Muzieklessen groep 345 les 7 Kronkebonker 2017-2018

Doel leerlingen: de kinderen kunnen het eerste couplet van het lied Kronkebonker zelfstandig zingen. De kinderen kunnen met behulp van ritmekaarten een ritme naspelen. Ze kunnen door goed te luisteren horen welke van de vier ritmekaarten er wordt gespeeld.

Doel leerkracht; leerlingen laten improviseren met enge geluiden m.b.v. stem/lichaam. Werken met ritmekaarten.

Nodig: gordijntje, grote spin, klokkenspel, ritmestokjes

Stap 1Ik pak een gordijntje van de poppenkast, met daaronder (niet zichtbaar) een grote spin. Ik vertel de kinderen dat ik de school aan het opruimen was en dat ik toen iets vond bij de oude poppenkast. Kunnen ze raden wat ik vond?Hele lied (alle coupletten) Kronkebonker voorzingen. Wat denken ze dat er onder mijn gordijntje zit?Een spin. Kan het alleen een spin zijn? Weer alle coupletten voorzingen. (nee, roverhoofdman spook,slang). Hoe kan het dat hij steeds iets anders is? (hij bestaat slechts in je fantasie) Waar houdt Kronkebonker van? (donker)

Stap 2Vinden jullie het eng, zo’n grote spin? Waar griezel je nog meer van? Bedenk voor jezelf een griezelig geluid. Laat dit aan je buurman horen. We gebruiken de hoog/laag methode; wie het geluid maakt staat, wie luistert zit. Dan wisselen. (ik deel intussen kaartjes uit). Ik zing alle coupletten nog een keertje; als het couplet is afgelopen, maken jullie allemaal jullie eigen griezelgeluid. Teken je griezelgeluid op je kaartje (let op; je mag niet schrijven!). Ik zing het eerste couplet, jullie lopen rond, als het couplet afgelopen is ga je naast iemand anders zitten, met je eigen kaartje. Je geeft je kaartje aan de ander. Die kijkt op het kaartje en maakt een geluid dat erbij zou kunnen horen. Lijkt het op jouw geluid? Nu andersom. Ik zing nogmaals het liedje en dan zit je weer op je eigen plaats.

Stap 3Toon aangeven met het klokkenspel. Toon over laten nemen.Aanleren lied met weggeef methode:

- Als het licht is komt hij niet- Of een ander kind hem ziet- Want hij wil niet dat mijn zusje- Hele lied

Stap 4Ik speel 1 achtste noot, 1 kwart noot, 1 achtste noot en twee kwart noten en zeg: spinnen op zolderIk speel 4 achtste noten, 1 halve noot en zeg; schimmen op het behangIk speel 1 kwart noot, 2 achtste noten, 2 kwart noten en zeg; enge geluidenIk speel 2 kwart noten en 1 halve noot, en zeg; ik ben bang

Ik vraag de kinderen mee te klappen en geef intussen ieder kind 2 ritmestokjes.

Vervolgens spelen we een raadspel; welke van de vier versies speel ik? Als je het weet mag je het meespelen… als iedereen meespeelt zeggen we wat er gespeeld wordt.

Stap 5Kun je het ook als er alleen maar noten staan?

Spin-nen op zol-der

Schim-men op ’t be-hang

en – ge ge- lui- den

ik ben bang