tentamens.weebly.comtentamens.weebly.com/uploads/3/8/0/5/38058639/nu_… · Web viewJe start met...

50
Marketing-communicatie De 4 P’s Bij marketing-communicatie gaat het om de P van Promotie. Productlevenscyclus: 1. Introductiefase: consumenten kennen het product niet. Functionele en essentiële kenmerken worden gecommuniceerd. 2. Groeifase: er komen steeds meer vergelijkbare merken op de markt. Communicatie-uitgaven zijn hoog door toenemende concurrentie. Marketingcommunicatiedoel: realiseren van merkvoorkeur en stimuleren van herhalingsaankopen. 3. Volwassenheidsfase: vraag naar product stagneert en groei van omzet neemt af. Onderhouden van bereikte niveau bekendheid en voorkeur. 4. Eindfase: daling van omzet en winst. Voor communicatie wordt nog maar weinig uitgegeven en er zijn in veel gevallen forse prijskortingen.

Transcript of tentamens.weebly.comtentamens.weebly.com/uploads/3/8/0/5/38058639/nu_… · Web viewJe start met...

Marketing-communicatie

De 4 P’s

Bij marketing-communicatie gaat het om de P van Promotie.

Productlevenscyclus:1. Introductiefase: consumenten kennen het product niet. Functionele en essentiële kenmerken worden gecommuniceerd.2. Groeifase: er komen steeds meer vergelijkbare merken op de markt. Communicatie-uitgaven zijn hoog door toenemende concurrentie.Marketingcommunicatiedoel: realiseren van merkvoorkeur en stimuleren van herhalingsaankopen.3. Volwassenheidsfase: vraag naar product stagneert en groei van omzet neemt af. Onderhouden van bereikte niveau bekendheid en voorkeur.4. Eindfase: daling van omzet en winst. Voor communicatie wordt nog maar weinig uitgegeven en er zijn in veel gevallen forse prijskortingen.

Marketingcommunicatie: de consument tot (meer/weer) aankopen aanzetten.

Beperkingen van stadia aankoopmodel: stadia worden niet altijd/in deze volgorde verlopen.

1. Producten met lage betrokkenheid (fast moving consumer goods – elke dag vakken vullen)Consument verdiept zich niet erg in het product, dagelijks of wekelijks gekocht, of doet een probeeraankoop.

2. Producten met hoge betrokkenheid: Hier is de consument wel bereid lang na te denken en zich goed te informeren over de aankoop en worden de stadia eerder doorlopen. Bv auto, wasmachines etc.

Pushstrategie: een product/merk wordt door een kanaal naar afnemers ‘geduwd’. Het wordt zo sterk door de producent gepromoot bij winkeliers en vakhandel dat ze besluiten het te bestellen.Pullstrategie: een organisatie richt zich rechtstreeks tot de uiteindelijke consument. Creëren van merkvoorkeur en de vraag naar product opwekken.

4 Fasen bij het maken van een communicatieplan:

Onderdelen basis-communicatieplan:

2 soorten marketingcommunicatie1. Thema – above the LINE ATL: richt zich op het opbouwen van imago en het creëren van positieve associaties met het merk.Doel: de merkbekendheid en de merkvoorkeur vergroten en het imago verbeteren.2. Actie – below the LINE BTL: richt zich op direct stimuleren van de aankoop.Doel: realiseren van probeeraankopen en directe omzetverhoging.

Branding: het consistent, coherent en continu uitdragen (zenden) van de (gewenste) merkidentiteit. De brand essence en values zijn – als het goed wordt gedaan – te herkennen in de brand experiences als een eigen stijl.Ook wel: corporate identity.

Een goede positionering leidt tot een duidelijke en onderscheidende plaats van het merk in het perspectief van de consument ten opzichte van de concurrentie.Bij (her)positionering gaat het om het vinden van een match tussen identiteit, relevantie en onderscheid.

Meerdere opties zijn goed(Positionering komt tot stand door het onderzoekswerk van de strategic director / brand planner in een consumer research afdeling of agency planning afdeling.)

