logboekpw.files.wordpress.com  · Web view4 A. 0 tot 10 maanden 0 minuten10 tot 12 maanden 1...

33
ontwikkeling gestimuleerd 4: De student schat de benodigde tijd voor de activiteiten realistisch in A. De student kan per ontwikkelingsfase aangeven hoelang een kind met aandacht kan werken aan een activiteit. B. De student kan demonstreren dat zij de benodigde tijd voor voorbereiding, uitvoering en nazorg van een activiteit realistisch inschat. C. De student kan reflecteren op de ingeschatte tijd met betrekking tot de uitgevoerde activiteit op de BPV-plek. 5: De student richt de ruimte in zodat deze aansluit bij de activiteiten A. De student kan uitleggen hoe de inrichting van de ruimte de ontwikkeling kan beïnvloeden. - De student geeft minimaal twee voorbeelden waarbij de ruimte stimulerend is voor de ontwikkeling. B. De student kan per leeftijdsfase uitleggen wat de behoeften van het kind zijn met betrekking tot het gebruik van de ruimte. C. De student kan de uitgangspunten van de volgende pedagogen uitleggen: Mallaguci, Montessori, Pikler, Rudolf Steiner en Freinet. D. De student maakt een plattegrond van een ruimte volgens de visie van een van de pedagogen en vergelijkt deze met de ruimte op de BPV-plek. - De student verantwoordt de plattegrond: waarom past de ruimte bij de ontwikkelingsfase en waarom past de ruimte bij (een van) de pedagogen? - De student noemt minimaal twee activiteiten die hierbij aansluiten. 8: De student past voorleestechnieken op een aantrekkelijke wijze toe, passend bij de doelgroep A. De student kan in eigen woorden het belang van voorlezen uitleggen. B. De student kan de volgende voorleestechnieken uitleggen aan de hand van voorbeelden: volume, tempo, intonatie, pauzes, oogcontact, non-verbale expressie, sfeer creëren, interactie (o.a. vragen stellen), gebruik attributen. C. De student kan in eigen woorden het belang van het toepassen van voorleestechnieken uitleggen. D. De student kan alle voorleestechnieken toepassen en demonstreren door drie keer een verhaal voor te lezen aan de doelgroep op de BPV-plek. - De student heeft schriftelijk feedback ontvangen van zijn/haar werkplekbegeleider.

Transcript of logboekpw.files.wordpress.com  · Web view4 A. 0 tot 10 maanden 0 minuten10 tot 12 maanden 1...

Page 1: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view4 A. 0 tot 10 maanden 0 minuten10 tot 12 maanden 1 minuut 1 tot 2 jaar 30 minuten2 tot 4 jaar 3 minuten4 tot 5 jaar 6 minuten5 tot 6 jaar

ontwikkeling gestimuleerd 4: De student schat de benodigde tijd voor de activiteiten realistisch inA.  De student kan per ontwikkelingsfase aangeven hoelang een kind met aandacht kan werken aan een activiteit.B.  De student kan demonstreren dat zij de benodigde tijd voor voorbereiding, uitvoering en nazorg van een activiteit realistisch inschat.C.   De student kan reflecteren op de ingeschatte tijd met betrekking tot de uitgevoerde activiteit op de BPV-plek.

5: De student richt de ruimte in zodat deze aansluit bij de activiteitenA.  De student kan uitleggen hoe de inrichting van de ruimte de ontwikkeling kan beïnvloeden.- De student geeft minimaal twee voorbeelden waarbij de ruimte stimulerend is voor de ontwikkeling.B.  De student kan per leeftijdsfase uitleggen wat de behoeften van het kind zijn met betrekking tot het gebruik van de ruimte.C.   De student kan de uitgangspunten van de volgende pedagogen uitleggen: Mallaguci, Montessori, Pikler, Rudolf Steiner en Freinet.D.  De student maakt een plattegrond van een ruimte volgens de visie van een van de pedagogen en vergelijkt deze met de ruimte op de BPV-plek.- De student verantwoordt de plattegrond: waarom past de ruimte bij de ontwikkelingsfase en waarom past de ruimte bij (een van) de pedagogen?- De student noemt minimaal twee activiteiten die hierbij aansluiten.

8: De student past voorleestechnieken op een aantrekkelijke wijze toe, passend bij de doelgroepA.  De student kan in eigen woorden het belang van voorlezen uitleggen.B.  De student kan de volgende voorleestechnieken uitleggen aan de hand van voorbeelden: volume, tempo, intonatie, pauzes, oogcontact, non-verbale expressie, sfeer creëren, interactie (o.a. vragen stellen), gebruik attributen.C.   De student kan in eigen woorden het belang van het toepassen van voorleestechnieken uitleggen.D.  De student kan alle voorleestechnieken toepassen en demonstreren door drie keer een verhaal voor te lezen aan de doelgroep op de BPV-plek.- De student heeft schriftelijk feedback ontvangen van zijn/haar werkplekbegeleider.- De student kan reflecteren op de beheersing van alle voorleestechnieken. (alleen voorlezen 3 nog en zelfevaluatie)

Page 2: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view4 A. 0 tot 10 maanden 0 minuten10 tot 12 maanden 1 minuut 1 tot 2 jaar 30 minuten2 tot 4 jaar 3 minuten4 tot 5 jaar 6 minuten5 tot 6 jaar

4 A. 0 tot 10 maanden 0 minuten10 tot 12 maanden 1 minuut 1 tot 2 jaar 30 minuten2 tot 4 jaar 3 minuten4 tot 5 jaar 6 minuten5 tot 6 jaar 8 minuten6 tot 10 jaar 15 minuten10 tot 11 jaar 20 minuten11 tot 14 jaar 30 minuten14 tot 30 jaar minimaal 30 minutenVanaf 30 jaar neemt de concentratie af 

B.IlseVoorlezen opdracht 4 - 40 weken stage - leerjaar 2

Plannen Voor opdracht 4 voorlezen heb ik in de bibliotheek in Gennep gezocht na een geschikt boek voor de doelgroep. In eerste instantie wilde ik graag een boek over de herfst voorlezen. In de bieb kon ik geen goed boek vinden. Maandag 28 oktober heb ik met mijn BPV-begeleider gesproken over mijn opdracht 4 voorlezen. Ik heb aangegeven dat ik op zoek was na een boek met het thema herfst. Samen hebben we in de schoolbibliotheek gezocht na een boek. Uit eindelijk vond mijn stage begeleider een boek met het thema verkeer waarmee we nu ook mee bezig zijn. Het boek sluit goed aan bij de doelgroep. Ik heb het boek maandag mee naar huis genomen en goed doorgenomen. Dinsdag heb ik het boek weer terug gegeven zodat ik het boek maandag 4 november kan voorlezen aan de kinderen. Mij BPV-begeleider heeft aan gegeven dat ik maandag rond 11 uur mag gaan voorlezen aan een klein groepje kinderen. Woensdag 30 oktober ben ik begonnen met het maken van dit activiteitenplan.Uitvoering en begeleidingDe kinderen gaan luisteren na het verhaal. Ondertussen stel ik wat vragen. Het is belangrijk om er voor te zorgen dat alle kinderen goed blijven zitten tijdens het luisteren. Hier heb ik wel nog wat extra begeleiding bij nodig. Afronding activiteit Als ik klaar ben met het voorlezen zeg ik tegen de kinderen: ‘’ dit was het verhaal van de grote rode bus.’’

OpruimenHet boek is van de schoolbibliotheek. De leg ik daar ook weer terug. 

Hoe ga je evalueren?Na de activiteit zou ik graag de opdracht willen bespreken. Dit doe ik aan de hand van de beoordelingscriteriums in mijn BPV boek.

Page 3: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view4 A. 0 tot 10 maanden 0 minuten10 tot 12 maanden 1 minuut 1 tot 2 jaar 30 minuten2 tot 4 jaar 3 minuten4 tot 5 jaar 6 minuten5 tot 6 jaar

FloorSport en spel opdracht 6 - 20 weken stage - leerjaar 1

PlannenDe activiteit vindt plaats op 26-03-2019. De voorbereiding begint om 8 uur in de ochtend waarna we naar de school teruggaan en later de eerste klas meenemen. Alle vijf de klassen van het leerplein gaan de gymles volgen en samen met het opruimen van de gymzaal zijn we er tot 2 uur druk mee. Voor de gymles zijn er meerdere kleine ‘smokkelwaar’ nodig, 2 dikke matten, 1 lange mat, 4 kleine matten en 2 of 3 zachte ballen.Rick en ik wisselen per keer af wie de uitleg gaat doen, maar we kunnen elkaar wel aanvullingen geven en zullen zeker af en toe overleggen.

Uitleg en presentatie Wanneer het spel uitgelegd wordt moeten de kinderen op de grond tegen de muur zitten. Er wordt gepraat met verschillende toonhoogtes zodat de kinderen aandachtig luisteren. Er wordt van tevoren tegen de kinderen gezegd dat wij een gymles aan hun gaan geven, dit doen we in de ochtend. Ze zijn hopelijk hierdoor extra gemotiveerd om goed en enthousiast mee te spelen tijdens de gym. Ik zeg dan bijvoorbeeld, vinden jullie het leuk als ik een gym lesje ga geven? En we gaan wat leuks doen bij de gym he allemaal leuke dingentjes. 

