn gemeente alcoholmisbruik voor? Het is lastig om via een burgerpeiling een antwoord te krijgen, gezien de kans op sociaal wenselijke antwoorden. Een alternatieve en vernieuwende manier is om via de Spoedeisende Hulp van het lokale ziekenhuis inzicht te krijgen in het middelengebruik. De gemeente Winterswijk, het Streekziekenhuis Koninging Beatrix en VeiligheidNL zijn een pilot gestart die moet leiden tot een goede registratie van alcohol- en drugsincidenten en input levert voor beleid.AanpakAan patienten van 12 jaar en ouder wordt gevraagd of zij voor-afgaand aan het letsel alcohol of drugs hebben genuttigd en hoeveel. Tevens wordt gevraagd waar zij de middelen gekocht hebben of van wie zij het gekregen hebben en waar zij hebben gedronken of gebruikt. Medewerkers van de SEH leggen deze informatie vast in hun datasysteem en leveren deze vervolgens anoniem aan VeiligheidNL, die er een rapportage over maakt. De pilot is gestart in juli 2015 en loopt tot juli 2016.

Page 74: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 74

Symposia,workshopsenmondelingepresentaties

ResultatenDeze nieuwe registratiewijze levert veel meer informatie over alcohol- en drugsgerelateerde incidenten in vergelijking met hoe het standaard gaat in ziekenhuzen (alleen wanneer medisch relevant of overduidelijk gebruik).Voor de gemeente Winterswijk is uit de eerste registratie-maanden gebleken dat één op de vijf patienten meer dan 10 eenheden heeft gebruikt en dat men wat vaker in horecagele-genheden drinkt dan bijvoorbeeld thuis. Wel is echter een deel van de gegevens nog onbekend.ConclusieDe samenwerking tussen gemeente, SEH en VeiligheidNL is uniek en is een voorbeeld van een lokale aanpak die input levert voor beleid. Ook al is de registratie kort geleden gestart en is verbetering nodig, de drie partijen hebben aangegeven na de pilot de samenwerking voort te zullen zetten.

(Passief) Roken, een verwaarloosde determinant van school-verzuim?C.A.C.D. Veerman, GGD Amsterdam, AmsterdamC.L. van Vuuren, GGD Amsterdam, AmsterdamA.P. Verhoeff, GGD Amsterdam, Amsterdam

Inleiding: Uitgebreid wetenschappelijk onderzoek toont aan dat de gevolgen van roken voor kinderen en jongeren ernstig zijn. Een mogelijk gevolg is schoolverzuim. Doel: achterhalen van een associatie tussen (passief) roken en schoolverzuim. Indien die wordt gevonden, meer draagvlak creëren voor upstream preventie. Vraagstelling: Is er een associatie tussen (mee)roken en schoolverzuim? Methode: Ruim 16.000 jongeren deden mee aan de Jeugdgezondheidsmonitor en vulden een digitale vra-genlijst in naar sociaal-emotionele en lichamelijke gezondheid (E-MOVO). Voor 3.793 van deze leerlingen werden ook verzuim-gegevens via scholen verkregen. De uitkomstmaat is het aantal lesuur ziekteverzuim en ongeoorloofd verzuim. De vragen naar roken uit E-MOVO categoriseerden we naar frequentie per week. De vragen naar meeroken categoriseerden we in wel of niet roken in het bijzijn van het kind. Resultaten: van de 3.793 leerlingen rookte 4,2% dagelijks, 3,0% rookte minstens een keer per week, 2,8% rookte minder dan wekelijks. Van de jongeren rookte 21,2% passief en 2,3% rookte thuis mee én zelf dagelijks. Na correctie bleek dagelijks roken geassocieerd met een gemiddelde toename van 16,1 (BI 7,7-24,6 p=0,000) lesuur ziekteverzuim bij een gemiddeld ziekteverzuim van 38,7 per schooljaar. We vonden een gemiddelde toename van 7,4 (BI 4,2-10,5 p=0,000) lesuur ongeoorloofd verzuim bij een gemiddelde van 6,6 lesuur per schooljaar. We vonden geen associatie bij jongeren die wekelijks of minder vaak roken. Passief roken is geassocieerd met een gemiddelde toename in ziekteverzuim van 6,0 (0,7-10,2 p=0,000) lesuur en een toename in ongeoorloofd verzuim van 2,0 (0,11-3,9 p=0,049). Discussie: Deze uitkomsten zijn relevant voor de onderbouwing van rookvrije schoolpleinen en minder verkooppunten van tabak bij scholen. Het belang van voorlichting aan ouders over de gevaren van meeroken is bevestigd. Conclusie: Deze studie vindt niet alleen een significante associatie tussen toename in ziekteverzuim en ongeoorloofd verzuim onder jongeren die dagelijks roken, maar ook onder jongeren die passief roken.

Participatief wijkonderzoek om verslavingspreventie aan te sluiten op lokale kennis en netwerken: ervaringen.E. Wits, IVO, Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen en Verslaving, RotterdamC. Barendregt, IVO, Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen en Verslaving, RotterdamH. Dupont, Mondriaan, HeerlenA. Hammink, IVO, Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen en Verslaving, RotterdamD. van de Mheen, IVO, Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen en Verslaving, Rotterdam

Achtergrond en doelstellingDe samenwerking tussen zorg en welzijn, vormgegeven in sociale wijkteams, biedt kansen om jongeren die kwetsbaar zijn voor het ontwikkelen van verslaving of andere psychische problemen beter te bereiken. Het inzetten van een wijkonder-zoek met gebruik van de RAR-methodiek (Rapid Assessment and Response) lijkt veelbelovend om voor deze doelgroep te komen tot een preventie-aanpak op maat, die wordt gedragen door lokale belanghebbenden. Doel van een ontwikkelproject van het IVO en drie instellingen voor verslavingspreventie was het onderzoeken van de meerwaarde van een dergelijk wijk onderzoek – uitgevoerd door onderzoekers en preventie-werkers - voor het verbeteren van het bereik van verslavings-preventie onder kwetsbare jongeren.MethodeNaast een literatuurstudie naar factoren die het bereik van kwetsbare jongeren beïnvloeden is in vier wijken van vier verschillende steden een wijkonderzoek met behulp van de RAR methodiek uitgevoerd. In drie wijken is vervolgens op structurele basis wijkgerichte preventie ingezet. Het onderzoek volgde de uitvoering van het wijkonderzoek (de Assessment-fase in de RAR methodiek) en de uitvoering van de wijkgerichte preventieaanpak (de Responsefase in de RAR methodiek) via een procesevaluatie (contactregistratie en interviews).ResultatenDe uitvoering van een wijkonderzoek is intensief en vergt zorgvuldige planning en voorbereiding. De fase van gegevens-verzameling in de wijk is belangrijk voor het opbouwen van een netwerk en het lokaal agenderen van middelengebruik onder kwetsbare jongeren. De opgeleverde wijkrapportages vormen een stevige legitimatie voor de preventieaanpak. Belangrijkste uitvoeringspartner van verslavingspreventiewerkers is het jongerenwerk. Andere wijkpartners ontbreekt het vaak aan tijd en urgentie zich pro-actief met middelengebruik onder jongeren bezig te houden.ConclusieEen wijkonderzoek met behulp van de RAR methode biedt de mogelijkheid om op gestructureerde wijze middelenproble-matiek in een wijk in kaart te brengen en een netwerk op te bouwen met wijkprofessionals. Daarmee wordt een integrale, outreachende benadering van kwetsbare jongeren en hun problematiek mogelijk.