Af te leiden uit (onderzoeks-)vragen als….- Wat belooft de organisatie als afnemer?- Wat is het onderscheidende voordeel?- Waarom kopen andere consumenten dit merk?- Welke waarden zijn verbonden aan het merk? Een goede propositie overtuigt, is onderscheidend en geloofwaardig.

Personality/Voice/tone and manner: Afhankelijk van de positionering van het merk in vergelijking met de concurrenten.

Na doorlopen van het proces voor het ontwikkelen van een plan:

Uiteindelijk behaald resultaat: strategische reclame-uitingen in betaalde of niet-betaalde media.

Gekozen positionering is meestal zichtbaar in de reclame:1. Informationele positionering2. Transformationele positionering3. Tweezijdige positionering4. Uitvoeringspositionering

Transformationele positionering: merk positioneert zich in een- Lifestyle- Emotie- Waarde

Tweezijdige positionering: bv. ‘Leef met heel je hart’ heeft de waarden:- Genieten = lifestyle van levensgenieten- Gezonde eigenschappen van het product = cholesterol verlagend, beschermt het hart.

Uitvoeringspositonering: je onderscheiden door de opvallende uitvoering van de campagne. Bv. storytelling van Axe.

Adviseren.

Stappenplan adviestraject:

Oriëntatie: start voor het eerste gesprek.Voor het gesprek met de opdrachtgever orienteer je je op twee zaken:- Organisatie en/of merk- Trends en ontwikkelingen in de sector – Inspiratiekompas VOORT

Intakegesprek: weet wat de opdrachtgever wil. Twee doelen1. Kennismaking opdrachtgever: opbouwen relatie2. Informatie verzamelen goed luisteren

Briefing: op 3 niveaus1. Algemene briefing: geeft informatie over de structuur van de organisatie, de cultuur, de gewenste identiteit en het gewenste imago. Ze geeft achtergrondinformatie over de organisatie.2. Marketingbriefing: geeft informatie over de omzet, de positionering, de gekozen marketingstrategie en het merkenbeleid.3. Communicatiebriefing: omschrijft de uiteindelijke opdracht en geeft randvoorwaarden, zoals tijd en budget.

Probleemanalyse besteedt hier veel tijd aan.- Is het probleem wel met communicatie op te lossen?- Wat is het probleem?- Wat is intern al aan het probleem gedaan?- Waarom is het probleem nog niet opgelost?- Verwachtingen zijn, de hoop is dat

Plan van aanpak: DEBRIEF: hierdoor krijgt de opdrachtgever inzicht in het project, de fasering, de outputmomenten en het eindresultaat.

Oplossingen vinden:

Advies verleid de klant en verkoop advies- Ken je kwaliteiten- Wees assertief en proactief- Verras de opdrachtgever

Afronding:- Draag al het relevante materiaal over- Voer je afrondende gesprekken met betrokkenen en met de opdrachtgever- Zorg voor een goed overdrachtsdocument.- Geef duidelijk de vervolgstappen aan

OrganiserenDe samenwerking van marketeers met externe bureaus- Reclamebureau- CommunicatiebureauOm goed samen te werken met een bureau, moet je weten hoe zo’n organisatie in elkaar steekt.

Reclamebureaus richten zich met name op marketingcommunicatie en activatie.

Communicatiebureaus richten zich met name op corporate- en interne communicatie.

Bureauselectie

Marketinginnovatie de meest succesvolle campagnes die reclamebureaus maken breken met de conventies.

Online communicatie Een voordeel van online communicatie is dat doelen relatief gemakkelijk te koppelen zijn aan meetbare Key Performance Indicators (KPI’s).

SEARCH ENGINE OPTIMIZATION = SEO is er om een webpagina hoog te laten scoren in

de gratis zoekresultaten van een zoekmachine.

= SEA is het gericht adverteren in zoekmachines

Reclame: bij reclame koopt organisatie ruimte. Bijv. in een blad, op een billboard, een blog of website, of zendtijd op radio of televisie.

