WEEKBLAD VOO DRE VROUW. · Van toe anf bego dn e pers in België zic meh t d vrouwenzaae tke...

8
% {Jaattgang. GXöemibag J5 jïugusfiis \ 94 h XI*. 20. WEEKBLAD VOOR DE VROUW. Onder medewerking van D. DE CLERCCJ, Stiermarken! Mr. Louis FRANK, Brussel; SORAXIS en VIR. Amsterdam: en de Dames: EJIH.IE CLAEYS, Gent: Aco. FICKERT en OTTILIE TCRNAU Weenen; WARNER S.VOAD en Mrs GRE.VFEU., Engeland; JOHASXA. schrijfster van ,liet Recht der Vrouw", Genève; .MARIE POI-EI.IN, doctor in do rechten, Brussel; STELLIXOWERF-JEXTIXK, Leeuwarden; H. COHEX, W. DRUCKER, TH. SCHOOK-HAVER, JOH. SCHMIOT, Amsterdam. Abonnementsprijs per 3 maanden . . ƒ0.75 Voor België 0.82» 't Overige Buitenland en Xed.-Indië 1.02'' Afzonderlijke Nummers ,. 0.03 Bureau van Redactie en Administratie: $arphatipark 61, AMSTERDAM. Advertentiën per regel f OM Groote letters naar plaatsruimte. Bockaankondigingen per regel ,, 0.10 en 4 ;t maal. Aanvragen om betrekkingen 0.'J.'> miiiimi miiiii in, II, in IIIIIII,! 11,111111111 mi IIIII 11 • i i • 111111 ï 11 IIIIIII i i 11111 • 11111111 • 11 '••'• Verkrijgbaar aan alle Kiosken te Amsterdam en bij P. SCHAPER, Warmoesstraat, Groningen. 4R> INHOUD. «• Biographie van Louis Frank. Forensen en Reensianen. Clémence's huwelijk. Nog eens Vrouwenarbeid in de venen. Een plan voor werkverschaffing. Chocolat Menier. Binnen de Grenzen. Feuilleton. Advertentiën. Verscheidene malen reeds noemden wij den naam van hem, wiens portret thans in ons blad prijkt. Een korte levensbeschrijving, bene- vens de opsomming van zijne voornaamste werken, zal onzen lezers en lezeressen doen zien, hoeveel de vrouwenbeweging aan dezen ijverigen, volhardenden man te danken heeft. Hoewel nog zeer jong zijnde — hij wei _2 Januari 1865 gebo- ren heeft hij zich reeds in verschillen. - ianden bekendheid ver- worven en alom relaties aangeknoopt; iets dat hem, die de wetenschap der statistiek nogal beoefent, goed te stade komt. Reeds op 13 jarigen leeftijd, in 1878, onder- scheidde hij zich bij het algemeene concours van de leerlingen der athenea in België door voor de geza- menlijke vak- ken bekroond te worden en voor Fransch en Grieksch het hoogste cijfer van allen te beha- len. Na met succes zijne studie aan de Vrije Univer- siteit teBrus- sel te hebben voltooid, verkreeg hij de studiebeurs voor Bologna. Daar promoveerde hij tot doctor in de rechtswetenschappen „maxima cum laude." Voor de Faculteit der rechtsgeleerdheid te Bologna verdedigde hij de zaak der natuurlijke kinderen door te plotten voor invewing vsn liet „Onder zoek naar het Vaderschap." In België teruggekeerd zijnde, debuteerde hij aldaar als advokaat in November 1888 door voor het Hof van Appèl te Brussel op te treden in de zaak van Mlle. M. Popelin. die wensehte toegelaten te worden tot de aflegging van den eed als advokaat. Bij deze gelegenheid gaf hij een werk uit,'getiteld: „La femme-aroeat", hetwelk vrij wat succes had en in verscheidene talen werd overgezet. De twee daaropvolgende jaren (1889 en 1890) bracht hij te Parijs door als een der secretarissen van de bank der heeren Rothscbild frères. De aan deze betrekking verbonden bezigheden strookten echter weinig met zijn levendig temperament en hij verliet die schitterende positie om weder naar België terug te keeren en zich te wijden aan de ver- dediging van de belangen der vrouw. Toen de Faculteit der Rechts- geleerdheid van Parijs in 1891 een prijsvraag uitschreef over den „Politie/een toestand der rroair", behaalde Louis Frank een der prijzen, ondanks de daarin verkondigende radikale denkbeelden en de daaruit getrokken conclusies. In 1892 (26 Februari) verwierf hij den titel van „Docteur spécial en droit public", tengevolge van nogmaals tegen- over de Rechtsgeleerde Faculteit te Brussel de rechten der vrouw te hebben verdedigd. Van toen af begon de pers in België zich met de vrouwenzaak te bemoeien. Weldra was er een beweging merkbaar om de positie der vrouw te verbeteren en Louis Frank profiteerde daarvan om de „Ligue beige du Droit des Femmes" te stichten.; reeds dadelijk telde deze bond een groot aantal leden, In de „Indépendaiiee beige" en in meer andere bladen streed hij heftig voor de vrouwenbeweging. Ook was hij het. die wist te be- werken, dat de door hem gestichte „Ligue'' onder dienzelfden naam, een driemaandelijksch tijdschrift uitgaf, dat natuurlijk aan de vrou- wenkwestie gewijd is. Bij gelegenheid dat de Belgische Staat het telefoonnet naastte en de reactionnaire minister Vandenpeereboom maatregelen wilde nemen om het vrouwelijk personeel hare broodwinning te doen verliezen, trad de altijd werkzame, overal op zijn post zijnde strijder voor vtou- wenrechten ook voor deze geëmployeerden in het krijt. Hij schreef een werk „La femme dans les emplois publiés", waarin de minister heftig werd aangevallen; de geheele Belgische pers stond hierin aan zijne zijde, zoodat de publieke opinie zich tegen den minister keerde. Ook de buitenlandsche pers beoordeelde dit boek en veroordeelde den minister. Men zie o. a. „De Amsterdammer' van 8 Febr. '93 en „Evolutie" van 5 en 12 April '93. Vreezende zijn doel nog niet te be- reiken, begaf Louis Frank zich op particuliere audiëntie bij de gravin van Vlaanderen, de schoonzuster van den Belgischen Koning, die mede haar invloed aanwendde met het gelukkig gevolg dat de minister op zijn van te voren gemaakte bepalingen moest terugkomen en dat het vrouwelijk personeel gehandhaafd bleef. Zeer zeker zal men moeten erkennen, dat den heer Frank de dank toekomt der vrouwen in het algemeen en die der Belgische vrouwen in het bijzonder, als men be- denkt dat heel wat vrouwen broodeloos zouden zijn geworden, indien zijn pogingen schipbreuk hadden geleden, want niet minder dan 209 vrouwen vonden destijds haai bestaan in het verrichten van telepho-

Transcript of WEEKBLAD VOO DRE VROUW. · Van toe anf bego dn e pers in België zic meh t d vrouwenzaae tke...

Page 1: WEEKBLAD VOO DRE VROUW. · Van toe anf bego dn e pers in België zic meh t d vrouwenzaae tke bemoeien. Weldr wasa er ee beweginn g merkbaa omr d positie dee r vrouw te verbetere enn

% {Jaattgang. GXöemibag J5 jïugusfiis \ 94 h XI*. 20.

WEEKBLAD VOOR DE VROUW. Onder medewerking van D. DE CLERCCJ, Stiermarken! Mr. Louis FRANK, Brussel; SORAXIS en VIR. Amsterdam: en de Dames: EJIH.IE CLAEYS, Gent: Aco.

FICKERT en OTTILIE TCRNAU Weenen; WARNER S.VOAD en Mrs GRE.VFEU., Engeland; JOHASXA. schrijfster van ,liet Recht der Vrouw", Genève; .MARIE POI-EI.IN, doctor in do rechten, Brussel; STELLIXOWERF-JEXTIXK, Leeuwarden; H. COHEX, W. DRUCKER, TH. SCHOOK-HAVER, JOH. SCHMIOT, Amsterdam.

Abonnementsprijs per 3 maanden . . ƒ0.75 Voor België 0.82» 't Overige Buitenland en Xed.-Indië 1.02'' Afzonderlijke Nummers ,. 0.03

Bureau van Redactie en Administratie: $arphatipark 61,

AMSTERDAM.

Advertentiën per regel f OM Groote letters naar plaatsruimte. Bockaankondigingen per regel ,, 0.10

en 4 ;t maal. Aanvragen om betrekkingen 0.'J.'>

miiiimi miiiii in, II, • in I I I I I I I , ! 11,111111111 • m i I I I I I 11 • i i • 111111 ï 11 I I I I I I I i i • 11111 • 11111111 • 11 '••'• Verkrijgbaar aan alle Kiosken te Amsterdam

en bij P. SCHAPER, Warmoesstraat, Groningen.

4R> INHOUD. «• Biographie van Louis Frank. Forensen en Reensianen. Clémence's huwelijk. Nog eens Vrouwenarbeid in de venen. Een plan voor werkverschaffing. Chocolat Menier. Binnen de Grenzen. Feuilleton. Advertentiën.

Verscheidene malen reeds noemden wij den naam van hem, wiens portret thans in ons blad prijkt. Een korte levensbeschrijving, bene-vens de opsomming van zijne voornaamste werken, zal onzen lezers en lezeressen doen zien, hoeveel de vrouwenbeweging aan dezen ijverigen, volhardenden man te danken heeft.

Hoewel nog zeer jong zijnde — hij wei _2 Januari 1865 gebo-ren — heeft hij zich reeds in verschillen. - ianden bekendheid ver-worven en alom relaties aangeknoopt; iets dat hem, die de wetenschap der statistiek nogal beoefent, goed te stade komt.

Reeds op 13 jarigen

leeftijd, in 1878, onder-scheidde hij

zich bij het algemeene

concours van de leerlingen der athenea

in België door voor de geza-menlijke vak-ken bekroond te worden en voor Fransch en Grieksch het hoogste cijfer van

allen te beha-len. Na met succes zijne studie aan de Vrije Univer-siteit teBrus-sel te hebben voltooid, verkreeg hij de studiebeurs voor Bologna. Daar promoveerde

hij tot doctor in de rechtswetenschappen „maxima cum laude." Voor de Faculteit der rechtsgeleerdheid te Bologna verdedigde hij de zaak der natuurlijke kinderen door te plotten voor invewing vsn liet „Onder zoek naar het Vaderschap."