Page 75: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 75

Abstracts posters

Posterpresentaties

Vraag naar gezondheid! Draagvlak voor Positieve Gezondheid onder zorgprofessionalsM. Backhaus, stagiaire (stage afgerond sinds augustus 2015), EnschedeM.T. Cerneüs, GGD Twente, EnschedeK.A.L. Zomer, GGD Twente, Enschede

RelevantieIn 2014 is er door Machteld Huber een nieuw concept voor ge- zondheid geïntroduceerd; Positieve Gezondheid. Diverse zorg- organisaties willen dit concept implementeren. Dit onderzoek geeft uitsluitsel over de benodigde stappen om Positieve Gezond- heid binnen een preventieve zorgcontext te implementeren.AanleidingGGD Twente wil Positieve Gezondheid implementeren. Draag-vlak onder zorgprofessionals is voorwaarde hiertoe. Draagvlak wordt gedefinieerd als de houding en de werkwijze van werknemers. Als de gangbare houding en werkwijze aansluiten bij een vernieuwing, zijn medewerkers geneigd om de vernieu-wing tot uitvoering te brengen. In dit onderzoek is nagegaan in hoeverre de houding en werkwijze van zorgprofessionals die werkzaam zijn binnen GGD Twente, aansluiten bij het concept Positieve Gezondheid.MethodeAan dit onderzoek hebben jeugdverpleegkundigen en jeugd-artsen deelgenomen die werkzaam zijn binnen het contactmo-ment adolescenten van GGD Twente. De houding ten opzichte van Positieve Gezondheid en de werkwijze zijn door middel van een vragenlijst en interview in kaart gebracht en vervolgens geanalyseerd.ResultatenHouding• Dedeelnemersachtenallezesdimensiesbelangrijkvoor

gezondheid.• Werkwijze• Patiëntgerichtewerkwijze:Aandimensiesdiebelangrijk

zijn in de belevingswereld van adolescenten wordt meer aandacht besteed;

• Probleem­klachtgerichtewerkwijze:Aandimensieswaaropproblemen en klachten worden gesignaleerd wordt meer aandacht besteed;

• Gebrekaancontactmetadolescenten:hierdoorachtenjeugdartsen en verpleegkundigen zich niet in staat om Positieve Gezondheid te implementeren.

ConclusieAangezien er sprake is van een discrepantie tussen de beoogde en de huidige werkwijze, bestaat er onder jeugdartsen en -verpleegkundigen geen volledig draagvlak voor Positieve Gezondheid. Om Positieve Gezondheid te implementeren is het belangrijk om positieve factoren in het functioneren van de adolescenten en het contact met deze doelgroep te stimuleren.VisualisatieDe onderzoeksvraag en het concept Positieve Gezondheid zullen middels twee grafieken worden gepresenteerd. Ook zullen voorbeeldvragen uit de vragenlijst en het interview op de poster komen te staan en citaten van jeugdartsen en -verpleegkundigen.

Verbindingsprofessional eerste lijnC.W. Barten, GGD Hart voor Brabant, Tilburg

Het sociaal domein is volop in beweging, vanaf 1 januari 2015 is de decentralisatie van de AWBZ naar WMO, de Jeugdwet en de nieuwe Participatiewet naar de gemeente een feit. Met de pilot ZOWEL hebben we een verbinding gelegd tussen de jeugdgezondheidszorg, huisartsenzorg en de wijkverpleging. Hierbij hebben we ons ten doel gesteld om:• gezondheidswinstenparticipatievandecliënttebevorderen• toegankelijkeenkwalitatieveondersteuningtebevorderen• eenintegraleaanpaktebewerkstelligen• gemeentelijkevoorzieningenbetaalbaartehoudenDe jeugdverpleegkundige en wijkverpleegkundige (S1) participe-ren in het sociaal wijkteam en leggen een fysieke verbinding met de huisartsenpraktijk. Hierdoor worden vraagstukken met een sociaal component weggehaald uit de medische zorg en laten we deze landen binnen het sociaal domein. Hiermee wordt de huisarts ontlast, de cliënt in haar zelfredzaamheid gestimuleerd, een hogere kwaliteit van leven nagestreefd, informele zorg rondom een patiënt versterkt en participatie bevorderd.De vraag van de cliënt wordt in samenhang (over alle leefdo-meinen) opgepakt, samen mét de cliënt. Er is minimale profes-sionele inzet nodig door de stevige samenwerking tussen het medische en sociaal domein. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat de cliënt eigen regie behoudt over zijn of haar ondersteu-ningsvraag en oplossing.Voor de professionals levert het op dat er gedeelde zorg is, zij elkaar makkelijk weten te vinden, wat leidt tot duurzame oplossingen.‘Als verpleegkundige spreek je de taal van het medische domein en het sociaal domein. Hierdoor kun je verbindingen leggen’.

Suïcidepreventie doe je samen! De Landelijke Agenda Suïcide-preventie.I. Boerema, 113Online, Amsterdam

Zelfdoding is een gebeurtenis met een enorme impact op de nabestaanden en de maatschappij. In Nederland stijgt het aantal suïcides met 5% sinds 2007 tot 1835 zelfdoden in 2014, waarvan 40 % in de GGZ. Groepen waarbij suïcide veel voorkomt zijn mensen met een uitkering, zoals een werkeloos-heids- of arbeidsongeschiktheidsuitkering. In 2014 heeft het ministerie van VWS deLandelijke Agenda Suïcidepreventie (verder: Landelijke Agenda) opgesteld, samen met meer dan 20 partijen in domeinen binnen en buiten de zorg, met als doel aanjagen en uitvoeren van een landelijk suïcidepreventieprogramma. De landelijke stichting voor online hulp aan mensen met suïcidale gedachten, 113Online, is gevraagd de uitvoering van deze agenda te trekken. Speerpunten zijn het implementeren van de Multidisciplinaire richtlijn Suïcide in de GGZ, het vergroten van kennis en kunde bij professionals in de verschillende domeinen en het stimuleren en organiseren van netwerken en regionale samenwerkingHet doel is het laten zien van goede voorbeelden van samen-werking en het aanreiken handvatten hoe dit in de eigen lokale situaties opgepakt kan worden.

