We onderbreken deze programmering… Duiding van journalisten tijdens grote breaking news...
-
Upload
denieuwereporter -
Category
Documents
-
view
897 -
download
0
description
Transcript of We onderbreken deze programmering… Duiding van journalisten tijdens grote breaking news...
We onderbreken deze programmering…
Duiding van journalisten tijdens grote breaking news uitzendingen
U kijkt naar een extra NOS journaal in verband met de gebeurtenissen in...
Janneke Kloosterman
Masterscriptie Communicatiewetenschap
Radboud Universiteit Nijmegen
0
We onderbreking deze programmering…
Duiding van journalisten tijdens grote breaking news uitzendingen.
Janneke Kloosterman
s4123409
Juni 2015
Masterthesis
Opleiding Communicatiewetenschap
Radboud Universiteit Nijmegen
Begeleider: Dr. Gabi Schaap
Tweede lezer: Dr. Liesbeth Hermans
1
Inhoudsopgave
Samenvatting p. 4
§1. Aanleiding p. 5
§2. Theorie p. 8
§2.1 Conceptualisatie p. 8
§2.1.1 Routines p. 8
§2.2 Verwachtingen p. 10
§2.2.1 Fasen p. 10
§3. Methode p. 15
§3.1 Methode van onderzoek p. 15
§3.2 Onderzoekseenheden p. 15
§3.3 Meetinstrument p. 16
§3.3.1 Kwalitatief meetinstrument p. 16
§3.3.2 Kwantitatief meetinstrument p. 17
§3.4 Analyseprocedure p. 18
§3.5 Kwaliteitscontroles p. 19
§4. Resultaten p. 21
§4.1 Kwalitatieve analyse p. 21
§4.1.1 Zekerheid p. 21
§4.1.2 Schuld bepalen p. 21
§4.1.3 Verband eerdere gebeurtenis p. 23
§4.1.4 Oorzaak bepalen p. 23
§4.2 Kwantitatieve analyse p. 25
§5 Conclusie en discussie p. 32
§5.1 Conclusie p. 32
§5.2 Discussie p. 33
Referentielijst p. 36
2
Bijlagen
Appendix A: Figuren uit resultaten p. 40
Appendix B p. 44
Appendix B.1 Concept-indicatormodel p. 44
Appendix B.2 Memo’s p. 45
Appendix C: Codeboek en codeersheet p. 49
3
Samenvatting
Dit onderzoek gaat in op de duiding van journalisten tijdens breaking news op
Nederlandse televisie en de eventuele fasen die hierin te herkennen zijn. Voor dit
onderzoek zijn zes breaking news uitzendingen van de NOS kwalitatief en kwantitatief
onderzocht. Uit de kwalitatieve analyse is gebleken dat duiding voorkomt op vier
manieren: schuld bepalen, oorzaak bepalen, verbanden leggen met eerdere
gebeurtenissen en het geven van een naam aan de gebeurtenis. Deze concepten zijn
daarna kwantitatief geanalyseerd, waarbij naar voren komt dat deze in fasen voorkomen.
Het bepalen van de oorzaak komt in de eerste fase al voor, het bepalen van schuld begint
pas in de tweede fase, maar het naamgeven en verbanden leggen komt gedurende de hele
uitzending voor. In totaal zijn er drie fasen te herkennen in een breaking news
uitzending. In de eerste fase brengen journalisten naast duiding over de oorzaak
voornamelijk feiten, in de tweede fase gaan journalisten meer over tot een analyse en in
de derde fase wordt verwezen naar een volgend journaal waarbij al het geleerde wordt
herhaald. Dit onderzoek laat zien dat de gedachtegang van de journalist over de
betekenis van het breaking news te volgen is tijdens een breaking news uitzending op
Nederlandse televisie.
4
§1. Aanleiding
Op 17 juli 2014 vertrekt vlucht MH17 vanuit Amsterdam naar Kuala Lumpur. Boven het
conflictgebied in Oekraïne gaat het mis: het vliegtuig stort neer. Het Russische
persbureau Interfax meldt dat het toestel uit de lucht geschoten is. Het NOS journaal
begint direct een live uitzending en zendt twee uur lang onafgebroken uit op NPO 1. De
journalisten doen hun best om een journaal te maken met de weinige informatie die zij
hebben. Is het een ongeluk? Of is het toch een aanslag?
Breaking news uitzendingen op televisie bereiken een groot publiek. Het NOS
Journaal Extra van 17 juli wist ruim 1,3 miljoen mensen te bereiken (Stichting
Kijkonderzoek, 2014). Deze cijfers zijn geen uitzondering. Tijdens de aanslagen op 11
september 2001 ontving 90 procent van de Amerikanen nieuws over de gebeurtenissen
via de televisie (Reynolds & Barnett, 2003; Miller & Leshner, 2007) en 54 procent van
de Amerikaanse bevolking geeft aan eerst naar de televisie te kijken tijdens een crisis
(Fisschoff, 2004).
Het publiek kijkt dus massaal naar een breaking news uitzending, maar de
journalist moet het met weinig informatie doen. Wanneer journalisten zich bezig houden
met breaking news kan de snelheid waarmee zij nieuwe informatie moeten verzamelen
en rapporteren ervoor zorgen dat de routine van objectiviteit niet nageleefd wordt
(Reynolds & Barnett, 2003). Hierdoor kan het voorkomen dat de journalist zelf een
interpretatie geeft van het gebeurde en niet een bron buiten de journalistiek (Reynolds &
Barnett, 2003). Het uitblijven van nieuwe informatie kan ertoe leiden dat journalisten
overgaan op het duiden van de gebeurtenissen. Dit onderzoek gaat in op de vraag of
journalisten daadwerkelijk gaan duiden, ofwel dat zij betekenis geven aan de gebeurtenis
en deze betekenis ook verklaren.
De journalist heeft een grotere invloed tijdens een breaking news uitzending dan
tijdens een regulier journaal. Wanneer journalisten aan een breaking news uitzending
werken, hebben hun persoonlijke waarden en attitudes, en opvattingen over de rol van
journalist een grotere invloed op het journalistieke product dan wanneer zij aan een
normale uitzending werken (Reynolds, in Reynolds & Barnett, 2003). De opvattingen
van een journalist kunnen ook doorschemeren via heuristieken, zoals beschikbaarheid,
representativiteit en verankering (Tversky & Kahneman, 1974). De journalist construeert
via deze heuristieken een werkelijkheid die beïnvloed wordt door de bestaande kennis
van de journalist, waardoor die werkelijkheid niet de juiste hoeft te zijn. Dit kan
bijvoorbeeld gebeuren tijdens een crisis of als gevolg van tijdsgebrek (Reynolds &
5
Barnett, 2003; Lasorsa & Dai, 2007). De duiding die de journalisten dan over proberen
te brengen tijdens een grote crisis, wat breaking news vaak is, kan daarna weer
overgenomen worden door het publiek.
Het publiek kan handelen naar de duiding die zij krijgen vanuit de breaking news
uitzending. Dit is bijvoorbeeld gebeurd bij de aanslagen in Parijs op 7 januari van dit
jaar. Na die breaking news uitzendingen werden diverse moskeeën in Frankrijk
aangevallen met explosieven (NOS, 8 januari 2015). Deze aanslagen werden ook wel
geduid als een ‘aanslag op de vrijheid van meningsuiting’. Hierdoor zijn duizenden
mensen over de hele wereld de straat op gegaan met een pen in hun hand om te
protesteren tegen de zogenoemde aanslag op hun vrijheid. Maar ook regeringen moeten
soms sneller handelen na een breaking news uitzending (Blondheim & Liebes, 2002).
Bekend is dat journalisten een rol spelen bij de betekenisverlening van breaking
news gebeurtenissen. Dit gebeurt al door het nieuws ‘breaking’ te noemen. Bouvier
(2010) stelt dat journalisten de betekenis verlenen aan het media event. Uit voorgaand
onderzoek blijft onduidelijk welke betekenis dit is (Dayan & Katz, 1992; Entman, 1993;
Couldry, 2003; Jiménez-Martínez, 2014). Onbekend is dan ook of journalisten al direct
labels hangen aan de gebeurtenis. Geven journalisten al een naam aan breaking news en
handelen zij daarmee op hun eigen heuristieken (Reynolds & Barnett, 2003)?
Vast staat dat er ook weinig onderzoek is gedaan naar de zogenoemde disaster
marathon (Blondheim & Liebes, 2002). De disaster marathon komt slechts af en toe
voor en onderbreekt de reguliere programmering. In deze uitzendingen wordt in een live
uitzending de catastrofe (natuurramp, ongeluk of geweld) en de nasleep uit de doeken
gedaan (Blondheim & Liebes, 2002). Zo’n uitzending houdt hele samenlevingen aan de
televisie gekluisterd. Het weinige onderzoek dat naar zulke marathons is gedaan richt
zich voornamelijk op de aanslagen van 11 september (Reynolds & Barnett, 2003;
Bouvier, 2010).
Er zijn aanwijzingen dat breaking news een drietal fasen doorloopt (Berkowitz,
1992b; Graber, 2002; Bouvier, 2010). In de eerste fase wordt de reguliere
programmering onderbroken om live te gaan met de eerste feiten. In de tweede fase
krijgen journalisten toegang tot verantwoordelijke overheidsfunctionarissen. Tenslotte
brengen journalisten het verhaal in groter perspectief (Berkowitz, 1992b; Graber, 2002;
Bouvier, 2010). Hier wordt dieper op ingegaan in paragraaf 2. Er is echter nog geen
enkele keer onderzocht of er fasen zijn te ontdekken in de duiding van journalisten.
Krijgt iemand die inschakelt aan het einde van de uitzending de betekenisverlening door
6
de journalist te horen en zien in plaats van de simpele feiten, waardoor deze persoon een
ander beeld van de situatie kan krijgen dat onbevestigd is? Is er daarom een fase waarin
journalisten meer of minder duiden?
In Nederland is nog niet eerder onderzoek gedaan naar breaking news. Dit
onderzoek richt zich daarom op Nederlandse breaking news uitzendingen op de meest
bekeken nieuwszender, de Nederlandse Omroep Stichting (NOS). De onderzoeksvraag
luidt dan ook: hoe geven journalisten duiding in hun berichtgeving over breaking news
op Nederlandse televisie en welke fasen zijn hierin te herkennen?
7
§2. Theorie
In deze paragraaf zal de theorie van dit onderzoek besproken worden. In de vorige
paragraaf kwam naar voren dat journalisten soms een andere rol aannemen tijdens
zogenoemde disaster marathons. In deze paragraaf wordt uitgelegd waardoor dit wordt
veroorzaakt en wat zij dan doen. Tevens worden verwachtingen geformuleerd.
§2.1 Conceptualisatie
Een disaster marathon is een nieuwsmarathon waarin binnen één uitzending voor langere
tijd over één nieuwsgebeurtenis gepraat wordt die grote impact heeft op de samenleving
(Blondheim & Liebes, 2002). Een disaster marathon impliceert dat op dit moment iets
zeer belangrijks gebeurt wat onmiddellijk in het journaal moet (Miller & Leshner, 2007;
Casella, 2013; Kaptein, Kaouass, & Zannoni, 2015, p. 9). De reguliere programmering
van de nieuwszender wordt dan ook vaak onderbroken. Blondheim en Liebes (2002)
stellen dat het genre het meest effectief is wanneer de media arriveren terwijl het verhaal
nog niet rond is of nog een symbolische afsluiting moet hebben. Als alleen de ‘wat’,
‘wanneer’ en ‘waar’ beantwoord zijn, en de ‘wie’ en ‘waarom’ nog open staan, blijft het
verhaal incompleet en daardoor boeiend. Omdat er geen afsluiting is, blijft het publiek
afhankelijk van de media en moet de televisie een antwoord presenteren (Blondheim &
Liebes, 2002).
Een disaster marathon wijkt af van zowel een normaal journaal als nieuws wat in
Britse en Amerikaanse uitzendingen ‘breaking’ wordt genoemd. Breaking news, zoals
dat veel voorkomt in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten, is veelal een competitie
tussen nieuwskanalen om als eerste te zijn met een routineus nieuwsbericht (Lewis &
Cushion, 2009). Breaking news past hierdoor in deze landen binnen de nieuwsproductie
van alledag. Een disaster marathon past niet binnen de alledaagse nieuwsproductie en
zorgt ervoor dat journalisten hun routines moeten aanpassen. Wanneer nieuws door
nieuwszenders in Nederland breaking news wordt genoemd, kan dit vaak onder een
disaster marathon geplaatst worden aangezien alleen de grootste nieuwsverhalen extra
zendtijd krijgen. Omdat een disaster marathon vaak verward wordt met breaking news
(Reynolds & Barnett, 2003; Li, 2007; Bouvier, 2010), zijn deze begrippen in dit
onderzoek synoniem aan elkaar. De algemenere term breaking news zal echter
gehanteerd worden.
§ 2.1.1 Routines
Een consequentie van breaking news is dat journalisten hun dagelijkse routines niet meer
8
kunnen hanteren, waarop in deze deelparagraaf dieper wordt ingegaan. Journalisten
gebruiken routines om iedere dag het nieuws te kunnen maken (Shoemaker & Reese,
1996; Reynolds & Barnett, 2003). Via routines komen journalisten tot ideeën voor
nieuws, weten zij hoe een nieuwsverhaal in elkaar steekt en welke bronnen zij kunnen
benaderen (Shoemaker & Reese, 1996). Bij een breaking news uitzending bestaan deze
vaste routines echter niet meer (Tuchman, 1978; Dayan & Katz, 1992; Berkowitz,
1992a, 1992b; Reynolds & Barnett, 2003). De journalist moet hierdoor zelf een manier
zoeken om met de gebeurtenis om te gaan. Reynolds en Barnett (2003) suggereren dat
de snelheid waarmee de informatie in een breaking news uitzending gebracht moet
worden een nieuw soort routine op kan leveren. Deze nieuwe routine geeft journalisten
meer ruimte in het selecteren van de rollen die zij aannemen om het nieuws te brengen.
De journalist kan zich bijvoorbeeld de rol aanmeten van expert of commentator
(Reynolds & Barnett, 2003) en zo zelf de gebeurtenis proberen te duiden.
Wanneer journalisten in aanraking komen met een niet-routineus nieuwsverhaal
is het typificeren van het nieuws een oplossing (Tuchman, 1978; Berkowitz, 1992a,
1992b; Lewis & Cushion, 2009). Op deze manier kunnen journalisten het afwijkende
verhaal stroomlijnen in een bekend schema van actoren, verhaallijnen en settings
(Tuchman, 1978). Typificatie zorgt ervoor dat journalisten afwijkende gebeurtenissen zo
dicht mogelijk bij een prototype verhaal houden (Tuchman, 1978; Berkowitz, 1992b).