In België teruggekeerd zijnde, debuteerde hij aldaar als advokaat in November 1888 door voor het Hof van Appèl te Brussel op te treden in de zaak van Mlle. M. Popelin. die wensehte toegelaten te worden tot de aflegging van den eed als advokaat. Bij deze gelegenheid gaf hij een werk uit, 'getiteld: „La femme-aroeat", hetwelk vrij wat succes had en in verscheidene talen werd overgezet.

De twee daaropvolgende jaren (1889 en 1890) bracht hij te Parijs door als een der secretarissen van de bank der heeren Rothscbild frères. De aan deze betrekking verbonden bezigheden strookten echter weinig met zijn levendig temperament en hij verliet die schitterende positie om weder naar België terug te keeren en zich te wijden aan de ver-dediging van de belangen der vrouw. Toen de Faculteit der Rechts-geleerdheid van Parijs in 1891 een prijsvraag uitschreef over den „Politie/een toestand der rroair", behaalde Louis Frank een der prijzen, ondanks de daarin verkondigende radikale denkbeelden en de daaruit getrokken conclusies. In 1892 (26 Februari) verwierf hij den titel van „Docteur spécial en droit public", tengevolge van nogmaals tegen-over de Rechtsgeleerde Faculteit te Brussel de rechten der vrouw te hebben verdedigd.

Van toen af begon de pers in België zich met de vrouwenzaak te bemoeien. Weldra was er een beweging merkbaar om de positie der vrouw te verbeteren en Louis Frank profiteerde daarvan om de „Ligue beige du Droit des Femmes" te stichten.; reeds dadelijk telde deze bond een groot aantal leden,

In de „Indépendaiiee beige" en in meer andere bladen streed hij heftig voor de vrouwenbeweging. Ook was hij het. die wist te be-werken, dat de door hem gestichte „Ligue'' onder dienzelfden naam, een driemaandelijksch tijdschrift uitgaf, dat natuurlijk aan de vrou-wenkwestie gewijd is.

Bij gelegenheid dat de Belgische Staat het telefoonnet naastte en de reactionnaire minister Vandenpeereboom maatregelen wilde nemen om het vrouwelijk personeel hare broodwinning te doen verliezen, trad de altijd werkzame, overal op zijn post zijnde strijder voor vtou-wenrechten ook voor deze geëmployeerden in het krijt. Hij schreef een werk „La femme dans les emplois publiés", waarin de minister heftig werd aangevallen; de geheele Belgische pers stond hierin aan zijne zijde, zoodat de publieke opinie zich tegen den minister keerde. Ook de buitenlandsche pers beoordeelde dit boek en veroordeelde den minister. Men zie o. a. „De Amsterdammer' van 8 Febr. '93 en „Evolutie" van 5 en 12 April '93. Vreezende zijn doel nog niet te be-reiken, begaf Louis Frank zich op particuliere audiëntie bij de gravin van Vlaanderen, de schoonzuster van den Belgischen Koning, die mede haar invloed aanwendde met het gelukkig gevolg dat de minister op zijn van te voren gemaakte bepalingen moest terugkomen en dat het vrouwelijk personeel gehandhaafd bleef. Zeer zeker zal men moeten erkennen, dat den heer Frank de dank toekomt der vrouwen in het algemeen en die der Belgische vrouwen in het bijzonder, als men be-denkt dat heel wat vrouwen broodeloos zouden zijn geworden, indien zijn pogingen schipbreuk hadden geleden, want niet minder dan 209 vrouwen vonden destijds haai bestaan in het verrichten van telepho-

Page 2: WEEKBLAD VOO DRE VROUW. · Van toe anf bego dn e pers in België zic meh t d vrouwenzaae tke bemoeien. Weldr wasa er ee beweginn g merkbaa omr d positie dee r vrouw te verbetere enn

154 E V O L U T I E .

nische dienaton, terwijl ondanks het streven van den minister op dit oogenblik liet telephoon-personeel nog bijna uitsluitend vrouwen telt.

Ook op ander gebied heeft L. Frank zich naam verworven: zoo heeft hij den strijd aangebonden voor de afsehatting der geheime politie, voor de lijkveibranding. In November 1891 verdedigde hij' liet thans in Belgjfi ingevoerde meervoudige of proportioneel» kiesreeht. Toen hij het eerst met deze stelling voor den dag kwam. werd er om ge. hullen : doch geen anderhalf jaar later of de Belgische volksvertegen-woordiging nam met bijna algemeene stemmen een wet aan. waarin het door hem verkondigde was belichaamd.

Zijn laatste werk : „ƒ,<• grand eatéehismt de hi femme!' bespraken wij in Noa. 7 en 8, 2de jaargang : reeds zijn in Engeland, Duitschland. Oostenrijk, Zweden. Denemarken. Japan. Hindostan en Nederland ver-talingen in bewerking, terwijl eene uitgave in het Italiaanse]] al tor pene is.

Op het oogenblik is Louis Frank bezig verschillende ontwerpen van wetten, die der vrouwen belangen raken, samen te stellen. Benige ervan zijn reeds voltooid. Zoo hij er in slaagt ze alle daar te stellen zal hij de vrouw voorzeker oneindig aan zich verplichten.

Jong. actief, doortastend en volhardend, zich door niets latende ontmoedigen, gaat hij rechtstreeks op zijn doel af. bestrijdt de voor-oordeelen. ruimt de hinderpalen uit den weg. bezit een onuitputtelijke werkkracht naast een enorinen lust tot bestrijding, ja. bemint zelfs den strijd voor het goede, en blijft onverschillig voor spot, welke echter hoe langer hoe zeldzamer voorkomt eu telkens meer plaats maakt voor sympathie.

Forum: Forensen? Foris: Forensen ? Ziedaar het groot Amsterdamsch probleem, ter welke oplossing wetgeleerden en kooplieden, doctoren en courantenredacteuren zich de hersens pijnigen. Niet dat de ontcijferaar een anderen Oedipus gelijk, verwerft. . . . de Koningin; maar misschien krijgt hij . . . . vrijdom van belasting voor heel zijn leven en als hij bij toeval is Forens of Beensiaan zegt dit hem, vooral den eerste, heel wat. Want, al is de herkomst van den Forens ons nog een diep geheim en kunnen wij vol-strekt niet grondig bewijzen, of hij is de, de markt bczoe-kende buitenman, of de buiten de deur staande, zijn voor-komen en geaardheid kennen wij uitstekend. Als dan ook bij een les in de natuurlijke historie ons werd gevraagd : Wat is een Forens? zouden wij zonder een seconde be-denkens kunnen antwoorden: Een Forens is een diertje met dikken buik, vervaarlijken muil, carapaceachtige huid, behoorende tot het geslacht der parasieten. Zijn eigen-aardigheden zijn: een groote „attraction" voor koopsteden en het uitstooten van een klagend, piepend, mopperend, brommerig geluid — als gij in spoor of tram iemand ont-moet, die sterk afgeeft op de kleinzielige benepenheid, de schrielige zuinigheid der Amsterdammers, alles in Amster-dam beroerd, krenterig, 100 jaar ten achter vindt, die heel de stad het onderst boven wil halen, havens wil zien uitgegraven, dokken aangelegd, de petroleum hydraulisch in de pakhuizen getransporteerd, het koren zonder menschen-handen op de zolders wil hebben gebracht — weest er zeker van het is een Forens.

De Forens is een diersoort van nog jeugdige bekendheid; aan Amsterdam de eer haar te hebben opgedolven uit het niet. Die verrijking der natuurkunde heeft Amsterdam echter tamelijk wat gekost, want, zooals het gaat bij alle knaagdieren, motten, rotten, houtluizen enz., reeds tamelijk wat was afgekauwd en afgevreten van Amstels rijk fluweelen mantel alvorens zij het, haar ter ondergang doe-mend gevaar in al zijn omvang gewaar werd en begreep.

Niets natuurlijker dan dat de als voogden en bewakers

over de stad aangestelde mannen naar middelen grepen om het schadelijk gedierte te verdelgen. Petroleum, spiritus, kamfer, muizentarwe, al wat maar als verdervend stond te boek werd her- en derwaarts gestrooid, doch stuitte af op den harden Forensen-rug. Teneinde raad werd algeheele desinfectie aangeraden en bij Besluit, of te wel by over-eenstemming van Amstels Vroede Vaderen den Forensen op 11 Juli 1.1. aangezegd, dat zij niet langer hadden te knabbelen aan het kostbaar hermelijn, dat de donzige vacht niet langer zou beschutten hen. die niet waren doorgegaan de heetste, meest uitstoomende van alle desinfectieovens: de Amsterdamsche gemeentekas; alle overige er onder zich koesteren was verboden op poene van ja, van wat? Van het verlies van een paar lessenaars, kantoorkrukken, papiermanden, inktkokers, vouwbeenen enz.; alle zaken die, met behulp der Reensianen, een ander soort hoofd-stad-parasiet, voor 1 cent per stuk wederkoopbaar zijn.

Algemeene „clameur" in het Forensenkamp. Niet meer mogen knagen! Niet meer zich mogen warmen onder het pels dat zij, ten dank, tot kaf vermalen! Door de Amsterdamsche Gemeentekas gaan? Dat nooit! En brutaal als al wat is woeker- plant-dier of-mensch hebben zij, in stede van in het duister gestoken, in zakke en assche gehuld, zich te schamen over de jaren lang door hen uitgeoefende, onrechtmatige uitzuigerij, het hoofd omhoog gestoken en den naam van „Forensen" aanvaardende, met pauk en trompet hun sektegenooten bijeengeroepen en zich tot een Bond gevormd, die zijn vertakkingen heeft te Haarlem, Hilversum, N. Amstel en Baarn. Woordvoerders hebben zij zich gekozen èn met den mond èn met de pen. De een gewezen page aan het hof van Jan Vlegel, de ander leerling van Macchiavelli en père Bauny.

