sophievangeels.files.wordpress.com · Web viewBiografische reflectie a.d.h. van kunstwijzer blz....
Transcript of sophievangeels.files.wordpress.com · Web viewBiografische reflectie a.d.h. van kunstwijzer blz....
Sofie van Gils2VT
31-05-12
1
Biografische reflectie a.d.h. van kunstwijzer blz. 3
Kernkwadranten van Offman blz. 7
De Bono methode voor intervisie blz. 9
Zorgproblematiek blz. 12
2
Biografische reflectie a.d.h. van kunstwijzer
Mormeltje
Kijkwijzer Beeldende kunst
Algemene kenmerken
1 Wat is het?
o een knuffeltje
2 Wie heeft het gemaakt?
Een speelgoedmaatschappij
3 Wanneer en waar heb je het gezien?
Wanneer: In de lente van 1998 Plaats : de Blokker in het winkelchentrum woensel in Eindhoven
4 Hoe groot is het?
Hoogte:14 cm Breedte: 7 cm Diepte: 5 cm
5 Van welke materialen is het gemaakt?
De buitenkant is van textiel, de binnenkant gevuld met plastic balletjes. De ogen en neus zijn ook van plastic.
Inhoud
1 Hoe heet het werk?
Mormeltje
2 Heeft het werk een herkenbare voorstelling of is het abstract?
o herkenbare voorstelling
3 Waar gaat het werk over?
Het is een knuffel hondje
3
4 Is het werk met een bepaalde bedoeling gemaakt?
o Ja, de bedoeling van de maker was om kinderen te vermaken.
Vormgeving
1 Wat kun je bij dit kunstwerk vertellen over:
Kleur: Wit met zwart. Kleine reparaties aan de voet en linker arm met bruin en blauw garen.
Vorm: Organisch, hond. De hond staat echter niet op 4 poten, maar heeft een soort menselijke vorm menselijke houding.
Ruimte: Aangezien het is gemaakt van een flexibel mariaal kan je hem bewegen. Door de armen te spreiden word de breedte van het voorwerp groter. Het hoofd is in verge
Je eigen ervaring en oordeel
1 Wat vind je nu zelf van dit kunstwerk? Kruis er minimaal vijf aan.
heel erg
nogal neutraal
nogal heel erg
Spannend x SaaiOvertuigend x weinig zeggendFantasierijk x Fantasieloos
Origineel x Niet origineelmodern /
actueelx Verouderd
Kalmerend x OpwindendDiepzinnig x OppervlakkigWaardevol x WaardeloosSympathiek x Onsympathiek
Mooi x Lelijkdeed me weinig
x Ontroerend
geloofwaardig x Ongeloofwaardig
Eigen waarde van het voorwerp
4
Toen ik ongeveer 6 jaar oud was ging ik vaak op de woensdag middag met mijn moeder mee naar naar winkelcentrum woensel in Eindhoven. Altijd als ik iets zag wat ik wilde moest ik dit van mijn spaargeld kopen, maar een keer kocht mijn moeder iets voor mij. Ik wilde dit knuffeltje namelijk zo graag hebben, maar had het geld niet om het zelf te kopen. Op het moment toen ik moest kiezen welk knuffeltje ik wide hebben wist ik het meteen: Het hondje met de grote stip op zijn hoofd. Mijn broer kreeg ook een knuffelhondje, maar dan met de stippen op andere plekken. Mijn broer was vroeger echter gek van muizen, waarna hij het snoetje van het hondje smaller trok, de oren omhoog zette en snorharen opplakte.
Vroeger toen ik jong was hadden we een erg sterke familieband. Mijn vader, moeder, broer en ik waren 8 handen op 1 buik.Mijn broer en ik waren slechte slapers. Mijn belangrijkste herinneringen aan mijn knuffel hebben dan ook te maken met bedtijd en de rituelen die daar bijhoorde. Voor het slapen gaan mochten we altijd met zijn 2’en in het grote bed van mijn ouders liggen, en altijd lagen we in dezelfde positie. Op een rij, met de gezichten naar elkaars rug. Mijn moeder voorop, gevolgd door mijn broer en daarna kleine Sofie. Mijn broer zat altijd in de haren van mijn moeder te kroelen, en ik deed hetzelfde bij hem want dan sliep hij sneller en beter. In mijn hand had ik altijd Mormeltje bij me. Mijn broer en ik waren gek van de geur van de creme van mijn moeder, we werden daar altijd erg rustig van. Mijn broer smeerde altijd stiekem wat creme op zijn kussen, ik op de snoet van mijn knuffelhondje. Voordat ik in slaap viel deed mijn moeder altijd een spreuk opzeggen waardoor ik geen nachtmerries zou krijgen. Hierdoor kreeg ik meer rust, en viel ik beter in slaap. Ik had ook veel minder last van nachtmerries dan daarvoor. Mijn knuffel was er altijd om mij te beschermen.
Feedback groepsgenoten
Expressie/lichaamstaal/stem & taalgebruik:
Duidelijk taalgebruik, expressie werd goed ingezet. Ook duidelijke lichaamstaal, erg open.
Beeldanalyse/kijkwijzer:
(het betreft een knuffeltje die van pure symbolische waarde is) De kijkwijzer is vooral toegepast op het symbolische gebied. Beeldend ook aangekaart, maar minder duidelijk.
5
Symbolische verwijzingen/link jeugdjaren:
Ouders waren toen nog bij elkaar (compleet gezin). Geborgenheid. Sofie was een slechte slaper als kindje, knuffeltje diende als ‘slaapmiddel’. Goede symbolische verwijzing.
Wat kan het voorwerp je nu leren in je rol als docent:
Openstellen en bijvoorbeeld de goedheid/liefde ont. Gen. Zonder een muur op te stellen.
Overige feedback:
Prima presentatie, erg persoonlijk en keuze duidelijk verwoord.
Reflectie en leerproces
Expressie/lichaamstaal/stem & taalgebruik:
Het presenteren ging erg natuurlijk. Ik zat in een fijne groep en kon me daardoor goed openstellen. Er was een veilige sfeer.
Beeldanalyse/kijkwijzer:
Ik heb in het kort verteld over het uiterlijk van het knuffeltje, omdat het denk ik wel duidelijk was wat het is als je er naar kijkt. Mormeltje is vooral een symbolisch object, er kleven veel verhalen aan, wat ook voor mij de reden was om dit voorwerp te kiezen.
Symbolische verwijzingen/link jeugdjaren:
Ik heb veel verteld over slaaprituelen die ik had, waar het knuffeltje veel mee te maken had. Ook heb ik verteld over mijn gezin voor en na dat mijn ouders zijn gescheiden en het moment dat het slechter ging tussen mijn ouders, met de aanloopjaren voor de scheiding.
Wat kan het voorwerp je nu leren in je rol als docent:
Ik denk dat het mij kan leren dat eigenlijk iedere leerling wel problemen heeft thuis, of het nu klein of groot is. Hier moet je met respect mee om gaan. Ook heb ik geleerd dat je belangrijke, goede momenten moet koesteren.
6
Kernkwadranten van Offman
Verslag kwaliteitenspel
Het kwaliteitenspel is een spel waarbij je jouw kernkwaliteiten kan ontdekken en uitdiepen.
De klas word in een cirkel gezet. In het midden van de cirkel staat een tafel, met daarop kaarten met ieder een kernkwadrant er op. Een aantal kernkwadranten die op de tafel te vinden waren zijn bijvoorbeeld:
-Eerlijk-Nuchter-Humoristisch-Zorgzaam-Spontaan
Iedere leerling kiest een kernkwadrant uit die volgens hem/haar het bestje bij zichzelf past. Hierna moet iedereen voor zichzelf beargumenteren waarom ze deze kernkwadrant hebben gekozen.
Vervolgens worden alle kaarten weer terug op tafel gelegd. Er begint een nieuwe ronde.In deze ronde is het de bedoeling dat iedereen een kernkwadrant van tafel pakt waarvan hij/zij denkt dat deze het beste bij degene past die links naast je staat. Vervolgens moet je dit weer beargumenteren.
Mijn kernkwaliteit/toegewezen kernkwaliteit
De kernkwaliteit die ik had gekozen was “Genieter”.
Ik denk dat ik een genieter ben, omdat ik in de kleinste dingen al mijn geluk kan vinden. Of het nu de geur is van pas gemaaid gras, een enorm schattig verliefd stelletje op straat, of met vriendinnen in de buitenlucht zijn. Als ik iets zie waar ik me verbonden bij voel, of het nu wel of niet direct met mij te maken heeft kan ik al denken “Wow, wat heb ik het toch eigenlijk goed”
7
De kernkwaliteit die ik toegewezen kreeg was “Makkelijke prater”
Er werd mij verteld dat ik iemand ben die altijd wel tijd heeft om even een praatje te maken, wie het ook is. Ik zou niet te verlegen zijn om op iemand af te stappen, en heb respect voor andermans mening.
Ik vond dit een erg leuke kernkwadrant, en denk dat deze inderdaad goed bij mij past. Ik denk inderdaad dat ik een open persoon ben. Ik omring mij graag met leuke mensen, en vind het eigenlijk altijd wel fijn om sociaal bezig te zijn.