Uitvoering en begeleidingWanneer de kinderen het spel snappen en alles uitgelegd is, worden er aan de kinderen complimenten gegeven zoals: Goed bezig! Of ga zo door! Dit doen we zodat de kinderen meer gemotiveerd worden om verder te gaan en zo hun team niet in de steek te laten. We besteden aandacht aan dingen als er iets niet duidelijk is. We zorgen er dan voor dat het zo snel mogelijk begrepen wordt en opgelost is zodat er weer doorgespeeld kan worden. Afronding activiteit Na de activiteit vragen we nog aan de kinderen of ze plezier hebben gehad en of ze vaker zulke spellen willen doen op het eind bedanken we de kinderen en zeggen we hun tot ziens.

OpruimenOmdat we deze activiteit uitleggen aan 5 klassen houdt dat in dat de klassen achter elkaar naar de gym gaan. Bij de laatste klas (5) moeten wij met z’n allen de materialen opruimen. De taak- verdeling doen we op het moment zelf. Het doel is dat iedereen iets opruimt en niet dat er kinderen zijn die niks aan het doen zijn.

C.IlseVoor mijn opdracht 4 voorlezen ben ik ruim op tijd begonnen met de voorbereidingen. Op maandag 28 oktober heb ik met mijn BPV-begeleider gesproken over de opdracht voorlezen. Van te voren ben ik begonnen met het uitzoeken van een boek. Omdat ik er geen kon vinden heb ik hulp gevraagd. Samen met mijn BPV-begeleider hebben we een boek gezocht. Ik heb deze naar huis mogen nemen om te oefenen. De volgende dag heb ik het boek weer terug naar school genomen. De rest van de week heb ik aan mijn werkmodel gewerkt. Maandag 4 november mocht ik het boek voorlezen. Voordat ik dat heb gedaan mocht ik nog even door het boek heen kijken zodat ik extra goed was voorbereid. Aan het einde van de dag hebben we samen de opdracht besproken.

FloorIk ben op tijd begonnen met de voorbereidingen voor mijn stage opdracht 6, sport en spel. Ik heb van te vore een activiteitenmodel gemaakt. Deze heb ik gemaakt op: 13-03-2019. De activiteit heb ik gedaan op 26-03-2019. Daarnaast heb ik ook de activiteit besproken met mijn BPV-begeleider en de BPV-begeleider van Rick. Daarnaast hebben we de activiteit naar afloop modeling besproken. Ik vond dat de voorbereidingen goed en verzorgd zijn verliepen.

Page 4: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view4 A. 0 tot 10 maanden 0 minuten10 tot 12 maanden 1 minuut 1 tot 2 jaar 30 minuten2 tot 4 jaar 3 minuten4 tot 5 jaar 6 minuten5 tot 6 jaar

Bij mij en Rick was duidelijk hoe we de gymles wilde laten verlopen ook was er genoeg communicatie.

5 A. Uitdagende materialen aanbieden. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van openeindmaterialen: dat wil zeggen materialen die voor verschillende doeleinden gebruikt kunnen worden. Dat kunnen dagelijkse gebruiksvoorwerpen en kosteloos materiaal (zoals verpakkingsmateriaal) zijn. Kinderen spelen langer met spannend en uitdagend materiaal. Kinderen worden uitgenodigd om zelf iets te bedenken wat ze met het materiaal kunnen doen in plaats van dat het al ingevuld is. Pedagogisch medewerkers kunnen door bijvoorbeeld fietsjes buiten neer te zetten de kinderen stimuleren om te gaan fietsen. Bij een kinderdagverblijf kun je dit heel goed gebruiken. De oudste kinderen van de groep fietsen op de fietsjes. De kleine kinderen zien dit en zodra ze ook op de fietsjes kunnen gaan ze op een speelse manier ook leren om te fietsen.

Een leerrijke inrichting creëren. Kinderen moeten de kans krijgen om iets leren leren in hun ruimte. Uit onderzoeken is gebleken dat kinderen veel rustiger en geconcentreerder bezig zijn als verschillende ruimtes één functie hebben. Zoals een atelier, een ruimte voor taal- en muziekactiviteiten met kussens om op te zitten en muziekinstrumenten, een ruimte voor fantasiespel met bijvoorbeeld verkleedkleren en ‘winkelspulletjes’ en een ruimte waar kinderen flink kunnen bewegen. In deze goed toegeruste speelhoeken is er een scala van materiaal aanwezig waarmee kinderen (zich in) hun spel kunnen verdiepen. 

B.Hoe kun je de ontwikkeling van baby's stimuleren?Behalve veel (een-op-een)contact hebben baby’s ook de mogelijkheid nodig om zich vrij te kunnen bewegen en zintuiglijke ervaringen op te doen. Op deze manier leren baby’s. Een voorbeeld: een baby pakt iets en stopt het in de mond waardoor het de eigenschappen van dat voorwerp leert kennen. ‘De motorische en zintuiglijke ontwikkeling vormen de basis voor de andere ontwikkelingsgebieden.’ (Bron: Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar, 2009.) Pm’ers zorgen er daarom voor dat ze kansen grijpen en creëren om de zintuiglijke en motorische ontwikkeling te ondersteunen.

Bewegen en ontdekkenOmdat bij baby’s de motorische en zintuiglijke ontwikkeling zo belangrijk is, is ruimte voor bewegen en ontdekken essentieel. Als baby’s in de groep fysieke ruimte krijgen om ongestoord vrij te bewegen en er interessante materialen zijn om te ontdekken, kunnen ze zichzelf heel lang vermaken en geconcentreerd bezig zijn. Als pm’er ben je op die momenten vooral aanwezig zodat ze zich veilig voelen om hiermee door te gaan. Kinderen die vrij kunnen bewegen, gaan oefenen met houdingen om een nieuwe ontwikkelingsfase in te gaan, bijvoorbeeld om te kunnen zitten of rollen. Als je baby’s bewegingsvrijheid geeft, zie je hoe vaak ze van houding veranderen. Zo doen ze nieuwe ontdekkingen.Al bewegend ontstaan er bij baby’s nieuwe behoeftes. Een pm’er biedt dan aansluitende materialen aan. Als een baby bijvoorbeeld de behoefte laat zien om meer te klimmen dan leg je een groot kussen neer waar hij overheen kan kruipen. Omdat vrij bewegen zo belangrijk is voor de ontwikkeling van baby’s, kun je ze beter niet in een Maxi-Cosi of een wippertje zetten. Een baby krijgt meer besef van zijn eigen lichaam als hij actief is en zelf kan oefenen. Dat is volgens Emmi Pikler weer de basis voor de ontwikkeling van eigenwaarde en innerlijke kracht. Het is voor pm’ers soms wennen om baby’s zo veel hun eigen gang te laten gaan. Maar je kunt op de baby vertrouwen: baby’s weten zelf wat ze nodig hebben om zich veilig te voelen. Als je tussen de baby’s op de grond gaat zitten, dan kunnen baby’s zelf kiezen welke afstand ze nodig hebben om te spelen: op schoot, heel dichtbij of in de buurt. Als je rustig op

Page 5: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view4 A. 0 tot 10 maanden 0 minuten10 tot 12 maanden 1 minuut 1 tot 2 jaar 30 minuten2 tot 4 jaar 3 minuten4 tot 5 jaar 6 minuten5 tot 6 jaar

de grond zit, geef je baby’s de gelegenheid om op te kunnen gaan in hun spel. Daarnaast is er zo ook meer interactie en uitwisseling mogelijk omdat je op ooghoogte bent. Een ideale positie voor ‘gedeelde aandacht’ (zie hierna).

Gedeelde aandachtGedeelde aandacht betekent dat je je aandacht vestigt op wat het kind doet en zo samen ergens naar kijkt. Dat helpt baby’s om hun aandacht ergens op te leren richten. De aandacht richten is belangrijk om zich te leren concentreren. Dat kun je doen vanaf een leeftijd van 6 maanden. Baby’s bekijken iets of doen iets; je volgt hen, gaat samen kijken en benoemt wat je ziet. Je doet dat spelenderwijs en je houdt de aandacht van de baby even vast. Op de grond gaan zitten bij de baby’s biedt de mogelijkheid om de aandacht van een baby ergens op te richten. Je kunt goed zien waar een baby mee bezig is en dan kun je samen kijken. Gedeelde aandacht is ook belangrijk voor peuters en kleuters.

Hoe kun je de ontwikkeling van peuters en kleuters stimuleren?