De gebeurtenis wordt via typificatie in een verhaalvorm gegoten, zodat de journalisten
vat kunnen krijgen op het verhaal en weten welke handelingen zij moeten uitvoeren.
Journalisten kunnen betekenis geven aan een gebeurtenis door het breaking news
te interpreteren en een naam te geven. Veelvuldig onderzoek heeft aangetoond dat een
belangrijk deel van het werk van een journalist tijdens grote media- en
nieuwsgebeurtenissen bestaat uit het interpreteren van wat er gaande is (Dayan & Katz,
1992; Couldry, 2003; Pantti & Wieten, 2005; Bouvier, 2010; Jiménez-Martínez, 2014).
Bij media events of nieuwsgebeurtenissen verschaffen commentatoren en journalisten de
eerste vertellingen en interpretatie voor de kijker (Jiménez-Martínez, 2014). Een
belangrijk element hierbij is het geven van een naam aan de gebeurtenis, ofwel naming
(Couldry, 2003). In de journalistiek en volksmond wordt dit ook wel duiden genoemd.
Niet duidelijk is hoe dit bij breaking news gebeurt. In dit onderzoek wordt dieper
ingegaan op de vraag hoe het proces van duiden door journalisten verloopt. In de
communicatiewetenschappelijke literatuur staat duiding echter vooral bekend als
framing.
9
Framing is een proces dat altijd aanwezig is in de journalistiek. Door iets te
framen selecteert de journalist bepaalde aspecten van een werkelijkheid om deze
betekenis te geven in een communicatie-uiting (Entman, 1993). Vervolgens kan het
publiek via bestaande schemata hier een eigen interpretatie en eigen betekenis aan
geven, die vaak overeenkomt met de bedoelde interpretatie van de journalist (Entman,
1993). De journalist kan dus een interpretatie bieden voor het publiek door een bepaalde
draai te geven aan het verhaal. Het maken van een frame wordt frame building genoemd
en het activeren van het frame in de hoofden van het publiek frame setting (Entman,
1993).
Frame building hoeft niet als een bewuste keuze van een journalist gezien te
worden. Tijdens een breaking news gebeurtenis zorgt de eerste interactie tussen bronnen
en journalisten voor het begin van een frame voor de gebeurtenis (Entman, 1991).
Journalisten ontwikkelen een evenement-specifiek schema, wat hen aanmoedigt om alle
nieuwe informatie over de gebeurtenis zo op te vatten, te verwerken en te rapporteren
dat het de allereerste interpretatie van de gebeurtenis ondersteunt (Entman, 1991). Dit
lijkt enigszins op het typificeren van een breaking news gebeurtenis (Berkowitz, 1992b).
Ieder individu gebruikt snelle beslissingsregels, zoals heuristieken (Tversky &
Kahneman, 1974; Entman, 2010). Journalisten moeten tijdens een crisis en live
uitzending, met weinig feiten en onder hoge tijdsdruk, een beeld van de werkelijkheid
verschaffen aan hun publiek (Reynolds & Barnett, 2003). Hiervoor kunnen ze hun eigen
referentiekaders aanboren om de gebeurtenis uit te leggen aan de kijkers (Tversky &
Kahneman, 1974; Tuchman, 1978) en zo onbewust een frame maken.
Agents, of causal agents, zijn onderdeel van een frame. Agents zijn actoren of
instituten die in een frame voorkomen die iets bewerkstelligen of waaraan iets wordt
toegeschreven. In een frame wordt uit de doeken gedaan wat een causal agent doet, met
welke kosten en baten, vaak gemeten in termen van gedeelde culturele waarden
(Entman, 1993). Ze zijn als het ware onderdeel van de delen waaruit een frame kan
bestaan. Een frame bestaat uit een probleemdefinitie, morele evaluatie, causale analyse
en een oplossing (Entman, 1993). Een causal agent kan bij al deze vier onderdelen
betrokken zijn. In dit onderzoek wordt specifiek naar causal agents gekeken omdat al
bekend is dat frames zich afwisselen (Li, 2007), maar nog niet of er ook nieuwe
betrokkenen naar voren komen naarmate de uitzending vordert. Wanneer de breaking
news uitzending vordert, zouden causal agents kunnen veranderen door het
10
binnenkomen van nieuwe informatie die aan andere agents wordt toegeschreven.
Verandert het gebruik van causal agents tijdens een breaking news uitzending?
§2.2 Verwachtingen
Uit onderzoek blijkt dat journalisten duiden tijdens grote geplande media evenementen
(Dayan & Katz, 1992). Het verschil met deze geplande evenementen en breaking news
is dat journalisten zich hebben kunnen voorbereiden en het evenement een naam kunnen
geven om betekenis over te brengen (Couldry, 2003). Dayan en Katz (1992) noemen
deze media evenementen ook wel festive viewing: iedereen kijkt massaal en het voelt
alsof je moet kijken. Zowel de bruiloft van Diana Spencer en kroonprins Charles als de
begrafenis van John F. Kennedy kunnen festive viewing oproepen (Dayan & Katz,
1992). Maar ook een geplande gelegenheid die fout afloopt kan aanleiding zijn voor een
marathonuitzending (Katz & Liebes, 2007), zoals Koninginnedag in Apeldoorn in 2009.
De televisie zijn de oren en ogen van de kijker bij deze evenementen (Dayan &
Katz, 1992). Bij onverwachte media evenementen is televisie de belangrijkste bron voor
informatie voor zowel kijker als overheidsfunctionaris (Graber, 2002). Als journalisten
duiden tijdens geplande media evenementen, is het niet vreemd om te suggereren dat zij
dit ook doen tijdens onverwachte gebeurtenissen. De media doen immers verslag van de
gebeurtenis waar iedereen een antwoord voor zoekt (Blondheim & Liebes, 2002; Neal,
2005). Een breaking news uitzending gaat voor langere tijd door. Wanneer nieuwe
informatie binnendruppelt, is er dan ook verandering in die duiding tijdens zo’n lange
uitzending?
§2.2.1 Fasen
In een breaking news uitzending zijn fasen te herkennen. Uit verscheidene onderzoeken
blijkt dat er ongeveer drie verschillende momenten, of fasen, zijn waar een breaking
news uitzending uit bestaat (Berkowitz, 1992b; Graber, 2002; Bouvier, 2010). Grofweg
zien deze fasen er als volgt uit: in de eerste fase wordt de reguliere programmering van
de zender onderbroken door nieuwsbulletins. Vanwege weinig officiële informatie
verzamelen verslaggevers (soms onjuiste) feiten gebaseerd op interviews met
ooggetuigen en verslaggevers ter plaatse. Binnen een paar minuten zijn plaats en tijd
bevestigd en geven verslaggevers de eerste informatie over wat er gebeurd is
(Berkowitz, 1992b; Graber, 2002; Bouvier, 2010). In de tweede fase krijgen de
verslaggevers toegang tot de verantwoordelijke overheidsfunctionarissen (Berkowitz,
1992b). De ‘waarom’ en ‘hoe’ moeten nog worden verklaard (Bouvier, 2010). De
11
uitzending gaat volgens de onderzoekers nu meer richting interpretatie, waarbij er meer
afleidingen, speculaties en analyses worden gedaan door journalisten (Berkowitz, 1992b;
Graber, 2002; Bouvier, 2010). De grootste taak voor journalisten is om verkregen
informatie te organiseren en duidelijk te krijgen wat zij geleerd hebben. In de derde en
laatste fase wordt het publiek voorbereid op de nasleep van de gebeurtenis en wordt het
gebeurde in groter perspectief geplaatst (Berkowitz, 1992b; Graber, 2002).
Li (2007) heeft voortgeborduurd op het werk van Graber (2002) en gekeken naar
de content orientation van een miniverhaal binnen een breaking news uitzending. Een
content orientation is het doel van het verhaal. Dit doel kan zijn feiten geven, analyses
doen, troost bieden of een gidsfunctie hebben voor de mensen thuis (Li, 2007). Dit heeft
hij gekoppeld aan de fasen zoals beschreven door Graber (2002). Dit onderzoek neemt
de content orientation ook mee om te kijken wat journalisten voornamelijk doen in de
mogelijke fasen.
Uit bovengenoemde fasen zijn aanwijzingen voor duiding te herleiden. In de
tweede fase van de breaking news uitzending worden journalisten iets interpretatiever
(Berkowitz, 1992b; Graber, 2002; Bouvier, 2010). Bouvier (2010) en Graber (2002) zien
speculatie echter ook al in de eerste fase gebeuren. Ander onderzoek suggereert dat
journalisten toch vooral in de tweede fase hun professionele houding wat loslaten en de
impact van de gebeurtenis ervaren (Coleman & Wu, 2006).
De fasen zoals beschreven zouden ook een rol kunnen spelen bij de duiding die
journalisten geven (Berkowitz, 1992b; Graber, 2002; Bouvier, 2010; Coleman & Wu,
2010). Hoe deze duiding precies in elkaar steekt is echter niet duidelijk. De bekende
literatuur doet hier geen uitspraken over. Dit leidt tot de onderzoeksvraag:
RQ: Hoe geven journalisten duiding tijdens breaking news op Nederlandse televisie en
zijn hierin fasen te herkennen?
Er is een sterke verwachting dat journalisten duiden tijdens breaking news. Mede
door de heuristieken die zij kunnen hanteren (Tversky & Kahneman, 1974; Trumbo,
Dunwoody, & Griffin, 1998; Lasorsa & Dai, 2007; Entman, 2010), door het tijds- en
informatiegebrek (Reynolds & Barnett, 2003; Lasorsa & Dai, 2007) en het feit dat zij
onder druk staan om informatie te verschaffen aan de kijker in een live uitzending, kan
een journalist een uitvlucht nemen tot het duiden van een gebeurtenis. Dit betekent
grofweg dat de journalist de gebeurtenis gaat proberen te verklaren en er een betekenis
aan zal hangen, juist doordat er geen nieuwe informatie binnenkomt en de kijker vaak
12
meer informatie verwacht dan de media kunnen geven (Neal, 2005). Dit leidt tot de
eerste verwachting:
Verwachting 1: Journalisten duiden tijdens breaking news.
Zoals eerder gezegd omvat framing het bieden van een perspectief aan de kijker die op
zijn beurt hier weer een interpretatie aan kan geven (Entman, 1993). Een frame kan ook
onbewust worden gevormd door de journalist, wellicht doordat journalisten tijdens
breaking news op hun heuristieken kunnen handelen (Tversky & Kahneman, 1974;
Lasorsa & Dai, 2007) en hiermee hun eigen interpretatie als frame doorgeven. Li (2007)
zag in zijn onderzoek naar breaking news over 11 september dat er acht frames te
onderscheiden waren gedurende 24 uur, namelijk een politiek, economisch, crimineel,
religie, milieu, veiligheid, rampen en human interest frame. Ook bleek dat deze frames
gedurende de dag veranderden. Dit leidt tot de volgende verwachting:
Verwachting 2: Frames veranderen gedurende de breaking news uitzending.
Uit de beschreven fasen (Berkowitz, 1992b; Graber, 2002; Bouvier, 2010) blijkt ook dat
journalisten in de tweede fase toegang tot verantwoordelijke overheidsfunctionarissen
krijgen (Berkowitz, 1992b). Hierdoor kan er meer informatie binnenkomen, waar de
kijker ook op zit te wachten (Neal, 2005), maar waardoor ook de betrokkenen kunnen
veranderen. Dit zou er ook toe kunnen leiden dat de causal agents zoals beschreven door
Entman (1993) veranderen. Dit leidt tot de derde verwachting:
Verwachting 3: De causal agents veranderen gedurende de breaking news
uitzending.
Journalisten maken tijdens een breaking news uitzending zoveel mogelijk gebruik van
bronnen, maar het lukt niet altijd om snel een bron te krijgen (Reynolds & Barnett,
2003). Wanneer overheidsfunctionarissen beschikbaar zijn (Berkowitz, 1992b) of
hulpverleners een moment vrij hebben kunnen de bronnen veranderen gedurende de
uitzending. Li (2007) vond in zijn onderzoek dat bronnen als experts, ooggetuigen,
woordvoerders, politici en verwanten nieuwe informatie binnenbrachten en dat bronnen
ook veranderden tijdens de breaking news uitzending. Wanneer nieuwe informatie
binnenkomt van een bron, kan het zijn dat een journalist de eigen redenering aanpast en
hiermee ook de duiding verandert. Dit leidt tot de volgende verwachting:
13
§3. Methode
In deze paragraaf wordt de methode van dit onderzoek uitgelegd en worden de
concepten geoperationaliseerd. Ook de analyse en betrouwbaarheid komen aan bod. De
vraagstelling luidt nogmaals: hoe geven journalisten duiding tijdens breaking news op
Nederlandse televisie en zijn hierin fasen te herkennen?
§3.1. Methode van onderzoek
De vraagstelling en verwachtingen zijn beantwoord door middel van kwalitatieve- en
kwantitatieve inhoudsanalyse op breaking news uitzendingen van de NOS. Kwalitatieve
inhoudsanalyse werd in eerste instantie gebruikt om te achterhalen wanneer en hoe
journalisten duiding geven, omdat geen enkel onderzoek eerder specifiek op duiding is
ingegaan en er dus nog geen codeboeken bestaan om deze te achterhalen. Belangrijke
passages uit de breaking news uitzendingen die wijzen op duiding zijn uitgetypt en
vervolgens geüpload in het analyseprogramma MaxQDA voor verdere analyse. De
concepten die uit deze kwalitatieve analyse kwamen, zijn vervolgens via kwantitatieve
inhoudsanalyse gecodeerd in de breaking news uitzendingen.
§3.2. Onderzoekseenheden
Dit onderzoek richt zich op breaking news op Nederlandse televisie. De populatie van
dit onderzoek bestond uit alle breaking news uitzendingen vanaf het jaar 2000. In totaal
zijn er tien uitzendingen die aan voldeden aan de criteria die hier onder uitgewerkt staan.
Uit deze populatie zijn vervolgens zes breaking news uitzendingen geselecteerd.
De geselecteerde uitzendingen voldoen aan een aantal opgestelde criteria. De
uitzending moet breaking zijn, dus het gaat om een extra lang journaal dat live
uitgezonden wordt terwijl nog niet alle details duidelijk zijn. De meest recente
gebeurtenissen zijn gekozen, vanaf het begin van deze eeuw tot nu. In deze periode is
gekeken naar een spreiding tussen deze jaren. Zowel oudere als recente uitzendingen
zijn geselecteerd, waarbij de vroegste uit 2009 dateerde en de recentste van januari van
dit jaar. Bij deze spreiding is ook gekeken naar een diversiteit in onderwerpen, zowel
nationaal als internationaal. Niet alleen aanslagen, maar ook ongelukken en indringers
zijn geselecteerd. Ook zijn gebeurtenissen geselecteerd met veel en weinig slachtoffers.
