€¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de...

136
Eindrapport PWO-project Vrijwillige tijdelijke opvang van volwassenen en ouderen met een zorgvraag in Vlaanderen: een omgevings- en sterkte/zwakte- analyse. Valerie Diels Sabien Van Rampelberg Joris Van Puyenbroeck Juni 2014 1

Transcript of €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de...

Page 1: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

Eindrapport PWO-project

Vrijwillige tijdelijke opvang van volwassenen en ouderen met een zorgvraag in Vlaanderen: een omgevings- en sterkte/zwakte-

analyse.

Valerie DielsSabien Van Rampelberg

Joris Van Puyenbroeck

Juni 2014

1

Page 2: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

Samenvatting

Inclusieve zorg is zorg die in de (buurt van de) thuissituatie wordt verstrekt als alternatief voor de meer klassieke residentiële zorg. In de plaats van een ‘all-in’ aanbod verschaft inclusieve zorg een samengesteld pakket van zorg dat de zorggebruiker in staat stelt om thuis te blijven, resulterend in een gedeelde verantwoordelijkheid van mantelzorg en professionele zorgverstrekkers. Een voorbeeld van inclusieve zorg is ‘gastopvang’. Deze zorgvorm werd onlangs erkend in het woonzorgdecreet (2009), en betekent concreet dat gastgezinnen/gastheren/gastvrouwen (geen mantelzorgers) ondersteund worden om in het eigen ‘gasthuis’ (tijdelijk) de zorg op te nemen voor mensen, voornamelijk ouderen, met uiteenlopende zorgbehoeftes. Gastopvang is een vorm van georganiseerde dag- en nacht permanentie en dagbesteding in een niet-professionele gastsituatie. De professionele ondersteuning van vrijwilligers bestaat uit coaching en vorming van het gastgezin, respectievelijk de gastvrouw/-heer.

De startende, kleinschalige initiatieven gastopvang stonden de voorbije jaren voor een aantal uitdagingen. Zij dienden zelf zicht te krijgen op de benodigde middelen, wettelijke bepalingen en randvoorwaarden waarbinnen zij kunnen/moeten werken. Het onderzoeksproject had als doelstelling een proces-,omgevings- en sterkte/zwakte analyse te maken van de werking van de diensten ‘gastopvang’. In de loop van het project werd de scope verruimd naar de zorgboerderijen en de tijdelijke vormen van pleegzorg, i.c. logeerzorg. Het wou nagaan hoe deze diensten functioneren en hoe ze hun aanbod realiseren, ingebed in de eigen regionale omgeving. Het onderzoek wou op onafhankelijke wijze de sterktes en zwaktes nagaan van het aanbod, zowel vanuit het standpunt van de professionele als van de zorggebruikers. Dit project diende ook te leiden tot een afbakening van competities die de gastheren- en vrouwen dienen te hebben voor het opnemen van de zorg.

Het oorspronkelijke onderwerp van onze studie, erkende Gastopvang, heeft sinds de start in 2012 een hobbelig parcours gekend. Twee diensten gastopvang gaven hun erkenning terug aan de overheid wegens een moeilijk vol te houden verwachte aantal prestatie-uren. De enige erkende aanbieder blijft Landelijke Thuiszorg, maar ook hier loopt het matchingsproces tussen vrijwillige gastgezinnen en kandidaat-gasten niet eenvoudig.

Dit project maakte voornamelijk gebruik van kwalitatieve onderzoeksmethodes. Via literatuurstudie, participerende observaties en focusgroepen werden de antwoorden op de onderzoeksvragen geëxplodeerd, om het belang en de gedragenheid van de conclusies te toetsen bij zowel de gebruikers, de aanbieders en vertegenwoordigers van het beleid.

De belangrijkste conclusies uit dit onderzoek zijn:

1) Gastopvang is een duidelijk voorbeeld van community care: hulp, ondersteuning, aandacht en opvang in de eigen omgeving. Het is en blijft een heel aantrekkelijke, tijdelijke (semi-)residentiële informele opvangmogelijkheid voor licht tot matig zorgbehoevende mensen.

2) Gastopvang kan ingezet worden als respijtzorg, maar door het weinig gebruik van de mogelijkheid tot nachtopvang (dit is ook zo in Wallonië) door de gasten, is dit nog geen volwaardige optie

3) Gastopvang is als vrijwillige zorgvorm bedreigd in haar voortbestaan. Het moeilijk samenbrengen van vraag en aanbod in een aanvaardbaar grote regio is de belangrijkste oorzaak. Een betere waardering van de vrijwilligers is een must.

2

Page 3: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

4) Gastopvang dient meer re investeren in een vrijwilligerspool van kandidaat gastheren -en gastvrouwen.

5) De kwaliteiten en competenties van vrijwilligers en professionals zijn complementair. De gastheer- of vrouw heeft alle troeven en kwaliteiten in handen om minder intensieve zorgvragen aan te pakken.

6) een andere organisatie van het gehele Vlaamse aanbod, bv. via een centraal onafhankelijk aanmeld- en steunpunt zou mogelijks tot een succesvollere formule zou kunnen leiden.

3

Page 4: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

Dit project werd verwezenlijkt dankzij de middelen voor Projectmatig Wetenschappelijk Onderzoek (PWO) van de HUB-KAHO.

Begindatum project: 1-01-2012Einddatum project: 30-06-2014

Projectleider: Dr. Joris Van PuyenbroeckMevr. Sabien Van Rampelberg

Onderzoeker: Valerie Diels

Contact: Hogeschool Universiteit Brussel – Campus BrusselProfessionele Bachelor Sociaal – agogisch werk Warmoesberg 261000 Brussel+32 (0)2 210 12 11

[email protected]

KAHO Sint Lieven – Campus Dirk MartensProfessionele Bachelor in Medical Office ManagementKwalestraat 1549329 Aalst +32 (0)53 72 71 70

[email protected]

4

Page 5: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

Inhoudsopgave

Samenvatting......................................................................................................................2

Inhoudsopgave...................................................................................................................5

1 Omgevingsanalyse........................................................................................................11.1 Probleemstelling................................................................................................................11.1 Theoretisch kader voor gastopvang....................................................................................2

1.1.1 Community care.................................................................................................................21.1.1 Ageing in Place...................................................................................................................31.1.2 ‘Respite’ care.....................................................................................................................3

1.2 Gastopvang en gelijkaardige zorgvormen...........................................................................41.1.1 Gastopvang........................................................................................................................41.1.2 Zorgboerderijen.................................................................................................................61.2.1 1.4.3. Pleegzorg, wonen onder begeleiding van een particulier en logeeropvang.............81.1.4 Regelgeving Diensten Pleegzorg......................................................................................101.2.2 Vergelijkbare internationale initiatieven..........................................................................14

1.3 Vergelijking met erkende residentiële woonzorgvormen..................................................171.4 Vergelijking met alternatieve residentiële woon(zorg)vormen.........................................17

1.1.1 Groepswonen, samenhuizen (‘cohousing’)......................................................................181.4.1 Zelfstandig wonen met zorg.............................................................................................191.4.2 Woongemeenschap.........................................................................................................20

1.5 Vergelijking met erkende semi-residentiële zorg..............................................................221.1.1 Dagverzorgingscentra......................................................................................................221.5.1 Centra voor kortverblijf....................................................................................................221.5.2 Collectieve Autonome Dagopvang voor ouderen (CADO)................................................22

1.6 Vergelijking met andere semi – residentiële zorg..............................................................231.7 Vergelijking met erkende ambulante zorg........................................................................24

1.1.1 De diensten voor gezinszorg, aanvullende thuiszorg, logistieke hulp en thuisverpleging 241.7.1 De regionale en lokale dienstencentra.............................................................................251.7.2 Vereniging voor mantelzorgers en gebruikers.................................................................251.7.3 Diensten voor oppashulp.................................................................................................25

1.8 Vergelijking met alternatieve ambulante zorg..................................................................271.1.1 Zorgburen........................................................................................................................271.8.1 Gezelschapsdiensten........................................................................................................27

1.9 Regelgeving diensten gastopvang.....................................................................................281.1.1 Beleid en programmatie..................................................................................................281.9.1 Erkenning of melding van een dienst voor gastopvang....................................................291.9.2 Specifieke voorwaarden dienstverlening , omkadering en werking.................................291.9.3 Subsidiëring......................................................................................................................321.9.4 Kwaliteitszorg...................................................................................................................34

2 Dataverzameling- en analyse......................................................................................35

5

Page 6: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

1.2 Welke organisatie, vergelijkbaar aanbod en samenwerking is er op regionaal vlak?..........362.2 Hoe ervaren de betrokken diensten hun dienstverlening in termen van sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen?...........................................................................................................40

1.2.1 Zwaktes en bedreigingen op organisatieniveau...............................................................402.2.2 Sterktes en Kansen op organisatieniveau........................................................................452.2.3 Bedreigingen op macro-niveau........................................................................................492.2.4 Kansen op macro-niveau..................................................................................................55

2.3 Welke personeelsomkadering is nodig om gastopvang in de praktijk te realiseren?..........571.2.1 Beroep specifieke competenties en kwalificatie..............................................................572.3.2 Kwantitatief: in termen van directe en indirecte begeleidingsuren.................................592.3.3 Wat zijn de randvoorwaarden voor organisatie?.............................................................622.3.4 Wat zijn de benodigde competenties van de vrijwilligers om gastopvang in de praktijk te realiseren?....................................................................................................................................682.3.5 Wat zijn de persoonskenmerken van de vrijwilligers om gastopvang in de praktijk te realiseren?....................................................................................................................................742.3.6 De competenties van de ‘vrijwilliger’ komen onder spanning te staan............................76

3 Grenzen aan de competenties van vrijwilligers............................................................773.1.1 Vormingsmogelijkheden..................................................................................................80

4 Focusgroepen..............................................................................................................814.1 Zwaktes en bedreigingen.................................................................................................814.2 Kansen.............................................................................................................................84

5 Conclusies...................................................................................................................86

6 Literatuurlijst..............................................................................................................88

7 Bijlage : Matrix overzicht woon- en zorgvormen.........................................................90

6

Page 7: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

1 Omgevingsanalyse

1.1 Probleemstelling

De vergrijzende samenleving zorgt ervoor dat de behoefte aan zorg onder de oudere bevolking toeneemt. De capaciteit van zowel de ambulante als residentiele zorg is de laatste decennia sterk toegenomen, maar kan de vraag naar zorg nauwelijks volgen. Aangezien in onze samenleving de intergenerationele mantelzorg niet de meest gangbare keuze is, neemt de druk op de residentiele zorg sterk toe. Het debat dat wordt gevoerd rond deze maatschappelijke evolutie focust voornamelijk op de financiële gevolgen, en minder op de modaliteiten of de principes achter de zorg zelf.

Deze studie vertrekt van het uitgangspunt dat de meeste ouderen ‘zo lang mogelijk thuis willen blijven’. In de Angelsaksische literatuur wordt dit ‘ageing in place’ genoemd (Bigby, 2004). Behoefteanalyses in Vlaanderen tonen aan dat ouderen, zorg op maat wensen in de eigen woning of woonomgeving, en dit zo lang mogelijk (De Witte, Verté, e.a. 2012). Inspelend op deze behoefte, maar ook mede bepaald door kosten-baten analyses stuurt het beleid aan op woon - zorg, waarin de thuiszorg een steeds belangrijkere, complementaire rol dient te spelen ten aanzien van de traditionele residentiele ouderenzorg. Er ontstaan innovatieve, inclusieve zorgvormen die een antwoord proberen te bieden op intensievere zorgvragen in de thuissituatie, specifiek aangepaste woningen en aangepaste zorg. Met inclusieve zorg bedoelen we aangepaste zorg die in de (buurt van de) thuissituatie wordt verstrekt als alternatief voor de traditionele residentiële zorg. In plaats van een ‘all – in’ aanbod verschaft inclusieve zorg een samengesteld pakket van zorg dat de zorggebruiker in staat stelt om thuis te blijven.

De grotere klemtoon op thuiszorg als eerste belangrijke zorgbuffer wijst op een toenemende vermaatschappelijking van de zorg. De Engelse term ‘community care’ verwijst naar het belang van de plaatselijke gemeenschap: de zorg wordt terug gebracht naar de community, de woonbuurt en ‘thuis’ van de zorgbehoevenden. Ook Vlaanderen trekt resoluut de kaart van de thuiszorg en wil mensen die zorgbehoevend worden zo lang mogelijk zorg bieden in de eigen (thuis) omgeving (Vogels, 2009). Behoefteonderzoek toont aan dat het de wens is van de meeste ouderen en ouder wordende om zolang mogelijk in de eigen thuisomgeving te vertoeven. Thuiszorg is dan de ideale zorgverstrekker op de momenten dat het moeilijker gaat en de hulpbehoevendheid groter wordt. In het zog van de professionele thuiszorg probeert het beleid om de mantelzorg en de vrijwillige zorg in de buurt aan te moedigen. Onder het motto van gedeelde zorg (‘shared care’) wil men de verantwoordelijkheid voor zorg (terug) delen tussen burger en overheid, tussen mantelzorger, vrijwilliger en professionele zorgvertrekkers. De redenen om voor een gedeelde zorg te kiezen zijn divers. Meest genoemde zijn algemene kostenbesparingen, operationele capaciteitsproblemen in de residentiele zorg, maar ook ideologische standpunten, zoals bijvoorbeeld pleidooien voor de versterking van intergenerationele solidariteit en herstel van het sociale weefsel.

Gegeven deze context trekt het concept van ‘gastopvang’ de aandacht. Eenvoudig uitgelegd gaat het om opvang van zorgbehoevende personen door vrijwilligers, die tot elkaar geen verwantschap tot de tweede graad mogen hebben. Niet de mantelzorgers, maar vrijwillige derden stellen hun huis als een thuis open voor een oudere of andere zorgbehoevende persoon. Anders geformuleerd: gastopvang is een vorm van georganiseerde dag- en nachtpermanentie en dagbesteding in een niet-professionele gastsituatie. De professionele ondersteuning bestaat uit de coaching van het gastgezin, respectievelijk de gastvrouw/-heer, en dit van aanmelding- tot afrondingsfase.

1

Page 8: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

Gastopvang is een voorbeeld van een inclusieve en vrijwillige zorgvorm. Het laat de oudere of andere zorgbehoevende persoon toe om langer thuis te blijven, met een afwisseling qua opvang/gezelschap in de buurt, of in elk geval een opvang met een authentiek ‘thuisgevoel’. Dergelijke vrijwillige opvang van zorgbehoevende ouderen bestaat al langer, maar is pas recentelijk erkend binnen het woonzorgdecreet (2009). Wanneer we gastopvang als concept intersectoraal bekijken valt meteen een grote verwantschap op met pleegzorg voor volwassenen met een handicap, of met het initiatief van zorgboerderijen. We komen later uitgebreid terug op deze verwantschap.

In het woonzorgdecreet (2009) is gastopvang gedefinieerd als “zorg en bijstand, gedurende de dag of de nacht, die bestaat uit het bieden van (re-)activering, gezelschap, toezicht en verzorging of begeleiding bij activiteiten van het dagelijks leven aan de gebruiker, bij afwezigheid van mantelzorg of met het oog op een tijdelijke vervanging van de mantelzorg.”De erkende en gestarte, kleinschalige initiatieven van gastopvang staan voor een aantal uitdagingen. Zij dienen zelf zicht te krijgen op de benodigde middelen, wettelijke bepalingen en randvoorwaarden waarbinnen zij kunnen/moeten werken. Zij dienen op zoek te gaan naar partners in andere sectoren die expertise kunnen inbrengen. Tot slot dienen ze zich idealiter te verenigen in functie van visieontwikkeling en gezamenlijke communicatie.

1.1 Theoretisch kader voor gastopvang

1.1.1 Community care

Het dominante medische model in de zorgsector wordt stilaan vervangen door het community care paradigma (Plemper & Van Vliet, 2003; Fjeldavli, 2006; Roossens & Van De Walle, 2007). De traditie van het opnemen van zorg voor zwakkeren in eigen familie of omgeving is lange tijd naar de achtergrond verdrongen door de opkomst van institutionalisering en professionalisering in de zorg. De laatste jaren zien we op internationaal vlak een grote verschuiving naar het opnemen van zorg in de gemeenschap. Plemper & Van Vliet (2003) definiëren ‘vermaatschappelijking van de zorg’ als zorg die zo dicht mogelijk bij de samenleving wordt gebracht (extramuralisering). Het principe van zorg in de samenleving door de samenleving sluit aan bij wat gastopvang in essentie wil betekenen. Bulmer (in Yip, 2000) stelt een model voor waarin community care wordt opgedeeld in twee principes: ‘zorg in de samenleving’ (care in the community) en ‘zorg door de samenleving’ (care by the community). Beide vormen van zorg in de samenleving worden gezien als een formeel en informeel netwerk dat gemobiliseerd kan worden voor de hulpbehoevende (Plemper & Van Vliet, 2003). Volgens Bulmer (in Yip, 2000) bieden het formele en informele netwerk elk een ander soort zorg aan. Het verschil tussen beiden wordt duidelijk gemaakt in onderstaande figuur.

Caring for=

Zorgen voor

Care in the community=

Professionele zorgCaring about

=Geven om

Care by the community=

Vrijwilligerszorg en informele zorgFiguur 1: Community Care (Plemper & Vliet, 2003)

Binnen het kader van community care wordt verwacht dat alle leden van de samenleving; naar eigen vermogen, steun en opvang, voorzien, waar nodig is (Koops & Kwekkeboom, 2005; Wilken, 2004, in Ampe, 2008). Nadat de hulpbronnen in het informele kanaal zijn uitgeput, wordt er pas

2

Page 9: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

ondersteuning gezocht in het professionele circuit. Community care is niet alleen een verantwoordelijkheid van professionele zorgverstrekkers, maar ook de samenleving vormt een belangrijker rol. Het solidariteitsprincipe staat centraal, iedereen is medeverantwoordelijk voor het opnemen van zorg voor elkaar. Het kan niet de bedoeling zijn dat de informele zorg het formele zorgkader gaat vervangen. Ze moeten opgevat worden als aanvullend en ondersteunend (Yip, 2000; Lamb & Bachrach, 2001, in Ampe 2008). Heel wat verschillende zorginitiatieven die steunen op vrijwilligerszorg en mantelzorg kaderen zich binnen de ‘care by the community’. Naar een model van Ampe (2008) wordt gastopvang besproken in het licht van community care. Gastopvang is een informele zorgvorm die binnen community care kader ressorteert onder ‘caring about’. 1.1.1 Ageing in Place

‘Ageing in place’ wordt door Bigby (2004) gedefinieerd als “allowing the elder to remain in the living situation of their choice for as long as they wish and are able to”. Voor de meeste ouderen geldt dat ze zo lang mogelijk thuis willen blijven, op de plek waar ze lang met hun dierbaren gewoond hebben. “Zelfs wanneer ouderen in hoge mate zorgbehoevend zijn, economische moeilijkheden hebben, in een onaangepaste woning of in een achtergestelde buurt leven, blijft de voorkeur om thuis te blijven wonen in de meeste gevallen bestaan. Juist voor die ouderen komt het erop aan ‘goed ouder worden in de thuissituatie’ te bewaken en te garanderen” (De Witte, Verté, e.a. 2012). Dit is niet anders voor mensen met een handicap/beperking of andere zorgbehoevende personen. In die zin geldt hier één van de belangrijkste principes van het paradigma van kwaliteit van bestaan: waardevolle dingen des levens zijn dezelfde voor mensen mét en zonder beperking (Schalock, 1996).Kenmerkend voor ouderen of zorgbehoevende mensen die lange tijd verbleven bij de ouders of familie, is dat op een bepaald moment de mantelzorg onder grote druk komt te staan. Een crisismoment doet zich in vele gevallen voor. Men moet dan een keuze maken: zelfstandig blijven wonen met ondersteuning en zorg of een opname in de residentiele woonzorg (rust- en verzorgingstehuis) of ander gespecialiseerd tehuis. In vele gevallen is het niet alleen de zorgbehoevende die deze keuze maakt, maar ook de naaste omgeving. Naast evidente consideraties rond veiligheid en kwaliteit van zorg, speelt vaak ook de angst voor eenzaamheid mee. Het gemis aan gezelschap kan bepalend zijn voor de keuze om al dan niet thuis te blijven.De raad van Europa (2009) formuleerde in haar visietekst over ‘ageing people with disabilities’ de gevolgen van een dergelijk normatief kader als de ommeslag van “disabling services” naar “supportive environments”. (…) Most of the people ageing with a disability “do not want to make any great demands on support services. Rather, they simply want to get on with their lives secure in their knowledge that what little support they may need will be available if and when they need it.” Dit vat de essentie van ‘ageing in place’ goed samen.Echter, voor heel wat mensen is ‘thuis’ niet altijd zo makkelijk definieerbaar. Hoewel ‘ageing in place’ in de literatuur meestal wordt beperkt tot de eigen woning of de woning van een naaste, is een verruiming van het begrip nodig. Een thuis gecreëerd door een thuisgevoel dat afhankelijk is van de sociale omgeving. Niet zozeer de locatie, maar het sociaal contact is bepalend. Het aanbieden van een thuis dus als antwoord op mogelijke vereenzaming. Gastopvang past volledig in het kader van ‘ageing in place’.

1.1.2 ‘Respite’ care

Gastopvang kan gezien worden als een mogelijkheid om de mantelzorger te ontlasten. Respijtzorg is van groot maatschappelijk belang. Geregelde aflossing helpt mantelzorgers de zorg langer vol te houden. De zorgvrager kan zodoende langer in eigen thuisomgeving worden opgevangen (Morée, 2005). Dit zou naast het doorbreken van de eenzaamheid en zoeken naar een zinvolle dagbesteding

3

Page 10: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

een doelstelling van gastopvang kunnen zijn. Op die manier past gastopvang binnen het kader van de respijtzorg. Een tijdelijke overname van zorg, ofwel respijtzorg, kan op verschillende manieren worden geregeld In de Angelsaksische literatuur wordt er een onderscheid gemaakt tussen 3 vormen van respijtzorg. Voor de Vlaamse context betekent dit het volgende:

a. Centre-based respite: geïnstitutionaliseerde zorg: kortopvang en dagopvang in een centra voor herstelverblijf, een dagverzorgingscentra of een kortverblijf in een woonzorgcentra.

b. In-home respite: a. Respijtzorg in de thuisomgeving van de zorgverlener: bijvoorbeeld gastopvang en

logeerzorg en opvang op een zorgboerderij. b. Respijtzorg in de thuisomgeving van de zorgvrager: bijvoorbeeld oppashulp en

gezelschapdienstenc. Host-Home (host-family) respite: daar waar gastopvang, zorgboerderijen etc. opvang bieden

voor een groep van mensen (cf. model zorgboerderij en welkomboerderij in Nederland). Bijvoorbeeld: collectieve autonome dagopvang.

1.2 Gastopvang en gelijkaardige zorgvormen

In dit deel wordt gastopvang vergeleken met andere woon- en zorgvormen in de Vlaamse context. Voor een volledig, systematisch overzicht stelden we een matrix op (zie bijlage) die een overzicht geeft van welke gevestigde en meer experimentele vormen van zorg in combinatie met wonen, er in Vlaanderen bestaan, en op welke parameters ze van elkaar verschillen. We nemen gastopvang als uitgangspunt. Daarna trachten we enerzijds een gemeenschappelijke basis te vinden met vergelijkbare (zorg)vormen, zowel diegenen waar vrijwilligers (een deel van) de zorg op zich nemen, als diegenen waar dat niet gebeurt. Anderzijds willen we ook de verschillen met erkende en niet erkende initiatieven scherp stellen. We werken de omgevingsanalyse uit aan de hand van de volgende criteria: locatie, soort zorg, doelgroep, toegankelijkheid, profiel zorgverleners, samenleefverband, tijdstip en duur.

1.1.1 Gastopvang

Gastopvang wordt in het woonzorgdecreet (2009) omschreven als “zorg en bijstand, gedurende de dag of de nacht, die bestaat uit het bieden van (re-)activering, gezelschap, toezicht en verzorging of begeleiding bij activiteiten van het dagelijks leven aan de gebruiker, bij afwezigheid van mantelzorg of met het oog op een tijdelijke vervanging van de mantelzorg.”Het gaat volgens deze definitie met andere woorden om respijtzorg waarbij gedurende een periode een gebruiker een tijdelijke dag en/of nachtopvang wordt aangeboden met de nodige ‘zorg en bijstand.’ Onder gastgezin wordt een natuurlijke persoon of een gezin verstaan “die/dat, bij wijze van vrijwilligerszorg, gastopvang aanbiedt in de verblijfswoning of de eigen aangrenzende woning” (Uitvoeringsbesluit Gastopvang).

Als we gastopvang situeren ten opzichte van de ambulante en semi-residentiële zorgvormen in het woonzorglandschap dan wordt het duidelijk dat er lijnen te trekken zijn maar eveneens dat het zich op bepaalde punten onderscheidt. Gastopvang is van tweeërlei aard:

1) enerzijds bestaat de klassieke vorm van gastopvang waarbij een zorgvrager wordt opgevangen in een gewoon huis.

4

Page 11: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

2) anderzijds de specifiekere vorm van gastopvang waarbij een zorgvrager wordt opgevangen op een zorgboerderij.

Om het verschil tussen opvang in een gastgezin en opvang in een zorgboerderij duidelijk te maken, worden deze initiatieven apart besproken. Toch zijn ze inhoudelijk zeer vergelijkbaar en is er sprake van een samenwerkingsverband tussen de diensten van Steunpunt Groene Zorg, verantwoordelijk voor de doorverwijzing naar en coördinatie van de zorgboerderijen, en de diensten gastopvang, die verantwoordelijk zijn voor de opvang in een klassiek gastgezin, of net als andere diensten (bv. thuisbegeleiding) ondersteuning kunnen bieden in een gastsituatie op een zorgboerderij.

Gastopvang is een zorgvorm die uniek is wat betreft locatie. Gastopvang is de enige bestaande zorgvorm waarbij de cliënt wordt opgenomen in de verblijfswoning van de zorgverlener, of in uitzonderlijke gevallen in een aangrenzende woning van de zorgverlener.

De aanvankelijke doelgroep richtte zich voornamelijk naar ouderen die geen zware zorgbehoefte hebben. Zo kunnen ouder wordende personen met een handicap, personen met een psychiatrische problematiek als dementerenden een aanbod vinden bij gastopvang. Na prospectie in de praktijk zien we dat de doelgroep zich verbreed heeft naar ouderen en volwassenen met een zorgvraag. Naast ouderen is er ook sprake van casussen waarin volwassenen met een beperking worden toegeleid naar gastopvang (S. Hardies, medewerker Landelijke Thuiszorg Wijgmaal, persoonlijke communicatie, 21 juni 2012) .

Een logisch gevolg van de verbreding van de doelgroep is dat de leeftijdsgrenzen ook meer variëren. Men heeft het in de regelgeving over 60 – plussers die deelnemen aan het aanbod van gastopvang, maar de praktijk toont een ander verhaal. Als we kijken naar de begeleiding via gastopvang op de zorgboerderijen bevinden de meeste cliënten zich in de leeftijdscategorie 21 tot 50 jaar. Dit heeft mogelijk te maken met een grotere mobiliteitsvereiste (afstand tot zorgboerderijen) en de fysieke en mentale mogelijkheden die eveneens nodig zijn om de taken op de zorgboerderij te kunnen verrichten. De één – op – één begeleiding in zowel de reguliere gastopvang als het aanbod van zorgboerderijen staat centraal en maakt dit aanbod uniek en daarbij populair bij een brede doelgroep.

Gastopvang kenmerkt zich door een variatie aan mogelijkheden wat betreft tijdstip en duur van de opvang. Zo is naast dagopvang, ook nachtopvang en een kortverblijf mogelijk. Voor een korte periode kan de residentie van de gast door een gastgezinformule worden opgevangen. Er is geen restrictie vastgelegd op het aantal dagen dat de zorgvrager gebruik kan maken van deze dienst (Tom Meeus, persoonlijke communicatie, 21 september 2012). Gezien er geen restrictie is, zou gastopvang in principe een semi-residentiële opname kunnen vervangen. Als de restrictie niet wordt gemaakt, kan gastopvang geplaatst worden onder residentiële zorg en is deze zorgvorm inhoudelijk nog nauwelijks te onderscheiden van ‘pleegzorg voor ouderen’.

Het profiel van de zorgverlener is er een van niet professionele aard. In alle gevallen gaat het om een vrijwilliger die een engagement aangaat tot vrijwillige zorg. Deze gastheer of gastvrouw krijgt een vrijwilligersvergoeding die een compensatie vormt voor de kosten van maaltijden of eventueel verlies van rendement (zorgboerderijen). Bijkomend kan er een onkostenvergoeding worden ingediend. Een verdere uitdieping betreffende het profiel van de zorgverlener en de vergoeding wordt in het gedeelte rond regelgeving gegeven.

Qua samenleefverband gebeurt het bijna niet dat meerdere gasten opgenomen worden in hetzelfde gastgezin, terwijl dit wel mogelijk is onder de initiële uitgangspunten (cf. concept ‘host home’). Het

5

Page 12: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

Figuur 2: Verdeling doelgroepen zorgboerderijen (Jaarverslag Steunpunt groene zorg, 2010).

aspect van gelijkgezindheid en wederzijdsheid zien we wel sterk terug komen in de relatie tussen de gastheer /-vrouw en gast zelf.

1.1.2 Zorgboerderijen

Het initiatief van de zorgboerderij dient men te onderscheiden van (klassieke) gastopvang. Het steunpunt groene zorg geeft zelf aan dat de zorgboerderij niet geheel naast het initiatief van ‘gastopvang’ staat maar dat het één mogelijke vorm is die onder te brengen is in gastopvang. (E. Roelof, medewerker steunpunt groene zorg, persoonlijke communicatie, 1 maart 2012). Laat het duidelijk zijn dat er wel sprake is van twee verschillende subsidie – kanalen; gastopvang wordt gesubsidieerd vanuit de welzijnssector terwijl de zorgboerderij gesubsidieerd wordt vanuit departement landbouw en visserij.

Als we de parameter doelgroep bekijken zien we een grote verscheidenheid. De zorgboerderijen kunnen zich richten tot een breed publiek: jongeren uit de bijzondere jeugdzorg, personen met een psychiatrische problematiek, (ex-)verslaafden, (ex-)gedetineerden, (dementerende) ouderen, mensen met een burn – out. Op heel wat zorgboerderijen worden verschillende doelgroepen gecombineerd (Goris & Wenckhuysen, 2006). De grootste doelgroepen zijn nog steeds personen met een handicap, jongeren uit de Bijzondere Jeugdzorg en personen met psychische problemen.

Cijfergegevens tonen dat de doelgroep ouderen de kleinste doelgroep vormt voor de zorgboerderijen met een aandeel van 4,6% (Enquête Groene zorg, 2006). Roelof (E. Roelof, medewerker steunpunt groene zorg, persoonlijke communicatie, 1 maart 2012) stelt dat het jaar 2010 goed was voor een instroom van 5% ouderen, verspreid over gans Vlaanderen. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat het activatieprincipe centraal staat binnen het concept van de zorgboerderij. Het is de bedoeling dat de gast zich op één of andere manier nuttig maakt op de boerderij. Dit gegeven wordt in onderstaande nog verder uitgediept. Een andere mogelijke verklaring is dat er sprake moet zijn van drie actoren om gebruik te kunnen maken van de zorgboerderij. Een eerste actor vormt het ‘steunpunt groene zorg’ , een tweede actor is de zorgvrager zelf, en een derde actor is een dienst die de begeleiding van de zorgvrager op de zorgboerderij op zich neemt. Er kunnen dus geen individuele aanvragen worden gesteld gezien de zorgvrager verbonden/gekend moet zijn aan/bij een

6

Page 13: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

begeleidende dienst. In het geval van een oudere persoon kan dit gaan om een dienst thuiszorg. Een bijkomende moeilijkheid voor de doelgroep ‘ouderen’ is de mobiliteit. De verplaatsing van en naar de zorgboerderij kan als een drempel worden ervaren door de senioren. De minimale af te leggen afstand bedraagt 5 km, meestal buiten de bebouwde kom, een afstand die men niet altijd op eigen kracht of via het openbaar vervoer kan overbruggen.

Het zorgaanbod neemt diverse vormen aan, van dagbesteding, opvang, tewerkstelling als re-integratie of arbeidszorg tot therapie in de vorm van relaxatie, persoonlijkheidsontwikkeling of het aanleren van sociale vaardigheden. Er bestaan zeer uiteenlopende mogelijkheden van hulpverlening en diverse vormen van landbouwbedrijven.

Hassink en Ketelaars (2003) geven een overzicht van de eigenschappen van zorgboerderijen. Een aantal eigenschappen zijn vergelijkbaar met gastopvang. Hassink en Ketelaars (2003) benoemen de sfeer op een zorgboerderij als ‘niet – medisch’. Men werkt, pauzeert, eet en leeft samen met anderen zoals in het dagelijkse leven. De gesprekken zijn losser en niet gericht op ziekte en gebrek. Er worden activiteiten gezocht die de gast kan en waarbij zijn verantwoordelijkheid wordt aangesproken. Men maakt deel uit van een sociale gemeenschap, de boer, het gezin, de leveranciers, de klanten, de veearts etc.

De zorgboerderijen profileren zich echter zelf niet als ‘idyllische’ louter sociaal gerichte leefgemeenschappen. De meeste zorgboerderijen zoeken een win – win situatie. Het is de bedoeling dat de gast zich op één of andere manier nuttig maakt op de boerderij. De zorgvragers worden gezien als volwaardige collega’s. Daarbij wordt rekening gehouden met ieders individuele mogelijkheden, behoeften en interesses (Maertens & Speecke, 2002). De zorgvragers worden in het merendeel van de gevallen ingeschakeld in het commerciële productiedeel, bij een minderheid staat de zorg centraal en wordt de productie ondergeschikt gemaakt. Ampe (2008) stelt in haar masterproef dat het belangrijkste negatieve effect van zorgboerderijen is dat ze ‘betere’ deelnemers langer vasthouden, omdat deze het meest productief zijn. Bijgevolg wordt de toegang voor minder sterke zorgvragers beperkter.

Een aantal belangrijke pijlers die de doorsnede vormen tussen de zorgboerderij en gastopvang zijn: de aanwezigheid van een persoon in zijn eigenheid zoals die is in zijn natuurlijke omgeving, inclusie in de samenleving, vergroter van het sociaal netwerk en de kleinschaligheid. Een verschilpunt is dat bij de zorgboerderijen de klemtoon bijkomend ligt op de noodzakelijke werkzaamheden en de duidelijke scheiding tussen wonen en werken. Deze vormen geen uitgangspunt bij een zorginitiatief als gastopvang.

Roelof (E. Roelof, medewerker steunpunt groene zorg, persoonlijke communicatie, 1 maart 2012) geeft aan dat er op vlak van begeleiding nog een ander verschilpunt zou zijn tussen beide zorginitiatieven. Terwijl op de zorgboerderij de 1- op -1 begeleiding tussen zorgverlener en zorgvrager grotendeels centraal staat, zou de klemtoon bij gastopvang nog meer liggen op het ‘samen zijn’ met gelijkgezinden. In de actieve gastgezinnen zien we dat dit ‘samen zijn’ met gelijkgezinden echter eerder een uitzondering is.

Literatuur geeft aan dat het profiel van de vrijwillige zorgboer(in) er vaak één is met een achtergrond in de gezondheid- of welzijnssector. J. Truyers (medewerker OKRA, persoonlijke communicatie, 27 februari 2012) volgt dit denkspoor. Het wordt beaamd door de medewerker van het Steunpunt Groene Zorg (E. Roelof, medewerker steunpunt groene zorg, persoonlijke communicatie, 1 maart 2012). Omdat zorg- of begeleidkundige kwalificaties niet vereist zijn in de zorgboerderijen, kunnen we niet van professionele opvang spreken. Zorgboeren/-innen blijven vrijwilligers die enkel een vrijwilligersvergoeding krijgen, grotendeels als compensatie voor het verlies in productie.

7

Page 14: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

1.2.1 1.4.3. Pleegzorg, wonen onder begeleiding van een particulier en logeeropvang

Niet onder het Woonzorgdecreet, maar (pas recent) onder het Pleegzorgdecreet gebracht, bevinden zich de diensten voor Pleegzorg en Wonen onder Begeleiding van een Particulier (WOP). Beide zorgvormen werden bij het schrijven van deze tekst nog gesubsidieerd door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH).

Pleegzorgdiensten met een erkenning binnen de sector VAPH gelden als een ambulante vorm van ondersteuning voor particulieren (mantelzorgers zoals broers of zussen) en vrijwilligers die een duurzame opvang willen bieden voor kinderen, jongeren of (ouder wordende) volwassenen met een handicap. De vrijwilliger vangt het kind, de volwassene of oudere op in de eigen woonomgeving. Een pleeggezinnendienst zorgt via thuisbezoeken voor de nodige ondersteuning aan de pleegouder. Op deze opvang staat geen tijdslimiet, zodat het onderscheidende criterium t.a.v. gastopvang in deze veelal de duur van de opvang is.

De doelgroep van de pleegzorgdiensten was in 2007 in 12% van de gevallen ouder dan 65 jaar. Het gaat om een relatief beperkt aantal personen (66 personen in 2007). Het aandeel personen tussen 50 en 65 jaar bedroeg 23% (125 personen). Binnen deze populatie kan er een sterke weerstand zijn ten opzichte van residentiële settingen, waardoor men levenslange ondersteuning wil bieden (Themagroep ‘Ouder wordende personen met een handicap’, 2005). Men ontwikkelt doorgaans een duurzame band met de pleegouder, waardoor het thuisgevoel hier dan ook sterk aanwezig is.

Wonen onder begeleiding van een particulier (WOP) is een vorm van pleegzorg voor personen met een handicap die zelfstandiger leven aankunnen. In dit geval woont de persoon met een handicap zelfstandig, met begeleiding van een niet-professionele hulpverlener. Ook hier biedt de pleeggezinnendienst ondersteuning. Binnen deze zorgvorm was in 2007 7% ouder dan 65 jaar (12 personen) en 33% tussen 50 en 65 jaar (57 personen). Uit een studie in West-Vlaanderen blijkt dat de vrijwilliger die de persoon met een handicap ondersteunt, vaak zelf ouder is dan 50 jaar (Themagroep ‘Ouder wordende personen met een handicap’, 2005). Wanneer de zorg te zwaar wordt om volledig op te nemen, is een andere zorgvorm (bv. semi-residentiële zorg zoals een dagcentrum) aangewezen.

Binnen de diensten voor pleegzorg en WOP lopen verschillende logeerprojecten, waarbij de opvang tijdelijk van aard is. Deze logeerprojecten zijn dan ook zeer vergelijkbaar met gastopvang.Oikonde Antwerpen startte in 2010 met het zorgvernieuwingsproject ‘logeren in een logeergezin’ en kreeg hiervoor projectmiddelen vanuit het Vlaams Agentschap voor personen met een handicap (VAPH). De pleeggezinnendienst is nauw betrokken bij de selectie, de voorbereiding en de begeleiding van de (kandidaat) logeergezinnen en de zorgvragers en hun netwerk.

Het werken met logeergezinnen is een vorm van tijdelijke en afgelijnde pleegzorg. Logeergezinnen vangen kinderen en volwassenen met een handicap op die nog in een gezinsverband wonen, gedurende een afgesproken periode. Werken met een logeergezin sluit sterk aan bij de bestaande formules van kortopvang en logeerfunctie binnen voorzieningen (geïnstitutionaliseerde zorg). Het wezenlijke verschil is dat de opvang gebeurt binnen een gezinscontext, met de ondersteuning van een dienst voor pleegzorg. Het kunnen aanbieden van opvang binnen een familiale en huiselijke sfeer vormen een belangrijke pijler binnen deze formule. Deze visie is zeer vergelijkbaar met die van gastopvang.

De doelgroep van logeerzorg bestaat voornamelijk uit kinderen met een handicap. Toch komen ook volwassenen en ouderen in aanmerking om gebruik te maken van deze zorgvorm. De voorwaarde

8

Page 15: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

die men hier stelt is dat de zorgvrager nog in gezinsverband (ouderlijk gezin, pleeg-of gastgezin) moet wonen.