De eerste, veeleer belhamel dan woordvoerder, luister-ende naar den naam Platte, in zijn jeugd voorzeker gewoon bij het heilig knikkerspel af te rossen de knikkers aan-brengende jongens, die ook van hem knikkers dorsten te verlangen, heeft der Forensen-strijd geopend en in een eenige speech het wapen genoemd dat hij zal gebruiken in het duel met de stad Amsterdam: brutaalheid. De kracht van zijn argumentatie bestaat i n . . . . schelden. Laat Amsterdam, dat door wanbeheer in staat van faillissement verkeert, blijde zijn dat wij, fatsoenlijke Bussumers, Haar-lemmers, Hilversummers en N. Amstelaren zijn muren, de muren van een .bagno" willen binnentreden! Als het niet om den broode was, zouden wij het natuurlijk ook niet doen. Laat het zich verheugen dat wij, Forensen, onze fatsoenlijke dreven verlieten om het te begunstigen en zijn inwoners werk te verschaffen, in plaats dat het van ons geld eischt, wat dood-eenvoudig is „flesschentrekkerij," is zijn résumé.

Hoe fatsoenlijk van die Mijnheer Platte, c. s. een „bagno" te onderhouden! Hoe opofferingsgezind er eenige uren daags te verblijven! Eén zaak heeft de heer Platte vergeten aan zijn explicatie van Amsterdam toe te voegen, n. 1. of die stad ook is meer „bagno" van 's morgens 9 tot 's namiddags 5 uur dan van 5 uur namiddag tot den volgenden ochtend 9 uur. Ook hebben wij niet gehoord, of het de Amsterdammers dan wel de Forensen zijn die Amstels stad tot een „bagno" maken. Het waarschijnlijkst is; de laatsten. Een Bussumer, lijdende aan cleptomanie, tracht niet te Bussum — de heer Platte weet dit ook wel — waar toch niets te halen is, zijn lusten te voldoen, maar trekt naar Amsterdam — al is het dan ook maar voor

Page 3: WEEKBLAD VOO DRE VROUW. · Van toe anf bego dn e pers in België zic meh t d vrouwenzaae tke bemoeien. Weldr wasa er ee beweginn g merkbaa omr d positie dee r vrouw te verbetere enn

E V O L

een paar uur daags — waar, niettegenstaande het op punt van failliet — staan, wel wat te grijpen is en de lui. loyaal en naief als zij zijn. zich er o! zoo makkelijk laten bedotten.

De heer Platte staat in zijn opvatting, voor zooverre de door de Forensen aan Amsterdam te bezorgen welvaart, vol-strekt niet alleen: zoo gaat b. v. de Amli. Crt. volkomen met hem mede en, na de redeneering van den heer Treub als kleingeestig en verouderd te hebben gecritiseerd, zegt zij:

„Men stelt zich op een zeer Laag standpunt met het te doen voorkomen alsof niet handel en verkeer Amsterdam maken, maar daarentegen Amsterdam handel en verkeer maakt, 't Is alsof men 't den wakkeren kooplieden en particulieren, die hunne zaken te Amsterdam doen ten koste van veel ver-plaatsing en ongerief, kwalijk neemt, dat zij het hunne bijdragen tot de ont-wikkeling en den bloei van de hoofdstad. Van mannen die met hunnen tijd medegaan, verwondert ons dit laag standpunt uitermate."

Ook Amstels Burgervader vereenigt zich met die beiden en beweert zeer geestig, dat de Amstelaren zich nog wel eens mogen bedenken alvorens den Forensen be-lasting op te leggen, want dat, zijns inziens, het veranderen van woonplaats meer bezwaren heeft dan het verplaatsen van een kantoor en dus, waar nu reeds geklaagd wordt over het zich gaan vestigen van velen buiten Amsterdam, dit geklaag, en dat wel met reden, grooter en omvangrijker zal worden.

Wat boud, wat kleingeestig, wat verouderd een rede-neering! Hoogstens wat stof voor een nieuwe Hollandsche charade naast de zooveel hoofdpijn kostende Latijnsche; op deze voor hebbende dat zij uitgevoerd kan worden in duizendvoudige variatiën. Vormt 'swereldsstapelplaats Londen handelaren of maken de handelaren Londen tot 's wereldsstapelplaats ? Heeft Rome de kunst aangetrokken of heeft de kunst Rome gestempeld tot verblijf der kunst ? Hebben de boomen het Thüringerwoud doen ontstaan of

"\Tan mtfsn shnb. 20) Uit het duitsch door H. C.

Vast en zeker blikt Louise hem aan. Neen, zij kent geen wan-trouwen. Wanneer zij 's avonds haar kleine kamer betreden heeft, staat zij lang voor het open venster en ziet naar den met sterren bezaaiden hemel. „Gute nacht, du mein herziges kind," neuriet men onzuiver ergens uit een kamer. Dat kan slechts Mollys stem zijn. En voor Louises oogen verheft zich de wulpsche gestalte met het beweeglijke gelaat en de kleine spottende oogen. Weder overvalt Louise het hartbeklemmende gevoel alsof een onzichtbare macht haar met kwaad bedreigde. Zij knielt voor het venster neder, ziet naar boven naar de vonkelende sterren en bidt met aandacht en met een kindergeloof, waaraan nooit eenige twijfel genaakte, God, de lieve God zou, moest haar verhooren en haar ondersteunen, opdat zij wijzer en beter werd ter wille van haren Moritz. Een triomfeerende glimlach als van een verwend kind, speelt om den edelgevormden mond: dan legt zij zich getroost neder. Zij verzinkt in den vasten diepen slaap, der jeugd, tot haar den anderen morgen de kerkklokken wekken.

Zondag! In het huis maakt men zich gereed ter kerke te gaan. Frau von Wernstadt geeft in de ketiken het menu op, vliegt als een wervelwind heen en weer, schelt Frits, roept Paula, terwijl Louise haar met snel begrip overal stil een handie helpt, waar de opgewondene hulp noodig heeft. Het jonge meisje ziet er als een non uit in het donkergrijze, eenvoudige kleed, dat de kleinsteedsche naaister verraadt.

Molly ruischt deftig in zwart fluweel op en neer, zooals altijd voor den Zondagschen kerkgang.

— Neef, je gaat niet met ons'? vraagt zij snibbig. — Neen, je weet ik ben boeddhist, zegt hij afwijzend. — Gravin, heb de goedheid plaats te nemen, het rijtuig wacht,

wendt Paula zich nederig tot Barbara. — Dank je — Ik ga niet mee.

r T I E . 155

heeft de bodem aldaar de boomen doen ontspruiten P Zoo kan men doorgaan bladzijden en bladzijden vol. Een zaak is echter zeker: als het den heer Platte c.s. zoo gemak-kelijk was hun kantoren te verplaatsen naar Busenm, Mil-versum, enz., zij hadden het reeds lang gedaan en zoo zij deze laten binnen Amstels veste bewijst dit duidelijk en klaar, dat de ketenen van dit kolossale „bagno" zoo vast zich strengelen om wat eenmaal binnentreedt, dat van loswikkelen geen sprake meer kan zijn. Vermoedelijk echter borrelde in 's Heeren Vening Meinesz hart en hoofd de oude liefde voor het hem eenig Rotterdam weder om-hoog, zag hij dit zijn troetelkind reeds eerste koopstad des rijks, neen der aarde, daarbij heel en al vergetende, dat, al is een theater niets zonder publiek en al tintelt een schouwburgdirecteur van genot bij het zien van volle zalen, die vreugdetrilling altijd toch nog meer geldt de „recette" dan de menschenmassa. Een „vrijkaartjes-publiek", een publiek „van de bedeeling" vult evengoed een zaal als een „betalend", maar doet meer fronsen dan verhelderen het voorhoofd van den theater-ondernemer en geeft den acteurs „Schraalhans" ten keukenmeester.

Rotterdam, en elke andere stad waar de Forensen hun anker laten nedervallen zal, na verloop van tijd moeten doen als Amsterdam en zeggen: Goede, beste vrienden, Heeren, maar af'dokken. betalen. Dat voelt zelfs de den vlegeltijd nog niet ontwassene, de Amsterdammers voor dieven en flesschentrekkers scheldende Heer P la t te . . . en de Am/i. Crt. Billijk, zeer billijk vinden zij het, dat do Forensen eenige vergoeding betalen voor het genot van Amsterdam's instellingen — zeker bordeelen, kroegen en speelkitten. niet waar, Mijnheer Platte? andere genotgevende

— Hoe Barbara '?" vraagt Frau von Wernstadt met leedgevoel, onze oude historische dorpskerk brengt zoo in stemming.

Zelfs de godsdienst is voor deze natuur slechts eene .stemmingszaak". — Weet gij niet, dat ik zijn moet in dat, wat mijns vaders is?

zegt de Gravin met nadruk. — Nu ja, in de kerk. — Neen, in de natuur. — Alzoo atheïste. zegt Molly zalvend, vol overmatige vroomheid,

alsof zij met den lieven God bijzonder intiem was. — Neen, Fraulein von Welsingen, geene atheïste, maar ook geen

vrome zus, slechts vrijdenker, wijst Barbara haar scherp af. — Is dat niet hetzelfde'? herneemt deze met beminnelijke noncha-

lance. — Zeker niet! Maar gij zoudt het verschil moeilijk begrijpen. Wat

voor den een goed is — is het daarom nog niet voor den ander — Bidt gij: Ik denk. —

Na een haastig afscheid rijdt de wagen weg. De zon schijnt, leeuwerikken stijgen jubelend opwaarts uit de

velden; de anders zoo ontvankelijke Louise ziet naar alles slechts werktuigelijk. Zij zit sprakeloos, een weinig gebogen en niet leunen-de in het rijtuig, zooals bescheidene menschen, die zelden rijden. Schuw bewonderend beschouwt zij Molly, die majestueus leunend tegenover haar in het rijtuig rust. Waarom is zij niet zoo ver-standig als Molly'? Louises levendige geest. . . . kampt bestendig met de zucht om te weten, vooral nu zij is onder den invloed van de nieuwe omgeving en geestelijk haar voorbijstrevende menschen.