Uitgewerkte kernkwadranten
Reflectie en leerproces
Ik vond het kwaliteitenspel erg leuk en zinvol om te doen. Je leert elkaar beter kennen waardoor je elkaars keuzes en doen beter kan begrijpen. Ook is het een erg goede instap
8
opdracht, je creëert een veilige, vertrouwde sfeer waarin iedereen zijn verhaal kwijt kan. Ook is het erg fijn om een positieve eigenschap toegewezen te krijgen van iemand anders. Zo krijg je een beeld van hoe andere naar je kijken en kijk je positief tegen dingen aan. Ik denk dat het erg zinvol is deze opdracht te doen, vooral bij een docentenopleiding. Op deze manier weet je wat mensen zijn indruk van jou zijn, en weet je hoe jouw eigen leerlingen later misschien tegen jou aan gaan kijken. Je krijgt een beeld van wat voor een docent je misschien bent. Dit kan je dan later inzetten in je eigen voordeel. Door deze kernkwaliteiten beter uit te werken, weet je ook meteen wat jouw persoonlijke valkuilen kunnen zijn en waar je misschien aan moet werken om dit nog meer uit te kunnen buiten.
De Bono methode voor intervisie
Persoonlijke Casus
Sinds september woon ik op kamers. Ik zit in huis samen met twee jongens, namelijk Dimitri(D1) en David(D2). Beide zijn ze een stuk ouder dan ik, ikzelf ben 20 jaar oud, D1 26 en D2 37. Het zijn erg vriendelijke jongens, maar door dit leeftijdsverschil is communicatie soms wat moeilijker.De grootste problemen hierin heb ik met D1. Doordat hij veel thuis zit heeft hij veel tijd om dingen voor zichzelf te doen, en hij is echt een “kennis spons”. Hij is veel bezig met kennis vergaren over verschillende onderwerpen en heeft het hier dan ook vaak over. Verder is D1 best wel lui te noemen, hij word vaak pas rond 2 uur ’s middags wakker, gaat achter zijn tv op computer zitten, en als ik hem een paar uur later weer zie, zit hij meestal nog in precies dezelfde positie. Hij doet bijna niks in het huishouden. Doordat D1 veel weet, praat hij soms nogal kinderlijk tegen mij, terwijl ik vaak even veel of zelfs meer over een onderwerp weet als hij. Hier kan ik me erg aan storen. Ook is hij erg bemoederen, ondanks dat hij zelf dus weinig doet in het huishouden verteld hij mij op welke stand ik de wasmachine moet gebruiken, welke theedoeken ik waarvoor moet gebruiken, het scheelt niet veel of hij zou mij zelfs vertellen hoe veel wc papier ik moet gebruiken. Ik ben een jong volwassene, en weet echt zelf wel hoe ik dit moet doen. Deze wrijvingen zorgen er voor dat we steeds minder met elkaar praten. Het komt steeds vaker voor dat we een half uur naast elkaar in de keuken staan en niks tegen elkaar zeggen. De spanning is soms om te snijden, en dit is natuurlijk niet fijn als je met elkaar moet wonen.
Verslag casus in de les + feedback groepsgenoten
Hoeden uitdelen:Wit: NorbertRood: DominiqueZwart: Nicky & SimoneGeel: NatasjaGroen: Jeroen & SofieBlauw: Eva
Uitkiezen van de casus:We hebben gezamenlijk gekozen voor de casus van Natasja, omdat ze ons hier allemaal wel in konden vinden, en hopelijk allemaal iets zouden hebben aan deze opdracht.
9
Natasja heeft erg moeite met in slaap te komen op de maandag avond. Ze wil juist graag vroeg slapen omdat de dinsdag een zware dag voor haar is op school en thuis.Ze ligt vaak wakker, hierdoor komt ze de volgende ochtend regelmatig te laat of soms zelfs niet op school. Als ze er wel is heeft ze moeite met zich te concentreren.Ze ligt veel te piekeren in bed, juist omdat het belangrijk is om dinsdag fris te zijn, werkt dit haar erg tegen, en heeft ze een gebrek aan energie voor de dinsdag.
Vragen vanuit eigen hoed + reactie:
Wit: Hoe is de reactie van de gene waarvan je de les krijgt? Lessen missen e.d. is het wel de maandag of is het je concentratie?Natasja’s reactie: Concentratie is niet goed, maar hier gebruik ik medicijnen voor. Vermoeid aan dinsdag beginnen > missen van informatie.Rood: Hoe ervaar je de vakken? Vind je het moeilijk?Natasja’s reactie: Nee theoretisch ben ik niet sterk maar ik weet wel waar het over gaat. Het is voornamelijk het concentratie probleem. Soms heb ik het gevoel dat ik het uit moet zitten. Dat is zonde want het zijn belangrijke vakken. Zwart: Doe je niet aan doemdenken? Zou je
niet eens positief naar de situatie kunnen kijken?Natasja’s reactie: Het is de paniek. Malen, de radar gaat pas maandag avond draaien. Geel: Heb je als eens gedacht aan slaapmiddelen?Natasja’s reactie: Ja, maar slaappillen werken niet, wordt ik de volgende dag nog meer moe wakker. Groen: Heb je er wel eens aan gedacht dingen op te schrijven?
- Welke vorm van ontspanning pas jij normaal gesproken toe?- Waar is je vriendje op maandag avond?
Natasja’s reactie: Tijdens het piekeren dingen opschrijven. Wel via de computer, niet schriftelijk. Mijn is thuis. Dat heb ik met hem afgesproken.
Adviezen:
Wit: Er is een bepaalde tijdsnood in jou hoofd. Maak een vaste tijd, waar je een basis mee kan creëren. Aan het einde van de maandag en begin van de dinsdag. Je moet jezelf een tijdsplanning geven. Dit is de tijd, en daar moet je, je aanhouden.
10
Rood: Niet bewust bezig zijn met dinsdag. Zorgen dat alles klaar zijn het noodzakelijke is klaar dan ga je, je eigen ding doen. Je moet doen waar je op dat moment zin in heb. Ontspan je op maandag avond. Zwart: Jouw denk fout is denk ik dat je je zo druk gaat maken dat je nog zoveel moet doen dat je ook echt veel moet doen. Het blijft in je hoofd hangen. Maak een lijstje met punten die je nog moet afwerken. Zo is het uit je hoofd en overzichtelijkSpreuk: Haast je als je tijd hebt dan heb je tijd als je haast hebt. Geel: misschien dat het helpt om voordat je gaat slapen ontspannen muziek op te zetten. Met een kaarsje/ dimlicht / wierook. Groen: Ontspannen voor je gaat slapen: op je eigen manier > zoek naar jou ontspanning.
Probeer te schrijven, dit helpt tegen het piekeren. Je schiet van je hoofd van de hak op de tak wanneer je het opschrijft zie je wat er aan de hand is.
Discussie:Wat heeft Natasja aan de adviezen gehad?- De vaste tijden, hierdoor hoopt ze structuur te krijgen. - Ze denk dat ze haar casus pas echt kan beoordelen als ik het geprobeerd heb. - Ze denkt dat alles bruikbaar is.
Wat hebben de groepsleden aan de Casus gehad?Eva heeft vaak de zelfde situatie als Natasja dus ze heeft ook veel gehad aan alle tips. Norbert heeft veel geleerd van de verschillende inbreng. Door de vele invalshoeken heeft de gene met de casus veel verschillende invalshoeken.
Reflectie + leerproces
Ik vind dat de Bono-methode een erg goede manier is om een probleem goed uit te pluizen. Je punt het probleem uit tot de kern, en kijkt er vanuit verschillende invalshoeken naar die je misschien eerst niet zou gebruiken. Ook kan je zien wat voor een denker je bent. Als je ziet dat je vaak alleen maar vragen stelt die onder de rode invalshoek vallen, weet je dat je een gevoelenspersoon bent, en dat het misschien slim voor je is om dingen wat rationeler te bekijken. Ook vond ik het erg leerzaam om deze casussen in de les aan te pakken. Zo zie je hoe andere leerlingen tegen jouw probleem aankijken, en krijg je een frisse blik van buitenaf, op een manier waar je zelf misschien nog niet naar gekeken had.De casus die we hebben besproken liep erg goed in ons groepje. Leerlingen kwamen met goede vragen die goed bij de aangewezen invalshoek paste. Er werd echter wel regelmatig al adviezen gegeven op momenten dat dit eigenlijk niet de bedoeling was. We hadden moeite met het inhouden van hulp.
11
Zorgproblematiek
PlanningTaken:Natasja:
- Voorzitster Isa:
- Verzamelen van bronnen, uitwerken literatuurEva:
- Verzamelen van bronnen, uitwerken literatuurSofie:
- PowerPoint- Hand out
Jeroen:- Planning- PowerPoint- Hand out
Iedereen:- Mocht je iets tegen komen, zowel in media als in boeken, wat van belang kan zijn
voor het onderzoek, meenemen en bespreken.