Betrokkenheid vergroten door rustig aanwezig te zijnElly Singer en Dorian de Haan hebben onderzocht op welke momenten jonge kinderen opgaan in hun spel en waar dat mee te maken heeft. Momenten waarop kinderen niet betrokken raakten op hun spel, waren momenten die voor kinderen onrustig waren. Kinderen reageren sterk op onrust. De volgende situaties maken het onrustig voor kinderen: pm’ers die rondlopen, veel rondslingerend materiaal, rondlopende kinderen en veel lawaai. Pm’ers lopen vaak rond om zo het overzicht te kunnen houden en juist rust te creëren. Rondlopen blijkt echter het tegenovergestelde effect te hebben: kinderen kijken waar de pm’er is en soms stoppen ze ook met wat ze aan het doen zijn. Als er onrust is dan blijken kinderen meer aandacht te gaan vragen, ontstaan er meer conflicten, kunnen kinderen meer overprikkeld raken en vluchtig worden in hun spel.Elly Singer en Dorian de Haan zagen dat kinderen meer in hun spel opgingen wanneer de pm’er rustig aanwezig was. Door een rustig aanwezige pm’er kunnen peuters gemakkelijk oogcontact hebben waardoor ze zich weer veilig voelen en verder spelen. Kinderen blijken ook meer interacties met elkaar te hebben en beter met elkaar samen te spelen. Als peuters en kleuters niet steeds hoeven te kijken waar de pm’er zich bevindt, kunnen ze zelf bepalen op welke afstand van haar ze willen spelen. Kleuters zijn vaak bezig met het uitproberen van nabijheid en afstand. Als peuters/kleuters op grotere afstand van de pm’er spelen, kijken ze regelmatig op of ze er nog is en om even contact te maken. Ze controleren even wat ze er van vindt of delen hun ervaringen (kijk wat ik doe!).Als een pm’er rustig nabij is, is er ook meer gelegenheid voor gedeelde aandacht met kinderen. Dus rustige nabijheid, gedeelde aandacht en samenspel versterken elkaar. Pm’ers die regelmatig bij de kinderen zitten, vertellen dat het veel voordelen heeft. Ze geven aan dat ze meer gericht zijn gaan kijken naar wat kinderen doen, dat ze echt met de kinderen bezig zijn, en dat er meer rust is gedurende de dag. Het kind is meer eigenaar van het spel en er ontstaat meer communicatie met ouders omdat pm’ers aan het eind van de dag meer kunnen vertellen over wat ze gezien hebben bij de kinderen.

Werken in kleine groepenPm’ers die in kleine groepen werken met peuters en kleuters (maximaal vijf) zijn enthousiast. Ze vertellen dat ze zien dat kinderen sneller iets oppakken, dat ze beter zien hoe een kind reageert en daarom beter op hen kunnen inspelen. Ze zien zo beter of ze te snel gaan of dat er juist herhaling nodig is. Ze merken dat kinderen zich veiliger voelen. Kinderen die bijvoorbeeld niets zeggen in een grote groep, zeggen vaak wel iets in een klein groepje. Kinderen komen vaker aan bod en kunnen meer vertellen. Ook het voorlezen gaat veel beter. De pm’ers kunnen beter ingaan op de reacties van de kinderen op het verhaal en de kinderen beter op elkaar betrekken. Zo creëren ze meer gezamenlijkheid bij het ‘beleven’ van het verhaal.

Page 6: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view4 A. 0 tot 10 maanden 0 minuten10 tot 12 maanden 1 minuut 1 tot 2 jaar 30 minuten2 tot 4 jaar 3 minuten4 tot 5 jaar 6 minuten5 tot 6 jaar

Kortom, door het werken in kleine groepen wordt de emotionele, sociale, cognitieve en taalontwikkeling van kinderen (meer) gestimuleerd.

Ruimte geven voor doen-alsof-spelHet doen-alsof-spel wordt door kinderen van alle leeftijden gespeeld. Kinderen spelen over wat ze bezighoudt. Op verschillende leeftijden spelen kinderen verschillende onderwerpen uit.•Kinderen van 2 jaar spelen over dagelijkse ervaringen, zoals theedrinken, slapen, wakker worden.•Driejarigen spelen meer over gebeurtenissen en emoties die ze af en toe meemaken, bijvoorbeeld naar de winkel gaan, ziek zijn, de postbode. Of ze zetten de stoelen achter elkaar en maken er een trein van. Ook kunnen ze spelen dat ze een leeuw zijn of een krokodil die andere kinderen opeet of bang maakt. Ze spelen wat ze spannend of eng vinden.•Kinderen van 4 of 5 jaar spelen bijvoorbeeld vadertje en moedertje, doktertje, politieagentje. Hun spel gaat om emotionele thema’s zoals boosheid, pijn, macht en gevaar. Kinderen oefenen met verschillende rollen en het gedrag dat daarbij hoort, (‘Nu ben ik de dokter.’)•Onderwerpen van zesjarigen zijn onder andere liefde, dood, strijd tussen goed en kwaad. Ze spelen bruiloftje, begrafenisje, cowboys en indianen, of superman, of over feeën en elfjes en heksen.

In het doen-alsof-spel kunnen kinderen verschillende rollen en reacties onderzoeken: bijvoorbeeld hoe is het om moeder te zijn, hoe is het om leidend te zijn, hoe is het om een leeuw te zijn (sterk en anderen bang maken). Ze ontwikkelen hun fantasie en zijn bezig met taal. Ze praten over rollen en voorwerpen en maken afspraken met elkaar. (‘Ik was politieagent en toen deed jij dat je in ging breken en een raampje openmaakte ... en ...’)Spel leidt tot ‘creativiteit, verbeelding en tot denken buiten de geijkte kaders. In spel leren kinderen te anticiperen op wat er zou kunnen gebeuren. Ook leidt het tot vergevorderde vormen van samenwerking, zoals flexibele inpassing van spelideeën en samen tot een oplossing komen als er een probleem ontstaat.’Dit spel ontvouwt zich vanzelf bij kinderen, maar een pm’er kan het spel zeker een impuls geven.Hoe kun je het doen-alsof-spel stimuleren?•Door (fysieke) ruimte aan kinderen te geven (tijd inbouwen in het dagprogramma en verschillende hoeken maken zoals een huishoek, een bouwhoek).•Door uitnodigend materiaal aan te bieden waarmee kinderen kunnen spelen. Jonge kinderen kunnen door spel met realistisch speelgoed dat de wereld representeert, een thema langer vasthouden.•Door soms mee te spelen: improviserend, speels, met de ja-en-regel, zorgen voor gedeelde aandacht, doenpraten en denkpraten en er zelf plezier in te hebben.•Door gesprekjes voor en na het voorlezen zodat kinderen een stimulans krijgen om situaties uit te spelen.•Door praten en vragen te stellen over rollen die kinderen kunnen uitspelen en handelingen die daarbij passen.

Oog hebben voor verschillen tussen jongens en meisjesBij peuters kunnen verschillen tussen jongens en meisjes al zichtbaar zijn. In het pedagogisch kader staat dat het onderzoek niet eenduidig is. Wel is het zo dat vanaf een leeftijd van 3 jaar jongens vaker met jongens spelen en meisjes met meisjes.Pm’ers ervaren de volgende verschillen.Een pm’er vertelt:‘Jongens zijn in hun spel veel wilder dan meisjes. Ook zijn de jongens luidruchtiger. De meisjes zijn wat verder in hun spel dan de jongens. Zij spelen al meer met elkaar en soms zelfs in rollenspel en de jongens spelen nog vaak naast elkaar. Als het gaat om de fijne motoriek zijn de meisjes over het algemeen wat verder dan de jongens. Zij hebben meestal

Page 7: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view4 A. 0 tot 10 maanden 0 minuten10 tot 12 maanden 1 minuut 1 tot 2 jaar 30 minuten2 tot 4 jaar 3 minuten4 tot 5 jaar 6 minuten5 tot 6 jaar

al de juiste potloodgreep en hebben meer geduld voor het tekenen en kleuren dan de jongens. De meisjes kunnen zich langer concentreren.’Een andere pm’er:‘Jongens laten vaak hun kracht en snelheid zien. (“Kijk Hakima, ik ben sterk, voel mijn spierballen maar” of “Kijk Hakima, ik kan hard rennen.”)Toevallig hebben we op dit moment een groep met dertien jongens en twee meisjes en in een andere groep elf meisjes en vier jongens. Ik merk een groot verschil tussen deze twee groepen, met name wat betreft de drukte en het lawaai. De groep waar de meeste jongens zitten, moeten we vaker aanspreken dan de andere groep. Als we niet uitkijken dan zijn we constant aan het corrigeren. (“Zachtjes spelen, op het kleedje blijven spelen met de auto’s, niet gooien met het speelgoed, rennen doen we buiten.”)’Psychologe Lieselotte Ahnert heeft in wetenschappelijk onderzoek aangetoond dat vrouwelijke pm’ers met meisjes gemiddeld een betere relatie hebben dan met jongens en dat ze daardoor aan meisjes meer veiligheid bieden dan aan jongens. Vrouwelijke pm’ers blijken positiever op meisjes te reageren dan op jongens. De interactie tussen de veelal vrouwelijke pm’ers en meisjes verschillen dus van interacties met jongens. Dit onderzoek ging over jonge kinderen tot 6 jaar, maar veel deskundigen denken dat dit patroon ook geldt voor de oudere kinderen. Het is goed om je bewust te zijn van jouw reacties op jongens en meisjes.

Hoe kun je de ontwikkeling van schoolkinderen stimuleren?Kinderen die op de bso zitten, gaan naar school. Daar wordt hun ontwikkeling heel gericht gestimuleerd. In hun vrije tijd willen kinderen ontspannen, genieten, leuke activiteiten doen, spelen, uitgedaagd worden en met elkaar zijn.We hebben al eerder gezien dat kinderen een innerlijke motivatie (intrinsieke motivatie) hebben om te leren, het komt van binnenuit het is met andere woorden een behoefte van kinderen. Die behoefte stopt niet na schooltijd. De bso kan daarop inspelen door uitdaging te bieden en kinderen mee te laten praten en beslissen in wat ze willen doen.