Ook in deze zorg – en opvangvorm zien we het principe van flexibiliteit sterk terugkomen. Het kan gaan over opvang van een dag in de week, één weekend per maand, tot enkele weken gedurende vakantieperiodes (…). De periode van logeren wordt vooraf afgesproken en men probeert continuïteit te waarborgen door de logeerzorg te realiseren op regelmatige basis.

Een logeergezin kadert binnen het gegeven van respijtzorg. Het heeft de doelstelling preventief op te treden zodat de draagkracht van de mantelzorger behouden blijft en anderzijds curatief, door de draagkracht terug op te bouwen, om zo de dagdagelijkse zorg voor kind en volwassene met een handicap verder te kunnen opnemen.

Het profiel van de directe zorgverlener is die van een vrijwilliger. Het VAPH betaalt aan de logeergezinnen, via de plaatsingsdienst, een dagprijs uit1. Jongeren onder de 21 jaar moeten nooit een financiële bijdrage aan het logeergezin betalen, ook niet als de minderjarige inkomsten zou verwerven. De dienst voor pleegzorg voorziet steeds een volledige dagvergoeding. Voor volwassenen wordt dit anders ingevuld. De gast zal zelf een financiële bijdrage dienen te leveren in de kosten. De bijdrage wordt telkens individueel berekend aan de hand van het inkomen en andere tegemoetkomingen. De vergoeding is afhankelijk van de ernst van de handicap. Gemiddeld is dit €20/12uur. Er moet telkens een overnachting plaatsvinden, zo niet is er geen sprake van logeerzorg en wordt er geen vergoeding voorzien. (M. Van Lint, coördinator dient voor pleegzorg, Oikonde, persoonlijke communicatie, 4 oktober 2012).

Om gebruik te kunnen maken van logeerzorg moeten zorgvragers een erkenning hebben vanuit het VAPH voor de zorgvorm ‘pleegzorg’. Het logeergezin krijgt via het VAPH een dagvergoeding om de onkosten voor het logement te dekken. Logeerzorg kan niet gecombineerd worden met andere zorgvormen die worden gefinancierd door het VAPH (MPI, thuisbegeleiding,…).

1.1.4 Regelgeving Diensten Pleegzorg

Sinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande worden de grote krachtlijnen van het nieuwe decreet omschreven, in het licht van de vergelijkbaarheid en de verschillen met de regelgeving omtrent ‘gastopvang’, zoals opgenomen in het woonzorgdecreet.De achterliggende visie van de nieuwe regelgeving over pleegzorg is het beogen van een versterkt, gedifferentieerd, meer afgestemd en gestroomlijnd aanbod van pleegzorg. Met het nieuwe decreet, wordt meer als voorheen, het belang van het kind, de continuïteit en de stabiliteit als uitgangspunt genomen.

Pleegzorg wordt in het nieuwe pleegzorgdecreet omschreven als: “Een vorm van zorg waarbij een pleegzorger, onder begeleiding van een dienst voor pleegzorg en tegen een kostenvergoeding, een of meerdere pleegkinderen en/of pleeggasten opvangt in het eigen gezin. Pleegzorg heeft als doel zorg, ondersteuning, en – indien nodig – behandeling te bieden aan pleegkinderen en pleeggasten die niet of niet permanent in een eigen gezin kunnen verblijven of autonoom kunnen wonen. Pleegzorg biedt hun al dan niet tijdelijk en al dan niet onderbroken, een gezinsverband aan dat bijdraagt tot hun ontwikkeling, ontplooiing, herstel, resocialisatie en/of integratie.”

Bij pleegzorg engageert een gezin zich voor korte of lange tijd om kinderen, jongeren of volwassenen, die niet in het eigen gezin kunnen blijven of waarvoor er geen eigen gezin (meer) is, in een ander 1 Deze tarieven zijn gekoppeld aan de index.

9

Page 16: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

gezinsverband op te vangen, en dit onder professionele begeleiding van een dienst voor pleegzorg. Pleegzorg wordt benoemd als ‘paraprofessionele zorg’, waarmee bedoeld wordt dat er een combinatie is van informele zorg in een pleeggezin, en ondersteuning van professionele begeleiding door een pleegzorgdienst.

Het voorstel van decreet onderscheidt hierbij twee vormen van pleegzorg: netwerkpleegzorg en bestandspleegzorg. Dit onderscheid wordt gemaakt op basis van, het al dan niet bestaan van een relatie tussen het pleegkind of de pleeggast en de pleegzorger. Bij netwerkpleegzorg wordt een pleegkind of een pleeggast in het eigen familiale of sociale netwerk opgevangen. Bestandspleegzorg is pleegzorg waarbij een pleegkind of een pleeggast wordt opgevangen buiten dit eigen familiale of sociale netwerk.

De vroegere organisatiestructuur van de pleegzorg in Vlaanderen

Door middel van een matrix wordt de structuur van de pleegzorg, zoals die voorheen in Vlaanderen werd georganiseerd, in kaart gebracht. Men onderscheidde vier sectoren waarbij sprake was van uiteenlopende regelgevingen en personeelskaders. In totaal waren er 24 diensten die pleegzorg organiseerden.

Sectoren Inrichtende instelling

Begeleidingsdienst Doelgroep Tijdsduur

Gezinsondersteunende pleegzorg

Kind en Gezin (IVA)*

Kind en Gezin Jonge kinderen Beperkt

Pleegzorg in de bijzondere jeugdbijstand

Jongerenwelzijn (IVA)*VAPH* (IVA)*

Dienst voor pleegzorg

Kinderen en jongeren (On)beperkt

Pleegzorg in de gehandicaptenzorg

VAPH* (IVA)* Dienst voor gezinsplaatsing

Minderjarigen en Meerderjarigen

Onbeperkt

Psychiatrische gezinsverpleging

Vlaamse gemeenschap

OPZ * Geel (EVA)* Volwassenen met langdurige en meervoudige psychiatrische problemen.Minderjarigen op projectbasis.

(On)beperkt

Figuur 3: Overzicht vroegere sectoren Pleegzorg Vlaanderen

*IVA: Intern verzelfstandigd agentschap *VAPH: Vlaams Agentschap voor personen met een handicap *OPZ: Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Geel *EVA: Extern verzelfstandigd agentschap

Huidig perspectief

Er werd vastgesteld dat de sectorale structuur en regelgevingen voor pleegzorg een ernstige hinderpaal vormen om pleegzorg op een flexibele manier uit te bouwen. Het nieuwe decreet maakt deze verkokering ongedaan. Men kiest resoluut voor een intersectorale harmonisatie van pleegzorg als zorgvorm. Hierdoor zou een verdere differentiatie binnen de pleegzorg en de combineerbaarheid van pleegzorg met andere vormen van hulpverlening, mogelijk worden gemaakt.

10

Page 17: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

KOEPELORGANISATIE: Administratieve Commissie Partnerorganisatie

ProvincieAntwerpen

ProvincieWest-Vlaanderen

ProvincieOost-Vlaanderen

ProvincieLimburg

ProvincieVlaams-Brabant

OPPZPPBPBP

OPPZPPBPBP

OPPZPPBPBP

OPPZPPBPBP

OPPZPPBPBP

Door de erkenning van provinciale diensten voor pleegzorg wenst men via een schaalvergroting de efficiëntie en de performantie van de pleegzorgstructuren te verhogen. De schaalvergroting heeft tot gevolg dat er is overgegaan van 24 diensten naar 5 provinciale diensten. Deze zijn allen neutraal en pluralistisch zijn. Er is een overkoepelende neutrale, administratieve commissie voor de diensten die beroep aantekenen. Daarnaast staat een partnerorganisatie, die over deskundigheid beschikt op het vlak van pleegzorg, in om pleegzorg bekend te maken bij het ruime publiek. Op die manier werkt men toe naar een verhoging van het aantal kandidaat – pleegzorgers. Onderstaande figuur maakt de nieuwe structuur van de organisatie en inrichting van pleegzorg duidelijk.

Figuur 4: Overzicht huidige sectoren Pleegzorg Vlaanderen:

*OP: Ondersteunende Pleegzorg *PZP: Perspectiefzoekende Pleegzorg *PBP: Perspectief biedende Pleegzorg *BP: Behandelingspleegzorg

Indeling in verschillende pleegzorgvormen

Voortaan hanteert men een opdeling tussen ondersteunende pleegzorg, perspectiefzoekende pleegzorg, perspectief biedende pleegzorg en behandelingspleegzorg. Bij deze verschillende vormen van pleegzorg legt men sterk de nadruk op de ‘zorgcontinuïteit’ en de ‘doorgroeimogelijkheden’. Men kiest voor een indeling in een gedifferentieerd, categoraal aanbod in (type)modules, maar dit betekent geenszins dat pleeggezinnen niet kunnen doorgroeien van de ene naar de andere vorm van pleegzorg. Deze ‘doorgroeimogelijkheid’ moet garanderen dat pleegkinderen/pleeggasten meer continuïteit ervaren binnen het hele pleegzorgtraject.

1. Ondersteunende Pleegzorg

Ondersteunende pleegzorg is een vorm van pleegzorg ter ondersteuning van het gezin van het pleegkind of de pleeggast, hetzij voor een korte aaneengesloten periode, hetzij met afwisselend verblijf in dit gezin en in het pleeggezin voor meerdere korte periodes. Het doel is om gezinnen tijdelijk te ontlasten (cfr. Respijtzorg). Tot ondersteunende pleegzorg behoren onder meer pleegzorg tijdens weekends of vakanties, opvang in een logeergezin en andere vormen van kortdurende,

11

Page 18: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

situationele opvang waarbij het duidelijk is dat na de opvang het pleegkind of de pleeggast opnieuw kan worden opgevangen in het gezin waar hij regulier verblijft.

Deze vorm van pleegzorg moet per definitie laagdrempelig en vlot toegankelijk zijn. De ondersteunende pleegzorg moet daarom rechtstreeks toegankelijk zijn, zowel voor de doelgroep minderjarigen als voor de doelgroep meerderjarigen. Crisispleegzorg maakt ook deel uit van de ondersteunende pleegzorg.

2. Perspectiefzoekende pleegzorg

Perspectiefzoekende pleegzorg is een vorm van pleegzorg gedurende een periode van maximaal zes maanden, eenmalig verlengbaar met maximaal zes maanden, waarbij een duidelijk perspectief (bijvoorbeeld terugkeer naar huis of een langer verblijf in een pleeggezin) voor het pleegkind of de pleeggast wordt ontwikkeld.

3. Perspectief biedende pleegzorg

Perspectief biedende pleegzorg is pleegzorg met een continue en langdurig karakter. Het doel van perspectief biedende pleegzorg is het creëren van continuïteit, opvoedingszekerheid en optimale ontwikkelingskansen.

4. Behandelingspleegzorg

Behandelingspleegzorg is een vorm van pleegzorg waarbij een dienst voor pleegzorg al dan niet in combinatie met een ander typemodule buiten de pleegzorg of een andere vorm van hulp- en dienstverlening of in samenwerking met een psychiatrisch ziekenhuisdienst wat de psychiatrische gezinsverpleging betreft, voorziet in een behandeling voor een pleegkind of een pleeggast en een intensieve training en begeleiding van de pleegzorger. De frequentie van begeleiding is hoger bij deze van pleegzorg dan bij andere vormen van pleegzorg.

Gastopvang in het licht van het nieuwe pleegzorgdecreet

Hoe de klemtoon in de ouderenzorg meer en meer komt te liggen op de thuiszorg, zien we dat de pleegzorg in dezelfde richting evolueert. Zoals eerder aangegeven zien we dat ‘community care’, als zijnde de zorg wordt terug gebracht naar de community, de woonbuurt en ‘thuis’ van de zorgbehoevenden, hoog in het vaandel wordt gedragen. Het nieuwe pleegzorgdecreet plaats pleegzorg evenzeer in het kader van wat we noemen ‘vermaatschappelijkte of gemeenschapsgerichte zorg’, die men invult als: ‘de evolutie naar zorg die deel uitmaakt van de samenleving en niet naast de samenleving staat (community care).”(Beleidsbrief Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, 2010 – 2011).

Zoals duidelijk wordt aangegeven in het voorstel van decreet willen de indieners de doelgroep niet beperken tot jonge kinderen. Pleegzorg staat open voor alle leeftijden, zowel minderjarigen in problematische opvoedingssituaties, kinderen of jongeren met een beperking of volwassenen met een psychiatrische problematiek. Pleegzorg is een zorgvorm die tegemoet kan komen aan noden die zich voordoen in verschillende levensloopfasen. De zorgvorm van gastopvang richt zich gedeeltelijk op dezelfde doelgroep dan pleegzorg, met uitzondering van minderjarige zorgvragers. Door de pleegzorg voor personen met een handicap uit de gehandicaptenzorg (aangestuurd door het VAPH) te halen, wordt de combineerbaarheid van pleegzorg en handicap-specifieke ondersteuning (die ressorteert onder het VAPH) mogelijk. Er is geen inschrijving meer vereist bij het VAPH om als persoon met een handicap beroep te kunnen doen op pleegzorg. We kunnen hier de voorzichtige voorspelling maken dat de doelgroep ‘personen met een handicap’, de mogelijkheid, meer als

12

Page 19: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

voorheen, gaan aangrijpen om gebruik te maken van deze zorgvorm. In dat opzicht is er nog maar een dunne lijn tussen de (gedeeltelijke) doelgroep van pleegzorg en een belangrijke doelgroep van gastopvang: volwassenen met een beperking.

Meer als voorheen legt men in het nieuwe pleegzorgdecreet de nadruk op het bindend karakter van pleegzorg, met zijn langdurig engagement (tijdsduur). In het kader van dit perspectief wil men pleegzorg duidelijk afbakenen van andere zorgvormen. De zorgvormen ‘wonen onder begeleiding van een particulier’ (WOP) en ‘steungezinnen’, zal in de toekomst niet meer vallen onder de definitie van pleegzorg. Het is nu net het minder bindende en flexibele karakter dat deel uitmaakt van de zorgvorm ‘gastopvang’. In die zin verschillen de twee zorgvormen sterk van elkaar. De persoon van de pleegzorger blijft die van vrijwilliger. Men benadrukt dat er niet gestreefd zal worden naar de pleegzorger als professional. Dit zou de eigenheid van pleegzorg, die steunt op de authentieke kracht van een gezin, ongedaan maken. Pleegzorgers zijn geen vragende partij om hun kostenvergoeding te zien evolueren naar een loon. Uit marktonderzoek rond gastopvang blijkt ook dat voor niemand van de bevraagden de onkostenvergoeding een factor is om al dan niet voor het vrijwilligersinitiatief van gastopvang te kiezen. De Vlaamse regering zal per pleegkind of pleeggast en per opvangdag in het pleeggezin een forfaitaire kostenvergoeding toekennen aan de geattesteerde pleeggezinnen. Deze kostenvergoeding verschilt op basis van de leeftijd van het pleegkind of de pleeggast, de vorm van pleegzorg en de beschikbaarheid in hoofde van de pleegzorgers over de gezinsbijslag ten voordele van het pleegkind of de pleeggast. Daarnaast worden er toekenningen voorzien van tegemoetkomingen voor bijzondere kosten.

1.2.2 Vergelijkbare internationale initiatieven

Door middel van een systematische literatuurstudie zochten we naar vergelijkbare internationale initiatieven. Er is een restrictie gebruikt door enkel te zoeken in de Engelse taal, met publicatiedatum van 1992 tot 2012. De volgende zoektermen werden gebruikt: in – home respite, host family respite program, host family care, foster family care, respite care, short – term care, volunteering care, home health care, guest care for elderly. Er werden een aantal criteria opgesteld om een vergelijkingsbasis te kunnen handhaven. De minimale criteria waren: opvang in de thuisomgeving van de zorgverlener, het profiel van de zorgverlener als (vergoede) vrijwilliger en tot slot de doelgroep: volwassenen en ouderen met een zorgvraag.

De resultaten van deze zoektocht leverde slechts een handvol vergelijkbare beschreven initiatieven op. We bespreken hier enkele voorbeeld die aan alle bovenstaande benoemde criteria voor gastopvang voldoen. Andere gevonden initiatieven waren vergelijkbaar, maar toch net wat anders op vlak van doelgroep (bv. leeftijd bij logeer-opvang), duur van het engagement (bv. foster care), of op vlak van ‘vrijwilligheid’, een kenmerk dat meestal niet van toepassing is. De zorg wordt vaak niet op vrijwillige basis verstrekt, in plaats daarvan zien we doorgaans een professionele omkadering van het (zorg)initiatief. We concluderen niet dat vrijwillige gastopvang beleidsmatig niet wordt ondersteund in internationale context, we merken alleen op dat er in de Angelsaksische literatuur weinig melding over wordt gemaakt.

De uniciteit van gastopvang, zoals deze ingevuld wordt in de Vlaamse context, wordt voornamelijk bepaald door het criterium ‘opvang in de thuisomgeving van de zorgverlener’. Vormen van pleegzorg, al dan niet tijdelijk, zijn makkelijker terug te vinden, maar rond occasionele opvang van de doelgroep ouderen in de thuisomgeving, leverde ook dit (zeer) beperkte resultaten op. 1.2.2.1 Host – Homes Program

13

Page 20: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

Het Australische ‘host – homes program’ is een vorm van respijtzorg voor kwetsbare ouderen, personen met dementie en personen met een psychiatrische achtergrond (doelgroep). De gemiddelde leeftijd van zorgvragers is 81,5 jaar (Holm & Ziguras, 2003).

Het model van ‘Host-Home of ook wel ‘Host- Family care’ genoemd veronderstelt dat er of op regelmatige basis of occasioneel, dagopvang voor een kleine groep mensen (ongeveer 4 personen) in de thuissituatie van de zorgverlener (locatie) wordt georganiseerd. Holm & Ziguras (2003) geven aan dat deze opvangvorm zeer vergelijkbaar is met kinderopvang door een onthaalmoeder of vader. De maximum opvangcapaciteit is 6 personen. De ratio zorgverlener/cliënten bedraagt 1/5. Wanneer er meer zorgvragers participeren aan het programma wordt er een extra zorgverlener ingeschakeld (2/6) en is er bijkomende ondersteuning van vrijwilligers.

In 2003 bedroeg de vergoeding voor een dagprogramma een bescheiden 8 dollar. Dit is hetzelfde bedrag dat men betaald voor een dagprogramma in de geïnstitutionaliseerde zorg (centre based care).

Ter voorbereiding van het programma wordt er een checklist doorlopen omtrent de veiligheid van de woning van de zorgverlener, naar de opvang van een specifieke doelgroep toe. Als er niet aan de eisen wordt voldaan, worden modificaties aangebracht (aanpassing aan de woning). De inrichtende organisatie voorziet eveneens budget voor woningaanpassingen in functie van de doelgroep. Een bijdrage aan de verzekering betreffende de woning van de zorgverlener, wordt ook garant gesteld.

De voornaamste doelstelling van dit programma is zorg voorzien voor diegenen die, om één of andere reden, geen gebruik kunnen maken van geïnstitutionaliseerde zorg. De doelgroep die participeert aan dit programma heeft meer nood aan een individuele benadering en er is meer aandacht van het verzorgend personeel nodig. De hoofddoelstelling van dit aanbod is het creëren van een ‘thuisgevoel’ en de participatiemogelijkheid van mantelzorgers aan dit programma. Kenmerkend is de informele setting, de flexibiliteit, de persoonlijke aanpak en het vraaggericht werken (op basis van de noden van de zorgvragers). De onderzoekers stellen dat het eerder gaat om een ‘groep vrienden die elkaar ontmoeten’ (Holm & Ziguras, 2003). Ondanks de informele setting, is de dagindeling gestructureerd door uiteenlopende activiteiten die georganiseerd worden (Holm & Ziguras, 2003). De opvang wordt voorzien, dagelijks, van 9.00u tot 15.00u. De zorgvragers worden opgehaald en terug gebracht door de zorgverleners of door vrijwillige krachten.

Dit programma kan onder de noemer gebracht worden van ‘community care’, zoals in bovenstaande omschreven. In de huidige context van de ouderenzorg kunnen ouderen langer in hun eigen thuisomgeving blijven, door de steun van de gemeenschap, waardoor institutionele zorg, uitgesteld kan worden. De huiselijke sfeer die centraal staat is eigen aan dit programma en staat in schril contrast met de formele, geïnstitutionaliseerde omgeving.

Een belangrijk verschilpunt met de gastopvang in Vlaanderen situeert zich op de parameter zorgverlener. Daar het bij gastopvang gaat om (vergoede) vrijwilligers zien we hier professionals die ingezet worden om de zorg in hun eigen huis aan een kleine groep mensen te verlenen. Deze professionals zijn verbonden aan de inrichtende organisatie (centre based care) en worden van hieruit gesuperviseerd door een manager. Een professionele omkadering bereid zorgverleners voor op het zorgprogramma. Een aantal kwaliteitseisen worden vooropgesteld. Ter voorbereiding van deze opvang volgen de betrokken professionals een voorbereidende cursus. Tijdens het host – programma worden er supervisiesessie ingericht en wordt van de zorgverlener verwacht dat hij/zij op gestructureerde wijze de incidenten bijhouden in een schriftelijk rapport.

14

Page 21: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

1.2.2.2 Host Family respite care

Het Australische Host Family respite programma is eveneens een vorm van respijtzorg, met voornaamste doelstelling om de mantelzorger te ontlasten. The National Respite for Carers Program stelt ‘kwaliteit van leven’, voor zowel de zorgvrager als zorgverlener, voorop. Door deze respijtzorg krijgen mantelzorgers de mogelijkheid om even op adem te komen en voor korte tijd ontlast te worden van fysische en emotionele belasting die de mantelzorgsituatie met zich meebrengt. Het achterliggend kader van dit programma is preventief. Door dit aanbod te voorzien tracht men de draagkracht van zorgverleners te waarborgen zodat de mantelzorgsituatie zolang mogelijk kan worden gecontinueerd en institutionele zorg zolang mogelijk uitgesteld kan worden. In het kader hiervan is ook een restrictie vastgelegd wat betreft de duur van deze respijtzorg. Het gaat over kortdurende opvang om de mantelzorger voor een periode van 3 nachten of 66 uur te ontlasten. De visie die men hieromtrent heeft vormgegeven is de ervaring dat een goede nachtrust de draagkracht van een mantelzorger terug in balans kan brengen. Deze restrictie is echter flexibel en kan ingekort of verlengd worden. Deze flexibiliteit vertaalt zich ook in de organisatie van de zorgopvang, deze kan zowel tijdens het weekend als op weekdagen plaatsvinden, afhankelijk van de behoefte van de mantelzorger.

De doelgroep voor deze zorgvorm zijn personen met een beperking en kwetsbare ouderen, voornamelijk met een dementieproblematiek (93%). Als we hierbij de vergelijking maken met gastopvang in onze Vlaamse context, dan zien we dat de doelgroep hier enger wordt benaderd.

De locatie waar deze zorgvorm georganiseerd wordt is de thuisomgeving van het gastgezin.

Met veel aandacht en zorg wordt de selectieprocedure aangepakt, gezien dit bepalend is voor het succes van het respijtprogramma. Er wordt een zekere continuïteit gewaarborgd in de zorg- en opvangsituatie. Zo zal dezelfde zorgvrager telkens worden toegewezen aan dezelfde zorgverlener. Beide partijen blijven verbonden door telefonisch contact dat wordt onderhouden tijdens de periodes tussen opvangmomenten heen. De matchingsprocedure tussen zorgvrager en zorgverlener wordt op een kwalitatieve wijze en met veel zorg aangepakt. Een intakeprocedure zorgt voor het in kaart brengen van de fysische, cognitieve, emotionele, en medische zorgnoden en voorkeuren van de zorgvrager, zoals dagdagelijkse routines. Aanvullend wordt de sociale geschiedenis gedocumenteerd, inclusief, voorkeuren en antipathieën betreffende voeding, dieren, kinderen,…en alle andere elementen die belangrijk kunnen zijn om aangepaste zorg te kunnen verstrekken aan de zorgvrager. Het gaat om heel gedetailleerde informatie die in kaart wordt gebracht. Een voorbeeld dat Boldy, Davey & Crouchley (2005) aanhalen is: “Vier pepermuntjes voor het naar bed gaan”. Op basis van deze informatie wordt een zorgplan opgesteld waarin activiteiten van het dagdagelijkse leven, voedingsgewoontes en voorkeuren, zorgnoden, gedragspatronen, medische informatie en tot slot informatie voor noodgevallen, wordt opgenomen. Deze basisinformatie wordt als essentieel beschouwd om een geschikte matching te kunnen realiseren. Hierbij gaat veel aandacht uit naar ‘ de manier van leven’, vanuit beide partijen. Dit is belangrijk in de matchingprocedure zodat de zorgvrager zich aanvaard en op zijn gemak voelt in de omgeving waarin hij/zij geplaatst wordt. De auteurs lijsten een aantal kritische factoren op die bepaalde voorkeuren betreffende een levensstijl weerspiegelen: sociaal- economische groep, beroep, huisvesting, etnische afkomst, woongebied (ruraal, stedelijke), aantal kinderen en leeftijd van kinderen, aantal huisdieren en ras van huisdieren, levenservaringen (oorlog, boerderij, huwelijk,..).

Uniek in de vergelijkbaarheid met gastopvang is de parameter ‘profiel van de zorgverlener’. In tegenstelling tot vele internationale modellen zien we hier de persoon van de vrijwilliger die de zorg voor de zorgvrager op zich neemt. Boldy, Davey & Crouchley (2005) omschrijven het gastgezin als ‘gewone’ mensen die het engagement willen opnemen om iets te doen en te betekenen voor een

15

Page 22: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

oudere. Toch moeten deze vrijwilligers aan bepaalde kwaliteitseisen voldoen. Aan de hand van een 4 – daagse cursus maken de vrijwilligers zich een aantal competenties eigen. Deze cursus handelt voornamelijk over dementie – problematiek. Daarnaast moeten zij een medisch onderzoek ondergaan en in het bezit zijn van een eerste – hulp – brevet en een bewijs van goed gedrag en zeden. Hierbij wordt vermeld dat men bij voorkeur vrijwilligers zoekt die op een manier al ervaring hebben met de dementieproblematiek.

Een bijkomende kwaliteitseis is de geschiktheid van de woning van de zorgverlener. Deze wordt gescreend op veiligheid en aangepastheid voor het opnemen van de zorg met een dementieproblematiek. Jaarlijks worden bijkomende cursussen georganiseerd om kennis en vaardigheden en attitudes van de vrijwillige hulpverlener verder te ontplooien. Verder wordt er 24 uur op 24 telefonische permanentie voorzien, driemaandelijks worden overlegmomenten georganiseerd. In 2002 bedroeg de vergoeding voor een gastopvang van 66 uur een 330 dollar, met een bijkomende vergoeding voor vervoersonkosten.

1.3 Vergelijking met erkende residentiële woonzorgvormen

Een omgevingsanalyse van gastopvang vergt niet alleen een vergelijking met heel gelijkaardige zorgvormen, maar ook een blik op zorgvormen die zeer verschillend zijn.De residentiële zorg binnen het ouderenlandschap bestaat uit een woonzorgcentrum, assistentiewoningen en het psychiatrisch verzorgingstehuis. Sinds het nieuwe woonzorgdecreet (2009) is een woonzorgcentrum de nieuwe benaming voor wat voordien gekend was als enerzijds een rustoord voor bejaarden (ROB) en anderzijds een rust – en verzorgingstehuis (RVT). Het verschil tussen beiden wordt bepaald door de graad van zorgbehoevendheid. In een ROB wonen senioren die minder zwaar behoevend zijn en weinig zorgen nodig hebben. De overheid wil de ROB’s steeds meer vervangen door andere woonvormen, zoals assistentiewoningen. In een RVT wonen ouderen die veel zorg nodig hebben. Deze plaatsen worden gereserveerd voor zwaar zorgbehoevenden.

Daarnaast is er huisvesting in een assistentiewoning (nieuwe benaming voor de vroegere serviceflats), men spreekt hier ook wel van ondersteund wonen. Een Nederlands term die stilaan opgang maakt, is aanleunwoning. Deze term benadrukt de onmiddellijke nabijheid van een woonzorgcentrum, een lokaal dienstencentrum, een dagverzorgingscentrum of een herstelverblijf. De zorg wordt hier extramuraal (buiten de instellingen) toegediend (Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, 2011). Op deze manier kunnen de bewoners genieten van de dienstverlening die daar geboden wordt. Het gaat dus om drie benamingen die ongeveer dezelfde lading dekken. Het psychiatrisch verzorgingstehuis krijgt ook een plaats binnen het residentiële luik. Het residentiële luik geldt voor volwassenen ouder dan 65 jaar, met uitzondering van het psychiatrisch verzorgingstehuis waar personen onder de leeftijdsgrens van 65 terecht kunnen (Vogels, 2009).

We vermelden kort de residentiële zorgvormen in de sector voor personen met een handicap: tehuizen werkenden, en tehuizen niet werkenden bezigheid en nursing.

In het kader van de residentiële zorg wordt de keuze gemaakt om de eigen thuis te verlaten, en in een collectieve woonzorg te gaan wonen. Qua locatie, samenleefverband, profiel van de zorgverstrekker, etc. zijn erkende residentiële woon(zorg)vorm daarom niet vergelijkbaar met gastopvang en is een verdere uitdieping niet noodzakelijk.

16

Page 23: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

1.4 Vergelijking met alternatieve residentiële woon(zorg)vormen

De voorbije jaren zijn verschillende andere residentiële zorgprojecten ontstaan als antwoord op het prangende tekort aan kwaliteitsvolle en betaalbare woongelegenheden enerzijds en als tegemoetkoming aan de wens van ouderen om zolang mogelijk in hun eigen thuis(omgeving) te kunnen blijven (‘ageing in place’). Aan het criterium van een vergelijkbare locatie (‘thuis’situatie) is wel voldaan.

Bij de hierna vermelde woon(zorg)vormen moet de zorg tussen haakjes worden geplaatst omdat zorg/ondersteuning niet structureel is ingebouwd. Het gaat bij deze vormen meer om types van huisvesting. In die zin verschillen ze dan ook van gastopvang, dat zich vooral kenmerkt door een bepaald aanbod van dagbesteding en permanentie. Bij gastopvang kan men tijdelijk samenleven onder één dak, maar dan als gastvrouw en gast, niet als gelijkwaardige eigenaars of huurders in een woongemeenschap. In die zin is de duur(zaamheid) van het samenleefverband dan ook verschillend. We zien een grote diversiteit aan residentiële ‘privé’- initiatieven. We delen ze in, in drie grote groepen op basis van het samenleefverband tussen de bewoners.

1) De eerste groep plaatsen we onder de noemer ‘groepswonen’. ‘Groepswonen’ biedt een sociale en meer betaalbare oplossing voor mensen die niet alleen of in een woonzorgcentrum willen wonen.

2) Een tweede groep plaatsen we onder de noemer ‘zelfstandig wonen met zorg’. Het samenlevingsverband is bij deze categorie minder aanwezig dan bij de eerstgenoemde woonvorm.

3) Een laatste groep kan men typeren als een ‘woongemeenschap’. In een woongemeenschap wordt er intensief samengeleefd met anderen.

In onderstaande voorbeelden worden de meest voorkomende woonvormen besproken. Er zijn veel gemeenschappelijke aspecten die deze wooninitiatieven verbinden, toch zijn er ook nuances te onderkennen. Soms is er sprake van een coördinator die de zorg op elkaar afstemt. 1.1.1 Groepswonen, samenhuizen (‘cohousing’)

Er zijn grote variaties wat betreft het wonen in groep bij ouderen. Het uitgangspunt bij groepswonen is vaak een bewust kiezen voor gemeenschappelijkheid. De variaties die hier besproken worden, kunnen we plaatsen op een schaal van ‘gemeenschappelijkheid’ binnen het samenleefverband.

Naargelang de aard van de woonvorm, neemt het aantal gemeenschappelijke ruimtes toe. Dit zorgt ervoor dat er op regelmatige basis en op een informele manier contact ontstaat tussen de bewoners. In alle gevallen blijven er wel privé-vertrekken bestaan. Daarnaast kunnen we nog een ander onderscheid maken in de woonarrangementen. Er zijn woongemeenschappen waar uitsluitend ouderen wonen en woongemeenschappen waar meerdere generaties samenwonen, in dat geval spreekt men van intergenerationeel wonen. Voorbeelden die besproken worden onder de noemer groepswonen zijn, ‘cohousing’, ‘centraal wonen’, ‘abbeyfieldhuizen’, en ten slotte‘ gestippeld wonen en harmonica wonen’. Sommige initiatieven binnen groepswonen maken gebruik van professionele hulpverleners die het wonen ondersteunen en hulp kunnen bieden waar nodig (Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, 2011). In deze gevallen spreekt men van ondersteund groepswonen (De Witte, e.a, 2012).

Bij het concept van ‘cohousing’ heeft elke bewoner zijn eigen woning. Naast deze aparte woonentiteiten zijn er heel wat gemeenschappelijke ruimtes in gebruik, zowel binnenshuis als buitenshuis. De bewoners gebruiken bijvoorbeeld samen het terras, de tuin, werkplaatsen… en

17

Page 24: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

beschikken daarnaast ook over een grote leefkamer en een uitgeruste keuken, om samen tijd door te brengen. Veel cohousing - projecten zijn opgezet vanuit een bepaalde levensvisie, zoals ecologie of spirituele verbondenheid. Er gaat vaak veel aandacht uit naar de samenstelling van de groep, gezien het intense contact onderling. Er is veel aandacht voor sociale relaties. Cohousing onderstreept het sociaal engagement naar elkaar toe. Er worden gezamenlijke activiteiten georganiseerd. Men is ook samen verantwoordelijk voor bijvoorbeeld het onderhoud van de gemeenschappelijke ruimtes. Bij deze woonvorm is er aandacht voor privacy maar de factor van gemeenschappelijk leven is toch duidelijker aanwezig dan bij andere woonvormen. Elkaar helpen is het uitgangspunt van cohousing. De onderlinge solidariteit is groot. En hoewel de zorg niet structureel ingebouwd is, is er meer bereidwilligheid naar elkaar toe. Men spreekt in dit kader ook vaak van burenhulp (Kenniscentrum woonzorg Brussel, 2012). Wat het project ‘zorgburen’, dat later in dit rapport wordt besproken, op een eerder artificiële wijze, tracht te bewerkstelligen, is bij cohousing - projecten eerder een uitgangspunt.

Voorbeeld : AbbeyfieldhuizenHet abbeyfieldconcept is een woonformule waarbij een aantal mensen besluiten om samen in één huis te wonen. Er is sprake van een eigen ruimte waarbinnen het privéleven gewaarborgd wordt. Tussen de bewoners bestaat een gevoel van verantwoordelijkheid voor elkaars welzijn. Zo wordt wederzijdse hulp en ondersteuning mogelijk. Binnen deze formule worden bepaalde ruimten en/of voorzieningen gedeeld. Kleinschaligheid staat centraal (Davey, e.a., 2004, in Stavenuiter & Van Dongen, 2008). Er is geen professionele verzorging ingebouwd in dit woonconcept. Er kan gebruik gemaakt worden van thuiszorgdiensten waarbij de professionele zorg wordt ingekocht door de bewoners zelf. Wel is er sprake van mantelzorgfuncties, in dit geval dan niet door een familielid maar door een vrijwilliger. Met grote zorg worden nieuwe bewoners geselecteerd door de bewonersraad. Deze selectie gebeurt op basis van behoeften en matching met de reeds aanwezige bewoners.

Voorbeeld : Centraal wonen Bij centraal wonen is de gemeenschappelijke component iets minder intensief. Het is vooral de organisatie van de woonentiteiten ten opzichte van elkaar dat centraal wonen zo bijzonder maakt. Hierbij staan een aantal private huizen rond een gemeenschappelijke tuin of binnenplaats, eventueel delen de bewoners ook een garage, wasruimte of andere voorzieningen. Het gaat om een groep die een eigen entiteit in de buurt vormt. Bij centraal wonen blijft je eigen woning het centrum van je sociale leven, maar er ontstaat automatisch veel contact met de buren. Het gaat om een intergenerationele groep, ouderen en jongeren wonen en leven samen. Door de organisatie van de woningen, kenmerkt centraal wonen zich met beslotenheid. Dit zorgt voor een groter gevoel van veiligheid en sociale controle. Opnieuw gaat het hier om een woonvorm en niet om een woonzorgvorm. Toch is centraal wonen ideaal voor het verstekken van informele zorg, in de zin van burenhulp (Kenniscentrum woonzorg Brussel, 2010).

Voorbeeld : Gestippeld wonen en harmonica wonen Gestippeld en harmonica wonen zijn manieren van samenwonen met veel ruimte voor de eigen privacy. Beiden vormen worden vaak verward met elkaar, ook al zijn dit twee verschillende gemeenschappelijke woonvormen. Het onderliggend concept van deze woonvormen is zeer gelijkend aan abbeyfieldhuizen. Specifiek hieraan is de ruimtelijke ordening, met name de verspreiding van de ouderen in het wooncomplex en de menging met andere generaties die eveneens hun huisvesting vinden in hetzelfde gebouw (intergenerationeel wonen). Bij een stippelwoning wonen de bewoners verspreid (gestippeld) over heel het gebouw. Er is een gemeenschappelijke ruimte die kan gebruikt worden als wijkcentrum. De ruimtelijke indeling bij harmonica wonen is iets anders georganiseerd. In een harmonicawoning zijn de leden van de groep ‘geclusterd’ in ruimtelijke zin. Dit zorgt ervoor dat er minder sociale controle is bij gestippeld wonen dan bij harmonica wonen. Leden van gestippeld wonen zullen elkaar bewuster moeten opzoeken. Het harmonicamodel geeft meer kans op toevallige

18

Page 25: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

ontmoetingen. Informele zorg wordt hierdoor eveneens bewerkstelligd (Stuurgroep experimenten volkshuisvesting, 2008). Voor professionele zorg kan de groep niet instaan, maar dit kan wel samen georganiseerd worden. Het zijn flexibele varianten van gemeenschappelijk wonen. De groepen kunnen moeiteloos krimpen en groeien, waardoor het risico van leegstand ondervangen wordt. Vooraf spreekt de groep met de eigenaar van het gebouw het recht op coöptatie af. Zo kunnen ze zelf bepalen wie er in een vrijgekomen appartement intrekt (Kenniscentrum woonzorg Brussel, 2012).

1.4.1 Zelfstandig wonen met zorg

Zowel bij ‘groepswonen’ als bij ‘zelfstandig wonen met zorg’ is er sprake van een zeker behoud van zelfstandigheid. Het verschil met groepswonen is dat bij ‘zelfstandig wonen’ meer sprake is van afgescheiden woonentiteiten. Gemeenschappelijke ruimtes of gemeenschappelijk georganiseerde zorg zijn niet noodzakelijk aanwezig. Het gaat in principe om een vorm van zelfstandig wonen met voldoende zorg bij de hand.

Voorbeeld : kangeroewoningen en Duplexwonen

Bij Kangeroewonen en duplexwonen kiest men zijn naaste buur zelf. Kangeroewonen en duplexwonen houdt in dat een jong gezin of een jongere alleenstaande samenwoont met een oudere persoon of een ouder echtpaar (Jonckheere, e.a., 2007, in Stavenuiter & Van Dongen, 2008). Verschillende generaties wonen dus samen onder één dak, maar wonen apart. Op die manier worden seniorengetto’s vermeden en wordt het isolement van senioren doorbroken (Van Damme e.a., 2010; Emmery, Luyten & Jennes, 2010). In sommige gevallen is er een interfoon die toelaat om noodsituaties onmiddellijk te melden en hulp te vragen. Dit verhoogt het gevoel van veiligheid. De doelstelling is dat de gezinnen elkaar ondersteunen op vrijwillige basis. De ouderen kunnen op de kinderen passen of bijles geven, de jongere gezinnen kunnen boodschappen doen of klusjes opknappen. Er geldt een minimumleeftijdsgrens bij deze woonvorm. Het oudere koppel moet een minimum leeftijd van 60 jaar hebben (De Witte, e.a., 2012). Het verschil tussen duplexwonen en kangeroewonen bestaat erin dat er bij de eerste vorm sprake is van een familieband tussen de oudere en jongere bewoner(s), terwijl dit bij kangeroewonen niet zo is (De Witte, e.a., 2012). Er zijn een aantal voordelen verbonden aan deze woonvormen. Enerzijds de hechte band die er vaak groeit na een tijdje. Beide partijen die elkaar ervaren als een tweede familie. Anderzijds een verminderd risico op sociaal isolement en vereenzaming in het geval van de oudere perso(o)n(en) (Kenniscentrum woonzorg Brussel, 2012). Bijkomend biedt kangeroewonen ook een vorm van veiligheid: er is altijd iemand in de buurt. In die zin is er toch wel wat zorgaandacht naar beide partijen toe, toch is ook bij deze woonvormen geen sprake van structurele zorg. Als de oudere op regelmatige basis zorgen nodig heeft, zal deze een beroep dienen te doen op gezins- en thuiszorgdiensten.