Deze diversiteit in de steekproef is belangrijk om een representatief beeld te geven van
de populatie om te kunnen generaliseren.
De uiteindelijke zes uitzendingen gingen over de aanslag op de Koninklijke
15
familie op 30 april 2009 waarbij Karst T met een auto door het publiek heen reed; de
schietpartij in Alphen aan den Rijn op 9 april 2011, waarbij Tristan van der V. in
winkelcentrum de Ridderhof het vuur opende op het winkelend publiek; het skiongeluk
van prins Johan Friso van 17 februari 2012, waarbij de prins getroffen werd door een
lawine in Lech; het neerstorten van vlucht MH17 op 17 juli 2014, waarbij een
passagiersvliegtuig verongelukte in Oekraïne; de aanslag op satirisch tijdschrift Charlie
Hebdo op 7 januari 2015, waarbij twee gewapende mannen het hoofdkantoor van het
weekblad aanvielen; en de binnendringer bij de NOS op 29 januari 2015, waarbij Tarik
Z. de nieuwsstudio van de NOS binnendrong met een (nep)wapen en zendtijd eiste.
De uitzendingen zijn geselecteerd via een convenience sample. Voor deze
steekproefmethode is gekozen vanwege de moeizame procedure om aan geschikte extra
journaals te komen. Tijdens de selectie is gebruik gemaakt van de aanwezige
uitzendingen via de database van Beeld en Geluid, het archief van de Nederlandse
Publieke Omroep.
§3.3 Meetinstrument
In deze subparagraaf wordt dieper ingegaan op de operationalisatie van de concepten
zoals die in paragraaf 2 zijn geïntroduceerd. Eerst zal het kwalitatieve meetinstrument
besproken worden, gevolgd door het kwantitatieve meetinstrument.
§3.3.1. Kwalitatief meetinstrument
Het centrale concept in dit onderzoek is duiding. Uit de literatuur blijkt dat journalisten
betekenis kunnen geven aan de breaking news gebeurtenis door deze te interpreteren en
een naam te geven (Dayan & Katz, 1992; Entman, 1993; Couldry, 2003; Jiménez-
Martínez, 2014). Deze interpretatie en het naamgeven wordt in dit onderzoek ook wel
duiding genoemd. In dit onderzoek is duiding gedefinieerd als: de betekenis die
journalisten aan de breaking news gebeurtenis geven en de wijze waarop zij dit
verklaren. Bij deze definitie speelt de interpretatie van de journalist een grote rol en
komt deze interpretatie naar voren tijdens het verklaren van een gegeven betekenis.
Duiding is vervolgens via kwalitatieve analyse achterhaald door de twee vragen aan het
materiaal te stellen, namelijk (1) welke verklaringen geven de journalisten om de
gebeurtenis te interpreteren en (2) welke betekenis geven journalisten aan de
gebeurtenis? Een voorbeeld bij vraag 1 is dat een journalist probeert uit te zoeken
waarom een vliegtuig neerstortte: er is een noodsignaal afgegeven en dit kan wijzen op
een technisch mankement. Een betekenis kan dan zijn dat het een noodlottig ongeval is.
16
In de kwalitatieve analyse is ook gekeken welke naam journalisten de
gebeurtenis geven. Uit de vorige paragraaf kwam naar voren dat journalisten bij grote
geplande nieuwsgebeurtenissen ook wel een naam geven aan de gebeurtenis (naming)
(Couldry, 2003). Naming is in dit onderzoek geoperationaliseerd als de naam en het
label die de gebeurtenis krijgt van de journalist.
De fasen van breaking news spelen een belangrijke rol in dit onderzoek. Het doel
van het onderzoek is niet alleen het achterhalen of en hoe een journalist duiding geeft,
maar ook of dit in fasen voorkomt. De fasen zijn achteraf pas geconstrueerd aan de hand
van de fasen zoals die zijn beschreven door Berkowitz (1992b), Graber (2002) en
Bouvier (2010). In de kwalitatieve analyse is dit gedaan door het tijdstip op te schrijven
waarop een journalist duiding gaf. In het kwantitatieve codeboek is naast een tijdstip ook
de content orientation van Li (2007) toegevoegd, waarin aangegeven kon worden of een
journalist feiten gaf, analyses deed, troost bood of zich gedroeg als gids.
De verslaggeversframes die Li (2007) vond in zijn onderzoek naar de breaking
news gebeurtenissen van 11 september 2001 zijn ook in dit onderzoek toegepast. Zijn
definitie is dan ook gevolgd: de aspecten van een onderscheiden werkelijkheid
geïdentificeerd door een verhaal dat deze aspecten duidelijker maakt in de
verslaggeving. Deze frames zijn in het kwalitatieve onderdeel van dit onderzoek
gebruikt als een soort sensitizing concepts om te kijken of deze ook voorkomen in
Nederlands breaking news en bijdragen aan de betekenisverlening door journalisten.
§3.3.2. Kwantitatief meetinstrument
In het kwantitatieve meetinstrument staan de concepten causal agents, bronnen en
frames. Tevens is het kwantitatieve codeboek aangevuld met de concepten die uit de
voorgaande kwalitatieve analyse zijn gekomen en die nader besproken worden in
paragraaf 4.
Framing houdt nauw verband met duiding, zoals ook uit paragraaf 2 naar voren
kwam. Een frame werd geselecteerd aan de hand van de korte verhalen die in breaking
news uitzendingen voorkomen. Een verhaal is een deel van de verslaggeving dat van het
voorafgaande en daaropvolgende deel te onderscheiden is door een nieuwe invalshoek of
nieuwe informatie dat over een ander onderwerp gaat. Een frame werd geïdentificeerd
door de invalshoek of inleiding van het verhaal. In totaal zijn er acht categorieën van
verslaggeversframes ontleend aan Li (2007), te weten politiek (nationale veiligheid,
regeringsbeleid), economie (economische impact), crimineel (recherche, wie heeft het
17
gedaan), milieu (gevaar voor milieu), veiligheid (publieke en persoonlijke veiligheid),
human interest (menselijk welzijn, menselijke gevoelens), religie (religieuze
handelingen) en ramp (schade en slachtoffers).
Samenhangend met het concept frames is het concept causal agents. Causal
agents zijn geoperationaliseerd als de actoren en instanties die worden genoemd in de
breaking news uitzending als betrokken partijen. De categorieën van causal agents zijn:
een land (Waarbij ‘Kiev’ ook gerekend wordt als land), een persoon (bij naam, bijnaam
of functie genoemd), een instantie (officiële organisatie), groepering (een
bijeenschikking in een groep, zoals partij of fractie) en bedrijf (een groep mensen die
commerciële doeleinden nastreven).
Tenslotte zijn ook de bronnen die in een breaking news uitzending voorkomen
gecodeerd. Bronnen zijn gedefinieerd als personen of organisaties die direct of indirect
gequoot worden. Indirect quoten houdt in dat een journalist een verklaring parafraseerde
van een persoon of organisatie. Direct quoten betekent dat de persoon of instantie zelf
aan het woord kwam. Dit kon voor de camera zijn maar ook telefonisch. Er zijn vijf
verschillende bronnen onderscheiden, ook ontleend aan Li (2007), namelijk: expert,
ooggetuigen, woordvoerders, politici en verwanten (vrienden en familie van
slachtoffers). Het volledige codeboek, inclusief de concepten uit de kwalitatieve analyse,
is te vinden in Appendix C.
§3.4. Analyseprocedure
Voordat de kwantitatieve dataverzameling kon beginnen is eerst de kwalitatieve analyse
uitgevoerd. Allereerst is er een topiclijst opgesteld met de vragen die bij duiding en
naming beschreven staan, namelijk: welke verklaring geeft de journalist voor de
gebeurtenis, welke betekenis geven journalisten een de gebeurtenis en welke naam krijgt
de gebeurtenis? Tijdens de dataverzameling zijn relevante passages uitgewerkt die
vervolgens zijn geanalyseerd in analyseprogramma MaxQDA. De analyse heeft
plaatsgevonden via open, axiaal en gericht coderen, waarna een concept-indicator model
is opgesteld (welke te vinden is in Appendix B). Bij het open coderen wordt een eerste
vergelijking van het materiaal gemaakt, waarbij in dit onderzoek werd gezien dat soms
naar een oorzaak werd gezocht en soms naar schuld. Bij het axiaal coderen zijn deze
codes verder met elkaar vergeleken, waardoor onderscheid viel te maken in de soort
oorzaak en schuld bepalen. Bij het gericht coderen zijn de kernbegrippen waarmee
variaties kunnen worden onderscheiden gecodeerd. In dit onderzoek betekent dit dat de
18
variabelen oorzaak bepalen en schuld bepalen verder werden onderverdeeld. De
gevonden concepten zijn vervolgens toegevoegd aan het codeboek voor kwantitatieve
analyse.
In de kwantitatieve analyse zijn de resultaten geanalyseerd door middel van
tabellen. Voor iedere categorie zijn percentages en frequenties uitgerekend en zijn
figuren gemaakt.
§3.5 Kwaliteitscontroles
Tijdens de dataverzameling zijn een aantal kwaliteitscontroles uitgevoerd om de
betrouwbaarheid en validiteit te verhogen. Bij de kwalitatieve dataverzameling is
getracht de betrouwbaarheid en validiteit te verhogen door het gebruik van memo’s,
sensitizing concepts, het analyseprogramma MaxQDA, het uitschrijven van de
procedures en peer checks. Door telkens terug te gaan naar het materiaal is verzadiging
bereikt per uitzending.
Ook voor het kwantitatieve gedeelte van het onderzoek zijn validiteits- en
betrouwbaarheidscontroles uitgevoerd. Het gebruik van het codeboek van Li (2007) dat
al in eerder onderzoek succesvol resultaten heeft opgeleverd, verhoogt de validiteit van
het meetinstrument. In totaal hebben twee codeurs data verzameld.
Om de intercodeurbetrouwbaarheid te meten is een gedeelte van de breaking
news journaals dubbel gecodeerd. De medecodeur is getraind door de onderzoeker,
waarbij eventuele onduidelijkheden in het codeboek zijn verhelderd. In totaal is 10
procent van de uitzendingen dubbel gecodeerd, waarbij een representatief gedeelte is
geselecteerd. In onderstaande Tabel 1 zijn zowel de kwalitatieve als de kwantitatieve
variabelen te zien. De kwalitatieve variabelen worden besproken in paragraaf 4.
19
Tabel 1
Betrouwbaarheid variabelen uitgedrukt in Krippendorff’s alpha
Redelijke
betrouwbaarheid
Hoge betrouwbaarheid
Variabele Score Variabele Score
Zekerheid 0.6207 Frames 1.000
Content Orientation 0.9804
Agents 0.9963
Bronnen 1.000
Schuld bepalen 0.8314
Verband eerdere gebeurtenis 0.9560
Oorzaak bepalen 0.9328
Naming 0.8338
Uit de betrouwbaarheidsanalyse komt naar voren dat acht variabelen een hoge
betrouwbaarheid hebben en de variabele zekerheid een redelijke betrouwbaarheid.
Aangezien dit onderzoek exploratief van aard is, is besloten de variabele zekerheid toch
mee te nemen om een eerste indicatie van zekerheid te kunnen geven.
20
§4. Resultaten
In deze paragraaf worden de resultaten van het onderzoek besproken. Zoals gezegd
bestond het onderzoek uit twee delen: een kwalitatieve analyse en een kwantitatieve
analyse. De resultaten van de kwalitatieve analyse zullen als eerste besproken worden.
§4.1 Kwalitatieve analyse
Uit de kwalitatieve analyse van zes breaking news uitzendingen kwamen concepten die
gaan over verklaringen van de oorzaak en de schuld van de gebeurtenis. Ook kwam naar
voren dat journalisten met enige regelmaat de beweringen die zij doen ontkrachten of
bekrachtigen met een mededeling van zekerheid.
§4.1.1 Zekerheid
Een journalist kon onzeker, vrij zeker of zeker zijn van de bewering die hij of zij deed.
Wanneer een journalist onzeker was, werden direct na het geven van de verklaring of na
het herhalen van de verklaring woorden als ‘onbevestigd’, ‘geruchten’, ‘onzeker’, ‘geen
bewijs’ of ‘het zijn maar ooggetuigen’ gebruikt om aan te geven dat de journalist niet
zeker was van zijn of haar zaak.
Wanneer een journalist vrij zeker was over de gegeven verklaring, konden alsnog
een aantal slagen om de arm gehouden worden. Hiervoor werden woorden gebruikt als:
‘het is nog niet bevestigd’, ‘het lijkt er wel op dat’, ‘je weet het nooit helemaal zeker,
maar…’
Wanneer een journalist zeker was dat de verklaring voor de gebeurtenis de juiste
was, werd dit ook als waarheid gebracht. Hiervoor gebruikte de journalist woorden als:
‘zeker’, ‘bewezen’, ‘bevestigd’, ‘we weten wel’ en ‘we weten zeker’.
§4.1.2 Schuld bepalen
Journalisten waren soms bezig met het bepalen wie de schuld voor de gebeurtenis had.
Het bepalen van schuld kwam op een aantal manieren voor. De eerste manier was het
oproepen van een vraag. Hoe heeft dit kunnen gebeuren? Een journalist kon zich
bijvoorbeeld afvragen hoe iemand in Nederland aan een wapen komt, of hoe iemand
door de beveiliging heeft kunnen komen.
De tweede manier waarop dit voorkwam was wanneer de journalist de
schuldvraag beantwoordde. Ook dit is onder te verdelen in een aantal categorieën. In de
eerste categorie werd de schuldvraag beantwoord vanuit twee perspectieven. De
journalist gaf verklaringen van twee betrokken partijen die beide verantwoordelijk
21
konden zijn voor de gebeurtenis. Beide kanten kregen zendtijd om hun verhaal te
belichtten. Een voorbeeld hiervan komt uit het extra journaal over vlucht MH17:
“Alexander Borodai, dat is de zelfbenoemde premier van het gebied, die zegt dat
het vliegtuig is neergehaald door het Oekraïense leger. Kiev ontkent dat en
verwijt de separatisten dat zij verantwoordelijk zijn voor het neerhalen van het
vliegtuig.” (Gert-Jan Dennekamp, NOS Verslaggever)
De vraag kon ook beantwoord worden vanuit één perspectief. Slechts één kant van de
betrokken partijen werd dan belicht. Dit kwam op drie manieren voor. De eerste manier
is het verzamelen van bewijs dat een bepaalde partij (zelf) schuld heeft aan het gebeurde.