Wat is Boeddhisme'? Wat een atheist'? Wat beteekenen Barbaras woorden: „Bidt gij! Ik denk'?" Duizenden vragen dwarrelen in de geestelijke engte van hare schoolwetcnschap heen en weer, als in een labyrinth, waar zij geen uitweg vinden. Ja, als zij den geliefde durfde vragen! Maar zij waagt het niet uit vrees hem hare onwe-tendheid te toonen, uit angst voor Mollys spot, die over alles weet mee te spreken. Dagelijks valt het meisje het bewustzijn harer on-wetendheid zwaarder, altijd kwellender gevoelt zij hare onwaarde tegenover den verloofde. Hij gebruikt woorden, die zij nooit hoorde; zij ziet zijne oogen vol dweeperij schitteren bij gesprekken, waaraan

Page 4: WEEKBLAD VOO DRE VROUW. · Van toe anf bego dn e pers in België zic meh t d vrouwenzaae tke bemoeien. Weldr wasa er ee beweginn g merkbaa omr d positie dee r vrouw te verbetere enn

156 E V O L U T I E .

instellingen toch kan een „bagno" al niet hebben — maar niet veel, zoo iets van een markt — of beursgeld, te heffen volgens art. 238 van Amsterdams gemeentewet, een paar penningen als de in lompen gehulde oud-roest betaalt voor zijn plaats op Noordermarkt of Amstelveld. Vreemd dat die fatsoenlijke, eerlijke Forensen nooit vroeger aan het betalen eener billijke vergoeding gedacht hebben en ook thans niet. zooals het lui van principes toch zou voegen, het door hen verschuldigde aan Amstels belasting-ontvanger uitbetalen!

Een geheel andere taktiek volgt der Foiensen-woord-voerder met de pen. Zie. zegt de Forens-redacteur van het Dagblad voor Nederland op zijn eenigen, raisonneeren-den, resumeerenden. fijn debatteerenden, pittigen. geeselen-den. overweldigenden, immer „ad rem" zijnden toon, zie, reeds jaar en dag hebben wij betoogd, dat de wet Am-sterdam in de gelegenheid moest stellen een billijke F&rensen-belasting te heffen, welks invoeren der goede stad de schande zou bespaard hebben met een zoo gedrochte-lijk iets aan boord te komen als zij nu doet — een wet natuurlijk die minder (jedrochtelijk dan dit „kromme middel," niet put uit der Forensen-zak een l/* percent courtage voor de inwonenden maar hoogstens V»oo pCt, liever nog een :ioou pCt. De Heer de Koo is echter een veel te handig man om die quintessence van zijn betoog bloot te geven en geit en kool willende sparen — de geit het meest — gooit hij heel de quaestie over een anderen boeg en zijn lievelingsdenkbeeld als bliksemafleider te baat nemende concludeert hij: wat geeft Amsterdam de paar ton die zij den uitwonenden kan afpersen? Zij moet milli-oenen hebben en het Kijk moet haar die verstrekken door

zij geen deel kau nemen — als eene diepe klove gaapt het tussehen hem en haar. eene klove, die zij wanhopend zoekt te dempen door onbegrensden deemoed en aanhankelijkheid. Maar kan liefde ont-brekendf, geestelijke overeenstemming vervangen ? Neen ! Zij merkt, hoe hij zich met vragen, met het bespreken zijner litterarische plan-nen, zijner boeddhistische overpeinzingen uitsluitend tot Molly wendt: zij zelf, Louise. wordt voorbijgegaan.

— Natuurlijk.' Zij weet immers niets, het kleine, naïve meisje, en Molly doet wat mogelijk is, om haar diep in de schaduw en zich zelf op den voorgrond te plaatsen. Zij babbelt geestiger als zij Louises oogen bewonderend op zich gericht voelt, hare geverniste onwetend-heid heeft duizend bevallige frazen en bon-mots, die verblinden, ver-bluffen. Neef en nicht hebben hunne geestelijke spheer voor hun beiden — maar de bruid is uitgesloten.

Uitgesloten?! De krachtige natuur, door bestendigen druk neer-gebogen is gelijk een elastieke, jonge lindentak. die, onophoudelijk daartegen kampend, vol kracht naar boven streeft. Neen! Zij wil niet passief dulden, dat zij door onwetendheid gedurig voor zichzelf en anderen vernederd wordt. Leeren, slechts leeren, om Moritz te be-grijpen! Heimelijk gaat zij naar de steeds geopende boekenkast en grijpt het eerste boek het beste: „De Almacht van het vooroordeel en de Onmacht der vrouw" door gravin B. v. Welsingen (een bijdrage tot de Vrouwenkwestie.)

— Barbara! Louise verstopt hare gelukkige vondst, zooals een schatgraver een gevonden schat, 's Avonds op haar kamer begint zij te lezen. „De ellende der wereld ontspringt uit onwetendheid — Boeddha'', staat als motto het eerste blad. Het meisje perst de handen samen bij het ten volle begrijpen dezer waarheid. Ja, dat gevoelt zij, o, hoe diep gevoelt zij dat! En zij leest — haar gezicht gloeit, haar hart klopt. Daarbuiten wijkt de nacht; de afnemende maan staat geel aan den hemel en werpt haar valen schijn in de opstijgende nevelen, die vochtig door het open venster komen. Het meisje huivert, maar zij leest verder. Dan — een flikkerend licht, de lamp verspreidt nog slechts een zwak schijnsel en vermoeid gaat zij uit. Louise heft het hoofd op, dan gaat zij naar het venster: het wordt dag. Een leeuwerik roept lokkend andere vogels den morgengroet toe ; spreeuwen begroe-

verschillende belangrijke uitgaven van Amsterdam over te nemen: armenlast, kosten van lager-, middelbaar- en hooger onderwijs, kosten van politie, brandweer en schut-terij. Prachtig! Subliem! Edoch, als de door Mr. G. Vissering besproken minnelijke schikking met de Forensen, een blauw ideaal. Wij kunnen ons dan ook denken hoe de zeer praktische Forens-redacteur, anderen dezen poëti-schen kringloop voorspiegelende, zich zat te verkneuteren bij het denkbeeld dat dusdoende èn de hedendaagsche èn de eerstvolgende generatie der Forensen volstrekt nog geen vrees behoefde te koesteren voor eenige andere belastingbetalerij dan een dorpiaansche. Een belastingwet zoo maar veranderd in een ommezien... wie er aan gelooft, de Heer de Koo zeker niet.

Gesteld echter eens dat de geest van Cambacères, Treilhard, Berlier, Merlin de Douai en Thibaudeau (') op het Haagsche Binnenhof zijn zetel opsloeg en tot snel werken suggereerde de Nederl. Volksvertegenwoordiging, zou dan de Forens-redacteur niet Ai! Ai! roepen wanneer dat lichaam, de belastingwet geregeld hebbende naar zijn raad en wenken, hem benoemde tot Minister van Financiën P Hoe zou hij het aanleggen om, staande tegenover 's lands schrale schatkist, aan de thans door hem gestelde eischen te voldoen F Een progressieve inkomstenbelasting! Proba-tum est! Betaald wordende natuurlijk door de sulachtige bewoners der groote steden; een Forens toch zal die precies ontduiken als hij dit nu de Amsterdamsche inkomstenbe-lasting doet. Men metamorphoseert een mol nu eenmaal niet tot bij. Een Forens blijft een Forens, dat wil zeggen,

(') De vijf commissieleden die in 181M binnen een maand het ontwerp van den Voile cirile, later geworden Voile Xijtoleim, meenzetten.

ten den nieuwen dag; het morgenrood staat als een vreugdevuur aan den hemel. Dan breidt het meisje jubelend beide armen uit, de zon tegemoet:

— Moritz. Moritz, fluistert zij zalig, ik begrijp alles, wat ik gelezen heb, het is nieuw, maar zoo groot, zoo wonderschoon! Ook een meisje moet veel weten en iets kunnen, — ik zal het, om uwe liefde waardig te zijn. —

Louises oogen schitteren gelukzalig, nog grooter dan anders uit het overwaakte gezichtje, als zij 's morgens de anderen begroet.

— Fraulein Louise, gij hebt heerlijk gedroomd; dat kan ik u aanzien, plaagt de gravin.

— Neen (hoofdschuddend) maar ik heb uw boek gelezen. — Mijn boek ? Barbara is uitermate verwonderd. — En dat hebt gij, mijn klein meisje, begrepen? vraagt Moritz

ook twijfelend. In hetzelfde oogenblik treedt Molly binnen. „Wie heeft iets begrepen?" vraagt zij nieuwsgierig.

— Mijne bruid heeft van nacht het belangrijke boek van onze vereerde Comtesse bestudeerd, verklaart Moritz met innigen trots, en zij is er door begeesterd.

Molly gichelt beleedigend. Louise wordt gloeiend rood, een ijskoud gevoel maakt zich van

haar jeugdig gloeiend vuur meester. — Waarom lacht gij ? vraagt Barbara barsch; stemt de ernstige

vrouwenkwestie vroolijk ? Het brutale meisje trekt het hoofd tussehen de schouders als

ware zij angstig. — De vrouwenvraag is toch slechts een mannenvraag brengt zij

geestig in het midden: zij verstaat het meesterlijk, wetenschappelijke gesprekken door een spitsvondigheid af te maken. Bij gravin Barbara verloren moeite. „U is slecht op de hoogte, mejuffrouw, waarschijnlijk uit gebrek aan belangstelling in den toenemenden nood der alleen-staande vrouwen en de hierdoor ontstane kultuurbeweging — hebt gij ooit er over gelezen?

— Maar natuurlijk, zeer veel, liegt Molly driest; (zij zegt nooit dat zij iets niet kent.) Maar mijn ideaal is eene echte, deemoedige vrouw, geen geëmancipeerde." (Wordt verrolgd.)

Page 5: WEEKBLAD VOO DRE VROUW. · Van toe anf bego dn e pers in België zic meh t d vrouwenzaae tke bemoeien. Weldr wasa er ee beweginn g merkbaa omr d positie dee r vrouw te verbetere enn

E V O L U T I E . 157 i m

een woekerdier, een parasiet. En al zou hij, bij invoering van een hem naar recht belastende Rijks-inkomsten-belasting, den handel ook overbrengen naar Vlissingen, ten einde zich zelf te kunnen vestigen over de Schelde, nooit, nooit, zal hij in 's landkas bijbrengen zooveel als de anderen, tenzij alle kosteloos zuigen hem totaal on-mogelijk worde gemaakt.

