Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

96
II

description

onderzoek naar de huidige samenwerking met Turkije, India, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk in het mbo onderwijs

Transcript of Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Page 1: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

II

Page 2: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

II

Met dank aan:

Marina de Bie ● Hans Blankenstein ● Thomas Claessens ● Pasqualino Mare ● Ruud Freund ●

Jan ter Heide ● Herman van Holt ● Martin Huizinga ● Peter van IJsselmuiden ● Guus Morian ● Jan

Muijs ● Peter Pietersen ● Hans Ramaker ● Arjen Simons● Bert Smit● Hugo Snabilie ● André

Spandauw ●

Fulya Uysal ● Liesbeth van Amersfoort ● Kees van der Klundert ● Sanne van Oeveren ● Manfred

Polzin

● Bert Schuilingh ● Epke Vogel ● Ewald Wermuth ● Hans Wolff ● Petra Wolff ● Herman Zwakenberg

Page 3: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Inhoudsopgave

Aanleiding tot vooronderzoek Wereld Proeftuinen............................................5

Leeswijzer.......................................................................................................8

1 Samenvattende conclusies.......................................................................10

1.1 Onderscheid in landen.........................................................................................10

1.2 Onderscheid in sectoren......................................................................................10

1.3 Argumenten voor het vergroten van internationale samenwerking....................11

1.4 Belangrijkste hindernissen voor vergroten internationale samenwerking..........13

1.5 SWOT analyse versterken samenwerking focuslanden met Wereld Proeftuinen 15

2 Samenvattende conclusies per land..........................................................19

2.1 Turkije.................................................................................................................19

2.2 India....................................................................................................................20

2.3 Frankrijk..............................................................................................................20

2.4 Verenigd Koninkrijk.............................................................................................21

3 Resultaten per land..................................................................................23

3.1 Turkije.................................................................................................................23

3.2 India....................................................................................................................27

3.3 Frankrijk..............................................................................................................31

3.4 Verenigd Koninkrijk.............................................................................................36

3.5 Overige landen....................................................................................................40

4 Achtergrondinformatie over het onderzoek...............................................42

4.1 Eigenschappen respondenten.............................................................................42

4.2 Organisatie van internationalisering binnen de opleidingsinstelling...................44

4.3 Gebruik van subsidies.........................................................................................45

4.4 Aandacht voor internationalisering binnen de opleidingsinstelling.....................46

5 Onderzoeksverantwoording......................................................................47

5.1 Opzet van onderzoek..........................................................................................47

5.2 Uitvoering van onderzoek...................................................................................47

Bijlage 1: Good practices met de vier focuslanden..........................................50

Bijlage 2: Buitenlandse Stage aanvraag..........................................................65

Bijlage 3: Schematische weergave per focusland............................................67

Bijlage 4: Interview enquete..........................................................................71

II

Page 4: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Algemene gegevens......................................................................................72

Huidige situatie.............................................................................................73

Ambitie.........................................................................................................81

Einde............................................................................................................82

Interviewleidraad kenniscentra......................................................................83

Interview (halfgestructureerd) met stakeholders............................................84

Interview good practices................................................................................87

Bijlage 5: Literatuurlijst.................................................................................88

II

Page 5: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Aanleiding tot vooronderzoek Wereld Proeftuinen

Achtergrond

Dankzij effecten van globalisering zoals opkomende economieën, internetcommunities,

internationale partnerschappen tussen bedrijven en toenemende mobiliteit van bedrijven

en kapitaal, groeit ook de mobiliteit van personeel. Veel bedrijven in het MKB opereren

niet alleen in een regionale en Nederlandse omgeving, maar werken in toenemende mate

samen op internationaal niveau. Dit stelt nieuwe eisen aan werknemers in de zin van

talenkennis, kennis van wetgeving en interculturele vaardigheden voor het onderhouden

van contacten met het buitenland.

De globalisering heeft impact op de rol en taak van het beroepsonderwijs en de

samenwerking tussen landen.

Denk hierbij aan ‘harde’ voorwaarden zoals het in kaart brengen van de verschillende

opleidingsniveaus, het stroomlijnen van beroepseisen en internationale diploma-

erkenning, naast ‘zachte’ voorwaarden zoals het creëren van vertrouwen binnen en

tussen landen (mutual trust).

In de ’Internationaliseringsagenda voor het middelbaar Beroepsonderwijs 2008-2011’

benadrukt het Ministerie van Onderwijs het belang van internationale mobiliteit, als

onderdeel van een totaalplan van Europese ontwikkelingen zoals het European

Qualifications Framework (EQF), Netherlands Qualifications Framework (NLQF), European

Credit system for VET (ECVET), het Europese Quality Assurance Framework (EQARF) en

meeneembare studiefinanciering. De behoefte in het veld aan deze aandacht voor

internationale samenwerking wordt gevoeld in de mobiliteitsprogramma’s. De prognoses

voor 2009 zijn dat de aanvragen in de BAND (Duitsland) en Leonardo da Vinci (Europa)

programma’s, de budgetten zullen overschrijden. De totale aanvragen voor de Leonardo

da Vinci Call van 2009 bedragen ruim driemaal het beschikbare budget. (Bron: Leonardo

da Vinci, 2009).

Ambitie

De ambitie van het Ministerie met betrekking tot inkomende en uitgaande mobiliteit in het

MBO onderwijs is als volgt geformuleerd:

Verhoging van het aantal studenten dat minimaal 2 weken voor stage of studie naar het

buitenland gaat tot 0.65% in 2010. (dit percentage ligt op 0.54% in 2008, bron:

Internationalisering in het beroepsonderwijs in Nederland 2008, CINOP 2009).

Verhoging van het aantal docenten dat minimaal een week in het buitenland verblijft.

Verhoging van het aantal buitenlandse partners (bedrijven, onderwijsinstellingen) van de

roc’s.

Uitvoer van project Wereld Proeftuinen

Eén van de interventies om deze ambitie te realiseren is de opzet van een nieuw

subsidieprogramma waarmee internationale samenwerking versterkt kan worden. Dit

project, genaamd Wereld Proeftuinen, zal actief zijn in de periode 01-01-2010 t/m

31-12-2011.

Het doel van dit programma is geformuleerd als ‘het ondersteunen van instellingen bij de

ontwikkeling van hun buitenlandse projecten, met de bedoeling dat zij hun ervaring

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 5

Page 6: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

overdragen.’ Naast het Ministerie van OCW heeft ook het Ministerie van LNV haar

medewerking toegezegd.

Voorwaarden aan het project

Voor dit project heeft het Ministerie een aantal voorlopige criteria vastgelegd. In oktober

2009 wordt vastgesteld wat van deze criteria de definitieve criteria zijn op basis waarvan

het project Wereld Proeftuinen zal worden gestart. De voorlopige criteria zijn:

• samenwerking met vier focuslanden; Turkije, India, Frankrijk en het Verenigd

Koninkrijk;

• samenwerking binnen zeven sectoren: handel, horeca, veiligheid, techniek, zorg,

logistiek en groen;

• beschikbaar voor drie doelgroepen: studenten, docenten, en het College van Bestuur.

Het programma heeft inclusief het voorbereidingsjaar een totaalbudget van 720.000 euro.

 Land

Aantal studenten dat bezoek bracht in

2008

1 Verenigd Koninkrijk 443

2 Spanje 441

3 Duitsland 295

4 België 276

5 Frankrijk 179

6 Turkije 139

7 Finland 119

8 Italië 108

9 Portugal 102

10 Zweden 80

#  Land Aantal docenten dat bezoek bracht in 2008

1 Turkije 88

2 Malta 79

3 Verenigd Koninkrijk 69

4 Duitsland 63

5 Italië 59

6 Spanje 44

7 Finland 42

8 Hongarije 33

9 Zweden 23

10 Frankrijk 21

Figuur 1: overzicht van de vier focuslanden, gepositioneerd naar huidige populariteit onder studenten en docenten gebaseerd op de Internationaliseringmonitor uit 2008 (bron: CINOP 2009). India werd hierin buiten beschouwing gelaten. De doelgroep ‘College van Bestuur’ wordt hierin niet onderzocht.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 6

Page 7: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Vooronderzoek Wereld Proeftuinen

Deze rapportage is het resultaat van een onderzoek naar de huidige samenwerking in het

beroepsonderwijs met de vier focuslanden (nulmeting). De focus ligt hierbij op de zeven

bovengenoemde sectoren. ‘Samenwerking’ wordt geoperationaliseerd in drie fases:

• Fase 1: Verkenning.

Fase 1 betreft het eerste contact tot aan een samenwerking op afstand met een

buitenlands (leer)bedrijf/buitenlandse opleidingsinstelling. Van een bezoek is (nog)

geen sprake.

Aanleiding van contact op niveau 1 is idealiter een visie en beleid op gebied internationalisering

op instellingsniveau. In veel gevallen start samenwerking in fase 1 vanuit een persoonlijke

motivatie: een docent met kennis van de actuele ontwikkelingen op een specifiek vakgebied,

die het interessant vindt om het land verder te verkennen, of met een persoonlijke interesse in

het land/een persoonlijk contact (vriendschap/kennis) als eerste ingang.

• Fase 2: Bezoek

Fase 2 betreft samenwerking waarbij één bezoek van of aan de buitenlandse

partnerinstelling/het partnerbedrijf is gebracht. Hierbij wordt in dit onderzoek een

scope gehanteerd van de laatste twee jaar.

Het daadwerkelijk brengen van een bezoek/fysieke kennismaking, is essentieel voor het

versterken van de relatie en het opbouwen van een band. Dat kan zowel een formeel bezoek

zijn, bijvoorbeeld een officiële delegatie die de instelling of sector representeert, maar een

bezoek met een meer informeel karakter wordt in sommige culturen minstens als net zo

belangrijk gezien.

• Fase 3: Samenwerking

Fase 3 betreft daadwerkelijke (duurzame) samenwerking waarbij meerdere bezoeken

van of aan de buitenlandse partnerinstelling/het partnerbedrijf is gebracht. Ook hier

geldt een scope van de laatste twee jaar.

Contact op fase 3 is duurzame voortzetting van fase 2: er hebben reeds bezoeken

plaatsgevonden, er is uitwisseling op gang gekomen. Vaak is er een convenant getekend. Het

kost tijd om een fase 3 samenwerking te bewerkstelligen. Het is niet per definitie een gevolg

van fase 1 en 2: Voorwaarden als interesse om aan beide zijden van zowel inkomende als

uitkomende mobiliteit te realiseren en het bestaan van goede randvoorwaarden daarvoor.

Ondersteunend beleid van de onderwijsinstelling en toereikend budget zijn noodzakelijk.

De doelgroep van deze samenwerking bestaat uit drie subgroepen, te weten de

studenten, de docenten en het management (College van Bestuur). De resultaten en

conclusies zijn beschreven vanuit Nederlands perspectief. Voor een uitgebreidere

beschrijving van opzet en verantwoording, zie hoofdstuk 5 onderzoeksverantwoording.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 7

fase 1verkenning

fase 2bezoek

fase 3samenwerkin

g

Page 8: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Leeswijzer

Er zijn drie niveaus waarop deze rapportage doorlopen kan worden:

Figuur 2: de drie leesroutes, opgesteld in een deltastructuur

Voor de algemene conclusies volstaat hoofdstuk 1. In dit hoofdstuk worden de

eindconclusies wat betreft de huidige samenwerking met de vier focuslanden besproken,

inclusief de strategische omgevingsanalyse omtrent de intensivering van samenwerking.

Voor de conclusies per land volstaat hoofdstuk 2. In dit hoofdstuk worden de conclusies

per focusland besproken. Hierbij gaat het om een beeld van de huidige samenwerking en

de mogelijkheden/beperkingen bij het intensiveren van samenwerking.

De daadwerkelijke resultaten worden beschreven in hoofdstuk 3. In dit hoofdstuk worden

de onderzoeksuitkomsten met betrekking tot samenwerking per land beschreven. Deze

resultaten komen voort uit de gegevens van de online enquête, de

versnellingskamersessie (GDR) en de interviews (zie ook hoofdstuk 5.1 onderzoeksopzet).

In hoofdstuk 4 worden de conclusies en eigenschappen beschreven van de 677

respondenten die aan het onderzoek hebben deelgenomen.

De onderzoeksverantwoording en onderzoeksmethodiek worden beschreven in hoofdstuk

5.

Bijlage 1 bevat enkele good practices van samenwerking tussen een Nederlandse

onderwijsinstelling en een (leer)bedrijf/onderwijsinstelling van het focusland.

In bijlage 2 is het stappenplan opgesteld dat de internationale coördinator kan gebruiken

als leidraad bij het aangaan/opstarten van een samenwerking met een buitenlandse

partnerinstelling.

Bijlage 3 bevat een schematische voorstelling van het systeem van vocational education

and training (mbo onderwijs) in de vier focuslanden.

Bijlage 4 bevat de vragenlijsten die gehanteerd zijn bij het uitvoeren van de

gestructureerde interviews en online enquête.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 8

Page 9: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Bijlage 5 tenslotte bevat de voor dit onderzoek geraadpleegde literatuurlijst.

• Bij alle drie de leesroutes kan de factsheet gebruikt worden. Deze kaart, bijgeleverd

als boekenlegger, bevat de belangrijkste kwantitatieve resultaten met betrekking tot

de huidige samenwerking met de focuslanden.

• In de resultaten wordt alleen een onderscheid gemaakt in roc’s en aoc’s indien er

daadwerkelijk sprake is van verschillende onderzoeksresultaten.

• Enkele illustrerende quotes van respondenten op basis waarvan conclusies zijn

afgeleid, zijn cursief weergegeven in blokken.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 9

Page 10: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

1 Samenvattende conclusies

1.1 Onderscheid in landen

Onderstaande tabel presenteert de interesse van coördinatoren internationalisering en

docenten in samenwerking met de vier focuslanden. Zichtbaar is dat voor alle vier de

focuslanden de interesse bestaat om samenwerking te vergroten. De grootste interesse

bestaat voor het vergroten van de samenwerking met Turkije en met het Verenigd

Koninkrijk. Het verschil bestaat er in dat er in Turkije minder contacten bestaan dan geldt

voor Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Deze contacten zijn over het algemeen ook (nog)

minder duurzaam van aard.

LandInteresse voor

samenwerking

Hebben reeds

contact

Verenigd Koninkrijk 68% 90%

Turkije 66% 80%

Frankrijk 43% 86%

India 35% 25%

Figuur 3: aantal opleidingsinstellingen dat aangeeft interesse en lopende contacten te hebben met de vier focuslanden

1.2 Onderscheid in sectoren

Wanneer binnen het totaal aantal contacten van opleidingsinstellingen een onderscheid

wordt gemaakt in sectoren, kan worden geconcludeerd dat de meeste internationale

samenwerkingscontacten bestaan binnen de groene sector. Naast de sector groen bestaat

de meeste samenwerking binnen drie sectoren die elkaar qua cijfers weinig ontlopen, te

weten handel, horeca, techniek en zorg& welzijn. Binnen opleidingen in de sectoren

logistiek en beveiliging bestaan de minste contacten.

De verhoudingen tussen de sectoren laten een verdeling zien die grotendeels overeen

komt; de meeste contacten liggen in het Verenigd Koninkrijk, gevolgd door Frankrijk,

Turkije en India.

Buiten de zeven sectoren van onderzoek bestaan binnen de sectoren zakelijke

dienstverlening, toerisme en sport&recreatie de meeste contacten/vinden de meeste

uitwisselingen plaats.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 10

Page 11: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

logistiek

beveil

iging/v

eiligh

eid

techniek

horeca

handel

zorg&

welzijn

groen

0102030405060708090

100

Contacten uitgesplitst per land per sector

turkije indiaFrankrijk Verenigd Koninkrijk

Figuur 4: de contacten van de Nederlandse opleidingsinstellingen met het focusland onderverdeeld per sector, in relatie tot het totaal aantal deelgenomen onderwijsinstellingen

1.3 Argumenten voor het vergroten van internationale samenwerking

Wens voor vergroten van internationale samenwerking Totaal

Ja 92%

Nee 8%

Nagenoeg alle respondenten geven aan de internationale samenwerking met hun

instelling te willen vergroten. Dit ligt in lijn der verwachting omdat alle respondenten

betrokken zijn (geweest) bij één of meerdere internationale projecten.

Er wordt een breed palet aan argumenten genoemd waarom internationale samenwerking

met de focuslanden belangrijk is om te versterken. Ook bestaan er veel verschillende

meningen over hoe dit uitgevoerd zou kunnen worden.

De argumenten voor versterken van internationale samenwerking kunnen worden

geclusterd in vijf thema’s. Deze thema’s staan hieronder uitgewerkt in volgorde van

relevantie volgens de respondenten.

1 Versterking onderwijsinnovatie

Bestaande samenwerking met de focuslanden wordt aangegaan vanwege de

aantrekkelijke opleidingsinhoud en vakkennis die binnen het focusland bestaat.

Versterking van deze samenwerking leidt ertoe dat er nieuwe kennis vergaard wordt

waarmee de Nederlandse opleiding didactisch en methodisch aangevuld en verbeterd kan

worden. De algemene conclusie dat internationale samenwerking het proces van

onderwijsvernieuwing binnen de opleidingsinstelling versnelt, wordt breed gedragen.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 11

Page 12: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

2 Versterking van de kerncompetenties van de student

Naast de onderwijsvernieuwing ligt bij internationale samenwerking de focus met name op

de student. Woorden als ‘cultuurverschil’, ‘ontwikkeling’ en ‘wereldburger’ komen in de

motiveringen terug. De competenties die door respondenten het meest genoemd worden

zijn zelfredzaamheid, zelfstandigheid, ondernemerschap, communicatieve en

interculturele vaardigheden. Wanneer de meerwaarde van internationalisering voor de

student uitgedrukt in (kern)competenties volgens het KBB competentiemodel (SHL

competenties), worden de volgende het meest genoemd:

• beslissen en activiteiten initiëren;

• samenwerken en overleggen;

• relaties bouwen en netwerken;

• plannen en organiseren;

• omgaan met veranderingen en aanpassen.

Figuur 5: wordcloud van meest genoemde termen door docenten/coördinatoren bij de vraag wat internationale ervaring toevoegt bij de ontwikkeling van de student

3 Versterking van competenties van docenten

Internationale samenwerking (docentenstage, gastdocentschap, studiereis, taalcursus)

versterkt de vakinhoudelijke en didactische competenties van docenten. Zij leren op een

nieuwe manier te kijken naar de Nederlandse opleidingsinhoud en vakkennis. Daarnaast

geldt met name voor Turkije dat Nederlandse docenten hun studenten met Turkse

achtergrond beter leren begeleiden.