Uitdagingen biedenVoor kinderen tussen 6 en 12 jaar wordt de wereld groter. Ze worden zich meer bewust van wat ze graag doen en ontdekken waar ze goed in zijn. Pm’ers houden rekening met de verschillende interesses en behoeftes van kinderen. Dat kan bijvoorbeeld door een afwisselend activiteitenaanbod dat in samenspraak met kinderen tot stand is gekomen. Kinderen krijgen zo de mogelijkheid om te ontdekken wat ze nog meer leuk vinden en waar ze goed in zijn. Ze maken kennis met een grotere wereld.Bso’s hebben over het algemeen een aanbod op de volgende interessegebieden: natuur, techniek, sport en kunst. Er zijn talloze leuke mogelijkheden om kinderen kennis te laten maken met de verschillende gebieden: proefjes doen, houtbewerken, mozaïeken, koken, gamen, toneel, dans, musical, fotograferen, muziek maken, zingen, spelactiviteiten, sport, natuuractiviteiten.Dat gebeurt in allerlei vormen; bijvoorbeeld door het werken met thema’s en het aanbieden van workshops/activiteiten. Er zijn ook bso’s die zich richten op een specifiek interessegebied, zoals een sport-bso of natuur-bso.Wat kun je doen om dagelijkse activiteiten te laten ontstaan?•Nieuwe materialen toevoegen, combinaties maken, iets nieuws brengen, met rages meegaan.•Meespelen als kinderen daar behoefte aan hebben.•Uitbreiden wat kinderen spelen of ter plekke een activiteit bedenken als kinderen bijvoorbeeld behoefte hebben om hun energie kwijt te kunnen.•Kinderen alleen laten spelen of vrij laten spelen als ze dat graag willen.•Kinderen stimuleren om zelf op onderzoek uit te gaan.

Werken met sociale mediaKinderen leven in een wereld waarin ze omgaan met verschillende media. Dan kun je denken aan smartphones, internet, reclame, televisie, spelcomputers en tablets. De meeste

Page 8: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view4 A. 0 tot 10 maanden 0 minuten10 tot 12 maanden 1 minuut 1 tot 2 jaar 30 minuten2 tot 4 jaar 3 minuten4 tot 5 jaar 6 minuten5 tot 6 jaar

kinderen maken daar actief gebruik van. Kinderen chatten, maken accounts aan en doen spelletjes op de computer. Computers op de bso bieden ook mogelijkheden. Kinderen kunnen een website maken, spelen games, doen huiswerk, downloaden muziek, zoeken activiteiten of informatie op, bewerken foto’s, maken een film of maken een nieuwsbrief.Hoe bso’s omgaan met de verschillende media en daar gebruik van maken is verschillend. Veel kinderen hebben bijvoorbeeld een smartphone. Elke bso heeft eigen regels over het gebruik van een smartphone. Kinderen kunnen foto’s en filmpjes maken. Daar worden afspraken met de kinderen over gemaakt.Daarnaast kunnen er (spel)computers aanwezig zijn. Die kunnen worden gebruikt om spelletjes op te spelen en ook om iets op te zoeken op internet.Kinderen hebben begeleiding nodig en er moeten afspraken gemaakt worden over het gebruik van internet.Uit onderzoek van Mijn Kind Online (www.mijnkindonline.nl) blijkt dat kinderen ‘helemaal niet zulke internet-tovenaars zijn als veel mensen denken.Een greep uit de problemen:•ze lezen niet wat er staat;•ze missen belangrijke aanwijzingen;•ze hebben moeite met het doorgronden van de structuur van websites;•ze zien vaak het verschil niet tussen reclame en feitelijke informatie (wat ook de desbetreffende websites aangerekend kan worden natuurlijk);•ze trappen in commerciële valkuilen en laten zich dure ringtone-abonnementen aansmeren (wat ook de SMS-industrie aangerekend kan worden natuurlijk);•ze zijn niet goed in het geven van opdrachten aan zoekmachines;•ze zijn niet goed in het interpreteren van de resultaten van zoekmachines.’ (Bron: Zwanenbag en Pardoen, 2010.)Als team maak je afspraken over hoe lang de kinderen mogen gamen, hoeveel computers er staan, waar de computers staan, of de computers beveiligd zijn, dat er altijd een pm’er aanwezig is als kinderen gebruikmaken van de computer.Ook is het goed om ouders uit te leggen welke mogelijkheden sociale media op de bso kunnen bieden. Zo kunnen ouders afvragen of het veilig genoeg is, of dat kinderen niet meer naar buiten gaan, te weinig bewegen en minder met andere kinderen spelen.

Oog hebben voor verschillen tussen jongens en meisjesJongens en meisjes verschillen. Die verschillen kunnen pm’ers op veel manieren terugzien, zo kan er een voorkeur zijn voor activiteiten of een verschil in de manier van leren. Goed kijken en ruimte geven is ook hier de kern van het goed omgaan met verschillen. Allereerst kijkt een pm’er of en welke verschillen er zijn, waardeert verschillen door hier ruimte en mogelijkheden aan te geven door bijvoorbeeld rekening te houden met verschil in leerstijlen.

Met welke verschillen houd je rekening?

Wat hoort bij jongens?•stoeien•bewegen•grove motoriek•leren door doen•competitie•ondernemend•risico’s nemen•strijd•oplossingsgericht

In het algemeen stoeien en vechten jongens meer, verkennen een groter terrein, begeven zich verder van de pm’er, houden van bewegingsspel met grovere motoriek (klimmen) en vinden onbekend speelgoed leuk. Ze zitten niet gemakkelijk stil, leren door te doen, te

Page 9: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view4 A. 0 tot 10 maanden 0 minuten10 tot 12 maanden 1 minuut 1 tot 2 jaar 30 minuten2 tot 4 jaar 3 minuten4 tot 5 jaar 6 minuten5 tot 6 jaar

voelen, te ondervinden. Voor jongens is het belangrijk om dingen voor zich te zien, ze zijn nogal eens sterk visueel ingesteld. Jongens hebben in het algemeen meer zelfvertrouwen en ervaren plezier in competitie (houden van wedstrijdjes). Ze zijn ondernemender en laten meer risicovol gedrag zien. Jongens hebben een ander soort motoriek, grovere bewegingen enzovoort.Jongens spelen al vanaf de kleuterleeftijd vaker in grotere groepen. De groepen zijn gericht op samen spelen, fysiek spel en onderlinge strijd. Jongens maken sneller iets stuk, soms per ongeluk door hun drukke spel, soms omdat ze het uit elkaar halen om het te onderzoeken. Ze denken vaak oplossingsgericht.‘Jongens op de basisschool willen weten wie de baas is, wie het sterkste is en wie het verst kan plassen. Als dat duidelijk is, komt er meer rust voor alle jongens. Ze kunnen zich vaak verbazend goed neerleggen bij de “pikorde” die vast is komen te staan.’ (Bron: Biddulph, 1999.) Een hiërarchie geeft duidelijkheid en daarmee veiligheid.Volgens Martine Delfos is een ruzie tussen jongens vaak voorspelbaar. Ze zeggen eerst dat de ander is begonnen. Dat komt omdat jongens het moeilijker vinden om zich in een ander te verplaatsen en ze kunnen het effect van hun eigen gedrag daardoor niet zien. Als een jongen dan terugkijkt wat er precies gebeurde (wat gebeurde er eerst en wat daarna?) kan hij het effect van zijn gedrag op die ander ontdekken.

Wat hoort bij meisjes?•rollenspel•fijne motoriek•goed plannen•kleine groepen•samenwerken•pratenMeisjes doen als kleuter minder wilde spelletjes, spelen vaker vadertje en moedertje, blijven dichter bij de pm’er, zitten vaker aan een tafeltje te spelen, hebben een voorkeur voor bewegingsspel met iets fijnere motoriek (hinkelen) en houden vaker van bekend speelgoed. Meisjes zijn bedachtzamer en volgen instructies makkelijker op omdat ze bij de woorden een beeld kunnen vormen. Gemiddeld genomen zijn meisjes wat meer verbaal ingesteld: ze leren graag door er met anderen over te praten. Ze zijn op school bovendien meestal wat ordelijker, kunnen hun werk goed plannen, en zijn meer taakgericht. De meisjes vormen veelal kleinere groepjes en trekken vaker op in twee- of drietallen. Ze vinden het prettig om samen te werken, om te praten en om ervaringen uit te wisselen.Martine Delfos stelt dat meisjes veiligheid zoeken in lief gevonden worden. ‘Lief gevonden worden biedt veiligheid: wie men lief vindt, valt men in principe niet aan.’ De onderlinge strijd bij meisjes is subtieler en moeilijker te doorgronden omdat het er niet alleen om gaat wat er gebeurd is, maar ook om de onderlinge verhoudingen.Dit gaat natuurlijk niet op voor elke jongen of elk meisje. Door een breed aanbod van activiteiten en ruimte voor verschillende benaderingen is er een plek voor iedereen. Jongens en meisjes kiezen dan voor de activiteiten en uitdagingen waar zij zich tot aangetrokken voelen, zonder dat dit is omdat ze een jongen of meisje zijn.Wat betekent dit voor jouw manier van ontwikkeling stimuleren?Om alle kinderen aan hun trekken te laten komen, zorg je dus voor ruimte voor alle leerstijlen.•Ruimte geven voor bewegen en stoeien.•Aanbod van bewegingsspel zoals klimmen, rennen (sporten).•Niet te lang stil laten zitten.•Uitleg visueel maken.•Materiaal aanbieden dat uit elkaar gehaald mag worden.•Wedstrijdjes organiseren (sport).•Jongens helpen inzicht te krijgen in hun eigen gedrag door de volgorde van de gebeurtenissen terug te halen.•Aanbod van rustige activiteiten.