De journalist is bezig om de zaak rond te krijgen en zoekt naar bewijs voor de gegeven
verklaring. Een voorbeeld uit het extra journaal over het skiongeluk van Johan Friso:
“Wat ik wel opmerkelijk vind is dat iedereen die we spraken en hier verstand van
heeft en dat zijn wel degenen die daar de ski-tours organiseert, deze
reanimatiedeskundige en ook de gids die we eerder spraken die ook gewend is
om groepen rond te leiden, dat iedereen eigenlijk zegt: met dit soort
omstandigheden ga je niet off-piste, dat doe je niet. Met die waarschuwing vier.”
(Martijn Bink, NOS verslaggever)
De tweede manier was het wegnemen van schuld. Door een verklaring van een
betrokken partij te herhalen waarin zij onschuld bepleiten of zelf aan te halen dat een
betrokken partij het niet gedaan kon hebben, haalde de journalist de schuld weg bij die
partij. Een voorbeeld hiervan uit het journaal over vlucht MH17:
“De kans dat het Oekraïense leger dit heeft gedaan is niet zo heel erg groot omdat
ze niet met een luchtmacht van een andere partij te maken hebben en dus ook
geen luchtafweergeschut hebben in het gebied waar wordt geschoten.” (David-
Jan Godfroid, NOS correspondent)
Tenslotte kon een journalist argumenten ontkrachten die een betrokken partij gaf. De
journalist bracht dan wel de argumenten van een betrokken partij over, maar gaf direct
aan dat die argumenten niet steekhoudend waren. Een duidelijk voorbeeld komt opnieuw
uit het journaal over MH17 waar gesproken wordt over een ontkenning van de
separatisten:
22
“Die gaan natuurlijk niet toegeven dat ze doelbewust een Maleisisch
verkeersvliegtuig uit de lucht hebben geschoten.” (David-Jan Godfroid, NOS
correspondent)
§4.1.3 Verband eerdere gebeurtenis
Wat veel voorkwam is dat journalisten een verband legden met een eerdere gebeurtenis.
Dit kon een kleine gebeurtenis zijn die wellicht niet direct relevant was voor de
gebeurtenis nu, maar ook een gebeurtenis die een verklaring kon zijn voor de
gebeurtenis in de huidige uitzending. Zoals in het breaking news over de NOS indringer:
“Zijn er andere voorbeelden van mensen die een soortgelijke actie hebben
gepleegd?” (Twan Huys, Nieuwsuur presentator)
§4.1.4 Oorzaak bepalen
Een belangrijk deel van het geven van duiding was het bepalen van de oorzaak van de
gebeurtenis. Wat is er precies gebeurd? De journalisten zoeken naar verklaringen voor
waarom en hoe het kon gebeuren.
Een eerste verklaring was de trend verklaring: deze gebeurtenis is niet nieuw, het
komt de laatste tijd steeds vaker voor. Er zijn bijvoorbeeld steeds meer lawine-
ongelukken. Een tweede categorie was de externe factor. Deze factor behelst dat de
getroffenen er zelf niets aan hebben kunnen doen, dus dat de oorzaak niet ligt bij het
bedrijf of de slachtoffers, maar bij een raketaanval of bomaanslag. Technische factoren
was de derde categorie. Ligt de oorzaak bij een technisch of mechanisch mankement?
Kortom: was er iets mis met de techniek? Een andere verklaring die journalisten konden
geven lag bij het weer. Heeft het weer wellicht invloed gehad op de gebeurtenis? Nauw
samenhangend met de weersomstandigheden was de omgevingsfactor. Hierbij zochten
journalisten de oorzaak van de gebeurtenis in het gebied waar het gebeurd is. Hoe ziet
het gebied eruit en wat is er gaande in dat gebied?
De oorzaak kon ook gezocht worden in de redenen waarom. Niet voor de ‘hoe’,
maar voor de ‘waarom’ werd een verklaring gezocht. Is een aanleiding bij het slachtoffer
of de dader te vinden? Deze redenen waarom kunnen worden onderverdeeld in twee
algemenere categorieën. De eerste categorie was dat de aanleiding werd gezocht bij het
23
slachtoffer. Welke aanleiding of redenen gaf het slachtoffer voor de gebeurtenis? Een
voorbeeld uit het breaking news over Charlie Hebdo:
“In 2011 werd er ook al een bomaanslag gepleegd op het pand van het blad. Een
jaar later waren er weer problemen en bedreigingen en die hadden te maken met
publicaties in het tijdschrift over fundamentalistische moslims. En die satirische
publicaties werden door sommige moslims als beledigend ervaren.” (Dionne
Stax, NOS presentator)
Een tweede optie was dat de oorzaak werd gezocht bij de dader. Welke beweegredenen
zou de dader (of groep) gehad kunnen hebben? Dit is onder te verdelen in drie
categorieën. De eerste optie was dat de verklaring gezocht werd bij de identiteit van de
dader. Onder identiteit werden de gemeentelijk geregistreerde kenmerken op een
identiteitsbewijs verstaan. De tweede categorie omvatte de achtergrond van de dader.
Deze kenmerken zijn niet per se zichtbaar aan die persoon, maar gaan bijvoorbeeld over
de gemoedstoestand of ideologische achtergrond, zoals dit voorbeeld uit het extra
journaal over de NOS indringer:
“Het lijkt er niet op dat hij handelde uit terroristisch oogmerk, maar dat het gaat
om een eenling, een verwarde man, die volgens onbevestigde berichten ook zijn
ouders verloren had.” (Ron Fresen, NOS verslaggever)
Tenslotte bestaat er een categorie die ingaat op de motieven die de dader of groep kon
hebben. Welke redenen of mogelijkheden waren er om te doen wat gedaan is? Er kon
hier gesproken worden over motieven, maar ook over ‘is het een ongeluk of is het
opzet’, ‘is het een vergissing’, ‘de aanslag is tot in de puntjes voorbereid’ of ‘wat stond
er in een achtergelaten briefje?’ Een voorbeeld uit het journaal over de aanslag op
Koninginnedag:
“Maar het is op het moment dat de Koninklijke bus vanaf de Loolaan precies dat
stuk op draaide. Is het dan opzet of is dit een ongeluk. Ja. Een ongeluk. Je komt
daar normaal gesproken niet met de auto. Iedereen staat naar de historische
optocht te kijken en daar hoort zo’n soort auto helemaal niet bij.” (Astrid
Kersseboom, NOS presentator)
24
§4.2 Kwantitatieve analyse
In totaal zijn 280 verhalen geanalyseerd in de eerste 80 minuten van de uitzendingen. In
de eerste tien minuten waren dat er 36, in zowel de tweede als derde tien minuten 45
verhalen, in de volgende tien minuten 44, in de vijfde tien minuten 36, in de zesde tien
minuten 34, in de zevende tien minuten 28 verhalen en in de achtste tien minuten nog
12. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat niet iedere uitzending zo lang als 80
minuten was. Het breaking news over het skiongeluk van prins Friso duurde 45 minuten,
het breaking news over de aanslagen op Charlie Hebdo 58 minuten en het breaking news
over de schietpartij in Alphen aan den Rijn 71 minuten, maar deze laatste had geen
verhalen meer in de laatste twee minuten. De uitzending over de aanslag op de
Koninklijke familie op Koninginnedag 2009 duurde 69 minuten, de uitzending over het
neerstorten van vlucht MH17 138 minuten en de uitzending over de indringer bij het
NOS Journaal duurde 160 minuten.
Uit de kwantitatieve analyse van de eerste 80 minuten komen een aantal
algemene bevindingen naar voren. Journalisten maakten zeker gebruik van duiding.
Soms leek dit voor zichzelf te zijn, soms ook om de gebeurtenis voor de mensen thuis in
groter perspectief te brengen. Tijdens de breaking news uitzendingen presenteerden ze
voornamelijk feitelijke verhalen. Na ongeveer 20 minuten waren ze in de meeste
uitzendingen bezig met een analyse. Het bieden van troost en het hebben van een
gidsfunctie, zoals uit eerder onderzoek blijkt (Berkowitz, 1992b; Graber, 2002; Li, 2007;
Bouvier, 2010) kwam in dit onderzoek niet duidelijk naar voren. Slechts een aantal
keren werd het publiek geadviseerd om een bepaalde handeling uit te voeren, zoals het
bellen van speciale telefoonnummers om erachter te komen of geliefden onder de
slachtoffers behoren.
Verwachting 1, dat journalisten zullen duiden tijdens breaking news
uitzendingen, werd bevestigd. Vanuit de kwalitatieve analyse waren al concepten
gekomen die deze verwachtingen bevestigden. Afhankelijk van de breaking news
gebeurtenis kwam een bepaalde duiding wel meer of minder voor. Bij sommige
uitzendingen was het bepalen van de schuld minder aanwezig, zoals bij Alphen aan den
Rijn waar een duidelijke dader was. Het enige wat journalisten zich hierin afvroegen was
waarom de schietpartij plaats had kunnen vinden.
Na de kwalitatieve analyse is besloten om een zekerheidsvariabele mee te nemen
in het onderzoek. Uit deze zekerheidsvariabele blijkt dat journalisten voorzichtig waren
met het geven van een duiding waar zij helemaal zeker van zijn, zoals te zien is in
25
Figuur 1. Wel neemt het geven van een onzekerheid af gedurende de uitzending, hoewel
de zekerheid niet toeneemt. Journalisten zijn dus voorzichtig met zeggen dat zij zeker
zijn, al geven zij tegelijkertijd niet aan onzeker te zijn.
Figuur 1. Frequenties van het aangeven van zekerheid door journalisten in alle
uitzendingen
0-9 10-19 20-29 30-39 40-49 50-59 60-69 70-790
2
4
6
8
10
12
14
Onzeker
Vrij zeker
Zeker
Minuten
Het bepalen van schuld is zoals eerder gezegd afhankelijk van de soort
gebeurtenis waardoor het meer of minder voorkwam. In Figuur 2 is te zien dat het
bepalen van schuld pas echt begint na 20 minuten. Het oproepen van een vraag komt al
vanaf het begin voor, maar dat blijkt eerst nog beperkt.
Figuur 2. Frequentie van schuld bepalen door journalisten in alle uitzendingen
0-9 10-19 20-29 30-39 40-49 50-59 60-69 70-790
1
2
3
4
5
6
Vraag oproepenTwee perspectievenBewijs verzamelenSchuld wegnemenArgumenten ontkrachten
Minuten
26
Niet alle uitzendingen volgden dit patroon. In Figuur 2 zijn de uitkomsten van alle
uitzendingen bij elkaar opgeteld. Per individuele uitzending lag dit allemaal iets
genuanceerder. Een voorbeeld hiervan is Figuur A1 in Appendix A over de uitzending
van vlucht MH17. Hoewel journalisten in die uitzending de oorzaak nog niet wisten,
waren zij al wel bezig met het beantwoorden van de schuldvraag, mocht blijken dat het
vliegtuig was neergeschoten.
Het bepalen van de oorzaak kwam eveneens in alle uitzendingen voor. De
omgevingsfactor is in Figuur 3 de meest uit het oog springende categorie, al zakt deze
factor al snel een eind af. Na 20 minuten zijn er andere trends zichtbaar in het oorzaak
bepalen. Dit zou kunnen komen doordat andere oorzaken naar boven kwamen naarmate
de uitzending vorderde. De externe factor bleef telkens opkomen, tot ongeveer een uur
in de uitzending, waarna journalisten ongeveer wisten wat de oorzaak van de gebeurtenis
was. Dit wil niet zeggen dat ze wisten wat de aanleiding was. Voornamelijk in de eerste
40 minuten werd de aanleiding ook wel bij het slachtoffer gezocht, wat veel het geval
was bij de aanslag op Charlie Hebdo, maar na 40 minuten werd toch meer gefocust op
de dader(s).
Figuur 3. Frequenties van het bepalen van de oorzaak in alle uitzendingen
0-9 10-19 20-29 30-39 40-49 50-59 60-69 70-790
2
4
6
8
10
12
14
TrendExterne factorTechnische factorWeersfactorOmgevingsfactorBij slachtofferIdentiteit daderAchtergrond daderMotieven dader
Minuten
Ook bij deze variabele lag het iets genuanceerder per uitzending. In veel uitzendingen
was namelijk al bekend wat de tastbare oorzaak van de gebeurtenis was, bijvoorbeeld
een schietpartij, en waren de journalisten voornamelijk bezig met het zoeken van een
aanleiding bij slachtoffer of dader. Een duidelijk voorbeeld hiervan is Figuur A2 in
Appendix A over Charlie Hebdo. Dit was de enige uitzending waarbij de aanleiding voor
27
het gebeurde direct bij het slachtoffer werd gezocht. Wat heeft het blad gepubliceerd?
Toen besloten werd dat het blad niet schokkend genoeg gepubliceerd had om aanleiding
voor de aanslag te geven, gingen de journalisten na een halfuur niet meer in op de
aanleiding bij het slachtoffer.
Het leggen van verbanden met eerdere gebeurtenissen werd tijdens de hele
uitzending gedaan. Vooral aan het begin werd deze soort duiding gebruikt om te kijken
of de huidige gebeurtenis op dezelfde manier verklaard kon worden. Deze verbanden
met eerdere gebeurtenissen namen wel wat af gedurende de uitzending, maar het bleef
een duiding die terugkwam.
Naming is afhankelijk van de soort gebeurtenis en is dan ook niet in een figuur te
vangen. Naming kwam willekeurig voor tijdens de uitzendingen en er kan dan ook niet
gezegd worden dat dit in fasen voorkwam. Vaak gebruikten journalisten meerdere
benamingen voor hetzelfde, zoals een actie, incident, calamiteit en gijzeling voor de
uitzending bij de NOS indringer. Deze Figuur A3 is ook te vinden in Appendix A. Bij
het breaking news van Charlie Hebdo kwamen verreweg de meeste benamingen voor.
Vaak waren dit wel de benamingen die politici hebben gegeven en die werden herhaald
door de journalist. ‘Aanslag’ kwam hierbij het meeste voor, maar bewoordingen als
‘bedreiging voor de vrijheid’ werden als eerste gegeven door de Franse president
Hollande die direct naar de plek toegekomen was.
De tweede verwachting, frames veranderen gedurende de breaking news
uitzending, werd ondersteund. De meest voorkomende frames waren het rampenframe
en het criminele frame, zoals te zien in Figuur 4, hoewel ook het voorkomen van deze
frames afhankelijk was van de soort gebeurtenis. Zo kwam in de uitzending over de
NOS indringer het rampenframe niet tot nauwelijks voor, maar voerde het criminele
frame de boventoon. Bij de aanslag op Koninginnedag 2009 is het juist andersom en
voerde het rampenframe de boventoon.