1.4.2 Woongemeenschap

In een woongemeenschap leven de bewoners onder één dak en samen met elkaar. De bewoners hebben een eigen kamer maar de activiteiten van het dagelijkse leven gebeuren (vaak) in groepsverband. Binnen de groep van een ‘woongemeenschap’ plaatsen we het relatief zelfstandig samenwonen van een ouderengroep (woongroep van ouderen) met daarbij een keuze voor het onderling ‘zorgen voor elkaar’. Langs de andere kant behoort hier ook het ‘kleinschalig genormaliseerd wonen’ toe. Dit kan gezien worden als een alternatieve residentiële woonzorgvorm waarin de zorg, in tegenstelling tot voorgaande initiatieven, wel structureel is ingebouwd. De reden hiervoor is de doelgroep van deze woonzorgvorm, namelijk dementerende ouderen.

19

Page 26: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

Voorbeeld : Woongroep van ouderenEen woongroep van ouderen is een zeer bewuste keuze en vraagt een grote betrokkenheid. Men kan het vergelijken met een studentenhuis. Het gaat om een samenleven in een gemeenschap waar men bewust voor elkaar kiest en bewust kiest voor een intensieve vorm van gemeenschappelijkheid. In een woongroep van ouderen gaat het doorgaans om een kleine groep van drie tot vijf ouderen. Het vertrekpunt is dat ze samen leven en voor elkaar zorgen. Het gaat vooral over hulp bij activiteiten van het dagelijkse leven (ADL) en in geen geval over medische over persoonlijke verzorging. Voorbeelden hiervan zijn: elkaar helpen bij de inkopen, koken, het huishouden te doen,…

Iedere bewoner heeft zijn eigen slaapkamer die naar eigen believen wordt ingericht. Alle andere ruimten, zoals woonkamer, keuken, badkamer en sanitair zijn gemeenschappelijk. Samenleven met andere, in deze vorm, veronderstelt een aantal basisprincipes: verdraagzaamheid, solidariteit en regelgeving (afspraken). Een vrijwilliger of een professionele medewerker van een inrichtende organisatie kan hierbij ondersteunen. Deze begeleider komt op regelmatige tijdstippen langs en evalueert (overlopen van de afspraken, zoeken naar oplossingen en helpen bijsturen), samen met de bewoners de gang van zaken. Daarnaast kunnen er ook, onder leiding van de begeleider, groepsactiviteiten worden georganiseerd.

Voorbeeld : Kleinschalig genormaliseerd wonenHet kleinschalig genormaliseerd wonen (KGW) is een residentiële woonvorm die zo dicht mogelijk de (normale) thuissituatie benadert. Deze woonzorgvorm is een opgezette combinatie van wonen en zorg, verzorging en 24-uurs begeleiding die geïntegreerd is in een zo normaal mogelijke woonomgeving. De doelgroep zijn psychogeriatrische en demente personen. Het gaat om kleinschalige projecten, in de zin van eenheden bestaande uit 6 tot 16 personen. Op die manier kan er individueel gerichte zorg en aandacht worden verleend. De bewoners worden zoveel mogelijk gestimuleerd tot zelfzorg en zelfstandigheid. Er wordt niet meer zorg geboden dan nodig is, maar ook niet minder. De gezamenlijke huishouding geeft structuur aan het leven. De tijden van eten en opstaan kunnen variëren, hierdoor krijgt het leven in deze projecten een ongedwongen en natuurlijk verloop (Declercq, Van Audenhove e.a., 2007). De huiselijke en warme sfeer staat centraal. De aanvankelijke doelgroep zijn zwaar zorgbehoevende personen met een beginnende, matige tot zware vorm van dementie. Deze zorgvorm vervangt niet de thuiszorg, een opname in een KWG is pas aan de orde als de zorgbehoefte van de oudere te groot wordt om thuis nog te kunnen inlossen. Men streeft ook hier naar een zolang mogelijk verblijven in de eigen thuisomgeving. Het zorg op maat kunnen bieden en de kwaliteit van leven garanderen zijn hier de belangrijkste onderliggende denkkaders. De zorg is flexibel en wordt in relatie met de persoon in kwestie bepaald met aandacht voor de bewoner en zijn leefgewoonten.

Wat het KGW typeert en waarin we gelijkaardige sporen kunnen trekken naar gastopvang is het vooropstellen van de kwaliteit van leven in plaats van de kwaliteit van zorg. “In het genormaliseerde woonconcept verschuiven de strikt medisch-therapeutische doelen ('cure') naar de achtergrond. Men streeft er naar het verstrekken van zorg ('care') die de kwaliteit van wonen en leven bevordert. Goede verpleegtechnische zorgen worden er vooral beschouwd als een randvoorwaarde voor het realiseren van een goede kwaliteit van leven.” (Lucas, stapstenen naar kleinschalig genormaliseerd wonen, 2007, p. 21). Er wordt naast professionele zorgverleners gebruik gemaakt van vrijwilligers en er blijft een nauwe samenwerking bestaan tussen familieleden van de desbetreffende zorgvrager. Hun rol als mantelzorger eindigt niet wanneer de persoon wordt opgenomen binnen het initiatief van kleinschalig genormaliseerd wonen.

Een laatste en belangrijke pijler binnen KGW is de inbedding in de buurt. KGW wordt letterlijk gedragen door de omringende leefgemeenschap. Het maakt er deel van uit. De mensen die wonen in het KGW nemen deel aan de sociale, culturele en sportactiviteiten én mensen uit de buurt, de wijk,

20

Page 27: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

het dorp of de gemeente komen spontaan op bezoek. Het doel van dit groepswonen is vergelijkbaar met de doelstelling van gastopvang: ouderen binnen de sfeer van een (familie) huis samenbrengen.

1.5 Vergelijking met erkende semi-residentiële zorg

De semi – residentiële zorg waarbij het gaat om dagopvang, bestaat in het ouderenlandschap uit de dagverzorgingscentra en de centra voor kortverblijf. Recentelijk is er een innovatieve zorgvorm opgenomen in de regelgeving, de collectieve autonome dagopvang voor ouderen. Gastopvang wordt eveneens gesitueerd binnen de semi – residentiële zorg.

1.1.1 Dagverzorgingscentra

De dagverzorgingscentra (DVC) ondersteunen de thuiszorg. In een dagverzorgingscentra wordt dagbesteding, zorg- en opvangmogelijkheid voorzien voor de behoevende oudere. De doelgroep wordt gevormd door ouderen die geen intense medische zorg nodig hebben, maar die vooral behoefte hebben aan reactivatie, verzorging of toezicht. Een DVC is vaak geïntegreerd in bestaande rust- en verzorgingstehuizen, zodat de gebruikers van de dagopvang mee kunnen genieten van de accommodatie van de residentiële voorziening. Erkende diensten gezinszorg en aanvullende thuiszorg zullen in de toekomst een erkenning kunnen aanvragen voor een dagverzorgingscentrum. De professionelen van de erkende dienst gezinszorg zullen dan gezinszorg kunnen aanbieden aan de bezoekers van dit dagverzorgingscentrum (E. Scheers, medewerker Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, persoonlijke communicatie, 5 september 2012).

Zoals hierboven beschreven is de invulling van de parameters ‘doelgroep’ en ‘soort zorg’, vergelijkbaar met het initiatief van gastopvang. Het grote verschilpunt hierbij is dat het bij een dagverzorgingscentra gaat om de opvang in een geïnstitutionaliseerde omgeving van een rust – en verzorgingstehuis. De omkadering van de huiselijke warmte en het meebeleven van de dagdagelijkse elementen in een gezin, verdwijnen hier naar de achtergrond. Het profiel van de zorgverleners is ook anders ingevuld, daar het om (para)medisch personeel gaat en in geen geval over (vergoede) vrijwilligers. Dit maakt opvang in een dagverzorgingscentra wezenlijk verschillend van gastopvang.

1.5.1 Centra voor kortverblijf

Het kortverblijf (CVK) is een vorm van opvang voor ouderen, met als doel tijdelijk het thuismilieu van de oudere te ontlasten van de dagelijkse zorg (respijtzorg). De mantelzorger krijgt zo de mogelijkheid op even op adem te komen. Een CVK kan ook opgevat worden als een vorm van crisisopvang, wanneer de zorgvrager een tijdje meer zorg nodig heeft dan normaal. De centra voor kortverblijf maken deel uit van rust- en verzorgingstehuizen (woonzorgcentra). De opnameduur in een centra voor kortverblijf is beperkt. Het gaat om een periode van maximaal 60 opeenvolgende dagen en maximaal 90 dagen per jaar. De dienstverlening is er grotendeels hetzelfde als in het woonzorgcentrum of centrum voor herstelverblijf: verpleegkundige en hygiënische zorgen, gezins- en huishoudelijke hulp, revalidatie, activering, ontspanningsactiviteiten en sociale contacten met andere bewoners. Een CVK is een tussenschakel tussen thuis wonen met thuisverzorging en een permanent verblijf in een assistentiewoning of woonzorgcentrum. De leeftijdsgrens is bepaald op 65 jaar of ouder.

Het initiatief van gastopvang combineert de mogelijkheid van een dagverzorgingscentra en een centra voor kortverblijf, in de zin dat het zowel mogelijk is om overdag, ’s nachts als gedurende een

21

Page 28: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

korte, aaneensluitende periode te genieten van dit aanbod. Dit maakt één van de kerneigenschappen uit van gastopvang: de flexibiliteit van de zorgvorm.

1.5.2 Collectieve Autonome Dagopvang voor ouderen (CADO)

De collectieve autonome dagopvang richt zich vooral op ouderen die zelfstandig genoeg zijn om niet te hoeven verhuizen naar een woonzorgcentrum, maar wel nood hebben aan verzorging. Het CADO gaat uit van ‘zorg op maat’: in de dagopvang genieten ouderen in kleinere groepen van goede zorgen en elkaars gezelschap. Het gaat enkel om opvang tijdens de dag, dus ’s avonds gaan de gebruikers terug naar huis. Men stelt nabijheid, huiselijkheid en kleinschaligheid centraal en beschouwt deze als succesfactoren voor het CADO – verhaal.

De wetgeving die CADO regelt , werd ondertussen principieel goedgekeurd door de Vlaamse regering, een definitieve goedkeuring werd verwacht midden september 2012. (E. Scheers, medewerker Vlaams Agentschap Zorg en gezondheid, persoonlijke communicatie, 5 september 2012). Op verschillende sporen zien we duidelijk de vergelijkbaarheid met gastopvang. Een eerste element hierbinnen is de kleinschaligheid die voorop staat. Dit om de individuele aandacht voor elke gebruiker garant te stellen. In de dagopvang wordt een kleine groep van 5 tot 10 mensen opgevangen. Door de kleine groepen blijft ‘zorg op maat’ gegarandeerd. De individuele benadering wordt zoveel als mogelijk nagestreefd, toch gaat het niet om de zuivere één-op-één begeleiding die bij gastopvang wel het geval is. De flexibiliteit van het CADO – initiatief vertaalt zich ook in de mogelijkheid voor iedere gebruiker om zijn dag naar eigen believen in te vullen. Er is geen vast dagprogramma waar iedereen zich moet inpassen.

Huiselijkheid is een tweede element dat deze semi – residentiële zorgvorm kenmerkt. CADO wordt georganiseerd in een niet – geïnstitutionaliseerde omgeving, namelijk opvang in een gewoon huis in de buurt van de ouderen. Dit maakt het grote verschil met de reguliere dagopvang in een rust – en verzorgingstehuis waar het wel gaat om geïnstitutionaliseerde zorg. De klemtoon bij CADO ligt zowel op verzorging als op samen – zijn.

De doelgroep vormt in theorie dezelfde doelgroep die aanvankelijk centraal stond bij gastopvang. CADO is vooral bedoeld voor ouderen die niet erg zorgbehoevend zijn, maar voor wie dagopvang vanuit socio – emotioneel standpunt wel belangrijk is. Het gaat vooral om ouderen die te maken krijgen met sociale exclusie, die niet van mantelzorg kunnen genieten of geen zinvolle dagbesteding kunnen waarmaken. Toch ziet men dat de groep dementerenden belangrijke klanten zijn van deze zorgvorm (Geeraert, 2009). Hier wil CADO zelf het onderscheid maken met de dagverzorgingscentra, die zich veeleer richten op zwaar zorgbehoevenden. Er wordt benadrukt dat de oorspronkelijke doelgroep van gastopvang dezelfde is, maar zoals al eerder gezegd toont de praktijk van gastopvang dat er een toeleiding is vanuit meerdere doelgroepen: personen met een handicap zijn hier een belangrijke bijkomende groep. Dit leidt ertoe dat de doelgroep van CADO enger wordt benaderd, doordat zij zich exclusief richten op ouderen.

Een belangrijk verschilpunt tussen CADO en gastopvang is de invulling van de hulpverleners. Daar het bij gastopvang gaat om zorg- en opvang door (vergoede) vrijwilligers, worden in de collectieve autonome dagopvang professionals ingeschakeld om de zorgen te verlenen. Men tracht wel een brug te slaan tussen CADO en de overige thuiszorgdiensten. CADO wordt namelijk georganiseerd door de thuiszorgdiensten waar de gebruikers ook in hun eigen thuisomgeving gebruik van maken.

22

Page 29: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

1.6 Vergelijking met andere semi – residentiële zorg

Een Centrum voor Herstelverblijf is een klassieke residentiële vorm van respijtzorg (‘centre-based’). Mensen die herstellen van een operatie in een ziekenhuis of herstellen van een zware aandoening of ongeval, kunnen in een centrum voor herstelverblijf terecht voor opvang, verzorging en revalidatie. De persoon verblijft er maximaal 60 dagen, tot men voldoende hersteld is om terug naar huis te gaan. De zorgverleners zijn in dit geval professionelen: artsen en verpleegkundigen staan in voor de lichamelijke verzorging en sociale assistenten of psychologen staan in voor de geestelijke verzorging. De klemtoon ligt op verzorging, revalidatie en bijstand bij de dagelijkse levenshandelingen. Een centrum voor herstelverblijf is toegankelijk voor alle leeftijdsgroepen.

Momenteel zijn er nog geen centra voor herstelverblijf erkend in Vlaanderen (RISIV). Op Vlaams niveau zou er wel een erkenning zijn maar aan deze erkenning is geen financiering verbonden.

1.7 Vergelijking met erkende ambulante zorg

Verschillende studies in verschillende landen tonen ook dat gemiddeld genomen thuiszorg goedkoper is dan residentiële zorg (Vandamme, e.a., 2010).

Wat volgt is een korte opsomming van de diensten die in het ouderenlandschap de ambulante zorg uitmaken. Heel vergelijkbaar met gastopvang is de ambulante oppashulp. In onderstaande wordt hier dan ook uitgebreider bij stilgestaan.

1.1.1 De diensten voor gezinszorg, aanvullende thuiszorg, logistieke hulp en thuisverpleging

Deze diensten bieden gezinszorg, persoonsverzorging, huishoudelijke hulp en algemene psychosociale ondersteuning en begeleiding. De professionele verzorgende werkt een aantal uur thuis bij de zorgbehoevende. Daarnaast hebben de meeste diensten ook een aanbod voor poetshulp en karweihulp. Dit poetswerk gebeurt door niet – schoolde krachten vaak in het kader van tewerkstellingsprogramma’s of met dienstencheques (Vogels, 2009).

Logistieke hulp is bedoeld voor iedereen die in zijn thuissituatie, vanuit een bepaalde zorgbehoefte, nood heeft aan schoonmaak – of karweihulp. De medewerker van de dienst bepaalt, door middel van een sociaal onderzoek, de zorgbehoefte, de familiale en sociale situatie, de woonsituatie en de hulp die al ontvangen wordt door mantelzorger of professionele hulpverlener.

Een dienst voor thuisverpleging staat in voor de kwaliteit, samenwerking en continuïteit van thuisverplegers. Thuisverpleging gebeurt door professionals (verpleegkundigen) die medische zorgen verlenen. Naast verpleegkundige zorgen hebben de verpleegkundigen ook aandacht voor gezins- en sociale omstandigheden. Ze helpen de cliënten met preventie, gezondheidsvoorlichting en opvoeding. De doelgroep van thuisverpleging zijn alle personen die verpleging nodig hebben, bijvoorbeeld na een ziekenhuisontslag, of bij herstel van een ongeluk of een aandoening. Door de verpleging aan huis kan men ervoor zorgen dat de persoon in kwestie sneller het ziekenhuis kan verlaten en niet telkens naar zijn huisarts of andere zorgverlener moet stappen.

Als we de vergelijking maken met gastopvang op basis van de verschillende criteria zien we dat er weinig overeenkomsten zijn. Thuiszorg draait om professionele hulp (profiel van de zorgverlener) die ter plaatse wordt verleend, als zijnde de thuisomgeving van de zorgvrager (locatie). Hoewel voor sommige gebruikers het sociale aspect en het doorbreken van eenzaamheid, mogelijk, een onrechtstreekse motivator kan zijn om de ondersteunende diensten in te schakelen, is dat niet de

23

Page 30: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

‘core’ business van thuiszorg. Het soort zorg dat zij verlenen is heel gericht naar ondersteuning van activiteiten van het dagelijkse leven en het toedienen van medische zorgen, beide vormen van ondersteuning die centraal staan bij gastopvang.

De doelgroep van gastopvang, na verruiming, is vergelijkbaar met de doelgroep van bovenstaande diensten, hoewel deze nog iets ruimer kunnen worden opgevat. Iedereen kan in principe, aanmerking komen voor thuis- en gezinshulp, logistieke hulp en thuisverpleging. Deze diensten kunnen ongeacht het tijdstip kunnen worden ingeschakeld (tijdstip), het gaat echter om zorg die op zeer efficiënte wijze en doelgericht wordt toegepast (duur).

1.7.1 De regionale en lokale dienstencentra

Lokale dienstencentra bieden aan de bewoners in de buurt activiteiten aan om vereenzaming tegen te gaan en het sociale netwerk uit te breiden en te versterken. Daarnaast bieden lokale dienstencentra hulp en ondersteuning bij de activiteiten van het dagelijkse leven: warme maaltijden, voetverzorging, hulp bij boodschappen doen, buurthulp, minder mobiele personen vervoeren,…(Vogels, 2009).

Het regionaal dienstencentra werkt voor een ruimer geografisch gebied. Regionale dienstencentra hebben de opdracht groepsgerichte activiteiten te organiseren. Thema’s zoals het gebruik van hulpmiddelen in de thuiszorg, valpreventie, gezonde voeding, hart- en vaatziekten, kunnen onderwerp zijn van de activiteit. Daarnaast stellen zij ook technologie en hulpmiddelen ter beschikking. Een bijkomende opdracht bestaat eruit zorgbehoevenden te adviseren en te begeleiden bij de aanpassing van hun woning en ergotherapeutisch advies te geven aan gebruiker en mantelzorger. Als laatste zijn ze ook verantwoordelijk voor het patiëntgebonden overleg in complexe thuiszorgsituaties.

De opdracht van regionale en lokale dienstencentra komen in de buurt van mogelijke redenen om te kiezen voor het initiatief van gastopvang, namelijk, het doorbreken van eenzaamheid, het zoeken naar een zinvolle dagbesteding, het samenzijn met gelijkgezinden, het doorbreken van het sociaal isolement en het gevoel hebben ‘ergens te mogen zijn, ergens bij te horen’. Lokale en regionale dienstencentra schakelen ook vaak vrijwilligers in, ter ondersteuning van hun werking. De inbedding in de buurt van de zorgvrager verlaagd de drempel tot inschrijving in het initiatief (cfr. Gastopvang).

1.7.2 Vereniging voor mantelzorgers en gebruikers

Er zijn 5 erkende verenigingen die de mantelzorgers en gebruikers ondersteunen en hun belangen verdedigen. Zij geven de mantelzorger advies over zijn rechten en over alle thema’s binnen de thuiszorg. Daarnaast inventariseren zij mogelijke problemen die ze dan doorgeven aan de verantwoordelijke overheden (Vogels, 2009).

1.7.3 Diensten voor oppashulp

Hoewel de dienst voor oppashulp onder de noemer van de ambulante zorg valt, en het initiatief van gastopvang eerder een semi – residentiële zorgvorm is, blijkt oppashulp op veel parameters vergelijkbaar met de diensten voor gastopvang. Het gezelschap bieden staat, net zoals bij gastopvang, centraal. Er wordt toezicht gehouden bij afwezigheid van de mantelzorger of ter ondersteuning van de mantelzorger (respijtzorg). De doelgroep is eveneens vergelijkbaar. Het doelpubliek van oppashulp is heel heterogeen en op dat vlak niet gebonden aan beperkingen. Het decreet is ook duidelijk betreffende de afbakening van de doelgroep: “ De dienst maakt geen selectie

24

Page 31: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

wat doelgroepen betreft noch op basis van de financiële draagkracht van de gebruiker, tenzij de dienst zich prioritair richt op een toeleiding van gebruikers met een verhoogd risico op verminderde welzijnskansen”. In de praktijk wordt duidelijk dat sommige diensten binnen hun eigen werking specifieke doelgroepen afbakenen. Zij beschouwen oppashulp vaak als een aanvulling op de thuiszorg bij chronisch zieken, personen met een handicap en zorgbehoevende ouderen (Centrum voor thuiszorg, z.j.). In beleidsdocumenten wordt aangegeven dat deze zorgvorm beroep doet op (vergoede) vrijwilligers. In die zin betalen de gebruikers enkel een onkostenvergoeding. Die onkostenvergoeding bedraagt maximaal €2,5/uur en €25/nacht2. Als een nachtoppas eindigt na 6 uur en een aanvang heeft genomen voor 22u, dan kan, samen met de nachtvergoeding, een onkostenvergoeding van maximaal 2,50 euro/uur worden gevraagd voor de uren die gepresteerd werden voor 22 uur. Op basis van gesprekken met Thuishulp West – Vlaanderen (L. Vereecke, medewerker Thuishulp West – Vlaanderen, persoonlijke communicatie, 5 juni 2012) blijkt dat deze vorm ook gedragen kan worden door professionelen. Overgangsbepalingen in het nieuwe woonzorgdecreet van 1 januari 2010 leggen echter vast dat de diensten voor oppashulp nog uitsluitend met vrijwilligers mogen werken. Professionele oppashulp kan alleen nog gesubsidieerd worden wanneer die aangeboden wordt door een erkende dienst voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg.

Het takenpakket van de oppashulp bestaat uit een aantal kleine zorgtaken die tijdens het gezelschap houden noodzakelijk zijn. Voorbeelden hiervan zijn: in en uit bed helpen, hulp bieden bij verplaatsing in huis, toezicht houden bij de inname van medicatie, maaltijdbegeleiding, ondersteuning bij het wandelen en gezelschap bieden bij ontspanning,… Een gezelschapsdienst is geen poest- of klusjesdienst, er wordt noch verpleegkundige zorg of huishoudelijke hulp verleend. Als dit in het licht wordt gehouden van het takenpakket van een gastheer/gastvrouw zien we een vergelijkbare basis. De klemtoon ligt voornamelijk op het bieden van gezelschap, het doorbreken van de eenzaamheid, en dit in alle eenvoud van het leven van alledag. De flexibiliteit van de organisatie van oppashulp zien we ook terugkomen bij gastopvang. De oppas kan zowel overdag als ’s nachts worden georganiseerd. Er is wel een restrictie wat betreft de nachtoppas. De maximumgrens is hier 24 uur.

Een dienst reguleert en coördineert de vraag en het aanbod van deze opvangvorm. Naast deze kerntaak hebben zij ook een belangrijke doorverwijsfunctie. In het decreet is vermeld dat de dienst een samenwerkingsakkoord moet sluiten met minstens één andere erkende voorziening. Met deze voorziening worden afspraken gemaakt betreffende de verwijzingsmogelijkheden, organisatorische en logistieke ondersteuning en de continuïteit van de coördinatieopdracht. Als de hulpvraag buiten de wettelijke opdracht van de erkende dienst valt, dan zorgen zij voor een passende doorverwijzing. De dienst beschikt over een 0,5 equivalent coördinator, die beschikt over een bachelor of masterdiploma. Deze coördinator engageert zich in een professionaliseringstraject en moet, gespreid over een periode van maximaal 2 jaar, minstens 20 uur bijscholing volgen. Dit moet gaan over thema’s die voor de dienst en het initiatief van oppashulp, relevant zijn.

Het decreet stelt een aantal specifieke voorwaarden voor de erkenning van een dienst voor oppashulp. De erkende dienst moet per kalenderjaar 5000 uren vrijwilligersoppas kunnen aantonen en dit voor de regio waarvoor de dienst erkend is. Als de dienst erkend is voor de regio die bestaat uit een tweetalig gebied Brussel – hoofdstad, gaat het om 3000 uren vrijwilligersoppas in de desbetreffende regiogebieden. Hiertegenover staat een subsidie – enveloppe die bestaat uit: een

2 De vermelde bedragen zijn gekoppeld aan de spilindex 103,4 (basis 1996 = 100) en variëren zoals bepaald bij de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.

25

Page 32: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

basissubsidie van 11.887,39 euro voor de eerste 5000 uren vrijwilligersoppas in de regio waarvoor de dienst erkend is, of de eerste 3000 uren vrijwilligersoppas voor het tweetalig gebied Brussel – hoofdstad. Daarnaast wordt een forfaitair bedrag van 1,082 euro per uur vrijwilligersoppas, toegekend, dat het aantal uren overstijgt. Hier is een maximumgrens bepaald van 7000 uren vrijwilligersoppas.

Een belangrijk verschil tussen oppashulp en gastopvang is dat de opvang gebeurt in de thuisomgeving van de zorgbehoevende(n), terwijl bij gastopvang de thuisomgeving van de (vergoede) vrijwilliger ter beschikking wordt gesteld voor de opvang. Het voornaamste verschil is allicht dat oppashulp (nog) tijdelijk(er) van aard is dan gastopvang. Wie zich engageert voor het initiatief van gastopvang, gaat daarbij een engagementscontract aan, waarbij, zolang als beide partijen zich hier goed bij voelen, de continuïteit en de regelmaat in de contacten wordt nagestreefd. Het initiatief van oppashulp kan eerder gezien worden als een ‘babysit – dienst’ voor ouderen, waarbij het niet steeds gaat om een langdurig contact, tussen dezelfde zorgverlener en zorgvrager. Tijdens een gesprek met een gebruiker van zowel oppashulp als gastopvang werd duidelijk dat er binnen het initiatief van oppashulp toch wat hiaten aanwezig zijn, die een optimale werking van de dienst, belemmert (persoonlijke communicatie G. Coopman). Er zijn nog veel wachtlijsten die maken dat gebruik maken van de dienst, in acute situaties, niet mogelijk is. Lange wachtlijsten zorgen ervoor dat maanden tot een half jaar vooraf de hulp ingepland moet worden. Dit brengt de noodzakelijke flexibiliteit in het gedrang. Er wordt ook geen continuïteit gegarandeerd tussen de zorgvrager en de zorgverlener, dit maakt de (vertrouwens)band zeer tijdelijk van aard.

1.8 Vergelijking met alternatieve ambulante zorg1.1.1 Zorgburen Sedert het begin van 2010 loopt er in enkele gemeenten in Haspengouw een zorgvernieuwend project ‘Kom binnen zorgbuur’ (Callens, 2012). Het project loopt tot eind 2012. Landelijke Thuiszorg is hier de initiatiefnemende begeleidingsdienst. Een zorgbuur is een vertrouwenspersoon met een hart voor ouderen, die op regelmatige basis elementaire ‘goede- buur – taken’ verricht’. Het is vooral de psychosociale en pedagogische ondersteuning en begeleiding die centraal staat, hoewel dit vaak verpakt zit in zeer praktische taakjes ter ondersteuning van de zelfredzaamheid van de oudere. Dan gaat het bijvoorbeeld over de rolluiken ’s morgens omhoog trekken, de brievenbus ledigen, de kolenkachel vullen,… Hoewel de kleine ondersteunende taakjes die de zorgbuur verricht een welgekomen hulp zijn, speelt het sociale aspect een prominente rol. In geen geval wordt er huishoudelijk werk (wassen, strijken, poetsen, maaltijden bereiden), persoonlijke verzorging of medische zorgen toegediend. De zorgbuur fungeert voornamelijk als een vertrouwenspersoon en heeft daarbij een belangrijke doorverwijzende functie en signaalfunctie. In vele gezinnen waar de zorgbuur komt, is reeds professionele hulp aanwezig: een verpleegster, poets of bejaardenhulp, een mantelzorger. De zorgbuur fungeert als een ondersteuningsfiguur aan deze professionele hulpverleners. Veelal gaat het om situaties waar zorgvrager en zorgverlener al gerelateerd zijn aan elkaar, in de zin dat men vaak bestaande buren inschakelt in dit initiatief. Tegenover deze vrijwilligheid stelt men een onkostenvergoeding. Een goede matching tussen zorgvrager en zorgverlener moet de continuïteit van het contact garanderen. Hierin speelt de begeleidende dienst een prominente rol. De doelgroep bestaat uit senioren (65+) die in plattelandsdorpskernen wonen. Gemiddeld worden deze ouderen tweemaal per week bezocht en bedraagt de duur tijd van een bezoek een tweetal uur. Het initiatief van zorgburen is op een aantal criteria zeer vergelijkend met gastopvang. Een criteria dat wezenlijk verschillend wordt ingevuld, in vergelijking met gastopvang, is de parameter locatie, daar het bij zorgburen gaat om hulp aan huis, dus in de thuisomgeving van de zorgvrager.

26

Page 33: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

1.8.1 GezelschapsdienstenHet initiatief van de gezelschapsdiensten is inhoudelijk te vergelijken met oppashulp, zoals voorheen in dit rapport reeds besproken. We hebben hier echter te maken met een ander subsidie-kanaal en een andere inrichtende dienst (gezinsbond, wit-geel kruis, e.a.). De doelgroep voor gezelschapsdiensten bestaat uit chronisch zieken, personen met een handicap en zorgbehoevende ouderen, die niet altijd kunnen rekenen op hulp van familie of vrienden. Gezelschapsdiensten zijn ook weer opnieuw vaak een aanvulling op de professionele thuiszorg. Deze diensten zijn niet alleen in het leven geroepen ter ondersteuning van alleenstaanden, ook binnen respijtzorg past de gezelschapsdienst in het plaatje. Door de inschakeling van deze oppasvorm kan er rust, tijd en ruimte worden gecreëerd voor de mantelzorgers zodat hun draagkracht hersteld kan worden of in balans kan worden gebracht. De oppas kan overdag of tijdens de nacht worden georganiseerd. Het gaat ook hier in geen geval over professionele hulp maar over vergoede vrijwilligers. Kleine zorgtaken behoren tot het pakket van deze vrijwilliger: maaltijden opwarmen, hulp bieden bij de voeding, toezicht houden bij de inname van medicatie (…). In geen geval voeren de vrijwillige krachten huishoudelijke of verpleegkundige taken uit. De vergoeding voor deze hulp bedraagt €4/uur of €20/overnachting (22u tot 8u + ontbijt). Het minimumtarief is €8 en dit geldt als er een vrijwilliger wordt ingeschakeld voor minder dan 2 uur. Op feestdagen betaalt men een dubbel tarief. 3 Via een begeleidende dient verloopt de coördinatie. Zij staan in voor selectie van vrijwilligers en zorgvragers, het matchingsproces en de verdere opvolging.

1.9 Regelgeving diensten gastopvang1.1.1 Beleid en programmatie Na een projectfase is de erkenning ‘gastopvang’ opgenomen in het woonzorgdecreet van 2009. Voor de diensten gastopvang zijn een aantal voorwaarden bepaald waaraan voldaan moet worden om een erkenning te krijgen. Een eerste voorwaarde heeft betrekking op de ruimte in de programmatie. Een programmatie is een behoefteraming die weergeeft welke capaciteit er voor een bepaald soort zorgvoorziening nodig is.

Deze programmatie bestaat uit programmacijfers en evaluatiecriteria. Het programmacijfer voor de diensten gastopvang is vastgelegd op 6. Dit wil zeggen dat het Vlaams agentschap voor zorg en gezondheid (vanaf 2010) 6 diensten gastopvang erkent, waarvan 5 verspreid over het Vlaamse gewest en 1 in het Brussels hoofdstedelijk gewest. Tot 2013 waren er 2 diensten die goed waren voor 4 erkenningen. Deze twee diensten waren: Landelijke Thuiszorg en Thuishulp (een deelwerking binnen de Bond Moyson Oost-Vlaanderen). In 2013 heeft de inrichtende dienst Bond Moyson Oost – Vlaanderen zijn erkenning opgezegd. Thuishulp had één erkenning voor het gebied ‘Gent, Sint – Niklaas, Aalst’.

Landelijke Thuiszorg Leuven heeft tot op heden 3 erkenningen en is verantwoordelijk voor de organisatie van gastopvang in bepaalde zorgregio’s. Het gaat om de zorgregio’s in volgende gebieden: het gebied ‘Hasselt, Genk, Leuven’; ‘Leuven, Brussel, Aalst’ en tot slot ‘Antwerpen, Mechelen, Turnhout’. De zorgregio’s vallen samen met de provinciale grenzen, maar de erkenningen lopen over deze grenzen heen en vallen er bijgevolg niet mee samen. Er is op dit moment geen actieve ‘gastopvang’ werking in het Brussels hoofdstedelijk gewest en de provincie West Vlaanderen.Figuur 2 geeft de operationele situatie van 2014 weer.

3 Deze tarieven zijn gekoppeld aan de index. 27

Page 34: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

Figuur 5: Zorgregio's en locatie diensten gastopvang/zorgboerderijen

Zorgregio Gastopvang Antwerpen/Vlaams-Brabant/LimburgZorgregio Gastopvang Oost/West-Vlaanderen (niet actief)Actieve dienst gastopvangProvinciale afdeling Steunpunt Groene Zorg

Antwerpen centrum valt buiten een zorgregio. Tot 2003 was de dienst Vleminckhuis erkend om gastopvang te organiseren in het centrum van Antwerpen. Deze dienst heeft de erkenning in 2009 niet opnieuw aangevraagd. Bond Moyson West – Vlaanderen had 1 erkenning om gastopvang te organiseren, maar heeft deze in mei 2012 opgezegd. Het Brussels hoofdstedelijk gewest heeft geen erkenning, gastopvang wordt niet georganiseerd in deze regio.

De minister van Welzijn, volksgezondheid en Gezin legde de evaluatiecriteria vast om na te gaan of een aanvraag voor een erkenning als dienst voor gastopvang paste in de programmatie. De voornaamste evaluatiecriteria waren de invulling van de programmatie (de verhouding tussen enerzijds het aantal al erkende diensten en anderzijds het programmacijfer) en de mate waarin de initiatiefnemer al voor het indienen van zijn erkenningsaanvraag activiteiten ontplooide.

1.9.1 Erkenning of melding van een dienst voor gastopvang

Een dienst voor gastopvang kan, maar hoeft niet, erkend te worden door het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid. Erkende diensten kunnen jaarlijks beroep doen op subsidies. Een dienst oprichten, zonder die te laten erkennen, is eveneens een mogelijkheid, maar dit dient ook gemeld te worden aan het agentschap. Momenteel zijn er geen diensten gastopvang bestaande die zich niet kenbaar hebben gemaakt bij de overheid maar geen erkenning aangevraagd hebben (T. Meeus, persoonlijke communicatie, 21 september 2012). Een dienst voor gastopvang kan enkel een erkenning krijgen en behouden als de dienst voldoet aan de algemene en specifieke erkenningsvoorwaarden. De dienst moet tevens voldoen aan de kwaliteitsvoorwaarden. Daarnaast moet de dienst het zelfzorgvermogen van de gebruiker evalueren en diens behoefte indiceren.

1.9.2 Specifieke voorwaarden dienstverlening , omkadering en werking

Ten eerste zijn er een aantal specifieke voorwaarden betreffende de algemene hulp- en dienstverlening. Ten tweede worden er voorwaarden voor omkadering, werking en samenwerking

28

Page 35: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

met gastgezinnen, besproken. Deze voorwaarden zijn tot in detail beschreven in het woonzorgdecreet (2009).

Om als dienst gastopvang erkend te worden moet de dienst in kwestie een aanvraagformulier (bijlage) inzenden. Dit aanvraagformulier is gebaseerd op de algemene en specifieke erkenningsvoorwaarden.

Dienstverlening

Om de erkenning te verkrijgen en te behouden en daarbij subsidies te ontvangen moeten de diensten gastopvang prestaties kunnen aantonen. Concreet betekent dit dat zij per kalenderjaar 3000 coördinatie - uren gastopvang moeten kunnen aantonen en dit in de regio waarvoor de dienst erkend is. De bepaling voor het Brussels hoofdstedelijk gewest is anders ingevuld. De dienst die erkend is voor de regio die bestaat uit het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, zorgt voor de coördinatie van minstens 1800 uren gastopvang in die regio.

De dienst gastopvang doet beroep op (vergoede) vrijwilligers die fungeren als gastheer/gastvrouw. Bijgevolg moet de dienst voldoen aan de federale regelgeving betreffende de rechten van de vrijwilligers en aan de Vlaamse regelgeving betreffende het georganiseerd vrijwilligerswerk in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.

Hoewel gastopvang aanvankelijk voornamelijk georiënteerd werd naar de doelgroep ouderen maakt het decreet duidelijk dat de doelgroep breder is dan enkel de ouderenpopulatie. Het decreet haalt letterlijk aan dat de dienst niet mag selecteren op basis van doelgroepen. De praktijk van gastopvang bevestigd deze bepaling. De scope van dit rapport is dan ook verbreed naar volwassenen en ouderen met een zorgvraag. Deze zorgvraag kan heel ruim ingevuld worden.

Binnen de specifieke voorwaarden wordt ook duidelijk omschreven wat de dienst gastopvang als opdracht heeft. Deze bestaat uit het zorgen voor een optimale afstemming tussen gebruiker en gastgezin en het bewaken van de continuïteit van de zorg- en opvangsituatie. Daarnaast verleent de dienst zorg en bijstand aan de gebruiker en staat zij in voor het verlenen van informatie. De dienst maakt geen selectie wat de financiële draagkracht van de gebruiker betreft, tenzij dat zou inhouden dat de dienst zich prioritair richt op een toeleiding van gebruikers met een verhoogd risico op verminderde welzijnskansen.

De dienst werkt samen en maakt afspraken met externe relevante actoren voor de realisatie van zijn doelstellingen en opdrachten. De dienst zorgt voor een passende doorverwijzing als de hulpvraag buiten zijn wettelijke opdracht valt. Als de dienst zelf niet in een aanbod kan voorzien, informeert hij de gebruiker over andere voorzieningen als vermeld in het woonzorgdecreet van 13 maart 2009, die in de regio gevestigd zijn. De dienst streeft naar toegankelijkheid voor zijn gebruikers, vanuit een niet – discriminerende houding.