Planning:Week 17 – 24 april
- Gevonden bronnen, zowel faalangst als depressie, bespreken en indelen voor gebruik
- Tijdens de les verder zoeken naar literatuur - Vragen bedenken voor het interview
Week 18 – 1 mei (vakantie)- ?
Week 19 – 8 mei - Interview afronden- Start stappenplan herkenning- Start praktische adviezen m.b.t. het pedagogische en didactische handelen tijdens
een les beeldend. Ook een lesvoorbereiding?!
Week 20 – 15 mei
12
- Alle informatie samenvoegen - In elkaar zetten van hand out- Start presentatie maken
Week 21 – 22 mei Week 22 – 29 mei Presentaties!!!
Uitgewerkte taakverdelingJeroen Samenvatting Depressie, dit houdt in:
Wat is een depressie?Kenmerken bij kinderen, adolescenten en volwassenen
Doorverwijzingen naar instantiesWanneer moet men doorverwijzen naar een instantie of een schoolpsycholoog Beschrijving van de fout die docenten maken als er wel sprake is van een depressie. Bronvermelding
Eva Samenvatting faalangst, dit houdt in: Wat is faalangst? Kenmerken kinderen, adolescenten en volwassenen Ridderpoort (vragenlijst) Doorverwijzen naar instanties, schoolpsycholoog en of cursussen Ervaringen van mensen met faalangst Alles wat je interessant lijkt om in de samenvatting te betrekken ….. (mocht het te veel
zijn, vraag mij of Sofie om bij te springen)
Isa Samenvatting overlapping van (faal)angst naar depressie Ik heb de bron nog niet doorgelezen, maar ik neem aan dat het een goeie samenvatting
wordt waarbij geen aanwijzingen nodig zijn, mocht dit wel het geval zijn, dan laat het me weten via de mail, dan zal ik als nog een overzicht samenstellen betreft de overlapping.
Ook doe jij een stuk van de presentatie, het laatste gedeelte van de presentatie (ongeveer vijf tot tien minuten)
Sofie Filmpje zoeken op lokaal 24 over faalangst en deze naar mij door mailen!! De presentatie inhoudelijk samen met mij verzorgen. Een stuk van de presentatie geven eerste en tweede gedeelte. De uiterlijke verzorging van de presentatie (hier komen we volgende week over samen) De hand-out verzorgen (ook vanaf volgende week)
Natasja Het samenstellen van de reader Het interview met een docent werkzaam in het onderwijs Samen met Sofie de presentatie inhoudelijk samenstellen
Presentatie samenstellen en doorspreken van samengevatte teksten. Gekozen filmpje van Sofie bekijken Rolverdeling binnen de presentatie en het kringgesprek
Tijden: 12.00 tot 14.45, ligt eraan wie er allemaal animatie hebben. We kunnen wel met een
aantal alvast een begin maken!
13
Of na de laatste les op dinsdag.
Vanaf de volgende pagina is de reader te vinden
FAALANGST EN DEPRESSIE
DEZE READER IS TOT STAND GEKOMEN DOOR:
Jeroen Duijf
Isa Elias
Eva Enenkel
Sofie van Gils
En Natasja Jucewicz
2012
14
INHOUD
Inleiding
Hoofdstuk 1
Faalangst blz 4.tm 20
Van angst tot depressie blz 21
Hoofdstuk 2
Depressie blz 22.tm 24
Hoofdstuk 3
Interview met docent en trainer van de faalangst
reductie training Charlotte van Leuven blz 25.tm 26
15
Inleiding:In deze reader worden de volgende onderwerpen behandeld: Faalangst en depressie bij
met name jongeren als zijnde de leerling. Binnen de redactie heeft een ieder van ons zich
ontfermt over een samenvatting van een ondewerp. Daarom zullen de schrijfstijlen
onderling. verschillen per onderwerp. Maar dat ter zijde. …
In deze reader wordt met name faalangst uitgebreidt behandeld, omdat het een
veelvoorkomende ‘handicap’ is die goed te behandelen is, mits er bijtijds en met de
juiste middelen gewerkt wordt.
Omdat depressie een gevolg kan zijn op (faal)angst, komt ook deze aan bod.
Wij wensen jullie veel kennis en leergierigheid toe!
Vriendelijke groet de redactie.
De teksten zijn geschreven door: Eva Enenkel (faalangst), Jeroen Duijf (depressie) Isa
Elias (van angst tot depressie) en Natasja Jucewicz (Interview, Inleiding en de
eindredactie)
Voor de eindredactie en vormgeving betreft de presentatie heeft gezorgd Sofie van Gils.
Het brononderzoek is te danken aan Isa Elias en Eva Enenkel
De handout voor depressie is te danken aan Jeroen Duijf en de handout over faalangst is
gemaakt door Natasja Jucewicz tot zover deze inleiding
16
FaalangstEr bestaat geen mislukking, alleen feedback
Fouten maken mag
“De fouten van het verleden vormen de wijsheid van het heden”
1. Wat is faalangst?
Faalangst is een groot probleem in onze tijd. Er staat een steeds grotere druk op het
leveren van prestaties op een alsmaar kortere termijn. Daar hebben niet alleen wij als
volwassenen last van, maar ook kinderen hebben hiervan last.
Faalangst betekent letterlijk; bang zijn om te falen. Het is dus een vorm van angst die per
definitie optreedt wanneer iemand iets MOET doen en er dus een prestatie moet worden
geleverd. Faalangst heeft dus een negatieve invloed op het leveren van prestaties. Vaak
denkt men bij het horen van het woord faalangst meteen aan schoolsituaties, maar
faalangst kan in allerlei situaties voorkomen die in verband staan met het presteren.
De persoon met faalangst is bang om dingen te laten mislukken. Deze angst is niet alleen
het gevolg van echte mislukkingen maar vooral ook door de manier waarop de
omgeving op deze mislukkingen reageert.
Bij kinderen met faalangst is een eisende, sterk prestatiegerichte houding in de
omgeving dan ook de voedingsbodem voor faalangst. Nog een oorzaak die bij kinderen
met faalangst vaak aanwezig is, is dat er in de omgeving veel de nadruk wordt gelegd op
wat er juist verkeerd gaat bij deze kinderen i.p.v. dat de nadruk wordt gelegd op de
dingen die goed gaan.
17
Faalangst is te onderscheiden in drie groepen; cognitieve, sociale en motorische
faalangst, deze drie soorten faalangst kunnen overigens ook overlappen met elkaar, in
dit geval noemen we het een mengvorm van faalangst.
De cognitieve faalangst heeft te maken met het schoolse leren. De leerling vindt het eng
ergens aan te beginnen omdat hij of zij bang is voor een negatieve beoordeling van zijn
prestaties. Deze beoordeling kan komen van de leraar , van de ouders of van de
klasgenoten.
De sociale faalangst komt voort uit de angst afgewezen of negatief beoordeeld te worden
door groepen die belangrijk voor de persoon zijn. De jongere is bezig zijn identiteit te
verwerven en heeft het nodig ergens bij te horen.
De derde vorm is motorische faalangst. Hier kun je van spreken als de persoon angstig is
bij het uitvoeren van fysieke handelingen, bijvoorbeeld faalangst in een gymles.
2. Kenmerken van faalangst bij kinderen, adolescenten en
volwassenen
We kunnen faalangst herkennen door bepaalde kenmerken die hiermee nauw in
verband staan. De kenmerken van kinderen, adolescenten en volwassenen komen sterk
met elkaar overeen. Hieronder een opsomming van deze kenmerken.
Kenmerken bij kinderen;
-vermijden van iets nieuws
-Willen veel bevestiging
-Vragen constant om hulp
-kijken vaak eerst hoe anderen het doen
-kunnen moeilijk " nee " zeggen
-zijn overgevoelig voor kritiek
-verbergen zich graag in de grote groep
-maken opmerkingen over niet kunnen
-hebben er een hekel aan als je over hun schouder meekijkt
-Interne attributie bij falen
-Externe attributiestijl bij succes
-ze kijken veel om zich heen
-paniek bij tijdsdruk
18
-ze schatten van te voren hun mogelijkheden te laag in
Kenmerken bij adolescenten
- Faalangstige jongeren willen regelmatig feedback hebben op door hen geleverd werk.
- Vaak kijken ze eerst naar hoe anderen situaties of bepaalde dingen aanpakken.
- Ze zijn zeer gevoelig voor kritiek, sommige jongeren zijn zelfs bang voor
complimenten.
- Ze zoeken voortdurend steun bij medeleerlingen.
- Ze durven niet te weigeren als iemand wat van hen gedaan wil hebben’.
- jongeren moeten tijdens het presteren steeds denken aan dat het toch wel mis zal
lopen waardoor ze ook echt onder de maat gaan presteren.
- Ze proberen de leerstof er zo in te stampen dat ze die zonder nadenken kunnen
opdreunen.
- Ze hebben veelal een negatief beeld van zichzelf.
-Wat ze goed gedaan hebben schrijven ze toe aan toeval of aan het feit dat het zo
makkelijk was.
- Uiterlijke reacties kunnen zijn: stotteren, zweten, zenuwachtig wiebelen met de benen,
oppervlakkig ‘hoog’ ademhalen, schouders samentrekken, met handelen friemelen of
rode vlekken in de nek.