Soorten reclame:Collectieve reclame: Aanbieders in een branche of bedrijfstak ontwikkelen samen één campagne. Combinatie reclame: Aanbieders die niet met elkaar concurreren, ontwikkelen samen een campagne.

Direct marketing: De kracht van direct marketing is dat de communicatie precies wordt afgestemd op de doelgroep. Het doel is de doelgroep te verleiden tot een bepaalde actie. De effecten zijn meestal meteen meetbaar.De kracht van direct marketing is de one-to-one benadering.

SEARCH ENGINE ADVERTISING

Customer relationship management (CRM) is het onderhouden en het versterken van klantrelaties.

Een organisatie kan met CRM:- Direct zien welke acties succesvol zijn- Geld besparen op onrendabele klanten- Beter haar aanbod op de behoeften van de klant afstemmen- Snel op veranderingen in de situatie van de klant reageren- Klanten persoonlijker aanspreken- Bestaande klanten langer vasthouden

Bij CRM staat centraal: identificeren, werven, behouden en ontwikkelen van relaties

Sponsoring: een zakelijke overeenkomst waarbij de sponsor middelen beschikbaar stelt en daarvoor communicatiemogelijkheden terugkrijgt

Doelen van sponsoring zijn:- Verhogen van naamsbekendheid- Versterken van het imago. We spreken ook van imagotransfer, het imago van de gesponsorde straalt af op de sponsor.- Opbouwen en onderhouden van relaties- Tonen van maatschappelijke betrokkenheid- Motiveren van de eigen medewerkers en het verhogen van de interne trots.

3 manieren om geld te werven, die lijken op sponsoring:- Donatie- Fundraising- Crowdfunding

Een donatie is een gift van een organisatie of particulier. Het verschil met sponsoring is dat er door de sponsor een communicatieve tegenprestatie wordt verlangd.

Een fundraising onderneemt een actie met het doel geld bijeen te voor het realiseren van een specifiek doel met meestal een sociaal of cultureel karakter.

Een crowdfunding zoekt de initiatiefnemer sponsoren of funders die enthousiast zijn over het project en erin willen investeren. Als bijv. de film of het bedrijf een succes wordt, kan de initiatiefnemer de crowd terugbetalen of een voordeel aanbieden.

Events: doel van een event is om de kernwaarden van een merk lading te geven.

Beurzen:- Horizontale beurzen: op horizontale beurzen presenteren exposanten uit één branche hun producten of diensten aan doelgroepen uit verschillende branches. - Verticale beurzen: Op verticale beurzen presenteren exposanten uit verschillende branches producten aan professionele doelgroepen uit één branche. Een voorbeeld hiervan is Horecava. Daar richten producenten en leveranciers van dranken, voeding, keukens etc. zich op mensen die werken in de horecabranche. - Publieksbeurzen: hierbij is zowel de doelgroep als het aanbod erg divers. Denk aan huishoudbeurzen. Soms zijn ze meer thematisch, zoals bij de Kamasutrabeurs.

Stappenplan events:1. Start met een heldere organisatie2. Baken het geheel af3. Schakel eventuele externe leveranciers in4. Stel een draaiboek op5. Voorbereiding6. Uitvoering7. Evaluatie en follow-up

Belevingseconomie:Bij experience marketing is de centrale vraag: wat of welke beleving kun je toevoegen aan het product of de dienst die de organisatie levert?

Het gaat er niet om wat je meemaakt, maar wat je erover kunt vertellen.

Met een brandactivation koppelt de organisatie (nieuwe) associaties aan het merk en geeft de kernwaarden meer lading door relevante informatie en authentieke ervaringen aan te bieden.