Figuur 4. Frequenties van frames in alle uitzendingen samen
28
0-9 10-19 20-29 30-39 40-49 50-59 60-69 70-790
2
4
6
8
10
12
14
16
18
20
Politiek
Economie
Crimineel
Veiligheid
Human Interest
Ramp
Minuten
Journalisten focussen zich vooral op de betekenis van de gebeurtenis als ramp of als
misdaad. Het economische frame kwam voornamelijk voor in uitzendingen waar een
bedrijf of organisatie bij betrokken was, zoals bij de NOS indringer en Koninginnedag
2009. Opvallend is dat het politieke, human interest en veiligheidsframe zo weinig
voorkomen in deze uitzendingen. Wellicht komt dit doordat tijdens de uitzending nog
weinig bekend is over de achtergronden van mensen, weinig politici beschikbaar zijn om
een verklaring te geven en er vaak geen directe aanleiding is om mensen op de hoogte te
stellen van de veiligheidssituatie. Het religieuze frame en milieu frame waren tijdens het
coderen niet naar voren gekomen en zijn daardoor ook achterwege gelaten tijdens de
analyse.
De derde verwachting, dat causal agents verschillen tussen de fasen, werd niet
ondersteund. Personen voerden de boventoon als causal agents, en hoewel instanties na
veertig minuten een piek vertoonden en bedrijven op dat moment wat daalden, was er
onvoldoende aanleiding om te stellen dat causal agents echt veranderden tijdens de
uitzendingen. Alle causal agents vertoonden een daling na een uur, zoals te zien in
Figuur 5, maar een verklaring hiervoor is dat er minder verhalen gecodeerd werden na
een uur en hiermee dus ook het aantal causal agents omlaag ging.
Figuur 5. Frequenties van causal agents in alle uitzendingen samen
29
0-9 10-19 20-29 30-39 40-49 50-59 60-69 70-790
10
20
30
40
Land
Persoon
Instantie
Groepering
Bedrijf
Minuten
Bij causal agents bestond ook een nuance per uitzending. Zo kwamen bij de uitzending
over MH17 voornamelijk bedrijven, groeperingen en landen naar voren als causal
agents. Bij de aanslag tijdens Koninginnedag kwamen personen juist weer het meest
voor. Beide Figuren A4 en A5 zijn te vinden in Appendix A.
De vierde verwachting werd wel ondersteund. De bronnen veranderden
gedurende de breaking news uitzending. Waar aan het begin van de uitzending een
persbureau nog als belangrijke bron werd gezien, werd deze rol al snel overgenomen
door bronnen die het nieuws van het persbureau konden bevestigen, zoals
woordvoerders en ooggetuigen. Toen woordvoerders na een halfuur sterk daalden,
kwamen de politici met verklaringen over de breaking news gebeurtenis. Deze piek zat
op 40 minuten en kwam overeen met de stijging van het politieke frame.
Figuur 6. Frequenties van bronnen in alle uitzendingen samen
0-9 10-19 20-29 30-39 40-49 50-59 60-69 70-790
2
4
6
8
10
12
14
16
Expert
Ooggetuige
Woordvoerder
Politici
Verwanten
Persbureau
Minuten
Bij Figuur 6 moet opgemerkt worden dat ook hier de bronnen per uitzending
genuanceerder lagen. Dat politici al in de eerste minuten zo hoog scoorden als bron,
30
werd mede veroorzaakt doordat bij de uitzending over Charlie Hebdo veel politici een
statement afgaven direct na de gebeurtenis (zie ook Appendix A Figuur A6). Bij de NOS
indringer kwamen juist pas na tweeënhalf uur de experts aan het woord en zijn de
ooggetuigen de belangrijkste bronnen. Dit kwam doordat journalisten elkaar
interviewden als bron en het publiek konden vertellen wat er bij hun eigen organisatie
was gebeurd. Na tweeënhalf uur mochten zij de studio weer in en lieten zij in rap tempo
veel experts langskomen. Deze Figuur A7 staat in Appendix A.
Dat er fasen zijn in breaking news kwam uit eerder onderzoek al naar voren
(Berkowitz, 1992b; Graber, 2002; Bouvier, 2010). In dit onderzoek zijn ook fasen te
onderscheiden. In de eerste fase werden er voornamelijk feiten genoemd en hielden
journalisten zich minder bezig met een analyse van wat er gebeurd was. Na twintig
minuten was een nieuwe fase te onderscheiden waarin journalisten ook een analyse
gaven van het gebeurde. In deze fase begon ook het bepalen van de schuld een grotere
rol te spelen. Het bepalen van een oorzaak begon echter al direct en hoewel dat niet het
hoofddoel van een verhaal geweest hoeft te zijn, waren journalisten in de eerste fase dus
al bezig met het duiden van de gebeurtenis. Hoe kan het gebeurd zijn? Een derde fase
behelst veelal dat journalisten bezig waren met de afronding en verwijzen naar volgende
journaals.
§5.1 Conclusie
Dit onderzoek is ingegaan op de vraag hoe journalisten duiding geven tijdens breaking
news op Nederlandse televisie en of hierin fasen zijn te ontdekken. Uit de kwalitatieve
31
analyse is gebleken dat journalisten inderdaad duiden en op een aantal manieren.
Journalisten kunnen duiden door de oorzaak te bepalen van de gebeurtenis, de
schuldvraag te beantwoorden, een verband te leggen met eerdere gebeurtenissen en door
de gebeurtenis een naam te geven. Via het geven van een naam wordt de betekenis
verleend aan de gebeurtenis. Voorgaand onderzoek kon alleen benoemen dat
journalisten een grote en belangrijke rol spelen bij de betekenisverlening bij
nieuwsgebeurtenissen (Entman, 1991; Dayan & Katz, 1992; Entman, 1993; Couldry,
2003; Pantti & Wieten, 2005; Bouvier, 2010; Jiménez-Martínez, 2014) maar niet
aangeven op welke manier dit gebeurde. Door de eerste feiten en analyses te doen,
komen journalisten vanzelf bij een benaming voor het gebeurde. Soms ook met een
label. Dit klopt met de gedachte van Couldry (2003), waarin journalisten betekenis
verlenen door een naam geven aan een nieuwsgebeurtenis.
De gedachtegang van de journalist is via duiding te volgen tijdens de breaking
news uitzending. Journalisten zijn niet slechts bezig met het eindeloos herhalen van
feiten en speculeren, maar er valt een patroon te herkennen in hun redeneringen en
volgorde van vragen. Op deze manier kunnen zij een persoonlijk frame maken om de
gebeurtenis te verklaren. Dit is in overeenstemming met de literatuur (Entman, 1991).
Dit kan een aanwijzing zijn dat journalisten zich wel degelijk beroepen op hun
heuristieken om de gebeurtenis te verklaren en betekenis eraan te verlenen (Tversky &
Kahneman, 1974; Reynolds & Barnett, 2003).
Er zijn ook fasen te herkennen in de duiding die journalisten geven. Door gebruik
te maken van verhalen die binnen de uitzending naar voren komen, is gebleken dat er in
de eerste twintig minuten voornamelijk feiten worden gegeven en gezocht wordt naar de
oorzaak van de gebeurtenis. Na twintig minuten gaat een nieuwe fase in, waarbij ook
analyses gegeven worden en het bepalen van de schuldvraag belangrijker wordt. In de
derde fase van de uitzending wordt verwezen naar volgende journaals en worden de
verschillende analyses en duiding die de journalisten hebben gegeven minder vernoemd.
Feiten spelen dan weer een grotere rol. Deze laatste fase wijkt af van de fasen die in het
buitenland zijn gevonden, waar het verhaal in groter perspectief wordt gebracht en het
publiek wordt voorbereid om te gaan met de gebeurtenis in de laatste fase (Berkowitz,
1992b; Graber, 2002; Bouvier, 2010).
Door de gehele uitzending zijn fasen te vinden, maar individuele frames
veranderen ook tijdens de uitzending. De belangrijkste frames, het criminele frame en
het rampenframe, wisselen elkaar af. Wanneer het rampenframe daalt, gaat het criminele
32
frame omhoog. Een mogelijke verklaring is dat op dat moment voornamelijk over de
daders wordt gesproken en minder over de schade en slachtoffers. Het politieke frame
komt vanaf de veertigste minuut op wat laat zien dat politici dan beschikbaar zijn om
een verklaring af te geven. Na 30 minuten wordt er meer gericht op wat er wordt gedaan
om de publieke veiligheid te garanderen. Het economische frame en human interest
frame blijven wel ongeveer gelijk. Dit is in overeenstemming met de uitkomsten van Li
(2007).
Bronnen veranderen ook tijdens de uitzending. Waar eerst persbureaus en
woordvoerders een grotere rol spelen, worden die vervangen door experts en politici.
Experts komen eerst af en toe aan het woord, maar na veertig minuten hangt er of een
expert aan de telefoon of is deze net gebeld. De daling die woordvoerders als bron
doormaken kan verklaard worden doordat personen achter de woordvoerders zelf een
verklaring geven, zoals politici. Dit is in lijn met de verwachtingen (Li, 2007).
Er is echter geen verschil in causal agents gedurende de uitzendingen. Er kan dus
niet gesteld worden dat nieuwe betrokkenen naar voren komen tijdens de uitzending die
zo de duiding kunnen veranderen. Deze uitkomst werd niet verwacht vanuit de literatuur
(Li, 2007). De daling in personen agents kan komen doordat aan het begin van de
uitzending alle betrokken personen worden genoemd en aan het eind alleen nog de
sleutelfiguren. Ook zijn er aan het eind van de uitzending minder verhalen, wat ook de
verklaring kan zijn voor de daling.
§5.2 Discussie
Publiek dat na twintig minuten inschakelt op een breaking news uitzending, kan
inderdaad een interpretatie van een journalist tegenkomen in plaats van een overzicht
van de feiten. Journalisten zijn bezig met het zoeken naar een verklaring en de betekenis
voor de gebeurtenis en duiden op deze manier in de uitzending. Het publiek komt echter
ook altijd een overzicht van de feiten tot nu toe tegen, waardoor de duiding van
journalisten niet allesomvattend is. Deze duiding is echter wel de manier waarop
journalisten erachter kunnen komen wat de betekenis van de gebeurtenis is en vaak klopt
deze betekenis achteraf ook (Bouvier, 2010).
Hoewel uit dit onderzoek duidelijke resultaten naar voren zijn gekomen, zijn er
een aantal resultaten die nader verklaard moeten worden. Bij het geven van een
zekerheid gaan alle categorieën sterk naar beneden aan het eind. Dit hoeft niet per
definitie te betekenen dat journalisten minder zeker, vrij zeker of onzeker zijn, maar kan
33
liggen aan de manier waarop de variabele gemeten is. Journalisten moeten namelijk zelf
aangeven hoe zeker zij over een verklaring zijn. Wanneer zij dit niet doen mocht de
variabele niet gescoord worden. De daling aan het eind betekent dat journalisten zich
onthouden van het geven van een zekerheid. Ook is deze variabele niet heel betrouwbaar
gebleken bij de intercodeurbetrouwbaarheid, waardoor de resultaten niet hard gemaakt
kunnen worden en slechts voorzichtige conclusies kunnen worden getrokken.
De daling in het brengen van twee perspectieven kan verklaard worden doordat
één van beide partijen schuld bekent. In het geval van de breaking news uitzending over
MH17 gaf de opstandelingenleider Strelkov na dertig minuten toe dat zij een vliegtuig
uit de lucht hebben geschoten, al dachten zij dat het ging om een Oekraïens
transportvliegtuig. Dit kan ook de piek in het verzamelen van bewijs verklaren,
aangezien journalisten zich toen focusten op de mogelijkheid dat de separatisten schuld
hebben.
Bij Charlie Hebdo hebben veel belangrijke politici een verklaring gegeven over
de gebeurtenis. Dat de Franse president Hollande zo snel op de plek des onheils was en
een harde verklaring heeft afgegeven, kan bijdragen aan de betekenisverlening die de
journalisten gegeven hebben. Wellicht waren zij anders voorzichtiger geweest om de
gebeurtenis een benaming te geven en hadden zij het niet een ‘aanslag op de vrijheid van
meningsuiting’ genoemd. De individuele kenmerken van een gebeurtenis zijn dus erg
belangrijk voor de manier waarop journalisten ermee omgaan, ondanks de algemene
patronen die in breaking news te vinden zijn.
De uitkomsten voor frames en bronnen zijn in lijn met de uitkomsten van eerder
onderzoek. Li (2007) vond deze uitkomsten ook tijdens het analyseren van een dag lang
breaking news over 11 september. Dat de veranderingen ook al duidelijk zijn in kortere
uitzendingen is opvallend. Een korte uitzending is dus al genoeg om te zien wat de
bekende trend is. De daling in het rampenframe die al na 30 minuten plaatsvindt, kan
komen doordat er eerst vooral gefocust wordt op het ongeluk. Naarmate er meer feiten
naar boven komen, kunnen ook andere frames de overhand krijgen. De stijging van het
criminele frame na 50 minuten zou verklaard kunnen worden doordat na een politieke
uitspraak meer bekend is over de misdaad en de eventuele dader.
Bij bronnen zijn ook een aantal dalingen die nadere verklaring behoeven. Politici
geven vaak slechts één statement die herhaald kan worden. Dit kan wel de verklaring
zijn voor de daling voor politici als bron. De diepe daling die bronnen doormaken na een
uur kan komen doordat de meeste ooggetuigen de rampplek al hebben verlaten of
34
doordat de journalisten geen ooggetuigen meer nodig hebben om te vertellen wat er
precies gebeurd is (Berkowitz, 1992b; Graber, 2002).
Er zijn ook een aantal opmerkingen over de uitvoering van het onderzoek te
maken. Twee uitzendingen voldeden wel aan de criteria dat de gebeurtenis nog gaande
moest zijn en nog niet alle feiten duidelijk waren (Blondheim & Liebes, 2002), maar
waren helaas niet volledig. Dit is het geval bij de uitzending over Alphen aan den Rijn,
waar een onbekend gedeelte van het begin mist maar wel een volledige afsluiting is, en
bij de uitzending over het skiongeluk van prins Friso, waar een onbekend gedeelte
vooraf en achteraf mist. Beide uitzendingen waren wel langdurig van aard en leverden
ook bruikbare informatie op, waardoor deze uitzendingen wel zijn meegenomen in de
analyse. Dit kan de resultaten vertekend hebben, maar door het laten zien van
individuele figuren en de aanwezigheid van vier andere, volledige uitzendingen is dit
effect ondervangen.