Page 76: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 76

Abstracts posters

Het meten van seksuele oriëntatie en gender identiteit in bevolkingsstudies: diversiteit in schattingen.J.C. de Graaf, Rutgers, UtrechtS.W.C. Nikkelen, Rutgers, UtrechtB.H.W. Bakker, Rutgers, Utrecht

Achtergrond en doelstellingIn 2014 is er voor het eerst een vraag over seksuele aantrekking opgenomen in de Gezondheidsenquête van het CBS, in het kader van de leefstijlmonitoring (LSM). Dit leverde een andere schatting op van de omvang van de groepen homoseksuele mannen, lesbische vrouwen en biseksuele mannen en vrouwen dan de schattingen op basis van eerder onderzoek. Naar genderidentiteit wordt in grootschalige enquêtes en registraties vrijwel nooit gevraagd. Het is belangrijk om seksuele oriëntatie en genderidentiteit (SOGI) in landelijke en regionale enquêtes en registraties mee te nemen, om gezondheidsverschillen en achterstanden in kaart te kunnen brengen. Nadere bestudering van verschillende schattingen laat zien dat de samenstelling van de steekproef en gebruikte vraag of vragen hier een grote rol in spelen. Het meten van SOGI moet daarom verder geharmoniseerd worden.AanpakOp basis van literatuuronderzoek beschrijft deze poster hoe SOGI in Nederlands onderzoek (zoals Seksuele gezondheid in Nederland, SCP, NEMESIS, Gezondheidsenquête CBS) gemeten worden, en wat dit oplevert voor de schattingen van de omvang van de groepen lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuele mannen, biseksuele vrouwen, transgenders, en MSM.Deze poster geeft een overzicht van de schattingen van het aantal homoseksuele mannen, lesbische vrouwen, biseksuele mannen en vrouwen, transgenders en MSM en manieren waarop dit onderzocht wordt. Dit overzicht resulteert in een advies m.b.t. het meten van SOGI in landelijke en regionale enquêtes en registratiesConclusie(s) en aanbevelingenDe grote mate van diversiteit in gebruikte methoden voor het onderzoeken van SOGI levert uiteenlopende schattingen op van het aantal homoseksuele mannen, lesbische vrouwen, biseksuele mannen en vrouwen, transgenders en MSM. Om het circuleren van verschillende cijfers te beperken, is verder-gaande harmonisering in het meten van SOGI noodzakelijk.

Raalte Gezond! werkt met integrale aanpak aan fitte en gezonde bewonersM. Smeenk, GGD IJsselland, ZwolleM.A.J.G. de Jong, GGD IJsselland, Zwolle

Achtergrond en doelstellingOnder het label Raalte Gezond www.raalte-gezond.nl werken scholen, sport, welzijn, eerstelijners, ouderenzorg, preventie organisaties en inwoners in de gemeente Raalte al meer dan 5 jaar met succes samen aan gezonde dorpskernen. GGD IJssel-land coördineert de samenwerking en het programma, samen met de gemeente.De gemeente geeft hiermee vorm aan haar gezondheidsbeleid met als doel een gezonde leefstijl en omgeving te bevorderen.

Er is in het bijzonder aandacht voor kwetsbare groepen; jeugd, ouderen en mensen met een lage ses.Aanpak/methodeDe integrale aanpak kenmerkt zich door samenwerking tussen lokale organisaties en professionals, aansluiten bij bestaande structuren en activiteiten en betrokkenheid van bewoners.Na de veranderingen in het sociaal domein is begin 2015 verbinding gelegd met de zogenaamde S1 wijkverpleegkun-digen, in dienst van de gemeente. Zij hebben als taak het voorliggende veld en preventieve activiteiten te versterken. In samenspraak met gemeente zijn gezondheidsprofielen voor de wijken (3) en kernen (7) samengesteld. Met deze profielen gaan de wijkverpleegkundigen in gesprek in elke wijk en kern. Het is een instrument dat helpt keuzes te maken ten aanzien van beleid en wijk- of kerngerichte activiteiten.Resultaten/opbrengstenAfgelopen jaren hebben tal van gezondheidsactiviteiten voor kinderen, jongeren, volwassenen en ouderen plaatsgevonden, vooral gericht op bewegen, verantwoord alcoholgebruik, gezonde voeding en gezond gewicht. Bij de partners van Raalte Gezond en bij bewoners is de bewustwording over gezonde leefstijl toegenomen en professionals weten elkaar te vinden.De wijkverpleegkundigen gaan kernteams vormen, die bestaan uit bewoners en professionals. Deze zullen preventie verder vormgeven, dichtbij en passend bij behoeften en cultuur van de kern. De partners van Raalte Gezond ondersteunen.Conclusie(s) en aanbevelingenRaalte Gezond is niet meer weg te denken; de aanpak is verankerd in beleid en uitvoering. Via de wijkverpleegkundigen en kernteams zorgt Raalte Gezond voor verbinding tussen sociaal domein en zorg.

Ontwikkelen van hulpmiddel voor kennisvermeerdering over hypertensieve aandoeningen tijdens de zwangerschap bij Marokkaanse vrouwen; twin2twin-project.B. Engeltjes, KNOV - Hogeschool Rotterdam, UtrechtM. Prins, KNOV - AVAG, UtrechtF. Ouasmani, Marokkaanse opleiding voor verloskundigen, UtrechtB. Haddou Rahou, Marokkaanse opleiding voor verloskundigen, UtrechtC.J. Verhoeven, Midwifery science, AVAG/EMGO+ instituut, VUmc, Amsterdam - KNOV, Bladel

Achtergrond en doelstellingHypertensieve aandoeningen tijdens de zwangerschap staan in de top drie van oorzaken van moedersterfte wereldwijd. De maternale sterfte in Marokko is 120/100.000 levendgeborenen.(www.who.int/gho/maternal_health/countries/mar.pdf?ua=1 (Consulted 2015 09-05)In Nederland komt maternale sterfte veel minder vaak voor, het is echter zo dat perinatale uitkomsten onder de niet-Nederland-se populatie uit Marokko, Turkije of Suriname vergeleken met de Nederlandse populatie slechter zijn (Troe, 2008).Binnen het twin2twinproject van de verloskundige beroepsver-enigingen in Nederland en Marokko willen we de kennis over de hypertensieve aandoeningen onder Marokkaanse vrouwen vergroten door het ontwikkelen van een hulpmiddel dat als

Page 77: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 77

Abstracts posters

doel heeft de alarmsignalen van hypertensieve aandoeningen te herkennen en de kennis over de bereikbaarheid van de verloskundige zorgverleners te vergroten.Het twin2twin-project is geïnitieerd om intensief samen te werken met een collega verloskundige uit een ander land. Bin-nen het huidige project is gekozen voor Marokko. Gedurende een periode van 4 jaar wordt er met gelijkwaardige collega’s van het gekozen twin-land intensief samengewerkt. Op deze wijze wordt er wederzijds kennis overgedragen en worden in beide landen inzichten verkregen om problemen vanuit diverse invalshoeken te bekijken.Aanpak/methode van het onderzoek/projectDe hypothese van deze kwalitatieve studie is dat betere informatie en voorlichting over alarmsignalen passend bij hypertensieve aandoeningen in de zwangerschap zorgen voor verbetering van de perinatale uitkomsten voor Marokkaanse vrouwen in Nederland en Marokko.Met gebruikmaking van een topiclijst worden semi-gestructureerde interviews verricht onder negen Marokkaanse vrouwen woonachtig in Nederland en negen vrouwen in Marokko. Na transcriptie, codering en verdere analyse zullen de resultaten worden gepresenteerd in een wetenschappelijk artikel. Vervolgens zal met de opgedane kennis een hulpmiddel ontwikkeld worden dat gebruikt kan worden bij de voorlichting aan zwangeren.Resultaten / OpbrengstenDe interviews worden afgenomen tussen december 2015 en februari 2016. De eerste resultaten worden tijdens de poster-sessie gepresenteerd.