- Innerlijke reacties kunnen zijn: hartkloppingen, droge mond, naar de wc moeten en
maagpijn’.
Kenmerken volwassenen
-Piekergedachten
-Wanhoop
-Een laag zelfbeeld
-Camoufleren; de volwassene camoufleert de angst door zich anders te gedragen, heeft
als het ware gewoontes aangeleerd om met de faalangst om te gaan; stoer en roekeloos
gedrag, vrolijk en opgewekt gedrag (er worden grapjes gemaakt over moeilijke dingen).
-nieuwe situaties ontlopen
- het denken voor anderen; Bijv. wanneer degene een vriend op straat tegenkomt zonder
dat deze groet, weet jij zeker dat die vriend je niet aardig meer vindt.
-In de omgang met andere mensen een geremd gevoel hebben, de volwassene vindt het
19
erg belangrijk wat er van hem of haar wordt gevonden.
-Perfectionisme, men stelt zeer hoge eisen aan zichzelf
- Al lang van voordat de prestatie moet worden geleverd angst om toch wel te falen.
-Als gevolg van je angst krijg je last van negatieve denkbeelden.
-slaapproblemen. Je kunt ’s nachts je gedachtes niet meer stopzetten. Je blijft maar
doormalen over het moment dat je de prestatie moet leveren.
-Tijdens het presteren slaat je hart op hol, je begint te transpireren en helder denken
lukt al helemaal niet meer.
3. De tien meest voorkomende klachten bij faalangst1. hartkloppingen2. zweten3. buikpijn/diarree4. nodig moeten plassen5. snellere ademhaling6. hoofdpijn7. geen honger8. trillende handen9. slecht slapen10. black-out
4. Gedragspatronen van faalangstige jongeren
Faalangst blijkt achter veel gedragspatronen te schuilen. Hieronder laten wij de
belangrijkste vormen zien, gedragsfactoren waaraan je faalangst kunt herkennen
bij jongeren:
• Afhankelijk gedrag
Deze faalangstige kinderen willen op allerlei manieren worden geholpen. Ze kunnen hun
eigen faalangst onder woorden brengen en roepen begrip op bij volwassenen. Het
gedrag van deze faalangstige kinderen is gemakkelijk te herkennen voor leraren en
ouders.
• Stil, rustig, teruggetrokken gedrag
Een kenmerk van deze faalangstige kinderen is dat ze zich moeilijk kunnen uitdrukken
en dat ze erg gesloten zijn.
20
• Agressief, brutaal gedrag
Faalangstige kinderen met een agressieve houding proberen te voorkomen dat anderen
hun ware, angstige gezicht gezien. Ze hebben liever dat ze straf krijgen van de leraar of
ouders thuis, dan dat anderen hun ware aard zien.
• Clownesk gedrag
Sommige faalangstige kinderen hangen voortdurend de clown uit. Hun faalangst
proberen ze zo voor de buitenwereld te verbergen. Dat anderen af en toe vervelend
reageren op hun grappen en grollen, nemen ze voor lief.
• Apathisch en droevig gedrag
Deze faalangstige kinderen geven toe aan hun lage zelfbeeld en hebben een patroon van
‘aangeleerde hulpeloosheid’ ontwikkeld. Als ze niet meteen worden geholpen bij een
vraag of een opdracht, vervallen deze kinderen in een apathische en verdrietige
houding.
• Overdreven hulpvaardig gedrag
Dit gedrag komt soms voort uit een verlangen om bij iedereen, en ouders voorop, vooral
positief over te komen en aardig gevonden te worden. Wat het ook kost aan
inspanningen, pijn en soms verdriet.
5. De Ridderpoort en andere testen waarmee faalangst wordt
gesignaleerd
De Ridderpoort is een test waaruit faalangst kan worden gesignaleerd. De test wordt op
veel middelbare scholen gemaakt door de leerlingen die in de eerste klas zitten. Op
pagina 6,7 en 8 is de Ridderpoort te vinden, op deze manier krijg je een beeld van wat
voor vragen er worden gesteld aan de leerlingen en uit wat voor soort vragen faalangst
kan worden gesignaleerd.
Nog een test waarmee we kunnen zien of de leerling faalangst heeft is de
SchoolVragenLijst. Hierbij worden motivatie, welbevinden, zelfconcept en sociale wenselijkheid
bekeken.
21
De Vragenlijst is ontwikkeld om de leerling voor zichzelf een beeld te laten schetsen van zijn
sterke en zwakke punten. Een aantal vragen geven aanwijzingen over het mogelijk hebben van
faalangst.
Een test die gericht is op het signaleren van angstgevoelens tijdens specifieke situaties
is de Situatie Specifieke Angst Test. Na het invullen van deze test wordt duidelijk in
welke mate iemand angst heeft voor het niet kunnen en angst voor negatieve gevoelens
(evaluatieve gevoelens).
22
23
24
6. wat te doen tegen faalangst?Faalangst helemaal over laten gaan is niet mogelijk. Maar het is wel mogelijk om de
persoon die faalangst heeft hiermee om te leren gaan. Bij verschillende instituten en op
scholen worden trainingen gegeven aan kleine groepen faalangstigen onder elkaar. Er
zijn ontzettend veel verschillende faalangst trainingen, over het algemeen wordt er
geleerd om te gaan met de angst om te falen, dit d.m.v. rollenspellen, praten met elkaar,
spierspanning- en ontspanningsoefeningen, complimentoefeningen etc.
Indien de faalangstige persoon geen behoefte heeft aan trainingen in kleine groepen kan
hij of zij ervoor kiezen naar de psycholoog te gaan, want ook psychologen kunnen op
hun eigen wijze faalangst “te lijf” gaan.
In het geval van kinderen met faalangst is het belangrijk dat de ouders bij de trainingen
worden betrokken, de ouders geven op deze manier hun kind de toestemming om te
veranderen, en dit is voor deze kinderen een stok achter de deur. Op deze manier leren
de ouders hun kind beter te begrijpen en kunnen zij er als thuisbasis aan bijdragen hun
kind meer zelfvertrouwen te geven.
Op middelbare scholen hebben leerlingen een mentor waarmee zij in gesprek kunnen
over hun problemen, dus ook over faalangst. Deze mentor kan de leerling dan
25
doorverwijzen naar een vertrouwenspersonen of schoolpsycholoog, deze personen
zorgen ervoor dat het proces waarin de leerling zich gaat bevinden überhaupt kan gaan
beginnen.
Zet eens een andere bril op! (Zonnebril, Roze bril, Leesbril)
Een fijne theorie die de gedachtegang van faalangstigen kan veranderen is de “RET
theorie” ofwel de Rationeel Emotieve Theorie. Wij persoonlijk denken dat deze theorie
erg goed kan helpen bij faalangstigen maar ook kan baten bij mensen die niet faalangstig
zijn. Het is eigenlijk een soort van morele steun die je kan helpen in veel situaties
waarvan of waarin je onzeker wordt.
Hoe je een gebeurtenis bekijkt is sterk afhankelijk van wat je over
die gebeurtenis denkt. De RET gaat in op de gedachten: Als je je
gedachten over een gebeurtenis verandert, dan verandert je gevoel
over die gebeurtenis en doe je meestal ook andere dingen.
Dus... als je van dat faalangst-gevoel af wilt, dan is het goed om je
gedachte over de gebeurtenis die de faalangst oproept te
veranderen. (Zouden ze me uitlachen? Straks val ik en dan ... Ik
weet natuurlijk weer niks e.d.) Zet die onredelijke, onhandige
gedachten om in redelijke, 'handige' gedachten zoals: "Gewoonlijk luisteren mijn
klasgenoten heel serieus naar spreekbeurten", "Ik heb het goed voorbereid dus ...", "Ik
ben de enige die weet wat ik allemaal wilde zeggen dus als ik iets vergeet merken ze er
toch niks van". "Er is een grote kans dat ze me aardig vinden, want met pietje heb ik ook
altijd veel lol", enz.
26
7. Tips voor Docenten & School
Natuurlijk zou het goed zijn als faalangstige leerlingen zouden leren om ook
met onzekere situaties en een faalangstonvriendelijke omgeving te dealen.
Maar dit is echter makkelijker gezegd dan gedaan.
In de tussentijd dat het kind leert omgaan met faalangstonvriendelijke
omgevingen en dus faalangscursussen volgt (proefwerken, gymprestaties etc.)
is het goed je manier van lesgeven aan te passen aan de faalangstige leerling,
zodat deze zelfvertrouwen op kan bouwen en uit de vicieuze cirkel van de
faalangst kan stappen. Daarnaast is het sowieso van belang om in je klas te
streven naar een vriendelijke en veilige sfeer. Dat helpt niet alleen de
faalangstigen maar ook je andere leerlingen te stimuleren in het leerproces
27
maar het voorkomt ook dat je ongewild faalangst induceert bij daarvoor
gevoelige kinderen.