Daarnaast is de dienst eveneens verantwoordelijk voor het vorderen van de onkostenvergoeding van de gebruiker. Bij deze onkostenvergoeding wordt een onderscheid gemaakt tussen een dag- en een nachtvergoeding. Voor dagopvang wordt maximaal 2,50 euro per uur aangerekend. Voor nachtopvang die eindigt na 6 uur, en een aanvang heeft genomen voor 22 uur, kan, samen met de vergoeding voor nachtopvang, een onkostenvergoeding van maximaal 2,50 euro per uur worden gevraagd voor de uren opvang die gepresteerd worden voor 22 uur. Voor kortopvang kan een onkostenvergoeding gevraagd worden van 30,22uur per volledige dag.4

4 De hierboven vermelde bedragen zijn gekoppeld aan de spilindex.

29

Page 36: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

Omkadering

De dienst voor gastopvang beschikt minstens over één 0,5 equivalent coördinator, die beschikt over een diploma van master of bachelor. De coördinator volgt, verspreid over een periode van maximaal twee jaar, minstens 20 uren bijscholing over onderwerpen die voor de dienst relevant zijn. De dienst rekruteert, stimuleert, ondersteunt en vormt gastgezinnen, met respect voor hun persoonlijke levenssfeer en hun mogelijkheden. De dienst zet voldoende en deskundig personeel en voldoende en deskundige gastgezinnen in om zijn vooropgestelde doelstellingen te realiseren. De dienst volgt het functioneren van het personeel en de gastgezinnen. De dienst organiseert periodiek en op een gestructureerde wijze intern overleg met en permanente vorming voor het personeel en de gastgezinnen.

Werking

De dienst is minstens 32 uren per week beschikbaar, met een passende spreiding over alle werkdagen. De algemene werking van de dienst omvat een aantal taken die als volgt in de beleidstekst worden omschreven. De dienst kan de vraag en het aanbod van gastopvang coördineren in een door hem omschreven werkgebied. De dienst voorziet in inspraak van de gebruiker in zijn eigen hulp- en dienstverlening. De dienst kan de noden en behoeften van zijn doelgroepen signaleren en formuleert zo nodig suggesties voor de afstemming en bijsturing van het woonzorgbeleid. De dienst formuleert zijn missie en visie, vertaalt die in duidelijke doelstellingen en in een concrete werking. De dienst evalueert op regelmatige tijdstippen zijn werking. Hij evalueert geregeld of de doelstellingen bereikt zijn en stuurt afhankelijk daarvan bij. De dienst gaat op een systematische manier de tevredenheid van zijn gebruiker na en stuurt afhankelijk daarvan bij. Minstens tweejaarlijks wordt een verantwoorde gebruikersmeting uitgevoerd. De dienst beschikt over een duidelijke organisatiestructuur en beheert zijn beschikbare middelen optimaal met het oog op de realisatie van de vooropgestelde doelstellingen. Zij garandeert aan de gebruikers een klachtrecht en zorgt voor een adequate en objectieve behandeling van de klachten.

Samenwerking met gastgezinnen

De gastgezinnen waarmee een dienst gastopvang samenwerkt dienen ook aan een aantal voorwaarden te voldoen.

Een gastgezin kan opvang bieden aan gebruikers onder de vorm van dag-, nacht- of kortopvang. Er kunnen maximaal drie gebruikers gelijktijdig in het gezin worden opgenomen. In geval van nacht- of kortopvang is de nodige infrastructuur aanwezig om de gebruikers comfortabel in het gastgezin te laten verblijven. In dat geval moet het gastgezin beschikken over een gemeubileerde kamer voor elke gebruiker, voorzien van een oproepsysteem en voorzien van een aangepaste was- of douchegelegenheid.

In het gastgezin verblijven gebruikers die geen intensieve medische behandeling en geen intensief toezicht nodig hebben, maar wel behoefte aan (re-)activering, verzorging, gezelschap, toezicht of begeleiding bij de activiteiten van het dagelijkse leven. Een gebruiker mag geen verwantschap tot tweede graad hebben met de leden van het gastgezin. Een erkende dienst voor gastopvang kan subsidies ontvangen van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid. Maar een erkenning houdt niet per definitie is dat daar ook subsidies tegenover staan. Subsidiëring hangt af van een aantal criteria. Nieuwe diensten moeten een subsidieaanvraag indienen samen met hun erkenningsaanvraag. Een volgende gegeven waar rekening mee moet gehouden worden is de afhankelijkheid van de beschikbare financiële middelen. De subsidiëring kan

30

Page 37: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

enkel verder worden gezet als de diensten die het voorgaande jaar subsidies ontvingen, blijvend de subsidiëringsvoorwaarden naleven. Bijkomend hebben de diensten de opdracht om jaarlijks een financieel verslag te bezorgen aan het agentschap. De diensten die recht hebben op subsidies, ontvangen jaarlijks een subsidie – enveloppe. In onderstaande worden de elementen binnen dit proces van subsidiëring geëxpliciteerd: Hoe een subsidiëring aangevraagd dient te worden, wat de subsidievoorwaarden zijn, de vermindering of terugvordering van subsidies, de subsidie – enveloppe en tot slot de subsidiebedragen.

1.9.3 Subsidiëring

Om in aanmerking te komen voor subsidies, moet de initiatiefnemer van een dienst gastopvang, samen met de erkenningsaanvraag, een subsidieaanvraag indienen. De subsidieaanvraag maakt deel uit van het formulier van de erkenningsaanvraag (bijlage). Een erkenning als dienst voor gastopvang betekent echter niet dat de dienst ook gesubsidieerd zal worden. De minister van welzijn bepaalt jaarlijks hoeveel en welke nieuwe initiatieven in aanmerking komen voor subsidiëring, afhankelijk van de beschikbare middelen. Wanneer er op de begroting voldoende middelen zijn om alle nieuwe initiatieven te subsidiëren , dan komen al die voorzieningen in aanmerking voor subsidiëring. Zijn er echter onvoldoende middelen beschikbaar, dan stelt de minister een prioriteitenschema op. Aan de hand van dit prioriteitenschema wordt bij onvoldoende beschikbare middelen bepaald welke nieuwe initiatieven subsidies zullen krijgen. Voor het opstellen van het prioriteitenschema voor de diensten gastopvang houdt de minister rekening met een aantal zaken: de datum van de erkenningsbeslissing, de geografische spreiding van de diensten gastopvang over de Vlaamse provincies en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, en de mate waarin de dienst in de periode van 1 jaar die voorafging aan de datum waarop de initiatiefnemer zijn ontvankelijke erkenningsaanvraag ingediend had, al actief was als dienst gastopvang.

Om in aanmerking te komen voor subsidiëring, moet een erkende dienst gastopvang voldoen aan een aantal subsidiëringsvoorwaarden. Deze voorwaarden worden volgens het agentschap als volgt omschreven:

- Alle erkenningsvoorwaarden naleven die van toepassing zijn op de diensten gastopvang.- Een zelfevaluatie uitvoeren, en jaarlijks voor 15 april de kwaliteitsplanning voor het lopende

jaar en het jaarverslag van het afgelopen jaar bezorgen aan ons agentschap. - Een boekhouding voeren volgens de algemene boekhoudregels die van toepassing zijn op de

rechtsvorm van de dienst voor gastopvang, zoals bepaald wordt in het besluit van de Vlaamse regering van 13 januari 2006 betreffende de boekhouding en het financieel verslag voor de voorzieningen in bepaalde sectoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.

- Jaarlijks zo snel mogelijk, en uiterlijk op 1 oktober, het financiële verslag van het afgelopen jaar bezorgen aan het agentschap.

De diensten voor gastopvang die al in het voorgaande jaar gesubsidieerd werden en nog erkend zijn, worden opnieuw gesubsidieerd als ze voldoen aan de bovenstaande subsidiëringsvoorwaarden. Een erkende dienst gastopvang die subsidies krijgt, moet aan de subsidiëringsvoorwaarden blijven voldoen. Blijkt uit bijvoorbeeld een jaarverslag of een inspectieverslag dat een dienst gastopvang de subsidiëringsvoorwaarden niet naleeft, dan kan het agentschap de subsidie aan de dienst verminderen of terugvorderen. De diensten kunnen een bezwaarschrift indienen tegen het voornemen van het agentschap ter vermindering of terugvordering van de subsidie.

De diensten gastopvang die recht hebben op subsidie, ontvangen jaarlijks een subsidie-enveloppe. Deze subsidie – enveloppe bestaat uit een basissubsidie en een forfaitair bedrag. De basissubsidie is

31

Page 38: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

geldig voor de eerste 3000 uren gastopvang die de dienst gepresteerd heeft in de regio waarvoor deze erkend is. Het forfaitair bedrag geldt per uur gastopvang, dat de dienst bovenop de eerste 3000 gepresteerd heeft in het werkgebied waarvoor hij erkend is (het werkgebied van een dienst kan ruimer zijn dan een regio).

De dienst gastopvang, die erkend is voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, ontvangt een basissubsidie voor de eerste 1800 uur, een forfaitair bedrag per uur bovenop die eerste 1800 uur. De minister van welzijn bepaald jaarlijks per erkende dienst voor gastopvang het maximale aantal uren gastopvang dat in aanmerking kan komen voor subsidiëring door het agentschap. Daarbij houdt hij onder meer rekening met de realisatiegraad van de al eerder toegekende uren, en met de spreiding van de gepresteerde uren.

Diensten voor gastopvang die minder dan 3000 uren gastopvang gepresteerd hebben in de regio waarvoor ze erken zijn (1800 uur voor dei dienst die erkend is in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest), hebben geen recht op subsidies voor dat jaar. Een dienst die tijdens het eerste jaar dat hij voor de subsidiëring in aanmerking komt dat minimale aantal uren gastopvang niet haalt, behoudt echter wel zijn recht op de basissubsidie.

De uitbetaling van de subsidie – enveloppe gebeurt via voorschotten en een saldo. De diensten voor gastopvang ontvangen 3 voorschotten. Die voorschotten worden berekend op basis van het aantal gepresteerde uren gastopvang in het voorafgaande jaar. Daarom kan het eerste voorschot pas uitbetaald worden nadat de dienst (voor 15 april) het jaarverslag van het afgelopen jaar aan het agentschap bezorgd. In het jaarverslag staan de gegevens over de gepresteerde uren gastopvang.Het agentschap betaald de volgende voorschotten uit:

- 45% van de geschatte subsidie – enveloppe voor eind mei- 22,5% van de geschatte subsidie – enveloppe voor eind juli- 22,5% van de geschatte subsidie – enveloppe voor eind oktober

Het resterende saldo betaalt het agentschap uit in de loop van het daaropvolgende jaar. De dienst gastopvang moet daarvoor eerst het jaarverslag en het financiële verslag over het afgelopen jaar aan het agentschap bezorgen. Op basis van de gegevens over de gepresteerde uren gastopvang berekent het agentschap de subsidie – enveloppe waarop de dienst recht heeft. Van dat bedrag worden de eerder uitbetaalde voorschotten afgetrokken. Het resultaat van die berekening is het saldo van de subsidie – enveloppe. Voor het agentschap het saldo uitbetaald, gaat men na of de dienst voldoet aan de subsidiëringsvoorwaarden.

De basissubsidie voor het jaar 2011 bedraagt 20.400 euro. Per uur gastopvang dat de dienst in 2011 bovenop de eerste 3000 uur (1800 uur voor de dienst die erkend is voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest) gepresteerd heeft in het werkgebied waarvoor men erkend is, ontvangt men een forfaitair bedrag van 1104 euro.De basissubsidie voor het jaar 2010 bedraag 20.000 euro. Per uur gastopvang dat de dienst in 2011 bovenop de eerste 3000 uur (1800 uur voor de dienst die erkend is voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest) gepresteerd heeft in het werkgebied waarvoor men erkend is, ontvangt men een forfaitair bedrag van 1082 euro.

1.9.4 Kwaliteitszorg

Het kwaliteitsdecreet van 17 oktober 2003 wil de kwaliteit van de hulp en de zorg bevorderen door voorzieningen ertoe aan te zetten die kwaliteit voortdurend te bewaken en te verbeteren. Voor de diensten gastopvang is het decreet in werking getreden op 1 januari 2010. De diensten voor gastopvang moeten een kwaliteitsbeleid voeren en daarbij een kwaliteitshandboek samen stellen.

32

Page 39: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

Daarbij wordt verondersteld zichzelf periodiek te evalueren (zelfevaluatie), jaarlijks een kwaliteitsplanning op te stellen, alsook een jaarverslag te maken, waarin onder andere het kwaliteitsbeleid beschreven wordt dat ze de voorbije jaren gevoerd hebben.

Het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid erkent en subsidieert diensten voor gastopvang. Een inspectie in de voorziening kan worden uitgevoerd om erop toe te zien dat er voldaan wordt aan de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden. De inspecties worden uitgevoerd door het agentschap zorginspectie. De inspecteurs van de zorginspectie bezoeken de dienst van gastopvang, nadien ontvangt de dienst een inspectieverslag met de bevindingen betreffende de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden. De dienst krijgt 2 weken om te reageren, waarna het definitieve verslag wordt opgesteld en door de zorginspectie bezorgt aan het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid. Het agentschap beslist op basis van het inspectieverslag of er gevolgen zijn voor de erkenning en/of subsidiëring van de dienst voor gastopvang.

In principe is er geen afbakening in tijdsduur van opname. In principe zou gastopvang de residentiële zorg kunnen vervangen. In dat geval zou het zeer vergelijkbaar worden met ‘pleegzorg’ voor ouderen.

33

Page 40: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

2 Dataverzameling- en analyse

Verschillende diensten gastopvang, het steunpunt zorgboerderijen en een initiatief logeerzorg werden bezocht om de professionele medewerkers te bevragen. Daarnaast werden verschillende gastvrouwen en zorgboer(inn)en bereid gevonden om gedurende minimaal twee dagdelen de onderzoekster te ontvangen voor een beperkte vorm van participerende observatie. Tijdens deze observatie werden de betrokkenen ook geïnterviewd.

Tabel 1 : lijst van interviews

Geïnterviewde Zorgtype Datum Duur interview

Coordinator en Medewerker Landelijke Thuiszorg (Leuven) Gastopvang 21/06/12 02:01:15Coördinator en Medewerker Oikonde (Antwerpen) Logeerzorg 4/10/12 01:55:01Coördinator Steunpunt Groene Zorg Zorgboerderij 7/09/12 02:21:41Gastvrouw (Geraardsbergen) Gastopvang 9/10/12 01:52:11Gastvrouw (Heverlee) Gastopvang 27/09/12 00:55:24Gastvrouw(2) (Heverlee) Gastopvang 11/10/12 00:18:40Mantelzorger (Geraardsbergen) Gastopvang 5/11/12 00:58:55Medewerker Steunpunt Groene Zorg Zorgboerderij 6/09/12 02:05:21Zorgboer(in) (Aaigem) Zorgboerderij 12/10/12 01:04:51Zorgboer(in) (Essen) Zorgboerderij 22/10/12 01:44:59Zorgboer(in) (Landegem) Zorgboerderij 16/10/12 01:34:12

De onderzoekster legde de nodige contacten met de verantwoordelijke van elke dienst en plande de verschillende bezoeken. In een brief voor de kandidaat deelnemende gastgezinnen werd de bedoeling van het onderzoek uitgelegd. Voor de participerende observatie werd uitdrukkelijk schriftelijke toelating gevraagd.

Eerst werden de verantwoordelijke en een medewerker van de desbetreffende dienst geïnterviewd. Het gesprek verliep semigestructureerd op basis van alle onderzoeksvragen, met een focus op sterkte-zwakte analyse van de eigen werking, en de competenties van zowel professionele begeleiders als de vrijwillige gastheren/vrouwen . De onderzoeker verbleef minstens twee dagdelen in het huis van een gastgezin/zorgboerderij. De onderzoeker interviewde en volgde de gebruiker en de gastheer/vrouw/zorgboer(in) en maakte een observatieverslag van het eigen perspectief. Het ruwe opnamemateriaal werd opgeslagen ter illustratie voor de conclusies van het onderzoek. Alle interviews werden digitaal opgenomen en getranscribeerd.

Voor de analyse werd op basis van de onderzoeksvragen een codeerschema gemaakt met vraagcodes en ‘verwachte’ antwoordcodes (thema’s) per onderzoeksvraag en per perspectief, en dit mede op basis van literatuur. Elk gesprek werd opnieuw volledig beluisterd, de informatie werd per onderzoeksvraag geklasseerd (correctie op het semigestructureerd karakter) en voorzien van een thematische code uit het codeerschema. We gebruiken hiervoor het softwarepakket Nvivo.

34

Page 41: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

1.2 Welke organisatie, vergelijkbaar aanbod en samenwerking is er op regionaal vlak?

De opstartende initiatieven rond gastopvang hebben tijdens de onderzoeksfase (2011-2013) een proces doorlopen. Bij de aanvang van het onderzoek waren er drie inrichtende organisaties van gastopvang: Landelijke Thuiszorg Leuven, met een erkenning voor drie provincies (Vlaams – Brabant, Limburg, Antwerpen) en de socialistische mutualiteiten Oost –en West Vlaanderen. De Socialistische mutualiteit West Vlaanderen had reeds voor de aanvang van het onderzoek hun erkenning opgezegd (voorjaar 2012), een jaar later (1 maart 2013) volgde bij de Socialistische Mutualiteit Oost Vlaanderen eenzelfde beslissing. Reeds bij de aanvang van het project werd duidelijk dat gastopvang in de praktijk gaat om een zeer kleinschalig initiatief. Daarom werd besloten het onderzoeksonderwerp te verruimen naar vergelijkbare vormen van opvang door vrijwilligers, met name de zorgboerderijen en logeerinitiatieven binnen pleegzorg. Deze andere ‘spelers’ zijn in dezelfde stedelijke en landelijke regio’s actief en werken in bepaalde gevallen ook samen met elkaar. 2.1.1.1 (Gebrek aan) verankering in een netwerk ‘gastopvang’Vanuit de interviews werd duidelijk dat het gebrek aan verankering van de inrichtende diensten gastopvang in een koepelorganisatie als leemte wordt ervaren. De nood aan een gemeenschappelijk draagvlak werd in de interviews meermaals aangehaald. Een overkoepelende organisatie- of netwerkstructuur zou deze zorgvorm bekender kunnen maken bij het grote publiek.

“Ja, we zijn eigenlijk een beetje op ons eigen bezig en voorlopig slaan we er in op onze manier. Landelijke thuiszorg is ook op haar manier bezig maar eigenlijk denk ik, … om het echt kenbaar te maken moet dat vanuit een centraal punt zijn” (Gastopvang Oost Vlaanderen).

De nood aan het creëren van een gemeenschappelijk draagvlak en de uitbouw van een netwerk tussen de inrichtende organisaties blijkt reëel.

“Je kunt op je eentje met de beperkte middelen niet veel betekenen. Vandaar als er vanuit een centraal punt, een onderwijskoepel of een onderwijsorganisatie aan kan gewerkt en gezocht worden naar initiatieven of oorzaken waarom, dan zijn we al een heel stuk vooruit hé.” (Gastopvang Oost Vlaanderen).

De pleegzorgdienst Oikonde werkt wel vanuit een gecentraliseerd netwerk Pleegzorg. Dit betekent dat zij een veel grotere pool hebben van waaruit zij zowel voor de vraagzijde als de aanbodzijde kunnen putten.

“Ondertussen beginnen wij al wat te kijken in onze databanken of er gezinnen zijn die in aanmerking komen. We hebben een aantal gezinnen die zich via ons aanmelden, we hebben ook kandidaten die via pleegzorg Antwerpen binnen komen. Dit zijn gezinnen die kandidaat zijn voor een ruimer aanbod aan pleegzorg en niet enkel voor logeerzorg. In de databank zoeken we iemand die geïnteresseerd is en die van de bepaalde regio komt waaruit de vraag wordt gesteld.” (Pleegzorgdienst Oikonde).

Groene Zorg heeft zich verankerd in een steunpunt en werkt vanuit een gecentraliseerde organisatie. Steunpunt Groene Zorg is een organisatie die voornamelijk de aanmelding van zowel zorgvrager als zorgaanbieder in goede banen leidt. Zij zorgen voor een optimale match tussen hulpboer(in) en

35

Page 42: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

zorgboerderij. De aanmelding wordt opgestart vanuit een centraal aanmeldingspunt. “De vragen komen gecentraliseerd binnen. Aan de hand van een standaard aanmeldingsformulier” (coördinator Steunpunt Groene Zorg). In elke provincie is een consulent verantwoordelijk voor de werking binnen die provincie. Grotendeels is hun werking gestroomlijnd door een gemeenschappelijk kwaliteitskader, toch is er ook ruimte voor het leggen van eigen accenten.

“(…) er is een partnerschap in Oost – Vlaanderen tussen Steunpunt Welzijn en Landelijke Gilden en Steunpunt Groene zorg. (…) Ik volg de werking zoals in de andere provincies, we werken heel nauw samen. Dat is historisch gegroeid omdat het hier is vertrokken vanuit Steunpunt Welzijn. Steunpunt Groene Zorg had bij aanvang een tweedelijnsrol. Dat was een soort van studie – en expertisecentrum om gans het wetgevend kader mogelijk te maken, maar een keer dat dit kader in orde was, is er vanuit SGZ ook meer en meer praktijkwerk verricht.”(Steunpunt Groene Zorg).

2.1.1.2 Variërende mate van samenwerking tussen drie diensten vrijwillige opvang onderlingDe verschillende vormen van vrijwillige zorg (Diensten Gastopvang, Steunpunt Groene Zorg en Pleegzorgdienst Oikonde) bestaan op dit moment naast elkaar met aparte, professioneel uitgebouwde werkingen. Dit belet niet dat zorgvragers dit aanbod combineren. Getuige daarvan het voorbeeld van een gast die zowel opgevangen wordt door een gastgezin als ondersteuning krijgt vanuit het project logeerzorg. Het verschil tussen deze twee zorgvormen is vanuit theoretisch perspectief klein, maar in de praktijk zijn er zeker enkele organisatorische verschillen. Zo wordt de opvang van de gast binnen het logeer (pleeg)gezin structureler en langduriger (met nachtopvang) ingericht, terwijl de gastopvang flexibeler vorm krijgt. Het structurele karakter van pleegzorg blijkt in de praktijk voor deze gast goed combineerbaar met de flexibiliteit van gastopvang.

“Het makkelijke is dat het gastgezin dicht bij de deur woont en het logeergezin woont in Ninove. Als ik elke keer de verplaatsing moet doen om K. (ZV) weg te doen en te gaan halen (…), want ze mag daar (in het gastgezin) natuurlijk ook voor een paar uur zijn he. Stel ik zou weg moeten en ik bel, dan is er wel een mogelijkheid, maar ik heb toch nog altijd liever de twee achter de hand.” (Betrokken mantelzorger).

Soms geeft men ook aan weinig kennis te bezitten over elkaars werking en blijft de samenwerking tussen de diensten pleegzorg en gastopvang zeer beperkt. “Ik merk wel dat de dienst pleeggezinnen ook ouderen opvangen.” (Gastopvang Oost Vlaanderen). Maar sporadische contacten kunnen verrijkend zijn. Gastopvang Oost Vlaanderen over Gastopvang A-B-L:

“Een overleg is nog maar één keer gebeurd. We hebben dan zeker vier uur gepraat en dat was heel bemoedigend. Je hebt het gevoel dat je niet alleen bezig bent. Je leert van elkaar. Zij was verrast door mijn intakemethode en ik van haar vorming.” (Gastopvang Oost Vlaanderen).

Het Steunpunt Groene Zorg en Diensten gastopvang werken in bepaalde gevallen samen op niveau van individuele begeleidingen. De rol- en taakverdeling tussen beide zorgvormen is duidelijk: waar het steunpunt groene zorg de organisatorische omkadering opneemt, staat de dienst gastopvang in voor de begeleiding en de opvolging.

36

Page 43: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

“Groene zorg levert de aanmelding, ze brengen gasten aan, dan kan je de intake doen en dan ga ik eens bij die persoon om te luisteren wat hun noden zijn en waarom ze naar een zorgboerderij willen gaan, wat hun doelstellingen zijn... Dat noteer ik allemaal op een voorgedrukt officieel document van SGZ. Dat wordt ingevuld teruggegeven aan SGZ. Zij geven mij dan een maand de tijd om een geschikte boerderij te vinden. Dan komen ze terug tot bij mij en zeggen dan of de boerderij geschikt is en of ik het kennismakingsgesprek wil voorbereiden. Dan start ik de procedure en de verdere opvang op (om de 3 maanden), plus om de 6 weken, doe ik telefoontjes. Dat ligt allemaal vast (…)” (Gastopvang Oost Vlaanderen).

“Ja, dat zijn verschillende agentschappen. De zorgboerderijen hebben geen erkenning voor gastopvang (geen dubbele erkenning). Wij hebben de erkenning om gasten toe te leiden, naar een plaats waarvan wij zeggen, dit is een aanbod dat voor die persoon met die zorgvraag in aanmerking komt.” (Gastopvang A-B-L).

Steunpunt Groene Zorg werkt, zoals eerder aangegeven, vanuit een 3 –actorenmodel bestaande uit zorgvrager en de zorgboerderij, de begeleidende organisatie en steunpunt groene zorg als coördinerende actor. Van hieruit kan er een samenwerkingsverband ontstaan

“In West-Vlaanderen is de dienst minder actief dan in Vlaams – Brabant en Limburg. In Oost Vlaanderen is het maar een gedeelte waar landelijke thuiszorg actief is. Voor een aantal dossiers uit die regio’s, werk ik wel met hen samen. Ook met de dienst van Bond Moyson werk ik samen. Het gaat dan vooral om mensen die nood hebben aan dagbesteding met een klein beetje een arbeidsmatig karakter. Gastopvang legt eerder het accent op opvang en bij jobcoachen ligt het accent meer op mee functioneren in het arbeidsproces, op hun niveau dan.” (Steunpunt Groene Zorg).

Het accent wordt bij gastopvang dus eerder gelegd op ‘gezellig samen–zijn en het doorbreken van eenzaamheid’ terwijl de opvang op een zorgboerderij meer een arbeidsmatig karakter krijgt in de zin van activering van de zorgvrager. Beiden kunnen we plaatsen onder de noemer van ‘zinvolle dagbesteding’. De historische banden en levensbeschouwelijke overeenkomsten tussen organisaties zijn factoren die zeker ook meespelen in de mate van samenwerking.

“Leuven draait wel beter maar het is ook landelijke thuiszorg, en zij werken ook samen met de zorgboerderijen. Maar die komen van de KVLV dus dat is echt wel een beetje een familie.” (Gastopvang Oost Vlaanderen).

2.1.1.3 Samenwerking met reguliere en gespecialiseerde diensten/voorzieningenDe initiatieven van gastopvang proberen vanuit de opbouw van een netwerk samenwerkingsverbanden aan te gaan met als voornaamste doelstellingen gastopvang bekend te maken bij het grote publiek en de uitbreiding van (potentiële) gebruikers. Op lokaal niveau zijn er medespelers zoals de diensten maatschappelijk werk, het sociaal huis en het OCMW. Dit zijn organisaties waar aanmelders voor gastopvang naar doorverwezen worden als gespecialiseerde ondersteuning gewenst is.

37

Page 44: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

“Als wij aanvragen krijgen en wij hebben niet de geschikte plaatsen of organisatie dan verwijzen wij ze ook door naar andere mutualiteiten of het OCMW.” (…) “Bij gasten, vooral bij ouderen, verwijs ik nogal door naar de dienst maatschappelijk werk of het sociaal huis in de buurt.” (Gastopvang Oost Vlaanderen).

Gastopvang A-B-L geeft aan dat het netwerken nog geen vanzelfsprekendheid is.

“Goh, nauw samenwerken, eigenlijk zitten we nog in de opbouw daarvan. Maar wat hebben wij als netwerk… alle thuiszorgdiensten, wit – geel kruis, zelfstandige verpleging, thuiszorgdiensten, dat kan net zo goed familiehulp zijn, mutualiteiten, lokale dienstencentra. Ja, OCMW diensten, dat heb ik al vernoemd en dan onze collega’s in de andere provincies, dat is toch ook een netwerk dat heel belangrijk is, ook naar opbouw van, niet zozeer naar het ondersteunen en het zoeken van de doelgroep enzoverder, maar vooral naar het degelijk uitbouwen van.“ (Gastopvang A-B-L).

In tegenstelling tot de diensten van gastopvang zijn de samenwerkingsverbanden tussen Steunpunt Groene zorg en hun stakeholders wel structureel uitgebouwd, zowel op lokaal als provinciaal gebied.

“Er zijn wel heel wat stakeholders maar dat kan per provincie sterk verschillen. In Steunpunt Welzijn, hier in Oost – Vlaanderen, zit je al met een partnerschap tussen drie organisaties: Steunpunt Welzijn, Landelijke Gilde en Steunpunt Groene Zorg - dat is dan een eerste niveau. Het andere niveau is dat je door de provinciale financiering soms ook voorwaarden opgelegd krijgt, aandachtspunten meekrijgt. Dat gaat soms de opportuniteiten wat beïnvloeden. In Oost – Vlaanderen is er een partnerschap met een aantal diensten begeleid werken omdat zij nu ook cliënten gaan mogen begeleiden die niet tot hun strikte doelgroep behoren, maar bijvoorbeeld psychiatrische patiënten in hun thuissituatie, via de methodiek van jobcoaching. Dankzij dat partnerschap kan ik toch doelgroepen, die tot hiertoe te weinig begeleiding hadden, toch kwaliteitsvolle begeleiding mogelijk maken. (…)” (Steunpunt Groene Zorg).

De Pleegzorgdiensten van Oikonde geven enerzijds aan partnerschappen te hebben om hun werking meer draagvlak te geven, anderzijds dat zij de mogelijkheid hebben om vrij autonoom te bestaan.

“We hebben heel wat samenwerkingspartners, dat kunnen tehuizen zijn, dat kunnen thuisbegeleidingsdiensten zijn, dagcentra,… alle organisaties die met handicap te maken hebben, en daarbuiten ook. (…) Ze voegen er ook aan toe: “We hebben eigenlijk geen partnerorganisaties nodig.” (Pleegzorgdienst Oikonde).

38

Page 45: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

2.2 Hoe ervaren de betrokken diensten hun dienstverlening in termen van sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen?

In een SWOT-analyse worden sterktes en zwaktes bekeken op niveau van de organisatie zelf (bv. de dagelijkse werking) en worden kansen en bedreigingen als omgevingsfactoren in kaart gebracht. Tijdens de gesprekken en na analyse bleek dat beide positieve en negatieve categorieën niet zomaar konden gescheiden worden. In veel citaten blijkt de enorme contextafhankelijkheid van de diensten die met vrijwillige zorgverstrekkers werken. Dit kan niet los gezien worden van hun specifieke eigenheid, met name een zeer gedecentraliseerde werking. Op micro- en meso niveau bepalen drempels of bedreigingen in de lokale context vaak de werking, en worden ze als zwakte en tegelijk bedreiging van de werking genoemd. De onderzoekers hebben daarom bij rapportage de zwaktes/bedreigingen en sterktes/kansen samengevoegd voor het meso-niveau, en afgelijnd van de (voornamelijk) externe bedreigingen op het macro-niveau.

1.2.1 Zwaktes en bedreigingen op organisatieniveau

2.2.1.1 Informatie en bekendheid Wat de betrokken diensten aanhalen als zwakte van hun dienstverlening is enerzijds het onvermogen om gastopvang bij een ruim publiek bekend te maken en anderzijds het aantrekken van kandidaat-gebruikers, wat resulteert in de kleinschaligheid van het project. De verzuiling van het woonzorglandschap wordt van invloed geacht op het verder blijven bestaan van bepaalde drempels.

“Het bereiken van gastgezinnen is niet zo evident. Omdat je in Oost-Vlaanderen de enige bent die het moet kenbaar maken. Ik ben de enige die in ons land actief is op dat gebied. Ik heb het voordeel van onder zo’n grote organisatie [Socialistische Mutualiteit, nvdr] te werken maar naast die organisatie is er nog heel wat en het is moeilijk om het daar kenbaar te maken. Ik probeer het via OCMW en sociale huizen kenbaar te maken maar daar botst je soms op het feit dat we vanuit Bond Moyson werken of niet vanuit een zuil.(…)” (Gastopvang Oost Vlaanderen).

“(…) Dat blijft zoeken naar manieren om het nog meer kenbaar te maken. Wat ik mis en dat ik zou willen is dat het nationaal kenbaar gemaakt wordt met een persbericht ,op de radio is er al wel een artikel verschenen.” (Gastopvang Oost Vlaanderen).

“De moeilijkheid is dat er geen mensen te vinden zijn voor gastopvang want ze kennen het niet. Dus bekendheid.“ (Gastvrouw Heverlee).

Het bereiken van de rechtstreekse betrokkenen blijkt moeilijk voor de diensten.

“Het lukt nog niet binnen ons klantenbestand en ook niet extern. Rusthuizen hebben daar wel oren naar maar hun patiënten zijn al teveel hulpbehoevend. Je bereikt de instelling wel maar je zou de mensen zelf moeten kunnen motiveren.” (Gastopvang Oost Vlaanderen).

De pleegzorgdiensten kampen met dezelfde moeilijkheden maar zij zetten in op grootschalige campagnes, wat maakt dat deze toch vraag- en aanbod genereren.

“Door zo’n campagnes merken we dat er wel meer zorgvragers op af komen, dan dat je kandidaat – logeergezinnen werft. Het is niet evident om mensen te vinden. We waren

39

Page 46: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

dan wel verrast dat er wel wat reacties zijn gekomen van instellingen.” (Pleegzorgdienst Oikonde).

De omkadering en de financiële tegemoetkoming bij pleegzorg draagt bij tot de mogelijkheid om deze vrijwillige zorgvormen bekend en succesvol te maken bij een breed publiek binnen de welzijns- en ouderensector. Ook vanuit gebruikersperspectief wordt de onbekendheid van gastopvang bevestigd. De relatieve onbekendheid van het aanbod maakt dat de weg vinden naar de juiste hulpverlening soms moeilijk loopt. Er wordt door de vrijwilligers wel aangegeven dat er initiatieven worden genomen door de diensten maar dat deze op relatief weinig succes kunnen rekenen.

“Iemand uit mijn omgeving heeft mij dan gezegd: ‘Eigenlijk zijn jullie een pleeggezin voor K. (ZV). En jullie zouden moeten aansluiten bij een pleeggezinnenorganisatie.’ Nu, ik had er nog nooit van gehoord want toen K. (ZV) is weggegaan uit de voorziening (mpi), heb ik vrij weinig, om eigenlijk te zeggen niets van informatie meegekregen, van waar kan ik terecht en op wat kan ik beroep doen… Ik wist dus totaal van niets.” (Gastvrouw Nevele).

“Het bekend maken is het probleem. Ik denk dat je al de instanties die er bestaan moet aanschrijven. Ik weet niet of dat al gebeurd is. Maar daar blijft het niet bij. Nodig die ook is uit. Bijvoorbeeld een verantwoordelijke voor gezinszorg, nodig die eens uit. Dat ze kunnen zien wat het in de praktijk is. Wij hebben ook kaartjes gehad met onze naam op en daar staat op: ‘gastgezin’ en die moesten wij zoveel mogelijk uitdelen. Maar daar zie ik het nut niet van in want de mensen weten niet wat het is en waarschijnlijk als je het dan uitlegt, dan verstaan ze het nog niet. Ik denk dat er iets anders moet gebeuren. Ofwel moeten ze de verantwoordelijkheid van bepaalde groepen bij hen uitnodigen en het filmpje laten zien.” (Gastvrouw Heverlee).

“Het staat nog in z’n kinderschoenen, het moet nog beginnen he. Ik denk dat het gepromoot moet worden, dat er gastgezinnen gevonden worden. Vanuit rusthuizen zie ik dat nu direct maar mensen die in plaats van naar een dagcentrum, er zijn misschien te weinig plaatsen in dagcentrum, dat kan. Of heel ouderen die aan hun limiet zitten omdat ze voor hun partner moeten zorgen ook eens ontlast worden.” (Gastvrouw Nevele).

Voldoende informeren en een duidelijk en volledig beeld scheppen van wat een vrijwillig engagement inhoudt wordt door een mantelzorger aangehaald als een belangrijke doelstelling voor de inrichtende dienst. In het voorbeeld van volgend citaat gaat het om logeerzorg die ingericht wordt door de pleegzorgdiensten. De participanten die deel hebben uitgemaakt van het onderzoek kwamen in contact met gastopvang omdat ze al gebruik maakten van andere diensten binnen dezelfde organisatie of op één of andere manier vertrouwd waren met een zorgaanbod binnen de welzijnssector.

“Er zijn er allicht veel die denken van: ‘ik zou dat wel willen doen. Zich engageren en dan terug krabbelen, zonder exact te weten waar ze dan aan beginnen.’ Ik heb vanuit ‘open gezin’ ook een uitnodiging gekregen om meer uitleg te krijgen over wat een logeergezin eigenlijk is. En ik denk ook dat, dat niet slecht is. Dat ze de mensen vooraf ook meer informeren over waar je aan begint. Het is misschien ook gebrek aan informatie. Mensen denken dat het gemakkelijk gaat gaan, maar er komt heel veel bij kijken: administratieve rompslomp en zo, waardoor mensen misschien ook al afhaken. Het is niet alleen dat kind

40

Page 47: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

bij u nemen en er voor zorgen. Er komt heel veel bij kijken, ook op financieel gebied, bewind voering,… En vandaar dat mensen dan gaan denken: ‘voor mij hoeft het niet meer.“ (Betrokken mantelzorger).

2.2.1.2 Gebrek aan middelen, overbelasting en/of kleinschalige werkingOnvoldoende middelen houden de kleinschaligheid van het initiatief in stand. Dit verhindert de mogelijkheid om het aanbod kwalitatief en kwantitatief uit te bouwen en te verankeren in een grotere organisatie.

“Neen, want eigenlijk hebben wij toch ook heel wat administratie te doen en de subsidiëring is vast gelegd op een bepaald bedrag maar dat is eigenlijk onvoldoende.” (Gastopvang A-B-L).

Een bijkomend gevolg van het gebrek aan middelen, ook voor het Steunpunt Groene Zorg, de overbelasting van de professionele medewerkers.

“Die subsidies moet je natuurlijk elk jaar opnieuw aanvragen en om het half jaar verantwoorden, dus dat vraagt eigenlijk ook veel. Jaarlijks een werkingsverslag (…). Als je gaat zien naar de omvang van de dienstverlening zijn we misschien wel onderbemand. In sommige provincies is het niet eens een halftijdse. Eerlijk gezegd vind ik dat te weinig. Oost – Vlaanderen is wat dat betreft iets beter bedeeld. We merken ook dat als je meer inzet dat je ook meer vragen gaat kunnen beantwoorden, meer boeren gaat kunnen screenen. De werking stijgt. Hoe meer je aankunt, hoe meer het ook evolueert. Moesten er meer middelen zijn, dan zou je natuurlijk ook meer projecten van de grond kunnen krijgen.“ (Steunpunt Groene Zorg).

Gastopvang Oost Vlaanderen haalt het gebrek aan netwerk aan als een drempel in het vervullen van de coördinatie-opdracht.

“Hier ga ik dat dus zelf zijn want ik ben de enige die daar momenteel mee bezig is met gastopvang en ik heb niemand, ook geen veldwerker of zo , ik ben de enige die dat doet. Dan gaan we moeten kijken hoe we dat zouden kunnen doen als jij dat zou kunnen vragen. Dat is goed.” (Gastopvang Oost Vlaanderen).

2.2.1.3 Vicieuze cirkel van vraag en aanbodDe moeilijke bereikbaarheid van potentiële kandidaat – gebruikers resulteert in een vicieuze cirkel van onvoldoende vraag en aanbod of een onevenwicht in vraag en aanbod. Dit heeft als gevolg dat een realistische matching vaak uitblijft omwille van een arsenaal aan beïnvloedende factoren.

“Als project is dat prachtig, maar het is inderdaad de blijvende vraag om aan gastgezinnen te geraken en kunnen matchen.” (Gastopvang A-B-L).

“Het blijft heel, heel kleinschalig. Op dit moment zijn er meer gastgezinnen, die vragende partij zijn dan dat er gasten zijn. Dit is het plaatje van kwartaal 3, maar binnenkort kan dat evenwicht weer heel anders zijn, want ik kom uit een heel ander evenwicht, dat er meer gasten waren dan gastgezinnen.” (Gastopvang A-B-L).

41

Page 48: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

“De vraag is of we 3000 uren kunnen halen. Daar komen we zeker nog niet aan. Voor het eerste kwartaal zat ik aan 350 uren. Ik ben er dus nog lang niet. Veel varieert in deze materie. Gaan en komen. “ (Gastopvang Oost Vlaanderen).

Gastopvang Oost Vlaanderen schrijft de stopzetting van de dienst toe aan de beperkte vraag.