4 Instroom nieuwe studenten

‘Internationale mogelijkheden’ is een belangrijk criterium dat volgens de respondenten

meeweegt bij de studiekeuze van studenten. Uit de literatuur kan een indirect effect

geconcludeerd worden: Uit de TKMSTmonitor (Malmberg, 2007) blijkt dat na stadscriteria

de onderwijsinhoud en kwaliteit de belangrijkste determinanten zijn op basis waarvan

mbo studenten hun studie kiezen. Als internationale samenwerking de kwaliteit van de

opleiding verbetert (zie eerste argument), kan worden gesteld dat internationale

samenwerking een positieve invloed heeft op de instroom van studenten. Voorwaarde

hierbij is dat de studenten bewust worden gemaakt van het feit dat het internationale

onderdeel bijdraagt aan de kwaliteit van de opleiding.

5 Internationaal onderwijs

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 12

Page 13: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Dankzij ontwikkelingen als de Leonardo da Vinci projecten, het erkennen van

internationale (leer)bedrijven en het opstellen van vergelijkingsstandaarden (NQF/EQF en

ECVET), groeit het bewustzijn voor internationalisering. Internationale samenwerking kan

volgens respondenten een opmaat betekenen naar een internationaal doorlopende

leerlijn.

1.4 Belangrijkste hindernissen voor vergroten internationale samenwerking

Naast argumenten ter versterking van de focus op internationalisering wordt ook een

aantal belangrijke hindernissen genoemd waardoor buitenlandse samenwerking met de

focuslanden niet verder uitgebouwd wordt of uitgebouwd kan worden. Drie hindernissen

worden door respondenten het meest genoemd:

De 3 meest genoemde hindernissen bij het vergroten van internationale samenwerking

a Geografische afstand

b Taalbarrière

c Wetgeving inkomende mobiliteit aan Nederlandse zijde

Om de grote diversiteit aan hindernissen overzichtelijk te clusteren is gekozen voor een

onderverdeling tussen de eigenaren van deze hindernissen, de zogenaamde

‘probleemhouders’.

1 De Nederlandse opleiding

• Onbekendheid met landen die geografisch verder weg liggen

Coördinatoren geven aan minder te weten over landen die verder weg liggen. Dit

geldt met name voor landen buiten Europa. Voor andere werelddelen bestaat minder

interesse en worden vooroordelen minder ontkracht/in stand gehouden.

"Onbekend maakt onbemind”

"India is een vies land met een cultuur die wij niet begrijpen”

• Taalniveau

Voor een buitenlandse stage is enige kennis van de Engelse, dan wel Duitse of Franse

taal gewenst. Met name de laatste 2 talen vormen geen onderdeel van het curriculum

van de meeste mbo opleidingen.

• De uitgebreide voorbereiding

Het opstarten van een internationale samenwerking kost veel inspanning in termen

van tijd, geld en energie. Er moeten betrouwbare partners gevonden worden en

kennis van de verschillende subsidiemogelijkheden is vereist.

• Ondersteunend beleid onderwijsinstelling

Sinds 15 jaar is er aandacht voor internationalisering in het MBO onderwijs

(Onderwijsraad, 2005) waarbij met name de laatste 5 jaar sprake is van een groeiende

interesse. Nog niet bij alle roc’s is internationale samenwerking geïnstitutionaliseerd.

Met name bij de kleinere roc’s wordt internationalisering gedragen door een aantal

enthousiaste personen die het opzetten van internationale samenwerking uitvoeren

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 13

Page 14: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

naast hun functie als docent. Bij deze instellingen ontbreekt het vaak aan een

beleidsplan internationalisering of vormt internationalisering (nog) geen onderdeel

van de beleidsdoelstellingen van de instelling.

"Een kwart van de roc’s is er hard mee bezig, met name grotere roc’s. Daarnaast is

er een grote middenmoot die slechts bestaat uit een aantal enthousiastelingen die

een voortrekkersrol nemen.” “Internationalisering lukt alleen als je mensen hebt die

intrinsiek gemotiveerd zijn om er iets van te maken.’’

2 De Nederlandse mbo student

• Geen kennis van mogelijkheden

Nederlandse studenten kennen over het algemeen de mogelijkheden niet die

Europese en Nationale mobiliteitsprogramma’s bieden om naar het buitenland te

gaan. De communicatie van deze programma’s is voornamelijk gericht op docenten.

Vanwege het lage aantal mbo studenten dat naar het buitenland gaat kunnen ze ook

weinig door elkaar geïnspireerd worden.

Onze jongens gaan alleen als ze zien dat anderen ook zijn gegaan. Ze moeten

geïnspireerd worden.

• Relatief grote stap

Studeren/werken en tijdelijk wonen in een ander land is voor veel mbo studenten een

grote stap. De studenten zijn over het algemeen jonger dan bij ho en wo onderwijs en

zijn in verhouding vaker thuiswonend. De binding met de eigen regio in termen van

werk, familie en sociale contacten is groot.

3 Het Nederlands bedrijf

• Buitenland ervaring is een beperkte meerwaarde

Uit het onderzoek van Ecorys (2009) blijkt dat de meeste Nederlandse bedrijven niet

direct de meerwaarde zien van in het buitenland opgedane competenties. Voor

sectoren waar internationale ervaring volgens bedrijven een belangrijke pré is

(bijvoorbeeld de toerismesector) heeft de opleiding wel een internationaal karakter.

Over het algemeen kan worden gesteld dat de onbekendheid met Europese

instrumenten als Europass groot is.

4 De buitenlandse opleiding/leerbedrijf

• Gebrekkige aansluiting

Ondanks dat buitenlandse bedrijven in rap tempo als leerbedrijf worden gecertificeerd

bestaat er over het algemeen (nog) een slechte aansluiting van de buitenlandse

stage/opleiding op het Nederlandse mbo onderwijs.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 14

Page 15: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Land Interesse voor samenwerking Hebben reeds contact

a Frankrijk 655 #1

b Verenigd Koninkrijk 247 #6

c Turkije 112 #8

d India 11 #35

Figuur 6 het aantal leerbedrijven uitgesplitst per focusland. In de rechterkolom staat de ranking van het focusland ten opzichte van alle landen met door Nederland erkende leerbedrijven

• Niveau van Engels

Met name in Frankrijk en Turkije bestaan veel bedrijven waar geen Engels wordt

gesproken of is Engels van een laag niveau.

• Onbekendheid met internationale instrumenten

Zowel voor buitenlandse bedrijven als buitenlandse opleidingen, met name buiten

Europa, dat internationale instrumenten zoals Europass, EuroCV en het taalportfolio

nog weinig bekend zijn.

5 De Nederlandse Ministeries

• Onduidelijkheid in visie

Verschillende respondenten hebben verschillende overtuigingen over de rol die met

name het Ministerie van OCW zou moeten spelen bij het versterken van internationale

samenwerking in het onderwijs. Dit varieert van geldverstrekker tot lobbyist in Europa

tot geen rol. Over het algemeen bestaat onduidelijkheid over de visie van de

Ministeries op samenwerking. Zo is in het veld onduidelijk is waarom het PIB

programma stopt en Wereld Proeftuinen start en waarom samenwerking met

bepaalde landen wel gefinancierd wordt en andere niet.

• Complexe wetgeving

De wetgeving ten aanzien van stage lopen is ingewikkeld. Dit vergt veel uitzoekwerk,

met name om de inkomende studenten van buiten Europa een stageplek te bieden. In

Nederland wordt voor niet-Europeanen het volgen van mbo onderwijs als ‘werkstage’

opgevat, waardoor de regelgeving en criteria van een tewerkstellingsvergunning van

toepassing zijn. In bijlage 2 is een stappenplan opgesteld dat een overzicht geeft van

de acties die moeten worden opgevolgd om deze stage te kunnen organiseren.

"OCW moet ons meer support geven voor internationale stages. Niet alleen in

Nederland maar ook in Europa op beleidsniveau”.

"Er zijn zoveel partijen in Nederland die iets te zeggen hebben over onderwijs. Het

duurt te lang voordat één richting is bepaald. OCW moet daar meer in duwen”.

"OCW moet veel meer investeren. Het budget van Wereld Proeftuinen is een fooi’’.

1.5 SWOT analyse versterken samenwerking focuslanden met Wereld Proeftuinen

In het onderstaande SWOT model wordt de omgevingsanalyse weergegeven. Onder het

model staan de argumenten nader uitgewerkt.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 15

Page 16: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Strategisch doel: ‘middels het programma Wereld Proeftuinen versterken van de internationale samenwerking met de vier focuslanden’.

Strengths

1 Animo voor vergroten van

internationale samenwerking

2 Interesse in versterking contacten

met focuslanden

3 Meerwaarde voor student

4 Meerwaarde voor opleiding

5 Bestaande initiatieven in fase 1

6 Good practices ter inspiratie

7 Aantal scholen dat kiest voor

(inter) nationale partnerschappen

Opportunities

1 De buitenlandse oriëntatie

2 Interesse vanuit het buitenland

3 Vergelijkbaarheid met buitenlandse

opleidingen

4 Meeneembare studiefinanciering

Weaknesses

1 Aandacht voor internationalisering

2 Meerwaarde in buitenland

opgedane competenties volgens

bedrijfsleven

3 Continuïteit en doorlooptijd

4 Stap naar onbekend land

5 Beheersing van vreemde talen

6 Regionale binding student

7 Bekendheid met mobiliteits-

programma’s bij studenten

Threats

1 Gedragen internationaliseringbeleid

2 Hardnekkige dogma’s

3 Beperkte aansluiting met

buitenlandse opleidingen

4 Voorbereiding op uitwisseling

5 Omvang van subsidie

6 Andere landen dan focuslanden

interessant

"Voor studenten zijn buitenlandse stages vaak ervaringen die enorm aan hun

ontwikkeling bijdragen en ze worden in weblogs en in dagboeken op websites voor

internationale

stages niet zelden genoemd als “de mooiste tijd van mijn leven”.

1.5.1 Strenghts 1 Het algemene animo bij de coördinatoren voor het vergroten van internationale

samenwerking is met 92% zeer groot te noemen.

2 Voor alle vier de focuslanden geldt dat er interesse bestaat om de samenwerking te

vergroten, variërend van 68% (Verenigd Koninkrijk) tot 35% (India).

3 De meerwaarde volgens coördinatoren en studenten van buitenlandse ervaring is

groot. Voor de belangrijkste argumenten zie hoofdstuk 1.3.2.

4 Internationale samenwerking draagt bij aan de kwaliteitsverhoging van de opleiding

en docenten. Voor de belangrijkste argumenten zie hoofdstuk 1.3.1 en 1.3.3.

5 Voor alle vier de focuslanden geldt dat er een basis van contacten bestaat om de

samenwerking (verder) mee vorm te geven, variërend van 90% (Verenigd Koninkrijk)

tot 25% (India).

6 Het uitdragen en verspreiden van good practices leidt tot inspiratie bij zowel docenten

als studenten en heeft een katalysatorfunctie voor nieuwe initiatieven. Voor enkele

good practices zie bijlage 1.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 16

Page 17: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

7 Het werken in partnerschappen stimuleert het delen van kennis en contacten, met

name bij het benaderen van nieuwe landen. Ongeveer 2/3 (65%) van de

opleidingsinstellingen verkiest een partnerschap bij internationale samenwerking

(Internationaliseringsmonitor 2008, CINOP 2009) boven individuele aanmelding.

1.5.2 Weaknesses 1 De onderwijsraad (2005) concludeert dat 15 jaar focus op internationalisering (nog) er

nog niet toe heeft geleid dat internationalisering een integraal onderdeel van

onderwijsaanbod vormt.

2 Over aandacht die de opleidingsinstelling besteedt aan internationalisering zijn de

meningen van de respondenten verdeeld. 51% is tevreden over de aandacht die

binnen de instelling besteed wordt aan internationalisering, ten opzichte van 47% die

aangeeft dat de aandacht vergroot moet worden.

3 De meeste Nederlandse bedrijven zien niet direct de meerwaarde van in het

buitenland opgedane competenties. De onbekendheid met Europese

opleidingsinstrumenten is groot.

4 Internationale samenwerking is een proces dat tijd kost. De opbouw naar duurzame

samenwerking (fase 3) heeft minimaal twee jaar de tijd nodig. Daarom bestaat er

ontevredenheid bij docenten over waarom initiatieven als PIB en Wereld Proeftuinen

een korte doorlooptijd hebben.

5 Landen die geografisch het meest ver weg liggen worden het minst genoemd als

voorkeursland, zie ook hoofdstuk 1.4.2. Dit geldt voor zowel de focuslanden als in het

algemeen.

6 De beheersing van vreemde talen is met name bij de studentpopulatie beperkt. Ook

de beheersing van de Engelse taal door de buitenlandse partner wordt over het

algemeen als belangrijke voorwaarde beschouwd. In Turkije en Frankrijk is hier in de

regel onvoldoende sprake van.

7 Studenten in het mbo onderwijs zijn meer aan de regio gebonden dan studenten in

het hoger/universitair onderwijs. Dit komt omdat zij over het algemeen vrij jong zijn

(vanaf 16 jaar), vaak nog geen studiefinanciering ontvangen en verplichtingen hebben

met betrekking tot werk en stage. Daarnaast hechten zij veel waarde aan vrienden en

relatie. Een buitenlandse stage is met name een grote stap voor studenten die nog bij

de ouders woonachtig zijn, zie ook hoofdstuk 1.4.2.

8 De bestaande Europese en Nationale uitwisselingsprogramma’s zoals Leonardo da

Vinci, BAND en PIB zijn volgens de respondenten weinig bekend bij studenten.

1.5.3 Opportunities 1 De aandacht voor internationalisering binnen de beroepsopleidingen en

brancheverenigingen groeit. Brancheverenigingen profileren steeds meer hun

netwerkfunctie. Ervaring uit het Leonardo da Vinci en BAND programma leert dat

enkele opleidingen een buitenlandse stage inmiddels als een vast onderdeel van het

curriculum beschouwen en er gediscussieerd wordt over mogelijk toekomstig

internationaal doorlopende leerlijnen.

2 De oriëntatie van buitenlandse opleidingsinstellingen en bedrijven op het Nederlandse

beroepsonderwijs wordt groter. Dit is te zien aan meer gebruik van de daarvoor

bestemde programma’s zoals Leonardo da Vinci en nieuw erkende buitenlandse

leerbedrijven. Door het aangaan van een samenwerkingsrelatie met een partner in

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 17

Page 18: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

het buitenland bestaat de kans dat deze meer aandacht in termen van

opleidings-/stagemogelijkheden en budget kan toevoegen aan uitwisseling.

3 Dankzij Europese ontwikkelingen op het gebied van accreditatie en standaardisering

van opleidingen en diploma’s (EQF-NLQF, ECVET) kan binnen Europa de juiste

buitenlandse partner makkelijker gevonden worden en het

curriculum/opleidingsniveau beter vergeleken worden. De kwaliteit van de opleiding is

gebaat bij verfrissende en voortbouwende input op basis van soortgelijke buitenlandse

opleidingen.

4 Vanaf volgend jaar kunnen mbo studenten hun studiefinanciering meenemen naar

opleidingen in het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, (naast Spanje en Zweden). Het

jaar daarna geldt dit voor heel Europa.

1.5.4 Threats 1 Slechts bij enkele opleidingsinstellingen is er sprake van een officieel

internationaliseringenbeleid, dat door het schoolbestuur gedragen wordt. In veel

gevallen wordt internationalisering gedragen door enkele enthousiaste coördinatoren

internationaal of enthousiaste docenten die het ‘erbij’ doen. Zie ook hoofdstuk 1.4.1.

2 Volgens enkele respondenten bestaan er nog steeds hardnekkige dogma’s onder

CvB/docenten die internationalisering beperken. Voorbeeld is de overtuiging ‘ze

komen niet meer terug’ die met name geldt voor sectoren met een instroomkrapte

zoals technische branches.

3 De aansluiting tussen Nederlandse en buitenlandse aansluiting met internationale

opleidingen is nog beperkt, zie ook hoofdstuk 1.4.4.

4 De voorbereiding op een uitwisselingsproject vergt een aantal weken voor de

aanvrager. Dit heeft te maken met de doorlooptijd en aanvraagperiode van een aantal

procedures en documenten, zoals de subsidie en mogelijke diplomawaardering. Indien

er sprake is van inkomende mobiliteit van buiten Europa is tevens een visum kort

verblijf en tewerkstellingsvergunning verplicht (zie ook bijlage 2 stappenplan).

5 Door de grote verwachte interesse en relatief beperkt budget voor Wereld Proeftuinen

bestaat het risico dat aanvragers vanuit dit project geen budget krijgen om hun

samenwerking vorm te geven/uit te bouwen.

6 Naast de vier focuslanden wordt een brede scope aan andere landen genoemd waar

coördinatoren graag mee willen samenwerken, bijvoorbeeld vanwege al lopende

contacten of specifieke meerwaarde voor de opleiding. Voor een overzicht van meest

populaire landen buiten de focuslanden zie figuur 22.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 18

Page 19: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

2 Samenvattende conclusies per land

In dit hoofdstuk worden de conclusies per land beschreven. Voor een uitgebreide

omschrijving van d resultaten die tot deze conclusies hebben geleid, kan hoofdstuk 3

(Resultaten per land) geraadpleegd worden.

2.1 Turkije

Samenwerking met Turkije is enorm in opkomst. In 2008 vertrokken 139 studenten naar

Turkije in het kader van het Europese Leonardo Da Vinci programma, een stijging van

172% ten opzichte van 2007. Voor docenten was het in 2008 de favoriete locatie om te

bezoeken met het doel contacten te leggen of stages te begeleiden (bron:

Internationalisering in het beroepsonderwijs in Nederland 2008, CINOP 2009).

Samenwerking tussen Nederland en Turkije speelt zich af op zowel het niveau van

bestuur, docenten als studenten. Er zijn veel wederzijdse docentbezoeken, met name in

de sector groen en handel. Stages van studenten vinden naast de sector handel het

meest plaats in de sectoren zorg& welzijn en horeca. Deze bezoeken zijn grotendeels

eenzijdig: Nederlandse studenten gaan naar Turkije.

Figuur 7: fase 1, 2 en 3 samenwerking, uitgesplitst per doelgroep

De door respondenten genoemde argumenten voor vergroting van samenwerking kunnen

geclusterd worden binnen de volgende vier thema’s:

1 aansluiting op Nederlandse opleidingsinhoud;

2 de economie en de Europese Unie;

3 veel Nederlandse studenten met een Turkse achtergrond;

4 openheid naar de Turkse cultuur.

Ondanks dat Turkse opleidingen en leerbedrijven bijzonder enthousiast zijn om samen te

werken met Nederland en met name de Nederlandse coördinatoren/docenten Turkije goed

weten te vinden, is een wederkerige samenwerking zeer moeilijk. Omdat Turkije geen lid

is van de Europese Unie, is een visumaanvraag waarbij onderwijs mag worden

gevolgd/stage mag worden gelopen in Nederland, gecompliceerd.