Niet alle leerlingen zien hun faalangst als een probleem, deze leerlingen
kunnen zelf heel goed met hun faalangst omgaan. Maar een faalangstige
leerling heeft hulp nodig en dient dit ook te krijgen indien:
hij of zij zelf aangeeft dat het een probleem vormt, of als
het kind in zijn functioneren nú beperkt wordt of
de huidige of toekomstige ontwikkeling naar alle waarschijnlijkheid
geschaad gaat worden.
Hoe ouder de leerling is hoe beter hij of zij zelf kan aangeven of de faalangst
een probleem vormt, hoe jonger het kind hoe meer je als docent moet afgaan
op je eigen oordeel en dat van de ouders over wat schadelijk is en wat nog niet.
Dus wanneer je als docent klassen met jongere kinderen hebt is het belangrijk
goed op signalen te letten die de kinderen afgeven.
Faalangst kan heel specifiek zijn, bv alleen voor rekenen, maar het heeft de
neiging zich uit te breiden naar andere aspecten van het (school)leven
(rekenen is altijd en overal spannend en wiskunde dus ook). Dat maakt het
belangrijk om zo snel mogelijk in te grijpen bij een zich ontwikkelende
faalangst.
Hieronder staan verschillende mogelijkheden om als leraar het schoolleven
voor de faalangstige een beetje veiliger en rustgevender te maken, dus om
voor de faalangstige leerling een veilige omgeving te creëren. Bekijk zelf wat in
jouw geval een nuttige of nodige maatregel is. Hieronder staat uitgelegd hoe je
met de lijst moet werken.
28
Een aanbevolen manier van werken met deze lijst is als volgt:
Lees hem door. Streep een paar (bv 5) mogelijkheden aan waarvan u denkt dat het in uw
geval zal of tenminste kan helpen. Bedenk een strategie om die activiteiten ook werkelijk in de lespraktijk te
integreren. Wellicht moet je ze één voor één inoefenen en toepassen. Of elke dag na afloop van de lessen standaard nagaan in hoeverre je de nieuwe gedragingen naar de leerlingen toe hebt gebezigd. Of achter in je lokaal een papier ophangen met herinnerende teksten of symbolen. Of alles wat je zelf wellicht nog beter kunt bedenken.
Welnu, wat zou je in de klas zoal ter voorkoming of bestrijding van faalangst kunnen doen als leraar of docent?
Houd je aan regel 1 en straal die op alle manieren uit:
De fouten van het verleden vormen de wijsheid van het heden - Fouten maken Mag!
Verder: Geef structuur, zekerheid, houvast, veiligheid.
Geef zekerheid over toekomstige gebeurtenissen, laat ze vast wennen aan veranderingen.
Geef een dagprogramma of (in VO) programma per les, lessenserie. Verdeel opdrachten in stapjes. Bespreek de stappen afzonderlijk en heel
precies. Geef de stappen als aparte opdrachten. Geef extra uitleg indien nodig. Geef ze veel info bv over rapporten, beoordeling, cijfervaststelling,
overgangsnormen e.d. Wees heel duidelijk over de proefwerken, wat te leren, hoe te leren,
welke inhoud, wat voor soort vragen e.d. Geef eventueel oefenproefwerken waarvan het cijfer dus niet meetelt
(variant: alleen meetelt als het voldoende is). Geef de leerlingen ruim de tijd. Biedt herkansingsmogelijkheden. Oefen met toetsprognoses - schatten van cijfers vooraf. Wees duidelijk over werkvormen en gewenst gedrag in de klas. Wees precies over de gewenste vorm en uitvoering van opdrachten. Doe
voor. Wees duidelijk over de manier waarop het huiswerk dient te worden
geleerd, gemaakt. Wees helder in wat mag en wat niet.
29
Spreekbeurten eventueel niet voor de klas houden maar individueel of in klein groepje.
Opstellen niet voor de hele klas voorlezen. Spreekbeurten eventueel tevoren doornemen en tips en hulp aanbieden. Ruim tevoren je les- en toetsprogramma aankondigen. Ze eventueel zelf laten kiezen voor het moment van overhoring of
proefwerk. Geef voldoende gelegenheid om zelfstandig (evt. kleine) prestaties te
leveren. Heb positieve verwachtingen over het kind (Het kind leest dat
gegarandeerd trefzeker af uit uw non-verbale mimiek en gedrag en reageert daarop) (verklein of vereenvoudig eventueel te opdrachten, zodat je congruent positief kunt blijven)
Zorg dat het kind de tijd krijgt van andere kinderen om ook tot een antwoord of activiteit te komen.
Zorg dat de klasgenoten ook positief zijn naar het kind, althans in elk geval niet negerend of afkeurend of tevoren al ontmoedigend over de te verwachten prestatie. (Jij haalt toch weer een onvoldoende!; Jij kan dat toch niet!)
Leer het kind dat het niet alles perfect hoeft te kennen en/of kunnen. Ga bij succes heel geleidelijk, afhankelijk van de vorderingen van het
kind, de begeleiding en speciale maatregelen voor het kind verminderen.
Als het kind in de klas uitgelachen wordt, neem dan stelling en grijp in middels gesprekken en het vaststellen van een klasseregel "dat we elkaar niet uitlachen"
Vriendelijke sfeerDe faalangstige leerling is bang voor falen en de afkeuring die daarmee gepaard zou kunnen gaan. Hoe minder angst voor die afkeuring hoe minder faalangstig. Fouten maken mag! Geef positieve feedback. Vertel nadrukkelijk wat goed ging, wees heel
erg voorzichtig over wat mis ging. Geen irritatie, cynisme, sarcasme, boosheid. Gebruik woorden en zinnen die de leerling ook tegen jou zou mogen
zeggen. Let op je non-verbale boodschappen naar de klas.
Een bepaalde manier van staren wordt soms al angstig gevonden ("zo streng als hij de klas inkijkt ...")
Boos kijken Boos praten
30
En als docent hoef je dat helemaal niet zo te bedoelen om toch een ongewenst effect bij de leerling op te roepen
Manier van feedback geven: Zorg dat het kind successen kan boeken door ...
het aanpassen van het ... Niveau Tempo Inhoud van de opdrachtHet geven van Extra hulpmiddelen Extra voorbeelden Extra uitleg E.d.
Geef vaak en precieze feedback duidelijk en precies: Je hebt blz. 6 onderdeel ... nog niet goed genoeg
geleerd ipv, dat je blz. 6 niet hebt geleerd. Niet alleen dat iets goed of fout is, maar ook waarom iets goed of fout is.
taakgericht (Zorg dat je een volgende keer zo'n plaatje ook goed bestudeert itt 'Wat ben je weer stom geweest (dat je dat plaatje hebt overgeslagen)', 'Lees die zin nog eens door' ipv 'Denk toch eens na...')
Zo snel mogelijk na een toets resultaten teruggeven. Kijk toetsen na op de manier van: ...zoveel antwoorden goed ipv ...zoveel
fout. Lees de cijfers niet hardop voor en al helemaal niet in volgorde van hoog
naar laag. Laat merken dat je de inspanningen van het kind hebt waargenomen,
ook als het cijfer wat minder is. Vraag hoe het kind iets doet, zodat je bij kunt sturen. Leer het kind positieve dingen over zichzelf te zeggen. Oefen met kritiek krijgen en toch overeind blijven:
Praat erover als het gebeurt. Vertel een verhaal of metafoor waarin kritiek toch heel goed
ontvangen wordt. Doe rollenspellen. Houd een klassengesprek over 'tegen kritiek kunnen'.
Oefen op dezelfde manier als boven met complimenten krijgen en accepteren.
Samen met de ouders Maak een complimenten - successen boekje waarin op school elke
dag een paar successen worden genoteerd.
31
Geef het mee naar huis. Spreek tevoren met de ouders af dat ze het boekje elke dag ter hand
nemen en het kind uitgebreid prijzen voor de behaalde successen. Doe - voorzover van toepassing - alles wat in de "Tips voor ouders van
faalangstige leerlingen" staat. Stel reële eisen
De leerling stelt zichzelf vermoedelijk al te hoge eisen. Doe daar als docent NIET aan mee, want elke teleurstelling is voor de leerling het bewijs dat hij het inderdaad niet kan. Zorg dat de leerlingsucces kan behalen met kleine en grote dingen.
Oefen met toetsprognoses - schatten van cijfers vooraf, zodat de leerling reëel naar zichzelf kan gaan kijken. Dit kan ik wel, dat kan ik (nog) niet.
Misschien is voor deze leerling voor dit vak een 5 wel een prachtig cijfer. Overleg met de leerling wat zíjn (reëel haalbare) doel is en wees vol lof als dat gehaald wordt.
Spreek alleen positieve verwachtingen uit. Geef het goede voorbeeld:
Geloof in jezelf Verwacht positieve dingen van jezelf Geef voorbeelden van oplossingen in bv ...
Een poppenspel Een rollenspel Een dramales Een metafoor of gewoon een verhaal
Doe de (alle?) bovenstaande dingen en wat je nog meer kunt bedenken. Herkader opmerkingen van leerlingen in positieve richting (Dat lukt me
nooit Ik heb er alles aan gedaan dus de kans is groot ..., dus als het nu niet gaat dan pech.