“Ondanks heel wat inspanningen de voorbije 2 jaren om gastopvang uit te bouwen en kenbaar te maken, stellen we vast dat er heel weinig vraag naar is. Door het beperkt aantal aanvragen, voldoen we niet meer aan de erkennings- en subsidievoorwaarden. Er werd dan ook beslist om deze dienstverlening stop te zetten per 1 maart 2013.” (Gastopvang Oost Vlaanderen).

Steunpunt Groene Zorg uit eveneens de bezorgdheid naar het verder bestaan van een voldoende groot aanbod aan zorgboerderijen om een blijvend antwoord te kunnen bieden aan de diverse vragen die zij krijgen.

“Wat een rol speelt is dat er toch wat boerderijen zijn die aan het uitbollen zijn. Het is onze zorg om toch te proberen om de jonge boeren mee te krijgen in het verhaal. In onze sensibiliseringsactie gaan we proberen om jonge, actieve ondernemers in beeld te brengen zodat we niet het beeld geven dat zorgboeren mensen zijn die al 55+ zijn en die de tijd hebben. Een jonge boer kan dat eigenlijk ook doen. (…) Wat ook een rol speelt is dat het aantal landbouwbedrijven afkalft.” (Steunpunt Groene Zorg).

2.2.1.4 Mobiliteitsproblemen door grote afstand tussen vraag en aanbodHetgeen rechtsreeks verband houdt met de vermelde vicieuze cirkel is de afstand die gebruikers dienen te overbruggen om van het initiatief gebruik te kunnen maken. Doordat vraag en aanbod enerzijds zo klein is en anderzijds het erkende gebied zo groot, maakt dat de afstand een grote drempel vormt om tot een uiteindelijk een matching te komen.

“(…) en dan krijg je inderdaad, Antwerpen, Limburg en Vlaams – Brabant is zo groot. Die vrouw van 57 jaar is uit Kortenaken, zie je het plaatje al, tegen de Limburgse grens en ik heb een gastgezin in Geraardsbergen. Die afstand is niet te overbruggen, dat is 150 km enkel. Dat is niet haalbaar. Belbussen en chauffeurs van het OCMW doen dat helemaal niet. Je stuit dus toch wel op een aantal knelpunten dat je denkt, hoe is dat mogelijk he? Een gast die een belbus neemt en tot aan de grens van Groot – Aarschot geraakt en dan niet meer tot aan de randgemeente, maar dan eigenlijk moet wachten voor een andere belbus, bij wijze van spreken.” (Gastopvang A-B-L).

Dit gegeven is niet enkel problematisch tijdens de matchingprocedure maar zorgt ook voor problemen in de verdere organisatie. In volgend citaat gaat het over de moeilijkheid van het vinden van een geschikte locatie voor de navormingen van gastvrouwen – en heren, gezien de erg verspreide woonplaatsen.

“Het is ook moeilijk om een geschikte locatie te vinden, omdat alle gezinnen ook zo verspreid zitten, ik heb bijvoorbeeld wel een vrouw die met de wagen rijdt, maar dat is voor korte afstanden, die moet ik bijvoorbeeld niet naar Hasselt sturen, bij wijze van spreken, om zoiets te volgen.” (Gastopvang A-B-L).

42

Page 49: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

In het kader van de zorgboerderijen zien we dat mobiliteitsproblemen wel vaker de kop opsteken. Boerderijen zijn nu eenmaal vaker afgelegen waardoor de afstand groter wordt en de bereikbaarheid problematischer. In verstedelijkte gebieden is er een schaarste aan zorgboerderijen waardoor aanvragen vanuit deze gebieden een matchingsproblematiek kunnen vormen.

“Mobiliteitsproblemen spelen in sommige provincies ook een rol. Maar we vinden ook dat we meer zorgboerderijen zouden moeten hebben rond de stedelijke gebieden. Rond Antwerpen, Brussel, Gent zit een knelpunt. Er zijn gewoon minder boerderijen. Bij die aanvragen moet ik meteen al meedelen dat de zorgvrager minstens 2 bussen zal moeten nemen om er te geraken. Dan heb je nog geluk!” (…) De mobiliteit kan een belemmerende factor zijn. We kunnen er niet voor zorgen dat iedere zorgvrager in een straal van 5 km een zorgboerderij zal vinden.” (Steunpunt Groene Zorg).

De pleegzorgdienst Oikonde tracht ook zoveel als mogelijk de afstand tussen logeergast en logeergezin te minimaliseren. Zij geven aan dat dit één van de succesfactoren is in het welslagen van de logeersituatie.

“Binnen de provincie Antwerpen, ook altijd rekening gehouden met waar het kind verblijft, er wordt zoveel mogelijk rekening gehouden, met het zoeken naar een logeergezin in de buurt. Want we merken ook dat het grotere problemen geeft als de afstand groot is, daarom houden we de opvang graag in de buurt zelf. “ (Pleegzorgdienst Oikonde).

2.2.1.5 Verschillen in communicatie bij matching : persoonlijker versus ‘op afstand’ Vanuit het perspectief van een mantelzorger wordt de betrokkenheid van een bepaalde dienst gastopvang in het matchingsproces gepercipieerd als ‘beperkt’. Het administratieve aspect neemt de bovenhand op het persoonlijke aspect. Het persoonlijke is volgens haar nochtans een belangrijk element in het kunnen verzekeren van een goede matching.

“Naar matching toe ook. Ik vind persoonlijk dat er eerst toch wel iemand van de dienst zou moeten langsgaan. De medewerker van (…) is ondertussen wel bij het gastgezin langs geweest dus ondertussen heeft zij K. wel leren kennen, maar dat was daarna al. Als ik de aanvraag gedaan heb bij de dienst, zouden ze eerst een keer bij mij thuis moeten komen kijken wie K. is en hoe ermee omgegaan moet worden en niet zomaar klakkeloos er iemand bij zetten.” (Betrokken mantelzorger).

Het persoonlijke contact wordt soms vervangen door het gebruik van e-mail. Diensten die dat niet te vaak doen, worden beter beoordeeld.

“Het gaat allemaal heel onpersoonlijk. Allemaal via de telefoon of via email.’. Het is nu de tijd van de emails maar een persoonlijk contact kan toch ook nog altijd zeer nuttig zijn. Zeker voor zoiets. En mijn gezinsbegeleidster (pleeggezinnendienst) die komt regelmatig over de vloer. Zij volgt het goed op.” (Betrokken mantelzorger).

43

Page 50: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

2.2.1.6 Verkeerde verwachtingen m.b.t. de doelstellingenHoewel een rustige dagbesteding voor gastopvang, gezien de hun doelgroep van ouderen en personen met een grotere zorgbehoefte, zeker tot de mogelijkheden behoort, is dat voor zorgboerderijen anders. Daar is de instroom in een rustige, puur op ‘welzijn’ gerichte dagbesteding verwaarloosbaar omdat de voornaamste doelstelling van zorg op een zorgboerderij de activering is.

“Soms spelen verkeerde verwachtingen ook mee. De hulpverlener gaat het soms niet realistisch voorstellen aan de cliënten. De zorgboerderij is geen kinderboerderij waar je met een konijntje op je schoot zit. Er moet fysiek gewerkt worden en er wordt in contact gekomen met vuiligheid. Dat men ook een effort moet doen om zich te verplaatsen want dat bepaald ook vaak het beeld van de cliënt: ‘Oho, ik word hier in de watten gelegd. Men helpt mij hier vertroetelen.’. Sommige mensen hebben toch een heel ander beeld van een zorgboerderij, sommigen zeggen: ‘Ik dacht dat ze daar voor mij gingen zorgen’. Maar, het is juist actief bezig zijn, dat je daar kunt leren. Dat is natuurlijk een verschil met een opvanggezin. Dus verkeerde beeldvorming is een element dat een rol kan spelen. Ik merk soms ook dat in bepaalde gezinnen het feit speelt van: ‘Je gaat daar wel werken en je krijgt daar geen geld voor!’. Dat ligt dan wel heel moeilijk en soms wordt er vanuit de ouders dan wel druk gelegd van : ‘Zeg, gij zijt wel ne zot om zo vroeg op te staan en daar wat stallen staan uit te kuisen en je krijgt er nog niets voor!’.” (Steunpunt Groene Zorg).

2.2.2 Sterktes en Kansen op organisatieniveau2.2.2.1 Community CareIndien enigszins mogelijk zoekt de inrichtende dienst gastopvang of het Steunpunt Groen Zorg naar een gastgezin/zorgboer in de eigen omgeving van de zorgvrager. Dit biedt veel voordelen. Zo spreken de betrokkenen dezelfde taal (dialect) en kennen beiden de omgeving wat leidt tot een gemeenschappelijk gespreksonderwerp. De afstand is een drempel, die door de inbedding van de zorg in de eigen omgeving, weggenomen wordt.

“Zie je dat de mensen zo graag wat van de streek babbelen. Ze willen babbelen over de omgeving, van dingen die ze nog kennen van vroeger. Ja, dat is wel belangrijk. Anders weet je niet wat je tegen mekaar moet vertellen.” (Gastvrouw Geraardsbergen).

“In sommige gevallen is een succesfactor ook dat het in de eigen regio is, in de eigen streek. Dat ze in een eigen regio een activiteit kunnen doen en dat ze niet naar een stedelijk centrum moeten gaan om daar iets te doen (dagcentrum of beschutte werkplaats). “ (Steunpunt Groene Zorg).

“In het geval van M.(zorgvrager) heb ik zijn moeder zo eens terloops tegen gekomen en mijn vader heeft met de vader van M.(zorgvrager) vroeger samen gewerkt dus dat vergemakkelijkt het contact dan ook. De zus van P.(zorgvrager) zie ik ook wel. De schoonzus van R.(zorgvrager) die woont hier ook in de buurt. Het is hier allemaal wat uit de buurt. Maar het is niet echt over hier dat er dan gebabbeld wordt en eerder van ‘ja, het gaat allemaal goed.’ Maar ik ken ze dus wel. “ (Zorgboer en boerin Essen).

“Ik denk wel dat het een kracht is. Het is een voordeel als het in de buurt is, ook al omdat het vervoer kostelijk is. Hoe meer het kost, hoe moeilijker het is. Ik denk ook niet dat het voor moeilijkheden zorgt als je mekaar wat kent of zo. Ik denk niet dat het een

44

Page 51: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

belemmering zou zijn. (…) Hij gaat altijd te voet naar huis” (Zorgboer en boerin Landeghem).

2.2.2.2 Zorg op maatHet bieden van ‘zorg op maat’ wordt door de verschillende betrokkenen gezien als een grote sterkte van de zorgvorm. Zorg op maat resulteert in het flexibel kunnen aanpakken van situaties en het individueel benaderen van de zorgvraag, voorbij protocollen en kwaliteitskaders heen.

“Morgen zal de gastvrouw de enige nieuwe [persoon] zijn en zal ik er niet bij zijn, want twee nieuwe [mensen] is voor die jongen te veel. (…) De volgende keer zal ik er wel bij zijn. De begeleidster volgt dat nu nog op omdat hij die al jaren kent en het is goed dat zij er dan bij is. Normaal is het de omgekeerde weg. Ik merk wel, naargelang de vragen, dat alles erg individueel moet worden aangepakt. Mijn procedure, die ik voor ogen heb, kan ik onmogelijk altijd volgen.” (Gastopvang Oost Vlaanderen).

“Zorg op maat dat is eigenlijk de indicator om tot een succes te komen, dat is kort maar daar is alles mee gezegd.” (Gastopvang A-B-L).

2.2.2.3 Huiselijke sfeer Wat vrijwillige opvang in de thuisomgeving van de zorgaanbieder zo uniek maakt is de warmte en de huiselijke sfeer van het gezinsleven met daarbij de eenvoud van het dagdagelijkse leven. Dit verschilt soms erg van het groepsgebeuren en meer ‘klinische karakter’ van een voorziening of een instituut.

“Het spontane contact is goud waard. Met de persoon willen leren omgaan, willen leren verstaan. Een stukje ‘thuis voor 1 dag’ geven.” (Begeleider Voorziening Landegem).

“Sowieso het kleinschalig karakter en het contact (…).”(Begeleider Voorziening Landegem).

“Het kleinschalige en dat het buiten is, in een andere omgeving. Het is een andere omgeving dan een instelling, een school, een stad. Contact met de natuur, contact met dieren.” (Steunpunt Groene Zorg).

“Ik denk dat niemand van de gasten de keuze maakt om in een instelling te gaan wonen. Ze leven allemaal in groep en ik denk dat, dat heel moeilijk is. Dus ik voel dat hard bij die gasten dat ze ervan genieten dat ze is uit de groep kunnen. Dat ze het gewone gezinsleven ervaren. ’s Morgens gaat M.(ZV) de reclameblaadjes uit de brievenbus halen. De J.(ZB) zegt dan vaak van: ‘Ik begin al..’ en de M.(ZV) zegt dan: ‘Nog even de blaadjes,..’. Het gewone gezinsleven is heel voornaam voor die gasten of er even tussenuit.” (Zorgboer en boerin Essen).

45

Page 52: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

2.2.2.4 Eén- op- één begeleidingVrijwillige zorg in een gastgezin, logeergezin of op een zorgboerderij is zorg waarin plaats is voor één – op – één begeleiding. Een afgebakend moment waarin de uniciteit van de gast centraal komt te staan en hij of zij even exclusieve aandacht krijgt. Met exclusieve aandacht worden hier geen grootse acties bedoeld maar een exclusieve aandacht in de vorm van ‘erbij horen’, ‘deel uitmaken van’, ‘er zijn’ en er zelfstandig voor kunnen kiezen om een babbeltje te doen of net niet te doen, en daarbij even goed gehoord te worden.

“In de Populier [naam voorziening] zitten ze in groep terug, buiten hier is het alleen of met twee. Je kan een babbel doen met die mensen, maar als je met een groep bent, kun je met de mensen niet bezig zijn. De ene moet naar het toilet gaan, de andere is aan het slapen, de andere moet eten hebben (…). Het is ook al geweest dat de gasten mee eten met mij ’s middags. Dat ik zeg: ‘Heb je al gegeten?’. En ze mogen zich dan bijzetten, ik heb toch altijd genoeg. En ik geef groenten mee naar huis, ik heb toch genoeg.” (Gastvrouw Geraardsbergen).

“De één – op één relatie is net uniek in het gastgezinnen concept . Anderzijds zullen er ook vrijwilligers zijn die meer sociale contacten zoeken dan een één – op –één relatie.” (Gastopvang A-B-L).

Het doelpubliek op de zorgboerderij bestaat, vaker dan bij gastopvang, uit mensen die vanuit een voorziening gebruik maken van een zinvolle dagbesteding op de zorgboerderij. Deze personen leven grotendeels in groepsverband. De hunkering naar de individuele aandacht is groot en hier wordt aan tegemoet gekomen in de huiselijke sfeer van een gezinsverband.

“(…) in een gezinsvorm terecht komen daar zie ik wel de meerwaarde van in. Want zo in groep, in de voorziening mogen ze niet alleen op de kamer zitten, dus je zit altijd in groep met mensen waar je niet zelf voor kiest. Als je er dan eens een dag uit kan zijn om bij een gezin de dag te kunnen doorbrengen, dat is wel anders denk ik.” (Zorgboer en boerin Essen).

“Nu ben ik heel content van F. (zorgvrager). Je weet ook dat die zijn werk doet en ik weet ook dat hij het niet leuk zou vinden moest ik een andere erbij nemen. Er passeert hier soms éne, ook van een zorgboer. Als hij passeert durft hij al eens een keer stoppen, en als F. (ZV) per toeval ziet dat wij ertegen praten, dan zegt hij: ‘Die andere gaat toch niet bij mij komen he?’. Dan zeg ik: ‘Neen, neen, ik doe enkel een keer een babbeltje met hem’.” (Zorgboer en boerin Landegem).

“Bij de groep jongeren zien we dan de individuele benadering wel werkt. We proberen aan scholen uit te leggen dat, dat het eigene is aan zorgboerderijen: dat het kind individuele aandacht krijgt. “ (Steunpunt Groene Zorg).

2.2.2.5 Persoonlijke en duurzame band met gastDe één-op-één begeleiding is geen garantie voor een persoonlijke band, maar de veel grotere mate van persoonlijk contact met de gastheer/vrouw/zorgboer(in)/pleegouder maakt dat de kans op een een persoonlijke, warme vertrouwensband toch vergroot.

“Het is persoonlijker.” (Gastvrouw Nevele).

46

Page 53: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

“Ze hecht zich meer en meer vast aan de personen die ze altijd rond haar heeft. De warmte heeft ze heel erg in het logeergezin.” (Betrokken mantelzorger).

“De meerwaarde is dat ik ze naar daar kan doen en dat ik op mijn twee oren kan slapen want dat ze daar super gelukkig is. En dat ik niet voortdurend moet zorgen maken over ‘hoe zou ze het stellen’? Ik stel me daar geen vragen bij omdat ik weet dat ze er 100% goed is en dat ze daar verzorgd wordt. Dat is absoluut een meerwaarde, dat ik haar met een gerust hart naar daar kan doen. Ze is daar even goed als thuis. “ (Betrokken mantelzorger).

“(…) Met hun verjaardag doen we ook altijd iets. Ze mogen zelf kiezen. M.(zorgvrager) eet ongelofelijk graag, dus dan gaan we uit eten en nadien gaan we in zijn stamcafé van vroeger een pintje drinken. P.(zorgvrager) die wandelt graag en die kijkt graag naar vogels en dan gaan we gewoonlijk naar een natuurgebied. De P.(zorgvrager) gaat bijvoorbeeld ook heel graag mee naar een ijzerwarenwinkel en met J.(zorgvrager) mee naar de tractorgarage, dus dat zijn zo de dingen die we dan uitstellen om specifiek met die gast te doen die dat graag doet.“ (Zorgboer en boerin Essen).

Maar…

“Maar hetgeen waar ik mezelf dan moet stoppen en niet mee beginnen is hem soep meegeven. Ik hou het aan de oppervlakte.” (Gastvrouw Heverlee).

2.2.2.6 Meer structurelere werking in vergelijking met ‘oppas’Een welbepaalde mantelzorger heeft zowel een beroep gedaan op de diensten van oppas op maat, als van de dienst gastopvang. In volgend fragment wordt er vanuit de vergelijking tussen deze twee zorgvormen duidelijk dat het structurele aspect van gastopvang (op gezette tijdstippen opvang in hetzelfde gastgezin) in contrast met de wisselende contacten van ‘oppas op maat’ een voordeel is voor de gast in kwestie.

“Ik ben al blij dat ik het gastgezin heb, want ik doe geen beroep meer op de dienst ‘oppas op maat’! De laatste tijd kwam er iedere keer iemand anders en ik ondervond dat K. er niet bij gebaat was. Ik denk dat er langs die kant toch nog wel wat uitgewerkt kan worden. Ik denk ook dat, dat heel belangrijk is, want tenslotte voor die mensen is het ook niet evident he: Je komt ergens binnen (…). Stel dat de medewerker van de dienst dan nog zegt: ‘Kijk, je gaat oppassen bij een mevrouw met een mentale beperking…’, maar dan nog er is een groot verschil: een licht mentale beperking, een zwaar mentale beperking,… Niet evident.” (Betrokken mantelzorger).

“(…)maar ik zou niet graag nog beroep doen op ‘oppas op maat’, tenzij in uiterste nood, maar ja gezien de termijn lukt het toch niet, je moet het plannen, dus ik ben niet zinnens om het te plannen. Maar moest de medewerker een keer bij ons thuis komen, dan had ik dat wel liever gehad. Dan zou ik het gevoel hebben dat ze iemand zouden zoeken die meer matcht met K.” (Betrokken mantelzorger).

47

Page 54: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

2.2.2.7 Laagdrempelige dienstverleningDe inrichtende dienst gastopvang uit Oost Vlaanderen confirmeren de nood van gebruikers om met alle vragen en bekommernissen steeds ergens terecht te kunnen. Dit maakt dat er kort op de bal gespeeld kan worden bij vragen, bekommernissen en problemen die rijzen.

“Eigenlijk moet je zorgen dat ze weten dat ze op jou een beroep kunnen doen. Dat je een aanspreekpunt bent, want als er iets is hebben ze echt wel nood om eens iemand te spreken. Ze moeten weten dat je aanwezig bent, ook op afstand. Dat je bereikbaar bent en de zaak goed opvolgt.” (Gastopvang Oost Vlaanderen).

Men vindt het ook belangrijk meteen verder geholpen te worden met zijn/vraag en/of bekommernis.

“Ze bellen regelmatig of ze komen een keer kijken. Dat vind ik goed. Als ik problemen heb, als er bijvoorbeeld een kleine komt (minderjarigen), dan bellen ze meteen en dan zoeken ze ook contact met school. Alles is binnen het half uur eigenlijk opgelost.” (Zorgboerin Aaigem).

De ervaringsuitwisseling met andere gelijkgezinden wordt in volgend fragment ook aangehaald en gezien als zeer verrijkend . Een gastvrouw zegt over gastopvang A-B-L:

“(…)Ik mag met al mijn vragen daar aankloppen. Die verstandhouding is heel goed. We hebben ook al een vergadering gehad met alle gezinsvrouwen en daar waren mannen bij ook. Daar hebben we dan nagedacht en uitgewisseld. Dat was heel verrijkend. Dat je is een keer iemand anders hoort, zo van: ‘Hoe vang die dat op?’.” (Gastvrouw Heverlee).

Daarnaast wordt vanuit een zorgboerin ook de meerwaarde van het niet gebonden zijn aan contracten en de mogelijkheid hebben meteen het initiatief stop te zetten als een kracht van de dienstverlening gezien.

“Ik mag eigenlijk niet klagen, maar ik pak achteraf de telefoon en ik bel direct met de coördinator van SGZ en die lost het dan op of die belt een keer door. Wat ik goed vind is dat je onmiddellijk kan stoppen. Je moet ook niet veel papieren invullen, juist zijn aanwezigheid invullen als hij toekomt en dan moet ik niets doen dan het maandelijks opsturen. Het is een contract dat komt en gaat en als hij iets misdoet dan mag ik ze onmiddellijk ontslaan. Ik moet niet voldoen tot op het einde van het schooljaar. “(Zorgboerin Aaigem).

2.2.3 Bedreigingen op macro-niveau

2.2.3.1 Ontbreken van een statuut en betere vergoeding voor de gastheer/vrouw/zorgboer(in)De dienst gastopvang A-B-L geeft aan dat als de vergoeding die gastvrouwen en heren krijgen niet voldoende is, een soort van statuut, dat verder gaat dan het vrijwilligersstatuut, wel de nodige erkenning zou kunnen betekenen voor de inzet als zorgverstrekker:

“(…)wat motiveert mensen om zich in te zetten voor dit initiatief? Waarom zich eerder inzetten als vrijwilliger voor een organisatie ‘liga tegen kanker’ en minder als gastvrouw in een gastsituatie? Als er vanuit de overheid een statuut zou voorzien worden, zouden er misschien meer mensen geneigd zijn zich op te geven als gastgezin” (Gastopvang A-B-L).

48

Page 55: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

“Men heeft jaren gewerkt aan een statuut voor pleegouders, mochten die mensen (gastvrouwen en heren) toch ook een bepaald statuut krijgen waarin een financiële tegemoetkoming zou zitten, dat bijvoorbeeld de vergoeding van een woon -en zorgcentrum zou benaderen, dan lag dat toch wel wat anders. Een dagcentrum dat kost €30, dat is een heel ander verhaal. Dat zou mensen meer de stap doen zetten en als er een vergoeding tegenover staat dan zijn mensen ook meer gemotiveerd. We volgen ze toch op naar intrinsieke motivatie, zoals mijn hart en mijn maatschappelijke bewogenheid, enzovoort, maar die vergoeding die werkt vaak positief omdat ze dan meer gemotiveerd zijn. Eh, ikzelf doe mijn werk heel graag, maar moest ik niet betaald worden, dan deed ik het niet eh.” (Gastopvang A-B-L).

Toch zou het optrekken van de financiële tegemoetkoming een boost kunnen betekenen in het vinden van kandidaat gastheren- en gastvrouwen.

“Voor het gastgezin vermoeden wij toch dat er zich meer mensen kandidaat zouden stellen als er structureel iets tegenover zou staan, of iets meer tegenover zou kunnen staan.”(Gastopvang A-B-L).

De vergoeding die tegenover de opvang (in gastgezin, logeergezin of zorgboerderij) staat, is niet alleen van belang voor het financiële aspect maar ook voor de erkenning die de zorgaanbieder krijgt voor de dienst (de zorg) die hij aanbiedt. In het kader van de zorgboerderijen staat de financiële tegemoetkoming aan kleine land- en tuinbouwbedrijven op de helling omdat er strengere eisen worden gesteld vanuit de overheid. Boeren op rust komen bv. niet meer in aanmerking omdat ze geen grote, actieve boerderijen meer runnen.

“Je kan als actief land- en tuinbouwer rekenen op een vergoeding. De voorwaarden om die vergoeding te krijgen zijn in de loop der jaren strenger geworden. Nu hanteert men strakkere eisen wat betreft grootte en omzet van het bedrijf waardoor een aantal kleinschalige initiatieven, die vaak heel goede zorgboerderijen waren, eruit vallen. Zo zijn er in elke provincie wel uitgevallen. Dat had niet zozeer te maken met het feit dat ze enkel gefocust waren op het financiële maar ze waren wel gekrenkt in hun trots: ‘Men ziet ons nu al niet meer als een boerderij. “ (Steunpunt Groene Zorg).

2.2.3.2 Verschillen in erkenning en (gebrek aan voldoende) subsidiesDe diensten gastopvang zijn erkend door het Vlaams Agentschap voor Zorg en Gezondheid. De overblijvende dienst Gastopvang, ingericht door Landelijke Thuiszorg Leuven, heeft een erkenning voor de regio Antwerpen, Limburg en Vlaams Brabant.

“Wij zien ook de noodzaak van alternatieve dagopvang en wij blijven altijd zoeken naar nieuwe initiatieven, ook om de mantelzorger te ontlasten, dus dat leek ons perfect te kaderen binnen onze missie van onze organisatie. Vandaar dat we er ook meteen op ingeschreven hebben en dan ook de drie erkenningen, voor de drie regio’s hebben bekomen.” (Gastopvang A-B-L).

Daarnaast is het ook mogelijk om gastopvang in te richten zonder dat er sprake is van een erkenning, het is hierbij wel noodzakelijk om deze werking aan te melden bij het Vlaams Agentschap voor zorg en gezondheid.

49

Page 56: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

“Het woonzorgdecreet voorziet de mogelijkheid om zorgvormen zoals vermeld in het woonzorgdecreet te organiseren, zonder dat hiervoor een erkenning dient te worden aangevraagd. Deze initiatieven vallen onder de aanmeldingsplicht. Dit betekent dus dat zij zich bij het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid kenbaar moeten maken. Momenteel zijn er geen niet-erkende diensten voor gastopvang aangemeld.” (Dhr. T. Meeus, team eerstelijns -en thuiszorg, Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid).

De financiële middelen die vanuit de Vlaamse overheid vrijgemaakt worden voor de diensten gastopvang blijken onvoldoende te zijn om een gedegen beleid en werking uit te bouwen en daarenboven ook nog in te staan voor bekendmaking, creëren van draagvlak en de praktische uitvoering. Landelijke Thuiszorg Leuven investeert eigen werkingsmiddelen om de dienst gastopvang levend te houden.

“(…) de subsidiëring is (…) niet 100% zelf bedruipend. Dus met eigen middelen moeten wij ook aanvullen.” (Gastopvang A-B-L).

Het Steunpunt Groene Zorg krijgt voor haar dagelijkse werking geen overheidssteun op Vlaams niveau. Zij functioneren op basis van provinciale middelen en projectfinanciering.

“Het Steunpunt Groene Zorg krijgt als dienst weinig erkenning van de overheid voor zijn dienstverlening. Er is geen overheidsfinanciering. Dat is voor ons een blijvende uitdaging. Wij krijgen in verhouding veel minder middelen dan de diensten gastopvang, als je het aantal dossiers bekijkt. Dat speelt in ons nadeel. “(Steunpunt Groene Zorg).

“Wij zelf hebben geen erkenning. Het is het wetgevend kader vanuit landbouw dat het voor boeren mogelijk heeft gemaakt om dit initiatief op een wettelijke manier te doen. Maar de omkadering, de organisatie daarrond, heeft geen erkenning. Dat maakt ook dat het in elke provincie een zoektocht is geweest naar hoe financieren we dat? Het wordt gefinancierd vanuit de provincies met middelen van plattelandsontwikkeling, aangevuld soms met middelen vanuit welzijn, middelen van landbouw en dan vanuit andere projecten, dat kan de Koning Boudewijn stichting zijn, dat kan een of ander fonds zijn. Nu zijn we met een INTERREG project bezig, dat zijn Europese middelen. Eigenlijk is er nog geen structurele erkenning, dit wil zeggen dat we geen welzijnsvoorziening zijn.“ (Steunpunt Groene Zorg).

De opvang die georganiseerd wordt vanuit de pleegzorgdiensten is niet zo toegankelijk als de vrijwillige opvang geboden door gastgezinnen of zorgboerderijen. Een kandidaat zorgvrager kan namelijk geen gebruik maken van logeerzorg als deze niet is ingeschreven in het Vlaams Agentschap voor personen met een handicap. Dit verengt de doelgroep.

“(…)alle kinderen, jongeren en volwassenen die hier zijn ingeschreven (die hier een dossier in onze kast hebben staan), die hebben ook allemaal een erkenning vanuit het Vlaams agentschap, die hen erkend dat ze van deze zorgvorm gebruik mogen maken. Zonder het etiketje van het VAPH kan de begeleiding ook niet opgestart worden.” (Pleegzorgdienst Oikonde).

Een economische en politieke factor die speelt bij de pleegzorgorganisaties is de onmogelijkheid om een dubbele erkenning te krijgen.

50

Page 57: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

“Het VAPH betaalt maar één zorgvorm tegelijkertijd en dan kunnen ze bijvoorbeeld tijdens het weekend het kind uitschrijven uit de voorziening, waardoor wij het kunnen inschrijven in een logeergezin. Wij kunnen niet aanduiden ‘aanwezig in een logeergezin’ als het kind tegelijkertijd ook staat ingeschreven in een voorziening.” (Pleegzorgdienst Oikonde).

Deze frustratie wordt beaamd door een gastvrouw die naast opvang van een dame met een downsyndroom ook pleegkinderen opvangt.

“Als ik in mijn situatie op weekend ga moet ik ze in kort verblijf steken want als ik ze laat logeren ben ik al mijn geld kwijt. Daar kan ik mij echt kwaad op maken, dat is onrechtvaardig. (Gastvrouw Nevele)”.

2.2.3.3 Financiële crisisHoewel de dagbesteding op de zorgboerderij perfect zou kunnen vormgegeven worden voor de doelgroep ouderen, blijkt de instroom van deze populatie zeer summier. Een verklarende factor die werd gegeven vanuit Steunpunt Groene Zorg is de economische crisis.

“De crisis in de landbouwsector speelt zeker een rol. Er zijn heel veel landbouwbedrijven waar de vrouw opnieuw gaat werken. Dat is in ons nadeel om voor bijvoorbeeld de doelgroep ‘ouderen’ een aanbod uit te werken. Als je weet dat er een zorgboerin is met een verpleegsterdiploma en die heeft nog wat tijd over, dan zou je een oudere gast naar zo’n zorgboerderij kunnen toeleiden. Maar als ze moeten gaan werken, dan gaat dat natuurlijk niet. “(Steunpunt Groene Zorg).

“(…) de kleinschalige initiatieven zouden goed kunnen functioneren als opvang voor ouderen, zeker als je dan rekent dat er toch wel wat mensen zijn met zorgdiploma’s die nu nog ergens gaan werken maar als er op een andere manier een financiering zou kunnen komen, dan gaan zij misschien wel de klik maken van: ‘Goh, wat wij op ons werk doen, we gaan dat hier doen.” (Steunpunt Groene Zorg).

De financiële crisis leidt ertoe dat sommige land- en tuinbouwbedrijven gaan rekenen op de financiële vergoeding die tegenover het zorgaanbod staat. Dit is een gegeven waarover gewaakt dient te worden.

“Ja, we merken meer dan vroeger dat dit begint te spelen. Als je een paar zorgvragers op de boerderij ontvangt, dan kan dit bedrag oplopen tot 2000 of 3000 euro per jaar. En dan is dat wel belangrijk.” (Steunpunt Groene Zorg).

Er zijn geen grote verschillen tussen de provincies wat betreft het succes van gastopvang. Dit blijkt overheen de provincies ongeveer een constante te zijn.

“Er is vereenzaming, een maatschappelijke context waar we een antwoord op proberen te bieden met gastopvang, maar ik zou niet zeggen dat het er meer is in één provincie dan een andere, wel dat er in stedelijke gebieden en in plattelandsgebieden een verschil is, dat wel. Je zou bijvoorbeeld in een cliché denken ‘Limburgers zijn hartelijke mensen’, die gaan misschien socialer zijn, maar toch ervaren wij niet dat gastopvang voor onze

51

Page 58: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

erkenningsgebieden, in de ene regio veel meer succes oogst dan in de andere. We zien dat de problematieken om aan gastgezinnen te geraken, provinciaal eigenlijk wel gelijk verdeeld is. Ik zou niet stellen dat er een demografische factor in meespeelt (…).” (Gastopvang A-B-L).

2.2.3.4 Het ‘nieuwe’ engagement van de eigen vrijwilligersDe continuïteit van het vrijwilligersengagement komt onder druk te staan. Het vrijwilligerslandschap is zeer breed en herbergt veel verschillende en uitdagende mogelijkheden voor zij die zich willen engageren als vrijwilliger. Het aanspreken en het behouden van deze personen is niet evident. Meer en meer vrijwilligers kiezen graag uit de mogelijkheden die er zijn in het aanbod voor vrijwilligers. Het beeld van de ‘nieuwe’ vrijwilliger komt naar voor (Hustinckx & Lammertyn, 2003), voor wie het besef van een langdurig engagement een reële drempel vormt.

“Ja, het is echt op maat he. Sommige zeggen: ‘ik wil het doen voor 3 maanden’, anderen zeggen ’ik wil wel 1 keer in de maand, telkens op maandag’, maar ik wil dat maar gedurende 1 jaar. Het is heel gevarieerd, het is niet meer de vrijwilliger van vroeger waarvan je weet, daar kan ik 10 jaar op rekenen.” (Gastopvang A-B-L).

“Het profiel van de vrijwilliger van vandaag is veranderd. De huidige tendens van vrijwilligers is inderdaad meer op maat, ze durven hun grenzen ook aan te geven: ‘hier stopt het voor mij, als ik geen zin meer heb’. Iemand die zich engageert als gastgezin gaat dat vaker doen met de vrijwilligersmentaliteit van ‘vroeger’. Die kan ook stoppen, maar ik denk dat als je als gastgezin start, dat je toch wel weet dat je het voor een bepaalde tijd gaat doen. Bij aanvang zal het vrijwillig gastgezin aangeven hoeveel tijd ze wil vrijmaken op week of op maandbasis. Dat is toch wel iets meer engagement dan het meer ‘op maat’ en tijdelijke karakter waar het huidig vrijwilligerswerk meer naar neigt. En misschien is het daarom he, dat het moeilijker is om vrijwilligers te vinden als gastgezin.” (Gastopvang A-B-L).

“Ik denk nu, als ik vrijwilligerswerk zou willen doen dan zou ik in eerste instantie er niet voor kiezen om bejaarden bij mij in huis te nemen. Ik ken mensen die een beetje ouder zijn dan mij en die vrijwilligerswerk doen, maar wat doen ze graag: kindjes gaan wegen, boodschappen gaan doen,… maar bij iemand die ziek en hulpbehoevend is, dat is al wat lastiger natuurlijk. Er is inderdaad veel aanbod in het vrijwilligerswerk. Ze zoeken een vrijwilliger job waarbij ze veel meer onder de mensen komen.” (Gastopvang West Vlaanderen).

2.2.3.5 Vrees voor privacy bij onbeperkte ontvangstWaar gebruikers moeilijk de stap buitenshuis zetten, ontvangen gastheren/vrouwen moeilijker in de eigen thuissituatie, uit angst voor het onbekende.

“…het feit dat ze mensen in hun eigen woning binnen halen. Die mensen die daar expliciet voor kiezen is ook niet zo groot. Mensen treden liever naar buiten.” (Gastopvang A-B-L).

“De mensen zijn hier wantrouwig. ‘Er komt een vreemde in mijn huis’. Ik heb ook als bejaardenhulp gewerkt en dan maakte ik ook nogal wat mee.”(Gastvrouw Geraardsbergen).

52

Page 59: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

Er lijkt een spanningsveld te bestaan tussen het zoeken naar nabijheid enerzijds en het bewaren van afstand anderzijds. Langs de ene kant haalt men aan een soort van ‘vriendschap’ op te bouwen met de zorgvrager in kwestie maar dit blijkt toch te gaan om een begrensde vriendschap waarin men voldoende wil waken over de eigen privacy. Voor zorgvragers is die grens niet altijd duidelijk.

“Een belemmering kan ook zijn dat er te weinig gastgezinnen zich aanmelden omdat je in hun privacy en privé terecht komt. Daarom kiezen ze vlugger voor oppas dan voor gastopvang.” (Gastopvang Oost Vlaanderen).

“Ja, je bouwt wel een vriendschap op want de mensen zijn tevreden. Gelijk A. (zorgvrager) ook. Ze keek naar die dag uit. Ze zei dat ook tegen S. (Medewerker Gastopvang Oost Vlaanderen). Maar ze kwam dan op de duur alle dagen langs he.” (Gastvrouw Geraardsbergen).

“Want de laatste keer dat ze geweest is, is ze ook twee keer geweest en de dienst was ook niet verwittigd. Want ja, je bent verzekerd he. Op de duur gaan ze een beetje ‘te’. Gelijk A. (zorgvrager) ook. In plaats van 1 dag kwam ze drie of vier dagen.” (Gastvrouw Geraardsbergen).

“Neen, finito met J. (zorgvrager), daar is teveel gebeurd. Het was dagelijks dat ze hier was (…). (Gastvrouw Heverlee)

“Waarschijnlijk is het omdat ze hier dagelijks komt. Anders zou je zeggen, het is maar om de 14 dagen, ik neem dat erbij. Maar, ik zou het niet meer doen, zo opvang over de deur.“ (Gastvrouw Heverlee).

“Neen, want ze komen vanuit de instelling en nooit op eigen initiatief. J.(zorgvrager) heeft dat ook direct zo aangenomen dat het een halve dag is. Het is wel eens gebeurd als ze dan een vriendje had, dat ze daarmee langs kwam, maar dat hebben we dan wel proberen af te blokken. Het mag niet teveel worden inderdaad.“ (Zorgboer en boerin Essen).

“Hij vroeg dan zelf voor meer dagen maar we zeiden dan tegen hem dat 1 dag genoeg was. Daarmee dat hij ook in het begin vanuit zichzelf kwam. Hij wandelt heel veel. Hij kwam hier dan te pas en te onpas binnen. Dat vonden we dan wel ongepast, met de kinderen en ik ga dan ook gaan werken, en in het weekend hebben we dan niet veel tijd om samen te zijn. Hij kwam dan zondag binnen maar ja die mensen beseffen dat niet, ze weten niet wat kan en wat mag. Hij dacht ook: ‘Ik word hier opgevangen, ik ga nog een keer gaan.’ Dat was goed bedoeld van hem maar we hebben dan toch wel een afspraak gemaakt. Ik moet zeggen dat de instelling toch wel heel goed verstond dat, dat echt niet kan. Maar hij verstaat het goed. Hij mag wandelen, maar hij mag niet binnen komen, één dag in de week is de afspraak.” (Zorgboer en boerin Landegem).

2.2.3.6 Taboe rond vereenzaming De individualisering en de schroom betreffende eenzaamheid worden aangehaald als sociaal maatschappelijke factoren die van invloed zijn op de inrichting van vrijwillige zorg voor ouderen.