Hoe de gratis MiessAgenda APP burgers, vrijwilligers en zorgorganisaties helpt bij de afstemming van informele zorg.J.M.H.S. Gerritsma, Miess, Berkhout

In één oogopslag inzicht in hoe de MiessAgenda helpt bij informele zorg. De verbinding met elkaar actief zoeken maar ook onderhouden kan met behulp van een APP wat makkelijker worden. De poster laat visueel zien hoe de afstemming werkt, geeft dmv quotes inzicht in praktijkervaringen.De burger en zijn netwerk voor informele zorg wil vooral snel en simpel realtime inzicht hebben. Dat wat je ziet ook actueel is! Overal waar je bent, dus ook als je als mantelzorger aan het werk bent, heb je inzicht in wat er geregeld is. Hierdoor is er minder stress en daardoor minder kans op uitval op het werk! De APP MiesAgenda is een handig hulpmiddel. Uit een uitgebreid onderzoek van ZilverenKruis Achmea onder actieve mantelzorgers en medisch experts blijkt dat de MiessAgenda APP in de top 3 staat. Bovendien is de MiessAgenda ook via de PC te gebruiken. Handig als iemand in het groepje geen smartfoon of tablet heeft. Op dit moment loopt een pilot bij een zorgorganisatie met deze APP om de inzet van vrijwilligers op de groep eenvoudig te organiseren. De poster laat ik de ervaringen in de praktijk zien met dit communicatiemiddel en de impact daarvan op burgers, vrijwilligers en zorgorganisaties.

Welk groen stimuleert bewegen?F.M. Jansen, Universiteit Utrecht, UtrechtD.F. Ettema, Universiteit Utrecht, UtrechtF.H. Pierik, TNO, UtrechtM.J. Dijst, Universiteit Utrecht, Utrecht

AchtergrondOnvoldoende bewegen wordt gezien als een groot probleem voor de publieke gezondheid, en beleidsmakers en zorgpro-fessionals zoeken naar manieren om mensen meer te laten bewegen. Groene omgevingen (bijv. stadsparken) worden gezien als plekken die bewegen kunnen stimuleren. Er is echter nog onduidelijkheid over welke type groene omgevingen beweeggedrag het beste stimuleren en hoeveel groen er nodig is om mensen aan het bewegen te krijgen. Inzicht is nodig in hoe verschillende typen groen zowel de intensiteit als het type beweeggedrag kunnen beïnvloeden. Het doel van deze studie is dan ook om in kaart te brengen hoe het beweeggedrag van volwassenen met verschillende sociaal-demografische kenmerken eruit ziet in verschillende groene omgevingen.MethodeGPS- en beweegmeters meten het beweeggedrag nauwkeurig, waarbij voor iedere 5 seconden zowel intensiteit als locatie van bewegen bekend is. Deze gegevens worden gekoppeld aan geodata over landgebruik.ResultatenEerste resultaten laten zien dat van de totale tijd die volwasse-nen doorbrengen in groene omgevingen, de meeste tijd wordt doorgebracht in agrarisch groen en stadsparken. De hoogste percentages van sedentair gedrag werden geobserveerd in bossen en heide-achtige gebieden, terwijl in stadsparken de hoogste percentages van bewegen met een lichte intensiteit werden gemeten. De deelnemers besteedden in alle typen groen nauwelijks tijd aan bewegen met een gemiddelde tot zware intensiteit. Alle typen groen werden regelmatig gebruikt als onderdeel van een wandel-, fiets- of gemotoriseerd transport route. Men wandelt het meest in stadsparken en fietst het meest bij binnenwater en kustgebieden. Resultaten over de verschillen tussen mensen met verschillende sociaal-demografische factoren, en over het effect van de grootte van groen op beweeggedrag worden gepresenteerd tijdens het congres.ConclusieBeweeggedrag van volwassenen varieert tussen verschillende typen groene omgevingen. Inzichten uit deze studie geven beleidsmakers de mogelijkheid om groen op een effectieve manier in te zetten als stimulator van bewegen.

Gezondheidsverschillen verkleinen: aandacht voor laaggelet-terden met beperkte gezondheidsvaardigheden.M.J. Keetelaar, GGD Gelderland-Zuid, Nijmegen

AchtergrondGezond in… is het stimuleringsprogramma dat GIDS-gemeenten helpt bij het versterken van hun lokale aanpak van gezond-heidsachterstanden. De gemeente Nijmegen zet haar GIDS-gelden in op gezondheidsvaardigheden en laaggeletterdheid.Met de transities in de gezondheidszorg wordt van inwoners

Page 78: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 78

Abstracts posters

zelfredzaamheid en regievoering op de eigen gezondheid verwacht. Het vinden, begrijpen, beoordelen en toepassen van informatie om gezondheidsgerelateerde beslissingen te kunnen nemen, is voor een groot aantal burgers een hele opgave. Dit betreft met name de groep laaggeletterden. Van de Nederlanders tussen 16 en 65 jaar is 1 op de 9 laaggeletterd. Een laaggeletterde heeft minder adequate gezondheidsvaar-digheden en de gezondheid van laaggeletterden is slechter dan die van geletterden.DoelstellingVeel professionals in de gezondheidszorg realiseren zich niet dat veel van hun cliënten/patiënten laaggeletterd zijn. Doelstelling van het project is het bevorderen van de gezond-heidsvaardigheden bij laaggeletterden door het bewust maken, voorlichten, scholen en ondersteunen van beroepskrachten in de eerstelijn in de regio’s Nijmegen en Rivierenland en binnen GGD Gelderland-Zuid.AanpakBinnen GGD Gelderland-Zuid worden medewerkers geschoold in het herkennen en bespreekbaar maken van laaggeletterd-heid en het verwijzen naar passend taalaanbod. Daarnaast herschrijft de GGD alle publieksinformatie op B1 niveau.De aanpak van laaggeletterdheid bij de eerstelijns zorgprofes-sionals is gericht op het verbeteren van de toegankelijkheid van de gezondheidszorg voor laaggeletterden. Er is aandacht voor het vereenvoudigen van de schriftelijke en mondelinge communicatie. Een tweede speerpunt is (structureel) herken-nen van de doelgroep, bespreekbaar maken van laaggeletterd-heid en stimuleren dat mensen gebruik maken van taalaanbod in hun eigen omgeving.Resultaten/opbrengstenInformatie en advisering van de GGD en de gezondheidszorg worden toegankelijker voor laaggeletterden omdat GGD en medewerkers eerstelijns zorgprofessionals toegerust zijn om laaggeletterde zorgvragers te herkennen en hier adequaat op te reageren. Door toeleiding naar een taaltraject wordt er ook gewerkt aan het verbeteren van de gezondheidsvaardigheden.Conclusies en aanbevelingenHet project is in de zomer van 2015 gestart, we verwachten in april onze eerste ervaringen in dit project te kunnen delen. Het project is in september jl. genomineerd voor de Nationale Alfabetiseringsprijs 2015.