Overige hindernissen om samenwerking te vergroten worden door de coördinatoren als

overkomelijk beschouwd. Het taalprobleem en de onbekendheid met de Turkse

(werk)cultuur kunnen ondervangen worden door het inschakelen van een native speaker

binnen de eigen onderwijsinstelling of door informele bezoeken te brengen om, naast

contacten te leggen, de cultuur beter te begrijpen. Deze kennis kan vervolgens

aangewend worden bij de voorlichting van studenten.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 19

Fase 1: verkenningAantal opleidingsinstellingen met contacten met Turkije

80%

Fase 2: bezoekWaarbij bezoek heeft

plaatsgevonden in de laatste 2 jaar

CvB 53% Coördinatoren 97% Studenten 68%

Fase 3: samenwerkingWaarbij meerdere bezoeken hebben plaatsgevonden in de

laatste 2 jaar

CvB 30% Coördinatoren 48%Studenten 52%

Page 20: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

2.2 India

Samenwerking vanuit het middelbare beroepsonderwijs met India is beperkt. Op enkele

losse studenten na waarbij er sprake was van een stage, bevinden de contacten die er zijn

zich in fase 1. Deze contacten bevinden zich voornamelijk op coördinator/docentniveau.

Contacten met India zijn er vooral binnen het groene onderwijs: India is erg interessant

vanwege de landbouw. In de groensector zijn er veel mogelijkheden, maar ook in

bijvoorbeeld de ontwerpwereld en techniekbranche willen coördinatoren van bijbehorende

studies graag kennis en ervaring delen. Er is in India veel behoefte aan technische en

logistieke kennis uit Nederland, daar liggen kansen.

Figuur 8: fase 1, 2 en 3 samenwerking, uitgesplitst per doelgroep

De door respondenten genoemde argumenten voor vergroting van samenwerking kunnen

geclusterd worden binnen de volgende drie thema’s:

Motieven voor het vergroten van samenwerking met India zijn:

1 aansluiting bij de opleiding;

2 groeiende macht in de wereldeconomie;

3 Engels als voertaal binnen veel bedrijven.

Volgens onderwijsspecialisten in India wordt bilaterale samenwerking met Nederland van

harte verwelkomd, met name vanwege de praktijkcomponent van het Nederlandse

onderwijs in combinatie met knowhow. Als belangrijke hindernissen worden genoemd dat

er in India het segment ‘praktijkonderwijs’ nauwelijks bestaat, wat het vinden van een

geschikte partner bemoeilijkt. Samenwerking wordt nu gestuwd door ervaren

professionals, ter vergelijking met in Nederland bestaande organen als de MBO en AOC

raad.

Als andere hindernissen voor samenwerking worden de geografische afstand en culturele

verschillen tussen Nederland en India genoemd. De culturele verschillen worden als

overkomelijk beschouwd mits men zich verdiept in de cultuur, arbeidsethos en wetgeving

van het land en het bezoek/de stage Engelstalig kan worden uitgevoerd.

2.3 Frankrijk

Op basis van de deelgenomen roc’s en aoc’s kan gesteld worden dat er veel

samenwerking bestaat met Frankrijk in het Nederlandse beroepsonderwijs. Deze

samenwerking tussen Nederland en Frankrijk speelt zich met name af op het niveau van

coördinatoren en studenten en minder op het niveau van directie. Een verklaring hiervoor

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 20

Fase 1: verkenningAantal opleidingsinstellingen

met contacten met India

25%

Fase 2: bezoekWaarbij bezoek heeft

plaatsgevonden in de laatste 2 jaar

CvB 11% Coördinatoren 50% Studenten 33%

Page 21: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

zou kunnen zijn dat de relaties met Franse bedrijven/opleidingsinstellingen al langer

bestaan waardoor contact op directieniveau minder noodzaak behoeft.

Wanneer een onderscheid wordt gemaakt tussen sectoren blijkt dat met name in het

groene onderwijs veel samenwerking bestaat met Frankrijk, gevolgd door de opleidingen

binnen de sectoren horeca, handel en techniek.

Figuur 9: fase 1, 2 en 3 samenwerking, uitgesplitst per doelgroep

De door respondenten genoemde argumenten voor vergroting van samenwerking kunnen

worden geclusterd binnen de volgende 3 thema’s:

1 nabijheid, zowel geografisch als cultureel;

2 grootmacht binnen de EU;

3 meerwaarde op het gebied van vakinhoud.

Als hindernissen voor het verder intensiveren van de samenwerking met Frankrijk worden

de Franse taal, de Franse bureaucratie en bestaande Franse vooroordelen naar Nederland

genoemd.

Het taalprobleem zou ondervangen kunnen worden door Nederlandse studenten een

voorbereidende taalcursus te geven waarin de basis communicatie en de vaktermen

centraal staan.

2.4 Verenigd Koninkrijk

Landen binnen het Verenigd Koninkrijk (met name Engeland) zijn het meest populair voor

het Nederlands middelbare beroepsonderwijs om mee samen te werken. Niet alleen in

vergelijking met de focuslanden van dit onderzoek, maar ook in vergelijking met alle

andere landen binnen Europa. Vorig jaar werd binnen het Leonardo da Vinci programma

het Verenigd Koninkrijk door 433 studenten en 69 docenten bezocht voor stagedoeleinden

(Internationaliseringsmonitor 2008, CINOP 2009).

Nagenoeg alle deelgenomen opleidingsinstellingen geven aan contacten te hebben met

het Verenigd Koninkrijk.

Samenwerking tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk speelt zich af op zowel het

niveau van bestuur, docenten als studenten. Wanneer een onderscheid wordt gemaakt in

sectoren blijkt dat de meeste contacten bestaan en uitwisselingen plaatsvinden tussen

opleidingen tussen de groene sector, handel en techniek.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 21

Fase 1: verkenningAantal opleidingsinstellingen met contacten met Frankrijk

86%

Fase 2: bezoekWaarbij bezoek heeft

plaatsgevonden in de laatste 2 jaar

CvB 29% Coördinatoren 96% Studenten 85%

Fase 3: samenwerkingWaarbij meerdere bezoeken hebben plaatsgevonden in de

laatste 2 jaar

CvB 23% Coördinatoren 75%Studenten 70%

Page 22: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Figuur 10: fase 1, 2 en 3 samenwerking, uitgesplitst per doelgroep

De door respondenten genoemde argumenten voor vergroting van samenwerking, kunnen

worden geclusterd binnen de volgende 3 thema’s:

1 geografische en culturele nabijheid;

2 taal;

3 vakinhoud en onderwijsbenadering.

Hindernissen bij het aangaan/versterken van de samenwerking zijn relatief ‘laag’ in

vergelijking met die van andere studentlanden. De commerciële insteek van het Engelse

onderwijs vraagt een zakelijke benadering vanuit de Nederlandse onderwijsinstelling.

Daarnaast is er sprake van grote concurrentie omdat veel opleidingsinstellingen in binnen

en buitenland met het Verenigd Koninkrijk willen samenwerken en uitwisselen.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 22

Fase 1: verkenningAantal opleidingsinstellingen met contacten met Verenigd

Koninkrijk

90%

Fase 2: bezoekWaarbij bezoek heeft

plaatsgevonden in de laatste 2 jaar

CvB 67% Coördinatoren 97% Studenten 99%

Fase 3: samenwerkingWaarbij meerdere bezoeken hebben plaatsgevonden in de

laatste 2 jaar

CvB 50% Coördinatoren 77%Studenten 72%

Page 23: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

3 Resultaten per land

3.1 Turkije

Contacten van de deelgenomen opleidingsinstellingen met Turkije

80% van de respondenten geeft aan dat er binnen de opleidingsinstellingen contacten

bestaan met Turkse bedrijven/opleidingsinstellingen. Het aantal roc’s met contacten is

groot (82%). Roc’s hebben over het algemeen meer contacten met Turkije dan aoc’s

(71%).

3.1.1 Onderscheid tussen sectoren

beveiliging/veiligheid

logistiek

techniek

horeca

zorg en welzijn

handel

groen

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Contacten per opleidinginstelling per sector

percentage

Figuur 11: contacten per opleidingstelling per sector

Op sectorniveau is te zien dat, naast de groene sector, de opleidingen met betrekking tot

handel (45%), gevolgd door zorg en horeca (beide 35%) de meeste contacten hebben met

Turkije. Buiten de focussectoren werden zakelijke dienstverlening en mode en textiel het

meest genoemd.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 23

algemeen roc aoc

Page 24: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Contact op directieniveau

Bij 53% van de opleidingsinstellingen die contacten hebben met Turkije is er sinds de

laatste twee jaar contact geweest op directieniveau, waarbij de directie/CvB een bezoek

heeft gebracht aan een Turkse leerbedrijf/opleidingsinstelling en/of omgekeerd bezoek

hebben ontvangen. Bij 30% van de gevallen gebeurde dit meer dan één keer.

Contact op coördinator/docentniveau

Bij nagenoeg alle (97%) opleidingsinstellingen die contacten hebben met Turkije is er

sinds de laatste twee jaar contact geweest op docent/coördinatorniveau, waarbij de

docenten/coördinatoren een bezoek hebben gebracht aan een Turks leerbedrijf/Turkse

opleidingsinstelling en/of omgekeerd bezoek hebben ontvangen. In 48% van de gevallen

gebeurde dit meer dan één keer.

Onderscheid in opleidingen laat zien dat naast de groene sector (86%) dit het meest

opleidingen met betrekking tot de sector handel betrof (44%), gevolgd door de sectoren

zorg&welzijn, techniek en horeca (allen 33%).

beveiliging/veiligheid

logistiek

zorg&welzijn

techniek

horeca

handel

groen

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Bezoek van coördinatoren/docenten op sectorniveau

percentage

Figuur 12: bezoek van coördinatoren/docenten op sectorniveau

Uitwisseling van studenten

Bij 68% van de opleidingsinstellingen die contacten hebben met Turkije is er sinds de

laatste twee jaar minimaal een keer sprake van studenten die onderwijs en/of stage

hebben gevolgd bij een Turks leerbedrijf/Turkse opleidingsinstelling en/of omgekeerd

Turkse studenten hebben ontvangen. Bij de aoc’s is dit percentage beduidend lager

(20%). Bij 52% van de uitwisselingen gebeurde dit meer dan één keer.

Onderscheid in opleidingen laat zien dat dit het meest studenten met betrekking tot de

sector handel betrof (57%), gevolgd door de sectoren zorg&welzijn (44%) en horeca

(39%).

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 24

Page 25: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

beveiliging

logistiek

groen

techniek

horeca

zorg&welzijn

handel

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Bezoek van studenten op sec-torniveau

percentage

Figuur 13: bezoek van studenten op sectorniveau

3.1.2 Motieven voor het vergroten van samenwerking met Turkije 67% van de respondenten geeft aan interesse te hebben in het vergroten van de

samenwerking met Turkije. De argumenten die daarvoor worden gegeven, zijn

grotendeels onder te verdelen in de volgende vier categorieën:

a Goede aansluiting op Nederlandse opleidingsinhoud

Nederlandse coördinatoren internationalisering vinden dat Turkije veel kan toevoegen

op onderwijsinhoudelijk gebied. Turkije biedt studenten mogelijkheden om

competenties binnen hun eigen beroepsprofiel verder te ontwikkelen. Het aantal

erkende leerbedrijven groeit in een rap tempo.

"Turkije is erg in trek vanwege de horeca mogelijkheden”

"In Turkije is veel te halen, vooral ook in het kader van onze groene opleiding”

"De productie van textiel gebeurt veel in dit land waardoor het goed zou zijn om

contacten met scholen en bedrijven in Turkije te hebben”

Omgekeerd is er vanuit Turkije ook interesse in het Nederlandse onderwijs, vanwege

de inrichting van het Nederlandse beroepsonderwijs. Het Turkse onderwijs is over het

algemeen heel theoretisch van aard. Turkse partners geven aan in Nederland veel te

leren over projecten en het ontwikkelen van een praktijkgerichte

onderwijsbenadering.

"Nederlandse docenten zien ook hoe het anders kan en leren van collega’s. Snappen

hun Turkse studenten ineens veel beter, gaan er in ieder geval anders mee om.

Turkse docenten die in Nederland zijn geweest, proberen ook anders om te gaan met

hun studenten in Turkije: zij zien bijvoorbeeld dat het ook belangrijk kan zijn om op

een vriendschappelijke manier om te gaan met je studenten.”

b De economie en de Europese Unie

De discussie rondom toetreding van Turkije tot de Europese Unie heeft veel aandacht

op Turkije gericht. Hiermee heeft het land zich gecommitteerd aan het hervormen van

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 25

Page 26: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

de publieke sector en het implementeren van de EU-regelgeving (bron EVD). Dit heeft

positieve gevolgen voor de handelsbetrekkingen en samenwerkingsrelaties tussen

Nederland en Turkije. Coördinatoren Internationalisering verwachten dat deze

economische aantrekkelijkheid van Turkije een beweegreden is voor het CvB van

opleidingsinstellingen om contacten met Turkije te intensiveren.

c Veel Nederlandse studenten met een Turkse achtergrond

Veel roc’s hebben een relatief grote populatie tweede generatie Turkse studenten.

Deze studentpopulatie maakt Turkije een heel aantrekkelijk land om samenwerking

mee op te zetten en uit te breiden. Dat dit zowel voor studenten als voor docenten

geldt, spreekt voor zich: Docenten krijgen meer affiniteit met de ‘roots’ van hun

student, en de student bezoekt het land van herkomst van zijn ouders/grootouders.

"Meer dan 20% van onze studenten is Nederlands-Turks. Diverse medewerkers van

ons roc hebben dezelfde achtergrond”.

"Doordat Turkse jongeren een tijdje werken in Turkije in Turkije komen ze er achter

dat ze meer Nederlander zijn dan dat ze verwacht hadden”

d Openheid naar de Turkse cultuur

De Nederlandse samenleving omvat verschillende culturen. Binnen veel

opleidingsinstellingen heeft het merendeel van de studenten een Nederlandse

achtergrond. Door juist deze Nederlandse studenten door een internationale stage in

aanraking te laten komen met Turkije, wordt bij hen meer openheid naar en begrip

voor de Turkse cultuur ontwikkeld.

"Ik verwacht dat mijn leerlingen na hun stage een stuk minder vooroordelen naar

Turken zullen hebben”.

"We zijn een groene school, dit betekent een geheel autochtone leerlingenpopulatie.

Kennismaken met Turkije zou voor hen een wereld doen openen”.

"Turkije is voor ons een open deur. Agrarische scholen zijn overwegend blanke

scholen omdat Turkse jongeren niet voor Agrarisch onderwijs kiezen. Dat komt

omdat dit voor hen gelijk staat aan het beeld van armoede in het eigen land”.

3.1.3 Factoren die samenwerking met Turkije kunnen hinderen Samenwerking realiseren met Turkije is niet zomaar vanzelfsprekend. Door de

respondenten worden drie thema’s benoemd:

1. Taal

Gebrekkige kennis van de Engelse of Duitse bij partner in Turkije

2. Communicatie

Het maken van afspraken met een mogelijke nieuwe partner in Turkije, blijkt heel

moeilijk te zijn. Bovendien verloopt initiële communicatie over de telefoon moeilijk:

het opbouwen van vertrouwen is heel essentieel en in Turkije gaat dat vooral gepaard

met afleggen van bezoeken (óók informeel van aard).

3. Cultuur

De Turkse cultuur is bij veel Nederlandse studenten en docenten tamelijk onbekend.

Daarnaast wordt de Turkse cultuur als chauvinistisch beschouwd en dient er in de

werkomgeving rekening te worden gehouden met de hiërarchische verhouding.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 26

Page 27: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

De hindernissen zijn wel te overbruggen, vinden deelnemers aan de GDR. Dat kan door:

• het betrekken van natives op school en (Turkse) stakeholders;

• goede voorlichting voor deelnemers aan samenwerkingsactiviteiten, gericht op

culturele verschillen tussen Nederland en Turkije;

• tijd investeren in elkaar leren kennen en opbouwen van vertrouwen door het afleggen

van zowel formele als informele bezoeken, en het uitnodigen van de partner bij de

eigen instelling.

Coördinator en Turkije deskundige mevrouw Uysal:

Een eerste kennismakingsbezoek is heel belangrijk. Daarbij is ook het informele deel van

belang: wanneer Nederland (roc/aoc) op bezoek is geweest in Turkije, verwachten

Turken ook een uitnodiging terug. En die uitnodiging voor een bezoek kan ook enkel

gericht zijn op het onderhouden van de relatie en leuke culturele uitstapjes. Bewaak dus

je relatie! Bouw het goed op en start met vriendschap. Nederland moet zich bewust zijn

dat ze direct is en soms wat te zakelijk.

Om meer te weten te komen over de Turkse onderwijsinhoud moet je heel goed

doorvragen naar wat de Turkse instelling al kan en in huis heeft. Een goede

inventarisatie is heel belangrijk, anders kom je er na maanden achter dat de uitwisseling

beter op een ander niveau of bedrijf had gekund.

3.2 India

Contacten van de deelgenomen opleidingsinstellingen met India

25% van de van de respondenten geeft aan dat er binnen de opleidingsinstellingen

contacten bestaan met Indiase opleidingsinstellingen/leerbedrijven. De aoc’s hebben over

het algemeen iets vaker contacten (29%) dan roc’s (24%).

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 27

algemeen roc aoc

Page 28: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

3.2.1 Onderscheid tussen de sectoren

beveiliging/veiligheid

logistiek

zorg en welzijn

horeca

techniek

handel

groen

0 5 10 15 20 25 30 35

Contacten per opleidingsinstelling per sector

percentage

Figuur 14: contacten per opleidingstelling per sector

Buiten de groene sector zijn de contacten bij de sectoren zeer beperkt. Buiten de

focussectoren wordt ook samenwerking genoemd met mode& textielopleidingen,

onderwijs en losse taalprojecten.

Overige opleidingen waarbij docenten éénmalig een bezoek hebben gebracht:

• Mode en textiel

• Agrotoerisme

• Onderwijs

• Talen

Contact op directieniveau

Bij 11% van de opleidingsinstellingen die contacten hebben met India is er sinds de

laatste twee jaar contact geweest op directieniveau, waarbij de directie/CvB een bezoek

heeft gebracht aan een Indiaas leerbedrijf/Indiase opleidingsinstelling en/of omgekeerd

bezoek hebben ontvangen.

Contact op coördinator/docentniveau

Bij 50% van de opleidingsinstellingen die contacten hebben met India is er sinds de

laatste twee jaar contact geweest op docent/coördinatorniveau, waarbij de

docenten/coördinatoren een bezoek hebben gebracht aan een Indiaas leerbedrijf/Indiase

opleidingsinstelling en/of omgekeerd bezoek hebben ontvangen. In 13% van de gevallen

gebeurde dit meer dan één keer.