53

Page 60: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

“Zij [de gebruikers] ervaren dit ook soms wel als stigmatiserend. Hoe “zielig / eenzaam” ben ik wel niet, dat ik om de eenzaamheid te doorbreken, in de living van iemand anders moet gaan zitten. Eigenlijk kunnen ze er beter mee om, als er iemand op bezoek in hun eigen vertrouwde omgeving komt. Dan is dat minder confronterend, dan dat ze effectief uit hun eigen woning moeten treden. Dat is een grote drempel. Mensen die al iets minder sociaal vaardig zijn, dan schrikt dat af en dan zien ze die eerste stap ook niet altijd zitten. Bij het project ‘Kom binnen, Zorgbuur!’ komt een zorgbuur op bezoek in de eigen vertrouwde omgeving van de cliënt en onze ervaring is dat dit drempelverlagend werkt.” (Gastopvang A-B-L).

“… het feit dat mensen uit hun eigen woning moeten komen, dat schrikt af.“ (Gastopvang A-B-L).

2.2.4 Kansen op macro-niveau

2.2.4.1 Competente oudere vrijwilligers, al dan niet met beperkingDe hier besproken vormen van vrijwillige zorg in de thuisomgeving zijn in veel gevallen een laagdrempelige manier om ouderen te activeren. Deze zorgvorm benadert de oudere gastheer/vrouw/zorgboer(in/pleegouder als competente ouder en probeert te werken aan hun maatschappelijke participatie en activering. Door de zorg voor anderen op te nemen nemen ze niet alleen een nuttige rol op, maar worden ze ook versterkt in hun zelfwaardegevoel; het gevoel “nuttig te zijn, iets te betekenen” voor de ander, voor de samenleving.

“We hopen toch nog verder te doen tot we gepensioneerd zijn en dan kan je eigenlijk nog verder doen. Niet alle dagen maar toch af en toe. Zoiets is iets dat je kan blijven doen. Als je op pensioen gaat, kan je vrijwilligerswerk gaan doen, maar zoiets dat je thuis kan doen, dat lijkt me nog wel zinvol.” (Zorgboer en boerin Essen).

Dit geldt niet alleen voor ouderen maar in volgend citaat wordt duidelijk dat voor personen met een handicap gastvrouw of -heer zijn een zinvolle activering of dagbesteding zou kunnen betekenen.

“(…) dat is een gast, een man en die is bijna 2 jaar bij een gastvrouw geweest, en nu heeft die zodanig de smaak te pakken dat die zelf gastheer wil worden, maar meneer heeft x tijd terug een redelijk zware CVA gedaan en is vanuit zijn situatie wat zorgvrager, nu zijn we een kader aan het proberen maken samen met de regioverantwoordelijke van de thuiszorgdienst om via de aanwezigheid van de verzorgende, op dat moment zijn huis open te stellen voor de gast, maar het is iemand die heel graag thuis is, die een hele mooie infrastructuur heeft, heel proper, alles erop en eraan, schenkt koffie, heeft zijn stijl, luistert enorm graag en babbelt heel graag, maar heeft een handicap, dus een beperking.” (Gastopvang A-B-L).

2.2.4.2 Valideren van zorgdiploma’s Het accrediteren van zorgdiploma’s binnen de context van gastopvang, logeerzorg en zorgboerderijen biedt kansen voor de toekomst. Voorwaarden scheppen om personen met een zorgdiploma tewerk te stellen op basis van hun professionele competenties in hun eigen thuisomgeving zou mogelijkheden kunnen bieden voor het verder bestaan van deze zorgvormen.

54

Page 61: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

“(…)wat mensen zijn met zorgdiploma’s die nu nog ergens gaan werken maar als er op een andere manier een financiering zou kunnen komen, dan gaan zij misschien wel de klik maken van: ‘Goh, wat wij op ons werk doen, we gaan dat hier doen.” (Steunpunt Groene Zorg).

“(…) de kleinschalige initiatieven zouden goed kunnen functioneren als opvang voor ouderen, zeker als je dan rekent dat er toch wel wat mensen zijn met zorgdiploma’s die nu nog ergens gaan werken maar als er op een andere manier een financiering zou kunnen komen, dan gaan zij misschien wel de klik maken van: ‘Goh, wat wij op ons werk doen, we gaan dat hier doen.” (Steunpunt Groene Zorg).

2.2.4.3 Uitbouwen naar andere bedrijfssectoren Heel specifiek in de context van de zorgboerderijen kan een uitbreiding van hun werking naar soortgelijke sectoren een toekomstperspectief bieden. De populariteit van ‘dagbesteding en activering’ op een zorgboerderij zou vertaald kunnen worden naar andere bedrijfssectoren om zo een schaalvergroting van het unieke concept te bewerkstelligen.

“Ik vraag me af of het alleen is omdat we boerderijen zijn. Want soms wordt ons wel eens de vraag gesteld of het niet kan in andere sectoren? Dus het idee van actief mee te participeren bij bijvoorbeeld de bakker, de beenhouwer, de schrijnwerker, de garagist,… zeker voor jongeren zou dat een heel groot pluspunt zijn.” (Steunpunt Groene Zorg).

55

Page 62: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

2.3 Welke personeelsomkadering is nodig om gastopvang in de praktijk te realiseren?

1.2.1 Beroep specifieke competenties en kwalificatie

2.3.1.1 Dossiermanagement en trajectbeleidingDe selectieprocedure van aanvraag, tot matching en opvolging omvat een heel proces waarin professionele begeleiders administratieve vaardigheden moeten bezitten om dit kwaliteitsvol uit te werken.

“Zeker een selectieprocedure of een intake, dat is wel intensief. Er moet een serieus verslag geschreven worden, waar heel wat tijd in wordt geïnvesteerd.” (Pleegzorgdienst Oikonde).

“Tijdens de fase van de opvolging van de gezinnen kunnen heel wat praktische vragen deel uitmaken van het takenpakket van de professional. “Ik heb bijvoorbeeld een zorgboer waarbij zijn administratie een puinhoop is, dus wat betekent dat voor ons, een beetje ondersteunen in het klasseren van (…)”. (Gastopvang A-B-L).

Het snel kunnen opstarten en opvolgen van een dossier is een meerwaarde voor de gebruikers en een must voor een vlotte dienstverlening. Het Steunpunt Groene Zorg geeft aan dat ze hier in de mate van het mogelijke mee rekening trachten te houden, dit lukt overigens niet altijd.

“Het bewaken van het tijdsaspect en het snel kunnen opvolgen van dossiers is inherent aan het werk van de professional. Het gaat vaak op een dringende vraag waar zo snel mogelijk een oplossing moet voor worden voorzien.” (Steunpunt Groene Zorg).

“Het heeft alleen heel lang geduurd voor het in orde is gekomen. Hoeveel papieren die mensen hebben moeten invullen om het in orde te krijgen, jongens toch, ze hadden het bijna opgegeven.” (Begeleider Voorziening).

2.3.1.2 Werven en ondersteunen van vrijwilligers Een inbedding in een structurele organisatie is een voordeel om gastopvang in de praktijk te realiseren. Zo kan de organisatie al putten uit een pool van kandidaat-gebruikers die al gebruik maken van andere diensten binnen de organisatie.

“We hebben wel het voordeel dat wij al een vrijwilligerswerking hebben. Wij hebben al een volledige structuur, we zijn georganiseerd en we hebben een actiepakket. We zijn het gewoon van procedures uit te schrijven, de interne organisatie is een voordeel voor ons.” (Gastopvang Oost Vlaanderen).

Om de groep van vrijwilligers te vergroten, zowel aan de vraag als de aanbodzijde, dienen de professionele medewerkers over een aantal wervingskwaliteiten te beschikken. Het kunnen werken met en blijvend motiveren van vrijwilligers en een belangrijke competentie van de professionele medewerkers van de verschillende diensten.

56

Page 63: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

“Werken met vrijwilligers is zeker een voordeel, het is niet hetzelfde als met medewerkers. De medewerkers hebben wel dezelfde opleiding als ik en we zijn een goed gestructureerde organisatie. We zijn ook goed gekend. Dat is wel een voordeel. We zitten ook onder een grote organisatie en dat is ook een voordeel om via collega’s dat ook kenbaar te maken. Als alle medewerkers van poetsvrouw tot verplegers enz. het meedelen dan zijn er al veel mensen die de boodschap krijgen. Je moet het blijven herhalen. We kunnen ook via de nationale organisatie kunnen samenwerken met landelijke thuiszorg, bv website , persbericht, promotie…” ( Gastopvang Oost Vlaanderen).

2.3.1.3 Kwalificatie Er wordt de voorkeur gegeven aan iemand met een achtergrond in de welzijnssector. Dit betekent een meerwaarde in de interactie met gastvrouwen/heren en zorgboer(in)en.

“De consulenten per provincie moeten minstens een bachelorsdiploma hebben en ze moeten vertrouwd zijn met de landbouwsector en met de zorgsector.” (Steunpunt Groene Zorg).

“Aanvankelijk hadden wij iemand vooropgesteld met een bachelordiploma, als zijnde een voorwaarde om deze job op te pakken. Ik denk ook wel dat de mensen met een diploma maatschappelijk werker (of binnen een sociale opleiding georiënteerd zijn), juist gekwalificeerd zijn, om deze job te doen. We hebben het geluk dat [naam] hier als psycholoog [masterdiploma] heeft op ingetekend, en dat is een enorme meerwaarde. Vanuit haar psychologische achtergrond kan ze ook veel inhoud geven. Een masterdiploma is wel niet noodzakelijk om deze job te kunnen uitoefenen. “(Pleegzorgdienst Oikonde).

“Maar bij mensen die de zorgsector al een beetje kennen gaat dat vlotter, he. Je moet er minder in investeren, minder uitleg geven omdat ze een stuk ervaring al meehebben.” (Begeleider Voorziening).

“Minimum bachelor maatschappelijk werk en wel met wat werkervaring. We hebben een assessmentproef mee moeten opstellen. Ook het feit dat je dingen moet kunnen inschatten, doordat we zelf weinig personeel hebben, kunnen we ook weinig investeren in coaching. Het moet dus iemand zijn die relatief goed zijn plan kan trekken. Dat is het minimum, maar als we een psycholoog of pedagoog kunnen aantrekken, is dat natuurlijk beter. We hebben nu een landbouwkundige aangenomen. Je merkt wel, naar contacten toe, dat we haar wel wat moeten coachen, de contacten met de welzijnssector, ook de taal en de manier van werken, merk je wel dat zij uit de landbouwsector komt. Dat is zeker ook een verrijking, omdat dat iemand is die volop voor de boeren gaat.“ (Steunpunt Groene Zorg).

57

Page 64: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

2.3.2 Kwantitatief: in termen van directe en indirecte begeleidingsuren

2.3.2.1 Begeleidingsuren per gebruiker

Het aantal begeleidingsuren per casus blijkt moeilijk in te schatten door de betrokkenen. Daarenboven is het zeer individueel bepaald en inherent aan de zorg op maat die geboden wordt in de verschillende gastsituaties.

“Dat is zeer variabel, dat is zo ruim en afhankelijk van de vraag van zorgboer of gastvrouw of cliënt. Ik heb bijvoorbeeld een zorgboer waarbij zijn administratie een puinhoop is, dus wat betekent dat voor ons, een beetje ondersteunen in het klasseren van, maar een uur is zo om , als je dan daar zit,.. Je hebt soms gasten die heel veel vragen stellen, het lukt niet, ze zijn ambetant,…die zijn zodanig met hun problematiek bezig zijn dat je steeds nabij moet zijn, en aanwezig moet zijn..(…) vaak zit je daar toch om de 3 weken heel intensief mee bezig, en dan gaan we naar de zorgboer of gastvrouw dat uitbabbelen. Dat betekent dat je er toch wat mee bezig bent. Soms loopt dat ook goed en kunnen we ze 3 maanden alleen laten. Dat is zo afhankelijk van de vraag en soms ben je 38u/week bezig met die zaken en soms ben je daar een tijd niet mee bezig.“ (Gastopvang A-B-L).

“Het moet ook kwalitatief goed zijn. Aantal uren voor een jaar: 12uur met de gast (direct) zonder administraties zonder evaluatiegesprek ter plaatse. Het verschilt van gast naar gast.” (Gastopvang Oost Vlaanderen).

“Ik heb die oefening ook eens gemaakt in het kader van vrijwilligers, om te kunnen achterhalen hoeveel werk je eigenlijk hebt aan 1 dossier en dan wetende dat een vrijwilliger niet alle aspecten van dat dossier doet. En ik schrok ervan hoeveel uur dat was. Ik zou het moeten opzoeken: 11,5u per dossier. Ikzelf doe dat nooit, zoveel uur, omdat ik het gewoon niet kan. Maar van een vrijwilliger verwacht ik dan dat hij het echt goed doet en dat die er tijd voor neemt om ter plaatse te gaan en meermaals ter plaatse te gaan en alles van dichtbij op te volgen. Dat zou de ideale situatie zijn maar dan denk ik dat je met één voltijdse per provincie er nog niet komt.” (Steunpunt Groene Zorg).

Ook bij pleegzorg is het werk heel individueel bepaald per casus en moeten er voortdurend afwegingen worden gemaakt. De tijdsinvestering is dan ook zeer variabel.

“Ja, in het begin was dat wat zoeken omdat je de methodiek er in moet krijgen. Je moet dan wat bekijken, hoeveel ga ik langs bij de gezinnen, hoeveel tijd kan ik erin steken? Maar nu heb ik toch evenwicht in gevonden om de tijd te verdelen. Soms gaat er een periode heel veel tijd naar een dossier en dan loopt het logeerproject een beetje achter. Maar andere keren staat het logeerproject dan weer op de voorgrond, omdat je een voorstelling moet geven bijvoorbeeld. Om alles te doen in een halftijdse functie is dit niet evident. Het is dus goed dat ik een voltijdse heb. Want ik heb in mijn urenpakket nu wel meer ruimte voor logeerzorg. Want bijna alle dossiers die ik heb zijn logeerzorg. Daarnaast doe ik nog een aantal andere dossiers. Dat neemt dus wel een groot deel van het pakket in, anders zou het wel moeilijk worden als ik alleen maar een halftijdse had.” (Pleegzorgdienst Oikonde).

58

Page 65: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

Het werk dat moet gebeuren wordt gepercipieerd als zeer tijdsintensief. “Zeker een selectieprocedure of een intake, dat is wel intensief. Er moet een serieus verslag geschreven worden, waar heel wat tijd in wordt geïnvesteerd.” (Pleegzorgdienst Oikonde).

2.3.2.2 Overbelasting medewerkers groene zorgHet werk dat als zeer tijdsintensief wordt ervaren heeft als gevolg dat de professionele medewerkers in hun taakbelasting het gevoel hebben overbevraagd te zijn.

“Neen, het is roeien met de riemen die we hebben, soms verzuipen we zelfs. Dat gaat ook blijkbaar, maar ten koste van wat misschien he. En er zullen al eens steken vallen en ik merk ook dat mensen langer moeten wachten. Maar er blijven zorgboerderijen bijkomen, er blijven ook vragen bijkomen. Alhoewel we in 2010 een topjaar hadden en 2011 een terugval. We denken dat een verklaring hiervoor kan zijn is dat we met onze dienstverlening aan het plafond zitten van wat we aankunnen. Dus dat voorzieningen ook aanvoelen dat ze te lang moeten wachten, of de ondersteuning is niet meer van wat men ervan zou verwachten.” (Steunpunt Groene Zorg).

2.3.2.3 Inzet van extra vrijwillige medewerkersOm de overbelasting van de professionele medewerkers voor een stuk op te vangen, zet men de hulp van vrijwilligers in of denkt men erover vrijwilligers die zich aanbieden meer multifunctioneel in te zetten.

“Er is heel wat administratie maar dat is organisatie gebonden natuurlijk. Daarom proberen wij toch wat ondersteuning te vragen vanuit de vrijwilligerspool. Zij nemen niet alles op maar wel een stuk. Wij voorzien bijvoorbeeld ook vormingen voor de gastgezinnen, ook dat moet allemaal geregeld worden, dat vraagt toch ook wel heel wat brainstorming met elkaar dus daar zitten heel wat zaken in, buiten dat aanbod van hulpverlening…” (Gastopvang A-B-L).

“Ze zouden ook in aanmerking kunnen komen om mee op pad te gaan om gastopvang kenbaar te maken. Ze moeten dat zelf willen doen ook. Ik denk dat we tot die formule moeten komen, want we kunnen dat niet alleen blijven doen.“ (Gastopvang Oost Vlaanderen).

“We proberen regionaal 1 vrijwilliger in te zetten. Wij vragen aan de vrijwilliger om minstens 5 halve dagen per maand ermee bezig te zijn en dan is dat juist te doen. Daar staat een vergoeding tegenover voor de verplaatsingen. We hebben erover gedacht om er een vrijwilligersvergoeding tegenover te zetten op het moment dat iemand dan echt operationeel is. Maar bij die ene persoon die goed bezig is, denken we dat we in die richting gaan evolueren. Dat is dan bijna op zelfstandige basis.” (Steunpunt Groene Zorg).

2.3.2.4 Personeelsinzet organisatieDe verdeling van het personeel is in elke inrichtende organisatie vergelijkbaar. Naast het coördinatieniveau is er telkens 1 halftime tot maximaal 1 fulltime professionele medewerker die verantwoordelijk is voor een bepaalde regio. Deze regio valt grotendeels samen met de provinciegrenzen.

59

Page 66: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

“Hier heb je het diensthoofd, daaronder staan de coördinatoren, voor de gastopvang is er één halftijdse coördinator en dat ben ik. De andere coördinatoren zijn met andere dingen bezig zoals oppashulp dan andere. Dat is onze organisatie en dat wordt gerapporteerd naar het management. Er is een VZW vrijwilligerswerk en Bmobiel, die vallen onder de VZW thuishulp en die valt onder de BM(management). Het is eigenlijk een kleine structuur.”(Gastopvang Oost Vlaanderen).

“Vier coördinatoren zijn bezig met oppashulp en Bmobiel en ikzelf ben bezig met gastopvang. We zijn met vijf coördinatoren + dan nog twee op de administratie en vier planners. De professionelen vallen onder die vier coördinatoren.” (Gastopvang Oost Vlaanderen).

“We hebben één dienst en dat is de dienst gastopvang. Wij zijn een unit, zo noemen ze dat hier. Wij hebben één leidinggevende, onze coach, dat is CG en daarmee hebben wij regelmatig een werkvergadering, namelijk één keer per maand, waarin een aantal praktische dingen vaak op tafel worden gelegd. Er worden ook individuele vragen en knelpunten besproken met zijn allen. We zijn met 3 coördinatoren, een coördinator voor Antwerpen, voor Limburg en ikzelf voor Vlaams – Brabant. Eén keer per maand wordt toch getracht om samen te zijn met de 3 coördinatoren, hier in huis, in het hoofdkantoor en dan doen we intervisie met elkaar: hoe loopt het, tegen wat loopt jij aan,…” (Gastopvang A-B-L).

60

Page 67: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

2.3.3 Wat zijn de randvoorwaarden voor organisatie?

2.3.3.1 Verzekering

Door alle betrokkenen wordt het verzekeringstechnische aspect als belangrijke randvoorwaarde aangehaald. Op die manier dekt men zichzelf in voor mogelijke ongevallen die kunnen gebeuren in de context van gastopvang, zorgboerderij of logeerzorg. Deze verzekering sluit de zorgaanbieder zelf af door een opname in zijn familiepolis. Daarnaast wordt er door de betrokken dienst ook een verzekering afgesloten voor de zorggebruiker.

“Zij moeten zelf verzekeringstechnisch in orde zijn, landelijke thuiszorg heeft ook een verzekering voor de gast. Dat zit in een groepspolis voor alle gasten samen, dat zijn de meest voor de hand liggende randvoorwaarden. Voor de privacy te garanderen moeten ze een formulier ondertekenen.” (Gastopvang A-B-L).

“Wij raden toch een familiale verzekering aan. We hebben zelf ook een verzekering voor de gezinnen maar die kunnen we vaak niet aanspreken omdat de franchise veel te hoog is. Dat is er wel, maar tegelijkertijd merken we heel vaak dat als er vragen komen rond zaken die stuk gemaakt zijn, dat we heel vaak niet kunnen antwoorden.” (Pleegzorgdienst Oikonde).

“Randvoorwaarden voor de boerderij. Zij moeten aan hun verzekeringsmaatschappij laten weten dat zij als zorgboerderij functioneren en hun polis wordt in die zin ook aangepast. Men moet dat kunnen voorleggen om een subsidie te kunnen krijgen maar wij vragen het ook standaard aan alle niet – subsidiabele boerderijen omdat we wel vinden dat het heel belangrijk is dat het in orde is. De landbouwer moet geen arbeidsongevallenverzekering afsluiten want het is geen arbeidscontract. We verwachten dat de voorziening een verzekering heeft voor de cliënt in de instelling, dat die verzekeringen blijven tellen ook als men naar de zorgboerderij gaat. Voor die gevallen waar het niet kan, hebben wij vanaf dit jaar de mogelijkheid om in te schrijven in een collectieve polis die SGZ aanbiedt, zodoende dat de zorgvrager ook voldoende verzekerd is. Maar bieden dus aan de zorgboer geen verzekeringen aan. Zij verzekeren zichzelf voor hun burgerlijke aansprakelijkheid.” (Steunpunt Groene Zorg).

“Ja, voor als je iets tegen komt. Of bijvoorbeeld de hond die de kabel doorbijt (incident met het materiaal van de onderzoeker), dat moet dan toch allemaal verzekerd zijn he. Moest er nu een jongen zijn die zijn hand in een machine stopt terwijl ik bij een klant ga, het is snel gebeurd, je moet verzekerd zijn. Het kost heel weinig. We hebben een familiale verzekering en dan zit er nog iets in mijn polis speciaal voor hen. Maar op een tractor mogen ze niet rijden of machines mogen ze niet besturen. Dat wordt meteen gezegd en ik verbied iedereen van te roken op de boerderij omdat hier al gevaar is (stro, hooi). Als je één keer toelaat en als het dan regent dan denken ze:’ ik ga een beetje schuilen op het stro (…). En als er een jongere is die niet kan leven zonder sigaret zogezegd, dan mogen ze gaan roken in het baantje, buiten de boerderij. En hij houdt zich daaraan.”(Zorgboerin Aaigem).

61

Page 68: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

“Nog iets van de verzekering. Vroeger als wij die gasten gingen ophalen, dan nam de voorziening een verzekering. Wij waren dan ingeschreven als vrijwilliger.” (Zorgboer en Boerin Essen).

Een gastvrouw geeft aan dat zulke randvoorwaarde ook bijdraagt aan de professionalisering van het initiatief. De zorg is op die manier opgenomen in een kwaliteitskader waarbinnen aan een aantal regels en afspraken moet worden voldaan.

“Op de duur denken ze dat het een café is. En ook voor de verzekering, moest er iets voorvallen. Want ze zijn verzekerd als ze thuis vertrekken tot ze terug thuis zijn. Men zou zich moeten houden aan de afspraken.” (Gastvrouw Geraardsbergen).

2.3.3.2 Gebondenheid aan privacyHet behoedzaam omgaan met gegevens van de zorggebruiker is een bijkomende randvoorwaarde in de context van het werken met vrijwilligers. In de intakeprocedure wordt hier aandacht aan geschonken door de inrichtende organisaties.

“Daarna volgen een aantal formele dingen: dat het gastgezin zich bereid verklaart om die persoon op te vangen en dan de info die het gastgezin krijgt om dat volgens de regels van de privacy te respecteren enzoverder.” (Gastopvang A-B-L).

“Het is inderdaad niet de bedoeling dat ik er alles van weet maar het is belangrijk dat je de dingen weet die je moet weten. Bij ZV is daar nu geen geheim aan maar is dat nu iemand die ouder is en die getrouwd is of iets crimineels gedaan heeft, ik zeg nu zomaar iets.” (Gastvrouw Nevele).

“Pas als men daar akkoord mee gaat, dan vraag ik aan de boer of ik zijn contactgegevens mag doorgeven aan de welzijnsdienst. “ (Steunpunt Groene Zorg).

Dit privacygegeven wordt zowel bewaakt voor de zorggebruiker als de zorgaanbieder. Het gaat om een dunne grens tussen de professionele en de persoonlijke context en sfeer. Het uit elkaar trekken van beide contexten wordt aangehaald als een moeilijk aspect. Een voorwaarde tot een succesvolle gast ‘situatie is juist het, tot op zekere hoogte, toelaten van de gast in het persoonlijke leven van de zorgaanbieder. Toch is de grens van het toelaatbare hier zeer duidelijk voor de verschillende bevraagden. Men beschouwt de gastopvang als een dienst die men biedt als vrijwilliger naar zorggebruiker toe, en niet als het opnemen van de zorggebruiker in familie of vriendenkring.

“Een belemmering kan ook zijn dat er te weinig gastgezinnen zich aanmelden omdat je in hun privacy en privé terecht komt. Daarom kiezen ze vlugger voor oppas dan voor gastopvang.“ (Gastopvang Oost Vlaanderen).

“Ja, het is iets van een dienst, het is geen familie. Het is nog altijd een buitenstaander. Ik ben ook buitenstaander. Dat is de moeilijkheid. Want ik denk dat ik de familiair werd met A. (ZV). Ze zei op de duur ook: ‘Ik kom bij u een keer slapen’. Dat gaat te ver. Gastopvang met een persoon blijft ook niet he. Morgen of overmorgen kan dat stoppen, dat is het. Met M. (ZV) is dat hiertoe gestopt, hij is nog wel ingeschreven, maar zolang die werkt gaat die jongen niet meer terug komen.” (Gastvrouw Geraardsbergen).

62

Page 69: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

“Ja, je bouwt wel een vriendschap op want de mensen zijn tevreden. Gelijk A. (ZV) ook. Ze keek naar die dag uit. Ze zei dat ook tegen S. (Medewerker Bond Moyson). Maar ze kwam dan op de duur alle dagen langs he.” (Gastvrouw Geraardsbergen).

“Ik heb nooit gezegd dat het teveel was. Als ik thuis was dan was ik thuis. Dan kwam ze. Maar als ik niet thuis was, daar kon ik ook niet aan doen. Ik zei dat dan tegen S. (Medewerker Bond Moyson) en ik schreef dat op. Want de laatste keer dat ze geweest is, is ze ook twee keer geweest en de dienst was ook niet verwittigd. Want ja, je bent verzekerd he. Op de duur gaan ze een beetje ‘te’. Gelijk A. (ZV) ook. In plaats van 1 dag kwam ze drie of vier dagen.” (Gastvrouw Geraardsbergen).

Het belang van het intermediaire niveau van de inrichtende organisatie wordt hier benadrukt. Zij spelen een belangrijke rol in het opnemen van hun verantwoordelijkheid bij het overschrijden van het privacygegeven.

“Er zijn al nachten geweest dat ik niet sliep en dat ik denkt van ‘waar zit dat kind?’. Maar de begeleiding blokt dat dan af: Je moet daar verder niet mee inzitten, dat is een ander ding. Te ver mag je daar natuurlijk ook niet in gaan. Ze heeft nog ouders die voor haar zorgen. Maar dan zit ik soms wel tussen twee vuren en dan vraag ik me bij sommige informatie af of ik dat aan de ouders moet laten weten. Maar ik heb afgesproken met de begeleider van J.(ZV) dat ik dat enkel aan de begeleiding zal doorspelen en niet aan de ouders. De begeleiding moet dan zien wat ze er verder mee gaan doen.“ (Zorgboer en boerin Essen).

2.3.3.3 Veiligheid in de woning en infrastructuurVia een checklist worden een aantal praktische zaken overlopen, zoals de ruimte die de aanbieder ter beschikking heeft om de opvang te realiseren, de toegankelijkheid van de woning en de veiligheid van de infrastructuur. Dit is een belangrijk onderdeel van de intakeprocedure. Tijdens een huisbezoek wordt de consulente van de inrichtende organisatie rondgeleid in de woning en wordt vastgesteld of de veiligheid naar verschillende doelgroepen toe gewaarborgd kan worden. Dit kan ertoe leiden dat de opvang van zorggebruikers met een bepaalde beperking worden uitgesloten voor opvang, bijvoorbeeld personen in een rollator.

“Een voorwaarde is dat het huis in orde moet zijn. Volgende zaken worden nagegaan: hoe ze leven, hygiëne, veiligheid . Ik doe een toer door het huis met een checklist en dan bespreek ik de tekorten met het gastgezinnen en die schrijf ik ook op om later nog eens te controleren. Ook de trappen zijn belangrijk qua veiligheid . Ik heb al iemand moeten weigeren omdat de voorwaarden niet voldeden.” (Gastopvang Oost Vlaanderen).

“Wat ook belangrijk was in de gast’situatie is te bekijken hoe die woning er uit zag. Of dit een stuk aangepast was om deze mensen te kunnen ontvangen he. De toegankelijkheid en de veiligheid.” ( Gastopvang West Vlaanderen).

“Ah, de infrastructuur van het huis is eigenlijk een heel belangrijk gegeven om uiteindelijk te zien ‘wie kan daar binnen komen’. Als dat een huis met trapjes is, dan is dit al heel moeilijk om een rolstoelpatiënt aan dit gezin toe te wijzen. Veiligheid in het huis wordt ook heel erg bekeken en met een soort van checklist afgevinkt: die badkamer is die

63

Page 70: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

toegankelijk, is daar een aparte ruimte waar iemand een dutje kan doen bijvoorbeeld na het middageten, dat zijn zaken die allemaal in kaart worden gebracht.” (Gastopvang A-B-L).

“Neen, er moet bijvoorbeeld wel een tweede slaapkamer zijn. Dat de gast niet in dezelfde kamer van de logeerouder moet slapen. Maar het kan bijvoorbeeld wel zijn dat er andere kinderen in de kamer slapen, als de kamer groot genoeg is, dus het moet geen eigen kamer zijn. Er wordt gekeken naar plaats, ruimte,…maar dat wordt eigenlijk allemaal op het team besproken. Maar er wordt nu niet met een checklist rond gegaan.“ (Pleegzorgdienst Oikonde).

In het kader van zorgboerderijen worden er geen strikte vereisten gesteld. Men werkt niet met een voor gestructureerde aanvinklijst maar maakt een globale beoordeling van de veiligheid van de omgeving waarin de zorgvrager terecht kan komen.

“Time – out is dat dan meestal. Dan willen we wel de plek zien waar de persoon moet overnachten. Dat kan verschillend zijn. Dat kan een kamer zijn die leeg staat, dat kan een studio zijn die ingericht is, boven een stalling of een stuk van een loods. Wij hanteren daar geen strikte normen in maar we kijken wel of het menswaardige omstandigheden zijn, dat is een beetje gezond verstand. In sommige zorgboerderijen is dat een caravan. Dus we zijn ons wel gaan bevragen of dat dan wel in orde is naar veiligheid toe,…” (Steunpunt Groene Zorg).

Op zich kan het initiatief met weinig materiaal en voorzieningen zinvol worden ingericht. Een plek waar de zorgvrager zich kan thuis voelen vat het eigenlijk allemaal samen.

“Niet veel. Een tafel en een zetel is genoeg. Meestal blijft G. (ZV) op zijn stoel zitten, J. (ZV) gaat soms al eens in de zetel zitten. Maar G. komt binnen en die begint meteen met zijn koffie.” (Gastvrouw Heverlee).

“Ik heb hier de ruimte omdat ik zelf kinderen heb natuurlijk maar ja moest ik nu volwassenen te gast hebben dan zou ik dat anders moeten invullen. Dat weet ik niet. Het moet vooral veilig kunnen gebeuren.” (Gastvrouw Nevele).

Het herinrichten of verbouwen van de ruimte ten behoeve de opvang van zorggebruikers wordt zelden gedaan, tenzij dit voor meerdere doeleinden kan worden ingezet. Er worden in geen geval subsidies voorzien om infrastructurele aanpassingen te verrichten.

“Er zijn wel een aantal boeren die er specifiek voor kiezen, maar die doen bijvoorbeeld ook aan Hoevetoerisme. Dat ze in een algemeen concept hun ruimtes bijvoorbeeld rolstoeltoegankelijk maken of er zijn ook boeren die een feestzaaltje hebben en die langs het zaaltje toiletten hebben geïnstalleerd en een doucheruimte voorzien, als ze dan toch bezig zijn, maar dat wordt niet vereist. Het is natuurlijk wel een bijkomende troef. We kunnen dat ook niet eisen, aangezien er niets tegenover staat.” (Steunpunt Groene Zorg).

In geval van nachtopvang of kortverblijf moet het gastgezin beschikken over een gemeubileerde kamer voor elke gebruiker, voorzien van een oproepsysteem en over aangepaste was- en douchegelegenheid.

64

Page 71: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

2.3.3.4 Geen verwantschap tot de tweede graad hebben met de leden van het gastgezin. In de uitvoeringsbesluiten van de diensten gastopvang wordt vermeld dat gastopvang niet kan plaatsvinden tussen directe familieleden, in die zin onderscheid het zich (gedeeltelijk) van mantelzorg. Dit gegeven is echter geen enkele keer aangehaald in de interviews. Naar alle waarschijnlijkheid heeft deze situatie zich tot op heden nog niet voorgedaan.

2.3.3.5 Een overwogen engagementDe inrichtende organisaties streven naar een overwogen engagement van de vrijwilliger. Toch moet er een onderscheid worden gemaakt tussen een overwogen en een langdurig engagement. Pleegzorg besteed hier extra aandacht aan omdat het bij deze opvangvorm in de meeste gevallen gaat om een minderjarige, wat de situatie extra kwetsbaar maakt. In geval van zorgboerderijen zijn de engagementen ook vaker langduriger van aard. Deze trend zien we niet terug bij gastopvang waar engagementen gemakkelijker worden stopgezet, onderbroken en opnieuw opgestart.

“We zijn daar voorzichtig in omdat we toch willen dat het engagement langdurig is en niet zomaar is éénmalig een week op opvang komen in een gezin. Dus dat er bijvoorbeeld niet één vakantie opvang is omdat de ouders vakantieopvang nodig hebben. Het is dus altijd een langdurig engagement en het logeren moet wel met regelmaat plaatsvinden, maar los daarvan kan het wel zijn dat het kind voor korte periode wordt opgevangen.” (Pleegzorgdienst Oikonde).

“Een andere belangrijke voorbereiding is dat men op het bedrijf zelf, het gegeven met alle betrokkenen moet doorpraten: of men het ziet zitten ja dan neen. En dan krijgen ze ook bedenktijd. De bedenktijd is na het screeningsgesprek. Het screeningsgebrek gebeurt met de zorgboer liefst samen met de zorgboerin.“ (Steunpunt Groene Zorg).

“Gastopvang met een persoon blijft ook niet he. Morgen of overmorgen kan dat stoppen, dat is het. Met M. (ZV) is dat ook gestopt. Hij is nog ingeschreven maar zolang die jongen werkt gaat hij niet terugkomen.” (Gastvrouw Geraardsbergen).

“Gastopvang is maar iets tijdelijk. Misschien hoogstens 2 jaar. Je ziet ook aan de toestand van de mensen dat het achteruit of vooruit kan gaan. Maar het is opvang van korte duur. “(Gastvrouw Geraardsbergen).

“Soms heb je toch een gegeven waardoor het stopgezet wordt. Bijvoorbeeld door een gastvrouw die plots zelf zorgbehoevend wordt”. (Gastopvang A-B-L).

2.3.3.6 Andere voorwaardenEen bijkomende voorwaarde geldend voor alle betrokken organisaties die een vorm van opvang door vrijwilligers inrichten (gastopvang, logeerzorg, zorgboerderijen) is een bewijs van ‘goed gedrag en zeden’. De pleegzorgdiensten werken met minderjarigen wat maakt dat zij nog een aantal extra instapvoorwaarden opleggen aan de kandidaat – logeergezinnen: een medisch attest, het beheersen van de Nederlandse taal, een gestabiliseerde gezinssituatie, meerderjarigheid van de vrijwilliger (pleegouder), en tot slot moet het gezin minstens 1 jaar samenwonen.

“De objectieve instapvoorwaarden zijn sowieso ook wel een bewijs van ‘goed gedrag en zeden’ (strafregister model 2), alsook een medisch attest, zodat er ook een bewijs is dat

65

Page 72: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

er geen tegenindicatie is. Dit vragen we bij elke pleegzorgsituatie. Als er door de jeugdrechtbank of het comité momenteel contacten zijn, binnen de gezinscontext, om daaromtrent wat te werken, dan vinden we op dat moment ook geen goed idee om te kijken of logeerzorg mogelijk is. Nederlands verstaan en/of praten is ook wel een voorwaarde. Anders is begeleiding niet mogelijk. Niet zwanger zijn, niet zwanger willen worden of een adoptieprocedure hebben lopen. Omdat dat toch wel wat voor beweging en dynamiek zorgt in een gezinscontext. Dat moet voldoende rustig en stabiel kunnen verlopen. Dan moeten wij wel even op de rem gaan staan, en achteraf kunnen we de draad dan wel weer opnieuw oppikken. Het is dus zeker geen tegenindicatie voor altijd maar wel voor even. Meerderjarig zijn is ook een criterium. Willen samenwerken met een dienst pleegzorg. Het zijn dus allemaal voorwaarden die redelijk ok zijn.” (Pleegzorgdienst Oikonde).

“Minstens 1 jaar samenwonen is ook een criterium. Er zijn dan ook nog een aantal aandachtspunten: zoals bijvoorbeeld verschillende ideologieën en levensbeschouwingen. Bijvoorbeeld: hoe ga je dit opleggen aan het kind, of hoe zou je die opleggen aan het kind. Stabiliteit van het gezin(…)” (Pleegzorgdienst Oikonde).

“We vragen dat iedereen een attest van ‘goed gedrag en zeden’ kan voorleggen.” (Steunpunt Groene Zorg).

66

Page 73: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

2.3.4 Wat zijn de benodigde competenties van de vrijwilligers om gastopvang in de praktijk te realiseren?

2.3.4.1 Communicatievaardigheden

2.3.4.1.1 Open communicatie Bij alle betrokken partijen moet een bepaalde veiligheid gewaarborgd worden zodat vragen of twistpunten kunnen gesteld en/of uitgeklaard worden. De inrichtende instanties hebben daarbij de opdracht om een platform te creëren waarin open communicatie mogelijk is. Betrokkenen moeten ook voldoende activeringsvermogen bezitten om dingen bespreekbaar te maken. Naast een open communicatie is een bepaalde handelingsgerichtheid en reflectievermogen van belang.

“Dit is een gastvrouw die een zevende voelhoorn heeft voor dit soort dingen en die houdt mij ook heel vaak in contact en die signaleert ook toch wel wat. Over laatst liet ze mij weten: ‘Gert, hij eet zo weinig’. Heel leuk Patricia, fijn dat jij dit mij laat weten, heb ik gezegd. En uiteindelijk brengt dit wel wat inhoud mee en bleek dat het drankprobleem terug de kop had opgestoken en dan kunnen we daar weer op inspelen, via een andere hulp..” (Gastopvang A-B-L).

“Bij de kennismaking kan het zijn dat het allemaal wel goed lijkt. Je kan mooi praten he maar als je een tijdje bezig bent kan het toch zijn dat je denkt; ‘het is dat niet’, maar dan ik wel de persoon die het durft zeggen tegen de persoon van Landelijke Thuiszorg. En dat moet kunnen.” (Gastvrouw Heverlee).

“Dat vinden we wel belangrijk: kunnen in relatie treden met de zorgvrager en de feedback kunnen aanvaarden van de voorziening.” (Steunpunt Groene Zorg).

“M.(ZV) heeft een tijdje gehad dat die naar de grote wc ging en dat die een washandje nam om zijn poep af te kuisen en dan bracht die vanuit de voorziening propere onderbroeken mee en die verschoonde zich een aantal keer per dag. Dan heb ik ook gebeld naar de voorziening en dan is dat besproken van: ‘Er zijn vochtige doekjes of zo…’. Alles kan met deze gasten nog wel besproken worden.“ (Zorgboerin).

“Je gaat als logeerouder dingen zien waar je van zegt, ‘oei, daar ben ik niet mee akkoord’. Dat men tot het besef komt van andere waarden en normen. Daarmee geconfronteerd worden is ook niet vanzelfsprekend. Je moet ermee leren omgaan en leren over in gesprek gaan of soms ook hierover leren zwijgen.” (Pleegzorgdienst Oikonde).

