Geen keuze

Wij hebben lief omdat God ons het eerst heeft liefgehad.

Als iemand zegt: ‘Ik heb God lief,’ maar hij haat zijn broeder of zuster,

is hij een leugenaar.

Want iemand kan onmogelijk God, die hij nooit gezien heeft, liefhebben

als hij de ander, die hij wel ziet, niet liefheeft.

We hebben dan ook dit gebod van hem gekregen: wie God liefheeft, moet ook de ander liefhebben.

God behoed mij voor geestelijk narcisme,

een soort van geloven dat heel verleidelijk is –

u en ik, ik en u, alleen. Een goed gevoel van binnen.

Mijn liefde voor u is één met de liefde voor de mens

om mij heen, mijn buur, mijn huisgenoot, mijn collega,

het kind op straat, de lastpak, de prettige, de zeurpiet,

de ik-heb-even-helemaal-geen-zin-in-jou mens.

Het blijkt dat ik niet u lief heb, maar een andere god,

wanneer ik mijn naaste niet zie en u meen wel te zien.

Wanneer mij uw liefde overkomt, dan overkomt

mij ook de ander. Pas wanneer ik dat doorgrond,

versta ik de woorden van uw Zoon over de liefde.

U laat mij geen keuze, er is geen liefde tussen ons,

dan wanneer ik de ander die u ook toebehoort,

zal liefhebben en in mijn hart sluiten, zoals u dat ook doet.