Bij een onderscheid in sectoren blijkt dat voor opleidingen binnen de sector horeca, zorg&

welzijn en techniek geldt dat de contacten nog niet geleid hebben tot een bezoek.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 28

Page 29: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Uitwisseling van studenten

Bij 33% van de opleidingsinstellingen die contacten hebben met India is er sinds de

laatste twee jaar minimaal een keer sprake van studenten die onderwijs en/of stage

hebben gevolgd bij een Indiaas leerbedrijf/opleidingsinstelling en/of omgekeerd Indiase

studenten hebben ontvangen.

3.2.2 Motieven voor het vergroten van de samenwerking met India In de enquête geven 73 respondenten (35%) aan interesse te hebben in het vergroten van

de samenwerking met India. De interesse wordt gemotiveerd door mogelijkheden binnen

hun sector of opleiding, de economische groei van India en toegankelijkheid wat de taal

betreft:

a Aansluiting bij de opleiding

Voor verschillende opleidingen/vakken is India een uitermate interessant land om

samenwerking mee op te zetten of te vergroten. Het sluit aan bij de

opleidingsrichting.

"India past in onze opleiding international business studies gericht op BRIC landen”.

"India heeft veel mogelijkheden, zeker op het gebied van landbouw”.

"In mijn vak is haar heel erg belangrijk, en we hebben vaak met lang haar te maken

iets dat veel mensen in India dragen. Ik zou nieuwsgierig zijn hoe ze daar weken op

school”.

"Vanuit mode&textiel gezien zou het goed zijn om contact te hebben met bedrijven

en scholen in India voor uitwisselingen en stageplaatsen”.

b Interesse vanwege Indiaas groeipotentieel

De Indiase economie is de snelst groeiende economie na China, met een

groeipercentage van ruim 9% per jaar met uitzondering van 2008/2009, waarbij

tussen de 6 en 7% verwacht wordt (bron: EVD).

"India is een ‘economische reus in wording”.

"India een is een opkomende economie waar we veel van kunnen leren”.

"In economische groeilanden liggen voor ons heel veel kansen. Daarom zou

samenwerking met India vergroot moeten worden”.

c Engels als voertaal binnen veel bedrijven

Ondanks het cultuurverschil wordt door het gebruik van de Engelse taal als voertaal

door de meeste Indiase bedrijven als een enorme pré beschouwd. Dankzij de

mogelijkheid tot snelle communicatie kunnen studenten veel betekenen binnen een

Indiaas bedrijf en ontwikkelt deze een brede cultureel-maatschappelijke ervaring.

"Landen met Engels als voertaal worden door ons als mogelijke partner gezien. Het

wordt wel een uitdaging om met de grotere cultuurverschillen om te gaan.”

"India is een land met een afwijkende cultuur vergeleken met het Westen en dat is

erg leerzaam voor studenten uitwisselingen.”

3.2.3 Factoren die samenwerking met India kunnen hinderen

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 29

Page 30: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Samenwerken met India wordt niet als gemakkelijk gezien. Met name de fysieke afstand

wordt genoemd als een belangrijke hindernis.

"India ligt ver weg, daardoor zullen onze reiskosten teveel oplopen”.

Daarnaast verwachten de coördinatoren dat de leefomstandigheden niet bijdragen

"Slechte hygiëne”, "Grote hitte", "Armoede”.

Tenslotte wordt verwacht dat het heel moeilijk is om samenwerking op te starten zowel

binnen de eigen instelling (het creëren van draagvlak) als het vinden van een juist

leerbedrijf.

Volgens de deelnemers aan het onderzoek kunnen de volgende middelen helpen om de

hindernissen te overbruggen:

• met kleine uitwisselprojecten beginnen;

• goed verdiepen in het land (cultuur, arbeidsomstandigheden, wetgeving);

• zoveel mogelijk in samenwerkingsverband met andere Nederlandse opleidingen of

meeliften op bestaande initiatieven in hoger onderwijs/universiteit;

• gebruik maken van deskundigen om mee samen te werken.

India is voor het Nederlandse beroepsonderwijs een relatief onbekend terrein. Daarom

heeft er een aantal aanvullende gesprekken plaatsgevonden met personen die zich bezig

houden met de samenwerking tussen Nederland en India in het onderwijs en

bedrijfsleven, zie bijlage 1 Good Practices. De conclusies op basis van hun expertise zijn

hieronder weergegeven:

Imago

Het vergaren van kennis staat in het Indiase onderwijs hoger aangeschreven dan het

vergaren van competenties. Vanuit India wordt Nederland wordt beschouwd als het land

met ‘top of the bill’ kennis en knowhow: belangrijke positie als kennisland;

zeer veel ervaring op gebied van kwaliteit en innovatie (bv. technische apparatuur,

bloemteelt, zaden);

zeer veel kennis van infrastructuur/logistiek en de organisatie van

werkprocessen/ketenoptimalisatie.

Bilaterale samenwerking met Indiase beroepsopleidingen wordt van harte verwelkomd in

India, mits men een gelijkwaardig partnerschap aangaat (en dat gaat verder dan enkel

een charitatieve benadering).

Van een beroepsonderwijssysteem in India is nagenoeg geen sprake. Onderwijs staat in

het teken van kennis vergaren, ook op ‘mbo niveau’. Competenties verkrijgen is daaraan

ondergeschikt. En er is een enorme behoefte aan vakmensen op middelbaar niveau want

er is een gebrek aan praktijkopleiding, een gebrek aan ‘civil society’. Learning on the job

geldt voor zeer veel kinderen. Alleen het topsegment is goed opgeleid.

De opleidingen die bestaan zijn enorm versnipperd. Binnen de sector groen zijn er weinig

grote (industrie)bedrijven die eigen opleiding aanbieden.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 30

Page 31: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Aanpak

India kent geen vertegenwoordigers, of bemiddelende partijen zoals in Nederland de MBO

of AOC raad. De bestaande samenwerkingen zijn vaak geïnitieerd door enkele

kapitaalkrachtige investeerders, door een gespecialiseerde NGO/vrijwilligersorganisatie of

een enkele landelijke businessschool.

Voorbeelden en voorwaarden

Een internationale stage voor studenten in India zou bijvoorbeeld het geven van

voorlichting kunnen inhouden, vertellen en laten zien hoe bepaalde zaken in Nederland

worden aangepakt. Of een maatschappelijke stage in samenwerking met een NGO.

Wanneer de samenwerking wordt opgestart of uitgebreid, is het essentieel dat de student

goed wordt begeleid ter plaatse, zodat deze kan terugvallen op een (fysiek) netwerk van

personen die India goed kennen (zowel Indiërs als ook Nederlanders).

Bestaande initiatieven en netwerken

Binnen het hoger onderwijs en universiteiten lopen er al verschillende

samenwerkingsinitiatieven. Voor het mbo heeft Wereld Proeftuinen enkele

Indiase/Nederlandse contacten gelokaliseerd die kunnen worden ingezet voor het beter

leren kennen van India, het bemiddelen bij het vinden van stagecoördinatoren en mogelijk

bij het begeleiden van studenten ter plaatse. Deze worden bij de start van het Wereld

Poeftuinen uitwisselingsprogramma op de website geplaatst.

3.3 Frankrijk

Contacten van de deelgenomen opleidingsinstellingen met Frankrijk

86% van de van de respondenten geeft aan dat er binnen de opleidingsinstellingen

contacten bestaan met Franse leerbedrijven/opleidingsinstellingen. Alle aan het onderzoek

deelgenomen aoc’s geven aan dat zij in contact zijn met Franse

leerbedrijven/opleidingsinstellingen

3.3.1 Onderscheid tussen de sectoren

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 31

algemeen roc aoc

Page 32: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

beveiliging/veiligheid

logistiek

techniek

zorg en welzijn

handel

horeca

groen

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Contacten per opleidingsinstelling per sector

percentage

Figuur 15: bezoek van coördinatoren/docenten op sectorniveau

Op sectorniveau is te zien dat, naast de groene sector, de opleidingen binnen de sectoren

horeca (46%) en handel (32%) de meeste lopende contacten met Frankrijk hebben. De

categorie overige sectoren wordt met name gerepresenteerd door opleidingen binnen de

sector sport en welzijn.

Contact op directieniveau

Bij 29% van de opleidingsinstellingen die contacten hebben met Frankrijk is er sinds de

laatste twee jaar contact geweest op directieniveau, waarbij de directie/CvB een bezoek

heeft gebracht aan een Frans leerbedrijf/Franse opleidingsinstelling en/of omgekeerd

bezoek hebben ontvangen. Bij 23% van de gevallen gebeurde dit meer dan één keer.

Contact op coördinator/docentniveau

Bij nagenoeg alle (96%) opleidingsinstellingen die contacten hebben met Frankrijk is er de

afgelopen twee jaar contact geweest op docent/coördinatorniveau, waarbij de

docenten/coördinatoren een bezoek hebben gebracht aan een Frans

leerbedrijf/opleidingsinstelling en/of omgekeerd bezoek hebben ontvangen. In 75% van de

gevallen gebeurde dit meer dan één keer.

Onderscheid in opleidingen laat zien dat dit vooral opleidingen in de sector horeca betrof

(47%), gevolgd door de sectoren handel (35%) en techniek (31%).

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 32

Page 33: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

beveiliging/veiligheid

logistiek

zorg&welzijn

techniek

handel

horeca

groen

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Bezoek van coördinatoren/docenten op sectorniveau

percentage

Figuur 16: bezoek van studenten op sectorniveau

Uitwisseling van studenten

Bij 85% van de opleidingsinstellingen die contacten hebben met Frankrijk is er sinds de

laatste twee jaar minimaal een keer sprake geweest van studenten die onderwijs en/of

stage hebben gevolgd bij een Frans leerbedrijf/Franse opleidingsinstelling en/of

omgekeerd Franse studenten hebben ontvangen. Bij 70% van de gevallen gebeurde dit

meer dan één keer.

Onderscheid in opleidingen laat zien dat dit het meest studenten in de sector horeca

betrof (48%), gevolgd door de sectoren techniek (35%) handel (30%) en zorg&welzijn

(26%).

beveiliging/veiligheid

logistiek

zorg&welzijn

handel

techniek

horeca

groen

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Bezoek van studenten op sec-torniveau

percentage

Figuur 17: bezoek van studenten op sectorniveau

In bijna alle gevallen werd een bezoek van docenten/coördinatoren uitgevoerd samen met

studenten, of leidde een docent/coördinatorbezoek tot studentbezoek.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 33

Page 34: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

3.3.2 Motieven voor het vergroten van de samenwerking met Frankrijk In de enquête geeft 43% van de respondenten aan de uitwisseling met Frankrijk te willen

intensiveren. De motivering hiervoor is onder te verdelen in de volgende drie thema’s:

1 Nabijheid: zowel geografisch als vanuit cultureel oogpunt.

"Frankrijk is erg dicht bij”.

"Frans wordt te weinig gekozen terwijl er veel potentiële handelspartners zijn”.

"De meesten kennen Frankrijk al van vakantie. De cultuurshock is niet zo groot”.

2 Grootmacht binnen de EU.

Frankrijk is één van de belangrijkste economische mogendheden van de wereld en

één van de oprichters van de G8.

"Frankrijk is een grote economie binnen EU”.

"Het CvB wil graag meer contact met Frankrijk. Het zou voor de allure van de school

wel goed zijn.”

3 Meerwaarde op het gebied van vakinhoud

De interessante vakinhoud op verschillende vakgebieden maakt Frankrijk een

boeiend land voor studenten om daar een internationale beroepspraktijkvorming te

doen. Daarnaast is de gevorderde ontwikkeling van het EQF in Frankrijk aantrekkelijk

voor coördinatoren om contacten met Frankrijk te versterken.

“Frankrijk is interessant vanwege de grote toeristische sector”

“In het kader van ontwikkelingen op EU-niveau (EQF, ECVET, kwaliteitsbewaking,

expertise-uitwisseling.”

“Frankrijk heeft een NQF en zijn verder in de ontwikkeling van de EQF”

“Dit is een van de landen waar leerlingen van de opleiding sport en bewegen goede

ervaringen kunnen opdoen”.

3.3.3 Factoren die samenwerking met Frankrijk kunnen hinderen De redenen die samenwerking met Frankrijk kunnen hinderen worden samengevat in drie

thema’s:

1 Taal

Uit het onderzoek komt naar voren dat in samenwerking met Frankrijk de taal een

grote hindernis is. Nederlanders zijn de Franse taal beperkt machtig, en in Frankrijk

wordt, met name door de oudere generatie, weinig of geen Engels gesproken.

“In Frankrijk hebben wij contact met een partnerschool. Graag zou ik de contacten

met Frankrijk uit willen breiden. Dit gaat alleen moeilijk, omdat naar mijn mening

veel te weinig Fransen de Engelse taal machtig zijn.”

“Ik merk een onwil om een andere taal dan de Franse te spreken”

2 Bureaucratie

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 34

Page 35: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Frankrijk is een groot land en kent een lange traditie van sterk gecentraliseerd gezag.

Deze bureaucratie vindt men ook in het onderwijs merkbaar.

“Alles moet volgens bepaalde wetten en regels”

“Het maken van afspraken met nieuwe Franse contacten is door de hiërarchie erg

moeilijk”

3 Vooroordelen

Met name bij Fransen spelen enkele stereotypen over Nederland een weinig positieve

rol (‘drugsbeleid, red light district’).

Het taalprobleem zou ondervangen kunnen worden door Nederlandse studenten (en

wellicht docenten) een voorbereidende taalcursus te geven waarin de basiscommunicatie

en de branchetermen centraal staan.

Over de wijze van samenwerking met Frankrijk bestaat een gepolariseerde mening: Van

klein beginnen, tot aan samenwerking op stedelijk niveau, met behulp van een

Nederlands/Franse multinational of een consortium van scholen, een gulden middenweg

lijkt er niet te zijn.

3.4 Verenigd Koninkrijk

Contacten van de deelgenomen opleidingsinstellingen met het Verenigd

Koninkrijk

90% van de van de respondenten geeft aan dat er binnen de opleidingsinstellingen

contacten bestaan met Engelse bedrijven/opleidingsinstellingen.

Zowel roc (91%) als aoc’s (86%) hebben veel contacten binnen het Verenigd Koninkrijk.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 35

algemeen roc aoc

Page 36: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

3.4.1 Onderscheid tussen de sectoren

beveiliging/veiligheid

logistiek

zorg en welzijn

horeca

techniek

handel

groen

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Contacten per opleidingsinstelling per sector

percentage

Figuur 18: contacten per opleidingstelling per sector

Op sectorniveau is te zien dat, naast de groene sector (86%), opleidingen binnen de

sectoren handel (65%) en techniek (55%) de meeste contacten hebben, de ‘overige’

categorie sectoren wordt met name gerepresenteerd door opleidingen binnen de zakelijke

dienstverlening en toerisme.

Contact op directieniveau

Bij 67% van de opleidingsinstellingen die contacten hebben met het Verenigd Koninkrijk is

er sinds de laatste twee jaar contact geweest op directieniveau, waarbij de directie/CvB

een bezoek heeft gebracht aan een Engels leerbedrijf/Engelse opleidingsinstelling en/of

omgekeerd bezoek hebben ontvangen. Bij 50% van de gevallen gebeurde dit meer dan

één keer.

Contact op coördinator/docentniveau

Bij bijna alle (97%) opleidingsinstellingen die contacten hebben met het Verenigd

Koninkrijk is er sinds de laatste twee jaar contact geweest op docent/coördinatorniveau,

waarbij de docenten/coördinatoren een bezoek hebben gebracht aan een Engels

leerbedrijf/Engelse opleidingsinstelling en/of omgekeerd bezoek hebben ontvangen. In

77% van de gevallen gebeurde dit meer dan één keer.

Onderscheid in opleidingen laat zien dat dit het meest opleidingen in de sector handel

betrof (69%), gevolgd door de sectoren techniek (61%) en horeca (54%).

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 36

Page 37: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

beveiliging

logistiek

groen

zorg&welzijn

horeca

techniek

handel

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Bezoek van coördinatoren/docenten op sectorniveau

percentage

Figuur 19: bezoek van coördinatoren/docenten op sectorniveau

Uitwisseling van studenten

Bij nagenoeg alle (99%) opleidingsinstellingen die contacten hebben met het Verenigd

Koninkrijk is er sinds de laatste twee jaar minimaal een keer sprake van studenten die

onderwijs en/of stage hebben gevolgd bij een Engels leerbedrijf/Engelse

opleidingsinstelling en/of omgekeerd Engelse studenten hebben ontvangen. Bij 72% van

de gevallen gebeurde dit meer dan één keer.

Onderscheid in opleidingen laat zien dat dit het meest studenten met betrekking tot de

sector handel betrof (69%), gevolgd door de sectoren techniek (59%) en groen (57%).

beveiliging/veiligheid

logistiek

zorg&welzijn

horeca

groen

techniek

handel

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Bezoek van studenten op sec-torniveau

percentage

Figuur 20: bezoek van studenten op sectorniveau

In nagenoeg alle gevallen werd een bezoek van docenten/coördinatoren uitgevoerd

samen met studenten, of leidde een docent/coördinatorbezoek in een later stadium tot

studentbezoek.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 37

Page 38: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

3.4.2 Motieven voor het vergroten van de samenwerking met het Verenigd Koninkrijk68% van de respondenten geeft aan interesse te hebben in het vergroten van de

samenwerking met het Verenigd Koninkrijk. Opvallend is men in alle gevallen verwijst

naar Engeland, de andere landen van het Verenigd Koninkrijk worden amper genoemd.

De motivering hiervoor is onder te verdelen in thema’s die veel overeenkomsten hebben

met die van Frankrijk:

1 Nabijheid: zowel geografisch als vanuit cultureel oogpunt.

Het verenigd Koninkrijk is relatief dichtbij. Bovendien vinden respondenten dat de

cultuur niet heel erg van de Nederlandse verschilt.

“Het ligt naast de deur”

2 Taal

De taal is een van de belangrijkste argumenten om voor intensivering van de

samenwerking met Verenigd Koninkrijk te kiezen. Voor de student en de docent

vergemakkelijkt de Engelse taal de samenwerking aanzienlijk. Engels is een taal die

de student in de toekomst veel zal nodig hebben en stelt hem/haar in staat

buitenlandse ervaring op te doen zonder een te grote taalbarrière.

“Voor mediastudenten is het belangrijk om te kunnen communiceren in het Engels”.

“In mijn techniekwereld is Engels een belangrijke taal”.

“Ik verwacht hier minder taalproblemen en toch een internationale ervaring”.

“Engels is bij onze studenten over het algemeens redelijk aanwezig dus de

communicatie levert daardoor wat minder problemen op”.

3 Meerwaarde op het gebied van vakinhoud en onderwijsbenadering

De herkenbaarheid van het Engelse onderwijs wordt genoemd als motief om samen

te werken.