Page 10: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view4 A. 0 tot 10 maanden 0 minuten10 tot 12 maanden 1 minuut 1 tot 2 jaar 30 minuten2 tot 4 jaar 3 minuten4 tot 5 jaar 6 minuten5 tot 6 jaar

•Aanbod van bewegingsactiviteiten met fijnere motoriek: elastieken, hinkelspelletjes, touwtjespringen.•Laten samenwerken in kleine groepjes.•Plannen laten maken.•Gelegenheid geven om te praten en ervaringen uit te wisselen.•Bij conflicten zien dat er meer speelt dan alleen het conflict. Eerdere ervaringen en wie bevriend is met wie bijvoorbeeld, spelen vaak ook een rol.Hoogleraar Lies Wesseling houdt een pleidooi voor sekseneutraal opvoeden. Daarmee wordt bedoeld dat je jongens niet als ‘jongen’ benadert en meisjes niet als ‘meisje’, maar beiden als persoon. Ze gaat er ook vanuit dat er verschillen zijn, maar het gaat om de betekenis die je toekent aan verschillen. En volgens haar zijn er meer verschillen dan alleen maar twee stereotypen.Zo zijn er in Zweden experts in de kinderopvang die tips en adviezen geven hoe pm’ers stereotiepe taal en stereotiep gedrag kunnen voorkomen. Er worden bijvoorbeeld voorleesboeken met verhalen over prinsen en prinsessen vermeden.Deze discussie wordt nog gevoerd, maar het zal duidelijk zijn dat rekening houden met verschillen voor ons losstaat van het stimuleren van stereotiep gedrag.

C.Loris Malaguzzi‘’Kinderen hebben een natuurlijke drang om te leren en te communiceren. Dat lukt het beste wanneer ze zelf dingen mogen ontdekken en wanneer ze zich mogen uitdrukken met méér dan woorden. Want kinderen zijn geboren onderzoekers en beschikken over wel honderd talen.’’

Malaguzzi focust niet op wat jonge kinderen "nog niet" kunnen. Hij kijkt naar wat ze allemaal wél kunnen. Ze zijn geboren onderzoekers, nieuwsgierig en leergierig. Ze willen de wereld rondom ontdekken en begrijpen en hun eigen kennis opbouwen. Ze zijn communicatief en sociaal ingesteld en willen zich uitdrukken.

Een kind heeft honderd talen’, zegt hij, ‘en grote mensen stelen er negenennegentig van.’ Malaguzzi beklemtoont daarom dat volwassenen eerst en vooral naar kinderen moeten kijken en luisteren. Dan zie je hoe ze zich niet alleen uitdrukken via woorden, maar ook door te zingen, ergens heen te kruipen, te tekenen, te kleien, te spelen.

Kinderen gebruiken die honderd talen ook om de wereld te onderzoeken. Denken en leren gebeurt bij hen vooral door te doen. Daarom is het belangrijk dat kinderen interessante materialen aangereikt krijgen waarmee ze zelf kunnen experimenteren.

Volgens Malaguzzi zijn er drie pedagogen die het kind kunnen helpen groeien. De derde pedagoog verwijst naar ruimte en materiaal. Een bepaalde inrichting kan kinderen aanzetten tot beweging, tot interactie of rust. Denk maar aan een knuffelhoekje of een hangplek versus een gang met loopfietsjes en rollerskates. Denk aan een speelgoed telefoonlijn die naar de andere kant van de muur loopt. Ook materiaal kan kinderen nieuwsgierig maken (hoe werkt zoiets?), hen aanzetten om iets te creëren (wat kan ik met deze houten planken bouwen?) of tot symbolisch spel (wat maken we in het keukentje?).In de centra van Malaguzzi is weinig kant-en-klaar speelgoed. Kinderen spelen metdagelijkse gebruiksvoorwerpen, natuurlijk materiaal (kastanjes, veren, schelpen) en kosteloos materiaal (touw, kurken, kokers). Al deze materialen zijn ‘open’ speelgoed: kinderen kunnen het op meer dan één manier gebruiken. Ze kunnen ermee spelen, het materiaal onderzoeken en ermee experimenteren naargelang de interesses die ze hebben en, volgens hun eigen ontwikkeling.

Page 11: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view4 A. 0 tot 10 maanden 0 minuten10 tot 12 maanden 1 minuut 1 tot 2 jaar 30 minuten2 tot 4 jaar 3 minuten4 tot 5 jaar 6 minuten5 tot 6 jaar

Maria Montessori"leer mij het zelf te doen".

Uitgangspunt is dat een kind een natuurlijke, noodzakelijke drang tot zelfontwikkeling heeft. Opvoeding en onderwijs moeten onderkennen wat de behoeften van een kind op een gegeven moment zijn en daarop inspelen door de juiste omgeving en materialen te bieden.De leerlingen werken individueel of in kleine groepjes aan materiaal dat zij zelf aan het begin van de dag gekozen hebben. Dat materiaal is oorspronkelijk door Maria Montessori ontworpen. De leerkracht observeert de activiteiten van kinderen, om erachter te komen waar zij behoefte aan hebben, en reikt dan materiaal aan om in die behoefte te voorzien.

De materialen zijn gericht op de verschillende zintuigen en ontwikkelingsgebieden/competenties van kinderen. Kinderen kunnen met materialen en werkjes experimenteren en ervaren. Het zijn uitdagende en uitnodigende materialen die kinderen prikkelen om mee te werken. De materialen nodigen uit tot concentratie en herhaling, iets wat kinderen in deze tijd nauwelijks nog aangereikt krijgen.

In de Montessorischool is een van de belangrijkste taken van de leidster het voorbereiden van de omgeving. De omgeving moet er aantrekkelijk uitzien, zodat een kind zin heeft om aan het werk te gaan. De klas moet een dynamisch geheel zijn, steeds veranderen, regelmatig iets nieuws bieden dat de aandacht van het kind trekt en hem aanzet tot onderzoeken en werken. Iedere dag kan er wel iets nieuws te ontdekken zijn: een nieuwe plaat aan de muur, andere bonen in een schepwerkje, etc. KInderen worden alert en gaan op zoek naar veranderingen in de omgeving. Zo hou je hun interesse zonder ze te overweldigen met teveel variatie en complexiteit.

Zo ziet een montessoriklas eruit: 

Per kind 35 vierkante voet, 3,25 vierkante meter om te bewegen en te werken. Tuin en opslag niet meegerekend. In Nederland is de standaard maat voor nieuwbouw van een onderbouwklas 64 m2. Dit is de buitenmaat. 

Soberheid: geen werk van kinderen aan de muur, geen drukke wanden of een veelheid aan spullen.

Beperktheid van het materiaal.  Alles is zo neergezet zodat kinderen er zelfstandig mee aan de slag kunnen.  De ramen zijn laag en laten het licht goed binnen.  De deuren en deurknoppen zitten laag, zijn niet te zwaar en de wc’s zijn zonder slot.  De muren pastelkleurig of licht gekleurd. Geen fel geel.  Decoraties die de natuur en het leven van de groep reflecteren. Sommige platen

permanent, andere roterend,.  Vloeren niet bekleed - dit zou een motivatie moeten zijn om zacht te lopen en zo de

bewegingen te verfijnen.  Kleine en grote tafels om tegemoet te komen aan de verschillende leeftijdsgroepen.

De tafels en stoelen zijn licht, zodat ze gemakkelijk verplaatst kunnen worden door een kind. Kinderen hebben geen eigen tafel nodig. Ze werken aan een tafel in het gebied waarmee ze aan het werk zijn. Een kind dat oefeningen uit het dagelijks leven doet, werkt in die hoek van de klas. Doordat niet ieder kind een eigen tafel nodig heeft, is er meer ruimte voor kleedjes. De kinderen bepalen zo zelf waar ze willen werken. Dit kan ervoor zorgen dat de kinderen die jij uit elkaar wilde halen, elkaar weer opzoeken. In zo’n geval geef je een kind rustig een andere plek: „jij mag even op deze plek gaan werken”. De tafels staan los van elkaar, zoals op bovenstaande foto. Dit helpt hen met de concentratie. 

Kinderen die echt rustig willen werken, kun je de gelegendheid dat te doen door een soort ‚stemhokje’, een study buddy op tafel. Deze zijn onder meer te koop bij study buddy. 

Page 12: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view4 A. 0 tot 10 maanden 0 minuten10 tot 12 maanden 1 minuut 1 tot 2 jaar 30 minuten2 tot 4 jaar 3 minuten4 tot 5 jaar 6 minuten5 tot 6 jaar

Een kind moet niet de mogelijkheid hebben van de ene diagonaal naar de andere te gaan. Dit dient als een motivatie voor sierlijker bewegen. 

De aandachtstafel heeft oefeningen of objecten die er maar korte tijd te zien zijn.  Voldoende ruimte voor kleedjes.  Slapende kinderen bevinden zich niet in dezelfde ruimte.  Zijn er geen hoekjes en verstopplekjes? Of wil je juist kleine hoekjes waarin kinderen

zich terug kunnen trekken en rustig kunnen werken, dingen kunnen ontdekken in de kasten die daar staan?