“Kunnen communiceren vinden wij ook zeer belangrijk. Dat als er vragen zijn dat ze die ook stellen en dat die niet achter de rug een groter leven krijgen, dan eigenlijk zou moeten. Dat men voor zichzelf ook kan duiden, hier heb ik het lastig mee, dat vind ik wel prettig,…Voor de rest zijn er geen grote criteria waaraan dat je als logeerouder moet voldoen.” (Pleegzorgdienst Oikonde).

2.3.4.1.2 LuistervaardighedenHet bieden van een luisterend oor en daarvoor de tijd en ruimte te maken is een belangrijke competentie die wel geapprecieerd wordt door de aanwezige zorggebruiker.

67

Page 74: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

“Luisteren (overtuigd) en ja, een grapje maken en zorgen dat er koffie is, maar vooral luisteren. Ik begin meestal met G. (ZV) met een gesprek voor een kwartiertje. Meer niet. “ (Gastvrouw Heverlee).

“Ik bemoeder die een beetje. Je pakt die ook is vast en dan kan die eens uithuilen en dan praat je hem terug aan van: ‘Och, dat gaat wel lukken’. Dan weten ze wat er gebeurd is. Het zijn toch wel allemaal nog dingen die we kunnen oplossen. Dus vooral goed luisteren en goed zien, want ze kunnen het niet altijd verbaal duidelijk maken. Je weet het ook dikwijls. Bijvoorbeeld: M.(ZV) zal bijvoorbeeld binnenkort verschrikkelijk zenuwachtig zijn voor Sinterklaas. Hij zit dan in zijn handen te wrijven en te zeggen van: ‘Joepie, joepie, hij komt!’ (…). Ook bij carnaval is hij heel zenuwachtig. Je kent de gasten zo ook wel.“ (Zorgboer en boerin).

“En hij luistert dan alsof het de eerste keer is dat ik het vertel. En voor mij is dat dan goed he.” (Zorgvrager op een zorgboerderij).

2.3.4.2 Sociale vaardigheden

2.3.4.2.1 Het kunnen opnemen van iemand in de sfeer van zijn dagdagelijkse leven

Een voorwaarde om opvang in de eigen thuisomgeving tot een succes te maken, is het spontane contact. De essentie van gastopvang, logeerzorg en opvang op een zorgboerderij is mee opgenomen worden in het dagdagelijkse leven van de zorgvrager in kwestie. Het kunnen toelaten van de ander om mee van te mogen genieten van de dagdagelijkse sfeer en het thuisgevoel is essentieel en behoort tot de kernkwaliteiten van gastopvang.

“Het spontane contact is goud waard. Met de persoon willen leren omgaan, willen leren verstaan. Een stukje ‘thuis voor 1 dag’ geven.” (Begeleider Voorziening).

“Je moet zien dat ze welkom zijn want als je daar staat met een lang gezicht, dat is niet aangenaam voor de mensen.” (Gastvrouw Geraardsbergen).

“Wij ontvangen mensen met open armen. Natuurlijk, de ene dag is de andere niet, maar we moeten ons best doen om met de mensen te kunnen omgaan, om hen gerust te stellen, om een babbel te doen” (Gastvrouw Geraardsbergen).

“In gastopvang is het toch wel belangrijk dat je de mensen niet drie uur op dezelfde stoel laat zitten. Ervoor zorgen dat ze een beetje comfortabel zitten. Dat is wel belangrijk. Voor die mensen kan dat veel betekenen. Je moet je thuis voelen als je bij iemand bent.” (Gastvrouw Geraardsbergen).

“Met de mensen kunnen omgaan. Een goed babbeltje kunnen slaan. Niet beginnen zeggen: ‘Ja, maar ik heb werk. Ik ga hierbuiten wat doen.’. Of van: ‘Kijk, ik moet nog dat doen en dat.’. En de mensen maar laten zitten. Neen, je hebt bezoek zogezegd dus die laat je niet zomaar zitten. Dat is in ieder geval toch mijn principe.”(Gastvrouw Geraardsbergen).

68

Page 75: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

“(…) Die dat graag doen, dat ze graag met mensen omgaan. Want anders ga je dat niet doen.” (Gastvrouw Geraardsbergen).

2.3.4.2.2 Kunnen omgaan met verschillende problematiekenDe (kandidaat) zorgbehoevenden die intekenen op het aanbod van gastopvang zijn personen met een ‘kwetsbaar’ profiel. Vaak gaat het om senioren van hoge leeftijd, personen met een psychiatrisch verleden, of mensen met een beperking. Het vertrouwd zijn met uiteenlopende problematieken en hier op een gepaste manier mee kunnen omgaan is niet zo evident. Door ervaring leren vrijwilligers met een specifieke problematiek omgaan en leren ze de situatie te hanteren.

“Ze gaat gemakkelijker om met mensen die ze kent, waar ze mee vertrouwd is en die ze begrijpt. De gastvrouw is ze nu gewoon, en ze weet hoe ze K. (zorgvrager) moet aanspreken. Dat is allemaal niet evident voor K. Als ze met iemand totaal vreemd in contact komt, voor die mensen is het ook moeilijk. Ze weten niet hoe ze met elkaar moeten omgaan.” (Betrokken mantelzorger).

“Via gebaren, als ik iets zeg hoort ze niet dus eerst moet ze naar je kijken en dan zeg je wat je te zeggen hebt. Ik kan wat gebaren maar MZ kan er veel meer. Met een paar gebaren kan ik iets zeggen maar de echte communicatie kan ik niet voeren met haar. Daarom dat ik tegen MZ gezegd heb, zeg het haar op voorhand want jij kan het beter uitleggen. Maar ik wist dat dat voor ZV geen probleem zou zijn. Als ik ZV terugbreng vraagt MZ hoe het was en ZV geeft een hele uitleg op haar lage niveau natuurlijk maar ze zegt wel iets en dan vraagt MZ heeft ze iets gezegd. Hoe meer dat ze zegt, hoe meer dat ze iemand begint te kennen. Je moet natuurlijk altijd verstaan wat ze zegt he dat is een tweede moeilijkheid.” (Gastvrouw Nevele).

“Ik moet hem constant begeleiden. Hij kan niets alleen doen. Als ik dan buiten ben en hij weet niet op welke potjes hij de plakkers moet plakken,.. maar dan zeg ik: ‘Hubert; op die pottekes.’, en dan is hij weer gestart voor een half uur of een uurtje.” (Zorgboerin).

“H. zegt dan: ‘Heb ik dat al eens verteld?’. En dan zegt mijn vader: ‘Neen’. En dan vertelt H. het gewoon nog een keer. En hij vertelt het altijd precies of je hebt het opgenomen op bandrecorder. Altijd hetzelfde. Zo zit dat in zijn geheugen.” (Zorgboerin).

“Landbouwers die heel goed zijn met jongeren, die er een bijzondere feeling voor hebben om te werken met een doelgroep die zeer problematisch gedrag vertonen, kunnen heel goed begrenzen en responsabiliseren. Het zijn dus eigenlijk fantastische hulpverleners zijn.” (Steunpunt Groene Zorg).

2.3.4.3 Organisatorische vaardigheden

2.3.4.3.1 StructurerenDe doelgroep van de zorg- en opvangvormen die hier besproken worden ondervinden vaak moeilijkheden met het structureren van situaties. Dit aspect komt voornamelijk naar de voorgrond in het kader van de zorgboerderijen. Gezien activatie centraal staat kunnen problemen met structureren ook vaker de kop op steken. Een belangrijke organisatorische vaardigheid van de vrijwilliger is dan ook het voor structureren van de taak, dag of situatie voor de zorgbehoevende, in

69

Page 76: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

dit geval de hulpboer. Maar ook bij gastopvang is het bieden en inrichten van structuur een voorwaarde die enige veiligheid biedt aan de gast(e).

“Aan de K. (zorgvrager) moet ik twee dingen voorleggen, als we bijvoorbeeld gaan eten dan moet ik op voorhand van de mantelzorger weten wat ze graag eet want K. zelf zegt dat niet. Als het bijvoorbeeld zomer is kunnen ze kiezen tussen een koekje of een ijsje. Ik moet die twee echt voor haar leggen. Je moet dat allemaal wat structureren en inschatten.” (Gastvrouw Nevele).

“Maar het is belangrijk om zeker niet heel de dag te overlopen ’s morgens. Dan soms komt hij halverwege vragen: ‘Mag ik dat doen?’, en dan moet ik zeggen: ‘Neen F. (ZV), eerst uw werk afdoen.” (Zorgboerin).

“Hij kan niet werken he, dus hij vult mijn lege flesjes melk en dan zijn we weg. Ik laad dan yoghurt in mijn auto en dan rijdt hij een ganse dag mee.” (Zorgboerin).

“Het dagschema dat hij hier volgt is ook altijd heel strikt. Hij start ’s morgens met een thee en als J.(ZB) verder wilt doen dan zegt hij van: ‘Ik begin al.’, en dan kan het zijn dat M.(ZV) nog met zijn reclameblaadjes bezig is. Dan vraagt M.(ZV) zijn overal (werkkledij). Dan weet hij dat hij gaat vegen en dan als hij naar buiten gaat zegt hij: ‘Kwart voor 1 he?’. We lachen er altijd mee: ‘Kwart voor 1, is niet 1 uur he.’, als het dan kwart voor 1 is en hij zit met J.(ZB) op de tractor,… hij neemt wel aan dat het werk af moet zijn maar dan is dat wat over en weer geplaag. En tijdens de middag kan het dan zijn dat ze samen het weerbericht kijken. De middagpauze duurt de ene dag al wat langer dan de andere. Het is zoals het uitkomt. En in de namiddag zijn het dan de andere dingen die moeten gebeuren. In de winter is dat al wat minder. Er zijn periodes dat het heel druk is maar M.(ZV) rijdt heel graag met de tractor mee. Het gebeurt soms ook dat ze in een veld verder weg zijn, dat ik hem dan kom halen ’s middags om te gaan eten en dat J.(ZB) dan gewoon verder werkt. Wij eten dan warm. Maar hij heeft zo wel een vast stramien.” (Zorgboer en boerin).

2.3.4.3.2 Samenstellen van een zinvolle dagbesteding

Vanuit de inrichtende diensten wordt er bewaakt dat de samenkomsten tussen vrijwilliger en gast plaatsvinden op vaste tijdstippen die telkens geregistreerd worden. Naast deze praktische afspraken waar beide partijen zich dienen aan te houden, bestaat er veel autonomie wat betreft de invulling van de afspraak. Afhankelijk van enerzijds de noden en mogelijkheden van de gast(e),en anderzijds de creativiteit en het vermogen van de vrijwilliger krijgt de opvang vorm. In die zin moet de vrijwilliger in staat zijn om, in samenspraak met de gast(e), een zinvolle dagbesteding samen te stellen. Dit gaat niet steeds over initiatieven met een groot ‘entertainment gehalte’, de eenvoud van het dagdagelijkse leven en de participatie hieraan, blijft centraal staan. Tijdens matchingproces en opvolgingstraject blijft de verantwoordelijke van de dienst wel beschikbaar om mee te ondersteunen in de samenstelling van een zinvolle dagbesteding.

“Wat zij zelf beslissen is de invulling van de dagbesteding. Als de gastvrouw/heer zegt ‘we gaan een uitstap doen of we gaan een uitje doen met de bus of we gaan de chauffeur van het OCMW vragen die ons voert naar wat dan ook, dat zijn allemaal zaken die het gastgezin zelf mag beslissen, als het aanslaat bij de gast, als de gast het wil, want

70

Page 77: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

het vertrekt eigenlijk van die exclusieve aandacht, die de gast krijgt van die heer of vrouw en wat hij aan activiteiten doet of niet doet bepaalt hij zelf.“ (Gastopvang A-B-L).

“Er is een gezin dat een dagje naar zee ging of een namiddag naar museum M in Leuven, daar hebben wij dus niet…, dat beslissen zij zelf. Dat zijn dingen die we eigenlijk ook vanuit onze stoel, proberen te stimuleren, omdat het altijd nog heel belangrijk is…“ (Gastopvang A-B-L).

“Wij regelen de data, de uren, het is niet zo dat ze onderling kunnen afspreken, het moet altijd langs ons. Wat dat die doen ter plaatse, als ze in het gastgezin blijven zijn ze vrij van zelf in te vullen, dan gaan ze een uitstapje doen of iets anders. Dat regelen ze ook zelf.” (Gastopvang Oost Vlaanderen).

“We gaan thuis. Er is feitelijk geen voorbereiding. Het enige dat ik wil weten is dat qua veiligheid alles in orde is. Voor de rest vraag ik niet doet dat of dat.” (Gastopvang Oost Vlaanderen).

“Ik heb hem aan het werk gezet, zoals de goot uitkuisen. Allemaal dingen om hem bezig te houden. Hij vroeg ook zelf: ‘Wat moet ik doen?’. Het was voor een beetje zijn verstand te gebruiken, want die jongen heeft van niks verstand. Je moet erbij zijn. Je moet zeggen: ‘M. dat nu, en dat nu, we gaan dat doen (…). Maar hij kwam hier en wij babbelden en ik hield hem eigenlijk bezig. Babbelen met hoe dat het geweest was, hoe zijn dagen gegaan waren, hoe hij zich voelde nu hij terug thuis was en weg uit de instelling.” (Gastvrouw Geraardsbergen).

“Wij babbelden veel. Dat was een vrouw die graag babbelde. En dan stak ik een was in, of deed ik een strijk. Hoewel we dat niet moesten doen. Tegen dat ik toekwam lag ze altijd op haar zetel wat te rusten. Ik haalde haar dan van de zetel af, ik zette koffie en ik deed dan toch het een en ander voor haar. Veel kon ze zelf ni meer.” (Gastvrouw Geraardsbergen).

“Er zijn dingen, toen wanneer R.(ZV) nog mobiel was dan gingen we nog samen aardappelen zetten. Dan moesten we een gaatje zetten en dan stak hij in elk gat een aardappel en dat ging goed tot ik mezelf omdraaide en dan lagen er twee in. Ik moest dus achter hem overal lopen. Je kon het tien keer zeggen maar,… Dat is natuurlijk grappig. Je kan er ook niets van verwachten.” (Zorgboer en boerin).

“Tijd maken, zeker in het begin om de gasten te leren kennen. Daar steekt veel tijd in. Het is niet van, je pakt ze erbij en je gaat een dagje werken. In het begin was het echt wel heel vermoeiend, want we hadden zo alle twee het gevoel dat we ze moesten entertainen. Maar het is niet dat je extra werkjes moet voorzien, het is gewoon de alledaagse werkelijkheid die we doen met iemand erbij, dus het gaat allemaal trager. Dus tijd ervoor nemen, toch wel.” ( Zorgboer en boerin).

71

Page 78: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

2.3.4.3.3 Kunnen inschatten van mogelijkheden en beperkingen van de zorgvrager

De vrijwilliger moet een bepaalde feeling bezitten om enerzijds te kunnen aanvoelen waar de zorgvrager zijn interesse naartoe gaat en anderzijds een inschatting te kunnen maken van iemand zijn mogelijkheden en beperkingen. Een aanvoelen alleen is niet genoeg, de vrijwilliger moet ook adequaat kunnen omgaan met deze beginsituatie, dit wil zeggen via de mogelijkheden en interesses, rekening houdende met de beperkingen van de zorgvrager trachten te komen tot een maximale betrokkenheid van de zorggebruiker.

“Je moet zien dat ze uit de voeten kunnen. Ze moeten kunnen stappen. A. (zorgvrager) kon stappen, ze was maar 56 jaar. Je moet kunnen inschatten wat iemand aankan. Kan iemand wandelen.” (Gastvrouw Geraardsbergen).

“(…)moet wel aanhangen omdat haar been sleurt en bij het minste dat de stenen een beetje te hoog zijn, struikelt ze wel.” (Gastvrouw Heverlee).

“Ook zo, het kunnen dragen van een verantwoordelijkheid voor iemand, kunnen inschatten waar de gevaren zijn, kunnen inschatten waar er op gelet moet worden (…).,…” (Steunpunt Groene Zorg).

“Een zorgboer doet gewoon zijn werk op de zorgboerderij en die moet ook geduld hebben en kunnen inschatten wat de persoon aankan en het werk kunnen aanpassen in functie van die persoon, mits wat coaching en feedback vanuit de voorziening.” (Steunpunt groene Zorg).

“Ik laat ze één dag komen en ik laat ze kiezen en dan weet ik welk werk ik ermee kan doen en wat niet. Die van woensdag die werkt graag in de stal en dan doe ik activiteiten in de stal. Hij voedert alleen en kuist de stallen op maar hij doet wel altijd vooruit. Als we naar de patatten gaan, dan moet ik maar juist het plankje verleggen en dan roept hij wanneer de zak vol is. Maar soms is hij nog maar halfvol en dan panikeert hij al. Dan moet ik een teken maken of een krijtlijntje: ‘tot hier’, en dan lukt het. Bij H. (ZV) deed ik dat in het begin ook. Vanuit de stal had ik dan pijlen getekend naar het huis. Als hij dan een keer dorst had, dat hij zelfstandig volgens de pijlen zijn weg naar het huis kon terug vinden. Hij moest dan de pijlen volgen en dan komt hij bij mémé uit. Die van maandag die kan zelfs nog niet naar een beschutte werkplaats, dus dan moet je van die jongens ook niets verwachten he. Je moet ze juist wel bij u houden he en ervoor zorgen dat ze een kwartier tot twintig minuten alleen kunnen werken.“ (Zorgboerin).

“Die liet ik dan dingen afwassen ofzo. Ik nam hem eens mee om de bloemenhof op te kuisen, maar dat ging niet. Dan heeft hij 23 keer komen drinken tot ik zei: ‘Dat kan toch niet?’. Maar hij was altijd van: ‘Ik heb dorst, ik heb dorst.’ Ik moest aangepast werk hebben voor die jongen en dan ging het wel.” (Zorgboerin).

“Niets forceren is belangrijk, echt op een eigen tempo. P.(ZV) was dan ook in zo’n periode dat hij was gevallen en hij had zijn schouder gebroken, dan kwam hij even niet. En dan ging ik naar ‘de regenboog’ om hem te bezoeken en toen zei P.(ZV) tegen mij: ‘ik verveel me’. En dan heb ik gezegd dat hij wel mocht komen he. Hij zei dan dat hij niets kon doen maar dat is niet (…), hij kan er gewoon zijn he. En dan is hij beginnen halve

72

Page 79: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

dagen te komen en hij had er deugd van. En dan gingen wij is samen naar de bakker of zo, dat moet ook kunnen he. Je steekt er wel wat tijd in, maar dat is zinvolle tijd.” (Zorgboer en boerin).

73

Page 80: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

2.3.5 Wat zijn de persoonskenmerken van de vrijwilligers om gastopvang in de praktijk te realiseren?

De competenties van de vrijwilliger worden aangevuld met enkele belangrijke persoonseigenschappen zoals een altruïstische motivatie en de behoefte aan sociaal contact. Een profielkenmerk van de vrijwilliger is de connectie met de zorg- en welzijnssector.

2.3.5.1 Altruïstische motivatieIn het waarom – gegeven vinden we in de antwoorden van de betrokken vaak een zoeken naar een bepaalde zingeving terug, een bepaalde ingesteldheid van ‘iets voor een ander willen doen, willen betekenen’, samengevat, een altruïstische motivatie.

“Zo ben ik he, als ik iets kan doen voor een ander. Dat heb ik van mijn mama geërfd. Ze zeggen dat dikwijls: ‘Je hebt energie tot en met!’. Ik zit nog in het verenigingsleven ook, maar ik zeg altijd: ‘Als je het graag doet, dan gaat dat goed, dan gaat dat gemakkelijk.’. Dat is een ingesteldheid. De motivatie om een zorgboerderij te worden is vanzelf zowat gekomen. Dat is op die stand op de landbouwbeurs gaan spreken en dat sprak mij meteen aan. Ik zeg: ‘Waarom niet?” ( Zorgboerin Landeghem).

“Wij zijn ermee gestart omdat we niet alleen de boerderij willen. We werken alle twee heel graag met mensen maar op een boerderij heb je daar de kans niet voor. In 2001 ben ik buitenshuis gaan werken in een rusthuis en dan heb ik dat ondervonden. Na 5 jaar was dat werk in een rusthuis voor mij ook genoeg en dan ben ik terug thuis komen werken maar nu is dat zo van: ‘ok, we kunnen er wel wat bij doen.’. Toen had ik dat gehoord van de zorgboerderijen. J. (zorgboer) moet ook gezelschap hebben en dat is dan ideaal. Dat is een goede combinatie. Je leert ook heel veel mensen kennen, echt op alle gebied, van de instelling, de gasten zelf. Je komt op een andere manier met mensen in contact en dat is toch wel heel fijn. We werken alle twee thuis dus je kan beter de andere mensen naar u halen dan zelf weg te gaan.“ (Zorgboer en boerin Essen).

2.3.5.2 Behoefte aan sociaal contactEén van de succesfactoren van gastopvang is de wederkerigheid in de relatie, de win – win situatie voor zowel vrijwilliger als zorgbehoevende. Dit zijn de casussen waarin de opvang langer standhoudt omdat beiden er een eigen voordeel uit halen. In onderstaande citaten wordt duidelijk dat de behoefte aan sociaal contact zowel bestaande is voor gastvrouw- heer als voor de gast(e).

“Wat ik merk is dat ze graag iemand thuis op bezoek hebben en dat ze ook thuis verder kunnen werken. Ook omdat ze niet meer mobiel zijn: ze hebben hun auto weg gedaan en moeten met de fiets of openbaar vervoer als ze iets buitenshuis zouden doen. Ten tweede omdat ze thuis nog iets kunnen doen en die persoon erbij betrekken.bv omdat ik dan bij mooi weer met de gast in de tuin kan zitten.” (Gastopvang Oost Vlaanderen).

“Ik doe dat meer voor iemand anders, dan voor mij. Maar eigenlijk, heb ik dan ook een keer een babbel want ik ben ook alleen.” (Gastvrouw Geraardsbergen).

“Neen, maar ik ben van in ’80 alleen en ik ondervind nu zelf dat ik ook eenzame dagen heb. En dat het moeilijk is om deze eenzame dagen op te vullen met iets dat je graag

74

Page 81: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

doet. Want eigenlijk heb ik tegen de coördinator van Landelijke Thuiszorg ook gezegd dat ik meer dan 1 dag zou willen. Maar ze hebben geen mensen.” (Gastvrouw Heverlee).

2.3.5.3 Connectie met zorg- en welzijnssector

Een duidelijk profielkenmerk overheen de verschillende zorgvormen en instanties is de connectie met de welzijnssector. Bij sommigen gaat het om professionele ervaring binnen de sociale welzijnssector bij anderen gaat het om persoonlijke ervaring, zoals een vervulde mantelzorgfunctie, een engagement als vrijwilliger binnen een sociale setting of een uitgesproken interesse in hulp of zorg verlenen aan zorgbehoevenden.

“Heel vaak is het zo dat de echtgenote een zorgdiploma heeft of een onderwijsdiploma en van daaruit een soort gevoeligheid heeft. Het is gaat niet altijd om heel veel werkervaring maar men zit dan met een diploma van vroeger, bejaardenhelpster ofzo,.. en dan spreekt dat toch wel aan. Hoewel dat, dat niet noodzakelijk is voor ons. De instapvoorwaarden zijn eigenlijk heel laag, heel laagdrempelig.” (Steunpunt Groene Zorg).

“Maar ook daarbij is de connectie met de sociale sector nooit ver weg. Dat is geen voorwaarde he, maar je voelt wel om die drempel over te gaan dat mensen toch wel wat vertrouwd moeten zijn met het gegeven van personen met een handicap.” (Pleegzorgdienst Oikonde).

“Je hoort vaak verhalen als: ik deed al vrijwilligerswerk of ik deed al boodschappen voor die mevrouw of ik ging wekelijks bij die mensen op bezoek of ik ontvang ze al eens thuis om eens mee te eten. Het zijn vooral die dingen. Sommigen waren vroeger pleeggezinnen.” (Gastopvang Oost Vlaanderen).

“Ik heb nu een dame in het Hageland. Een jonge vrouw, die zwanger is van haar tweede kind, die heeft heel lang gewerkt als hulpverlener binnen de psychiatrie, is daar dan op een gegeven moment uitgestapt en zegt van ‘goh, eigenlijk mis ik dat sociale’ en die komt in feite terug. Maar er zit wel een affiniteit met dat sociale.“ (Gastopvang A-B-L).

“De gastvrouw is iemand die heel goed met mensen met een beperking om kan. Haar interesse gaat ook naar daar uit.” (Gastopvang Oost Vlaanderen).

“Omdat ik mijn beroep niet meer kan uitvoeren en ik alternatieven zoek in die sector. Want bij de pleegzorgdienst hebben ze ook vrijwilligers die daar in loon werken maar ook oppashulp doen. Ik had dus ook al gevraagd aan hen om vrijwilligerswerk te mogen doen maar ik zit gebonden aan de uren van mijn gasten. Het geeft mij toch voldoening. Het moet met mensen zijn, ik heb dat altijd gedaan. Ik zou ook in een winkel kunnen gaan werken maar het is echt dat zorgende.” (Gastvrouw Nevele).

“Ik heb 30 jaar ervaring als verpleegkundige. Hier op de boerderij werk ik van 89 vanaf dat ik getrouwd ben, daarvoor heb ik 7 jaar ergens anders gewerkt. Hier werk ik nog altijd op hetzelfde verdiep. Het is er goed. Ik werk 4/5 en om de drie weekends. Dat is een luxe.“ (Zorgboerin).

75

Page 82: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

“Het moet met mensen zijn, ik heb dat altijd gedaan. Ik zou ook in een winkel kunnen gaan werken maar het is echt dat zorgende.” (Gastvrouw Nevele).

2.3.6 De competenties van de ‘vrijwilliger’ komen onder spanning te staan.

Is het niet meer aangewezen om te werken met professionals in de begeleiding van personen met een specifieke zorgvraag? Deze vraag is expliciet gesteld aan alle betrokkenen in het kader van vrijwillige zorg aan zorgbehoevenden. De meningen hieromtrent zijn verdeeld. Het in vraag stellen van de professionele competenties van de vrijwilliger komt vooral aan het licht binnen de casussen waar de zorgbehoevende kampt met specifieke noden of zwaardere problematieken. Binnen de context van de zorgboerderijen staat ‘activatie’ centraler dan ‘beleving’, dit maakt dat de zorgbehoevende nog tot enige fysieke inspanning in staat moet zijn om te kunnen meedraaien in een zorgaanbod op de zorgboerderij. Omwille van deze voorwaarde is de instroom van de doelgroep zorggebruikers met specifieke noden aanzienlijk kleiner bij de zorgboerderijen.

2.3.6.1 Ja“Ik denk dat het beter professionelen zouden zijn. Zij hebben ten eerste al een opleiding om met zo’n mensen om te gaan. Ik vind het mooi dat mensen dat op vrijwillige wijze doen. Als ik nu zelf later vrijwilliger zou zijn, dan zou ik al wat ervaring hebben door K.(ZV), maar je merkt dat die mensen helemaal geen ervaring hebben. Nu zitten ze bij K. (ZV) en morgen zitten ze bij een oudere persoon in een rolstoel bijvoorbeeld die geen mentale beperking bijvoorbeeld heeft. Daarna zitten ze bij een zeer zwaar gehandicapte persoon… dus gebrek aan ervaring. Beter professionelen en ik dacht ‘oppas op maat’ dat het ook professionelen waren. ‘Op maat’, zei voor mij veel. Toen heb ik gehoord dat het vrijwilligers waren en ik dacht, ‘mooi initiatief van die mensen maar(…).“ (Betrokken mantelzorger).

“Eigenlijk prefereren mensen echt wel een professionele kracht boven een vrijwilliger.” (Gastopvang West Vlaanderen).

“Ouderen op een boerderij zou ik niet doet, dan moet je teveel aanpassen. Dan zijn dan vooral boeren die dat doen waarvan de vrouw kan thuisblijven. Als de boerderij voor hen teveel is , maar dat kunnen ze dan wel bij pakken. Je moet studies gedaan hebben om dat te begeleiden, en dat heb ik niet gedaan.” (Zorgboerin).

“Ze zit ook op het niveau van 10 jaar. Ik weet niet dat het dat is. Het is natuurlijk wel een feit dat niet iedereen daarmee om kan gaan. Als je daar niet echt in zit is het moeilijk. Als je bijvoorbeeld gewoon een huismoeder bent en zo iemand opvangt dat gaat niet lukken.” (Gastvrouw Nevele).

2.3.6.2 NeenMeermaals wordt aangehaald dat feeling hebben met en het contact kunnen maken met mensen misschien wel belangrijker is dan een formele kwalificatie bezitten (diploma).

“We gaan er telkens vanuit dat het geen super – logeerouders moeten zijn. Het zijn gewone ouders die in staat moeten zijn om begeleid te worden, in staat zijn om samen te

76

Page 83: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

werken en ook de ouders kunnen erkennen in hun ouderlijk gezag.” (Pleegzorgdienst Oikonde).

“Men moet helemaal niet geschoold zijn maar wel gezond kunnen nadenken en wat minimale communicatievaardigheden hebben om op een rustige manier iets uit te leggen en te tonen.” (Steunpunt Groene Zorg).

“Ze gaan de professionelen misschien ook bij de zwaardere gevallen zetten, wat logisch is. Ze schieten dan ergens tekort. Maar die zwarte mevrouw die bij ons is gekomen dat klikte meteen met K. (zorgvrager). Ze was lief voor K. , ze hadden de muziek opgezet en ze hadden gedanst samen. Dat meisje had waarschijnlijk ook weinig tot geen ervaring maar het ligt in uw aard of het ligt niet in uw aard.” (Betrokken mantelzorger).

“P. vangt dus 2 personen op, dat is altijd een hele aparte situatie geweest. Wie was er eerst,.. er moet heel zorgvuldig mee omgegaan worden. Dit is een gastvrouw die een zevende voelhoorn heeft voor dit soort dingen (…).” (Gastopvang A-B-L).

“Of ze echt opgeleid moeten zijn, dat is nog maar de vraag, maar het zijn wel mensen die in staat kunnen zijn om een stukje met problematieken om te kunnen omgaan, een stuk empathie hebben om te willen intreden in de belevingswereld van de cliënt. Het zijn mensen met een bepaalde problematiek die binnen gebracht wordt, de ene al wat meer als de andere en daar moeten zij toch wel wat begrip, openheid en verbinding toe kunnen opbrengen. Geduld is heel belangrijk en ja dat empatisch vermogen, toch wel eens in hun schoenen durven gaan staan of af en toe directheid kunnen tonen.” (Gastopvang A-B-L).

“De gasten die verschillend zijn, ouderen die er tegen kunnen, die financieel voort kunnen en die ook veelal iets sociaal gedaan hebben. Ik heb ook jonge gezinnen en ook een gezin met twee tieners. Het is verschillend. Qua opleiding weet ik het niet goed. Veel ouderen hebben niet gestudeerd maar wel altijd gewerkt. Opleiding is verschillend.” (Gastopvang Oost Vlaanderen).

“De landbouwer is een gewone mens die gewoon nuchter denkt en die doelgericht is en niet zoals veel hulpverleners vragen gaan stellen, en uitleg gaat geven en begint te redeneren. Het is heel concreet bezig zijn met heel concrete dingen. Dat maakt voor veel van onze doelgroepen een groot verschil.” (Steunpunt Groene Zorg).

3 Grenzen aan de competenties van vrijwilligersDe zwaarte van de problematiek van de zorgvrager wordt telkens in het licht gehouden van de competenties van de vrijwilliger. Het gaat om zorg op maat waarbij ook de veiligheid van de zorgbehoevende bewaakt wordt. Dit gegeven speelt een bepalende rol in de matchingsprocedure. Een kwalificatie of ervaring binnen de zorgsector is zeker geen vereiste maar bepaalde zorgtaken kan men bijvoorbeeld wel toevertrouwen als de vrijwilliger een kwalificatie bezit om verzorgende taken te kunnen toedienen.

“We zeggen dat we niet verwachten dat ze verpleegster zijn of een verzorgende zijn. Als er zulke zaken nodig zijn, moeten zij dat niet doen. Bv druppeltjes in de ogen doen dan

77

Page 84: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

moeten wij nakijken of dat mag of hebben wij een toestemming nodig van de arts. Stel dat er toch verpleging nodig is dan is dat ervoor of erna dat dat moet gebeuren en niet door het gastgezin of dan moet er een thuisverpleegster langskomen.” (Gastopvang Oost Vlaanderen).

“Mensen naar het toilet begeleiden kan wel, maar dan vraag ik wel of ze het zien zitten. Als ze dat niet willen dan moet je het hen ook niet laten doen.” (Gastopvang Oost Vlaanderen).

“De licht verzorgende taken dat kan en mag, maar de zwaar verzorgende taken verpleegkundige taken worden niet van hen verwacht. “ (Gastopvang Oost Vlaanderen).

“Wat ze niet mogen doen is medische handelingen, de medicatie wordt genomen voor dat ze naar het gastgezin gaan of iemand moet een insuline – inspuiting hebben, dat wordt geregeld dat de verpleegkundige ofwel aan huis komt voor dat de gast vertrekt, ofwel bij de gastvrouw komt om dat te geven.” (Gastopvang A-B-L).

“Eigenlijk geen zorgen die toegekend zijn aan medisch personeel (daar zijn lijsten van) of verzorgenden. Dat kunnen wij niet doen, bijvoorbeeld niet iemand in bad zetten, tenzij dat de gasten blijven overnachten, maar dat zijn dan zaken die besproken worden. Als zij bijvoorbeeld de ervaring hebben van hun partner gedurende 10 jaar te hebben verzorgd, die incontinent was, om een pamper aan te doen en als zij dat willen en ze hebben die knowhow opgebouwd in die periode, dan kan dat nog net.” (Gastopvang A-B-L).

“Maar als er wat meer zorgen nodig zijn, rond ADL – vaardigheden, of specifieke medische problematiek, dan ga ik die naar een zorgboerderij sturen waar ik van weet dat de vrouw verpleegster is, zodat zij kan inschatten of het allemaal wel klopt. Bij epilepsie of diabetes probeer ik in te schatten hoe ernstig het probleem is en hoe groot de kans is, dat er zich iets voor doet en in welke mate het onder controle is, of er een risico is op de boerderij,… Maar als ik hoor dat er toch wel wat risico’s zijn, dan probeer ik een geschikte match te vinden, zodat er toch wat knowhow ter plekke is.” (Steunpunt Groene Zorg).

“De noodzakelijke medische zorg, die een kind met een handicap altijd krijgt, mag verleend worden, bijvoorbeeld medicatie voor epilepsie die de ouders normaal toedienen, die kunnen door de logeerouders worden toegediend, mits ondersteuning. Ze moeten wel weet hebben van de situatie maar dat is bij de matching zeer belangrijk. Dan is er ook nog een document dat, op de moment dat het kind daar logeert, als er zich dan een acute medische situatie voordoet, dan mogen ze bij het kind acute medische zorg toepassen.” (Pleegzorgdienst Oikonde).

Naast het kunnen wordt ook het willen van de vrijwilliger expliciet bevraagd. In bepaalde situaties overschrijdt de zwaarte van de problematiek de draagkracht van de vrijwilliger en geeft de vrijwilliger duidelijk aan zich onzeker te voelen in de situatie. Deze elementen worden telkens afgetoetst bij alle betrokken partijen, tijdens de matchingsprocedure.

“De kandidate die ze onlangs voorgesteld had aan mij, dat was een te zware situatie. Dat was een vrouw die zou blijven slapen. Dat was te zwaar voor mij want ik moest ze

78

Page 85: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

dan mee helpen uitkleden, in bed leggen, medicatie toedienen,… Ik ga dan niet gerust slapen.” (Gastvrouw Heverlee).

“Als ik nu bijvoorbeeld een suikerpatiënt krijg, als die mensen medicatie nodig hebben, dan zal ik dat wel geven. Ik heb mijn moeder jaren insulinespuiten gezet. Maar ik bedoel enkel pillen en geen spuiten. Maar die zal ik dan wel geven he.“ (Gastvrouw Heverlee).

“Met K. (zorgvrager) moet ik haar helpen met naar toilet te gaan, ik ben daar niet vies van. Ik ben dat allemaal gewoon maar dat iedereen dat wilt doen dat weet ik niet. Daar heb ik mijn vragen over. Een rolstoelgebruiker zou moeilijk zijn.” (Gastvrouw Nevele).

“Ze had iemand anders voor mij, dat was een oudere dame (92 jaar). Ze zou dan van ’s morgens vroeg gekomen hebben om haar dochter te ontlasten. Maar dat zag ik niet zitten. Ik zat met het probleem van, stel dat die dame ziek wordt, ik kan die niet helpen want ik ben zelf al een beetje ouder. Ik zou die dame niet kunnen oprapen bijvoorbeeld. En dan heb ik tegen de coördinator gezegd dat ik dat liever niet zou doen. Alhoewel ik er wel een beetje mee inzat dat ik die dochter wel zou kunnen ontlasten.” (Gastvrouw Heverlee).

Het is ook een opdracht van de inrichtende diensten om de draagkracht van de zorg en/of opvang van de zorgvrager mee te bewaken en hierin mee te helpen grenzen verhelderen, en tijdig te communiceren naar alle betrokkenen.

“Ik kan nog wel een voorbeeld geven dat verband houdt met die regie in handen houden. We hadden een volwassen meisje die gebruik maakte van logeerzorg, maar eigenlijk was het eerder voltijdse pleegzorg geworden, dan logeerzorg. Dit was niet meer langer houdbaar. We zijn hier als dienst duidelijk gaan positioneren dat dit niet de bedoeling is van logeerzorg. Je hoorde ook wel, bij de contacten die ik dan terloops had, van dit is niet zo ‘ok’. De draagkracht wordt teveel op de proef gesteld. Daar hadden we de regie wel strenger in handen, maar het is van situatie tot situatie anders.” (Pleegzorgdienst Oikonde).

79

Page 86: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

3.1.1 Vormingsmogelijkheden

Zowel binnen het initiatief van gastopvang, logeerzorg en de zorgboerderijen zijn er opleidingsmogelijkheden, vaak in de vorm van ervaringsuitwisseling. De opleidingsmogelijkheden zijn nog niet structureel uitgebouwd maar binnen bepaalde organisaties worden deze wel thematisch georganiseerd. De vrijwilligers zelf geven aan vooral nood te hebben aan ervaringsuitwisseling met gelijkgezinden. Vormingen rond bepaalde problematieken en ziektebeelden worden ook ingericht. Vrijwilligers kunnen hier vrijblijvend op intekenen maar worden geenszins verplicht om hieraan deel te nemen.

“De vrijwilligers kunnen ook stages volgen. Maar ik heb dat nog niet kunnen doen omdat ik nog te weinig concrete situaties heb. De nieuwe gastvrouw zal dan eens kunnen meevolgen bij een bestaande gastopvang. Dat is de toekomst, dat ze een inloopstage doen, zoals alle vrijwilligers. Ook een vorm van kennismaking met andere vrijwilligers. We zijn dat ook van plan met daarin een thema bijvoorbeeld handverzorging. Landelijke thuiszorg doet dat al. “(Gastopvang Oost Vlaanderen).

“We geven wel vormingen op de momenten dat zij als gastvrouw/gastheer met onze dienst samenwerken en dat is dan op basis van signalen die we krijgen. Wij hebben vorig jaar de eerste vorming georganiseerd voor de gastgezinnen. Dat was informatie over verzekeringen en ook iets actiefs ‘handmassage’, gegeven door een kinesiste. Die lichamelijke zorg kan wel, omdat dat ook heel ontspannend kan zijn. In 2012 staat het thema ‘humor in de zorg’ en ‘moeilijk gedrag bij cliënten’ op het programma. Dus dat zijn eigenlijk de 2 items die zij mogen volgen. Het zijn nog altijd vrijwilligers dus zij moeten de vormingen niet volgen maar wij stimuleren dat toch wel en proberen hen er toch warm voor te maken.” (Gastopvang A-B-L).

“Zoals we anders verwachten van onze vrijwilligers. Ze moeten ook bereid zijn van een stuk vorming te volgen bij ons, omdat we rond ziektebeelden en EHBO toch wel wat vorming geven. “(Gastopvang West Vlaanderen).