Zoek met de leerlingen naar meer reële gedachten in de plaats van de angstgedachten die ze meestal hebben.
Help ze een studieschema te maken, alles in kleine stapjes op te delen (Dan zien ze dat er nog voldoende tijd is en gaat het slapen beter)
Verzuchtingen van faalangstige kinderen tijdens mijn trainingen: Alsjeblieft niet over de rug meelezen tijdens toetsen Niet te vaak de tijd aangeven tijdens proefwerk - Niet telkens het einde
aankondigen: Nog 10 min, nog 5 min, nog 2, nog 1 min.... daar worden ze gek van zo op het laatst.
Geen dingen zeggen als ... "Je hebt het niet geleerd" als ze een slecht cijfer hebben. Goede kans
dat deze leerling zich kapot heeft geleerd erop.
32
"Je zit niet op te letten", als een leerling een vraag niet meteen kan beantwoorden. Zij kan het ook gewoon niet weten.
"Zo kan je niet verder" "Heb je het niet geleerd" "Dit moet volgende keer beter"
Onderstaand enkele voorbeelden zoals opgeschreven door leerlingen uit verschillende faalangstreductie trainingen:
Literatuur
- Marc Litière “Ik kan dat niet! Zegt mijn kind” omgaan met faalangst bij kinderen, een gids voor ouders, leerkrachten en hulpverleners 2010 , Lannoo, Tielt
- Angst en depressie : over angsten, depressies en aanverwante problematiek bij kinderen en jongeren / W. de Jong. - Huizen : Pica, 2009
http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/09/[url]?id=111040&recnr=68257
http://www.opdc-zodrenthe.nl/faalangst.htm
http://www.mindtuning.nl/faalangst-volwassenen
http://www.leerprikkels.nl/images/afbeeldingen/faalangst-op-school.pdf
http://www.digischool.nl/llbeg/counsel/Faalangst/kenmerken_van_faalangst.htm
http://www.faalangst.nl/artikelen/artikel04.html
http://www.springerlink.com/content/978-90-313-6047-5/#section=661138&page=2&locus=35
http://faalangst.mysites.nl/mypages/faalangst/106037.html
http://www.humantouch.nl/faalangstfeiten.html
http://www.defaalangstcoach.nl/faalangst-volwassenen/
https://openaccess.leidenuniv.nl/handle/1887/18442
http://www.digischool.nl/llbeg/counsel/Faalangst/faalangstframes.htm
http://www.faalangst.nl/verhalen.php?subaction=showfull&id=1183043904&archive=&start_from=&ucat=3&
http://www.faalangst.nl/media.php?subaction=showfull&id=1297774913&archive=&start_from=&ucat=1&
33
http://www.leraar24.nl/video/1846/studio24-faalangst
Omdat angst een veelvoorkomende trigger is op het gebied van depressie zijn hier enkele punten op een rij gezet ter herkenning en het preventief omgaan met bovenstaande:
Stressopwekkende gebeurtenissen kunnen individuen gevoelig maken om op een disfunctionele manier te reageren op situaties.
Als deze negatieve gebeurtenissen zich blijven herhalen, kan dit zorgen voor een stabiel patroon van attributies die het zelfbeeld negatief beïnvloeden. In de toekomst kan er dan een ‘hopeloosheid’ ontstaan bij stressopwekkende gebeurtenissen.
Deze kwetsbaarheid staat centraal bij het begrijpen van het ontstaan van depressies.
Ook andersom kan depressie leiden tot faalangst met als gevolg zwakke schoolprestaties.
Vaak onderschatten ouders de toestand van hun kind, en nemen ze aan dat het wel meevalt. Wanneer het aan het kind zelf gevraagd wordt, lijkt het vaak toch ernstiger.
Tussen leraar en leerling verschilt dit, soms wordt het overschat, soms onderschat.
Uit een onderzoek (welke?) is gebleken dat kinderen met leerproblemen, vaker depressieve verschijnselen zullen krijgen dan anderen.
Bron: www.tbraams.nl/pdf/depressie-angst-dyslexie.pdf
Wat is een depressieEen depressie is een aandoening die valt onder de 'stemmingsstoornissen'. Van een depressieve stemming is sprake als er gedurende een langere periode een somberheid bestaat en/of een lusteloosheid, verlies van interesse of een onvermogen om ergens van te genieten.
34
Bij een depressie kan men kijken naar de hoogte van de stemming (zoals een beetje somber of héél erg somber) en naar de wisselingen in de stemming (zoals wekenlang een somber gevoel of een afwisseling tussen de positieve stemming en de sombere stemming; maar ook wisseling per dag of per aantal weken). Dit kan per persoon variëren en zorgt ervoor dat een depressie bij iedereen anders kan zijn.
Verschil van depressie bij kinderen, jongeren en volwassenen
Een depressie bij kinderen en jongeren verloopt anders dan bij volwassenen. Depressieve kinderen zijn somber, maar kunnen soms toch ook nog even veel plezier maken. De stemming van depressieve kinderen is vaak mat en prikkelbaar. Jonge depressieve kinderen zijn vaak angstig voor verlies en laten weinig speelsheid zien. Wat we niet vaak bij deze kinderen zien, is droevigheid, suïcidaal en negatieve gedachten over zichzelf of over hun toekomst. Hierin verschillen depressieve kinderen van depressieve volwassenen. Bij de depressieve tieners worden regelmatig schoolproblemen en moeilijkheden in het contact met andere kinderen gezien. Dit kan zich uiten in pesten of er niet bij horen. In de puberteitsleeftijd zien we depressie meer bij meisjes dan bij jongens voorkomen. Een depressie in de kindertijd maakt de kans op herhaling erg groot. Vaak gaat de depressie samen met andere stoornissen, zoals angsten, eetproblemen en antisociaal gedrag.
Oorzaken en factoren van een depressie bij jongeren
Gezin of school zijn meestal onderdeel/oorzaak van het probleem en dienen daarom betrokken te worden tijdens de behandeling. Overigens zijn er ook heel duidelijk aanwijsbare oorzaken voor kinderdepressies waar je als ouder niets aan kunt doen. Zoals het overlijden van dierbare familieleden.
Bij de meeste depressieve kinderen komen regelmatig vage, onverklaarbare lichamelijke klachten voor, zoals hoofdpijn, buikpijn, spierpijn of zich niet lekker voelen.
De oorzaak van depressie bij kinderen is meestal een ingewikkeld samenspel van diverse factoren. We onderscheiden de volgende factoren met bijbehorende voorbeelden: Factoren in het kind zelf
Genetische factoren Temperament Manier van omgaan met agressie Lichamelijke of geestelijke handicap(s) Sociale tekorten
Factoren uit de omgeving Depressie van een ouder Chronische ziekte of aandoening van een gezinslid Moeilijkheden in de omgang tussen ouder en kind, zoals hechtingsproblematiek,
Autoritaire opvoedingsstijl, acceptatieproblemen Pesterijen door andere kinderen Tegenvallende schoolprestaties
Factoren in de levensloop Ervaringen van dood, verlies of scheiding Ervaringen van seksueel misbruik, mishandeling of andere traumatisering
Cijfers
35
De cijfers zijn indrukwekkend. Depressie is volgens de World Health Organisation in 2020 wereldwijd volksziektenummer één. Nederland, het land waar volgens onderzoek van de Europese Unie de gelukkigste mensen ter wereld wonen, telde in 2006 1 miljoen antidepressiva-gebruikers.Volgens het Trimbos-instituut lijdt 40 procent van de Nederlanders tussen 18 en 65 jaar ooit in zijn leven aan een psychische stoornis; en die stoornis is niet zelden een depressie.
Symptomen van een depressie bij een leerling en de te ondernemen stappen
De symptomen van een depressieve leerling lijkt op pubergedrag.Er zijn acht symptomen voor een depressie, een leerling moet aan vijf van de acht symptomen voldoen. In vele gevallen komen deze tegelijk. De symptomen moeten gelijkertijd, op het zelfde moment en een groot gedeelte van de dag voordoen. Verder moeten de symptomen bijna dagelijks en gedurende twee weken voorkomen. Zij beïnvloeden het functioneren van een leerling in grote mate.
Symptomen van een depressie: Zeer sombere, neerslachtige stemming Duidelijke vermindering van interesse of plezier in (bijna) alle activiteiten Verminderd vermogen tot nadenken, besluitloosheid, concentratieproblemen Gevoelens van waardeloosheid met buitensporige of onterechte schuldgevoelens Duidelijke gewichtsverandering en/of verandering van de eetlust Slaapproblemen en vermoeidheid Traagheid of juist motorische onrust Terugkerende gedachten aan de dood en/of (een poging tot) zelfdoding of
zelfverwondingKenmerken tijdens een les kunnen zijn:
Concentratie problemen, afwezig zijn tijdens de les Te laat in de les, voorheen netjes op tijd Paniek aanvallen Besluitenloosheid Achterstand
Ondernemen stappen door een docent n.a.v. signalen en kenmerken Met collega’s bespreken of ze de zelfde signalen van de leerling herkennen Gesprek aangaan met de leerling om te laten blijken dat je bezorgd bent. Vragen kunnen
dan zijn hoe het met de leerling is en wat er speelt. Tijdens de reguliere lessen is er bijna geen tijd en mogelijkheid voor.