Een ellips op de vloer waar de kinderen het streeplopen kunnen oefenen. Dit gebeurt tijdens het werken, met kleine groepjes kinderen tegelijk. 

Stof moet op te merken zijn op oppervlakken.  De lage tafels in de buurt van de oefeningen uit het dagelijks leven.  De hogere tafels in de buurt van taal en rekenen.  De planten moeten tegen een stootje kunnen, er mooi uit zien en op zijn minst 14

verschillende bladvormen hebben. In de onderbouw hebben kinderen een eigen plantje dat ze verzorgen. Dit mag eigenlijk geen cactus of vetplant zijn. Deze zullen in iedere situatie overleven en vragen dus geen echte zorg van het kind. Vanaf de middenbouw kan het sociaal gezien wenselijk zijn kinderen niet meer voor hun eigen plantje te laten zorgen, maar voor DE planten in de klas. Dit hoort bij het ontwikkelingsstadium van de kinderen. Onderbouwkinderen zijn ik-gericht, vanaf de middenbouw zijn kinderen meer gericht op de leidster en vanaf de bovenbouw meer op elkaar. Kinderen worden er nu op gewezen dat ze gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de zorg voor de klas en dus ook voor de planten. Zorg voor veel en goed verzorgde planten, waar kinderen met z'n allen zorg voor kunnen dragen. 

Vaasjes met bloemen of takken vereisen zorg van de kinderen, maar kunnen ook uitnodigen tot natekenen.

Dieren in de klas zouden kunnen zijn: een aquarium met vissen en planten uit het tropisch regenwoud (bromelia, zonnedauw), een bak met krekels, een terrarium met salamanders, land, water en moeras, kleine zoogdieren en cavia’s.  Hang er een kaartje bij waarop staat hoe de dieren verzorgd moeten worden. Bij (onverwachte) afwezigheid van de leidster moet de zorg ook doorgaan. 

Materialen op kindergrootte, mooi en niet van plastic, maar glas, hout of koper.  De klas wordt ingericht per gebied: taal, eventueel schrijven, rekenen, kosmisch,

oefeningen uit het dagelijks leven, zintuiglijk, creatief.  Het materiaal staat heel ruim in de klas. Zet geen dozen op elkaar en laat ruimte

open tussen het ene en ander werkje. Hoe ruimer, hoe fijner het is om te kiezen.  Als het niet nuttig is voor de ontwikkeling van het kind, zou het niet in de omgeving

van hem moeten zijn. Het is fijn om een dichte leidsterskast te hebben waarin alles opgeborgen wordt wat niet voor het kind is. Vraag je zelfs af of je een bureau in je klas wilt. 

Kinderen moeten in vrijheid kunnen werken met de materialen en zich niet geintimideerd voelen door obstakels. 

Het materiaal moet herhaling mogelijk maken. Zorg voor een plek waar kinderen zelf de materialen van het werk aan kunnen vullen, dus een rekje met doekjes en wattenbolletjes bijvoorbeeld. 

Geef ieder kind een grote steen met zijn of haar naam erop. Die steen gebruikt het als het een werkje gedaan heeft dat de leidster nog moet checken. Als zij of hij het werk gecheckt heeft, draait zij de steen om. 

Creëer een rusthoek in je klas; een plek waar kinderen lekker kunnen ontspannen, bijvoorbeeld met een vissenkom om naar te kijken, afgeschermd van de rest. 

Page 13: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view4 A. 0 tot 10 maanden 0 minuten10 tot 12 maanden 1 minuut 1 tot 2 jaar 30 minuten2 tot 4 jaar 3 minuten4 tot 5 jaar 6 minuten5 tot 6 jaar

Emmi Pikler“Wanneer we de mogelijkheden van het kind en zijn zelfstandige activiteit vertrouwen en hem voor zijn eigen leerontwikkeling een ondersteunende omgeving bieden, is het tot veel meer in staat dan over het algemeen aangenomen wordt.”

Bewegen, spelen en echt contact tijdens de verzorging zijn van cruciaal belang voor de ontwikkeling.

Bewegen’Al bewegend leert de baby zichzelf en de wereld kennen’’

Ouders kijken vaak uit naar die momenten wanneer hun baby gaat rollen, kruipen, zitten, staan en lopen. Emmi Pikler was vanuit haar kindbeeld vooral geïnteresseerd in hoe baby’s dat doen. Hoe een kind zich een volgende positie of beweging meester maakt, was voor Pikler belangrijker dan het wanneer. Rustig, zichzelf de tijd gunnend, experimenteert de baby. Met een verbazingwekkend uithoudingsvermogen blijft hij bewegingen herhalen en maakt zich zo vertrouwd met alle verschillende houdingen.

Spelen‘’Iedere baby, ieder mens heeft de behoefte om te spelen’’

De wens om te ontdekken, te experimenteren en te leren leeft in ieder kind en het is aan ons om ze daartoe de gelegenheid te geven. Als de baby dat zelf mag doen, dan heeft hij de rust voorwerpen van alle kanten te bekijken, te voelen en te proeven. De dreumes zal ontdekken dat het één in het ander past of juist niet; hij leert dat hij het één boven op het andere kan zetten. Zelf spelen heeft een positieve invloed op het gevoel van autonomie van het kind: hij kan zelf bepalen waarmee hij speelt en hoe lang. Zo leert hij de eigenschappen van voorwerpen kennen op zijn unieke manier. Hij ontdekt daarbij zijn interesses, zijn voorkeuren, zijn mogelijkheden en grenzen. Door deze vrijheid om zelf te kunnen spelen, ontwikkelt het kind zelfbewustzijn. Zo voelt het zich competent!We hebben speelmateriaal dat is afgestemd op deze leeftijdsgroep, met name open materialen. Dit zijn materialen waar kinderen zelf mee kunnen experimenteren zonder dat het doel van het materiaal is vastgelegd. Dit zijn eenvoudige materialen als mandjes, bakjes, bekers, vergieten etc. Met bakjes kunnen kinderen b.v. stapelen, schuiven, maar ze kunnen er ook iets in doen, op hun hoofd zetten, mee op de grond tikken of in elkaar zetten.

Verzorgen‘’Verzorging is altijd communicatie!’’

... daarom zijn alle verzorgingsmomenten juist zo geschikt om met de baby in contact te zijn. De volwassene leert het kind kennen in wat het wil, prettig vindt en nodig heeft en het kind leert zichzelf en de volwassene kennen. Tijdens deze dagelijkse, intieme momenten kan een veilige hechting ontstaan.

Rudolf Steiner"Antroposofie is een weg naar inzicht die het geestelijke in de mens met het geestelijke in de kosmos wil verbinden. Zij maakt zich in de mens kenbaar als een behoefte van het hart en van het gevoel. Zij moet haar rechtvaardiging vinden in het vermogen deze behoeften te bevredigen. Alleen diegene die in de antroposofie vindt waar hij vanuit zijn gemoed naar zoeken moet, kan haar waarde erkennen. Daarom kunnen antroposofen alleen mensen zijn die bepaalde vragen over het wezen van de mens en wereld even existentieel ervaren als zij honger en dorst ervaren."

Geïnspireerd door de opdracht om het natuurwetenschappelijke werk van Goethe uit te geven, zocht Steiner naar de basis voor een nieuwe, materie en geest omvattende

Page 14: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view4 A. 0 tot 10 maanden 0 minuten10 tot 12 maanden 1 minuut 1 tot 2 jaar 30 minuten2 tot 4 jaar 3 minuten4 tot 5 jaar 6 minuten5 tot 6 jaar

wetenschap. Om stevig verankerd te kunnen zijn in de westerse cultuur moest deze aansluiten bij het denken van de moderne mens. Vrijheid van denken, eigen waarneming op fysiek én geestelijk gebied en zelfstandig oordelen, zag Steiner als onmisbare voorwaarden voor een wetenschappelijke benadering van de werking van de geest in ons fysieke bestaan.

MaterialenDe natuurlijke omgeving zie je terug in de materialen die gebruikt worden. Speelgoed, creatief materiaal en poppen zijn van hout of ander natuurlijk materiaal als wol, steen of bijenwas en niet van plasic. Ook de meubels zijn gemaakt van hout. Kinderen ervaren het eigen karakter van het materiaal, hierdoor leren ze hoe de natuur in elkaar zit en hun zintuigelijke ontwikkeling wordt gestimuleerd. Het materiaal en de vormgeving dragen bij tot het ontwikkelen van de fantasiekrachten. In de kunstvakken word gewerkt met natuurlijke waterverf, waskrijt, boetseerklei en boetseerwas. Daarmee geven ze een bijdrage aan een natuurlijk en schoon milieu. RuimteHet klaslokaal is een ruistig en groot lokaal. De school is gebaseerd op de kleuren die je in de natuur aantreft zoals: zachte tinten en aarde kleuren (zandgeel, bruin, bladgroen). Verder zijn er ook veel planten aanwezig in het lokaal.

Celestin Freinet‘’Levend Leren op een natuurlijke manier. Samen met andere kinderen werken en leren. Maar ook zelfstandig. Werken naar eigen belangstelling en vanuit eigen ervaring Samen verantwoordelijk; ook voor onderlinge verhoudingen!’’