Geheel opgaande in Amsterdams welzijn, mits dat welzijn den Forensen niets kost, geeft de persman der Forensen zelfs een schema van de belasting, welke van deze moet worden geheven. Hij zegt:

Forenscnbolasting moet er komen, — dat wil zeggen: van de inkomsten die, naar baar oorsprong een plaatselijk karakter dragen, zooals inkomsten uit bedryf en uit onroerend vermogen, behoort een zeker bedrag te worden gevor-derd voor de gemeente, waarbinnen men dat inkomen verwerft.

Wie zal den omslag dier belasting bepalen? De Forens zelf; maar hij die nu reeds jaren lang gevoelt dat een deel van het door hem gewonnene in Amstelskas te huis behoort en het toch niet geeft, hij zal bezweren dat geen cent, die hij ontvangt, heeft een plaatselijk karakter, hij geen inkomen verwerft in de gemeente Amsterdam. Ambtshalve? Maar hoe groot zou het corps ambtenaren wel moeten wezen dat ziftte in de boeken der Forensen de binnen- en de buitensteedsche verdiensten ? Wat aanleiding tot oneindig gekibbel! Waar de ambtenaar zou spreken van Amsterdamsch inkomen, zou de betrokkene gewagen van Bussumsch of Hilversumsch. Laten wij b. v. den aan het woord zijnden redacteur zelf eens nemen. Ieder weet dat hij zijn pittige hoofdartikelen waarmede hij „raadsleden afvaardigt en moed inboezemt... . Amsterdam helpt re-geeren," zooals het Handelsblad het uitdrukt, binnen Amstels veste schrijft — er is geen enkele reden waarom hij het ook niet elders zou kunnen doen — maar volstrekt valt niet uit te maken, of hij deze in zijn brein bewerkt te Hilversum, Bussum, of elders. Hoe nu hier te arran-geeren de waarde van het schrijven, hoe de waarde van het denken? Hoe ook van zijn appointement af te trekken het gedeelte redacteursgeld, dat zuiver Amsterdamsch is, hoe het gedeelte als schrijver, dat niet Amsterdamsch is, ten minste het niet behoeft te zijn? Alweder een sphinx te verslaan!

Trots het geschreeuw van hun belhamel en het ge-schrijf van hun politicus, vraagt het nuchter verstand toch: Waarover eigenlijk beklagen zich de Forensen? Over het hun jaren niet zenden van een belastingbillet?

Zij wonen niet in Amsterdam, zij verblijven er alleen maar. Wat zegt dat? Waar de sedes fortunarum ligt, zegt het Weekblad voor de Burgerlijke Administratie, is het hoofdverblijf, en nu moge dit blad het al anders opvatten, voor de meeste menschen zal kantoor, winkel of bureau, de zetel des vermogens zijn. Maar bovendien wie belet den Forensen bij hun zaak te slapen ? Zoo zij dit niet doen is het, wijl zij het elders gezonder, prettiger vinden. Waarlijk recht en billijkheid zouden eischen dat de uit-wonenden, die slechts 7 a 8 uur in het „bagno" verblijven meer in de stadskas wierpen dan zij die verplicht zijn er 24 uur te wonen. En, waar de hoofdredacteur van het Dagblad voor Nederland een loopje neemt met de dito-dito van het Handelsblad, als deze beweert dat de dorpen, waar in de hoofdstad werkende Forensen vertoeven, of liever slapen, slechts een verteringsbelasting kunnen en mogen heffen — en schrijft: Die lieden (Forensen) verteren alles 's nachts, kan men, daar waar de koopman-ambte-

naar-persman-Forens vergt dat de Amsterdammers heel de handelsst&d onderhouden omdat zij er slapen en slijten de avonduren, dit omkeeren en zeggen : Die lieden (Amster-dammers) verdienen alles 's nachts.

Ons dunkt dat de Gemeenteraad op 11 Juli volkomen correct handelde: Amsterdam is een handelsstad, als zoo-danig geeft zij gemakkelijker brood maar vraagt ook grooter onderhoud dan eenige andere plaats in Nederland. Dat onderhoud moet betaald worden door die in haar veste het brood Avinnen. De eenige fout die Amstels Vroeden Vaderen in deze verweten kan worden is, dat zij jaren en jaren zich hebben vastgehouden aan de komische opvat-ting: men woont waar men slaapt, niet waar men waakt, bidt en werkt.

(Wordt vervolgd.)

Cfcmcncc's "ÊHiwclijfc. (Vervohj en Slot.)

Aan de formaliteiten is voldaan, het huwelijk is bepaald op een Zaterdag. Men zal in alle stilte trouwen. Valentijn is naar de kerk geweest; maar aangezien de priester hem zes frank vroeg, heeft hij hem geantwoord, dat hij het wel zonder de mis kon stellen en Clémence riep uit, dat alleen het huwelijk voor den maire geldig was. Eerst waren zij van plan in *t geheel geen bruiloft te geven; maar later, om niet den schijn aan te nemen, dat zij zich verstopten, bc-sloten zij toch een ,pique-nique" te organiseeren hij een wijnhandelaar, op de Place du Tröne. waar men. voor vijf frank de persoon. een feest kon geven. Men zou met achttien aan tafel zijn. Clémence zou drie getrouwde vriendinnen meebrengen. Valentijn heeft een heel gezelschap schrijnwerkers met hunne dames geinviteerd. De samenkomst bij den wijnhandelaar is bepaald op twee uur, omdat uien voor het diner nog een wandeling wil maken.

In de mairie komen Clémence en Valentijn. slechts vergezeld van hunne getuigen. Valentijn heeft zijn jas van vetvlekken laten zuiveren. Clémence heeft reeds drie nachten besteed om een oude blauwe japon, die een vriendin, grooter dan zij. haar voor tien frank had verkocht, voor zich in orde te maken. Zij heeft een mutsje op met roode bloemen, en met haar blanke meisjesgezicht. hare grillige, blonde krullen ziet zij er zoo lief uit. dat de maire vaderlijk haar toe-lacht. Als het haar beurt is om , ja" te zeggen, voelt zij dat Valentijn haar een stoot met zijn elleboog geeft en barst in lachen uit. Iedereen lacht in de zaal, tot zelfs de klerken. Het is als ging er eeu adem-tocht van jeugd door de vergeelde bladeren van het Wetboek. Toen er moest geteekend worden, deden de getuigen hun uiterste best; Valentijn zette een kruisje, omdat hij niet kon schrijven en Clémence maakte een groote inktvlek. Bij de collecte voor de armen, gaven allen een tien centimesstukje. Alleen de jonge vrouw gaf na lang in haar zak gezocht te hebben, een halven frank.

Om twee uur is het gezelschap bijeen in de woning van den wijn-handelaar op de Place du Tröne. Men vertrekt .wandelt op de vesting-werken, men gaat al verder en verder: eindelijk beginnen de hoeren eens blïndemannetje te spelen. Als een der schrijnwerkers een dame beetpakt, houdt hij haar een poosje vast en knijpt haar in de heupen; de dame gilt en roept dat knijpen verboden is. Het heele gezelschap barst in lachen uit, en maakt op dat afgelegen plekje zoo'n leven, dat de niusschen verschrikt opvliegen uit de boomen, die langs den weg staan. Bij het naar huis gaan moesten drie kinderen dooi hunne vaders op de schouders gedragen worden, wijl zij van moeheid niet meer konden loopen.

Dat neemt niet weg, dat allen 's avonds aan tafel stevig mee-eten. Ieder wil voor zijn vijf frank tenminste een goede portie hebben. Men betaalt, niet waar'? dus kan men de schotels ook wel ledigen. Ook is het de moeite waard om te zien hoe netjes de beentjes worden afgekloven. Men zorgt wel, dat er niets weer naar de keuken terug-gaat. Valentijn, dien de bruiloftsgasten uit de grap dronken willen voeren, bewaakt zorgvuldig zijn glas; maar Clémence, die gewoonlijk geen puren wijn drinkt, wordt rood en snapt als een ekster. Men is zeer vroolijk, alles gaat goed. Onder het dessert begint men met liedjes. Ieder zingt of reciteert wat. Gedurende drie uur worden er

Page 6: WEEKBLAD VOO DRE VROUW. · Van toe anf bego dn e pers in België zic meh t d vrouwenzaae tke bemoeien. Weldr wasa er ee beweginn g merkbaa omr d positie dee r vrouw te verbetere enn

158 EVOLUTIE.

onafgebroken coupletten Voorgedragen. Kon zingt een romance, een geschiedenis van Venetië en gondels: een ander is een Specialiteit in komieke voordrachten en vertelt de misdaden van den wijn ,a quat' sous", waarbij in liet refrein altijd een dronken mensch wordt nage-liootst: een derde verkoopt een aardigheid, iets fijns, waarbij de dames, schuddende van het lachen, accompagneoren, door niet de heften der messen tegen de glazen te tikken. Toen er echter betaald moest worden, maakte men zich boos. De wijnhandelaar eischte een extra toelage. Men heeft afgesproken vijf frank: vijf frank zal men be-talen. geen centime meer! En toen de wijnhandelaar dreigde de politie er bij te halen, was het heelemaal mis: men raakte handge-ïneen en een gedeelte der bruiloftsgasten bracht de rest van den nacht door in het politiebureau, (ielukkig waren de jonggehuwden zoo wijs geweest bij liet begin van den twist het hazenpad te kiezen.

Het was vier uur in den morgen toen Valentijn en C'lémence de kamer van de laatste betraden, waar zij volgens afspraak, tot de termijn van huur verstreken was, zouden blijven wonen. Te voet zijn zij den ganschen faubourg St. Antoine doorgegaan: 't was eenigs-zins koud, maar zij voelden er niets van zoo vlug hadden zij geloopon. Niet zoodra is de deur achter hen gesloten of Valentijn omhelst Clémence. overlaadt haar met kussen met eene hartstochtelijke bru-taliteit. welke haar doet lachen. Zij hangt aan zijn hals. omarmt hem ook innig om hem te bewijzen hoeveel zij van hem houdt. Het bed is niet eens opgemaakt, zoo heeft zij zich 's morgens moeten haasten; zij heeft de sprei er slechts overheen geslagen. Fluks helpt hij haar om de matras te keeren. Reeds brak de dag aan, toen zij zich te bed begaven. Het kanarievogeltje van Clémence, wiens kooitje bij het venster hangt, kweelt zachtkens. En in de armoedige woning achter de verkleurde bedgordijnen, strijkt de liefde met zachten wiekslag neder.