Ouders kunnen ingeschakeld worden, wel in samenspraak met de leerling. Mochten de problemen zeer opvallend worden dan moet er zeker de stap naar de ouders toe worden ondernomen. Als de ouders de signalen en kenmerken herkennen kunnen de ouders en de leerling worden doorverwezen naar een huisarts. Een huisarts zal in vele gevallen de leerling door verwijzen naar een psycholoog.
Doorverwezen worden kan ook naar het zorgteam of een school psycholoog
Hoe dient een docent om te gaan met een depressie bij leerlingen
Geef veel complimenten. Benoem vooral wat goed gaat.
36
Creëer succeservaringen. Sluit met de leerstof aan bij wat de leerling al weet. Bied grote opdrachten aan in kleinere stukken. Help bij het plannen van opdrachten. Bied hulpmiddelen, zoals een woordenboek of rekenmachine. Geef aangepaste hoeveelheden werk. Geef extra leer- of werktijd. Laat geheugensteuntjes maken voor belangrijke zaken. Niet direct beginnen met het woord depressie, alleen als er een diagnose is gesteld De leerling de ruimte te geven wat er speelt en daarop aansluiten Accepterende, open en begripvolle houding aannemen. De leerling een gevoel van
vertrouwen en veiligheid geven. Omschrijven wat opvalt aan het gedrag van een leerling Blijven de problemen zichtbaar dan kan een wekelijks gesprek goed zijn om de zorgen en
ideeën van de leerling te bespreken.
Tijdens de les: Houdt de opdrachten korter zodat er meer afwisseling is en de aandacht niet snel is
afgeleid Afspraken maken met de leerling over klassikaal spreken
Bronnen: Didaktief april 2011 www.depressie.nl www.symptomendepressie.nl www.leraar24.nl/dossier/2361 www.leraar24.nl/video/2361 www.leraar24.nl/video/2357
INTERVIEW MET CHARLOTTE van LEUVEN Kan je jezelf even kort voorstellen?Mijn naam is Charlotte van Leuven. Ik ben nu 5 jaar werkzaam op Sg. De Rooi Pannen te Eindhoven. Ik verzorg daar de lessen Leefstijl, sociale emotionele vaardigheden, voor
37
alle 1e jaars leerlingen. Daarnaast geef ik mens en natuur, wiskunde en mens en maatschappij aan leerlingen met LWOO. LWOO staat voor Leerweg ondersteunend onderwijs. Naast mijn rol als docent ben ik ook trainer. Ik geef aan eerste en tweede jaars leerlingen faalangst reductie training. Ik heb vorig jaar binnen mijn opleiding Omgangskunde een training hiervoor gevolgd en heb hiervoor een certificaat gehaald.
Hoe heb je zelf toemaken gehad met faalangst en/of depressie binnen jouw functie als docent?In klassensituaties maak ik regelmatig mee dat leerlingen last hebben van faalangst. Dit merk en zie ik doordat deze leerlingen tijdens een toets of presentatie zo zenuwachtig zijn dat ze een zogenoemde ´black out´ krijgen.
Wanneer werd je hier voor het eerst mee geconfronteerd?Ik werd hier het eerste jaar dat ik les gaf al mee geconfronteerd, alleen wist ik toen nog niet goed hoe ik daar als docent mee om moest gaan. Ik wist toen niet hoe ik deze leerlingen moest begeleiden op het moment dat de faalangst op trad.
Welke signalen worden er over het algemeen afgegeven bij faalangst?De signalen die leerlingen met faalangst afgeven zijn verschillend. Vaak merk ik het aan de manier waarop ze een toets maken. De leerling weet op het moment niets meer en kan bijna niets invullen. Sommige leerlingen raken op zo´n moment in paniek en worden erg verdrietig. Bij presentaties merk je het vaak aan de manier waarop een leerling voor de klas staat. Heel onzeker. Dit merk je door de manier van praten. Dit gaat vaak stotterend en de leerlingen vergeten soms door alle zenuwen hun tekst. Leerlingen geven zelf aan dat ze vaak dan ook last hebben van buikpijn, misselijkheid, zweet handen, hartkloppingen ect. Dit is niet direct zichtbaar voor de omgeving.
Voordat je als docent begon te werken, wat wist je van faalangst/depressies af?Ik wist voordat ik als docent ging werken wel dat faalangst bestond. Ik wist toen alleen niet precies hoe ik leerlingen met faalangst het beste kon begeleiden.
Hoe heeft de school waarop je werkzaam bent je ingelicht over beide diagnoses?Het enige wat ik wist toen ik begon met werken was dat er een schoolvragenlijst werd afgenomen bij leerlingen en dat ze vanuit deze vragenlijst leerlingen uitnodigen voor een training. Dit kon een faalangst reductie training zijn of een sociale vaardigheidstraining. Over de verdere inhoud van deze trainingen ben ik nooit ingelicht. Ik ben vooral via mijn opleiding veel te weten te komen over faalangst.
Is er een parallel te vinden bij de leerlingen met faalangst wat achtergrond betreft?(milieu)De leerlingen die faalangst hebben komen uit zeer verschillende milieus. We hebben dit jaar in de training zowel jongens als meisjes gehad, uit verschillende culturen en met verschillende sociale achtergronden. Het zijn wel allemaal leerlingen die het erg graag goed willen doen. De onzekerheid die ze hebben komt vaak voort uit het feit dat ze erg prestatiegericht zijn. Soms komt dit uit het kind zelf en soms komt dit door een bepaalde druk vanuit de omgeving, vaak de ouders. Hoe ga je als docent zijnde om met deze diagnoses?Wanneer je als docent weet dat een leerling in jouw klas zit die last heeft van faalangst is het goed om dit te signaleren en door te geven aan de schoolpsychologe. Deze leerling
38
wordt dan vaak uitgenodigd voor een intake gesprek, zodat er gekeken kan worden hoe deze leerling het beste begeleid kan worden. Dit is vaak door middel van een training, maar in sommige gevallen wordt er een individueel traject gestart. Dit ligt aan de heftigheid van de faalangst. De docenten die les geven aan deze leerling kunnen er rekening mee houden door de leerling goed voor te bereiden op toetsen en voor een veilig klassenklimaat te zorgen.
Is er contact tussen het gezin en de school?Ouders worden altijd betrokken bij de begeleiding van hun kind. Wanneer een leerling in aanmerking komt voor een training wordt eerst contact opgenomen met de ouders. Wanneer een leerling deel neemt aan de faalangst reductie training vindt er tussentijds een en aan het einde van de training met de ouders een evaluatie plaats.
Wat is de volgende stap als je denkt te kunnen signaleren dat een leerling faalangst/depressie heeft?Wanneer je as docent vermoedens hebt van faalangst dan is het je taak om deze leerling aan te melden bij de schoolpsychologe. Zij gaat in gesprek met de leerling om te kijken welke vorm van begeleiding hij of zij nodig heeft.
Zijn er bij jullie op school programma's aanwezig die faalangst en of depressie behandelen bij leerlingen, of te spreken over een schoolpsycholoog?Ja. We hebben een faalangst reductie training. Hierin is per jaar plaats voor 10 leerlingen. Daarnaast zijn er ook leerlingen die individueel begeleid worden. Dit wordt gedaan door onze schoolpsychologe.
Hanteren jullie op school dezelfde leidraad (alle docenten) betreft de omgang met leerlingen die faalangst en of depressie hebben?Er is geen algemene leidraad voor lesgevende docenten.
EVALUATIE GROEPSPROCES (Isa, Jeroen, Eva, Sofie en Natasja) Evaluatie proces en productEr wordt goed naar elkaar geluisterd in deze groep?Binnen onze groep wordt er goed geluisterd naar ieders mening, en zijn er op dit punt geen verbeteringen nodig (vinden wij zelf .
39
Met andere woorden: Helemaal akkoord
Ik kan in deze groep mijn mening kwijt.Iedereen voelt zich vrij zijn of haar mening te geven, dit geeft een ontspannen sfeer tijdens de werk besprekingen.
De besluitvorming loopt goed.De besluitvorm loopt goed. Dit heeft uiteraard te maken met het feit dat iedereen zijn/haar mening kwijt kan.Wel is het zo, dat bij het ene besluit meer tijd nodig is dan bij het andere besluit om tot een eindconclusie te komen. Toch zijn geen van onze groepsleden van mening dat dit beter zou moeten, aangezien wij allen vijf streven naar een goed eindresultaat.
Afspraken worden nagekomen.Tot op heden worden alle afspraken goed na gekomen. Problemen worden uitgediept.
Ik voel me prettig in deze groep.Iedereen voelt zich prettig in onze groep en heeft daardoor ook de vrijheid zijn/haar mening te geven.