“In Engeland is een doorlopende leerlijn mogelijk”

“Het Engelse curriculum is heel herkenbaar”

“Er is al een NQF, waardoor ik goed kan vergelijken met ons onderwijs”

Daarnaast wordt er vanuit verschillende studierichtingen gewezen op het belang van

samenwerking met Engeland.

“In Engeland is veel kennis op het gebied van groen onderwijs”.

“Binnen het VK ligt de bakermat van het verplegen en we zouden meer contact

willen hebben”

“De danswereld in Engeland is een interessante markt voor onze studenten”.

“Met name de havensteden in VK zijn interessant voor ons”.

“De scholen die ik bezocht heb hebben veel meer mogelijkheden betreffende

praktijkonderwijs”.

“In Engeland bestaat een enorm palet aan studierichtingen, niet alleen in onze

branche”.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 38

Page 39: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

3.4.3 Factoren die samenwerking met het Verenigd Koninkrijk kunnen hinderenDe hindernissen om samenwerking met het Verenigd Koninkrijk te vergroten, hebben

volgens deelnemers aan de GDR vooral te maken met:

1 De commerciële insteek

De Engelse opleidingsinstellingen en leerbedrijven zijn commercieel ingesteld

(‘moneydriven’). Er wordt volgens respondenten vaak geld in rekening gebracht voor

“geleverde diensten.”

2 Interne gerichtheid

Het Verenigd Koninkrijk vindt men soms lastig om mee samen te werken vanwege

een “bepaald soort nationalisme”.

“Er heerst een eilandmentaliteit, men is niet geïnteresseerd in andere landen of

culturen”.

3 Overvraagd worden voor samenwerking

Men vindt het lastig om stageplekken te regelen met het Verenigd Koninkrijk.

Enerzijds komt dat door een overvraging voor stageplaatsen uit de hele Europese

Unie. Daarnaast wordt de immigratiedienst als erg streng ervaren. Voor sommigen

lijkt er vanuit het Verenigd Koninkrijk weinig animo te zijn om met Nederland samen

te werken.

Het overwinnen van deze hindernissen kan vooral plaatsvinden door goed te investeren in

het opbouwen van een relatie met de Engelse partner, heldere afspraken maken vanuit

een zakelijke benadering en het bedrijfsleven betrekken waar kan.

3.5 Overige landen

Aan de respondenten is tevens gevraagd met welke landen buiten de vier focuslanden zij

uitwisseling willen uitbreiden. Analyse van de antwoorden levert de volgende top tien op.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 39

Page 40: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Baltische staten

China

België

Marokko

Italië

Centraal en Oost Europa

Landen in zuidelijk Afrika

Spanje

Duitsland

Scandinavische landen

9

9

11

15

17

17

22

29

55

60

Top 10 voorkeursland buiten de 4 targetlanden

Aantal keer genoemd

Figuur 21: top 10 van voorkeurslanden die genoemd worden door docenten/coördinatoren internationaal. Enkele landen zijn samengevoegd tot regio, omdat naast landen door de respondenten vaak regio’s genoemd werden.

Opvallend is dat de meeste voorkeurslanden gesitueerd zijn binnen Europa. In de

motivatie wordt de focus op een ‘leven lang leren’ binnen Europa veel genoemd.

‘Eén Europa impliceert ook dat je elkaars opleidingen en mogelijkheden zult moeten

kennen’.

‘In het kader van de Europese eenwording lijkt mij samenwerking met Oost-Europa

vooral voor jongeren leerzaam en interessant’

‘Dichtbij maar onbekend, dat kan toch anders’

In het onderstaande schema worden de belangrijkste argumenten genoemd om met het

betreffende land samen te werken, geïllustreerd met een aantal quotes. De tabel laat ook

zien welke positie het desbetreffende land inneemt wanneer er gekeken wordt naar

respectievelijk de aantallen Nederlandse studenten of docenten die op uitwisseling naar

het buitenland zijn gegaan.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 40

Page 41: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Uitwisselingsland Motief samenwerking Aantal studenten

in 2008

# Aantal docenten

in 2008

#

Scandinavische landen

“Finland is het land dat relatief gezien,

het meeste geld in onderwijs investeert,

daar valt dus heel wat van te leren.

“Voor docenten blijft Scandinavië enorm

trekken omdat die vele vrije en

creatieve vormen van onderwijs

hebben.”

• Kwalitatief hoogstaand mbo

onderwijs

• Interessante vakkennis

-

Finland:   119 7 42 7

Zweden:   80 10 23 9

Noorwegen:   17 20 18 11

Denemarken:   78 12 5 19

Duitsland

“We zitten aan de grens dus why not?”

“Verstandig voor student om taal en

cultuur te leren kennen voor later

• Nabijheid

• Belangrijke handelspartner

• Positieve ervaringen met

eerdere uitwisseling

• Veel vakkennis

295 3 63 4

Spanje

“Spanje is intrek bij studenten”

“Spanje komt omdat we al meerdere

contacten hebben met meerdere

sectoren”

• Populair land voor docenten

en studenten

• Eerste contacten zijn reeds

gelegd

441 2 44 6

Afrikaanse landen

“Op het gebied van projecten en

scholen liggen hier langdurige relaties

conform Millennium doelstellingen

(2015)”

“Europa is voor heel veel studenten al

heel normaal”

• Bijzondere cultuur

• Maatschappelijk

verantwoord

onbekend onbekend -

Nederlandse

Antillen/Suriname/Marokko

“Samenwerken met de herkomstlanden

van deze jongeren levert een

waardevolle bijdrage”

• Samenwerking met

herkomstlanden van

studenten verbeteren

onbekend onbekend

Figuur 22: De belangrijkste argumenten voor de keuze van voorkeursland. Daarnaast zijn opgenomen het aantal student- en docentbezoeken en daarmee de ‘ranking’ van populariteit volgens de Internationaliseringsmonitor 2008.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 41

Page 42: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 42

Page 43: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

4 Achtergrondinformatie over het onderzoek

4.1 Eigenschappen respondenten

Het grootste aandeel van respondenten aan de online enquête is werkzaam als docent. De

‘anders’ categorie bestaat voornamelijk uit (afdelings)directeuren (3%) en teammanagers

(3%).

Beide

Coördinator

Docent

0% 5% 10%15%20%25%30%35%40%45%50%

Onderverdeling in functie

Totaal verdeling

AOC

ROC

Figuur 23: Onderverdeling van respondenten naar functie

Functie Totaal verdeling aoc roc

Docent 46% 37,5% 44,8%

Coördinator

internationaal

17,5% 28,1% 16,9%

Beide 14,4% 18,8% 14,8%

Anders 22,1% 15,6% 23,5%

91% van de respondenten werkt binnen het regulier onderwijs. Hiervan is 15% binnen het

aoc (bekostigd door het Ministerie van LNV), en 83% werkzaam binnen het roc (bekostigd

door het Ministerie van OCW).

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 43

Page 44: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

OCW

LNV

Anders

Particulier/ anders

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%

Totaal verdeling (non) formeel onderwijs

Totaal verdeling

Figuur 24: Onderverdeling van respondenten naar onderwijs

Bekostiger Totaal verdeling

OCW 83,1%

LNV 14,5%

Anders 1,4%

Particulier/anders 2,3%

De meeste respondenten zijn ervaren met het aanvragen van

internationaliseringprojecten en uitvoeren van internationale samenwerking. 63% van de

docenten en/of coördinatoren houdt zich meer dan drie jaar bezig met

internationalisering.

> 3 jaar

2 – 3 jaar

1 – 2 jaar

< 1 jaar

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70%

Ervaring met internationalisering

Totaalverdeling

Figuur 25: Onderverdeling naar aantal jaar ervaring met internationalisering

Duur Totaal verdeling

< 1 jaar 8,4%

1 – 2 jaar 18,3%

2 – 3 jaar 10,8%

> 3 jaar 62,5 %

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 44

Page 45: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

4.2 Organisatie van internationalisering binnen de opleidingsinstelling

Bij 60% van de opleidingsinstellingen is de coördinator internationaal verantwoordelijk

voor het uitvoeren van internationale samenwerking met

opleidingsinstellingen/(leer)bedrijven in het buitenland. In de meeste gevallen is dit een

speciaal aangestelde persoon. In sommige gevallen is internationalisering een onderdeel

gekoppeld aan de functie van docent. In 8% van de gevallen is enkel de docent

verantwoordelijk voor internationaliseringsactiviteiten. Wat opvalt is dat bij de aoc’s

betrokken in dit onderzoek dat het beleidsterrein ’internationalisering’ altijd tot het

takenpakket behoort van de docent en/of coördinator internationalisering. Dit in

tegenstelling tot de roc’s waar internationalisering ook kan worden ondergebracht bij

verantwoordelijken van andere beleidsterreinen (de categorie ‘anders’).

Anders

Docent

Allebei

Coördinator

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70%

Verantwoordelijkheid voor internationalisering

Totaalverdeling

AOC

ROC

Figuur 26: Persoon verantwoordelijk voor internationalisering

Verantwoordelijk voor internationalisering binnen

opleidingsinstelling

Functie Totaal verdeling aoc roc

Docent 8,3% 9,4% 6,8%

Coördinator 59,8% 65,6% 63,3%

Allebei 24,4% 25,0% 23,2%

Anders 7,5% 0% 6,8%

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 45

Page 46: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

4.3 Gebruik van subsidies

92% van de respondenten geeft aan subsidie aan te vragen bij door de Ministeries

gefinancierde programma’s. 5% van de respondenten geeft aan deze mogelijkheden niet

te kennen. Hierbij bestaan geen noemenswaardige verschillen tussen roc en aoc. In 65%

van de gevallen wordt een subsidieaanvraag in partnerschap geprefereerd boven een

individuele aanvraag. Dit komt bij aoc’s wat vaker voor (72%) dan bij roc’s (68%). Een

belangrijke voorspeller voor de keuze voor partnerschap is het aantal jaar dat de

coördinator/docent actief is in het internationaliseringsbeleid; coördinatoren/docenten

langer dan drie jaar actief kiezen significant vaker voor een partnerschap dan

coördinatoren/docenten tot drie jaar actief.

Keuze voor gebruik van subsidie bij aanvraag van

buitenlandse projecten

Meestal wel/altijd 92,0%

Meestal niet/nooit 3,4%

Ken geen subsidiemogelijkheden 4,6%

Er blijkt nauwelijks onderscheid te zijn tussen de functie van degene die

internationalisering in zijn takenpakket heeft en het al dan niet aanvragen van subsidies

voor buitenlandse projecten. Men vraagt vrijwel altijd subsidie aan. Opvallend is wel dat

bijna 5% van de coördinatoren en bijna 5% van de docenten met internationalisering in

zijn pakket niet op de hoogte is van de subsidiemogelijkheden.

Frequentie subsidieaanvragen verdeeld naar functie respondent

Altijd/meestal wel Nooit/meestal niet Ik ken geen

subsidiemogelijkheden

Docent 95,2% 0% 4,8%

Coördinator 91,4% 3,9% 4,6%

Ik ben beide 96,8% 3,2% 0%

Anders 89,5% 5,3% 5,3%

Individueel

Partnerschap

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80%

Keuze voor individueel project of in partnerschap

Totaal

AOC

ROC

Figuur 27: Keuze van respondent voor individuele aanvraag of partnerschap

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 46

Page 47: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Keuze voor individueel project of in partnerschap met andere

Nederlandse opleidingsinstelling

Totaal aoc roc

Individueel 35,2% 28,1% 31,6%

Partnerschap 64,8% 71,9% 68,4%

4.4 Aandacht voor internationalisering binnen de opleidingsinstelling

Over de aandacht die de opleidingsinstelling besteedt aan internationalisering zijn de

meningen verdeeld. 51% geeft aan dat de instelling hier genoeg aandacht voor heeft, ten

opzichte van 47% die aangeeft dat dit onvoldoende is. Onderscheid laat zien dat

respondenten van de roc’s meer tevreden zijn over de aandacht voor internationalisering

(53%) dan aoc’s (41%).

Te veel

Genoeg

Te weinig

Geen aandacht

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60%

Aandacht voor internationalisering binnen de opleidingsinstelling

TotaalAOCROC

Figuur 28: aandacht voor internationalisering binnen de instelling

Mate aandacht

voor

internationaliserin

g

Totaal aoc roc

Te veel 1,9% 3,1% 2,3%

Genoeg 51,3% 40,6% 52,7%

Te weinig 46,4% 56,3% 44,5%

Geen aandacht 0,4% 0 0,4%

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 47

Page 48: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

5 Onderzoeksverantwoording

5.1 Opzet van onderzoek

Dit onderzoek bestaat uit 5 deelonderzoeken, uitgevoerd in de periode 1 april 2009 tot en

met 1 oktober 2009.

Onderzoeksstap Deelnemers Aantal Start Einde

Literatuurstudie 01-04 -09 01-10-09

Online enquête Docenten/

Coördinatoren internationaal

264 15-04-09 01-07-09

Versnellingskame

r en brainstorm

Coördinatoren internationaal

Peter van IJsselmuiden (OCW)

Willem van Winden (LNV)

15 03-06-09

(Gestructureerde)

interviews

Diverse stakeholders 18 01-05-09 01-10-09

Inventarisatie

good practices

Succesvol uitgevoerde projecten 7 01-08-08 01-10-09

Interviews m.b.t.

wettelijke

regelgeving

IND/Ministerie van Justitie,

Ministerie van Onderwijs, UWV

WERKbedrijf

3 20-04-09 01-08-09

Synthese 01-10-09

5.2 Uitvoering van onderzoek

In het onderzoek zijn 677 stakeholders (respondenten) geïnterviewd binnen diverse

organisaties en op diverse posities binnen het (beroeps)onderwijsveld, sectoren en

landen.

5.2.1 Online enquête De online enquête is uitgestuurd naar in totaal 658 personen. Het responsratio lag met

40,1% relatief hoog. De basispopulatie is tot stand gekomen door het koppelen van de

persoonsgegevens van de BAND en Leonardo da Vinci database. Daarnaast is de

populatie aangevuld met contacten die de basispopulatie heeft aangedragen. Zeven

respondenten hebben zichzelf aangemeld.

Voor de doelgroep werden twee criteria gehanteerd:

1 werkzaam binnen een onderwijsinstelling binnen het mbo veld of hier direct aan

gerelateerd;

2 betrokken geweest bij minimaal 1 internationaal project.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 48

Page 49: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Voor onderzoeksdoeleinden zijn de antwoorden van respondenten bij een aantal vragen

met betrekking tot ‘contacten’, samengevoegd tot één gezamenlijk antwoord. Dit is

gedaan om twee redenen:

1 Het relatieve gewicht van de verschillende opleidingsinstellingen op de resultaten

vergelijkbaar te maken.

2 Binnen één opleidingsinstelling werden door verschillende docenten/coördinatoren

verschillende antwoorden gegeven, veelal omdat zij binnen verschillende

departementen van de opleidingsinstellingen werkzaam zijn.

5.2.2 Interviews (op alfabet)

Naam Functie en organisatie

Claessens, Thomas IND/Afdeling Uitvoeringsbeleid, cluster Regulier & Naturalisatie

Freund, Ruud Coördinator Internationaal ROC West-Brabant

Mare, Pasqualino Manager KC Handel, internationaal beleid

Morjan, Guus Manager Kenwerk, internationaal beleid

Muijs, Jan Projectleider internationaal, Aventus

Pieters, Peter Nationaal agentschap Youth in Action

Ramaker, Hans Consul General Nederland in Mumbai, India

Simons, Arjen Director Agrotechnology & Food Sciences

Smit, Bert Directeur ROI Utrecht

Snabilie, Hugo Directeur unit Handel en Economie, ROC Leiden

Spandauw, André Coördinator Internationalisering ROC Friese Poort

ter Heide, Jan Coordinator Internationale Projecten, Docent Fashion design, ROC Twente

Uysal, Fulya Communicatiemedewerker ROC Twente

van Amersfoort,

Liesbeth

Senior beleidsmedewerker UWV Werkbedrijf

van de Klundert, Kees Directeur Indian Dutch Education Agency, IDEA

van Oeveren, Sanne Project officer unit CROSS, EVD

Vogel, Epke Manager International Affairs ECABO

Wermuth, Ewald Counsellor for Agriculture, Nature and Food Quality, Embassy of the

Kingdom of Netherlands

Wolff, Hans Counsellor for Agriculture, Nature and Food Quality India, Sri Lanka and

Nepal, Embassy of the Kingdom of the Netherlands

Wolff, Petra Marktonderzoeker, medeoprichter INEM. Woonachtig in India

Zwakenberg, Herman Coördinator International Affairs, Deltion College

5.2.3 Overige kanttekeningen Het onderzoek is geschreven vanuit Nederlands perspectief. Dat betekent dat de

resultaten en effecten gelden voor het werkveld van de (Nederlandse) respondenten. In

het onderzoek is geen input verzameld van buitenlandse studenten, coördinatoren en/of

directeuren/College van bestuur.

Dit verkennende onderzoek geeft aan binnen welke opleiding/instelling er sprake is van

contacten, onderverdeeld in drie geoperationaliseerde fases. Het aantal studenten dat

stage loopt of het aantal contacten dat er per opleiding of instelling ingeschreven staat, is

niet geïnventariseerd.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 49

Page 50: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Er bestaat samenhang tussen de bezoeken van CvB, docenten en docenten, wat betekent

dat één doelgroep effect heeft op de ander. Omdat de richting niet bepaald is (leidt CvB

bezoek tot bezoek van coördinatoren of coördinatorenonderzoek tot CvB bezoek) is hier

verder niet over uitgeweid.

Naast de focuslanden is er in de online enquête de vraag gesteld met welke landen buiten

de focuslanden de respondenten de samenwerking zouden willen intensiveren. Voor deze

extra vraag is gekozen omdat een aantal coördinatoren internationaal die werden

gesproken vóór de start van de enquête, aangaven de voorkeur te hebben voor andere

landen als waar de focus voor project Wereld Proeftuinen op is gelegd.

Omdat het aandeel vakscholen en niet bekostigde instellingen zeer gering was in het

totale resultaat van ingevulde enquêtes, is ervoor gekozen geen apart onderscheid voor

deze 2 groepen te maken.

De conclusies zijn alleen geldig voor de deelgenomen opleidingsinstellingen en niet met

dezelfde validiteit te extrapoleren naar het ‘mbo veld’ in Nederland.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 50

Page 51: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Bijlage 1: Good practices met de vier focuslanden

Full into Racing(Verenigd Koninkrijk, Frankrijk)

Dhr. M. Huizinga, Hoofd BPV Service Bureau Zadkine

Samenwerking tussen de Middelbare Hotelschool (Horeca ondernemer manager niveau 4)

en Koni schokbrekers.

Aanleiding en Doel

Het doel van onze uitwisseling was het onderzoeken en ontwikkelen van vraaggestuurde

BPV. Aanleiding was een vraag vanuit het bedrijfsleven. De vraag kwam telefonisch via

Koni of we eens een keertje wilde komen praten.