Kernmerken brandactivation:- brandactivation biedt een authentieke ervaring en beleving- Brandactivation geeft lading aan het merk en activeert de merkessentie- Brandactivation verleidt de doelgroep tot een actieve deelname.- Brandactivation zorgt voor een memorable ervaring die zichzelf doorvertelt

Kenmerken guerrillamarketing:- Doel is dat mensen het merk op een spraakmakende manier meemaken- De doelgroep hoeft niet deel te nemen en is meestal toeschouwer- De actie wordt eenmalig en niet structureel ingezet- Het verassingseffect dat free publicity in de (social) media oplevert

Organisatiecultuur: een door de medewerkers gemeenschappelijk gedeeld stelsel van (impliciete) waarden en normen dat als referentie- en toetsingspunt dient voor het handelen ten opzichte van elkaar en van de publieksgroepen.‘De manier waarop wij hier dingen doen’

Cultuurdragers

De organisatiecultuur wordt duidelijk in vier uitingen:

Waarden en normen: waarden zijn overtuigingen. De normen zijn de regels die daarvan zijn afgeleid.Rituelen: zijn tradities en vaste gebeurtenissen in een organisatiesSymbolen: uitingen waarin de cultuur direct zichtbaar is. Helden: de (oud)medewerkers van een organisatie die in hun gedrag de waarden en normen van de organisatie op bijzondere wijze uitstralen. Antihelden zijn de losers die duidelijk maken wat vooral niet van de medewerkers wordt verwacht.

Leiderschapsstijlen:1. Autoritaire stijl2. Consultatieve stijl3. Management by objectives4. Situationeel leidersschap

Bij de analyse op mesoniveau bepaal je ook de publieksgroepen. We onderscheiden: interne, algemene, politieke en financieel/economische publieksgroepen.

Publieksgroepen heb je, doelgroep kies je.

Definitie publieksgroepen: Groepen mensen die in een onderling vergelijkbare relatie tot de organisatie staan en waarvan de organisatie in meer of mindere mate afhankelijk is.Definitie doelgroep: De doelgroep is een deel van de bevolking waarbij een (door de campagnevoerders gewenste) gedragsverandering tot stand zou moeten komen.De doelgroep is daarbij een groep mensen die een aantal kenmerken gemeenschappelijk hebben. In de marketing kunnen doelgroepen onder meer gedefinieerd worden in termen van leeftijd, geslacht, uitgavenpatroon, opleidingsniveau of rijkdom. In de politiek spelen ook kenmerken als levensovertuiging of maatschappelijke positie vaak een rol.

Communicatie wordt mede bepaald door de marktpositie van een organisatie. Als we het aantal aanbieders op een markt als criterium nemen, onderscheiden we globaal drie marktvormen.

- Monopolie: enige aanbieder, veel vragers- Oligopolie: enkele aanbieders- Volledige mededinging: veel bedrijven op de markt die vergelijkbare producten aanbieden. Er is niet één specifieke aanbieder die de prijs bepaald. Dit wordt gezien al s de ideale marktvorm.

5 krachtenmodel Porter

SWOTanalyse

Stappen van een onderzoekstraject:

Kwantitatief onderzoek

-Onderzoekspopulatie bepalen- Steekproeven, select/aselect

Kwalitatief onderzoek:

Sneeuwbalmethode: wanneer je in een kwantitatief onderzoek te maken hebt met een specifieke onderzoeksdoelgroep kun je gebruik maken van de sneeuwbalmethode. VB. Een doelgroep zoals games of ouderen die verre reizen maken. Vaak ga je dan eerst in de directe omgeving op zoek naar mensen waaraan je vragen kunt stellen. Bij de sneeuwbalmethode probeer je te achterhalen of de ondervraagde persoon iemand anders kent die ook is betrokken bij het onderzoeksonderwerp. Delphi-onderzoek: vooral nuttig voor het bepalen van nieuwe strategieen en vor het verkennen van trends en ontwikkelingen. In een delphi-onderzoek ondervraag je geen grote groep mensen, maar raadpleeg je een aantal deskundige experts. Je start met het formuleren van vragen of stellingen en legt deze voor aan mensen die specifieke expertise of ervaringen hebben op het gebied van het onderwerp. Vervolgens werk je de reacties uit tot één geheel. Deze leg je de deskundigen voor met de vraag om hierop te reageren. Daarna wordt er een nieuwe samenvatting gemaakt.