Toen de rekening was opgemaakt, begonnen Valentijn en Clémence hun hiiishoudentje met een frank 15 centimes, 's Maandags gingen beiden heel kalmpjes naar hun werk. ieder zijns weegs. De dagen vei liepen, het leven snelde voorbij. Op dertigjarigen leeftijd is Clé-mence leelijk. haar blonde haren zijn vuilgeel geworden, de drie kin-deren, welken zij leven en voedsel schonk, hebben hare gestalte mis-vormd. Valentijn is aan den wijn verslaafd geraakt; zijn ademhaling is snorkend, zijn mooie armen zijn mager en hard geworden van het werken. Op de betaaldagen als de schrijnwerker dronken en met ledige zakken thuis komt, is de kleine woning vaak een tooneel van slagen uitdeden en gehuil van kinderen. Zoetjes aan heeft de vrouw zich er mede vertrouwd gemaakt haar man uit de kroeg te halen: zij is er eindelijk zelfs toegekomen mede aan te zitten en te midden van den tabakswalm, haar portie van den drank te verorberen. Maar toch houdt zij van haar Valentijn; zij verontschuldigt hem zelfs als hij haar afranselt. Bovendien blijft zij een fatsoenlijke vrouw: men kan haar niet beschuldigen dat zij — zooals sommige schepsels — zich afgeeft niet den eersten den besten. En in zulk een leven van twist en ellende, in een morsige woning vaak zonder vuur en zonder brood, ondanks den langzamen achteruitgang van het gezin, waar soms zelfs achter de tot lompen vervallen bedgordijnnen de dood rondwaart, komt 'snachts soms de liefdeshartstocht zijn scepter zwaaien.

EMJLE ZOLA.

ÜO(j ccf|s vrouwcn-arècid in de veenderijen. Plaatsgebrek was oorzaak, dat wij in het vorig nummer niets meer

toevoegden aan hetgeen de heer Gerard O. Lenselink in het midden bracht naar aanleiding van ons naschrift in No. 18.

Genoegen deed het ons natuurlijk van den heer L. te vernemen, dat hij het niet de cursiveeringen volstrekt niet eens was, en dat hij veel dichter aan onze zijde stond dan aan die der schrijvers van be-doeld boekje. Waar echter zonder eenig commentaar een stukje uit dit of dat werk wordt aangehaald en enkele zinnen daaruit gecursiveerd worden, kan men zich in de bedoeling van dat cursiveeren al heel licht vergissen, vooral wanneer die gecursiveerde woorden een indruk moeten te weeg brengen, alsof de besproken arbeid schadelijk was voor de lichamelijke gesteldheid der vrouw, terwijl wij juist in arbeid van welken aard ook — mits hij geen onbetaalde arbeid zij — den machtigen factor zien, waardoor de vrouw zich uit haar slaafsche positie kan verheffen. Dat onze conclusie dus niet de juiste was, zal niemand verwonderd hebben, en dat het ons door den heer L. gezon-dene een goede bedoeling had, willen wij gaarne erkennen, nu hij door zijn volgend schrijven zijne bedoeling wat meer heeft uiteengezet: Een bewijs te meer voor het: TDu choc des ojrinions jaillit la vérité."

Toch — de heer L. houde het ons ten goede — beschouwen wij hem niet als zóó dicht aan onze zijde staande, als hij zelf schijnt te

denken, ofschoon wij ook hier moed hebben al pratende elkander meer te naderen.

Zoo wordt door den heer L. afgekeurd dat wij „wasschen, schuren, boenen, kachels poetsen" op eene lijn stelden met het laden van schepen, en deze afkeuring argumenteert hij, omdat de door ons opge-noenide werkzaamheden geen thuisblijven van de school vereischen.

Indien de veenarbeid verricht wordt door meisjes, die den school-leeftijd nog niet te boven zijn en zij daarvoor de school moeten verzuimen, zullen wij dit niet minder betreuren dan de heer L, maar even sterk keuren wij het af dat kinderen, die nog op de schoolbanken thuis behooren, wasschen, schuren, boenen, kachels poetsen en broer-tjes of zusjes dragen, hetzij zij dit onder of na schooltijd doen. Doen zij het onder schooltijd — en dit gebeurt vaker dan de lieer L. schijnt te vermoeden, wijl hij schrijft: dit werk kan na schooltijd gedaan worden, terwijl wij daarentegen beweren: al het opgesomde kan men in een huishouden ook niet na schooltijd verrichten en bovendien wordt in werkelijkheid ook niet na schooltijd alleen gedaan — dan is het voor haar ontwikkeling minstens even schadelijk als het laden van schepen, en gebeurt het buiten de schooluren dan is ontegenzeggelijk de werkdag voor die kleinen veel te lang.

Zijn de bij den veenarbeid betrokken meisjes den gewonen (helaas! veel te jeugdigen | leeftijd voor de school te boven dan, — wij beamen het ten volle — zou herhalings- en vak-onderwijs beter voor haar zijn dan veenarbeid; maar ook zou herhaling» en vak-onderwijs beter voor haar zijn dan — zooals nu bijna uitsluitend geschiedt — huis-sloof-arbeid, die in eigen thuis geheel niet, in anderer huis bijna niet betaald wordt. Zeker, met den heer L. strijden wij voor vak-onderwijs, ook voor het meisje en geen gelegenheid laten wij voorbijgaan om te doen zien hoe gebrekkig het vakonderwijs voor den jongen nog is, maar hoe prachtig men dit gebrekkige kan noemen, vergeleken bij het weinigje dat voor het meisje wordt gedaan. Zoolang echter dat vak-onderwijs er niet of in ieder geval maar zeer, zeer onvoldoende is, zoolang juichen wij nog iedere poging toe, waardoor het meisje hare economische positie tracht te verbeteren.

Nog een woordje over de kwestie „naaien en breien". Wij kwamen tegen deze zinsnede niet op, omdat wij gaarne de vrouw dom en onontwikkeld houden; integendeel, wijl wij steeds er op neer komen dat gelijke rechten moeten verschaft worden aan beide seksen, be-hoeft het geen lang betoog, dat ook gelijk onderwijs — immers het ontvangen van goed onderwijs is een recht waarop alle kinderen aan-spraak hebben — door ons wordt verlangd. Maar wel verzetten wij ons tegen de hierin neergelegde en door de overgroote massa gehul-digde idee, dat de vrouw per se moet kunnen „naaien en breien ', en dat het niet kunnen een mate van onontwikkeliug te kennen geeft. Wil men het meisje voor de toekomst — want ook op de toekomst zijn 'sHeeren L.'s oogen gevestigd — pasklaar maken, men geve haar algemeene ontwikkeling als den jongen en late haar zich bekwamen — maar dan ook bekwamen — in een of twee vakken. Slechts tegen deze opvatting, dat de vrouw behalve het vak, waarmede zij haar brood verdient nog een groot aantal vakken, behoorende tot handen-arbeid, zich moet eigen maken, trokken wij te velde. Met hetzelfde recht immers zou van iederen man gevergd kunnen worden, dat hij ook eenig kleedingstuk kon vervaardigen, verstellen, onderhouden en dat zou bijna ieder dwaasheid vinden; eveneens zou men het belache-lijk noemen als een zeeman of soldaat, die zijn kousen kan stoppen, beschouwd werd als te zijn meer ontwikkeld dan de professor, die dat niet kan. En juist dat geijkte, in onze oogen zoozeer misbruikte breien, waarbij handen al lang veel meer hadden moeten vervangen worden door de machine, nu deze er eenmaal is, moest door den vooruit-strevende niet telkens op den voorgrond geschoven worden en daarom: als we „van de kinderen van dit (dat) geslacht menschen trachten te maken, opdat zij niet meer het voetspoor hunner vaderen behoeven te drukken, maar een blijder toekomst tegemoet gaan," laten we dan trachten het noodelooze, geestdoodende, omslachtige handenwerk. waar dat evengoed door de machine kan worden gedaan, met het verledene te begraven.

Wij gelooven dan ook dat de heer L., van wien wij weten dat hij zeer vooruitstrevend is, niet zoozeer zijne eigene dan wel de heerschende opinie heeft weergegeven, en juist tegen de heerschende opinie kanten wij ons, wijl die gemaakt heeft een inannen- en een vrouwen wereld, waar wij zooveel liever een inenschenvrereld zagen.

Üer^ Êfan vooi[ tEferèver^cIpajiIng. In het Handelsblad van 5 Aug. 1.1. (2e Blad, no. 20525) deelt dr.

C. W. Janssen een nieuw plan voor werkverschaffing mede, „waarbij het geldt de bevrediging der behoeften van hen, die zelf werkloos zijn," een werkverschaffing (in goed verwarmde plaatsen), welke den werkloozen de gelegenheid zal geven voor elkander te werken; bijv. de schoenmaker houdt zich bezig met het opknappen van de schoenen van den kleermaker, terwijl deze weer de jas van den schoenmaker gaat verstellen — een voorbeeld, dat zich ver leden winter, geheel spontaan, in de „Berliner Würmestuben'' heeft voorgedaan. Deze werkverschaffing zou dan ook in verband kunnen worden gebracht met voorziening in de behoeften van kleeding en schoeisel, bij schoolgaande kinderen, waarna de uitkeering dier goede-ren met medewerking van het onderwijzend personeel der scholen zou kunnen geschieden.

In aansluiting nu bij 't geen in de Nos. 15 en 16 van dit Week-blad over de Commissie voor Werkloozen voorkomt, deel ik hier mede,

Page 7: WEEKBLAD VOO DRE VROUW. · Van toe anf bego dn e pers in België zic meh t d vrouwenzaae tke bemoeien. Weldr wasa er ee beweginn g merkbaa omr d positie dee r vrouw te verbetere enn

EVOLUTIE. 159

't geen Dr, Janssen in genoemd opstel over 't zomeronderzoek dier Commissie schrijft:

„De toestand onzer arbeidende klasse laat zich treurig aanzien; het zomeronderzoek. door de commissie voor de werkloozen ingesteld, dringt tot die erkenning. Uit het rapport der bezoekers, die thans alle 3762 hebben opgezocht, welke verleden winter ondersteuning ont-vingen, blijkt dat 43 procent (1654 personen) geen vast werk konden aanwijzen, en dat van de overige 2108 sommigen reeds tijdens het bezoek de zekerheid hadden, dat het werk spoedig zou gedaan zijn. Van genoemde 1654 wisten slechts 244 zich eenigszins voldoende verdiensten te verschaffen door negotie, winkelnering of door het zelfstandig aannemen van werkzaamheden. Bij 1625 waren de inkomsten geheel onvoldoende. Hiervan behoorden niet minder dan 631 of 38 procent tot de bouwvakken en 228 tot het diamantvak, terwijl oor-spronkelijk 1919 personen uit de bouwvakken en 361 diamantwerkers onder-steuning hadden genoten. 32 procent der ondersteunde werklieden der bouwvakken en 60 procent der ondersteunde diamantwerkers hadden dus na het eindigen der ondersteuning geen werk gevonden."