Aanpak

We zijn gestart met het voeren van oriënterende

gesprekken om de vraag helder te krijgen. Daarnaast

hebben we studenten benaderd. De studenten die dit

project zouden gaan uitvoeren hebben onder begeleiding

van ondergetekende de gesprekken gevoerd om te

inventariseren wat de behoefte van Koni was voor het

Hospitality concept.

De samenwerking vond in eerste instantie vooral plaats

per telefoon en e-mail. Daarnaast zijn wij op bezoek

geweest bij onze contactpersoon en de directeur (Traffic

Manager Prublicity) van Koni.

Ervaringen

Studenten vonden het een waanzinnig leuke ervaring die ze iedereen kunnen aanraden

Ook studenten vonden het de leukste stage ooit. Omdat het een hele vrije stage was waar

pas achteraf werd bekeken welk leerrendement deze stage heeft opgeleverd enerzijds en

anderzijds het groot aantal landen wat tijdens deze stage werd aangedaan. We hebben

onze ervaringen op DVD vastgelegd en studenten hebben verslagen geschreven:

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 51

,,Na een stressvolle ochtend zijn wij (Marco, Danny en Daisy) dan toch vertrokken richting Calais. Vanuit daar op de trein naar Folkstone. Tegen een uur of 4 ’s middags kwamen we aan op het circuit van Brands Hatch. De Koni Guest Relations Tent stond al. Nu was het aan ons (Danny en Daisy) met behulp van meneer de Vries, om de indeling te maken. Het was even puzzelen, maar we zijn eruit gekomen. Hier meteen even wat foto’s van gemaakt zodat het volgende keer wat sneller gaat.”(citaat uit studentenverslag)

Page 52: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

,, Het is een hele verantwoordelijkheid, we bepalen veel zelf want van hospitatlity weten

dei manne hier niks!” (citaat uit project DVD)

,, Als catering managers hebben we door heel Europa getourd. Als die steden, dat is

gewoon leuk om te leren, en het staat ook leuk op je CV”. (citaat uit project DVD)

Vervolg van het project

Het project kent geen vervolg, onder andere doordat onze contactpersonen bij het bedrijf

met wie we samenwerkten daar niet meer werkzaam zijn

Tips voor samenwerking (met Frankrijk, of Engeland)

Gewoon doen!

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 52

Page 53: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Stockport College (Verenigd Koninkrijk)

Dhr. Spandauw (coördinator internationalisering ROC Friese Poort)

Verschillende (4x) uitwisselingen met UK Stockport College Het betreft uitwisselingen voor

creatieve vakken bij opleidingen Mode en Kleding; Welzijn; Handel; Grafimedia

Doel en aanleiding

Al vanaf de jaren ’80 bestaan er contacten met het Stockport College.

Het begon met een persoonlijk contact, een simpele ontmoeting tussen docenten die

aangeven iets meer te willen en een project gaan opzetten. Uit het een groeit het ander

en in kleine stapjes breiden we de samenwerking nog steeds verder uit. Het doel was om

samen te werken op thema’s rondom creatieve activiteiten en elkaar te leren kennen in

de eigen omgeving, cultuur proeven en bij elkaar in het gezin verblijven.

Aanpak

We begonnen met een voorbereidend bezoek. Hieruit volgde een tegenbezoek, dan

samen het thema uitwerken en definitieve afspraken maken. Tot het moment dat er

subsidie wordt verstrekt kan er zo 2 jaar overheen gaan. We hebben subsidie van

Comenius ontvangen. Uiteindelijk hebben we echte uitwisseling gerealiseerd tussen

studenten (groepen van 12, 16, 18, 21 en 24 studenten). We proberen studenten vaak bij

gastgezinnen onder te brengen, zodat ze de cultuur echt van binnenuit beleven.

Ervaringen

De ervaringen van de studenten waren TOP! Wel was het zo dat ze geschrokken waren

van de armoede in Manchester. Ze vonden het contrast tussen arm en rijk groot, en

noemen daarbij de kleine ruimtes waarin men woont en het eenzijdige eten met weinig

groentes op school.

Ook de ervaringen van de docenten waren Top… maar het kost hen veel energie naast

het normale lesprogramma. 20 jaar geleden was er veel meer ruimte, en waren we

‘docenten met een hobby’. Nu vergt het een goede planning om binnen je uren een

bezoek te brengen aan onze partnerinstelling, of het begeleiden van je leerlingen op

afstand.

Vervolg van het project

Voortzetting van het project is uiteraard afhankelijk van wat een team/opleiding en

docenten willen. De uitwisselingen binnen grafimedia blijven plaatsvinden. Daarnaast

breiden we de samenwerking uit naar andere sectoren en naar andere instellingen door

toevallige contacten als we daar zijn of doordat een contactpersoon van Stockport op een

andere school is gaan werken. We hebben nu ook contacten met een HBO opleiding en zij

willen in oktober graag 10 leerlingen ontvangen. Stapje bij stapje groeien we verder.

Subsidie wordt nog wel een vraagstuk.

En volgend jaar komt er een zeer interessante internationale samenwerking aan rondom

een toneelstuk ‘De anderen’. Daar worden studenten van het Manchester College en

studenten uit Udevalla (Zweden) bij betrokken.

Er is een première op 4 mei in Leeuwarden. Het betreft: Theater, muziek en een diner.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 53

Page 54: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Tips voor samenwerking

(met Verenigd Koninkrijk)

In zijn algemeenheid is het heel erg belangrijk dat je

eigen school achter je staat en internationalisering

stimuleert.

Nuchter Nederland In vergelijking met het

Verenigd Koninkrijk zijn wij wat rustiger en nuchterder.

We hebben ervaren dat er nogal eens hoog van de toren wordt geblazen over een

bepaalde activiteit, terwijl het in feite veel kleiner of minder bijzonder is dan men doet

vermoeden. Als ik op bezoek ga met onze docenten, probeer ik vaak te organiseren dat de

docenten gelijk een gastles kunnen verzorgen. Dat wordt gewaardeerd.

Neem de tijd en wees ook zakelijk Verder ervaren wij dat we eerst met scherpe afspraken

van start gaan, maar wanneer we elkaar beter leren kennen gaat de samenwerking

gemakkelijker. Je hebt altijd zeker 2 bezoeken nodig en komt niet de eerste keer binnen.

Door meerdere bezoeken kan er een vriendschap groeien. En pas op, we weten het wel,

maar Nederlanders zijn echt direct en dat kan een relatie bekoelen. De communicatie

verloopt echt veel formeler, zeker in het begin.

Begin onderin de organisatie Ik heb de indruk dat Engeland overvraagd wordt door

stageverzoeken, en daarom makkelijk geld vraagt. Door onderin de organisatie te

beginnen en zo je contacten uit te breiden verder de partnerinstelling in (via via), is er

vaak meer mogelijk zonder daarvoor belemmert te worden door een commerciële

instelling.

Nu vragen Engelse collega’s zelf of ze iets met ons kunnen doen... Ik kom zeker 2x per

jaar op bezoek in Engeland. En laat altijd mijn gezicht zien bij opleidingen die interessant

voor ons zijn. De aanhouder wint, zullen we maar zeggen.

Inzet web 2.0 door studenten Leuk om te melden is dat de studenten voorafgaande aan

het bezoek al contact hebben met elkaar. Skype werkt helaas niet bij ons op school, maar

alternatieve sites zijn gevonden. Leerlingen presenteren zichzelf hier en de basis voor

vriendschappen wordt vaak al voorafgaande aan de uitwisseling gelegd.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 54

Page 55: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

India 2008 “Building team Holland”(India)

De heer Van Zeist, locatiemanager ROI Utrecht en de heer Smit, directeur

Een groep van twintig studenten en vijf docenten

van het ROI Utrecht, een opleidingsbedrijf voor

installatietechniek, zijn naar New Delhi, India

geweest. Voor de organisatie Habitat for

Humanity bouwden de installateurs in opleiding

verschillende huizen in een sloppenwijk. De

bewoners bouwden zelf mee. ,,In de wijk wonen

duizenden gezinnen in schamele krotten met

lekkende daken, zonder sanitaire voorzieningen.

Het is niet te geloven, waar we terecht zijn

gekomen. We zitten midden in een sloppenwijk

van Delhi, wat je hier aantreft is ongelooflijk!’’

Doel en aanleiding

Deze jongens zijn altijd verstoken van buitenlandse excursies; ze gaan met 16 jaar al in

dienst aan het werk dus. In de bouw werken ze met veel verschillende andere culturen.

Hun beeldvorming over het buitenland is uitgesproken en rechts. Voor deze jonge

leerlingen is dit de kans om in aanraking te komen met mensen die een andere cultuur,

godsdienst,en vooral leven aan de rand van het bestaan. Tijdens de reis wordt hun beeld

van andere culturen volledig bijgesteld. Ineens worden zij ambassadeur. De jongeren zijn

geconfronteerd met zaken buiten hun normale belevingswereld

Daarnaast vinden we dat ieder mens recht heeft op een veilig dak boven zijn hoofd.

Daarom hebben we besloten een steentje bij te dragen. De aanleiding van de uitwisseling

was het laten ervaren door leerlingen hoe het is om mensen te helpen die het moeilijk

hebben. Er zijn vele manieren om dit te doen, maar deze geeft denk ik de meeste

voldoening en resultaat. Het blijft de jongeren altijd bij hoe zij daar leven en hoe dankbaar

wij moeten met hetgeen wij hebben. Wij kunnen ook nog wat leren van samenhorigheid,

intense samenwerking en bescherming van de mensen onderling.

Aanpak

We hebben een uitwisseling opgezet vanuit de sector installatie en elektrotechniek. De

start van het project was het plannen ervan. Daarnaast was het nodig om mensen te

mobiliseren en draagvlak te creëren. De uitwisseling is tot stand gekomen in

samenwerking met de organisatie Habitat for humanity. Tijdens ons verblijf hebben we de

andere leerlingen in Nederland regelmatig op de hoogte gehouden met nieuwsbrieven

met foto’s en verslagen.

Ervaringen

De cultuur; het eten; de rustige en warme omgangsvorm. We zaten midden in een

sloppenwijk, wat je daar ziet en ruikt is met geen pen te beschrijven.

,, Wat kennen wij de wereld nou? Het journaal met een bakkie koffie, dat is onze wereld”

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 55

Page 56: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

“Het avontuur is zo mooi. Je leeft gewoon

in hun cultuur en laat je eigen cultuur

even los. En je houdt er echt 16

geweldige vrienden aan over.” Jeffrey

Bosman

“Wat ik gezien en meegemaakt heb kan ik

nog niet goed overzien. Wat ik zeker weet

is dat ik deze levenservaring niet snel zal

vergeten.” Bob Schaminee

“Ik vind dat ik hier veel heb geleerd over

andere culturen. Hoe mensen met

armoede omgaan en het toch gezellig

weten te maken.” Izudin Skopic

Vervolg van het project

Voor voortzetting van dit project in de toekomst zijn nog geen concrete plannen. Wel

willen we dit gaarne continueren. Want “Zeker in de techniek heerst een mentaliteit van

‘doe maar gewoon en wees vooral niet trots op wat je hebt gemaakt’. Deze jongens

hebben in India laten zien waar motivatie toe leidt en hebben daarvoor veel complimenten

gekregen. Ze zijn er met recht trots op en dat geeft ook een meerwaarde aan het vak” (de

heer Mattemaker).

Tips voor samenwerking (met India)

Zaken waar rekening mee gehouden moet

worden zijn in eerste instantie: Een goed plan. En

het financiële plaatje. Vervolgens een goed team

waar je op kan bouwen. Zorg dat er een ervaren

persoon of organisatie meehelpt. En laat je

mondeling voorlichten door

ervaringsdeskundigen.

En verder: Wennen, dat is het juiste woord. En er

doorheen kijken en vooral geloven in je eigen

goede intenties. Laten we maar beginnen!!

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 56

Page 57: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Leren ondernemen in Turkije(Turkije)

De heer Snabilie, directeur Handel & Economie ROC Leiden

Leerlingen van ROC Leiden Handel & Economie leren ondernemen in Turkije

Samenwerking en uitwisseling met Istanbul en Ankara

Doel

Voor de sector Handel en economie, is er een uitwisseling opgestart Hoofddoel van het

project is het realiseren van 24 goede, erkende stageplaatsen in Turkije en Marokko.

Aanpak

De samenwerking is gestart tijdens ontmoetingen op contactseminars, handelsmissies en

door LdV projecten. Door daar regelmatig mijn gezicht te laten zien, is het verder

opgebouwd. De bezoeken over en weer volgen elkaar op, want we richten ons op

duurzame relatie met de partners. Bij het verder uitbreiden van de samenwerking zijn

verschillende instanties betrokken: 2 scholen in Turkije (Istanbul en Ankara); 2 scholen in

Marokko (Casablanca en Rabat); NIHA en NIMAR, Kennis Centrum Handel en Ecabo.

Ervaringen

De leerlingen die hebben deelgenomen,

tot nu toe zijn dat er 3, zijn erg positief. De

bezoeken die de docenten hebben

gebracht aan Istanbul worden ervaren als

zeer verrijkend. De bezoeken geven hen

een andere kijk op Turkije en mensen met

Turkse achtergrond.

Wat mij het meest is bijgebleven, is het

grote enthousiasme van de partner, zijn

zeer grote vriendelijkheid en gastvrijheid.

De relaties worden over het algemeen ook

meer als vriendschappelijk gezien dan als zakelijk.

Vervolg van het project

Voor de toekomst hebben we afgesproken om te blijven zoeken naar nieuwe

projectmogelijkheden, afzonderlijk en gezamenlijk.

Tips voor samenwerking (met Turkije)

Je moet het echt willen en bereid zijn veel tijd en energie er in te steken. Enig besef van

taal en communicatie en cultuur is van belang. Er zijn behoorlijke cultuurverschillen te

overwinnen op het gebied van bijvoorbeeld communicatie, hiërarchie,

beleefdheidsvormen. Er zijn behoorlijke cultuurverschillen te overwinnen. Inschakelen van

docenten met allochtone achtergrond kan daarbij helpen. Snel en zakelijk opereren zal

door Turkse (en Marokkaanse) mensen niet worden gewaardeerd. Het gaat ze om een

echte vriendschap.

En maak zeker gebruik van het NIHA!

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 57

Page 58: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Transmitter(Turkije)

De heer Muijs, projectleider internationale projecten Aventus

Transmitter en transfer projecten, gericht op Alle BOL-opleidingen niveau 2 t/m 4

Doel

Deze uitwisseling had drie doelen

• het organiseren van stages in Turkije en Nederland voor BOL-studenten (niv. 2 t/m 4);

en

• kennisuitwisseling door

managementteams, docenten van het ROC

en de partnerscholen, ambtenaren van het

Ministerie van Onderwijs van Turkije.

• de deelname aan internationale BPV bij

haar Nederlands-Turkse studenten te

bevorderen. (Ruim 20 % van de BOL-

studenten van ROC Aventus heeft een

Nederlands-Turkse etnische achtergrond.

Onze verwachting was op basis van

eerdere ervaringen dat internationale BPV in de grote steden van Turkije voor deze

doelgroep een bijdrage zou leveren aan:

– een verbeterd beeld van de eigen identiteit;

– een verbetering van het zelfbeeld;

– een meer genuanceerd beeld van leven en werken in Nederland en van leven en

werken in Turkije.

Aanpak

Medewerkers van ROC Aventus zijn naar Turkije gegaan en hebben daar contact gelegd

met het Ministerie van Onderwijs in Ankara en een aantal mbo-scholen in de grote steden

van Turkije. Na deze eerste gesprekken zijn afspraken gemaakt over een tegenbezoek aan

ROC Aventus. Tijdens het eerste tegenbezoek van de hoogste ambtenaar van het Turkse

Ministerie van Onderwijs is een convenant gesloten tussen het ROC en het Ministerie over

stage-uitwisselingen van studenten en kennisuitwisseling door managers en docenten van

Turkse scholen met ROC Aventus.

Er hebben dus veel partijen meegedaan: naast het Projectteam van ROC Aventus waren

dat Stichting Osmose (Arnhem), het Turkse

Consulaat in Deventer, het Ministerie van Onderwijs

van Turkije (Ankara) en Partnerscholen in Istanbul,

Ankara, Antalya, Kayseri en Gaziantep.

We kwamen echt fysiek bij elkaar op bezoek en

hebben gewerkt aan duurzame bilaterale contacten

o.a. geformaliseerd in de vorm van een convenant.

Ervaringen

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 58

Page 59: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

In het begin waren er twijfels bij de studenten, maar inmiddels na vele enthousiaste

verhalen van de eerste deelnemers aan dit project is de belangstelling voor deze stages in

Turkije en in de regio van het ROC vanuit Turkije overweldigend.

De studenten van ons ROC geven vooral aan dat zij een beter beeld hebben gekregen van

hun talenten en zelfverzekerder en zelfstandiger zijn geworden. De overgrote

meerderheid van deze studenten geeft aan dat hun ambities voor hun opleiding in

Nederland zijn toegenomen. Veel studenten geven aan dat zij veel hebben geleerd van

het overbruggen van de cultuurverschillen. Toen zij weggingen, voelden zij zich niet Turks

en niet Nederlands en toen zij terugkeerden, was dat beeld op zich niet veranderd, maar

meer naar de achtergrond verdwenen. Een neveneffect is dat het niveau van hun Turks is

toegenomen van het niveau van “straat Turks” naar “Algemeen Beschaafd Turks”.

Ook de docenten hebben de uitwisseling als zeer waardevol ervaren. Kennisnemen van

cultuurverschillen en het overbruggen ervan. Kennisnemen van het curriculum van

elkaars opleidingen. Ontdekken hoe je het beste met elkaar en dus ook met onze eigen

doelgroep van Nederlands-Turkse studenten en hun ouders/verzorgers kunt

communiceren. En er is veel samenwerking ontstaan op het gebied van taalleren bij een

moderne vreemde taal (Engels vooral).

En wat betreft de Turkse cultuur is dat warmte, enorme gastvrijheid van onze gastheren

en gastvrouwen in Turkije. Mij is ook de aandacht voor scheiding tussen religie en staat

opgevallen.

Vervolg van het project

Het project wordt gecontinueerd en uitgebreid met een verbeterd oriëntatie- en

voorbereidingsprogramma (in Nederland en in Turkije) en een verbeterd programma van

metingen van het niveau van interculturele competenties en de vaardigheden in het Turks

Tips voor samenwerking (met Turkije)

Het belangrijkste aandachtspunt is het opbouwen van persoonlijk contact. E-mail- en

telefooncontact zijn niet toereikend. Er moet eerst sprake zijn van wederzijds vertrouwen,

en dat bouw je op elkaar te ontmoeten.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 59

Page 60: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

A dress in one day(Verenigd Koninkrijk)

De heer Ter Heide (coördinator internationale projecten ROC AVENTUS)

Comenius project Design and Produce and Present in 1 day as a group 1 dress which will

be shown at a fashionshow tonight in Puchov. 6 countries can join this

fashionpresentation.