Effectiviteit van outreachend werken door de Jeugdgezond-heidzorgM.C. Rots-de Vries, GGD West-Brabant, BredaJ.J.M. Mathijssen, Tranzo, Tilburg Univerity, Tilburg

Achtergrond en doelstellingGezinnen die langdurig kampen met sociaaleconomische en psychosociale problematiek, worden door de Jeugdgezond-heidszorg (JGZ) nog niet optimaal bereikt. Om het bereik te verbeteren is de interventie Bemoeizorg ontwikkeld, in navolging van de ontwikkeling in de (openbare) geestelijke gezondheidszorg. Bemoeizorg door de JGZ kenmerkt zich door een outreachende benadering van multiprobleemgezinnen. De interventie beoogt vervolgens dat het sociale netwerk van het gezin en hulpverlenende instellingen ondersteuning

gaan bieden volgens het principe van de transitie jeugdzorg ‘1Gezin1Plan’. De jeugdverpleegkundige begeleidt het proces om tot een gezinsplan te komen. De uitkomsten en kenmerken van deze vorm van zorg werden onderzocht.MethodeEr werden 44 gezinnen in de interventiegroep geïncludeerd waarbij een voor-, na- en follow-up meting (na 6 maanden) werd uitgevoerd. De uitkomstmaten waren de participatie in zorg, het welbevinden van het kind en het gezinsfunctioneren. Het bleek niet mogelijk een controlegroep te realiseren, omdat de hiervoor geselecteerde JGZ-teams de betreffende gezinnen onvoldoende wisten te bereiken.ResultatenDe resultaten laten zien dat het via de interventie mogelijk is om met de gezinnen in contact te komen, dat de zorgtoeleiding slaagt en de participatie in zorg significant verbetert. Ook werd een daling gevonden van door de ouders ervaren kind- en gezinsproblematiek. Bij ruim tweederde van de gezinnen is de eigen kracht gestimuleerd, onder meer via 1Gezin,1Plan. Bij de uitvoering werkt JGZ samen met een breed scala aan instellingen in het sociale domein, waaronder woningbouw-verenigingen, sociale diensten, (school)maatschappelijk werk en leerplicht. De rol van de JGZ in het proces van 1Gezin,1Plan blijkt nog niet geheel uitgekristalliseerd.Conclusies en aanbevelingenDe JGZ blijkt een verbindende rol te kunnen spelen tussen het gezin en (in)formele zorg in de omgeving van het gezin. Begeleidend onderzoek maakt het mogelijk deze rol inzichtelijk te maken, verder te ontwikkelen en uit te dragen binnen en buiten de JGZ.

Werelden verbinden om de toegang tot sociaal-medische zorg voor dak- en thuislozen te verbeteren.M.C. Jongeneel, GGD West-Brabant, Breda

Achtergrond en doelstellingVanaf 2012 hield de GGD West-Brabant op met het verlenen van sociaal-medische zorg aan dak- en thuislozen. Deze zorg moes-ten huisartsen overnemen. In 2014 ontving de GGD diverse signalen dat de dak- en thuislozen in de regio onvoldoende toegang tot sociaal-medische zorg hadden. Schrijnende voorbeelden van beperkte toegang kwamen ter sprake. Een kwalitatief onderzoek moest uitwijzen wat de aard en omvang van de problematiek was en draagvlak creëren voor vervolg: een akkoord van het GGD-bestuur om de sociaal-medische zorg aan deze doelgroep te herstellen.Aanpak/methodeOm de noodzaak voor herstel helder te krijgen, heeft een onder-zoeker van de GGD eind 2014/begin 2015 literatuur bestudeerd en gesprekken gevoerd met professionals van de maatschappe-lijke opvang, van straatteams, een stichting voor diaconaal werk, huisartsen, gemeente ambtenaren en OGGZ-verpleegkundigen. Daarnaast zijn er ook gesprekken gevoerd met dak- en thuislo-zen zelf. De uitkomsten zijn vervolgens besproken tijdens een bijeenkomst met landelijke en regionale experts.Resultaten en opbrengstenHet kwalitatieve onderzoek wees uit dat een goed vangnet voor sociaal-medische zorg voor dak- en thuislozen in West-

Page 79: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 79

Abstracts posters

Brabant ontbrak. De omvang van de doelgroep met beperkte toegang bleek dusdanig dat herstel nodig was. Het onderzoek zorgde ervoor dat twijfel bij diverse partijen over de noodzaak van herstel werd weggenomen. Daar waar eerst verdeeldheid heerste tussen de verschillende werelden van onder meer GGD, gemeenten en maatschappelijke opvang werd unaniem besloten de zorg aan dak- en thuislozen te herstellen.Conclusie en aanbevelingenDe rol van de onderzoeker is geweest het inzichtelijk maken van het probleem, de neuzen dezelfde kant op krijgen en daarmee draagvlak creëren voor het verbeteren van zorg aan een zeer kwetsbare doelgroep.

Professioneel monitoren van samenwerking in wijkteams gezondheid en welzijnM.W.M. Mensen, Hogeschool Windesheim, Zwolle

De transities in zorg en welzijn veranderen de beroepspraktijk voor sociale- en zorgprofessionals in de wijk. Nieuwe vormen van samenwerking rond kwetsbare ouderen én met informele partners in de wijk doen hun intrede. Hogeschool Windesheim ontwikkelt in samenwerking met regionale en landelijke organisaties praktische instrumenten, waarmee professionals zelf hun kwaliteit van samenwerking kunnen monitoren en verbeteren*.In het project worden mixed methods gecombineerd met actieonderzoek in vijf wijkteams in het oosten en noorden van Nederland. In de voorbereidende fase zijn stapsgewijs thermometers ontwikkeld: één gericht op de samenwerking tussen professionals onderling en één gericht op de samenwer-king met het informele netwerk.Vanuit literatuurverkenning, conceptmappingbijeenkomsten met professionals en focusgroepen met vrijwilligers en mantelzorgers zijn de factoren achterhaald, die bevorderend en belemmerend werken in de onderlinge samenwerking. Deze factoren zijn verwerkt in een survey om te bepalen welke factoren in aanmerking komen voor opname in de conceptther-mometers. Om tot praktisch bruikbare instrumenten te komen worden de conceptthermometers gedurende een jaar gebruikt in wijkteams. Ze vormen het uitgangspunt voor verbetering van de samenwerking. De wijkteams worden daarbij ondersteund door een onderzoeker en hbo-studenten vanuit de practice development.Voor de samenwerkingsthermometers blijken de volgende dimensies van belang: taakinterdepentie, afspraken over ethiek, taakverdeling, gelijkwaardigheid, gedeelde visie, regel-matigheid, teamidentiteit, reflexiviteit, vertrouwen, onderlinge concurrentie, autonomie. De resultaten uit eerste observaties van het gebruik van de thermometer zijn positief in de zin dat ze eyeopeners bevatten en richtinggevend zijn voor verbete-ring. Ontwikkelteams hebben met behulp van de thermometer prioriteiten kunnen stellen. Verbeteringen richten zich op kleine zaken zoals wijze van vergaderen, maar ook grotere verande-ringen in de samenwerking zoals een aanpak om in co-creatie met ouderen te werken aan preventie. Professionals geven bruikbare aanwijzingen om de terminologie, het gebruikersge-mak en vorm van de instrumenten te verbeteren. De definitieve instrumenten komen in oktober 2016 beschikbaar.