Om nog even op de nieuwe soort werkverschaffing terug te komen : 't Laat zich aanzien, dat deze eene op beperkte schaal zal zijn, hoofd-zakelijk voor schoen- en kleermakers.

Immers Dr. Janssen schrijf: „Alleen zouden daardoor gebaat kun-nen worden zij. die in staat zijn, een bij uitstek practisch ambacht uit te oefenen. De schilder, de stukadoor zullen hierdoor evenmin gebaat worden als de sjouwerman en de schrijver."

En nu weet men, dat juist de bouwvakken en de klasse der losse werklieden een zeer aanzienlijk aantal werkloozen opleveren. Wat denkt men met dezen in den volgenden winter te doen?

Met genoegen zullen echter de lezeressen vernemen, dat thans in het nieuwe plan vrouwen niet zijn buiten gesloten : mej. M. Verkou-teren. Prinsengracht 6X3. heeft zich bereid verklaard alle gewenschte inlichtingen over de organisatie der werkverschaffing voor naaisters, schoen- en kleermakers te verschaffen, terwijl men geldelijke bijdra-gen en sympathie-bewijzen kan zenden aan het kantoor van Dr. Janssen, Singel 364.

Amsterdam, GERARD Ö . LENSELINK. 11 Augustus 1894.

Gbocolai jBcnicr. Onder de te Antwerpen exposeerenden verdienen wat Frankrijk

aangaat, de Heeren Menier, behoorende tot de grootste chocolade-fa-brikanten, wel genoemd te worden.

Reeds in 1816 werd de fabriek opgericht door den grootvader der tegenwoordige eigenaren Deze was de eerste die bij de herei-ding van de chocolade, welke tot dusver met de hand geschiedde, machines bezigde. Hierdoor ontstonden drie voordeden: de zindelijk-heid kon beter betracht worden; men fabriceerde meer en de waar kon dus goedkoopst zijn. Oeen wonder dan ook dat de .Chocolat Menier", die bij geringeren prijs, zuiverder en fijner van smaak was, weldra wereldberoemd werd en dat de vervaardiger nieniginalen on-derscheidingsteekenen ontving.

Ondenkbaar uitgebreid zijn de fabrieken; men kan zich slechts een goede voorstelling daarvan vormen, door ze zelf te bezoeken.

De fraaie, monumentale fabriek is gelegen in een schilderachtige streek aan een der takken van de Marne; de kolossale werkplaatsen, waar bijna alles met de machine wordt verricht, dragen de kenmer-ken van de grootste orde, zindelijkheid en stiptheid. De cacao wordt per waggons tot in de fabriek zelve gevoerd: de inrichting heeft een eigen spoorwegnet van meer dan 10 Kilometer en staat met alle spoorwegmaatschappijen in verbinding.

Al de gebouwen met elkander vormen als het ware een stad; geheel de bevolking van Noisiel leeft dan ook direct of indirect door de chocolade-fabricage. Het personeel bestaat uit 1600 personen, waarbij 600 vrouwen. Voor de hygiëne, zoowel als voor de economische positie van de aldaar werkenden wordt goed zorg gedragen. Twee honderd afzonderlijk gelegen huizen, ieder van een tuin voorzien, vor-men een model-arbeiderswijk door fraaie, met boomen beplante ave-nues doorsneden. Fonteinen, wasch- en badhuizen zijn ter beschikking der arbeiders.

Iedere arbeiderswoning beslaat eene oppervlakte van 64 vierk. Meter buiten den kelder, een loods en den zolder; de tuinen zijn 400 vierk. M. groot: de huurprijs bedraagt slechts 150 fres. per jaar ; de belasting en het onderhoud komen voor rekening der eigenaars. Alle voedingsmiddelen, kleederen, enz. kan men zich in groote maga-zijnen aanschaffen tegen inkoopsprijs, terwijl in cantines gezonde en degelijk toebereide spijzen verkrijgbaar zijn, en ongehuwde werklieden gehuisvest worden.

Geneeskundige hulp wordt gratis verschaft en wat van nog meer belang is : aan de kinderen van beiderlei kunne wordt gratis onderwijs verstrekt. Zelfs heeft men drie groote gemeenschappelijke eetzalen ingericht, een voor mannen, een voor vrouwen en een ,mi.rte" voor gezinnen, waarvan werklieden, aan andere fabrieken werkzaam, gebruik kunnen maken ; wijl deze zalen ruim en gezond zijn, 's winters goed verwarmd en 's zomers goed geventileerd, is dit zeker een aanwinst te noemen.

De ondernemende zoon van den oprichter der fabriek bepaalde zich niet tot Noisiel. Hij bracht zelf booten in de vaart om de cacao te vervoeren, en legde in Midden-Amerika, aan de zoomen van het meer van Nicaragua, cacaoplantages aan. Wanneer men weet, dat

deze plantages een gezamenlijke oppervlakte beslaan van 6.000 Hectare, dat die gansche oppervlakte moest ontgonnen worden, dat een cacao-boom eerst in het vierde jaar begint vrucht te geven, na 6 a 7 jaar volwassen is en 25 a 30 jaar oud wordt, dan begint men een flauw besef te krijgen van het geduld, overleg en de ondeniemingszucht der Heeren Menier.

Ja, om in het geheel niet afhankelijk te zijn van eenige industrie, tot de zijne in betrekking staande, liet hij te Roye een suikerfabriek bouwen en vestigde te Parijs een entrepot alsook de hurcaiix van algemeene administratie. Alle inrichtingen zijn tclegraphisch en telepho-nisch met elkander verbonden.

Om ons een denkbeeld te vormen van den steeds toenemender! om-vang, behoeven wij slechts eenige cijfers te noemen. In 1854 werd er 688.000 Kilogram chocolaad bereid; in 1869 3. 846.648 KG; in 1878 10 millioen en thans 15 millioen K(i per jaar.

Nog was dit den tegenwoordigeu eigenaren niet voldoende. Ook te Londen, Southwark street, is een fabriek opgericht, die reeds een millioen K. O. chocolaad aflevert. Het personeel dier fabriek staat onder chefs, te Noisiel opgeleid.

binnen de 6rcn£cn. In het Sociaal Weekblad van 11 Aug. 11. vertelt Vera het een en

ander, omtrent het bij armbezoek dooi' haar gehoorde en ondervondene Na te hebben medegedeeld, boe de vrouw, wie haar bezoek gold, en die had te zorgen voor een paai' jongens en een oude moeder, ziek te bed lag, hoeveel moeite zij had gehad om van den dokter een briefje voor melk en eieren ter versterking te verkrijgen, boe zij nadat de ziekte geweken was de vrouw zwak, te zwak om haar gewonen arbeid te hernemen, terugvond, geeft zij in een kort gesprek de oorzaak van de armoede dezer vrouw en baar gezin en laat het publiek een kijkje slaan iu een der zoo bij uitstek voor de vrouw verkozen vakken.

Op mijn vraag hoe groot haar verdiensten waren, zegt Vera, antwoordde ze met een droevig lachje, op het vrouwenbemd wijzend waaraan ze naaide:

„Voor zulk een hemd krijg ik elf centen." Ik meende verkeerd verstaan te hebben en herhaalde mijn vraag. „Elf centen", antwoordde zij weder, „en voor een manshemd twaalf

en een halven cent. Maar, ziet u, daarvoor moet ik het goed ook uitmeten en knippen: en garen, band en knoopen komen ook voor mijn rekening."

Ik had moeite mijn verontwaardiging te bedwingen. Elf centen voor het knippen en naaien van een volslagen vrouwenbemd.' En twaalf en een halve cent voor het maken van een manshemd met lange mouwen en knoopsgaten!

Ik vroeg haar, hoeveel stuks zij op één dag kon afwerken. „Als ik 's morgens vroeg opsta en den gebeelen dag doorwerk,

dan kan ik er drie maken. Maar met die erge ruggepijn gaat dat niet! Moeder doet de huishouding: gelukkig dat zij er is. Want het goed moet schoon afgeleverd worden!"

„Je moet eens van tijd tot tijd wat beweging nemen, dat lang achtereen zitten kan niet goed zijn," zeide ik.

„Beweging nemen, hoe zou dat kunnen? Geen kwartier kan ik er afnemen! En d a n . . . . de buurvrouwen zouden mij naroepen, als ik in de week „uit wandelen ging!" Alleen 's Zondags ga ik naar de kerk en den verderen dag besteed ik met het verstellen van de kleeren. . . . 't Zijn zulke sleetsche bengels!" vervolgde ze. vriendelijk met haar hand strijkend over het bleeke gezichtje van haar jongste. „Ik mag niet klagen, juffrouw; want mijn zuster krijgt maar acht centen voor het naaien van een hemd. Die werkt niet voor zoo'n deftiijen winkel."

Terecht roept Vera ui t : Als men in aanmerking neemt, boe klein de verdiensten ziju voor degene, die het voorrecht heeft voor een „deftigen winkel" te werken, dan kan men zich een denkbeeld vormen van het hongerloon waarvoor andere minder bevoorrechten moeten arbeiden.