Doel

Samenwerking en leren van en met elkaar was het

belangrijkste doel van dit project. Het oorspronkelijke

idee ging over het maken van een digitaal boek met

invloeden, maar dat vonden we na het 1e jaar te weinig.

We wilden actief bezig zijn binnen onze opleidingen. Met

het Project Transmission hebben we uiteindelijk culturele

invloeden overgebracht in producten die gerelateerd zijn

aan mode en textiel. Dat deden we binnen een 3 jarig

Comenius project en tijdens een bijeenkomst in Puchov

(Slowakije) hebben we dit uitgevoerd

Aanpak

Het project Transmission was onderdeel van een 3 jarig project en is uitgevoerd in het 2e

jaar. Alle scholen kenden elkaar al van het jaar daarvoor en sommigen ook al uit andere

gezamenlijke projecten. Tijdens docentenbijeenkomst in september met de 6

deelnemende Europese scholen(LT, PL, GB. SL, Hu, NL) werd dit plan vastgelegd om uit te

voeren in April 2007 in Puchóv (Slowakije)

Iedere school had de zorg voor materiaal

en de coördinatie en voorbereiding en

uitvoering lag in handen van de

coördinerende school en collega’s van de

host-school

Ervaringen

Taal was soms een probleem. Maar werd

met handen en voeten opgelost en

bovendien was er de praktijk wat soms

zonder taal gedaan kan worden. Na afloop

van het project konden de deelnemers

een evaluatieformulier invullen. Hieronder volgen een paar quotes:

,, I liked the task a lot because you can do what you want to do, use your imagination! I

learned to communicate with signs... It was not very difficult and fun to do.” (Elise,

Netherlands)

,, It was a great project. I am glad that I came to Slovakia. I didn’t want to miss this. It was

a great experience. I will never forget it!!!! I was soooooo nice!!!:” (Lotte, Netherlands)

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 60

Page 61: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

,,Very good working and communicating with each other. We found a

common language and managed to integrate our ideas extremely

well.” (Angela, teacher, Scotland)

,,I thoroughly enjoyed the project and thought it was a test of a real

life situation. We all managed to communicate with sign language

and the help of tutors when available. It was a truly inspirational

experience and was fun trying to derive ideas from different cultures.

Time was obviously one to battle especially because not all sewing

machines were working. Yet we all did our best. I would definitely like

to do this again” (Ranli, Scotland)

,,I see “A dress in one day” as a perfect way for both teachers and

students to learn how to communicate and cooperate and also solve

problems. We shouldn’t underestimate the fact that most students

and teachers had to improvise to understand each other and reach

agreement .I see the project as a huge success and a fantastic lesson

on how to organize work at school and I am going to use it fully

during my lessons and in planning the curriculum.” (teacher)

Wat me het meest is bijgebleven is de gedrevenheid die docenten hebben om goed les te

geven en de gedrevenheid van studenten om opdrachten goed uit te voeren. We hebben

veel meer overeenkomsten dan verschillen en “Geven is Krijgen en Delen is

Vermenigvuldigen” is dan ook goed toepasbaar op dit soort projecten.

Verder zijn mij de hartelijkheid in voormalig Oost Europese landen opgevallen en de

verschillen in hoe onderwijs gegeven wordt in de deelnemende landen. In Hongarije

hadden ze het dan over “the children” en wij praten al gauw over leerlingen of studenten.

Vervolg van het project

Als vervolg op dit project gaan wij binnenkort het 2 jarig Comenius Project ‘De Rode

Draad’ opstarten waarbij textiel het topic zal zijn en we ons willen bezighouden met het op

de markt brengen van moderne textiele producten

Tips voor samenwerking (met het Verenigd Koninkrijk)

Begin klein, hou goed contact tussendoor en maak goede notulen met afspraken van de

bijeenkomsten zodat iedereen die deelneemt weet wat er verwacht wordt. Zorg ook op je

school voor een groep docenten die het ziet zitten om mee te doen en zorg dat het een

plek krijgt in je curriculum.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 61

Page 62: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Bouwkundig ontwerp project Nederland-Frankrijk(Frankrijk)

De heer Schuilingh, senior adviseur internationalisering ROC ID College

Een project vanuit de studie bouwkunde, BOL 4, waarbij zowel docenten, studenten als

directie betrokken waren

Aanleiding en doel

Het zijn projecten die in de jaren 80 en begin 90 zijn uitgevoerd, maar

die de basis gevormd hebben voor verdere uitbreiding van onze

internationalisering. Het zijn projecten geweest die meer dan 10 jaar

achter elkaar uitgevoerd zijn.

Het doel van de uitwisselingen was het samenwerken aan een

ontwerp voor een gezamenlijk af te spreken gebouw. De aanleiding

was een stimulering vanuit een Frans Nederlands bilateraal subsidie

fonds, dat nu niet meer bestaat.

Aanpak

Het project werd uitgevoerd gedurende één schooljaar. In de herfst werd door Franse en

Nederlandse docenten een afspraak gemaakt aan welk ontwerp gewerkt zou gaan

worden, data voor de vervolgbijeenkomsten werden afgesproken.

De samenwerking verliep deels op afstand, deels bij elkaar in de buurt. De projecten

werden in beide landen onafhankelijk van elkaar uitgevoerd. Na een half jaar vond

uitwisseling plaats met alle leerlingen die aan het project gewerkt hadden: de Franse

studenten kwamen naar Nederland en de Nederlandse studenten gingen naar Frankrijk.

De resultaten van de projecten werden aan elkaar uitgelegd en waren publiekelijk

toegankelijk door middel van tentoonstellingen.

Ervaringen

Voor de studenten een zeer intense ervaring waarbij ze in het Engels met elkaar

communiceerden. Dat was zo afgesproken, want geen van onze Nederlandse studenten

sprak Frans. Dit was een prima taal ervaring voor zowel de Nederlandse als de Franse

student.

Zowel de docenten als de studenten verbleven intern, bij gastgezinnen van respectievelijk

collega-docenten en collega studenten. Het traject wat docenten van de school

doorgemaakt hebben is daardoor vergelijkbaar met wat studenten kunnen ervaren door in

zo’n project te werken. Denk daarbij aan het communiceren in het Engels, het

tegenkomen van culturele barrières en je aanpassen aan het leven van een Fransman.

Voor docenten was het een intensieve ervaring en de projecten gaven veel voldoening.

Wat mij het meest is bijgebleven over de cultuur en/of gewoontes van de buitenlandse

partner, zijn de typische franse gewoontes en het persoonlijke contact. En in tegenstelling

tot wat menigeen verwacht ging het maken van afspraken en die ook nakomen heel goed.

Vervolg van het project

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 62

Page 63: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Doordat er geen financiële middelen voor deze vorm van projecten meer bestond en de

docenten op een gegeven moment iets anders wilden na 12 jaar, is het project gestopt.

Financiering voor dit soort projecten is belangrijk en een goede stimulans. Op dit moment

bestaat er geen contact meer met de partnerschool. Een belangrijke reden hiervoor is de

veel kleinere afdeling bouwkunde in Nederland dan toen.

Tips voor samenwerking (met Frankrijk)

Goede voorgesprekken met de (aankomende) partner zijn essentieel. Betrek daarbij alle

docenten die aan het project meedoen, zodat zij elkaar beter leren kennen. En dat moet je

blijven aanstippen: als de procedures en afspraken vaststaan, komt het neer op de

persoonlijke invulling, vertrouwen en betrokkenheid. Uiteindelijk is inbedding in het

curriculum een belangrijke voorwaarde voor echt duurzaam contact.

Maak ten slotte afspraken over de voertaal, Frans wordt in de meeste opleidingen niet

aangeboden en door veel studenten niet gesproken. Door de communicatie in het Engels

te doen, door zowel de Nederlandse als de Franse student/docent, neem je een grote

drempel weg voor de Nederlandse zijde en stimuleer je beide landen om de Engelse

taalvaardigheid te vergroten.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 63

Page 64: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Docentenbezoek Kastamonu (Turkije)

Mevrouw Uysal, communicatiemedewerker en De heer Nijenmanting,

Docent WTB ROC TWENTE

Docentenbezoek aan Kastamonu

Aanleiding en doel

Tijdens een handelsmissie in Ankara, Istanbul en Izmir waarbij de regio Twente was

vertegenwoordigd, was ook het ROC Twente aanwezig. Bedrijven en onderwijsinstellingen

in Nederland en Turkije werden betrokken door onder andere het NIHA.

Een Turkse school nam het initiatief om contact op te nemen met ROC Twente om elkaar

te leren kennen. Zij wilden ervaringen

uitwisselen en achterkomen hoe onze

bouw, metaal, electro maar vooral

mechatronica afdeling was zodat ze dat

ook daar kunnen toepassen. Men wilde

namelijk veranderingen in hun afdeling

en waren daarom benieuwd naar onze

situatie. Onze motivatie om op het

verzoek in te gaan, was om ervaringen

uit te wisselen en helpen met het

opzetten van een aangepast

lesprogramma.

Aanpak

Vanuit ROC Twente zijn er docenten vanuit de sector Mecatronica, Bouwkunde,

Werktuigbouwkunde en vocational education naar Turkije gegaan. Het bezoek was

bedoeld om het Turkse systeem op een school In Kastamonu te verkennen, en mogelijk

tot een vorm van samenwerking te komen. Zonder al te veel voorbereidingen zijn de

docenten vertrokken. Helemaal blanco waren we niet: we hadden een korte beschrijving

gekregen welke onderwerpen onze Turkse collega’s het meest belangrijk vonden.

Ervaringen

De uitwisseling is door docenten als zeer

positief ervaren. Zij hebben gezien dat de

opleidingen die zij hebben bezocht, het

onderwijs van een hoog niveau is, maar erg

theoretisch. De Turkse school wil graag meer

praktijk bij het onderwijs betrekken.

Het algemene beeld dat het heerst van

Turkije, heb ik moeten bijstellen. Zon, hotels

en stranden met veel hoofddoekjes was wat

ik had verwacht. Maar veel Turken zijn niet te

onderscheiden van Europeanen. In verhouding tot Nederland komen hoofddoekjes hier bij

ons veel meer voor.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 64

Page 65: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Tips voor samenwerking (met Turkije)

Mijn belangrijkste aandachtspunt voor het starten van samenwerking met Turkije:

Mogelijk uitwisselen van ervaringen met het meer praktische leren en hun adviseren op

welke manieren zoiets kan. Daarbij moeten ze zelf kijken wat het best in hun cultuur past.

We weten dat ze niet alles kunnen overnemen omdat er cultuur- en mentaliteitverschillen

zijn. Zij kennen hun eigen situatie beter en kunnen zelf kijken wat er in hun cultuur/school

past.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 65

Page 66: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Bijlage 2: Buitenlandse Stage aanvraag

herkennenstappenplan mbo stage-aanvraag voor landen buiten de Europese Unie

vraagt visumformulieren op

vult visumformulieren in

concept visum

aanvraag

2 weken 5 weken 6 weken

1

stap

actor

Laat zichmachtigen door

leerbedrijfkopie

vraagt terwerkstellingsvergunning aan

terwerkstellingsvergun

ning

machtiging kopie

levertvisumaanvraag

in

registratievreemdelingen

loket

2

3 4

5 6

Student

Leerbedrijf

ROC

concept visum

aanvraagkopie

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 66

Page 67: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

1

2

3

5

6

Aanvraag visum kortdurend verblijf (toeristenvisum) bij Nederlands consulaat in betreffende land. Per land is verschillend we lke informatie bij de visumaanvraag benodigd is. Voorbeelden: bankafschrift, garantverklaring, kopie paspoort, ziektekostenverzekering

Deze actie betreft het invullen van de formulieren voor het visum en kopieren daarvan. De aanvraag wordt pas ingeleverd bij het consulaat in stap 5

Aanvraag bestaat uit: 1. kopie visumaanvraag, 2. formulier 'aanvraagformulier voor stagiairs', 3. stageplan (inhoud, werkzaamheden en fasering van stage)Criteria waaraan moet worden voldaan bij aanvraag tewerkstellingsvergunning:* Volgt aantoonbaar een soortgelijke opleiding of heeft aantoonbaar een voldoende vakgerichte basisopleiding gevolgd in herkomstland* Verklaring van de opleiding van het herkomstland dat een stage een noodzakelijk onderdeel vormt ter voltooiing van de opleiding* Leeftijd van minimaal 18 jaar i.v.m. terwerkstellingsvergunning * Krijgt tenminste 50% van het volledige minimum loon betaald van een 23 jarige. Oók indien stage in deeltijd wordt gevolgd, óók indien de stagiair jonger is dan 23 jaar.

Indien het bedrijf het ROC machtigt kan het ROC de terwerkstellingsvergunning voor de student aanvragen

Totale aanvraag bestaat uit concept visumaanvraag (stap 2) + door UWV werkbedrijf afgegeven terwerkstellingsvergunning.

Student registreert zich in bij het vreemdelingenloket in de regio van het ROC en/of leerbedrijf.

! Criteria gesteld aan student:* Volgt aantoonbaar een soortgelijke opleiding of heeft aantoonbaar een voldoende vakgerichte basisopleiding gevolgd in herkomstland* Leeftijd van minimaal 18 jaar i.v.m. terwerkstellingsvergunning * Krijgt tenminste 50% van het volledige minimum loon betaald van een 23 jarige. Oók indien stage in deeltijd wordt gevolgd, óók indien de stagiair jonger is dan 23 jaar.

! In het stappenplan wordt uitgegaan dat aan de volgende start-criteria zijn voldaan :* De student staat in direct contact met het ROC* In overeenstemming is het juiste opleiding en vak gekozen/ vastgelegd* Het woon/verblijfadres voor de student in Nederland is bepaald

! Een stageaanvraag kan alleen worden gedaan indien het om de BOL variant gaat:Het BOL onderwijs wordt geschaard onder 'stage'. Voor de wet is de afgifte van een terwerkstellingsvergunning verplicht Het BBL onderwijs wordt geschaard onder 'werk' Hiervoor wordt geen terwerkstellingsvergunningen verstrekt, gezien de huidige arbeidsmarkt (voldoende aanbod in Nederland zelf)

4

! De gehanteerde doorlooptijden kunnen verschillend zijn per land en aanvrag en berusten derhalve op een schatting

Geldt alleen voor korter dan 3 maanden. Visum voor langer dan 3 maanden voor mbo onderwijs wordt, hoge uitzondering daargelaten, niet afgegeven. !

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 67

Page 68: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Bijlage 3: Schematische weergave per focusland

Turkey

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 68

Page 69: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

United Kingdom

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 69

Page 70: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

India

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 70

Page 71: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

France

CFA : Centre de Formation et d’Apprentissage (= Vocational & Training Center)

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 71

Page 72: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Bijlage 4: Interview enquete

Vragenlijst online enquête

Een stukje voorbereiding in 1 minuut leestijd:

Dit is de eerste pagina van de online enquête. Het invullen van de enquête duurt

ongeveer 5 minuten. De informatie die u geeft zal worden verwerkt in een onderzoek dat

eind 2009 aan u

zal worden gepresenteerd. Uw gegevens worden vertrouwelijk behandeld en

geanonimiseerd in de rapportage opgenomen.

De enquête bestaat uit maximaal 45 vragen, onderverdeeld in 3 onderdelen:

a Algemene gegevens: enkele gegevens over uzelf

b Huidige situatie: situatie van uw school/opleiding met betrekking tot uitwisseling met

de 4 landen

c Ambitie: uw mening met betrekking tot internationale uitwisseling

De enquête bestaat uit 2 type vragen. Bij de multiple choice vragen gaat het om het

aanvinken van één antwoord. Vul alleen het antwoord in als u het antwoord weet. Weet u

het antwoord niet, vink dan het vakje ‘weet niet’ in.

Het tweede type vraag betreft een open vraag. U kunt uw antwoord invullen in het

tekstveld onder de vraag.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 72

Page 73: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Algemene gegevens

1 Wat is uw functie?

Docent

Coördinator Internationaal

Beide

Anders, namelijk ...................................................................................................................................

Wie heeft ‘internationalisering’ in zijn of haar takenpakket binnen uw school?

De speciaal daarvoor aangestelde coördinator internationalisering

Docent(en)

Beide

Anders, namelijk ...................................................................................................................................

Sinds wanneer houdt u zich bezig met internationalisering in het onderwijs?

Minder dan één jaar

Eén tot twee jaar

Twee tot drie jaar

Meer dan drie jaar

Wordt voor uw buitenlandse projecten subsidie aangevraagd? Bijvoorbeeld bij het

agentschap Leonardo Da Vinci of BAND?

Altijd

Meestal wel

Meestal niet

Nooit

Ik ken de subsidiemogelijkheden niet

Voert u buitenlandse projecten meestal uit als school/opleiding individueel of in een

partnerschap met een andere school/meerdere scholen?

Individueel

In een partnerschap

Weet niet

Voor welke school bent u op dit moment werkzaam? (deze informatie komt niet in het

onderzoek)....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................

Wordt uw school gefinancierd door het Ministerie, ook wel ‘formeel’ bekostigd genoemd?

(deze informatie komt niet in het onderzoek)

Ja, door het ministerie van OCW (onderwijs, cultuur, wetenschap)

Ja, door het ministerie van LNV (landbouw, natuur en voedselkwaliteit)

Nee, particulier bekostigd

Weet niet

Anders, namelijk ...................................................................................................................................

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 73

Page 74: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Huidige situatie

In dit onderzoek ligt de focus op vier landen, te weten Turkije, India, Frankrijk en Verenigd

Koninkrijk. Graag ontvangen wij wat meer informatie over de bestaande relaties met deze

landen.

Turkije

Heeft u ten behoeve van uw opleiding en/of school contacten lopen met Turkije?

• Ja

• nee

Hebben andere docenten/coördinatoren internationaal op uw school contacten

lopen

met Turkije?

• Ja ga door naar vraag 11

• Nee ga door naar vraag 16

• Weet niet ga door naar vraag 10

Heeft u een collega die dit wel zou kunnen weten? Als u zijn/haar e-mailadres

zou willen invullen, kunnen wij deze persoon ook deze enquête sturen

(geen verplicht tekstvlak, ga door naar vraag 16)................................................................................................................................................

Voor welke opleiding(en) gelden deze contacten met een school of bedrijf in

Turkije? (Let op: meerdere antwoorden mogelijk)

1 .........................................................................................................................................

2 .........................................................................................................................................

3 .........................................................................................................................................

4 .........................................................................................................................................

Welke van onderstaande sectoren is het meest op deze opleiding(en) van

toepassing?