“We hebben ook al een vergadering gehad met alle gezinsvrouwen en daar waren mannen bij ook. Daar hebben we dan nagedacht en uitgewisseld. Dat was heel verrijkend. Dat je is een keer iemand anders hoort, zo van: ‘Hoe vang die dat op?.“ (Gastvrouw Heverlee).

“Eigenlijk niet. Wij bieden wel ervaringsuitwisseling aan maar men is niet verplicht om dat te volgen. Het zou wel kunnen verplicht worden, in het kader van ons protocol. We kunnen daar dwingender in worden, bijvoorbeeld, dat men minstens een keer/jaar iets moet volgen. We geven wel info over problematieken en doelgroepen maar men is vrij om hiernaar toe te komen.” (Steunpunt Groene Zorg).

“De ervaringsuitwisseling lijkt mij dan het nuttigst zo. Een EHBO – cursus niet echt want je weet als ouder ook al wel wat je moet doen. Ze hebben ook hun medicatie maar ze nemen hun pillendoos zelf mee.” (Zorgboer en boerin).

80

Page 87: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

“Ze moeten zeker geen vormingen volgen, ze mogen dat wel doen. Vanuit de dienst PPH hebben we een aanbod. Daar vallen we onder. Maar we geven ook een aanbod vanuit onze dient, het selectiegesprek.” (Pleegzorgdienst Oikonde).

“Op gebied van vorming ten aanzien van pleegouders is er ook een Antwerps overleg platform, die jaarlijks enkele vormingsmomenten organiseren en dit ook dienstoverschrijdend. “ (Pleegzorgdienst Oikonde).

4 Focusgroepen

Tijdens de discussie in de focusgroep werd het merendeel van de onderzoeksresultaten bevestigd. Ter aanvulling, verduidelijking en hier en daar ter correctie zullen in deze tekst een aantal zaken worden neergezet. Per onderzoeksvraag laten we het licht van de focusgroepdeelnemers schijnen op de bevindingen die uiteengezet zijn in de visietekst.

Voor de samenstelling van de focusgroep kozen we voor een multidisciplinaire invalshoek, zo brachten we beleidsmensen, professionele deskundigen en gebruikers van de verschillende zorgvormen samen voor overleg.

4.1 Zwaktes en bedreigingen De moeilijkheden waarmee de diensten gastgezinnen vandaag de dag kampen, worden bevestigd door Vleminckveld Antwerpen, een organisatie die voorheen actief was als inrichtende dienst voor gastopvang in de provincie Antwerpen. Vleminckveld Antwerpen bouwde gastopvang uit op basis van projectsubsidies (2000). Op dat moment was de opvangvorm niet structureel ingebouwd in het woonzorgdecreet, zoals dat nu wel het geval is. In 2006 werden de projectsubsidies stopgezet.

“Vanuit de overheid zagen ze er wel de meerwaarde van in, maar ze gingen hun accenten ergens anders leggen(…)” (Vleminckveld Antwerpen).

Twee jaar later (woonzorgdecreet 2009) besliste de Vlaamse overheid dit toch structureel in te bedden in het woonzorgdecreet.

“Ik denk in 2008, belden ze ons dan op van het kabinet om te zeggen dat het structureel ingebouwd is. Ze vroegen of we daar terug mee van start wilden gaan. Wij hadden als organisatie toen al beslist om het niet meer verder te zetten (…).” (Vleminckveld Antwerpen).

De bekendmakings- en matchingprocedure van Vleminckveld verliep volgens dezelfde structuur en krachtlijnen zoals het momenteel wordt georganiseerd in de overblijvende inrichtende dienst gastopvang, Landelijke Thuiszorg Leuven. Wat betreft bekendmaking werd vooral ingespeeld op de regionale media om potentiële kandidaat(gasten) en kandidaat(gastgezinnen) te zoeken en te informeren over het bestaand initiatief.

“We hebben heel concreet publicaties laten maken en dan in verschillende kranten gastgezinnen gezocht. Uiteindelijk vonden we 15 gastgezinnen en deze werden grondig gescreend. Ik ging langs om te kijken of de woning geschikt was en om na te gaan wat de motivatie was om iemand op te vangen.” (Vleminckveld Antwerpen).

81

Page 88: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

Het uitblijven van media aandacht voor het initiatief halen verschillende partijen aan als een tekortkoming. Het initiatief is te weinig of zelf niet bekend bij het grote publiek en bereikt niet voldoende de potentiële doelgroep, zowel voor vraag als aanbodzijde. In tegenstelling tot het initiatief van gastopvang komt het initiatief van de zorgboerderijen wel op regelmatige tijdstippen in de media. Bekendmaking via verscheidene kanalen en herhaling van de informatiestroom blijkt noodzakelijk om het zorgaanbod blijvend in de schijnwerpers te zetten.

“Het probleem is dat zaken bij een opstart wel eens media – aandacht krijgen maar dat echt terug weg, dat is 1 piek. En je zit in een vicieuze cirkel natuurlijk. Als je niet veel mensen hebt, heb je niet veel verhaal en je kan daar dus niet blijven rond vertellen (…).” (Steunpunt Groene Zorg).

Toch moeten we deze bevinding nuanceren. Hoewel het initiatief van gastopvang een enkele keer ook nieuws maakte binnen de grote mediakanalen, was de respons die hieruit voortvloeide verwaarloosbaar. Een conclusie van de focusgroep is duidelijk: om een initiatief binnen de gemeenschap te laten groeien moet dat initiatief binnen die gemeenschap (lokale omgeving) ontstaan, een omgeving in de zin van het eigen dorp/stad, buurt, wijk… daarnaast moet er ingezet worden op lokale dienstverlening.

“Ik denk eerlijk gezegd, dat als je een wervend effect wil, moet je eerder op de regionale media gaan spelen, diegenen die in de buurt zitten. Want het zijn uiteindelijk de mensen uit de buurt die er moeten geraken, die uw gastgezinnen moeten kunnen zijn. Daar moet je op focussen en dat moet herhaald worden op gezette tijden zodat er continu nieuw bloed binnen komt.” (Anne Van der Gucht, beleidsmedewerker Vlaamse Overheid)

Een ander knelpunt dat zowel vroeger als nu de diensten parten blijft spelen is een falende matching omwille van te grote afstanden die de gast(e) moet afleggen naar het gastgezin. De afstanden waar Vlemickveld het over heeft zijn echter relatief in vergelijking met de afstanden waar het over gaat bij de huidige inrichtende dienst. Landelijke Thuiszorg Leuven heeft 3 erkenningen voor de provincie Antwerpen, Limburg en Vlaams – Brabant, dit heeft als resultaat dat zij zelfs provincie – overschrijdende matchingprocedures opstarten.

“Het grote knelpunt was wel dat de aanvragen voor opvang kwamen van mensen uit de stad Antwerpen en de mensen die opvang deden woonden allemaal in de rand van de stad. Er stelde zich niemand die echt in de stad woonde kandidaat (…).” (Vleminckveld Antwerpen).

De inbedding in een professionele dienst, die al een werking gezinszorg heeft, was een (start)voorwaarde voor de dienst Vleminckveld Antwerpen. Deze voorwaarde is voor de huidige diensten eveneens zo. Het verschilpunt is dat bij Vleminckveld Antwerpen effectief het merendeel van de kandidaten resulteerde uit eigen klantenbestand, in tegenstelling tot de huidige dienst (Landelijke Thuiszorg Leuven) waar dit niet geldt als succesfactor voor het vinden van potentiële kandidaten.

“Wij zijn een dienst voor gezinszorg in het Antwerpse dus wij hadden ook al heel wat cliënteel dat voor dat initiatief openstond. Heel veel van onze gasten waren dus onze eigen gasten.” (Vleminckveld Antwerpen).

Tijdens de focusgroep is tot de vaststelling gekomen dat het zorg- en begeleidingsplan van de diensten gastopvang niet zo gestructureerd is uitgebouwd, in vergelijking met het georganiseerde netwerk van de zorgboerderijen. Waar men bij het initiatief van de zorgboerderij gekozen heeft voor een drie actoren model waarbij de aanmeldings- en matchingsfase gescheiden wordt van de

82

Page 89: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

begeleidingsfase is de medewerker gastopvang verantwoordelijk voor de gehele opstart, organisatie en opvolgingsfase. Enerzijds is dit een sterkte gezien de mogelijkheid tot een geïntegreerde begeleiding, anderzijds vertoont dit model ook een aantal zwaktes en knelpunten. De opvolging van een actieve gast ’situatie gebeurt bijvoorbeeld uitsluitend in de vorm van driehoekgesprekken tussen de medewerker van de dient, de gastvrouw/heer en tot slot de gast(e). Bij privacy – kwesties kan dit leiden tot moeilijkheden en onduidelijkheden over wie het aanspreekpunt is voor beide betrokken partijen (gastvrouw/heer en gast(e)) bij de bespreking van private kwesties.

“P. meldt aan S. Maar deze persoon heeft ook een begeleider. Dit is ook een constructie voor zorgboerderijen. Hoe zit het met begeleiding binnen gastopvang? In welke mate is de begeleider van de dienst gastopvang de persoonlijke begeleider van de gast? Het zou beide moeten zijn, zowel gast als gastgezin begeleiden” (Steunpunt Groene Zorg).

Zoals beschreven in de visietekst is een grote leemte, het gebrek aan een gecentraliseerde overkoepelende organisatie die samenwerking tussen de regionale diensten coördineert en de samenwerking tussen de diensten faciliteert. Steunpunt Groene Zorg beaamt dat hun geïntegreerde werking een succesfactor is voor het verder bestaan én de groei van de formule zorgboerderijen.

“Het is wel zo dat we heel sterk geïntegreerd werken als 1 ploeg en de medewerkers van de verschillende provincies vormen inderdaad 1 team. Ik denk dat dit een verschil is met gastopvang waar je een beetje met het element van verzuiling zit en bovendien ook niet echt een centrale instantie heeft. Je moet van bovenuit ondersteunen he.” (Steunpunt Groene Zorg).

De verzuiling blijkt een gegeven te zijn dat tot op een doorgedreven niveau nog meespeelt in de samenwerking tussen diensten en organisaties. Steunpunt Groene Zorg geeft toe dat de samenwerking met Landelijke Thuiszorg Leuven, de nog reeds bestaande inrichtende dienst van gastopvang, gebaseerd is op een organische groei.

“Doordat gastopvang samenwerkt met de zorgboerderijen, kan het blijven voortbestaan. Maar dat is niet omwille van een schaalvergroting maar dankzij die natuurlijke band (…).” (Steunpunt Groene Zorg).

Een rechtstreeks gevolg van stopzetting van de inrichtende dienst Bond Moyson Oost Vlaanderen is het gebrek aan een structureel samenwerkingsverband tussen betrokken diensten. Hierdoor waren zij in de onmogelijkheid om voldoende matching te organiseren om aan de 3000 uren te komen en op die manier hun werking te kunnen subsidiëren. Een meer geïntegreerde organisatie met een grootschaliger vraag- en aanbod platform zou deze problemen kunnen ondervangen.

“We hebben geen exclusiviteitscontract met jullie want we hebben ook andere diensten die de begeleiding van de hulpboeren kunnen opnemen.”, Dat, was de boodschap die we kregen van Steunpunt Groene Zorg. Aanvankelijk waren we overeengekomen dat men 10 aanvragen per jaar zou doorsturen naar Bond Moyson. Het eerste jaar verliep dat goed, het tweede jaar hebben we geen enkele aanvraag meer gekregen. We zitten nu aan 1000 uren maar na dat gesprek met SGZ, zag de zorgcoördinator het niet meer zitten. We hebben gecommuniceerd aan de directie dat we nooit aan het aantal zorguren zullen komen om de subsidie binnen te halen. Zo is de beslissing tot stopzetting gekomen. De lopende situaties gastopvang worden nu ondergebracht bij oppashulp. Ook de samenwerking met Bond Moyson Oost – Vlaanderen was minimaal. Er was geen sprake van actieve uitwisseling.” (S. D’heygere, medewerker Bond Moyson Oost Vlaanderen, persoonlijke communicatie, september 2013).

83

Page 90: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

4.2 KansenEen gemeenschappelijk spoor tussen Vleminckveld Antwerpen en de huidige inrichtende dienst Landelijke Thuiszorg is dat de zorgverleners (gastvrouwen en gastheren) vaak enige ervaring in de zorgsector hebben.

“Die mensen die zo’n kortverblijf organiseerden, hadden we al heel veel ervaring in de zorgsector. Twee ervan zijn vroeger verpleegkundige geweest en waren net op pensioen en die hadden de plaats om iemand te laten overnachten. Die twee gezinnen waren voordien ook mantelzorgen (…).” (Vleminckveld Antwerpen).

De uitbreiding van een netwerk van diensten in de ouderensector en de inzet van dienstencentra als partner zou een succesformule kunnen vormen. De inzet op community building ingericht door lokale dienstverlening centra zou kunnen op ingezet worden.

“Er zou samenwerking met dienstencentra moeten zijn. Op echt buurtniveau en met een buurtmanager.” (Gaby Jennes).

“(…) Zorgvernieuwingsprojecten.. In rurale omgeving… Meestal getrokken vanuit de OCMW’s. Ze gaan langs bij oudere mensen (buur op het erf, zorgbuur). Community building vertrekt vanuit een groter netwerk.” (Anne Van der Gucht, beleidsmedewerker Vlaams Overheid).

Het activatieprincipe op de zorgboerderij is geconcretiseerd en duidelijk voor zowel aanbieder als zorgvrager: de zorgboer (bege)leidt de hulpboer in, in het leven en werken op de boerderij. Hierbij houdt hij rekening met de mogelijkheden en beperkingen van de hulpboer, die verheldert worden tijdens matchingprocedure en doorheen het proces, in samenspraak met de begeleidende dienst(en). De ‘activiteit’ bij gastopvang is niet zo welomlijnd omschreven en blijft voor een groot stuk oningevuld. Dit is ook niet de kern van de zaak. Het belangrijkste kenmerk en voornamelijk ook de troef van gastopvang is de huiselijke sfeer en de eenvoud van elke dag. Het kan dan ook niet de doelstelling worden om een activiteitenplan op te stellen en te doorlopen met de aanwezige gast(e). Toch kan de mogelijkheid tot het meer doelgericht bezig zijn, een houvast bieden voor potentiële kandidaat – gastvrouwen/heren en gasten. Op die manier wordt de ‘wederzijdsheid’ in de relatie duidelijker alsook het doel waarvoor gastvrouw/heer en gast(e) samen komen. De vraag naar welk soort activering dan voorop moet staan is open voor discussie.

“Je moet ook geen gestructureerde planning bekomen. Babbelen is soms voldoende.” (Vleminckveld Antwerpen).

“Een boer kan ook een gastgezin zijn, maar een zorgboerderij is toch meer activiteit. Daarin is er dus een verschil met zorgboerderijen. Activeren is hierbij de doelstelling.” (Steunpunt Groene Zorg).

“Okra wil volk krijgen voor zijn activiteiten. Een aantal activiteiten moeten uitgevoerd worden om subsidies te behouden. Men moet gastopvang koppelen aan creatieve activiteiten.” (Sabien Van Rampelberg, KAHO Sint Lieven)

“Als we denken aan activering in het kader van ouderen, aan wat voor soort activering denken we dan?” (Gaby Jennes)

“Ik denk dat het activeringselement mobiliseren werkt. Meer mensen zouden de stap zetten als daar de klemtoon op wordt gelegd.” (Steunpunt Groene Zorg)

84

Page 91: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

Een mogelijk denkspoor om tot een verdere uitbouw van een kandidaten – pool te komen is meer inzetten op personen die al een engagement als vrijwilliger opnemen binnen de organisatie. Door hun vertrouwdheid met enerzijds de inrichtende dienst en het vrijwilligerschap en door anderzijds hun ervaring met de doelgroep, zou de drempel tot het opnemen van een initiatief als gastheer of gastvrouw kunnen verkleinen. Het betekent in ieder geval een stapsgewijzer verhaal.

“Eigenlijk, wat we tot hiertoe nog niet hebben geprobeerd is om de vrijwilligheid van de oppashulpen, die eigenlijk vrij talrijk zijn, om die mensen de eerste stap te laten zetten. Dan moeten de mensen niet ontvangen worden bij hen thuis, want dat is toch een drempel. En dan wanneer het die mensen bevalt, opperen dat ze niet altijd langs moeten gaan maar dat ze de gast(e) ook eens bij hun thuis kunnen uitnodigen.“ (Gastopvang A-B-L).

Zoals al aangehaald in de visietekst zou een betere vergoeding en het voorzien van een statuut van gastvrouwen en heren een positieve evolutie kunnen betekenen voor gastopvang. Toch werden hier door de focusgroepleden een aantal kanttekeningen bijgeplaatst. Het is niet de bedoeling om te gaan concurreren met dienstencheques (7 euro/cheque). Het blijft hier gaan om een statuut op basis van vrijwilligheid.

“Ik krijg 7,5euro per keer. Ik vind dat men rekening moet houden met onkosten als je iets met de persoon wil doen. Als ik bijvoorbeeld een gebakje koop, dan is dat geld al op. 10 euro zou beter zijn.” (Gastvrouw Heverlee).

“Ik wil waarschuwen voor de vraag naar een statuut, dat er geen nieuw statuut gemaakt wordt zoals bij kinderopvang. Er moet nagedacht worden over wat men voorstelt.”(Gaby Jennes)

Hiermee kunnen we concluderen dat het bestaan van de zorgvorm gastopvang onzeker is gezien de vele moeilijkheden waar het initiatief mee kampt. Aan de andere kant zijn er ook veel verbetering sporen die de formule, in een andere of vergelijkbare vorm, kunnen laten verder bestaan.

85

Page 92: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

5 Conclusies

We presenteren een aantal overschouwende conclusies. We maken een onderscheid tussen conclusies die uit de onderzoeksresultaten voortvloeien, en (beleids)aanbevelingen die we op basis van de resultaten denken te kunnen maken.

1) Een eerste conclusie is dat, ondanks de moeilijkheden waarmee de diensten gastopvang kampen, de onderliggende visie van gastopvang zowel in literatuur als op basis van interviews en observaties als zeer waardevol wordt beoordeeld. Gastopvang is een duidelijk voorbeeld van community care: hulp, ondersteuning, aandacht en opvang in de eigen omgeving. Het is en blijft een heel aantrekkelijke, tijdelijke (semi-)residentiële informele opvangmogelijkheid voor licht tot matig zorgbehoevende mensen. Net als bij het aanbod op de zorgboerderijen en tijdelijke vormen van pleegzorg voelt de zorgboehoevende zich er thuis, omdat de sfeer informeel is. Ook al is de afstand tot de eigen woning wat groter, toch kan gastopvang een ‘thuis’plaats bieden, die verstaan wordt onder ‘ageing in place’.

2) Gastopvang is geen volledig alternatief voor residentiële woonzorg, maar wel een mooie aanvullende tussenvorm op het continuüm tussen thuiszorg en professionele (semi-) residentiële zorg, bv. in dagverzorgingscentra. Het kan ingezet worden als respijtzorg, maar door het weinig gebruik van de mogelijkheid tot nachtopvang (dit is ook zo in Wallonië) door de gasten, is dit nog geen volwaardige optie.

3) Gastopvang is als vrijwillige zorgvorm bedreigd in haar voortbestaan. Het moeilijk samenbrengen van vraag en aanbod in een aanvaardbaar grote regio is de belangrijkste oorzaak. Zowel aan vraag- als aan aanbod zijde bemoeilijken verschillende factoren het matchingsproces. Aan aanbodzijde moet zeker gedacht worden aan een nog betere waardering voor de vrijwilliger. Naar analogie met het statuut van pleegouder of meer recent mantelzorger, moet de gastvrouw- of heer een aantal extra fiscale of sociale voordelen kunnen genieten. In een context waarin vrijwilligers moeilijker te engageren zijn voor duurzame engagementen kan ook een betere financiële tegemoetkoming helpen. In vergelijking met het initiatief van de zorgboerderijen zien we dat zorgboeren een statuut bezitten en gesubsidieerd worden met een vergoeding die merkelijk hoger is dan de vergoeding die de gastheer of gastvrouw krijgt. De vrijwilligersvergoeding voor gastopvang is vaak zelfs niet onkosten dekkend. Slechts een kleine verhoging van de vrijwilligersvergoeding zou de gast ’situatie comfortabeler maken. Men moet steeds het woord ‘onkostenvergoeding’ gebruiken, want een prestatievergoeding is bij vrijwilligers zeker niet aan de orde. Het is ook niet hun vraag, noch de reden waarom ze het doen. Maar er is nog een redelijke marge om de vergoeding op te trekken. Aan vraagzijde dient het aantal kandidaten omhoog, en dit kan enkel door een betere bekendmaking. Een bescheiden marktstudie toont aan dat gastopvang nog veel te weinig gekend is onder het grote publiek.

4) Het aantrekken en investeren in vrijwilligers kan beter. Eerst en vooral dienen de diensten meer durven investeren in een vrijwilligerspool van kandidaat gastheren -en gastvrouwen.

86

Page 93: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

Met de huidige evoluties op vlak van combinatie werk-privé, is een actieve recrutering bij mensen met zorgberoepen die het werk achter zich hebben gelaten, een te onderzoeken piste. Na de wervingsprocedure is het belangrijk om vrijwilligers te blijven binden aan de organisatie zodat deze geïnspireerd en gemotiveerd blijven. Dit kan op verschillende manieren: een tijdelijke andere dienstverlening voorstellen, zoals oppashulp, bv. wanneer er geen kandidaat gasten zijn voor gastopvang, een activiteit met andere gastheren- of vrouwen, een evenement waar de vrijwilligers mee kunnen werken aan recrutering of bekendmaking.

5) De kwaliteiten en competenties van vrijwilligers en professionals zijn complementair. Waar de professional kan ingezet worden bij de ondersteuning van personen met zwaardere zorgbehoeften heeft de vrijwilliger alle troeven en kwaliteiten in handen om minder intensieve zorgvragen aan te pakken. Het biedt (re-) activering, beperkte verzorging, gezelschap, toezicht of ADL- begeleiding in een thuissituatie door vrijwilligers die een tijdelijk engagement aangaan. Tot het begeleiden bij activiteiten van het dagelijkse leven, zonder inbegrip van eventuele medische zorgen, is de vrijwilliger perfect in staat. De ondersteuning van de professionele dienst is hierin noodzakelijk om een grondige matching te maken tussen vraag- en aanbodzijde. Zij dienen de zorgbehoevendheid objectief in te schatten vanuit het perspectief van de draagkracht en expertise van de vrijwilliger.

6) Alle bevraagde diensten hebben vanuit een jarenlange ervaring en vanuit een grote professionaliteit hun werking uitgebouwd, of trachten uit te bouwen. Toch durven we stellen dat een andere organisatie van het gehele Vlaamse aanbod mogelijks tot een succesvollere formule zou kunnen leiden. Een centraal onafhankelijk (steun)punt dat fungeert als een coördinatiecentrum waar alle vragen binnenkomen, centraal worden behandeld, en waarna regionale en/of lokale organisaties worden ingeschakeld om de begeleiding op te nemen, is een mogelijk denkspoor. Het Steunpunt Groene Zorg werkt vanuit een 3 – actorenmodel dat een voorbeeld kan zijn voor een werking gastopvang. We zien alle Vlaamse gezins- en thuiszorgdiensten als mogelijke begeleidende partners in het aanbod van gastopvang.

7) We geloven dat de kracht van vrijwillige gastopvang zich toont in de kwaliteit van de één-op-één begeleiding en het zeer kleinschalige karakter. In een professionele opvangsituatie is dergelijke één-op-één begeleiding heel wat moeilijker, zoniet onmogelijk. De onderzochte vormen van vrijwillige opvang hebben dit als voordeel tegenover andere informele opvangvormen waarin toch één of andere vorm van collectiviteit aanwezig is (bv. CADO). De potentie tot de uitbouw van een langdurig(er) karakter waarin zorgvrager en zorgaanbieder een soort van vertrouwensband creëren is een unicum in de zorg voor ouderen/zorgbehoevende personen in onze samenleving.

87

Page 94: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

6 Literatuurlijst

Ampe, N. (2008). Invloed van de zorg op het gezin binnen de zorgboerderij. Niet – gepubliceerde masterproef, Katholieke Universiteit Leuven.

Beleidsbrief Welzijn, Volksgezondheid en Gezin 2010-2011, Parl. St. Vl. Parl. 2010-11, nr. 762/1,28. Boldy, D., Davey, M., & Crouchley, K. (2005). Host Family respite: description and assessment of a

program. Australasian Journal of Ageing, 24(2), 94 – 97.Callens, L. (2012). Kom binnen, zorgbuur! Vrouwen met vaart, 1, 23-26.De Witte, N, Smetcoren, A.-S., De Donder, L., Dury, S., Buffel, T., Kardol, T., & Verté, D. (2012). Een

huis? Een Thuis! Over Ouderen en wonen. Brugge: Vandenbroele. Declercq, A., Van Audenhove,C., Mello, J., & Demaerschalk, M., e.a. (2007). Stapstenen naar

kleinschalig genormaliseerd wonen. Leuven: Lucas. Decreet van 13.03.2009 betreffende het Woonzorgdecreet.Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. (2011). 60-plusgids: gids voor wie het pensioen

nadert of bereikt heeft. Emmery, K., Luyten, D. & Jennes, G. (2010). Samenwonen in het gezinsbeleid. Hoger Instituut voor

Gezinswetenschappen, Brussel. Fjeldavli,E. (2006). The lay beliefs about Farming for health. In J. Hassink & M. Van Dijk ‘Eds.),

Farming for health. Green – Care farming across Europe and the USA (pp. 73-90). Dordrecht: Springer.

Geeraert, G. (2009). Het woonzorgdecreet in de praktijk: De zorgende kracht van een rijhuis. Weliswaar, 88 (juni-juli), Geraadpleegd op 12 september 2009, http://www.weliswaar.be/modulefiles/magazines/88-armoede-en-leren/pdfs/het-woonzorgdecreet-in-de-praktijk.pdf.

Goris,K. & Wenckhuysen,H. (2006). Farming for health – the situation in the Flanders. In J. Hassinck & M. Van Dijk (Eds.), Farming for health. Green – care farming across Europe and the USA (pp. 181-192). Dordrecht: Springer.

Holm, S., & Ziguras, S. (2003). The host- homes program: an innovative model of respite for carers of people with dementia. Australasian Journal on Ageing, 22(3), 141 – 145. DOI: 10.1111/j.1741-6612.2003.tb00485.x

Jaarverslag Steunpunt Groene zorg (2011). Geraadpleegd op 20 juni 2012, http://www.groenezorg.be/Portals/0/docs/algemeen/Jaarverslag%20SGZ%202011.pdf

Kenniscentrum Woonzorg Brussel (2012). Wonen zonder zorg(en). 10 woonvormen om over na te denken. Brussel: Auteur.

Maertens,G. & Speecke,W. (2002). De Sleutel: De haalbaarheid van zorgboerderijen in Vlaanderen. Merelbeke: De Sleutel.

Morée, M. (2005). Logeren biedt respijt. Adempauze voor mantelzorgers. Utrecht: Expertisecentrum Informele Zorg.

Oikonde Antwerpen (2010). Opvolging van de NGT-projecten-2010. Dossier 56. Plemper,E. & Van Vliet,K. (2003). Community care: de uitdaging voor Nederland. In RMO (2002). De

handicap van de samenleving. Over mogelijkheden en beperkingen van community care (pp. 59-164). (No. 02/09). Zoetemeer: De Longte Dordrecht.

Roossens, E. & Van de Walle, L. (2007). Geel revisited. After centuries of mental rehabilitation. Antwerpen – Apeldoorn: Garant.

Sociale landkaart: informatiewijzer Federale en Vlaamse voorzieningen. (2011). Brugge: Vandenbroele.

Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (2008). Gestippeld wonen en harmonicawonen. Gemeenschappelijke woonvormen. Rotterdam: Auteur.

88

Page 95: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

Van Damme, B. & Winters, S. (2002). Ouder worden in de stad: Op zoek naar toekomstgerichte modellen voor wonen en zorg in de Leuvense binnenstad. Leuven: Hoger instituut voor de arbeid.

Van Damme, B., Van de Cloot, I. & De Vos, M. (2010). Het grijze goud. Hoe babyboomers van ouderenzorg een succesverhaal kunnen maken. Roularta Books.

Vogels, M. (2009). Regelgeving in het welzijnswerk. Leuven: Lannoo. Voorstel van decreet van 7.05.2012 betreffende het pleegzorgdecreet. Gezien op 15 januari, 2012,

op http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2011-2012/g1597-1.pdf

89

Page 96: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

7 Bijlage : Matrix overzicht woon- en zorgvormen

Om de eigenheid van gastopvang te laten zien stelden we een tabel op met daarin de verschillende woon(zorg)vormen in het Vlaamse zoon en (zorg)landschap. Het woorddeel ‘zorg’ is tussen haakjes geplaatst omdat bij sommige vormen de klemtoon meer ligt op wonen, al dan niet aangepast aan de mogelijkheden van de oudere (levensbestendig wonen), dan op zorg. We kunnen een onderscheid maken tussen ‘zorg zonder verblijf’ en ‘zorg met verblijf’. De invulling van de zorg kan echter heel ruim opgevat worden. De doelstelling van de tabel is het in kaart brengen van de verschillende woon- en zorgmogelijkheden van ouderen in onze samenleving. Het wil vooral helderheid scheppen in de verschillen en gelijkenissen van ‘gastopvang’ ten opzicht van de ander initiatieven en daarbinnen de eigenheid van gastopvang proberen duidelijk te maken. We maken een onderscheid op basis van de volgende criteria: locatie, soort zorg, doelgroep, toegankelijkheid, profiel zorgverleners, tijdstip en duur.Het is belangrijk om vooraf even stil te staan bij de manier waarop de matrix geïnterpreteerd dient te worden.

1) De matrix biedt geen exhaustieve lijst. In de categorie niet-erkende residentiële zorg en niet-erkende ambulante zorg zijn slechts op exemplarische wijze de meest voorkomende woon(zorg)vormen opgenomen.

2) Het landschap van de woonzorg in Vlaanderen wordt bepaald door enerzijds de residentiële zorg en anderzijds de semi – residentiële en ambulante zorg. De horizontale lijnen in de matix verwijzen naar dit onderscheid.

Categorie 1: LocatieIn de categorie locatie wordt een onderscheid gemaakt tussen 4 groepen: de verblijfswoning van de cliënt, de verblijfswoning of aangrenzende woning van de zorgverlener, de institutionele omgeving en een restgroep ‘andere’. De grens tussen een verblijfswoning van de cliënt en een institutionele omgeving is in sommige gevallen moeilijk te definiëren en voor interpretatie vatbaar. Het categoraal indelen van de opname in een woonzorgcentrum en de keuze voor een assistentiewoning is niet eenvoudig en voor discussie vatbaar. Beiden zouden zowel kunnen ondergebracht worden in de categorie verblijfswoning als in de categorie instituut. Veel heeft te maken met een subjectief aanvoelen van de cliënt zelf: wat definieert zijn thuisgevoel? Uiteindelijk hebben we ons laten leiden door het principe van de ‘vrije keuze’. Het verhuizen naar een assistentiewoning indiceert dat personen nog in staat zijn om zelf deze keuze te maken en hun leven op een relatief zelfstandige manier in te richten. Opname in een woonzorgcentrum, is vaak een laatste verblijfplaats waar personen geconfronteerd worden met de eindigheid van het leven. Hoewel ‘de vrije keuze’ geen sluitend principe is, zien we in literatuur toch vaak bewijs voor het gegeven dat het kiezen voor een woonzorgcentrum een laatste en niet meer te ontlopen optie is. Vandaar de redenering ‘een gedwongen keuze’ kan nooit leiden tot een volwaardig substituut van wat ooit een ‘thuis’ was.

Categorie 2: Soort ZorgIn de categorie soort zorg wordt een onderscheid gemaakt tussen 7 groepen: intensieve zorgen; psychosociale, pedagogische ondersteuning en begeleiding; praktische en huishoudelijke hulp; poetshulp; medisch – verpleegkundige zorg; persoonsverzorging en revalidatie. De literatuur is niet eenduidig. Het soort zorg dat kan geboden worden in een bepaalde (woon)zorgvorm is een vaag gegeven. Verregaande uitspraken hebben weinig zin daar het soort zorg

90

Page 97: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

dat verleend wordt zeer sterk afhankelijk is van degene die de zorg verleent, en voor een deel individueel bepaald is. Er is bewust niet gekozen voor de term ADL (activiteiten van het dagelijkse leven), dit om een onderscheid te kunnen maken tussen praktische & huishoudelijke hulp en persoonsverzorging.

Categorie 3: DoelgroepDe voorgaande categorie soort zorg is onlosmakelijk verbonden met de doelgroepen die in aanmerking komen voor deze of gene zorgvorm. Deze categorie is voornamelijk gebaseerd op de KATZ – schaal5 omdat het eerste selectiecriterium ‘ouderdom’ vormt. Het uitgangspunt is wonen en zorg voor de oudere volwassene, dit aangevuld met specifieke doelgroepen (volwassenen met een zorgvraag).

Categorie 4: Toegankelijkheid In de categorie toegankelijkheid wordt een onderscheid gemaakt tussen 2 groepen: een woon(zorg)vorm waar men leeftijdsgrenzen voorop stelt en een waar men geen leeftijdsgrenzen voorop stelt. Vaak geeft men een indicatie voor de minimale leeftijd tot toegankelijkheid, toch is het geen sluitend gegeven. Mits motivatie kan vaak afgeweken worden van de vooraf vastgestelde leeftijdsgrenzen.

Categorie 5: Profiel ZorgverlenersIn de categorie zorgverleners wordt een onderscheid gemaakt tussen 2 groepen: professionelen en (vergoede) vrijwilligers. De mantelzorgers vormen een onmisbare groep, voornamelijk in de ambulante zorg. Het ontlasten van de mantelzorger vormt vaak één van de kerndoelstellingen bij de keuze voor ambulante zorg. Als men beroep doet op vrijwilligers, gaat het in elk van de gevallen over vergoede vrijwilligers. Er zijn twee kostenvergoedingssystemen: vaste (forfaitaire) kostenvergoeding en een variabele kostenvergoeding (bv. kilometervergoeding). De variabele kostenvergoeding is onbegrensd (geen buitensporige bedragen). Er gelden bovengrenzen voor de vaste kostenvergoeding. De bovengrens van de onkostenvergoeding per dag bedraagt maximum €30,22. De bovengrens van de onkostenvergoeding per jaar bedraagt maximum €1.208,75(http://www.vrijwilligersweb.be/wetgeving.htm#verg, geraadpleegd op 15 juni 2012). 6

Categorie 6: TijdstipIn de categorie tijdstip wordt een onderscheid gemaakt tussen dagopvang en nachtopvang.

Categorie 7: DuurDe categorie opnameduur is wederom nauw verweven met de voorgaande categorie tijdstip. Het gaat om een opname van ‘beperkte duur’ of ‘onbeperkte duur’. Hiermee wordt vooral verwezen naar vormen waar eerder ‘zorg’ dan ‘wonen’ centraal staat. Het is tevens een belangrijke parameter bij de focus op gastopvang, waarbij bepalingen bestaan rond tijd- en duurafbakening, maar waarbinnen flexibiliteit nagestreefd wordt.

5 Meer informatie over de indeling in categorieën, zoals bepaald door de KATZ- schaal, is opgenomen in de bijlagen. 6 De hierboven vermelde bedragen zijn gekoppeld aan de spilindex die van toepassing is op 1 januari 2009.

91

Page 98: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

Locatie Soort zorg Doelgroep Toegankelijkheid Profiel zorgverleners Tijdstip DuurVC VZ I A IZ PPO&B PHH PH MVZ PV I &D R C(a) C(b) C(c) C(o) C(Cd) G&A PMH PsP ChZ PVS GLG LG (*1) P (V)V M BD OD

Semi residentiële zorg

Gastopvang X X X X X X X X X X X X X X

Zorgboerderijen X X X X X X X X X X X X

PleegzorgFormule Logeeropvang

X X X X X X X X X

Dagverzorgingscentra X X X X X X X X X (3*) X X X(*4) X

Centra voor kortverblijf X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X(*3) X X X X(*5)

CADO x x x x x

Niet erkende residentiële zorg

Groepswonen Centraal wonen

X X X X X X X X X

Groepswonen Cohousing

X X X X X X X X X

Groepswonen Abbeyfieldhuizen

X X X X X X X X X

Groepswonen Gestippeld wonen & Harmonica wonen

X X X X X X X X X

Zelfstandig wonen met zorg Kangeroewonen & Duplexwonen

X X X X X(*2) X X X X

Zelfstandig wonen met zorg Kleinschalig genormaliseerd wonen

X X X X X X X X X X X X X X

Woongemeenschap Woongroep van ouderen

X X X X X X X X X X X X

Niet erkende semi residentiële zorgCentra voor herstelverblijf X X X X X X X X X X X X X X X(6*)

Ambulante zorg

Gezinszorg en aanvullende thuiszorg

X X X X X X X X X X X X X X X X X X X

Dienst voor logistieke hulp X X X X X X X X X X X X X X X X X

Thuisverpleging X X X X X X X X X X X X X X X X X X

Vereniging voor mantelzorgers en gebruikers

X X X X X X X X X X X X X X X X

Diensten voor oppashulp X X X X X X X X X X X X X X

Regionale dienstencentra X X X X X X X X X X X X X X X X X X

Lokale dienstencentra X X X X X X X X X X X X X X X X

Dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds

X

Vereniging voor mantelzorgers en gebruikers

X X X X X X X X X X X X X X X X

Alternatieve ambulante zorg

Gezelschapsdiensten X X X X X X X X X X X X X

Zorgburen X X X X X X*7 X X X

92

Page 99: €¦ · Web viewSinds 20 juni 2012 werd in het Vlaams Parlement het intersectoraal decreet op de pleegzorg goedgekeurd. Dit decreet zal in werking treden vanaf 1 juli 2013. In onderstaande

7.1.1.1.1 Legende

*1: Mits motivatie kan afgeweken worden van de vooraf vastgestelde leeftijdsgrenzen*2: Toegankelijk vanaf 60 jaar. (voor een echtpaar moet minstens één van beiden 60 jaar zijn)*3: Leeftijdsgrens is bepaald op 65jaar of ouder*4: In acute situaties kan een erkend dag verzorgingscentrum ook nachtopvang aanbieden.*5: In een CKV kan iemand opvangen voor maximaal 60 opeenvolgende dagen en maximaal 90 dagen per jaar. *6: Maximum 60 dagen*7: De doelgroep bestaat uit senioren (65+) die in plattelandskernen wonen.

Locatie

VC: Verblijfswoning van de cliënt VZ: Verblijfswoning of aangrenzende woning van de zorgverlenerI: Institutionele omgevingA: Andere

Soort Zorg

IZ: Intensieve zorgenPPO&B: Psychosociale en Pedagogische ondersteuning en begeleiding: gezelschap en activering, aanspreekpunt, doorverwijsfunctiePHH: Praktische & Huishoudelijke hulp: koken, wassen, strijken, schoonmaken in beperkte matePH: poetshulpMVZ: Medisch – verpleegkundige zorgPV: Persoonsverzorging: wassen, aankleding, persoonlijke hygiëne R: Revalidatie

Opmerking: Er is bewust niet gekozen voor ADL (activiteiten dagelijkse leven om een onderscheid te kunnen maken tussen PHH en PV)

Doelgroep

C(a): Ouderen met A – profiel (KATZ – Schaal)C(b): Ouderen met B – profiel (KATZ – Schaal)C(c): Ouderen met C – profiel (KATZ – Schaal)O(o) Ouderen met O – profiel (KATZ – Schaal)C(CD); Ouderen met CD – profiel (KATZ – Schaal) G&A: Gezinnen & AlleenstaandenPMH: Personen met een handicap PsP: Psychiatrische patiënten ChZ: Chronisch ziekenPVS: Permanent vegetatieve status (coma patiënten)

ToegankelijkheidGLG: geen leeftijdsgrenzenLG: Leeftijdsgrenzen

Profiel zorgverlenersP: Professionelen(V) V: Vergoede vrijwilligersM: Mantelzorger

Tijdstip:

: Dagopvang

: Nachtopvang

DuurBD: Beperkte duurOD: Onbeperkte

93