En toch aan vrouwen als Vera — wij hebben hier volstrekt niets persoonlijks op het oog: de naam Vera is voor ons zelfs niet doorzichtig genoeg om er iemand onder te herkennen — dat het

Aan

Te frunkeeren

net 1 t'ts. postzegel.

de Redactie van „EVOLUTIE",

Sarphatipark 61,

AMSTERDAM

Page 8: WEEKBLAD VOO DRE VROUW. · Van toe anf bego dn e pers in België zic meh t d vrouwenzaae tke bemoeien. Weldr wasa er ee beweginn g merkbaa omr d positie dee r vrouw te verbetere enn

160 EVOLUTIE. zoo en niet anders is. Niet dat wij een oogenblik de meer ge-goeden verwijten, dat zij niet genoeg betalen voor hetgeen zij koopen of haat aanraden alleen daar haar klandisie te geven, waar zij weten dat het personeel goed bezoldigd wordt — wat ons klink-klaren onzin tot-lijkt, als zijnde in praktijk goed voor een buiten het maatschappelijk verkeer liggend dorp — maar wijl zij. vrouwen van kennis en invloed, nog altijd maar door de vrouw willen houden in die enkele, wegens hun on-geidswaardigheid haar gelaten vakken en weigeren toe te passen die machtige, alle verbetering in zich besluitende factor onzer eeuw: rereenige». Wat toch geeft het zich te ergeren of te beklagen over dezen of genen onrechtvaardigen socialen toestand, zoolang men verre blijft van haar welke die toestanden trachten te verbeteren, van haar die er onder lijden? Het is waar vrouwen als Vera vereenigen zich . . . . tot philantropische doeleinden! Zij komen gaarne in aanraking met haar lijdende zusteren. . . . als meerderen: edoch aaneengesloten, naast haar te strijden voor een menschelijke levenspositie der arbeidster, zij denken er niet aan. Dat is niet „comme il faut." . De Nederlandsche vrouw — Potter 1'almer heeft het eenmaal zoo juist gezegd — houdt ervan haar naam te plaatsen op lijsten van liefdadigheid, gestichten te bouwen voor gerallen vrouwen, doch zijn totaal ongenegen haar geld en energie ten beste te geven om het kwaad te voorkomen." En dat alles niet omdat philantropie nu juist zoo bijzonder ligt in den geest der Nederlandschen. maar wijl zij niet behoeft te vreezen zich daarbij te encanailleeren.

Die vrouw heeft moed. schreef onlangs een Provinciaal blad, sprekende over Mevr. Rutgers-Hoitsema. In Rotterdam, met zijn kringen en kringetjes, een vrouwenvereeniging ten algemeen belang op te richten, is Herculeswerk. Hen is aldaar veel te bang dat de plooien van eigen kleed zullen schuifelen langs de plooien van een

draagster misschien is ',100 minder in rang. Zoo in heel Nederland. Liever, veel liever ziet de

medelijdende Nederl. vrouw dat duizenden en duizenden, gebogen onder arbeid, armoede, ziekte en honger, verkwijnen, dan dat zij stapt uit den tredmolen, waarin het zoogenaamd fatsoen haar houdt opgesloten.

Schetsen als die van Vera komen ons dan ook voor slechte te zijn; een beroep op den liefdadigheidszin. in plaats van een verontwaardi-gingskreet over het feit. dat de arbeidende hongert, bij ziekte de arbeidende «/rnWr-hulp. «/('««r/e-medicijnen, r/?H«rfe-versterkingsmidde-len krijgt.

ander kleed welks in Rotterdam, zoo

In hetzelfde nummer van het Sociaal Weekblad — dit blad wordt van week tot week meer een sterk geëmancipeerd vrouwenblad, iets wat wij met vreugde zouden begroeten, indien in de redactie ook een vrouw was en dus elk denkbeeld van navolging eener bij de Engel-sche bladen veelvuldig voorkomende „truc" tot de onmogelijkheden be-hoorde (') — bespreekt de Heer H. W. J. A. Schook de opvoeding der meisjes. Geheel en al het meermalen door ons verkondigde stand-punt innemende, dat het meisje niet uitsluitend moet worden grootge-bracht voor huishoudster en kinderen grootbrengen, doch veeleer een

l1! Zoodra in Engeland ten vrouwenblad in eenige richting verschijnt, engagee-ren reeds bestaande couranten vrouwelijke medewerksters en slaan geheel en al over naar den kant der vrouwenbeweging. Zoodra hebben zij echter op die manier belet dat het vrouwenblad zich er in kon werken en moet dit verdwijnen of zij veranderen van taktiek. vertellen de vroeger gevierde medewerksters dat haar schrijverij goed voor de snippermaud is en bemoeien zich, tot tijd en wijle erweder een nieuw „woraen's paper', opstaat, volstrekt niet meer met der vrouwenbelangen, neen, werken die zelfs zoo hard mogelijk tegen.

opvoeding dient te hebben die haar geschikt maakt mede in de kosten der huishouding te voorzien, wijst hij op de kwalen die het vele zitten bij het meisje veroorzaakt, vooral wat aangaat het bekken, dat zich ver-nauwt en dus voor den vervolge de baring hoogst gevaarlijk maakt. Ook de ruggegraatsverkromming, veelal voorkomende tusschen het 7de en 1 Ode jaar, neemt ontzettend sterker verhoudingen aan bij het meisje dan bij den jongen, wat alweder zijn oorzaak vindt in het wel den knaap in de open lucht laten ravotten, maar niet het meiske dat, integendeel, heel netjes naast moeder op een stoel wordt gezet om te borduren, te naaien, te breien, enz. De verkeerde wereld, volgens den Heer S. die ter zake van de geslachtsfunctiën, zoo er gekozen moest worden tus-schen lichaamsverwringingen van den een of de ander, den jongen daar-voor zou verkiezen en niet het meisje.

Alhoewel niet bepaald zijnde voor overlading van werk, gelooft de Heer S. toch, dat de bij het meisje vooral veelvuldig voorkomende ze-nuwziekten meer haar oorsprong vinden in het gemis aan afwisseling dan aan te teel arbeid.

Het weeshuis „Prevost" te Cempuis, dat de Heer S. onlangs be-zocht. ten voorbeeld nemende voor gelijke opvoeding der beide seksen, zegt hij omtrent deze instelling:

„Meisjes zoowel als jongens zijn er bezig van 's morgens half zes tot 's avonds negen uur, ten minste de groote; de kleine gaan vroeger naar bed. Arbeid van het lichaam en arbeid van den geest wisselen elkander steeds af en worden afgewisseld door maaltijden en korte speeluren, terwijl ook de esthetische ontwikkeling niet verzuimd wordt. Aan alles nemen de meisjes deel; aan den handenarbeid in de werk-plaatsen, aan gymnastieklessen en wandeltochten, aan velocipèderijden en zwemmen, zelfs aan blazen op koperen muziekinstrumenten, in één woord aan alles, wat bij ons uitsluitend als jongenswerk of jongensuit-spanning wordt beschouwd, terwijl de jongens op hun beurt deelnemen aan die werkzaamheden, welke bij ons alleen voor vrouwen geschikt worden geacht. Vóór alles heeft men er evenwel voor afwisseling ge-zorgd en ik kan den lezer verzekeren dat alle kinderen, de meisjes niet het minst, levende reclames zijn voor de voortreffelijkheid dezer opvoeding. Bijna zonder uitzondering zijn zij flink gebouwd, met breede borsten en blozende wangen, waarop men jaloersch zou worden. Wèl een bewijs, dat de fout niet zoozeer in de hoeveelheid werk, als in de regeling der lessen schuilt."

— Precies al datgene wat reeds een vier jaar geleden uit den boezem der Vrije Vrouirenrereeniging weerklonk en toen werd bespot en belachen, dwaasheid en overdrijving genoemd. Nooit voorze-ker zou destijds iemand er aan hebben gedacht, en de toenmalige redac-teur van het Sociaal Weekblad zeker wel het minst, dat binnen een niet al te lang tijdsverloop dezelfde leerstellingen in dat blad niet alleen zouden worden gehuldigd, maar er de eereplaats zouden innemen. Wel kunnen de kampstrijdsters, de eclaireuses der Nederl. vrouwenbc-weging met voldoening op haar arbeid nederzien, al staan dan ook Sociaal Weekblad en andere bladen met hun volgelingen gereed haar toe te roepen : Niet gij zijt het, die ons den weg hebt gewezen, wij zelven hebben dien "gevonden.

^frijdpenning. Mevr. G. te Soerabaya f 25.— M. te W. ƒ 0.50

A D V E R T E N T I E N.

l&T Aan het bu reau v a n dit b l ad zijn v e r k r i j g b a a r :

Losse opmerkingen over het straffen van kinderen, door TREES.

Het Vrouwenstemreeht, door KMII.II; CLAEYS.

Alle è 5 cents per stuk'.

+ ♦ ♦ * ♦ + 1- T •*• T

De Permamente Internationale Raad van

Een woord aan alle onderwijzers en vrienden des vredes.

Het Bestuur van „PAX HlMAXITATE." Verkrijgbaar a 10 Cts. Hemottyxtraat t>8,

A BMnWdfalH.

Hier langs af te knippen.

De ondergeteekende wenscht zich te abon-neeren op

„E V O LU TIK "V»

Weekblad voor de Vrouw.

Woonplaats Naam

Ondergeteekende roept de hulp in van zijne wel-dadige landgenooten om een hoog bejaard paar (de man is 91, de vrouw 93 jaar) de laatste jaren huns levens wat minder den zorgelijken toestand, waarin zij verkeeren, te doen gevoelen. Op 80 jarigen ouderdom ontving de man eene wekelijksche toelage van ƒ6. — van de firma, bij welke hij jaren was werkzaam geweest; zoodat de positie dier oudjes zeer benard is.

Iedere gift, hetzij, ineens of bij wijze van toe-lage, zal in dank aangenomen worden.

DIRK BEERENDS, Keizersgracht 537.

Aan het bureau van „Evolutie" is verkrijgbaar: Een woordje aan de Amsterdamsche

arbeidersvrouwen . . ƒ 0 , 0 5 per 50 exempl. ter verspreiding

ƒ 1,50. In deze brochure wordt het stre-

ven uiteengezet van het comité ter verkrijging van stedelijke stoom-wasscherijen.

i i i i m i H i i i t i i i i i f i i i j u i i i i i i i i i i t i M i H i i M i n i i m

In Seyffardt's Boekhandel verscheen:

ROSÉ STOLLE, Slavenketenen der Vrouwen

Prijs 60 cents.

Stoomdr. „Elsevier", N. Z. Voorburgwal 91, Amsterdam.