(Let op: meerdere antwoorden mogelijk)

• Opleiding m.b.t. horeca

• Opleiding m.b.t. zorg

• Opleiding m.b.t. handel

• Opleiding m.b.t. beveiliging/veiligheid

• Opleiding m.b.t. techniek

• Opleiding m.b.t. logistiek

• Opleiding m.b.t. landbouw/natuur (groen)

• Anders namelijk ...............................................................................................................

• Weet niet

Is er sprake geweest van een bezoek van de directie van uw school aan een

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 74

Page 75: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

bedrijf/school in Turkije, of omgekeerd van een Turkse directie aan uw school?

• Nee

• Ja, 1 keer in de laatste 2 jaar

• Ja, meer dan 1 keer in de laatste 2 jaar

• Weet niet

Is er sprake geweest van een bezoek van docenten/coördinatoren internationaal

van uw school aan een bedrijf/school in Turkije ,of omgekeerd van Turkse

docenten/coördinatoren aan uw school?

• Nee

• Ja, 1 keer in de laatste 2 jaar

• Ja, meer dan 1 keer in de laatste 2 jaar

• Weet niet

Is er sprake geweest van een bezoek van studenten van uw school aan een

bedrijf/school in Turkije, of omgekeerd van Turkse studenten aan uw school?

• Nee

• Ja, 1 keer in de laatste 2 jaar

• Ja, meer dan 1 keer in de laatste 2 jaar

• Weet niet

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 75

Page 76: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

India

Heeft u ten behoeve van uw opleiding en/of school contacten lopen met India?

• Ja

• nee

Hebben andere docenten/coördinatoren internationaal op uw school contacten

lopen met India?

• Ja ga door naar vraag 19

• Nee ga door naar vraag 24

• Weet niet ga door naar vraag 18

Heeft u een collega die dit wel zou kunnen weten? Als u zijn/haar e-mailadres

zou willen invullen, kunnen wij deze persoon ook deze enquête sturen

(geen verplicht tekstvlak, ga door naar vraag 24)................................................................................................................................................

Voor welke opleiding(en) gelden deze contacten met een school of bedrijf in

India?(Let op: meerdere antwoorden mogelijk)

1 ........................................................................................................................................................

2 ........................................................................................................................................................

3 ........................................................................................................................................................

4 ........................................................................................................................................................

Welke van onderstaande sectoren is het meest op deze opleiding(en) van

toepassing? (Let op: meerdere antwoorden mogelijk)

• Opleiding m.b.t. horeca

• Opleiding m.b.t. zorg

• Opleiding m.b.t. handel

• Opleiding m.b.t. beveiliging/veiligheid

• Opleiding m.b.t. techniek

• Opleiding m.b.t. logistiek

• Opleiding m.b.t. landbouw/natuur (groen)

• Anders namelijk................................................................................................................

• Weet niet

Is er sprake geweest van een bezoek van de directie van uw school aan een

bedrijf/school in India, of omgekeerd vanuit India naar uw school?

• Nee

• Ja, 1 keer in de laatste 2 jaar

• Ja, meer dan 1 keer de laatste 2 jaar

• Weet niet

Is er sprake geweest van een bezoek van docenten/coördinatoren internationaal

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 76

Page 77: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

van uw school aan een bedrijf/school in India, of omgekeerd van Indische

docenten/coördinatoren aan uw school?

• Nee

• Ja, 1 keer in de laatste 2 jaar

• Ja, meer dan 1 keer de laatste 2 jaar

• Weet niet

Is er sprake geweest van een bezoek van studenten van uw school aan een

bedrijf/school in India of omgekeerd van Indische studenten aan uw school?

• Nee

• Ja, 1 keer in de laatste 2 jaar

• Ja, meer dan 1 keer de laatste 2 jaar

• Weet niet

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 77

Page 78: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Frankrijk

Heeft u ten behoeve van uw opleiding en/of school contacten lopen met

Frankrijk?

• Ja

• nee

Hebben andere docenten/coördinatoren internationaal op uw school contacten

lopen met Frankrijk?

• Ja ga door naar vraag 27

• Nee ga door naar vraag 32

• Weet niet ga door naar vraag 26

Heeft u een collega die dit wel zou kunnen weten? Als u zijn/haar e-mailadres

zou willen invullen, kunnen wij deze persoon ook deze enquête sturen

(geen verplicht tekstvlak, ga door naar vraag 32)................................................................................................................................................

Voor welke opleiding(en) gelden deze contacten met een school of bedrijf in

Frankrijk?(Let op: meerdere antwoorden mogelijk)

1 ........................................................................................................................................................

2 ........................................................................................................................................................

3 ........................................................................................................................................................

4 ........................................................................................................................................................

Welke van onderstaande sectoren is het meest op deze opleiding(en) van

toepassing?(Let op: meerdere antwoorden mogelijk)

• Opleiding m.b.t. horeca

• Opleiding m.b.t. zorg

• Opleiding m.b.t. handel

• Opleiding m.b.t. beveiliging/veiligheid

• Opleiding m.b.t. techniek

• Opleiding m.b.t. logistiek

• Opleiding m.b.t. landbouw/natuur (groen)

• Anders namelijk................................................................................................................

• Weet niet

Is er sprake geweest van een bezoek van de directie van uw school aan een

bedrijf/school in Frankrijk, of omgekeerd vanuit Frankrijk naar uw school?

Nee

Ja, 1 keer in de laatste 2 jaar

Ja, meer dan 1 keer de laatste 2 jaar

Weet niet

Is er sprake geweest van een bezoek van docenten/coördinatoren internationaal

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 78

Page 79: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

van uw school aan een bedrijf/school in Frankrijk, of omgekeerd van Franse

docenten/coördinatoren aan uw school?

• Nee

• Ja, 1 keer in de laatste 2 jaar

• Ja, meer dan 1 keer de laatste 2 jaar

• Weet niet

Is er sprake van een bezoek van studenten van uw school aan een bedrijf/school

in Frankrijk, of omgekeerd van Franse studenten aan uw school?

• Nee

• Ja, 1 keer in de laatste 2 jaar

• Ja, meer dan 1 keer de laatste 2 jaar

• Weet niet

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 79

Page 80: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Verenigd Koninkrijk

Heeft u ten behoeve van uw opleiding en/of school contacten lopen met

Verenigd Koninkrijk?

• Ja

• nee

Hebben andere docenten/coördinatoren internationaal op uw school contacten

lopen met Verenigd Koninkrijk?

• Ja ga door naar vraag 35

• Nee ga door naar vraag 40

• Weet niet ga door naar vraag 34

Heeft u een collega die dit wel zou kunnen weten? Als u zijn/haar e-mailadres

zou willen invullen, kunnen wij deze persoon ook deze enquête sturen

(geen verplicht tekstvlak, ga door naar vraag 40)................................................................................................................................................

Voor welke opleiding(en) gelden deze contacten met een school of bedrijf in

Verenigd Koninkijk? (Let op: meerdere antwoorden mogelijk)

1 ........................................................................................................................................................

2 ........................................................................................................................................................

3 ........................................................................................................................................................

4 ........................................................................................................................................................

Welke van onderstaande sectoren is het meest op deze opleiding(en) van

toepassing? (Let op: meerdere antwoorden mogelijk)

• Opleiding m.b.t. horeca

• Opleiding m.b.t. zorg

• Opleiding m.b.t. handel

• Opleiding m.b.t. beveiliging/veiligheid

• Opleiding m.b.t. techniek

• Opleiding m.b.t. logistiek

• Opleiding m.b.t. landbouw/natuur (groen)

• Anders namelijk................................................................................................................

• Weet niet

Is er sprake geweest van een bezoek van de directie van uw school aan een

bedrijf/school in het Verenigd Koninkrijk, of omgekeerd vanuit het Verenigd

Koninkrijk naar uw school?

• Nee

• Ja, 1 keer in de laatste 2 jaar

• Ja, meer dan 1 keer de laatste 2 jaar

• Weet niet

Is er sprake geweest van een bezoek van docenten/coördinatoren internationaal

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 80

Page 81: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

van uw school aan een bedrijf/school in het Verenigd Koninkrijk, of omgekeerd

van Britse docenten/coördinatoren aan uw school?

• Nee

• Ja, 1 keer in de laatste 2 jaar

• Ja, meer dan 1 keer de laatste 2 jaar

• Weet niet

Is er sprake geweest van een bezoek van studenten van uw school aan een

bedrijf/school in het Verenigd Koninkrijk, of omgekeerd van Engels studenten

aan uw school?

• Nee

• Ja, 1 keer in de laatste 2 jaar

• Ja, meer dan 1 keer de laatste 2 jaar

• Weet niet

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 81

Page 82: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Ambitie

Wat vindt u van de aandacht die uw school in het algemeen besteed aan

uitwisseling met het buitenland?

• Is te veel aandacht voor

• Is genoeg aandacht voor

• Is te weinig aandacht voor

• Is geen aandacht voor

Zou u de samenwerking met één van de eerder genoemde vier landen willen

vergroten?

• Ja

• Nee ga door naar vraag 43

• Weet niet

Met welke van de eerder genoemde vier landen zou u de samenwerking willen

vergroten? (let op, meerdere antwoorden mogelijk)

• Turkije

• India

• Verenigd Koninkrijk

• Frankrijk

Kunt u dit antwoord toelichten?................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................

Met welk ander land dan de eerder genoemde vier landen zou u de

samenwerking willen vergroten?........................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................

Kunt u dit antwoord verder toelichten?........................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 82

Page 83: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Einde

Dit is het einde van de online enquête. Wij danken u voor uw inzet! U zult automatisch op

de hoogte worden gebracht van de resultaten van dit onderzoek. De winnaars van het

boek ‘Dealing with the Dutch’ krijgen persoonlijk bericht.

Heeft u nog opmerkingen over deze vragenlijst of algemene vragen?....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................

Wilt u op dit mailadres op de hoogte worden gehouden van het project Wereld

Proeftuinen?

• Nee

• Ja

Vriendelijke groet,

Drs. Wouter Smit

Projectmanager project Wereld Proeftuinen

[email protected]

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 83

Page 84: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Interviewleidraad kenniscentra

1) Hoe is internationalisering georganiseerd binnen uw kenniscentra

2) Op welke wijze draagt het kenniscentrum bij aan de versterken van de internationale

focus van het vakgebied?

2 wettelijke taken, accreditering niveaus, erkenning leerbedrijven

3) Wat is het belang van internationalisering van onderwijs in jullie sector?

– Wie wordt daar beter van?

– Wordt dat breed gedragen?

– Op welke manier zijn Nederlandse scholen hierbij betrokken?

4) Welke ondersteuning bieden jullie aan onderwijsinstellingen/docenten/leerlingen die

interesse hebben in internationale samenwerking?

5) Wat is de ambitie van het kenniscentrum met betrekking tot samenwerking met het

buitenland? Focus op bepaalde landen?

6) Wat zijn belangrijke obstakels bij het tot stand komen van contacten tussen opleiding

en bedrijf?

7) In Proeftuinen staan 4 focuslanden centraal. Hebben jullie al contacten met één van

de 4 landen? Met bedrijven? Overheden? Instellingen? Scholen? Op welk niveau? Hoe

ziet dat er uit?

8) Bestaat er al samenwerking met deze 4 landen binnen jullie sector? Hoe ziet die eruit

(niveau, omvang). Bestaande netwerken? (welke fase?)

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 84

Page 85: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Interview (halfgestructureerd) met stakeholders

Doelstelling

• Input krijgen voor een SWOT van WPT met de 4 targetlanden

• Nieuwe ideeën verzamelen

• Draagvlak en communicatiekanalen creëren die bij zullen dragen aan succesvol

projectverloop

Vooraf

Info sturen, half A4-tje, over WPT project

Introductie

• Voorstellen

• Uurtje

• Anoniem

• Korte toelichting project

• Doel: U heeft kennis van het veld vanuit het perspectief van het target land. Om beter

inzicht te krijgen in mogelijke sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen (qua

onderwijs, arbeidsmarkt) voor realiseren van grensoverschrijdende samenwerking

tussen ROC’s en bedrijven voeren wij verkennende gesprekken met experts van

desbetreffende landen.

Ten slotte: onder samenwerking wordt zowel kennisdeling, als een fysiek bezoek of

uiteindelijk bilaterale uitwisseling verstaan.

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 85

Page 86: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Uw organisatie

Wat draagt uw organisatie concreet bij aan ontwikkelen en

versterken van de kennisdeling en ervaringsuitwisseling tussen

targetland en Nederland tussen onderwijs en bedrijfsleven?

- Momenteel?

- In toekomst mogelijk?

Kennisuitwisseling tussen Nl en land waar uw organisatie kennis van heeft

Wordt er binnen uw land prioriteit gegeven aan

internationalisering/kennisuitwisseling met het buitenland?

- Hoe, wanneer, toekomst?

- Door wie gestimuleerd?

In hoeverre en op welke manier is het onderwijs/zijn de

beroepsopleidingen daarbij betrokken?

Meerwaarde van versterking van contacten en samenwerking

Wat is de (mogelijke) meerwaarde van versterking van

contacten tussen de Nederlandse en Targetland

beroepsopleidingen/bedrijven?

- Op land niveau

- Op niveau belangrijkste deelnemende partijen

Denk aan diverse niveaus nl 1.

eerste contact en kennisdeling,

2. Fysiek bezoek, 3. Bilaterale

uitwisseling

Voor welke sectoren zal deze meerwaarde het grootst zijn?

- Heeft u enig idee van de meerwaarde voor de volgende

vijf sectoren: Handel horeca veiligheid techniek en zorg?

Waar zit die meerwaarde in?

Kunt u redenen bedenken om de samenwerking juist niet te

gaan versterken dmv een apart programma?

Opbouwen van bilaterale contacten: hoe werkt het land

Wat draagt bij aan het tot stand komen van contacten. Wat zijn

positieve factoren.

Eigenschappen cultuur land,

interesse bedrijvenveld,

inrichting beroepsopleidingen

Bekend met bestaande samenwerkingsinitiatieven waarbij MBO&bedrijfsleven betrokken

zijn

Bent u bekend met bestaande initiatieven/best practices? Contactpersonen?

Zicht op beïnvloedende factoren die totstandkoming samenwerking kunnen hinderen

Wat zijn de belangrijkste obstakels bij het tot stand komen van

contacten tussen opleiding en bedrijf?

Wat zijn de belangrijkste obstakels bij het tot stand komen van

contacten tussen opleidingen onderling?

Wat zijn toekomstige mogelijke ontwikkelingen

(obstakels/mogelijkheden) die uitwisseling de komende 3 jaar

beïnvloeden

Uw organisatie en WPT

Wat kan uw organisatie betekenen voor WPT? Ziet u hier een

rol voor zichzelf/uw organisatie weggelegd? Uw belangen?

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 86

Page 87: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 87

Page 88: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Interview good practices

Opzet good practice van docenten of leerlingen uitwisseling tussen: Nederland en Frankrijk/Engeland/Turkije/India

Geef een korte beschrijving van uw good practice, een uitwisselingsproject waar u

tevreden over bent, dat belangrijk voor u was, waarin iets nieuws is uitgeprobeerd etc.

Wees kort van stof en probeer te focussen op praktische zaken en beleving van

deelnemers. U mag een ingescande foto, projectverslag, uitspraken deelnemers als

bijlage bijvoegen, graag zelfs! Uit de informatie zullen wij een selectie maken en deze

gebruiken voor een overzicht met good practices, dat voor iedereen beschikbaar wordt.

1. Naam uitwisselingsproject cq slogan/titel:

2. Land:

3. Sector:

4. Betrokken studie(s)

5. Wie waren er bij betrokken (bij u en uw buitenlandse partnerorganisatie):

6. Wat was het doel van de uitwisseling:

7. Wat was de aanleiding van de uitwisseling

8. Hoe ging je van start? Wat zijn de eerste acties die je uitgevoerd hebt?

9. Wat voor een type uitwisseling was er sprake? E-mail/belcontact (virtuele uitwisseling)

Fysiek bij elkaar op bezoek, duurzaam (meerdere jaren) bilateraal contact.

10. Hoe hebben de studenten de uitwisseling ervaren? (Leuke anekdotes/opmerkingen?)

11. Hoe hebben de docenten de uitwisseling ervaren? (Leuke anekdotes/opmerkingen?)

12. Wat heeft u vastgelegd over het project? Bijvoorbeeld een reisverslag,

verantwoording, foto’s, eindproducten? Mogen wij daar een kopie van ontvangen?

13. Wat is u het meest bijgebleven over de cultuur en/of gewoontes van de buitenlandse

partner?

14. Gaat de uitwisseling vaker plaatsvinden, zijn er plannen over een eventueel vervolg

bekend? Toekomst project? Ga je er mee door? Waarom (niet)?

15. Praktische tips/tops voor het starten van een samenwerking met een school of bedrijf

in dat land.(wat zou je anders doen, wat viel tegen en wat mee etc.)

16. Heb je advies voor een startende coördinator internationalisering? (wat is het

belangrijkste aandachtspunt wanneer je samenwerking wilt gaan starten met dat

land)

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 88

Page 89: Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden

Bijlage 5: Literatuurlijst

• Van der Aa, Uwland, Descka. Opkomende economieën en het Nederlandse onderwijs.

Een verkennend onderzoek. Ecorys, 2007

• Van der Aa, Uwland. Globalisering en het mbo. Profiel (1), 2008

• ACOA. Europa op klompen. Internationalisering en de BVE-sector. Adviescommissie

Onderwijs Arbeidsmarkt, 2006

• Van der Boom, Lubberman, Groen, Sincer. Evaluatie Meeneembare studiefinanciering

mbo. Ecorys, 2009

• Brandsma, Bruin-Mosch, Roemeling. Move it. Overcoming Obstacles to Mobility for

Apprentices and other Young People in Vocational Education and Training.

CINOP/Pricewaterhouse Coopers, 2007

• Leonardo da Vinci. Jaarboek Leonardo da Vinci Nederland, 2008

• Onderwijsraad. Internationaliseringsagenda voor het onderwijs, 2006-2011.

Onderwijsraad, 2005

• Smit. Internationaliseringsmonitor van het onderwijs in Nederland 2008 , onderdeel

beroepsonderwijs. CINOP, 2009

• TKMST monitor. Malmberg, 2007

Geraadpleegde websites:

www.afs.nl

www.aocraad.nl

www.cbs.nl

www.colo.nl

www.cominter-europe.org

www.datschepteenband.nl

www.ec.europa.eu

www.eiu.com

www.evd.nl

www.hollandinindia.org

www.leonardodavinci.nl

www.letsgoabroad.nl

www.marktplaatsmbo.nl

www.mboraad.nl

www.minbuza.nl

www.minocw.nl

www.netherlands-embassy.org.uk

www2.nihankara.org

www.nuffic.nl

www.shm.nl

www.stagemarkt.nl

www.stat.gov.pl

www.web.kennisnet2.nl

www.werk.nl

www.workplacement.nl

www.youthinaction.nl

Wereld Proeftuinen – CINOP – oktober 2009 89