Er wordt in de gesprekken te vaak afgedwaald.Er wordt verschrikkelijk vaak afgedwaald tijdens de werkbesprekingen, onze groep denk dat dit mede te maken heeft met het uur waarin deze werkbesprekingen plaats vinden (eind van de middag), aangzien het werk dat thuis vericht moet worden vele malen sneller gaat.Ook zijn al onze groepsgenoten gesteld op elkander, waardoor een uitstapje naar onze vrij tijd en het reilen en zeilen daarbinnen geoorlooft is (vinden wij zelf)
In onze groep worden opvattingen van enkele groepsleden te makkelijk nagevolgd. Helemaal niet mee eens, logisch gevolg op het antwoord dat iedereen zijn/haar mening kwijt kan.
Er is vertrouwen in elkaars bijdragen. Helemaal mee eens!! Misschien dat dit ook de losse sfeer in de groep verklaart, anders zou de druk om te presteren hoger liggen tijdens de werkbesprekingen.
Problemen worden eenzijdig benaderd. Nvt.
Ik word door groepsleden gemotiveerd en gestimuleerd. Wij komen uit als groep op een gemiddelde, sommige van ons hebben het nodig meer gestimuleerd te worden dan andere. Omdat de sfeer ontspannen is, ligt de druk lager dan gemiddeld. Wel is dit een verbeter punt voor de voorzitter, om in het vervolg te kijken hoe dat de sfeer behouden blijft,
40
maar er toch het maximale uit ieder groepslid wordt gehaald. Mocht dit nu niet het geval zijn.
De voorzitter doet zijn - haar taak goed.*Deze vraag is niet door de voorzitter zelf beantwoord (uiteraard).De voorzitter doet haar taak prima, los van enkele verbeterpunten.Zie boven.
Ik ben tevreden over het werk dat we tot nu toe hebben gemaakt.Het gemaakte werk, is niet voldoende zichtbaar om hier een eenduidig antwoord op te geven. Wel is er goed mailcontact en is er veel en goed brononderzoek geweest, waardoor wij als groep van veel nuttige informatie zijn voorzien omtrent ons onderwerp (faalangst en depressie)
Ik ga er van uit dat we een goed verslag en een goede presentatie gaan leveren.Volmondig JAAAAAAAAAAA door de groep in zijn geheel!!
Handout Depressie
Bij de meeste depressieve kinderen komen regelmatig vage, onverklaarbare lichamelijke klachten voor, zoals hoofdpijn, buikpijn, spierpijn of zich niet lekker voelen.
41
De symptomen van een depressieve leerling lijkt op pubergedrag.Er zijn acht symptomen voor een depressie, een leerling moet aan vijf van de acht symptomen voldoen. De symptomen moeten gelijkertijd, op het zelfde moment en een groot gedeelte van de dag voordoen. Verder moeten de symptomen bijna dagelijks en gedurende twee weken voorkomen. Symptomen van een depressie:
Zeer sombere, neerslachtige stemming Duidelijke vermindering van interesse of plezier in (bijna) alle activiteiten Verminderd vermogen tot nadenken, besluitloosheid, concentratieproblemen Gevoelens van waardeloosheid met buitensporige of onterechte schuldgevoelens Duidelijke gewichtsverandering en/of verandering van de eetlust Slaapproblemen en vermoeidheid Traagheid of juist motorische onrust Terugkerende gedachten aan de dood en/of (een poging tot) zelfdoding of
zelfverwondingKenmerken tijdens een les kunnen zijn:
Concentratie problemen, afwezig zijn tijdens de les Te laat in de les, voorheen netjes op tijd Paniek aanvallen Besluitenloosheid Achterstand
Hoe dient een docent om te gaan met een depressie bij leerlingen
Geef veel complimenten. Benoem vooral wat goed gaat. Creëer succeservaringen. Sluit met de leerstof aan bij wat de leerling al weet. Bied grote opdrachten aan in kleinere stukken. Help bij het plannen van opdrachten. Bied hulpmiddelen, zoals een woordenboek of rekenmachine. Geef aangepaste hoeveelheden werk. Geef extra leer- of werktijd. Laat geheugensteuntjes maken voor belangrijke zaken. Niet direct beginnen met het woord depressie, alleen als er een diagnose is gesteld De leerling de ruimte te geven wat er speelt en daarop aansluiten Accepterende, open en begripvolle houding aannemen. De leerling een gevoel van
vertrouwen en veiligheid geven. Omschrijven wat opvalt aan het gedrag van een leerling Blijven de problemen zichtbaar dan kan een wekelijks gesprek goed zijn om de zorgen en
ideeën van de leerling te bespreken.
Handout Faalangst
Faalangst betekent letterlijk; bang zijn om te falen. Het is dus een vorm van angst die per definitie optreedt wanneer iemand iets MOET doen en er dus een prestatie moet worden
geleverd. Faalangst heeft dus een negatieve invloed op het leveren van prestaties.Kenmerken bij adolescenten
42
Faalangstige jongeren willen regelmatig feedback hebben op door hen geleverd werk.
Vaak kijken ze eerst naar hoe anderen situaties of bepaalde dingen aanpakken.
Ze zijn zeer gevoelig voor kritiek, sommige jongeren zijn zelfs bang voor complimenten.
Ze zoeken voortdurend steun bij medeleerlingen.
Ze durven niet te weigeren als iemand wat van hen gedaan wil hebben’.
jongeren moeten tijdens het presteren steeds denken aan dat het toch wel mis zal lopen
waardoor ze ook echt onder de maat gaan presteren.
Ze proberen de leerstof er zo in te stampen dat ze die zonder nadenken kunnen
opdreunen.
Ze hebben veelal een negatief beeld van zichzelf.
Wat ze goed gedaan hebben schrijven ze toe aan toeval of aan het feit dat het zo
makkelijk was.
Uiterlijke reacties kunnen zijn: stotteren, zweten, zenuwachtig wiebelen met de benen,
oppervlakkig ‘hoog’ ademhalen, schouders samentrekken, met handelen friemelen of
rode vlekken in de nek.
Innerlijke reacties kunnen zijn: hartkloppingen, droge mond, naar de wc moeten en
maagpijn’.
Hoe dient een docent om te gaan met faalangst bij leerlingen
Bied structuur, zekerheid, houvast en veiligheid
Stel reële eisen
Geef positieve feedback. Vertel nadrukkelijk wat goed ging, wees heel erg voorzichtig
over wat mis ging.
Leer het kind dat het niet alles perfect hoeft te kennen en/of kunnen.
Wees duidelijk over werkvormen en gewenst gedrag in de klas. Geef de leerlingen ruim de tijd. Biedt herkansingsmogelijkheden. De leerling stelt zichzelf vermoedelijk al te hoge eisen. Doe daar als docent NIET aan
mee, want elke teleurstelling is voor de leerling het bewijs dat hij het inderdaad niet kan. Zorg dat de leerlingsucces kan behalen met kleine en grote dingen.
Manier van feedback geven: Zorg dat het kind successen kan boeken door het aanpassen van het niveau Tempo Inhoud van de opdracht Het geven van: extra hulpmiddelen, extra voorbeelden, extra uitleg e.d.
TOT SLOT
43
Hebben wij als groep een zo duidelijk mogelijk beeld proberen te geven betreft faalangst en depressie. Wij hopen dan ook dat onze handout en presentatie triggeren om onze reader als de wiedeweerga te downloaden
Met vriendelijke groet Jeroen D, Isa E, Eva E, Sofie van G en Natasja J
Powerpoint
44
45
46
47
Reflectie
Ik vond het maken van deze opdracht erg nuttig. De zorgproblematieken die voorgelegd waren zijn allemaal erg actueel, en iets wat je later 100% zeker terug gaat zien in je eigen lessen. Het is erg belangrijk om te weten wat bepaalde aandoeningen nou precies inhouden, wat het onderscheid en overlappingspunten zijn en natuurlijk wat je als docent kan doen om deze leerlingen vooruit te helpen. In vind het een erg slimme manier om ieder groepje een bepaalde zorgproblematiek te geven. Op deze manier kan je dieper op een bepaald onderwerp ingaan dan wanneer je ze allemaal had moeten bespreken. Ook door de presentaties en hand-outs van andere groepen krijg je een goede indruk van de andere problematieken, en kan je zelf dieper op deze onderwerpen ingaan door ook andermans readers te lezen. Deze kan je later goed toepassen.Ik heb de samenwerking met mijn groepje als erg goed beschouwd. Ik vind het meestal niet prettig om in een groepje te werken omdat er vaak last is van miscommunicatie en meningsverschillen. Hier hebben we eigenlijk zo goed als geen last van gehad. Doordat het grootste deel van mijn groep op de dinsdag tussenuren had, hebben we hierin steeds extra tijd genomen om tijd te investeren in de opdracht. Verder hebben we veel gecommuniceerd via de mail, wat altijd erg duidelijk was. Steeds werd het gemaakte werk meegestuurd, zodat iedereen wist of we nog op schema lagen. Dit was vrijwel altijd het geval. Ook was er een eerlijke taakverdeling. Mensen die minder vaste taken hadden, of zoals ik zelf het meeste op het einde pas konden doen, hielp de rest goed mee met bijvoorbeeld het bedenken van interview vragen en het uitwerken van gevonden bronnen. Ik kan met zekerheid zeggen dat ik nog nooit zo’n fijne samenwerking heb gehad als nu.
48