Identiteitsonderzoek:

Het doel van een identiteitsonderzoek is de kernwaarden van een organisatiete bepalen. Een methode die je hierbij kunt gebruiken, is de spinnenwebmethode van Bernstein.

Imago-onderzoek: een mogelijkheid is om via de Osgood-schaal de meningen van publieksgroepen over kernkwaliteiten van de organisatie te benoemen en te zien in welke mate de deelnemers de kernwaarden associëren met de organisatie

Reclame-onderzoek: twee manieren:Bij de eerste manier worden de effecten van de campagne door slechts één of twee metingen vastgesteld. De tweede manier is trackingonderzoek, waarbij de campagne-effecten continu worden gemeten en bijgehouden.

Positioneringsonderzoek: waar staat ons merk in vergelijking met de concurrent:

CommunicatieplanEen communicatieplan moet altijd worden gekoppeld aan een organisatievraag. Eerst kijk je naar wat de organisatievraag is. Vervolgens kijk je naar wat de organisatie al doet om het probleem op te lossen. Dan ga je kijken wat communicatie kan bijdragen aan die oplossing.

Probleemstelling Ken het bedrijf

Communicatiedoelgroep: de groep waarop een communicatiecampagne zich richt. De marketingdoelgroep bestaat uit de daadwerkelijke consumenten. De communicatiedoelgroep is meestal groter dan de marketingdoelgroep.

Intermediairs: Soms kies je ervoor de doelgroep via een tussengroep te benaderen. Deze tussengroep noemen we ook wel intermediairs. Dit zijn personen, tussenschakels die de communicatiedoelgroep kunnen beïnvloeden.

Influentials: Andere belangrijke personen rondom het beïnvloeden en het bereiken van je doelgroep zijn influentials. Dit zijn personen die veel invloed hebben op de doelgroep. Dat kunnen opinieleiders zijn als beroemde personen, maar het kan ook om de directe sociale omgeving gaan.

Communities: Communities zijn gemeenschappen rond een bepaald thema, bijvoorbeeld rijders van een Mini.

Segmenteren in doelgroepen: Segmenteren is het verder onderverdelen in bepaalde doelgroepen. Je past een segmentatie toe als een bepaalde groep te groot of te heterogeen is om er gericht mee te communiceren.

Geografisch: Hier segmenteer je op land, provincie, regio, gemeente of postcode, wijk of straat.Socio-demografie: Hierbij segmenteer je op basis van kenmerken die van een persoon of een huishouden zijn gebonden, zoals leeftijd, geslacht, burgerlijke staat, gezinsgrootte, inkomen, beroep, opleidingen en ras.Psychografie: Hier segmenteer je op basis van waarden en behoeften.Behavioristisch: Hierbij kijk je naar gebruikers, potentiële gebruikers, ex-gebruikers en niet-gebruikers. Je segmenteert dus op koop- en gebruiksgedrag, de gebruiksfrequentie en gebruikssituatie.

Soms is het zinnig een onderscheid te maken in de mate van merktrouw. We zien dan de volgende groepen:- Brand loyals: zij zorgen voor het grootste deel van de omzet en zijn ook de fans en promotors van de organisatie- Brand switchers: afnemers die ook andere merken gebruiken- Other brand loyals: vaste gebruikers van een ander merk- New category users: mensen die het product mogelijk gaan gebruiken- Non users: mensen die het product helemaal niet gaan gebruiken.

Maak een persona van je doelgroep

Doelstellingen:

Organisatiedoelstellingen: Deze doelstellingen gaan over het doel van de organisatie. Dit wil zeggen: de plaats en functie van de organisatie in de maatschappij en haar bijdrage aan de samenleving.

Marketingdoelstellingen: Deze zijn gericht op omzet, marktaandeel en concurrentie.