Idealiter waren meer breaking news journaals meegenomen in dit onderzoek. Het
weglaten van het breaking news van 11 september 2001 is een bewuste keuze geweest,
omdat veel onderzoek zich hier al op heeft gefocust (Reynolds & Barnett, 2003;
Coleman & Wu, 2006; Li, 2007; Bouvier, 2010). Wel gewenst waren de uitzendingen
over de moorden op politicus Pim Fortuyn en cineast Theo van Gogh. Het bleek
moeilijker dan gedacht om deze uitzendingen te verkrijgen omdat deze niet beschikbaar
waren in het archief van Beeld en Geluid. Recenter nemen zij wel meer uitzendingen op,
dus een toekomstig onderzoek kan wellicht gebruik maken van meer uitzendingen.
Wegens het exploratieve karakter van dit onderzoek zijn geen statistische
analyses uitgevoerd. De geobserveerde veranderingen tussen de tijdvakken zijn daardoor
niet getest op significantie en zouden dus alleen kunnen bestaan als een beschrijving
maar niet door statistiek, hoewel Li (2007) ook op deze manier conclusies heeft
getrokken. Statistische analyses zouden de veranderingen in dit onderzoek kunnen
ondersteunen of verwerpen Een volgend onderzoek zou statistische analyse wel mee
kunnen nemen.
Dit onderzoek is in zoverre vernieuwend dat het laat zien hoe journalisten precies
duiden op Nederlandse televisie. Dit was tot dusver onbekend en dit onderzoek is een
bijdrage aan het beter begrijpen van wat er gebeurt in een breaking news uitzending.
Bekende resultaten uit het buitenland (Berkowitz, 199b; Graber, 2002; Li, 2007;
Bouvier, 2010) zijn nu ook in Nederland getoetst en het blijkt dat veel resultaten ook in
Nederland toepasbaar zijn.
35
Breaking news lijkt steeds meer toe te nemen (Fisschoff, 2004), ook op
Nederlandse televisie. In 2015 kunnen tot nu toe al drie breaking news gebeurtenissen
genoteerd worden die ook classificeren als disaster marathon (Blondheim & Liebes,
2002). Twee van die gebeurtenissen zijn opgenomen in dit onderzoek omdat ze
plaatsvonden in januari. In 2014 was er slechts één. Daarna zijn de meest recente in
2012, 2011 en 2009. Het zou kunnen dat de wereld instabieler wordt, maar er zijn
aanwijzingen dat journalisten steeds minder snel een item alleen in een regulier journaal
durven brengen als het groot nieuws is (Fisschoff, 2004).
Toekomstig onderzoek kan zich baseren op het huidige onderzoek om breaking
news verder te onderzoeken. De concepten van duiding die in huidig onderzoek naar
voren zijn gekomen kunnen statistisch getoetst worden. Ook kan gekeken worden of
toekomstige breaking news uitzendingen veranderen. In dit onderzoek is een tijdspanne
van 6 jaar onderzocht. Wellicht verandert breaking news door het gebruik van nieuwe
technologieën de komende jaren meer.
Dit onderzoek is een eerste indicatie over hoe journalisten duiden op Nederlandse
televisie. Dit onderzoek laat zien dat een breaking news uitzending niet een statisch iets
is, maar veranderingen doormaakt naarmate de uitzending vordert. Duiding is een
belangrijk hulpmiddel voor de journalist en dit onderzoek geeft aan hoe die duiding
precies in elkaar steekt.
Referentielijst
Berkowitz, D. (1992a). Non-routine news and newswork: Exploring a what-a-story.
36
Journal of Communication, 42(1), 82-94.
Berkowitz, D. (1992b). Routine newswork and the what-a-story: A case study of
organizational adaptation. Journal of Broadcasting and Electronic Media, 36, 45-
60. doi: 10.1080/08838159209364153
Blondheim, M. & Liebes, T. (2002). Live television’s disaster marathon of September
11 and its subversive potential. Prometheus: Critical Studies in Innovation,
20(3), 271-276. doi: 10.1080/08109020210141434
Bouvier, G. (2010). Breaking news: The first hours of BBC coverage of 9/11 as a media
event. Journal of Media Sociology, 2(1-4), 51-83.
Casella, P. A. (2013). Breaking news or broken news? Journalism Practice, 7(3), 362-
376. doi: 10.1080/17512786.2012.735496
Coleman, R. & Wu, H. D. (2006). More than words alone: Incorporating broadcasters’
nonverbal communication into the stages of crisis coverage theory – evidence
from September 11th. Journal of Broadcasting and Electronic Media, 50(1), 1-
17. doi: 10.1207/s15506878jobem5001_1
Couldry, N. (2003). Media rituals: A critical approach. London, Engeland: Routledge.
Dayan, D. & Katz, E. (1992). Media Events: the live broadcasting of history.
Cambridge, MA: Harvard University Press.
Entman, R. M. (1991). Framing US coverage of international news: Contrasts in
narratives of the KAL and Iran Air incidents. Journal of Communication, 41(4),
6-27.
Entman, R. M. (1993). Framing: Toward clarification of a fractured paradigm. Journal
of Communication 43(4), 51-58.
Entman, R. M. (2010). Media framing biases and political power: Explaining slant in
news of campaign 2008. Journalism, 11(4), 389-408. doi:
10.1177/1464884910367587
Fischoff, S. (2004). Media crisis coverage: To serve and to scare. Journal of Media
Psychology, 9, 1-16
Graber, D. (2002). Mass media and American politics. Washington, DC: CQ Press.
Lasorsa, D. & Dai, J. (2007). When news reporters deceive: The production of
stereotypes. Journalism and Mass Communication Quarterly, 84(2), 281-298.
doi: 10.1177/107769900708400206
Jiménez-Martínez, C. (2014). Disasters as media events: The rescue of the Chilean
miners on national and global television. International Journal of
37
Communication, 8, 1807-1830
Kaptein, N. A., Kaouass, A. & Zannoni, M. (2015). Het nieuws gegijzeld. Retrieved
from: http://overnos.nl/fileupload/COT_Eindrapportage_lessenonderzoek_veiligh
eidsincident_NOS_NPO.pdf
Katz, E. & Liebes, T. (2007). No more peace! How disaster, terror and war have
upstaged media events. International Journal of Communication, 1, 157-166.
Lewis, J. & Cushion, S. (2009). The thirst to be first. Journalism Practice, 3(3), 304-
318. doi: 10.1080/17512780902789737
Li, X. (2007). Stages of a crisis and media frames and functions: US television coverage
of the 9/11 incident during the first 24 hours. Journal of Broadcasting &
Electronic Media, 54(4), 670-687. doi: 10.1080/08838150701626578
Miller, A. & Leshner, G. (2007). How viewers process live, breaking, and emotional
television news. Media Psychology, 10, 23-40.
Neal, A. G. (2005). National trauma and collective memory: Extraordinary events in the
American experience. Armonk, NY: M. E. Sharpe.
Pantti, M. & Wieten, J. (2005). Mourning becomes the nation: Television coverage of
the murder of Pim Fortuyn. Journalism Studies, 6(3), 301-313. doi:
10.1080/14616700500131893
Reynolds, A. & Barnett, B. (2003). This just in… How national tv news handled the
breaking ‘live’ coverage of September 11. Journalism and Mass Communication
Quarterly, 80(3), 689-703.
Shoemaker, P. J. & Reese, S. D. (1996). Mediating the message. New York: Longman.
Stichting Kijkonderzoek (2014). [Kijkcijfers 17 juli 2014.] Retrieved from:
http://kijkonderzoek.nl
Trumbo, C. W., Dunwoody, S. & Griffin, R. J. (1998). Journalists, cognition, and the
representation of an epidemiologic study. Science Communication, 19(3), 238-
265.
Tuchman, G. (1978). Making news: A study in the construction of reality. New York:
The Free Press.
Tversky, A. & Kahnemann, D. (1974). Judgment under uncertainty: Heuristics and
biases. Science, 185, 1124-1131.
Zeker drie Franse moskeeën aangevallen [nieuwsbericht]. (2015, 8 januari). Retrieved
from: http://nos.nl/artikel/2012252-zeker-drie-franse-moskeeen-aangevallen.html
38
Figuur A1. Frequenties van schuld bepalen door journalisten in de MH17 uitzending
0-9 10-19
20-29
30-39
40-49
50-59
60-69
70-79
80-89
90-99
100-
109
110-
119
120-
129
130-
139
0
0.5
1
1.5
2
2.5
3
3.5
Vraag oproepen
Twee perspectieven
Bewijs verzamelen
Schuld wegnemen
Argumenten ontkrachten
Minuten
Figuur A2. Frequenties van oorzaak bepalen door journalisten in de Charlie Hebdo
uitzending
0-9 10-19 20-29 30-39 40-49 50-590
0.5
1
1.5
2
2.5
3
3.5
4
4.5
Trend
Externe factor
Technische factor
Weersfactor
Omgevingsfactor
Bij slachtoffer
Identiteit dader
Achtergrond dader
Motieven dader
Minuten
Figuur A3. Frequenties van naming door journalisten in de NOS indringer uitzending
40
0-9
20-2
940
-49
60-6
980
-89
100-
109
120-
129
140-
149
160-
169
0
0.5
1
1.5
2
2.5
Actie
Calamiteit
Incident
Geweldsincident
Gijzeling
Minuten
Figuur A4. Frequenties van causal agents in de MH17 uitzending
0-9 10-19
20-29
30-39
40-49
50-59
60-69
70-79
80-89
90-99
100-109
110-119
120-129
130-139
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Land
Persoon
Instantie
Groepering
Bedrijf
Minuten
Figuur A5. Frequenties van causal agents in de Koninginnedag aanslag uitzending
41
0-9 10-19 20-29 30-39 40-49 50-59 60-69 70-790
2
4
6
8
10
12
14
Land
Persoon
Instantie
Groepering
Bedrijf
Minuten
Figuur A6. Frequenties van bronnen in de Charlie Hebdo uitzending
Tijdvak 1 Tijdvak 2 Tijdvak 3 Tijdvak 4 Tijdvak 5 Tijdvak 60
1
2
3
4
5
6
7
Expert
Ooggetuige
Woordvoerder
Politici
Verwanten
Persbureau
Minuten
42
Figuur A7. Frequenties van bronnen in de NOS indringer uitzending
0-9 10-19
20-29
30-39
40-49
50-59
60-69
70-79
80-89
90-99
100-
109
110-
119
120-
129
130-
139
140-
149
150-
159
160-
169
0
1
2
3
4
5
6
Expert
Ooggetuige
Woordvoerder
Politici
Verwanten
Persbureau
Minuten
43
Appendix B
In deze Appendix B staan de producten die voortgekomen zijn uit de kwalitatieve
analyse. Het gaat hierbij om het concept-indicatormodel en de memo’s die geschreven
zijn tijdens de kwalitatieve analyse.
B.1 Concept-indicator model
44
B.2: Memo’s kwalitatieve analyse
Tijdens de kwalitatieve analyse zijn een aantal memo’s geschreven om de
navolgbaarheid van het onderzoek te vergroten en de gedachtegang van de onderzoeker
te volgen.
Memo 1
Alphen aan den Rijn
Deze uitzending is niet uitgezonden terwijl de gebeurtenis nog bezig was, maar toen
deze net afgelopen was. Het begin van de uitzending is niet aanwezig via Beeld en
Geluid. Opvallend is dat journalisten alleen nog maar zoeken naar de identiteit van de
dader. De waarom is een belangrijke vraag hier. Er is weinig sprake van schuld bepalen,
want de dader is al in beeld. Er was kort sprake van een tweede dader, maar dat is gauw
ontkend. Onder schuld bepalen heb ik hier ook het verkrijgen van een wapen geschaard.
Het is een soort ‘hoe’: Hoe heeft dit kunnen gebeuren, hebben wij hier zelf ook schuld
aan, hadden we het kunnen voorkomen? Dat is iets wat erg opvalt aan deze uitzending.
Memo 2
Skiongeluk prins Friso
Opvallend is in deze uitzending, hoewel ook deze uitzending niet volledig is, dat Martijn
Bink probeert te verklaren waarom Friso daar was. En komt tot de voorzichtige
conclusie: het was niet slim om dat te doen, buiten de piste skiën. Annechien
Steenhuizen houdt Friso echter heel erg de hand boven het hoofd door verzachtende
omstandigheden aan te dragen die duidelijk maken dat het niet de schuld hoeft te zijn
van prins Friso. De gids heeft gezegd dat hij het wel zou doen, of dat Friso de
waarschuwingen niet heeft meegekregen. Beiden zijn wel bezig met een soort schuld
bepalen, want waarom was hij daar? Martijn Bink is bezig met het achterhalen van de
redenen waarom Friso daar was en dat het zijn eigen schuld geweest is. Annechien haalt
juist de schuld weg. De oorzaak was direct duidelijk, maar toch willen ze meer weten
over het gebied. Wellicht om weer bevestiging te krijgen van het idee dat Friso daar
nooit had mogen zijn.
45
Memo 3
Aanslag op de Koninklijke familie, Koninginnedag 2009
Astrid Kersseboom is erg duidelijk in deze uitzending: ze wil niet speculeren en dat zegt
ze ook verscheidene keren. Ze doet dit eigenlijk al wel op het moment dat de auto tegen
de Naald aan botst. Is het opzet of is het een ongeluk? Ze roept direct de hamvraag op.
Door te achterhalen waar de auto vandaan is gekomen proberen zij en Menno Reemeier
te beslissen of het een ongeluk of opzet is. Opvallend is ook dat zij telkens zegt: we gaan
hierover niet speculeren, we kunnen alleen laten zien wat de camerabeelden hebben
opgenomen. Dit wordt dan ook vaak herhaald. Door de herhaling dat de Koninklijke bus
net de bocht om draaide terwijl de auto eraan komt, lijkt het alsof ze toch probeert te
bevestigen dat het om opzet gaat. Ook door te zeggen dat de bestuurder gearresteerd is
en ‘dat zegt wel iets’ suggereert ze dat het opzet is. Dit is ook de enige uitzending waar
de gebeurtenis echt live is. De journalisten zijn ook veel stil en weten af en toe ook niet
wat ze hiermee aan moeten.
Memo 4
Binnendringer NOS
Tijdens het analyseren van deze uitzending is het soms nodig om een journalist niet te
coderen als zodanig. Aangezien dit breaking news de nieuwsorganisatie zelf aangaat zijn
veel journalisten aan het wisselen tussen hun professionele rolopvatting en de rol van
ooggetuige. Dit maakt het af en toe lastig om duiding te coderen. Opvallend is dat de
journalisten eigenlijk al gauw verwerpen dat er meerdere hackers klaar zitten. Al snel
vallen de termen ‘lone(ly) wolf’ en ‘verwarde man’. Ze zoeken vrijwel alleen naar de
achtergrond van de dader: wat drijft deze man?