GIDS (gezond in de stad) aanpak in AmstelveenElena Nabatova, Vita welzijn en advies, Amstelveen

Het stimuleringsprogramma Gezond in de stad (GIDS) is een landelijk project voor een wijkgerichte, integrale aanpak van sociaaleconomische gezondheidsverschillen. Het doel van GIDS is om de gezondheidsverschillen binnen de wijken te verminderen.Bankras/Kostverloren, een van de elf Amstelveense wijken is aangewezen als achterstandswijk.Het GIDS-programma in Amstelveen focust zich op:• Gezondgedragengezondheidsvaardigheden• Participatie• Gezondesocialeomgeving.Het gaat om “gezond” in het breedste zin van het woord.Wij denken hierbij aan: eten, bewegen, communiceren, in contact komen, bezig en nuttig zijn, leren en ontwikkelen. Bouwen aan een gezonde wijk is ons streven!Er zijn meerdere projecten in 2015 neergezet voor jong en oud, denk aan foto project, wijkfeest, ontmoetingsplek voor ouders en jonge kinderen, taalles voor laaggeletterde, sociale vaardigheden tegelijk met kooklessen voor kinderen uit groep 8 van bijzonder onderwijs en nog veel meer.Voor meer informatie: Elena Nabatova, tel. 0655778533.

Kunnen kwetsbare 75-plussers hun gezondheidszorg aansturen?A. Overbeek, Erasmus MC, RotterdamJ.A.C. Rietjens, Erasmus MC, RotterdamJ. Severijnen, Laurens, RotterdamA. Van der Heide, Erasmus MC, RotterdamI.J. Korfage, Erasmus MC, Rotterdam

Achtergrond en doelstellingMensen krijgen een steeds grotere rol in de zorg van hun eigen gezondheid. Het doel van deze studie is om te beoordelen in hoeverre kwetsbare ouderen in staat zijn om deze rol in te vul-len. Dit werd bepaald door het meten van hun activatieniveau, ofwel hun kennis, vaardigheden en vertrouwen om de eigen gezondheid te managen.MethodenKwetsbare ouderen uit Rotterdam werden gevraagd deel te nemen aan een cluster gerandomiseerde studie (cRCT) naar de effecten van Vroegtijdige Zorgplanning (VZP). Inclusiecriteria waren wilsbekwaamheid (score van > 16 op de MMSE), kwetsbaarheid (score van ≥ 5 op de Tilburg Frailty Indicator) en een leeftijd van ≥ 75 jaar. Het activatieniveau werd gemeten met behulp van het Patiënt Activatie Meetinstrument (PAM). Gebaseerd op de PAM-score werden de ouderen in één van vier oplopende niveaus ingedeeld. Fysieke en mentale gezondheid werd gemeten met de SF-12.Resultaten653 ouderen voldeden aan de inclusiecriteria, waarvan 200 (31%) meededen aan het onderzoek. De gemiddelde leeftijd was 87 jaar; 70% was vrouw en 20% woonde samen met een partner. 55% van de deelnemers woonde zelfstandig, 45% woonde in een instelling. De gemiddelde PAM score was 52. 39% van de ouderen was ingedeeld in PAM-niveau 1 (passieve mensen die nauwelijks eigen regie ervaren), 31% in niveau 2,

Page 80: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 80

Abstracts posters

26% in niveau 3 en 5% in niveau 4 (actieve mensen die hun ziekte en zorg goed kunnen en willen managen). Mensen met een betere fysieke gezondheid (Beta =.15), betere mentale vaardigheden (Beta =.14), betere mentale gezondheid (Beta =.21) en zelfstandig wonende ouderen (Beta =.15) haalden gemiddeld hogere activatiescores, terwijl meer kwetsbare ouderen (Beta =-.23) lagere scores haalden.Conclusie en aanbevelingenVeel kwetsbare ouderen hadden lage activatieniveaus, met name geïnstitutionaliseerde en minder gezonde ouderen. In de nabije toekomst zal uit onze RCT blijken of deelname aan een VZP-programma het activatieniveau kan verhogen.

Suïcidepreventie in Amsterdam: een integraal plan van aanpakL.A. Polikar, GGD Amsterdam, Amsterdam

Achtergrond en doelstellingDoel van het programma Suïcidepreventie in Amsterdam is het verminderen van het aantal suïcides en suïcidepogingen in Amsterdam. Een afgeleide doelstelling is de bevordering van een regionaal samenhangend zorgaanbod. Tijdens de uitvoe-ring worden ook de lacunes en knelpunten in het zorgaanbod en eventuele problemen bij verwijzing en vervolghulp geïnven-tariseerd. Deze knelpunten worden onder de aandacht van de lokale partners gebracht waardoor zij gestimuleerd worden om bij te dragen aan een sluitende zorgketen. Daarnaast wordt geïnvesteerd in het opbouwen van lokale netwerken rondom dit thema.Aanpak/methode van het onderzoek/projectDe GGD heeft gekozen voor een integraal plan van aanpak suïcidepreventie. Het project is in 2011 van start gegaan en omvat vier speerpunten, uitgewerkt in vier subprojecten.1. Gatekeeperstraining. Dit is een training in het vroegtijdig

herkennen en bespreekbaar maken van suïcidaliteit.2. Actieve toeleiding naar nazorg voor suïcidepogers op de

Spoedeisende Eerste Hulp3. Een casemanager van de GGD benadert actief mensen

die na een suïcidepoging worden opgenomen bij de SEH. Voor ontslag uit het ziekenhuis, krijgen deze patiënten een psychiatrisch consult en een advies voor nazorg. De taak van de casemanager is om de mensen gedurende een half jaar te motiveren om het zorgadvies te blijven volgen.

4. Bevorderen van een gevarieerd en toegankelijk lokaal hul-paanbod voor opvang en ondersteuning van nabestaanden

5. Beperken toegang tot dodelijke middelenDoor doorlopende monitoring van locaties en methoden van suïcide worden deze in beeld gebracht.Resultaten/opbrengstenSinds april 2011 zijn meer dan 1300 gatekeepers getraind in Amsterdam. Rond 70% van de aangemelde voor case-management suïcidepogers zijn in zorg. Bij de twee grootste GGZ-instellingen in Amsterdam bestaan twee laagdrempelige groepen voor nabestaanden.Rekening houdend met het aantal inwoners, was het aantal zelfdodingen in Amsterdam in 2014 niet meer hoger dan voor Nederland als geheel. Per 100.000 inwoners was het sterftecijfer met 10,7 in Amsterdam nagenoeg gelijk aan dat van 10,9 in Nederland als geheel. Toen de GGD in 2011 met haar

suïcidepreventieprogramma begon, lag dit cijfer met 13,5 per 100.000 inwoners nog 37% hoger dan het nationale cijfer (9,9 per 100.000 inwoners).Conclusie(s) en aanbevelingenDe resultaten van het programma suggereren dat de GGD instellingen in de verschillende gemeenten in Nederland een voortrekkers/regie rol kunnen vervullen op het gebied van suïcidepreventie . Het voordeel hiervan is dat de GGD neutraal is en dus objectiviteit uitstraalt. Bovendien heeft de gemeente een preventieve taak om de volksgezondheid van de inwoners te bevorderen. Tevens doet de GGD veel onderzoek naar suïcidaliteit en is er veel kennis over dit onderwerp.