Communicatiedoelstellingen: Deze beschrijven de gewenste communicatie-effecten in termen van: kennis, houding en gedrag. Communicatiedoelstellingen worden deels afgeleid uit organisatiedoelstellingen en marketingdoelstellingen.

Je formuleert de communicatiedoelstellingen in termen van weten, vinden en doen.

S = Specifiek geef concreet aan wat je wilt bereikenM = Meetbaar zorg dat je achteraf kunt bepalen of de doelen zijn gehaaldA = Acceptabel management en/of de doelgroepen stemmen hiermee inR = Realistisch formuleer alleen doelen die haalbaar zijnT = Tijdgebonden geef aan binnen welke termijn je het doel wilt bereiken

Kennisdoelstellingen hebben o.a. betrekking op: - De naamsbekendheid van een merk of organisatie- De kennis over een merk of organisatie

Houdingsdoelstellingen hebben onder andere betrekking op:- Het imago van een merk of organisatie- De mening over een onderwerp

Gedragsdoelstellingen hebben onder andere betrekking op:- De aankoopintentie ten opzichte van het merk- De bereidheid om de organisatie aan te bevelen- De intentie om informatie op te vragen

Communicatiedoelstellingen formuleren:Een bepaalde doelgroep moet binnen een bepaalde periode iets weten, vinden of doen.BV. 60% van de inwoners van de gemeente moet voor 1 januari weten dat de gemeente een nieuw vuilophaalsysteem invoert.

Verschil tussen communicatiedoel of communicatiedoelstellingen:

Een communicatiedoel is bijvoorbeeld: de naamsbekendheid verhogen. De communicatiedoelstelling is bijvoorbeeld: binnen een jaar moet 60% van de accountantsbureaus met meer dan honderd medewerkers onze naam kennen.

Communicatiestrategie:

Huidige of nieuwe strategie

Betteke van Ruler beschrijft met behulp van het communicatiekruispunt vier mogelijke communicatiestrategieën.

Boodschap: sterke boodschappen spelen in op de problemen, gevoelens en verlangens die bij de doelgroep leven.

Voor verschillende doelgroepen kun je ook meerdere boodschappen ontwikkelen. De tabel toont doelgroepen en boodschappen voor de werving van politieagenten in Amsterdam.

Merkpropositie: Het is niet zo dat voor een product maar één propositie mogelijk is. Bijvoorbeeld voor melk zijn verschillende proposities denkbaar.

Concepten: Nu de overload aan informatie toeneemt en het verschil tussen merken afneemt, maakt communicatie steeds vaker het verschil. Een helder en doordacht concept zorgt voor dat onderscheid.Er zijn concepten op verschillende niveaus:- Concepten op organisatieniveau- Concepten op communicatieniveau- Concepten als onderdeel van een communicatieplan

Concepten op organisatieniveau: Deze beïnvloeden de hele werkwijze van de organisatie. Bijvoorbeeld: Apple – Think different.

Concepten op communicatieniveau: een idee, een centrale gedachte die sturing geeft aan alle communicatieactiviteiten gedurende een bepaalde tijd. Bijvoorbeeld: de landmacht – geschikt/ongeschikt

Concepten als onderdeel van een communicatieplan: Het onderdeel heeft een eigen concept dat ondersteunend is aan het overkoepelende concept. Bijvoorbeeld: Sanoma – Sanoma Mediaparade.

Een sterk concept zorgt voor:- Directe herkenbaarheid- Eenheid in alle communicatie-uitingen- Onderscheid met de concurrentie- Gerichte uitgaven en daardoor kostenbesparing- Versterking van de merkpersoonlijkheid door de toegevoegde waarde

Soorten concepten:- Effectconcept- Vergelijkingsconcept- Explicatieconcept- Associatieconcept

Het effectconcept: verwoordt het resultaat dat het gevolg is van de aankoop van een product

Het vergelijkingsconcept gebruik je als je het merk wilt afzetten tegen een ander merk.