Memo 5
Charlie Hebdo
Het is moeilijk om de labels te coderen. Voornamelijk politici geven een veroordeling
van de gebeurtenis, maar journalisten herhalen deze wel veel. Ik heb besloten ze toch
mee te nemen, omdat de journalist uiteindelijk door herhaling het idee wel aan kan
wakkeren in de hoofden van mensen. Dus als de journalist de benaming van politici
herhaalt codeer ik dat ook. Opvallend is dat er direct een link werd gelegd met de
bestorming van de Bastille, wat het begin van de Franse Revolutie betekende. Het is
46
duidelijk een gebeurtenis die journalisten aan gaat. Iedereen is geschokt. De NOS heeft
ook hele schokkende beelden uitgezonden waarin een agent wordt doodgeschoten ‘om te
kunnen laten zien hoe de aanslag eruit zag’. Moeilijk om te coderen.
Memo 6
MH17
In deze uitzending wordt veel modder gegooid tussen Oekraïne en Rusland/de Russische
separatisten. Het bepalen van schuld is dan ook het belangrijkste wat er gebeurt qua
duiding. Tussendoor gaat het veel over het aantal Nederlanders dat aan boord zit. Voor
journalisten lijkt het al redelijk vast te staan dat het neergeschoten is, zeker omdat ze
zich ook focussen op wat er gaande is in het gebied, mogelijke wapens zoeken en kijken
wie die wapens heeft. Ook dat direct erbij gehaald wordt dat de separatisten eerder een
Oekraïens vliegtuig neergeschoten hebben is tekenend voor deze uitzending. Ik vond het
erg moeilijk om ‘vergissing’ te coderen. Je schiet namelijk niet zomaar een vliegtuig
neer, dat doe je met opzet. Uiteindelijk heb ik dat onder motieven gehangen. Ze hadden
namelijk wel het motief om een Oekraïens vliegtuig neer te schieten, maar per ongeluk
hebben ze het Maleisische toestel geraakt.
Memo 7
Eindanalyse
Ik heb een aantal beslissingen genomen tijdens het coderen. Zo heb ik alle dingen als
‘vergissing’, ‘opzet of ongeluk’ geplaatst onder motieven. Dit valt daar uiteindelijk toch
onder. Ook ‘is er een briefje achtergelaten?’ valt hieronder. Ik heb het bepalen van de
schuldvraag helemaal uit elkaar getrokken. Eerst viel alles wat met het bepalen van de
schuldvraag te maken had gewoon onder die noemer, maar er zit teveel informatie
achter. Ik heb na enige overpeinzing besloten het als volgt op te delen: achter een
schuldvraag zit het oproepen van die schuldvraag, of het beantwoorden van de vraag.
Als de vraag is opgeroepen houdt het daarmee op. Als ze de vraag beantwoorden kan dit
vanuit 2 perspectieven gebeuren, of vanuit maar eentje. Wanneer het gebeurt vanuit 2
perspectieven houdt het daarna op. Vanuit 1 perspectief kan weer op drie manieren
gebeuren. De journalist verzamelt bewijs tegen een bepaalde partij, zegt dat een
bepaalde partij het niet gedaan kan hebben of argumenten ontkrachten die worden
gegeven.
Wanneer verbanden worden gelegd met eerdere gebeurtenissen houdt het daarbij
47
op. Dat gebeurt meestal op dezelfde manier, dus er is geen reden om dit op te delen. Dit
gebeurt wel veel heb ik gezien.
Bij het bepalen van de oorzaak heb ik alle kleine factoren eronder gehangen. Dus
trend, weer, extern, technisch en omgeving. Na heel lang steggelen heb ik hier ook
‘aanleiding zoeken’ onder geschaard. Soms zijn journalisten namelijk heel duidelijk
bezig met het zoeken van een aanleiding. De aanleiding kan worden gezocht bij de dader
en bij het slachtoffer. Bij het slachtoffer komt niet zo vaak voor, dus dat is een categorie
geworden. Bij de dader is meer onderscheid te maken. Journalisten kunnen de aanleiding
zoeken bij de identiteit, achtergrond en motieven van de dader. Deze dingen zijn toch
een beetje de oorzaak van een gebeurtenis. Als iemand radicaal denkt, veroorzaakt die
gedachte de actie van die persoon.
48
Appendix C: Codeboek en codeersheet
Codeboek: We onderbreken deze uitzending…. Duiding van journalisten tijdens breaking
news uitzendingen.
Deze studie analyseert de eerste extra journaals van de NOS tijdens breaking news om te kijken
duiding binnen een breaking news uitzending verschilt naarmate de uitzending vordert. Tevens
wordt ook onderzocht of er een verandering in frames in binnen de breaking news uitzending. Dit
wordt gedaan via een kwalitatieve en kwantitatieve inhoudsanalyse.
De verslaggeving van deze extra journaals is de inhoud die werkelijk gecodeerd wordt.
Dit is inclusief nieuwsverslagen en veld- en studio-interviews.
De study unit is het verhaal binnen de breaking news uitzending. Het verhaal is
gedefinieerd als een groep van studio en veldshots die specifiek een onderwerp of kwestie
aanspreken en achter elkaar verschijnen (Li, 2007). Een verhaal kan een inleiding bevatten of
slechts een verslag zijn van de presentator of verslaggever. Een verhaal is te herkennen als er een
overgang is tussen presentator naar verslaggever of andersom, andere beelden laten zien en een
voice-over van een verslaggever. Ook als de presentator of verslaggever het onderwerp verandert
en rapporteert over een ander aspect van de gebeurtenis in plaats van iets kort te noemen en hier
wordt minstens 30 seconden tijd aan besteedt, wordt dit gezien als nieuw verhaal (Li, 2007).
De recording unit omvat woorden, zinnen en uitdrukkingen voor het meten van
eigenschappen van het verhaal. Het brongebruik zal gecodeerd worden naar de frequenties dat
een naam, persoon of organisatie indirect of direct gequoot wordt.
Via een codesheet wordt informatie geïdentificeerd die interessant is voor deze studie. In
dit codeboek staat deze informatie specifieker gedefinieerd. Wanneer de verslaggeving delen
bevat die niet op de codesheet staan, hoeven die delen niet gecodeerd te worden. De instructies
van dit code boek moeten te allen tijde gevolgd worden.
49
Kwalitatieve inhoudsanalyse
Algemene aanwijzing:
Het kwalitatieve gedeelte van deze inhoudsanalyse heeft als doel om de duiding van de breaking
news uitzending te achterhalen. De onderzoeksvraag luidt: Hoe geven journalisten duiding tijdens
breaking news uitzendingen en zijn hierin fasen te herkennen?
De fasen van breaking news spelen een belangrijke rol in dit onderzoek. Doel van het
onderzoek is dan ook om te kijken of duiding, agents, naming, framing en bronnen in fasen
voorkomen in een breaking news uitzending. Een fase is in dit onderzoek gedefinieerd als een
duidelijke overgang in de breaking news uitzending. Gedeeltelijk wordt hiervoor de oriëntatie
van het verhaal kwantitatief gecodeerd in het volgende gedeelte van het codeboek. Achteraf
kunnen deze fasen pas geconstrueerd worden.
Uit de theorie komt naar voren dat journalisten betekenis kunnen geven aan de breaking
news gebeurtenis door deze te interpreteren en een naam te geven. Dit wordt ook wel duiding
genoemd. Duiding is echter nooit eerder onderzocht en daarom is in dit onderzoek duiding
gedefinieerd als: de betekenis die journalisten aan de breaking news gebeurtenis geven en de
wijze waarop zij dit verklaren.
In dit onderzoek wordt duiding als sensitizing concept achterhaald via de volgende vragen:
- Welke verklaringen geven de journalisten om de gebeurtenis te interpreteren? (bijvoorbeeld: het
weer was niet goed, hij droeg geen helm, gehaat door een groepering).
- Welke betekenis geven journalisten aan de gebeurtenis? (bijvoorbeeld: aanslag op vrijheid).
Het is hierbij belangrijk op te merken dat alleen de duiding die journalisten geven gecodeerd kan
worden. Dit houdt in dat alleen de nieuwslezer, verslaggevers en correspondenten dit kunnen
doen.
Daarnaast wordt ook gekeken naar de naam die de gebeurtenis krijgt door de journalist.
Zoals uit paragraaf 2 blijkt, grijpen media de kans om een gebeurtenis een naam te geven
(Couldry, 2003). In dit geval is naming dan ook simpelweg: welke naam krijgt de gebeurtenis?
(zoals een aanslag of ongeluk)
Li (2007) vond in zijn onderzoek dat er acht frames te onderscheiden waren tijdens grote
breaking news uitzendingen. Frames zijn de aspecten van een onderscheiden werkelijkheid
geïdentificeerd door een verhaal dat deze aspecten duidelijker maakt in de verslaggeving. Het is
niet bekend of deze frames ook voorkomen op Nederlandse televisie en of zij bijdragen aan
betekenisverlening. In dit kwalitatieve gedeelte wordt daarom exploratief gekeken naar deze acht
50
frames die ook in het kwantitatieve codeboek staan om erachter te komen of deze frames
voorkomen. In het kwantitatieve gedeelte zullen deze dan verder gecodeerd worden.
Kwantitatieve inhoudsanalyse.
Algemene aanwijzing:
Het codeboek dient te allen tijde bij de hand te worden genomen tijdens het coderen. Alleen
verhalen die langer dan 30 seconden duren worden gecodeerd. Kijk eerst het hele verhaal en
codeer dan items 4 en 5. Kijk dan het verhaal nog eens en codeer dan items 6 en 7. Een tijdvak
kan meerdere verhalen bevatten. Turf daarom in ieder tijdvak het aantal items dat te vinden is. Dit
kan betekenen dat een crimineel frame in het eerste tijdvak 3 keer is geteld en dat er dus drie
streepjes gezet kunnen worden.
Noteer als eerste de tijd van het verhaal en uit welke uitzending het verhaal komt.
1. Uitzending Codeer hier om welke uitzending het gaat.
2. Lengte Codeer hier de lengte van de uitzending in minuten.
Een uitzending die twee uur en een kwartier duurt,
wordt dus gecodeerd als: 135 minuten.
3. Tijdvak De tijdvakken gaan per tien minuten. Wanneer er
tijdvak 0-9 staat, betekent dit dat van 0 minuten en 0
seconden tot 9 minuten en 59 seconden verhalen in dit
tijdvak moeten worden geplaatst. Kijk voor het tijdvak
dus voor het aantal minuten. Zodra er 10 minuten op de
klok staat, moet het verhaal in het tijdvak 10-19
worden gecodeerd. Wanneer een verhaal begint in het
tijdvak 0-9 maar eindigt in tijdvak 10-19, codeer het
dan in het tijdvak waarin het grootste gedeelte van het
verhaal verteld werd.
4. Verslaggevingsframe: Selecteer slechts
één categorie van framing volgens deze
handleiding per verhaal. Identificeer de
frame naar de focus van het verhaal, vaak
al te herkennen in de lead, de inleiding die
de journalist geeft.
a. Politiek: Nationale veiligheid, regeringsbeleid,
internationale betrekkingen. (Denk aan: diplomatie,
reacties van regeringen, Brussel, Europese Unie,
Marechaussee, leger, politieke achtergrond,
persconferenties met burgemeester).
b. Economie: Economische impact (Denk aan: Wat
gaat het de samenleving kosten, bedrijfsleven, beurzen,
51
crisis, wanneer kan bedrijf weer doorgaan).
c. Crimineel: Wie heeft het gedaan, strafrechtelijk
onderzoek, recherche. De focus in dit frame ligt op de
misdaad, op de schuldvraag. Hier kan ook
politieonderzoek in voorkomen: ‘Politie onderzoekt het
huis van de verdachte op sporen’.
d. Milieu: Gevaar voor het milieu, bedreiging voor
volksgezondheid (Denk aan: gifstoffen vrijgekomen,
virussen, ziekte door omgeving, luchtvervuiling,
opwarming aarde).
e. Veiligheid: Publieke en persoonlijke veiligheid,
overleving (Denk aan: adviezen voor mensen thuis, tips
voor veiligheid, wat doet de politie om veiligheid te
waarborgen, hoe worden mensen beschermd).
f. Human Interest: Menselijk welzijn, menselijke
gevoelens, familie en liefde (Emotie, de achtergrond
van mensen, maar ook van tijdschriften. Codeer deze
ook als het verhaal alleen over de achtergrond van
slachtoffers of daders gaat zoals: hoeveel Nederlanders
zijn er aan boord? en ‘Wat weten we van deze
jongen?’).
g. Religie: religieuze handelingen, Moslim, Christen,
Joods, etc. (Denk aan: Allah, God, IS, Al Qaida,
Vaticaan, Moskee, Synagoge, Orthodox).
h. Ramp: Schade en slachtoffers. (Denk aan: aantallen
slachtoffers, doden, gewonden, vernieling,
verwoesting, catastrofe, nabestaanden).
i. Ander, namelijk: Gebruik deze categorie alleen als
een verhaal in geen van bovenstaande categorieën valt.
5. ‘Content orientation’: Waar is het doel
van het verhaal? Selecteer één orientation
naar de focus van het verhaal. Welke
springt het meest naar voren.
1. Feit: wat gebeurt er, het beschrijven van de
gebeurtenis(sen), een herhaling van wat al bekend is,
een overzicht van de gebeurtenissen.
2. Gids: Georiënteerd op ‘jou’, wat moet jij doen
(bijvoorbeeld tips en alarmnummers die gebeld kunnen
52
worden)
3. Troost: meelevend, het publiek veilig en geborgen
laten voelen.
4. Analyse: Focust op analyse van gebeurtenissen, geen
feiten rapporteren, welke oorzaken heeft de
gebeurtenis, ook speculatie over toedracht.
5. Ander, namelijk: Codeer deze categorie alleen als
het verhaal in geen van bovenstaande categorieën past.
6. Agents: de actoren, instanties welke
worden vernoemd in de uitzending als
betrokkenen. Dit kan zijn als slachtoffer,
als dader, als verantwoordelijk orgaan. Als
dezelfde agent in het verhaal meer dan
eens wordt genoemd, codeer deze dan
slechts 1 keer. Er kunnen meerdere
categorieën gecodeerd worden. Een
categorie kan vaker gecodeerd worden als
in het verhaal twee verschillende agents
van dezelfde categorie voorkomen.
1. Een land (Zoals Australië, Nederland, Rusland, Irak,
Verenigde Staten (Amerika), Canada).
2. Een persoon (Een mens genoemd bij naam, bijnaam
of functie, zoals Piet, verdachte, officier van justitie,
reddingswerker, Premier, CEO).
3. Een instantie. (Een officiële organisatie, zoals de
overheid, gemeente, leger, hulpverlening).
4. Groepering. (Een bijeenschikking in een groep, zoals
een religieuze groepering, partij, fractie, sekte,
beweging (separatisten, hackerscollectief)).