Freinetonderwijs gaat uit van de volgende principes:

Het onderwijs wordt opgebouwd op basis van datgene wat leeft bij de leerlingen. De kinderen hebben de wens zaken uit te zoeken, tonen initiatieven en laten die in de groep horen; gezamenlijk wordt daar onder begeleiding van de leerkracht een plan opgemaakt.

Het leerplan is gebaseerd op iets dat zinvol is om uit te zoeken. De kinderen zoeken niets voor niets uit. Zo zijn ook zaken die nodig zijn maar niet een einddoel vormen - zoals kunnen schrijven, kunnen spellen en een atlas kunnen hanteren - zinvol binnen de weg naar het doel. Het verhaal moet immers in de krant; de brief aan de burgemeester moet er goed uitzien en ik moet wel weten hoe ik moet fietsen.

Het leren gebeurt tastenderwijs. Door handelend te onderzoeken, zonder in de eerste plaats uitgelegd te krijgen hoe iets werkt, verwerft het kind echt inzicht.

Opvoeding tot democratie. Kinderen leren om samen op democratische basis hun groep/klas school te organiseren. Ze worden daardoor goed voorbereid op een democratische samenleving.

Volgens Freinet moeten ze op een zinvolle manier onderzoekend leren. Telkens in je klas werken zal niet voor voldoende onderzoek leiden. Er moet genoeg plek zijn voor voldoende uitdaging en ontplooien op brede gebieden. Zo is er is in iedere klas een werkbank, een schooltuin, een digibord en een kookgelegenheid. Er zijn rustige werkplekken (verschillende hoeken) en plekken waar je fijn samen kunt werken. Iedere klas heeft een zoldertje met daarop extra werk-, knutsel-en speelruimte voor de leerlingen. Verder zijn er kasten met een techniekaanbod en een mediatheek. Er is dus genoeg ruimte om op verschillende vlakken zinvol en onderzoekend te leren. Bovendien is het zo dat bij de bouw van een school rekening wordt gehouden met of er voldoende natuurlijk milieu om de school aanwezig is. Het is bij een freinetschool van belang dat de leerlingen de ervaringen kunnen opdoen en daarvoor is voldoende natuurlijk milieu nodig.

Page 15: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view4 A. 0 tot 10 maanden 0 minuten10 tot 12 maanden 1 minuut 1 tot 2 jaar 30 minuten2 tot 4 jaar 3 minuten4 tot 5 jaar 6 minuten5 tot 6 jaar

Met genoeg plankruimte wordt bedoeld dat er genoeg plekken zijn waarop leerlingen hun werkjes kunnen laten zien aan andere leerlingen. Er moet voldoende ruimte zijn om hun werkjes dus daadwerkelijk te kunnen presenteren. Klaslokalen hangen er ook vol mee op een freinetschool.Er wordt tegenwoordig op deze scholen royaal gewerkt met moderne media, van video-camera's tot notebooks. Deze ICTmiddelen vormen nu ook een belangrijk aandeel in het leven van de leerlingen. Hierop inspelen is dus van belang. Ze moeten zich hierin ook verder kunnen ontwikkelen.In een Freinetschool komen verschillende groeperingsvormen voor, meestal van twee of meer leerjaren. De samenstelling ervan gebeurt in overleg met elkaar, leraar, leerlingen en ouders.

D. Ilse

Bij mij op stage is de ruimte in de klas verdeeld in verschillende hoeken. Er zijn 4 hoeken waar de kinderen kunnen spelen. De kinderen kunnen op de rode mat tot rust komen met speelgoed dat geluid maakt, op de blauwe mat kunnen ze met blokken bouwen, op de groene mat zijn wegen getekend waar de kinderen met de auto’s kunnen spreken. Er staat ook een stoel waar de kinderen een boekje kunnen lezen. Op de laatste mat is een keukentje met een tafel en twee stoelen. Tussen de hoeken staan kasten. Deze kasten zijn gesloten. In de klas staat 1 open kast. Dit is de kieskast. De kinderen mogen tijdens het vrij spelen hieruit kiezen.

De klas past het meest bij de visie van Loris Malaguzzi. De kinderen krijgen werkjes aangeboden doormiddel van hun eigen personlijke kastje. De kinderen krijgen 4 of 5 werkjes. Dit blijven ze herhalen. Langzaam worden de werkjes per kind moeilijker gemaakt. Dit gebeurd op ieder zijn eigen tempo. Volgens Malaguzzie kunnen rustplekken in de klas verschillende gebieden stimuleren.  Een bepaalde inrichting kan kinderen aanzetten tot beweging, tot interactie of rust.

Page 16: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view4 A. 0 tot 10 maanden 0 minuten10 tot 12 maanden 1 minuut 1 tot 2 jaar 30 minuten2 tot 4 jaar 3 minuten4 tot 5 jaar 6 minuten5 tot 6 jaar

Floor

Bij mij op stage is de ruimte in de klas verdeeld in verschillende hoeken. Er zijn 4 hoeken waar de kinderen kunnen spelen. De kinderen kunnen in de poppenhoek, bouwhoek, in de gang of aan tafel. De eerste ronde mogen ze niet kiezen waar ze spelen maar worden de kinderen ingedeeld in de groepjes. De tweede ronde mogen de kinderen zelf kiezen waar ze spelen en tussendoor wisselen waar ze spelen.

Het zelf opruimen is een grote verandering voor de peuters als zij op de groep komen. De meeste nieuwe kinderen hebben nog niet hoeven op te ruimen toen ze thuis bleven. Op de groep moeten ze gelijk hun eigen spullen opruimen, en als dit klaar is ergens anders helpen opruimen. Als de begeleiders het niet goed genoeg opgeruimd vinden wordt er ook gewacht met fruit eten totdat het wel netjes is.

Ook tijdens creatieve momenten moeten de peuters zo veel mogelijk zelf doen. En tijdens de creatieve opdrachten word vaak ook de motoriek gestimuleerd. Hierdoor leert de peuter door zelf dingen te doen ook verschillende ontwikkelingsaspecten te stimuleren.

Mijn stageplek past dus niet helemaal in het beeld dat Maria Montessori had maar past wel van alle pedagogen hier het beste bij. We zijn namelijk heel gefocust op het feit dat de peuter heel veel zelf mag en moet doen.

8 A.Voorlezen is niet alleen leuk maar kan ook een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van een kind. Jonge kinderen leren enorm veel van voorlezen. In de eerste plaats is voorlezen heel goed voor de taalontwikkeling. Kinderen leren nieuwe woorden tijdens het voorlezen en ze leren hoe een goede zin opgebouwd is. En door met het kind ook te praten over het boek, wordt het kind ook gestimuleerd actief met taal aan de slag te gaan.In de tweede plaats leren kinderen goed luisteren wanneer ze voorgelezen worden en zich te concentreren. Voorlezen stimuleert de fantasie van het kind ook.Afhankelijk van het onderwerp van het boek leert het kind ook veel over de wereld om zich heen, waardoor hij/zij meer grip krijgt op de directe wereld om zich heen. Voorlezen over een onderwerp waar het kind op dat moment erg mee bezig is (angst, dood, ziekenhuisopnamen) kan ook steun bieden en een goede manier zijn om met het kind in gesprek te komen over deze onderwerpen. Maar ook het gevoel van veiligheid dat kinderen krijgen, het plezier dat kinderen beleven aan het voorlezen en de exclusieve aandacht die ze krijgen tijdens het voorlezen, zijn van belang voor de ontwikkeling van het kind. En het samen lezen van een boek kan ook helpen rust en regelmaat te brengen. Kinderen komen tot rust tijdens het voorlezen en door op vaste tijden voor te lezen kan er regelmaat en vaste structuur in de dag

Page 17: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view4 A. 0 tot 10 maanden 0 minuten10 tot 12 maanden 1 minuut 1 tot 2 jaar 30 minuten2 tot 4 jaar 3 minuten4 tot 5 jaar 6 minuten5 tot 6 jaar

geboden worden. Zo kan voorlezen een goed onderdeel zijn van het ritueel voor het slapen gaan.