Trend in overgewicht en ondergewicht van de jeugd in regio Gelderland-ZuidO.W. Souverein, GGD Gelderland-Zuid, NijmegenM. van der Star, GGD Gelderland-Zuid, NijmegenM. Moerman, GGD Gelderland-Zuid, NijmegenG. Fransen-Kuppens, GGD Gelderland-Zuid, Nijmegen

Achtergrond en doelstellingDe laatste jaren is er veel aandacht besteed aan overgewicht bij de jeugd. Om te kijken wat hier de effecten van zijn hebben we de trend in overgewicht en ondergewicht bij de schoolgaande jeugd bestudeerd van schooljaar 2010/2011 t/m 2014/2015.Methode van het onderzoekLengte en gewicht zijn gemeten door een JGZ medewerker volgens protocol op 5/6-jarige, 10/11-jarige en 13/14-jarige leeftijd. BMI is berekend via leeftijd- en geslachtsafhankelijke BMI afkappunten volgens de internationale afkapwaarden. Per schooljaar zijn gegevens beschikbaar van tussen de 15000 en 17000 kinderen.ResultatenSinds 2010 is er een afname van de prevalentie van totaal overgewicht van 15,0% in schooljaar 2010/2011 naar 13,2% in schooljaar 2014/2015. Deze daling is zichtbaar voor zowel overgewicht (van 12,1% naar 11,1%) als ernstig overgewicht (van 2,9% naar 2,1%). Overgewicht komt vaker voor bij meisjes dan bij jongens, maar in beide groepen is sprake van een dalende trend. De prevalentie van overgewicht is het hoogste bij 10/11-jarigen en het laagste bij 5/6-jarigen. De daling van overgewicht lijkt het sterkst bij de 13/14-jarigen. De prevalentie van overgewicht is aanzienlijk hoger bij kinderen op het speciaal onderwijs, maar er is daarbij geen sprake van een duidelijke stijging of daling.Er is een stijging in de prevalentie van totaal ondergewicht van 11,1% in schooljaar 2010/2011 naar 12,9% in schooljaar 2014/2015. Deze stijging wordt met name veroorzaakt door een stijging van de prevalentie van ondergewicht en in mindere mate door een stijging van ernstig ondergewicht. Er zijn geen duidelijke verschillen voor geslacht, leeftijdsgroepen of type onderwijs.Conclusie(s) en aanbevelingenDe prevalentie van overgewicht daalt in de regio Gelderland-Zuid. Een duidelijke risicogroep voor overgewicht zijn de kinde-ren op het speciaal onderwijs. Tevens lijkt er een trend te zijn dat de prevalentie van ondergewicht stijgt. Nader onderzoek is nodig om risicogroepen voor ondergewicht te identificeren.

Page 81: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 81

Abstracts posters

Netwerk programmatisch werken; nieuwe aanpak voor VolksgezondheidsvraagstukkenE. van der Meer, Volksgezondheid, Gemeente Utrecht, UtrechtG. van Ramshorst, Muze in Bedrijf, UtrechtL.M. Damen, Volksgezondheid, Gemeente Utrecht, Utrecht

Volksgezondheid, Gemeente Utrecht ziet de gezondheidsach-terstanden van groepen en buurten als netwerkvraagstukken en hanteert daarin een netwerk programmatische aanpak. De achtergrond van netwerk programmatisch werken wordt gevormd door de complexiteits- en netwerktheorie en het concept positieve gezondheid. Door het netwerk als ordeningsprincipe te gebruiken, wordt vanuit een actueel thema (de motor) gebouwd aan het (zelforganiserend) vermogen van mensen in een wijk of buurt.Professionals aan het woord over deze werkwijze:• “Ikhebgeleerdeenwerkelijkestaptezettenmeteenthema

en de professionals en bewoners die daarbij horen. Ik kom hierdoor veel nieuwe enthousiaste mensen tegen en zij heb-ben allemaal weer netwerken in de stad voor wie dit thema belangrijk is. Ik sluit aan bij waar zij actief zijn en organiseer wat nodig is om vooruit te komen.”

• “Ikbenutkennisencontactenvananderendoorhetgesprekaan te gaan en niet alles van te voren te bedenken. Het is echt een andere rol. Het gaat om een levendige netwerkbe-weging op gang te brengen.”

• “Ikvolgmeerhoede‘energie’gaat.Ikzoekbewustwaarik toegevoegde waarde kan leveren, waar dat nodig is. Als anderen het al trekken, laat ik het gaan. Ik laat verwachtin-gen los over wat eruit moet komen.”

• “Voormezelfishetbalancereninhetloslatenenafwachtenen dan weer leiderschap pakken. Er is geen blauwdruk, er zijn veel verschillende keuzes mogelijk, afhankelijk van het thema en het betrokken netwerk. Dat maakt het nieuw en creatief.

Deze aanpak geeft gezondheidsbevorderaars veel mogelijk-heden om met groepen en gemeenschappen of wijken aan de slag te gaan en positieve gezondheid als uitgangspunt te hanteren. Aan de hand van een Utrechts praktijkvoorbeeld wordt de aanpak op de poster in beeld gebracht.

Een kwetsbaarheidsindex op basis van de Gezondheids-monitor 2012F. Wetzels, Stagiaire bij GGD Gelderland-Zuid, NijmegenR.J.F. Melis, Radboudumc, NijmegenJ.S. Terpstra, GGD Gelderland-Zuid, Nijmegen

Achtergrond en doelstellingDe gezondheidstoestand gaat achteruit als men ouder wordt, en het risico op het ontwikkelen van ziektes en aandoeningen neemt toe. Bij sommige ouderen is dit risico groter dan bij anderen waardoor ze een verhoogde kans hebben op overlij-den, of opname in een ziekenhuis of verzorgingstehuis. Deze mensen worden kwetsbaar genoemd.Er zijn verschillende methodes om kwetsbaarheid te onder-zoeken en te kwantificeren. Een manier is het opstellen van de Rockwood Frailty Index (FI). Het doel van deze studie is om de FI te ontwikkelen en te valideren aan de hand van een volksge-zondheidsonderzoek, zodat er aangrijpingspunten voor beleid worden gevonden.

MethodeDe FI is gebaseerd op het tellen van zogenaamde deficits, gedefinieerd als ziektes, beperkingen en sociale en psychische problematiek die gerelateerd zijn aan gezondheid. De onder-zoekspopulatie bestaat uit 18.009 mensen vanaf 45 jaar uit de regio van GGD Gelderland-Zuid die deel hebben genomen aan de Gezondheidsmonitor 2012, gezamenlijk uitgevoerd door GGD’en, CBS en RIVM. Door te testen of de opgestelde indicator voldoet aan vooraf opgestelde hypotheses wordt de validiteit van de FI onderzocht. Dit gebeurt voor subgroepen van leeftijd, geslacht, sociaaleconomische status en etniciteit.ResultatenDe verwachting is dat de gevalideerde FI aanknopingspunten oplevert voor gezondheidsbeleid op het gebied van sociale, psychische en fysieke factoren. Tevens wordt onderzocht welke indicatoren kwetsbaarheid het meest voorspellen, zodat er meer inzicht komt voor preventieve mogelijkheden bij het voorkomen van kwetsbaarheid.Conclusie(s) en aanbevelingenAangezien de gebruikte gezondheidsmonitor op nationaal niveau is afgenomen, kunnen ook andere GGD’en de opge-stelde FI gebruiken voor ouderenbeleid en het identificeren van indicatoren voor preventie bij kwetsbaarheid.