5. Bedrijf (Een groep mensen die goederen
producenten of diensten verlenen om geld te verdienen,
zoals een luchtvaartmaatschappij, een schildersbedrijf,
firma, onderneming).
6. Ander, namelijk. (Agents die niet in bovenstaande
categorieën kunnen worden geplaatst).
7. Bronnen: Een naam, persoon of
organisatie die direct of indirect gequoot
wordt. Dit zijn de mensen die aan het
woord komen. Indirect betekent dat een
verslaggever herhaalt wat er is gezegd, of
dit op een scherm laat zien. Direct betekent
dat de persoon zelf aan het woord komt, en
dit kan voor de camera zijn of telefonisch.
Als dezelfde bron in een verhaal vaker
voorkomt, codeer deze dan slechts één
1. Expert (Persoon met expertise op het gebied van de
gebeurtenis).
2. Ooggetuigen (getuige van de gebeurtenis, inclusief
reddingswerkers, ‘ooggetuigen spreken van’. Ook
beelden die van ooggetuigen zijn).
3. Woordvoerders (van betrokken bedrijven, zoals
luchtvaartmaatschappijen, Rijksvoorlichtingsdienst,
van gemeenten, politiewoordvoerders, ministeries en
adviseurs).
4. Politici (Alle lagen van politici, dus van premier tot
53
keer. Er kunnen meerdere categorieën
gecodeerd worden. Een categorie kan
vaker gecodeerd worden wanneer er
verschillende bronnen van dezelfde
categorie voorkomen.
gemeentebestuurder (burgemeester), reacties van
politici).
5. Verwanten (familielid, nabestaande of vriend van
slachtoffers of dader).
6. Ander, namelijk: bronnen die niet in bovenstaande
categorieën vallen.
Codeboek kwalitatieve kwantitatieve analyse.
In dit gedeelte van het codeboek staan de concepten die uit de kwalitatieve analyse zijn gekomen.
Om dit te coderen hoeft er niet op verhalen worden gelet. De codeereenheid zijn de verklaringen
en de woorden die journalisten gebruiken om betekenis te geven. Zodra een journalist naar een
verklaring zoekt, kan dit gecodeerd worden. Een verklaring kan zijn een verklaring voor het
gebeurde in de zin van: wat is de oorzaak? Maar een verklaring kan ook zijn: hoe heeft het
kunnen gebeuren, wie heeft het gedaan en waarom. LET OP: Dit gedeelte mag alleen gecodeerd
worden wanneer een journalist een verklaring geeft. Verklaringen/duiding van niet-journalisten
mag niet meegenomen worden.
Codeer ook voor dit gedeelte het tijdvak waarin de journalist een verklaring geeft.
1. Zekerheid:
Hoe zeker is de journalist over de
beweringen/verklaringen die worden gegeven
tijdens de uitzending? Houdt de journalist nog
slagen om de arm, of is de informatie toch een
bevestiging van de verklaring en kan hij met
zekerheid de verklaring brengen? Codeer dit aan
de hand van de volgende drie categorieën
1. Onzeker: de journalist is niet zeker van
zijn/haar zaak. (Woorden als: onbevestigd,
onzeker, geen bewijs, geruchten, het zijn
ooggetuigen, onbetrouwbare bron, het is moeilijk
inschatten).
2. Vrij zeker: de journalist is redelijk zeker van
de zaak, maar houdt toch slagen om de arm.
(Woorden als: het is nog niet bevestigd, het lijkt
er wel op, kan haast niet anders dan, ze hebben
de mogelijkheid tot, geen bewijs nog, maar…, je
weet het nooit helemaal zeker, maar..).
3. Zeker: De journalist is zeker van de zaak.
(Woorden als: zeker, bewezen/bewijs, bevestigd,
54
we weten wel, we weten zeker).
Schuld bepalen:
De journalisten zijn bezig te bepalen wie de
schuld van de gebeurtenis heeft. Wie heeft het
gedaan, wie is verantwoordelijk. Dit kan op een
aantal manieren gebeuren. De eerste manier is
dat een schuldvraag opgeroepen wordt. Hoe heeft
het gebeurde kunnen gebeuren? De tweede
manier is dat de schuldvraag beantwoord wordt.
Wie heeft het precies gedaan?
Het beantwoorden van de schuldvraag kan weer
op twee manieren gebeuren. De eerste manier is
dat het vanuit twee perspectieven wordt gedaan.
De tweede manier is dat het vanuit één
perspectief wordt beantwoord. Dit is ook weer
onder te verdelen in drie deel categorieën.
Vraag oproepen. De journalist vraagt zich af
hoe het heeft kunnen gebeuren. (Voorbeelden
zijn: hoe kom je aan een wapen, hoe kwamen ze
door de beveiliging, hoe is dit mogelijk).
Vraag beantwoorden. De journalist is bezig met
het beantwoorden van de schuldvraag. Wie heeft
het nu precies gedaan? Dit is weer onder te
verdelen in deel categorieën.
- Vanuit twee perspectieven: codeer deze
categorie alleen als beide ‘kanten’ bij een
conflict aangehaald worden. (Zowel Oekraïne als
Rusland/Russische separatisten ontkennen.
Oekraïne beschuldigt de separatisten, maar zij
ontkennen).
- Vanuit één perspectief: Deze categorie kent
subcategorieën. Vanuit één perspectief betekent
dat alleen één kant van het verhaal belicht wordt.
(Oekraïne zegt dat de separatisten het vliegtuig
hebben neergeschoten). Codeer alleen de
onderstaande categorieën:
1. Bewijs verzamelen. De journalisten zijn bezig
met het verzamelen van bewijs. (Bijvoorbeeld: ze
hebben de wapens wel, het is in dat gebied
gebeurt, ze spraken slecht Frans en riepen Allah
Akhbar).
2. Schuld wegnemen. De journalist haalt de
schuld weg bij betrokken partijen, of herhaalt
verklaringen van partijen die hun onschuld
aandragen. (Oekraïne kan haast niet betrokken
55
zijn, Rusland geeft een verklaring waaruit blijkt
dat ze onschuldig zijn, Friso was met een gids en
misschien zei die wel dat het kon).
3. Argumenten ontkrachten. De journalist
brengt wel argumenten van een betrokken partij
die onschuld verklaart over, maar geeft direct aan
dat die argumenten waardeloos zijn.
(Bijvoorbeeld: Rusland geeft een ooggetuige, of
zogenaamde ooggetuige; ze liegen, ze hebben de
wapens wel).
Er zijn dus drie verschillende mogelijkheden
voor het coderen: Vraag oproepen, vraag
beantwoorden vanuit twee perspectieven en
vraag beantwoorden vanuit één perspectief. Deze
laatste categorie bestaat uit drie mogelijkheden.
Alleen die drie mogelijkheden mogen gecodeerd
worden wanneer het een vraag beantwoorden
vanuit twee perspectieven is.
Verband eerdere gebeurtenis Deze categorie kan gecodeerd worden wanneer
een journalist eerdere gebeurtenissen, of
soortgelijke gebeurtenissen aanhaalt. Dit zijn
gebeurtenissen als: er is in 2011 al eerder een
aanval op Charlie Hebdo geweest, er is deze
week al eerder een vliegtuig neergehaald, vorige
maand was er ook al een schietpartij, gebeurt dit
in het buitenland ook wel eens, er zijn eerder
bedreigingen geuit, we krijgen wel vaak
berichten van mensen.
Oorzaak bepalen.
De journalisten zijn bezig met het achterhalen
van de oorzaak. Wat is er precies gebeurd?
Hierin zijn een aantal factoren te onderscheiden.
Het gaat ook weer om verklaringen die
1. Trend: het gebeurde is al vaker, er zijn de
laatste tijd steeds meer gevallen bekend.
2. Externe factor: De gebeurtenis is
voorgevallen door iets waar de betrokkenen niets
aan konden doen, de slachtoffers treft geen
56
journalisten geven voor het gebeurde en hun
proces daar naartoe.
blaam, evenals eventuele bedrijven. Hieronder
vallen bomaanslagen, raketaanvallen, auto-
ongelukken, situationele factoren (mensen
worden steeds banger, dan gebeuren dit soort
dingen vaker).
3. Technische factoren: Lag het aan de
techniek? Was er iets mis met het vliegtuig?
Maar ook vragen als: wat voor vliegtuig is een
Boeing 777 eigenlijk?
4. Weersfactoren: Hoe was het weer in het
gebied waar het is gebeurd? Heeft het weer
invloed gehad op de gebeurtenis?
5. Omgevingsfactor: Hoe is het gebied waar het
gebeurd is? Is er bijvoorbeeld een aanleiding om
daar naartoe te gaan? Is het oorlog. Maar ook:
wat weet je over het gebouw?
6. Redenen waarom: Waarom is het gebeurd?
Dus niet de hoe, maar de waarom. Welke
aanleiding gaf het slachtoffer of welke
aanleiding/motieven had de dader.
6.1 Bij slachtoffer: Welke aanleiding gaf het
slachtoffer, welke redenen had het slachtoffer?
(Denk aan: waar staat Charlie Hebdo om
bekend? Hoe staat Malaysia Airlines bekend, wat
heeft het blad gepubliceerd). Wanneer dit het
geval is, codeer dan deze categorie.
- Bij dader: Welke beweegredenen had de dader,
welke aanleiding gaf hij of zij (of de groep)? Dit
is onder te verdelen in de volgende categorieën:
6.2 Identiteit dader: Identiteit is iets wat je aan
57
iemand kunt zien, hoe deze persoon eruit zag,
hoe oud deze persoon is. Maar ook: waar
komt deze persoon vandaan. Het zijn de
gemeentelijk geregistreerde kenmerken die
op je identiteitsbewijs staan. (Bijvoorbeeld:
het was een man, 19 uit de omgeving van
Den Haag).
6.3 Achtergrond dader: Achtergrond van de
dader zijn de kenmerken die je niet per se
hoeft te zien aan die persoon. (Bijvoorbeeld:
ouders zijn overleden, ideologische
achtergrond, geloofsovertuiging en mentale
gezondheid).
6.4 Motieven: Welke reden had de dader om te
doen wat hij deed. Welke mogelijkheden zijn
er waarom hij/hen deed/deden wat gedaan is?
(Er kan gesproken worden over gewoon
‘motieven’, maar ook over ‘is het een
ongeluk of is het opzet’, is het een vergissing,
een verwarring; de aanslag is gericht, tot in
de puntjes voorbereid, Er is een briefje
achtergelaten, wat stond daar in? Dus de
speculatie over de toedracht van de
gebeurtenis.)
Naming: Welke naam en/of label geeft de
journalist?
Turf hoe vaak labels/namen voorkomen. Deze
hoef je niet zelf te ontdekken, maar staan al in
het codeersheet. Belangrijk is om bij iedere
uitzending het juiste codeersheet kwalitatief erbij
te pakken.
Codesheet kwantitatief
1. Welk item?
(1) Alphen aan de Rijn
58
(2) Friso
(3) Koninginnedag
(4) Indringer NOS
(5) Charlie Hebdo
(6) MH17
2. Totale lengte item: _________
3. Tijdvak 0-9 10-19 20-29 30-39 40-49 50-59 60-69 70-79 80-89
4.
Verslaggeversframe
(a) Politiek
(b) Economie
(c) Crimineel
(d) Milieu
(e) Veiligheid
(f) Human interest
(g) Religie
(h) Ramp
(i), Anders,
namelijk
5. Content
Orientation
(1) Feit
(2) Gids
(3) Troost
(4) Analyse
(5) Anders,
namelijk
6. Agents
(1) Land
(2) Persoon
(3) Instantie
(4) Groepering
59
(5) Bedrijf
(6) Anders,
namelijk
7. Bronnen
(1) Expert
(2) Ooggetuigen
(3) Woordvoerders
(4) Politici
(5) Verwanten
(6) Anders,
namelijk
3. Tijdvak 90-
99
100-
109
110-
119
120-
129
130-
139
140-
149
150-
159
160-
169
170-
179
4.
Verslaggeversframe
(a) Politiek
(b) Economie
(c) Crimineel
(d) Milieu
(e) Veiligheid
(f) Human interest
(g) Religie
(h) Ramp
(i), Anders,
namelijk
5. Content
Orientation
(1) Feit
(2) Gids
(3) Troost
(4) Analyse
60
(5) Anders,
namelijk
6. Agents
(1) Land
(2) Persoon
(3) Instantie
(4) Groepering
(5) Bedrijf
(6) Anders,
namelijk
7. Bronnen
(1) Expert
(2) Ooggetuigen
(3) Woordvoerders
(4) Politici
(5) Verwanten
(6) Anders,
namelijk
Codeersheet kwalitatieve analyse
1. Welk item?
(1) Alphen aan de Rijn
(2) Friso
(3) Koninginnedag
(4) Indringer NOS
(5) Charlie Hebdo
(6) MH17
61
2. Tijdvak 0-9 10-19 20-29 30-39 40-49 50-59 60-69 70-79 80-89
3. Zekerheid
bepalen
(1) Onzeker
(2) Vrij zeker
(3) Zeker
4. Schuld bepalen
(1) Vraag
oproepen
(2) Vraag
beantwoorden:
vanuit twee
perspectieven.
(3) Vraag
beantwoorden:
vanuit 1
perspectief:
Bewijs
verzamelen
(4) Vraag
beantwoorden,
vanuit 1
perspectief:
Schuld
wegnemen
(5) Vraag
beantwoorden, 1
perspectief:
Argumenten
ontkrachten
5. Verband
eerdere
gebeurtenis
62
6. Oorzaak
bepalen
(1) Trend
(2) Externe factor
(3) Technische
factor
(4) Weersfactoren
(5)
Omgevingsfactor
(6) Redenen
waarom: bij
slachtoffer
(7) Redenen
waarom, bij dader:
Identiteit dader
(8) Redenen
waarom, bij dader,
Achtergrond
dader
(9) Redenen
waarom, bij dader:
Motieven
7. Naming: AadR
Aanslag
Schietpartij
Drama
Incident
Ongekende rampzalige omvang7. Naming Friso
Lawine ongeval
Ongeval
Lawine ongeluk
63
Ongeluk
Verschrikkelijk nieuws7. Naming KoninginnedagOpzet
Ongeluk
Vreselijk
Verschrikkelijk
Domper
7. Naming Indringer NOSCalamiteit
Incident
Geweldsincident
Gijzeling
Actie
7. Naming Charlie HebdoAanslag
Terroristische aanslag(walgelijke) TerreurdaadMoslim extremismeMoslim fundamentalismeLaffe aanslag
Aanval op de vrijheid van meningsuiting (en persvrijheid)Weerzinwekkende aanvalBedreiging voor vrijheidBarbaars
7. Naming MH17
Ramp
Vliegramp
64