B.volumegebruik stemvolume om de aandacht vast te houden

tempolees niet te snel, pas het tempo aan, vertraag om de spanning te doen oplopen en versnel bij de climax

intonatiewees op de hoede voor een voorlees dreun, leg de klemtoon op bijzondere en versterkende woorden, laat de stem dalen en stijgen om gevoelens uit te drukken of sfeer op te roepen;

pauzeslaat voldoende adempauzes en las iets langere pauzes in, bijvoorbeeld om de spanning op te voeren;

oogcontact en non-verbale expressieDruk met de houding en mimiek gevoelens uit. Onderstreep de woorden met gebaren, maar overdrijf dit niet.

sfeer creërenLaat voorlezen niet ophouden als kinderen zelf kunnen lezen! Breng een verhaal tot leven, zet de tekst om in beelden die passen bij de eigen beleving van de kinderen. Voorleesboeken lenen zich ervoor om te verbeelden wat je hoort. Om een verhaal tot leven te wekken moet de voorlezer het eerst zelf beleefd hebben

interactie (o.a. vragen stellen)Je kunt met kinderen over van alles praten bij een boek. Je kunt samen kijken naar de tekeningen, en zeggen wat er allemaal te zien is. Kinderen leren er veel van als je samen met hen over allerlei gebeurtenissen nadenkt en praat die in het boek plaatsvinden. Stel aan de kinderen geen ja/nee vragen, maar open vragen. Een voorbeeld van een open vraag, die niet met ja of nee beantwoord kan worden, is bijvoorbeeld: "Wat zou jij doen als...?"

gebruik attributenTijdens of na het voorlezen kun je gebruik maken van verschillende attributen zoals, simpele muziekinstrumenten, schmink, verkleedkist met inhoud, lappen stof van diverse afmetingen, wasknijpers of klemmetjes, teken- en knutselmateriaal, knuffels en speelgoed. Andere attributen zijn, afhankelijk van het gekozen thema of prentenboek, gemakkelijk te krijgen, vinden of kopen. Pedagogisch medewerkers zorgen voor een uitnodigende omgeving waar kinderen ook op eigen initiatief goed aan de gang kunnen

C.Door het gebruik maken van voorleestechnieken tijdens het voorlezen worden de taalontwikkeling, het verhaalbegrip en de woordenschat van kinderen gestimuleerd. Voorlezen is de belangrijkste vorm van boekpromotie en stimuleert om zelf te gaan lezen zonder voorlezen kunnen kinderen niet uitgroeien tot echte lezers. Het is een misvatting te denken dat voorlezen alleen maar nodig is in de eerste fasen van het leesonderwijs: voorlezen blijft in alle jaren van onderwijs noodzakelijk.

Page 18: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view4 A. 0 tot 10 maanden 0 minuten10 tot 12 maanden 1 minuut 1 tot 2 jaar 30 minuten2 tot 4 jaar 3 minuten4 tot 5 jaar 6 minuten5 tot 6 jaar

D. IlseBasisschool de ratel

Tips -          Rustig blijven lezen-          Ga zo zitten, dat ’t hele groepje alles goed kan zien-          Jan erbij betrekken (= Pools)-          Grenzen nog beter aan geven Tops-          Stelt goede vragen aan de kinderen-          Mooie stem om naar te luisteren-          Knap gedaan!

Page 19: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view4 A. 0 tot 10 maanden 0 minuten10 tot 12 maanden 1 minuut 1 tot 2 jaar 30 minuten2 tot 4 jaar 3 minuten4 tot 5 jaar 6 minuten5 tot 6 jaar

Kinderdagverblijf De Bonte Koe

Page 20: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view4 A. 0 tot 10 maanden 0 minuten10 tot 12 maanden 1 minuut 1 tot 2 jaar 30 minuten2 tot 4 jaar 3 minuten4 tot 5 jaar 6 minuten5 tot 6 jaar

Speciaal onderwijs De mikado

Tips: -          Hou de mooie intonatie vol, aan het einde werd het iets minder.- Neem iets meer de tijd voor de afronding. Misschien kort aan de kinderen vragen waar het verhaaltje over ging.- Je had iets meer vragen bij het verhaal kunnen verzinnen en stellen

Tops:-       Mooie intonatie, zeker in het begin.- Flexibel, We zouden met drie kinderen lezen en dat werden er vijf.- Schakelt goed tussen individuele kind in de groep en de hele groep.- Je liet een leerling helpen.

Page 21: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view4 A. 0 tot 10 maanden 0 minuten10 tot 12 maanden 1 minuut 1 tot 2 jaar 30 minuten2 tot 4 jaar 3 minuten4 tot 5 jaar 6 minuten5 tot 6 jaar

Zelfreflectie

VolumeIk heb een goed en duidelijk stemvolume.

TempoIk weet van mezelf dat als ik iets spannend vind dat ik snel begin te praten. Dit geldt ook voor het voorlezen. De afgelopen keer dat ik heb voorgelezen voor een groep heb ik erg veel vragen tussendoor gesteld aan de kinderen. Dit zorgde er voor dat ik minder snel ging lezen

IntonatieIk gebruik als steeds meer intonaties, maar dit kan altijd nog meer worden.

PauzesDoor vragen te stellen zorg ik er ook voor dat de spanning langzaam opgebouwd wordt. Pauzes nemen tijdens het lezen is dan ook voor mij geen probleem.

Oogcontact en non-verbale expressieTijdens het lezen gebruik ik geen gebaren. Als ik daarna vragen ga stellen aan de kinderen maak ik dit wel duidelijk met wat extra gebaren. Dit moet ik ook doen want binnen mijn doelgroep wordt er heel veel gebruik gemaakt van gebaren.

Sfeer creërenHet creëren van sfeer vind ik erg lastig. Hier kan ik nog wel wat meer aandacht aan besteden. Het is wel zo dat ik tijdens mijn laatste voorlees opdracht de introducie heb gedaan voor het afsluiten van het fototaal thema. Na mijn verhaal mochten de kinderen spelletjes gaan doen binnen het thema. Dat heeft natuurlijk wel te maken met het creeren van sfeer 

Interactie (o.a. vragen stellen)Ik vind het leuk om vragen te stellen aan de kinderen. Dit doe ik dan zowel voor dat ik begin met voorlezen, als tijdens het voorlezen maar ook aan het einde. Aan het einde vraag ik aan de kinderen nog even waar het boek ook alweer over ging.

Gebruik attributenIk vind het lastig om gebruik te maken van attributen. Als ik aan het lezen ben wil ik graag dat de aandacht op mij gericht is in plaats van op het attribuut. Ondanks dat vind ik toch dat ik daar nog wel wat punten op kan verbeteren. Voor mijn examen wil ik dan ook echt alles uit de kast te halen om de kinderen enthousiast te maken over het onderwerp. 

Page 22: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view4 A. 0 tot 10 maanden 0 minuten10 tot 12 maanden 1 minuut 1 tot 2 jaar 30 minuten2 tot 4 jaar 3 minuten4 tot 5 jaar 6 minuten5 tot 6 jaar

FloorKinderdagverblijf Poespas

Tips:- Verhaal eerder afronden als de kinderen niet meer geinteresseerd zijn- Meer oogcontact en intonatieTops:- Gaat goed in op de vragen van de kinderen- Klets lekker weg

Page 23: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view4 A. 0 tot 10 maanden 0 minuten10 tot 12 maanden 1 minuut 1 tot 2 jaar 30 minuten2 tot 4 jaar 3 minuten4 tot 5 jaar 6 minuten5 tot 6 jaar

Kindcentrum de Verwondering

Tips:- Wanneer tekst lastig is thuis nog meer oefenen- Kijk naar eventuele signalen

Page 24: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view4 A. 0 tot 10 maanden 0 minuten10 tot 12 maanden 1 minuut 1 tot 2 jaar 30 minuten2 tot 4 jaar 3 minuten4 tot 5 jaar 6 minuten5 tot 6 jaar

Kion peutergroep Haasje Over

Tips:- Denk aan je stemgebruik- Wees interactief met de kinderenTops:- Je hebt oog voor alle kinderen

Zelfreflectie

VolumeIk heb een goed en duidelijk stemvolume.

TempoIk moet rustiger praten, ik praat altijd namelijk heel snel. Ik probeer wel veel vragen tussendoor te stellen, hierdoor probeer ik mezelf af te remmen.

Page 25: logboekpw.files.wordpress.com  · Web view4 A. 0 tot 10 maanden 0 minuten10 tot 12 maanden 1 minuut 1 tot 2 jaar 30 minuten2 tot 4 jaar 3 minuten4 tot 5 jaar 6 minuten5 tot 6 jaar

IntonatieIk gebruik steeds meer intonatie, maar dit moet nog wel meer worden. Dit was ook een van de tips die ik van mijn stagebegeleidsters keer op keer gekregen heb en zelf ben ik hier ook mee eens.

PauzesDoor vragen te stellen laat ik pauze vallen in het verhaal.

Oogcontact en non-verbale expressieTijdens het voorlezen maak ik oogcontact door de kinderen in de kring aan te kijken. Ook probeer ik de emoties die de personages van het boek voelen op mijn gezicht te uiten. 

Sfeer creërenHet creëren van een sfeer vind ik lastig. Hier moet ik ook nog extra tijd aan besteden. Het helpt om thema boeken te pakken of boeken van bekende personages zoals Nijntje, Dikkie Dik of Rupsje nooit genoeg. Hier zijn vaak ook knuffels van gemaakt die je kunt gebruiken om een verhaal te verduidelijke en van de eerst twee zijn er zeker ook thema boeken zoals naar bed met Nijntje of Nijntje naar de dierentuin. Door middel van thema boeken vind ik het makkelijker om een goede sfeer te creëren.

Interactie (o.a. vragen stellen)Door vragen te stellen kun je de interactie van de kinderen vergroten. Dit kun je doen door eerst de bladzijde voor te lezen en daarna vragen over die bladzijde te stellen maar ik heb geleerd dat het eigenlijk nog beter is om niet voor te lezen eerst maar eerst te kijken naar wat de kinderen op de plaatjes zie en daar dan met de kinderen een verhaal bij verzinnen. Hierdoor stimuleer je de taal-denk ontwikkeling.

Gebruik attributenBij bekende series zijn er vaak knuffeltjes die je kunt gebuiken. Zo hebben we op mijn stage nu een rupsje nooit genoeg knuffeltje, een dikkie dik knuffel en een nijntje knuffel. Deze kun je bij verschillende verhalen gebruiken. Andere atributen vind ik altijd lastig te gebruiken, hierdoor doe ik er niet veel mee.