Een kwetsbaarheidsindex op basis van de Gezondheids-monitor 2012F.W. Wetzels, GGD Gelderland-Zuid, Nijmegen

Achtergrond en doelstellingOver het algemeen gaat de gezondheidstoestand achteruit als men ouder wordt, met als gevolg dat het risico op het ontwik-kelen van ziektes en aandoeningen toeneemt. Bij sommige ouderen is dit risico hoger dan bij anderen waardoor ze een verhoogde kans hebben op overlijden, of opname in een ziekenhuis of verzorgingstehuis. Deze mensen zijn kwetsbaar.Er zijn verschillende methodes om kwetsbaarheid te onder-zoeken en te kwantificeren. Een manier is het opstellen van de Rockwood Frailty Index (FI). Het doel van deze studie is om de FI te ontwikkelen en te valideren aan de hand van een volksge-zondheidsonderzoek, zodat er aangrijpingspunten voor beleid worden gevonden.MethodeDe FI is gebaseerd op het tellen van zogenaamde deficits, gedefinieerd als ziektes, beperkingen en sociale en psychische problematiek die gerelateerd zijn aan gezondheid. De onder-zoekspopulatie bestaat uit 18,009 mensen vanaf 45 jaar uit de regio van GGD Gelderland-Zuid die deel hebben genomen aan de Gezondheidsmonitor Volwassenen 2012, GGD’en, CBS en RIVM. Door te testen of de opgestelde indicator voldoet aan een aantal vooraf opgestelde hypotheses wordt de validiteit van de FI onderzocht.ResultatenDe verwachting is dat de gevalideerde FI aanknopingspunten oplevert voor gezondheidsbeleid op het gebied van sociale, psychische en fysieke factoren. Tevens wordt onderzocht welke indicatoren kwetsbaarheid voorspellen, zodat er meer inzicht krijgt in preventieve mogelijkheden voor het voorkomen van kwetsbaarheid.

Page 82: Werelden Verbinden · tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 2 Werelden Verbinden ... licht van de Wmo, Wlz, Wpg en Zvw. De ... 16.45 – 17.00

tsg jaargang 94 / 2016 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid - pagina 82

Abstracts posters

Conclusie(s) en aanbevelingenAangezien de gebruikte gezondheidsmonitor op nationaal niveau is afgenomen, kunnen ook andere GGD’en deze FI ge-bruiken voor ouderenbeleid, het identificeren van indicatoren voor preventie bij kwetsbaarheid, en mensen zo lang mogelijk, gezond thuis laten wonen.

Wat hebben taal en gezondheid met elkaar te maken?M.A. Wiebing, Stichting Lezen & Schrijven, ’s-GravenhageI. van der Heide, NIVEL, UtrechtJ.J.D.J.M. Rademakers, NIVEL, Utrecht

Achtergrond en doelstellingStichting Lezen & Schrijven gaf NIVEL in 2015 de opdracht een literatuurstudie uit te voeren waarin onderzoeksresultaten t.a.v. laaggeletterdheid en gezondheid op een rij worden gezet. De rapportage heeft tot doel een beter beeld te krijgen van specifieke gezondheidsuitkomsten waarop laaggeletterden een slechtere gezondheid hebben. Het bevat een overzicht van bestaande kennis over de relatie tussen geletterdheid of functionele gezondheidsvaardigheden en gezondheid.Aanpak/methode van het onderzoek/projectGezocht is naar studies gepubliceerd vanaf 2005 in het Engels en Nederlands. Er is geselecteerd voor inclusie op basis van titel, daarna op basis van abstract en op basis van full-tekst. De resultaten van de studies zijn beschreven en gecategoriseerd naar geletterdheid en functionele gezondheidsvaardigheden.Resultaten/opbrengstenGeletterdheid en gezondheidsuitkomsten• Laaggeletterdenhebbeneenslechtere(ervaren)fysiekeen

mentale gezondheid, maken vaker gebruik van huisartsen- en ziekenhuiszorg, maken minder gebruik van preventieve zorg en nazorg en zijn minder goed in het uitvoeren van zelfmanagement.

• Functionelegezondheidsvaardighedenengezondheidsuit-komsten

• Mensenmetlagegezondheidsvaardighedenmakenmindervaak gebruik van preventieve zorg.

• Lagegezondheidsvaardighedenzijnoverhetalgemeengeassocieerd met verminderde (ervaren) mentale en fysieke gezondheid, slechtere ziektespecifieke gezondheidsuitkom-sten en een grotere kans om eerder te sterven.

Conclusie(s) en aanbevelingen• Laaggeletterdenofvolwassenenmetlagegezondheids-

vaardigheden zijn over het algemeen slechter af wat hun gezondheid betreft.

• Laaggeletterdenvormeneenkwetsbaregroepenbijschaarsemiddelen in de zorg is dit een groep waar extra aandacht naar uit moet gaan.

• Belangrijkefocuspuntenzijnpreventieenleefstijl,waarbijnagedacht zou moeten worden over effectieve manieren om de doelgroep te informeren. Een ander focuspunt is facilite-ren van zelfmanagement onder de doelgroep.

• Zorgverlenersenlaaggeletterdenkunneninitiatievenondernemen om gezondheidsgerelateerde informatie en de vaardigheden die mensen hebben om deze informatie te begrijpen/te gebruiken, beter op elkaar af te stemmen.

Suïcidepreventie doe je samen! Gatekeeperstrainingen bij gerechtsdeurwaarders.P. Otter, Syncasso, Amsterdam

Gerechtsdeurwaarders mogen, anders dan incassobedrijven, niet alleen mensen met een betalingsachterstand bezoeken, bellen of schrijven maar mogen ook vonnissen tenuitvoerleg-gen. Zoals ontruimingen, in beslagname van inboedels of een deel van de maandelijkse inkomsten. De bezoeken en telefoni-sche contacten zijn niet zelden moeizaam en gespannen, maar vaak ook bijzonder openhartig. Gerechtsdeurwaarders hebben regelmatig te maken met mensen die in zware financiële-, soci-ale of psychische problemen verkeren. Wanneer een klant zich suïcidaal uit, zijn deurwaarders vanuit zijn professie verplicht om daar op te reageren. Om dit te kunnen doen zijn bij het bedrijf Syncasso alle deurwaarders getraind in het reageren op signalen of uitingen van suïcidaliteit bij klanten.De methodiek van de training bestaat eruit dat de deurwaarder met de kant in gesprek gaat over zijn suïcidale gedachten en dat contact gelegd wordt met iemand van Syncasso, 113Online of de politie. De situatie dient stabiel te zijn voordat de medewerker vertrekt.Wanneer suïcidale gedachten de uitkomst zijn van zware financiële, sociale of psychische problemen zijn, kan dat ook een motivator voor een gerechtsdeurwaarder zijn om zijn sociaal- maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen.Hoe te reageren op suïcidaliteit wordt ook onder de aandacht gebracht bij de beroepsvereniging van deurwaarders: de KBvG met als doel om proactief reageren op suïcidaliteit bij klanten ook landelijk als norm geaccepteerd te krijgen.Gerechtsdeurwaarders en hun personeel zouden hun gatekee-pers rol meer inhoud moeten geven. Maar ook opdrachtgevers /crediteuren zouden meer verantwoordelijkheid jegens hun niet betalende klanten moeten nemen. Dat zou bijvoorbeeld kunnen door de door hen in te schakelen gerechtsdeurwaar-ders te verplichten om een gatekeeperstraining te volgen.