Explicatieconcept: Het explicatieconcept legt uit wat bijvoorbeeld de voordelen van een product zijn, hoe het werkt en welke elementen dat product bevat.

Met het associatieconcept leg je een verband tussen het merk en iets anders.

Welke communicatiemiddelen zijn in staat om de propositie en het concept over te brengen op de doelgroep op een manier die aansluit bij de geformuleerde communicatiedoelstellingen?

In een doelgroep/middelenmatrix zijn de middelen afgezet tegen verschillende doelgroepen.

Voor een helder overzicht is het handig een tijdsplanning in een tabel weer te geven, zodat jij en je opdrachtgevers direct kunnen zien wat wanneer plaatsvindt.

BudgetMethoden voor vaststellen budget:Taakstellende methode: Nadat de communicatiedoelen zijn vastgesteld, kijk je welke activiteiten nodig zijn om deze doelen te realiseren. Daarna reken je uit wat dat kost.

Uitgaven in voorgaande jaren: Als er in voorafgaande jaren ook een communicatiebudget is vastgesteld, kun je dit als uitgangspunt nemen voor het nieuwe budget.

Anticylcische methode: De organisatie stelt een groter budget beschikbaar als de omzet afneemt en begroot een kleiner budget als de omzet toeneemt.

EvaluatieEffectevaluatie: hier bepaal je wat er met de communicatie is bereiktProcesevaluatie: hier kijk je kritisch naar hoe alle zaken zijn verlopen.- Werden er belangrijke factoren over het hoofd gezien?- Waren de tijdsplanning en de deadlines realistisch- Wat kan er de volgende keer beter?- Hoe verliep de samenwerking?

Mediaplanning

We onderscheiden:- Visuele media- Auditieve media- Audiovisuele media

Persbureaus: verkopen nieuws aan hun klanten

Dagbladen

Tijdschriften

Vakbladen: richten zich op een bepaald onderwerp of vakgebied

Oplagecijfers: wat de mediaconsultant verkoopt

Maar de vraag is: leest de lezer dit?

Reclame buiten de reclameblokken om:- Billboarding – [TVOH] mede mogelijk gemaakt door [Vodafone]- Product placement – shots van Swarovski sieraden om de polsen van zangers- Inscript sponsoring – merk verwerkt in de teksten- Price sponsoring: merk stelt prijzen per beschikking- Programmaparticipatie – merk Vodafone Red Room als een soort ‘toonzaal’ Om wegzappen nutteloos te maken

Bioscoopreclame: een kleine publiek, zonder afleidende factoren, een hoge impact

Buitenmedia- Vaste buitenmedia – billboards, lichtreclame, vidiwalls, abri’s (bushokjes), mupi’s (kleine reclamezuilen in winkelstraten)- Bewegende buitenmedia – op voertuigen- Evenement gebonden media - vlaggen, luchtreclame, volgauto’s

Criteria mediaselectie1. Oplage – gedrukt aantal2. Bereik – alle personen die een medium hebben gezien/gelezen3. Dekking – aandeel bereikte personen/doelgroep4. Kosten per duizend (bereikte personen) – niet p.p.5. Communicatievermogen6. Contractfrequentie7. Budget

Oplage: het aantal exemplaren dat van een krant, boek of tijdschrift wordt gedrukt

Drie toppers:

Bereik: alle personen die een medium hebben gezien of gelezen- Gemiddeld bereik = bereik per nummer- Cumulatief bereik = binnen campagnetijd tenminste 1 keer gezien- Actueel = na een nummer, tot volgende - Brutobereik = bereiken van je media opgeteld, kunnen zelfde lezers- Nettobereik = gecorrigeerd voor dubbeltellingen

Dekking: bereken je door het aantal bereikte personen van de doelgroep te delen door het total aantal personen van de doelgroepVB. Als totale doelgroep 100.000 personen is, en 80.000 bereikt met Libelle. Hoeveel procent?80% = dekking

Kosten per duizend: - De totale kosten per 1000 bereikte personen- Kosten per persoon is een te fijne rekeneenheid- Bv. Advertentie kost 40.000, er worden 1.000.000 personen bereikt. Dan is de prijs uitgedrukt in kosten per duizend. 40.000/1000 = 40 euro

Communicatievermogen: de mate waarin een medium in staat is een specifieke boodschap over te brengen.Hangt af van een aantal factoren:- Technische eigenschappen: formaat, kleurgebruik, repro-kwaliteit- Context van het medium: redactionele inhoud en overige ads- Confrontratiesituatie Internal pacing: bij internet, zelfbepaald External pacing: wordt het je toegediend

Contactfrequentie: Het aantal malen dat de doelgroep in een bepaalde periode met het medium in aanraking wordt gebracht.De frequentie kan als volgt worden ingedeeld:- Constant aanwezig: fmcgs met veel concurrenten- Pieken – grote budgetten, extra boost- Concentraties – bij laag budget, of seizoensactiviteit

Testen en evalueren- Pretest- Posttest-Nulmeting

Pretest: gebeurt voordat een communicatie-uiting in de media wordt geplaatst. In een pretest onderzoek je of een communicatie-uiting zal gaan scoren bij de doelgroep en of de uiting het gewenste effect bij de doelgroep gaat realiseren.

Posttest: vindt plaats nadat een uiting is geplaatst. De vraag is of de uiting de beoogde communicatie-effecten bereikt. Posttests worden gebruikt om vast te stellen wanneer er verzadiging optreedt en wanneer de organisatie voor een nieuw concept inzet.

Nulmeting: geeft aan wat de situatie is voordat de campagne start.

Mediatarieven. Kosten hangen o.a. af van:- Advertentietarief van het blad- Plaats in het blad- Formaat- Kleurgebruik- Contract

Dialoog met de doelgroepVoordat je een communicatiemiddel inzet, is het belangrijk te weten wie en wat je wilt bereiken.Het aantal kenmerken van de doelgroep heeft gevolgen voor de wijze van benadering:- Leeftijd en geslacht- Opleiding en voorkennis

- Consumentgericht of business-to-business- Stel een lezersprofiel op

Structuurverschillen- Informerende teksten:De 5 W’s: wie, wat, waar, waarom, wat- Wervende teksten:AIDA: Attention, Interest, Desire, Action

Flyer: simpele vorm van een folder (-_-)

Folder: drukwerk dat bestaat uit één vel die opgevouwen isBrochure: drukwerk dat gehecht is

Eigen media zijn:- Huisorgaan- Sponsored magazine- E-zine

Huisorgaan: publicatie die gericht is op externe publieksgroepenZelf volgeschreven

Sponsored magazine: lijkt op huisorgaan, maar er staan advertenties van derden in.

Advertentie: betaalde ruimte in een massamedium.Een advertentie die niet meteen aandacht trekt, schiet haar doel voorbij.

Direct mail: wordt op naam gestuurd naar een potentiële klantVaste onderdelen:- Envelop- Brief (AIDA)- Drukwerk

- Antwoordmogelijkheid- Aandachttrekker

Druktechnieken:- Digitale druk- Offsetdruk: vorm van vlakdruk, toegepast bij folders, brochures, flyers- Zeefdruk: toegepast voor het bedrukken van niet-vlakke of onregelmatige voorwerpen, bij posters, glaswerk, linnen tassen

Afwerken Na het drukken zijn enkele bewerkingen nodig- Snijden- Vouwen- Binden- Veredelen Stansen, Rillen, Perforeren, Prangen

Audiovisuele productie 14.7 filmpjes animaties, vodcasts, reclamespotjesFASE:1. Mediumkeuze maken2. Briefing aan extern bureau3. Synopsis door de product bewerkt idee voor goedkeuring door opdrachtgever4. Scenario detailinvulling met storyboard5. Draaiboek shotlist, cameraopstelling, geluid belichting6. Opnamen – The shoot7. Proefmontage/postproductie8. Evaluatie